29 MEI 2015
C.13.0615.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.13.0615.N Ch. V., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187, bus 302, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen C. D., verweerder.
29 MEI 2015 I.
C.13.0615.N/2
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 11 juni 2013. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft op 17 november 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste middel Eerste onderdeel 1.
Krachtens het ten deze toepasselijke artikel 1278, eerste lid, Gerechtelijk
Wetboek heeft het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken ten aanzien van de persoon van de echtgenoten gevolg vanaf de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde is getreden. Ten aanzien van derden heeft het zijn gevolgen vanaf de dag van de overschrijving. Luidens artikel 28 Gerechtelijk Wetboek gaat iedere beslissing in kracht van gewijsde zodra zij niet meer voor verzet of hoger beroep vatbaar is, behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt en onverminderd de gevolgen van de buitengewone rechtsmiddelen. 2.
Uit de samenhang van voornoemde wetsbepalingen volgt dat het volstaat
dat de beslissing tot echtscheiding niet meer voor verzet of hoger beroep vatbaar
29 MEI 2015
C.13.0615.N/3
is opdat de echtscheiding ten aanzien van de persoon van de echtgenoten gevolgen heeft, ook al wordt het vonnis waarin deze beslissing is vervat op andere punten bestreden. Niet vereist is dat de beslissing daarenboven op regelmatige wijze in de registers van de burgerlijke stand is overgeschreven. Het onderdeel dat van het tegendeel uitgaat, faalt in zoverre naar recht. 3.
Uit hetgeen voorafgaat volgt eveneens dat, in zoverre het onderdeel opkomt
tegen de beslissing van de appelrechters dat de griffie het vonnis van de eerste rechter waarbij op hoofdvordering van de verweerder de echtscheiding op grond van artikel 229, § 3, Burgerlijk Wetboek werd uitgesproken, terecht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft overgemaakt en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand dit deel van het beschikkend gedeelte van het beroepen vonnis terecht in zijn registers heeft overgeschreven, dit, bij gebrek aan belang, niet ontvankelijk is. 4.
Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eiseres in
haar akte van hoger beroep niet opkwam tegen het gegrond verklaren door de eerste rechter van de hoofdeis van de verweerder tot het uitspreken van de echtscheiding op grond van artikel 229, § 3, Burgerlijk Wetboek. Aangezien het beroepen tussenvonnis op 14 december 2012 op initiatief van de verweerder werd betekend, konden de appelrechters wettig beslissen dat dit onderdeel van het beroepen vonnis op 15 januari 2013 in kracht van gewijsde is getreden en dat het huwelijk van partijen overeenkomstig het ten deze toepasselijke artikel 1278, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek sinds die datum in hun onderlinge verhouding is ontbonden. Het onderdeel kan in zoverre niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 5.
Artikel 17 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de rechtsvordering niet kan
worden toegelaten indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen. Artikel 18, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat het belang een reeds verkregen en dadelijk belang moet zijn.
29 MEI 2015
C.13.0615.N/4
Krachtens artikel 18, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek kan de rechtsvordering worden toegelaten indien zij, zelfs tot verkrijging van een verklaring van recht, is ingesteld om de schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen. Het belang wordt beoordeeld op het tijdstip van het instellen van de vordering. Het moet echter voorhanden blijven gedurende het gehele geding. Valt het belang in de loop van het geding weg, dan moet de rechter vaststellen dat de vordering zonder voorwerp is geworden. 6.
Artikel 229, § 1, Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de echtscheiding wordt
uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is. Het bewijs van de onherstelbare ontwrichting kan met alle wettelijke middelen worden geleverd. Artikel 229, § 2, bepaalt dat de onherstelbare ontwrichting bestaat wanneer de aanvraag gezamenlijk wordt gedaan door de twee echtgenoten na meer dan zes maand feitelijke scheiding of wanneer de aanvraag tot tweemaal toe werd gedaan overeenkomstig artikel 1255, § 1, Gerechtelijk Wetboek. Artikel 229, § 3, bepaalt dat de onherstelbare ontwrichting ook bestaat wanneer de aanvraag wordt gedaan door één enkele echtgenoot na meer dan één jaar feitelijke scheiding of wanneer de aanvraag tot tweemaal toe werd gedaan overeenkomstig artikel 1255, § 1, Gerechtelijk Wetboek. 7.
Aangezien het echtscheidingsrecht slechts een enkele echtscheidingsgrond
kent, namelijk de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk, en het uitspreken van de echtscheiding in beginsel geen weerslag heeft op de gevolgen ervan, wordt, van zodra de echtscheiding werd uitgesproken op vordering van een van de echtgenoten en deze beslissing in kracht van gewijsde is getreden, de vordering van de andere echtgenoot zonder voorwerp. 8.
Het onderdeel dat aanvoert dat, ook wanneer de echtscheiding reeds werd
uitgesproken op grond van artikel 229, § 3, Burgerlijk Wetboek en het huwelijk reeds werd ontbonden ingevolge een in kracht van gewijsde gegane beslissing, de rechter er niettemin toe gehouden is uitspraak te doen over de tegenvordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 1, Burgerlijk Wetboek, op voorwaarde dat deze vordering vóór de ontbinding werd ingesteld, steunt op een verkeerde rechtsopvatting en faalt derhalve naar recht.
29 MEI 2015
C.13.0615.N/5
Tweede middel Eerste onderdeel 9.
Krachtens artikel 1068 Gerechtelijk Wetboek maakt hoger beroep tegen een
eindvonnis of tegen een vonnis alvorens recht te doen het geschil zelf aanhangig bij de rechter in hoger beroep. Deze verwijst de zaak alleen dan naar de eerste rechter, indien hij, zelfs gedeeltelijk, een in het aangevochten vonnis bevolen onderzoeksmaatregel bevestigt. Deze regel houdt in dat door het hoger beroep in beginsel het volledig geschil met inbegrip van de punten van de vordering waarover nog niet werd geoordeeld, aan de eerste rechter wordt onttrokken en aanhangig wordt gemaakt bij de rechter in hoger beroep. De partij die hoger beroep aantekent, kan dit hoger beroep beperken, maar deze beperking kan enkel betrekking hebben op punten van de vordering waarover reeds werd geoordeeld door de eerste rechter. De punten van de vordering waarover nog niet werd geoordeeld worden krachtens het principe zelf van de verruimde devolutieve werking van het hoger beroep dat is vervat in artikel 1068 Gerechtelijk Wetboek, aanhangig gemaakt bij de rechter in hoger beroep. 10.
Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat:
- de eerste rechter bij tussenvonnis van 12 november 2012 heeft geoordeeld over de hoofd- en de tegeneis tot echtscheiding en voorts vaststelde dat de tegeneis tot betaling van een onderhoudsuitkering na echtscheiding niet in staat van wijzen was, waarbij in het vonnis akte werd verleend van een tussen de partijen overeengekomen conclusiekalender; - de eiseres tegen dit tussenvonnis hoger beroep heeft aangetekend. 11.
Door te beslissen dat de partijen het onderdeel van de tegenvordering van de
eiseres tot het verkrijgen van een onderhoudsuitkering na echtscheiding verder in staat moeten stellen voor de eerste rechter, schenden de appelrechters artikel 1068 Gerechtelijk Wetboek. Het middel is in zoverre gegrond.
C.13.0615.N/6
29 MEI 2015
Overige grieven 12.
De overige grieven kunnen niet tot ruimere cassatie leiden.
Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre dit het hoger beroep aangaande de oorspronkelijke tegenvordering van de eiseres tot het verkrijgen van een onderhoudsuitkering na echtscheiding onontvankelijk verklaart en oordeelt over de kosten. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Gent. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, en de raadsheren Alain Smetryns, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 29 mei 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
K. Vanden Bossche
K. Moens
B. Wylleman
A. Smetryns
B. Deconinck
E. Dirix