Het Effect van Sinaasappelgeur op Bevlogenheid
M. Hermans – 0056146 Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht 1e beoordelaar: Monique Smeets 2e beoordelaar: Evangelia Demerouti 18-01-2011
Inhoudsopgave Voorwoord……………………………………………
3
Abstract……………………………………………….
4
Inleiding………………………………………………
4
Methoden…………………………………………….
8
Resultaten……………………………………………
10
Discussie……………………………………………..
13
Referenties………………………………………….
16
Bijlage 1. Uitnodiging onderzoek………
18
Bijlage 2. Vragenlijsten ……………………..
19
Bijlage 3. Profile plots………………………..
29
2
Voorwoord Voor u ligt mijn Masterthesis, uitgevoerd in het kader van mijn Masteropleiding Klinische en Gezondheidspsychologie. Het onderwerp geur is binnen de psychologie nog weinig onderzocht. Ook bevlogenheid, een onderwerp uit de Arbeid- en Organisatiepsychologie, was grotendeels onbekend bij mij. De mogelijkheid om meer over deze onderwerpen te weten te komen middels het uitvoeren van dit onderzoek is voor mij daarom een leuke en leerzame ervaring geweest en ik heb dan ook met veel plezier aan dit onderzoek meegewerkt. Ik wil op deze plaats een dankwoord uitspreken aan Monique Smeets en Eva Demerouti voor hun begeleiding en hun hulp bij het tot stand komen van deze thesis. Ook wil ik de Politie Noord-Brabant bedanken voor de mogelijkheid het onderzoek bij hen uit te voeren, Sense Company voor het beschikbaar stellen van de geurdispensers en de afdeling TNO van de Universiteit Utrecht.
3
Abstract De laatste jaren is het onderzoek naar effecten van geur toegenomen. Van een aantal geuren zijn reeds effecten gevonden op stemming, stress en geheugen. Maar kan geur een positieve bijdrage leveren aan bevlogenheid op de werkplek? Om dit te onderzoeken zijn een lage en een hoge concentratie sinaasappelgeur aangeboden in een callcenter. Op deze manier is onderzocht welke concentratie geur een grotere invloed heeft op bevlogenheid. In een tweede callcenter is een waterdampconditie aangeboden. Deelnemers hebben een traitvragenlijst en eenmaal per week tijdens het onderzoek een statevragenlijst ingevuld om de concepten vermoeidheid, bevlogenheid en inrole zoals beschreven in het Job Demands en Resources model te meten. De verwachting was dat beide concentraties sinaasappelgeur een positieve invloed hebben op de gemeten constructen. Op de meeste constructen werd een klein, positief effect gevonden bij de lage geurconcentratie. De hoge geurconcentratie liet dit effect niet zien. Geen van de voorspellingen werd statistisch significant bevonden. Een kleine steekproef ligt waarschijnlijk ten grondslag aan het onvermogen om de nulhypothesen te verwerpen. Inleiding In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd duidelijk dat de gezondheid, de bevlogenheid op het werk en daarmee de productiviteit van werknemers negatief werd beïnvloed door slechte luchtkwaliteit, een lage hoeveelheid licht en een te hoge of te lage temperatuur in de werkruimte. Dit verschijnsel werd bekend onder de term Sick Building Syndrome. (SBS; Finnegan, Pickering & Burge, 1984; Kreiss, 1993) Sindsdien zijn de werkomstandigheden van werknemers een stuk verbeterd. Werkplekken zijn ruimer geworden, de luchtkwaliteit en temperatuur op de werkplek is met de komst van airconditioning sterk verbeterd en de hoeveelheid licht is door meer en grotere ramen in de werkruimte vergroot. Hoewel er binnen de literatuur vanuit wordt gegaan dat een vervelende geur bij kan dragen aan SBS is de laatste jaren gebleken dat verschillende geuren een positief effect kunnen hebben op de mens. Onderzoek heeft reeds aangetoond dat geur een positief effect kan hebben op stemming (Lehrner et al., 2000, 2005; Motomura et al., 2001), stress en angst (Lehrner et al., 2000, 2005) en geheugen (Moss et al., 2003). Waar de effecten van geur in een gecontroleerde laboratoriumsituatie bewezen zijn, ontbreekt onderzoek naar een gunstige invloed van geur op stemming en welzijn tijdens het werk. In dit verkennende onderzoek worden de positieve effecten van aangename geuren op bevlogenheid na te gaan. In dit onderzoek wordt de definitie van bevlogenheid zoals beschreven in het Job Demands en Resources model gebruikt. Dit model wordt hieronder toegelicht.
Job Demands en Resources Model Een model dat heeft geprobeerd om de verschillende facetten en determinanten van bevlogenheid in kaart te brengen is het Job Demands en Resources (JDR, Demerouti, Bakker, Nachreiner & Schaufeli, 2001) model. Het JDR-model gaat uit van twee algemene categorieën, job demands en job resources. Job demands zijn de fysieke, psychologische, sociale en organisatorische aspecten van werk die langdurige fysieke en/of psychologische inspanning vereisen en daarmee geassocieerd worden met fysieke of psychologische kosten. Deze job demands zijn niet per definitie negatief, maar wanneer een hoge inspanning is vereist om aan deze job demands te voldoen, kunnen zij over tijd veranderen in stressoren (Bakker & Demerouti, 2007). Job resources zijn daarentegen fysieke, psychologische, sociale of organisatorische aspecten van werk die: functioneel zijn in het behalen van werkdoelen,
4
-
job demands verminderen en zo de geassocieerde fysieke en psychologische kosten, persoonlijke groei en ontwikkeling stimuleren (Bakker & Demerouti, 2007).
Deze twee algemene categorieën van het JDR model interacteren met elkaar en spelen een rol in de ontwikkeling van werkgerelateerde stress en motivatie. Dit gebeurt via twee onderliggende psychologische processen. Aan de ene kant is er het gezondheidsbelemmerend proces: wanneer de werkzaamheden slecht zijn ontworpen of er chronisch hoge job demands aan het werk verbonden zijn leidt dit tot een uitputting van mentale en fysieke job resources. Dit leidt op zijn beurt tot het opraken van energie en gezondheidsproblemen. Werknemers proberen hiervoor te compenseren, waardoor de job demands nog hoger worden. Op den duur kan dit leiden tot meer en meer vermoeidheid en uiteindelijk een burn-out (Bakker, Demerouti & Verbeke, 2004). Aan de andere kant is er het motivationeel proces: job resources hebben een motiverende potentie die leidt tot een verbetering van werkbeleving, een verlaging van cynisme en uitstekende werkprestaties. Op deze manier werken job resources als een buffer tegen de job demands en is het mogelijk om werkbelasting te voorspellen (Bakker & Demerouti, 2007). Een van de belangrijkste constructen van het JDR model, dat ook vaak is onderzocht, is bevlogenheid (workengagement), een positieve werkgerelateerde gemoedstoestand die wordt gekarakteriseerd door drie onderliggende concepten (Bakker & Demerouti, 2008): Vitaliteit (vigour): een hoge vitaliteit voorziet een werknemer van hoge energieniveaus en mentale weerbaarheid tijdens het werken. Toewijding (dedication): hiermee wordt gedoeld op een sterke betrokkenheid bij het werk en het ervaren van een gevoel van enthousiasme en uitdaging. Absorptie (absorption): een staat van volledige concentratie en opgaan in het werk, waardoor de tijd snel voorbij gaat en men moeite heeft om zichzelf van het werk los te maken. Uit onderzoek is gebleken dat werknemers met een sterke bevlogenheid: eigen positieve feedback creëren, ook buiten het werk veel energie hebben, vermoeidheid na het werk zien als positief (doordat zij vermoeidheid koppelen aan hun werkprestaties), niet verslaafd zijn aan het werk (zoals workaholics), maar plezier hebben in hun werk. De bovenstaande positieve gevolgen van een sterke bevlogenheid leiden zo tot werknemers met veel energie en een hoge self-efficacy, een persoonlijke verwachting dat een taak wel (hoge self-efficacy) of niet (lage self-efficacy) kan worden volbracht (Bandura, 1997). Deze hoge self-efficacy en verhoogde energie zorgen er op hun beurt voor dat de dagelijkse doelen die aan een werknemer worden gesteld, de Inrole prestatie, makkelijker haalbaar zijn en kan er zelfs voor zorgen dat de Extrarole prestatie, dat wat een werknemer meer doet dan van hem of haar verwacht wordt, wordt verbeterd (Bakker & Demerouti, 2008). Voor een schematische weergave van het JDR model zie figuur 1. In de volgende paragraaf zal worden toegelicht hoe geur van positieve invloed kan zijn op bevlogenheid volgens het JDR model. In de context van SBS fungeert geur als job demand, in deze studie wordt het vermogen van geur als job resource te fungeren onderzocht.
5
Figuur 1: schematische weergave JDR model.
Job Demands
Vermoeidheid
Inrole
Job Resources
Bevlogenheid
Extrarole
Over reuk In de 19e eeuw werd een onderscheid gemaakt tussen de ‘lagere’ zintuigen (reuk, tastzin en smaak) en de ‘hogere’ zintuigen (zicht en gehoor). Dit onderscheid komt voort uit de verschillende functies die de zintuigen vervullen. Waar zicht en gehoor zeer belangrijk zijn bij vele menselijke activiteiten zoals ruimtelijke oriëntatie en communicatie, zijn de lagere zintuigen veel meer verbonden aan gevoel en emoties en minder aan gedachten en beslissingen. Köster (2003) onderscheidt vijf kenmerken van reuk. Die kenmerken die voor dit onderzoek van belang zijn worden hier besproken. Reuk is een ‘verborgen’ zintuig. Het waarnemen van een geur gebeurt veel meer onbewust dan bewust. Er zijn altijd geuren om ons heen die invloed kunnen hebben op onze stemming, de tijd die we doorbrengen op bepaalde plaatsen en hoe wij de mensen om ons heen ‘zien’, zelfs zonder dat wij ons bewust zijn van de aanwezigheid van de geur. De reuk verschilt hierin van andere zintuigen zoals het visuele zintuig en kan door onbewuste beïnvloeding een positief effect hebben op bevlogenheid, zonder af te leiden van de werkzaamheden. Reuk is daarnaast een ‘associatief’ en ‘emotioneel’ zintuig. Er zijn weinig aangeboren voorkeuren voor geur en het meeste van wat wij lekker vinden is ons waarschijnlijk aangeleerd. Ook worden geuren makkelijk gekoppeld aan emoties door associatie. Er is reeds aangetoond dat reukherinneringen emotioneler zijn dan visuele herinneringen. Deze koppelingen tussen geur en emotie vinden plaats zonder dat er een intentie hiertoe is en gebeurt vaak zonder dat men zich bewust is van de aanwezigheid van geur. De emoties opgewekt door een bepaalde geur kunnen dus sterk variëren van persoon tot persoon. Zo kunnen eerder gemaakte positieve associaties met een geur werknemers positief beïnvloeden. Tot slot heeft reuk een ‘speciaal geheugen’. Waar verbaal geheugen semantisch van aard is, is het geheugen voor geuren episodisch van aard. Zonder dat wij ons daar bewust van zijn, koppelen wij emotioneel betekenisvolle situaties aan de geuren die aanwezig zijn en nemen deze mee in een impliciete herinnering. Deze herinnering komt
6
(vaak onvrijwillig) weer naar boven wanneer de betreffende geur opnieuw wordt waargenomen. Geuren kunnen dus een invloed uitoefenen op onze stemming, emoties en herinneringen. In de volgende paragraaf worden de effecten van verschillende geuren toegelicht en wordt aangegeven op welke manieren geur kan worden aangeboden. Over geuren Een review van de literatuur over geur door Herz (2009) laat zien dat vooral geuren van natuurlijke oliën of de synthetische versies hiervan worden gebruikt, zoals lavendel, sinaasappel, pepermunt, rozemarijn en jasmijn. De effecten van deze geuren lopen uiteen. Lavendel- en rozemarijngeur bevorderen positieve stemming, prestatie op mentale rekentaken, verminderen stress en angst en verminderen het werkgeheugen en subjectieve alertheid. Sinaasappelgeur bevordert stemming, vermindert stress en angst en bevordert kalmheid en alertheid. Pepermunt bevordert fysieke prestaties, zoals bij push-ups en hardlopen. Naast een verschil in het effect van geuren is er ook een verschil in het aanbieden van de geur. Veruit de meeste onderzoeken bieden de geur aan bij hoge concentraties. Dit wil zeggen dat de geur duidelijk waarneembaar is in de onderzoeksruimte en hiermee zijn reeds een aantal effecten gevonden. Maar omdat de reukzin veelal onbewust werkt (zie boven) kan het zo zijn dat ook aanbieding onder de herkenningsdrempel een effect kan hebben. Men spreekt van de herkenningsdrempel wanneer de geur wel waarneembaar, maar niet goed te herkennen is. Men is zich bijvoorbeeld bewust van iets fris in de ruimte, zonder in staat te zijn de oorzaak van de frisheid waar te nemen. Een onderzoek dat dit punt kan illustreren is een onderzoek naar subliminale aanbieding van geur van Li et al.(2007). Proefpersonen werd gevraagd de aantrekkelijkheid (likeability) van neutrale gezichten te scoren, terwijl zij werden blootgesteld aan geuren onder de waarnemingsdrempel. Bij de waarnemingsdrempel kan een individu in vijftig procent van de gevallen een geur waarnemen, maar in vijftig procent van de gevallen niet. De aangeboden geuren waren prettig, neutraal of onprettig. De geur beïnvloedde de subjectieve score van de deelnemers significant, maar alleen wanneer de deelnemers zich niet bewust waren van de aanwezige geur. Het lijkt er dus op dat het aanbieden van een geur die niet wordt opgemerkt een groot effect kan hebben en dat het bewust waarnemen van een geur het effect hiervan kan verminderen of zelfs teniet kan doen. Het huidige onderzoek Zoals uit het bovenstaande blijkt hebben verschillende geuren verschillende effecten op het gedrag en kunnen zij zowel bewust als onbewust het gedrag beïnvloeden. In dit onderzoek is ervoor gekozen om sinaasappelgeur te gebruiken vanwege de stressreducerende werking (Smeets et al., 2010; Toet et al., 2006), de verbetering in stemming en de verhoging van de alertheid van deze geur. Deze effecten zijn reeds gevonden bij een tweetal onderzoeken van Lehrner et al. (2000, 2005) waar geur in de wachtkamer van een tandartspraktijk werd aangeboden. Daarnaast is ervoor gekozen om de geur zowel duidelijk waarneembaar als net boven de herkenningsdrempel aan te bieden. Zo kan worden onderzocht welke concentratie meer invloed heeft op bevlogenheid. Het belangrijkste verschil is dat een hoge concentratie bewust wordt waargenomen. De waarnemer kan zo de geur beoordelen. Wanneer de geur als prettig wordt beoordeeld kan dit een mediërende rol spelen bij de effecten op bevlogenheid (Herz, 2009). Bij een lage concentratie is de geur niet of nauwelijks bewust waar te nemen. Eventuele invloeden op bevlogenheid vinden dan onbewust plaats, ongefaciliteerd of ongehinderd door expliciete oordelen over de geur. Dit onderzoek probeert antwoord te geven op de vraag of sinaasappelgeur een positieve invloed kan uitoefenen op bevlogenheid en daarmee de inrole en extrarole prestatie. Daarnaast probeert dit onderzoek een antwoord te geven op de vraag welke concentratie geur een groter effect heeft, een hoge of een lage concentratie.
7
De ontspannende eigenschappen van sinaasappelgeur kunnen de stress die wordt veroorzaakt door job demands verminderen. Verwacht wordt dat dit de bevlogenheid zal bevorderen. Daarnaast kan de revitaliserende werking van sinaasappelgeur een positief effect hebben op de mate van vermoeidheid van een werknemer, zodat ook op deze manier de nadelen van job demands kunnen worden tegengegaan. Er wordt verwacht dat vermoeidheid zal verminderen door de invloed van sinaasappelgeur. Deze twee effecten zullen een positieve invloed hebben op de inrole prestatie. Werknemers zullen meer energie hebben en een meer sterkere bevlogenheid en zullen zo beter kunnen voldoen aan de eisen die een werkdag aan hen stelt. Er wordt verwacht dat de inrole prestatie omhoog zal gaan. Omdat in voorgaande geurstudies geen verschillende concentraties geur met elkaar zijn vergeleken, is het moeilijk om een uitspraak te doen over welke concentratie geur het grootste effect zal hebben. Er wordt echter wel verwacht dat beide concentraties sinaasappelgeur de in de hypotheses aangegeven effecten teweeg zullen brengen. De verwachting is hierbij dat een aanbieding rond de herkenningsdrempel van de geur een groter effect zal hebben dan een hoge, duidelijk waarneembare concentratie. De hypotheses van dit onderzoek zijn: Door blootstelling aan sinaasappelgeur zal de mate van werkbeleving bij werknemers stijgen. Door blootstelling aan sinaasappelgeur zal de mate van vermoeidheid van werknemers afnemen. Door blootstelling aan sinaasappelgeur zal de inrole prestatie van werknemers stijgen. Beide concentraties sinaasappelgeur zullen de hierboven veronderstelde effecten veroorzaken, maar deze effecten zullen sterker zijn bij de lage concentratie. Door het verkennende karakter van dit onderzoek is er voor gekozen om niet alleen de constructen uit de hypothesen te meten en te analyseren, maar ook een aantal andere constructen uit het JDR-model te testen bij wijze van exploratie. Om deze reden zijn naast de constructen uit de hypothesen ook maten voor burn-out (cynisme en uitputting) en affect (enthousiasme, vermoeidheid, nervositeit en ontspanning) meegenomen. Het onderzoek is uitgevoerd bij de werknemers van de lokale meldkamer en het landelijk 112-meldcentrum van de politie. Beide callcenters verwerken de telefonische hulpoproepen van burgers. Het landelijk 112-meldcentrum is gekozen als experimentele conditie en de lokale meldkamer als de controle conditie. Er is gekozen voor callcenters omdat de werknemers in een afgesloten ruimte werken, wat de blootstelling aan de geur tijdens het werk garandeert. De gesloten ruimte maakt het tevens mogelijk om de geurconcentratie zo stabiel mogelijk te houden. Methoden Participanten Voor deze studie zijn 28 participanten, waarvan 8 mannen, geworven in de callcenters van de lokale meldkamer en het landelijk 112-meldcentrum van de politie. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 46,64 jaar (SD = 10,14 jaar). Participanten zijn niet willekeurig toegewezen aan de experimentele en controleconditie, maar zijn ingedeeld naar hun vaste werkplek. In de experimentele conditie bevonden zich 15 participanten met een gemiddelde leeftijd van 50,20 jaar (SD = 7,55), in de controleconditie bevonden zich 13 participanten met een gemiddelde leeftijd van 42,54 jaar (SD = 11,44). Voor een volledig overzicht van de demografische gegevens zie tabel 1. De participanten beantwoorden tijdens hun werk de lokale noodoproepen van de politie en de landelijke noodoproepen voor politie, brandweer en ambulance. Na aankondiging van het onderzoek via de nieuwsbrief van het bedrijf heeft een onderzoeker elke werknemer persoonlijk benaderd om uitleg te geven over het onderzoek en de gang van zaken tijdens het onderzoek. Na deze uitleg werd gevraagd of de werknemer bereid was deel te nemen aan het onderzoek. Wanneer de werknemer
8
aangaf deel te willen nemen kreeg de deelnemer de eerste vragenlijst (de traitvragenlijst, zie onder) overhandigd. Voor de aankondiging van het onderzoek zie bijlage 1. Tabel 1: Gemiddelde demografische gegevens experimentele en controle conditie.
Experimentele conditie (sd)
Controle conditie (sd)
Leeftijd
50,20 (7,55)
42,54 (11,44)
Contracturen
28,13 (5,63)
33,54 (6,01)
7,28 (5,57)
9,19 (9,75)
Dienstjaren
Na inventarisatie van de data bleek echter dat veel participanten vragenlijsten hadden ingevuld, met name in de controle conditie (n = 10). bleven er slechts drie participanten over in de controle conditie. Om deze besloten om alleen de data van de experimentele conditie mee te nemen in de van dit onderzoek (N = 9, M = 52,78 jaar, SD = 4,82).
niet alle Hierdoor reden is analyses
Onderzoeksinstrumenten Gedurende het onderzoek zijn twee vragenlijsten afgenomen bij de deelnemers, de traiten de statevragenlijst. Met trait wordt de algemene houding ten opzichte van werk bedoeld, stabiel over tijd. Met state wordt een momentopname bedoeld, de houding ten opzichte van werk op één moment. De traitvragenlijst betond uit 50 items. Werkbeleving werd gemeten met de Utrecht Work Engagement Scale (UWES-9; Schaufeli et al., 2002) die bestaat uit 9 items, verdeeld over de subschalen Vitaliteit (3 items, Cronbach’s α = .81), Toewijding (3 items, Cronbach’s α = .91) en Absorptie (3 items, Cronbach’s α = .73). Uitputting (5 items, Cronbach’s α = .87) en Cynisme (4 items, Cronbach’s α = .79) werden gemeten met de Maslach Burnout Inventory-General Survey (MBI-GS). Met de Job Affect Work Scale (JAWS; Schaufeli & van Rhenen, 2006) werden de constructen Ontspanning (3 items, Cronbach’s α = .80), Nervositeit (3 items, Cronbach’s α = .74), Vermoeidheid (3 items, Cronbach’s α = .79) en Enthousiasme (3 items, Cronbach’s α = .74) gemeten. Daarnaast werden de constructen Inrole (3 items; Goodman & Svyantek, 1999), Extrarole (3 items; Goodman & Svyantek, 1999), demografische gegevens (10 items) en een aantal controle variabelen gemeten zoals werkdruk en specifieke stressoren. De statevragenlijst bevatte dezelfde 40 items als de traitvragenlijst minus de 10 items demografische gegevens. Zie Bijlage 2 voor de beide vragenlijsten.
Onderzoeksdesign Voor deze quasi-experimentele studie is een 2 x 3 design gebruikt. Participanten in twee verschillende condities (experimenteel en controle) werden blootgesteld aan drie geurcondities (waterdamp, lage concentratie en hoge concentratie) of aan driemaal een waterdampconditie. Dit is schematisch weergegeven in Tabel 2. Tabel 2. Design.
Geur week 1
Geur week 2
Geur week 3
Experimentele conditie
Waterdamp
Lage conc. geur
Hoge conc. geur
Controle conditie
Waterdamp
Waterdamp
Waterdamp
9
Geur en Dispenser In de callcenters zijn per callcenter twee geurdispensers geplaatst. Deze geurdispensers kunnen worden ingesteld met een aan- en een uittijd. Gedurende de aantijd geeft de dispenser een sinaasappelgeur af. Tijdens de uittijd staat de geurdispenser op non-actief. Door de lengte van de aan- en uittijd te variëren is het mogelijk om de hoeveelheid geur die de dispenser afgeeft en de tijdsintervallen tussen het vrijkomen van de geur te reguleren. Op deze manier kan de concentratie geur die in de ruimte aanwezig is gemanipuleerd worden. De geurdispensers zijn beschikbaar gesteld door Sense Company Tilburg (www.sense-company.nl). In het eerste callcenter (de experimentele conditie) hebben de geurdispensers in de eerste week van het onderzoek waterdamp afgegeven, in de tweede week een lage concentratie sinaasappelgeur en in de derde week een hoge concentratie sinaasappelgeur. In het tweede callcenter (de controleconditie) is door de geurdispensers gedurende drie weken waterdamp verspreid. De gebruikte concentratie sinaasappelgeur lag bij de lage conditie net boven de herkenningsgrens. De hoge concentratie sinaasappelgeur was duidelijk waar te nemen, maar niet dusdanig sterk dat participanten hiervan hinder ondervonden. Om de juiste concentraties sinaasappelgeur te bepalen zijn voorafgaand aan het onderzoek twee pilotstudies uitgevoerd. Bij deze pilotstudies werd een geurdispenser in een ruimte geplaatst en werden participanten geworven om een korte vragenlijst in te vullen. Op deze lijst werd deelnemers gevraagd of zij de geur bemerkten en gaven zij aan hoe intens en hoe aangenaam deze was op een 9-punts schaal. Door de geurconcentratie te variëren werd duidelijk bij welke concentratie de geur niet opvallend aanwezig was, maar wel werd opgemerkt wanneer deelnemers werden gewezen op de aanwezigheid van de geur. Op deze manier werd de lage concentratie geur vastgesteld. De hoge concentratie werd vastgesteld als die concentratie waarbij de geur duidelijk waarneembaar was, maar niet zo sterk dat deze als vervelend werd ervaren door de deelnemers. Procedure: Participanten vulden in totaal vier vragenlijsten in. Aan het begin van het onderzoek werd eenmalig de trait-vragenlijst ingevuld. Daarnaast werd in elke week van het onderzoek een state-vragenlijst ingevuld door de participanten. De state-vragenlijsten zijn verspreid via de postvakken van de werknemers en werden eenmaal per week ingevuld. Dit werd gedaan aan het einde van de werkweek en aan het einde van de werkdag, om de blootstelling aan de geurcondities te maximaliseren. Om beïnvloeding van de participanten te voorkomen, met name in de lage geurconditie, zijn de participanten niet op de hoogte gesteld van de ware functie van de geurdispensers tot na het onderzoek. De functie van de geurdispensers is omschreven als ‘klimaatcontrole’. Na afloop van het onderzoek hebben de participanten in de experimentele conditie een geurvragenlijst ingevuld waarmee de ervaren intensiteit en aangenaamheid van de sinaasappelgeur is gemeten. Om participanten te motiveren alle vragenlijsten in te vullen is er onder diegenen die alle lijsten in hebben gevuld vier keer 25 euro verloot. Resultaten De ruwe data is geanalyseerd met een repeated measures ANOVA met geur als factor. Deze factor heeft drie niveaus: geen geur, lage geurconcentratie en hoge geurconcentratie. Op het merendeel van de gemeten constructen werd bij de lage concentratie geur een positief effect gemeten. Uit de figuren (zie onder en bijlage 3.) bleek dat deze concepten ook de verwachte richting van effect laten zien. Bij geen van de gemeten constructen werd een significant resultaat gevonden, wel werd een trend gevonden bij Vermoeidheid en Extrarole (zie tabel 3.). Controle door middel van covariantieanalyse voor ervaren werkdruk, autonomie, scores op de trait-vragenlijst en het uitvoeren van verschilanalyses bracht geen verandering in dit beeld.
10
De geobserveerde power in Tabel 3 is de waarschijnlijkheid dat een effect gevonden wordt in deze test, ervan uitgaand dat dit effect daadwerkelijk bestaat. De Partial η² is een maat voor de grootte van het experimentele effect. Uit de tabel is af te leiden dat de statistische power van de uitgevoerde analyses erg laag is (gewenst is een waarde van .80 of hoger). Daarnaast bleek dat de meeste geanalyseerde concepten een zelfde richting lieten zien. Met uitzondering van Cynisme, Enthousiasme en Ontspanning laat de lage geurconcentratie een positief effect zien op alle onderzochte constructen. Dit effect wordt niet waargenomen bij de hoge concentratie sinaasappelgeur. De gemeten waarden liggen hier veelal rond die van de nulmeting. De plots van de constructen behorend bij de hypothesen zijn hieronder weergegeven, voor de overige plots zie bijlage 3. Tabel 3. Resultaten repeated measures ANOVA
F
P (α = .05)
Partial η²
Observed Power
Bevlogenheid
1,110
,381
,241
,175
Vitaliteit
1,953
,212
,358
,279
Absorptie
,162
,854
,044
,067
Toewijding
,370
,704
,096
,089
1,000
,415
,222
,162
,730
,515
,172
,130
Inrole
1,558
,276
,308
,230
Extrarole
3,742
,078
,517
,489
,144
,869
,046
,064
Ontspanning
2,864
,123
,450
,390
Vermoeidheid
3,894
,096
,609
,436
,531
,618
,175
,099
Uitputting Cynisme
Enthousiasme
Nervositeit Figuur 1. Profile plot Bevlogenheid 4,25
4
3,75
3,5
3,25 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
11
Hoewel de analyse van Bevlogenheid geen significant resultaat heeft geleverd (p = ,381), laat figuur 1 zien dat bij de lage concentratie geur werkbeleving zoals verwacht omhoog gaat. De hoge concentratie geur laat dit effect niet zien en ligt zelfs lager dan de waarde van de placeboconditie.
Figuur 2. Profile plot Inrole 5,25
5,00
4,75
4,50
4,25 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc. Geur
Ook de analyse van Inrole geeft geen significant resultaat (p = ,276). Wel laat figuur 2 de verwachte stijging zien bij de lage geurconcentratie. Ook hier ligt de waarde van de hoge geurconcentratie lager dan de placeboconditie.
Figuur 3. Profile plot Vermoeidheid 2,25
2
1,75
1,5
1,25 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Ook vermoeidheid daalt zoals verwacht in de lage concentratie (zie figuur 3.), en ook hier is dit effect niet gevonden bij de hoge concentratie geur. De analyse van dit construct
12
geeft ook geen significant resultaat (p = ,096), hoewel vermoeidheid zoals gezegd een van de twee constructen is waar een statistische trend wordt gevonden. Om de data in de figuren goed te kunnen beoordelen worden in Tabel 4 de gemiddelde waarden en standaarddeviaties van de drie bovenstaande figuren per geurconcentratie weergegeven. Tabel 4. M en (SD) per geurconditie voor Werkplezier, In-role en Vermoeidheid
Werkplezier
Geen geur (sd)
Lage geurconcentratie
Hoge geurconcentratie
3,76 (1,10)
3,85 (1,04)
3,67 (0,91)
Inrole
4,66 (0,66)
4,83 (0,90)
4,61 (0,89)
Vermoeidheid
2,00 (0,92)
1,57 (0,53)
2,00 (0,88)
Na afloop van het onderzoek is een korte geurvragenlijst afgenomen. Participanten werd gevraagd of de geur hen was opgevallen en hoe intens en aangenaam zij de geur vonden op een 9-puntsschaal. Voor de resultaten zie tabel 5. Tabel 5. Gemiddelde resultaten geurvragenlijst
Lage concentratie (sd)
Hoge concentratie (sd)
Intensiteit van de geur
4,25 (3.59)
4,75 (2.87)
Aangenaamheid van de geur
3,25 (1.26)
4,25 (2.06)
Uit de gemiddelden van tabel 5 is op te maken dat de geurconcentraties zowel op intensiteit als op aangenaamheid dicht bij elkaar liggen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de werkplek ten opzichte van de geurdispensers een rol lijkt te spelen. Wanneer een participant dicht bij de geurdispensers werkte, werd een duidelijk verschil tussen de lage en hoge geurconcentratie gerapporteerd, zowel voor de intensiteit als de aangenaamheid van de geur. Wanneer een participant verder van de dispensers af werkte, werd in veel gevallen de geur in beide condities niet waargenomen. Het lijkt zo te zijn dat de plaats van de werkplek ten opzichte van de dispenser het beeld van de intensiteit en de aangenaamheid van de geur vertekent. Deelnemers die op de geurvragenlijst aangaven de geur niet waargenomen te hebben zijn daarom niet meegenomen in de berekening van de aangenaamheid en intensiteit van de geur. Naast intensiteit en aangenaamheid van de geur is ook gemeten in hoeverre de participanten last ondervonden van de geurdispensers (M = 3,78, sd = 3,23). Ook dit is gemeten met een 9-puntsschaal. Hoewel de overlast van de dispensers gemiddeld niet als zeer storend werd ervaren, moet hierbij wel worden opgemerkt dat hoe intenser de geur werd ervaren, hoe meer last werd ondervonden van de geurdispenser. Discussie In dit onderzoek is geprobeerd om het effect van sinaasappelgeur op bevlogenheid te onderzoeken. Omdat het effect van geur op werkbeleving tot nu toe zeer weinig is onderzocht is ervoor gekozen om naast de constructen uit de hypotheses ook maten voor burn-out en affect mee te nemen in dit onderzoek. Uit eerder onderzoek is reeds gebleken dat sinaasappelgeur specifieke effecten op het gedrag van de mens kan hebben en er werd daarom verwacht dat sinaasappelgeur een positief effect zal hebben op bevlogenheid, vermoeidheid en inrole. Zoals uit de resultatensectie is op te maken laat sinaasappelgeur op de meerderheid van de gemeten constructen een klein effect zien in de verwachte, positieve richting. Dit effect deed zich hoofdzakelijk voor bij de lage geurconcentratie. Sinaasappelgeur had op geen van de gemeten constructen een significante invloed. Ook is er geen significant verschil gevonden tussen de hoge en de
13
lage concentratie sinaasappelgeur. Geen van de hypotheses van dit onderzoek kan daarom worden aangenomen. Wel laten de figuren zien dat de constructen werkbeleving en inrole zoals verwacht stijgen onder invloed van de lage concentratie sinaasappelgeur. Dit effect werd niet gevonden bij de hoge concentratie sinaasappelgeur. Ook vermoeidheid laat de verwachte daling zien bij de lage concentratie geur en ook hier is dit effect niet waargenomen bij de hoge geurconcentratie. De data laat echter wel een eenduidig beeld zien. Met uitzondering van de concepten Cynisme, Enthousiasme en Ontspanning laat de lage geurconcentratie een positief effect zien op alle onderzochte constructen. Dit positieve effect wordt niet waargenomen bij de hoge concentratie sinaasappelgeur, waar de waarden rond die van de nulmeting lagen. Dit zou erop kunnen wijzen dat een lage geurconcentratie wel een (positieve) invloed heeft op veel aspecten van werkbeleving, maar dat het effect erg klein is. Het niet vinden van een significant effect terwijl er wel een trend in de verwachte richting wordt geobserveerd, kan een aantal oorzaken hebben. Ten eerste is de onderzoekspopulatie van dit onderzoek klein. Zoals aangegeven in de methodesectie zijn er uiteindelijk slechts 9 participanten meegenomen in de data-analyse, terwijl er 28 participanten ten minste één vragenlijst hebben ingevuld. Deze kleine onderzoekspopulatie heeft gevolgen voor de statistische power van de analyses. Verwacht wordt dat het in dit onderzoek gaat om kleine effecten van sinaasappelgeur. Om significante resultaten te verkrijgen met een power boven de gewenste .80 zijn grote steekproeven nodig. Het is zelfs zo dat bij een power lager dan .50 de kans groter is om niet-significante resultaten te vinden, zelfs wanneer een effect zich op populatieniveau wel voordoet. Gezien de resultaten van dit onderzoek lijkt dit ook het geval te zijn. Er kunnen twee factoren ten grondslag liggen aan de lage respons in dit onderzoek. In de eerste plaats zijn de statevragenlijsten verspreid via de postvakken van de medewerkers. Tijdens het onderzoek bleek echter dat deze postvakken zeer weinig en erg onregelmatig werden gecontroleerd door de medewerkers. Regelmatige herinnering aan de vragenlijsten bracht hier geen verandering in. De tweede complicerende factor kwam tijdens het werven van participanten naar voren. De werknemers van de callcenters bleken in de afgelopen tijd reeds aan een aantal onderzoeken mee te hebben gewerkt, waardoor de animo voor deze studie kan zijn afgenomen. Van diegenen die wel toe hebben gezegd om mee te werken kan de hoeveelheid onderzoeken in korte tijd een negatieve invloed hebben gehad op deze initiële bereidheid, wat gaandeweg het onderzoek tot een grote uitval kan hebben geleid. Een tweede oorzaak van het niet vinden van een resultaat kan de geurconcentratie zelf zijn. De geurconcentratie in de ruimte kan gedurende de dag sterk kan fluctueren door airconditioning van de ruimte en doordat de deuren van de ruimte regelmatig geopend werden voor pauzes van de werknemers. Daarnaast zijn de callcenters 24 uur per dag actief. Dit bemoeilijkt het pilot-testen van de geur op locatie. Doordat participanten blind moesten blijven voor de functie van de geurdispensers was de enige mogelijkheid om met een zeer lage concentratie geur te beginnen en deze langzaam te verhogen. Dit verhogen van de geurconcentratie werd ook bemoeilijkt doordat de callcenters 24 uur per dag actief waren. Het was hierdoor niet mogelijk om per dag veel aan de afstelling van de dispensers te veranderen, omdat de participanten zo de ware functie van de geurdispensers zouden kunnen achterhalen. Het is hierdoor mogelijk dat er een te zwakke of te sterke geur is verspreid tijdens het onderzoek. Aan het einde van het onderzoek is een geurvragenlijst afgenomen bij de deelnemers, maar de resultaten hiervan zijn niet eenduidig. Uit de geurvragenlijst blijkt dat de waargenomen concentraties niet ver uit elkaar liggen. Dit lijkt echter wel gerelateerd te zijn aan hoe dicht men bij de dispenser heeft gezeten. Sommige participanten geven een duidelijk verschil aan tussen de beide concentraties, terwijl anderen aangeven in geen van de condities een geur waar te hebben genomen. Het lijkt er daarom op dat de geur niet evenredig over de ruimte verdeeld was. Dit kan er toe leiden dat een aantal participanten bij beide geurcondities te ver van de dispensers af
14
hebben gezeten en zo aan een te lage (niet effectieve) concentratie geur zijn blootgesteld. Ook kan het tegenovergestelde plaats hebben gevonden. Een aantal participanten kan te dicht bij de geurdispensers hebben gezeten en zo aan een te hoge concentratie geur zijn blootgesteld. Hierdoor kan de sinaasappelgeur zo sterk zijn geweest dat deze als vervelend is ervaren en zo een negatief effect heeft gehad op de werkbeleving. Het is hierdoor niet duidelijk of de beoogde concentraties wel zijn gehaald of, als deze wel zijn gehaald, het effect hiervan niet is verminderd door de bovengenoemde factoren. Uit de geurvragenlijst is ook gebleken dat een aantal participanten last hebben gehad van het geluid dat werd voortgebracht door de geurdispensers. Dit geluid werd alleen voortgebracht wanneer de dispenser aan stond en zal dus een grotere last hebben veroorzaakt tijdens de hoge concentratie sinaasappelgeur. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen geven voor het niet vinden van een effect bij de hoge concentratie. Ook bleek uit de geurvragenlijsten dat hoe intenser de geur werd gevonden, hoe meer overlast van de dispenser werd gerapporteerd. Dit betekent dat wanneer men dichtbij de dispenser werkt er weliswaar meer blootstelling aan de geur is, maar dit effect teniet kan worden gedaan door het geluid van de dispenser. Wanneer men echter verder van de dispenser af zit, wordt men niet gehinderd door het geluid van de dispenser, maar is het effect van de geur veel minder groot. Om de bovengenoemde tekortkomingen van deze studie in de toekomst te kunnen vermijden is het belangrijk dat er toegang is tot een grotere steekproef. Ook is het aan te raden om onderzoek te doen in een bedrijf dat een deel van de dag is gesloten. Op deze manier kunnen de onderzoekers na sluitingstijd de juiste afstelling van de dispensers op de locatie zelf bepalen, zonder dat de functie van de dispensers wordt verraden aan de participanten. Ook kan er zo een grotere controle worden verkregen op de geurconcentratie. Elke dag kan de concentratie zoveel worden aangepast als nodig is om de concentratie op het juiste niveau te krijgen en te houden. Het aanbieden van de geur verdient de nodige aandacht. Vanwege de last die werd ondervonden van het geluid van de dispensers lijkt het raadzaam het geluid te dempen. Het is ook moeilijk gebleken de geur evenredig over de ruimte te verspreiden, dit kan bereikt worden door meer dispensers in de ruimte te plaatsen of de geur via de airconditioning aan te bieden. Gebleken is dat de postvakken niet regelmatig werden gecontroleerd door de werknemers, waardoor er minder werknemers hebben deelgenomen aan het onderzoek dan beoogd. Om dit te voorkomen zou digitale afname van de vragenlijsten een goede keuze zijn. Door digitale afname is het zeker dat alle participanten worden bereikt en zal de uitval tijdens het onderzoek waarschijnlijk lager zijn. De resultaten van dit onderzoek suggereren dat een lage concentratie sinaasappelgeur op de werkplek een positief effect heeft op een aantal constructen van het JD-R model. Deze resultaten sluiten aan bij de resultaten van Lehrner et al.(2000;2005), hoewel geen van de resultaten significant is bevonden. Met toegang tot een voldoende grote steekproef zou ondersteuning gevonden kunnen worden voor de uitspraak dat sinaasappelgeur kan bijdragen aan het verminderen van vermoeidheid, het verbeteren van de bevlogenheid en het vergemakkelijken van het halen van de werkeisen. Doordat sinaasappelgeur op meerdere aspecten van bevlogenheid een invloed heeft zou het toevoegen van een geur op de werkplek een positief effect kunnen hebben op de prestaties en de tevredenheid van werknemers.
15
Referenties: Bakker, B. & Demerouti, E. (2007). The Job Demands-Resources model: state of the art. Journal of Managerial Psychology, 22, pp. 309-328, Emerald Group Publishing Limited. Bakker, B. & Demerouti, E. (2008). Towards a model of workengagement. Career Development International, 13, 209-223, Emerald Group Publishing Limited. Bakker, B., Demerouti, E. & Verbeke, W. (2004). Using the Job DemandsResources model to predict burnout and performance. Human Management, 43, 83–104.
Resource
Demerouti, E., Bakker, A. B., Nachreiner, F. & Schaufeli, W. B. (2001). The Job Demands-Resources Model of Burnout. Journal of Applied Psychology, 86, 499-512. Finnigan, M.J., Pickering, C.A., Burge, P.S. (1984). The sick building syndrome: prevalence studies. British Medical Journal, 289, 1573-1575. Goodman, S. A. & Svyantek, D. J. (1999). Person–Organization Fit and Contextual Performance: Do Shared Values Matter. Journal of Vocational Behavior, 55, 254–275. Herz, R. S. (2009). Aromatherapy facts and fictions: a scientific analysis of olfactory effects on mood, physiology and behaviour. International Journal of Neuroscience, 119, 263-290. Kreiss, K. (1993). The Sick Building Syndrome in Office Buildings: A Breath of Fresh Air. New England Journal of Medicine, 328, 877-878. Köster, E.P. (2003). The specific characteristics of the sense of smell (pp. 27-44). In: C. Rouby, B. Schaal., D. Duboid., R. Gervais & A. Holley (Eds). Olfaction, Taste, and Cognition. UK: Cambridge University Press. Lehrner, J., Eckersberger, C., Walla, P., Potsch, G. & Deecke, L. (2000). Ambient odor of orange in a dental office reduces anxiety and improves mood in female patients. Physiology & Behavior, 71, 83-86. Lehrner, J., Marwinski, G., Lehr, S., Johren, P. & Deecke, L. (2005). Ambient odor of orange and lavender reduce anxiety and improve mood in a dental office. Physiology & Behavior, 86, 92-95. Li, W., Moallem I., Paller, K. A. & Gottfried, J. A. (2007). Subliminal Smells Can Guide Social Preferences. Psychological Science, 18, 1044-1049. Moss, M., Cook, J., Wesnes, K. & Duckett, P. (2003). Aromas of rosemary and lavender essential oils differentially affect cognition and mood in healthy adults. International Journal of Neuroscience, 113, 15-38. Motomura, N., Sakurai, A. & Yotsuya, Y. (2001). Reduction of mental stress with lavender odorant. Perceptual and Motor Skills, 93, 713-718. Schaufeli, W.B., Salanova, M., Gonzalez-Roma, V. & Bakker, A.B.
16
(2002)The measurement of engagement and burnout: a two sample confirmatory factor analytic approach. Journal of Happiness Studies, 3, 71–92. Schaufeli, W.B., Langelaan, S., Bakker, A.B. & van Doornen, L.J.P., (2006) Burnout and work engagement: Do individual differences make a difference? Personality and Individual Differences, 40, 521–532. Schaufeli, W. B. & Van Rhenen, W. (2006). Over de rol van positieve en negatieve emoties bij het welbevinden van managers: Een studie met de Jobrelated Affective Well-being Scale (JAWS). Gedrag & Organisatie, 4, 323-344. Smeets, M.A.M., de Groot, J., Kaldewaij, A., Toet, L., & van Doornen, L.(December, 2010). Stress-reducing effects from orange odor exposure in humans in an experimental setting. Poster presentation, Human Chemosensation, Dresden, Germany. Toet, A., Smeets, M.A.M., Van Dijk, E., Dijkstra, D. & van den Reijen, L. (2010). Effects of Pleasant Ambient Fragrances on Dental Fear: Comparing Apples and Oranges. Chemical Perception, 8, 1-8.
17
Bijlage 1. Aankondiging onderzoek. Beste medewerkers meldkamer en meldcentrum, Op uw werkplek vindt vanaf 8 maart een onderzoek plaats naar stemming op de werkvloer. Middels dit schrijven willen wij u hiervan op de hoogte brengen en vragen om mee te werken aan dit onderzoek. Het onderzoek zal drie weken duren en van de participanten wordt gevraagd om een maal per week een vragenlijst in te vullen aan het einde van uw werkdag. Het invullen van deze vragenlijst zal 15-20 minuten in beslag nemen. Om eventuele vragen bij het invullen van de vragenlijst te kunnen beantwoorden zal er regelmatig een onderzoeker aanwezig zijn. Het invullen van de vragenlijsten geschiedt anoniem en uw antwoorden zullen vertrouwelijk worden behandeld. Als dank voor deelname zal onder de deelnemers per werkplek twee keer 50,- worden verloot. Met vriendelijke groet, Monique Smeets Eva Demerouti Maarten Hermans
18
Bijlage 2. Vragenlijsten. Trait-vragenlijst
Introductie Voor u ligt de eerste van in totaal vier vragenlijsten voor het onderzoek stemming op de werkvloer. In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe de werkomgeving de stemming van werknemers beïnvloedt. Aan de hand van deze vragenlijsten wordt geprobeerd vast te stellen welke factoren van invloed zijn op stemming op de werkvloer, met als doel om uw werkomgeving en die van anderen zo aangenaam mogelijk te maken. Voor het invullen van de vragenlijst willen wij u graag nog wijzen op een aantal aandachtspunten: Het invullen van deze vragenlijst zal ongeveer tien minuten van uw tijd in beslag nemen. De overige vragenlijsten slechts vijf minuten. De door u verstrekte informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Alleen de onderzoekers betrokken bij deze studie zullen de gegevens te zien krijgen, zij worden niet aan derden getoond. Om uw privacy te beschermen zal u aan het eind van deze vragenlijst worden gevraagd een geheime code te maken, zodat wij de verschillende vragenlijsten aan elkaar kunnen koppelen. Om onze dankbaarheid voor uw deelname te tonen, wordt onder de deelnemers twee maal 25 euro aan irischeques verloot. Instructie Op de volgende pagina start de vragenlijst. Eerst wordt van u gevraagd een aantal persoonlijke gegevens in te vullen. Daarna volgen een aantal stellingen. Elke stelling bevat een aantal antwoordmogelijkheden. De bedoeling is dat u de antwoordmogelijkheid omcirkelt die voor u het meest op de stelling van toepassing is. Voor het slagen van het onderzoek is het erg belangrijk dat u alle vragen invult. Als u twijfelt over het antwoord, dan vragen we u alsnog een keuze uit de gegeven antwoordmogelijkheden te maken. Er bestaan geen foute antwoorden, u dient het antwoord te geven dat het meest bij uw mening aansluit. Wij willen u vragen om de vragenlijsten daarna in de hiervoor bestemde dropbox te doen. Let op! De vragen in deze vragenlijst gaan over uw algemene situatie, niet over de afgelopen dag. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking! Monique Smeets, Universitair hoofddocent Klinische en Gezondheidspsychologie, Universiteit Utrecht Evangelia Demerouti, Hoogleraar Arbeids & Organisatiepsychologie, TU Eindhoven Maarten Hermans, Masterstudent Klinische en Gezondheidspsychologie
19
ACHTERGRONDGEGEVENS Hieronder volgt een aantal vragen over uw achtergrond. 1. Wat is uw geslacht?
2.
3.
□
Man
□
Vrouw
....
Jaar
Wat is uw leeftijd?
Wat is uw burgerlijke staat?
Samenwonend of gehuwd, geen thuiswonende kinderen
□
Samenwonend of gehuwd, wel thuiswonende kinderen
□
Anders, namelijk ..........................
□ 4.
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond? (als uw opleiding er niet bij staat, kruis dan de opleiding aan die het meest lijkt op de door u gevolgde opleiding)
5.
Hoe lang werkt u in uw huidige functie?
6.
Wat is de omvang van uw aanstelling in uren per week volgens uw contract?
7.
Wat betreft uw werktijden, werkt u voornamelijk in…
8.
Waar werkt u?
9.
Rookt u?
□
lagere school
□
MAVO, LBO
□
HAVO, MBO
□
VWO
□
HBO
□
WO
....
Jaren
….
..........
Maanden
(svp aantal uren invullen)
□
Regelmatige diensten (bijvoorbeeld 07:00 tot 17:00 uur, of dagdienst)
□
Onregelmatige diensten late dienst, nachtdienst)
□
Meldkamer
□
Meldcentrum
□ □
Ja Nee
van
(vroege dienst,
20
Altijd
Dikwijls
Regelmatig
Nooit
Af en toe
WERKSITUATIE De onderstaande vragen gaan over uw werksituatie en uw beleving daarvan. Omcirkel het antwoord dat het meest op u van toepassing is.
1.
Heeft u vrijheid bij het uitvoeren van uw werkzaamheden?
0
1
2
3
4
2.
Kunt u zelf beslissen hoe u het werk uitvoert?
0
1
2
3
4
3.
Kunt u deelnemen aan besluiten die uw werk raken?
0
1
2
3
4
4.
Moet u erg snel werken?
0
1
2
3
4
5.
Heeft u te veel werk te doen?
0
1
2
3
4
6.
Hoe vaak komt het voor dat u extra hard moet werken om iets af te krijgen? Werkt u onder tijdsdruk?
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
7.
nooit
Bijna nooit
Af en toe
Regelmatig
Dikwijls
Zeer Dikwijls
Altijd
Hoe vaak heeft u tijdens het werk te maken met ….
1.
Verbale intimidatie van verdachten of burgers
0
1
2
3
4
5
6
2.
Geestelijk burgers
0
1
2
3
4
5
6
3.
Verdachten of burgers die invloed van drank of drugs zijn
0
1
2
3
4
5
6
4.
Emotionele meldingen van burgers
0
1
2
3
4
5
6
5.
Bange of gefrustreerde burgers
0
1
2
3
4
5
6
6.
Informatieve vragen van burgers
0
1
2
3
4
5
6
gestoorde
verdachten
of
onder
21
WERKPLEZIER
1.
Op mijn werk bruis ik van de energie
2.
Als ik werk voel ik me sterk en fit
3.
Ik ben enthousiast over mijn baan
4.
Mijn werk inspireert mij
Altijd
Zeer dikwijls
Dikwijls
Regelmatig
Af en toe
Nooit
Bijna nooit
Hieronder volgen een aantal vragen over de mate waarin u plezier ervaart in uw werk.
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
5.
Als ik ’s morgens opsta, heb ik zin om naar 0 mijn werk te gaan
1
2
3
4
5
6
6.
Wanneer ik heel intensief aan het werk ben, 0 voel ik mij gelukkig
1
2
3
4
5
6
7.
Ik ben trots op het werk dat ik doe
0
1
2
3
4
5
6
8.
Ik ga helemaal op in mijn werk
0
1
2
3
4
5
6
9.
Mijn werk brengt mij in vervoering
0
1
2
3
4
5
6
10.
Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk
0
1
2
3
4
5
6
11.
Ik twijfel aan het nut van mijn werk
0
1
2
3
4
5
6
12.
Een hele dag werken vormt een zware 0 belasting voor mij
1
2
3
4
5
6
13.
Ik voel me ‘opgebrand’ door mijn werk
0
1
2
3
4
5
6
14.
Ik merk dat ik teveel afstand heb gekregen 0 van mijn werk
1
2
3
4
5
6
15.
Ik ben niet meer zo enthousiast als vroeger 0 over mijn werk
1
2
3
4
5
6
16.
Aan het einde van mijn werkdag voel ik me 0 leeg
1
2
3
4
5
6
17.
Ik voel me vermoeid als ik ’s morgens opsta 0 en er weer een werkdag voor me ligt
1
2
3
4
5
6
18.
Ik ben cynischer geworden over de effecten 0 van mijn werk
1
2
3
4
5
6
22
Absoluut mee eens
Absoluut mee oneens
Geef voor elk van de volgende trefwoorden aan in hoeverre het karakteristiek is voor hoe u zich voelt op uw werk. Op mijn werk voel ik mij…
1.
…Op mijn gemak
1
2
3
4
5
6
2.
…Kwaad
1
2
3
4
5
6
3.
…Ongerust
1
2
3
4
5
6
4.
…Vol afkeer
1
2
3
4
5
6
5.
…Ontmoedigd
1
2
3
4
5
6
6.
…Energiek
1
2
3
4
5
6
7.
…Enthousiast
1
2
3
4
5
6
8.
…Somber
1
2
3
4
5
6
9.
…Vermoeid
1
2
3
4
5
6
10.
…Geïnspireerd
1
2
3
4
5
6
11.
…Voldaan
1
2
3
4
5
6
12.
…Ontspannen
1
2
3
4
5
6
PRESTATIE EN GEDRAG
In sterke kenmerkend
Helemaal kenmerkend
mate Behoorlijk kenmerkend
Nogal kenmerkend
Enigszins kenmerkend
2.
U helpt collega’s met hun werk als zij terugkeren van een periode van afwezigheid. U behaalt de doelen binnen uw functie.
Nauwelijks kenmerkend
1.
Helemaal kenmerkend
niet
Hieronder volgen een aantal stellingen over de mate van presteren in uw werk.
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
3.
Wat betreft uw prestaties voldoet u aan alle normen.
0
1
2
3
4
5
6
4.
U helpt collega’s die kampen met een hoge werkdruk of die andere problemen hebben.
0
1
2
3
4
5
6
5.
U voldoet aan alle eisen die uw functie aan u stelt.
0
1
2
3
4
5
6
U bent bereid om dingen te doen die niet zo zeer bij uw functie behoren, maar die juist in het belang zijn van de organisatie als geheel.
0
1
2
3
4
5
6
6.
23
Tevredenheid werkomgeving De volgende vragen gaan over tevredenheid met de werkomgeving. Tevredenheid kun u aangeven door te kiezen voor het gezichtje waarvan de uitdrukking het meest past bij uw tevredenheid. In hoeverre bent u tevreden met:
1.
De temperatuur op uw werkplek
2.
De hoeveelheid werkplek
3.
De mate werkplek
4.
De luchtkwaliteit op uw werkplek
5.
De luchtvochtigheid werkplek
van
licht
op
uw
geluid
op
uw
op
uw
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Aanmaken anonieme code Omdat uw gegevens anoniem en vertrouwelijk zijn, vragen wij u een persoonlijk code aan te maken. Deze code maakt het mogelijk om uw antwoorden op deze vragenlijst en op de latere vragenlijst aan elkaar te koppelen, zonder dat bekend is wie de gegevens heeft verstrekt. Onder de personen die de vragenlijst en de anonieme code hebben ingevuld, zullen twee Iris-cheques van 25 euro worden verloot. 1.
Wat is de eerste letter van de roepnaam van uw moeder?
2.
Wat is de eerste letter van de achternaam van uw moeder?
3.
Wat is de eerste letter van de roepnaam van uw vader?
4.
Wat is de eerste letter van uw Oma’s roepnaam (aan uw moeders kant)?
5.
Wat is de eerste letter van uw Opa’s roepnaam (van uw vaders kant)? 1.
2.
3.
4.
5.
U bent hiermee aan het einde gekomen van de vragenlijst. Bedankt voor het invullen!
24
State-vragenlijst Instructie
Hieronder volgt een aantal stellingen. Elke stelling bevat vijf antwoordmogelijkheden. De bedoeling is dat u de antwoordmogelijkheid omcirkelt die voor u het meest op de stelling van toepassing is. Voor het slagen van het onderzoek is het erg belangrijk dat u alle vragen invult. Als u twijfelt over het antwoord, dan vragen we u alsnog een keuze uit de gegeven mogelijkheden te maken. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer vijf minuten van uw tijd in beslag nemen. We willen u vragen de vragenlijst op uw werkplek in te vullen. Let op! De vragen gaan niet over uw algemene situatie, maar over de afgelopen dag. Vul onderstaande gegevens en stellingen op het eind van de werkdag in, liefst nog op uw werkplek. Tijdstip van invullen
................:................uur
Datum
.. …./.. …/2010
Welke dagen heeft u afgelopen week gewerkt? (omcirkel de Zaterdag
Zondag
dagen)
Woensdag
Wanneer bent u vandaag begonnen met uw werk?
................:................uur
Wanneer bent u vandaag klaar met uw werk?
................:................uur
Maandag
Dinsdag
Donderdag Vrijdag
Ga nu verder met het beantwoorden van de stellingen op de volgende pagina’s
25
1.
…Op mijn gemak
1
2
3
4
5
6
2.
…Kwaad
1
2
3
4
5
6
3.
…Ongerust
1
2
3
4
5
6
4.
…Vol afkeer
1
2
3
4
5
6
5.
…Ontmoedigd
1
2
3
4
5
6
6.
…Energiek
1
2
3
4
5
6
7.
…Enthousiast
1
2
3
4
5
6
8.
…Somber
1
2
3
4
5
6
9.
…Vermoeid
1
2
3
4
5
6
10.
…Geïnspireerd
1
2
3
4
5
6
11.
…Voldaan
1
2
3
4
5
6
12.
…Ontspannen
1
2
3
4
5
6
Ja, dat klopt
klopt Nee,dat niet
Vandaag…
Absoluut mee eens
Vandaag voelde ik mij…
Absoluut mee oneens
Werkbeleving
1. 2. 3.
had ik vrijheid bij het uitvoeren van mijn werkzaamheden. kon ik zelf beslissen hoe ik mijn werk uitvoerde. kon ik deelnemen aan besluiten die mijn werk raken.
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
4.
moest ik erg snel werken.
0
1
2
3
4
5
6
5.
had ik te veel werk te doen.
0
1
2
3
4
5
6
6.
moest ik extra hard werken om iets af te krijgen.
0
1
2
3
4
5
6
26
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Ja, dat klopt
Nee, dat klopt niet
Vandaag…
bruiste ik op mijn werk van energie. 0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
had ik toen ik ‘s morgens opstond zin om naar mijn werk te gaan.
0
1
2
3
4
5
6
voelde ik mij gelukkig wanneer ik heel intensief aan het werk was.
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
vergat ik als ik werkte alle andere dingen om mij heen.
0
1
2
3
4
5
6
vormde de werkdag een zware belasting voor mij.
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
lieten mij de bezigheden op het werk koud.
0
1
2
3
4
5
6
was ik cynisch over de effecten van mijn werk.
0
1
2
3
4
5
6
voelde ik mij als ik werkte fit en sterk.
was ik enthousiast over mijn baan.
inspireerde mijn werk mij.
was ik trots op het werk dat ik deed.
ging ik helemaal op in mijn werk.
voelde ik me moe.
was ik mentaal uitgeput.
twijfelde ik aan het nut van mijn werk.
27
4.
Verbale intimidatie van verdachten of burgers Geestelijk gestoorde verdachten of burgers Verdachten of burgers die onder invloed van drank of drugs zijn Emotionele meldingen van burgers
5.
Bange of gefrustreerde burgers
6.
Informatieve vragen van burgers
3.
Ja, klopt 1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
0
1
2
3
4
5
6
Vandaag…
Ja, dat klopt
2.
0
Nee,dat klopt niet
1.
dat
Nee, dat klopt niet
Ik had tot dit moment tijdens het werk te maken met …..
1.
heb ik goed gepresteerd.
0
1
2
3
4
5
6
2.
heb ik voldaan aan alle eisen die mijn functie 0 aan mij stelt.
1
2
3
4
5
6
3.
heb ik op mijn werk vrijwillig meer gedaan 0 dan vereist was.
1
2
3
4
5
6
4.
heb ik mijn collega’s geholpen wanneer zij 0 veel werk hadden.
1
2
3
4
5
6
Invullen anonieme code
Formatted: Bullets and Numbering
1. Wat is de eerste letter van de roepnaam van uw moeder? 2. Wat is de eerste letter van de achternaam van uw moeder? 3. Wat is de eerste letter van de roepnaam van uw vader? 4. Wat is de eerste letter van uw Oma’s roepnaam (aan uw moeders kant)? 5. Wat is de eerste letter van uw Opa’s roepnaam (van uw vaders kant)? 1.
2.
3.
4.
5.
U bent hiermee aan het einde gekomen van de vragenlijst. Bedankt voor het invullen!
28
Bijlage 3. Profile plots. Figuur 1. Profile plot Absorptie 4,25
4
3,75
3,5
3,25 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 1. M en (SD) per geurconditie voor Absorptie
Geen geur 3,667 (1,44)
Absorptie
Lage geurconcentratie 3,759 (1,14)
Hoge geurconcentratie 3,667 ( ,75)
Figuur 2. Profile plot Cynisme 1
0,75
0,5
0,25
0 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 2. M en (SD) per geurconditie voor Cynisme.
Cynisme
Geen geur ,481 ( ,53)
Lage geurconcentratie ,667 ( ,96)
Hoge geurconcentratie ,741 ( ,88)
29
Figuur 3. Profile plot Toewijding 4,25
4
3,75
3,5
3,25 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 3. M en (SD) per geurconditie voor Toewijding.
Geen geur 3,741 ( ,78)
Toewijding
Lage geurconcentratie 3,833 ( ,99)
Hoge geurconcentratie 3,704 (1,06)
Figuur 4. Profile plot Enthousiasme 4,75
4,5
4,25
4
3,75 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 4. M en (SD) per geurconditie voor Enthousiasme.
Enthousiasme
Geen geur 4,250 (1,15)
Lage geurconcentratie 4,125 (1,32)
Hoge geurconcentratie 4,125 (1,10)
30
Figuur 5. Profile plot Uitputting 2
1,75
1,5
1,25
1 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 5. M en (SD) per geurconditie voor Exhaustion.
Geen geur 1,593 (1,74)
Uitputting
Lage geurconcentratie 1,370 (1,54)
Hoge geurconcentratie 1,963 (1,44)
Figuur 6. Profile plot Extrarole 4 3,75 3,5 3,25 3 2,75 2,5 2,25 2 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 6. M en (SD) per geurconditie voor Extrarole.
Extrarole
Geen geur 2,222 (1,56)
Lage geurconcentratie 2,778 (1,00)
Hoge geurconcentratie 3,889 (1,14)
31
Figuur 7. Profile plot Nervositeit 1,75
1,5
1,25
1
0,75 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 7. M en (SD) per geurconditie voor Nervositeit.
Geen geur 1,524 (1,12)
Nervositeit
Lage geurconcentratie 1,048 (,13)
Hoge geurconcentratie 1,048 ( ,13)
Figuur 8. Profile plot Ontspanning 5
4,75
4,5
4,25
4 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 8. M en (SD) per geurconditie voor Ontspanning.
Ontspanning
Geen geur 4,704 (1,09)
Lage geurconcentratie 4,556 (1,07)
Hoge geurconcentratie 4,111 (1,13)
32
Figuur 9. Profile plot Vitaliteit 4,25
4
3,75
3,5
3,25 Geen geur
Lage Conc.
Hoge Conc.
Geur
Tabel 9. M en (SD) per geurconditie voor Vigour.
Vitaliteit
Geen geur 3,889 (1,31)
Lage geurconcentratie 3,963 (1,22)
Hoge geurconcentratie 3,685 (1,12)
33