Hermes Bode der hemelgoden
Colofon Jaargang x, Nr. x— April 2010 Hermes is het dispuutsblad van de Theologische Studentengemeenschap Themelios Hermes verschijnt drie keer per academisch jaar. Dit is de eerste uitgave in het academisch jaar 2009-2010. De oplage van de Hermes bedraagt momenteel 32 exemplaren. De redactie heeft de taak en de verantwoordelijkheid het dispuutsblad te verspreiden onder de leden en oud-leden van de T.S.G. Themelios. De redactie bestaat voor het academisch jaar ‘09-’10 uit: Joost van den Brink Niels Visscher Anneloes Westein Abonnementen Leden € 0,00 Abonnement/ Oud-leden €10,00 Proefexemplaar (1x) €2,50 Bijdragen kunnen worden gestuurd naar
[email protected]. Een schrijfwijzer is te downloaden via www.themelios.nl. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden stukken niet, of aangepast, te plaatsen.
2
Redactioneel Geachte lezer, Dit is een voorbeeld van de Hermes, het dispuutsblad der T.S.G. Themelios. In deze Hermes vind je een selectie uit eerdere publicaties. Het dispuutsblad functioneert als het communicatiemiddel waarmee de leden van ons illustere dispuut elkaar op de hoogte stellen van hun academische– en niet-academische doen en laten.
Niels
3
Waarom ik de wereldproblematiek toch niet ga oplossen – een toelichting. Door Margriet Westers “Uiteindelijk zijn we gewoon twee mensen die ook niet weten hoe het nou allemaal zit” - een vriend van mij Ik houd van perfectie. Dat uit zich in grote en kleine dingen. Wat de kleine dingen betreft – die vallen onder de categorie hobby’s, het betreft hier dingen zoals perfect haar, perfecte mascara, perfect eten. Er zijn wat middelgrote dingen zoals een perfect paper, een perfecte sollicitatiebrief, een reactie op een e-mail of zoiets. Grotere dingen die er echt toe doen, daarmee komen we toch al gauw bij twee belangrijke dingen uit: relaties en idealen/ overtuigingen. Het jammerlijke is dat het lastig is om perfect te zijn in deze twee zaken. Wat betreft relaties; wij mensen falen. Iemand uit mijn nabije omgeving verzuchtte eens of het wel zin had om aan relaties te beginnen omdat het zo’n risico met zich meedraagt. Maar toch doen we er als mensen op de een of andere manier vrijwel allemaal aan mee. ’t Zit op de een of andere manier ingebakken in ons mens-zijn, de geneigdheid om elkaar op te zoeken en relaties aan te gaan in allerlei soorten vormen. Blijkbaar wegen de voordelen van relaties nog altijd op tegen het risico dat je loopt om gekwetst of teleurgesteld te worden. De grap is dat het niet perse zo werkt met idealen. Wat idealen betreft heb je namelijk zowel mensen die een perfect ideaal nastreven en eeuwig ontevreden zijn wanneer het ideaal niet bereikt is – bijvoorbeeld Agnes Kant of Geert Wilders en ik zou mezelf tot op zekere hoogte ook tot deze categorie willen rekenen. Ik beeld me soms in dat ik de ellende van de wereld dragen en oplossen moet, wat een arrogantie eigenlijk, al komt het voort uit een goed hart. Anderzijds zijn er dus meer down-to-earth mensen die zichzelf graag realisten noemen, maar die door mijn kamp, de idealisten, liever pessimisten worden genoemd; de eeuwig kritische mensen; mensen die kritisch zijn op enige vormen van idealen; van het woord ‘berusting’, waar mijn kamp van gaat gillen, krijgen zij een prettig gevoel. Zij hoeven niet perse idealen. Nou goed, ik heb dus een vriend die meer in het laatste kamp zit, en op een gegeven moment waren we aan het praten over het oplossen van het Israël-Palestina conflict; beter gezegd, ik was het aan het oplossen en hij was de criticus die zei dat het allemaal erg complex en onoverzichtelijk was, waar ik weer van ging gillen want dan kom je nooit ergens, waarop hij zei dat ik in m’n eentje sowieso niet ergens zou komen, waarop ik zei dat als de hele wereld nou even meewerkte, dat niet zo’n probleem zou zijn. (Een overigens ook door Jeffrey Sachs, vermaard econoom, aangehaald idee in een van zijn
4
nieuwste boeken: “als de hele wereld meewerkt aan mijn idee, hebben we over twintig jaar geen armoede meer.” Ik ben voor.) Hoe dan ook. Gaandeweg realiseerde ik me dat ik in m’n eentje inderdaad nergens kwam en bedacht ik me dat ik wellicht dan maar beter journalist of cultureel antropoloog kon worden. Want waarom zou je idealen hebben als het toch nergens toe leidt? Dan kan ik beter doen wat ik zelf leuk vindt, namelijk nieuwe mensen ontmoeten en daarover schrijven. Tot ik bedacht, en ik weet niet precies waarom, dat het met idealen misschien wel net zo zou moeten werken als met relaties; we falen. Maar misschien moeten we er toch maar aan beginnen, omdat de voordelen altijd nog enigszins opwegen tegen de risico’s van mislukking. Misschien is dat een goed weerwoord tegen de pessimistische realisten die zeggen dat ontwikkelingshulp niet helpt, dat er geen vooruitgang is enzovoort (we hebben in ieder geval iets meer vrouwenemancipatie en kinderen naar school dan 100 jaar geleden, en we vinden dat over het algemeen goed); en tevens is het misschien een soort troost voor de idealisten die graag wereldvrede willen realiseren. We gaan het niet redden mensen, ons plan om de wereld perfect te maken. Maar er zijn in ieder geval iets meer voordelen dan nadelen aan het hebben van idealen, en weet je: op een dag komt het allemaal goed.
5
Bestuursartikel: Droom! Door Manda Boele Dromen doen we allemaal. In onze slaap, maar ook overdag. Lekker wegzakken tijdens college en vooral niet nadenken over die saaie uitleg van de docent die het voor de zoveelste keer over een aoristus medium heeft. De laatste tijd droom ik ook veel. Niet overdag, daar heb ik weinig tijd voor. Nee, vooral ‘s nachts. Nou heb ik dat meestal als ik in een drukke periode zit waarin veel nieuwe dingen gebeuren, nieuwe indrukken voorbijkomen en ik nieuwe personen ontmoet. Daarom is het fijn om even tijd vrij te kunnen maken voor iets vertrouwds, Themelios. En een bestuursartikel van mijn kant om mijn afwezigheid een beetje te kunnen compenseren. Want nu ik P.I.O ben -ja, prachtige nieuwe term van het seminarie Hydepark ter vervanging van het al zo bekende vicaris, het staat voor predikant in opleiding- in Rotterdam centrum, heb ik een druk leventje. Vooral de middagen en de avonden ben ik de komende tien weken in Rotterdam te vinden. Dromen dus. Dat doe ik veel. Van de stad, mijn nieuwe ‘baan’, blunders op de kansel, de nieuwe mensen en de Laurenskerk. En dat begint al in de trein, als ik zachtjes in slaap dommel bij het ‘keddegedeng’ van de trein op het spoor. Na drie kwartier schrik ik wakker en stap ik in de bus waarna ik na een kwartier weer heerlijk verder kan dromen in mijn eigen bedje aan de balijelaan. Heb je ’n droom waar je vast in gelooft? Dat dromen is eigenlijk een heel apart iets. Je Een echt ideaal in je hart en je hoofd kunt de meest hilarische dingen dromen. Je Of droom je enkel maar ‘s nachts in je bed grootste angsten maar ook de meest Met de deuren op slot en je wekker gezet? fantastische idealen worden waar. Nog niet zo De ene droom is de andere niet lang geleden ben ik naar de musical geweest. Ze nemen je mee in het schemergebied Joseph and the amazing technicolor Van weemoed en pijn en verbeelding en hoop dreamcoat. Heerlijke avond gehad, met veel Ze komen en gaan en zijn nergens te koop muziek, humor en een goede uitvoering met Elke droom bestaat pas als jij hem binnenlaat prachtige dans en decor. Even weg uit je eigen Gaat ‘ie leven leventje en wegdromen op de cadans van de Krijgt ‘ie adem muziek. En een bijzonder verhaal ook, van die Wordt ‘ie waar Jozef. Bij hem waren de dromen wel heel apart. Dat waren geen wegzakkertjes en (proloog-het begin- van Joseph and the amazing technicolor dreamcoat) zwijmelmomenten. Maar hevige dromen die diepe impact op hem maakten. En niet alleen op hem natuurlijk, maar ook op zijn familie. Dat werd in de musical goed uitgebeeld. Alle hilariteit die de dromen bij broers opwekte, maar ook de boosheid en onzekerheid. Die dromen van hem, dat kostte hem zijn kop. Want stel je voor dat die dromen niet allemaal onzin zijn. Dan werd de bedreiging voor de broers van Jozef wel ongelofelijk groot.
Nog zo’n dromer in de bijbel was Jacob. In deze hermes valt daar ook nog het een en het ander over terug te lezen. Hij had ook een bijzondere droom. Dromen komen dus met grote regelmaat voor. In ons hoofd, bij anderen, vroeger maar ook nu. Dromen kunnen
6
letterlijk genomen worden. Als je in je slaap opeens een droom krijgt. Maar dromen is ook een woord dat we gebruiken voor het hebben van een ideaal. Soms gaat dat samen met die droom in je slaap. Maar het kan er ook los van staan. Nu heb ik net een paar voorbeelden genoemd van dromen die bijbelse figuren hadden. Ze werden gekoppeld aan God. Maar ook daarbuiten is het voor ons legaal om te dromen. En ik wil jullie in dit bestuursartikel oproepen om eens te gaan dromen. Droom over Themelios! Het is namelijk fijn om idealen te hebben over iets waar je in de toekomst verder mee wilt. Afgelopen jaar zijn er al behoorlijk wat ‘dromen’ uitgekomen. We hebben een nieuwe mentor, we zijn druk bezig met de nieuwe website. En zonder te dromen kom je nergens. Je hebt idealen nodig om je ergens aan op te trekken, om nieuwe ideeën uit te buiten. We hebben het nu al vaak genoeg gehad over het krimpen, en alle negatieve gevolgen die daarmee te maken hebben. Oke, Themelios wordt kleiner, so be it! Maar laten we dan met het cluppie wat we hebben eens gaan kijken naar alle mooie dingen die we hebben en dromen over hoe we dat in de toekomst vorm gaan geven. Daarom: Dromers gevraagd (m/v)!
7
De diversiteit van het ‘ene’ India Door Deborah de Koning “The learned speak of the One Reality in many ways” (Rig Veda I. 164) Dat eenheid maar vooral ook diversiteit een rol spelen in India, blijkt al uit het bovenstaande vers dat uit één van de oudste heilige geschriften van het Hindoeïsme komt. In dit religieuze geschrift (de Rig Veda) wordt gesproken over God, die de Ene is maar die op verschillende manieren aan mensen verschijnt en door ons daarom op verschillende manieren wordt benoemd. Aan de verschillende verschijningsvormen van God(innen) worden door Hindoes verschillende namen gegeven zoals Indra, Shiva, Ganesha, Hanuman en Kali. God kan in het Hindoeïsme de verschijning van een man, een vrouw, maar ook van een dier aannemen. Dat verschillende beelden van God een belangrijke rol spelen in het dagelijkse leven van een groot deel van de Indiërs blijkt uit de vele beeldjes en tekeningen van goden en godinnen die in India op elke staathoek gevonden kunnen worden. Maar naast deze kleine heiligdommen en afbeeldingen is er ook een grote hoeveelheid tempels te vinden. Tijdens mijn verblijf in India heb ik verschillende van deze tempels bezocht zoals de Birla Tempel (een enorm grote, spierwitte tempel die op een heuvel gelegen is) en de Sri Ramakrishna Mandir (een kleurrijk tempeltje die twee straatjes verderop stond en waar wij met zeventien mensen maar amper in pasten). Naast een diversiteit aan verschijningsvormen van God en tempels in het Hindoeïsme, kent India ook een grote hoeveelheid godsdiensten. Natuurlijk heb ik enkele moskees gezien, maar ook heb ik tempels en heiligdommen van de Sikhs en de Bahai bezocht. Wat mij bij de Sikhs opviel, was dat zij geen beelden kennen, maar een heilig boek vereren waarin vooral ethische gedragsregels staan. Bij het verlaten van de tempel, kreeg ik nog een boekje mee over orgaandonatie. Aangezien haast alle lichamen van overledenen in India gecremeerd worden, is er een ernstig tekort aan orgaandonateurs. Deze religieuze gemeenschap probeert daar wat aan te doen. Veel en divers zijn ook de mensen die in India wonen. Nu maakte die massa nog niet zo’n grote indruk op me. Meer waren het de grote ogen van hongerige kinderen die indruk maakten. Wat ik voor eens en altijd zal onthouden was wel het peutermeisje met een
8
huilende baby van nog maar enkele weken oud op de arm, die mij om wat te eten smeekte. De armoede is schrijnend en de verschillen tussen rijk en arm zijn niet gering. Maar hoe arm de mensen in India ook zijn, en hoe weinig ze hebben, van datgene wat ze hebben, maken ze wel iets moois. In zijn algemeenheid viel me de grote hoeveelheid prachtige kleuren op van de tempels, de huizen, de beelden, de kleding en de bloemen die voor offers gebruikt werden. Trouwens, ook de dieren hadden soms exotische kleuren zoals de groene papegaaien. Naast deze gevleugelde dieren heb ik tijdens mijn verblijf in Delhi ook enorm veel eekhoorntjes en half wilde honden gezien. In Agra, daar waar de prachtige Taj Mahal staat (één van de wereldwonderen), was ook een grote hoeveelheid apen te vinden. Tijdens het nuttigen van een heerlijke vegetarische maaltijd op een dakterras kwamen deze apen ons bijna van het eten beroven. Gelukkig werd dit voorkomen door een ober met een katapult. Overigens heb ik op de laatste dag van mijn verblijf in India gelukkig ook nog één hele olifant gezien. De laatste dag dat ik in India was, heb ik ook de plaats bezocht waar Mahatma Gandhi is vermoord en de gedenkplaats waar dag en nacht een vlam voor hem brand. Mahatma Gandhi wilde ongeveer zeventig jaar terug, naast India onafhankelijk maken van de Britse overheersers, vrede in India stichten, die boven de religieuze verdeeldheid uit zou stijgen. Helaas werd dit ene streven niet door iedereen gedeeld. Hij werd dan ook vermoord. Maar gelukkig leeft zijn ideaal nog voort. In ieder geval op het instituut waar ik een week lang heb verbleven en waar aan verschillende projecten werd gewerkt, onder andere het bouwen van scholen voor de allerarmsten waar zowel kinderen van islamitische als van hindoeïstische achtergrond zij aan zij onderwijs volgen. Na deze korte impressie van mijn ook veel te korte verblijf in India, blijft er nog veel over dat onbesproken en onbeschreven is. Maar nog veel meer voor mij blijven over de mooie herinneringen aan India die niet in woorden te benoemen of te beschrijven zijn….
9
Verslag Jacobidebat Door Sophie Hofstee. Afgelopen vrijdag, 12 maart, vond er in de Jacobikerk te Utecht het zogenaamde Jacobidebat plaats tussen Kluun, schrijver van het bekende boek (Komt een vrouw bij de dokter) en Bodar, bekend katholiek priester en vertegenwoordiger van de katholieke kerk. Het thema van de avond was: lijden, last of loutering? Na wat bijkletsen onder het genot van koffie en thee, zochten wij, de aanwezige Themelioten, een plekje op de druk bezette kerkbanken. De schrijvers namen plaats achter een verhoogde tafel en het publiek (zo’n 200 man en vrouw) centreerde zich daaromheen. De avond was in handen van EO televisieredacteur Bert Heuvelman. Hij introduceerde de gasten en vroeg Kluun naar zijn carrière in de katholieke kerk als misdienaar; die bleek niet zo succesvol. Na een kort stukje te hebben voorgelezen uit een van zijn boeken daarover, had hij de lachers al op zijn hand. Bodar werd gevraagd naar zijn belevenissen van de afgelopen weken. Hiermee werd gedoeld op ‘de hostie van Den Bosch’ zoals Bodar dit zelf noemde, en de recent uitgekomen verhalen van misbruik in de katholieke kerk. Hij had het druk gehad maar bleef naar eigen zeggen vrolijk en goedgehumeurd. Vervolgens kregen beide heren omstebeurt een tiental stellingen voorgelegd waar zij alleen op mochten antwoorden met ja en nee. Stellingen zoals ‘ik ben vandaag gelukkig geweest’ (beiden heren beaamden deze uitspraak), ‘ik heb vandaag geleden’ en de beladen stelling die voorgelegd werd aan Kluun: ‘God kan ons lijden niet voorkomen’. Hierop was het een lange tijd stil en doorbrak Kluun uiteindelijk de stilte met een aarzelend “ja”. Toen was het de beurt aan het publiek. Iedereen had een groene en rode kaart ontvangen en kon door een van de twee kaarten omhoog te steken (groen voor ja en rood voor nee) reageren op de stellingen. Bij de stelling ‘ik lijd het meest aan mijzelf’ gingen opvallend veel groene kaarten de lucht in en bij de stelling ‘ik ben blij dat ik geleden heb’ waren de meningen sterk verdeeld. Mensen konden hun antwoord ook kort toelichten, de presentator liep veel door de kerk om mensen het woord te geven. Opvallend vond ik dat de sfeer niet erg beladen en vijandig was (zo van: de atheïst tegen de priester die totaal langs elkaar heen praatten) en dat beide heren ontspannen en grappig waren en erg fatsoenlijk bleven tegen elkaar (een verademing na Floris van den Berg). Beiden mannen lazen na de stellingen een gedeelte voor uit hun boek. Dat van Kluun was geestig en herkenbaar, dat van Bodar nogal hoogdravend en lastig te volgen. Uit dit stukje bleek al een beetje hoe zij tegen het lijden aankeken en hiermee om probeerden te gaan.
10
Na de pauze was er vooral ruimte voor verhelderingsvragen uit het publiek en probeerden de lectoren hun visie te verhelderen. Samengevat begreep ik van Kluun dat hij geraakt was door een wijsheid uit het Boeddhisme: ‘het leven is lijden’, en dat het daarom geen doen is om lijden te proberen te voorkomen, iets wat hij tot zijn 35e geprobeerd had en hem vrij aardig gelukt was. Hij had last van ‘lijdmijd’ zoals hij het zelf omschreef. Hij kon alles in zijn leven veranderen als hem het niet meer beviel; carrière, vriendin, hobby’s. Maar aan de kanker van zijn vrouw kon ineens niets gedaan worden. Dit heeft hem in zijn levensvisie veranderd. Op de vraag hoe zijn godsbeeld eruit zag en of hij in een persoonlijke God geloofde maakte hij duidelijk dat hij geloofde in een bron van onvoorwaardelijke liefde waarvan wij soms een glimp mogen opvangen en die hij na zijn dood volledig hoopt te leren kennen. Bodar benadrukte volgens mij vooral dat mensen zin geven en ook moeten geven aan hun lijden, willen we er iets mee kunnen en kunnen doorgaan met leven. Anders raken mensen verbitterd en dat is voor hen niet goed en voor hun omgeving niet. Ook maakte hij duidelijk dat het vaak wel een louterende werking heeft; dat je op een andere manier naar dingen gaat kijken. Leed zien als straf van God leek hem uit pastorale overwegingen niet zo’n goed idee. Gelukkig maar, want ik vond dat hij met die nadruk op zingeving en loutering wel een gevaarlijke kant op ging. Als snel krijgen mensen dan niet alleen de last van hetgeen hen overkomt maar ook nog de extra last van het idee dat God hen straft voor iets dat ze verkeerd gedaan hebben op zich. Dat mensen zelf zin geven aan hun lijden is misschien wel heilzaam soms, maar dat wil niet zeggen dat die zingeving er ook altijd in zit, door God gegeven zeg maar. Zo bekeken, kon ik wel iets met hetgeen Bodar zei. Uit het publiek kwam ook op dat Jezus toch diegene is die het meest geleden heeft, vooral geestelijk maar ook fysiek. En werd gerefereerd aan de opdracht aan christenen om hun kruis op te nemen en te dragen. Dit is blijkbaar ook een manier waarop mensen hun lijden zin geven. Al met al een interessante, sfeervolle avond. Na een wijntje en een zoutje verlieten wij Themelioten als laatsten de inmiddels verlaten kerk, terugkijkend op een naar mijn mening zeer waardevolle avond!
11
Palestijnse christelijke en Joodse bevrijdingstheologie: conflicterende ideologieën of wegen naar vrede? Een vergelijking tussen de Palestijns christelijke bevrijdingstheologie van Naim Stifan Ateek en de Joodse bevrijdingstheologie van Marc H. Ellis Door Margriet Westers Wie aan het Israëlisch-Palestijnse conflict denkt, zal wellicht beelden voor zich zien van Hamasstrijders die vanuit de Gazastrook raketten afvuren op Israëlische dorpjes en Joodse zionisten die zich vestigen in kleine nederzettingen op de Westoever of in Oost-Jeruzalem. Fanatieke, radicale en bovenal koppige Joden en Palestijnen die beiden hun rechten claimen op het land dat hen heeft toebehoord en waar zij een autonome staat willen hebben. Een strijd van recht tegen recht. In het heetst van deze strijd ontstond voor joden, moslims en christenen de vraag wat hun heilige boeken en hun religies over dit conflict te zeggen hadden. Voor sommigen heeft het lezen van hun boeken en het herinneren van hun (religieuze) geschiedenis geleid tot het versterken van de opvatting dat het land toebehoort aan ofwel het Joodse ofwel het Palestijnse volk. Tegelijkertijd zijn er ook andere geluiden ontstaan vanuit de drie religies die alle drie aanwezig zijn in dit land. Marc H. Ellis schreef in 1987 (twee jaar voor Ateek zijn eerste boek over Palestijnse bevrijdingstheologie schreef!) Toward a Jewish theology of liberation, waarin hij aanzet geeft voor een Joodse bevrijdingstheologie. In dit artikel zal ik deze twee theologieën – de Palestijnse christelijke bevrijdingstheologie van Naim Ateek en de Joodse bevrijdingstheologie van Marc Ellis vergelijken en onderzoeken of deze theologieën een gezamenlijke basis kunnen vormen voor interreligieuze samenwerking in conflictmanagement in Israël en de Palestijnse gebieden. Dat klinkt ambitieus en ik zal dan ook niet meer kunnen doen dan een kleine vergelijking tussen de twee theologieën, waarbij ik omwille van de omvang van dit artikel veel achterwege zal moeten laten, en zoeken naar een soort gemeenschappelijke grond. De onderzoeksvraag die ik heb gesteld, luidt: Vormen de Palestijnse christelijke bevrijdingstheologie van Naim Stifan Ateek en de Joodse bevrijdingstheologie van Marc Ellis een basis voor interreligieuze samenwerking in conflictmanagement in Israël en de Palestijnse gebieden?
12
De Joodse bevrijdingstheologie van Marc Ellis Marc H. Ellis is van Joodse afkomst en geboren in North Miami Beach Florida in 1952. Hij studeerde aan de Religie en Amerikanistiek aan de Florida State University en ontwikkelde zijn carrière aan ondermeer Maryknoll University (New York) en Harvard, met name op het gebied van religie en conflict en Midden-Oosten studies.(1) In 1987 schreef hij Toward a Jewish theology of liberation, zijn eerste boek, waarna enkele andere boeken volgden; de meeste van zijn boeken hebben betrekking op het Israëlisch-Palestijnse conflict. Ik zal de theologie van Ellis bespreken aan de hand van dit boek, dat een basiswerk en een eerste aanzet is voor Ellis’ ideeën over Joodse bevrijdingstheologie. Achtergrond Na de Holocaust is het Joodse volk in een nieuw tijdperk gekomen, meent Ellis. Hij beschrijft dit aan de hand van drie stadia waarin Irving Greenberg, een orthodoxe rabbi en Joods-Amerikaanse wetenschapper, de Joodse geschiedenis heeft ingedeeld: de Bijbelse tijd – tot 70 na Christus, toen de tempel verwoest werd; de rabbijnse tijd – van het jaar 70 tot de Tweede Wereldoorlog; en de derde, nog onbenoemde tijd, sinds de Tweede Wereldoorlog.(2) Ellis stelt dat in deze tijd het Joodse volk haar weg probeert te vinden tussen de Holocaustervaring en de politieke opkomende macht van Israël in. Er klinken verschillende stemmen – van expansionistische Israëliërs, neoconservatieve NoordAmerikaanse Joden, intellectuelen en activisten.(3) Ellis wil een theologie proberen te ontwikkelen die deze nieuwe, nog onbenoemde tijd kan gaan vormen; een theologie die recht doet aan de Holocaustervaring, maar die niet de staat Israël als het antwoord op deze Holocaust ziet. Hierin bekritiseert hij Greenberg, die in deze derde periode meer belang hecht aan de staat Israël: “Greenberg’s analysis of the State of Israel as the answer to the Holocaust, as the sign of deliverance, as the redemption out of nothingness, destroys the balance. The Jewish people recently liberated from the hell of Nazi Germany can become, in some minds, reluctant heroic warriors charting the historic course of redemption in a hostile world.”(4) De ervaring van de Holocaust kan dus, stelt Ellis, resulteren in een staat Israël die, mogelijk als overlevingsstrategie, onrealistische wensen heeft – in het kader hiervan spreekt Ellis zich dan ook uit tegen de bezetting van de Westoever, Oost-Jeruzalem en Gaza.(5) De Holocaust kan echter juist ook een bron zijn van solidariteit en een (her)nieuwde nadruk op de ethische aspecten van het Joodse geloof. Theologie Ellis pleit voor een Joodse theologie waarin de ethiek centraal staat. Hij citeert Uriel Simon, een professor in de Bijbelwetenschap en lid van Oz VeShalom, een ‘religieuze zionistische organisatie voor kracht en vrede’, die spreekt over een tekst uit de Thora, Deuteronomium 30:19-20:(6) Ik roep vandaag de hemel en aarde als getuigen op: u staat voor de keuze tussen leven en dood, tussen zegen en vloek. Kies voor het leven, voor uw eigen toekomst en die van uw nakomelingen, door de HEER, uw God, lief te hebben, hem te gehoorzamen en hem toegedaan te blijven. Dan zult u lang blijven wonen in het land dat hij uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob onder ede heeft beloofd.(7)
13
Volgens Simon betekent deze tekst dat Israëlische Joden geroepen zijn om in harmonie samen te leven met hun Arabische buurlanden en te streven naar wederzijdse erkenning en samenleving tussen Israëliërs en Palestijnen. Het volk moet kiezen voor het leven door Gods geboden na te volgen.(8) Een tweede aspect van Ellis’ theologie is zijn interpretatie van het exodusverhaal. Dit verhaal komt in veel christelijke bevrijdingstheologieën terug. De exodus is het verhaal van het Joodse volk dat in slavernij leefde in Egypte, maar door God werd bevrijd en onder leiding van Mozes en Jozua naar een nieuw, beloofd land werd gebracht. Het verhaal heeft herkenning opgeroepen bij de zwarte slaven in Amerika, die een eigen bevrijdingstheologie hebben ontwikkeld, evenals bij de armen in Latijns-Amerika. Ellis schrijft dat het Joodse volk niet alleen heel vroeger, maar ook recentelijk deze slavernijervaring weer heeft meegemaakt in de Holocaust. Vanuit deze ervaring van slavernij wordt het volk opgeroepen tot bevrijding: Het is goed om vanuit de eigen ervaring met het lijden, ook het lijden van anderen te zien en in hun lijden te delen; Omdat het Joodse volk zelf lijden heeft gekend, moet het voorkomen dat het zelf bijdraagt aan het lijden van anderen, bijvoorbeeld als het gaat om het steunen van onderdrukkende regimes of de eigen politiek ten opzichte van de Palestijnen.(9) Ellis noemt de onwil of het onvermogen om het verband te zien tussen het eigen lijden en het lijden van anderen een hedendaagse vorm van afgoderij: het eigen lijden wordt boven dat van anderen gesteld. In dit verband spreekt Ellis over het begrip solidariteit: Solidarity is the movement of the heart, mind, and body toward those who are suffering. Though often seen as a movement outward toward others, as something added on to a fulfilled life, solidarity actually is a journey to ourselves as well. It is an attempt to reclaim our own humanity, bruised and alienated when our lives are built on the exploitation of others.(10) Solidariteit is het kernbegrip van de Joodse ethiek, aldus Ellis. Door solidair te zijn met anderen die lijden, wordt de eigen menselijkheid wordt herwonnen en kan het Joodse volk weer een voorbeeld zijn voor andere volken door ethisch te handelen. Tegelijkertijd betekent solidariteit ook, “de bereidheid om de geschiedenis met authenticiteit en vertrouwen binnen te treden.”(11) Dat betekent dat de geschiedenis niet alleen wordt bekeken vanuit de heersende klasse, maar juist ook vanuit de onderdrukten. Zo draagt de geschiedenis die in het heden herinnerd wordt, twee mogelijkheden in zich mee: de mogelijkheid om onrechtvaardige macht te legitimeren of om haar te bekritiseren. De (religieuze) geschiedenis moet een profetisch karakter hebben: het moet de stemmen van onderdrukten in het heden laten horen en “hedendaagse machtigen die, door hun onderdrukte voorouders te vereren, kunnen vergeten dat zij soms zelf ook onderdrukkers zijn.”(12)
14
Conflictmanagement Ellis stelt dus het exodusverhaal, de Joodse ethiek en in het bijzonder het begrip solidariteit centraal wanneer hij spreekt over conflictmanagement. Aan het verlangen naar een staat voor Joden is terecht gehoor gegeven – ook het Joodse volk heeft recht op zelfbeschikking door middel van een eigen staat. Dit betekent echter ook dat er in vrede met de inwoners van het land geleefd moet worden en dat er samengewerkt moet worden met de Palestijnen in het openen en ontwikkelen van het land.(13) Samenwerking tussen Joden en Palestijnen is het uitgangspunt, stellen Buber en Ellis, en hoewel dit noodzakelijkerwijs resulteert in twee autonome staten, is de uiteindelijke uitwerking van minder belang. Ook verwijst Ellis opnieuw naar het profetische karakter van de Joodse religieuze geschiedenis: antisemitisme dat voorkomt in de Joodse geschiedenis moet tevens een profetisch geluid zijn naar het Joodse volk zelf: in hoeverre is Israëls weigering om de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) te erkennen en ermee samen te werken niet even antisemitisch?(14) Tenslotte roept Ellis opnieuw op tot solidariteit: het meelijden met de ander. De Palestijnen en de Joden moeten elkaars lijden erkennen en daarin zal niet alleen een beweging naar de ander plaatsvinden, maar wordt ook een beroep gedaan op de eigen menselijkheid. Solidariteit doet een beroep op de eigen menselijkheid om het eigen leven niet te laten bestaan ten koste van dat van anderen. En daarmee erkent Ellis naast het recht van de Joden op een eigen staat tevens het recht van de Palestijnen op een eigen staat, opdat het leven van de Joodse staat niet ten koste zal gaan van dat van de Palestijnse staat. (15)
De Palestijnse christelijke bevrijdingstheologie van Naim Ateek Naim Stifan Ateek (1937) studeerde theologie in de Verenigde Staten en was enkele jaren werkzaam binnen de episcopale kerk in Galilea en in Jeruzalem. In 1989 schreef hij het boek Justice and only justice: a Palestinian theology of liberation, waarmee hij als eerste een Palestijnse bevrijdingstheologie ontwikkelde. Na bijdrages in verschillende andere boeken verscheen in 2008 A Palestinian cry for reconciliation, waarin hij zijn theologie verder uitwerkt en concretere ideeën doet voor conflictmanagement. Ateeks theologie roept zowel enthousiasme als weerstand op. Zijn ideeën vinden weerklank in de oosterse kerken en specifieker de Middle Eastern Council of Churches (MECC); ook de Wereldraad van Kerken, een oecumenisch orgaan waarbij veel kerken zijn aangesloten, ondersteunt Sabeel. Kritiek vindt Ateek niet alleen in Joodse kringen, maar ook in bepaalde christelijke kringen, die in het bestaan van de staat Israël de vervulling van Gods beloften aan het Joodse volk zien en om die reden het recht van de Palestijnen op een eigen staat op de Westoever en/of in Gaza ontkennen. Een Nederlands voorbeeld hiervan is de stichting Christenen voor Israël.(16) Achtergrond Minder dan 5 procent van de Palestijnen die in de Palestijnse gebieden wonen, zijn
15
christenen.(17) Sinds de oprichting van de staat Israël zijn veel Palestijnen geëmigreerd naar het buitenland. Ateek beschrijft de positie van de Palestijnse christenen dan ook als een ‘verscheurde identiteit.’ Zij zijn Arabier – en worden daardoor vaak als moslim beschouwd. Zij zijn Palestijn – waarmee zij tegenover Joden worden geplaatst. Zij zijn christenen – waardoor sommige moslims hen zien als verraders die een westerse religie aanhangen; al behoren zij vaak tot kerken die al honderden jaren bestaan in het MiddenOosten (de meeste Palestijnse christenen behoren tot de Grieks-orthodoxe kerk). Sommigen van hen zijn Israëli, omdat zij een Israëlitisch staatsburger met de Arabische identiteit zijn geworden.(18) Deze stereotypen leveren tegenstrijdige beelden op, wat bij Palestijnse christenen heeft gezorgd voor een identiteitscrisis. Bovendien riepen Oudtestamentische Bijbelse verhalen, die ook door joden worden gelezen, vragen op: het boek Jozua bijvoorbeeld,(19) waarin wordt beschreven hoe God de stad Jericho veroverd laat worden door de Joden, een verovering waarbij alle inwoners van Jericho om het leven komen. Anno 1948-2010 is Jericho een plaats op de Westoever, officieel Palestijns gebied. Rondom en in Jericho komen langzaamaan echter Joden wonen die nederzettingen bouwen en dit soms legitimeren aan de hand van dit verhaal: Jericho behoort aan het Joodse volk. Het is tegen deze achtergrond dat de Palestijnse Ateek, teruggekeerd uit de Verenigde Staten, een Palestijnse bevrijdingstheologie ontwikkelde. Theologie De theologie van Naim Ateek richt zich eerst vooral tegen bestaande christelijke theologieën waarin Joodse claims op het gehele heilige land gerechtvaardigd worden aan de hand van Bijbelse teksten, zowel Oud- als Nieuwtestamentisch. Ateek betoogt dat alle Bijbelse teksten gelezen moeten worden ‘met Jezus Christus als hermeneutische sleutel’. Dat betekent, in zijn woorden: “The revelation of God, God’s nature, purpose and will as revealed in Christ, becomes the criterion by which Christians can measure the validity and authority of the biblical message for their life.”(20) Wanneer een tekst niet consistent is met de openbaring van God in Jezus Christus, dan betekent dit, dat deze tekst alleen een menselijk begrip van Gods wil weergeeft en niet Gods wil zelf. In Christus Jezus leren we God kennen als een God van liefde, naastenliefde en bevrijding, stelt Ateek. Met betrekking tot een tekst als Jozua dat de veroveringen van het heilige land en Jericho religieuze betekenis hebben gekregen door middel van heilige teksten, maar niet per se bewijzen dat de veroveringen en de moord op bijvoorbeeld de inwoners van Jericho daadwerkelijk Gods wil waren.(21) Dergelijke teksten mogen dus, stelt Ateek, niet worden gebruikt om politieke daden van nu te rechtvaardigen. Ateek verzet zich sterk tegen de gedachte dat het Joodse volk een soort voorkeurspositie heeft bij God, een gedachte die zowel onder sommige joden als sommige christenen leeft. Dit duidt op een ‘primitief en tribaal Godsbeeld, een nationalistische God die meer geïnteresseerd is in land dan in mensen, in oorlog dan vrede.’(22) Jezus Christus laat echter zien, aldus Ateek, dat God een God is van vrede, gerechtigheid en naastenliefde en dat moet dan ook de basis zijn voor elke lezing van heilige teksten. Bovendien stelt Ateek dat uit Bijbelse teksten en uit het leven van Jezus blijkt dat God onderdrukten bijstaat.(23)
16
Conflictmanagement De notie dat God onderdrukten bijstaat, heeft invloed op Ateeks politieke gedachtegoed. Wie de onderdrukten zijn in een conflict is vaak wat diffuus, maar Ateek is er helder in dat de Westoever, Gaza en Oost-Jeruzalem bezet gebied zijn – waarmee de Palestijnen die er wonen onderdrukt zijn.(24) Tegelijkertijd erkent Ateek ook het lijden van het Joodse volk in de Holocaust en pleit hij ervoor dat hier meer erkenning voor komt in de Arabische en Palestijnse wereld – ook zij zijn onderdrukt geweest, stelt Ateek.(25) Ateek meent dat de kerk een ‘profetische en vredestichtende rol’ behoort te hebben in het conflict. De profetische rol betekent dat de kerk (politieke) gebeurtenissen theologisch moet durven te analyseren en interpreteren.(26) Dat betekent dat er stelling moet worden genomen in een conflict door, net zoals Christus, op te komen voor onderdrukten. Dat kan heel concreet betekenen dat de kerk zich uitspreekt tegen Joodse nederzettingen in Palestijnse gebieden. De vredestichtende rol betekent dat de kerk zich moet inzetten voor vrede, met de erkenning dat uiteindelijke gerechtigheid alleen door God gedaan zal worden. De kerk kan principes als vergeving en verzoening uitdragen.(27) Bovendien gelooft Ateek vanuit zijn geloofsovertuiging in het principe van geweldloos verzet; dit resulteert bijvoorbeeld in het participeren in geweldloze demonstraties tegen de bouw van nederzettingen. Wat het heilige land betreft, meent Ateek dat het meest realistische plan is om het land te verdelen in Israël en Palestina (Gaza, de Westoever en Oost-Jeruzalem). Ateek is van mening dat vanuit het oogpunt van vergeving en verzoening, de Palestijnen deze kleine staat moeten accepteren, om zo bij te dragen aan een verzoening met Israël – al benoemt hij dat de Palestijnen wat dit betreft meer dan helft van het oorspronkelijke Palestina verliezen.(28) Eén staat Israël is geen optie wat hem betreft, omdat Palestijnen binnen die staat altijd tweederangsburgers zullen blijven. Eén staat Palestina is ook niet realistisch. Wel hoopt Ateek dat deze twee staten in de toekomst nauwer zullen samenwerken en wellicht samen één staat Israël-Palestina kunnen vormen, om zo samen een sterkere economische positie te krijgen.(29) Conclusie: een interreligieuze basis voor conflictmanagement? Ellis en Ateek schrijven beide vanuit verschillende achtergronden: Ellis is geboren in 1953, na de Tweede Wereldoorlog, en is een Joodse Amerikaan. Ateek is geboren in 1937 in een dorpje in toen nog Palestina en vluchtte op elfjarige leeftijd met zijn familie naar de Westoever vanwege de oorlog rondom het ontstaan van Israël in 1948. Ellis schrijft vanuit een Joods perspectief, waarin het eeuwenlange lijden van het Joodse volk veel aandacht krijgt. Ateek benadrukt vooral het lijden van het Palestijnse volk. Ellis schrijft als religieuze Jood; Ateek als christelijke Palestijn. Hoewel de religieuze achtergrond van deze twee schrijvers verschilt, zijn er overeenkomsten in hun theologie. Zij delen deels dezelfde geschriften en de exodus is in bijna alle bevrijdingstheologieën een centraal thema. Het meest opvallend is de nadruk op het profetische karakter van religie en religieuze teksten.
17
Religieuze teksten kunnen twee uitwerkingen hebben: zij kunnen macht legitimeren of steeds kritisch blijven op de aanwezige macht door de stemmen van de minderheden te laten klinken. Religieuze teksten kunnen om een sacrificium intellectum vragen,(30) waarbij mensen als kwaad gekarakteriseerd worden – bijvoorbeeld het verhaal van Jozua en Jericho, dat door sommigen gebruikt wordt om de huidige stad Jericho aan Israël toe te kennen. De religieuze tekst is dan een autoriteit die bepaalde machten legitimeert. Dit is echter een weg die Ellis en Ateek verwerpen, zoals ik in dit paper heb aangetoond. Zij kiezen beide ervoor om de religieuze teksten en geschiedenis een profetisch karakter te laten hebben. Dit profetische karakter betekent dat teksten niet zozeer aan status verliezen, maar op een andere manier een filter vormen waarmee de werkelijkheid bekeken wordt. De religieuze teksten legitimeren bestaande machtsstructuren niet, maar vormen een basis voor rechtvaardigheid en solidariteit. Ellis benadrukt hierin het ethische karakter van het jodendom en Ateek benadrukt de persoon van Jezus als iemand die de weg van naastenliefde en gerechtigheid is gegaan, een weg die om navolging vraagt. Ellis en Ateek kiezen voor het laatste. Zij willen opnieuw betekenis geven aan religieuze teksten in de hedendaagse wereld.(31) Daarin willen zij de religieuze teksten en geschiedenis in deze plurale context als een profetische stem laten klinken die oproept tot leven, gerechtigheid en solidariteit. Wat conflictmanagement betreft zijn er raakvlakken: beide menen dat het samenleven van Joden en Palestijnen de basis moet zijn voor politieke besluitvorming. Idealiter is een staat het best, maar twee staten is het meest reëel. Zowel Ellis als Ateek verzetten zich tegen de bezetting van de Westoever, Gaza en Oost-Jeruzalem. De religieuze opvattingen van Ellis en Ateek zijn dus geen conflicterende ideologieën. Dit komt doordat zij beide religie niet gebruiken als legitimatie voor bestaande machtsstructuren. Religie kan een autoriteit zijn die machten legitimeert, maar door uitgangspunten als solidariteit en naastenliefde centraal te stellen, vormen de joodse en christelijke religie voor Ellis en Ateek eerder een basis voor interreligieuze en interetnische samenleving. De autonomie die Ellis en Ateek aan respectievelijk het Joodse en het Palestijnse volk willen toekennen, betekent niet dat het andere volk geen bestaansrecht heeft. Zij doen beide geen claims op land vanuit religieuze overtuigingen. Kern bij beide theologen en wetenschappers is dat het leven van het ene volk niet gefundeerd kan en mag zijn op de uitbuiting en onderdrukking van het andere volk. De onderzoeksvraag kan dus bevestigend beantwoord worden. Tot slot is het goed om te benoemen dat de christenen een kleine minderheid zijn binnen het Palestijnse volk. Bovendien kent Ellis binnen de Joodse wereld zowel aanhang als critici. Het draagvlak van beide theologen binnen hun volk is dus klein en hun invloed moet dus niet overschat worden. Maar een samenwerking tussen deze twee theologen kan
18
een minieme stap op weg naar vrede zijn in dit grote en complexe conflict. Voetnoten 1 -http://www.baylor.edu/jewish_studies/index.php?id=33813. 2 -Ellis 1987: 26. 3 -Ellis 1987: 2-3. 4 -Ellis 1987: 37. 5 -Ellis 1987: 116. 6 -Ellis 1987: 57. 7 -Deuteronomium 30:19-20, Nieuwe Bijbel Vertaling. 8 -Ellis 1987: 58. 9 -Ellis 1987: 84-85. 10 -Ellis 1987: 93. 11 -Ellis 1987: 93-94. 12 -Ellis 1987: 95, 122. 13 -Ellis 1987: 104. 14 -Ellis 1987:114. Noot: ook de Palestijnen behoren tot de Semitische volkeren. 15 -Ellis 1987: 116. 16 -Voor hun kritiek op de theologie van Ateek, zie bijvoorbeeld: http://christenenvoorisrael.nl/actueel/artikelen/27-artikelen/1391-christenen-tegen-israel. 17 -“Population, by religion and population group,” Israeli Central Bureau of Statistics, 2004. http:// www1.cbs.gov.il/shnaton56/st02_01.pdf. Retrieved 05.07.2005. 18 -Ateek 1989, p. 13-17. 19 -Deze geschiedenis wordt beschreven in Jozua 6. 20—Ateek 1989: 81. 21 -Ateek 1989: 83. 22 -Ateek 1989: 85. 23 -Ateek 1989: 134. 24 -Ateek 2008: 168. 25 -Ateek 1989: 170-171. 26 -Ateek 1989: 152. 27 -Ateek 1989: 152. 28 -Ateek 2008: 169. 29 -Ateek 2008: 170, 176. 30 -Collegeaantekeningen Religie tussen conflict en dialoog 11/03/2010. 31 -Collegeaantekeningen Religie tussen conflict en dialoog 11/03/2010.
Bronvermelding: Ateek, N.S., Justice and only justice: a Palestinian theology of liberation, Orbis Books, Maryknoll, New York: 1989. Ateek, N.S., A Palestinian cry for reconciliation, Orbis Books, Maryknoll, New York: 2008. Ellis, M.H., Toward a Jewish theology of liberation, Orbis Books, Maryknoll, New York: 1987. Websites: http://christenenvoorisrael.nl/actueel/artikelen/27-artikelen/1391-christenen-tegen-israel http://www1.cbs.gov.il/shnaton56/st02_01.pdf http://www.baylor.edu/jewish_studies/index.php?id=33813 http://www.biblija.net
19
Drie preken over Genesis 28: 10-22 Kruispunt Door Joost van den Brink Geliefde mensen van God, Net als Jakob zijn wij allemaal onderweg. Ons leven is een lange reis met gevaren, angsten, mogelijkheden en een bestemming. Jakobs bestemming is Charan, wat ‘kruispunt’ betekent. Later zal blijken dat die periode in Charan ook een belangrijk kruispunt in zijn leven is geweest. En misschien bevinden wij ons ook wel in een fase van onze levensweg dat we een kruispunt naderen. Een punt waarop we tot bezinning komen en er iets van ons wordt verwacht. Welke kant moeten we opgaan om verder te komen in ons leven? Linksaf, rechtsaf, rechtdoor? Er zijn meerdere momenten in ons leven die we als een kruispunt kunnen ervaren. Als we onherroepelijk een keuze moeten maken: Naar welke middelbare school kan ik het beste gaan? Welke opleiding wil ik volgen? Wil ik verder gaan in het geloofsspoor dat mijn ouders hebben getrokken? Met welke partner wil ik het leven door? Of als u op een leeftijd bent gekomen dat er niet zoveel meer ‘moet’, kunt u voor vragen staan: Moet ik misschien op zoek naar een andere baan? Wat wil ik in mijn leven nog doen voor dingen die zin hebben en van toegevoegde waarde kunnen zijn? Er zijn ook gebeurtenissen die ons leven ongewild stopzetten. Een chronische ziekte of een ernstig ongeluk. Een relatie die stuk loopt of een ontslag. Dan hebben we vaak weinig meer te kiezen. Dan komen we letterlijk een bord tegen met in grote letters ‘STOP’ erop. Tenslotte kunnen we ook zelf ons leven eens stopzetten op bepaalde momenten. Dan kijken we even van een afstandje naar ons leven, hoe het er nu uitziet en hoe we verder willen. Een natuurlijk moment daarvoor zijn de kerstdagen en oud en nieuw. Als we tenminste tussen alle zangdiensten, oliebollen en recepties door nog tijd over hebben… Het is verstandig om soms eens tijd te maken. Tijd om na te denken. Lopend, fietsend, lezend, voor je uit starend in een stoel. Want de aanbouw van rotondes gaat maar door. Misschien loopt het hier nog niet zo’n vaart, maar in Drachten kunnen ze er wat van. En ook in onze levens maken we maar al te gemakkelijk van onze kruispunten rotondes. Die zijn een stuk handiger! Maar het gevaar van rotondes is dat je er dan voor kunt zorgen dat je niet meer nadenkt over welke kant je op wilt gaan. Het gevolg is dan dat we besluiteloos rondjes blijven rijden. En als je dat maar lang genoeg doet, word je vanzelf duizelig. Dan zien we nog wel dingen om ons heen, maar die draaien ons een rad voor ogen zodat alles wazig wordt en we de weg helemaal niet meer kunnen vinden. Misschien hebben we dan officieel nog wel een bestemming, een doel in het leven: ‘Gelukkig worden’, ‘iets voor mensen betekenen’, ‘veel geld verdienen’ of ‘veel moois beleven’. Maar besluiteloos rondjes draaiend weten we niet meer hoe we die bestemming op een goede manier moeten bereiken. Dan zijn de dingen die we doen een vlucht geworden uit onze verantwoordelijkheid. Voor onszelf en voor anderen. Dan is ‘gewoon te blijven doen wat ik al deed’ een manier van leven geworden die ons afhoudt van relaties met anderen die
20
er werkelijk toe doen. Daarmee doen we anderen tekort maar ook onszelf. Want op den duur draait de rotonde ons zo dol dat we het nodig hebben dat er iemand voor ons op de rem trapt en de letters ‘S T O P’ in rode LED lampjes laat oplichten. En dat diegene dan uitstapt en ons de goede kant op wijst. Het verhaal van Jakobs droom te Betel vond ik eigenlijk maar raar. Ik snapte het niet zo goed. Dat kwam door de gebeurtenissen in het leven van Jakob die zich voor deze droom afspelen: Door een wonder wordt Rebekka, de vrouw van Isaak, zwanger van een tweeling. En God zegt tegen haar: “Je bent zwanger van een tweeling die zal uitgroeien tot twee volken. En de oudste zal de jongste dienen.” Esau en Jakob worden geboren en groeien op. Natuurlijk zal Rebekka Jakob over Gods voorspelling van zijn toekomst hebben verteld. Dat zal ook wel in zijn achterhoofd hebben meegespeeld toen hij het eerstgeboorterecht van zijn broer aftroggelde voor een kom soep. Maar de directe aanleiding waarom Jakob nu onderweg is, slaat alles. Hij bedroog zijn eigen vader door zich voor te doen als zijn broer Esau en stal daarmee de grootste zegen. Esau brulde van verdriet en machteloze woede. Hoe kon zijn broer hem zoiets aandoen? Ik voel wel met Esau mee. En wie van ons zou zich niet enorm geschoffeerd voelen door zo’n bedrog? Voor Jakob was het een onhoudbare situatie. Esau zinde op wraak en beraamde een broedermoord. Isaak en Rebekka zagen geen andere uitweg meer dan hem weg te sturen. En nu ligt hij in het open veld zijn wonden te likken. Terecht, zouden we zeggen, boontje komt om zijn loontje. Maar dan verschijnt God ineens aan Jakob en belooft hem gouden bergen: “Dit hele land is voor jou, je krijgt ontelbaar veel nageslacht en ik zal je overal beschermen. Ik ben bij je.” Onbegrijpelijk. Waaraan heeft Jakob dat verdiend? Het lijkt erop alsof God het kwade beloont! Is God wel eerlijk? Ondanks dat wij in ons leven misschien nooit op deze manier van onze familie afscheid hebben hoeven nemen, kunnen we toch wel dingen uit Jakobs leven bij onszelf herkennen. Al van meet af aan is God betrokken op Jakobs levensweg en zo ook op die van ons. Hij heeft ook ons leven gewild. We geloven dat God ook weet wat onze toekomst zal zijn. En ook bij onze geboorte mocht Gods stem worden gehoord. Toen wij als klein kind werden gedoopt, klonk over ons leven al de belofte: ‘Door Jezus Christus ben Ik ook jouw Vader. Wat je ook zult meemaken in je leven, Ik bied jou vergeving aan en de Heilige Geest wil je leren een kind van God te zijn.’ Wij zijn in Gods hand en Hij wil ons tot mooie mensen maken, die zijn genade aannemen en daarnaar leven. Dat vind ik overweldigend en ontroerend om te bedenken. De God die Jakob zijn zegen belooft, is dezelfde God die ook ons zegenen wil! Maar dan het vervolg van Jakobs leven. Daar kijken we toch wat meewarig naar en denken: “Zoiets slechts als Jakob deed zou ik toch nooit doen.” Maar waar begon het precies waardoor Jakob nu zo ver van huis en haard in de wildernis moet overnachten? Hij vulde samen met zijn moeder vast in wat Gods belofte voor zijn toekomst inhield: Als Esau Jakob zou dienen, moest Jakob wel het meeste van de erfenis krijgen om zo de machtigste te kunnen zijn. En daarvoor moest hij het eerstgeboorterecht en de grootste zegen krijgen. Ook wij weten vaak maar al te goed wat goed voor ons is. Ook wij
21
verwarren zegen vaak met materiële welvaart en succes in het leven. Maar betekent het altijd dat God ons zegent als wij een luxe leven kunnen leiden? Of als wij invloedrijke posities bereiken? Weten wij wel zo goed waarmee God ons zegenen wil? In deze dagen wensen we elkaar ‘de beste wensen’ toe. En ‘volle lok en seine’. Ik geef toe dat ik er soms niet eens bij nadenk wat ik dan de ander daarmee toewens. We bedoelen dan meestal zoiets als gezondheid en succes. Maar hoe weet ik nu wat het beste is? Voor een ander maar ook voor mezelf? Als je eenmaal in het hoofd hebt dat welvaart erg belangrijk voor je is, kan het van kwaad tot erger gaan. Jakob vertrouwt God de uitkomst van zijn beloften niet toe en gaat proberen het leven zelf te regisseren. Hij wordt een doe-het-zelver. Hij chanteert Esau eerst met soep en steelt van hem tenslotte de grootste zegen door zijn vader te bedriegen. Ook wij hebben er soms veel voor over om onze posities en luxe veilig te stellen. Dat leren we onszelf al aan op jonge leeftijd. En als we ouder worden gaat het steeds subtieler. We manipuleren anderen, hebben zo onze leugentjes om bestwil, verzwijgen wat voor de Belastingdienst, doen ons beter voor dan we zijn… En dan houden we soms onszelf nog voor ook dat God daar niets mee te maken heeft. Maar eerlijk duurt nog steeds het langst. Wanneer onze maniertjes en geheimpjes zich opstapelen worden ze uiteindelijk een web waarin we zelf verstrikt raken. We laten er anderen de dupe van zijn maar houden ook onszelf voor de gek. En erger nog: God wordt zo vakkundig subtiel uit ons leven gehouden. Want omdat we een gerieflijk leven leiden moeten we van onszelf ook zeggen dat we gelukkig zijn. Maar tegelijk kan er diep in ons een ontevredenheid knagen die ons zegt dat dit toch niet alles kan zijn. Het vasthouden aan wat we tot ‘zegen’ hebben bestempeld, houdt ons af van Gods zegen. Het vasthouden aan wat we onszelf als ‘zegen’ hebben voorgehouden, staat Gods zegen in de weg. Hoe lang laten we dat nog duren? Welvaart en succes zijn onbetrouwbaar. Ons leven daarnaar inrichten, is onszelf voor de gek houden. Het kan ons allemaal uit handen geslagen worden. Zelfs door eigen toedoen. Zo verging het Jakob. Hij wilde zijn leven regisseren en zichzelf een happy end geven met een grote erfenis en veel macht. Maar het gevolg is dat hij nu koud ligt te worden op een steen, ver van huis en haard, en zonder God. Wij kunnen op verschillende manieren op een kruispunt terecht komen. Soms brengt onze leeftijd keuzes met zich mee. Jakob was 40 en moest toch eens aan een gezin gaan denken. Soms dwingen de omstandigheden ons andere wegen te gaan. Soms zijn we er nog zelf verantwoordelijk voor ook. Jakob werd weggestuurd door zijn ouders. En hij heeft het er zelf naar gemaakt ook. Tenslotte kunnen we ook onszelf soms stopzetten. Doen we dat wel eens? En wat gebeurt er dan? Jakob doet het niet. Jakob is een rotonde opgereden dat hem een rad voor ogen draait. Hij is verstrikt in zijn eigen web van bedrog. Hij is een hoopje mens en voor zijn toekomst meer dan ooit van anderen afhankelijk geworden. Maar in plaats van zijn problemen met God te delen en te proberen in het reine met zijn familie te komen, zal hij zelf voor een vrouw en een nieuwe toekomst zorgen. In Charan. De plaats van zijn moeders familie, zijn voorouders, zijn verleden. Een kruispunt dat een rotonde blijkt te zijn.
22
Heeft God iets te maken met zijn leven? God doet niets en heeft sinds zijn geboorte al niets meer van zich laten horen. Waar is God nu? Eigenlijk heeft Jakob zelf in zijn hele leven nog niets van God ervaren. Hij zit vast in zijn verleden, kent God nog niet en besluit op dit punt in zijn leven een rotonde op te rijden. Gods belofte aan het begin van zijn leven zegt hem nu niets meer. Maar nu!! Licht in de nacht. Er is in Jakobs duistere wolken een licht der lichten opgegaan. God daalt uit de hemel neer naar Jakob. Een ladder maakt van deze plaats een kruispunt. God zet Jakob stil. En wat God doet verbaast nog het allermeest. Hij zet Jakob niet op zijn nummer. Hij rammelt hem niet door elkaar en schreeuwt niet: “Wil je nu eindelijk eens naar me luisteren?!” Maar het is ook niet wat ik eerst dacht: “Jakob, jongen, hier ben ik. Het werd tijd dat ik weer eens van Me liet horen. Je kon er ook niet zoveel aan doen dat je hier bent beland. Als je moeder niet had verteld van die voorspelling had je ook niet zulke domme dingen gedaan. Je hebt het dan misschien wel zelf gedaan, maar je wist niet beter en bent gewoon door je ouders in deze situatie terecht gekomen. Als je ouders niet allebei een van jullie twee hadden voorgetrokken, was dit niet gebeurd. Maar nu ga ik met je mee en komt het allemaal goed. Ik heb jou tenslotte uitverkoren en alles wat ik besluit, komt uit. Je hebt geluk dat ik aan jouw kant sta.” Nee, dit is geen eind goed al goed of een hemels schouderklopje. Jakob heeft het levenshard nodig dat hij ervaart dat God nog steeds op zijn leven betrokken is. En dat houdt niet in dat God hem rijkdom en macht geeft. Jakob had de zegen van zijn vader Isaak niet nodig, maar de zegen van God zelf! Er wordt een ladder uit de hemel neergelaten omdat Jakobs zelfgebouwde toren is ingestort. Jakob, de doe-het-zelver, heeft genade nodig om zijn leven weer op de rails te krijgen. Jakob kan niet zonder genade. En wat houdt die genade, die zegen van God in? Dat klinkt ook vanmorgen hier in dit huis van God: “Dochter, zoon, Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat. Ik zal je niet alleen laten en geef je een nieuwe toekomst. Misschien besefte je het niet, maar ik ben overal bij je. Ik ben bij jou in deze eenzaamheid, in deze onzekere situatie, in deze wroeging en angst. Je hebt het ook niet verdiend, maar toch help ik je. Ik ben niet voor niets naar de aarde afgedaald om naast je te staan. Het kostte Me Mijn leven, maar Ik wil jou een nieuw leven geven zonder angst. Mag Ik je leiden?” God maakt zich niet bekend als degene die ons van welvaart en geluk voorziet. Wel als degene die altijd aanwezig is, vergeving belooft en een nieuwe toekomst biedt. Hij gaat met je mee, ook als je mensen bedrogen hebt of mensen jou zullen bedriegen. Hij is op je leven betrokken, ook als je je onder de plak van je moeder vandaan moet trekken of een levenspartner zoekt. God zei tegen Jakob: “Ik heb een plan met jou! Niet deze plaats het belangrijkst, maar dit hele land wordt straks van jou. Niet je ouders zijn het belangrijkste voor je toekomst, maar je kinderen. Houd niet vast aan wat je kent en denkt te kunnen beheersen, ga op weg met Mij naar het onbekende land dat voor jou en je nageslacht is.” Zo krijgt Jakob dezelfde belofte als zijn vader Isaak en grootvader Abraham. Gods zegen is God zelf, zijn aanwezigheid, zijn trouw. Die zegen is een open toekomst zonder angst. Die zegen is ook
23
voor ons als wij ons tot het nageslacht willen laten rekenen van Abraham, Isaak, Jakob, David en Jezus. In de komst van Christus op aarde is de ladder ook definitief voor ons neergelaten. Jezus zegt, ook tegen u, zijn leerling uit de volken: “Ik ben met je, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” Dit is vanmorgen ons brood voor onderweg op onze eigen levensreis. Het evangelie voor 2010. Ons leven is een lange reis met gevaren, angsten, mogelijkheden en een bestemming. God zette Jakob stil op een kruispunt in zijn leven. Hij zet ook ons vanmorgen stil. De kerstlichtjes gaan straks weer uit. Maar het Licht van deze wereld is ook reddend verschenen voor u, jou en mij. Wat doen we met die boodschap en die belofte? Wat doet Jakob? Hij wijdt een steen en maakt daarmee ruimte voor God. Net als Jakob hebben we de neiging zelf te navigeren en God onze voorwaarden te stellen. Daarmee beperken we de ruimte voor God in ons leven. Maar ondanks dat laat God ons zien wie Hij voor ons wil zijn. Daarop durft Jakob meer te doen. Hij onderhandelt met God over zijn toekomst en gaat zo met die God op weg. De God die zegt: “Ik ben met je, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” Deze wereld waarin we soms verdwalen door wat we verkeerd doen, gewond zijn door wat ons aangedaan wordt en bang zijn voor het onbekende. Maar waarin Gods toekomst hoop geeft en vertrouwen. Jakob belooft God een tiende van zijn bezittingen en toont daarmee God zijn dankbaarheid. Zo stemmen Gods beloften ons dankbaar en maakt het vertrouwen op God ook ruimte in de portemonnee van onze overvloed. Jakobs voorlopige bestemming was Charan, kruispunt. Maar zijn leven was vastgelopen op een rotonde. Tot God hem stilzette op het kruispunt Betel. Misschien zijn wij wel op een kruispunt aanbeland in ons leven en moeten we keuzes maken. Laten we ons dan eens afvragen: Wie is God eigenlijk voor ons? Wat houdt Gods trouw in voor ons concrete dagelijks leven? Een ding is zeker: God gaat met ons mee. God is: Emmanuël, God met ons. Hij is ons vertrouwen en onze dankbaarheid waard! Amen.
24
Mooie woorden Door Manda Boele Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus, Woorden raken mensen. Ze zetten ons aan het denken, roepen emoties op. Ze zijn soms snel uitgesproken maar diep doordacht en weloverwogen. Woorden doen wat met ons. Ze kunnen motiveren en aansporen. Een goed advies van een vriend of vriendin, waaruit we kunnen merken dat die ander echt met ons meeleeft en ons begrijpt. Een toespraak van een bekend persoon die raakt aan onze belevingswereld. Ik denk dat we allemaal wel een herinnering zullen hebben aan iemand die wat tegen ons zei wat een diepe indruk maakte. Zelf moet ik denken aan de speech van Barack Obama tijdens zijn inauguratie. Een ander voorbeeld is de speech van Nelson Mandela. Het ‘yes we can’ en de woorden van Mandela over ‘het licht en niet onze duisternis wat ons het meest beangstigd’, hebben mij persoonlijk geraakt. Woorden hebben impact. Maar niet alleen op een positieve manier. Woorden kunnen kwetsen, pijn doen, kleineren. Woorden kunnen op een verkeerde manier uitgesproken worden. Verkeerde woorden kunnen gezegd worden. Wij kunnen daar slachtoffer van zijn. Ons gekwetst voelen of gepasseerd, onbegrepen. Maar ook wij zelf zijn geen lieverdjes. Als ik naar mezelf kijk dan kan ik soms mensen behoorlijk pijn doen met mijn woorden. Ik kan over mensen heen walsen. En tjah, dat leugentje om bestwil. Is dat nou echt zo erg? Als we eerlijk naar onszelf durven kijken dan komen we tot de conclusie dat we met woorden mensen soms behoorlijk pijn kunnen doen. Bewust of onbewust. Woorden zijn een kwetsbaar iets. Nadat ze uitgesproken zijn kunnen ze nog een lange doorwerking hebben in de mens die ze gehoord heeft. Zojuist hebben we met elkaar geluisterd naar woorden uit Genesis. Een deel van het verhaal van Jacob. Als we wat terug gaan in het verhaal kunnen we zien dat Jacob ook niet onder de impact van zijn woorden uitkomt. Hij staat bij ons misschien bekend als de leugenaar en de bedrieger. Hij heeft met woorden veel overhoop gegooid in de levens van zijn familie. Hij heeft zijn vader met gladde praatjes de zegen, die eigenlijk voor zijn broer bedoeld was, afgenomen. De moeder van Jacob, Rebekka, speelt daar ook een grote rol in. Zij heeft Jacob overgehaald om de zegen van Esau af te pakken. De impact van Rebekka’s woorden op Jacob was groot zodat Jacob zijn vader en zijn broer bedroog. Rebekka geeft daarna ook nog een advies aan Jacob: vlucht naar Charan, naar je oom! Later geeft Isaak ook te kennen aan Jacob dat hij weg moet gaan. Hij moet naar Charan om daar een vrouw te vinden. Want hij mag niet met een Kanaanitisch meisje trouwen. En zo gaat hij op weg. En daar gaat hij. Helemaal alleen. Op weg naar Charan. Met niemand om mee te praten. Het enige wat hij kan doen is de hele situatie in zijn hoofd nog een keer afspelen. Hij hoort de woorden van zijn moeder Rebekka: ‘Doe nu precies wat ik je zeg mijn zoon, laat je door je vader zegenen in plaats van Esau.’. En daarna de woorden van zijn vader Isaak: ‘Ga weg, naar Charan en trouw daar een meisje, want je mag niet met een Kanaanitische trouwen.’. En op de achtergrond het hatelijke stemmetje van Esau: ‘Ik zal je vermoorden,
25
wie denk je wel niet dat je bent om mijn zegen te stelen!’. Al deze woorden schieten door zijn hoofd heen. Hij wordt ermee geconfronteerd en moet er wel over nadenken. Over de gevolgen van wat hij gedaan heeft. Zijn woorden hebben pijn gedaan, gekwetst. Hij heeft mensen bedrogen. Wellicht herken je zo’n moment uit je eigen leven. Een moment van confrontatie. Alsof je opeens ziet wat jouw woorden voor uitwerking hebben gehad op mensen. Woorden waarvan je achteraf denkt: was dat nou echt nodig om dat zo te zeggen? Had ik niet beter gewoon mijn mond kunnen houden? Maar je kunt niet meer terug. En je wordt geconfronteerd met de stilte, waarin je wordt gedwongen om na te denken en al die woorden een voor een in je hoofd naar boven te laten komen. Dat leugentje om bestwil bijvoorbeeld. Bij Jacob is dat wel heel letterlijk het geval. Hij liegt om zijn eigen bestwil, om de zegen van de oudste zoon te krijgen. Maar tegen welke prijs? Jacob loopt daar dus, een beetje in zichzelf mompelend. Mopperend op de situatie. Mopperend op zijn broer die zo boos werd en zo vol met haat zit, mopperend op zijn moeder die hem heeft aangezet om de zegen af te nemen van zijn broer. Langzaam wordt het donker, de nacht valt. Hij heeft niks bij zich, dus hij kijkt wat om zich heen en pakt een steen. Daar kan hij wel een nachtje op slapen. Eindelijk rust, niet meer nadenken, gewoon slapen. Maar woorden werken door. Jacob droomt. Het is een wonderlijke droom. Een droom van een trap die van de hemel naar de aarde reikt. We moeten hier denken aan een trap die naar de ingang van een woning leidt. Een ingang. En op die trap lopen engelen heen en weer en naast Jacob staat God. De trap vormt een verbinding tussen hemel en aarde, tussen God en mens. God spreekt tot Jacob. Juist nu Jacob stil is, helemaal alleen ligt te slapen. Daar waar niemand wat tegen hem kan zeggen, spreekt God. Want God heeft Jacob wel wat te zeggen. Geen woorden van bedrog, geen kwetsende woorden. Maar woorden vol van hoop en belofte. Een belofte van een groot nageslacht, uitbreiding van land en bescherming waar Jacob ook heen zal gaan. Eigenlijk alles wat Jacob nodig heeft om te overleven. Mooie woorden. Bijzonder ook, zo’n droom. Wij dromen ook vast wel eens. Vaak over dingen die gebeurd zijn op de dag voordat we gaan slapen. Dingen die impact op ons hebben gemaakt. Over een nieuw project op ons werk, over diegene waarop we verliefd zijn. Onze dromen kunnen fijn zijn, maar we weten altijd als we weer wakker worden dat we weer met onze beide benen uit bed moeten stappen. De werkelijkheid in. Dromen zijn niet echt. En gelukkig maar, want we dromen soms ook rare en vervelende dingen. Nachtmerries, die verdacht echt kunnen lijken. We schudden het van ons af en gaan de dag weer in. Dan klinkt zo’n droom zoals Jacob die had ons misschien wat vreemd in de oren. Dat gebeurd ons toch niet? Maar Jacobs droom is meer dan een droom alleen. God spreekt tot Jacob in zijn droom. En Gods woorden hebben een diepe impact. Dat betekend niet dat God ook tot ons moet spreken in onze dromen. God spreekt op verschillende manieren. God spreekt als wij uit
26
de Bijbel lezen, zoals vanochtend, over Jacob. God spreekt als wij zoals nu met elkaar in Gods huis zitten. Hij spreekt tot ons door middel van Zijn Geest. Woorden van vroeger, van Jacob, die uitgelegd worden en ons raken. De Geest van God zorgt ervoor dat wij geboeid raken, dat die oude woorden persoonlijk worden voor ons. Het gaat niet om de droom, het gaat om het spreken van God. En dat heeft impact. Op ons maar ook op Jacob. Want Jacob wordt wakker en beseft opeens dat God tot hem heeft gesproken. Er staat dat hij bang werd en ontzag kreeg voor God. Want op die stille plaats ver van huis spreekt God tot hem. Dat moet een schok geweest zijn. Jacob is opgegroeid in een omgeving waar goden in beelden aanwezig waren. De lokale goden van de Kanaainitische religie. Goden die niet bewegen, die niet spreken. Maar dit is anders. God is niet een van die goden. God is met Jacob meegegaan en hij spreekt zelfs tot hem. Zo ver van huis. En na het besef en de angst van Jacob is het Jacobs beurt om te spreken. Hij zegt hardop dat de plaats waar hij geslapen heeft een plaats is waar God aanwezig is. En om zijn woorden kracht bij te zetten pakt hij de steen waarop hij heeft geslapen en zet hem recht overeind. Het weinige wat hij bij zicht heeft, een klein kruikje met olie, giet hij over de steen zodat deze steen een herinnering is aan zijn gesprek met God. De steen is de enige getuige in de wijde omgeving dat Jacob hier met God heeft gesproken. Na deze eerste reactie gaat Jacob in op wat God in zijn droom tegen hem heeft gezegd. Hij zegt: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de Heer mijn God zijn’. Daar hebben we Jacob weer, die oude vertrouwde mondige Jacob. Het lijkt wel of hij een voorwaarde stelt aan God. Want als God Jacob beschermt, eten en kleren geeft en hem veilig thuisbrengt, dan is de Heer zijn God. Was de droom dan niet genoeg? Was Gods spreken dan niet bijzonder op zichzelf? Vertrouwd Jacob wel op wat God hem beloofd heeft, gelooft hij het wel echt? Wij zouden blij zijn met zo’n droom, toch? Probeert Jacob God hier voor zijn karretje te spannen? Hem te imponeren met woorden? Net zoals hij dat bij zijn vader heeft gedaan? Daar lijkt het op het eerste gezicht wel op. Maar hier moeten we niet te snel overheen lezen. Wat hier gebeurd is een gesprek tussen God en Jacob. God spreekt eerst tot Jacob in zijn droom en Jacob antwoord daarna naar God toe. Na zijn antwoord stelt hij eigenlijk een vraag aan God. Dat als God doet wat Hij beloofd, God de God van Jacob is. God laat Jacob vrij om deze vraag te stellen. Want op deze manier kan Jacob zich God toe-eigenen. De God van Abraham en Isaak, zijn grootvader en vader, wordt ook de God van Jacob. En op die manier worden de uitgesproken woorden van God, de belofte, een houvast voor Jacob. God gaat met Jacob mee. Hij is niet meer alleen. Wij mensen hebben het nodig om in gesprek te gaan met God. Als God spreekt mogen wij antwoorden. We zullen dan vol verwondering beseffen dat God spreekt. Misschien
27
worden we angstig dat God, de almachtige ons ziet en hoort. Maar daar hoeft het niet bij te blijven. Wij mogen vragen stellen aan God. Wij mogen God wijzen op Zijn belofte. Want de belofte is niet alleen voor Jacob, maar ook voor ons. God heeft een verbond gesloten met Abraham, Isaak en nu met Jacob. Ook wij, als gemeente van Jezus Christus, leven vanuit dat verbond. Ook God heeft een verbond gesloten met ons door middel van onze doop en belijdenis. Hij is ook onze God. En God zij dank dat wij een God hebben die persoonlijk is. Geen bewegingsloze en stille God. Maar een God die ons aanspreekt en ons vrij laat om op Hem te reageren. We mogen blij zijn, verdrietig, boos en verward. We mogen onze vragen uitspreken naar God. Vol van wanhoop, angst en vertwijfeling. Want uiteindelijk is het God die ons daarvoor de ruimte geeft. De God die Zijn belofte draagt in Zijn naam: Ik ben er. Ik ben er voor je, waar je ook bent en wat je ook doet. Aan het einde van het verhaal in Genesis staat dat Jacob zegt tegen God dat de steen die hij overeind heeft gezet en overgoten heeft met olie een huis van God zal zijn. Hij noemt de plaats Betel, wat huis van God betekent. En hij zal een tienden afstaan van alles wat hij heeft. Die tienden refereren aan het huis van God. Het was vroeger een gewoonte om bij een heilige plaats, een huis van God, tienden in te zamelen. Het huis van God dat op de plaats waar Jacob wakker is geworden, gesymboliseerd wordt door de steen. Wij zitten vanochtend ook in een huis van God. Wij, als gemeente van Christus, horen vandaag woorden van vroeger over Jacob. Oude woorden, indrukwekkende woorden. Woorden die ons iets laten proeven van het gesprek tussen God en Jacob in Betel. En die woorden mogen indruk op ons maken. Want God spreekt ons aan door die woorden. God, de God van Jacob is ook onze God. God met de naam: Ik ben er. Goddelijke woorden die in gesprek gaan met menselijke woorden. God die in gesprek gaat met ons. Het is goed als we nadenken over wat we zeggen en hoe we iets zeggen. Een stukje bewustwording. Net zoals Jacob zich bewust werd van Gods aanwezigheid mogen ook wij ons bewust worden. We zijn niet alleen. Wij spreken niet in het luchtledige. Natuurlijk blijft het een kwetsbaar iets, woorden. En we zullen geconfronteerd blijven worden met de impact van onze eigen woorden. Maar gelukkig mogen we ons vasthouden aan de mooie woorden van God: ‘Ik ben er en Ik zal er zijn. Overal waar je heen gaat en wat je ook doet’. Woorden die niet alleen mooi, maar ook echt zijn, vol van leven. Ze spreken tot ons en raken ons. Ze geven ons hoop en kracht om te vertrouwen op Gods belofte dat Hij er is en met je mee zal gaan. Juist daar waar woorden van mensen zo kwetsbaar zijn. En die woorden van God, juist dat zijn de woorden die gesproken worden in een huis van God. Ook hier in dit huis. Laten we deze woorden herinneren als we met elkaar in gesprek gaan. En laten we vooral niet vergeten om met God in gesprek te gaan en te blijven. Dat wij als gemeente vol ontzag mogen luisteren naar en antwoorden aan onze God die tot ons spreekt. Amen.
28
Preek Door Willemijn van Dijk-Heij Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Jakob is een bedrieger van de bovenste plank. Al vroeg ligt hij in de clinch met zijn oudere tweelingbroer Esau, de ruige. Al voor de geboorte vechten de twee om wie er als eerste naar buiten mag komen. Esau wint. Jakob volgt op de voet. Hij grijpt hem letterlijk bij de hielen. Met een hand gesloten om de hiel van zijn broer komt hij ter wereld. En wordt Jakob genoemd, beetnemer. En gedurende zijn jeugd doet hij die naam eer aan. Hij bedriegt zijn broer door een bord linzensoep te ruilen voor het eerstgeboorterecht van Esau. Later doet hij zich voor als Esau en steelt daarbij de belangrijke zegen van zijn stervende vader, een zegen die bestemd was voor Esau. Daarbij heeft hij zijn blinde vader op een schandalige wijze bedrogen door net te doen alsof hij Esau was. 'Ben je echt mijn zoon Esau?' Vraagt de oude blinde Isaac. 'Ja' zegt Jakob. Wat een uitgekookt mannetje die Jakob, een echte beetnemer. Jakob is iemand die anderen in de maling neemt. Hij is er op uit om overal zelf beter van te worden. Zijn uitgehongerde broer Esau gunt hij niet eens een bord soep! Daarvoor moet hij eerst iets voor in ruil krijgen. Misschien noemen wij zo iemand vandaag de dag een rasechte egoïst. Een profiteur. Zijn tweelingbroer Esau mag er ook wezen. Ook niet bepaald een lieverdje. Want zodra hij hoort dat Jakob de zegen heeft gestolen van hem, zegt hij tot zichzelf dat als zijn vader gestorven is, hij Jakob een kopje kleiner zal gaan maken. Esau is een driftkop, een agressieve man. Leuke broers! Wat een stelletje mannen! Toen ik het verhaal van Jakob en Esau weer eens las, dacht ik: wat een vreemd verhaal eigenlijk. Wat kunnen we hiermee? Het staat zo ver van mijn bed. Het zijn zulke brute figuren die Jakob en Esau, bijna extreem. Dit verhaal zegt toch niks over mij? Hoe kan ik nou iets uit dit verhaal halen voor u? Iets waar u iets aan heeft? Die Jakob, dat is toch niet iemand om je mee te identificeren. Ik kwam er niet uit en heb de boel de boel gelaten, ik ging even wat anders doen. Ik bezocht de website nu.nl. Even kijken of er nog wat was gebeurd in de wereld. En daar viel het kwartje. Schietpartijen, valse beloften, overspel, racisme, politieke spelletjes, de wereld, u en ik, wij zijn geen haar beter. Misschien begaan wij niet zulke grote misdaden, of doen we het niet altijd even bewust. Maar zijn wij in wezen niet net zo goed beetnemers? Beetnemers die het zichzelf zo aangenaam mogelijk proberen te maken, ook al is dat soms in het nadeel van anderen? Doen wij niet aan leugentjes om eigen bestwil? Zijn wij vrij te pleiten? Zijn wij altijd even eerlijk ten opzichten van onze partner, onze kinderen, onze ouders of vrienden, onze baas of collega's, de belastingdienst? Wij zijn als Jakob, beetnemers. De beetnemer vlucht, zijn leven is in gevaar. Hij heeft zichzelf zo in de nesten gewerkt, dat zijn hele wereld op de kop staat. Met de dood bedreigd, vlucht hij naar Charan, naar een oom die hij nooit gezien heeft, op een plaats waar hij alleen van gehoord heeft. Misschien
29
is hij veilig bij zijn oom en wil hij voor hem zorgen, hem eten geven. Misschien kan hij daar iets opbouwen, een mooi stukje land, een mooie vrouw en wat kinderen. Misschien... Jakob gaat, hij gaat een onbekende toekomst tegemoet. En nu is het donker. De zon is onder gegaan. Van al het vluchten moe, legt Jakob zijn hoofd op een steen. Zijn familie is ver weg. Zal hij ze ooit nog zien? Zijn stervende vader, die hij net nog bedrogen heeft waarschijnlijk niet meer. En zijn moeder? Zijn broer? Het land waar hij groot is gebracht? Wat een eenzaam en bang moment moet dit zijn voor deze beetnemer. Daar ligt hij dan op het dieptepunt van zijn leven. Morgen zal hij de grens over gaan, weg uit het beloofde land. Hij gaat terug naar af, hij vertrekt uit het beloofde land, het land dat als belofte is gegeven aan zijn opa Abraham. Uit dat land vertrekt hij en gaat naar het land waar Abraham uit vertrokken is. De tegenovergestelde richting. De belofte van God aan Abraham lijkt nu verder weg dan ooit. Morgen zal hij de grens over gaan. De grens tussen het oude vertrouwde, van leugens en bedrog naar het onbekende, het onvertrouwde. Jakob heeft een grens bereikt die hij over moet. Hij weet niet hoe het zal zijn aan de andere kant van de grens. Een grenservaring. Ik moest hierbij denken aan hoe ik als klein meisje van 7 jaar ging verhuizen voor mijn vaders werk vanuit Hendrik Ido Ambacht, vlak bij Rotterdam, naar het oosten van het land, Dedemsvaart, boven Zwolle. Dat was voor mijn gevoel emigreren. Huilend zat ik met mijn zussen op de achterbank van de auto, achter de verhuiswagen aan. We waren er 1 keer eerder geweest om een kijkje te nemen bij het huis dat nieuw gebouwd werd voor ons. We hadden toen alleen het fundament gezien. De mensen praatten er zo anders dan ik gewend was, bijna onverstaanbaar. Voor mij, maar veel meer nog voor mijn ouders, was dit een soort van grenservaring. Ze moesten het oude en vertrouwde achterlaten, hun sociale leven helemaal opnieuw opbouwen. Veel onzekerheid. Maar grenservaringen hoeven niet letterlijk te gaan over je verplaatsen van een plek naar een andere plek, een verhuizing of emigratie. Een grenservaring kan ook te maken hebben met gebeurtenissen in je leven. Ik denk daarbij aan iemand die ontslagen wordt, dat kan een enorme klap zijn. Zomaar van het ene op het andere moment geen werk meer te hebben. Misschien wel werk waaruit identiteit gehaald wordt, sociale status. Vervuld van schaamte en onbegrip moet er dan weer geprobeerd worden ergens anders aan de bak te komen, weer financiële zekerheid te krijgen. Dat kunnen hele zware tijden zijn voor iemand. Ook denk ik aan een stuk gelopen relatie. Wanneer je weer opnieuw moet beginnen en alleen verder moet gaan, je verleden achter je moet laten. Dat kan een dieptepunt zijn in je leven, een dieptepunt vol teleurstelling. Jakob, op het dieptepunt van zijn leven, gaat slapen. En droomt. Hij droomt over een ladder, een ladder die vanuit de hemel op de aarde is neergezet. Een ladder waar engelen op en af gaan. En naast de ladder, daar is God. Jakob ontmoet God. Nog niet eerder in zijn leven heeft Jakob iets van God zelf gehoord. Maar nu, nu deze beetnemer is gevlogen, nu
30
spreekt God tot hem. En het bijzondere is, God komt niet met allerlei verwijten, maar hij komt met een belofte. Hij ziet de ellende van Jakob, zijn onzekerheden. Hij zegt: de belofte die ik ooit aan Abraham heb gegeven, toen hij vertrok uit Charan, geef ik jou ook. Je zult dit land krijgen, waar je nu op ligt te slapen. Je nageslacht zal talrijk zijn. Je zult gezegend zijn. Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat en ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten, tot Ik gedaan heb wat Ik heb beloofd. Jakob krijgt de belofte ooit weer terug te keren naar dit land. Jakob krijgt perspectief. De duisternis van de nacht lijkt minder donker dan daarnet. Hij heeft uitzicht. Jakob hoeft niet af te wachten of Laban hem zal helpen, God zelf heeft hem beloofd nabij te zijn en te beschermen! Nu klinkt dit alles erg groots. Bijna onvoorstelbaar. God belooft Jakob, de beetnemer, veel goeds, hij zegent hem. Is dat niet een beetje makkelijk? Maar het verhaal van Jakob gaat verder. De bedrieger zal worden bedrogen door Laban. Hij zal hard moeten werken voor zijn vrouwen, hij zal hard moeten werken voor zijn vee. Hij moet hard aan de slag om de belofte van God werkelijkheid te zien worden. Hij kan niet lui achterover leunen en wachten tot God zijn belofte waarmaakt. Hij moet ervoor in beweging komen. Het leven met die belofte is voor hem een hele worsteling. Hij worstelt met God. Jakob worstelt met God op de avond voordat hij het beloofde land weer binnentrekt aan de rivier de Jabbok, in de nacht voordat hij de belofte van God werkelijkheid ziet worden. Wat zal hij bang zijn geweest toen. Hoe zal Esau reageren? Wie zal hij allemaal terug zien? Houdt God zich werkelijk aan Zijn belofte? Jakob worstelt. Aan het einde van de worsteling vraagt Jakob om een zegen van de persoon met wie hij geworsteld heeft. Hij weet, dit is een bijzonder moment. Hoe heet je? Wordt aan hem gevraagd. Wie ben je? Wat doet Jakob? Zal hij weer bedriegen? Nee. Jakob zegt: ik ben Jakob. Een hele biecht. Ik ben Jakob, de beetnemer. Maar wat gebeurt er nu? Jakob krijgt een nieuwe naam, een nieuwe identiteit. Voortaan zal je geen Jakob meer heten, maar Israël; Strijder Gods. Moedig heb je je strijd gestreden. Moedig heb je je door het duister heen gevochten. De zon ging onder in Bethel. Nu gaat de zon weer op aan de Jabbok. Jakob gaat het beloofde land tegemoet. Hij mag Gods belofte werkelijkheid zien worden. Het verhaal van Jakob is ons verhaal. Wij zijn net als Jakob beetnemers, op zoek naar het beste voor onszelf, soms koste wat het kost. Maar God blijft wie hij is. Een God van belofte. Hij heeft in Jezus Christus ook aan ons een rijk van vrede en gerechtigheid beloofd. Het koninkrijk van God. En voor die belofte geldt ook, net als bij Jakob, dat deze ons niet zomaar aan komt waaien. Wij moeten er voor vechten, door het duister van de wereld heen, door het duister van ons leven heen. Strijden voor een goede wereld waarin geleefd kan worden zoals God dat wil. Waarin liefde en harmonie de boventoon voeren.
31
Lieve Hermina,“Orphaned land” The Neverending way of Recensie ORwarriOR Regelmatig krijg ik opmerkingen van mijn studiegenoten te horen dat ik Door Folkert deslijmen Jong ben tegenover de docenten. Ik maak teveel aan het
natuurlijk altijd mijn huiswerk en zorg dat ik de aanvullende Ohliteratuur nee hè heb gelezen. Ook probeer ik tijdens lessen zoveel te vragen, waardoor Eenmogelijk cd recensie… van Folkert.ik soms erg veel aan het woord ben. Dat ziejongen ik zelf ook welmaar in, maar om goede cijfers te herrie die híj muziek noemt. Nee dan Vriendelijke hoor, afschuwelijk, de bak halen zal ik U2, tochBach de stofofgoed begrijpen. Daarnaast liever (Dido, watmoeten dan ook en vogue is). groet ik mijn docenten wanneer ik hen tegenkom in de gangen, stuur ik ieder jaar hen een kerstkaart en wens ik ze Dit was mijn poging me in te leven in de eventuele lezer van deze recensie. Ik moedig wanneer er een feestdag aankomt altijd een gezegende echter aan ometc. deze vooroordelen eventjes aan de kant te zetten. Pasen/kerst Is dit slijmen? Hebben mijn klasgenoten gelijk en moetWant dit is geen gewone metalplaat. ik hiermee stoppen? Groeten van een slijmbal. Wat er namelijk direct opvalt is de ongewone oorsprong van de band: Israël. Het hart van Lieve slijmbal, religieuze conflicten voor de laatste tweeduizend jaar of zo, in ieder geval de laatste 60 jaar. Afgezien van of de oorlog politiek of religieus van aard is, de religieuze dimensie is overduidelijk. In het licht daarvan is het nogal wat dat er een band is gekomen die zijn stijl Je klasgenoten zullen moeten inzien dat je in het gewone leven een heel eind komt met wat zij omschrijft als Jewish Muslim Metal of Middle Eastern Progressive Metal. Deze band onderbovendien slijmen verstaan. te zorgenaandatbeide je werkkanten op ordevan is, geef je aan de(wat docent te kennen claimt fans Door te hebben de muur klopt, gezien de fansite dat jeenjefacebook). best doet voor zijn vak. Door het lezen van extra literatuur laat je nog beter zien dat
je geïnteresseerd bent. Dat zijn zaken waarmee je indruk op een docent kunt maken. Mocht je
De boodschap van de band is daar ook niet los van te zien en toont dat zich in de teksten, onverhoopt een onvoldoende halen op het tentamen of voor je paper, dan zal je docent eerder muziek en zelfs in de foto’s. In één foto knielen twee ‘orthodoxe joden’ op de wijze van geneigdenzijnstaan om wattwee doorarabieren de vingers de te zien. Later tijdensterwijl je werkdezulzanger je merken je baas ook op moslims bijbel te lezen een dat doornenkroon heeft en door een de zegenend maakt.jijDe op het waren niet van de en lucht meer vingers zalgebaar zien wanneer elkereacties dag op tijd komt,netweinig ziekverlof neemt je en de zanger reageerde heel droog dat de eenheid in de afwijzing uit de religieuze hoek precies simpelweg je beste been voor zet. Je klasgenoten denken waarschijnlijk dat ze nog op de was wat de band beoogde. In ieder geval kwam de Jood, de moslim en de christen samen.
middelbare school zitten, maar ze moeten niet vergeten dat hoewel de universiteit soms nog sterk kenmerken een middelbare school, docenten hier veel meer invloed hebben dan jemet de In de tekstenvertoont van devannummers komen de de religieuze thema’s uitgebreid aan bod heledenkt. tijd één eenheid. In sommige statements de dat band datgoede ze een Mochtboodschap: je verder willen in het wetenschappelijk onderzoek, isontkent het cruciaal je een religieuze band zijn, en toch komt overal die religie weer terug. Vaak in combinatie met indruk achterlaat. een boodschap van hoop. Het mooiste voorbeeld is wat dat betreft volgens mij het Hierbij“disciples zou ik nog wel willen opmerken nietdeel te ver moet met doorslaan. Een uit kerstkaart sturen nummer of the sacred oathdat II”jeHet begint een deel de Koran, en dan volgt stuk is opdithet randje. Ik zou daar toch mee stoppen. Wat je verder ook moet laten: hen trakteren wanneer je jarig bent, feliciteren met hun verjaardag wanneer zij dat niet uit zichzelf zeggen en je Shall we see the end of war, blood brothers? daar dus via Hyves/Twitter/Facebook bent achtergekomen, vragen waar ze heen gaan op vakantie Or shall we fill another grave, for ourselves we couldn't save en daar zelf ‘opeens’Weapon ook bent.ofZomass kan obstruction, ik nog wel even ourdoorgaan. hate doesKortom: blind usblijf all trouw je huiswerk To the Doe griefalsof of a widow's maken en vragen stellen. je docent tears, je baastoistheaansum wie ofje all overoureenfears aantal weken een dag these blood-red years vrij wil vragen. Grote kans datThroughout hij dan ja zegt. For land, for faith Lieve For that eternal thirst within, that we pray for death to fill For revenge, for hate,
32
groet van Hermina.
SpongeBob SquarePants Door Wilco de Fijter Inleiding Wellicht is het inmiddels algemeen bekend op Themelios dat tenminste één – maar wie weet zijn het er meer! – van haar leden zichzelf Spongebob-fan wil noemen. Voor degene die echter tot zijn of haar schande moet bekennen nog nooit een aflevering van deze vierkante spons gezien te hebben, maar ook voor degene die hem nooit op de goede waarde heeft weten te schatten, wil ik hier graag uiteenzetten wat er zo leuk en wat er zo goed is aan deze populaire tv-serie. Voor de geheel onwetenden zal ik eerst beginnen met een korte introductie. Spongebob Squarepants is een vrolijke vierkante spons die ‘in een ananas onder de zee’ woont. Hij bakt krabburgers in het restaurant ‘De Krusty Krabs’ [afb. 1]. De eigenaar van dit restaurant, meneer Krabs, denkt alleen maar aan geld. Spongebob werkt hier samen met Octo, zijn buurman. Octo, die weinig plezier in zijn werk heeft, wil het liefst met rust gelaten worden door Spongebob. Maar Spongebob, die dit niet door heeft, en zijn beste vriend Patrick de zeester Afb. 1: Spongebob bakt burgers in de ‘Krusty Krabs’.(11) geven hem die kans niet omdat ze altijd plezier maken. Het is niet nodig uit te weiden over de populariteit van de tv-serie. Inmiddels wordt het zevende seizoen van gemiddeld veertig afleveringen van elfenhalve minuut uitgezonden en in 2004 kwam er zelfs een heuse Spongebob-film uit. (1) Vaak wordt er kritiek geuit op onze gele vriend, bijvoorbeeld dat hij geen verantwoordelijkheid neemt, naïef is, alleen aan lol denkt en kinderachtig is. Wat moet een christen daar nu mee, zou iemand kunnen denken. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat in deze kritiek ook een zekere kern van waarheid in zit. Wat wil je ook, het is en blijft een kinderprogramma! Maar in wat hier volgt, wil ik betogen dat Spongebob’s eigenschappen vooral positieve zijn en dat er veel te leren valt door het kijken naar afleveringen van Spongebob. Leren van de afleveringen Om te beginnen heeft Spongebob overal plezier in en ziet hij overal de lol van in en probeert hij Octo hier vaak in te betrekken. Een goed voorbeeld is een aflevering waarin Spongebob en Patrick zich vermaken door het blazen van bellen. (2) Octo vindt het kinderachtig en ziet er de lol niet van in en is chagrijnig omdat Spongebob en Patrick te veel lawaai maken. De term ‘kinderachtig’ wordt vaak op een negatieve manier gebruikt,
33
maar als ‘kinderachtig’ gelijk gesteld wordt met ‘plezier hebben’ en ‘ergens de lol van inzien’, dan is het juist goed om ‘kinderachtig’ te zijn. Vaak wordt Spongebob verweten geen verantwoordelijkheidsgevoel te hebben, omdat hij alleen maar lol maakt. Maar iemand die wel eens afleveringen van Spongebob heeft gezien, weet dat voor hem plezier maken en verantwoordelijkheid elkaar niet uitsluiten. Integendeel, Spongebob is heel serieus in zijn werk. Hij is bereid er veel energie in te steken om het de klant naar de zin te maken en werkt het liefst de hele dag. In één aflevering besluit meneer Krabs om het restaurant inderdaad 24 uur per dag te openen, waarop Spongebob een gat in de lucht springt [afb. 2]. (3) Afb. 2: Spongebob is blij dat hij de hele dag mag Octo echter heeft een grote hekel aan het werk en werken – in tegenstelling tot Octo. (12) loopt er dan ook de kantjes vanaf. Van Spongebob kunnen we dus juist leren om met overtuiging ons werk te doen en er plezier aan te beleven en om niet iemand te worden die werk doet waar hij niets aan vindt, alleen omdat het moet. Daarbij is het goed om te beseffen dat Spongebob helemaal geen bijzonder werk doet. Het enige wat hij de hele dag door doet, is het bakken van burgers [afb. 1]. Toch weerhoudt dit hem er niet van om het met plezier en vol overgave te doen. Het gaat er in het leven niet om dat je een belangrijke baan hebt, maar dat je plezier in je werk hebt. Iets wat hiermee te maken heeft, is dat we van Spongebob kunnen leren om tevreden te zijn met de kleine dingen. Het gaat er niet om dat je een belangrijke baan hebt, of dat je veel mooie spullen hebt: het gaat erom dat je er plezier in hebt. Dit komt goed naar voren in een aflevering waarin Spongebob en Patrick een nieuwe TV hebben besteld, zodat ze in de doos waarin hij verpakt zit kunnen spelen [afb. 3]. (4) Spongebob en Patrick zijn tevreden met Afb. 3: Spongebob en Patrick vermaken zich met een doos – in alleen een doos en gooien de dure TV in de tegenstelling tot Octo. (13) prullenbak. Octo kan dit niet begrijpen en neemt de nieuwe TV mee naar huis, maar kan ook niet begrijpen hoe je plezier kunt hebben met alleen een doos. Dit leidt ertoe dat hij ook geen plezier meer kan beleven aan zijn nieuwe TV, terwijl Spongebob en Patrick zich prima vermaken met de doos. Ten slotte kunnen we van Spongebob leren wat vriendschap is. Spongebob en Patrick zijn
34
de beste vrienden en ze zijn er altijd voor elkaar. Ook als het eens tegen zit. Is het niet heel belangrijk in het leven om een vriend te hebben, die er voor je is als alles goed gaat, maar je ook overeind helpt als je het niet meer ziet zitten? Ik citeer dan ook graag Spreuken: “Een vriend heeft te aller tijd lief”. (5) Leren van de film Zoals gezegd kwam in 2004 de film over Spongebob uit. De film duurt natuurlijk langer dan een aflevering en heeft daardoor een groter opgezette verhaallijn, wat meer ruimte geeft om Spongebob’s karaktertrekken breder uit te werken. Dit betekent ook dat we van de film dingen kunnen leren die in de afleveringen minder expliciet naar voren komen. Voor degenen die de film niet kennen, zal ik hem eerst kort samenvatten.
Afb. 4: Patrick, Spongebob en de bevroren meneer Krabs. (14)
De film begint met de opening van een nieuw restaurant, ‘De Krusty Krab 2’. Spongebob hoopt dat hij hiervan de manager zal worden. Tot zijn grote teleurstelling krijgt Octo de baan. Spongebob krijgt te horen dat hij nog niet volwassen genoeg is om manager te zijn (“anders noemden ze het wel ‘kidager’”). Intussen probeert meneer Krabs’ rivaal, Plankton, de geheime formule van de krabburger te stelen. Hij heeft hiervoor een ingenieus plan bedacht. Hij steelt de kroon van Neptunus, de koning van de zee, terwijl hij een briefje achterlaat met de volgende tekst: “Ik stal de kroon, getekend Eugene Krabs”. (6) Dit leidt ertoe dat koning Neptunus meneer Krabs bevriest en hem vervolgens wil verbranden met zijn magische staf [afb. 4]. Spongebob weet dit nog net op tijd te voorkomen door voor te stellen dat hij en Patrick de kroon gaan terughalen. Plankton heeft de kroon verkocht aan iemand in Shell City, wat een heel eind weg is en waar de weg naartoe heel gevaarlijk is.
35
Een belangrijk thema in de film is ‘volwassenheid’. Zoals gezegd krijgt Spongebob aan het begin van de film te horen dat hij niet volwassen genoeg is om manager van het nieuwe restaurant te worden. En de hele film is voor Spongebob een zoektocht naar volwassenheid. Maar aan het eind realiseert Spongebob zich dat hij een kind is, en dat hij een kind blijft. Zelfs een promotie tot manager kan daar niets aan afdoen. Want, zo ontdekt hij, je moet zijn wie je bent en niet anders moet willen zijn dan je bent. Als reactie hierop benoemt meneer Krabs Spongebob alsnog tot manager, omdat hij inziet dat het zijn als een kind niet in de weg staat om volwassen te worden. Integendeel, het is juist belangrijk om te zijn als een kind. Is dit niet een waar woord, als Jezus zegt: “als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan”. (7) Jezus zegt dit in de context van de vraag wie er de grootste is in het koninkrijk van de hemel. Daarom voegt hij er ook aan toe: “Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel”. (8) We kunnen een grote les leren uit het verhaal van Spongebob, die juist omdat hij een onbeduidende spons is die er niet naar streeft de meeste te zijn, alle gevaren doorstaat. Dit heeft ook nog ergens anders mee te maken. Spongebob begint aan de gevaarlijke reis om meneer Krabs te redden. In feite zet hij daarmee zijn leven op het spel. En dit terwijl meneer Krabs alleen maar geïnteresseerd is in geld. Hij denkt alleen maar een zichzelf en aan hoe hij zo rijk mogelijk kan worden. Maar juist voor zo iemand, die het helemaal niet verdient, is Spongebob bereid alles op het spel te zetten. Dit in tegenstelling tot Octo, die als volgt reageert als hij er achter komt dat meneer Krabs bevroren is door koning Neptunus: “Meneer Krabs! O nee, dit is verschrikkelijk! Wie tekent nu mijn loonbriefje?” (9) Deze daad van Spongebob is een prachtige illustratie van de boodschap van Jezus dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf. En dat gaat niet alleen over de naasten die ook iets terugdoen voor ons. Want “is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo?” (10) Nee, onze naaste is iedereen, ook die zelfzuchtige baas die alleen maar aan geld denkt. Een kritische noot Hierboven heb ik een heel aantal goede eigenschappen van Spongebob uitgelicht en aangestipt wat we juist als christen kunnen leren van het kijken naar Spongebob. Toch is, natuurlijk, Spongebob niet gelijk te trekken met de christelijke boodschap – dat zij verre – ook al sluit het er op sommige punten wel goed bij aan. Ik zou hier daarom ook een kritische noot aan willen toevoegen. Christus wil vreugde in ons leven brengen, niet alleen vreugde over onze verlossing, maar juist ook vreugde over de goedheid in de wereld en in anderen. Daarom wijst een gebrek aan vreugde altijd op een gebrek aan Christus, of een gebrek aan doorwerking van Zijn vreugdevolle boodschap. Dat gebrek aan vreugde is maar al te zichtbaar, overal waar mensen zich naar hun werk slepen omdat ze er geen plezier in kunnen vinden, overal
36
waar mensen levensplezier afdoen als kinderachtig, etc. Ik zou willen zeggen dat de afleveringen van Spongebob een reactie hierop zijn. Toch is dat natuurlijk maar één kant van het verhaal. Want het is niet alleen zo dat een gebrek aan vreugde op een gebrek aan Christus wijst, maar het is ook zo dat het aanwezig zijn van vreugde niet vanzelfsprekend op het aanwezig zijn van Christus wijst. Daarom is er niet alleen veel gebrek aan vreugde zichtbaar, maar ook veel onchristelijke vreugde, die uiteindelijk alleen maar leeg blijkt te zijn. En dit geldt op sommige punten ook voor de afleveringen van Spongebob, wanneer die op zichzelf genomen worden. Maar misschien is dit ook wel karakteristiek voor tekenfilms. Tekenfilms zijn in eerste instantie vermakelijk om naar te kijken. In tweede instantie is het een groot voordeel als het ook serieuzere thema’s aanstipt. Maar deze thema’s zijn noodzakelijk fragmentarisch en van één kant belicht. Daarom zal ik ook niet beweren dat Spongebob op zichzelf een goed programma is; integendeel, het kan heel verkeerd gebruikt worden en de gedachte erachter, hoe goedbedoeld ook, kan nooit helemaal zuiver zijn. Maar het punt dat ik hopelijk in dit artikel heb weten te maken, is dat we als christen toch veel kunnen leren van deze gele spons. Omdat de christelijke vreugde zich niet beperkt tot het geloof alleen, maar zich uitbreidt tot al het goede wat voorhanden is. Voetnoten 1 -“The SpongeBob SquarePants Movie”. Regisseur: Stephen Hillenburg. Acteurs: Tom Kenny, Clancy Brown, Rodger Bumpass, Bill Fagerbakke. Nickelodeon Movies, 2004. 2 - Seizoen 1; aflevering 2a: “Bubble Stand”. 3 - Seizoen 2; aflevering 36a: “Graveyard Shift”. 4 - Seizoen 3; aflevering 44b: “Idiot Box”. 5 - Spreuken 17,17. 6 - Vertaling van: “I stole your crown. Signed, Eugene Krabs”. 7 - Matteüs 18,3. 8 - Matteüs 18,4. 9 - Vertaling van: “Mr. Krabs! Oh, no, this is terrible. Who's gonna sign my paycheck?” 10 - Matteüs 5,46. 11 - Seizoen 1; Aflevering 23a: “Big Pink Loser”, 2:56 12 - Seizoen 2; aflevering 36a: “Graveyard Shift”, 1:26 13 - Seizoen 2; Aflevering 44b: “Idiot Box”, 1:36 14 - “The SpongeBob SquarePants Movie”. Scène 4, 25:08
37