www.deswaene.be
HEELKUNDE TIJDENS WO I
Het is met heel veel genoegen dat we toelating kregen van dokter-chirurg Albert Jortay om zijn slides, gehanteerd tijdens een lezing die hij gaf voor onze leden op 23/02/2014, te verwerken in een artikel en te publiceren op onze website. 1. GENEESKUNDE EN CHIRURGIE IN DE 19E EEUW Algemeen: Om een goed begrip te hebben over de heelkunde tijdens de Eerste Wereldoorlog, moet men oog hebben voor de ontwikkelingen in geneeskunde en chirurgie in de daaraan voorafgaande periode. We beperken ons tot het opsommen van een aantal bijzondere ontwikkelingen en personen.
2.
Claude Bernard: Claude Bernard, een Frans fysioloog, geboren in 1813 en overleden in Parijs op 10 februari 1878, was heel actief op het gebied van fysiologie en het experimenteel onderzoek. Hij werd een specialist in het ontleden en onderzocht o.a. het spijsverteringsproces en de werking van het zenuwstelsel. Hij is de auteur van een belangrijk basiswerk, n.l. Leçons de Physiologie Expérimentale Appliquée à la Médecine’ (uitgegeven 1855-1856).
Louis Pasteur: Louis Pasteur was een Franse scheikundige en bioloog van Frans origine, geboren in 1822 en overleden in Saint-Cloud in 1895. Hij werkte vooral met gistcellen en was ook de uitvinder van het pasteuriseren, en wordt tevens beschouwd als de vader van de stereochemie. Bovendien ontwikkelde hij een virusvaccin tegen hondsdolheid.
Joseph Lister:
3.
Joseph Lister was een Engels chirurg, geboren in Upton in 1827 en in Groot-Brittannië overleden in 1912. Om zijn verdienste te begrijpen, is het van belang de manier van chirurgisch werken in die tijd te kennen. Halverwege de 19e eeuw had de introductie van de anesthesie het mogelijk gemaakt zonder pijn te opereren, waardoor de chirurgen ook wat meer tijd konden nemen om een en ander te doen. Op zich was dat een voordeel, maar tegelijkertijd groeide het infectiegevaar als gevolg van het langdurig opereren. Bovendien nam de kans op ziekte en overlijden door sepsis toe. Toen Lister in 1860 werd benoemd voor de leerstoel chirurgie in Glasgow, waren de infectieproblemen in dat ziekenhuis zeer groot. Hij bepleitte het openhouden van de ramen volgens de theorieën van de buitenlucht, zoals gepropageerd door Florence Nightingale. Hij voorzag in stapels propere handdoeken, maar ook dat kon allemaal niet helpen. Hij begreep toen dat het niet alleen het ziekenhuis was dat de oorzaak vormde van de vele sterfgevallen, maar dat ook chirurgen en hun instrumenten bijdroegen aan infecties. Dankzij hem kende men twee belangrijke vooruitgangen, te weten: -
1867: Phenikzuur verdamping (nadeel: genezing werd enigszins vertraagd door de zuren) 1885: steriele ingreep
Algemene anesthesie: Vóór 1846 werden operaties zelden uitgevoerd, vooral door gebrek aan goede narcosemiddelen. De pijnstillende werking van lachgas en ether was al in de 18e eeuw bekend maar de stoffen werden nauwelijks gebruikt. Daar kwam verandering in in de 19e eeuw, wanneer men gebruik maakte van o.a. een Skinnermasker (l), Ombredannemasker (r), ether-chloroform en lachgas N20.
4.
Wilhelm Röntgen: Wilhelm Conrad Röntgen, een Duits natuurkundige (1845 – 1923), is vooral bekend door zijn ontdekking van de naar hem genoemde röntgenstraling. In 1901 won hij trouwens de eerste Nobelprijs voor de natuurkunde. Door zijn uitvinding was de radiologie geboren. Toch ook belangrijk om te vermelden is dat Röntgen zelf op 77-jarige leeftijd gestorven is aan kanker. Sommige stellen dat dit misschien wel het gevolg was van zijn werkzaamheden met ioniserende straling. Anderen zijn daar niet van overtuigd omdat hij als enige van de weinige pioniers routinematig lood gebruikte voor de afscherming van straling.
Orthopedische heelkunde: Wanneer men het heeft over de orthopedische heelkunde, moet men zeker verwijzen naar de Belgische chirurg Albin Lambotte. Hij was een chirurg, geboren in Brussel en overleden in 1955 in Antwerpen. Hij was een van de pioniers van de zogenaamde traumachirurgie. Hoewel hij in het buitenland al enige
5.
bekendheid had, bleef hij in eigen land wat minder bekend, waardoor hij in zijn eigen atelier in 1902 implantaten voor chirurgische behandelingen van botbreuken begon te ontwikkelen. Vandaag nog gebruikt men de fixaties zoals door hem ooit uitgevonden. Na een aantal mislukkingen met gecorrodeerde materialen, ontwikkelde hij de eerste biologisch afbreekbare implantaten.
2. GENEESKUNDE EN CHIRURGIE TIJDENS WO I Antoine Depage: Wanneer we het hebben over de Eerste Wereldoorlog, denken we zeker ook aan de figuur van Antione Depage. Geboren op 28 november 1862 in Bosvoorde en overleden in Den Haag op 10 juni 1925, was deze Belgische chirurg zowel in eigen land als internationaal een van de belangrijkste spelers in de ontwikkeling van de geneeskunde en van het behandelen van oorlogsslachtoffers in het bijzonder. Depage studeerde aan de Brusselse universiteit en deed klinische stages bij professor Thiriar. In 1886 ontving hij de hij de Prijs van de Société Royale des Sciences Médicale et Naturelles met een scriptie over galstenen en een jaar later zou hij met grootste onderscheiding afstuderen als dokter in de geneeskunde. Hij werd assistent op de dienst autopsies van het Sint-Pietersziekenhuis, maar studeerde verder in Leipzig, Wenen en Praag, en werd op 27-jarige leeftijd reeds professor aan de medische faculteit van de ULB.
6.
In 1893 trouwde hij met een nicht van professor Héger, Marie Picard, die ook zijn naaste medewerkster zou worden. Tien jaar later, meer bepaalde in 1903, hebben zij samen in Elsene het chirurgische instituut Berkendael opgericht. Het instituut werd de basis voor een verpleegsterschool die hij oprichtte in 1907. Het was het eerste Belgische opleidingsinstituut voor verpleegkundigen en voor de directie deed hij een beroep op de Engelse verpleegster Edith Cavell.
Maar daar bleef het niet bij. In 1902 organiseerde hij in Brussel een congres voor Belgische chirurgen met gasten uit Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Daar werd besloten een internationale vereniging voor de chirurgie op te richten ‘La Société Internationale de Chirurgie’(in het Engels: ‘International Society of Surgery (sic.) ). Met de steun van de koning werd het permanente hoofdkwartier van de organisatie in Brussel gevestigd en Antoine Depage werd de eerste secretaris-generaal. Thans heeft deze vereniging haar zetel in Zwitserland, meer bepaald in Lupsingen.
7.
Dat Depage een goede faam had, wordt bewezen door het feit dat hij in 1909, samen met professor Thiriar, koning Leopold II opereerde, enkele dagen voor zijn dood. Enkele weken na het uitbreken van de Balkanoorlogen in 1912 organiseerde dokter Depage voor het Belgische Rode Kruis vier veldhospitalen in Turkije, Bulgarije en Servië. Zelf verzorgde hij met zijn vrouw gewonden in Konstantinopel (nu Istanbul). Op basis van die ervaringen heeft hij april 1914 het vierde congres van de Internationale Chirurgische Vereniging, waarvan hij voorzitter was, geopend en zette er basisgedachten uiteen die zouden leiden tot hervormingen bij de zorg van oorlogsslachtoffers tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op vraag van Koningin Elisabeth, heeft hij in het begin van de oorlog, in augustus 1914, een hospitaal in het koninklijk paleis in Brussel georganiseerd. Maar om ook de slachtofferzorg achter het front te kunnen organiseren, reisde hij daarna via Nederland naar Calais, waar hij in november 1914 een hospitaal inrichtte in het Jeanne d’Arc Instituut. Toen bovendien het front vastliep aan de Ijzer, heeft hij in december 1914 het hotel L’Océan, achter het front in De Panne, omgebouwd tot een militair hospitaal onder beheer van het Rode Kruis.
Belangrijk is ook op te merken dat bij de start van de Eerste Wereldoorlog het leger slechts over twee ambulances beschikte, de rest waren zogenaamde hypomobielen, zijnde paardenwagens. Bovendien was er in het leger quasi niemand opgeleid om gewonden te verzorgen. Depage heeft er voor gezorgd dat er uiteindelijk tijdens de Eerste Wereldoorlog ongeveer honderd ambulances ter beschikking waren op het hele Belgische grondgebied. Hij heeft trouwens heel wat uit eigen zak gefinancierd. Methode Depage tijdens de Eerste Wereldoorlog: Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een methode ontwikkeld, op basis van de ervaringen van dokter Depage, voor de evacuatie en behandeling van gewonden. Het gaat in vijf stappen:
8.
A. Hulppost:
Een hulppost is belangrijk om de eerste zorgen te geven. Daarvoor heeft men liefst niet alleen een hulppost , maar ook geneesheren aan het front. Twee bekende geneesheren aan het front waren: - Armand Collard - Max Deauville Laatstgenoemde heeft trouwens ook een zeer mooi boek uitgegeven over zijn ervaringen aan het front, met als titel Jusqu’à l’Yser. B. Chirurgische posten:
Er werden tal van chirurgische posten ingericht, o.a. Post van Vincken en St.-Jansmolen met Dr. Fernand Neuman. In de chirurgische posten werden vooral operaties uitgevoerd aan buik en thorax.
9.
C. Ambulance / front Wanneer met het heeft over chirurgische posten, heeft men het zowel over statische vormen als mobiele vormen. De statische zijn een geheel van tenten, de mobiele worden meestal gevormd door vier ambulances in kruisvorm met in het midden een soort van operatiezaal.
D. Evacuatie van de gewonden:
Evacuatie van de gewonden gebeurde door ambulances (l) en sanitaire treinen (r).
10.
E. Ziekenhuizen achter het front:
Hôtel de l’Océan in De Panne, dat ook wel Ambulance de l’Océan werd genoemd, werd omgevormd tot een soort van ziekenhuis achter het front. Door het bijbouwen van barakken achter het hotel kon men ongeveer over 1.200 bedden beschikken. In het buitenland waren er ook een aantal ziekenhuizen achter het front, o.a. Hôpital du Havre, Hôpital de Rouen, Hôpital de Dunkerque en Hôpital de St. Jean Cap Ferrat in Frankrijk, en King Albert’s hospital in Engeland.
3. OORLOGSWONDEN Oorzaken van oorlogswonden: De vier oorzaken waren: - Vuurwapens (30%): geweren, pistolen en machinegeweren
11.
- Werptuigen (60%): granaten, obussen (r) en shrapnels (l)
- Blanke wapens (10%): bajonetten en dolken
12.
Verwikkelingen van de oorlogswonden: - Contaminatie: kledingstukken / modder / werptuigen - Bloedingen: vroeg / laat - Besmettingen: staphylos / tetanus (heeft heel veel slachtoffers gemaakt) / gasgangreen (kon men genezen door zuurstof toe te dienen)
Er moet opgemerkt worden dat in 1914 er nog geen antibiotica bestond. Hoofd- en schedelwonden: Er kwamen twee soorten vooral voor: - Gelaatswonden (l) - Schedelwonden: o.a. de beroemde dichter Guillaume Apollinaire (r) werd daar het slachtoffer van.
13.
Behandeling van de wonden: - Reiniging - Carrel spoeling: dit is op constante wijze gedurende verschillende dagen, zelfs weken, 24u/24u overgaan tot een spoeling.
14.
Bloedbehandeling: De eerste poging tot bloedtransfusie was deze die in april 1492 aan paus Innocentius VIII op zijn sterfbed werd toegekend. De donoren waren drie tienjarige herdersjongetjes die alle drie overleden, waarschijnlijk door een te groot bloedverlies. In de 17e eeuw gebeurden de eerste experimenten en in de 19e eeuw werden er hernieuwde pogingen gedaan. Meestal liepen bloedtransfusies dodelijk af. De Britse gynaecoloog James Blundell voerde de eerste geslaagde transfusie uit, waarbij hij twee handregels introduceerde: de transfusie mag alleen met menselijk bloed én alleen in geval van levensbedreigend bloedverlies. De risico’s bleven echter enorm groot. Eén op de drie patiënten overleefde de transfusie niet. In 1901 ontdekte Karl Landsteiner de bloedgroepen. Maar op dat ogenblik kende men nog bijlange niet de resusfactor, die nochtans zeer belangrijk is, maar die men pas zou ontdekken in 1937. Echter, in 1911 ontwerpen Curtis en David een apparaatje waardoor bloedtransfusies van arm tot arm konden uitgevoerd worden en er al minder risico was. Deze manier van werken werd ook toegepast tijdens WO I.
Radiologie tijdens WO I: Om radiologie dichter bij de gewonden te brengen, had men zowel radiowagens (Marie Curie) (l) als radiotenten (r).
15.
Wat radiologie betrof, moest men dit toch met een zekere precisie kunnen uitvoeren. De Belgische militaire geneesheer Etienne Henrard (l) gebruikte daarvoor o.a het kompas van Hirtz (r), maar dit werkte enkel met metaal en dus kon men bijvoorbeeld geen werptuigenonderzoek doen wanneer het lood betrof.
Breukbehandeling: - Ondersteuning van het been d.m.v. een spalk - Herstel van de breuk: ondersteunende pleister / continue trekkracht
16.
Chirurgische breukbehandeling: - Plaat met schroef - Fixatie - Bottransplantatie
4. ONDERZOEKEN TIJDENS WO I Paul Govaerts: Tijdens WO I werden er nog wel medische onderzoeken gedaan, o.a. in l’Océan, in de afdeling van Marie Depage. Zo hadden we Paul Govaerts (l) die een bloedspecialist was en die onderzoeken deed naar
17.
postbloeding anemia (r), wat betekent dat het aantal rode bloedcellen daalt. Hij deed vooral testen op honden.
Albert Hustin: Albert Hustin (l) was een Belgische dokter (1882-1967), bekend voor de ontdekking in 1913 van het natriumcitraat als middel om het stollen van het bloed tegen te gaan. Hiermee kon de kwaliteit van het bloed bewaard blijven en werden ook bloedtransfusies (r) mogelijk zonder dat bloedgever- en ontvanger rechtstreeks met elkaar verbonden moesten worden. Hij deed deze ontdekking in het Solvay Instituut, na zijn studies in Parijs en de Verenigde Staten en een aantal jaren werken in het Sint-Janshospitaal. Op 27 maart 1914 heeft hij zijn methode voor het eerst en met succes toegepast op een patiënt in het Sint-Janshospitaal.
18.
Hustin publiceerde er een artikel over ‘Principes d’une nouvelle méthode de transfusion sanguine’. Dokter Depage, die aan het hoofd stond van het militair hospitaal in De Panne, gaf als het ware zijn zegen over het geheel en vanaf 1915 werd de methode regelmatig toegepast bij gewonde militairen. Belangrijk is toch ook om op te merken dat dokter Hustin een Amerikaanse assistent had die bij het uitbreken van de oorlog terugkeerde naar de Verenigde Staten en daar verder werkte op datgene wat hij had geleerd bij Dr. Hustin, zodanig dat de Amerikaanse en Canadese militairen al vanaf 1916 massaal gebruik konden maken van de uitvinding van Hustin. 5. OORLOG MET GEVECHTSGASSEN Het gebruik van gevechtsgassen ontwikkelde zich na de Slag van Steenstraete, in april – mei 1915. Men gebruikte eerste een samenstelling van gasachtige chloor, dat verstikking veroorzaakte. Daarna stoffen met blaartrekkende effecten, die huidkwalen veroorzaakten, en andere stoffen op basis van arsenicum.
In 1916 gebruikten de Duitsers fosgeen, wat een verstikkende werking had. De Franse antwoordden met cyaanwaterstofzuur. Het enige wat soldaten konden doen, was een gasmasker opzetten.
19.
De behandeling was vooral via zuurstoftherapie.
Erger werd het wanneer vanaf juli 1917 de Duitsers een nieuw gas gebruikten, het Yperier of mosterdgas. Dit gas is bijzonder giftig en als men de huid niet bedekt, is men meteen vergiftigd. Dit gas heeft enorm veel gewonden veroorzaakt door de longen te verbranden en door duizenden mannen te verblinden of verminken.
6. WO I IN AFRIKA
20.
Weinigen blijven stilstaan bij het feit dat WO I zich ook uitstrekte tot Afrika. Afbeelding soldaat in gevechtsuitrusting:
De Tabora veldslagen in kaart:
Het Belgo-Congolees Memoriaal:
21.
Er waren ook Belgische geneesheren aanwezig in Centraal-Afrika. Zo o.a. Pol Gérard (l) en Albert Dalcq (r). Men moet weten dat men studenten geneeskunde heeft opgeroepen die naar daar werden gestuurd en die er vaak verkeerden als zogenaamde hulpgeneesheren.
De meeste ziekten waarmee zij geconfronteerd werden, waren: - Malaria: muskiet anophèle - plasmodium - Gele koorts: muskiet aegyptus – arbovirus - Slaapziekte: vlieg Tse Tse - trypanosome
22.
7. BEHANDELINGEN EN GEVOLGEN OP MEDISCH VLAK VAN WO I Plastische heelkunde: Een belangrijk punt was de revalidatie van invaliden. Dit gebeurde vaak in militaire hospitalen zoals dat van Prinses de Mérode in Woluwe (Parmentierlaan – plastische chirurgie).
Men sprak van de gueules cassées (of de gebroken gezichten) van soldaten die zodanige verwonding hadden opgelopen in het gezicht dat ze er blijvende littekens aan overhielden.
23.
Het heeft echter de plastische chirurgie in een stroomversnelling gebracht, want men begon te werken met huidtransplantaties en zogezegde fascio-cutane flaps. Bovendien ontwikkelde men heel wat prothesen voor het gezicht.
Post-traumatische schok (shell shock): Shell shock is de benaming voor de psychische en psychiatrische gevolgen van gebeurtenissen en ervaringen die militaire verplichtingen onmogelijk maken door objectieve symptomen (gevoelsstoornissen en bewegingsstoornissen) en subjectieve symptomen (slaapeloosheid, angsttoestanden, emotionele labiliteit en hallucinaties). Begin 1915 gebruikte dokter Charles Myers, een kapitein-arts van Royal Army Medical Corps, voor het eerst de benaming shell shock in zijn artikel in het medisch tijdschrift The Lancet voor de ziekte van soldaten die een granaatexplosie hadden overleefd. Vanaf maart werden in de veldhospitalen speciale afdelingen ingericht voor het getraumatiseerden. In het begin wist men niet wat te doen en heeft men veel van deze mensen gewoon naar huis gestuurd of beschuldigd van desertie. Pas vanaf 1916 was er een echte behandeling.
24.
Tuberculose: Er waren ook heel wat slachtoffers van tuberculose. Dit was vaak een gevolg van armoede, slechte hygiënische toestanden en slechte voedselgewoonten. Men ving deze mensen op in sanatoria, zoals o.a. het sanatorium van Tombeek.
Om tuberculose te behandelen, werd er soms overgegaan tot de instelling van een kunstmatige pneumothorax (l) of thoracoplastie (r) (is een chirurgische ingreep om geheel of gedeeltelijk, één of meer ribben te verwijderen teneinde de wand van de thorax ruimte te geven.
25.
8. VOORUITGANG OP GENEESKUNDIG VLAK DOOR DE OORLOGEN Oorlogen brengen vaak medische vooruitgangen mee. Samenvattend zou men dit kunnen weergeven als volgt: - Operatieve technieken (slagaders, been) - Reanimatie (volledige bloedtransfusie) - Beschermende uitrustingen (helm, kogelvrije vest) - Vervoer van gewonden (helikopter) - Betere ziekenhuizen (airco, beademingsapparaten, hypothermie) Ook kan men dankzij de medische vooruitgang gewonden veel beter behandelen. Globale sterftecijfers van gewonden tijdens de verschillende oorlogen tonen dit aan: - Irak: 9% - Vietnam: 17% - WO II: 23% - WO I: 50% Ook uit het sterftecijfer van gewonden, behandeld in ziekenhuizen, blijkt dit: - Vietnam: 2,6% - WO II: 4,5% - WO I: 15% Tekst en illustraties: Dokter – chirurg Albert Jortay