Studentenbrochure
Hospitalisatie: Urologie / Plastische Heelkunde
1. Voorstelling van de dienst De afdeling bevindt zich op K2 verdieping 5. Er zijn 24 bedden beschikbaar: - 7 tweepersoonskamers - 10 éénpersoonskamers De patiëntenkamers zijn genummerd van 520 tot 536. Beschikbare ruimten: - onthaal en verpleegpost - doktersbureel - staflokaal - 2 spoelruimtes - 2 bergruimten - bureel hoofdverpleegkundige - afdelingskeuken - sondageruimte - badkamer
2. Grondplan (zie bijlage 1)
3. Organisatorisch 3.1. Medisch team 1. Urologie Prof. Hoebeke (diensthoofd) Prof. Oosterlinck Prof. Verbaeys Prof. Everaert Dr. Van Laecke Dr. Van Camp Dr. Lumen Dr. Groen Dr. Decaestecker Een geneesheer assistent in opleiding (zaalarts) staat in voor de hospitalisatieafdeling (meestal voor de periode van 3 maanden). Deze assistent is dagelijks aanwezig op de afdeling, maar heeft ook andere taken buiten de afdeling te vervullen (o.a. poliklinische consulten). Naast de zaalarts zijn er ook nog andere assistenten urologie in opleiding. Zij volgen ook patiënten op de afdeling.
1
2. Plastische Heelkunde Prof. Monstrey (diensthoofd) Prof. Blondeel Prof. Van Landuyt Dr. Stillaert Dr. Roche Ook hier gebeurt de dagdagelijkse opvolging van de patiënten door de assistenten en is er supervisie door Prof. Monstrey en de vaste stafleden georganiseerd.
3.2. Verpleegkundig team
Hoofdverpleegkundige Verpleegkundigen
3.3. Administratief personeel Het afdelingssecretariaat wordt bemand door een administratieve medewerker. Deze staat in voor alle administratieve handelingen bij opname, verblijf en ontslag van de patiënt. Maken van afspraken voor onderzoeken. Opmaken van de verpleegkundige dossiers Andere administratieve taken
3.4. Logistieke assistenten Zij staan in voor: Opdienen en afdienen van maaltijden In orde stellen van de spoelruimten Netjes houden van de afdeling Afvoer afval en linnen …
3.5. Onderhoudspersoneel Het onderhoudspersoneel staat in voor het onderhoud van de patiëntenkamers en de werkruimten.
3.6. Sociaal verpleegkundige De sociaal verpleegkundige staat mede in voor de opvolging van een correct ontslagbeleid.
2
3.7. Kinesist De kinesist staat in voor de mobilisatie van patiënten, ademhalingskiné, enz., zowel pré- als postoperatief.
3.8. Psycholoog De psycholoog staat in voor patiënten die oncologisch behandeld worden. Eén maal per week komt zij het multidisciplinaire overleg bijwonen.
4. Informatie over de dienst Bij aanvang van de stage zal de student zich aanbieden bij de hoofdverpleegkundige of zijn vervanger. Er wordt de eerste dag heel wat mondelinge informatie gegeven en er wordt een rondleiding op de afdeling gegeven. Vervolgens wordt de student voorgesteld aan de verpleegkundige waar hij/zij de eerste dag mee zal werken. Het uurrooster van de student wordt opgemaakt in overleg met de verantwoordelijke van de studenten. Eventuele aanpassingen moeten met mentoren of verantwoordelijke besproken worden. Alle informatie over de patiënt (medisch en verpleegkundig) is terug te vinden in het elektronisch patiëntendossier (EPD). De student kijkt het verpleegkundig dossier in voor hij/zij bij de hem/haar toegewezen patiënten gaat. De student toont op de eerste stagedag zijn/haar doelstellingen aan de mentoren en zegt duidelijk welke technieken al gekend zijn (zie bijlage 2). De student moet dagelijks zijn evaluatiedocument laten invullen door de verpleegkundige of mentor waar hij/zij die dag mee heeft samengewerkt. De student neemt pauzes in samenspraak met de hem/haar toegewezen verpleegkundige of mentor. De middagpauze wordt genomen – terug in samenspraak met de verpleegkundigen- in de cafetaria op 0K1. De avondpauze kan genomen worden in de keuken van de afdeling of in de cafetaria. Op de afdeling wordt er gewerkt met patiëntentoewijzing. De studenten worden zoveel mogelijk aan dezelfde verpleegkundige gekoppeld. We proberen ook zoveel mogelijk dezelfde patiënten toe te wijzen. Indien de student één patiënt wil volgen gedurende de volledige stage is dit bespreekbaar. Indien gewerkt wordt met de stagebegeleid(st)er wordt dit de dag voordien besproken en wordt er een patiënt gekozen. De medische dossiers kunnen ingekeken worden op aanvraag.
4.1. Verloop 1ste stagedag De eerste stagedag is een dagdienst van 8u tot 16u met een half uur pauze. Verwelkoming Rondleiding Voorstelling van de pathologie van de opgenomen patiënten Stage uren en werkverdeling Toewijzing aan mentor
3
4.2. Specifieke aandachtspunten/afspraken/attitude Soms is er interne pathologie waarbij gebruik van handschoenen noodzakelijk is. Ook bij het ledigen van urinezakken, drains etc. zijn handschoenen aangewezen. Bij bepaalde pathologie moet je ook extra voorzichtig zijn met bloedcontact. Bij twijfel vraag je dit na aan een verpleegkundige. Wees hierover wel zeer discreet en schend nooit het beroepsgeheim. 1. Feedbackfiche Dagelijks aanbieden aan verpleegkundige Doelstellingen en vorige feedback bijvoegen Vraag tijdens de shift om mondelinge feedback De feedbackfiches blijven op de afdeling gedurende de volledige stage, in het staflokaal is een plaatsje voorzien 2. Stageopdrachten Aan de mentor melden welke patiënt je volgt Gegevens uit het verpleegkundig en medisch dossier mogen niet gekopieerd worden 3. Werken met de stagebegeleiding De dag ervoor overleggen met mentor of verpleegkundige welke patiënt je gaat verzorgen Overdracht bijwonen Na de overdracht aan de voorbereiding beginnen, gaan kijken naar patiënt en eventueel parameters controleren Na de verzorging mondeling rapporteren aan de verantwoordelijke verpleegkundige, schriftelijk rapporteren in het verpleegdossier en overdracht geven 4. Stagevoorbereiding Wij verwachten voordat je op stage komt dat je: De studentenbrochure doorgelezen hebt Doelstellingen opstelt aangepast aan deze dienst Je medische fiche bij hebt Je een EPD code hebt en de test hebt gedaan. 5. Eindevaluatie De eindevaluatie wordt door de mentoren opgemaakt en samen besproken. Verwittig als student op voorhand je mentoren wanneer je laatste werkdag is, dus tegen wanneer je eindevaluatie moet ingevuld zijn. 6. Attitude van de studenten Stiptheid Inzet en interesse Integratie in het team Goed voorkomen Correct taalgebruik Beroepsgeheim: wees discreet met overdrachtformulieren waarop namen van patiënten staan Overdracht bijwonen Flexibel zijn (vb.: beloproepen beantwoorden) Bij problemen: verantwoordelijke verpleegkundige verwittigen 4
Altijd meedelen waar je als student te vinden bent Bij afwezigheid altijd dienst verwittigen, ook indien er onderling uren omgewisseld worden Feedback tijdig aanbieden aan verpleegkundige of mentor Bij evaluatie: tijdig nodige formulieren afgeven Bij 1ste jaar studenten verwachten we dat jullie bloeddruk en pols manueel afnemen Gebruik van GSM en roken gebeurt enkel tijdens de vooropgelegde pauzes
4.3. Medische profielen 1. Onderzoeken op de polikliniek urologie:
Klinisch onderzoek
Urineonderzoek
Cystoscopie: Bij een cystoscopie wordt een rigied of flexibel optisch instrument, de cystoscoop, via de urethra tot in de blaas gebracht. Hierdoor kan de blaas met vocht gevuld worden en verlicht worden, zodat inwendig kijken mogelijk wordt. Zo kan de binnenkant van de blaas en de uretermonden beoordeeld worden, evenals de urethra. Via deze weg kunnen ook behandelingen (bv. nemen van blaasbiopten) uitgevoerd worden, al dan niet onder lokale verdoving.
Urethrografie: Bij dit onderzoek worden röntgenopnamen gemaakt van de urethra door rechtstreekse injectie van contraststof in de meatus (enkel bij mannen).
Cystografie: De blaas wordt gesondeerd om ze met contrastvloeistof te kunnen vullen. De vorm van de blaas kan nu radiologisch vastgelegd worden.
Intraveneuze urografie of intraveneuze pyelografie (IVP): De nieren en urinewegen worden in beeld gebracht door middel van wateroplosbare contrastvloeistof, die intraveneus wordt toegediend en selectief door de nieren wordt uitgescheiden.
Uroflowmetrie: Tijdens dit onderzoek plast de patiënt in een trechter. Op de bodem hiervan bevindt zich een roterend schijfje. De verkregen flowcurve maakt het mogelijk om het mictiepatroon en de mictiesnelheid te meten.
Radiocysto(mano)metrie (RCM) of urodynamisch onderzoek: Dit onderzoek onderzoekt de blaasfunctie. Hierbij worden de blaasdruk, de druk t.h.v. de blaassfincter en de abdominale druk gemeten in rust, tijdens de blaasvulling en bij mictie. Dit onderzoek wordt meestal gecombineerd met radiologische opnames.
5
Elektromyografie: Door middel van kleefelektroden of naaldelektroden kan tijdens een urodynamisch onderzoek de elektrische activiteit van de anale of urethrale sfincter gemeten worden
Plaatsen van transurethrale katheters
Plaatsen van suprapubische katheters
Plaatsen van nefrostomiekatheters: Een nefrostomiekatheter is een katheter die door het aanprikken van de nier rechtstreeks in de nier wordt geplaatst om de urineafloop te waarborgen.
Plaatsen van ureterocutaneostomiekatheters: Hierbij is het uiteinde van de ureter aan de huid verankerd.
Intravesicale installatie: Inspuiten van antibiotica, chemotherapeutica, immuunstimulerende middelen en anti-inflammatoire producten in de blaas via blaassondering.
Extracorporele niersteenverbrijzeling of ‘Extracorporal Shock Wave Lithotripsy’ (ESWL): Met een toestel kunnen stenen echografisch en/of radiologisch worden gelokaliseerd, om ze vervolgens met ultrasone schokgolven te verbrijzelen.
(Transrectale) prostaatbiopsie: Via transperineale of transrectale weg en meestal onder echogeleide worden biopten van de prostaat genomen met behulp van een biopsienaald.
2. Urologische ingrepen op het operatiekwartier:
Endoscopische operaties: o Urethrotomie: Insnijden van een stenose of strictuur van de urethra o Transurethrale resectie van de prostaat (TURP): Endoscopisch uithollen van de prostaat bij benigne prostaathypertrofie o Transurethrale resectie van de blaashals (TURBH): Insnijden van de blaashals bij sclerose o Transurethrale resectie van de blaas (TURB): Resectie van op tumor verdachte blaasletsels o Cystoscopie: Nemen van een blaasbiopsie of het plaatsen van een ureterstent bij obstructie van de ureter o Lithotripsie: Verwijderen van blaasstenen o Ureterorenoscopie (URS): Onderzoeken van de hogere urinaire tractus met speciale apparatuur, maar ook uitvoeren van steenverbrijzelingen of het plaatsen van een ureterstent
Percutane operaties: o Percutane litholapexie: Stenen in de nier verbrijzelen. Voordat de nier wordt aangeprikt, wordt een ureterkatheter in de nier opgeschoven. Zo kan contrast in de nier opgespoten worden, waardoor ze gemakkelijker aanprikbaar wordt. 6
Na de ingreep wordt deze sonde meestal verwijderd, maar veiligheidshalve wordt een nefrostomie achtergelaten.
Laparascopische ingrepen: o Varicocoelectomie: Verwijderen van een varicocoele (= spatader ronde de testis) o Cryptorchidie: Lokaliseren van een niet-ingedaalde niet-palpeerbare testis o Lymfadenectomie: Wegnemen van lymfeklierweefsel bij prostaat-, blaas-, penis- en testistumoren o Colpopromontoriopexie: Plaatsen van een synthetisch netje bij prolaps
Retroperitoneoscopische ingrepen: o Ureterotomie: Maken van een ureterincisie om een uretersteen te verwijderen en het plaatsen van een dubbel J-stent o Pyeloplastie en pyelotomie: plaatsen van een dubbel J van het pyelum naar de blaas bij pyelo-ureterale junctiestenose en pyelumlithiasis o Nefrectomie (totaal of partieel): Verwijderen van (een gedeelte van) de nier bij niertumoren, schrompelnier, abces of polycystische nier o Nefrostomie: Plaatsen van katheter in de nier om nierfunctie te vrijwaren bij ureterobstructie ten gevolge van carcinoma of urolithiasis
Open heelkunde: o Urethrotomie: Insnijden van een urethrastrictuur o Urethroplastie: Het verwijderen van het vernauwde deel van de urethra bij een recidief of een vernauwing van de mannelijke urethra langer dan 1cm en het aan elkaar hechten van de twee uiteinden of het innaaien van een ent of flap o Hypospadia en epispadia: aangeboren abnormale uitmonding van de urinebuis (meatus) o Meatotomie: vernauwing van de meatus o Circumcisie: Resectie van het preputium bij fimosis of om religieuze redenen o Nesbit of kromstandcorrectie van de penis o Penisamputatie o Priapisme: een erectie die ontstaat zonder seksuele opwinding of blijft bestaan na normale seks. Bij persisteren, langer dan zes uren, kan dit necrose van de penis tot gevolg hebben. o Torsio testis: Detorderen van de testis via een scrotale incisie. o Orchidopexie: Bij een testis die niet in het scrotum is ingedaald, gebeurd dit via een incisie in de lies. o Orchidectomie: Wegnemen van de testis bij maligniteit, necrose, infectieuze testispathologie en prostaatkanker. o Hydrocoele: vochtophoping rond de testis verwijderen o Epididymiscyste: verwijderen van de cyste: vochtophoping in een cysteuze epididymaire holte die geen rechtstreeks contact heeft met de testis o Vasectomie: Beide zaadleiders onderbinden (sterilisatie) o Vaso-vasostomie: Herstel van continuïteit na vasectomie o Varicocoele: Correctie van scrotale spatader o Deferentografie: diagnostisch onderzoek om de doorgankelijkheid van de zaadleider in het licht te stellen 7
o PESA (percutane epididymale sperma-aspiratie), TESE (Testiculaire spermaextractie) en MESA (microchirurgische epididymale sperma-aspiratie): technieken om spermatozoa te oogsten o Nefrectomie met of zonder ureterectomie, partieel of totaal o Ureterotomie: verwijderen van ureterstenen via incisie o Herniorafia inguinalis: liesbreuk o Prostatectomie: verwijderen van de prostaat bij benigne prostaathypertrofie o Lymfadenectomie: Verwijderen van lymfeklieren bij maligne pathologie o Radicale prostatectomie: Volledige verwijdering van de prostaat, inclusief zaadblaasjes bij prostaatkanker o Totale cystectomie: Volledig verwijderen van de blaas voor tumorale pathologie met urinedeviatie. Voor de urinederivatie bestaat de keuze tussen een bilaterale ureterocutaneostomie, een uretero-ileostomie (Bricker) of een continente pouch. o Partiële cystectomie: Partiële resectie van een solitaire invasieve blaaspoliep met achterlaten van holle buizen in de resectieranden voor radiotherapie (brachytherapie) o Blaasaugmentatie (auto-augmentatie of met darm): Vergroten van de blaas bij urineverlies door een te klein blaasvolume o Ureterreïmplantatie: Bij vesico-ureterale reflux o Diverticulectomie: Verwijderen van een blaasdivertikel (ten gevolge van een lager gelegen obstructie) o Vesicovaginale fistel: Herstel van een verbinding tussen de vagina en de blaas o Appendico-vesicostomie: Bij neurogeen blaaslijden (bv paraplegische patiënten): sluiten van de blaashals en de blaas verbinden met de appendix, die dan als sonderingstraject dienst doet. o Neuromodulatie: implanten van een pacemaker bij onhandelbare urinaire incontinentie door overactieve blaas o Testisprothese o TVT (tension free vaginal tape), TOT (trans obturator tape) en male sling: plaatsen van een synthetisch net onder de urethra o Sfincterprothese: bij urinaire incontinentie tgv ontoereikende sfincters o Erectieprothese
Robot geassisteerde operaties: De Da Vinci robot is een nieuw gesofisticeerd systeem welke de chirurg helpt om moeilijke ingrepen via een kijkoperatie te verrichten. Het systeem bestaat enerzijds uit een patient-component met 4 armen. Deze houden verschillende instrumenten vast welke via kleine gaatjes in de patiënt zijn binnengebracht door de chirurg. De “endowrist-design” van de instrumenten laat een grotere bewegingsvrijheid dan de menselijke hand toe. Trillen van de hand wordt uitgeschakeld en bijgevolg laten deze fijne instrumenten de meest precieze handelingen uitvoeren. De robot werkt niet op zichzelf maar wordt door de chirurg bediend van op een console. In tegenstelling met conventionele kijkoperaties beschikt de chirurg hier over een driedimensioneel beeld welke ook nog vergroot is. Via een soort handvaatjes worden de handelingen van de chirurg in real-time door de robot overgenomen. De chirurg stelt de schaal van beweging in en trillingen worden weggefilterd door de robot.
8
De Da Vinci robot voorziet de chirurg dus van een veel beter zicht en geeft hem fijnere vingerbewegingen, waardoor veel preciezer kan geopereerd worden. o Radicale prostatectomie (RALP) o Nefrectomie o Lymfadenectomie
3. Medisch patiëntenprofiel voor de plastische heelkunde De plastische chirurgie is die tak van de heelkunde, die zich inlaat met het creëren en/of herstellen van de vorm en/of de functie van aandoeningen, die van congenitale, tumorale, traumatische of postnatale ontwikkelingsaard zijn en dit in het gebied van hoofd en hals, de romp, de perineo-genitale streek, de bovenste en onderste ledematen en de stuit. De actuele plastische chirurgie omvat vooral: Borstreconstructies Transseksualiteit (genderdysforie) Flappen en enten Decubitusbehandeling Tumorresectie met reconstructie Behandeling van brandwonden Esthetische chirurgie Reconstructies na traumata De belangrijkste aandoeningen en ingrepen:
Tumoren. Er zijn goedaardige en kwaadaardige tumoren. Meest voorkomende zijn: · Melanoom (kwaadaardig): ontstaat ofwel op een huid die geen vroegere afwijkingen vertoonde ofwel in een bestaande naevus. · Epithelioma (kwaadaardig): o Spinocellulair: zeer invasief door metastasering. o Basocellulair: lokaal invasief, metastaseert niet. · Borsttumor (goed- of kwaadaardig). · Sarcoom (kwaadaardig).
Brandwonden. · Afhankelijk van de diepte: o Eerste graads = alleen epiderm beschadigd, gekenmerkt door roodheid lokaal en pijn. o Tweede graads = epiderm en deel van het derm zijn beschadigd, gekenmerkt door blaarvorming, open wonde en veel pijn. o Derde graads = epiderm en derm zijn vernietigd, waarbij geen pijn lokaal en witzwart wondaspect. o Vierde graads = zwarte korst aanwezig + perkament. · Uitgebreidheid
9
· Etiologie: o Thermisch: meest voorkomend vb. warmwaterbad, frituurvet, hete vloeistoffen etc. o Chemisch: vb. zwavelzuur. o Elektrisch: vb. elektrisch deken. o Radiogene: bestraling na tumorectomie.
Transplantaties. Meestal onder de vorm van een ent of flap. · Vrije flap: is een spierflap of huidflap of huid- en spierflap, volledig vrijgemaakt (inclusief bloedvaten), ingehecht op een andere plaats van het lichaam. Vb. : latissimus dorsiflap, rectusflap, diepflap, GAPflap, m.a.w. perforatorflappen. · Gesteeld transplantaat of flap: geïndiceerd bij huiddefecten met eventueel blootliggend bot = stuk weefsel met eigen bloedvoorziening welk verbonden blijft aan de originele plaats van het lichaam d.m.v. een steel. Vb.: sluiten van decubitus bij paraplegische patiënt. · Vrij transplantaat of ent: stuk weefsel dat volledig van zijn donor area wordt losgesneden en op een andere plaats van het lichaam wordt ingeplant, vb. excisie huidtumor met nadien bedekking ent. onderscheid: STG = split thickness graft FTG = full thickness graft. · DIEP-flap: deep inferior epigastric perforator. · GAP-flap: gluteaal artery perforator. · Andere
Esthetische ingrepen. Vb.: otoplastie, littekencorrectie, mammoplastie, rhinoplastie, abdominoplastie, liposuctie, laserbehandeling t.h.v. het gelaat, face-lift.
Geslachtsaanpassende ingrepen bij genderdysforie · Man naar vrouw. · Vrouw naar man
Speciale aandachtspunten bij de observatie en de behandeling van:
De flap: Observatie van de flap op temperatuur, refill (=hervulling), kleur en soepelheid: · Temperatuur: normaal dezelfde warmte als het omringend weefsel. Momenteel worden bij borstreconstructies temperatuurmetertjes op en naast de flap gekleefd om de temperatuur en temperatuursverschil te kunnen nagaan. Dit verschil mag niet meer dan 3° C bedragen. · Refill: normaal, versneld, vertraagd (normaal= 3”). · Kleur: normaal roze of te vergelijken met de plaats waar de flap weggenomen is. Afwijkend: rood: gestoorde afvoer van bloed (=veneus probleem) wit: geen toevoer (arterieel probleem). blauw: bij langdurige afwezigheid van toevoer. · Soepelheid: normaal soepel. Afwijkend: harde opgezette flap t.g.v. zwelling of stuwing door slechte afvloei (=veneus probleem)
10
Dikwijls wordt gebruik gemaakt van een doppler toestel om arteriële en veneuze doorbloeding te controleren. Houding van de patiënt: zeer belangrijk, druk op de flap of tractie moet vermeden worden. Bij patiënten met herstel van doorligwonden wordt vaak gebruik gemaakt van een zandbed.
Ent. F.T.G.= full thickness graft of volle dikte huident (epiderm + derm). · Afnameplaats: lies, halsstreek, retroauriculair of binnenzijde arm. · Indicaties: bedekken van kleine plaatsen; wordt dikwijls gebruikt in het aangezicht bij patiënten met brandwonden; esthetisch mooi litteken · Verzorging van de ent volgens voorschrift van de arts; verband blijft meestal gedurende enige dagen dicht. De donorplaats wordt primair gesloten. S.T.G. = split thickness graft of partiële dikte huident (epiderm + gedeelte derm). · Kan op verschillende lokalisaties van het lichaam afgenomen worden maar meestal gluteaal, dijen en abdominaal, en dit d.m.v. een dermatoom. Op de donorplaats blijven genoeg epidermale cellen over die voor een spontane re-epithelialisatie zorgen zodat zeer grote enten kunnen genomen worden. Vaak worden S.T.G.’s gemesht of geperforeerd om ze te kunnen uitrekken en grote wondoppervlakten te bedekken. · Voornaamste indicaties: patiënt met brandwonden bedekken grote oppervlakkige weefseldefecten.
Verpleegkundige zorgen: Ent zelf: · Immobilisatie van de geënte zone gedurende 1 week, d.m.v. atelle en/ of drukverband (=bolus). · Postoperatief blijft het verband 5 dagen ter plaatse zodat de ent kan ingroeien: observatie van pijn, vochtverlies, kleur omgeving, geur etc. · Nadat de bolus verwijderd is, wordt de ent dagelijks geïnspecteerd met aandacht voor: o Kleur: roze (goed) of blauw (necrose). o Uitzicht: losliggend of vastgegroeid, vochtig of droog aspect, geïnfecteerd of goed helend. De ent wordt peroperatief meestal bedekt met een surfasoftverband; dit verband blijft ongeveer 8 dagen terplaatse. Bij de verbandwissel wordt bovenop de surfasoft nog enkele dagen een licht compressief verband aangebracht Donor: · Wordt peroperatief afgedekt met Aquacell R + afdekkend verband. · Observatie en evaluatie van pijn, wondaspect (droog, vochtig). · Normaal is de donorarea genezen na een tiental dagen wanneer de bedekkende verbandlaag is losgekomen. · Dagelijks de genezen donorarea inwrijven met hydraterende crème.
11
4.4. Dagindeling 1. Ochtenddienst (6u45-14u45):
Overdracht nachtdienst ochtenddienst (6u45-7u) Elke shift start met een overdracht. Hiervoor is een lijst met kamernummers, patiënten en reden van opname voorzien. Probeer als student zoveel mogelijk de overdracht bij te wonen om de patiënten te leren kennen en bijzonderheden te noteren. Ochtendtoer met parametercontrole en uitdelen medicatie Hulp bij opdienen van ontbijt indien nodig Opname van patiënten en klaarmaken voor operatie Ochtendverzorging Pauze Opruimen spoelruimte indien nodig Middagtoer met parametercontrole en uitdelen medicatie Hulp bij opdienen middagmaal indien nodig Afhalen patiënten van de ontwaakkamer en post-op zorg Opruimen verzorgingskar Invullen patiëntendossiers Aanvullen en aanpassen overdrachtformulier Bijwonen overdracht naar avonddienst
2. Avonddienst (14u15 – 22u15)
Overdracht van ochtenddienst avonddienst (14u15-14u45) Hulp bij opdienen koffie/thee indien nodig Hulp bij klaarzetten medicatie: op 5k2 wordt de medicatie in de namiddag klaargezet voor 24 uur. De medicatieweergave en -registratie gebeuren elektronisch. Middagtoer met parametercontrole en toedienen medicatie Afhalen patiënten op de ontwaakkamer en post-op zorg Hulp bij opdienen avondmaal indien nodig Pauze Opname patiënten en pre-op voorbereiden Avondtoer met parametercontrole en uitdelen medicatie Invullen patiëntendossiers Opruimen verzorgingskar en spoelruimte Aanvullen en aanpassen overdrachtformulier Bijwonen overdracht naar nachtdienst
3. Nachtdienst (22u-7u) Nachtdienst doen mag, maar enkel door 3de jaarsstudenten en in overleg met je mentoren. Bijwonen overdracht van avonddienst nachtdienst (22u-22u15) Controle medicatie voor de nachtdienst Nachttoer met controle van de parameters en uitdelen medicatie Opruimen kar/labo/spoelruimte Pauze Invullen patiëntendossiers 12
Beloproepen beantwoorden Tweede nachttoer met parametercontrole en uitdelen medicatie Klaarmaken patiënten voor operatie indien nodig Aanvullen en aanpassen overdrachtformulier Bijwonen overdracht naar ochtenddienst
4.5. Pauzes Studenten hebben recht op een half uur pauze gedurende elke shift : Ochtenddienst : 12u30-13u Op 5k2 nemen de verpleegkundigen meestal na de ochtendverzorging middagpauze. Studenten kunnen ervoor kiezen om samen met hen pauze te nemen gedurende 30 min op de afdeling of om een kwartier te nemen om iets te drinken of te eten en pas om 12u30 in middagpauze te gaan Avonddienst : 18u-18u30 Nachtdienst : 02u-02u30 Het uur van de pauze kan veranderen door de werkdruk op de afdeling of door het willen bijwonen van een onderzoek, uitvoeren van een verpleegkundige handeling, enz.
4.6. Bijwonen van onderzoeken en operaties Alle studenten lopen ook 1 dag stage op de polikliniek urologie om kennis te maken met de verschillende onderzoeken. Tweede- en derdejaarsstudenten mogen ook operaties bijwonen (mits toestemming hoofdverpleegkundige en chirurg) en als de werkdruk het toelaat.
4.7. Logistieke taken Normaal gezien is er logistieke hulp zowel in de ochtenddienst als de avonddienst. Alsnog wordt er van de student verwacht hulp te bieden tijdens het op- en afdienen, het opruimen van de spoelruimtes en verzorgingskarren.
5. Slotwoord Probeer tijdens je stage op de afdeling je kennis zoveel mogelijk te verrijken. Stel jezelf bij iedere handeling de vraag “waarom?” en als je het antwoord zelf niet vindt, vraag het dan aan de verpleegkundigen. Zij zullen samen met jou het antwoord zoeken. Verder wensen we jou een leerrijke, maar vooral aangename stage op onze afdeling. Je bent van harte welkom, Het team van urologie / plastische heelkunde
13
Bijlage 1: Grondplan 5k2
14
Bijlage 2: Verpleegkundige interventies Theorie gekend Praktijk gekend Hygiënische zorgen / detailzorgen Controle parameters Zorg maagdarmstelsel: suppo, rectale sonde, lavement manueel faeces verwijderen huishoudelijke stomazorg plaatsen maagsonde, microsonde sondevoeding voorbereiding onderzoeken Zorg urinestelsel: aanbieden bedpan, urinaal aanbrengen incontinentiemateriaal ledigen urinezak + vervangen urinezak urinecultuur (midstream) + uit sonde sonderen suprapubische sonde nefrostomiesonde, ureterkatheter blaasspoeling, instillatie berekenen urinedebiet Wondzorg: D.A.V. verband (zalf, poeder, geïmpregneerd compres) verwijderen hechtingen, wondhaken, draadjes aanbrengen en verwijderen van wondstrips redondrainage / wonddrain wieken wondspoeling, instillatie staalafname vochtige verbanden Parenterale zorg: S.C. I.M. I.V. I.D. oplossen medicatie berekenen medicatie insuline, capillaire glycemiebepaling klaarmaken infuus perifeer infuus verwijderen vernieuwen leidingen infuus plaatsen perifere katheter centraal infuus verwijderen infuus / pompen transfusie geïmplanteerde poortsystemen
15
epidurale pijnpomp Puncties: veneuze bloedafname assisteren bij verschillende puncties Zorg ademhalingsstelsel: aërosol / zuurstoftoediening zorg aan tracheostomie aspiratie Zorg bij operatiepatiënt Toepassen CPR Preventie besmettingswijzen MRSA-screening Toepassen hef en til ECG opname
16
Bijlage 3: Evaluatiefiche van de dienst Beste studenten, Nu jullie stage bijna ten einde loopt, zou het team van 5K2 urologie graag van jullie weten hoe je als student de dienst hebt ervaren. Deze fiche is dan ook volledig anoniem, dus wees eerlijk, zodat ons team in de toekomst aan eventuele opmerkingen kan werken. Alvast bedankt en veel succes in jullie verdere loopbaan, het 5K2 team. - Wat was de eerste indruk van de dienst urologie/algemene interne? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… - Heb je als student altijd even welkom gevonden? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… - Ben je als student goed opgevangen op onze dienst? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… - Kon je als student voldoende werken aan je technische vaardigheden, zo neen waarom? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… - Was het aangenaam werken met je mentor en heb je voldoende kansen gekregen? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………… - Zijn er werkpunten die je kunt meegeven aan deze dienst? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………
17