Communicatiedomeinen Examennummer: 61067 Datum: 8 december 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen Geen
Wij wensen u veel succes!
61067.ex_v1
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt
1. Wat is de bijdrage van de introductie van intranet in organisaties? a. Gemiddelde productiviteit per werknemers is hoger. b. Medewerkers voelen zich meer thuis in de organisatie. c. Meer verantwoordelijkheid lager in de organisatie. 2. Koeleman introduceert het begrip ‘prosumers’. Wat wordt hiermee bedoeld? a. Het is de groep consumenten die een interne makelaarsfunctie vervult in haar sociale netwerk als het gaat om het omarmen van vernieuwingen. b. Het is de groep medewerkers die sterk verbonden is met de identiteit van de organisatie en verantwoordelijk is voor het in stand houden van een goede werksfeer. c. Het is de groep voorlopers die binnen een organisatie de voorwaarden schept voor een soepel en succesvol verloop van veranderingsprocessen. 3. Mariëtte is interim-directeur op een VMBO-school. Zij is aangesteld door het college van bestuur om de docenten voor te bereiden op een verregaande paradigmashift. Het schoolgebouw, het curriculum en het rooster zullen volledig worden herzien. Vandaag is er een teamdag met de docenten, waarbij Mariëtte de dialoog zal aangaan met de docenten en zij vrijelijk hun ideeën kunnen uitwisselen. Welke hoofdfunctie van communicatie staat hier centraal?
61067.ex_v1
a. Beleidsinformatie b. Kennismanagement c. Taakinformatie
NCOI Opleidingsgroep
1
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
4. In de mediarijkheidstheorie worden media gerangschikt op basis van hun capaciteit om verschillende soorten informatie over te brengen. Welke van onderstaande communicatiekanalen is volgens deze theorie het armst? a. b. c.
Database Online chat Telefoonconferencing
5. Vandaag heeft Bert, hoofd Opleidingen, overleg met communicatieadviseur Lieneke over te de voeren huisstijl van de nieuwe opleidingscatalogus. Van welke informatiestroom is hier sprake? a. Diagonale communicatie b. Horizontale communicatie c. Parallelle communicatie 6. Wat is een kenmerk van een functioneringsgesprek? a. De afspraken en wat daarvan is terechtgekomen worden geëvalueerd. b. De plus- en minpunten van de medewerker staan centraal. c. Het bijsturen van de medewerker staat centraal. 7. Binnen een overheidsorganisatie moet een cultuuromslag gerealiseerd worden. De directie heeft alle afdelingsmanagers verplicht een training te volgen. Een groot aantal managers is hier nogal sceptisch over. De directie is echter gestart met een kleine groep van managers die wel enthousiast zijn. Na het volgen van de training heeft men deze groep met klem verzocht niets over de training naar buiten te brengen. Waarvan is dit een voorbeeld? a. Creëren mystiek b. Open space bijeenkomst c. Storytelling 8. Welke van onderstaande communicatiemiddelen is een vorm van horizontale communicatie? a. Interne lezing b. Overleg met de OR c. Toespraak van de directie 9. Het ESH-model van Weggeman (1992) beschrijft de wijze waarop de organisatie wordt ingericht aan de hand van zes elementen. Welke van onderstaande uitspraken met betrekking tot dit model is juist?
61067.ex_v1
a. De elementen kunnen volledig los van elkaar functioneren. b. De volgorde waarin de elementen worden ingevuld, ligt vast. c. Ieder element heeft een harde en een zachte kant.
NCOI Opleidingsgroep
2
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
10. Mintzberg (1991) geeft een belangrijk overzicht van veelvoorkomende organisatiestructuren. In welke organisatiestructuur is nauwelijks sprake van top-downcommunicatie en beperkt de horizontale communicatie zich tot uitwisseling over directe werkzaamheden en vakinhoudelijke uitwisseling? a. Divisiestructuur b. Machinebureaucratie c. Professionele bureaucratie 11. Hofstede beschrijft de cultuur van een land aan de hand van vijf dimensies. Welke dimensie zegt iets over de kenmerken prestatiedrang, succes en competitie? a. Machtsafstand b. Masculiniteit c. Onzekerheidsmijding 12. Hersey en Blanchard (1977) onderscheiden vier stijlen van leidinggeven en de daarbij behorende communicatiestijl. Bij welke stijl van leidinggeven wordt veel informeel gecommuniceerd? a. Bevelende stijl b. Onderhandelende stijl c. Participatieve stijl 13. Het nieuwe werken wordt gekenmerkt door drie dimensies: Bricks, Behaviors en Bytes. Wat is een voorbeeld van Bricks? a. iPad 2 voor interne communicatie b. Open platforms c. Touch-down werkplekken 14. Informele communicatie kent een aantal patronen van netwerken. Marieke werkt als logopediste bij een praktijk met elf collega’s. Onlangs heeft ze tijdens een wandeling met twee van haar favoriete collega’s van een van haar collega’s vernomen dat haar leidinggevende met een burn-out thuiszit. Van welk netwerk is dit een voorbeeld? a. Enkelvoudige keten b. Netwerk c. Waaier 15. Wat is een kenmerk van het loopingmodel van communicatie?
61067.ex_v1
a. De boodschap gaat via alle organisatielagen naar de werkvloer. b. De communicatiestijl is instruerend. c. De schriftelijke media zijn hooguit ondersteunend.
3
NCOI Opleidingsgroep
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
16. Wat is een mogelijk nadeel van intranet? a. Haalplicht b. Narrowcasting c. Toename toegankelijkheid 17. In de vakliteratuur worden drie soorten imago’s onderscheiden. Eén ervan heeft te maken met het beeld zoals dat intern in de eigen organisatie wordt waargenomen en dat al dan niet kan overeenkomen met de identiteit. Waarover hebben we het hier? a. Het feitelijke bewust gedragen imago b. Het feitelijke onbewust gedragen imago c. Het gewenste imago 18. Corporate communicatie kan vanuit verschillende visies benaderd worden. Welke van onderstaande kenmerken is kenmerkend voor de corporate culture-benadering? a. Het accent ligt op een middelen- en activiteiteninzet. b. Het doel is synergie tussen diverse communicatie-instrumenten. c. Het vertrekpunt ligt bij het werken aan de shared values. 19. Willem is een internetonderneming gestart op het gebied van duurzame energie. De eerste maanden heeft hij zich vooral gebogen over de vraag welke activiteiten hij kon ondernemen om zich als organisatie te onderscheiden van de concurrentie. Hij heeft de belangrijkste stakeholders onderscheiden en gekeken hoe hij datgene waar zijn onderneming voor staat op een geloofwaardige manier bij hen onder de aandacht kon brengen. Van welke vorm van corporate communicatie is sprake in dit voorbeeld? a. Corporate advertising b. Corporate branding c. Corporate governance 20. Binnen de concerncommunicatie worden vier identiteits- of merkstrategieën onderscheiden. Bij welke wordt de moederorganisatie bij de naam van het dochterbedrijf en zijn producten en/of diensten genoemd?
61067.ex_v1
a. Divisiestructuur b. Merkstructuur c. Paraplustructuur
NCOI Opleidingsgroep
4
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
21. Wat wordt in het kader van corporate design verstaan onder de ‘stationary’ van de organisatie? a. Dat is de filosofie achter de huisstijl van een organisatie. b. Dat is de grafische vormgeving van de organisatie-identiteit. c. Dat is het correspondentiepakket van een organisatie. 22. Welke van onderstaande drukmethoden is alleen geschikt voor zeer grote oplagen, zoals tijdschriften? a. Diepdruk b. Hoogdruk c. Offset 23. Een van de modellen voor concerncommunicatie is het CMC-model. Welke van onderstaande fasen komt in het model het eerst? a. Briefing en bureauselectie b. Ontwikkeling concept c. Ontwikkeling media/middelenmix 24. Een goed corporate imago is een sterk concurrentiewapen. In welke situaties speelt het corporate imago een belangrijkere rol? a. Als de verschillen tussen merken groter worden. b. Als de verschillen tussen merken kleiner worden. c. In geen van beide bovenstaande situaties, merkverschillen spelen geen rol. 25. Welke van onderstaande marketingcommunicatie-instrumenten heeft de hoogste contactkosten? a. Beursdeelname b. Interne verkoopstaf c. Telemarketing 26. LuckyWomen heeft twee jaar geleden een nieuwe lijn cosmetica in de markt gezet. Sinds de introductie heeft de lijn een groep trouwe afnemers. De cosmeticaproducten zijn bij de meeste parfumerieën en drogisterijen te verkrijgen. Wat is bij dergelijke zogenaamde niet-duurzame voorkeursgoederen de dominante vorm van communicatie?
61067.ex_v1
a. Persoonlijke verkoop b. Thematische reclame c. Winkelcommunicatie
5
NCOI Opleidingsgroep
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
27. Bij de benadering van de consument en de handel kan een producent een push- of pullstrategie of een combinatie van beide volgen. Waarop richt de marketingcommunicatie zich bij een pushstrategie? a. Persoonlijke verkoop b. Promoties c. Winkelcommunicatie 28. Naast de vier P’s worden de drie R’s onderscheiden (Storm, 1992). Twee van de R’s zijn reputatie en relatie. Wat is de derde R? a. Ratio b. Rendement c. Ruil 29. Welke van onderstaande marketingcommunicatie-instrumenten wordt doorgaans langdurig ingezet en heeft vooral tot doel het gedrag te beïnvloeden? a. Direct marketingcommunicatie b. Marketing-pr c. Sponsoring 30. De organisatorische afstemming van marketingcommunicatie kan op drie niveaus geschieden. Op welk niveau vindt de integratie vooral plaats bij ondernemingen die door fusies en overname zijn ontstaan? a. Op corporate niveau b. Op divisieniveau c. Op merkniveau 31. Een strategisch marketingcommunicatieplan omvat negen onderdelen. Wat is het eerste onderdeel in een strategisch marketingcommunicatieplan? a. Marketingcommunicatiedoelgroep b. Marketingcommunicatiedoelstelling c. Onderzoek naar consument en product 32. Welke van onderstaande doelstellingen uit een ondernemingsplan is een voorbeeld van een efficiëntiedoelstelling?
61067.ex_v1
a. Verhogen van de omloopsnelheid van de voorraden. b. Versterken van het marktaandeel ten opzichte van concurrentie. c. Waarborgen van de continuïteit van de onderneming.
NCOI Opleidingsgroep
6
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
33. Uit een onlangs uitgevoerd onderzoek van ondernemer Marco blijkt dat er in de markt een specifieke behoefte bestaat aan een bepaald product. Marco heeft informatie verzameld over de doelgroep en heeft hun specifieke kenmerken en behoeften in kaart gebracht. Samen met een kennis heeft hij vervolgens een aantal concrete doelstellingen en een marketingcommunicatiestrategie geformuleerd. Wat is de logische volgende stap? a. b. c.
Het bepalen van de mediakeuze. Het kiezen van een marketingcommunicatiemix. Het vaststellen van het creatief concept.
34. De BCG-matrix legt het verband tussen marktontwikkeling gemeten in termen van marktgroei en concurrentieverhoudingen uitgedrukt in marktaandeel. De matrix omschrijft vier groepen. Wat wordt verstaan onder de groep ‘dogs’? a. Dit zijn producten die een groot marktaandeel hebben in een snelgroeiende markt. b. Dit zijn producten die een klein marktaandeel hebben in een groeiende markt. c. Dit zijn producten die een klein marktaandeel hebben in een volwassen markt. 35. Reclamedeskundige Franzen heeft zeven modellen in kaart gebracht ten aanzien van de discussie over de effectmeting van reclame. Eén model richt zich op het opvallen en duidelijk verschillen van een specifiek merk ten opzicht van concurrerende modellen. Reclame moet volgens dit model vooral nieuw en onverwacht zijn. Om welk model gaat het hier? a. Likeability model b. Salience model c. Symbolism model 36. Domeinspecifieke variabelen zijn vaak het meest interessant voor marktsegmentatie. Wat is een domeinspecifieke variabele? a. Fase in de gezinslevenscyclus b. Houding ten opzichte van geld en sparen c. Kennis van de producteigenschappen 37. Welke van onderstaande doelstellingen is een voorbeeld van een marketingcommunicatiedoelstelling?
61067.ex_v1
a. Het aantal verkooppunten uitbreiden. b. Het merk beschermen tegen de huismerken van winkelbedrijven. c. Het percentage probeeraankopen bij de doelgroep vergroten.
7
NCOI Opleidingsgroep
Communicatiedomeinen - Examennummer 61067 - 8 december 2012
38. Wat wordt verstaan onder de vitaliteit van het merk? a. De mate waarin het merk wordt begrepen en de beloftes nakomt. b. De mate waarin het merk uniek is en beantwoordt aan behoeften. c. De mate waarin het merk zichtbaar is en beschikbaar blijft. 39. Bij welke van onderstaande communicatiemiddelen bepaalt de zender de pacing? a. E-mail b. Telemonitoring c. Televisie 40. Welke van onderstaande marketingcommunicatie-instrumenten wordt veel gebruikt om de merktevredenheid van consumenten te beïnvloeden?
61067.ex_v1
a. Beurzen b. Persoonlijke verkoop c. Reclame
NCOI Opleidingsgroep
8