Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UNA
Handleiding voor het schrijven van scripties 22 november 2010 Deze handleiding geeft uitvoering van het Onderwijs- en Examenreglement van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UNA.
Inleiding Het schrijven van een scriptie is een proces, dat zich in een aantal fasen afspeelt. Grofweg kunnen onderscheiden worden: - de fase van de voorbereiding; - de fase van het materiaal verzamelen; - de fase van het eigenlijke schrijven; - de fase van de afwerking. Bij scripties volgt op het schrijven nog de verdediging door de student voor een commissie. In de fase van de voorbereiding staat het vinden van een relevante probleemstelling centraal; van groot belang is bovendien of de probleemstelling binnen de gestelde eisen adequaat behandeld kan worden. Bij het formuleren van de probleemstelling wordt weliswaar reeds literatuur bekeken, maar nog niet gericht onderzocht. In de fase van het materiaal verzamelen wordt wel gericht gezocht naar literatuur en andere bronnen, die na onderzoek licht kunnen werpen op het onderwerp, dat voor de scriptie gekozen is. In deze fase wordt de probleemstelling mogelijk geherformuleerd of scherper gesteld. In de fase van het eigenlijke schrijven van de scriptie wordt de probleemstelling uitgewerkt en wordt het gevonden materiaal verwerkt. Als afsluiting hiervan wordt aangegeven in hoeverre de beschreven zaken bijdragen aan de wetenschappelijke kennis op het behandelde gebied in kwestie en worden aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek.
De laatste fase wordt gebruikt om de neergeschreven probleemstelling en de uitwerking ervan nog eens kritisch te beschouwen en indien nodig verbeteringen aan te brengen. Ook wordt in deze fase de typografische verzorging van de scriptie onder de loep genomen.
Voorbereiding De bedoeling van een wetenschappelijke scriptie is aan bestaande kennis inzichten toe te voegen door bekende terreinen nader te onderzoeken of nieuwe terreinen bloot te leggen voor onderzoek. Er dient dan ook gezocht te worden naar een terrein, dat niet reeds tot uit den treure door andere schrijvers is beschreven en waar eigenlijk weinig of niets aan toe te voegen is, tenzij er een geheel nieuwe benadering van het uitgekauwde onderwerp gepresenteerd kan worden. Dat laatste is echter niet eenvoudig en stelt hoge eisen aan de student. Een vrij nieuw terrein verder ontginnen is evenmin gemakkelijk, maar biedt het voordeel van de grote keuze in nog niet of nauwelijks beschreven onderwerpen. Meer voor de hand liggend is een reeds door anderen behandeld terrein, dat nog niet 'doodgeschreven' is, vanuit een bepaalde vraagstelling bekijken en daarmee bijdragen aan het begrip van het vraagstuk in kwestie. In de voorbereidingsfase zal dan ook allereerst nagedacht en gelezen moeten worden over het terrein, waarin de student zijn of haar probleemstelling wil plaatsen.
Eisen Een tweede aandachtspunt in deze fase is het geheel van voorwaarden, die gesteld zullen worden aan de scriptie, waarbij we inhoudelijke eisen en vormgevingseisen kunnen onderscheiden. Inhoud De inhoudelijke eisen geven aan, dat de scriptie uit tenminste drie onderdelen zal moeten bestaan. Deze zijn: - een inleiding, die een verantwoording van de keuze van het onderwerp, de probleemstelling zelf en een plan van behandeling dient te bevatten; - een onderzoeksverslag, dat naast de gebruikte methode de onderzoeksresultaten zal moeten bevatten; - een conclusie, die het antwoord op het in de inleiding gestelde probleem moet geven, voorafgegaan door een samenvatting van de gevonden resultaten (niet verplicht bij propedeusescripties, wel bij doctoraalscripties) en mogelijkerwijs gevolgd door aanbevelingen voor verder onderzoek.
2
Vormgeving De vormgevingseisen geven aan, dat de scriptie tenminste zal moeten bevatten: -
Een titelblad, met: • Titel scriptie • Naam (voornaam voluit) • Faculteit der Rechtsgeleerdheid, UNA • Datum verdediging (maand en jaar) • Bachelor- of Masterscriptie;
-
Een volgende pagina met: • Alle gegevens van het titelblad • Aantal woorden • Naam begeleiders (extern en intern) • Alleen voor masterscripties: afstudeerrichting (publiekrechtelijk, privaatrechtelijk, gemengd);
- een inhoudsopgave met paginering, waaruit de opbouw van de scriptie blijkt; - een notenapparaat onder elke pagina, volgens G.A.I. Schuijt, Leidraad voor juridische auteurs: voetnoten, bronvermeldingen, literatuurlijsten en afkortingen in Nederlandstalige publicaties, Deventer: Kluwer 2007; - een literatuurlijst, alfabetisch geordend op auteursnaam, die het werkelijk gebruikte en het geraadpleegde materiaal weergeeft ook weer volgens G.A.I. Schuijt, Leidraad voor juridische auteurs: voetnoten, bronvermeldingen, literatuurlijsten en afkortingen in Nederlandstalige publicaties, Deventer: Kluwer 2007. De lengte van de scriptie dient te voldoen aan de in het OER onder par. 6 Praktische oefeningen: scripties vermelde eisen: 6.1 Bachelorsscripties hebben een omvang van minimaal 7500 en maximaal 15.000 woorden. [Opmerking: de kwaliteit van de inhoud van de scriptie staat voorop, niet het aantal woorden. Let u bij het schrijven vooral op de kwaliteit, waarbij u voor wat betreft het aantal woorden uiteraard wel aan de hierboven aangegeven (minimum-) norm moet voldoen.] Masterscripties hebben een omvang van minimaal 15.000 en maximaal 26.250 woorden. De omvang wordt berekend op basis van tekstpagina’s zonder noten; inhoudsopgave, literatuurlijst, bijlagen enz. worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Voorts zijn er nog eisen, die aan de typografische vormgeving worden gesteld. Deze zijn opgenomen in de paragraaf 'Typografische vormgeving'.
3
Begeleiding Een andere voorwaarde is, dat de scriptie door een van de docenten begeleid moet worden. Voor een bachelor-scriptie worden in beginsel drie maal per jaar afzonderlijke thema’s voorgedragen als scriptieonderwerp waar studenten zich voor kunnen aanmelden. Deze thema’s en de wijze van inschrijving worden op Blackboard bekend gemaakt. Hiertoe worden een aantal colleges gedoceerd aan de start van elke scriptieperiode waarbij de student aanwezig dient te zijn waarin wordt ingegaan op de verschillende onderzoeksvaardigheden en op de juridische context van het betreffende thema. De docent geeft tijdens het college een korte uiteenzetting over de relevante literatuur en tijdschriften over het thema. De studenten gaan, binnen de grenzen van het thema, zelfstandig op zoek naar een specifieke probleemstelling. De concept-probleemstellingen worden onder begeleiding van de docent in groepsverband besproken en aangescherpt. Voor een master-scriptie moet de student contact opnemen met een van de docenten in wiens vakgebied hij of zij een scriptie zou willen schrijven. Een masterscriptie kan eventueel door iemand buiten de Faculteit der Rechtsgeleerdheid begeleid worden, maar dit wordt uitsluitend toegestaan als die persoon optreedt in samenwerking met een van de docenten van de faculteit en eveneens uitsluitend na diens vooraf gegeven toestemming. Als bekend is wie de Master-scriptie zal begeleiden dient er een afspraak gemaakt te worden voor een eerste bijeenkomst, waarop de probleemstelling en de globale aanpak van de scriptie, die de student voor ogen staat, besproken wordt. Deze bespreking vindt plaats aan de hand van een resumé, waarin de student de probleemstelling en de opzet van de scriptie beschreven heeft (ongeveer twee A-4 vellen). Na goedkeuring van probleemstelling en opzet van de scriptie kan de student zijn of haar onderzoek voortzetten. De begeleiding van de scriptie dient te voldoen aan de in het OER onder par. 6 Praktische oefeningen: scripties vermeldde eisen: 6.2 De student die een scriptie wenst te schrijven laat zich door een tot de vaste staf behorende (vak)docent adviseren over een onderwerp. Vervolgens verzoekt hij de scriptiecoördinator door middel van het daartoe bestemde scriptieregistratieformulier om dit onderwerp voor hem vast te leggen. Hij kan bij die gelegenheid voorstellen om een bepaalde persoon als begeleider aan te wijzen. 6.3 Het eindoordeel of het voorgestelde onderwerp geschikt is komt toe aan de scriptiecoördinator. Indien deze het onderwerp ongeschikt verklaart is hij de student behulpzaam bij het vinden van een ander onderwerp. Tot ongeschiktverklaring kan hij ook overgaan indien al een andere student aan hetzelfde of een nauw verwant onderwerp werkt. 6.4 Indien de scriptiecoördinator het onderwerp goedkeurt, wijst hij een scriptiebegeleider aan. Indien deze niet behoort tot de vaste staf van de faculteit
4
(externe begeleider), wordt uit de staf een tweede (interne) begeleider aangewezen. De scriptiecoördinator houdt hierbij rekening met de voorkeur van de student, met de aard van het gekozen onderwerp en met het aantal scripties dat al door het betrokken staflid wordt begeleid. Hij legt de naam van de student, het goedgekeurde onderwerp en de namen en functies van de begeleider(s) vast in een scriptieregister. 6.5 De interne begeleider draagt de eindverantwoordelijkheid voor het begeleidingsproces. 6.6 De student legt de begeleider(s) zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden na de onder 6.4 bedoelde aanwijzing, een onderzoeksplan en een tijdschema voor. Het onderzoeksplan bestaat uit een inleiding, waarin de keuze van het onderwerp wordt verantwoord, een duidelijke juridische probleemstelling en een plan van aanpak. 6.7 De begeleider(s) geven binnen veertien dagen een oordeel over het ingediende onderzoeksplan en het tijdschema. Van de goedkeuring stellen zij de scriptiecoördinator terstond op de hoogte. 6.8 Indien niet binnen twee maanden na de onder 6.4 bedoelde aanwijzing een onderzoeksplan is ingediend, of dit niet binnen een maand na indiening is goedgekeurd, meldt de begeleider dit aan de scriptiecoördinator. Door deze melding vervalt de onder 6.4 bedoelde goedkeuring. 6.9 De student heeft recht op maximaal twintig uur begeleiding voor een bachelorscriptie en op maximaal dertig uur begeleiding voor een masterscriptie. Dit is inclusief leestijd van de begeleider. 6.10 Bij dreigende overschrijding van de begeleidingstijd wordt de student gewaarschuwd. 6.11 Na overschrijding van de begeleidingstijd wordt daarvan schriftelijk mededeling gedaan aan de student en aan de scriptiecoördinator. De student heeft daarna uitsluitend recht op een aanwijzing voor de afronding van zijn werkstuk en op een afsluitend gesprek. 6.12 De bachelorscriptie moet binnen negen maanden na goedkeuring van het onderzoeksplan in drievoud en de masterscriptie binnen twaalf maanden na goedkeuring van het onderzoeksplan in vijfvoud zijn ingediend bij de interne begeleider. Deze termijnen kunnen door de begeleider(s) met drie maanden worden verlengd. Van verlenging wordt kennis gegeven aan de scriptiecoördinator. Indien de scriptie na het verstrijken van de daarvoor in het voorgaande gestelde termijn niet is ingediend, vervalt de in art. 6.4 bedoelde goedkeuring.
5
Bij voorkeur dient de student de scriptie hoofdstuksgewijs in te leveren, zodat de begeleider zicht heeft op de voortgang en in een vroeg stadium waar nodig kan bijsturen. Belangrijk is dat scriptiebegeleider en student hierover goede afspraken maken. Na bespreking van ingeleverde hoofdstukken moeten de eventuele op- en aanmerkingen van de docent verwerkt worden in de scriptie. Dit proces kan zich herhalen.Hoewel de scriptie zuiver het werk van de student dient te zijn, kan hij of zij naar behoefte wel steeds terugvallen op de docent voor feedback. Wanneer de student zijn of haar definitieve versie van de scriptie gereed heeft, moet na akkoord van de begeleider de scriptie in een voldoende aantal exemplaren bij het secretariaat van de faculteit ingeleverd te worden. De eindversie van de bachelorscriptie dient in drievoud te worden ingeleverd (begeleider, tweede lid commissie, archief secretariaat), de masterscriptie dient in vijfvoud (begeleider, tweede en derde lid commissie, archief secretariaat, bibliotheek) en in digitale vorm bij het secretariaat worden ingeleverd. Probleemstelling Zoals in de inleiding reeds aangegeven staat de probleemstelling centraal in de voorbereidingsfase. Wanneer een onderzoeksterrein eenmaal gekozen is, dient de precieze probleemstelling begrensd te worden. Zo heeft de student bijvoorbeeld gekozen voor het familierecht en meer in het bijzonder de echtscheiding als onderzoeksterrein. Van belang is nu, dat er vervolgens precies bepaald wordt, wat de probleemstelling zal worden. Zo kan deze bijvoorbeeld luiden: "Wat kan men binnen het Curaçaos recht doen als een van de echtgenoten niet mee wil werken aan een door de andere echtgenoot gewenste echtscheiding?" of: "De problematiek van het (niet) toekennen van kosteloze rechtskundige bijstand bij echtscheiding in geval het gezamenlijk inkomen van beide echtgenoten boven de toewijzingsgrens ligt." Na een globale keuze van de probleemstelling binnen het onderzoeksterrein verdient het aanbeveling om de vragen, die dit onderwerp oproepen, te noteren en te sorteren om de student zo een leidraad te verschaffen bij het nadere onderzoek in de kwestie, bijvoorbeeld: - Welke wetten bestaan er op dit terrein? - Relevante jurisprudentie: bestaat die en waar zou ik die kunnen vinden? - Is er misschien wel eens een lezing op Curaçao over dit onderwerp gehouden en waar zou ik de tekst kunnen krijgen? - Wie heeft veel kennis en ervaring op dit gebied en zou ik een afspraak met die persoon kunnen maken? - Wat is er over mijn probleemstelling in druk verschenen en wat heeft de UNA-bibliotheek daarvan in voorraad? - Zijn er al meer scripties over geschreven en door wie? Ook punten, die in ieder geval besproken dienen te worden bij het onderwerp in kwestie, kunnen genoteerd worden en later eventueel aangevuld, bijvoorbeeld:
6
- wetgeving, literatuur en jurisprudentie specifiek op het gekozen gebied van onderzoek binnen de probleemstelling; - bronnen van informatie over zeer nauw verwante probleemstellingen; - in de maatschappij en binnen de wetenschap reeds ter discussie zijnde mogelijke oplossingen; - eigen visie over het onderwerp. Bespreekpunten en vragen vormen na ordening en schifting de basis waarop het schema voor de behandeling van de probleemstelling in de scriptie gebouwd zal worden, bijvoorbeeld: - feiten over de echtscheiding op Curaçao; - wat is voor verbetering vatbaar; - hoe is het elders in de wereld geregeld; - hoe kan het op Curaçao veranderd worden. Overigens is het niet denkbeeldig, dat tijdens de verdere uitbouw van de scriptie zal blijken, dat het schema niet voldoet. Het is dan ook aan te raden de eerste aantekeningen te bewaren tot onderwerp en scriptieopbouw zijn besproken en goedgekeurd door de begeleidend docent. Onderzoek Algemeen kan worden gesteld, dat in de onderzoeksfase het materiaal verzameld wordt, dat de probleemstelling van de scriptie van een wetenschappelijke basis moet voorzien en eventuele oplossingen of aanbevelingen voor verder onderzoek moet onderbouwen. Dit onderzoek kan zich op verschillende manieren manifesteren: a. onderzoek van literatuur op het onderzoeksterrein - dit kunnen boeken, tijdschriftartikelen of bijdragen in bundels zijn - , die specifiek van toepassing is op de probleemstelling; b. onderzoek van andere relevante stukken, waarbij te denken valt aan jurisprudentie, wetsartikelen, memories van toelichting en antwoord, handelingen van de Tweede Kamer, handelingen van de Staten, jaarverslagen, voorlichtingsfolders, scripties, etc.; c. onderzoek door middel van interviews of enquêtes; d. onderzoek door middel van proefopstellingen. Ad a en b: deze vormen van onderzoek kunnen volgens twee methoden gedaan worden en wel of door systematisch in bibliotheek- en andere registers te zoeken of door met een (recent!) boek op het onderzoeksterrein te beginnen en verder te gaan met naar in dat boek verwezen materiaal. De eerste methode is meestal efficiënter, maar kan bij nieuwe probleemstellingen binnen het onderzoeksterrein soms te weinig materiaal opleveren. In dat geval is de tweede methode waarschijnlijk vruchtbaarder. Het gevonden materiaal kan in de scriptie op twee manieren verwerkt worden, namelijk als uittreksel en als letterlijk citaat. Het verdient aanbeveling letterlijke citaten alleen te gebruiken in situaties, waarin een uittreksel te weinig recht zou doen aan de weergave.
7
Het gevonden materiaal kan het beste direct ergens genoteerd worden (met vermelding van de vindplaats voor eventueel terugzoeken) op losse papieren of in een apart digitaal bestand, zodat de gegevens later naar willekeur gerangschikt kunnen worden. Bij het noteren van vindplaatsen verdient het aanbeveling direct de voorgeschreven vorm te gebruiken, waarbij voor eigen gebruik eventueel het bibliotheeknummer genoteerd kan worden. Ad c: het kan voorkomen, dat er over een bepaald onderwerp onvoldoende materiaal voorhanden is, maar er wel personen of instanties zijn, die op de hoogte van gegevens of ontwikkelingen zijn. In zo'n geval is het geïndiceerd om met vragenlijsten of persoonlijke interviews te werken. Daarbij is het essentieel, dat de vragenlijst of de interviewvragen zeer zorgvuldig worden opgesteld en er zo min mogelijk ruimte is voor verkeerde interpretatie van de vragen. Ad d: deze laatste vorm zal in de juridische wetenschappen niet zo snel gebruikt worden, maar is niet ondenkbaar, met name in die vakgebieden, die zich dicht tegen de sociale wetenschappen aan bevinden zoals bijvoorbeeld de criminologie. Deze vorm van onderzoek kenmerkt zich door het doen van testen op een onderzoeksgroep, waarbij een tweede groep als controle dient. Schrijfproces Als het onderzoek (goeddeels) is afgerond en het (meeste) materiaal vergaard en verwerkt is, begint een van de lastigste momenten in de totstandkoming van de scriptie, namelijk het begin van het schrijven. Voor veel - ook zeer ervaren - schrijvers betekent dit moment een drempel, die eerst overschreden moet worden voor het schrijven echt goed op gang komt. Hoe begin je te schrijven, wat moet eerst behandeld worden, hoe moet de volgorde zijn, welke stijl moet gehanteerd worden etc.? Een goede methode kan de volgende zijn. De inhoudsfase afwerken, dat wil zeggen: - eerst in het wilde weg schrijven, elke inval op papier zetten; - vervolgens deze stukjes tekst ordenen op logische volgorde; - van deze teksten hoofdstukken maken van de scriptie; - de hoofdstukken tot een geheel verbinden; - bekijken of het ook een logisch geheel geworden is; - nagaan of het de probleemstelling goed behandelt; - eventueel de tekst aanpassen aan de probleemstelling of: - de probleemstelling veranderen (in overleg met de docent). Pas daarna de tekstfase afwerken, dat wil zeggen: - de indeling en de lay-out van de tekst bezien; - deze eventueel aanpassen; - de stijl van de tekst kritisch bekijken; - eventueel deze omwerken tot een goede stijl; - kijken naar het woordgebruik; - eventueel veranderingen aanbrengen; - controleren op taal- en spellingfouten;
8
- eventueel verbeteringen aanbrengen. Veel mensen verdelen hun tekst niet goed in alinea’s, hetgeen de leesbaarheid van de tekst niet ten goede komt. Als vuistregel kan men zeggen, dat elk nieuw argument (en de uitwerking ervan) en elk nieuw onderwerp in een aparte alinea besproken worden, voorzover ze al niet in een nieuw hoofdstuk aan de orde moeten komen. Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel. Sla tussen grote alinea's een regel over; bij kleine alinea's kan een nieuwe alinea met een kleine inspringing van de eerste regel begonnen worden, maar het hoeft niet. Vermijd dat uw tekst door een te groot aantal alinea's overkomt als een reeks losse gedachten: juist door middel van alinea's kunt u structuur in uw betoog aanbrengen. Een ander probleem is het gebruik van een bepaalde taal voor mensen, wier moedertaal het niet is. Behoudens een intensieve studie boven het niveau van de middelbare school is het praktisch onmogelijk zo'n taal zeer goed te leren beheersen. Voor studenten met een Papiamentstalige achtergrond speelt dit bij het schrijven van de scriptie, die in het Nederlands geschreven dient te worden, zeker een rol. Voor die studenten is het aanbevelenswaardig de tekst voor het indienen van de definitieve versie nog eens door iemand te laten nalezen, voor wie het Nederlands wel de moedertaal is. Daarnaast verdient het aanbeveling om de kennis van het Nederlands bij te schaven door enkele voorbeeldexamens te doen op www.cnavt.org. Voor de conclusie dient in de masterscriptie (in de bachelorscripties is dit facultatief) een samenvatting van de gevonden onderzoeksresultaten te worden opgenomen. Alle voorgaande gegevens, die de uiteindelijke conclusie moeten voorbereiden en ondersteunen, worden daarbij op een rij gezet. Deze samenvatting dient kort en helder te zijn en mag absoluut geen nieuwe gegevens bevatten. Alle relevante gegevens dienen in de voorgaande hoofdstukken reeds aan bod besproken te zijn. Conclusie Al het voorafgaande heeft geleid tot de conclusie. In de conclusie dient tot uitdrukking te komen, dat het doel van de scriptie - namelijk bijdragen aan de kennis op een bepaald gebied van wetenschap - is bereikt. Een conclusie wordt vaak afgesloten met aanbevelingen voor verder onderzoek. Dit kunnen suggesties zijn voor onderzoek op het gebied van het onderwerp van de scriptie zelf, maar ook kunnen zij gericht zijn op in de scriptie naar voren gekomen aangrenzende terreinen, waarop in de scriptie zelf niet ingegaan kon worden.
Typografische verzorging
9
De scriptie dient uitgeprint te worden ingeleverd op vellen van A-4 formaat met een regelafstand van anderhalf en een kantlijn links van vier en een kantlijn rechts van twee centimeter. De vellen moeten enkelzijdig worden geprint. De bladzijden van de scriptie worden tenminste beginnend bij de inleiding in zijn geheel doorgenummerd en alle hoofdstukken worden op een nieuwe pagina begonnen. Eventuele lange hoofdstukken worden verdeeld in paragrafen en mogelijk zelfs subparagrafen. De indeling van de scriptie is als volgt: -
titelblad (altijd);
-
vervolgblad met nadere gegevens (altijd);
-
inhoudsopgave (altijd);
-
voorwoord (facultatief);
-
afkortingenlijst (facultatief);
-
inleiding (altijd);
-
teksthoofdstukken (altijd); met notenapparaat (altijd)
-
samenvatting (altijd bij masterscripties);
-
conclusie (altijd);
-
literatuurlijst (altijd);
-
bijlagen (facultatief);
-
registers (facultatief).
In de tekst van de scriptie worden in principe geen onderstreping, cursivering of vette letters gebruikt. Voor het weergeven van citaten worden aanhalingstekens gebruikt. Afkortingen als e.d., etc. en vgl. mogen niet gebruikt worden en woordafbrekingen aan het eind van een regel dienen vermeden te worden. Wel toegestaan is het gebruik van acroniemen als SER en afkortingen als U.S.A. Andere afkortingen zoals NJ dienen in een lijst van afkortingen verklaard te worden. Nootcijfers worden zo mogelijk een halve regel boven de tekst zonder haken of punten geplaatst; indien dit niet mogelijk is, dienen ze op de regel zelf tussen ronde haken geplaatst te worden. Verder houdt de student rekening met de voorwaarden uit het Randvoorwaardenmodel.
Literatuurverwijzingen Verwijzingen naar literatuur in de tekst gebeurt ofwel in een noot ofwel door de naam van de auteur, het jaar van publicatie en het paginanummer tussen haakjes op te nemen (Jansen 1988:21). De literatuur in de literatuurlijst wordt als volgt opgenomen: 10
- bij boeken: Eerst de voorletters daarna achternaam van de auteur(s) (geen titels zoals mr., dr., prof.). Daarna komma titel van de publicatie cursief wederom een komma. Dan de stad van uitgave dubbele punt naam uitgever jaartal p. en dan paginanummer punt. * Bijvoorbeeld: R. Jansen, Rechten, een rechtsverkenning. Zwolle: Tjeenk Willink 2010. Als slechts een gedeelte van het boek wordt gebruikt, dienen ook de paginanummers vermeld te worden als volgt: Zwolle: Tjeenk Willink jaartal, p. 15 – 23. - bij tijdschriftartikelen: voorletters daarna naam auteur(s) (geen titels) komma titel artikel komma titel tijdschrift (cursief) jaartal streepje uitgavenummer komma paginanummers en eindigen met een punt. * Bijvoorbeeld: R. Jansen, Een rechtsverkenning, Rechtenblad 2010-4, p. 24 – 28. - bij bijdragen in bundels: voorletters daarna naam auteur(s) (geen titels) komma titel artikel komma "in" dubbele punt voorletters en naam compilator(en) "(ed./eds.)" komma titel bundel (cursief) komma paginanummers komma plaats van uitgave dubbele punt naam uitgever jaartal van uitgave en dan punt. * Bijvoorbeeld: R. Jansen, Een rechtsverkenning, in: A. Groen (ed.), Rechten en plichten, pp. 22-36, Zwolle: Tjeenk Willink 2010. De literatuurlijst moet volledig, alfabetisch (op achternaam) en niet onderverdeeld zijn. Regelgeving, jurisprudentie en andere Kamerstukken dan beleidsnota’s, -rapporten en -adviezen horen niet in de literatuurlijst thuis; zij worden apart vermeld. Ga zorgvuldig om met bronnen. Uitspraken van andere auteurs overnemen is toegestaan, mits voorzien van precieze bronvermelding in een voetnoot. Het overschrijven van tekst geschreven door anderen zonder bronvermelding is plagiaat en is verboden. Ook de letterlijke weergave van een tekst van anderen mét bronvermelding, maar zónder aanhalingstekens, is plagiaat en is verboden. Schrijvers haalt u aan voor onderzoeksbevindingen, argumenten en meningen. Citeer voor rechtsregels en besluiten de primaire bron (Staatsblad, Publicatieblad EG, United Nations Treaty Series e.d.). Een literatuurverwijzing moet de lezer in staat stellen de aangehaalde publicatie te vinden. Dit geldt ook voor internetverwijzingen. Zie voor vormvoorschriften bij bronverwijzingen de Leidraad voor juridische auteurs (Deventer: Kluwer 2007) te vinden in de bibliotheek en op Internet (www.kluwer.nl/images/multimedia/pdf/leidraad2004.pdf of door te Googleen op “Leidraad voor juridische auteurs 2007”).Zie voor vormvoorschriften bij internetverwijzingen: www.recht.nl/doc/e-citeren.html. In het algemeen geldt dat het niet zo zeer uitmaakt wélk citatiesysteem u kiest, als u het maar consequent gebruikt.
11
Nuttige literatuur U kunt voor meer tips over het schrijven van een goede scriptie de volgende boeken raadplegen: I. Curry-Sumner (red.), F.G.H. Kristen, M. van der Linden-Smith, H. Tigchelaar, Onderzoeksvaardigheden – Research skills, 2010. E. Tiggeler, Ars Aequi Taalgids voor juristen, 2010.
Plagiaat In de Regeling voor een geordend verloop van tentamens, ter bestrijding van plagiaat en ter bestrijding van fraude vóór, tijdens en na tentamens aan de UNA, van 17 augustus 2006, is het volgende te lezen over plagiaat: VI Plagiaat Art. 39. Indien een student zich bij het vervaardigen van een werkstuk of anderszins schuldig blijkt te hebben gemaakt aan plagiaat, meldt de betrokken docent dit onverwijld schriftelijk aan de decaan van de faculteit. Art. 40. Onder plagiaat wordt hier verstaan het opzettelijk zonder bronvermelding overnemen van passages uit andermans werk. Art. 41. De decaan van de faculteit stelt onverwijld de rector magnificus op de hoogte, onder overlegging van de in art. 39 bedoelde schriftelijke melding. Hij doet de rector magnificus een met redenen omkleed voorstel voor de verdere afdoening. Art. 42. Art. 37 en 38 zijn van overeenkomstige toepassing.1 Wetenschappelijke publicaties bouwen meestal voort op ideeën uit andere publicaties. Op ideeën berust echter geen auteursrecht, en sommige ideeën zijn zozeer gemeengoed geworden dat hooguit beleefdheidshalve de oorspronkelijke bron vermeld behoeft te worden. Bij letterlijke citaten van meer dan een enkel woord is echter wel altijd een bronvermelding noodzakelijk. Alleen citaten van enkele woorden uit wetsartikelen vallen hier niet onder. Wat is plagiaat?2
1
Tentamen– en frauderegeling UNA 2006: Art. 37. De rector magnificus kan de van fraude verdachte kandidaat waarschuwen. Indien met een waarschuwing niet kan worden volstaan, kan hij besluiten tot ontzegging van de toegang tot de Universiteit voor één of meer tentamens of voor een bepaalde tijd van ten hoogste vijf jaren. Onder deze ontzegging is begrepen, zo daarbij niet anders is bepaald, de ontzegging van de toegang tot de colleges, de wetenschappelijke inrichtingen en verzamelingen, praktische oefeningen en examens. Art. 38. Tegen de uitspraak, inhoudende een ontzegging als bedoeld in het vorige artikel, kan de betrokkene binnen tien dagen na ontvangst een schriftelijk en gemotiveerd beroep instellen bij de raad van toezicht. Dit beroep schort de tenuitvoerlegging niet op. 2 http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/plagiaat
12
1. Het woordelijk overnemen van meer dan een enkel woord uit het werk van een ander zonder aan te geven dat het andermans woorden zijn en/of zonder vermelding van de precieze vindplaats van de passage. Citaten van enkele woorden uit wetsartikelen vallen hier niet onder. 2. Het parafraseren van (passages uit) het werk van anderen, zonder daarbij aan te geven dat de gedachtegang door iemand anders is bedacht en zonder de vindplaats van de gedachtegang aan te geven. Een parafrase mag nooit bestaan uit louter vervangen van enkele woorden door synoniemen. 3. Het overnemen van ideeën uit andermans werk zonder daarbij aan te geven dat het de ideeën van iemand anders zijn. 4. Het weglaten van aanhalingstekens bij een letterlijk citaat. 5. Het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing. 6. Het niet bij alle plaatsen waar de informatie uit die bron is gebruikt verwijzen naar die bron. 7. Het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing. 8. Het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder aanhalingstekens of verwijzing. 9. Het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en verwijzing. 10. Het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat. 11. Het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uitreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven. 12. En ook in alle andere gevallen waarin uzelf, - na het lezen van punten 1 tot en met 11,- twijfelt, dient u de bron te vermelden.
Verdediging De bachelorscriptie moet niet later dan binnen negen maanden na goedkeuring van het onderzoeksplan zijn ingediend bij de (interne) begeleider. De scripties moeten verdedigd worden voor een commissie.
Slot
13
Deze handleiding is met ingang van heden van kracht. Hiermede komen alle eerder, ter uitvoering van het Onderwijs- en Examenreglement van deze Faculteit der Rechtsgeleerdheid gepubliceerde handleidingen voor het schrijven van scripties te vervallen.
Willemstad, 22 november 2010 w.g. Dr. P. Klik, Decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid
14