B EKNOPTE
HANDLEIDING BIJ HET
SCHRIJVEN VAN EEN HISTORISCH WERK
Made in EU
TOELICHTING angezien zoveel mensen last hebben met het historisch apparaat heb ik er mijn cursus HP erop nageslagen, daarnaast ook de Handleiding bij het historisch werk van Léon Mooren, in 1ste BA in Leuven de cursus Heuristiek, en de cursus Historische Methode, ook voor 1ste BA in Leuven. Het samenraapsel daarvan is dit documentje. Ik heb mijn eerste jaar unief aan de KUL gedaan, en alhoewel ik geen goed woord over heb voor al de rest, moet ik toch zeggen dat ik een immens voordeel heb gehad te mogen genieten van de intensieve cursus Heuristiek die daar gegeven wordt. Daardoor heb ik dit jaar de achterstand niet die ik tot mijn grote treurnis moet vaststellen bij veel van mijn medestudenten. Ik wil hiermee mijn ervaring aanwenden om te helpen.
A
Ik heb in de voorbeelden werken gebruikt die betrekking hebben op de studie van de Klassieke Oudheid, dit omdat dat mijn eigen studiegebied is en ik voorbeelden ervan voorhanden had bij het schrijven. Het maakt toch niet uit: de praktijk voor KO is net hetzelfde als voor de andere tijdsperioden. Het is tenslotte een uniform systeem. In dit documentje staan zeker niet alle mogelijke manieren waarop je moet verwijzen. Er zullen zich altijd moeilijkheden voordoen wanneer je eens een speciaal werk vast hebt dat verschenen is in een reeks die verschenen is in een reeks die verschenen is in een andere reeks, en begin maar eens dat in uw bibliografie te zetten. Het beste is zelf zoveel mogelijk lezen en goed kijken naar de manier waarop onze voorgangers het doen. Zij zijn onze inspiratie: bij problemen kunnen we steeds bij hen zien hoe het moet. Daarenboven kun je steeds de docent contacteren om te vragen hoe je naar iets verwijst wanneer dat niet voor de hand ligt. Dit werkje wil dus een zekere houvast bieden aan degenen die zo onfortuinlijk waren vorig jaar HP 1 te krijgen waarbij ons veel werd geleerd, alleen niet de essentiële manier om onze instrumenten te hanteren. Dit jaar immers blijkt dat onze gebrekkige opleiding van vorig jaar geen excuus is voor onze opdrachtgevers HP 2: oefeningen. Hopelijk helpt het. K.L.
Handleiding bij een historisch werk
1. Opbouw van het werk Wetenschappelijk geschiedkundig onderzoek is een kwestie van methode: heuristiek van de bronnen, kritiek van de bronnen, synthese. De volgende stappen dienen gevolgd te worden wanneer een opdracht gegeven werd: Kennismaking met het onderwerp: om het probleem zo goed mogelijk in te schatten, maak u vertrouwd met de bredere context van het onderzoek. Het best door zoveel mogelijk specifieke studies te lezen, maar ook exhaustieve werken, waarna tot het eigenlijke onderwerp word vernauwd. Neem in algemene regel een recent werk, maar denk erom dat kwaliteit belangrijkst is. Nu kunnen er al enkele kanttekeningen gemaakt worden en referenties opgetekend. Deze voorlopige analyse is de aanloop naar de volgende stap. Het opstellen van een bibliografie: de bibliografie stelt zich tot doel de literatuur bijeen te brengen. De hoofdvraag is welke titels men wel en niet moet opnemen. Noteer eender welke studie, boek of artikel, waarvan vermoedt wordt dat er nuttige informatie instaat. Elimineer in de loop van je onderzoek de irrelevante werken. Een recent werk laat toe de vroegere studies op het spoor te komen. De bibliografische operatie vraagt veel geduld en concentratie, wegens de enorme omvang van de literatuur. Het is misschien aangewezen, bij een groot werk met veel literatuur, om iedere referentie met correcte en volledige gegevens afzonderlijk te noteren op een indexkaartje en dat alfabetisch te rangschikken, zo bespaar je tijd gedurende de hele uiteenzetting van het onderzoek. Het spreekt vanzelf dat de bibliografie tijdens de loop van het onderzoek aangevuld kan worden. Heuristiek van de bronnen: heuristiek is erop gericht alle getuigenissen omtrent het onderwerp samen te brengen. Maak daarvoor gebruik van de instrumenten die zijn aangereikt in de colleges Heuristiek. Het is een ingewikkeld gebeuren, dat voorkennis veronderstelt van het bronnenbestand en de hulpmiddelen, maar ook enige speurzin vereist. De heuristiek wordt opgemaakt in functie van het hoofdprobleem, voor deelproblemen worden geen aparte bronnenverzamelingen aangelegd. Kritiek van de bronnen: kritiek heeft tot doel een inzicht verwerven in de aard van de bron (wat, van wie, vanwaar, waarheid?), de interpretatie, de getuigenis zorgvuldig ontleden en de verschillende elementen noteren. Raadplegen van moderne studies: na de bovenstaande kennismaking, wordt de literatuur nu aangewend om, met het oog op de synthese, diverse stellingnamen, hypothesen en theorieën omtrent het onderzoek te lezen die bijdragen tot een eigen inzicht in het probleem. Daarnaast gebruik je de studies om de eigen inzichten te verdiepen en te controleren. De reconstructie en verklaring van de feiten gebeurt in dialoog met je voorgangers, dat betekent dat je in je synthese uitdrukt als je al dan niet akkoord gaat met hun stellingen, al dan niet door te citeren. Hun eerdere conclusies helpen ook om de jouwe te staven. Wat je ontleent van hen moet je steeds aangeven als ontleend. Let er aan de andere kant steeds op dat je je niet te veel laat beïnvloeden. Synthese: al het voorgaande verzameld aan kennis, dient nu door het eigen verstand neergeschreven te worden in een resultaat van je onderzoek: een opstel dat de historische feiten reconstrueert en in hun samenhang verklaart. verklaart Dit is het persoonlijke gedeelte van het werk.
I
Handleiding bij een historisch werk
2. Inhoudelijke en vormelijke vereisten Taalgebruik De eerste vereisten van een werk slaan op de taal. Het moet in Algemeen Nederlands geschreven zijn, correct AN zonder dialectismen en andere stijlfouten zoals discongruenties, pleonasmen, … . Leg, als je daar moeite mee hebt, ook de regels voor d/t naast je. Schrijf op een eenvoudige en zakelijke wijze. Leg de lat hoger dan in het secundair. Vermijd ‘kinderlijke’ uitspraken die nog door de beugel konden in het middelbaar: aan de universiteit moet je de lat hoger legger en steeds weer verleggen. Houd een helder en stijlvol betoog en wees origineel. Laat in wetenschappelijk werk geen persoonlijke emoties doorklinken: vermijd het gebruik van uitroeptekens of blokletters en dergelijke. Schrijf niet in de eerste persoon enkelvoud. Gebruik liever de wij-vorm of onpersoonlijke zinsconstructies. Het is een misverstand dat alleen de inhoud, en niet de vorm, telt. Schrijf uiteraard geen roman of gedicht, maar laat niettemin je literaire talent naar boven komen. Wees nooit direct tevreden met je verwoording. Meestal ook schrijf je beter tien woorden waar eigenlijk maar één volstaat, maar niet altijd. Heel nuttig is de lectuur van wetenschappelijke studies, zo leer je op een soortgelijke manier te formuleren. Hoe meer je leest, hoe beter je stijl. Met betrekking tot het neerschrijven van anderstalige werken, respecteer dan de grammatica van die talen: in een titel in het Engels bijvoorbeeld worden alle naamwoorden met een hoofdletter geschreven, terwijl lidwoorden of voorzetsels en dergelijke met de kleine letter blijven (zie onderstaande voorbeelden). Ook in het Duits worden alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter geschreven, en adjectieven steeds met een kleine letter. Bijvoorbeeld: K.-J. HÖLKESKAMP & E. STEIN-HÖLKESKAMP (red.), Von Romulus zu Augustus. Große Gestalten der römischen Republik, München 2000.
De bladspiegel De titelpagina bevat minstens vier gegevens: de titel en eventueel ondertitel van het werk, de naam van de auteur, de plaats en datum van het werk. Daarbij andere voor ons nodige gegevens: studiejaar, studentennummer, eventueel de naam van de docent en zijn/haar vakgroep. Zolang die gegevens er zijn, richt je de titelpagina in naargelang eigen smaak en creativiteit. Voor de hoofdtekst moet je steeds eenzelfde lettertype gebruiken. Gebruik voor een wetenschappelijke studie ook een ‘warmer’ lettertype, dit is een klassiek lettertype dat gebaseerd is op Times New Roman. Vermijd het gebruik van kille en hoekige lettertypes als Arial. De tekst moet je altijd uitvullen. Maak je ook bekend met de eigenschappen van je tekstverwerkingsprogramma: zo kun je allerlei opmaak toepassen die je werk leesvriendelijker en uitnodigend maakt, zoals kop- en voettekst, regelafstand, effecten met het lettertype, initiaal, enz. Een vereiste daarvan is de inspringing. Het baat hierbij zeker te letten op de kleinste details.
II
Handleiding bij een historisch werk
3. Het referentiesysteem De verwijzing naar bronnen en literatuur is tweeledig, enerzijds in een bibliografie, anderzijds in de voetnoten. In werken van grote omvang heb je beide, in artikels of kleinere werkjes heb je alleen voetnoten.
Bibliografie (We nemen als voorbeeld een onderzoek naar de dood van keizer Augustus) Bij het optekenen van je bibliografie dien je eerst de verzamelde werken in te delen: de hoofdindeling is primaire bronnen en secundaire literatuur* (vermijd het gebruik van de term ‘secundaire bron’, want het is strikt genomen geen bron). Primaire bronnen zijn onder te verdelen in literaire en niet-literaire bronnen, bronnenverzamelingen, enz. Secundaire literatuur is onder te verdelen in hulpmiddelen (bv. woordenboeken, handboeken, of repertoria, …), artikels, bijzondere werken, algemene werken, e.a. Breng in de referentie reliëf aan door gebruik te maken van klein kapitaal, cursief, enz. De algemene regel is dat je alleen die werken in je bibliografie opneemt die je daadwerkelijk geconsulteerd en gebruikt gebruikt hebt. hebt Dat je dat gedaan hebt bewijs je met de voetnoten. Iedereen kan een bibliografie overnemen uit een ander werk zonder die boeken ook maar eens vastgehad te hebben. Dergelijke vervalsende praktijken garanderen bij ontdekking uiteraard diskwalificatie. Primaire bronnen komen altijd eerst aan bod. Om ernaar te verwijzen moet je je behelpen met de informatie op de titelpagina. Bijna alle noodzakelijke elementen staan daarop: initiaal en naam van de auteur, titel, vertaler, plaats en jaartal van publicatie, publicatie, druk. druk Hieronder staat de titelpagina van een boek uit onze bibliografie: Tacitus DE JAREN VAN TIBERIUS ANNALEN BOEK I-VI Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door M.A. Wes
VOLTAIRE ’s Hertogenbosch 1999
Dit is een uitgave van een bron in vertaling. Er is zowel een titel als ondertitel: in de referentie worden deze beide opgenomen, gescheiden door een punt. De verwijzing is dus als volgt: P. CORNELIUS TACITUS, De Jaren van Tiberius. Annalen boek I-VI (vertaald door M.A. WES), ’s-Hertogenbosch 1999. *
Primaire bronnen zijn getuigenissen uit de tijd die bestudeerd wordt. Secundaire literatuur is wat óver die bronnen geschreven is.
III
Handleiding bij een historisch werk
Een andere gebruikte bron zou Velleius Paterculus zijn. Dat is een uitgave die al meerdere malen herdrukt is en in een reeks is verschenen van alle historiografen met de oorspronkelijke tekst naast de vertaling. Dan moet je de naam van die reeks na die van de vertaler zetten. De druk moet je ook vermelden als exponent van het jaartal en je vindt die op de tweede pagina van het boek. De referentie is als volgt: C. VELLEIUS PATERCULUS, Compendium of Roman History (vert. door F.W. 7 SHIPLEY, Loeb Classical Library), Cambridge – Londen 1998 .
Bij plaatsnamen zoals bovenstaand mag je kiezen of je ze schrijft volgens de titelpagina of in Nederlandse equivalent. Wees dan natuurlijk wel consequent: schrijf niet bij het ene boek ‘London’ en dan bij een ander ‘Londen’. Voor secundaire literatuur, quasi hetzelfde. Op de titelpagina staat steeds bijna alle essentiële informatie die vereist is voor de bibliografie: naam van de auteur, titel, titel aantal delen (indien meer dan één), plaats[en] en jaartal van uitgave, druk. druk Deze elementen mogen NOOIT ontbreken! Hieronder de titelpagina van een studie: Fik Meijer Keizers sterven niet in bed Van Caesar tot Romulus Augustulus 44 v.Chr. – 476 n.Chr.
AMSTERDAM 2002
De referentie: F. MEIJER, Keizers sterven niet in bed. Van Caesar tot Romulus Augustulus 44 v.Chr.-476 n.Chr., Amsterdam 2002.
Voor artikels is hetzelfde van toepassing, maar met enkele elementen bij, en afhankelijk van in welke publicatie het artikel verscheen: artikels kunnen verschijnen in tijdschriften, verzamelbanden of encyclopedieën. Van elk een voorbeeld. Een artikel in een tijdschrift vereist de vermelding van het tijdschrift en de paginering naast de gewoonlijke elementen: M.P. CHARLESWORTH, Tiberius and the Death of Augustus in: The American Journal of Philology 44 (1923), 145-156.
Soms worden artikels verzameld in een band. Dan moeten zowel de verzamelband als het artikel vermeld worden. Verzamelbanden bevatten contributies van een hele reeks geleerden, en meestal zijn er een of meerdere van hen die het uitgeven van het werk op zich IV
Handleiding bij een historisch werk
nemen: hun namen komen dan als auteurs, maar tussen haakjes zet je dan ed. (= editor[s]) of red. (=redactie): K.A. RAAFLAUB & M. TOHER (red.), Between Republic and Empire. Interpretations of Augustus and his Principate, Berkeley–Los Angeles–Londen 1993.
Als je meerdere artikels gebruikt uit dezelfde verzameling, maak je best een referentie naar het hele werk zoals bovenstaand. Verwijs dan nog eens apart naar een artikel: M. REINHOLD & P.M. SWAN, Cassius Dio’s Assessment of Augustus in: RAAFLAUB & TOHER (1993), 155-173.
Gebruik je maar één artikel, geef dan het volledige bibliografische adres. Dan zijn er ook nog artikels van een kleinere aard in encyclopedieën. Voor dit onderzoek heb je bijvoorbeeld in het Oxford Classical Dictionary Augustus opgezocht. Je dient te verwijzen naar het naslagwerk en naar het artikel. Naar het OCD verwijs je in het onderdeel ‘hulpmiddelen’: S. HORNBLOWER EN A. SPAWFORTH, The Oxford Classical Dictionary, 3 Oxford 2003 .
Naar het artikel verwijs je bij de onderverdeling ‘artikels’: 3
N. PURCELL, art. (of ‘lemma’, naar keuze) ‘Augustus’ in: OCD (2003 ), 216218.
Opmerking: bij de lectuur van andere werken kan het zijn dat in bibliografieën verwezen wordt naar het artikel waarbij de paginering aangeduid wordt met bv. “248 ff”. Het is echter voor ons aangewezen om altijd de begin- én eindpagina te vermelden en nog niet het gemakzuchtige “ff.” te hanteren. Denk eraan: de bibliografische referentie eindigt altijd met een punt!
Voetnoten Voetnoten hebben een dubbele functie: zij bevatten referenties die het betoog staven en laten de auteur toe aanmerkingen te formuleren bij zijn betoog. Het is wel belangrijk dat de tekst te volgen moet zijn zonder de voetnoten. Vermijd dus uiteenzettingen in de noten, en verwerk uitleg zoveel mogelijk in de tekst. Nummering kan op twee manieren: ofwel doorlopend ofwel iedere pagina opnieuw. Het hangt af van de eigen voorkeur of die van de docent welke je kiest. Het referentiesysteem bepaal je zelf en is persoonlijk, maar soms wil de docent dat je zijn of haar systeem volgt. Het komt erop aan consequent te zijn. Er zijn ook eindnoten. Deze hebben als voordeel dat ze achteraan het document de layout niet verstoren terwijl voetnoten de pagina in twee verdelen. Anderzijds zijn eindnoten
V
Handleiding bij een historisch werk
niet praktisch om te raadplegen. Daarom worden wij verondersteld steeds voetnoten te gebruiken. Om naar primaire bronnen te verwijzen, volstaat het afgekort de auteur te geven, de titel van zijn werk (indien meer dan één is overgeleverd) en de boeken, hoofdstukken en paragrafen (eventueel regels). Bovenstaand werd in de bibliografie de vertaling van Tacitus opgenomen, in een voetnoot is dat enkel: Tac. Ann. I, 4-7.
Er wordt altijd eerst naar primaire bronnen verwezen. Gescheiden door een punt kan eventueel dan verwezen worden naar literatuur. De referentie moet nauwkeurig en volledig zijn voor een studie. Het systeem dat verkozen wordt is er een waarbij je eerst de referentie uitvoerig geeft, en in latere voetnoten een verkorte versie. Bij ons eerder onderzoek ziet een voetnoot naar literatuur in een omvangrijke studie er als volgt uit: 1. MEIJER, Keizers sterven niet in bed (2002), 31-32.
Naar een artikel: 3. JAMESON in: Historia 24 (1975), 288.
In volgende voetnoten volstaat het in verkorte vorm te verwijzen. Voor het artikel is dat al zo: de titel wordt niet vermeld. De volledige gegevens staan immers in de bibliografie. In voetnoten worden lange titels van tijdschriften tevens afgekort door hun standaard afkortingen. Het artikel in de bibliografie R.H. MARTIN, Tacitus and the Death of Augustus in: The Classical Quarterly 49 (1955), 123-128.
Wordt in een voetnoot: MARTIN in: CQ 49 (1955), 125.
In een klein werkje zet je de eerste keer het volledige adres, en daarna in verkorte vorm. Eventueel kun je er het nummer van de voetnoot bijzetten waar het werk volledig opgetekend staat. Verwijs je in dezelfde voetnoot naar meer dan één werk, dien je de referenties chronologisch te rangschikken, van jong naar oud, oud gescheiden door een kommapunt. Voor primaire bronnen geldt dan voor zover geweten kan zijn het omgekeerde: van eerst naar laatst (geschreven, bv. Velleius die schreef in 30 n.o.t. en Tacitus die schreef ±100 n.o.t.): Vell. II, 123; Tac. Ann. I, 5. MEIJER, Keizers sterven niet in bed (2002), 31; 2 SOUTHERN, Augustus (2001 ), 190; JAMESON in Historia 24 (1975), 289.
VI
Handleiding bij een historisch werk
Vermeld je in een voetnoot verschillende studies van dezelfde auteur, wordt vanaf de tweede vermelding de naam vervangen door Id. (=idem) of Ead. (=eadem). Verwijs je kort na elkaar naar hetzelfde werk, mag het vervangen worden door op. cit. (o.c. opere citato) of op. laud. (o.l. opere laudato). Voor een tijdschrift of verzameling wordt dat loc. cit. (l.c. loco citato) of loc. laud. (l.l. loco laudato). Verwijs je in eenzelfde of twee opeenvolgende voetnoten naar hetzelfde werk mag je er ibid. (ibidem) van maken. Vergeet wel niet de pagina’s aan te duiden indien deze verschillend zijn. Hier geldt ook hetgeen bij de bibliografie staat: zet nooit een voetnoot in je werk die je niet effectief zelf hebt geverifieerd. M.a.w. verzin geen voetnoten! Zo kun je inderdaad je werk er overweldigend erudiet laten uitzien, met een overvloed aan geciteerde literatuur, en zeker een A krijgen. Het is echter bijzonder oneerlijk tegenover degenen die misschien niet veel noten en bibliografie hebben, maar die werken dan ook werkelijk tot in de puntjes hebben uitgediept. Uiteraard is bij ontmaskering ook hier de garantie van diskwalificatie van toepassing.
VII