Academie Gezondheidszorg
Technische Handleiding voor het schrijven van een werkstuk
februari 2009
VOORWOORD
In deze handleiding voor het schrijven van werkstukken is de beschrijving van de bronvermelding opgenomen volgens de APA-eisen (American Psychology Association). In deze handleiding voor het schrijven van werkstukken is dankbaar gebruik gemaakt van de “technische handleiding voor het schrijven van werkstukken en afstudeerscripties”, geschreven door M.M.J. Engelbertink, M. Hesselink, A. Schenk en N. van Schuppen en van de herziene versie geschreven door M. v.d. Dijk.
Deventer, februari 2009 Marnix Schippers
INHOUD
1
INLEIDING
3
2
VORMEISEN
4
2.1
Algemene vormeisen van een werkstuk
4
2.2
Specifieke vormeisen van een werkstuk
9
LITERATUURVERWIJZING EN LITERATUURLIJST
11
3.1
Inleiding
11
3.2
Verwijzingen in de tekst
11
3.3
De lijst met referenties (literatuurlijst)
16
3
4
VERDER LEZEN?
25
LITERATUURLIJST
26
1
INLEIDING
In deze ‘technische handleiding’ staan de richtlijnen waar al je werkstukken voor de Academie Gezondheidszorg aan moeten voldoen. Raadpleeg deze handleiding voordat je een rapport gaat schrijven. De vormeisen worden toegelicht in de volgende hoofdstukken: Hoofdstuk 2 Vormeisen • Kaft, titelblad, inhoudsopgave en literatuurlijst • Een heldere structuur (hoofdstuk- en paragraafindeling) en overzichtelijke lay-out • Voorwoord, inleiding, conclusie (en de functies daarvan) • Het gebruik van bijlage(n) Indien je jouw werkstuk per E-mail aan wilt leveren, geldt dat ook de digitale versie in een bepaald format moet worden aangeleverd (zie 2.2.3). Hoofdstuk 3 Literatuurverwijzing en literatuurlijst Een volledige en correcte bron- en literatuurverwijzing (zowel in de tekst als in de literatuurlijst) Tenslotte volgen in hoofdstuk 4 Verder lezen? nog enkele nuttige boektitels, die kunnen helpen bij het schrijven van je werkstuk. Schrijf correct Nederlands, dus geen spel- en stijlfouten. Zorg voor een heldere, leesbare stijl; let op zinsbouw en zinslengte, woordkeus, voorbeelden en tekstritme. Deze eis van correcte taalbeheersing spreekt voor zich. Zij wordt in deze technische handleiding niet verder toegelicht. Voor richtlijnen t.a.v. de omvang van een werkstuk of de afstudeeropdracht kan je de beoordelingscriteria van de desbetreffende onderwijseenheid raadplegen. Vergeet niet je werkstuk op te slaan en digitaal te bewaren voor het geval je werkstuk zoekraakt of aangevuld moet worden.
3
2
VORMEISEN
In dit hoofdstuk volgen allereerst in 2.1 de algemene vormeisen waaraan een werkstuk moet voldoen. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 ingegaan op de specifieke vormeisen van een werkstuk.
2.1
Algemene vormeisen van een werkstuk
2.1.1
De inhoudsopgave
De inhoudsopgave bevat een typografisch overzichtelijk opgezette opsomming van alle onderdelen van je werkstuk met daarachter het nummer van de eerste bladzijde waarop elk onderdeel begint. Boven de inhoudsopgave komt het woord 'INHOUD' of ’INHOUDSOPGAVE' te staan. We nemen de inhoudsopgave zelf niet in de inhoudsopgave op. In de inhoudsopgave staan links onder elkaar de titels van de hoofdstukken, de paragrafen en de subparagrafen. Rechts staan in één rij de eerste paginanummers van de diverse hoofdstukken van de paragrafen en subparagrafen. Voor hoofdstuk- en paragraafaanduidingen geldt dat we geen punt gebruiken na het indelingsteken en ook niet na de titels zelf; wel plaatsen we een spatie tussen beide. In de inhoudsopgave hoeft er typografisch geen onderscheid tussen paragraaf titels en subparagraaf titels te zijn, maar in de tekst zelf gebruiken we liever een gevarieerde schrijfwijze van de verschillende titels, bijvoorbeeld: • hoofdstuktitels in vet gedrukte HOOFDLETTERS; • paragraaftitels in vet gedrukte Gewone letters; • sub paragraaftitels in cursief. Smaken verschillen, zeker ook qua lay-out. Het belangrijkste is dat je de tekst lekker leesbaar maakt. Dit doe je bijvoorbeeld door gebruik te maken van inspringen, witregels en verschillende opmaakstijlen. Zowel in de inhoudsopgave als in de tekst geldt dat technisch gesproken het (eventuele) VOORWOORD, de INLEIDING, de (eventuele) CONCLUSIES, de LITERATUURLIJST en de BIJLAGE(N) als hoofdstuk behandeld worden. Van deze onderdelen krijgen het voorwoord en de literatuurlijst geen hoofdstuknummering.
2.1.2
Inhoud van de verschillende hoofdstukken
Het voorwoord Het voorwoord gaat vooraf aan de behandeling van het eigenlijke onderwerp; het gaat dus niet over de probleemstelling of methode. Voorwoorden zijn -inhoudelijk gezien- niet nodig. In het voorwoord behandel je alleen die zaken die niet in direct verband staan met het onderwerp, maar soms wel van enig belang zijn voor jezelf en/of de lezer, zoals: • een eventueel dankwoord aan personen (onder vermelding van hun functie) die een
4
• •
bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het werkstuk en een schets van de wijze waarop ze daaraan hebben bijgedragen; de aanleiding en de totstandkoming van je werkstuk; evaluatieve opmerkingen over het werken aan de opdracht en -bij meerdere auteursover het groepsproces (positieve punten, hindernissen, belemmeringen).
Onderteken je voorwoord met naam, plaats en dagtekening. Het voorwoord wordt behandeld als hoofdstuk, dat wil zeggen het hoofd VOORWOORD wordt met hoofdletters geschreven. Het voorwoord wordt niet van een indelingsteken voorzien. Als je een voorwoord hebt, is dat het eerste onderdeel van het werkstuk dat een pagina-nummer krijgt.
De inleiding In tegenstelling tot het voorwoord staat de inleiding juist wel in direct verband met het onderwerp van het werkstuk. In de inleiding komt het volgende aan bod (zie paragraaf 2.3.3): • je beschrijft het onderwerp; • je motiveert de keuze van je onderwerp, cq. de vraag of de opdracht; • je beschrijft de wijze waarop je het onderwerp uitwerkt; • je beschrijft de opbouw van het werkstuk; • voor het onderzoeksplan geldt dat de inleiding leidt tot de probleemstelling. Tevens worden hier de onderzoeksvragen geformuleerd.
De inhoud van de hoofdstukken Er moet worden gezorgd voor een evenwichtige verdeling van de tekst over de verschillende hoofdstukken. Een hoofdstuk beslaat minimaal 1½ bladzijde, terwijl subparagrafen van minder dan 1/3 bladzijde zoveel mogelijk vermeden dienen te worden. Soms is dit toch nodig om het overzichtelijk te houden voor de lezer. Ieder hoofdstuk moet in principe een afgeronde teksteenheid zijn met de klassieke opbouw van een inleiding, de kern en het slot. In de inleiding van een hoofdstuk kan men (een combinatie van) de volgende zaken beschrijven: • een overzicht van wat behandeld gaat worden; • het aangeven van de essentie van hetgeen gaat volgen; • de definitie van een bepaald kernbegrip; • het verband met het voorafgaande hoofdstuk. In de kern van het hoofdstuk vinden we (al dan niet vermeld in diverse (sub-)paragrafen) de informatie waar het eigenlijk om draait. In het slot van een hoofdstuk kan men (een combinatie van) de volgende zaken weergeven: • een samenvatting van de belangrijkste elementen van het hoofdstuk; • de conclusies die uit de geboden informatie getrokken kunnen worden (geen nieuwe informatie); • de overgang naar het volgende hoofdstuk.
Natuurlijk moet de volgorde van de diverse hoofdstukken (en van de paragrafen binnen elk hoofdstuk) logisch zijn.
5
Zorg ter verduidelijking van de structuur en het inhoudelijk verband tussen de hoofdstukken voor heldere overgangen. Dit kan je doen door een inleidende zin op te nemen aan het begin van een hoofdstuk of een afsluitende zin aan het eind waarin je verwijst naar de inhoud van het volgende hoofdstuk. Door gebruik te maken van deze “overgangszinnen” vermijd je het gebruik van een hoofdstuktitel met direct daaronder een paragraaftitel wat de lay-out niet ten goede komt. Je kunt de overgangszin het beste opnemen direct na de hoofdstuktitel doch boven de paragraaftitel.
Opmerkingen over de structuur Elk onderdeeltje van een betoog of beschrijving, elk stapje in een redenering krijgt een eigen alinea. Het goed gebruiken van alinea's of tekstblokken bevordert de inzichtelijkheid van de structuur. Alinea's kan je laten inspringen of door middel van een witregel van elkaar scheiden. Als je voor het laatste kiest moet je 2 regels wit laten bij een nieuwe paragraaf.
Opmerkingen over de codering Elk hoofdstuk en elke (sub)paragraaf wordt gecodeerd met cijfers. Door het werken met een codering, kan je relaties tot uitdrukking brengen. Het indelingsteken 6.3.1 betekent bijvoorbeeld dat het gaat om het eerste onderdeel van 6.3 dat weer het derde onderdeel is van (hoofdstuk) 6. Als indelingstekens worden Arabische cijfers gebruikt. Dit wordt de decimale indeling genoemd. Dit ziet er als volgt uit: 1 1.1 1.1.1 2 2.1 2.1.1 enz. Pas de indelingstekens consequent toe!
Opmerkingen over opsommingen Het komt regelmatig voor dat je een opsomming wilt gebruiken. Meestal is dat een opsomming die grammaticaal als één zin leesbaar is. Daarom is het goed even naar de vormgeving daarvan te kijken. Gebruik na de inleidende zin een dubbele punt. Vóór elk deel van de opsomming een liggend streepje/dikke punt, na ieder deel een puntkomma en na het laatste deel een punt. Zie de onderstaande voorbeeld. De voordelen van groepswerk zijn: • dat de leden meer gemotiveerd zijn; • dat de sfeer beter is; • dat het resultaat minstens even goed is als bij een individuele benadering. Lange opsommingen worden beter leesbaar, als je van ieder deel een hoofdzin maakt met de eigenschappen die daarbij horen, bijvoorbeeld: Groepswerk heeft vele voordelen.
6
1. De leden zijn meer gemotiveerd; 2. De sfeer is beter; 3. Het resultaat is minstens even goed als bij een individuele benadering. Hoe moet je definiëren? Om misverstanden te voorkomen is het goed dat je belangrijke termen, die in je werkstuk voorkomen, definieert. Wat is een definitie? Een definitie is de nauwkeurige omschrijving van de wezenlijke kenmerken van een begrip. Welke eisen moet je stellen aan een goede definitie? • De definitie wordt in één zin geformuleerd; • Het te definiëren begrip mag niet zelf in de definitie voorkomen; • In de definitie mogen geen waardeoordelen zitten; • Gebruik geen beeldspraak of voorbeelden in een definitie; • Formuleer zoveel mogelijk in positieve termen (dat wil zeggen vermijd ontkenningen in een definitie).
2.1.3
Conclusies
Het hoofdstuk Conclusie(s) is als het ware de tegenhanger van de Inleiding. In de Inleiding is geformuleerd welke vragen in het werkstuk beantwoord zullen worden. In het hoofdstuk Conclusie(s) wordt nog eens kort en kernachtig aangegeven hoe het antwoord op de in de Inleiding gestelde vragen luidt. Je geeft dus een samenvatting en formuleert een conclusie. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling, dat je in de Conclusie(s) nieuwe (aspecten van) onderwerpen aankaart. Het is gebruikelijk dat je de conclusies zo opneemt dat in één oogopslag te zien is hoeveel conclusies het betreft. Je kunt tevens je aanbevelingen kwijt in dit hoofdstuk. Je kunt bijvoorbeeld aangeven welke doelen voor een vervolg van je werkstuk in aanmerking komen. Aanbevelingen kunnen zich ook richting beroepspraktijk, werkveld of opleiding uitstrekken mits deze een logisch uitvloeisel zijn van je werkstuk. Ten slotte moeten aanbevelingen een realistisch karakter hebben en een logische samenhang met de conclusies vormen.
2.1.4
De bijlagen
Het opnemen van iets als bijlage in een werkstuk betekent dat het een illustratie of aanvulling is bij een bepaald gedeelte van je werkstuk. Zo kunnen bijv. plattegronden, organisatieschema's, tabellen, formulieren en dergelijke op simpele wijze dingen verduidelijken, waarvoor anders heel wat tekst nodig zou zijn. Bijlagen mogen echter niet dienen als versiering. Ze moeten functioneel zijn. Bovendien moet er in de tekst naar verwezen worden, terwijl je daar ook uitleg moet geven -voor zover dat noodzakelijk is- om de informatie in de bijlage te kunnen begrijpen. Wat valt er uit te lezen, wat is de essentie ervan? Bijlagen moeten snel gevonden kunnen worden. Daarom is het noodzakelijk dat de paginanummering doorloopt in de bijlagen. Met bijvoorbeeld pagina’s in een afwijkende kleur kan je bijlagen nog duidelijker aangeven. Voor je werkstuk of bachelorrapport geldt soms een maximaal aantal pagina’s. Het aantal bijlagen hoort hier niet bij. Dus alleen de pagina's die daadwerkelijk tot de hoofdtekst behoren worden geteld. Elke bijlage krijgt een duidelijke titel, die ook in de inhoudsopgave wordt vermeld.
7
Enkele aanwijzingen voor bijlagengebruik • Elke bijlage moet worden voorzien van een nummer: bijlage I, II, of A, B, enzovoort en een titel. • Onder aan de bijlage moet de bron waaruit de bijlage afkomstig is, worden genoemd. • Bij bijlagen van meer dan twee bladzijden heet de tweede bladzijde Bijlage I, vervolgblad 1, of Bijlage A, vervolgblad 1. • Dwars geplaatste bijlagen moeten zó worden opgenomen, dat zich rechts hun onderkant bevindt. • Bijlagen moeten op A4 formaat passen, anders moet je ze uitklapbaar maken of los opnemen in een insteekmapje dat aan de achterkaft is bevestigd. • De paginering loopt door tot en met de laatste bijlage. Elke bijlage krijgt dus een paginanummer.
2.1.5
Typografische Vormgeving
•
Type op A4 formaat, eenzijdig, met regelafstand 1,3
•
Lettergrootte: 10 - 12
•
Geef op een consequente manier vorm aan een nieuwe alinea. Spring bijvoorbeeld bij het begin van elke alinea in met één tab, behalve bij de eerste alinea, na een subtitel, of kop.
•
Of bouw de tekst op de Amerikaanse wijze op: gebruik dan na elke alinea een witregel en spring nergens in, alleen bij citaten.
•
Plaats indelingsteken plus subtitel direct tegen de linker kantlijn.
•
Zet geen punt na het indelingsteken of na een subtitel.
•
Tussen een hoofdstuktitel en het indelingsteken hoort een tab. Hoewel de indelingstekens in lengte variëren, moeten de titels steeds verticaal gezien op één lijn staan.
•
Zorg dat elke bladzijde een identieke bladspiegel heeft. Dit betekent dat de linkerkant een marge van ongeveer 3,5 cm heeft, rechts ± 2 cm en boven en onder ± 3 cm.
•
Zorg ook dat het paginanummer consequent op dezelfde plaats staat.
•
Voor een mooie afwerking kan je een lijn boven en onder de tekst laten lopen.
•
Daarboven/onder kan je eventueel een kop/voettekst plaatsen.
8
2.2
Specifieke vormeisen van een werkstuk
2.2.1
De omslag
Op de omslag van het werkstuk vermeld je: • de titel van het werkstuk (dus niet de subtitel); • je naam met voornaam of voorletter(s); • Academie Gezondheidszorg; • Saxion Met een goed verzorgd omslag (mooie illustratie, kleur, stevig papier) in een goede huisstijl presenteert de rapporteur zichzelf en zijn organisatie professioneel aan de lezers. 2.2.2
De titelpagina
Op de titelpagina van een werkstuk vermeld je: • de titel (inclusief de eventuele ondertitel) van het werkstuk; • het vak waarvoor je het werkstuk maakt; • je naam (met voornaam of voorletter(s)) en studentnummer; • je lesgroep; • naam van de begeleider/docent; • je opleiding (verpleegkunde, fysiotherapie, podotherapie); • Academie Gezondheidszorg; • Saxion; • plaats, datum, jaar. Eigenschappen van een goede titel Het vinden van een goede titel is moeilijk. Daarom hieronder enkele eigenschappen van een goede titel. • Het belangrijkste van een goede titel is de informatieve kwaliteit. De titel moet aangeven waar je werkstuk over gaat. Zorg dus, dat de titel niet te ruim maar ook niet te eng is. • Vanzelfsprekend moet de titel taalkundig correct zijn. Vaak bestaat de titel van een beschouwende tekst (waar een onderzoeksverslag toe behoort) uit twee delen: de hoofdtitel is meer informatief van karakter en de ondertitel, de toevoeging, is meer expressief en uitnodigend tot lezen. Hieronder volgt een overzicht van mogelijke eigenschappen van titels: 1. Informatief, verhelderend Dag en het beste! Nieuwe perspectieven na echtscheiding; over euthanasie 2. Uitnodigend tot lezen Schaatsen naar verandering; een verfrissende kijk op veranderingen in een organisatie 3. Beeldend, expressief Aspirientjes voor een stervende; over de functie van literatuur in onze tijd 4. Mooi klinkend (d.m.v. woordkeus, rijm of ritme) Schoolkranttrammelant; een klassiek conflict 5. Meerduidig Bewogen bestaan; een analyse van onze woonwagenbevolking
9
6. Origineel De vraag op het antwoord; over de poëzie van Pessoa 7. Eigenaardig en daarom aandachttrekkend Hoe laat begint het schilderij? Een Kunstprogramma voor kinderen 8. Desgewenst met eigen visie van de auteur erin Grauwbouw; over het gebruik van kleuren in de woningbouw Vrouwentaal en mannenpraat; verschillen in taalgebruik en taalgedrag in relatie tot de maatschappelijke rolverdeling PS Zorg ervoor dat de titel in dezelfde stijl is als de tekst.
2.2.3
Eisen aan de digitale versie
Indien je het werkstuk in digitale vorm in wilt leveren, dien je met de volgende zaken rekening te houden. De digitale versie dient aangeleverd te worden: • voorzien van een voorblad; • in één document/file in Microsoft Word; • op A4-formaat en met regelafstand 1 getypt; • in lettertype Arial, Times of Courier; • met puntgrootte van 10 of 12; • voorzien van paginanummering; • met 2,5 cm marge links/rechts/boven/onder; • eventueel voorzien van illustraties. Houd zelf s.v.p. een identiek exemplaar van het werkstuk tot je beschikking.
Bij de aanlevering van het werkstuk via e-mail zijn verder de volgende zaken van belang: •
typ de tekst eindloos, dat wil zeggen: - geen afbrekingen; - gebruik zo min mogelijk codes, zoals tabs, automatische hoofdstuk/ paginanummering, lay-out coderingen enz. De codes die je eventueel wel kunt gebruiken zijn: Vet, Onderstrepen en Inspringen; - niet meerdere spaties achter elkaar typen; - gebruik de harde return alleen voor een nieuwe alinea.
•
typ consequent: - gebruik geen letter l voor het cijfer 1; - gebruik geen letter o voor het cijfer 0; - gebruik geen apostrof voor het aanhalingsteken; - gebruik bij geldbedragen steeds € (Alt238), gevolgd door een spatie.
10
3
LITERATUURVERWIJZING EN LITERATUURLIJST
3.1
Inleiding
Voor het schrijven van je werkstuk is het noodzakelijk dat je literatuur leest. Als je literatuur gebruikt, dan ben je verplicht daar een literatuurverwijzing van te geven. Voor de manier waarop je naar literatuur verwijst, bestaan verschillende systemen. Voor je werkstukken moet je gebruik maken van het systeem van de American Psychological Association (APA). Dit is een systeem dat veel in de sociaal wetenschappelijke literatuur wordt gebruikt. Het APA-systeem werkt met een korte bronvermelding (auteursnaam/namen en jaartal) in de tekst en de uitgebreide verwijzingen naar de publicaties in een referentielijst. Hieronder zijn de belangrijkste richtlijnen van de publication manual van de American Psychology Association (APA) opgenomen. Deze samenvatting is vooral gericht op de standaarden die gehanteerd worden voor referenties en verwijzingen. Een referentie is een beschrijving van een publicatie (boek, artikel, web-document, videoband etc.) die zodanig is dat de betreffende publicatie teruggevonden kan worden. Referenties zijn om een aantal redenen belangrijk. Ze geven anderen de eer die hen toekomt en laten zien waar informatie vandaan komt. Referenties maken het mogelijk om hetgeen in een rapportage aan de orde is te controleren en eventueel te herhalen. Voor wetenschappelijk onderzoek is controleerbaarheid een belangrijk criterium. De geloofwaardigheid van een rapportage wordt hierdoor beïnvloed. Als referenties zowel inhoudelijk als qua vormgeving goed zijn, wordt de rapportage ten goede beïnvloed; als ze slecht zijn ten kwade. Voor het schrijven van referenties en verwijzingen zijn er verschillende standaarden ontwikkeld. Het gebruik van dergelijke standaarden heeft als voornaamste voordeel dat er voor de lezer van het artikel meer duidelijkheid wordt geschapen. Het is helder of iemand verwijst naar een boek of artikel, en of er wordt verwezen naar iemands achternaam of voornaam. Dit maakt voor andere onderzoekers die geïnteresseerd zijn in een onderzoek het makkelijker om eventuele referenties te achterhalen. Het minimum aan regels waaraan voldaan moet worden volgt hieronder. Dit minimum voldoet meestal, maar in een enkel geval zal toch de APA-manual geraadpleegd moeten worden. Deze kan je vinden via het webadres van de APA: http:www.apa.org/ Zoals hierboven al is opgemerkt heb je te maken met referenties in de tekst en referenties in een referentielijst die achterin het werkstuk wordt opgenomen.
3.2
Verwijzingen in de tekst
Je kunt op twee manieren gegevens uit de literatuur verwerken in je werkstuk: • parafraseren: je geeft met eigen woorden weer wat je gelezen hebt. • citeren: letterlijk citeren doe je alleen als dit essentieel is. Voorbeeld hoe je een koppeling kan maken van theorie naar praktijk, waarbij je parafraseert: In onderstaand voorbeeld vertelt een stagiaire hoe haar mentor, die groepsleidster is, de cliënt Tineke ondersteunt tijdens een opvoedcursus. De volgende aspecten zijn belangrijk als je als opvoedingsondersteuner effectief wilt werken:
11
Empowerment: daarbij ga je de sterke eigenschappen van een ouder verstevigen. Als je de positieve kant van een ouder benoemt geef je de ouder meer zelfvertrouwen. Zo zei de groepsleidster tegen ouder Tineke dat zij heel rustig praat tegen haar dochter, terwijl ze best boos was op haar dochter. Het is goed dat Tineke haar geduld bewaart, want zo komt de boodschap naar haar kind veel beter over (Burggraaff-Huiskes, 2003). Voorbeeld hoe je een koppeling kan maken van theorie naar praktijk, waarbij je citeert: Mijn stagebegeleider Piet heeft een delegerende stijl van leidinggeven. Remmerswaal (2000) schrijft daarover het volgende:“Kenmerken: lage gerichtheid op de taak, hoge gerichtheid op de mensen. De leider legt een hoofdaccent op het aankweken van goede onderlinge betrekkingen tussen hem en de groep en tussen de groepsleden onderling” (p. 259). Ik zal nu een voorbeeld noemen waarin ik de delegerende stijl van Piet opmerkte. Piet ging naar een jongere toe en… Je hebt nu gezien hoe je literatuur kan verwijzen middels parafraseren en citeren. Hieronder staan de meest voorkomende literatuurverwijzingen uitgelegd en gaan we gedetailleerder op het verwijzen in.
Meest voorkomende literatuurverwijzingen Verwijzing naar publicatie van auteur(s): Achternaam auteur(s) en jaartal tussen haakjes. Voorbeelden: …(Overbeke, 1994)… …(Bouter & Van Dongen, 1995)… Als auteur(s) in een lopende zin is/zijn genoemd, dan alleen het jaartal tussen haakjes. Voorbeelden: Volgens Overbeke (1994)… Volgens Bouter en Van Dongen (1995)… Let op: het &-teken wordt buiten haakjes vervangen door ‘en’.
Verwijzen naar (of “letterlijk citeren uit”) bepaalde pagina(s) in publicatie: Voorbeelden: …(Overbeke, 1994, p.1824)… …(Bouter & Van Dongen, 2000, pp. 229-236)…
Verwijzing naar verschillende publicaties van één auteur: Als je naar verschillende literatuur van dezelfde auteur(s) wilt verwijzen op één plaats, dan doe je dat op een chronologische manier.
Voorbeeld: ...ontwikkeling van het kind (Kok, 1987, 1990).
12
Verwijzing naar verschillende publicaties van verschillende auteurs op één plaats: Alfabetisch op auteursnaam rangschikken en scheiden met puntkomma. Voorbeelden: …(Houweling et al., 1994; RIVM, 1993)… …(Kohnstamm & Kok, 1990; Vedder, 1987; Zanders,1990)... Verwijzing naar verschillende publicaties van auteur(s) uit hetzelfde jaar: Titels publicaties alfabetisch rangordenen en tevens a,b enz. toevoegen (achter het jaartal binnen de haakjes) Voorbeeld: …Overbeke (1994b)… Let op: deze toevoegingen ook in de literatuurlijst aanbrengen. Welke letter bij welke publicatie komt wordt bepaald in de literatuurlijst. Hier wordt de literatuur eerst alfabetisch op auteur gerangschikt en bij gelijke namen wordt er alfabetisch op titel gerangschikt.
Verwijzing naar een publicatie met twee auteurs: Als je een boek hebt gebruikt dat door twee auteurs is geschreven worden beide genoemd. Voorbeelden: …Bouter en Van Dongen (2000)… …(Bouter & Van Dongen, 2000)…
Verwijzing naar een publicatie met meer dan twee auteurs en minder dan zes auteurs Bij de eerste verwijzing in de tekst alle schrijvers vermelden, daarna alleen de eerstgenoemde auteur, gevolgd door et al. (achter al moet een punt staan) Voorbeelden: …(Toren, Brown, Evans & Cohen, 2000)… …(Toren et al., 2000)… … Toren et al.(2000)…
Verwijzing naar een publicatie met zes of meer auteurs: Zowel in de eerste als in de volgende vermeldingen in de tekst alleen de eerste naam vermelden plus et al.
Verwijzing naar auteurs met dezelfde achternaam: Bij het aanhalen van schrijvers met een identieke achternaam, moeten steeds de initialen vóór deze achternaam staan (ook als het jaar van publicatie verschilt). Voorbeelden: …R. Kohnstamm (1980) en G. Kohnstamm (1983) … …(R, Kohnstamm, 1980; G. Kohnstamm, 1983)…
Verwijzing naar publicatie in verzamelwerk onder redactie: Bij verwijzing naar het hele verzamelwerk de redacteur(en) noemen.
13
Voorbeeld: …(Meertens & Von Grumbkow, 1992)…
Verwijzing naar corporatieve auteur: Instellingen, bedrijven en commissies en dergelijke kunnen als auteur optreden: men spreekt dan van een corporatieve auteur. Bij de eerste vermelding de naam voluit schrijven, bij eventuele volgende verwijzingen de afkorting gebruiken. Voorbeeld: …(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene, 1993)… …(RIVM, 1993)… Als je literatuur gebruikt van een bekende organisatie, bijvoorbeeld de NS, mag je de afkorting gebruiken. De officiële regel daarbij is dat je de eerste keer de verklaring geeft van de afkorting en de volgende keren gewoon de afkorting mag gebruiken. Voorbeeld: De Nederlandse Spoorwegen (NS) (1997).... …(NS, 1997)… Verwijzing naar een publicatie zonder auteursnaam: Bij het verwijzen naar rapporten of brochures zonder (corporatieve) auteur komt in de plaats van de auteursnaam de titel van het rapport. Als de titel lang is, deze beperken tot de eerste drie of vier hoofdwoorden. Om de titels van artikelen worden aanhalingstekens gezet, de titels van
boeken worden cursief weergegeven. Voorbeelden: …"Behandelplannen" (1990)...
Verwijzing naar een kranten- of weekbladartikel: In de lopende tekst verwijs je als volgt naar een kranten- of weekbladartikel met auteur(s): Voorbeeld: … (Auteur(s), jaar)…. In geval de schrijver van het bericht niet is genoemd, noem je tussen haakjes en tussen aanhalingstekend de titel; je noemt de hele titel als deze kort is, en als de titel lang is alleen de hoofdwoorden, gevolgd door het jaar. Voorbeeld: … (“………………………….,” 2000)… Opmerking: In een werkstuk mag je verwijzen naar artikelen uit kwaliteitsdagbladen (zoals NRCHandelsblad, de Volkskrant en Trouw) en – weekbladen (zoals Elsevier). Je kunt je beter niet baseren op berichten in een lokaal of regionaal dagblad of krantje.
14
Herhaalde bronvermelding binnen één paragraaf Als je binnen één paragraaf meerdere keren naar eenzelfde publicatie verwijst, kan je na de eerste keer het jaartal weglaten. Dit moet dan niet tot verwarring leiden met een andere publicatie. Persoonlijke mededeling in de tekst: Studenten kunnen ook informatie van deskundigen verkrijgen via colleges, een persoonlijk onderhoud, een interview, telefoon, fax, e-mail, nieuwsgroep en messageboard. Is op deze wijze relevante informatie vergaard, dan mag je hiernaar uitsluitend verwijzen als het om hoogst relevante, unieke kennis gaat die niet officieel is gepubliceerd. Een dergelijke ‘persoonlijke mededeling’ zal zich niet zo vaak voordoen. Is de informatie ontleend aan een persoonlijk gesprek of interview, e-mail, telefoon en fax, dan moet de geraadpleegde expert schriftelijk toestemming geven voor het publiekelijk rapporteren van zijn persoonlijke mededeling’’. (Deze verplichting geldt niet voor college, messageboard of nieuwsgroep.) Voorbeeld: …(S.Sgilreeg, persoonlijke mededeling, 26 maart 2001)… Een in de tekst opgenomen (van voorletter(s), achternaam en volledige datum voorziene) ‘persoonlijke mededeling’ wordt niet in de literatuurlijst opgenomen. Wel kan je eventueel een lijst opnemen van mensen die je een interview hebt afgenomen. Meestal kan dat ook in het voorwoord worden vermeld.
Indirecte verwijzingen: Als het mogelijk is moet je de oorspronkelijke bron raadplegen en ernaar verwijzen. Soms komt het voor dat je een boek leest waarin werk van een andere auteur wordt gebruikt. In dat geval moet je dus indirect verwijzen: je geeft aan dat je kennis nam van het werk van een auteur via het werk van een andere auteur. Dit doe je als volgt: Voorbeeld: …Zanders (1970, in: Kuiper, 1995) …
Letterlijk citeren: Als je een stuk leest wat je zó essentieel vindt dat je het letterlijk wilt citeren, dan doe je dat als volgt: Kort citaat (minder dan 40 woorden): ... "ADHD ontstaat door een combinatie van factoren, waarbij vooral de erfelijke aanleg, die de rijpingsstoornis doorgeeft, een grote rol speelt" (Delfos, 1996, p. 175). …Delfos (1996) schrijft: "ADHD ontstaat door een combinatie van factoren, waarbij vooral de erfelijke aanleg, die de rijpingsstoornis doorgeeft, een grote rol speelt" (p. 175). Citaat (meer dan 40 woorden): Hierbij gebruik je geen aanhalingstekens en spring je in. De verwijzing aan het eind van de tekst komt na de punt. Een lage sociale status, werkeloosheid en een slechte behuizing spelen etiologisch (kijkend naar de oorzaken) een geringe rol, maar kunnen door het ontstaan van ongunstige gezinsrelaties tot de ADHD bijdragen. Pathologische gezinsrelaties vertonen een duidelijke samenhang met ADHD: echtelijke ruzies, conflicten in het algemeen en vijandig gekleurde ouder-kindrelaties. (Sanders-Woudstra et al., 1995, p. 214). Als je een citaat uit een Engels boek wilt citeren, dan doe je dat in het Engels. Een letterlijk
15
citaat mag je niet vertalen. Alleen de volgende veranderingen zijn toegestaan: • de eerste letter van het eerste woord mag je veranderen van een kleine letter naar een hoofdletter; • je mag minder essentiële stukken weglaten. Dit doe je door op de plek waar je het stuk weglaat drie punten tussen haakjes te zetten, dus (...); • je mag tekst toevoegen mits je die tussen vierkanten haken plaatst, bijvoorbeeld [gedrag].
Verwijzing naar andere bronnen (bijvoorbeeld film, video, internet) Naar elektronische bronnen verwijs je in de tekst globaal genomen hetzelfde als naar gewone publicaties: met auteur(s) en jaartal of als er geen auteurs zijn vermeld dan de organisatie of de titel van het werk. Als er geen jaartal is, gebruik dan: n.d. (no date). Vermeld als je naar een specifieke plek in een elektronische bron verwijst, ook de pagina of het hoofdstuk of als die ontbreken het paragraafnummer (¶ staat voor paragraaf) of de paragraafkop. Voorbeeld: (Cheek & Buss, 1999, p 1). (Postel, 2007, ¶ 5) (Fredrickson, 2007, Probleemanalyse, para.5) Bij een elektronisch document waarvan geen auteur of datum bekend is, vermeld je de datum waarop je het document verkregen hebt.
3.3
De lijst met referenties (literatuurlijst)
De referentielijst wordt achter in de rapportage opgenomen. Deze lijst bestaat uit titelbeschrijvingen of referenties van alle literatuur die je in de tekst hebt genoemd. Een boek dat je hebt gelezen maar waar je niet naar verwijst in de tekst, wordt niet opgenomen in de literatuurlijst. De lijst met referenties begin je met het kopje “literatuurlijst”, daarna neem je de gebruikte bronnen op in alfabetische volgorde. Wanneer je verschillende bronnen hebt gebruikt maak je één lijst per bron. Dus als je boeken, videobanden en internet hebt gebruikt maak je drie aparte lijsten (literatuurlijst, videolijst, internetlijst). In deze lijst breng je ook een alfabetische volgorde aan. Let bij m.n. gebruik van internet erop, dat de kwaliteit van je bronnen voldoende is!
De beschrijving van boeken De beschrijving van een boek ziet er in principe als volgt uit: Auteur, Initialen (jaar). Titel. Plaats: Uitgever. NB Bij een vermelding van een boek in de literatuurlijst druk je de titel schuin af. Voorbeeld: Toren, H. et al. (2000). Niet alle kinderen gaan naar de basisschool, deel A. Nijkerk: Intro. Kok, J.W.F. (1990). Specifiek opvoeden. Orthopedagogische theorie en praktijk. Amersfoort: Acco.
16
NB De druk vermeld je alleen wanneer er sprake is van een herziene druk. Voorbeeld: Remmerswaal, J. (1998). Handboek groepsdynamica: Een nieuwe inleiding op theorie en praktijk [6e herziene druk]. Soest: Nelissen
De sortering van bronnen Hieronder staan enkele regels waar je rekening mee moet houden bij het sorteren van de bronnen. 1 als je verschillende bronnen hebt gebruikt met een zelfde eerste auteur, gaat de bron met één auteur vooraf aan de bron met meerdere auteurs. Meer, K. van, (1990). Meer, K. van, en Neijenhof, J. van, (1997). 2
als je verschillende bronnen hebt gebruikt van een zelfde auteur sorteer je op jaartal, waarbij de oudste publicatie bovenaan komt te staan. Kok, J.W.F., (1989). Kok, J.W.F., (1993).
3
als je verschillende bronnen hebt gebruikt van een zelfde auteur en van hetzelfde publicatiejaar, sorteer je alfabetisch op titel (lidwoorden niet meegerekend). Achter het jaartal komt een kleine letter (a, b, c, etc.). Kok, J.W.F., (1989a). Opvoeden... Kok, J.W.F., (1989b). Specifiek...
4
als je verschillende bronnen hebt gebruikt van verschillende auteurs die dezelfde achternaam hebben, sorteer je op initialen. Kohnstamm, G., (1983). Kohnstamm, R., (1980).
5
Voorvoegsels (de, van, het) van achternamen komen achter de naam en de initialen. Meer, K. de, (1990).
De beschrijving van elektronische artikelen De beschrijving van artikelen die elektronisch beschikbaar zijn – bijvoorbeeld via internet gaat als volgt: Auteur, Initialen (jaar). Titel of omschrijving. "[Elektronische versie]”."Verkregen op” (dag maand jaar) "via" [eventueel naam 'moeder'website] webadres (URL). NB Bij een vermelding van een elektronische bron in de literatuurlijst druk je de titel (of de omschrijving) schuin af. De gedeelten tussen aanhalingstekens (" ") moet je letterlijk overnemen. Voorbeeld: Postel, M. (2007, 2 juli). Projectbeschrijving internetbehandeling www.alcoholdebaas.nl: Een lage
17
drempel naar minder drinken. [Elektronische versie]. Verkregen op 2 juli 2007, via http://www.alcoholdebaas.nl/assets/sitecontent/Projectbeschrijving%20internetbehandeling.pdf Let op: de beschrijving van websites wijkt hiervan iets af. Zie de paragraaf hieronder. De beschrijving van websites De beschrijving van websites gaat als volgt: Auteur, Initialen (jaar). Titel of omschrijving. "[On-line]”."Beschikbaar via” [eventueel naam 'moeder'website] webadres (URL) [jaar, dag maand]. Monroe-Baillargeon, A.P., & Hergert, T. (1998). Dillemmas of collaboration: Video case studies of collaborative teaching teams in inclusive classrooms [on-line]. Beschikbaar via: http://www.2cyberwhelm.org/diversity/collab/htm/dilem.htm [2004, 22 april] Let er met name bij het gebruik van internetbronnen op dat de kwaliteit van de bronnen voldoende is. Verwijs de lezer zo specifiek mogelijk naar de informatie: verwijs zoveel mogelijk naar specifieke documenten in plaats van naar home- en menupagina’s. Geef adressen (meestal URL’s) die werken. Bij bepaalde eletronische informatie is het niet nodig een beschrijving in de referentielijst op te nemen waarnaar je in de tekst verwijst. Dit geldt bijvoorbeeld voor e-mailberichten, berichten van bulletin boards en elektronische discussiegroepen. Verwijs hiernaar alleen in de tekst als persoonlijke communicatie (zie p. 14).
De beschrijving van een tijdschriftartikel Het enige verschil tussen het verwijzen naar een boek en het verwijzen naar een tijdschriftartikel is de verwijzing in de literatuurlijst. Dat gaat op de volgende manier: Auteur, initialen (jaar). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, jaargang (afleveringsnummer), paginanummers. NB Bij een vermelding van een tijdschrift in de literatuurlijst druk je de naam van het tijdschrift en het jaargangnummer schuin af.
Voorbeeld: Vlugt, H. van der & Feltzer, M.J.H. (1983). Hyperactiviteit. Psychologen over het kind. 7, 3157.
De beschrijving van een krantenartikel Een verwijzing naar een krantenartikel in de literatuurlijst gaat als volgt: Je vermeldt achtereenvolgens: (indien bekend) achternaam, initialen, titel artikel, publicatiejaar en datum (tussen haakjes), naam van de krant (schuin gedrukt), paginanummer. Voorbeeld: Freriks, P. (1988, 9 juli). Spectaculaire redding. De Telegraaf, p.9. Of, als de naam van de auteur niet bekend is: Leren leven met de nachtmerrie die incest heet (1997, 22 mei). Intermediair, p. 28.
18
VOORBEELDEN LITERATUURLIJST & BRONVERWIJZINGEN IN DE TEKST VOLGENS APA
Omschrijving
In literatuurlijst (achterin):
Verwijzing in de tekst:
Boek van één auteur
Bree, J. de (2001). Grondslagen SPH: Competent sociaal pedagogisch hulpverlenen. Amsterdam: SWP.
(de Bree, 2001) of geplaatst in zin: “volgens de Bree (2001) is”
Boek van twee auteurs [herziene druk]
Baarda, D.B., & De Goede, M.P.M. (2006). Basisboek Methoden en Technieken: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek [4e herziene druk]. Groningen: Wolters-Noordhoff.
(Baarda & De Goede, 2006) of geplaatst in zin: “volgens Baarda & De Goede (2006) is” Bij citaat of verwijzing naar specifiek tekstgedeelte gebruik: (Baarda & De Goede, 2006, p. 164)
Boek: herziene druk
Remmerswaal, J. (1998). Handboek groepsdynamica: Een nieuwe inleiding op theorie en praktijk [6e herziene druk]. Soest: Nelissen Remmerswaal, J. (2006). Begeleiden van groepen: Groepsdynamica in de praktijk [2e herziene druk]. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
(Remmerswaal, 1998) of geplaatst in zin: “volgens Remmerswaal (1998) is” Bij citaat verwijzing naar specifiek tekstgedeelte gebruik: (Remmerswaal, 2006, p. 177)
Boek van meer dan zes auteurs
Steehouder et al. (2006). Leren communiceren: Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie [5e herziene druk]. Groningen: Wolters-Noordhoff.
(Steehouder et al., 2006) of geplaatst in zin: “volgens Steehouder et al. (2006) is” Bij citaat of verwijzen naar specifiek deel in tekst gebruik: (Steehouder et al., 2006, p. 47)
Tijdschriftartikel van één auteur (nummering per volume)
Vliet, P. van (2007). Kunnen we weten wie we zijn? Psychologie Magazine, 26(5), 44-51.
(Vliet, 2007) of geplaatst in zin: “volgens van Vliet (2007) is”
Tijdschriftartikel van twee auteurs (nummering per issue)
Bransen, M., & Leeuwen, L.van (2006). Straffen of begeleiden? Drinken en blowen in de hulpverlening. Sozio: Vakblad voor Sociale en Padagogische Beroepen, 68, [maart 2006], 22-26.
(Bransen & Leeuwen, 2006) of geplaatst in zin: “volgens Bransen en van Leeuwen (2006) is”
Hoofdstuk van één auteur uit een geredigeerde bundel.
Jongerius, P.J. (1990). Groepspsychotherapie. In H.M. Ploeg van der (eds.), Psychotherapie (pp. 265-321). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Jongerius (1990) of geplaatst in zin: “volgens Jongerius (1990) is”
Tijdschriftartikel van drie tot zes auteurs (idem voor boek)
Saywitz, K.J., Mannarino, A.P., Berliner, L., & Cohen, J.A. (2000). Treatment for sexually abused children and adolescents. American Psychologist, 55, 10401049.
Eerste verwijzing: (Saywitz, Mannarino, Berliner & Cohen, 2000) verdere citaties: Saywitz et al. (2000)
Krantenartikel
Teuling, N. den, & Woerde, I.van (2007, 26 juni). Kopje koffie, buurvrouw? Buurtinitiatieven: de straat als bindmiddel. Dag, pp. 4-5. Als artikel niet verder gaat op de eerstvolgende pagina, geef dan alle
Teunling & Woerde (2007)
Boeken:
Tijdschriften en kranten:
19
paginanummers aan. Krantenartikel (electronische versie)
Koelewijn, J. (2001, 28 april). Poppenkindjes: Nederland kent steeds meer tienermoeders die verlangen naar liefde. NRC Handelsblad – Zaterdags Bijvoegsel [Elektronische versie, 5 pagina's]. Verkregen op 2 juli 2007, via http://www.nrc.nl/W2/Nieuws/2001/04/28/Vp/z.html
Koelewijn (2001)
Artikel magazine (electronische versie)
Stratum, H. van (2007, 20 juni). Sterke groei drugsgebruik regio Oost. Sax.nu: Hogeschoolmagazine Sax, Saxion Hogescholen, [Elektronische versie, 2 pagina's]. Verkregen op 2 juli 2007, via http://www2.sax.nu/Home/Nieuwsoverzicht/tabid/170/newsid507/2518/Sterk e-groei-drugsgebruik-regio-Oost/Default.aspx
Stratum (2007)
Elektronisch tijdschriftartikel met precies dezelfde papieren versie
Jacobs, G. (2003). Albert Ellis: De kruisbestuiving van de seksuologie en de rationeel-emotieve therapie [Elektronische versie]. Tijdschrift voor Seksuologie, 27, 195-200. [Verkregen op 2 juli 2007, via http://www.tijdschriftvoorseksuologie.nl/archief/tvs2003-04/jacobs%20274.pdf]
(Jacobs, 2003)
Elektronisch artikel zonder papieren versie
Postel, M. (2007, 2 juli). Projectbeschrijving internetbehandeling www.alcoholdebaas.nl: Een lage drempel naar minder drinken. [Elektronische versie]. Verkregen op 2 juli 2007, via http://www.alcoholdebaas.nl/assets/sitecontent/Projectbeschrijving%20intern etbehandeling.pdf
Postel (2007) Bij citatie,waarbij paragraafnummer bekend is: Postel (2007, ¶ 5) Fredrickson (2007, Probleemanalyse, para.5) Paragraaf kan worden aangegeven door ¶ of para.
Elektronisch document van een universiteit of faculteit (3-6 auteurs)
Engelbertink, M.M.J., Hesselink, M., Schenk, A., & Schuppen, N. van (2005). Technische handleiding voor het schrijven van een werkstuk en de bachelorrapport: Opleiding PTP, SPH en MWD. [Elektronische versie]. Verkregen op 16 juni 2006, via Saxion Intranet Website: http://sxnlx12.saxion.nl/portal/page?_pageid=57,74760&_dad=portal&_schema=POR TAL
Eerste verwijzing: Engelbertink, Hesselink, Schenk en van Schuppen (2005) Daarna: Engelbertink et al. (2005)
Website (online beschikbaar)
Monroe-Baillargeon, A.P., & Hergert, T. (1998). Dillemmas of collaboration: Video case studies of collaborative teaching teams in inclusive classrooms [online]. Beschikbaar via: http://www.2cyberwhelm.org/diversity/collab/htm/dilem.htm [2004, 22 april]
(Monroe-Baillargeon & Hergert, 1998).
Elektronisch document waarbij geen auteur of datum bekend is.
Beknopte weergave van APA-regels voor verslaglegging en referenties schrijven (z.d.). [Elektronische versie]. Verkregen op 14 augustus, 2006, van www.rinc.konict.nl/KASS/download.php?object=186678&PHPSESSID=4 727d9a18851ef483e6cd00a7353aacd
(“Beknopte weergave van APA-regels”, z.d.)
Electronische artikelen:
20
Bij een Engelstalige scriptie: GVU's 8th WWW user survey. (n.d.). Retrieved August 8, 2000, from http://www.cc.gatech.edu/gvu/ usersurveys/survey1997-10/.
(“GVU’s 8th WWW”, n.d.)
Instantie of groep als auteur
Centraal bureau voor de statistiek (1998). Jaarboek onderwijs 1998 : feiten en cijfers bijeengebracht door het CBS. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink.
Eerste verwijzing:(Centraal bureau voor de statistiek [CBS],1998) Daarna: (CBS, 1998)
Auteur onbekend: titel op plaats auteur
Baanbreker zorgsector 2006-2007:Jaargids voor studenten zorg en welzijn (2006). Breda: Mo'media
Eerste verwijzing: (Baanbreker Zorgsector, 2006) Daarna: (Baanbreker Zorgsector, 2006)
Foto
Sabovic (1962). Joegoslavische verpleegsters [foto, elektronische versie]. Verkregen op 2 december 2005 via http://www.iisg.nl/zuidoeuropeanen/sabovic_4.php
Videoband
Otten, H. (1997). Echo's van de oorlog [videoband, VHS-formaat]. Film in opdracht van Stichting ICODO, Maliebaan 83, 3581 CG Utrecht.
Dissertatie
Blijleven (2005). Multimedia-cases: naar een brug tussen theorie en praktijk. [Dissertatie]. Enschede: Universiteit Twente.
(Blijleven, 2005)
Publicatie instelling
Saxion Hogeschool (2006). Persoonlijke Leerweg Saxion: in beeld gebracht. Enschede: Saxion Hogescholen. Holsbrink, G., Overkamp, L. & Slingerland, W. (2005). Businessplan Academie Mens & Maatschappij 2005-2008. Enschede: Saxion Hogescholen.
(Saxion Hogeschool, 2006)
Saxion Hogeschool (2005). Saxion Kwaliteitskader Bacheloropleidingen [intern rapport]. Saxion Hogescholen.
(Saxion Hogeschool, 2005)
Diversen:
Rapport instellinggepubliceerd Intern rapport
21
(Holsbrink, Overkamp & Slingerland, 2005).
De literatuurlijst volgens APA-stijl in het kort: De beschrijvingen van alle bronnen (boeken, tijdschriftartikelen, elektronische artikelen en andere bronnen) in de literatuurlijst ziet er in beginsel hetzelfde uit: auteur, initialen (jaar), 'vindplaats bron'. 'vindplaats bron' bij een boek Titel boek*. Plaats: Uitgever. * NB. De titel van het boek wordt schuingedrukt weergegeven. 'vindplaats bron' bij een tijdschrift: Titel van het tijdschriftartikel. Naam van het tijdschrift, jaargang (afleveringsnummer), pagina’s. * NB. De naam van het tijdschrift en het nummer van de jaargang worden schuingedrukt weergegeven. 'vindplaats bron' bij een elektronische publicatie: Titel. [Elektronische versie]. Verkregen op dag, maand, jaar via <
> (URL invullen) Kortom: De beschrijving van een boek ziet er in principe als volgt uit: Auteur, Initialen (jaar). Titel. Plaats: Uitgever. De beschrijving van een elektronisch artikel ziet er als volgt uit: Auteur, Initialen (jaar). Titel of omschrijving [elektronische versie]. Verkregen op dag, maand, jaar via webadres (URL). De beschrijving van een website ziet er als volgt uit:
Auteur, Initialen (jaar). Titel of omschrijving, [On-line]. Beschikbaar via [eventueel naam 'moeder'website] webadres (URL), [jaar, dag, maand]. De beschrijving van een tijdschriftartikel ziet er in principe als volgt uit: Auteur, Initialen (jaar), Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, jaargang (afleveringsnummer), pagina’s.
Tips voor de literatuurlijst: • Vermeld alle literatuur, waar in de tekst naar verwezen wordt, in de literatuurlijst; • Sorteer de literatuurlijst op alfabet. • Begin de eerste regel van elke bron in de literatuurlijst links; laat de volgende regels drie posities inspringen ('hanging'); • Gebruik in titels van boeken en artikelen alleen een hoofdletter voor het eerste woord van titel en subtitel; • Gebruik in namen van tijdschriften hoofdletters voor alle woorden in de titel met uitzondering van voorzetsels en lidwoorden; • Na ieder leesteken moet een spatie komen (tenzij er nog een leesteken op volgt); • De rangschikking van voorvoegels van achternamen (bijv. Van, van de, de,) hangt af van de wijze waarop het voorvoegsel gebruikt wordt in het taalgebruik van de betreffende auteur. Als het voorvoegsel een 'vast' onderdeel uitmaakt van de achternaam, dan wordt dit voor de achternaam geplaatst en in het sorteren op naam betrokken; • Laat academische titels weg. Zie de voorbeelden in het schema.
NB Bij het schrijven van dit voorbeeld is dankbaar gebruik gemaakt van de opzet van: 'Beknopte weergave van APA-regels voor verslaglegging en referenties schrijven' Bron: Beknopte weergave van APA-regels voor verslaglegging en referenties schrijven (z.d.). [Elektronische versie]. Verkregen op 14 augustus, 2006, van www.rinc.konict.nl/KASS/download.php
Hierbij zijn zoveel mogelijk SPH-bronnen als voorbeelden gezocht. (MDI)
22
4
VERDER LEZEN?
Hieronder volgt een korte literatuurlijst ter ondersteuning bij het werken aan een werkstuk of aan een afstudeeropdracht. Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (2001). Basisboek Methoden en Technieken, handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Derde druk. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff. Boezeman, L. (1990). Het betere schrijfwerk. Culemborg: Phaedon. Boek voor H.B.O.-studenten, waarin het schrijfproces stapsgewijs wordt beschreven. Elling, R. et al. (1994). Rapportagetechniek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Boek over schrijven voor lezers met weinig tijd. Geel, R. (1991). Hoe zet ik mijn gedachten op papier. Het schrijven van essays, wetenschappelijke teksten en groepsverslagen. Muiderberg: Coutinho. Vanuit zijn dubbele achtergrond (Geel is wetenschapper en roman-schrijver) legt hij de nadruk op het schrijfproces en op het 'brainstormende' schrijven. Mirande, M.J.A. (1981). Studeren door schematiseren. Utrecht: Het Spectrum. Vuistregels voor het overzichtelijk in schema brengen van complexe informatie. Mirande, M.J.A. & Wardenaar, E. (1988). Scriptieproblemen. Derde druk. Groningen: Wolters-Noordhoff. Dit boek is een praktisch hulpmiddel bij het schrijven van een scriptie. De meest voorkomende scriptieproblemen worden besproken, en worden ook van een mogelijke oplossing voorzien. Renkema, J. (1995). Schrijfwijzer. Handboek voor duidelijk taalgebruik. Tiende druk. ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij. Standaardwerk over praktisch alles wat met formuleren te maken heeft. Renkema beschrijft op zeer lezenswaardige manier een aantal belangrijke issues: zinsbouw, woordgebruik, leestekens, spellingkwesties. Stielstra, T. (2001). Zoeken en vinden op internet. Den Haag: Sdu Uitgevers. Dit boekje beantwoordt de veelgestelde vragen (FAQ) over internet helder en bondig. De auteur is ook maker van de website Zoekprof.nl, die gericht is op het zoeken op internet. Tol-Verkuyl, E. M. (1994). Van opzet tot opmaak. Stappenplan voor het maken van verslagen en scripties. Bussum: Coutinho. Overzichtelijk stappenplan voor het schrijven van een werkstuk, geschreven door een docente van de Hogeschool Holland te Diemen. Zij geeft veel praktische tips van het hele traject vanaf de onderwerpkeuze tot en met het presenteren van een tekst.
23
LITERATUURLIJST Beknopte weergave van APA-regels voor verslaglegging en referenties schrijven (z.d.). [Elektronische versie]. Verkregen op 14 augustus, 2006, van www.rinc.konict.nl/KASS/download.php?object=186678&PHPSESSID=4727d9a18851ef 483e6cd00a7353aacd Geerligs, T. (2001). Richtlijnen voor werkstukken, Maastricht: Faculteit der Gezondheidswetenschappen Universiteit Maastricht. Knippenberg, H.M. (2004). Syllabus Informatievaardigheden Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde. Nijmegen: Bibliotheek Gedragswetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen. Verschuren, P en Doorewaard, H (2007). Het ontwerpen van een onderzoek . Vierde druk. Utrecht: LEMMA.
BRONVERMELDING
Engelbertink, M. (2004) & Schuppen, N. van (2004), Technische Handleiding voor het schrijven van een werkstuk en de afstudeeropdracht Moerenhout, M. (2007), Technische Handleiding voor het schrijven van een werkstuk en het bachelorrapport
24
25