GEMEENTE BEVEREN
GEMEENTELIJK MILIEUBELEIDSPLAN 2006 - 2010
Tekstdeel
BODEMKUNDIGE DIENST VAN BELGIE vzw W. de Croylaan 48 3001 Leuven-Heverlee
INTERGEMEENTELIJK SAMENWERKINGSVERBAND VAN HET LAND VAN WAAS
GEMEENTE BEVEREN
GEMEENTELIJK MILIEUBELEIDSPLAN 2006-2010
Tekstdeel
Colofon Projecttitel : Projectnummer : Opdrachtgever : Publicatiedatum : Document:
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 41035 Gemeente Beveren & ICW April 2006 GMBP_Beveren_DEF.doc
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Inhoud
Inhoud INLEIDING
1.
INSTRUMENTARIUM
7
11
1.1 BELEIDSINSTRUMENTEN 1.1.1 MILIEUBELEIDSPLAN/MILIEUJAARPROGRAMMA 1.1.2 SAMENWERKINGSOVEREENKOMST 1.1.3 MILIEUBAROMETER 1.1.4 DUURZAAMHEIDSTOETS 1.2 DOELSTELLINGEN 1.3 GEMEENTELIJKE DIENST 1.3.1 MILIEUDIENST & GROENDIENST 1.3.2 MINA-WERKERS 1.3.3 DUURZAAMHEIDSAMBTENAAR 1.3.4 INTERNE MILIEUZORG 1.3.5 INVENTARISSEN EN MMIS 1.3.6 INTEGRATIE OP GEMEENTELIJK EN INTERGEMEENTELIJK VLAK 1.3.7 TOEZICHT 1.3.8 SAMENWERKINGSVERBANDEN 1.4 ADVIESRAAD VOOR MILIEU EN NATUUR 1.5 PARTICIPATIE 1.6 LOKAAL GEZONDHEIDSOVERLEG
11 11 12 13 13 13 14 14 15 15 16 17 18 19 20 21 22 22
2.
24
MILIEUBELEID PER CLUSTER
2.1 VASTE STOFFEN 2.1.1 MILIEUVERANTWOORD PRODUCTGEBRUIK 2.1.1.1 Beschrijving 2.1.1.2 Beleidskader 2.1.1.3 Stand van zaken 2.1.1.4 Doelstellingen 2.1.1.5 Knelpunten en acties 2.1.2 AFVALSTOFFEN 2.1.2.1 Beschrijving 2.1.2.2 Beleidskader 2.1.2.3 Stand van zaken 2.1.2.4 Doelstellingen 2.1.2.5 Knelpunten en acties 2.2 WATER 2.2.1 INTEGRAAL WATERBELEID 2.2.1.1 Beschrijving 2.2.1.2 Beleidskader 2.2.1.3 Stand van zaken 2.2.1.4 Doelstellingen 2.2.1.5 Knelpunten en acties 2.2.2 OPPERVLAKTEWATER 2.2.2.1 Beschrijving 2.2.2.2 Beleidskader Bodemkundige Dienst van België-
24 24 24 24 26 27 27 29 29 29 32 34 34 36 36 36 36 40 43 43 45 45 45 3
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.2.3 Stand van zaken 2.2.2.4 Doelstellingen 2.2.2.5 Knelpunten en acties 2.2.3 GRONDWATER 2.2.3.1 Beschrijving 2.2.3.2 Beleidskader 2.2.3.3 Stand van zaken 2.2.3.4 Doelstellingen 2.2.3.5 Knelpunten en acties 2.2.4 WATERBODEM 2.2.4.1 Beschrijving 2.2.4.2 Beleidskader 2.2.4.3 Stand van zaken 2.2.4.4 Doelstellingen 2.2.4.5 Knelpunten en acties 2.2.5 EROSIE 2.2.5.1 Beschrijving 2.2.5.2 Beleidskader 2.2.5.3 Stand van zaken 2.2.6 DUURZAAM WATERGEBRUIK 2.2.6.1 Beschrijving 2.2.6.2 Beleidskader 2.2.6.3 Stand van zaken 2.2.6.4 Doelstellingen 2.2.6.5 Knelpunten en acties 2.3 NATUURLIJKE ENTITEITEN: NATUUR, BOS, LANDSCHAP EN OPENBAAR GROEN 2.3.1 NATUUR 2.3.1.1 Beschrijving 2.3.1.2 Beleidskader 2.3.1.3 Stand van zaken 2.3.1.4 Doelstellingen 2.3.1.5 Knelpunten en acties 2.3.2 BOS 2.3.2.1 Beschrijving 2.3.2.2 Beleidskader 2.3.2.3 Stand van zaken 2.3.2.4 Doelstellingen 2.3.2.5 Knelpunten en acties 2.3.3 LANDSCHAP 2.3.3.1 Beschrijving 2.3.3.2 Beleidskader 2.3.3.3 Stand van zaken 2.3.3.4 Doelstellingen 2.3.3.5 Knelpunten en acties 2.3.4 OPENBAAR GROEN 2.3.4.1 Beschrijving 2.3.4.2 Beleidskader 2.3.4.3 Stand van zaken 2.3.4.4 Doelstellingen 2.3.4.5 Knelpunten en acties 2.4 HINDER 2.4.1 ALGEMENE ASPECTEN 2.4.1.1 Beschrijving 2.4.1.2 Beleidskader 2.4.1.3 Stand van zaken Bodemkundige Dienst van België-
Inhoud
47 48 49 51 51 51 53 54 54 56 56 56 57 58 58 59 59 59 60 61 61 61 62 63 63 64 64 64 64 68 70 70 73 73 73 75 75 76 77 77 77 79 80 80 82 82 82 83 84 85 87 87 87 87 89 4
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Inhoud
2.4.1.4 Doelstellingen 2.4.1.5 Knelpunten en acties 2.4.2 GELUIDSHINDER 2.4.2.1 Beschrijving 2.4.2.2 Beleidskader 2.4.2.3 Stand van zaken 2.4.2.4 Doelstellingen 2.4.2.5 Knelpunten en acties 2.4.3 GEURHINDER 2.4.3.1 Beschrijving 2.4.3.2 Beleidskader 2.4.3.3 Stand van zaken 2.4.3.4 Doelstellingen 2.4.3.5 Knelpunten en acties 2.4.4 LICHTHINDER 2.4.4.1 Beschrijving 2.4.4.2 Beleidskader 2.4.4.3 Stand van zaken 2.4.4.4 Doelstellingen 2.4.4.5 Knelpunten en acties 2.4.5 LUCHTVERONTREINIGING 2.4.5.1 Beschrijving 2.4.5.2 Beleidskader 2.4.5.3 Stand van zaken 2.4.5.4 Doelstellingen 2.4.5.5 Knelpunten en acties 2.4.6 BODEMVERONTREINIGING 2.4.6.1 Beschrijving 2.4.6.2 Beleidskader 2.4.6.3 Stand van zaken 2.4.6.4 Doelstellingen 2.4.6.5 Knelpunten en acties 2.5 MOBILITEIT 2.5.1 BESCHRIJVING 2.5.2 BELEIDSKADER 2.5.2.1 Stand van zaken 2.5.2.2 Doelstellingen 2.5.2.3 Knelpunten en acties 2.6 ENERGIE 2.6.1 ALGEMEEN KADER 2.6.1.1 Beschrijving 2.6.1.2 Beleidskader 2.6.2 ENERGIEZORG GEMEENTELIJKE GEBOUWEN 2.6.2.1 Stand van zaken 2.6.2.2 Doelstellingen 2.6.2.3 Knelpunten en acties 2.6.3 ENERGIEZORG ANDERE GROEPEN 2.6.3.1 Stand van zaken 2.6.3.2 Doelstellingen 2.6.3.3 Knelpunten en acties
90 90 91 91 91 92 93 93 95 95 95 96 97 97 99 99 99 101 101 101 103 103 103 105 106 106 107 107 107 109 109 109 111 111 111 112 113 114 116 116 116 116 118 118 119 119 120 120 120 120
3.
122
3.1
BURGERS EN DOELGROEPEN INLEIDING
Bodemkundige Dienst van België-
122 5
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
3.1.1 BESCHRIJVING 3.2 BELEID BEVEREN 3.2.1 STAND VAN ZAKEN 3.2.2 DOELSTELLINGEN 3.2.3 KNELPUNTEN 3.2.4 ACTIES
Inhoud
122 123 123 124 124 124
LIJST VAN BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN 127
Bodemkundige Dienst van België-
6
Ontwerp gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Inleiding
INLEIDING Wat is het doel van een milieubeleidsplan? De gemeentelijke overheden hebben de laatste jaren heel wat extra taken, bevoegdheden en instrumenten gekregen om beter te kunnen inspelen op noden of problemen die zich eerder op lokaal vlak situeren of waarvan een meer gerichte aanpak op lokaal vlak in belangrijke mate bijdraagt tot een algemene verbetering op regionaal niveau. Eén van de extra taken en bevoegdheden betreft de zorg voor het milieu op gemeentelijk vlak. Via een verbeterde milieuzorg op gemeentelijk vlak wenst het Vlaams Gewest, eveneens in samenwerking met de provinciale overheden, te komen tot een verbetering van de milieukwaliteit en een duurzame omgang met het milieu te bewerkstelligen. Juridische achtergrond en beleidskader Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid regelt de milieubeleidsplanning op de verschillende Vlaamse bestuursniveaus. In het kader hiervan wordt de gemeente door het Vlaams Gewest gestimuleerd om via intekening op milieuconvenanten, en nadien de Samenwerkingsovereenkomst 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling', haar milieubeleid beter te plannen en verder uit te werken in milieujaarprogramma’s. In het kader van een uitvoeringsbesluit betreffende de provinciale en gemeentelijke milieubeleidsplanning (BS 08.08.02) van dit decreet, dient elke gemeente in Oost-Vlaanderen uiterlijk tegen 8 september 2005 (d.i. één jaar na het hervaststellen van het provinciale milieubeleidsplan 2000-2004) te beschikken over een goedgekeurd gemeentelijk milieubeleidsplan. Op dit ultimatum werd echter een afwijking aangevraagd. Deze afwijking kwam er doordat de milieubeleidsplannen van de acht Wase gemeenten op elkaar afgestemd werden door ze in gezamenlijk overleg op te maken. Dit milieubeleidsplan dient in overeenstemming te zijn met de bindende bepalingen opgenomen in de milieubeleidsplannen van het Vlaams Gewest en van de provincie Oost-Vlaanderen. In geval van strijdige bepalingen kan de provincie deze binnen de 3 maanden na indienen van het definitief plan vernietigen. Het Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007 (MINA 3) is op 19 september 2003 van kracht geworden. Dit plan kadert binnen een langetermijnperspectief van duurzame ontwikkeling. Voor de planperiode 2003-2007 stelt MINA 3 een aantal concrete prioriteiten, gedeeltelijk overgenomen uit het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Unie: klimaat, biodiversiteit, gezondheid en natuurlijke hulpbronnen. Bijkomende prioriteiten werden opgenomen om te kunnen voldoen aan de Europese Waterrichtlijn. Speciale aandacht wordt besteed aan betere beleidsintegratie, de betrokkenheid van de actoren, de versterking van het beleidsonderbouwend onderzoek, beleidsvoorbereiding en -evaluatie. De algemene visie werd bovendien omgezet in thematische doelstellingen. MINA 3 is bindend op het niveau van de doelstellingen. Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2005-2009 geeft nadere uitwerking aan het gewestelijk milieubeleidsplan en kan dit laatste ook aanvullen binnen de perken van de provinciale bevoegdheden. Het mag evenwel niet afwijken van de bindende bepalingen. De bepalingen van het provinciaal milieubeleidsplan zijn indicatief, behalve wanneer deze als bindend zijn aangeduid. Zij moeten nageleefd worden door de provincie, de gemeenten op haar grondgebied en de instellingen die er van afhangen. Er werden in het provinciaal milieubeleidsplan van de provincie Oost-Vlaanderen evenwel geen bindende bepalingen opgenomen. Het milieubeleidsplan 2005-2009 van de provincie Oost-Vlaanderen bouwt verder op de krachtlijnen van het vorige milieubeleidsplan 2000-2004 en vertrekt daarbij van dezelfde langetermijndoelstellingen en principes, waarbij een duurzaam milieubeleid centraal staat. In dit nieuwe plan wordt nog meer aandacht besteed aan de integratie van het milieubeleid met aanverwante beleidsdomeinen waaronder ruimtelijke ordening, landbouw, recreatie, mobiliteit en energie. De rol van de provincie situeert zich vooral op het vlak van de coördinatie van een bovenlokale en gebiedsgerichte aanpak, onder meer met betrekking tot het integraal waterbeleid, het huishoudelijk afvalstoffenbeleid, de erosieproblematiek, de natuur- en milieueducatie, het inrichten van stiltegebieden en het creëren van natuurverbindingen tussen de natuurkernen. Andere belangrijke aandachtspunten doorheen het plan zijn de ondersteuning van de gemeenten, het waarmaken van een voorbeeldfunctie en het creëren van een breder draagvlak voor het
Bodemkundige Dienst van België
7
Ontwerp gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Inleiding
provinciaal milieubeleid. De beleidsprioriteiten voor de komende planperiode zijn vertaald naar 14 projecten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Werken aan integraal waterbeleid via de deelbekkenwerking Bestrijden van erosie Behoud en versterking van stiltegebieden in Oost-Vlaanderen Uitbouw, coördinatie en ondersteuning van het overlegplatform huishoudelijke afvalstoffen Intensivering van de samenwerking met Regionale landschappen en Bosgroepen Samen met landbouwers de natuur beheren Natuurgerichter beheer van de Provinciale domeinen en natuurgebieden Creëren van Natuurverbindingsgebieden Verruimen vanhet bovenlokale fietsroutenetwerk tot een netwerk van trage wegen. Ontwikkeling van een visie voor de inplanting van windturbines Milieubewuster aankopen Duurzaam bouwen in Oost-Vlaanderen Samen met de gemeenten werken aan een duurzaam milieubeleid Netwerking en kwaliteitsbewaking van de natuur- en milieuedcatie
Over welke periode loopt dit plan? Het gemeentelijk milieubeleidsplan (GMBP) Beveren loopt in analogie met het Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 en het provinciaal milieubeleidsplan Oost-Vlaanderen 2005-2009 over een periode van 5 jaar, meer bepaald over de periode 2006-2010. Tegelijkertijd wil dit plan ook reeds een aanzet zijn voor de sturing van het gemeentelijk milieubeleid op langere termijn (20 jaar). Hoe is dit plan opgebouwd? Het gemeentelijk milieubeleidsplan moet vooral gezien worden als een praktisch instrument dat bijdraagt tot een meer samenhangend milieubeleid om op die manier beter in te spelen op de lokale milieuproblematiek en op de beleidsvisie van de hogere overheden met betrekking tot het milieu. Om deze functies te kunnen vervullen heeft het gemeentelijk milieubeleidsplan dan ook een zeer praktische opbouw gebaseerd op een benadering van de milieuproblematiek volgens clusters, nl. instrumentarium, vaste stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder, mobiliteit, energie, doelgroepenbeleid en gebiedsgericht beleid. De verschillende clusters worden in het gemeentelijk milieubeleidsplan uitgewerkt met aandacht voor de milieuproblematiek, het beleidskader zowel op vlak van de hogere overheden als op gemeentelijk vlak, en de knelpunten binnen de gemeente. Op basis hiervan worden doelstellingen opgesteld zowel voor de visie op langere termijn als voor de planperiode van vijf jaar. Tenslotte worden concrete acties per cluster geformuleerd om de doelstellingen te bereiken en eventuele knelpunten op te lossen. Bij het formuleren van de diverse acties werd in belangrijke mate gesteund op informatie vervat in bestaande beleidsdocumenten zoals het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan, het gemeentelijk mobiliteitsplan, het gemeentelijk structuurplan, diverse milieu-inventarissen en audits, … Wat zijn de uitgangsprincipes? De voornaamste uitgangsprincipes bij het invullen van de verschillende acties zijn het voorkomingsbeginsel (preventief handelen, milieuschade moet worden voorkomen), het voorzorgsbeginsel (ernstige aanwijzingen zijn voldoende om een mogelijk probleem aan te pakken), de voorkeur voor een brongerichte aanpak, toepassing van het stand-still beginsel en het principe “de vervuiler betaalt”. Via toepassing van deze principes wil de gemeente komen tot een duurzaam milieubeleid zodat Beveren ook voor de toekomstige generaties een leefbare en aantrekkelijke gemeente zal zijn.
Bodemkundige Dienst van België
8
Ontwerp gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Inleiding
Een plan gericht op doelgroepen of gebieden? De acties kunnen zowel betrekking hebben op de gemeentelijke diensten als op de burgers en huishoudens, de scholen, de landbouwers en de bedrijven. Zij kunnen ook specifiek gericht zijn op een bepaalde gebied gelegen binnen de gemeente. Hoe wordt het gemeentelijk milieubeleid getoetst en opgevolgd? De diverse acties zullen opgenomen worden in milieujaarprogramma’s om een concrete en flexibele invulling te geven aan het gemeentelijk milieubeleidsplan. De concrete opvolging van de diverse acties zal gebeuren door de gemeentelijke milieudienst in overleg met andere betrokken gemeentelijke diensten. Tevens zal het Vlaams Gewest controle uitoefenen via opvolging van de milieujaarprogramma’s lopend over de planperiode. Merken we op dat de actielijsten niet-limitatief zijn en kunnen bijgestuurd en aangevuld worden via de jaarprogramma’s verbonden aan de planperiode. Hoe is dit document tot stand gekomen? Omdat het gemeentelijk milieubeleidsplan enkel kan voldoen aan de verwachtingen indien het gesteund wordt door de besturen, bevolking en de diverse doelgroepen, is aan het opstellen ervan ruim overleg voorafgegaan. Via regelmatig overleg in een werk- en stuurgroep, bestaande uit medewerkers van de gemeentelijke diensten onder leiding van de schepen van ruimtelijke ordening en leefmilieu, de milieuambtenaar, vertegenwoordigers van verschillende instanties en medewerkers van de Bodemkundige Dienst van België, werd een ontwerptekst opgesteld. Dit ontwerp milieubeleidsplan werd voorgelegd aan de Milieuadviesraad. Na inzage en advisering door de Milieuadviesraad en de gemeenteraad, werd de aangepaste versie goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen. Vervolgens werd het ontwerp-gemeentelijk MBP voorgedragen voor openbaar onderzoek, waarbij zowel de bevolking als overheidsinstanties twee maanden de tijd kregen om opmerkingen kenbaar te maken. In het kader van dit openbaar onderzoek vond tevens een informatieavond plaats voor de bevolking om de krachtlijnen toe te lichten. Het is immers zeer belangrijk dat het plan niet alleen gedragen wordt door de gemeente en hogere overheid maar zeker ook door de bevolking, belangengroepen en bedrijven. Op basis van de opmerkingen geformuleerd tijdens het openbaar onderzoek werd het ontwerpplan bijgestuurd tot het huidige definitieve plan dat werd goedgekeurd door de gemeenteraad. Het definitief plan ligt ter inzage op de gemeente.
De Samenwerkingsovereenkomst De samenwerkingsovereenkomst is een vrijwillige overeenkomst die een gemeente of provincie afsluit met de Vlaamse overheid op vlak van milieu. Gemeenten die de overeenkomst ondertekenen, krijgen in ruil voor het uitvoeren van een aantal taken die deze overeenkomst opsomt, financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse overheid. De onderdelen van de overeenkomst zijn per thema gegroepeerd in zogenaamde 'clusters'. Ook het Gemeentelijk Milieubeleidsplan dient opgesteld te worden volgens dezelfde thematische indeling (zie verder in de tekst onder 'Instrumentarium). De gemeente kan - binnen zekere marges - zelf kiezen welke onderdelen van de overeenkomst ze ondertekent en welke ambitieniveaus ze wenst te behalen. Elke cluster kan namelijk ondertekend worden op niveau 1 of op niveau 2. Elk niveau is een hoger ambitieniveau met verder gaande doelstellingen. Uitzonderingen hierop zijn de clusters Burgers en Doelgroepen en Gebiedsgericht Beleid, die enkel betrekking hebben op niveau 3.
Bodemkundige Dienst van België
9
Ontwerp gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Inleiding
Initiatief van ICW en de acht Wase gemeenten Door de acht gemeenten die deel uitmaken van het intergemeentelijk samenwerkingsverband ICW (Beveren, Kruibeke, Lokeren, Beveren, Sint-Niklaas, Stekene, Temse en Waasmunster) werd besloten een gezamenlijke opdracht toe te kennen voor de opmaak van de acht Gemeentelijke Milieubeleidsplannen, ook voor deze gemeenten die de Samenwerkingsovereenkomst (nog) niet onderschreven hebben. Dit initiatief wordt gecoördineerd door het intergemeentelijk samenwerkingsverband ICW. Engagement van de gemeente Beveren in het kader van de Samenwerkings-overeenkomst De gemeente Beveren ondertekende de Samenwerkingsovereenkomst op niveau 1 voor het onderdeel instrumentarium en voor de clusters: -
Vaste Stoffen Water Natuurlijke entiteiten Hinder Mobiliteit Energie
De gemeente Beveren engageert zich via dit milieubeleidsplan tot het voeren van een gedreven milieubeleid in alle clusters, ook deze die zij niet heeft onderschreven.
Bodemkundige Dienst van België
10
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
1.
Instrumentarium
Instrumentarium Om de doelstellingen van het milieubeleidsplan te realiseren, dient de gemeente Beveren (15.018 ha, 45.242 inwoners, deelgemeenten: Doel, Haasdonk, Kallo, Kieldrecht, Melsele, Verrebroek en Vrasene) gebruik te maken van een aantal instrumenten. Dit eerste hoofdstuk wordt dan ook gewijd aan het instrumentarium dat voorhanden is om het gemeentelijk milieubeleid uit te voeren. In een eerste fase wordt de huidige werking van het instrumentarium binnen de gemeente geschetst. Verder in het hoofdstuk wordt kort de uitgevoerde/opgestarte acties en de ervaren knelpunten weergegeven. Vervolgens worden doelstellingen en mogelijke acties geformuleerd.
1.1
Beleidsinstrumenten
1.1.1
Milieubeleidsplan/milieujaarprogramma
Algemeen Met het nieuwe uitvoeringsbesluit betreffende de provinciale en gemeentelijke milieubeleidsplanning (BS 08.08.02) worden in Vlaanderen niet alleen gewestelijke, maar tevens provinciale en gemeentelijke milieubeleidsplannen opgesteld. De gemeentelijke milieubeleidsplannen dienen uitwerking te geven aan de provinciale en gewestelijke milieubeleidsplannen. Binnen de perken van de gemeentelijke bevoegdheden kan het gemeentelijk milieubeleidsplan het gewestelijk en provinciaal milieubeleidsplan ook aanvullen. Momenteel gelden het Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 en het provinciaal milieubeleidsplan Oost-Vlaanderen 2005-2009. Via een verbeterde milieuzorg op gemeentelijk vlak wenst het Vlaams Gewest, eveneens in samenwerking met de provinciale overheden, te komen tot een verbetering van de milieukwaliteit en een duurzame omgang met het milieu te bewerkstelligen. Het gemeentelijk milieubeleidsplan geeft de beleidsvisie weer en vormt een praktisch werkinstrument om te komen tot een meer samenhangend milieubeleid op lokaal vlak. Het milieujaarprogramma geeft uitwerking aan de milieubeleidsplannen. Jaarprogramma’s kunnen immers beschouwd worden als een ‘verbijzondering’ van de beleidsplannen. Ze zijn een ideaal instrument om een beleidsplan bij te sturen en tussentijds te evalueren. Het milieujaarprogramma omvat twee belangrijke pijlers: enerzijds een rapportering over het gevoerde milieubeleid in het afgelopen jaar en anderzijds opgave van de in het komende jaar te verrichten activiteiten en te nemen maatregelen ter uitvoering van het milieubeleid. Verder wordt ook een overzicht van de in het ontwerp van begroting geraamde inkomsten en uitgaven voor de uitvoering van het geldend milieubeleidsplan (gewestelijk, provinciaal, gemeentelijk) weergegeven. Gemeenten die ingeschreven hebben op de Samenwerkingsovereenkomst (zie verder), dienen in het milieujaarprogramma eveneens jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van de overeenkomst.
Gemeente Beveren In het verleden werden geen milieubeleidsplannen opgesteld in het kader van de milieuconvenant. Het huidige document betreft dan ook het eerste milieubeleidsplan voor Beveren. Het is opgesteld (uitwerking uitbesteed aan de Bodemkundige Dienst van België) in de loop van het jaar 2004-2005. Het milieubeleidsplan loopt over een periode van 5 jaar, meer bepaald 2006-2010.
Bodemkundige Dienst van België
11
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
In Beveren werden in het verleden reeds meerdere milieujaarprogramma’s opgesteld sinds 1993 met als meest recente 2001, 2002, 2003 en 2004, in uitvoering van Milieuconvenanten en de Samenwerkings-overeenkomst 2002 - 2004.
1.1.2
Samenwerkingsovereenkomst
Algemeen De Samenwerkingsovereenkomst vormt de opvolger van de Milieuconvenanten en loopt over tweemaal drie jaar zijnde 2002-2004 en 2005-2007. De Samenwerkingsovereenkomst bevat volgende doelstellingen: de gemeentelijke milieubeleidsplanning ondersteunen; een stimulans bieden om een duurzaam lokaal milieubeleid op te zetten; voorzien in de verdere uitbouw van de eerstelijnsmilieuzorg; de milieudeskundigheid op gemeentelijk vlak consolideren of verhogen; de participatie van de bevolking aan het gemeentelijk milieubeleid bevorderen. De algemene principes waarop duurzame ontwikkeling is gebaseerd (integratie, participatie, voorkoming, voorzorgsbeginsel, planmatig werken, …) zijn doorheen de overeenkomst verweven. Tevens wordt tegemoetgekomen aan de doelstellingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (nadruk op planmatig werken) en van het Vlaamse Milieubeleidsplan. Een lokale overheid die de Samenwerkingsovereenkomst ondertekent, engageert er zich toe om minstens de realisaties van het beleid tot voor de ondertekening te handhaven. Op elk milieuvlak moet sprake zijn van vooruitgang of minstens stand-still. Voor de lokale overheden zijn er meerdere ondertekeningsmogelijkheden, naargelang het engagement dat de gemeente wenst aan te gaan. Er zijn 8 clusters (vaste stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder, mobiliteit, energie, burgers en doelgroepen en gebiedsgericht beleid) en het instrumentarium. Deze zijn telkens opgebouwd uit drie ambitieniveaus. Het gebiedsgericht beleid vormt hierop een uitzondering en kent enkel ambitieniveau 3. Dit houdt in dat de gemeente een concreet projectvoorstel moet onderhandelen met het Vlaamse Gewest. Dit project moet innoverend en creatief zijn in zijn soort en dient te getuigen van een integratie tussen de verschillende clusters van de Samenwerkingsovereenkomst.
Gemeente Beveren De gemeente Beveren heeft in zitting van 22 april 2002 beslist om in tekenen op de Samenwerkingsovereenkomst 2002-2004 op ambitieniveau 1 voor volgende clusters : vaste stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder en energie. Om hieraan invulling kunnen geven werd een ambtenaar niveau B aangeworven. Deze ambtenaar werd aangeworven op initiatief van het gemeentebestuur, dus niet gesubsidieerd via de samenwerkingsovereenkomst. In 2004 werden 32 acties opgenomen in het milieujaarprogramma. In 2004 werd tevens ingetekend op niveau 1 voor de cluster mobiliteit. Intekening op de nieuwe Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 is gebeurd op niveau 1 voor de clusters instrumentarium, vaste stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder, mobiliteit en energie.
Acties In.01:
onderzoeken of het nuttig is bepaalde opties uit de Samenwerkingsovereenkomst uit te breiden,
Bodemkundige Dienst van België
12
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
1.1.3
Milieubarometer
Algemeen
Instrumentarium
Om de resultaten van het gemeentelijk milieubeleid en meer bepaald de diverse acties te kunnen evalueren, kan een milieubarometer worden opgesteld. Het opstellen van een milieubarometer wordt verplicht in de Samenwerkingsovereenkomst bij intekening op niveau 2. Deze barometer dient uit een set van minimum 15 milieu-indicatoren te bestaan. Het doel van de milieubarometer is een leer- en communicatie-instrument te hebben, bestemd voor alle bij het duurzaam lokaal milieubeleid betrokken actoren. Jaarlijks worden via de milieuindicatoren relevante evoluties aangetoond van actoren en factoren die deel uitmaken van het gemeentelijk of stedelijk gebied. Het is echter niet de bedoeling om met de milieubarometer de beleidseffecten te gaan meten.
Gemeente Beveren Aangezien de gemeente Beveren niet intekende op niveau 2 van de Samenwerkingsovereenkomst, wordt in het kader van het huidige milieubeleidsplan geen milieubarometer opgesteld.
1.1.4
Duurzaamheidstoets
Algemeen De gemeente die niveau 3 van de Samenwerkingsovereenkomst ondertekent, dient een duurzaamheidstoets uit te werken voor haar strategische plannen. De duurzaamheidstoets is een uitgebreide checklist met criteria die het effect op duurzame ontwikkeling kunnen begroten. Deze toets is op lokaal niveau nog in pilootfase.
Gemeente Beveren Ook uitwerking van een duurzaamheidstoets is in het kader van dit milieubeleidsplan nog niet voorzien.
1.2
Doelstellingen Met betrekking tot haar instrumentarium wil de gemeente de goede werking hiervan behouden en waar mogelijk of nodig aanpassen of versterken. Doel hierbij is: -
het vervullen van een voorbeeldfunctie door de eigen diensten op vlak van natuur en milieu door het implementeren van duurzaam handelen in de dagdagelijkse werking, het strikt naleven van de bestaande wetgeving betreffende milieu en natuur, het verder uitbouwen van een goed werkend ambtelijk overlegorgaan, nl de stuur- en werkgroepen, het personeel blijven opleiden en bijscholen zodat zij goed kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, verder systematisch uitvoeren van preventieve controles betreffende naleving van de milieuwetgeving, een verdere onderbouwing van het repressief beleid inzake milieudelicten, bv. sluikstorten en vrije velddelicten. maximale samenwerking nastreven met politie (bv. klachtenregistratie, repressief optreden), overige instanties, de overheid, het LOGO, ... werking van de milieuraad extra ondersteunen om zo de daadkracht te vergroten, optimaliseren/uitbouwen van de werking van het intern milieuzorgsysteem om zo de eigen diensten beter te informeren en sensibiliseren, de goede werking met de scholen betreffende MOS blijven onderhouden en waar gewenst verder uitbreiden.
Bodemkundige Dienst van België
13
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
1.3
Gemeentelijke dienst
1.3.1
Milieudienst & groendienst
Algemeen
Instrumentarium
De milieudienst is de dienst die het milieubeleid ondersteunt. De milieudienst krijgt gewoonlijk een groot aantal taken toegewezen, al dan niet opgenomen in de milieuwetgeving. Eén van de voornaamste taken van de milieudienst is haar milieuloketfunctie voor eerstelijns milieuzorg. Bij ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst engageert de gemeentelijke milieudienst zich tot het uitvoeren van volgende taken: - milieuklachtenbehandeling, - toezicht op en verlening van adviezen i.v.m milieuvergunningen, - afvalbeheer, - milieubeleidsplanning i.s.m de duurzaamheidsambtenaar, - medewerking verlenen aan milieuacties van het Gewest of de provincie, - sensibilisering en educatie rond milieu-/duurzaamheidsthema’s i.s.m de duurzaamheidsambtenaar, - bijscholing i.v.m hierboven vermelde thema’s, - uitvoeren van de samenwerkingsovereenkomst i.s.m de duurzaamheidsambtenaar. - Opvolging en bijsturing van de specifieke en de algemene milieukwaliteit (staalnames, analyses) De milieudienst beschikt over een bibliotheek, internet waar de burgers informatie kunnen opzoeken. De groendienst voert volgende taken uit: - natuurklachtenbehandeling, - natuurontwikkeling en ecologisch bermbeheer, - toezicht houden op en verlenen van adviezen betreffende natuurvergunningen, kapvergunningen, groendaken, FSC-hout en KLE’s (subsidies), - medewerking verlenen aan natuuracties van het Gewest of de provincie, - sensibilisatie en educatie rond natuurthema’s, - bijscholing i.v.m hierboven vermelde thema’s.
Gemeente Beveren De milieudienst van Beveren beschikt over volgende bezetting met weergave van de taken van de personeelsleden: VTE
Niveau
1 VTE Milieuambtenaar (Eddie Joosen)
A
1 VTE Milieudeskundige
B
1 VTE Laborant
B
1 VTE Technisch assistent
D
1 VTE Administratief beambte 1 VTE Administratief assistent 1 HTE Administratief assistent
E
Bodemkundige Dienst van België
D D
Taken op hoofdlijnen Coördinatie dienst, eindfase milieuvergunningen, problematiek haven- en industriegebied, afvaardiging van gemeente in provinciale milieuvergunnings-commissie, politiereglementering, externe contacten, wetgeving Advisering van milieuvergunningen, uitvoeren van bedrijfsbezoeken en controles, wetgeving Uitvoeren van luchtmetingen, geluid- en wateranalyses, begeleiding studies Klachtenbehandeling, sliben bodembemonstering, uitvoeren van controles, wetgeving, gemeentelijke afvalproblematiek Administratie milieuvergunningen + milieuloket Administratie milieuvergunningen, bodemsaneringsdecreet Administratie milieuvergunningen
dossiers
mbt
14
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
De groendienst bestaat uit volgende bezetting: VTE
Niveau
1 VTE Diensthoofd
A
1 VTE Deskundige Hof ter Saksen
B
1 VTE Natuurambtenaar startbaan
B
1 VTE Technisch medewerker
C
1 VTE Technisch medewerker 1 VTE Technisch medewerker
C
1.3.2
Mina-werkers
Algemeen
C
Taken op hoofdlijnen Diensthoofd groendienst o.a. planning en ontwerp groene zones, coördinatiedienst Beheer Hof ter Saksen Educatie : leerpaden HTS, organisatie tentoonstellingen te HTS, MOS Natuur : wegbermbeheer, vijvers, haven natuurlijker, advies bebossing, advies KLE's beschermde zones, vleermuizentellingen Haasdonk, eekhoornproject parken, gierzwaluwen Melsele, controle groenbemesting Beheer ruilverkavelingen, Singelberg, paddenoverzet, voetwegels, groenschermen. Controle op FSC-hout en groendaken. Uitvoering van projecten GNOP, sensibilisering, beheersovereenkomsten, inventarisatie ikv akkerrandbeheer, waterzuivering Hof ter Saksen en Cortewalle. Werken groenbeheer door derden in diverse deelgemeenten en parken/Advies groenschermen, advies kapvergunningen, advies KLE's, Werken groenbeheer door personeel groendienst/Advies kapvergunningen landelijk gebied, controle groenbemesting Beheer sportzones en begraafplaatsen
Mina-werkers zijn arbeiders uit de kansengroepen welke ingezet worden voor het realiseren van werkzaamheden in het kader van natuur-, bos- en groenbeheer, de landschapszorg, het uitvoeren van diverse activiteiten op de containerparken,... Door de inzet van deze arbeiders worden niet alleen milieudoelstellingen, maar ook doelstellingen uit het tewerkstellingsbeleid gerealiseerd. De gemeente kan milieu- en natuurwerkers (Mina-werkers) inzetten in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst ter uitvoering van de cluster Vaste Stoffen en/of de cluster Natuurlijke Entiteiten. Aan de gemeente wordt een subsidie toegekend na uitvoering van de acties/projecten en op basis van een rapport en de bewezen kosten.
Gemeente Beveren In de gemeente zijn geen mina-werkers aangenomen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. De groendienst beschikt over een 40-tal werklieden. Werken in het kader van milieu en natuur worden uitgevoerd door mensen van de beschutte werkplaats.
1.3.3
Duurzaamheidsambtenaar
Algemeen In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst kan de gemeente beschikken over een gemeentelijk gesubsidieerde duurzaamheidsambtenaar. De duurzaamheidsambtenaar is de spilfiguur voor het tot stand komen van een duurzaam lokaal (milieu)beleid. Zijn/haar takenpakket is dan ook heel uiteenlopend: acties met betrekking tot het intern milieuzorgsysteem, het ambtelijke overleg, externe en interne communicatie, aanspreekpunt voor Duurzame Ontwikkeling en de Samenwerkingsovereenkomst, Milieubarometer,...
Bodemkundige Dienst van België
15
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
Gemeente Beveren Het gemeentebestuur besliste in 2002 een voltijdse duurzaamheidsambtenaar (N. De Maeyer) aan te werven. Deze werd niet aangeworven in het wettelijk kader zoals omschreven in de overeenkomst, maar op eigen gemeentelijk initiatief. De duurzaamheidsambtenaar heeft als taak: instaan voor de algemene coördinatie van de samenwerkingsovereenkomst, integratie van duurzaamheidsprincipes in het gemeentelijk beleid, communicatie, informatie, educatie en sensibilisering van de bevolking. Tevens kan de burger er terecht in verband met allerhande duurzaamheidsthema’s zoals water, afval, energie, natuur, enz.
1.3.4
Interne milieuzorg
Algemeen Binnen het kader van de Samenwerkingsovereenkomst moet de gemeente een intern milieuzorgsysteem (IMZS) opzetten voor haar eigen diensten. Doel is het eigen personeel te stimuleren om tijdens het werk milieubewust te handelen. Reeds op niveau 1 wordt van de gemeente verwacht dat ze voor haar eigen diensten een IMZS opzet gericht op preventief handelen. Een milieuzorgsysteem bestaat uit volgende elementen: het beleid van de organisatie dient formeel de doelstellingen te onderschrijven (beleidsverklaring) (vb door opname van doelstelling in het MJP/MBP) de werking van het systeem dient beschreven en de resultaten gerapporteerd te worden dwz: - de organisatie dient doorgelicht te worden; - de voorziene acties dienen vastgelegd te worden in een plan of programma; - resultaten dienen gemeten en geregistreerd te worden; - de werking van het systeem dient regelmatig geëvalueerd en bijgestuurd te worden; belangrijk is dat iedereen binnen de organisatie zijn eigen verantwoordelijkheden heeft: dit kan via taakomschrijvingen, bevoegdheidstoekenningen, duidelijke afspraken, procedures,... uit bovenstaande volgt dat alle personeel maximaal betrokken dient te worden (belangrijke aandachtspunten hierbij zijn informatiedoorstroming, opleiding).
Gemeente Beveren Het milieu moet geïntegreerd worden in alle diensten, dus in dit opzicht zijn alle personeelsleden betrokkenen. Beleidsbeslissingen worden genomen door de beleidsverantwoordelijken. Administratieve betrokkenen: Duurzaamheidsambtenaar Infodienst Dienst aankopen en aanbestedingen Energiecel Gebouwverantwoordelijken Team interne milieuzorg (omvat afgevaardigden van alle diensten) Grondgebiedszaken Rest van gemeentepersoneel (interne + externe diensten) Politieke beleidsverantwoordelijken: Burgemeester Schepenen Gemeenteraadsleden Hiertoe werd in 2003 het team “interne milieuzorg” opgericht om diverse acties op touw te zetten en de communicatie naar de betrokkenen via diverse informatiekanalen te voeren (website, intranet, affiches). De acties hebben betrekking op onder meer oprichting van de productgroepen bestrijdingsmiddelen, energiegebruik, FSC-hout, papierverbruik… Diverse acties m.b.t interne milieuzorg worden in de desbetreffende clusters weergegeven.
Bodemkundige Dienst van België
16
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
Knelpunten en acties de gewoonte van het gemeentepersoneel om met bepaalde producten of een bepaalde wijze te werken die zal moeten doorbroken worden ten voordele van milieuvriendelijkere producten of werkwijzen, In.02:
mogelijkheid onderzoeken tot uitvoering van een milieugedragsscan van het administratief personeel om zo de interne milieuzorg te verbeteren,
1.3.5
Inventarissen en MMIS
Algemeen Het Vlaamse Gewest gebruikt voor het beheer en ter beschikking stellen van milieu-informatie een gradueel op te bouwen Milieu Management Informatiesysteem (MMIS). Met het MMIS wil het Vlaams Gewest i. s. m onder meer de provincies en gemeenten via het Internet de bestaande milieu-informatie bij de overheid ontsluiten voor een breder publiek, zowel beleid als bevolking. Het is de bedoeling om op termijn verschillende interactieve toepassingen online te plaatsen: − tussen de Vlaamse overheid en de provincies en gemeenten: invoer en opvolging van natuurvergunningen, milieuvergunningen, milieuklachten, de Samenwerkingsovereenkomst zelf, e.a. − tussen de Vlaamse overheid en burgers en ondernemingen: de integrale milieujaarverslagen en diverse aangiften (bedrijven), aanvraag van milieu- en natuurvergunningen, aanvragen diverse milieusubsidies,... − tussen de Vlaamse overheid en organisaties: subsidies voor het beheer van natuurgebieden, beheersovereenkomsten. In de Samenwerkingsovereenkomst zijn vier databanken opgenomen, waartoe de gemeenten zich verbinden om een bijdrage te leveren: − het milieuklachtenregistratie- en opvolgingssysteem MKROS; − het natuurvergunningenloket; − de Gewestelijke rioleringsdatabank; − het milieuvergunningenloket: het milieubeleidsregister, het invoer- en opvolgingsysteem voor de milieuvergunningen.
Gemeente Beveren Binnen de gemeente worden tot op heden volgende inventarissen bijgehouden (info MJP ’04): a. Milieuvergunningenloket Op de dienst Milieubescherming zijn er 5 mensen verantwoordelijk voor de afhandeling van de procedure van de milieuvergunningen. De gegevens van de milieuvergunningen worden nauwgezet ingevoerd in het Cemospakket (= databanksysteem om alle gegevens van milieuvergunningen in te voeren) en doorgestuurd naar de PMDB. Het advies op de verschillende milieuvergunningen ten behoeve van het college van burgemeester en schepenen wordt gegeven door de milieudeskundige. Een overzicht van het aantal behandelde dossiers in 2004 opgesplitst per soort: * VLAREM 141 * Springstoffen 1 * Erkenning dieren 0 * Ioniserende stralingen 6 * Bodemsanering 2 * Project MER 8 De gemeente heeft de intentie om in te stappen in het gewestelijk milieuvergunningenloket vanaf wanneer het Vlaamse Gewest klaar is met het informaticasysteem op voorwaarde dat de compatibiliteit met de huidige programma’s kan worden gegarandeerd. Op deze manier heeft
Bodemkundige Dienst van België
17
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
het Gewest inzage op alle dossiers die door gemeenten/provincies werden afgeleverd zodat een adequaat milieubeleid kan worden gevoerd. De verdere uitbouw van het toezicht op die zaken waarvoor de gemeente zelf bevoegd is, zal op termijn lokaal worden georganiseerd. b. Natuurvergunningenloket De dienst Stedenbouw handelt de procedure van de kapvergunningen af. In de loop van 2004 werden 99 kapvergunningen behandeld. De groendienst heeft een adviserende functie. De gemeente heeft de intentie om in te stappen in het gewestelijk natuurvergunningenloket vanaf wanneer het Vlaamse Gewest klaar is met het informaticasysteem. De verdere uitbouw van het toezicht op die zaken waarvoor de gemeente zelf bevoegd is, zal op termijn lokaal worden georganiseerd. c. MKROS (Milieuklachten-, registratie en opvolgingssysteem) De milieuklachten worden ingediend en gecentraliseerd bij de milieudienst. Er wordt indien mogelijk onmiddellijk feed-back gegeven aan de klager. Voor milieuklachten die worden gemeld buiten de kantooruren, wordt een regeling voor permanentie (met automatische doorschakeling) voorzien naar de politiediensten. Er is internettoegang aanwezig op de milieudienst. De gemeente Beveren werd uitgekozen als proefgemeente in de operationele startfase van MKROS. Het centraal meldpunt zal naar de bevolking bekendgemaakt worden via het gemeentelijk infoblad/lichtkrant. Dit meldpunt blijft evenwel de dienst milieubescherming. Na de verschillende fasen in het kader van het pilootproject doorlopen te hebben, bracht de gemeente Beveren een negatief advies uit voor de toenmalige versie, omwille van de incompatibiliteit met de eigen informaticasystemen van de gemeente. d. Rioleringsdatabank De gemeente heeft beslist om de rioleringsgegevens in een GIS in te voeren voor de opmaak en het beheer ervan. Geleidelijk aan zullen alle diensten hier hun gegevens in invoeren. Hiertoe werd de GIS-cel in de loop van 2004 uitgebreid met 5 medewerkers. De gemeente heeft de intentie om gegevens uit te wisselen met het Vlaamse Gewest van zodra het systeem operationeel is. Momenteel zijn het Vlaamse Gewest en Aquafin in onderhandeling ten behoeve van het informaticasysteem waar gegevens uitwisselbaar zijn.
Acties In.03 In.04:
instappen in het gewestelijk natuur- en milieuvergunningenloket van het Vlaams gewest, koppeling van de eigen rioleringsdatabank aan deze van Aquafin
1.3.6
Integratie op gemeentelijk en intergemeentelijk vlak
Algemeen De gemeente dient te werken aan een geïntegreerd duurzaam lokaal milieubeleid. Binnen het kader van de Samenwerkingsovereenkomst impliceert dit dat ten minste de verschillende beoogde doelstellingen (instrumentarium en clusters) op elkaar worden afgestemd. Hiertoe wordt ambtelijk overleg gepleegd met de ambtenaren uit de verschillende milieusectoren en de beleidsdomeinen Landbouw, Energie, Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Mobiliteit, de technische diensten, eventuele andere relevante diensten en de duurzaamheidsambtenaar.
Gemeente Beveren Gemeente Beveren opteerde om de werkgroepen gesplitst te houden voor wat betreft de verschillende clusters en niet alles te centraliseren in één stuurgroep, daar de materie te omvangrijk is. Momenteel zijn er een aantal stuur/werkgroepen operationeel * Stuurgroep IBOGEM voor wat betreft het deel afvalstoffen van de cluster vaste stoffen (met ambtenaren van gemeente Beveren en omliggende gemeenten Zwijndrecht en Kruibeke). * Energiecel met als doel de werkingskosten te beperken door aan REG (rationeel energiegebruik) te doen vanuit verschillende diensten. Via de energiecel kan dit planmatig
Bodemkundige Dienst van België
18
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
gebeuren. Alle gebouwverantwoordelijken zullen hierbij betrokken worden, dit zijn zo’n 50 personeelsleden. * Werkgroep pesticidenreductie ter coördinatie van opmaak en uitvoering van de reductie van bestrijdingsmiddelen. * Werkgroep duurzaam bouwen voor de coördinatie en de opmaak van subsidiereglementen zoals hemelwateropvang en infiltratievoorziening, individuele afvalwaterzuivering met aanpassing van bestaande reglementen, toepassingen van zonne-energie, gebruik van FSChout, en opmaak van een nieuw reglement groendaken. * Werkgroep duurzaamheid voor coördinatie van dienst duurzaamheid met schepen Leefmilieu en afdelingshoofd grondgebiedszaken. * Werkgroep interne milieuzorg bestaat uit personeelsleden van alle diensten. Bedoeling is om nieuwe acties te lanceren, alsook om ervaringen en ideeën uit te wisselen, en om acties te evalueren. Komt zo ’n 2x per jaar samen. * Ook wordt gebruik gemaakt van het diensthoofdenoverleg om thema’s als interne milieuzorg op de agenda te plaatsen. Zo stroomt de info nogmaals door naar alle diensten. Ander overleg rond clusters vaste stoffen, water, energie, natuur en hinder worden gehouden in het kader van de opmaak van het milieujaarprogramma met de personen van betrokken diensten.
1.3.7
Toezicht
Algemeen De gemeente krijgt uitgebreide bevoegdheden toebedeeld wat milieuovertredingen en registratie en opvolging van milieuklachten:
betreft
toezicht
op
De gemeente is belast met de controle op de als hinderlijke ingedeelde inrichtingen van tweede en derde klasse (Vlarem I). Deze taak dient uitgevoerd te worden door een persoon die beschikt over een Vlarem bekwaamheidsbewijs. Indien de gemeente niet beschikt over een persoon met een Vlarem bekwaamheidsbewijs, sluit de gemeente een overeenkomst af met de politiezone, waarin een samenwerking wordt afgesproken. Deze Samenwerkingsovereenkomst bevat ten minste: de taakverdeling en de wijze van samenwerking; de opmaak van een lijst waarin de toezichtacties op milieuovertredingen worden beschreven; het aanduiden van een aanspreekpunt per gemeente voor de milieuovertredingen; de bemiddelingsrol die de gemeente opneemt. Binnen de grenzen van hun territoriale bevoegdheid worden overtredingen op de natuurvergunningen en de vrije velddelicten opgespoord en vastgesteld door de gemeente. Het toezicht omvat tevens het opsporen van illegaal ontwijkgedrag met betrekking tot afvalstoffen. De gemeente treedt op als conflictbemiddelaar bij lokale hinderproblemen die veroorzaakt worden door alle inrichtingen. De gemeente organiseert een centraal meldpunt. Dit wordt best op gemeentelijk niveau besproken met de verschillende betrokken gemeentediensten (milieudienst, infoloket, lokale politie,...). Idealiter worden alle milieuklachten op een zelfde adres gemeld. In sommige gemeenten staat momenteel uitsluitend de lokale (milieu)politie in voor de behandeling (registratie en opvolging) van milieuklachten. In andere gemeenten is er reeds een doorgedreven samenwerking tussen (milieu)politie en milieudienst. In nog andere gemeenten is er voorlopig nog geen gestructureerde informatie-uitwisseling of samenwerking tussen milieudienst en lokale politie en behandelen beide diensten binnenkomende milieuklachten.
Gemeente Beveren Op de dienst Milieubescherming zijn er 3 personen in het bezit van een Vlaremattest: E. Joosen (Milieuambtenaar), M. Stoop (Milieudeskundige) en C. Craps (Laborant). Er is eveneens een verscherpt toezicht in het haven- en industriegebied m.b.t. opslag en behandeling van
Bodemkundige Dienst van België
19
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
gevaarlijke stoffen. Tevens bestaat er een goede samenwerking met de gemeentelijke politie, de scheepvaartpolitie, de havenkapiteindiensten en de afdeling Milieu-inspectie OostVlaanderen. Het aanspreekpunt voor milieuovertredingen is de dienst Milieubescherming. Burgers kunnen hier aan het milieuloket terecht voor al hun vragen en problemen.
1.3.8
Samenwerkingsverbanden
Algemeen Zowel voor de opmaak als de uitvoering van het milieubeleidsplan zal de gemeente moeten samenwerken met andere overheden en instanties (met andere gemeenten, intercommunales, het provinciebestuur, de Vlaamse overheid, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten,...). Het kan immers interessant zijn dat bepaalde knelpunten in hun regionaal verband geplaatst worden en nagegaan wordt hoe deze knelpunten voor die regio in zijn geheel kunnen worden opgelost. Anderzijds kan door intergemeentelijke samenwerking een grotere efficiëntie in bepaalde takken van het milieubeleid gerealiseerd worden, denken we maar aan afvalophaling en -inzameling.
Gemeente Beveren Om de milieukwaliteit binnen het grondgebied blijvend te verbeteren werkt de gemeente samen met diverse overheden en instanties, zoals bijvoorbeeld: − de IC Intergem in het kader van cluster energie. − Ibogem wat betreft de cluster afval. Deze is belast met de afvalproblematiek van de gemeente. − de provincie in het kader van milieuvergunningsdossiers en in het kader van het milieucontract dat ze in 2002 ondertekende, waardoor ze kon rekenen op provinciale steun. − het Polder Land van Waas betreffende de opmaak van een deelbekkenbeheersplan. − IC Land van Waas betreffende de rapportering van de waterkwaliteit van oppervlaktewater (beken) en intergemeentelijk overleg. − de Provinciale Milieuvergunningscommissie in het kader van milieuvergunningen − VMM: luchtanalyse gegevens van de milieudienst worden overgemaakt − CLW (Centrum tegen lucht- en waterverontreining) Antwerpen − Havenkapiteindienst Antwerpen aangaande gevaarlijke goederen in de haven Er is een grensoverschrijdend overleg tussen Beveren, Sint-Gillis-Waas, Stekene en Hulst. Dit overlegorgaan komt 2 maal per jaar samen. Hierbij wordt gekeken hoe de buurgemeenten een bepaalde thematiek aanpakken. Voorbeelden van thema’s die besproken worden zijn verkeer, afval, brandpreventie, … Er werd de afspraak gemaakt dat de buurgemeenten ingelicht worden van alle hinderlijke inrichtingen binnen 100 m van de grens. Het is de bedoeling van de gemeente deze overheden en instanties verder te blijven betrekken bij de uitvoering van het gemeentelijk milieubeleidsplan. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor beide intercommunales en de dienst milieubescherming.
Acties In.05:
samenwerkingsverbanden met bedrijven, instanties en andere overheden optimaliseren en waar aangewezen uitbreiden
Bodemkundige Dienst van België
20
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
1.4
Adviesraad voor milieu en natuur
Algemeen
Instrumentarium
Het Decreet inzake algemene bepalingen Milieubeleid (DABM) van 5 april 1995 dat doelstellingen en beginselen omvat betreffende het te voeren milieubeleid in Vlaanderen op de verschillende bestuursniveaus, regelt via een uitvoeringsbesluit van 14 juni 2002 tevens de oprichting en werking van de milieuadviesraad. De gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur, kortweg milieuadviesraad, adviseert de gemeente over het gemeentelijk milieu- en natuurbeleid. De raad heeft het recht om op eigen initiatief over alle beleidsdossiers, waarvan zij vindt dat er milieu- en/of natuurbelangen in het geding zijn, advies uit te brengen. De milieuadviesraad vormt tevens een belangrijke actor in het creëren van een draagvlak voor het gemeentelijk milieu- en natuurbeleid en in het stimuleren van het maatschappelijk debat met betrekking tot dit gemeentelijk milieu- en natuurbeleid. In de Samenwerkingsovereenkomst worden duidelijk afgebakende statuten en bevoegdheden gedefinieerd. Een huishoudelijk reglement en afsprakennota dienen te worden opgesteld. De samenstelling (stemgerechtigde, niet-stemgerechtigde leden, waarnemers, voorzitter en secretaris), alsook de werking en ondersteuning van de raad worden gereglementeerd. Jaarlijks stelt de milieuadviesraad een jaarverslag op dat bezorgd wordt aan de gemeenteraad.
Gemeente Beveren Sinds 13 jaar beschikt de gemeente over een milieuraad. Deze milieuraad vergadert doorgaans zeven maal per jaar, het dagelijks bestuur 6 maal. De milieuraad wordt om advies gevraagd aangaande: het ontwerp milieujaarprogramma, de gemeentelijke begroting, subsidiereglementen en andere milieuaangelegenheden. Het gemeentebestuur verleent ondersteuning onder de vorm van het ter beschikking stellen van een lokaal (Cultureel Centrum Ter Vesten of Kasteel Cortewalle); bijwonen van de milieuraden door de milieuambtenaar en de duurzaamheidsambtenaar; voorzien van budget in de begroting voor de goede werking; uitvoeren van administratieve taken door het gemeentelijk personeel (kopiëren, opstellen van verslagen, verzenden, …); geïnteresseerde leden worden via e-mail op de hoogte gehouden van milieuvergunningsaanvragen klasse 1 en allerhande infovergaderingen georganiseerd door de gemeente. De gemeente heeft voor de vergaderingen en activiteiten van de milieuraad en alle andere gemeentelijke adviesraden een verzekeringspolis burgerlijke aansprakelijkheid en lichamelijke ongevallen. In 2004 zetelden in de milieuraad : 3 milieu- en natuurverenigingen 3 onderwijsnetten 4 andere verenigingen 3 werknemersorganisaties 6 andere adviesraden 3 uit agrarische sector 4 werkgevers en vrije beroepen 7 individueel geïnteresseerden 3 verbruikersverenigingen 3 ambtenaren 5 politieke fracties 1/3e verhouding milieu- en natuurverenigingen en stemgerechtigden man of vrouw wordt tot op heden niet nageleefd. Hoewel er in het verleden reeds acties gebeurden (schrijven gericht aan leden meer dan 3x afwezig), zal het dagelijks bestuur dit probleem nogmaals onder de loep nemen. De vereiste verhoudingen zullen in de loop der jaren verder worden nagestreefd.
Bodemkundige Dienst van België
21
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
Knelpunten en acties Ondanks de inspanningen van de milieuraad werden er weinig effectieve resultaten geboekt. In.06:
optimaliseren van de vereiste samenstelling van de milieuraad, tevens trachten de opkomst te vergroten en de daadkracht te versterken zodat meer resultaten geboekt worden,
In.07:
Hersamenstelling van de milieuraad bij de nieuwe legislatuur.
1.5
Participatie
Algemeen Gemeenten die niveau 2 van de Samenwerkingsovereenkomst ondertekenen, engageren zich tot het voeren van een participatief milieu- en natuurbeleid. Dit is een beleid waarbij burgers en maatschappelijke doelgroepen worden betrokken bij het plannen, uitvoeren en evalueren van het lokale leefmilieubeleid. De gemeente stimuleert allerhande participatiekanalen, ook financieel.
Gemeente Beveren De gemeente Beveren heeft de Samenwerkingsovereenkomst enkel ondertekend op niveau 1 en voert in het kader hiervan dan ook geen participatief beleid. Dit neemt echter niet weg dat de gemeente op verschillende vlakken tracht de inwoners te betrekken bij het milieubeleid, bv. betrekken van wijkbewoners bij herinrichting van groene zones en speelpleinen, scholen actief betrekken bij zaken i.v.m afval, plantacties, klimaatwijken, … Ook het betrekken van de milieuraad ter advisering bij bepaalde projecten of beleidsaspecten vormt een belangrijk onderdeel van het participatief beleid van de gemeente.
1.6
Lokaal gezondheidsoverleg
Algemeen LOGO’s zijn reeds verscheidene jaren actief in Vlaanderen en vormen een netwerk of samenwerkingsverband van lokale en regionale instanties en organisaties actief op het gebied van ziektepreventie en gezondheidsbevordering. Elk LOGO heeft de opdracht te werken aan de vijf gezondheidsdoelstellingen opgesteld door de Vlaamse overheid. In 2004 werd het thema ‘milieu-gezondheid’ aan dit takenpakket toegevoegd. Tijdens lokale acties en sensibilisatiecampagnes als gevolg van het gemeentelijk milieubeleidsplan kan het LOGO actief betrokken worden. Het kan een adviserende, ondersteunende of meewerkende rol spelen wanneer gezondheidsaspecten die beïnvloed worden door het binnen- of het buitenmilieu onder de aandacht worden gebracht. Naast de LOGO’s zijn in Vlaanderen dertien Medisch Milieukundigen actief (MMK) die deel uitmaken van één of meerdere LOGO’s. De MMK’s staan dicht bij de burger en zijn het aanspreekpunt voor vragen en klachten rond milieu en gezondheid. Ze behoren tot de onafhankelijke vzw OCL en werken actief mee met lokale overheden op vlak van (risico)communicatie. Thema’s die aan bod komen binnen LOGO’s zijn bijvoorbeeld gezondheidseffecten te wijten aan: plagen van processierupsen, ongezonde woningen, asbestproblematiek, cadmiumverontreiniging, industriële activiteiten, …
Bodemkundige Dienst van België
22
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Instrumentarium
Vermelden we dat milieu en gezondheid binnen de Beleidsnota Milieu en Natuur 2004-2009 van de Vlaamse Regering één van de thema’s is met aandacht voor onderzoek, gegevensverzameling en normen.
Gemeente Beveren De gemeente Beveren valt binnen het werkingsgebied van het Lokaal Gezondheidsoverleg Waasland, één van de zes Oost-Vlaamse LOGO’s. (LOGO Waasland, WGK, Onze - Lieve Vrouwstraat 28, 9100 Sint-Niklaas, Tel 03/777 39 17). De Medisch Milieukundige actief binnen het Lokaal Gezondheidsoverleg Waasland is Nel Van Lent. Binnen de gemeente Beveren staat de dienst milieubescherming in voor de contacten met het LOGO.
Acties In.08:
samenwerking met het LOGO uitvoeren indien noodzakelijk
Bodemkundige Dienst van België
23
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.
Milieubeleid per cluster
2.1
Vaste stoffen
2.1.1
Milieuverantwoord productgebruik
2.1.1.1
Beschrijving
Cluster: Vaste stoffen
Met het milieuverantwoord gebruik van producten wordt het efficiënt inzetten van en een keuze voor producten bedoeld, die de minste milieueffecten veroorzaken in hun volledige levensloop van grondstoffase over de productie- en gebruiksfase tot en met de afvalfase. Dit betekent dat er gestreefd wordt naar de beperking van de uitputting van grondstoffen, van de milieuschade van de productie, het gebruik en de verwerking na gebruik. Verschillende stoffen kunnen als milieugevaarlijk beschouwd worden indien zij tijdens hun productie, gebruik of opslag aanleiding kunnen geven tot milieuverontreiniging of gezondheidsproblemen voor mens of dier. De meest gekende voorbeelden van zulke stoffen zijn zware metalen, asbest, bestrijdingsmiddelen, PCB’s, PAK’s en dioxines die bij te grote dosissen schadelijke effecten vertonen. Vaak kunnen deze stoffen zich over grote afstand verspreiden en terechtkomen in bodem, water en/of lucht. Via (bio)accumulatie kunnen zij veelal op middellange termijn een risico inhouden voor mens en milieu. Toch wordt onder milieuverantwoord productgebruik meer verstaan dan het omgaan met milieugevaarlijke stoffen. Ook een niet duurzame aanwending van al dan niet natuurlijke basisgrondstoffen zoals water, fossiele brandstoffen, ertsen, … kan op termijn leiden tot uitputting hiervan of tot een grote belasting van het milieu voor de verwerking of verwijdering van de afvalproducten. In dit onderdeel wordt dan ook aandacht besteed aan het duurzame gebruik van grondstoffen en milieugevaarlijke producten. Specifieke aspecten met betrekking tot afvalverwerking, lucht-, water- of bodemverontreiniging worden besproken in de desbetreffende clusters.
2.1.1.2
Beleidskader
Hogere overheid Van een Vlaamse wetgeving betreffende duurzaam productgebruik is vooralsnog geen sprake. Zo vindt men in de huidige regelgeving rond openbare aanbestedingen (bv. KB van 26 september 1996 betreffende algemene aannemingsvoorwaarden) hierover geen specifieke juridische context terug. Toch kan de aanbestedende overheid ook nu reeds milieucriteria integreren in haar bestekken, op voorwaarde dat deze niet leiden tot concurrentievervalsing of discriminatie. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het opleggen van het gebruik van FSCgelabeld hout, van COPRO-gekeurde recyclagematerialen of van compost met het VLACO label. De wetgeving is heel wat duidelijker en explicieter in verband met de milieuschadelijke stoffen zoals bestrijdingsmiddelen, asbest, ozonafbrekende stoffen, zware metalen, … De Vlaamse reglementering inzake de verspreiding van milieugevaarlijke stoffen is hoofdzakelijk opgenomen in VLAREM II onder vorm van emissiegrenswaarden en van kwaliteitsdoelstellingen voor de omgevingsconcentratie in de lucht, de bodem, het grond- en het oppervlaktewater.
Bodemkundige Dienst van België
24
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Vaste stoffen
Bestrijdingsmiddelen krijgen bijzondere aandacht van de nationale en de gewestelijk wetgevers in onder meer: o o o
de wet van 11 juli 1969 betreffende pesticiden en grondstoffen voor land-, tuin-, bosbouw en veeteelt. het KB van 1 juni 1975 op het bewaren, verkoop en gebruik van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik en het KB van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, op de markt brengen en gebruik van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. het decreet van 21 december 2001 houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest.
Reglementering met betrekking tot bescherming van werknemers tegen asbest is opgenomen in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en het KB van 3 februari 1998 verbiedt het op de markt brengen, vervaardigen en het gebruik van 5 soorten asbest in België. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het komen tot een duurzame aanwending van basisgrondstoffen en –producten vormt een belangrijk aspect in het milieuverantwoord productbeleid. Specifieke plandoelstellingen met betrekking tot duurzaam omgaan met water, energie of afval worden weergegeven en behandeld in de desbetreffende clusters. In het Vlaams milieubeleidsplan worden geen concrete doelstellingen geformuleerd betreffende het gebruik van milieuvriendelijke producten. Wel streeft de Vlaamse overheid in haar langetermijndoelstelling (2025) op vlak van milieugevaarlijke stoffen naar concentraties in het milieu die de achtergrondwaarden voor natuurlijk voorkomende stoffen benaderen. Voor synthetische stoffen worden waarden zo dicht mogelijk bij de nulconcentratie betracht. In eerste instantie dient hierbij het risico voor mens en milieu tot een aanvaardbaar en zo mogelijk verwaarloosbaar niveau te worden teruggebracht. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 In haar toekomstvisie 2005-2009 met betrekking tot 'producten en grondstoffen' stelt de provincie dat zij streeft naar een beperking van het grondstoffengebruik en van de milieuschade van de producten, zowel bij de productie als bij het gebruik en de verwerking na gebruik. De provincie zal daarom het gebruik stimuleren van hernieuwbare grondstoffen, milieuvriendelijke,eerlijk en lokale producten, zowel binnen de eigen organisatie als bij de inwoners en bedrijven in de provincie. Specifiek voorziet zij het gebruik van bestrijdingsmiddelen door haar eigen diensten terug te brengen tot nul in 2015. De provincie wenst deze visie te realiseren via de volgende doorlopende acties:
duurzaam grondstoffen- en productgebruik inbouwen in de eigen werking en stimuleren via doelgroepgerichte acties rond diverse productgroepen sensibilisatie van de burgers voor een verantwoord product- en grondstoffengebruik ondersteuning van de gemeenten sensibilisatie van de scholen
'Milieubewuster aankopen' en 'Duurzaam bouwen in Oost-Vlaanderen zijn de twee projecten opgenomen in het provinciale milieubeleidsplan met betrekking tot dit thema.
Gemeentelijke taken en bevoegdheden Op het vlak van duurzaam omgaan met grondstoffen en milieuvriendelijke productgebruik heeft de gemeente belangrijke taken te vervullen, zowel wat betreft de implementatie van de diverse regelgevingen als wat betreft het informeren en het sensibiliseren van de burgers. Zo beschikt de gemeente over specifieke bevoegdheden met betrekking tot bepaalde ingedeelde hinderlijke inrichtingen als vergunningingsverlenende en toezichthoudende instantie. Als overheidsinstantie die het dichtst bij de burger staat is de gemeente vaak het best geplaatst om
Bodemkundige Dienst van België
25
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Vaste stoffen
haar inwoners op de hoogte te houden over het gevoerde beleid in verband met milieuvriendelijkheid en duurzaamheid. Als gebruiker van diverse producten (bijvoorbeeld pesticiden) en opdrachtgever voor belangrijke projecten (bouwprojecten) dient de gemeente in eerste instantie zelf de vigerende regelgeving in acht te nemen, en kan zij hierbij een belangrijke voorbeeldfunctie vervullen voor de bevolking. De uitvoering van het pesticidenreductieplan, of het invoeren van een aangepast gemeentelijke aankoopbeleid, met hieraan gekoppeld een informatieen sensibiliseringscampagne voor de bevolking, zijn hiervan uitstekende voorbeelden. Daarnaast kan de gemeente als aanbestedende overheid, milieucriteria integreren in haar bestekken op voorwaarde dat deze niet leiden tot concurrentievervalsing of discriminatie. Samenwerkingsovereenkomst De gemeente Beveren heeft voor de cluster Vaste stoffen ingetekend op het ambitieniveau 1. Bijgevolg moet zij vanaf 2005 minstens het milieuverantwoord productgebruik van bestrijdingsmiddelen, duurzaam geëxploiteerd hout en secundaire grondstoffen implementeren in de werking van de eigen diensten. In 2006 en 2007 dient telkens het milieuverantwoord productgebruik van een extra product opgenomen te worden. Bovendien geldt vanaf het jaar 2006 dat de producten waarvoor milieuverantwoord productgebruik geïmplementeerd wordt, uit minstens drie verschillende productgroepen moeten komen. De verschillende productgroepen zijn: kantoormaterialen, cateringproducten, schoonmaakmiddelen, materialen voor tuin/groenaanleg, -onderhoud & meubilair en bouw- & onderhoudsmaterialen.
2.1.1.3
Stand van zaken
Algemeen Gegevens betreffende milieuverantwoord productgebruik op gemeentelijk niveau zijn eerder schaars. Gerelateerde gegevens zoals bijvoorbeeld het aantal aangetroffen bestrijdingsmiddelen als actieve stof in het oppervlaktewater wijzen op minder dan 20 stoffen te Kallo en 21-30 stoffen te Verrebroek. Dit aandeel te Verrebroek is vrij hoog. (MIRA-T, 2003) Het gehalte aan PCB’s in paling geeft ook een indicatie van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het milieu. Drie staalnameplaatsen in de Schelde nabij Beveren geven allemaal een sterk afwijkend gehalte aan PCB’s in het weefsel van deze dieren. (MIRA-T, 2003)
Reeds gevoerd beleid Op gebied van milieuverantwoord productgebruik heeft de gemeente Beveren volgende acties ondernomen: -
gebruik van houtsnippers afkomstig van Polderbestuur of eigen diensten als materiaal voor de Finse piste, oprichting van een productgroep bestrijdingsmiddelen met aanstelling van een pesticidencoördinator, indiening van de eerste 2 delen van het reductieplan bestrijdingsmiddelen met aandacht voor pesticidenvrij houden van voetwegels, maaien rond bushokjes met de zeis, gebruik van borstelmachines en onkruidbrander, op de jaarbeurs (éénmalig) en jaarlijks via het gemeentelijk infoblad sensibilisering van de inwoners betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen, in bestekken opleggen van verbod tot gebruik van sproeistoffen, afbouw van het gebruik van sproeistoffen met overschakeling naar minder belastende actieve stoffen, gebruik van FSC-hout en aankopen van materiaal met FSC-hout, tevens werd een subsidiereglement opgesteld om de inwoners te stimuleren FSC-hout aan te kopen. Er werd ook een tentoonstelling gehouden,
Bodemkundige Dienst van België
26
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010 -
-
Cluster: Vaste stoffen
gebruik van gerecycleerd papier en actie papierbesparing binnen de eigen diensten, bv. recto verso printen, gebruik van enkelzijdig gebruikt papier als kladpapier, gebruik van estafette-enveloppen, chloorvrij gebleekt papier, meer interne mail, … gebruik van breekpuin en compost als secundaire grondstof, diverse acties op vlak van schoonmaakproducten: ontrading en afbouw gebruik chloortabletten en vaatwastabletten, gebruik van milieuvriendelijkere luchtverfrissers, boenwasproduct en vegers. Opleiding van schoonmaakpersoneel met aandacht voor milieuverantwoord productgebruik, controle op opslag en aankoop van producten. inzameling van printcassettes en toners, het in bestekken opleggen van het gebruik van compost met Vlaco-label en van breekpuin met COPRO-label of gelijkwaardig, rationalisering van strooizoutgebruik door gebruik te maken van professioneel meteorologisch strooiadvies en aankoop van twee nieuwe strooimachines die efficiënter strooien, informatieverstrekking over de verwijdering van radioactieve bliksemafleiders en inventarisatie van de bliksemafleiders op gemeentelijke gebouwen met het oog op verwijdering door een gespecialiseerde firma.
2.1.1.4
Doelstellingen
Lange termijn Op gebied van milieuverantwoord productgebruik wenst Beveren te komen tot een situatie waar economisch en ecologisch wordt omgesprongen met producten die hetzij tijdens hun productie, hetzij door gebruik of door de verwijdering ervan negatieve gevolgen hebben voor het milieu. De gemeente Beveren wil het gebruik van deze producten zo laag mogelijk houden en zoveel als mogelijk gebruik maken van milieuvriendelijkere alternatieven. Specifiek met betrekking tot pesticidengebruik is de uiteindelijke doelstelling om tegen 2015 het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het onderhoud van gemeentelijk groen volledig te bannen.
Planning Tijdens de planperiode wil zij de in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst ingeslagen weg verder zetten met bijzondere aandacht voor; het zuiniger omspringen met kantoormaterialen, schoonmaakmiddelen, bestrijdingsmiddelen. Er zal ook getracht worden om de bestaande werkwijzen waar nodig aan te passen zodat gekomen wordt tot een meer milieuverantwoorde werkwijze. Het aandeel secundaire grondstoffen en duurzaam geëxploiteerd hout gebruikt door de eigen diensten dient te vergroten. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen zal verder afgebouwd worden. De gemeente zal aandacht besteden aan het blijven sensibiliseren en informeren van de bevolking, scholen en bedrijven om zo een meer milieubewust aankoopgedrag en handelswijze te stimuleren.
2.1.1.5
Knelpunten en acties 1. Er wordt door particulieren en bedrijven nog te veel gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Bovendien is niet geweten in welke mate nog gebruik wordt gemaakt van producten waarvan het gebruik niet langer toegestaan is of in welke mate gebruik gemaakt wordt van bestrijdingsmiddelen waarvoor reeds milieuvriendelijkere alternatieven bestaan. Vm.01:
bij beheer van openbaar groen maximaal werken volgens de principes opgenomen in “Zonder is gezonder, draaiboek voor de afbouw van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten” van de Vlaamse Overheid,
Vm.02:
maximaal gebruik maken van streekeigen of inheems plantgoed in openbaar groen om zo het gebruik van bestrijdingsmiddelen te beperken,
Bodemkundige Dienst van België
27
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Vaste stoffen
Vm.03:
meer gebruik maken van natuurlijke vijanden bij bestrijding van ziekten en plagen, bv. feromoonvallen, bodemaaltjes,
Vm.04:
actieve informatie en sensibilisatiecampagnes naar de diverse doelgroepen opstellen met betrekking tot het gebruik van milieuvriendelijkere bestrijdingsmiddelen, verven, lijmen, oplosmiddelen, bouwmaterialen of alternatieve werkwijzen in het algemeen, hiertoe wordt een prioritering wat betreft milieuvriendelijkheid van verven opgenomen,
Vm.05:
het gebruik van strooizout verder rationaliseren door een kritische evaluatie van het bestaande strooischema en de dosering verder trachten te verfijnen,
Vm.06:
De mogelijkheid wordt onderzocht om houtsnippers gratis ter beschikking te stellen,
2. Milieuverantwoord productgebruik in de ruime zin van het woord is nog te weinig ingeburgerd waardoor het leefmilieu soms nodeloos belast wordt met producten of werkwijzen waarvoor milieuvriendelijkere alternatieven bestaan. Vm.07:
een actieve voorbeeldfunctie vervullen door gebruik te maken van milieuvriendelijke en duurzame alternatieven en hieraan ook ruchtbaarheid te geven aan de bevolking,
Vm.08:
het aansporen van schooldirecties tot het aankopen van milieuvriendelijk schoolmateriaal in het kader van BAS (Bewust Aankoper van Schoolgerief),
Vm.09:
aandacht besteden aan gebruik en opslag van milieugevaarlijke producten door eigen diensten,
Vm.10:
gebruik van materialen met Europees keurmerk of equivalent ecolabel blijven opleggen in offertes, bestekken en lastenboeken,
Vm.11:
de bevolking informeren over het gebruik van producten met eco-labels,
Vm.12:
opname van het gebruik van FSC-hout in bestekken.
Enkele van de weergegeven acties zijn gerelateerd aan acties met betrekking tot de deelcluster openbaar groen.
Bodemkundige Dienst van België
28
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.1.2
Afvalstoffen
2.1.2.1
Beschrijving
Cluster: Vaste stoffen
Het afvalstoffendecreet definieert afvalstoffen als “elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Essentieel in deze definitie is de relatie die gelegd wordt tussen de houder van een stof en diens intenties of wettelijke verplichtingen ten aanzien van die stof. Het uitmaken of iets al dan niet een afvalstof is moet in eerste instantie nagegaan worden vanuit het standpunt van de houder ervan, niet vanuit het standpunt van de bestemmeling. Economische appreciatie is geen criterium. De afvalstoffen worden in functie van hun aard of herkomst onderverdeeld in huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen. Naast de indeling in huishoudelijk afval en bedrijfsafval, kunnen afvalstoffen nog verder worden ingedeeld in bijzondere afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Omdat het beheer en de verwerking van afvalstoffen vaak een belasting betekenen voor het milieu en de maatschappelijke kost hoog is, zijn afvalpreventie, -recyclage en recuperatie dan ook noodzakelijk om de afvalberg zo klein mogelijk te houden. Merken we op dat afvalstoffen zowel vast, vloeibaar als gasvormig kunnen zijn en in een aantal gevallen aanleiding kunnen geven tot verontreiniging van bodem, water of lucht. Deze aspecten zullen meer in detail worden behandeld onder de cluster Water en de cluster Hinder.
2.1.2.2
Beleidskader
Hogere overheid De Europese kaderrichtlijn Afval uit 1975 legt het kader vast van het Europese afvalbeleid. Sindsdien zijn er al meer dan 50 afvalrichtlijnen, -beschikkingen en -verordeningen tot stand gekomen. Ze hebben betrekking op zeer uiteenlopende onderwerpen, gaande van het storten, verbranden of grensoverschrijdend transporteren van afvalstoffen tot de selectieve inzameling en recyclage van batterijen, verpakkingsafval, autowrakken en elektrische apparaten. Het Vlaamse afvalbeleid wordt voor een groot deel bepaald door Europese wetgeving. Soms vormt Europese regelgeving de aanleiding voor het opstellen van nieuwe Vlaamse regels, zoals dit bijvoorbeeld het geval was voor het Afvalstoffendecreet van 1981. In andere gevallen loopt het Vlaamse afvalbeleid voor op Europa. Op Vlaams niveau zijn volgende bepalingen zijn van belang met betrekking tot afvalstoffen: o
Het Afvalstoffendecreet vormt de wettelijke basis voor het realiseren van het afvalstoffenbeleid binnen het Vlaamse gewest. Het decreet dateert oorspronkelijk van 2 juli 1981 maar werd in 1994 fundamenteel gewijzigd.
o
Het VLAREA bundelt bijna alle uitvoeringsbesluiten bij het Afvalstoffendecreet. Het VLAREA dat sinds 1 juni 1998 van kracht was, is op 5 december 2003 grondig gewijzigd. De veranderingen situeren zich in alle hoofdstukken, maar de belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de invoering van nieuwe aanvaardingsplichten, de regeling inzake inzameling, vervoer en verwerking van afvalstoffen, en de registratie- en rapportageverplichtingen.
o
Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen (UHA) 2003 – 2007 is een beleidsplan dat de doelstellingen (zowel kwalitatief als kwantitatief) omvat die de Vlaamse overheid wil bereiken inzake preventie,selectieve inzameling en eindverwerking van huishoudelijk afval. Tevens wordt aangegeven welke acties en middelen daartoe zullen worden ingezet. De
Bodemkundige Dienst van België
29
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Vaste stoffen
opgesomde acties worden nagenoeg allemaal genomen door het Vlaamse Gewest zelf, maar meestal worden bij de uitvoering ook andere overheden of organismen betrokken. De doelstellingen en programmering zijn bindend, tenzij anders vermeld, en dit voor alle overheden, zowel gewestelijk, provinciaal, intercommunaal als gemeentelijk, die belast zijn met taken van openbaar nut inzake het milieubeleid. Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 De doelstelling van de Vlaamse overheid is het terugdringen van de hoeveelheid en van de schadelijkheid van de afvalproductie en de hieraan verbonden milieudruk tot een niet te vermijden minimum. Een belangrijk aspect hierbij is de verwerkingshiërarchie waarbij achtereenvolgens voorkeur wordt gegeven aan preventie, hergebruik, recyclage en compostering, verbranding met energierecuperatie, verbranding zonder energierecuperatie en tenslotte storten. Deze verwerkingshiërarchie wordt ook wel “De ladder van Lansink” genoemd. Specifieke doelstellingen uit het Vlaams milieubeleidsplan zijn: o o o o o o
de vermindering van de hoeveelheid bedrijfsafval t.o.v 2002, de productie van bedrijfsafval doen achterblijven op de economische groei t.o.v. 2002 de hoeveelheid definitief verwijderde bedrijfsafvalstoffen verminderen met minstens 20% t.o.v 2000, de totale hoeveelheid huishoudelijk afval behouden of verminderen ten opzichte van het niveau in 2000, de productie van huishoudelijk afval lager te houden dan de groei van de consumptie t.o.v. 2000, de jaarlijkse hoeveelheid definitief verwijderde afvalstoffen verminderen tot gemiddeld 150 kg per inwoner.
Provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 In het milieubeleidsplan 2005-2009 formuleert de provincie Oost-Vlaanderen haar toekomstvisie als volgt: 'De provincie wil de hoeveelheid geproduceerd afval en de milieuschadelijkheid ervan verminderen en dit volgens het principe van de ladder van Lansink. Ze wil dat bereiken door een sterkere coördinatie van het Oost-Vlaams afvalbeleid en een betere samenwerking met gemeenten en afvalintercommunales. De provincie wil op deze manier de doelstellingen van MINA-3 en van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke afvalstoffen 2003-2007 mee realiseren.' De provinciale plandoelstellingen om dit te realiseren zijn de volgende: o de werking van het provinciaal overlegplatform huishoudelijk afval verder op punt stellen met het oog op meer afstemming en samenwerking tussen de verschillende gemeenten en intercommunales op vlak van inzameling, retributie en sensibilisatie o een daling of minstens een stabilisatie van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval tegenover het begin van de planperiode o vermindering van de totale hoeveelheid definitief verwijderd Oost-Vlaams huishoudelijk afval tot 150 kg per inwoner tegen 2007 o stijging van de hoeveelheid hergebruikte kringloopgoederen tot 5 kg per inwoner in 2007 o de voorbeeldfunctie van het provinciebestuur inzake preventie verder invullen en optimaal gebruiken voor sensibilisatie De uitbouw, coördinatie en ondersteuning van het overlegplatform huishoudelijke afvalstoffen vormt het voorwerp van project 4 van het provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009. Hier zitten de verschillende afvalintercommunales van Oost-Vlaanderen periodiek samen met het oog op ervaringsuitwisseling en een betere afstemming op vlak van inzameling, retributie en sensibilisatie.
Bodemkundige Dienst van België
30
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Vaste stoffen
Gemeentelijke taken en bevoegdheden Al dan niet via de intercommunales spelen de gemeenten een essentiële rol in de aanpak van de afvalproblematiek, vermits zij decretaal verplicht zijn tot de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Ook bij andere vormen van afvalproductie kan de gemeente tussenkomen. In het verleden werd het gemeentelijke afvalbeleid hoofdzakelijk gevoerd in het kader van de verschillende opties in de milieuconvenanten 1997-1999 en 2000-2001 betreffende sensibilisatie, preventie, selectieve inzameling, kringloopcentra, … In het lopende Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen (UHA) worden de volgende taakstellingen opgelegd met betrekking tot de afbouw van de huishoudelijke afvalproductie, meer bepaald met betrekking tot de productie van afval voor eindverwerking uitgedrukt per inwoner (huisvuil (incl. PMD-residu), grofvuil en gemeentevuil) o o o
2003: 180 kg per inwoner op Vlaams niveau met een maximum van 220 kg per inwoner op gemeenteniveau 2005: 165 kg per inwoner op Vlaams niveau met een maximum van 200 kg per inwoner op gemeenteniveau 2007: 150 kg per inwoner op Vlaams niveau
Door het ondertekenen van de Samenwerkingsovereenkomst op niveau 1 engageert een gemeente er zich o.a. toe dat de acties en maatregelen die zij uitvoert, ertoe leiden dat de volgende doelstelling van het vigerende UHA betrekking tot het restafval gerealiseerd worden, met name vanaf 2005 het restafval op niveau van een gemeente terugbrengen tot 200 kg per inwoner en per kalenderjaar. Om de gemeenten bij te staan in hun afvalbeleid werden door de OVAM verschillende handleidingen opgesteld: Sensibiliseringshandboek huishoudelijke afvalstoffen, Containerpark en Afvalvoorkoming, … Bijkomend kan de gemeente ook reglementen en politieverordeningen opstellen met betrekking tot afval. Samenwerkingsovereenkomst Bovendien moeten alle gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst ondertekenden op niveau 1 voldoen aan volgende regels: -
-
Stimulatie van afvalpreventie bij haar inwoners door het uitvoeren van volgende acties en maatregelen: 1. het aanbieden van compostvaten of andere middelen om thuis te composteren en via het aanbieden van anti-reclamestickers. 2. jaarlijks 1 actieve sensibilisatie rond de preventie van minstens 1 afvalstof (GFT-afval, papierafval, verpakkingsafval, afvalarme tuin, afvalarm evenement, katoenen luiers, e.d.). Stimulatie van het hergebruik van afvalstoffen door een samenwerking met een overeenkomstig het VLAREA erkend kringloopcentrum uit te bouwen. Het uitbaten van een vergund containerpark overeenkomstig de minimum uitbatingsvoorwaarden opgenomen in het vigerende Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen. Daarnaast zal de gemeente de selectieve inzameling organiseren van GFT- of groenafval, papier en karton, glas, PMD-afval, KGA en grofvuil. Jaarlijks passieve sensibilisatie rond 1 van de volgende 3 thema’s: 1. sluikstorten, sluikstoken, zwerfvuil 2. het verkeerd aanbieden van afvalstoffen of andere vormen van illegaal ontwijkgedrag 3. ten aanzien van de KMO’s en zelfstandige ondernemers creëert de gemeente duidelijkheid over de mogelijkheden om van de gemeentelijke inzamelkanalen voor afvalstoffen gebruik te maken. De gemeente zorgt ervoor dat jaarlijks een ander thema aan bod komt en dat elk thema minstens eenmaal aan bod komt tijdens de periode 2005-2007.
Bodemkundige Dienst van België
31
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.1.2.3
Stand van zaken
Algemeen
Cluster: Vaste stoffen
Het afvalbeleid van Beveren en de coördinatie hiervan werd overgedragen naar de opdrachthoudende vereniging IBOGEM die tevens instaat voor de gemeenten Kruibeke en Zwijndrecht. De werking van IBOGEM omvat zowel de technische aspecten zoals inzameling en verwerking als de meer beleidsgerichte onderdelen zoals sensibilisatie en informatieverspreiding. In 2003 en 2004 bedroeg de hoeveelheid definitief te verwijderen restafval volgens OVAM cijfers respectievelijk 140,42 en 156,76 kg/inw. . Met dit resultaat zit Beveren momenteel aan het streefcijfer van het Vlaams Gewest van 150 kg/inwoner in 2007. Voor de jaren 1999, 2000 en 2001 bedroeg dit ongeveer 165 kg/inwoner. De eerste helft van de jaren ’90 bedroeg dit nog ruimschoots meer dan 300 kg/inwoner. Tussen de gemeente en IBOGEM bestaat een uitgebreid overleg en samenwerking. Dit uit zich onder meer op het vlak van de sensibilisatieacties en van de informatieverspreiding die grotendeels via de gemeentelijke kanalen gebeuren. Dat deze samenwerking succesvol verloopt blijkt duidelijk uit de tabel op de volgende bladzijde. Waar in de periode 1991 - 2000 nog een relatief sterke stijging werd waargenomen van de totale ingezamelde hoeveelheden afvalstoffen per inwoner is de trend sindsdien omgekeerd. Tegelijkertijd viel het percentage restfractie terug tot 30 à 35 %, wat duidt op een doorgedreven scheiding van de afvalstoffen. Alhoewel in het afgelopen jaar opnieuw een lichte stijging van de restfractie werd vastgesteld, loopt de gemeente Beveren op dit ogenblik ongeveer gelijk met de doelstellingen van de Vlaamse en van de provinciale overheden.
Het reeds gevoerde beleid Volgende acties werden reeds uitgevoerd of opgestart door de gemeente Beveren en/of IBOGEM in het kader van het afvalstoffenbeleid: -
bijhouden van een inventaris van afvalgegevens, gescheiden inzameling van diverse fracties op containerparken: papier, karton, glas, PMD, KGA, GFT, grof vuil, snoeihout, bouw- en sloopafval, metalen, roofing, autobanden, piepschuim, wit- en bruingoed, organisatie van mobiele containerparken in bepaalde deelgemeenten, selectieve huis-aan-huis inzameling van: GFT (wekelijks); restafval (tweewekelijks); PMD (twee maal per maand); papier en karton (maandelijks); glas (maandelijks); grof vuil (4 x per jaar); snoeihout (3 x per jaar); kerstbomen (1 x per jaar), sensibilisatie met betrekking tot de inhoud van PMD-zakken, in 2004 invoering van Diftar voor huis-aan-huis ophaling van GFT, inzameling van ambachtelijk vuil i.s.m C.V. Ibogem, organisatie van sensibilisatie en voorlichtingsacties i.s.m Ibogem, bijhouden van een klachtenregister met betrekking tot sluikstorten, uitbouwen van een groencomposteringsinstallatie binnen de industriezone, aanleg van een bijkomend containerpark te Verrebroek, aanbieden van anti-reclame stickers, informatiecampagne “minder afval, zoveel beter”, Ecoloft voor scholen, verspreiding van afvalpreventietips, financiële ondersteuning door IBOGEM voor jeugdverenigingen die werken rond afvalpreventie, bij aankoop van herbruikbare luiers, herbruikbare bekers, organisatie van een gratis cursus thuiscomposteren, uitbouw van een compostmeesternetwerk en informeren van infostanden, goedkoop aanbieden van compostvaten, handelaarsactie betreffende afvalarm aankopen met spaarkaart boodschappentas, aanpak van hondenpoepproblematiek via plaatsing borden, verdeelautomaten en containers voor de zakjes,
Bodemkundige Dienst van België
32
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010 -
Cluster: Vaste stoffen
samenwerking met de kringwinkel van IBOGEM en ondersteuning van diverse activiteiten, bv afvalpreventie in de Ecoloft, ophaling van gesorteerd bedrijfsafval bij handelaars en KMO’s, retributiereglement voor huisvuilzakken, verhalen van ophaalkosten sluikstorten op geïdentificeerde daders toevoeging van een artikel in het politiereglement betreffende het optreden van (esthetische) hinder te wijten aan het achterlaten of bewaren van afvalstoffen, goederen, … inschakeling van 3 veegmachines voor onderhoud van straten en pleinen, via de o.a. de gemeentelijke website kunnen de inwoners sluikstorten melden aan de milieudienst, plaatsing van drinkwaterfonteintjes in scholen en ter beschikking stellen van water in glazen flesjes.
Tabel: Evolutie van de afvalinzameling 1991-2004 (hoeveelheid in ton)
1991
1995
1999
Huisvuil
9517.9
10917.98
5010.0
5197.9
Grof vuil
4416.5
2673.65
2092.0
1950.163
Gemeentevuil
-
1432.68
31.0
31.9
Sorteerresidu PMD
-
-
275.964
Autobanden
0.203
5.7
Bouw-en sloopafval
15.5 -
Tuinafval gemengd Snoeihout
GFT
2000
2001
2002
2003
2004
5130.55
4411.74
4927.573
5258,798
2051.613
1660.319
1333.855
1.819,382
10.49
0
0
169.323
179.421
114.43
91.508
14,206 75,800
5.0
7.934
7.319
4.988
17.829
8,393
1288.0
3468.0
1918.33
2001.368
1935.34
1860.632
1643,866
-
2741.0
2837.60
2571.68
2626.88
2173.09
2254,360
4.9
690.0
2057.0
2272.84
2319.854
1953.78
1688.06
2274,093
16.0
277.0
-
304.0
193.474
200.455
211.29
196,635
Bruingoed
-
-
2.0
18.954
30.468
62.121
75.204
111,173
Witgoed
-
-
3.0
13.287
17.916
73.2
57.689
40,864
10.301
52.875
83.707
110.954
110.229
124.74
108.16
Drankkartons
-
-
65.44
74.976
78.96
71.285
76.215
Glas gemengd
615.0
650.52
887.0
983.6
1155.014
968.493
984.014
135,398 Worden niet apart ingezameld 1028,888
-
23.0
90.0
55.6
46.166
55.128
48.2
111,619
KGA
Vlak glas Houtafval Papier en karton Metalen verpakkingen Metalen gemengd
-
288.0
766.0
3870.0
757.018
1097.62
967.965
1016,796
615.77
1290.0
3135.0
3195.80
3136.64
3063.27
3013.262
-
-
189.148
197.158
223.731
202.286
201.404
3152,691 Worden niet apart ingezameld 49,799
2.9
115.0
271.0
213.319
181.376
350.408
57.961
Kringloopvuil
-
-
222.884
281.871
292.903
364.742
277.376
Kunststofverpakkingen
-
5.4
197.786
210.58
234.337
227.923
242.453
Textiel
-
2.6
86.871
100.787
185.289
110.211
192.124
78,136 Worden niet apart ingezameld 12,001
Geneesmiddelen Isomo, eps, polystyreen Kunststoffen gemengd
-
-
-
-
-
0.451
0.271
0,022
-
-
8.0
7.104
7.814
14.569
8.706
9,749
-
70.0
169.66
114.278
9.952
9.379
7.554
13,058
PMD
570,208
Totaal
15214.82
19441.51
21857.46
24138.25
20933.58
19703.75
18622.39
19875,94
Restafval (*)
13934.25
15024.31
7408.964
7349.286
7372.072
6186.49
6352.936
7168,19
Restafval %
91.6
77.3
33.9
30.4
35.2
31.4
34.1
36,1
45168
45178
45243
45243
164
137
141
158
# inwoners 42583 44196 44977 45105 Restafval per inwoner 328 340 165 163 (kg) (*) Huisvuil + grof vuil + gemeentevuil + sorteerresidu van PMD
Bodemkundige Dienst van België
33
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.1.2.4
Doelstellingen
Lange termijn:
Cluster: Vaste stoffen
De gemeente wil via preventie, hergebruik en recyclage komen tot een zo klein mogelijke fractie niet te vermijden minimale fractie restafval dat dient verbrand of gestort te worden. Zij wil haar inwoners of bepaalde doelgroepen aanzetten tot een zelfde gedrag om zo de belasting voor het milieu te beperken.
Planning: Het te voeren beleid is gebaseerd op het principe van de Ladder van Lansink. Dit principe beoogt in eerste instantie het voorkomen van afvalstromen. Als tweede stap staat het hergebruik. Afval voor de ene, is een nuttig product voor de andere. Vervolgens moeten we afval gaan recycleren. Zo besparen we grondstoffen en kunnen we materialen van een afvalproduct aanwenden om een nieuw product te maken. Na recyclage volgt afvalverbranding met energierecuperatie en tenslotte storten. De doelstelling van Ibogem en dus ook van het gemeentebestuur is de mogelijkheden die hoger op de Ladder van Lansink geplaatst zijn, voorkeur te geven en ze zoveel mogelijk toe te passen. Tijdens de planperiode wil de gemeente: -
een verder doorgedreven selectieve inzameling van afvalstoffen, het streven naar een PMD-residu van minder dan 10%, het streven naar een thuiscomposteringsgraad van minstens 40%, het streven naar nog slechts maximaal 120 kg terminaal te verwijderen huishoudelijk afval per inwoner per jaar tegen 2009, - de totale hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen per inwoner vermindert met 20% t.o.v het niveau van 2003, - vermindering van de hoeveelheid zwerfvuil en het aantal sluikstortingen en –verbrandingen. Tevens wil de gemeente de hoeveelheden zwerfvuil en illegaal sluikstorten en afvalverbranding terugdringen via informatie, sensibilisatie en waar nodig ook een repressief beleid. Ook de hondenpoepproblematiek blijft een aandachtspunt. -
2.1.2.5
Knelpunten en acties 1. Sluikstorten en zwerfvuil ontsieren lokaal het straatbeeld of het platteland (beken en grachten), hieromtrent worden heel wat klachten geformuleerd, het identificeren van de dader is zeer moeilijk. Het wegwerken van een aantal van deze blackpoints verloopt soms moeilijk, mede doordat de mensen zich soms onvoldoende bewust zijn van de hinder die zij veroorzaken. Dit geldt onder meer ook voor illegale afvalverbranding en voor zwerfvuil achtergelaten op een aantal fietsroutes naar school. Va.01:
in kaart brengen van de probleemzones met betrekking tot zwerfvuil en vervolgens een actieplan opstellen,
Va.02:
organisatie van zwerfvuilacties gericht op de lagere scholen,
2. Onzorgvuldig sorteren van de verschillende afvalfracties door particulieren, bv PMD-fractie wordt dan weer beschouwd als een probleem wat betreft de selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Va.03:
monitoring van de samenstelling van de restfractie, vooral ikv sluikstorten,
Va.04:
gescheiden inzameling van bedrijfsafvalstoffen geproduceerd door de eigen diensten,
Bodemkundige Dienst van België
34
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Vaste stoffen
3. Ook het voorkomen van hondenpoep wordt door veel inwoners ervaren als een probleem dat een oplossing verdient. Daarnaast zullen ook volgende acties worden uitgevoerd: Va.05:
samenwerking met MOS (Milieuzorg op School) terugkoppeling beleid en via inhoudelijke ondersteuning
Va.06:
de samenwerking met de kringwinkel verder zetten met aandacht voor het betrekken bij diverse informatie en sensibilisatiecampagnes,
Va.07:
onderzoek naar de mogelijkheid tot plaatsing van mini-afvalcontainerparkjes bij hoogbouw,
Va.08:
selectieve inzameling van textiel en lederwaren op het containerpark,
Va.09:
i.s.m organisatoren reductie van afval op zomerfestivals (herbruikbare bekers, …)
Va.10:
ophaling van plasticfolies uit de landbouw,
Va.11:
actie brooddozen in lagere scholen
Va.12:
de burger informeren over huishoudelijke toestellen,
Va.13:
informatieverstrekking over afvalarm tuinieren.
Va.14:
afvalpreventie via het verder aanbieden van compostvaten en anti-reclamestickers
Va.15:
actieve sensibilisatie rond de preventie van minstens 1 afvalstof
Va.16:
passieve sensibilisatie rond 3 thema’s
de
aanvaardingsplicht
verder
van
versterken
via
afvalstoffen,
bv.
Via deelname van de IBOGEM aan het overlegplatform van de provincie (project 4) kunnen sommige van deze acties in samenwerking met andere gemeenten worden uitgevoerd om zo te komen tot een meer coherent en efficiënter afvalbeleid.
Bodemkundige Dienst van België
35
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2
Cluster: Water
Water Overeenkomstig de opgelegde indeling in de Samenwerkingsovereenkomst wordt deze cluster opgedeeld in de onderdelen Integraal waterbeleid, oppervlaktewater, grondwater, waterbodem, erosie en duurzaam watergebruik. Het spreekt vanzelf dat tussen deze delen diverse raakvlakken bestaan. Enige overlapping of herhaling in de volgende hoofdstukken is derhalve niet volledig uit te sluiten. Om dit zoveel mogelijk te vermijden wordt in het onderdeel 'integraal waterbeleid' de nadruk gelegd op kwantitatieve aspecten van waterbeleid''. Kwaliteit komt aan bod in het onderdeel 'oppervlaktewater'. Grondwater en waterbodem worden in aparte hoofdstukken benaderd.
2.2.1
Integraal waterbeleid
2.2.1.1
Beschrijving Water is aanwezig onder diverse vormen, en speelt zowel een economische (transport, productiemiddel, drinkwater) als een recreatieve, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische rol. Water betekent zowel een natuurlijke hulpbron als een mogelijke bedreiging (overstromingen), en ondervindt op zijn beurt diverse vormen van druk en verstoring. Een integrale aanpak dringt zich dan ook op voor het gehele watersysteem. Onder de term 'watersysteem' wordt hier verstaan: 'een samenhangend en functioneel geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems en oevers, met inbegrip van de daarin voorkomende levensgemeenschappen en alle bijbehorende fysische, chemische en biologische processen, en de daarbijbehorende technische infrastructuur'. In art. 4 van het decreet wordt integraal waterbeleid gedefinieerd als 'het beleid gericht op gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen met oog op het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van watersysteem als dusdanig, en met het oog op het multifunctionele gebruik, waarbij behoeften van de huidige en toekomstige generaties in rekening worden gebracht' .
het het dit de
Integraal waterbeleid omvat derhalve de onderlinge afstemming van: - kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van de watersystemen, - de waterproblematiek en andere milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, - de verschillende huidige en toekomstige maatschappelijke belangen. Integraal waterbeleid kan dan ook gezien worden als het geheel van voornemens, handelingen en onderzoek ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van watersystemen, rekening houdend met de samenhang en wisselwerking binnen en tussen waterhuishoudkundige en natuurlijke systemen, de maatschappelijke belangen ten aanzien van het waterhuishoudkundig systeem en de beïnvloedingsmogelijkheden door middel van beleid en beheer.
2.2.1.2
Beleidskader
Hogere overheid De Europese Kaderrichtlijn Water (KRLW) (RL 2000/60/EG) is sinds 22 december 2000 van kracht en heeft verregaande gevolgen voor het waterbeleid in de Europese lidstaten en dus ook in Vlaanderen. De KRLW benadert de waterproblematiek integraal op stroomgebiedniveau en heeft zowel betrekking op oppervlaktewater als op grondwater, en omvat naast kwalitatieve ook kwantitatieve aspecten. Het doel van deze richtlijn is een kader op te stellen voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater, waarmee:
Bodemkundige Dienst van België
36
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
aquatische ecosystemen en wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische systemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed en worden beschermd en verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van de bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; verhoogde bescherming en verbetering van het aquatisch milieu worden beoogd, onder andere door emissies van prioritaire stoffen progressief te verminderen en emissies van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen; wordt gezorgd voor de progressieve vermindering van de verontreiniging van grondwater en verdere verontreiniging hiervan wordt voorkomen; wordt bijgedragen tot het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
De algemene doelstelling van de richtlijn is tegen eind 2015 een goede toestand voor oppervlaktewater en grondwater te bereiken, waarbij vertrokken wordt van de natuurlijke kenmerken van de watersystemen. Het Decreet van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (IWB) moet de beginselen van deze Europese Kaderrichtlijn vertalen op Vlaams niveau. Hierbij valt op te merken dat op het vlak van waterkwantiteit het decreet verder gaat dan de Europese richtlijn, en bovendien ook aanverwante aspecten opneemt zoals bodemerosie. Artikel 32 van dit decreet bepaalt dat de krachtlijnen de visie van de Vlaamse regering op het intergraal waterbeleid wordt vastgelegd in een zesjaarlijkse waterbeleidsnota. De Vlaamse regering keurde op 9 september 2005 een eerste uitvoeringsbesluit bij het decreet IWB goed (gepubliceerd in BS op 2 december 2005) Het uitvoeringsbesluit zorgt voor de geografische indeling van watersystemen (stroomgebieden, bekkens en deelbekkens). Daarnaast voorziet het in de formele oprichting van de overlegstructuren op de verschillende niveaus: de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (Vlaams Gewest); de bekkensecretariaten, –raden en –besturen (bekken) en de waterschappen (deelbekken). Deze oprichting is onder andere essentieel voor de opmaak van waterbeheerplannen. Eerste waterbeleidsnota De waterbeleidsnota werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 8 april 2005. Deze nota legt de krachtlijnen vast van de visie van de Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid voor Vlaanderen in zijn geheel en per stroomgebied afzonderlijk. De algemene krachtlijnen focussen onder meer op het voorkomen van watertekort, op het verder verbeteren van de kwaliteit van het water, de multifunctionaliteit van water (economisch, sociaal en ecologisch), het duurzaam omgaan met water en het voeren van een meer geïntegreerd waterbeleid. Deze goedkeuring is een belangrijke stap voorwaarts in de uitvoering van het decreet integraal waterbeleid. De krachtlijnen uit de waterbeleidsnota dienen mee als uitgangspunt bij het opmaken van de bekkenbeheerplannen en stroomgebiedbeheerplannen. Stroomgebieden en stroomgebieddistrict Vlaanderen is opgedeeld in 4 stroomgebieden: Schelde, Maas, Ijzer en Brugse Polders. De stroomgebieden van de Schelde, stroomgebieddistrict van de Schelde.
Ijzer
en
Brugse
polders
behoren
tot
het
Bekkencomités Na het goedkeuren van het uitvoeringsbesluit spreekt men nu van bekkenstructuren met de bekkenbesturen, bekkensecretariaat en bekkenraad. Op deelbekkenniveau zijn er waterschappen voorzien.
Bodemkundige Dienst van België
37
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Het deelbekkenbeheerplan bepaalt het integraal waterbeleid voor het desbetreffende deelbekken (i.p.v. bekken). Watertoets De watertoets houdt in dat elke vergunningverlenende overheid, dus ook een gemeente, dient na te gaan, bij het verlenen van een vergunning of het goedkeuren van een plan of programma, dat er geen schadelijke effecten ontstaan voor het watersysteem of dat deze zoveel mogelijk worden beperkt of gecompenseerd. De beleidsnota Leefmilieu en natuur 2004-2009 van december 2004 stelde reeds dat de watertoets in het bijzonder dient toegepast te worden bij het beleid inzake stedenbouwkundige vergunningen. Hierdoor wordt een belangrijke link gelegd tussen waterbeleid en ruimtelijke planning. In het kader van de maatregelen die vorm moeten geven aan het beleid kan tevens het Besluit van de Vlaamse regering van 1/10/2004 (in werking vanaf 1/2/2005) worden vermeld. Dit is de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozingen van afvalwater en hemelwater, van toepassing bij nieuwbouw of belangrijke uitbreidingen. De toepassing hiervan koppelt het bekomen van een bouwvergunning aan de naleving van bepalingen aangaande infiltratie Andere relevante beleidsinstrumenten zijn:
de Vlaamse hydrografische Atlas (VHA) die de klassering, milieudoelstellingen, geografische en niet-geografische basisinformatie inzake waterlopen en grachten bevat. De Vlaamse regering bepaalt de regels voor het opmaken, aanvullen en bijhouden van de informatie in de VHA. de Code van goede praktijk voor grachten en de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (23 maart 1999).
Het beheer van de waterlopen op het Vlaamse grondgebied valt, naargelang de categorie van de waterloop onder het Vlaams Gewest (bevaarbare waterlopen en 1° categorie), de provincies '(2° categorie) of de gemeenten (3° categorie). Binnen de poldergebieden worden de taken van deze overheden overgenomen door de polderbesturen, die instaan voor het onderhoud van alle waterlopen van 2° en 3° categorie, alsook de zogenaamde 'polderwaterlopen.4° categorie’. Het onderhoud van niet geklasseerde waterlopen valt in principe onder de verantwoordelijkheid van de aangelanden, maar wordt de facto waargenomen door de gemeenten of de polder. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams Gewest wil tegen 2015 een goede toestand van de watersystemen bereiken zoals opgelegd in de Europese kaderrichtlijn water. Hiertoe wil zij:
een juridische en organisatorische basis voor integraal waterbeleid creëren, geïntegreerde milieudoelstellingen vastleggen voor watersystemen tegen eind 2006, een geïntegreerde analyse voor watersystemen en het geheel van menselijke en maatschappelijke gebruiksfuncties en activiteiten dat ermee samenhangt, opmaken, een gebiedsgerichte integrale waterbeleidsplanning opmaken, de watersysteemkennis verder uitbouwen, sensibiliseren rond duurzaam waterbeheer en –gebruik, de publieke participatie op verschillende niveaus gecoördineerd aanpakken.
Bodemkundige Dienst van België
38
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Met betrekking tot integraal waterbeleid formuleert de provincie Oost-Vlaanderen in haar milieubeleidsplan 2005-2009 haar toekomstvisie als volgt: 'De provincie Oost-Vlaanderen wil - rekening houdend met de noodzakelijke multifunctionaliteit van het water en met de veiligheid van de bewoners - gezonde en veerkrachtig watersystemen ontwikkelen, instandhouden en versterken. Ze wil dat doen door het beheer van de watersystemen zoveel mogelijk af te stemmen op natuurlijke processen. Dat garandeert ook een duurzaam gebruik. Verder wil de provincie haar coördinerende rol op het vlak van planvorming in het integraal waterbeleid ten volle waarmaken en de lokale besturen stimuleren en intensief ondersteunen bij de uitvoering hiervan.' De plandoelstellingen om deze visie te realiseren zijn de volgende:
het permanent overleg tussen alle betrokkenen op het niveau van het deelbekken verder op punt stellen wateroverlast beperken door meer ruimte voor water te creëren de waterkwaliteit en de natuurlijke kwaliteit van de waterlopen verbeteren opdat 40% van de meetpunten zou voldoen aan de biologische basiskwaliteit (MINA-3) vervuilde waterbodems stapsgewijs saneren volgens de prioritering zoals opgenomen in de deelbakkenbeheerplannen (rekening houdend met de hydraulische noodzaak, het al dan niet wegnemen van de verontreinigingsbron en de ecologische noodzaak.
Integraal waterbeleid vormt het voorwerp van het provinciaal project 1: Werken aan integraal waterbeleid via de deelbekkenwerking. Bovendien zijn er sterke interacties met de projecten 2 (erosiebestrijding) en 8 (natuurverbindingsgebieden).
Taken en bevoegdheden van de gemeenten De gemeente speelt een belangrijke rol in de realisatie van het integraal waterbeleid, zowel bij de opstelling en de uitvoering van de deelbekkenbeheersplannen, waaraan zij deelneemt als lid van de bekkencomités, als voor andere meer algemene aspecten. De bevoegdheden van de gemeenten met betrekking tot water komen onder meer tot uiting bij:
het beheer van de waterlopen van 3e categorie, niet geklasseerde waterlopen en stedelijk water (vijvers, …) de aanleg en het onderhoud van het gemeentelijke rioleringsstelsel integratie van het watersysteem in de ruimtelijke ordening via plannen van aanleg, inrichting van woonwijken en bedrijfsterreinen, aanleg/ontwerp van wegen, …. vergunningverlening en -controle, inclusief de uitvoering van de watertoets
Wat betreft dit laatste punt dient de stedenbouwkundige verordening van 1/10/2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden afvoer van afvalwater en hemelwater uiteraard ook door de gemeenten te worden toegepast. Deze stedenbouwkundige verordening gaat uit van het principe dat hemelwater in eerste instantie hergebruikt moet worden, dan infiltreert in de bodem en als het niet anders kan, vertraagd wordt afgevoerd. Deze gewestelijke stedenbouwkundige verordening legt minimale voorschriften op. De gemeenten zijn vrij om strengere normen op hun grondgebied uit te vaardigen. Richtlijnen voor de uitvoering van de watertoets dienen nog te worden vastgelegd. Verder kan de gemeente diverse initiatieven ontwikkelen op het vlak van informatieverspreiding en sensibilisering voor haar inwoners. Naast de hierboven weergegeven bevoegdheden zullen ook meer specifieke bevoegdheden met betrekking tot oppervlaktewater, grondwater en duurzaam watergebruik zoals verder in dit document weergegeven, hun bijdrage leveren aan de uitvoering van het integraal waterbeleid op gemeentelijk vlak.
Bodemkundige Dienst van België
39
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Gemeentelijke taakstelling in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst Om te voldoen aan de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst niveau 1 voor de cluster water inzake integraal waterbeleid, moet de gemeente volgende acties uitvoeren: 1. -
Werking binnen de eigen diensten: Opmaken van een gemeentelijk reglement m.b.t. het overwelven van baangrachten, indien deze nog niet bestaat. Het bekend maken van de subsidiereglementen en het reglement rond het overwelven van baangrachten door een jaarlijkse publicatie in het infoblad. Onderhoud van de waterlopen en grachtenstelsels uitgevoerd conform de richtlijnen uitgewerkt in de methodologie voor de opmaak van deelbekkenbeheerplannen.
2.
Werking naar buiten uit:
Subsidies kunnen burgers aanzetten om rationeel met water om te springen. Volgende subsidies moeten verplicht gegeven worden: - Subsidie voor hemelwaterinstallaties. - Subsidie voor infiltratievoorzieningen. Polderbesturen De werking van de polders wordt geregeld door de wet van 3 juni 1957. Deze wet werd verschillende malen aangepast, een laatste maal door het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003. Artikel 1 van de huidige wet definieert de polders als 'openbare besturen, met als taak, binnen de grenzen van hun territoriaal gebied, het verwezenlijken van de doelstellingen en het rekening houden met de beginselen zoals bedoeld in de artikels 4, 5 en 6 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid en het uitvoeren van het deelbekkenbeheerplan'. De polderbesturen worden aldus bevestigd in hun functie als beheerder van het volledige waterlopennetwerk gelegen binnen hun gebied. Waar voorheen de polderbesturen zich vooral inhielden met kwantitatieve aspecten van waterbeheer, en dit in de eerste plaats met het oog op de landbouwuitbating, wordt het takenpakket voortaan uitgebreid naar alle aspecten van het waterbeheer, inclusief de ecologische.
2.2.1.3
Stand van zaken
Algemeen In deze paragraaf wordt een korte beschrijving van de algemene hydrografie te Beveren gegeven. In de onderdelen oppervlaktewater en grondwater wordt aanvullende informatie gegeven. De waterlopen binnen de gemeente Beveren behoren tot het deelbekken ‘Land van Waas’ en het deelbekken “Barbierbeek”, die vallen onder het Beneden-Schelde bekken. Er kunnen drie belangrijke hydrografische elementen onderscheiden worden: de getijdenrivier de Schelde, de kunstmatige poldersloten en het natuurlijke waterwegennet in de zandstreek. Merken we op dat Beveren samen met andere gemeenten, polderbesturen gemeenschappelijke waterbeheerplannen opmaakt voor beide deelbekkens. De Schelde vormt de natuurlijke grens tussen Beveren en Antwerpen. De Schelde verlaat Beveren aan de Belgisch-Nederlandse grens. Langs de Schelde bevinden zich brakwaterslikken en –schorren in het brakke deel tot aan Kruibeke. Van Gent tot Doel bestaat de rivier uit een bijna enkelvoudige stroomgeul met verspreid voorkomende slikken en schorren langs de dijken. Na Doel meandert de Schelde in een brede bedding die bestaat uit zandbanken, doorsneden met diepere geulen. De breedte van de Zeeschelde bedraagt ca. 350m te Kruibeke en 2500m aan de Belgisch-Nederlandse grens. De getijamplitude bedraagt
Bodemkundige Dienst van België
40
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
4,77m te Antwerpen. Langsheen de Schelde werd inmiddels ongeveer 90% van het Sigmaplan gerealiseerd (ondermeer verhogen en verzwaren van alle dijken +11m). De polders worden ontwaterd door een stelsel van kunstmatige poldersloten waarin de kreken betrokken zijn. Het hydrografisch net staat hier onder toezicht van de polderbesturen. De ontwatering in de polders geschiedt door middel van sluizen en bemalingen. Oorspronkelijk werd de linkeroever van de Schelde door vijf gescheiden bekkens ontwaterd. De recente opspuitingen en de werken aan de havenuitbreiding van de linkeroever brachten echter met zich mee dat de ontwatering van verschillende van deze polders volledig herzien diende te worden. Ter hoogte van het havengebied bevinden zich volgende kunstmatige watergangen welke deel uitmaken van de dokinfrastructuur: Waaslandkanaal met Doeldok, Vrasenedok, Noordelijk insteekdok, Zuidelijk insteekdok en Waaslandhaven. In de zandstreek bestaat een meer natuurlijk waterwegennet. De belangrijkste stroomgebieden van Beveren zijn deze van de Vrasenebeek, de Beverse Beek en de Molenbeek. Daarnaast zijn er nog enkele kleinere stroomgebieden zoals die van de Barbierbeek en Burchtse Beek, de Zwaluwbeek en de Melselebeek. De Barbierbeek is de enige natuurlijke laaglandbeek die rechtstreeks in de Schelde uitmondt. De overige waterlopen wateren af via de NoordZuidverbinding of de Waterloop van de Hoge Landen. Ook enkele kreken komen voor op het grondgebied: de Grote Geule, het Kreekje in de Muggenhoek en de Melkader te Kallo. Binnen het kader van integraal waterbeleid wordt aanvullend een overzicht gegeven van de vochtige biotopen op het grondgebied van de gemeente: − − − − − − − − −
Kreken: in schorren- en slikkengebieden en het polderlandschap, al dan niet verland, Moerassen: geleidelijke overgang van open water naar land, zompige bodem, Grienden = wilgenbossen, op zeer drassige, voor de landbouw minder geschikte terreinen, Overstroombare gebieden: natuurlijk overstroombare gebieden (NOG’s), recent overstroomde gebieden (ROG’s), Natte gebieden: zijn drassig, maar staan nooit visueel blank bij stortregens, oa gehele polderomgeving van Kallo en graslanden met microreliëf, Getijdegebied: het tracé van de Beneden-Schelde op het Beverse grondgebied, met overlapping van de slikken- en schorrengebieden, Slikken en schorren: slikken zijn zand- en kleiplaten die bij laagtij boven het water uitsteken, schorren zijn verder opgehoogde slikken die niet meer dagelijks overstromen, Grotere waterpartijen: de verzameling van de walgrachten, groeven, kommen van de bemalingsstations, de plassen in de buffergebieden, de welen en aanzet van het Baalhoekkanaal, Poelen: veedrinkputten, vlasrootputten, hoekputten, …
In de deelbekkenwerking die werd opgestart in het kader van de uitvoering van het decreet integraal waterbeleid neemt Beveren deel aan de opmaak van twee deelbekkenbeheerplannen: Deelbekken Land van Waas Deelbekken Barbierbeek De deelbekkens zoals hier gedefinieerd komen niet noodzakelijk overeen met de eerdergenoemde indeling in de VHA -zones. Volgende tabellen geven een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de twee bekkenbeheer plannen (situatie 22 februari 2005).
Bodemkundige Dienst van België
41
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Deelbekken Land van Waas Bekken
Beneden-Schelde
Coördinator
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen
Contactpersoon
Kathleen Van Dorslaer
Betrokken overheden
Provinciebesturen Oost-Vlaanderen en Antwerpen Stadsbesturen Antwerpen en Sint-Niklaas Gemeentebesturen Beveren, Sint-Gillis-Waas, Stekene, Zwijndrecht Polderbesturen Land van Waas
Stand van zaken Fase 0: Projectorganisatie
Opmaak deelbekkenbeheerplan is uitbesteed aan studiebureau
Fase 1: Basisinventaris
Inventarisatienota is afgewerkt
Fase 2: Doelstellingennota
Ontwerp-doelstellingennota voor informatie voorgelegd aan diverse instanties en raden Opmaak in eindfase.
Fase 3: Actieplan Opmerking
en
advies
In het kader van het strategisch plan voor het linkeroevergebied werd een aparte subgroep 'water' opgericht die zich in eerste instantie bezighoudt met de opmaak van een visienota 'water' voor het havengebied. Deze nota wordt volledig afgestemd op de doelstellingennota van dit deelbekken.
Deelbekken Barbierbeek Bekken
Beneden-Schelde
Coördinator
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen
Contactpersoon
Kathleen Van Dorslaer
Betrokken overheden
Provinciebesturen Oost-Vlaanderen en Antwerpen Stadsbesturen Antwerpen en SInt-Niklaas Gemeentebesturen Beveren, Kruibeke, Temse en Zwijndrecht Polderbesturen Oost-Sieve-Schouselbroek, Kruibeke en Tielroedbroekpolder
Stand van zaken Fase 0: Projectorganisatie Fase 1: Basisinventaris
Startnota opgemaakt en ter goedkeuring voorgelegd aan lokale besturen Definitieve inventarisatienota voorgesteld
Fase 2: Doelstellingennota
Ontwerp-doelstellingennota in opmaak
Fase 3: Actieplan
Opmaak tegen eind 2006
Opmerking
Dit deelbekkenbeheerplan zal grotendeels gebaseerd zijn op de reeds bestaande provinciale studie 'Integraal Waterbeheerplan voor de Barbierbeek'.
Bodemkundige Dienst van België
42
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Het reeds gevoerde beleid Het tot nu toe gevoerde beleid van de gemeente heeft zich hoofdzakelijk gericht op: -
het invoeren van een reglement betreffende de overwelving van baangrachten, verbod tot dempen of overwelven van baangrachten zonder toelating, systematische aanleg van een gescheiden stelsel zowel bij aanleg als heraanleg van riolering, deelname aan overleg en samen opmaken van waterbeheerplannen “Deelbekken Land van Waas” en “Deelbekken van de Barbierbeek”, waaronder een duurzaam lokaal waterplan in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst die door de gemeente werd ondertekend, aanleiding van een omleidingsgracht rond Vrasene.
2.2.1.4
Doelstellingen
Lange termijn: Zowel op gebied van waterkwantiteit als waterkwaliteit wil Beveren haar beleid op vlak van integraal waterbeleid optimaal voeren om te komen tot een duurzaam beheer van het watersysteem met aandacht voor zowel de waterhuishoudingsproblematiek als de ecologische en hydrologische functie die waterlopen dienen te vervullen. Belangrijk aspect hierbij is via overleg met hogere overheden en instanties te komen tot een meer natuurlijk functioneren van de waterhuishouding op haar grondgebied en haar zijrivieren door deze waar nodig te herwaarderen. Hiertoe wil de gemeente ook aandacht besteden aan het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor watergebonden ingrepen en dit onder andere door een visuele en ruimtelijke integratie van water in de samenleving.
Planning: Binnen de planperiode wil de gemeente voornamelijk via overleg met andere gemeenten en instanties (Gewest, Provincie, Polderbestuur, …) verder werken aan de opstelling van deelbekkenbeheerplannen die de toetsing aan de doelstellingen en beginselen van integraal waterbeleid zoals vervat in het Vlaams en het Oost-Vlaams milieubeleidsplan kunnen doorstaan (bv. waterlopen erkennen als natuurlijke verbindingen tussen vallei- en natuurgebieden, overstromingen in woongebieden best beperken via behoud en ontwikkeling van natuurlijke overstromingsgebieden). Tevens wil zij systematisch bij de projecten welke een weerslag kunnen hebben op het watersysteem een watertoets uitvoeren. In het kader hiervan zullen in overleg diverse acties worden uitgevoerd. Hierbij wenst de gemeente bijzondere aandacht te besteden aan de herwaardering van baangrachten, inschakeling van natuurlijke kombergingsgebieden, systematische aanleg van gescheiden riolering en stimulatie van hemelwateropvang door particulieren of bedrijven.
2.2.1.5
Knelpunten en acties 1. beperking natuurlijke overstromingsprocessen, versnelde afstroming regenwater door toenemende verharding van het bodemoppervlak, het dempen van sloten, het kanaliseren of inbuizen van beken. Wi.01:
rechtstreeks verder meewerken aan de opmaak van (deel)bekkenbeheerplannen met aandacht voor duurzaam watergebruik, waterverontreiniging en ruimte voor water voor wat betreft de gemeentelijk bevoegdheden, en in het kader hiervan acties uitwerken, bv. aanleg van bufferstroken langs gevoelige waterlopen van 2e en 3e categorie, opmaken en uitvoeren van een plan voor de herwaardering van grachten,
Bodemkundige Dienst van België
43
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Nota: Het is zinvol bestaande gegevens betreffende de toestand van de Beverse oppervlaktewateren (kwaliteit, beheerder, structuurkenmerken, …) en grondwaterlichamen (kwaliteit, winningen, …) in een GIS ondersteunde digitale databank te bundelen. Deze gegevens worden aangevuld met terreininventarisaties. Op basis hiervan worden knelpunten, potenties, wenselijkheden en acties geformuleerd en weergegeven in een deelbekkenbeheerplan dat rekening houdt met zowel de ecologische wenselijkheden als de gebruiksfunctie van de waterlopen. Dit deelbekkenbeheerplan dient als basis voor het voeren van een coherent waterbeleid en dient als ondersteuning van samenwerking met naburige gemeenten. Het laat tevens toe onderhoud en beheer van waterlopen beter te plannen, op te volgen en af te stemmen op ecologische wenselijkheden. Ook op gebied van ruimtelijke ordening kan dit plan ondersteunend en/of richtinggevend werken.
Wi.02:
toetsing van alle gemeentelijke investerings- en andere activiteiten inzake waterbeleid aan de doelstellingen en beginselen van integraal waterbeleid, bv code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid,
Wi.03
opmaak en uitvoering van een sensibiliseringsplan inzake integraal waterbeleid (bv. hergebruik van regenwater),
Wi.04:
aanleg van een wachtbekken in het Molenbeekpark te Melsele dat rekening houdt met de aanwezige natuurwaarden en de eigenheid van het landschap,
2. Het gevolg is dat in een aantal deelgemeenten (Melsele, in mindere mate Vrasene) regelmatig wateroverlast optreedt. Wi.05:
aanleg van een afwateringsgracht rond Melsele om wateroverlast in het centrum te voorkomen.
Merken we op dat ook heel wat acties in het kader van de hierna beschreven deelclusters water een onderdeel vormen van het integraal waterbeleid dat de gemeente wil voeren. Het integraal waterbeleid van Beveren gaat dan ook heel wat verder dan de hierboven weergegeven acties.
Bodemkundige Dienst van België
44
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.2
Oppervlaktewater
2.2.2.1
Beschrijving
Cluster: Water
De handelingen van vervuilers (huishoudens, industrie, landbouw en diffuse bronnen), de effectiviteit van de waterzuivering en het zelfreinigend vermogen van de waterloop bepalen de waterkwaliteit. Daarnaast wordt de kwaliteit eveneens beïnvloed door weerkundige factoren. Naast normale, seizoensgebonden variaties spelen ook uitzonderlijke weersomstandigheden een belangrijke rol. Ondanks een gevoelige verbetering gedurende het voorbije decennium worden de kwaliteitsdoelstellingen voor de Vlaamse waterlopen vaak nog in onvoldoende mate behaald. Met name lozingen van organische stoffen, nutriënten zoals stikstof en fosfor, zware metalen en pesticiden maken dat er nog geen sprake is van een verregaand herstel van de visstand in de meeste beken en grote rivieren. Naast de nadelige effecten van vervuiling op de planten en dieren in en om de waterloop heeft een onvoldoende waterkwaliteit ook zijn gevolgen voor het gebruik van oppervlaktewater voor drinkwaterproductie. Ook op vlak van de oppervlaktewaterkwantiteit stellen zich een aantal problemen die om een oplossing vragen. Zo kan neerslag door aanleg van verharde oppervlakken vaak onvoldoende in de bodem dringen waardoor een oppervlakkige afvoer zich opdringt. Indien deze afvoer dient te gebeuren via riolen, collectoren of gebetonneerde grachten kan dit via versnelde afvoer en centralisatie leiden tot wateroverlast in laag gelegen bebouwde gebieden. Anderzijds kan dit ook leiden tot verdroging en daling van het waterpeil in stilstaande oppervlaktewateren indien onvoldoende regenwater het grondwater aanvult.
2.2.2.2
Beleidskader
Hogere overheid Op gebied van oppervlaktewater zijn naast het decreet Integraal Waterbeleid (IWB) en het reeds eerder genoemde Besluit van de Vlaamse regering van 1/10/2004 voornamelijk de volgende bepalingen van belang: De wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging, en de wet van 24 mei 1983 betreffende de kwaliteitsobjectieven van oppervlaktewater, in uitvoering waarvan de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren in VLAREM II werden opgenomen. Het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds regelt onder meer de gemeentelijke subsidiëringen m.b.t aanleg of verbeteringen van niet-prioritaire rioleringen of regenafvoerleidingen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 1997 bepaalt de voorwaarden waaronder het Vlaams Gewest bijdraagt in de kosten van de aanleg van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties gelegen in zuiveringszone C en in het landelijk gebied (toekomstige zone D). Particulieren gelegen in deze zone dienen zelf hun afvalwater te zuiveren indien er riolering ligt maar geen aansluiting wordt gepland, of als er geen riolering aanwezig is of gepland is Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 duidt de oppervlaktewateren aan die bestemd zijn voor de productie van drinkwater, zwemwater, viswater en schelpdierwater, Een ander relevant document is de publicatie 'Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen'. In het kader hiervan is ook de Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen en individuele voorbehandelingsinstallaties van belang (1996). Daarnaast voorziet het Vlaams Gewest onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid voor aanvullende subsidiëring voor de plaatsing van installaties voor individuele
Bodemkundige Dienst van België
45
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
afvalwaterbehandeling. Deze subsidie is gekoppeld aan de subsidie van de gemeente die de Samenwerkingsovereenkomst ondertekend heeft. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Naast de eerder weergegeven bepalingen met betrekking tot integraal waterbeleid welke in belangrijke mate zullen bijdragen tot een verbetering van de oppervlaktewaterkwantiteit, wenst het Vlaams Gewest te komen tot een verbeterde oppervlaktewaterkwaliteit via: - een verdergaande reductie van het industrieel afvalwater op basis van de draagkracht van het watersysteem, - een gecoördineerde aanpak om diffuse lozingen te verminderen, - uitwerking van een efficiënt ondersteunend beleid. Concrete doelstellingen zijn: - het realiseren van een zuiveringsgraad van 80%, - voldoen aan de grenswaarden van 10 mg N/l (jaarlijks max. 10% van de meetpunten met overschrijding) en geen overschrijdingen meer van de maximale nitraatnorm van 50 mg/l, - 40% van de meetplaatsen van het oppervlaktewatermeetnet dient te voldoen aan de basiskwaliteit voor orthofosfaat van 0,3 mg P/l, - emissie van zware metalen met 50% reduceren in 2010 t.o.v. 1998, - het aantal meetplaatsen dat voldoet aan de basiskwaliteit voor biochemisch zuurstofverbruik verhogen tot 66%, aan de biologische kwaliteitsnorm tot 40%, - op hoogstens 25% van de meetplaatsen met een goede of zeer goede biologische kwaliteit mag in 2007 een verslechtering zijn opgetreden ten opzichte van 2001. Ook in andere thema's zijn een aantal maatregelen te vinden die betrekking hebben op oppervlaktewater, met name de maatregel 'Natuurlijke werking en hydromorfologische structuur van de watersystemen beschermen, herstellen en verbeteren' uit het thema 'Verdroging' en 'Prioritaire vismigratieknelpunten saneren en nieuwe voorkomen' uit het thema 'Versnippering'. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Waterbeleid is een wezenlijk onderdeel van het provinciaal takenpakket. Het omvat in de eerste plaats het beheer van de onbevaarbare waterlopen van tweede categorie. Binnen hun werkgebied beheren de polders of wateringen deze waterlopen en financiert de provincie onder bepaalde voorwaarden de onderhoudskosten. De provincie staat in voor de muskusratbestrijding langsheen haar waterlopen en coördineert de gemeentelijke muskusrattenbestrijding. Via de samenwerkingsovereenkomst verbindt de provincie zich tot een actieve participatie bij de opmaak van de deelbekkenbeheerplannen, waarbij zij een sturende en coördinerende functie vervult, en tot een onderhoud op een kwantitatief, kwalitatief en ecologisch duurzame wijze. Inmiddels werden in Oost-Vlaanderen 24 deelbekkenwerkingen opgestart. Via het PRS engageert de provincie tot het opnemen van stedenbouwkundige voorschriften in RUP's en stedenbouwkundige verordeningen om het integraal waterbeleid te vertalen in ruimtelijk beleid. Bij alle geplande werken dient rekening gehouden te worden met vrije vismigratie. Bovendien engageert de provincie zich ertoe de gegevens in te voeren in de waterbodemdatabank. Het tweede ambitieniveau waarop de provincie intekende vereist het opzetten van een efficiënte en resultaatsgebonden muskusrattenbestrijding zonder het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.
Taken en bevoegdheden van de gemeente De voornaamste specifieke bevoegdheden oppervlaktewater situeren zich op vlak van:
Bodemkundige Dienst van België
van
de
gemeente
met
betrekking
tot
46
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
- beheer van de waterlopen van 3e categorie, niet geklasseerde waterlopen en andere openbare waterlichamen (vijvers, …), - aanleg, beheer en onderhoud van gemeentelijke rioleringsinfrastructuur In het kader van de politieverordening op de openbare gezondheid blijft de gemeente bevoegd om reglementerend op te treden tegenover de verontreiniging van niet-openbare oppervlaktewateren die niet vallen onder de wet van 26 maart 1971, De gemeente kan via haar vergunningsbeleid en via het uitvaardigen van verordeningen een eigen beleid voeren met betrekking tot oppervlaktewater (verbod op overwelving of dempen van grachten, lozingsvergunningen, verplichting tot bouw van een septische put, ...). Ook op dit vlak heeft de gemeente naast een regelgevende en controlerende functie, een taak te vervullen op het vlak van informatieverspreiding en sensibilisatie. Samenwerkingsovereenkomst De gemeenten die intekenden op niveau 1 (cluster water) zijn verplicht om een subsidie voor individuele afvalwaterzuivering te geven. Zelf kunnen de gemeenten voor hun eigen diensten een subsidie aanvragen aan het Vlaams Gewest. Dit laatste is echter niet verplicht, wel optioneel.
2.2.2.3
Stand van zaken
Algemeen Wat betreft meetgegevens waterkwaliteit kunnen we ons beroepen op het meetnet van de VMM en de metingen uitgevoerd door het eigen labo van de Dienst Milieubescherming. Voor de waterlopen binnen de gemeente Beveren geldt de basiskwaliteit als doelstelling voor het oppervlaktewater. Enkel de dokinfrastructuur heeft viswater als kwaliteitsdoelstelling. Het meetnet van de VMM meet de fysico-chemische (31 meetpunten) en de biologische (26 meetpunten) waterkwaliteit. Verder beheert de VMM het MAP-meetnet (11 meetpunten). De fysico-chemische waterkwaliteit is overwegend matig verontreinigd tot verontreinigd voor de Beverse waterlopen in de periode 1999-2003. In het verdere verleden werd wel eens een zwaar verontreinigde fysico-chemische waterkwaliteit (Prati-index) vastgesteld ter hoogte van de Dijkgracht en de Waterloop van de hoge landen. De biologische waterkwaliteit is iets genuanceerder voor de waterlopen op het grondgebied van de gemeente Beveren. Een matige tot goede biologische waterkwaliteit (BBI) vinden we terug ter hoogte van de Zuidelijke Watergang, de Melkader en het Kleine Weel op de Noordzuidverbinding. Een overwegend matige biologische waterkwaliteit wordt aangetroffen op de Noordzuidverbinding en de Noordelijke Watergang. De Nieuwe Watergang scoort biologisch matig tot slecht. De Barbierbeek, de Waterloop van de hoge landen, de Dijkgracht, de Beverse Beek, de Donkvijver en de Blokstraatbeek scoren biologisch slecht tot zeer slecht (meetperiode 1993-2003). Jaarlijks voert de Dienst Milieubescherming een meetcampagne uit ter hoogte van de Waaslandhaven, waarbij de waterkwaliteit wordt getoetst aan de vigerende normen. Dit meetnet bevat 9 meetpunten die 7 keer/jaar bemonsterd worden. De meetpunten (met uitzondering van meetpunt Kallo/sluis) zijn overwegend nabij een lozingspunt van een bedrijf gesitueerd. Globaal kan gesteld worden dat er een stabiel beeld van de fysico-chemische waterkwaliteit blijkt voor de jaren 2001-2003. De norm voor chemisch zuurstofverbruik, ammonium en nitriet werd niet (steeds) behaald. Voor de parameter nitriet wordt evenwel een conservatieve positieve evolutie vastgesteld. Op basis van de Prati-index zijn alle meetpunten matig verontreinigd. De meeste industriële bedrijven lozen hun afvalwater conform de milieuwetgeving in de dokinfrastructuur. Het MAP-meetnet tenslotte heeft als doel de impact van de landbouw ten aanzien van de nitraatbelasting van grond- en oppervlaktewater in te schatten (Europese nitraatrichtlijn). De meeste meetpunten kennen geen tot een sporadische overschrijding van de nitraatnorm van 50 mg NO3/l.
Bodemkundige Dienst van België
47
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Op 20/1/03 bedroeg de zuiveringsgraad in Beveren 10,3% en de aansluitingsgraad op de riolering 84,3% (Bron: VMM). De zuiveringsgraad is dan ook beduidend lager dan het Vlaams gemiddelde van 50% maar de aansluitingsgraad haalt wel het Vlaams gemiddelde van 80%. Het waterkwantiteitsbeheer binnen de gemeente Beveren dient rekening te houden met een heel aantal factoren: enerzijds is er de getijdenrivier de Schelde en de dijken aangelegd in het kader van het Sigma-plan. De afwatering in de polders verloopt kunstmatig via sluizen/bemalingen, lokaal ondersteund door de aanleg van wachtkommen, en werd grondig gewijzigd bij de werken aan de havenuitbreiding van de linkeroever (oa dokinfrastructuur). Tenslotte zijn er nog de meer natuurlijke waterlopen in de Zandstreek. De bevoegdheden voor dit waterkwantiteitsbeheer liggen bij verschillende overheden (AWZ, Afdeling Water, Provincie Oost-Vlaanderen, gemeente Beveren, Polder van het Land van Waas). Er komen op het grondgebied recent overstroomde gebieden (ROG’s 2000 - 2003) voor waarvan enkele ter hoogte van woongebied gelegen zijn. De gemeente Beveren besteed dan ook aandacht aan het uitvoeren van lokale buffering.
Het reeds gevoerde beleid Het gevoerde beleid van de gemeente heeft zich hoofdzakelijk gericht op: -
bijhouden van een inventaris van waterkwaliteitsgegevens. Dit zowel van dokwater in de nabijheid van lozingspunten als van beekwater van kleinere waterlopen (i.s.m ICW), monitoring van waterkwaliteit in het gebied rond de Kreek te Kieldrecht, afbouw door eigen diensten van het gebruik van sproeistoffen die diuron en amitrol bevatten welke schadelijk zijn en gemakkelijk uitspoelen naar het oppervlaktewater, aanpassing van het subsidiereglement voor individuele afvalwaterbehandelingsinstallaties (IBA’s) aan de voorwaarden van de Samenwerkingsovereenkomst, promotie hiervan in gemeentelijk infoblad, periodieke staalname van oppervlaktewater via eigen meetnet met 16 staalnamepunten, ook naar aanleiding van klachten worden elders stalen genomen, installatie van waterzuiveringsinstallatie met rietveld nabij kasteel Cortewalle en nabij Hof ter Saksen, natuurtechnische heraanleg van de Beverse beek nabij Hof ter Saksen, aanleg van gescheiden riolering en verplichting tot aanleg van gescheiden afvoer van hemelwater en afvalwater bij nieuwe bouwvergunningen en verkavelingen, ruiming van de beken, aanleg van een IBA nabij het kerkhof van Beveren.
2.2.2.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wenst te komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve toestand van de oppervlaktewateren op haar grondgebied zodat zij voldoen aan de toegekende doelstellingen en normen (basiskwaliteit, viswaterkwaliteit, …).
Planning: De gemeente wil een beleid voeren dat er op gericht is waterverontreiniging te voorkomen, te verminderen of op te heffen. Dit door verdere opvang van lozingspunten in de buitengebieden via doelgericht werken naar groepen agrarische bedrijven, para-agrarische bedrijven en huishoudens en door bewaking en verbetering van de kwaliteit van riolerings- en waterzuiveringsinfrastructuur. Gezien de reeds vrij hoge aansluitingsgraad zal vooral gestreefd worden naar het drastisch verhogen van de zuiveringsgraad die momenteel veel te laag is. Zo wil de gemeente zorgen dat de fysico-chemisch en biologische toestand van de waterlopen op het grondgebied niet achteruitgaat t.o.v. 2002 maar stelselmatig verbetert. Bijzondere aandacht zal hierbij gaan naar de kreken en kreekresten.
Bodemkundige Dienst van België
48
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Ook wil zij komen tot een verbetering van de ecologische structuur van de waterlopen door herwaardering van oeverzones en door vermindering van natuuronvriendelijke waterloopinfrastructuren.
2.2.2.5
Knelpunten en acties1 1. te beperkte instrumenten om op te treden tegen overtredingen, 2. noodzaak tot verhoging van de zuiveringsgraad via realisatie van bijkomende RWZI’s om de lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater in de waterlopen te verminderen, 3. onvoldoende kwaliteit van een aantal waterlopen, Wo.02:
de werking van de bestaande overstorten blijvend evalueren en indien nodig maatregelen treffen om deze te verbeteren of hierop aandringen,
Wo.03:
enkel de aanleg van nieuwe overstorten van het verbeterde type toelaten en toezien dat er voldoende statische buffering aanwezig is,
4. aanwezigheid van niet natuurtechnische oeververstevigingen, Wo.04
aandacht blijven besteden aan een ecologisch aangepast waterloopbeheer dat rekening houdt met de waardevolle aspecten van de Vrasenebeek, Beverse Beek, Barbierbeek, Molenbeek en bosbeekjes te Haasdonk,
Wo.05:
bij vervanging van waterloopinfrastructuur of aanleg van nieuwe gebruik maken van natuurvriendelijke(re) technieken, realisatie van natuurtechnische oeverprofielen indien technisch mogelijk
5. vaak niet aansluiten van huishoudelijk afvalwater ondanks aanwezigheid van openbare riolering het afvoer naar RWZI, Wo.06:
controleren dat alle (individuele) lozingspunten van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater in de waterlopen in reeds gerioleerde straten effectief zijn verwijderd,
6. eutrofiëring van de kreken door aanvoer van vervuild afvalwater of drainagewater van landbouwpercelen, Wo.07:
controle uitvoeringen op naleving vergunningsvoorwaarden voor klasse 2 bedrijven,
bepalingen
mestdecreet,
7. chronisch te lage waterstand in de Grote Geule o.w.v ingesteld peil door het polderbestuur, 8. zonering schept problemen met betrekking tot uitvoeren van aansluitingen. Er is dan ook noodzaak aan nieuwe zoneringsnormen.
1
Actie Wo.01 uit het ontwerp werd geschrapt. Om praktische redenen werd de nummering van de overige actiepunten behouden in de definitieve tekst.
Bodemkundige Dienst van België
49
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: Wo.08:
inventarisatie van de voornaamste karakteristieken van de waterlopen gelegen op het grondgebied en input in een GIS. Opgenomen karakteristieken zijn structuurkenmerken, aanwezige constructies, barrières. Deze inventarisatie vormt een onderdeel van de gegevensverzameling, verwerking en grafische weergave (GIS) in het kader van het opstellen van een deelbekkenbeheerplan.
Wo.09:
bij aanleg of heraanleg van riolering steeds werken volgens de code van goede praktijk voor aanleg van openbare riolering, individuele voorbehandelingsinstallaties, drukkriolering bv. verdere aanleg van gescheiden riolering.
Wo.10:
ruiming van waterlopen enkel uitvoeren om hydraulische redenen en hierbij zo trachten te werken dat de schade aan het beekmilieu zo beperkt mogelijk blijft, bv. door manuele ruimingen,
Wo.11:
waar mogelijk opheffing van vismigratieknelpunten (bepaalde pompgemalen) en voorkoming van nieuwe knelpunten,
Wo.12:
verderzetten subsidiereglement afvalwaterzuiveringsinstallatie
Uiteraard zullen ook de acties genomen in het kader van integraal waterbeleid een positieve bijdrage leveren aan de toestand van de oppervlaktewateren.
Bodemkundige Dienst van België
50
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.3
Grondwater
2.2.3.1
Beschrijving
Cluster: Water
Via indringing van neerslagwater in infiltratiegebieden of door voeding via waterlopen over bepaalde delen van hun traject wordt het grondwater aangevuld. In functie van het reliëf en de aard van de ondergrond kan dit grondwater zich verplaatsen en uittreden via bronnen of kwelgebieden. Het kan ook verdwijnen uit de ondergrond door evapotranspiratie. Door menselijke ingrepen kan dit natuurlijk evenwicht verstoord raken met vermindering van de grondwaterreserves en verdroging tot gevolg. Dit kan gebeuren door een verminderde aanvulling door toename van verharde oppervlakken, versnelde afvoer via riolering en collectoren, kanalisatie van waterlopen, gewijzigd bodemgebruik, … of door een verhoogde onttrekking door grondwaterwinning. Naast de invloed op de grondwaterkwantiteit kan de mens ook verantwoordelijk zijn voor een wijziging van de grondwaterkwaliteit door lozing van afvalwater, lekkage van vervuilende stoffen (bv. koolwaterstoffen), overmatig pesticiden- of meststoffengebruik. Vervuiling van het grondwater kan aanleiding geven tot nadelige effecten op fauna en flora en op de drinkwaterproductie. Voldoende en zuiver grondwater is dan ook een belangrijke en noodzakelijke milieucomponent.
2.2.3.2
Beleidskader
Hogere overheid: Op Europees vlak is naast de eerder genoemde Kaderrichtlijn Water vooral de Nitraatrichtlijn van belang met betrekking tot grondwaterbeleid. Deze bepaalt dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om te beletten dat de grondwaterverontreiniging door nitraten afkomstig uit de landbouw 50 mg/l niet overschrijdt. Op Vlaams niveau zijn wat betreft grondwater, naast het decreet Integraal Waterbeleid (IWB) en de reeds eerder genoemde stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozingen van afvalwater en hemelwater (Besluit 1/10/2004), voornamelijk volgende bepalingen van belang:
Het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer Het besluit van 27 maart 1985 van de Vlaamse regering betreffende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones Het decreet van 28 juni 1995 betreffende de milieuvergunningen en zijn uitvoeringsbesluiten (VLAREM I en II) Inzake infiltratie: het decreet van 26 juli 1996 inzake ruimtelijke planning, de wet van 29 maart 1962 inzake organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, de wat van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling Het Mestdecreet dat in uitvoering van de Europese Nitraatrichtlijn onder meer de bemestingsnormen vaststelt en een uitrijregeling bevat. Dit decreet wordt wellicht in de loop van de huidige legislatuur aangepast.
Bovendien voorziet het Vlaams Gewest de mogelijkheid tot aanvullende subsidies voor de aanleg van voorzieningen voor de infiltratie van hemelwater in de bodem. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams Gewest wenst te komen tot een bescherming en herstel van de grondwatervoorraden tegen 2015. Naast het toepassen van het beleid op vlak van
Bodemkundige Dienst van België
51
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
oppervlaktewater en integraal waterbeleid wat tevens een positieve weerslag zal hebben op het grondwater wenst zij dit te doen via: - het opmaken van een visie op de verdere ontwikkeling van watervoerende lagen met opgave van doelstellingen, - opstellen van herstelprogramma’s voor bedreigde en verontreinigde watervoerende lagen, - verdere ontwikkeling en sturing van een vergunningen- en heffingenbeleid, met onder meer een functietoekenning voor de verschillende watervoerende lagen - aanpakken van illegale grondwaterwinning, - een sturend waterprijsbeleid om de voorraden efficiënter te benutten. Doel is onder meer: - geen overschrijdingen meer van de maximale nitraatnorm van 50 mg/l in grondwater tegen 2007, - geen achteruitgang van het waterpeil in de watervoerende lagen. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009: De provincie wenst te komen tot een verbetering van het grondwaterlichaam via hergebruik, infiltratie en buffering van vooral hemelwater. Belangrijk hierbij is een brongerichte aanpak om vervuiling en verdroging van het grondwater tegen te gaan. De belangrijkste prioriteiten op korte termijn met betrekking tot grondwater zijn gebiedsgericht en betreffen het herstel van de stijghoogte van het grondwater in kwetsbare lagen en regio's. Op lange termijn wil de provincie streven naar een evenwicht tussen de grondwateronttrekkingen en de aanvullingen. Via een gebiedsgericht milieuvergunningenbeleid zal de overbemaling ingeperkt worden. Op het niveau van de deelbekkens zal onderzoek gebeuren naar de kernproblemen en zullen aansluitend maatregelen uitgewerkt worden om de watervoerende lagen te beschermen en te herstellen. Bij de grondwaterlagen waar de grootste problemen van verdroging zich voordoen behoren het Ledo-Paniseliaan (gedeeltelijk op het grondgebied van Lokeren en Sint-Niklaas) en het Oligoceen op het grondgebied van Sint-Niklaas en Beveren).
Gemeentelijke taken en bevoegdheden De gemeente kan onder meer via de volgende bevoegdheden inspelen op aspecten met betrekking tot grondwaterkwaliteit en -kwantiteit:
Gemeentelijke bevoegdheid voor het afleveren van vergunningen voor grondwaterwinningen ingedeeld in klasse 2 en de adviesbevoegdheid voor grondwaterwinningen ingedeeld in klasse 1, alsook het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden Gemeentelijke bevoegdheid voor de vergunningen voor hinderlijke inrichtingen van klasse 2 en voor het toezicht houden op deze inrichtingen, waaronder ook deze met activiteiten die een risico inhouden voor de grondwaterkwaliteit De algemene bevoegdheid voor de gemeentelijke ruimtelijke structuurplanning, de algemene en bijzondere plannen van aanleg, de bouw- en verkavelingsverordeningen, de bouwvergunningen. De gemeente is vertegenwoordigd in stuurgroepen van landinrichtingsprojecten.
Het decreet Integraal Waterbeleid legt aan de gemeenten de verplichting op tot het uitvoeren van de watertoets in het kader van haar plannen en vergunningsbesluiten. Bovendien kan de gemeente via gemeentelijke verordeningen en subsidieregelingen een sturende en stimulerende rol spelen in het rationeel omgaan met water. Daarnaast heeft de gemeente een belangrijke rol te vervullen op het vlak van informatieverspreiding. Samenwerkingsovereenkomst Gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst ondertekend hebben op niveau 1 voor de cluster water, hebben geen speciale verplichtingen inzake grondwater.
Bodemkundige Dienst van België
52
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.3.3
Stand van zaken
Algemeen
Cluster: Water
Het grondwater binnen de gemeente Beveren wordt weergegeven als zeer kwetsbaar ter hoogte van de Polders en de Zandstreek (respectievelijk kwetsbaarheidscode Ca1/v en Ca1). De bovenste watervoerende laag bestaat uit zand/verzilt grondwater of zand. De deklaag is kleiner dan 5 m en/of zandig. De dikte van de onverzadigde zone bedraagt minder dan 10 m. Enkel ter hoogte van het uiterste zuiden /zuidwesten van de gemeente Beveren (Zandleemstreek) is het grondwater weinig kwetsbaar (code Dc) tengevolge van een kleiige deklaag en een watervoerende laag bestaande uit leemhoudend of kleihoudend zand. Er zijn geen drinkwaterwinningsgebieden gesitueerd op het grondgebied van Beveren. Er bevinden zich wel ruim 259 kleinere vergunde grondwaterwinningen verspreid over het grondgebied. De grondwaterwinningen betrekken voornamelijk water uit het Kempisch Aquifersysteem, op een diepte van 4 tot 20 m en uit de Zanden van Berg, op een diepte van 50 à 100 m. Uit de analyses blijkt dat heel wat particuliere putten niet voldoen aan de drinkwaterkwaliteitsnormen. Dit is vooral te wijten aan een te hoog gehalte aan ammonium, ijzer, nitriet en/of een te hoge totale hardheid. In het noordelijke deel van het grondgebied is het water vaak ook verzilt. Globaal gezien is de kwaliteit van het grondwater voor de diepere lagen het best in het zuiden van het grondgebied. In het noorden is het water vaak verzilt (natuurlijk fenomeen) en bevat het hoge gehaltes aan ijzer en sulfaat. Het water is meestal alkalisch (pH ~ 8). Op gebied van verontreinigingen zijn het vooral nitraat en pesticiden die problemen kunnen geven. Voor de provincie Oost-Vlaanderen bleek uit de resultaten van de analyses uitgevoerd in opdracht van AMINAL dat in 43% van de gevallen de maximaal toegelaten concentratie voor nitraat overschreden werd, en in 29% van de gevallen voor de pesticiden.Er zijn echter geen gemeentespecifieke gegevens beschikbaar voor de diepe grondwaterlagen. Op het grondgebied van de gemeente Beveren bevinden zich enkel peilbuizen in het kader van het Map-meetnet (http://dov.vlaanderen.be). Er zijn geen peilbuizen van het Watina-meetnet (IN) of het diepe grondwatermeetnet van Aminal Afdeling Water gesitueerd. Op basis van enkele diepe peilputten gelegen te Sint-Niklaas en Kruibeke kan echter wel een beeld gegevens worden van de evolutie van het waterpeil. Aan de hand van de beschikbare peilmetingen kan men aannemen dat het grondwaterpeil in het Oligoceen Aquifersysteem in het zuiden van Beveren sterk beïnvloed wordt door grondwaterwinning waardoor het peil voorkomt op ca. -7 m T.A.W., terwijl meer naar het noorden het grondwater een peil bereikt van ca. +6 m T.A.W. Grondwaterwinning uit het Oligoceen Aquifersysteem is in het noorden van Beveren nog mogelijk. Het peil in het Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem in het noordelijk deel van Beveren wordt vermoedelijk licht beïnvloed door waterwinning en komt vermoedelijk voor op ca. +2 m T.A.W., naar het centrum toe en naar het zuiden van de gemeente komt het peil voor op ca. –30 m T.A.W. Dit is te wijten aan grondwaterwinningen. Het winnen van water uit dit aquifersysteem zou in het zuiden van Beveren bij voorkeur beperkt dienen te worden. Het Krijt Aquifersysteem en het Sokkel Aquifersysteem zijn belangrijke watervoerende lagen in het zuiden van Oost-Vlaanderen. Er zijn ook een groot aantal winningen in deze watervoerende lagen, waardoor een belangrijke peildaling voorkomt. Deze peildalingen beperken zich niet enkel rond de waterwinning, maar zijn in de volledige provincie merkbaar. In noordnoordoostelijke richting nemen deze dalingen af. We kunnen besluiten dat, alhoewel er geen belangrijke waterwinningen uit deze lagen aanwezig zijn in het noorden van Oost-Vlaanderen, er toch een peildaling optreedt ten gevolge van de belangrijke winningen in het zuiden van de provincie (bron: studiedag grondwaterbeleid Oost-Vlaanderen).
Bodemkundige Dienst van België
53
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Het reeds gevoerde beleid In het kader van de milieuaudit en de Samenwerkingsovereenkomst werden of worden volgende acties uitgevoerd: -
bijhouden van een inventaris van waterkwaliteitsgegevens gebaseerd op analyses van grondwaterwinningen van particulieren, aanpassingen van het subsidiereglement voor infiltratievoorzieningen (2,5 euro/m2 aangesloten verharde oppervlakte) aan de voorwaarden van de samenwerkingsovereenkomst, voeren van promotie voor en gratis analyse van de fysico-chemische kwaliteit van putwaters van particulieren, op aanvraag onderzoek naar mogelijke vervuiling van grondwater door mazouttanks, opstelling van een aangepast politiereglement met betrekking tot infiltratie, hergebruik en buffering van hemelwater.
2.2.3.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wil komen tot een gezonde kwalitatieve en kwantitatieve toestand van het grondwater op haar grondgebied met aandacht voor zowel de ecologische als maatschappelijke functies die het grondwaterlichaam vervult.
Planperiode: De gemeente Beveren is er zich van bewust dat de hoge bevolkingsdichtheid en de vele economische activiteiten de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater niet steeds ten goede komen. Binnen de planperiode wil zij dan ook een aanzet geven om de toestand van het grondwater te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. Hiertoe wil zij in eerste instantie een goed beeld te krijgen van de kwalitatieve en kwantitatieve toestand van het grondwater op haar grondgebied om vervolgens zowel mogelijke diffuse als directe vervuilingsbronnen aan te pakken. Ook wil zij mogelijke verdrogingseffecten milderen en waar mogelijk opheffen.
2.2.3.5
Knelpunten en acties 1. diffuse verontreiniging van het grondwater door gebruik van bestrijdingsmiddelen, overmatige bemesting of insijpeling van vervuild oppervlaktewater bij overstromingen, Wg.01:
bij klachten uitvoeren van controles betreffende het naleven van de bepalingen van het Mestdecreet,
Wg.02:
verder verstrekken van informatie betreffende de regelgeving betreffende ondergrondse stookolietanks,
2. ondrinkbaarheid van water van vele ondiepe drinkwaterputten, 3. er zijn vaak te weinig gegevens beschikbaar betreffende verdroging, 4. daling van het grondwaterpeil in enkele diepere grondwaterlagen. Wg.03:
verderzetten van infiltratievoorzieningen,
Wg.04:
grondwaterpeilgegevens betreffende de eigen gemeente aanwezig in de provinciale databank of andere databanken opvolgen om zo – al dan niet
Bodemkundige Dienst van België
subsidieregeling
voor
hemelwaterputten
en
54
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
preventief - maatregelen uit te werken, bv ondersteunen van het voeren van een actief peilbeheer in verdroogde gebieden, Wg.05:
vermindering van de onttrekking van grondwater door differentiatie aan de bron te stimuleren of te verplichten via de geëigende procedures van vergunningen, bouwverordeningen, eigen investeringen of subsidies.
Bij dit laatste actiepunt wordt door de gemeente Beveren bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag steeds rekening gehouden met de aard en de capaciteit van de aangesproken laag. Samen met acties beschreven in de deelcluster oppervlaktewater zullen deze acties een bijdrage leveren om te komen tot een duurzamer integraal waterbeleid.
Bodemkundige Dienst van België
55
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.4
Waterbodem
2.2.4.1
Beschrijving
Cluster: Water
Waterbodems worden beschouwd als de bodems van waterlopen die altijd of een groot deel van het jaar onder water staan. De waterbodem bestaat uit de oorspronkelijke bodem van de waterloop en de daarop liggende sedimentlaag. De waterbodem vervult verschillende functies: voedingsbron en substraat voor waterplanten, leefmilieu van bodembewonende waterorganismen, buffer en filter voor het grondwater. De voornaamste bedreigingen voor de waterbodem vormen overdreven sedimentatie ten gevolge van erosie, erosie van de waterbodem zelf onnatuurlijk hoge stroomsnelheden en tenslotte vervuiling van de waterbodem door sedimentatie van verontreinigende al dan niet toxische stoffen.
2.2.4.2
Beleidskader
Hogere overheid Naast het decreet Integraal Waterbeheer zijn de belangrijkste wetten, decreten en besluiten die direct of indirect betrekking hebben waterbodem de volgende.
De wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967 die stelt dat de ruimingsproducten gelijkmatig verdeeld over beide oevers en binnen een strook van 5 m van de oever kunnen gedeponeerd worden; de aangelanden hebben hierbij een ontvangstplicht. Het Afvaldecreet van 2 juli 1981 en het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer van 1998 (VLAREA) regelen onder meer de aanwending van ruimingsspecie als bodem of bouwstof of desgevallend de afvoer naar een vergunde stortplaats of verwerkingsinstallatie. Het decreet van 21 april 1983 houdende ruiming van onbevaarbare waterlopen stelt onder meer dat ruimingsspecie niet in waterwingebieden en bijhorende beschermingszones mag worden afgezet, In het kader van het bodemsaneringsdecreet van 22 februari 1995 en het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering van 1996 (VLAREBO) kan een verplichting van de sanering van de waterbodem worden opgelegd en kan de afzetmogelijkheid van de ruimingsspecie op de oevers beperkt worden. Een sanering kan pas worden opgelegd indien de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) besluit dat er een ernstige bedreiging is voor het aquatische ecosysteem. De waterloopbeheerder mag geen nieuwe bodemverontreiniging veroorzaken door aanbrengen van verontreinigde ruimingsspecie.
De strikte toepassing van de huidige, zeer strenge regelgeving stelt alle beheerders van Vlaamse waterlopen momenteel vaak voor zware financiële problemen, niet alleen omwille van de hoge voorafgaandelijke analysekosten, maar vooral omwille van de hoge stort- of verwerkingskosten voor slib dat niet op de oevers mag gedeponeerd worden. In afwachting van een haalbare oplossing wordt daarom vaak besloten om enkel deze waterlopen te ruimen waarvoor een dwingende hydraulische noodzaak bestaat. Het Uitvoeringsplan Ruimingsspecie en de Code van Goede Praktijk voor de ruiming van waterlopen, momenteel in opmaak, moeten hier in de toekomst meer klaarheid in brengen. De uiteindelijke doelstelling is om de historische ruimingsachterstand van hydraulische of van ecologische aard weg te werken en een deel van de geruimde specie te verwerken volgens de BATNEEC principes.
Bodemkundige Dienst van België
56
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams Gewest wil komen tot een saneringen van de probleemsites op de onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie. Verder wenst zij de aanvoer van sediment in de waterlopen te beperken en het sedimenttransport in de waterloop zelf in te dijken door een beperking van de erosie en oppervlakkige afstroming, een vermindering van de sedimentafvoer via overstorten en een bevordering van de sedimentatie in de bovenloop. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 In het provinciaal milieubeleidsplan maakt de thematiek van de onderwaterbodems deel uit van het integraal waterbeleid. De provincie wenst via diverse acties met betrekking tot integraal waterbeleid, oppervlaktewater en erosie zullen een bijdrage te leveren aan de verbetering van de onderwaterbodems. Specifiek met betrekking tot sanering van verontreinigde waterbodems stelt de provincie dat dit zal plaatsvinden volgens een prioriteitenlijst die rekening houdt met de hydraulische noodzaak tot slibruiming en de ecologische noodzaak, en onder de voorwaarde dat de verontreinigingsbron wordt weggenomen. De lopende onderzoeksinspanningen naar de kwaliteit van de onderwaterbodems worden verder gezet en alle gegevens worden doorgegeven aan de Vlaamse waterbodemdatabank. In project 2 (Erosiebestrijding) wordt mede aandacht geschonken aan de problematiek van waterbodems, meer bepaald aan het kwantitatief aspect.
Taken en bevoegdheden van de gemeente Vermits de gemeente volgens de wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967 verantwoordelijk is voor het beheer van de waterlopen 3e categorie dient zij bovenvernoemde reglementering hierbij toe te passen. Bovendien kan zij toezicht en controle uitoefenen op het naleven van deze wetgeving door derden of instanties verantwoordelijk voor de overige waterlopen op haar grondgebied, zoals bijvoorbeeld de polderbesturen. Samenwerkingsovereenkomst Er zijn geen speciale verplichtingen voor gemeenten die intekenden cluster water inzake waterbodems.
2.2.4.3
Stand van zaken
Algemeen
op niveau 1 voor de
De VMM-databank waterbodem geeft de resultaten weer ter hoogte van liefst 59 monsternamepunten waterbodems (oa 10 meetpunten t.h.v Waterloop van de hoge landen, 8 meetpunten t.h.v Dijkgracht, 2 meetpunten thv Noord-Zuidverbinding, 4 meetpunten thv Melkader, 4 meetpunten thv Gaverse Beek, 4 meetpunten thv Beverse Beek,...). Meerdere van deze meetpunten hebben een zeer slechte kwaliteit (Triade-beoordeling) en behoren aldus tot de groep met eerste prioriteit voor verder saneringsonderzoek. Ook gebruik als bodem is in vele gevallen niet toegelaten (Vlarea-beoordeling) of enkel toegelaten op bodemtype 5 (bv industriegebied). Slibberging is een voortdurend terugkerend probleem bij de havenactiviteiten. Jaarlijks wordt ongeveer 300.000 ton droge stof van de bodem van de Schelde gebaggerd.
Het reeds gevoerde beleid Volgende acties werden reeds ondernomen:
Bodemkundige Dienst van België
57
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010 -
Cluster: Water
De gemeente Beveren houdt in het kader van het bodemsaneringsdecreet een inventaris bij van analyses uitgevoerd op waterbodems of slib, om de 2 jaar worden de waterlopen geruimd, aankoop van staalnameapparatuur door de dienst milieubescherming ter bepaling van de bestemming van ruimingsslib, uitvoering van talrijke analyses op onderwaterbodems in het kader van slibruiming, afvoer van slib voor sanering indien niet voldaan aan de depositienormen (VLAREA), afvoer van verontreinigd slib uit straatgrachten of uitspreiding op de oever indien de slibkwaliteit dit toelaat.
2.2.4.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wenst te komen tot een goede toestand van de waterbodems op haar grondgebied. Dit houdt in dat overdreven sedimentatie in de bedding of afzetting van vervuild slib niet langer optreedt. Vervuilde onderwaterbodems zijn gesaneerd.
Planning: Binnen de planperiode wil de gemeente Beveren komen tot: - het verkrijgen van een duidelijk beeld van de kwaliteit van de waterbodems op haar grondgebied en indien mogelijk van de evolutie hiervan, - sanering van alle waterbodems op haar grondgebied die een ernstige bedreiging vormen voor het water ecosysteem, - een halt toeroepen aan eventuele verdere achteruitgang van waterbodems op haar grondgebied via een brongerichte aanpak, - ruimingen van waterlopen onder haar beheer enkel uitvoeren omwille van hydraulische redenen en dit met de minst mogelijke milieuhygiënische hinder. De brochure “Wegwijs in waterbodem” van de provincie kan als leidraad worden gebruikt bij het voeren van dit waterbodembeleid.
2.2.4.5
Knelpunten en acties 1. De historische, hetzij actuele, vervuiling van een aantal onderwaterbodems heeft negatieve gevolgen voor het watermilieu en de hieraan verbonden organismen. Tevens schept dit problemen bij afvoer van het ruimingslib en brengt dit saneringskosten met zich mee. Wb.01:
verder onderzoek van de waterbodems in de waterlopen van 3e categorie en de niet-geklasseerde waterlopen en de resultaten invoeren in de databank en bij de provincie of polderbestuur aandringen op het verder uitvoeren van onderzoek op de waterlopen van 2e categorie,
Wb.02:
uitvoeren van een knelpuntenanalyse op basis van de onderzoeksresultaten, identificatie van de voornaamste verontreinigingsbronnen en opstelling van een prioritering betreffende de aanpak hiervan,
2. Soms te hoge sedimentatie in waterlopen met negatieve gevolgen voor de aanwezige organismen en beperking van de afvoercapaciteit. Wb.03:
bij de bouw van overstorten blijvend extra aandacht besteden aan de randvoorzieningen om de overstortfrequentie en de hoeveelheid slib drastisch te verminderen.
Ook de diverse acties met betrekking tot integraal waterbeleid en oppervlaktewater kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel of de bescherming van waterbodems.
Bodemkundige Dienst van België
58
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.5
Erosie
2.2.5.1
Beschrijving
Cluster: Water
Erosie op voornamelijk hellende akkers door regenval, oppervlakkige afstroming en door de bewerking op zich zijn de meest voorkomende erosievormen in Vlaanderen. Winderosie doet zich in veel mindere mate voor. Het geërodeerd bodemmateriaal wordt afgezet op lager gelegen terreinen of wordt meegevoerd of afgezet in de waterlopen. Directe gevolgen van bodemerosie zijn een verminderde bodemvruchtbaarheid door afspoeling van de vruchtbare bouwlaag, het onderslibben van zaaigoed, kiemplanten, meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Naast de nadelige effecten op de landbouw kan bodemerosie ook aanleiding geven tot wateren modderoverlast en tot sedimentatie in riolen, collectoren of waterlopen. Een teveel aan zwevend materiaal in de waterlopen leidt tot troebelheid en sedimentatie met nadelige effecten voor de planten en dieren in de waterloop.
2.2.5.2
Beleidskader
Hogere overheid In het kader van de EU-verordening 2078/92 worden in Vlaanderen tegemoetkomingen aangebodem worden voor het inzaaien van groenbemesters op erosiegevoelige leem- en zandleembodems, voor perceelsrandbeheer en het beheer van houtige kleine landschapselementen. Deze bepalingen zijn opgenomen in het Vlaams Erosiebesluit van 7 december 2002. De Code voor goede landbouwpraktijk opgesteld door de administratie Land- en Tuinbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap geeft tips en aanbevelingen voor het bestrijden en voorkomen van bodemerosie. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams beleid inzake erosie en overlast door modderstromen is recent ingezet en richt zich op twee doelgroepen: de landbouwers en de steden en gemeenten. Specifieke beheersovereenkomsten ter bestrijding van erosie zijn in voorbereiding, de coördinatie en ondersteuning zijn in voorbereiding en een communicatiestrategie wordt ontwikkeld. Het beleid stelt zich tot doel tegen eind 2007 voor 90% van de gemeenten met erosieknelpunten erosiebestrijdingsplannen op te stellen. Tevens wil men minstens voor 20% van de actuele knelpunten erosiebestrijdingsmaatregelen op het terrein hebben uitgevoerd en wordt voor minstens 5% van de potentiële erosieknelpunten een stabilisatie van de situatie bereikt. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 De problematiek van erosie vormt een belangrijk onderdeel in Oost-Vlaams provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009, en maakt hierin zelfs het voorwerp uit van een apart project. Vermits de meest erosiegevoelige gebieden gesitueerd zijn in het zuidoostelijk deel van de provincie, zijn de gemeenten van het Waasland in mindere mate in deze problematiek betrokken, met uitzondering van de percelen gelegen op de hellingen van het Wase cuestafront.
Taken en bevoegdheden van de gemeente De gemeenten zijn vooral betrokken bij de erosieproblematiek wanneer deze laatste aanleiding geeft tot directe water- of modderoverlast op wegen en in woongebieden. Bovendien kan erosie mee aan de basis liggen van het vervroegd dichtslibben van riolen en afvoergrachten. In geval
Bodemkundige Dienst van België
59
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
van dergelijke problemen behoort het tot de taken van de gemeenten om in overleg met de betrokkenen duurzame oplossingen uit te werken. Bovendien kan de gemeente preventieve acties ondernemen, bijvoorbeeld via het opstellen van een erosiebestrijdingsplan. In het kader van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 kunnen de gemeenten subsidies krijgen (12,5 euro/ha) voor het opstellen en uitvoeren van een dergelijk plan. Sinds 1 januari 2005 worden deze subsidies enkel verleend (75%) voor werken in uitvoering van een door de Aminal goedgekeurd plan. De gemeente kan zelf bijkomende subsidies voorzien voor milieuvriendelijke landbouwtechnieken. Deze dienen evenwel de Europese en Vlaamse wetgeving te respecteren.
2.2.5.3
Stand van zaken Erosie is niet relevant ter hoogte van de polders. Deze worden immers gekenmerkt door een vlakke topografie (zijn gelegen tussen +2 en +4m). Ook in de Zandstreek komt hellingserosie, wegens de geringe hoogteverschillen en het overwegend voorkomen van weinig erosiegevoelige zandbodems, niet of slechts in zeer geringe mate voor. Volgens MIRA-T 2003 bedraagt de gemiddelde erosie in de Zandstreek gemiddeld minder dan 0,5 ton/ha.jaar. Enkel in het uiterste zuiden van de gemeente Beveren (zandleem) is de bodem meer erosiegevoelig (gemiddelde erosiegevoeligheid Zandleemstreek >1,5 ton/ha.jaar). Met betrekking tot bodemerosie zijn er tot op heden geen specifieke acties uitgevoerd door de gemeente Beveren vermits bodemerosie een weinig voorkomend probleem is op haar grondgebied. Ook in de planperiode worden geen specifieke acties met betrekking tot erosie voorzien.
Bodemkundige Dienst van België
60
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.6
Duurzaam watergebruik
2.2.6.1
Beschrijving
Cluster: Water
Volgens MIRA 2004 bedroeg het gemiddeld huishoudelijk gebruik van drinkwater in Vlaanderen ongeveer 110 l per inwoner. Dit komt overeen met één derde van het totale verbruik. De rest wordt gebruikt voor industriële of agrarische toepassingen. Voor slechts een zeer beperkt deel van de toepassingen is water van hoogwaardige kwaliteit nodig. Het gebruik van drinkwater zou dan ook sterk beperkt kunnen worden. Voor de productie van drinkwater wordt in Oost-Vlaanderen gebruik gemaakt van zowel grondwater als oppervlaktewater. Tegen de achtergrond van lokale verdroging door overmatige onttrekking van grondwater voor onder andere drinkwaterproductie en van de hoge kosten die de zuivering van oppervlaktewater of grondwater soms vereisen, dringt een meer rationeel watergebruik zich op.
2.2.6.2
Beleidskader
Hogere overheid In het Vlaams Decreet Integraal Waterbeleid van18 juli 2003 en de daarop aansluitende beleidsnota wordt bijzondere nadruk gelegd op rationeel en duurzaam watergebruik. Concrete gekwantificeerde kortetermijndoelstellingen in deze nota omvatten onder meer een vermindering van het drinkwatergebruik, van het industrieel watergebruik en van het watergebruik door de landbouw, en een toename van het hemelwatergebruik. Om te komen tot een sluitend voorraadbeheer wordt gestreefd naar een diversificatie aan de bron in functie van de vereiste waterkwaliteit en de beschikbare voorraden. Een concreet voorbeeld hiervan is dat in de toekomst het hoogwaardige water uit de diepe krijtlagen gereserveerd zou worden voor toepassingen in de voedingsindustrie. Uitgaande van het principe dat hoogwaardig water geen vereiste is voor alle toepassingen, wenst de regering te investeren in hergebruik en in de aanwending van alternatieve bronnen zoals 'grijs water'. Het Besluit van de Vlaamse regering van 1/10/2004 (stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozingen van afvalwater en hemelwater, van toepassing bij nieuwbouw of belangrijke uitbreidingen) sluit hier uiteraard nauw bij aan. Andere bepalingen op Vlaams niveau die in dit kader relevant worden geacht zijn:
de milieukwaliteitsnormen voor grond- en oppervlaktewater bestemd voor drinkwaterproductie zijn vervat in VLAREM II, de Code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (23 maart 1999) de subsidies van de overheid voor de plaatsing van een hemelwaterput met gebruik van hemelwater in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst, de code van goede praktijk voor architecten i.v.m duurzaam watergebruik.
Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Naast het nastreven van een goede toestand van de oppervlaktewater- en grondwaterlichamen wenst het Vlaams Gewest te komen tot een duurzaam watergebruik via sensibiliseren rond duurzaam waterbeheer en –gebruik, via een sturend prijsbeleid en het uitwerken van het gebruik van tweedecircuitwater. Dit moet leiden tot: - een afname van het dagelijks drinkwaterverbruik bij de bevolking tot ca. 98 liter per persoon, - een stijging van het hemelwatergebruik bij de bevolking tot 30 miljoen m3, - een reductie van het industrieel watergebruik (exclusief koelwater) tot 430 miljoen m3,
Bodemkundige Dienst van België
61
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Water
- een afname van het totaal waterverbruik in de landbouw tot 43 miljoen m3. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 De provincie wenst aandacht te blijven geven via haar milieuvergunningenbeleid aan rationeel watergebruik, meer bepaald via het (her)gebruik van regenwater, koelwater en proceswater, het beperken van de gebruikte debieten en de maximale afkoppeling en infiltratie van regenwater.
Gemeentelijke taken en bevoegdheden Voor de gemeenten zijn hierbij van belang: - de Gemeentewet van 27 mei 1989 die de bevoegdheid van de gemeenten in verband met drinkwatervoorziening regelt, - de gewestelijke subsidie voor het uitvoeren van een wateraudit in gemeentelijke gebouwen in geval van nieuw-, her- of verbouw, - de hierboven weergegeven bepalingen. Op het vlak van rationeel en duurzaam watergebruik kan de gemeente zelf, als belangrijk gebruiker van water voor diverse doeleinden (beregening van openbare domeinen, spoel- en waswaterwater, bluswater, zwembaden...) een belangrijke voortrekkersrol spelen, en vanuit deze rol een voorbeeldfunctie vervullen. Samenwerkingsovereenkomst Gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst ondertekenen op niveau 1 voor de cluster water, verbinden zich ertoe om in het geval van nieuwbouw, herbouw of verbouwing van gemeentelijke gebouwen een audit van het gebouw in kwestie uit te voeren m.b.t. de mogelijkheden van een duurzaam watergebruik. Indien voldaan wordt aan enkele voorwaarden, ontvangt de gemeente voor de opmaak van een wateraudit een gewestelijke subsidie.
2.2.6.3
Stand van zaken
Algemeen Zoals eerder gesteld bevinden er zich geen openbare drinkwaterwinningen binnen de gemeente, maar wel een groot aantal private grondwaterwinningen. Deze zijn verspreid over het hele grondgebied met een sterkere concentratie ter hoogte van het zuidelijk deel van de gemeente (Vlaamse Zandstreek). Zoals eerder gesteld is het grondwater over het grootste deel van het grondgebied zeer kwetsbaar voor verontreiniging.
Het reeds gevoerde beleid Met betrekking tot duurzaam watergebruik werden reeds volgende stappen ondernomen: - verspreiding van tips voor de besparing van water, - invoeren van een premie voor installatie van een hemelwaterput bij vernieuwbouw of bij bestaande woningen met een horizontale dakoppervlakte groter dan 50 m2, - installatie van een groendak op het dak tussen de milieudienst en de brandweer, - invoering op 1 maart 2004 van een subsidiereglement voor aanleg van groendaken (25 euro/m2), - gemeentelijke premieregeling voor hemelwatergebruik.
Bodemkundige Dienst van België
62
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.2.6.4
Doelstellingen
Lange termijn:
Cluster: Water
De gemeente Beveren vindt een duurzaam omgaan met drinkwater belangrijk en wil op termijn dan ook komen tot een kwalitatief en kwantitatief rationeel gebruik van drinkwater.
Planperiode: Binnen de planperiode wil de gemeente het gevoerde beleid verder zetten en eventueel verstreken met als doel te komen tot: - reductie van het dagelijks drinkwaterverbuik tot 98 l per inwoner, - sterke reductie van drinkwatergebruik bij onderhoud en sproeien van openbaar groen, - een maximale aanwending van hemelwater aan de bron, - een duurzamer watergebruik bij de bevolking en eigen diensten.
2.2.6.5
Knelpunten en acties 1. Het overmatig gebruik van drinkwater voor laagwaardige toepassingen (wc, tuin, bepaalde industriële en landbouwkundige processen, …) en het te beperkte gebruik van hemelwater wordt door de gemeente als negatief ervaren. Wd.01:
bij het afleveren van milieuvergunningen toezicht houden op toepassen van de principes van rationeel watergebruik en de uitvoering hiervan,
Wd.02:
mogelijkheid onderzoeken om te komen tot een sterke reductie van het gebruik van bij onderhoud en sproeien van openbaar groen via opvang en hergebruik van hemelwater afkomstig van stedelijke gebouwen,
Wd.03:
het laten uitvoeren van een wateraudit in een aantal gemeentelijke gebouwen (eventueel in kader van een energieaudit) en op basis hiervan maatregelen uitwerken om te komen tot een duurzamer watergebruik,
Wd.04:
verspreiding van tips onder het eigen personeel om water te besparen,
Wd.05:
sensibilisatie van de bevolking omtrent promotie van installatie van waterbesparende installaties en douchekoppen, …
Wd.06:
sensibilisatiecampagne naar bedrijven (KMO’s, landbouwbedrijven, …) om te komen tot een afbouw van hoogwaardig water voor laagwaardige toepassingen.
Bodemkundige Dienst van België
63
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.3
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Natuurlijke entiteiten: natuur, bos, landschap en openbaar groen Goed en duurzaam beheer van onze natuurlijke entiteiten zijn van groot belang. Bossen, parken, … zijn vaak de groene long van de gemeente. Enerzijds moet een beleid gericht zijn op het behoud van ‘gezonde’ bossen. Anderzijds moet er ook belang gehecht worden aan hoe bossen ‘gezond zijn voor de bevolking’. De aanwezigheid van natuurlijke entiteiten vergroten het welzijn van de lokale bevolking. Er is een vaststaande relatie tussen natuur en gezondheid, zowel in de positieve als negatieve zin. Meer groen kan de mens aanzetten tot meer beweging, maar er schuilen ook ‘gevaren’ in sommige flora.
2.3.1
Natuur
2.3.1.1
Beschrijving In deze deelcluster wordt aandacht besteed aan natuurwaarden verbonden aan groengebieden in het algemeen en natuurgebieden en -reservaten in het bijzonder. De aandacht gaat hierbij niet zozeer uit naar specifieke plant- of diersoorten maar eerder naar de kwaliteit van het leefgebied voor de diverse plant- en diersoorten. Heel wat van deze leefgebieden zijn in de loop der jaren verdwenen door rechtstreekse grondinname of een gewijzigd grondgebruik. Andere hebben af te rekenen met negatieve effecten te wijten aan versnippering, verzuring, vermesting, hinder, verdroging of een te grote aanwezigheid van ongewenste uitheemse soorten. Deze effecten kunnen in meer of mindere mate aanleiding geven tot een verminderde kwaliteit van dit leefgebied en verstoring van de natuurlijke processen waardoor zekere plant- of diersoorten verdwenen zijn of in aantal afnemen, met een lagere biodiversiteit tot gevolg.
2.3.1.2
Beleidskader
Hogere overheid Internationale en regionale regelgevingen De Vlaamse wetgeving in verband met natuur wordt gedeeltelijk gestuurd door internationale regelgevingen. Hiervan zijn vooral de volgende van belang:
De Europese Richtlijn 79/409/EEG die sinds 2 april 1979 van kracht is, heeft tot doel het behoud van de vogelstand. De lidstaten dienen verplicht speciale beschermingsmaatregelen te treffen voor de leefgebieden van de in bijlage bij de richtlijn vermelde bijzonder te beschermen vogelsoorten alsook voor de geregeld voorkomende trekvogels.
De Europese Richtlijn 92/43/EEG heeft het behoud van de biodiversiteit tot doel en streeft naar de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Als uitvoeringsmaatregel dienen door elk land speciale beschermingszones (habitatrichtlijngebieden) te worden aangeduid, die deel zullen uitmaken van het Europese “Natura 2000”-netwerk. Voor Vlaanderen zijn 38 habitatrichtlijngebieden afgebakend.
De internationale overeenkomst inzake waterrijke gebieden (Ramsargebieden) die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, werd goedgekeurd door België bij wet van 22/07/79. In Vlaanderen werden 4 van deze gebieden afgebakend.
Bodemkundige Dienst van België
64
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
De conventie van Rio (1992) betreffende het behoud van de biodiversiteit.
Op het Vlaamse niveau zijn naast het gewestplan tal van bepalingen van belang voor deze cluster. Hieronder worden dan ook enkel de voornaamste weergegeven:
Het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (natuurdecreet). Dit decreet vervangt grotendeels de wet op natuurbehoud, en vormt de omzetting in regionale wetgeving van de eerder genoemde Europese richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG. Op 23 juli 1998 (BS 10 september 1998) werd een uitvoeringsbesluit voor dit decreet goedgekeurd. Het decreet werd gewijzigd op 19 juli 2002. Op 21 november 2003 werd aansluitend het besluit goedgekeurd van de Vlaamse Regering houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht beleid. Het doel van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten is erop gericht een verdergaande bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van de natuur en het natuurlijk milieu te verwezenlijken, zowel binnen als buiten de natuurreservaten. Belangrijk principe is dat de natuurwaarden niet verder mogen achteruit gaan (stand-still principe). Het decreet legt ook de basis voor het oprichten van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), het Integraal Verwevings- en Ondersteunend netwerk (IVON). Het regelt daarnaast de erkenning van natuurreservaten, de subsidiëring van terreinbeheerders, het sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers, het uitvoeren van natuurinrichtingsprojecten en het opstellen van natuurrichtplannen. Het ‘VEN eerste fase’ werd goedgekeurd op 18 juli 2003 en beslaat een totale oppervlakte van 86.740 ha. In de volgende fase van de VEN-afbakening dienen bijkomend 41.000 ha VEN en 150.000 ha IVON afgebakend te worden. Het Natuurdecreet bevat ook de juridische basis voor het verlenen of weigeren van natuurvergunningen, het opleggen van vergunningsvoorwaarden, compensatiemaatregelen en verbodsbepalingen. Voor de vergunningverlenende overheid zijn via het uitvoeringsbesluit richtlijnen opgesteld: “voorwaarden voor het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen”. Voor gebieden waar geen natuurvergunning van toepassing is wordt een “code van goede natuurpraktijk” opgelegd. Ook het instellen van de zorgplicht om vermijdbare schade te voorkomen vormt een belangrijk aspect van het Natuurdecreet. Concreet houdt dit in dat iedereen die door zijn handelen schade aan de natuur zou kunnen veroorzaken, verplicht is om die schade te voorkomen, te beperken of te herstellen.
In het Veldwetboek zijn allerlei regelingen opgenomen die betrekking hebben op de natuur en het platteland
Van belang betreffende fauna zijn ook nog de wet op de Vogelbescherming, het KB van 22/09/1980 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten en het besluit van de Vlaamse regering van 21/04/1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse zoogdieren
Volgens de mestwetgeving (decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen; B.S. 28/02/1991) vallen de natuurgebieden, valleigebieden en agrarische gebieden met bijzondere waarde onder de verscherpte bemestingsregeling van de groep natuur. Door het Besluit van de Vlaamse regering van 9 februari 1999 geldt voor de natuurgebieden in principe een nulbemesting behoudens ontheffingen. De algemene bepalingen betreffende mestopslag en het uitspreiden en onderwerken van drijfmest hebben als doel de verzuring van het milieu door atmosferische depositie te verminderen.
Het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen ’97-’07 bevat diverse bepalingen die tot doel hebben via een duurzaam ruimtelijk beleid de natuurlijke structuur te beschermen en verder uit te bouwen.
Bodemkundige Dienst van België
65
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Vermelden we tenslotte het Decreet inzake algemene bepalingen Milieubeleid (DABM) van 5 april 1995 dat doelstellingen en beginselen omvat betreffende het te voeren milieubeleid in Vlaanderen op de verschillende bestuursniveaus. Het regelt via een uitvoeringsbesluit van 14 juni 2002 tevens de oprichting en werking van de milieuraad.
Merken we op dat vele van deze wetten, decreten of richtlijnen ook betrekking hebben op de andere deelclusters bos, landschap en openbaar groen en vice versa. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 In dit beleidspan van de Vlaamse overheid hebben de thema’s verzuring, vermesting, versnippering en biodiversiteit in grote mate betrekking op de natuurwaarden. Verzuring en vermesting Tegen 2030 wil het Vlaams gewest de zuurdepositie verminderen met ongeveer 75% t.o.v 1990 zodat dit geen aanleiding meer geeft tot verzuring van het milieu. Hiertoe dient tegen 2010 de emissie van NOx, SO2 en ammoniak meer dan te halveren. Dit dient te gebeuren door de reductie van industriële, huishoudelijke en agrarische emissies ondersteund door een verdere uitbouw van het depositiemeetnet. Een te grote hoeveelheid aan voornamelijk stikstof en fosfaat in bodem, grond- of oppervlaktewater door overmatige of foutieve bemesting, door industrialisatie of urbanisatie, geeft aanleiding tot eutrofiëring met een verminderde biodiversiteit tot gevolg. Daarom wil men tegen 2007 de afzet van stikstof- en fosfaatverbindingen op landbouwgronden verminderen door het wegwerken van het mestoverschot, het opleggen van gebiedsgerichte bepalingen i.f.v natuur en water en het sensibiliseren van de landbouwsector. Diverse doelstellingen in verband met vermesting werden ook geformuleerd bij de deelclusters grond- en oppervlaktewater. Versnippering Bij het te klein worden van natuurgebieden of het te verspreid liggen ervan worden natuurlijke processen verstoord waardoor zij niet langer of onvoldoende kunnen dienen als leefgebied voor bepaalde planten of dieren. Binnen het thema versnippering wordt de nadruk gelegd op het verbeteren van de migratiemogelijkheden tussen de leefgebieden en het terugdringen van verstoring door geluid, licht, vermesting, verdroging. Op lange termijn wil men komen tot het optimaliseren van de ecologische samenhang tussen terrestrische en aquatische biotopen om leefbare populaties voor zoveel mogelijk doelsoorten te behouden, herstellen of ontwikkelen. Binnen de planperiode wil men:
de migratiemogelijkheden tussen en binnen leefgebieden bevorderen,
75% van de vismigratieknelpunten op prioritaire waterlopen saneren en nieuwe knelpunten voorkomen.
Hiertoe wil de overheid via diverse maatregelen de versnipperingseffecten bij zowel bestaande als nieuwe projecten zoveel mogelijk vermijden of milderen, de landschapsstructuur tussen leefgebieden ecologisch versterken en de vismigratie op prioritaire waterlopen bevorderen. Andere projecten omvatten de aanleg van ecoducten om aaneensluitende gebieden te vormen waartussen vrije en veilige migratie van dieren mogelijk is. De uitbouw van VEN en IVON vormen de belangrijkste instrumenten van de Vlaamse overheid om de versnippering tegen te gaan. Het VEN is de ruggengraat van de natuurlijke structuur en bestaat uit gebieden met een hoge natuurkwaliteit. In het VEN gelden een aantal algemene beschermingsvoorschriften. Voor de instandhouding, ondersteuning en versterking van de natuurkernen wordt voorzien in de afbakening van Natuurverwevingsgebieden. Zij vormen als het ware een beschermende jas voor de natuurkernen. Voor de verbinding van de verschillende natuurkernen worden natuurverbindingsgebieden afgebakend. Samen vormen deze gebieden het IVON: het Integraal verwevings- en Ondersteunend netwerk.
Bodemkundige Dienst van België
66
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Op fijnere schaal zijn er de natuurverbindingsgebieden en ecologische structuren van bovenlokaal belang, waarin vooral voor de provincie en de gemeenten een rol is weggelegd. Deze overheden kunnen evenwel ook betrokken worden bij de acties in het kader van VEN en IVON. Verlies aan biodiversiteit Biodiversiteit wijst op de verscheidenheid, ook de genetische, onder levende organismen van allerlei herkomst. Alhoewel dit thema nauw samenhangt met versnippering wordt meer de nadruk gelegd op de grootte van de gebieden en de interne kwaliteit ervan. Tegen 2010 wil men het verlies van de biodiversiteit stopzetten door instandhouding, ontwikkeling en herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en door het duurzaam gebruik van ecosystemen en soorten. Dit moet binnen de planperiode leiden tot:
een toename van de oppervlakte met ecologische waarde door afbakening van VEN en IVON, 50.000 ha onder effectief natuurbeheer plaatsen, groengebied met 38.000ha doen toenemen, toename van het jaarlijks aankoopritme natuur en bos tot 3.000 ha en inrichting van 20.000 ha natuur.
verhoging van de natuurgerichte milieukwaliteit door afstemming van de ecologische vereisten voor soorten en habitats,
versterking van het soortenbeleid,
de samenwerking met doelgroepen versterken en het draagvlak vergroten via het sluiten van beheersovereenkomsten (16.500 ha) en het instellen van een gebiedsdekkend systeem van wildbeheerseenheden en bosgroepen,
de samenwerking met lokale besturen verbeteren om zo te komen tot de afbakening van natuurverbindingsgebieden.
Provinciale beleidsplannen Het beleid van de provincie Oost-Vlaanderen met betrekking tot natuur en milieu is grotendeels terug te vinden in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS in werking getreden op 24 maart 2004) maar vooral in het Provinciaal Milieubeleidsplan 2005-2009. Het provinciaal beleid voorzien in de afbakening van 61 natuurverbindingsgebieden en 78 ecologische infrastructuren afgebakend. Voor elk natuurverbindingsgebied moet een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) en een natuurrichtplan worden opgesteld. Voorlopig worden twee pilootprojecten voorzien voor de inrichting van natuurverbindingsgebieden (Metjesland en Vlaamse Ardennen). Algemene richtlijnen zullen worden vastgelegd vanuit de ervaringen van deze pilootprojecten. In de plandoelstellingen is voorzien om aldus minstens 10 natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuren van bovenlokaal belang af te bakenen en te starten met de inrichting ervan. De volgende natuurverbindingsbgebieden en ecologische infrastructuren van bovenlokaal belang uit het provinciaal plan situeren zich op het grondgebied van de gemeente Beveren: − − − − − −
3N3 3N5 3N6 3N7 3E2 3E3
Scheldepolders Kleine weel, Kieldrechtpolder, Kallosepolder, Havinkdam, Beverse dijk Prosperpolder, buffergebied Waaslandhaven Arenbergpolder Watergang Hoge Landen, Afleidingskanaal Wase polders Vrasenebeek
Andere plandoelstellingen hebben betrekking op de soortenbescherming (met prioriteit voor typische 'Oost-Vlaamse soorten', het creëren van win-win situaties voor landbouw en natuur/landschap in de verbindingsgebieden, de verweving tussen natuur, cultuur en recreatie in de provinciale eigendommen en domeinen
Bodemkundige Dienst van België
67
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Met betrekking tot de aankoop van natuurgebieden door natuurverenigingen voorziet de provincie een belangrijke wijziging in haar tot nog toe gevoerde subsidiebeleid. Zo wenst de provincie af te stappen van de éénzijdige uitkering van subsidies en komen tot een structurele en projectmatige samenwerking met de milieu- en natuurverenigingen, dit om een meer beleidsmatige sturing toe te laten en de herkenbaarheid voor de provincie te verhogen. Deze beleidswijziging gaat gepaard met een verhoogde ondersteuning van de regionale landschappen en van de bosgroepen. De oprichting van een derde regionaal landschap is voorzien (Schelde en Durmeland) alsook van een derde bosgroep (Midden-Oost-Vlaanderen). Specifiek met betrekking tot natuur zijn vier projecten opgenomen in de planperiode 2005-2009: Project 5. Project 6. Project 7. Project 8.
Intensivering van de samenwerking met Regionale landschappen en Bosgroepen Samen met landbouwers de natuur beheren Natuurgerichter beheer van de Provinciale domeinen en natuurgebieden Creëren van Natuurverbindingsgebieden
Gemeentelijke taken en bevoegdheden met betrekking tot natuurbeleid Aan de hand van de bepalingen in het Natuurdecreet kunnen gemeenten vergunningen weigeren of voorwaarden opleggen via de uitvoeringsbesluiten. De code van goede natuurpraktijk biedt de gemeente mogelijkheden om natuurschade te voorkomen bij niet vergunningsplichtige activiteiten. Zij spelen dus een belangrijke rol bij de bevordering van de zorgplicht. Overeenkomstig het Natuurdecreet dienen de gemeenten via het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) de bestaande natuurwaarden in de lokale ecologische infrastructuur te beschermen of te ontwikkelen. Hierbij kunnen zij de door het Gewest of door de Provincie opgestelde natuurrichtplannen gebruiken als afwegingskader. De gemeenten zijn uiteraard de hoofdrolspelers in de uitbouw van de ecologische structuur van lokaal belang. De Samenwerkingsovereenkomst voorziet subsidies voor dergelijke acties. De gemeenten hebben ook als taak maatregelen te treffen om soorten te beschermen. Onder meer via het gemeentelijk structuurplan en RUP's heeft de gemeente de mogelijkheid om meer ruimte te geven of bescherming te bieden aan gebieden met belangrijke natuurwaarden of – potenties. Via de vroegere milieuconvenanten en de huidige Samenwerkingsovereenkomst kunnen de gemeenten subsidies ontvangen voor “ Eenmalige inrichtings-, beschermings- en sensibilisatieacties op het terrein met een duidelijke meerwaarde voor natuur, landschap, bos en groen op korte termijn” die kaderen in de uitvoering van het GNOP, in andere beknopte visies of in een geïntegreerd milieubeleidsplan Hiervoor kunnen de gemeenten milieu- en natuurwerkers inzetten.
2.3.1.3
Stand van zaken
Algemeen Ondanks het relatief geringe aandeel aan groengebieden kent Beveren toch een aantal bijzondere natuurgebieden waaronder het gebied Grote Geule (20 ha) en Schorren van Oude Doel (51 ha) als erkende natuurreservaten. Op 8 mei 2003 kocht Natuurpunt het reservaat de Grote Geule dat voorheen beheerd werd door de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedeschoon. Hierdoor worden nu beide erkende reservaten beheerd door Natuurpunt vzw. Naast deze erkenden reservaten zijn er nog een aantal belangrijke natuurgebieden als de Putten (Kieldrecht), Groot rietveld, zuidelijke buffer, gebied rond Kleine en Grote Weel met Vingerlingenpad, Gebied rond Melkader, Haasop, Ketenisseschoor, Paardenschoor… Het betreft vrijwel steeds vochtige tot natte gebieden met een bijzondere flora en/of fauna verbonden aan slikken en schorren, vochtige hooilanden, rietland of drogere zandgronden. Enkele van deze gebieden vormen belangrijke broed- of overwinteringsplaatsen voor watervogels.
Bodemkundige Dienst van België
68
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Ook de forten van Haasdonk en Liefkenshoek nemen een bijzondere plaats in als (potentiële) overwinteringsplaats van vleermuizen. Op grondgebied Beveren liggen geheel of gedeeltelijk volgende habitatrichtlijngebieden: SBZ-H BE 2100045 “Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat”, deelgebied Fort van Liefkenshoek en SBZ-H BE2300006 “Schelde- en Durme-esturarium van de Nederlandse grens tot Gent”, waarbinnen voor de gemeente Beveren een aantal slikken en schorregebieden langsheen de Schelde. Vrijwel het volledige gebied ten noordoosten van Verrebroek wordt ingenomen door het vogelrichtlijngebied “Schorren en Polders van de Beneden-Schelde”. Tot slot werden ook een aantal schorren langsheen de Schelde opgenomen in het Ramsargebied “Schorren van Doel, Galgenschoor, Groot Buitenschoor”. Binnen de gemeente werden tevens twee gebieden afgebakend binnen het Ven 1e fase: Wase Scheldepolders en Slikken en schorren langsheen de Schelde. Een deel van het grondgebied tussen Kieldrecht en Prosper en een tweede gebied nabij Kallo valt onder de beheersovereenkomst ‘Botanisch beheer (versie 2)’ voor landbouwers in het kader van het Natuurdecreet. In het kader van de aanleg van het Deurganckdok werden een aantal gebieden aangeduid als natuurcompensatiegebied: Gedempt deel Doeldok Opgespoten MIDA’s Zoetwaterkreek Buffer West Steenlandpolder Kreek Buffer Noord Percelen van de Vl. Overheid Paardenschor Doelpolder noord Putten west Drijdijck Verrebroekse plassen Zuidelijke groenzone / Haasop Groot Rietveld
74 77 17.8 37.2 36.2 45 14.5 71 52 51 80 101.5 82.4
ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha
tijdelijk tijdelijk permanent tijdelijk permanent minstens tot 2007 permanent permanent minstens tot 2007 permanent tijdelijk permanent permanent
Beveren herbergt op haar grondgebied dan ook een verscheidenheid aan bijzondere natuurwaarden op vlak van fauna- en flora-elementen, getuige hiervan de afbakening van gebieden van internationaal belang op haar grondgebied. Meerdere natuur- en milieuverenigingen zijn werkzaam op het grondgebied van de gemeente Beveren. Vermelden we ook dat Beveren deel uit maakt van het “Ecologisch impulsgebied ScheldeDurme-Dender. In het verleden (midden jaren ’90) werd het natuurontwikkelingsproject “Grensoverschrijdend Krekengebied” opgestart.
Het reeds gevoerde beleid Volgende acties werden uitgevoerd in het kader van het GNOP of jaarprogramma’s verbonden aan de Milieuconvenanten of de Samenwerkingsovereenkomst: - opstelling van het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Beveren (Van Ombergen M.,1995) - voorbereiding van project Melkader met besprekingen Aminal, afdeling Natuur, de provincie en Electrabel, - vleermuizenproject Haasdonk, - uitvoeren van paddenoverzetacties te Kallo & Haasdonk en hierbij ook de lagere scholen betrekken, - eekhoornproject parken, - plaatsing van een kerkuilenkast in Fort Liefkenshoek en Hof ter Saksen, - gierzwaluwen Melsele, - bijhouden van een inventaris van milieuvergunningen, - afkoppeling van een gracht (8.014) om natuurontwikkeling te bevorderen,
Bodemkundige Dienst van België
69
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
- organisatie van Milieuzorg op School (MOS), natuureducatieve projecten, - organisatie van talrijke geleide wandelingen Hof ter Saksen, - inventarisatie van Vrasenebeek tussen Stenen Goot en Braderik in het kader van akkerrandbeheer, - natuurtechnische heraanleg van de Beverse beek nabij Hof ter Saksen, - organisatie van een natuurfietszoektocht door de milieuraad, - aanstelling van een natuurambtenaar in het kader van het GNOP, - uitvoering van project Singelberg met perceelsrandbeheer, schapenbegrazing en ecologisch bermbeheer, - invoeren van een subsidiereglement betreffende het inzaaien van groenbemesters, - aanvraag van subsidies voor beheer van een weiland te Vrasene. Hoewel niet noodzakelijk vallend onder de bevoegdheid of verantwoordelijkheid van de gemeente worden heel wat natuurcompensaties in het poldergebied uitgevoerd in het kader van vroegere of lopende projecten betreffende de uitbreiding van de Waaslandhaven.
2.3.1.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente wenst een gezond en groen Beveren. Een verbetering van de basismilieukwaliteit op haar grondgebied via het verwezenlijken van de doelstellingen inzake water, bodem, lucht, … dient ondersteunend te werken. Behoud en versterking van de biodiversiteit wordt nagestreefd door de ecologische kwaliteit en samenhang tussen landgebonden en watergebonden biotopen te optimaliseren (ontwikkeling van de groen-blauwe structuur). Daarbij wordt gestreefd om leefbare populaties voor zoveel mogelijk doelsoorten te behouden, herstellen of ontwikkelen. De toegankelijkheid van de natuur dient verhoogd te worden echter zonder bedreiging van beschermde plant- en diersoorten Om dit te realiseren wenst de gemeente haar beleid af te stemmen op de natuurlijke structuur zoals voorzien in het natuurdecreet, het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimtelijk structuurplan.
Planperiode: Via het geven van de nodige ruchtbaarheid aan het gevoerde beleid en het betrekken van diverse belangengroepen wil de gemeente het draagvlak voor natuurbehoud en ontwikkeling vergroten. Zowel bij burgers, bedrijven als de eigen diensten. Tevens wil zij via het scheppen van kleine stukjes natuur, het versterken van bestaande groengebieden en het ondersteunen van initiatieven met betrekking tot natuur de natuurwaarden in Beveren beschermen en meer kansen geven. Waar mogelijk wordt getracht in overleg een uitbreiding van het areaal vochtige weiden te bekomen. Vermindering van randinvloeden uit het akkerland naar het natuurreservaat Grote Geule is ook een aandachtspunt net als het behoud en eventueel versterking van de natuurwaarden verbonden aan de historische forten. Ook het behoud en bescherming van de unieke slikken en schorren krijgen de nodige aandacht. Het vinden van een duurzaam evenwicht tussen ecologie en economie en invulling geven aan de natuurverbindingsgebieden zal een leidraad zijn in het te voeren beleid.
2.3.1.5
Knelpunten en acties 1. algemene achteruitgang van natuurwaarden, bv. door verdroging en verlies aan biodiversiteit, Nn.01:
een actualisatie van het GNOP uitvoeren,
Nn.02:
verdere uitvoering geven aan een groen- en natuurbeleid waarbij het geactualiseerde GNOP geldt als toetsingskader.
Bodemkundige Dienst van België
70
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
2. bedreiging en/of verdwijnen van kleine landschapselementen, Nn.03:
opstellen van een inventaris van vergunningen in het kader van het vegetatiebesluit en uitvoeren van controle op de naleving hiervan i.s.m het Vlaams gewest, bv. controle van de aanvragen betreffende wijzigingsvergunningen en meldingen vegetaties en KLE’s, kapvergunningen,
Nn.04:
het laten uitvoeren van een ecologische inventarisatie van de poelen gelegen in het gedeelte van het ruilverkavelingsgebied Sint-Gillis-Waas gelegen op Bevers grondgebied,
3. soms moeilijkheden bij verwerving van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling, 4. komen tot een aanvaardbaar en duurzaam evenwicht tussen ecologie en economie is vaak moeilijk, 5. soms gebrek aan het respecteren van natuurgebieden door aanliggende grondgebruikers, bv. nabij Grote Geule, Nn.05:
aankoop en inrichting randpercelen aan de Grote Geule om een wandelpad aan te leggen, tevens stimuleren van grondgebruikers om vrijwillig bemesting en herbicidengebruik te verminderen,
6. eutrofiëring van kreken en kreekresten, 7. bedreiging van slikken verontreinigingen,
en
schorren
door
grondwinningen,
havenactiviteiten
en
8. te laag waterpeil, overbevissing en te hoge jachtdruk in de Grote Geule, 9. motorcrossers in natuurgebieden, 10. opvulling van open gebieden met baggerslib of inname voor havenuitbreiding, 11. te hermetische afscherming van een aantal natuurgebieden voor zachte recreatie, 12. scheuren van natte weilanden in de polder,
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: Nn.06
controle uitvoeren op het toepassen van het principe van de natuurzorgplicht, onder meer i.v.m stedenbouwkundige vergunningen,
Nn.07:
het opstellen van het RUP en natuurrichtplan in overleg met andere betrokken instanties voor de op het grondgebied gelegen natuurverbindingsgebieden aangeduid in het provinciaal ruimtelijk structuurplan,
Nn.08:
in de natuurverbindingsgebieden de aangewezen maatregelen nemen om de ecologische infrastructuur te versterken door het aanleggen van bv. kleine landschapselementen zoals houtwallen, poelen, kleine bosjes en het aankopen en aangepast beheren van percelen, het sluiten van beheersovereenkomsten,
Nn.09:
verdere uitbouw van het project Melkader door aanleg van wandel- en fietspaden teneinde de Melkader en het nabijgelegen natuurgebied toegankelijker te maken voor de burger, eveneens uitvoeren van een natuurvriendelijker oeverbeheer,
Bodemkundige Dienst van België
71
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Nn.10:
ontwikkelen van akkerrandbeheer aan Vrasenebeek,
Nn.11:
het voeren van een akkerrandbeheer nabij de Grote en de Kleine Weel te Kieldrecht,
Nn.12:
verdere uitbouw van de natuurfuncties en de zachte recreatiemogelijkheden nabij het Fort van Haasdonk (i.s.m de provincie), het Fort Liefkenshoek en de Halve Maan,
Nn.13:
via het geven van voldoende ruchtbaarheid aan de diverse acties met betrekking tot natuur de bevolking informeren en sensibiliseren om zo het draagvlak voor de acties te vergroten,
Nn.14:
verder blijven ondersteunen van paddenoverzetacties en hierbij ook scholen betrekken,
Nn.15:
het verder uitbouwen van de gemeentelijke deskundigheid door deelname aan cursussen, voordrachten, …
Voor de uitwerking van gebiedsvisies en natuurprojecten zal de gemeente waar mogelijk gebruik maken van de inhoudelijke en financiële ondersteuning vanuit de provincie.
Bodemkundige Dienst van België
72
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.3.2
Bos
2.3.2.1
Beschrijving
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Omdat bossen fysisch een duidelijk herkenbare structuur hebben en wegens hun specifieke karakteristieken een belangrijk woongebied vormen voor tal van plant- en diersoorten, worden zij als een afzonderlijke deelcluster behandeld. Volgens het Bosdecreet worden bossen gedefinieerd als “grondoppervlakten waarvan de bomen en de houtachtige struikvegetaties het belangrijkste bestanddeel uitmaken, waartoe één eigen fauna en flora behoren en die één of meer functies vervullen”. De voornaamste functies die aan het bos in het algemeen gesteld worden zijn de ecologische functie, de economische functie (vnl. houtproductie) en de sociale functie, zoals recreatie, educatie en wetenschappelijk onderzoek. Bijgevolg worden er vanuit verschillende invalshoeken eisen gesteld aan het bos die vaak niet altijd verenigbaar zijn met elkaar. Bovendien is het bosareaal in het dicht bevolkte Vlaanderen relatief gering wat maakt dat de druk op de bossen vrij hoog is. Bijkomend probleem vormt de sterke versnippering wat betreft eigendomsstatuut waardoor een coherent beheer bemoeilijkt wordt. Net als de andere natuur- en groengebieden hebben bossen ook af te rekenen met negatieve effecten te wijten aan versnippering, verzuring, vermesting, verdroging of een te grote aanwezigheid van ongewenste uitheemse soorten. Om te zorgen dat onze bossen ook in de toekomst de verschillende bosfuncties op een kwalitatieve wijze kunnen vervullen, dienen zij dan ook op een duurzame wijze beheerd te worden.
2.3.2.2
Beleidskader
Hogere overheid Naast de weergegeven bepalingen onder de deelcluster natuur zijn voor bossen vooral de bepalingen van het Bosdecreet van belang. Dit decreet van 13/06/1990 (B.S. 28/09/90) vervangt grotendeels het vroegere Boswetboek (19/12/1854, B.S., 22/12/54). Het Bosdecreet heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg en het beheer van de bossen te regelen. Het bosdecreet stelt dat bossen buiten een economische functie ook een sociale, educatieve, scherm-, ecologische en wetenschappelijke functie hebben. Hiermee krijgt het begrip 'multifunctionaliteit van bossen' een wettelijke basis. Het behandelt alle bossen in Vlaanderen. Diverse uitvoeringsbesluiten regelen onder meer de toegankelijkheid van de bossen, het oprichten van speelbossen en bosreservaten, het opstellen van bosbeheersplannen, het oprichten en subsidiëren van bosgroepen, kapregelingen en houtverkoop, compensatiemaatregelen bij ontbossing, de bepalingen en subsidies bij bebossing van landbouwgronden (ter uitvoering van EEG-verordening 2080/92), en leggen de criteria voor duurzaam bosbeheer vast. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Naast de onder de deelcluster natuur weergegeven doelstellingen die vaak ook hun weerslag hebben op bos worden volgende doelstellingen specifiek met betrekking tot bos gesteld in project 21 “Bosbeleid”: Doel is de oppervlakte aan bossen in Vlaanderen uit te breiden en de kwaliteit ervan te verbeteren via kwantitatief en kwalitatief bosbehoud, bosuitbreiding en geïntegreerde maatschappelijke taakvervulling met aandacht voor verruiming van het maatschappelijk draagvlak.
Bodemkundige Dienst van België
73
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Concrete doelstellingen zijn: -
de realisatie van 10.000 ha ecologisch verantwoorde bosuitbreiding met aandacht voor stadsbossen en het streven naar realisatie van nog 10.000 ha tijdelijke bossen via bebossing van landbouwgronden het vastleggen van criteria voor duurzaam bosbeheer en koppeling van certificering en vrijstelling van successierechten, een uniforme en versnelde opmaak van beheersplannen en een adequaat monitoringsysteem, het instellen van een certificeringssysteem voor duurzaam beheerde bossen, de oprichting van bosgroepen met responsabilisering van eigenaars.
Andere doelstellingen of actiepunten zijn: -
omvorming van naaldbos naar inheems loofbos aanmoedigen om de biodiversiteit te verhogen en de captatie van verzurende depositie te verminderen, invoeren van ecologisch gedifferentieerde subsidies voor (her)bebossingen door particulieren vergroting van het maatschappelijk draagvlak vergroten via een verhoogde toegankelijkheid, opstellen van zaadbomenbanken voor de inheemse boom- en struiksoorten, uitbreiding van de herkomstcertificering bosplantsoen naar alle inheemse soorten, vermindering tegen 2030 van de verzurende emissie tot 1.400 Zuurequivalenten/ha/jaar.
Stadsbossen Binnen de taakstelling voor zowel de planologische als de effectieve bosuitbreiding nemen de stadsrandbossen een prominente plaats in. Stadsrandbossen zijn in de eerste plaats bedoeld om tegemoet te komen aan de maatschappelijke noden inzake bos. Algemeen wordt aangenomen dat, alleen al om de sociaal-recreatieve functie te vervullen, één hectare bos per 100 inwoners noodzakelijk is. Aangezien deze norm vandaag absoluut niet wordt gehaald in Vlaanderen, heeft de Vlaamse overheid een prioriteit gemaakt van de ontwikkeling van stadsrandbossen. Aan de hand van een wetenschappelijke analyse werd een oplijsting gemaakt van die steden die nood hebben aan de uitbouw van een stadsrandbos. Rekening houdend met het reeds bestaande bos werd voor elke stad een oppervlakte bestemmingwijziging voorbehouden om zo'n stadsrandbos te realiseren. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Het behoud, de ontwikkeling en het herstel van natuur en bos in Oost-Vlaanderen vormt één van de plandoelstellingen van het provinciaal milieubeleidsplan. Voor bos en bosuitbreiding zal de provincie in de eerste plaats het Vlaamse beleid terzake ondersteunen. Concreet zal de provincie streven naar het verder verwerven en bebossen van gronden rond bestaande bosrijke domeinen. De verdere ondersteuning van de werking van de twee bestaande bosgroepen (bosgroep OostVlaanderen Noord en bosgroep Vlaamse Ardennen) is voorzien, alsook de oprichting van een derde bosgroep. Dit laatste als onderdeel van project 5 (Intensiveren van de samenwerking met Regionale landschappen en bosgroepen).
Taken en bevoegdheden van de gemeenten met betrekking tot bos In het kader van het Bosdecreet zijn er diverse uitvoeringsbesluiten opgesteld die specifiek betrekking hebben op openbare bossen en bijgevolg van belang zijn voor de bossen in eigendom of beheer van de gemeenten. Deze hebben betrekking op:
Bodemkundige Dienst van België
74
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010 -
Cluster: Natuurlijke entiteiten
het opstellen van een bosbeheersplan alle bossen in haar bezit de regels betreffende het afleveren van kapvergunningen, de verkoop uit de hand van hout en andere bosproducten, de subsidiëring van het beheer van de openbare bossen.
Door in te stappen in de bosgroepen kunnen de gemeenten een actieve bijdrage leveren aan een beter beheer van alle bossen op het gemeentelijk grondgebied.
2.3.2.3
Stand van zaken
Algemeen Beveren kent een zeer klein bosareaal. In 1995 werd, naar aanleiding van het opstellen van het GNOP, een inventaris opgesteld van de bossen (populierenaanplantingen, spontane opslag, loofhout en naaldhout) binnen de gemeente Beveren. De totale oppervlakte bos (en bosjes) bedroeg toen 194 ha oftewel slechts 1,2% van de oppervlakte wat voornamelijk het gevolg is van de geschiktheid van de bodem voor de teelt van gewassen. Dit cijfer ligt ruim beneden het Vlaams gemiddelde (10,8 %) en het provinciaal gemiddelde van 5,6%. Deze cijfers worden bevestigd in meer recente studies (Studie naar de bebossingsmogelijkheden in het Waasland, 2003 – bosoppervlakte te Beveren = 183 ha). Het grootste boscomplex van de gemeente Beveren bevindt zich in Haasdonk en sluit aan op het boscomplex ten oosten van Sint-Niklaas. Hier vinden we vooral naaldbossen met hier en daar een perceel loofhout. Beveren beschikt over een aantal speelbossen: Houten Verdommenis en Hof ter Welle. Binnen de gemeente Beveren zijn geen openbare bossen aanwezig. De Haasdonkse bossen zijn voor het overgrote deel privé. Beveren maakt deel uit van de Bosgroep Oost-Vlaanderen Noord die 23 gemeenten omvat.
Het reeds gevoerde beleid Volgende acties werden uitgevoerd in het kader van het GNOP of jaarprogramma’s verbonden aan de Milieuconvenanten of de Samenwerkingsovereenkomst: -
betrekken van de jeugd bij aanplanting van groene speelruimten, aankoop van percelen voor aanleg van groene speelzones, organisatie van een jaarlijkse boomplantdag i.s.m de scholen, aanplanten van geboortebomen aankoop van inheems bosgoed bij natuurverenigingen die met die opbrengst natuurgebieden aankopen, via ICW, Afd. Bos en groen en de Provincie werd een studie uitgevoerd naar mogelijke locaties die in aanmerking komen voor het aanplanten van bossen en/of het uitbreiden van bestaande bossen, bebossing van de stortplaats te Melsele, ondersteuning van duurzaam bosbeleid via invoering van een subsidie voor de inwoners bij gebruik van FSC-hout,
2.3.2.4
Doelstellingen
Lange termijn: Via het voeren van en het medewerking verlenen aan een duurzaam en ecologisch bosbeheer wil de gemeente Beveren de natuurwaarde van haar bossen vergroten. De natuurlijke processen komen er op grotere schaal voor en inheemse en standplaatsgeschikte boomsoorten nemen de belangrijkste plaats in. Tevens wil zij een bosbeleid voeren dat er op gericht is het bosareaal in omvang te behouden en indien aangewezen uit te breiden. Naast de ecologische functie dienen de bossen op duurzame wijze hun economische en sociaal-recreatieve functie te blijven vervullen.
Bodemkundige Dienst van België
75
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Planperiode: De gemeente Beveren zal inspanningen leveren om de natuurwaarde van de aanwezige bossen te behouden en zo mogelijk het Wase bosareaal uit te breiden om te kunnen voldoen aan de vraag van de inwoners naar bos. Via een inventarisatie van het volledige bosbestand, al dan niet in samenwerking met ICW, wil zij een duidelijk beeld krijgen van de aard, de potenties maar ook de knelpunten binnen haar eigen bosareaal. Deze zijn vervat in een goedgekeurd bosbeheersplan. De resultaten uit de studie naar de bebossingsmogelijkheden zullen hierbij als leidraad worden gebruikt. De uitbouw van een geboortebos vormt ook een onderdeel van het gemeentelijk beleid dat bestaat uit aanplanting van geboortebomen op diverse locaties.
2.3.2.5
Knelpunten en acties 1. sterke verkaveling van de bossen en aanwezigheid van caravans of weekendhuisjes, Nb.01:
het voeren van een uitdovingsbeleid met betrekking tot weekendhuisjes en caravans in bosgebieden,
2. jaarlijks verdwijnen van percelen door kapping, Nb.02:
opstellen van een BPA “Bossen van Haasdonk” om dit bosgebied te behouden, beschermen en uit te breiden,
Nb.03:
het opleggen van compensatiemaatregelen bij kaalslag en de fondsen gebruiken voor aankoop van vrije percelen voor bebossing (liefst nabij bestaande bosgebieden).
3. moeilijkheden bij aankoop gronden voor herbebossingsprojecten, 4. gebrek aan voldoende bos om te voldoen aan de behoefte van de inwoners om op het eigen grondgebied aan bosrecreatie te doen.
Daarnaast zullen ook volgende acties ondernomen worden: Nb.04:
het opstellen van een bosbeheersplan voor de bossen in gemeentelijke eigendom en deze beheren volgens de “criteria duurzaam bosbeheer” van de afdeling Bos en Groen met aandacht voor oud laten worden van de bomen, gevarieerde bosstructuur, meer inheemse boomsoorten, behoud van dood hout, vermijden van kaalslagen, …
Nb.05:
jaarlijkse aanplanting van geboortebomen,
Nb.06:
het voeren van een communicatie- en participatiebeleid inzake natuurlijke entiteiten (bv. deelname aan De week van het bos),
Bij het voeren van dit beleid zal de Bosgroep Oost-Vlaanderen Noord en de Afdeling Bos en groen in belangrijke mate betrokken worden.
Bodemkundige Dienst van België
76
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.3.3
Landschap
2.3.3.1
Beschrijving
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Een landschap kan beschreven worden als “een begrensde grondoppervlakte met een geringe dichtheid van bebouwing en een onderlinge samenhang waarvan de verschijningsvorm en de samenhang het resultaat zijn van natuurlijke processen en van maatschappelijke ontwikkelingen”. Het landschap heeft dus te maken met de wijze waarop wij het ervaren en waarnemen en heeft dus een belangrijk subjectief karakter. Het is tevens van iedereen en aan verandering onderhevig. De mens heeft reeds eeuwenlang ingegrepen in het landschap, doet dit nog steeds en zal dit blijven doen daar het landschap onlosmakelijk verbonden is met menselijk ingrijpen. Voornamelijk door bebouwing, aanleg van wegen, kanalen, industrieterreinen, hoogspanningsleidingen, is het uitzicht van het landschap de afgelopen eeuw grondig gewijzigd. Ook een meer grootschalige landbouw gaf aanleiding tot een veranderd landschapsbeeld via doorgaans vervlakking van het landschap door verdwijning van kleine landschapselementen zoals hagen, solitaire bomen, graften en bermen. Alhoewel voorgaande veranderingen in het landschap niet door iedereen op dezelfde wijze ervaren worden en de appreciatie dus kan verschillen, kan toch gesteld worden dat het huidige landschap vaak gekenmerkt of aangetast wordt door versnippering, voorkomen van kunstmatige visuele barrières of storende elementen, of vermindering van het aantal kleine landschapselementen. Hierdoor neemt niet enkel de beeldkwaliteit van het landschap af maar is er vaak ook sprake van een afgenomen milieukwaliteit met vermindering van de biodiversiteit als gevolg. Naast de natuurwetenschappelijke en esthetische waarde hebben landschappen ook een historische en sociaal-culturele waarde.
2.3.3.2
Beleidskader
Hogere overheid Diverse onderdelen van de gewestelijke regelgeving slaan direct of indirect op de bescherming of op de ontwikkeling van de landschappen. De voornaamste bepalingen worden hieronder in het kort uitgewerkt.
Het Gewestplan legt de bestemming van de percelen vast (woongebied, groengebied, agrarisch gebied, …) en vormt dus de wettelijke basis voor het huidig en toekomstig landgebruik. Bijgevolg heeft het een belangrijke impact op de ontwikkeling van het landschap.
De bescherming van landschappen werd specifiek geregeld in het decreet van 16/04/1996 gewijzigd door het decreet van 21/12/2001 (B.S., 19/02/2002) tot bescherming van landschappen, en de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen en de landschapszorg. De instandhouding, bescherming en beheer van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen werd gewijzigd bij het decreet van 13/02/2004.
In uitvoering van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu werd op 8 december 1998 het besluit tot vaststelling van de regelen voor de voorlopige en definitieve erkenning van acht regionale landschappen door de Vlaamse regering goedgekeurd (BS: 12/2/1999; gewijzigd door het besluit van 11 mei 1999; B.S. 24/06/1999). Regionale landschappen hebben tot doel het streekeigen karakter te behouden, herstellen of verder te ontwikkelen via diverse natuur- en landschapsprojecten. Er wordt ook in belangrijke mate aandacht besteed aan de recreatieve aspecten.
Bodemkundige Dienst van België
77
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Via het uitvoeringsbesluit van 23 juli 1998 van het Natuurdecreet werden per omzendbrief de voorwaarden vastgelegd betreffende het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen, wat bijdraagt tot een betere bescherming van de landschapelementen.
Daarnaast kunnen nog vermeld worden:
Het decreet van 03/03/1976 (B.S., 22/04/1976) tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten dat werd geactualiseerd in 1995.
De landschapsatlas, de atlas der voetwegen en de ruimtelijke landschapskenmerkenkaart vormen belangrijke instrumenten die het landschap beschrijven en typeren.
Via landinrichtingsprojecten en ruilverkavelingsprojecten (uitgevoerd door de Vlaamse Landmaatschappij VLM) kan het landschap gewijzigd worden met het oog op een beter vervulling van de op het gewestplan vastgelegde bestemming. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Landschap wordt hierin niet als een afzonderlijk thema behandeld. Wel bevat het plan als doelstelling 'het voeren van een aangepast beheer van kleine natuurelementen met landschapsecologische of cultuurhistorische waarde', waarin een duidelijk landschappelijk aspect in vervat ligt. Diverse maatregelen weergegeven in de andere deelclusters natuurlijke entiteiten zullen in meer of mindere mate ook bijdragen tot instandhouding, ontwikkeling of herstel van landschappen en de vergroting van de aantrekkelijkheid en natuurwaarde ervan. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 'Verbetering van de landschappelijke kwaliteit in de prioritaire aandachtsgebieden voor landschapsbehoud en landschapsopbouw' vormt één van de specifieke plandoelstellingen uit het provinciaal milieubeleidsplan. Dit wordt concreet uitgewerkt in ondermeer project 6 (Agrarisch natuurbeheer). In het PRS worden een aantal prioritaire aandachtsgebieden voorgesteld waar de provincie ten minste drie pilootprojecten inzake landschap wenst uit te voeren. Specifieke aandacht is voorzien voor het uitwerken van beheersovereenkomsten, de opmaak van landschapsbedrijfsplannen en de aanpassing van de subsidieregeling inzake kleine landschapselementen (KLE). Landschapsbehoud en -ontwikkeling speelt eveneens een belangrijke rol bij het invullen van de natuurverbindingsgebieden en de ecologische infrastructuur.
Bevoegdheden en taken van de gemeenten De taak van de gemeenten situeert zich voornamelijk op vlak van de bescherming en ontwikkeling van kleine waardevolle landschappen van lokaal belang, van nieuwe landschappen en verschraalde restlandschappen. Dit kan onder meer gebeuren via het uitvaardigen van gemeentelijke reglementen of het instellen van subsidieregelingen, of ook nog via het voeren van een informatie- en sensibiliseringsbeleid. De historische kenmerken of elementen aanwezig in het landschap bepalen in grote mate de aanpak op lokaal niveau. Via het Natuurdecreet dienen de gemeenten de bestaande natuurwaarden in de verbindingsgebieden te beschermen of te ontwikkelen, bv. de kleine landschapselementen en overige verbindingselementen met inbegrip van de waterlopen. In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst kunnen zij hiervoor subsidies ontvangen. Bijkomend vervullen zij een ondersteunende rol naar de hogere overheden verantwoordelijk voor de ankerplaatsen en beschermde landschappen en de relictzones.
Bodemkundige Dienst van België
78
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.3.3.3
Stand van zaken
Algemeen
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Volgens de indeling van de traditionele landschappen behoort het noordelijk deel van Beveren tot de Scheldepolders. Het betreft een coulissenlandschap met een morfologie gekenmerkt door de vlakte en de aanwezigheid van dijken. De hoeven liggen verspreid. Hier en daar vindt men dijkdorpen. In de polder vormen de percelen grote regelmatige stroken met systematische aanleg. Het zuidwestelijk deel van Beveren maakt deel uit van het Land van Waas. Dit is gesitueerd in Binnen-Vlaanderen, in de noordelijke zandstreek en buiten de Vlaamse Vallei. Het Land van Waas krijgt verscheidene landschapstypes toebedeeld: een gesloten coulissenlandschap of een compartimentenlandschap op de vroegere veldgebieden. Het landschap is morfologisch overwegend vlak, afgewisseld door dekzandruggen en riviervlakten. Men vindt er rij- en wegdorpen. De percelering bestaat uit kleine blokken (eventueel met bolle akkers) omzoomd met populierenrijen. De landschapsatlas geeft volgende ankerplaatsen weer binnen de gemeente Beveren: de brakwaterschorren langsheen de Schelde ten noorden van Antwerpen en het krekengebied van Kieldrecht en Meerdonk. Bij de relictzones worden verder de Scheldepolders, bolle akkergebieden van het Land van Waas, donk van Verrebroek en Meerdonk en een deel van de bosgebieden op de stuifzandrug van Waasmunster. Belangrijke lijnrelicten binnen de gemeente Beveren zijn: de bunkerlinie (maakt deel uit van historisch verdedigingsnetwerk), Geul en Watergang van de Kreek en dijk van Konings Kieldrechtpolder en de Schelde. Een laatste belangrijke landschapscomponent zijn de kleine en grote landschapselementen. Deze landschapselementen vormen het resultaat van een eeuwenlang samenspel tussen natuurlijke processen en menselijk ingrijpen en maken veelal deel uit van de ecologische infrastructuur. Binnen het GNOP van de gemeente Beveren (1995) wordt een uitgebreide inventaris gegeven van bomenrijen (populieren, knotwilgen, dreven), solitaire bomen, hoogstamboomgaarden, hagen en houtkanten, dijken en taluds, voetwegen, kasseiwegen, poelen, walgrachten, groeven, kragen riet en lisdodde, grienden, kreken, welen, moerassen en schorren en slikken. Voornamelijk de kreken, welen, moerassen en schorren en slikken vormen zeer typische elementen van het Beverse Polderlandschap en worden tevens gekenmerkt door een erg belangrijke floristische en faunistische waarde. Belangrijke antropogene blikvangers binnen de gemeente Beveren zijn de (lokaal erg hoge) dijken, de haveninfrastructuur en de hieraan gekoppelde industriële activiteiten met o.a. de koeltorens te Doel. Vermelden we tenslotte dat Beveren niet behoort tot een regionaal landschap.
Het reeds gevoerde beleid Wat betreft landschap werden volgende acties ondernomen : -
beschermingsdatum van het Fort van Haasdonk. Het Fort van Haasdonk is sinds 04/02/2002 beschermd als monument. aanplantingen (Wilg, Haagbeuk, …) langs landelijke wegen, invoering van een betoelaging voor kleine landschapselementen (KLE), deelname aan de Dag van het Park, logistieke ondersteuning van Open Monumentendag, het aanplanten van bomenrijen, houtkanten en herinrichting van poelen en de oevers van de Vrasenebeek in het gedeelte van het ruilverkavelingsgebied Sint-Gillis-Waas gelegen op Bevers grondgebied, uitvoering van aanplantingen en aangepast beheer in gebied Singelberg, onderzoek naar het uitvoeren van landschappelijke ingrepen in het kader van het project Melkader, bv. aanleg van heuvels, aanplantingen van bomenrijen of struiken, aanleg van een natte depressie, het laten opstellen van een leefbaarheidsstudie voor Kallo,
Bodemkundige Dienst van België
79
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Het spreekt voor zich dat heel wat acties weergegeven onder de cluster natuur ook een duidelijke impact hebben op het verhogen van de visuele en ecologische waarde van het landschap.
2.3.3.4
Doelstellingen
Lange termijn: Streefbeeld is de natuurlijkheid en de eigenschappen van de aanwezige – al dan niet beschermde – landschappen, relictzones en ankerplaatsen te behouden en eventueel verder te versterken. Het karakter van het Wase landschap dient ook voor de toekomstige generaties bewaard te blijven. Het Wase landschap mag wel gebruikt, maar niet verbruikt worden. Negatieve effecten op het landschap te wijten aan de haven en hieraan gerelateerde industriële activiteiten dienen zo goed als mogelijk gemilderd te worden. Nieuwe activiteiten dienen zo goed als mogelijk in het landschap geïntegreerd te worden.
Planperiode: Het behoud en waar mogelijk de versterking of aanleg van de landschapselementen die typisch zijn voor het Waasland en de diversiteit hiervan, vormt samen met het vrijwaren van de open ruimte en het integreren van de verschillende gebruiksfuncties de prioritaire doelstelling van het gemeentebestuur. Aandacht zal in dit kader gaan naar het beschermd landschap aan de kreek de Grote Geule. Ook een grotere bewustwording bij bevolking, industrie en landbouwers betreffende de waarde van deze landschapselementen is belangrijk. Hiertoe wil de gemeente een voorbeeldfunctie vervullen en de bevolking via subsidies aanzetten om zelf kleine landschapselementen aan te leggen en in stand te houden. De landbouwers worden hierbij aanzien als een belangrijke partner. Ook de ondersteuning van het recreatief medegebruik maakt deel uit van de beleidvisie. Ook een betere buffering van de polderdorpen in het kader van de havenuitbreiding vormt een prioritaire doelstelling.
2.3.3.5
Knelpunten en acties 1. visuele hinder door voornamelijk havenindustrie, de koeltorens en hoogspanningsleidingen, 2. inname of wijziging van het landschap, voornamelijk door havenuitbreiding, 3. verlies van open ruimtegebied bij doortrekking van de R2 tot aan de E17 te Haasdonk 4. kritische houding vanwege landbouwers betreffende aanplantingen langs landelijke wegen, 5. vernietiging van aanplantingen en sproeien van bermen door particulieren, 6. weinig respons van de landbouwers op de betoelaging voor KLE’s, 7. verdwijning of onvoldoende onderhoud van kleine landschapselementen: poelen, bomenrijen, knotwilgen, houtkanten, hagen, vlasrootputten 8. omzetten van grienden in akkerland, Nl.01:
uitwerken van een visie betreffende behoud en bescherming van grienden en het nemen van de hiervoor noodzakelijke maatregelen, bv. bescherming, aanleg van grienden in wachtbekkens,
9. bedreigd zijn van historisch en recreatief aantrekkelijke brugjes op de Vrasenebeek en Beverse Beek, 10. onvoldoende afscherming van de stedelijke kern ter hoogte van Hof ter Saksen,
Bodemkundige Dienst van België
80
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010 Nl.02:
Cluster: Natuurlijke entiteiten
aanleg van een groene bufferzone om de stedelijke kern beter af te schermen van Hof ter Saksen,
11. noodzaak tot betere afscherming van de dorpskern van Kallo door aanleg van een groene buffer tussen woongebied en industriezones, Nl.03:
opstarten van overleg met betrokken instanties en belangengroepen betreffende het opstellen van RUP’s en uitvoering van maatregelen om te komen tot een betere landschappelijke afscherming van de dorpskernen in het havengebied tegen de industrie, de leefbaarheidsstudie Kallo kan hierbij als basis dienen,
12. noodzaak tot een degelijke bescherming van de landschapselementen in het beschermd landschap nabij de Grote Geule, 13. noodzaak tot betere afscherming van de serres nabij Melsele, 14. verschil in visie en gebruik van het landschap door verschillende sectoren of groepen, Nl.04:
de landbouwers actief informeren over beheersovereenkomsten i.v.m perceelsrandbeheer, onderhoud van kleine landschapselementen, bv. poelen,
Nl.05:
het verder voeren van een aangepast landschaps-, waterlopen- en natuurbeheer in het gedeelte van het ruilverkavelingsgebied Sint-Gillis-Waas gelegen op Bevers grondgebied,
15. huur gebied Singelberg. 16. Het voorlopig ontbreken van een ruimtelijk structuurplan is het niet altijd eenvoudig te komen tot een duurzaam en evenwichtig landschapsbeleid.
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: Nl.06:
De bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot landschap en ruimtelijke ordening weergegeven in bestaande beleidsplannen (GNOP, bermbeheersplan, land- en tuinbouwstudie, provinciaal structuurplan , …) worden op een gestructureerde manier verwerkt tot een geactualiseerd GNOP. De bestaande landschapselementen, de knelpunten, potenties, wenselijkheden en te ondernemen acties worden per onderscheiden deelgebied gebundeld en visueel weergegeven in een geografisch informatiesysteem (GIS).
Nl.07:
het nemen van maatregelen ter versterking van de open landbouwgebieden door de aanwezige bedrijfsgebouwen beter landschappelijk te integreren, het aanleggen van functionele en eenvoudige beplantingen,
Nl.08:
inrichting en beheer van een weiland nabij de Vijverstraat gelegen nabij een poel
Nl.09:
het nemen van maatregelen ter behoud en bescherming van de Beverse Dijk en het polderlandschap van de Steenlandpolder,
Heel wat van deze acties leveren ook een bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen betreffende de deelcluster natuur.
Bodemkundige Dienst van België
81
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.3.4
Openbaar groen
2.3.4.1
Beschrijving
Cluster: Natuurlijke entiteiten
In dit onderdeel wordt aandacht besteed aan het beheer van parken, recreatiedomeinen, sportterreinen, perken, bermen, begraafplaatsen, … in eigendom van de gemeentelijke overheid. Het beheer van gemeentelijke bossen of natuurreservaten werd mee behandeld in respectievelijk de deelcluster bos en de deelcluster natuur. Het areaal aan openbaar groen neemt vaak een aanzienlijke oppervlakte in en bezit soms hoge natuurwaarden die echter niet altijd optimaal beheerd worden. Ook potentiële natuurwaarden komen niet steeds tot ontwikkeling omdat ze niet gekend zijn en/of het beheer deze ontwikkeling in de weg staat. Via aangepast beheer kan de natuurwaarde van het openbaar groen vaak sterk toenemen zowel voor plant als dier en dit met respect voor de gebruiksfunctie. Andere positieve effecten van een aangepast beheer kunnen zijn: vermindering van groenafval, verminderd gebruik van bestrijdingsmiddelen, minder arbeidsintensief onderhoud, … Naast de zuivere natuurwaarde draagt voldoende en kwaliteitsvol groen in belangrijke mate bij tot verhoging van de belevingswaarde en de leefbaarheid van de gemeente. Uit verscheidene studies blijkt dat er doorgaans te weinig groen aanwezig is in de verstedelijkte gebieden en dit als voorname factor wordt aanzien om te verhuizen naar het buitengebied. Hierdoor neemt de druk op het groen in de buitengebieden dan weer toe.
2.3.4.2
Beleidskader
Hogere overheid Met betrekking tot openbaar groen zijn vooral de volgende bepalingen van belang in het kader van het milieubeleidsplan.
Het Bermbesluit van 27 juni 1984 bevat bepalingen om via aangepast maaibeheer en een verbod op biociden te komen tot een natuurvriendelijker beheer. Het is van toepassingen op bermen en taluds langs wegen, spoorwegen en waterlopen in openbaar beheer.
Het decreet van 18 mei 1999 regelt in het kader van het Bosdecreet een aantal bepalingen met betrekking tot parken zoals de mogelijkheid tot erkenning en de subsidiëring voor (her)inrichting, beheer of verwerving van parken. Hiervoor bestaan evenwel nog geen uitvoeringsbesluiten.
In de ministeriële beleidsnota 2004-2009 behoort voldoende, bereikbaar en toegankelijk openbaar groen, beheerd volgens het concept van harmonisch park- en groenbeheer tot de te realiseren doelstellingen.
Volgens het Decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten (2001), mogen deze vanaf 2004 geen chemische bestrijdingsmiddelen meer gebruiken in openbare ruimtes. Uitstel is mogelijk mits men beschikt over een plan voor systematische afbouw (pesticidenreductieplan). De gemeenten kunnen subsidies krijgen voor het voeren van informatiecampagnes over bestrijdingsmiddelen naar particulieren.
Het Groenbeleid binnen het Vlaamse gewest wordt voorbereid en uitgevoerd door de gelijknamige cel groenbeleid van de afdeling Bos & Groen. De cel is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een beleid op het vlak van parken, stedelijk en randstedelijk groen.
Bodemkundige Dienst van België
82
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams gewest wil via duurzaam en aangepast beheer komen tot een verhoging van de kwaliteit van het openbaar groen en op die manier de biodiversiteit bevorderen. Specifiek wil zij binnen de planperiode:
de milieukwaliteit in parken verhogen
de oppervlakte met beheersovereenkomst vergroten
de samenwerking met de lokale besturen verbeteren.
Om deze doelstellingen te bereiken is het opbouwen van een beleid voor het stedelijk en randstedelijk groen nodig en dienen de principes van harmonisch park- en groenbeheer toegepast te worden. Hiertoe zijn verschillende subsidieregelingen voorzien. Via een gerichte en doorgedreven sensibilisatie in combinatie met acties op vlak van participatie moet het draagvlak voor biodiversiteit in het stedelijk milieu verder vergroten. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Op het vlak van 'stedelijk groen' heeft de provincie geen specifieke taken. Wel is dit een aandachtspunt binnen de provinciale bevoegdheid van de afbakening van kleinstedelijke gebieden. Bovendien heeft de provincie een voorbeeldfunctie bij het groenbeleid en -beheer van de provinciale domeinen en van het groen langs de provinciale infrastructuren (wegen en waterlopen).
Taken en bevoegdheden van de gemeenten De steden en gemeenten kregen via het Natuurdecreet op vlak van natuurbehoud en milieubescherming onder meer als taak de instandhouding, het beheer, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu op gemeentelijke eigendom. In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst 2002-2004, als opvolger van de Milieuconvenanten, worden de gemeenten dan ook (financieel) aangespoord om via een harmonisch groen- en parkbeheer de biodiversiteit te behouden of te versterken en de leefbaarheid in verstedelijkte gebieden te vergroten. Gemeenten hebben tenslotte een belangrijke voorbeeldfunctie naar de inwoners met betrekking tot groenvoorziening en pesticidengebruik. Ook het eerder genoemde 'Pesticidenreductieplan' kadert hierin.
2.3.4.3
Stand van zaken
Algemeen De gemeente Beveren beschikt over 185 km wegbermen (inclusief bomenrijen, laanbomen, houtkanten) en 15,5 km voetwegen. In het kader van het bermbeheersplan wordt hiervan ongeveer 45 km natuurlijk beheerd en 80 km op traditionele wijze. Dit maakt dat 7,40 ha bermen geklepeld wordt en 22,2 ha gemaaid met afvoer van het maaisel (toestand 2004). De meeste van deze bermen liggen in de Zandstreek en slechts een klein deel in de polder. Veel van deze bermen worden beheerd door het polderbestuur Land van Waas. Domein Hof ter Saksen (20 ha) met bijhorend zeer waardevol arboretum, een natuurtuin en een hoogstamboomgaard zijn is één van de mooiste stukken openbaar groen in de gemeente. Het park Cortewalle te Beveren met zijn grote beuken heeft naast zijn recreatieve waarde als stadspark ook belangrijke natuurwaarden zoals zijn holle bomen. Ook de diverse kerkhoven, sportterreinen, speelpleinen e.d. vallen onder beheer van de gemeente. Ook een aantal niet-geklasseerde waterlopen net als de waterlopen van 3e categorie en hun oevers worden door de gemeentelijke diensten onderhouden.
Bodemkundige Dienst van België
83
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
Het reeds gevoerde beleid Volgende acties werden ondernomen of opgestart: − aanleg van een Wase natuurtuin, beektuin en hoogstamboomgaard Hof ter Saksen (1993), − organisatie van een jaarlijkse groene week inclusief jaarlijkse boomplantdag (sinds 1985), in samenwerking met de scholen, − deelname aan de “Dag van het park”, − uitvoering van pilootproject “Piet Stautstraat” met aanleg van bermen, houtkanten en bomen − in samenwerking met natuurpunt behoud van holle bomen te Cortewalle ter bescherming van de Rosse vleermuis, − organisatie bloemenmarkt met aankoopmogelijkheid en infostanden, organisatie van een plantenruilbeurs, − uitvoeren van aanplantingen langs landelijke wegen, o.a. Wilg in de Brandstraat en Haagbeuk in Veldhoekdam, − installatie groendak op dak tussen milieudienst en brandweer, − uitvoeren van bermbeheer in het kader van het GNOP, inventarisatie van waardevolle bermen, − verlenen van subsidies voor aanleg groendak, − herinrichting van een aantal speelpleinen in overleg met de wijkbewoners, − Aanleg van groenbeplantingen nabij sporthal en parking, − laten volgen van een 4-daagse cursus ecologisch groenbeheer door 15 personeelsleden van groen- en technische dienst, − vastleggen van één of meerdere groenruimten bij verkavelingsaanvragen, − aanleg van groenbeplanting langs verkeerstechnische weginfrastructuur, − natuurtechnisch maaien van de wegbermen met afvoer van het maaisel, − afbouw van sproeistoffen en gebruik van minder schadelijke producten, − indiening van de eerste 2 delen van het reductieplan bestrijdingsmiddelen met aandacht voor pesticidenvrij houden van voetwegels, maaien rond bushokjes met de zeis, gebruik van borstelmachines, onkruidbrander, − verhakselen van snoeihout met gebruik van houtsnippers tussen beplantingen, − het in bestekken opleggen van het gebruik van compost met Vlaco-label, − verfraaiing van begraafplaatsen, − het nemen van beschermingsmaatregelen ter behoud van 8 monumentale eiken bij heraanleg van de N70 te Melsele, − uitvoering van bebloemingsacties om het straatbeeld te verfraaien. Diverse van de opgesomde acties hebben ook betrekking op de cluster milieuverantwoord productgebruik.
2.3.4.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wil komen tot een duurzaam beheer van haar openbaar groen om zo de ecologische waarde te vergroten. Bermen, wegen en pleinen dienen een belangrijke functie te vervullen als groene longen of corridors. Dit moet bijdragen tot een versterking van de natuurwaarden zowel in als buiten de bebouwde gebieden en dus een vergroting van de aantrekkelijkheid en leefbaarheid voornamelijk in de meer bebouwde zones van het grondgebied.
Planperiode: Via het aanleggen van voldoende en kwaliteitsvolle groenelementen in straten, pleinen en wijken wil de gemeente het groene karakter hiervan versterken en op die manier de aantrekkelijkheid van de leefomgeving verbeteren. Tevens wil zij de natuurwaarde van het openbaar groen vergroten door een duurzaam en harmonisch parkbeheer te voeren, het gebruik van bestrijdingsmiddelen tot een minimum te beperken, een ecologisch verantwoord berm- en dijkbeheer te voeren. Op de openbare
Bodemkundige Dienst van België
84
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
begraafplaatsen zal groen nadrukkelijker aanwezig zijn en streeft men naar een parkuitzicht. Via het geven van voldoende ruchtbaarheid aan dit groenbeleid wil zij een voorbeeldfunctie vervullen naar haar bevolking toe.
2.3.4.5
Knelpunten en acties 1. gebrek aan respect voor de gemeentelijke groenvoorzieningen door aannemers. De groendienst krijgt te weinig steun om hiertegen op te treden, 2. het verdwijnen van aangeplant groen, 3. vaak grote hoeveelheden groenafval door maaien, snoeien, … 4. weigerachtig staan van polderbestuur bij aanplanting van bomen op gemeentelijke bermen in de polders, bij aanplanting van bomen op perceelsgrens dient de aangrenzende eigenaar eveneens akkoord te gaan, 5. bemoeilijking van het voeren van een coherent bermbeheer wegens versnippering van bevoegdheden over verschillende instanties, No.01:
op basis van de uitgevoerde inventarisaties een bermbeheerplan opstellen,
6. beschadiging van bermen, 7. dijken: éénzijdige beplanting met populieren, verruiging door onaangepast beheer, verwijdering van struwelen, dijkverzwaring. No.02:
voeren van een ecologisch bermbeheer en dit waar mogelijk en aangewezen uitbreiden, ook de dijken worden indien mogelijk opgenomen in dit bermbeheerplan,
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: No.03:
bij opmaak van RUP’s of uitvoeren van projecten, infrastructuurwerken betreffende het openbaar domein, wordt voldoende ruimte voorzien voor degelijk openbaar groen,
No.04:
bij het aanplanten van bomen en struiken maximaal gebruik maken van inheemse en streekeigen soorten om zo ziekten en plagen te voorkomen en de natuurwaarde en landschappelijke identiteit te vergroten,
No.05:
het inschakelen van natuurlijke vijanden bij de bestrijding van ziekten en plagen, bv. het gebruiken van feromonen bij bestrijding van bv. kastanjemineermot,
No.06:
het plaatsen van takkenwallen (van inheems snoeihout) waar mogelijk en zinvol om zo een schuilplaats en woongelegenheid te scheppen voor kleine zoogdieren,
No.07:
toepassing van de principes weergegeven in de handleiding van de overheid “zonder is gezonder” om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen maximaal te voorkomen en te beperken,
No.08:
de principes van harmonisch park- en groenbeheer toepassen via inschakeling in de normale werking van alle diensten en met begeleiding vanuit de groendienst,
Bodemkundige Dienst van België
85
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Natuurlijke entiteiten
No.09
herinrichting van de openbare begraafplaatsen zodat kwaliteitsvol groen er meer prominent aanwezig is,
No.10:
voorbeeldfunctie de gevels van stedelijke gebouwen verfraaien met meerjarige beplanting, bv. bloeiende klimplanten,
No.11:
voeren van een informatie- en sensibilisatiecampagne over groen in tuinwijken om zo een netwerk van stedelijk groen uit te bouwen, bv promotie van gevelbeplanting bij particulieren en hiervoor subsidies voorzien,
No.12:
het voeren van sensibiliserings- en informatieacties om de voorbeeldfunctie van de gemeente uit te dragen naar de eigen bevolking om zo het draagvlak voor ecologisch groenbeheer te vergroten.
Ook een aantal andere acties in het kader van milieuverantwoord productbeheer, natuur, bos en landschap zal een bijdrage leveren aan het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen.
Bodemkundige Dienst van België
86
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4
Hinder
2.4.1
Algemene aspecten
2.4.1.1
Beschrijving
Cluster: Hinder
Verstedelijking, industrialisatie en verkeersgroei kunnen ernstige verstoringen tot gevolg hebben. De opstapeling van deze verschillende vormen van milieubelasting leidt tot een negatieve beleving van de woonomgeving. Milieuhinder (geluids-, geur-, stof-, rook- en lichthinder) is een beleving met zowel een objectief als een subjectief karakter. objectieve factoren zijn de fysische eigenschappen, de frequentie van optreden, de duur en variabiliteit in de tijd. De subjectieve elementen hebben te maken met leeftijd, betrokkenheid bij de bron, het moment van de dag, enz. Kenmerkend voor verstoring is het lokale karakter ervan en het feit dat de hinder direct merkbaar is (in tegenstelling tot veel andere milieuthema’s). Hinder kan de levenskwaliteit enorm negatief beïnvloeden, zowel geestelijk als lichamelijk (welzijn). In sommige gevallen brengt het ook materiële schade (aantasting gebouwen en beelden, daling grondprijzen) met zich mee (welvaart). Als voornaamste hinderbronnen kunnen geluid, geur en licht beschouwd worden. Lucht- en bodemverontreiniging, en visuele verontreiniging (vb reclamepanelen) kunnen echter ook aanleiding geven tot hinder. De verschillende hinderaspecten worden meer in detail in de diverse deelclusters besproken. Hinder gerelateerd aan de afvalproblematiek werd rechtstreeks of onrechtstreeks behandeld in de cluster afval.
2.4.1.2
Beleidskader
Hogere overheid Het voorkomen van diverse soorten van milieuhinder vormt een belangrijk onderdeel van de Vlaamse milieuwetgeving en van het vergunningenbeleid. Door diverse maatregelen, waaronder het opleggen van emissienormen, afstandregels en milieuzonering tracht de overheid de milieuhinder zoveel mogelijk te beperken. De bestaande regelgeving wordt verder uitgewerkt in de specifieke deelclusters. Aanpak van hinder in het algemeen begint met een degelijk systeem voor registratie en meting van de hinder. Ter ondersteuning van het hinderbeleid werden in de loop van 200-2001 twee instrumenten ontwikkeld om het hindergevoel bij de Vlaamse bevolking te meten:
Een gestandariseerd leefomgevingsonderzoek (SLO)
In de loop van 2000-2001 heeft de Vlaamse overheid een eerste schriftelijk leefomgevingsonderzoek (SLO) uitgevoerd onder de bevolking om een beeld te krijgen van het hindergevoel door geluid, geur en licht. Door het SLO op regelmatige basis uit te voeren wil de overheid haar beleid kunnen evalueren en bijsturen.
Een milieuklachtenregistratie en opvolgingssysteem (MKROS)
Dit systeem werd ontworpen voor het registreren en opvolgen van milieuklachten om milieuklachten in te voeren en op te volgen. Dit systeem maakt gebruik van het Internet en laat toe om klachten rechtstreeks in te voeren in een centrale databank. Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007 Dit beleidsplan bevat talrijke doelstellingen in verband met het terugdringen van diverse vormen van hinder.
Bodemkundige Dienst van België
87
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Uitgaande van de vaststelling dat het optreden van hinder vaak het gevolg is van een gebrekkige ruimtelijke ordening, wil het Vlaams gewest via integratie van het hinderbeleid in de ruimtelijke ordening komen tot structurele oplossing in het vermijden van bijkomende hinder. Provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Met betrekking tot het terugdringen van hinder volgt de provincie de Vlaamse langetermijndoelstellingen, en wenst deze ook mee te ondersteunen. Concreet houdt dit het volgende in: De provincie wil deze doelstellingen bereiken via een preventief beleid, een gebiedsgerichte aanpak en door het oplossen van de bestaande problemen. Mogelijke hinder van geluid, geur of licht vormen bijzonder aandachtspunten in het provinciaal vergunningenbeleid. Bijzondere aandachtspunten zijn de uitvoering van een hindertoets bij de opmaak van streefbeelden of bij de herinrichting van provinciale wegen, onderzoek naar steeds weerkerende hinderbronnen en het toepassen van milieuzonering. Door dit laatste worden hinderlijke bedrijven zover mogelijk van de woonkernen gelokaliseerd. Concrete projecten die aansluiten bij het provinciaal hinderbeleid zijn project 3 (Behoud en versterking van stiltegebieden in Oost-Vlaanderen) en project 10 (Ontwikkelen van een visie voor de inplanting van windturbines).
Gemeentelijke taken en bevoegdheden De gemeente is vaak het eerste en belangrijkste aanspreekpunt voor de burgers met betrekking tot milieuhinder. Registratie en opvolging van klachten gebeurt in de eerste plaats door de gemeente en de politie. Hierbij kunnen deze zowel adviserend als repressief optreden. Het milieuklachtenregistratie- en –opvolgingssysteem (MKROS of ander) zal een belangrijk instrument zijn om vorm te geven aan het uitwerken van een minder hinderbeleid door de gemeenten. Via de ruimtelijke planning en het vergunningenbeleid kan de gemeente preventief optreden ter voorkoming van een groot aantal vormen van hinder. Specifieke vormen van milieuhinder worden door de gemeenten vaak aangepakt via het uitvaardigen van gemeentelijke verordeningen of politiereglementen. Typische voorbeelden hiervan zijn beperkingen op het gebruik van lawaaierige toestellen (grasmaaiers), thuisverbranden van afval of het gebruik van laserkanonnen. Samenwerkingsovereenkomst Gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst ondertekenen voor de cluster hinder op niveau 1, moeten enkele concrete acties uitvoeren in verband met algemene hinderaspecten. Wat betreft de werking binnen de eigen diensten, moeten volgende acties uitgevoerd worden: -
Het opvolgen van klachten. Jaarlijks rapporteert de gemeente over de belangrijkste hinderproblemen en hoe ze zijn of zullen worden aangepakt. Terugdringen van milieuhinder in eigen beheer. Er moet minstens 1 concrete actie uitgevoerd worden in de planperiode.
Naar buiten toe, worden jaarlijks twee campagnes gevoerd en dit voor minstens twee verschillende milieuhinderthema’s (geluid, geur, …)
Bodemkundige Dienst van België
88
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
2.4.1.3 Stand van zaken
Algemeen Beveren werd uitgekozen als pilootgemeente voor implementatie van MKROS. De dienst Milieubescherming hield een klachtenbestand bij en noteerde in dit kader voor 2004 volgende klachten: Waterverontreiniging Sluikstort Roet Ongezonde woning Ongedierte Onkruid Mazoutverontreiniging Luchtverontreiniging Informatievraag Varia Geluid Hinder afkomstig van exploitatie Bodemverontreiniging Totaal
8 224 1 3 15 16 2 63 2 70 26 29 8 467
Hieruit blijkt dat de meeste klachten op grondgebied Beveren te wijten zijn aan sluikstortingen, luchtverontreiniging en hinderlijke exploitaties. Vermelden we dat veel van de hinderaspecten te wijten zijn aan (de uitbreiding van) de havenactiviteiten verbonden aan de Waaslandhaven. In het kader hiervan beschikt de gemeente Beveren over een milieuzoneringsplan dat betrekking heeft op het haven- en industriegebied op het Linkerscheldeoevergebied. Hinderaspecten (geluid, geur, stof, luchtverontreiniging), leefbaarheid en veiligheid spelen een zeer belangrijke rol in dit milieuzoneringsplan. Ook integratie van natuurwaarden vormt een onderdeel van het plan. De zonering resulteert in een afbakening van zones met verschillende gevoeligheid voor milieuhinder en wordt afgestemd (indien mogelijk) op de voorziene kavelstructuur (in zoverre deze beschikbaar is). De gevoeligheid van een zone is ondermeer functie van de afstand tot de kwetsbare gebieden, de resterende marge tussen de bestaande belasting op het milieu en de immissie-grenswaarden,… Doel is te vermijden dat de draagkracht overschreden wordt.
Het reeds gevoerde beleid Het beleid van de gemeente Beveren heeft zich vooral gericht op: -
de inventarisatie van hinderlijke inrichtingen van klasse 1, 2 en 3 en uitvoering van controles op naleving van de exploitatievoorwaarden i.s.m bevoegde instanties, geautomatiseerde uniforme registratie met opvolging van klachten, installatie en bekendmaking van een centraal meldpunt, melding van klachten kan onder meer via de gemeentelijke website, uitvoering van een studie betreffende veiligheidsaspecten in en rond het Linker Scheldeoever gebied, verplaatsing van een aantal bedrijven naar KMO-zone Doornpark, uitwerking van een milieuzoneringsplan met o.a. aandacht voor hinderaspecten en risico’s voor woongebieden en kwetsbare natuurgebieden door de zeehaven en industriegebied en dit in het kader van het Strategisch plan Linkerscheldeoevergebied, uitvoering van een leefbaarheidsonderzoek te Kallo, Kieldrecht en Verrebroek, aanpassing van politiereglementen om te komen tot afdwinging van maatregelen met betrekking tot activiteiten welke geen duidelijke rechtsgrond kennen.
Bodemkundige Dienst van België
89
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.1.4
Doelstellingen
Lange termijn:
Cluster: Hinder
Komen tot een situatie waarbij structurele hinderbronnen welke regelmatig aanleiding kunnen geven tot klachten weggewerkt zijn. Er heerst een duidelijk bewustzijn betreffende hinder veroorzaakt door eigen handelingen bij de diverse doelgroepen. Integratie van hinderaspecten dient een natuurlijke reflex te zijn bij het voeren van het gemeentelijk beleid.
Planperiode: Zij wil immers komen tot zo weinig mogelijk milieuhinder op het grondgebied en tegelijkertijd wil zij via acties bij haar personeel en inwoners een minder hinder gedrag stimuleren en bereiken. Verdere integratie van de milieuhinderproblematiek in de ruimtelijke ordening is hierbij nodig zodat een aantal bedrijven wiens ligging niet of moeilijk verenigbaar is met de omgeving, kunnen verplaatst worden naar een KMO-zone. Ook wil de gemeente komen tot een verdere en betere afscherming van woonkernen, in het bijzonder van de polderdorpen, van de zones met industriële ontwikkeling. Dit om de leefbaarheid ervan te kunnen waarborgen. Bevordering van de standaardisatie bij de aanpak van hinderproblemen is een ander aspect dat de gemeente wil realiseren binnen de planperiode. Dit moet leiden tot een efficiënter en kordater optreden bij klachten en vaststellingen.
2.4.1.5
Knelpunten en acties 1. De ligging van een aantal bedrijven is niet verenigbaar met hun omgeving wat onder meer aanleiding geeft tot klachten. Noodzaak tot verdere uitwerking van BPA zonevreemde bedrijven. Ha.01:
blijvende integratie van hinderbeleid binnen de ruimtelijke ordening met speciale aandacht voor het havengebied en de industriële activiteiten,
2. Burgers en bedrijven zijn zich nog vaak onvoldoende bewust van de hinder die zij veroorzaken.
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: Ha.02:
mogelijkheid onderzoeken tot uitvoering van een schriftelijk leefomgevingsonderzoek onder de bevolking,
Ha.03:
verdere integratie en actualisatie van hinderaspecten in politiereglementen en verordeningen, bv. geluidshinder,
Ha.04:
het blijven vervullen van een bemiddelende rol tussen veroorzaker en gehinderde
Ha.05:
de gemeente onderneemt jaarlijks minstens 2 sensibilisatiecampagnes (passief en/of actief) naar specifieke doelgroepen met betrekking tot 2 verschillende milieuhinderthema’s
Bodemkundige Dienst van België
90
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.2
Geluidshinder
2.4.2.1
Beschrijving
Cluster: Hinder
Diverse activiteiten in onze samenleving gaan gepaard met een zekere geluidsproductie. De mate waarin het geluid verspreid wordt hangt af van de bronsterkte, de weersomstandigheden, de hoogte van de bron en de obstakels op het geluidspad. De voornaamste geluidsbronnen zijn het weg-, spoor- en luchtverkeer, industriële activiteiten, luidruchtige recreatie, evenementen en burenlawaai. De negatieve invloed van geluid op mens en dier hangt af van de geluidssterkte en van de kenmerken van het geluid zoals scherpte, tonaliteit, informatie-inhoud, tijdstip en plaats. Omdat naast deze objectieve factoren ook de subjectieve factoren zoals de waardering van het geluid, de betrokkenheid van de waarnemer en de persoonlijke gevoeligheid een rol spelen, zal een zelfde geluidsbron niet noodzakelijk voor elke waarnemer hinder veroorzaken. Toch kunnen bepaalde geluidsbronnen door hun sterkte, frequentie, tijdstip of plaats van optreden voor veel waarnemers aanleiding geven tot een vermindering van de levenskwaliteit of tot gezondheidsproblemen. Vermindering van de gehoorgevoeligheid, hartritmestoornissen, concentratieverlies en slaapstoornissen kunnen veroorzaakt worden door ernstige geluidshinder. Onder geluidshinder valt ook de hinder van laag frequent geluid (Lfg). Dit is geluid met een frequentie van ongeveer 20 à 200 Hz. Hinder door Lfg treedt vaker op bij mensen van middelbare leeftijd, vooral bij vrouwen. Bij het ouder worden krijgt het oor namelijk een andere gevoeligheid voor geluidsfrequenties, waaronder een verhoogde gevoeligheid voor Lfg. Lfg wordt vaak omschreven als een zware bromtoon of een dieselend geluid en kan worden ervaren als een druk op de oren, het hoofd en de borst. Externe bronnen van Lfg kunnen oa. zijn ventilatoren, pompen, airco, vrachtverkeer, … De gezondheidseffecten van Lfg zijn gelijkaardig aan de hierboven beschreven effecten. Karakteristiek voor Lfg is dat het vaak persoonsgebonden is waardoor er maar één persoon last van heeft. Dit terwijl de omgeving geen hinder ondervindt, met als gevolg dat de gehinderde vaak op weinig begrip kan rekenen. Bijkomend is er bij Lfg geen gewenning van het geluid. Het zal nooit als een achtergrondgeluid worden ervaren.
2.4.2.2
Beleidskader
Hogere overheid Op nationaal en/of gewestelijk niveau zijn met betrekking tot geluidshinder vooral de volgende bepalingen van belang:
Het vergunningsdecreet VLAREM I en II voorziet normen om de geluidshinder van vergunnings en meldingsplichtige inrichtingen te voorkomen. Vlarem II bevat bovendien milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht naargelang de bestemming van het gebied op het gewestplan. Ook geluidshinder door wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen wordt thans geregeld door Vlarem I en II.
Technische vereisten met betrekking tot motor- en bromfietsen worden geregeld in wetgeving gebaseerd op Europese richtlijnen.
Art. 561 §1 van het strafwetboek met betrekking tot nachtlawaai en art. 1441 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid in het kader van foutaansprakelijkheid
Het produceren van elektronisch versterkte muziek in niet ingedeelde openbare of privé inrichtingen wordt gereglementeerd door het KB van 24 februari 1977 dat een maximum geluidsniveau vastlegt zowel binnen als buiten de inrichting. De bepalingen van dit KB zijn niet van toepassing op de in VLAREM ingedeelde feestzalen en dansgelegenheden.
Bodemkundige Dienst van België
91
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams gewest wil zijn beleid inzake de vermindering van geluidshinder en een beperking van de geluidshinder integreren in het beleid inzake ruimtelijke ordening en mobiliteit. Ook het verzamelen en analyseren van gegevens betreffende geluidshinder vormt een belangrijk onderdeel van dit beleid. Doel is in 2007 te komen tot een situatie waarbij het aantal potentieel ernstig gehinderden door geluid niet hoger ligt dan 15% van de totale bevolking. In 2000 bedroeg dit aandeel 18%. Tevens wil men afspraken maken over een totale oppervlakte aan stiltegebieden van minstens 300 km2. Provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Naast de algemene visie van de provincie met betrekking tot het terugdringen van hinder (waaronder in de eerste plaats geluidshinder), dient hier de uitbouw, het herstel en de versterking van de stiltegebieden vermeld te worden.
Gemeentelijke taken en bevoegdheden Geluidshinder is in slechts beperkte mate geregeld door de nationale of gewestelijke wetgeving. Daardoor beschikt de gemeente de facto over een niet onbelangrijke regelgevende bevoegdheid met betrekking tot geluid. Zo is de gemeente bevoegd voor die activiteiten die niet in een hogere wetgeving zijn opgenomen. Hieronder vallen onder meer: kruitkanonnen, grasmaaiers, huisdieren, wedstrijden met motorvoertuigen op de openbare weg en werktuigen gebruikt voor bouwwerken. Hiervoor kan de gemeente aanvullende politieverordeningen uitvaardigen. Ook via bouwverordeningen met een stedenbouwkundig element kunnen maatregelen tegen geluidshinder genomen worden. VLAREM II bevat bepalingen die betrekking hebben op niet ingedeelde inrichtingen en die aan het College van Burgemeester en Schepenen een zekere bevoegdheid geven inzake het toelaten van muziekactiviteiten in open lucht en/of in een voor publiek toegankelijke inrichting en dit in afwijking van het KB van 24 februari 1977. In toepassing van het Besluit van de Vlaamse regering van 7 november 1984 betreffende het opsporen en vaststellen van inbreuken op de regels ter bestrijding van geluidshinder, kan een gemeente beschikken over één of meer technische ambtenaren en politieagenten in het bezit van een bekwaamheidsbewijs. Bijkomend kan de gemeente in het kader van VLAREM I beschikken over één of meerdere milieuambtenaren die bevoegd zijn voor het toezicht op als hinderlijk ingedeelde inrichtingen van klasse 2 en 3. Samenwerkingsovereenkomst Om te voldoen aan de vereisten van de samenwerkingsovereenkomst voor de cluster hinder op niveau 1 inzake geluidshinder, moeten volgende acties uitgevoerd worden: -
De aanstelling van toezichthoudende ambtenaren. De aankoop van een sonometer. Het opstellen van een reglement m.b.t. de bestrijding van geluidshinder.
2.4.2.3
Stand van zaken
Algemeen Er zijn geen gebiedsdekkende kwantitatieve gegevens beschikbaar betreffende het geluidsniveau binnen grondgebied Beveren. Uit de klachteninventarisatie blijkt dat iets meer dan 5% van de klachten te maken heeft met geluidshinder. Voorname geluidsbronnen zijn de grote verkeersassen E17, E34, R2, N70, spoorverkeer en industriële activiteiten verbonden aan de Waaslandhaven. De impact van het spoor- en
Bodemkundige Dienst van België
92
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
wegverkeer als gevolg van de verdere ontwikkelingen van het haven- en industriegebied zullen nog in zeer belangrijke mate toenemen. Daartoe werd een onderzoek uitgevoerd naar de impact van geluidsoverlast op de dorpskern van Kallo. Daarnaast kunnen ook horecazaken, uitgaansgelegenheden, elektronisch versterkte muziek, burenlawaai, motorcross, … aanleiding geven tot hinder.
Het reeds gevoerde beleid Het beleid van de gemeente is voornamelijk gericht op het terugdringen van lawaaihinder. Volgende acties werden ondernomen: -
inventarisatie, opvolging en bemiddeling bij geluidsklachten, uitvoering van geluidskartering in Kallo i.s.m Provinciaal centrum voor Milieu-onderzoek in het kader van een plan voor buffering van deze deelgemeente, uitvoeren van metingen ter ondersteuning van klachtenbehandeling, bv. elektronisch versterkte muziek, uitvoering van metingen op cruciale plaatsen, bv tijdens de Beverse Feesten, opstelling van een fuifreglement met opname in het politiereglement om geluidsoverlast tijdens fuiven en evenementen te verminderen, inlichting van organisatoren van activiteiten betreffende geluidsnormen, aanleg van een geluidsscherm ter hoogte van de autosnelweg aan de wijk den Es, opleiding van personeel, aankoop van een nieuwe geluidsmeter in het kader van de wijziging van de milieuwetgeving, opstellen van een reglement betreffende Integraal fuifbeleid, akoestisch onderzoek jeugdcentrum Togenblik, gemeentelijk politieverordening betreffende geluidshinder, publicatie van een artikel betreffende geluidshinder in het gemeentelijk infoblad.
2.4.2.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wil de geluidshinder op haar grondgebied terugdringen om te komen tot een situatie waarin geluidshinder geen aanleiding geeft tot een duidelijk verminderde levenskwaliteit of gezondheidsrisico’s.
Planperiode: De gemeente wil op dit vlak voornamelijk werk maken van de aanpak van structurele bronnen van geluidshinder en het beter afschermen van woonkernen. Vermits deze in een aantal gevallen gemeentegrensoverschrijdend zijn wil zij dit doen via participatie en overleg met de betrokken actoren en instanties om zo tot een samenwerkingsverband te komen. Ook wil zij de deskundigheid en de middelen van de eigen diensten betreffende het voorkomen en de aanpak van geluidshinder versterken. Via informatie en sensibilisatie wil zij burgers en bedrijven attent maken op de mogelijke hinder die zij kunnen veroorzaken voor de anderen.
2.4.2.5
Knelpunten en acties 1. geluidsoverlast afkomstig van bepaalde horecazaken, voornamelijk door elektronisch versterkte muziek, Hgd.01:
informatie en sensibilisatieacties opstarten om de burgers, bedrijven ,horecazaken bewust te maken van mogelijke geluidshinder die zij veroorzaken, bv elektronische muziek, brom- en motorfietsen, burenlawaai door grasmaaiers, kettingzagen,
Bodemkundige Dienst van België
93
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
hondengeblaf, …, in het kader hiervan kan ter ondersteuning een stiltewandeling georganiseerd worden, 2. geluidshinder verbonden aan industiële en havenactiviteiten met inbegrip van de hieraan gerelateerde transporten, bv. in de buurt van Kallo. Hgd.02:
nemen van maatregelen om de dorpskern van Kallo beter af te schermen tegen geluid afkomstig van industriegerelateerde activiteiten,
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden Hgd.03:
in geval van klachten/calamiteiten/bij probleeminrichtingen toezien op het naleven van de geluidsnormen en zo nodig bijkomende exploitatievoorwaarden opleggen
Hgd.04:
bij het uitvoeren van gemeentelijke of bovengemeentelijke infrastructuurprojecten aandringen en toezicht houden op geluidsarme aanleg en inrichting van de infrastructuur alsmede het aansturen op betere alternatieven
Hgd.05:
bij aankoop van gemeentelijke machines rekening houden met de geluidsproductie om zo eventuele geluidshinder te vermijden en tevens een voorbeeldfunctie naar de burger te vervullen,
Hgd.06:
gemeentepersoneel bijkomend opleiden of bijscholen en waar nodig nieuwe apparatuur aankopen.
Bodemkundige Dienst van België
94
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.3
Geurhinder
2.4.3.1
Beschrijving
Cluster: Hinder
Geurhinder kan gedefinieerd worden als het cumulatieve resultaat van herhaalde verstoring door geur, die zich laat kenmerken door een gewijzigd gedrag van de waarnemer. Een kortstondig optredende, lichte of eenmalige geurwaarneming wordt dan ook niet noodzakelijk als geurhinder beschouwd. Vaak zijn de piekconcentraties bepalend voor de mate waarop de mensen hinder ervaren. Geurhinder op zich is meestal niet bedreigend voor de gezondheid van de mens maar tast het wel het welzijn aan. Uit een algemene rondvraag in Vlaanderen uit 1997 bleken de voornaamste bronnen van geurhinder afvalbehandeling (42%), agrarische activiteiten (16%) en waterzuivering (12%) te zijn. De meeste geurhinder werd veroorzaakt door de bevolking zelf (43%) met zeer lokale stankbronnen waaronder stoken van vuurtjes, gevolgd door de industrie (18%) en de landbouw (17%). In het schriftelijk leefomgevingsonderzoek (SLO) uitgevoerd door het gewest in 2004 werd voor de provincie Oost-Vlaanderen geurhinder slechts ver achter geluid aangehaald als belangrijkste hinderbron. Als bronnen werden vooral verkeer, buren en landbouw aangehaald. Geurhinder werd vooral aangevoeld in de Gentse kanaalzone en op de Linkeroever, en in de omgeving van Aalst en Dendermonde. Geurhinder geeft meestal aanleiding tot indirecte gezondheidsklachten, in eerste instantie psychisch-mentaal. Soms kunnen daaruit dan lichamelijke gezondheidsklachten voortvloeien (lichamelijke klachten zoals irritatie van neus, keel en ogen etc kunnen GELIJKTIJDIG optreden met de eerste geurwaarneming en zijn niet per definitie een gevolg). Sommige mensen zullen onbewust ook hun neus trainen waardoor ze nog gevoeliger worden aan een specifieke geurhinder. De wetenschappelijke literatuur legt verbanden tussen het optreden van ernstige geurhinder en symptomen als verstoring van de slaap, ademhalingsproblemen, duizeligheid, hoofdpijn, oog-, keel- en neusirritatie, allergische reacties, stress, maagklachten, misselijkheid, braakneigingen, walging en verlies van eetlust, …. Geurhinder heeft duidelijke raakvlakken met andere domeinen zoals luchtverontreiniging, verspreiding van milieugevaarlijke stoffen, afvalstoffenbehandeling, oppervlaktewaterverontreiniging, vermesting en versnippering. De meeste geurhinder doet zich voor op relatief beperkte afstand tot de bron, meestal beperkt tot enkele kilometers, en is dan ook vooral een lokaal probleem. Tot nu toe is er geen eenduidig verband gevonden tussen de aard en de hoeveelheid van de uitgestoten stoffen en het hindergevoel bij de bevolking. Dit kan verklaard worden door het feit dat door hun complexe chemische samenstelling geuren moeilijk objectief te meten zijn. Bovendien is het hindergevoel sterk subjectief.
2.4.3.2
Beleidskader
Hogere overheid Het geurbeleid in Vlaanderen is momenteel nog onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd om de diverse problemen systematisch te kunnen opvangen. Algemeen geldt het voorkomingsbeginsel, waarin gesteld wordt dat geur geen aanleiding mag geven tot abnormale burenhinder en dat de hinder best aan de bron dient aangepakt te worden. Het Decreet betreffende de milieuvergunning en VLAREM I en II bieden een juridisch kader om geurhinder van industrie, KMO en landbouw aan te pakken. Het toepassen van afstandsregels en het opleggen van emissiegrenswaarden zijn hierbij een belangrijk instrument. Ook geurstudies kunnen opgelegd worden in het kader van een milieuvergunning. Voor hinderlijke inrichtingen kan een geurbestrijdingsplan worden opgelegd. Toch dient vermeld dat wetgeving op vlak van bijvoorbeeld uitrijden van mest of luchtverontreiniging ook zijn weerslag heeft op de geurproblematiek.
Bodemkundige Dienst van België
95
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Geurbronnen veroorzaakt door wegverkeer, huisdieren en verbranding door particulieren worden veel minder behandeld in de wetgeving. Volgens de Vlarem reglementering is enkel het verbranden van plantaardige afvalstoffen afkomstig van het onderhoud van tuinen, ontbossing of ontginning van terreinen of van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden toegelaten, waarbij een afstand van minimaal 100 m tot de begroeiing of de bebouwing dient gerespecteerd te worden. Omwille van de moeilijkheid om objectief geurhinder vast te stellen, gebeurt de behandeling van geurklachten vooralsnog meestal op een weinig onderbouwde en gestandaardiseerde manier. Een beperkt aantal gemeenten hebben reeds eigen procedures of criteria ontwikkeld. Er was tot voor kort op beleidsniveau behoefte aan een totaalbeeld met betrekking tot de kwaliteit van registratie en reactie op klachten alsmede de behandeling ervan en de communicatie tussen de verschillende diensten. Gezien de subjectiviteit ervan en het ontbreken van de nodige expertise op lokaal niveau, was er eveneens behoefte aan duidelijke opvolgings- en behandelingsprocedures voor geurklachten. In het licht van de nakende gewestelijke beleidsinitiatieven m.b.t. geurnormering is het bovendien aangewezen dat dit in Vlaanderen op een uniforme wijze gebeurt. Ter ondersteuning hiervan werd in 2002 in opdracht van Aminabel (AMINAL afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid)een handleiding opgemaakt voor de behandeling van geurklachten door lokale overheden. Hierin wordt een overzicht gegeven van de elementen waarmee men rekening dient te houden bij de behandeling van een geurklacht, welke actoren hierbij een rol kunnen spelen en hoe men dit organisatorisch als lokale overheid kan aanpakken. Er worden tevens diverse tips aangereikt en verwijzingen gegeven naar andere bronnen, waar men zich verder kan informeren met betrekking tot de vermelde items. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams gewest wil via het introduceren van regelgeving inzake puntbronnen en verspreide bronnen, het bevorderen van een standaardaanpak voor geurproblemen en het voeren van een ondersteunend beleid via meetsystemen, campagnes en samenwerking met andere overheden, komen tot een gevoelige daling van het aantal gehinderden. Doel is zowel het aantal gehinderden minimaal gelijk te houden en het aantal ernstig gehinderden te verminderen ten opzichte van 2001. Tevens dient het aantal geurbronnen boven het aanvaardbaarheidsniveau te verminderen. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Met betrekking tot geurhinder sluit het provinciaal beleid volledig aan bij dit van de Vlaamse overheid.
Gemeentelijke taken en bevoegdheden Zoals dit ook voor andere klachten het geval is vormen de gemeentebesturen en de politiediensten het centraal aanspreekpunt bij het optreden van geurproblemen. Via het uitvaardigen van politiereglementen, bv. afvalverbranding door particulieren, het opleggen van een geurbestrijdingsplan voor hinderlijke inrichtingen (klasse 2), controle of toezicht van niet ingedeelde en meldingsplichtige inrichtingen, en door controle op de naleving van de bepalingen van het mestdecreet, kan er opgetreden worden. Samenwerkingsovereenkomst Specifiek inzake geurhinder moeten de gemeentes op niveau 1 beschikken over een politiereglement met betrekking tot afvalverbranding.
2.4.3.3
Stand van zaken
Algemeen Wegens het ontbreken van geurindicatoren op Vlaams niveau zijn er geen meetgegevens beschikbaar om geurhinder op gemeentelijk niveau objectief te beschrijven. Via het aantal
Bodemkundige Dienst van België
96
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
geformuleerde klachten kan echter wel een beeld bekomen worden van de situatie op grondgebied Beveren. Hieruit blijkt dat na sluikstorten geurhinder aanleiding geeft tot het meeste klachten. Deze geurhinder is naast afvalverbranding vooral te wijten aan chemische geuren ten gevolge van havenindustrie. Ook via het meetsysteem nabij de Waaslandhaven dat werd opgesteld in samenwerking met de VMM wordt een beeld gekregen van mogelijk geurhinder en de hieraan verbonden bronnen.
Het reeds gevoerde beleid Het gevoerde beleid heeft zich hoofdzakelijk gericht op: -
bij klachten uitvoeren van plaatsbezoek en indien nodig nemen van stalen en analyse met GC/MS, personeel heeft hiervoor een opleiding in het buitenland gekregen, aankoop van een service module voor de draagbare GC/MS om zo snel metingen ter plaatse te kunnen uitvoeren, registratie van klachten via een gestandaardiseerd formulier, samenstelling door de milieudienst van een interventiekoffer die op het terrein kan meegenomen worden optreden tegen geurhinder afkomstig van industriële activiteiten, verspreiden van tips om geurhinder door stookinstallaties te vermijden, artikel Slimmer stoken, rekening houden met geuraspecten bij advies en uitspraak over vergunningsaanvragen (milieuzoneringsplan), aankoop van een professioneel meteostation met datalogging en directe uitlezing, het opvolgen van klachten betreffende geurhinder en het opnemen van de bemiddeling.
2.4.3.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wil komen tot een toestand waarbij er geen permanente of periodieke geurbronnen meer aanwezig zijn die systematisch aanleiding geven tot geurhinder. Het aantal ernstig gehinderden door geur dient 0 % te bedragen en het aantal gehinderden door geur dient stelselmatig te verminderen.
Planning: De gemeente Beveren wil het aantal gehinderden minimaal gelijk houden en het aantal ernstig gehinderden verminderen. Tevens dient het aantal geurbronnen boven het aanvaardbaarheidsniveau te verminderen. De gemeente onderschrijft hiermee de doelstellingen van het Vlaams milieubeleidsplan. Bijzondere aandacht zal gaan naar geurhinder afkomstig uit het havengebied en naar het versterken van de samenwerking met andere gemeenten en instanties om grensoverschrijdende bronnen van geurhinder aan te pakken.
2.4.3.5
Knelpunten en acties 1. Geurhinderklachten zijn vooral te wijten aan bepaalde activiteiten in het haven- en industriegebied. Toch wordt ook het illegaal verbranden van afval in open lucht door burgers door de gemeente ervaren als een knelpunt daar dit geurhinder met zich mee brengt. 2. Het gebrek aan duidelijke normen en het eerder subjectieve karakter van de geurwaarneming bemoeilijkt de behandeling van deze problematiek. Bovendien bemoeilijkt ook het grensoverschrijdend karakter van geurhinder de aanpak hiervan. Hgr.01:
overleg met andere gemeenten en instanties gemeentegrensoverstijgende geurbronnen,
Bodemkundige Dienst van België
voor
de
aanpak
van
97
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: Hgr.02:
blijvend toezicht houden op de correcte toepassing van de bepalingen van het mestdecreet en de bepalingen opgenomen in milieuvergunningen of exploitatievoorwaarden,
Hgr.03:
de bevolking en bedrijven blijven sensibiliseren en informeren over mogelijke bronnen van geurhinder.
Hgr.04:
het verspreiden van tips ter voorkoming van geurhinder te wijten aan thuiscompostering en GFT-opslag.
Bodemkundige Dienst van België
98
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.4
Lichthinder
2.4.4.1
Beschrijving
Cluster: Hinder
Lichthinder wordt omschreven als de overlast die de mens ondervindt van kunstlicht. Lichthinder kan de vorm hebben van verblinding, verstoring van nachtelijke activiteiten of een algemeen gevoel van onbehagen veroorzaken. Astronomische waarnemingen worden sterk gehinderd of zelfs onmogelijk gemaakt. Ook plant en dier kunnen hinder ondervinden door respectievelijk beïnvloeding van de groeicyclus (bladeren aan de bomen) of van het gedrag, of ook nog door beïnvloeding of versnippering van de habitat. Lichthinder is te wijten aan lichtvervuiling zijnde de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door kunstlicht. Lichtvervuiling wordt veroorzaakt door lichtbronnen die te fel schijnen, te veel en verkeerd licht uitstralen, in de verkeerde richting uitstralen of op het verkeerde moment schijnen. Toch is een zekere mate van lichtvervuiling niet te vermijden vanuit veiligheidsoverwegingen, behoefte aan zichtbaarheid, esthetiek of bedrijfsvoering. De bekendste vorm van lichtvervuiling is het ontstaan van skyglow, een lichtkoepel die de hemel boven grote verlichte gebieden (steden, verstedelijkte gebieden, industriële centra) een onnatuurlijke felle kleur geeft. Deze ontstaat door de reflectie van naar boven stralend licht op wolken, waterdamp en stofdeeltjes in de lucht. Lichtkoepels worden vooral waargenomen bij vochtig weer en sterke luchtverontreiniging, maar ook bij helder en droog weer zal in sommige erge gevallen (Brussel, Gent, Antwerpen, ...) een duidelijke oranje kleur op te merken zijn, waarin nog nauwelijks sterren zichtbaar zijn. Een tweede vorm is verblinding. Door te sterke of verkeerd gerichte lampen wordt men verblind en het wordt het zicht beperkt. Ook vele permanente lichtinstallaties, reclameverlichting, straatverlichting en verlichting van sportterreinen kunnen verkeersdeelnemers verblinden met als gevolg een groter risico op een ongeval. Een laatste vorm van lichtvervuiling is het licht dat ergens terechtkomt waar het niet nodig is of niet gewenst is. Typische voorbeelden zijn straatlantaarns die in de slaapkamer binnenschijnen, of verlichting van serres of bedrijfsterreinen die ook de achtertuintjes in de omgeving verlichten. In het schriftelijk leefomgevingsonderzoek van het Vlaams gewest uit 2004 blijkt dat 1 op 20 Vlamingen last heeft van lichthinder en dat meer dan 80 % het belangrijk vindt dat de overheden hier iets aan doen. Van de ondervraagde Oost-Vlamingen duidden 1,46% lichthinder aan als voornaamste hinderbron.
2.4.4.2
Beleidskader
Hogere overheid Op internationaal vlak bestaan er weinig of geen afspraken of richtlijnen in verband met lichthinder. Toch is een eerste aanzet gegeven om een Europese norm te ontwikkelen voor openbare verlichting. Een norm voor het begrip ‘donkergebied voor astronomische waarnemingen’ is wel omschreven. In Vlaanderen zijn de volgende bepalingen van belang met betrekking tot lichthinder.
Het Vlaams gewest keurde op 16 december 1997 een ‘Urgentieplan Lichthinder’ goed om lichtvervuiling te beperken en te voorkomen. Dit omvat onder meer: - het gebruik van afgeschermde toestellen bij nieuwe gewestwegverlichting, - het doven van verlichting op continue secties autosnelwegen tussen 0:30 en 5:30u, - het opleggen van vergunningsvoorwaarden voor lichtreclame langs gewestwegen, - de inschrijving van intercommunales in REG-plannen (rationeel energiegebruik),
Bodemkundige Dienst van België
99
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
- het ter beschikking stellen van de informatiebrochure ‘Publiciteit zonder lichtvervuiling’. In VLAREM II zijn algemene voorschriften opgenomen voor de beperking van lichthinder door zowel ingedeelde als niet ingedeelde inrichtingen. In toepassing hiervan en via de wet op de vliegverkeersregels is het projecteren van geconcentreerde lichtbundels en lasers rond dancings en bioscopen in principe verboden. De Belgische normen NBN L 18-001 en 002 geven richtlijnen voor de openbare verlichting welke toegepast worden door gewest, provincies en gemeenten.
Omdat de voorschriften vaak echter onvoldoende concreet en technisch uitgewerkt zijn en de kennis op vlak van lichthinderbestrijding in Vlaanderen beperkt of niet beschikbaar is, blijft de aanpak van lichthinder problematisch. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Het Vlaams gewest wil op lange termijn via vermindering van de lichtvervuiling een aantal gebieden in Vlaanderen tot stand brengen waar de natuurlijke hemelgloed maximaal hersteld wordt Meer concreet dient tegen 2007 nieuwe lichtvervuiling voorkomen te worden en moet de bestaande lichtvervuiling verminderd worden. Er mogen dan geen gebieden meer voorkomen waar tussen 0:30u en 5:00u de hemelgloed meer dan 9 maal de natuurlijke hemelgloed overtreft. Structureel overleg met andere overheden en het uitwerken van juridische, economische en beleidsondersteunende instrumenten vormen hierbij een belangrijk aspect. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 Het beleid van de provincie bevat weinig specifieke bepalingen betreffende lichthinder. Via het verder zetten van een beleid gericht op de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens tegen alle vormen van overlast waaronder dus ook lichthinder, wil zij dit probleem terugdringen. In het kader van haar voorbeeldfunctie zal de provincie bij de energie-audits van de provinciale gebouwen het aspect lichthinder blijven meenemen.
Gemeentelijke taken en bevoegdheden De huidige gemeentewet legt aan de gemeenten een aantal verplichtingen op met betrekking tot de openbare verlichting, maar uitsluitend vanuit het oogpunt van veiligheid en vlot verkeer. Via de cluster hinder van de Samenwerkingsovereenkomst worden gemeenten en provincies aangespoord een lichthinderbeleid te volgen en ook invulling te geven aan het Urgentieplan Lichthinder. Via ministeriële omzendbrieven worden de gemeenten aangespoord de Vlarem voorschriften en NBN-normen te volgen. Via gemeentelijke verordeningen kunnen de gemeenten een aantal problemen in verband met lichthinder aanpakken. Een moeilijkheid hierbij is dat er weinig of geen concrete normen bestaan om lichthinder te meten. Door informatieverspreiding en sensibiliseringsacties kan de gemeente inspelen op het probleem. Samenwerkingsovereenkomst Er zijn geen specifieke voorwaarden in verband met lichthinder op niveau 1.
Bodemkundige Dienst van België
100
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.4.3
Stand van zaken
Algemeen
Cluster: Hinder
Exacte gegevens betreffende de hemelgloed voor Beveren zijn niet bekend. Op basis van de gemeten hemelgloed in 2000 op Europees niveau bevindt het oosten van Oost-Vlaanderen zich in een zone waar de hemelgloed ongeveer drie tot negen maal groter is dan de natuurlijke hemelgloed (MIRA-T 2003). De grootste bronnen van lichtvervuiling op het grondgebied zijn industrieterreinen in de Waaslandhaven, de site van de kerncentrale te Doel, Beveren centrum en autosnelwegen (Bron: www.vvs.be/wg/lichthinder/l_imag/Antwerpen_Mechelen.jpg).
Het reeds gevoerde beleid De gemeente Beveren speelt in op het probleem van de lichthinder via: -
deelname aan de “Nacht van de Duisternis” met doven van de klemtoonverlichting gedurende een aantal nachten, gedeeltelijk doven van straatverlichting in woonwijken na 23u (1 op 2 lampen), vervanging van terreinverlichting van voetbalvelden door minder lichtvervuilende armaturen, meewerken aan een brongerichte aanpak van lichthinder veroorzaakt door industriële activiteiten, bv. door het opleggen van lichtstudies bij ontwikkeling van grote industriële inrichtingen, ondertekening van het charter lichthinder voor lokale besturen.
2.4.4.4
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente Beveren wil komen tot een situatie waar lichthinder en lichtvervuiling maximaal vermeden wordt en er zich geen klachten voordoen. Verlichting gebeurt op een efficiënte wijze.
Planning: De gemeente wil tijdens de planperiode komen tot het voeren van een rationeel verlichtingsbeleid binnen de eigen diensten, reductie van lichthinder en -vervuiling door openbare straatverlichting, sportterreinen en klemtoonverlichting. Nieuwe bronnen van lichthinder of -vervuiling dienen maximaal vermeden te worden. Ook wil zij bewustwording van het probleem bij handelaars, bevolking en bedrijven vergroten zodat een gedragswijziging wordt ingezet. Leidraad bij het beleid is het principe dat er “neerwaarts verlicht wordt, Waar, Wanneer en Wat nodig is”. Er dient dus niet noodzakelijk minder maar wel efficiënter verlicht te worden.
2.4.4.5
Knelpunten en acties 1. Momenteel bestaat er nog geen uitgewerkte gemeentelijk visie betreffende lichthinder. Het ontbreken van concrete technische richtlijnen, normen en evaluatiemethodes bemoeilijkt dit proces. 2. Alhoewel lichthinder geen aanleiding geeft tot een grote hoeveelheid klachten ervaart de gemeente Beveren het grote aantal – vaak onaangepaste – lichtbronnen niet altijd even positief. Hli.01:
de milieudienst legt bij vergunningen waar het nodig geacht wordt, bijzondere voorwaarden op ivm lichthinder (bij grote terreinen, bij woonkernen, terminals, parkings in de dokken, …)
Hli.02:
eventuele vervanging van verlichting door reflectoren e.d. op gevaarlijke punten,
Bodemkundige Dienst van België
101
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Hli.03:
mogelijkheid onderzoeken tot verdere aanpassing van de klemtoonverlichting van monumenten met het oog op vermindering van lichtpollutie en energieverbruik, bv. als onderdeel van energieaudits,
Hli.04:
mogelijkheid nagaan om het gebruik van lichtreclames tussen 00:30 en 5:30 te verbieden tenzij dit absoluut noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk. Om dit beleid te ondersteunen zal dezelfde voorwaarde worden opgelegd bij nieuwe of hernieuwing van vergunningen,
Hli.05:
in aanvulling van de “Nacht van de Duisternis” uitvoeren van een sensibiliserende activiteit organiseren,
Hli.06:
verspreiding van informatiebrochures betreffende lichthinder onder de diverse doelgroepen.
Waar aangewezen zullen de veiligheidsdiensten betrokken worden bij uitwerking van de acties.
Bodemkundige Dienst van België
102
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.5
Luchtverontreiniging
2.4.5.1
Beschrijving
Cluster: Hinder
In deze deelcluster wordt voornamelijk aandacht besteed aan aantasting van de ozonlaag en luchtverontreiniging door fotochemische stoffen die aanleiding kunnen geven tot hinder of een negatief effect kunnen hebben op de gezondheid of het milieu. Een andere vorm van luchtverontreiniging zoals de uitstoot van broeikasgassen wordt geïntegreerd in de clusters energie en mobiliteit. Geurhinder werd reeds als afzonderlijke cluster behandeld. Uitstoot van bepaalde chloor- en broomhoudende verbindingen zoals chloorfluorkoolstoffen (CFK’s) kan leiden tot verdunning of aantasting van de ozonlaag aanwezig op grote hoogte in de stratosfeer. Hierdoor worden schadelijke UV-stralen afkomstig van de zonnestraling minder tegengehouden wat aanleiding kan geven tot onder meer huidkankers. Chemische stoffen zoals ozon, peroxyacetylnitraat, stikstofdioxide en waterstofperoxide ontstaan door inwerking van de zon op stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen (VOS) in de atmosfeer. Veelal komen deze stoffen in de atmosfeer terecht door uitstoot in het verkeer, de verdamping van solventen en bij industriële productieprocessen. De uitstoot van het verzurende zwaveldioxide door het verkeer en door gebouwenverwarming werd in de afgelopen jaren sterk teruggedrongen door de invoering van zwavelarme diesel en stookolie. Ammoniak, een andere verzurende component wordt hoofdzakelijk uitgestoten door de intensieve veehouderij. Door het toegenomen gebruik van diesel als autobrandstof en door de verkeerstoename van het verkeer in het algemeen, is er een toename van de aanwezigheid in de lucht van fijn stof. Deze emissies kunnen in te hoge concentraties leiden tot fotochemische luchtverontreiniging en nadelige effecten hebben op de volksgezondheid (ademhalingsstoornissen, irritatie) of op de plantengroei. De meeste mensen zijn zich niet bewust van het feit dat hun eigen binnenomgeving meer vervuild is dan de buitenlucht. Door sensibiliseringscampagnes kan de bevolking niet alleen bewust gemaakt worden van de problematiek, maar kunnen ook concrete tips gegevens worden hoe hieraan iets kan veranderen. Zo bestaat er een brochure ‘’Gezond wonen?’’ waarin de mensen bewust worden gemaakt van hun bouwgedrag. Ook energiebesparende tips worden hierin gegeven. Deze brochure kan digitaal geraadpleegd worden op de website www.milieuengezondheid.be.
2.4.5.2
Beleidskader
Hogere overheid Het Vlaams beleid in verband met luchtverontreiniging wordt in belangrijke mate gestuurd door Europese richtlijnen en internationale verdragen. Hiervoor zijn vooral de volgende van belang.
De gemeenschappelijke strategie van de EU ligt vervat in de kaderrichtlijn 'lucht' (richtlijn 1996/62/EG). Deze bevat onder meer gemeenschappelijke normen en richtwaarden voor de aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de lucht.
De Europese NEC richtlijn 2001/81/EC legt emissieplafonds op voor SO2, NOx, NH3 en VOS. Om deze normen te behalen dient België tegen 2010 een belangrijke reductie te realiseren van deze stoffen ten opzichte van 1990.
De Europese verordening 2037/2000 van juni 2000 die een verscherping is van het Verdrag van Montreal (1987) regelt het gebruik, de handel in en de productie van ozonafbrekende stoffen.
In verband met de milieuschade veroorzaakt door transport leggen diverse Europese Richtlijnen stelselmatig strengere emissienormen voor nieuwe voertuigen en strengere normen voor brandstoffen op. In MIRA-T 2003 worden concrete
Bodemkundige Dienst van België
103
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
doelstellingen weergegeven betreffende de reductie van de uitstoot van schadelijke stoffen door verkeer en vervoer tegen 2010.
Op internationaal vlak ondertekende België het Klimaatverdrag van Rio de Janeiro (1992) en het Kyoto-protocol (1997). In dit laatste zijn bepalingen opgenomen om de uitstoot van zes broeikasgassen met 7,5% te verminderen in 2012 t.o.v 1990.
Via VLAREM II worden voor Vluchtige Organische Stoffen (VOS) algemene en sectorale emissievoorwaarden opgelegd voor ingedeelde inrichtingen met emissiegrenswaarden voor een groot aantal VOS. Er zijn echter enkel emissiegrenswaarden opgesteld voor grotere bronnen en niet voor kleinere bronnen en diffuse bronnen zoals bijvoorbeeld de veehouderij. Toch is het aandeel van deze bronnen aanzienlijk. Daarom zijn in het kader van het MINA-plan 3 acties opgestart betreffende bepaalde sectoren zoals industrie, veehouderij, huishoudens en verkeer. Een voorbeeld hiervan is het opleggen van de verplichting voor de bouw van uitstootarme stallen bij nieuwe pluimvee- of varkensbedrijven.
Bepalingen Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007 Om de aantasting van de ozonlaag te vermindering wil het Vlaams gewest komen tot een stopzetting van de emissies van ozonafbrekende stoffen in de atmosfeer, uitgezonderd deze vrijkomend van isolatiepanelen. Concreet dienen tegen 2007 de emissies met 70% te worden teruggedrongen ten opzichte van 1999 en mogen deze stoffen nog slechts in 11 i.p.v 15 toepassingen gebruikt worden. Stimulatie van het gebruik van alternatieven en de reductie van de emissies vormen de ruggengraat van het beleid. De overheid wil komen tot een sterke reductie van de concentratie aan fotochemische stoffen in de atmosfeer. Tegen 2010 wil zij: -
het jaarlijks aantal dagen met overschrijding van de 8-uursgemiddelde waarde voor ozon verminderen tot 25, reductie van het aantal overschrijdingen van de ozondrempel met negatieve gevolgen voor de vegetatie, de totale NOx-emissie verminderen tot 94 kton, de totale VOS-emissie verminderen tot 93,1 kton.
Reductie van de uitstoot van VOS door industrie, huishoudens en verkeer vormt een prioritair aandachtspunt. Gelijklopend zal de kennis betreffende deze problematiek verder uitgebouwd worden via inventarisaties en het ontwikkelen van instrumenten en indicatoren om de kennis over de fotochemische luchtverontreiniging te vergroten. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 In haar milieubeleidsplan wil de provincie het internationaal en Vlaams beleid inzake de aantasting van de ozonlaag, de klimaatverandering, de verontreiniging door fotochemische stoffen, de verzuring en de uitstoot van fijn stof ondersteunen. Zij focust hierbij op milieuzonering in de havengebieden, de aanpak van verzuring door ammoniakemissies, het stimuleren van rationeel energiegebruik en duurzame mobiliteit. Een bijzonder aandachtspunt is de sensibilisatie van de landbouwers voor de beperking van de uitstoot van ammoniak. Ook de voorbeeldfunctie van de provincie wordt benadrukt (vervoerbeheer, gebruik van milieuvriendelijke producten, duurzaam bouwen...).
Gemeentelijke taken en bevoegdheden Via haar milieuvergunningsbeleid, het uitvoeren van milieuinspecties of via mobiliteitsplanning (zie cluster mobiliteit) kunnen de gemeenten op lokaal vlak inspelen op de problematiek van luchtkwaliteit. Ook op het gebied van informatieverspreiding en sensibilisatie, , is er hier voor de gemeenten een mogelijke taak weggelegd. Bovendien hebben zij een hebben een belangrijke
Bodemkundige Dienst van België
104
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
voorbeeldfunctie, bijvoorbeeld door het uitvoeren van energie-audits van gemeentelijke gebouwen. Samenwerkingsovereenkomst Er zijn geen specifieke bepalingen voor luchthinder op niveau 1.
2.4.5.3
Stand van zaken
Algemeen Op basis van de klachteninventaris vormde luchtverontreiniging in 2003 de 2e grootste bron van hinderklachten. Naast luchtvervuiling te wijten aan verkeer op lokale en regionale wegen kan verwacht worden dat de grote verkeersstromen op de E17 en E34 een belangrijke bijdragen leveren aan de luchtvervuiling. Ook de op het oostelijk deel van het grondgebied gelegen Waaslandhaven en de hieraan verboden industriële activiteiten zoals petrochemie kan beschouwd worden als een voorname bron van luchtvervuiling. De gemeente beschikt over 9 eigen staalnamepunten waar 31 organische stoffen worden geanalyseerd ter bepaling van de luchtverontreiniging. De VMM beschikt over één meetpunt gelegen op de site van de kerncentrale te Doel. De resultaten van de VMM duiden voor 2003 op jaargemiddelde gehaltes aan zwaveldioxide van 13-15 µg/m3, stikstofoxide 17-24 µg/m3. Deze liggen iets hoger dan voor de meeste andere gemeenten in Vlaanderen. De totale verzurende depositie (zuurequivalenten/ha/jaar) behoort tot de hoogste van Vlaanderen. Voor fijn stof (PM10) kunnen de meetwaarden eerder als gemiddeld beschouwd worden. Wat betreft de ozonoverlast voor de gezondheid in 2002 (MIRA-T, 2003) blijkt dat de ozonoverlast in de gemeente net als het grootste deel van Vlaanderen duidelijk onder de vooropgestelde middellange termijndoelstelling van 5800 (µg/m³).uren blijft. De lange termijndoelstelling (AOT60ppb-max8u = 0) werd echter wel nog overal in Vlaanderen overschreden. Er dient opgemerkt dat de problematiek van luchtverontreiniging gemeentegrensoverstijgend is en zich eerder op regionale schaal afspeelt. Wat betreft particuliere bronnen van luchtverontreiniging treedt vooral rookhinder van schouwen op en hinder door verbranding van afvalstoffen.
Het reeds gevoerde beleid In het kader van diverse jaarprogramma’s heeft de gemeente Beveren ingespeeld op deze problematiek via: -
-
uitwerken van een programma i.s.m de VMM betreffende het in kaart brengen van bronnen van vluchtige organische componenten (VOC). Hiertoe werden 9 meetpunten geïnstalleerd met afstemming van meetprocedure op deze van de VMM, 31 stoffen worden bemonsterd. Jaarlijks wordt een verslag opgesteld. acties ter voorkoming van CO-vergiftiging, uitgebreide samenwerking met politie, brandweer en diverse andere instanties op vlak van luchtverontreiniging, bv illegale verbranding van afval, aankoop van een gaschromatograaf/massaspectrometer voor uitvoering van metingen m.b.t VOS, informatie over gebruik en onderhoud van kachels, open haard, … in het artikel Slimmer stoken, het inventariseren en opvolgen van klachten betreffende luchtverontreiniging, deelname aan de ROB-campagne (Rustig op de baan) om zo de uitstoot aan vervuilende stoffen door het verkeer te verminderen.
Bodemkundige Dienst van België
105
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.4.5.4
Doelstellingen
Lange termijn:
Cluster: Hinder
De gemeente wil de uitstoot van ozonafbrekende stoffen, broeikasgassen, vluchtige organische stoffen en componenten op haar grondgebied maximaal beperken in het licht van de bestaande wetgeving. Fotochemische luchtverontreiniging mag niet langer aanleiding geven tot gezondheidsproblemen of schade aan de plantengroei (natuurlijke vegetatie, gewassen).
Planning: Naast het binnen de eigen bevoegdheid uitoefenen van toezicht op de opgelegde vergunningsvoorwaarden, de verlening van advies in het kader van milieuvergunningen en het uitvoeren van metingen, wil de gemeente de (fotochemische) luchtverontreiniging door de eigen diensten terugdringen en op die manier een voorbeeldfunctie vervullen. Ook wil zij aandacht besteden aan de reglementaire vernietiging of verwijdering van belastende stoffen zoals CFK’s, asbest, … Samen met diverse informatie en sensibilisatieacties moet dit leiden tot een grotere bewustwording van dit probleem bij de bevolking.
2.4.5.5
Knelpunten en acties In Vlaanderen legt de slechte luchtkwaliteit (oa vermesting, verzuring,...) een belangrijke hypotheek op de resterende natuurwaarden. Ook de menselijke gezondheid lijdt onder de luchtverontreiniging. Zo worden in de MIRA-T rapporten de Verloren gezonde levensjaren (DALY’s) begroot ten gevolge van de blootstelling aan PM10, ozon en lood. Bij een ongewijzigde situatie in de toekomst (gedurende 70 jaar dezelfde milieudruk en demografie) is de ziektelast op een mensenleven 0,38 DALY’s per persoon. Op gemeentelijk niveau worden concreet volgende knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit vastgesteld: 1. illegaal verbranden van afval, Hlu.01:
blijven optreden tegen illegale afvalverbranding,
2. geen controle op het gebruik van allesbranders door particulieren, Hlu.02:
blijvende sensibilisatie van de bevolking i.v.m kachels en allesbranders,
3. luchtpollutie afkomstig van het havengebied en het verkeer op de E17 en E34. 4. Het niet kunnen opleggen van exploitatievoorwaarden bij niet meldingsplichtige activiteiten wordt als een probleem ervaren. Via toezicht en aanmaning tracht men dit te verhelpen. 5. Ook de soms onaangepaste verwijdering van belastende stoffen CFK’s, asbest, … door particulieren of bedrijven wordt als negatief ervaren. Daarnaast zullen ook volgende acties uitgevoerd worden: Hlu.03:
via milieu-inspecties toezien op het oordeelkundig gebruik, de milieutechnische ontmanteling en de vernietiging of recyclage van koelinstallaties op basis van verboden CFK’s bij klasse 2 en 3 inrichtingen. Termijnen voor de vernietiging zijn opgelegd via wetgeving. In het kader van verlenging van bestaande vergunningen, wordt de toestand wel opgevolgd.
Bodemkundige Dienst van België
106
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Hlu.04:
verder vervullen van de voorbeeldfunctie via het beperken van het gebruik van solventhoudende verven en oplosmiddelhoudende kuisproducten door de eigen diensten,
Hlu.05:
extra aandacht besteden aan het inleveren van solventhoudend afval bij particulieren,
Hlu.06:
sensibilisering van milieuvriendelijke verven/ontvetters/ontvlekkers
Hlu.07:
blijven uitvoeren van metingen betreffende VOS.
Naast de weergegeven acties zullen specifieke acties betreffende milieuverantwoord productgebruik, geurhinder, energie en mobiliteit een positieve weerslag hebben op de fotochemische luchtverontreiniging.
2.4.6
Bodemverontreiniging
2.4.6.1
Beschrijving In dit onderdeel wordt specifiek aandacht besteed aan hinder voor mens en milieu veroorzaakt door het optreden van bodemverontreiniging. Bodemverontreiniging duidt op situaties waarbij door menselijke activiteiten milieugevaarlijke stoffen zoals zware metalen, organische stoffen en pesticiden die al dan niet rechtstreeks de kwaliteit van het bodemlichaam (inclusief het grondwater) negatief beïnvloeden. Indien zij een gevaar opleveren voor de volksgezondheid of het milieu of indien de economische of ruimtelijke gebruiksmogelijkheden beperkt worden, dringt sanering zich op. Bodemverontreiniging in Vlaanderen is meestal het gevolg van bestaande of vroegere industriële of ambachtelijke activiteiten. Oude industrieterreinen en de omgeving van stortplaatsen blijken vaak verontreinigd. Opslag van olieproducten is een andere veel voorkomende bron van bodemvervuiling. Diffuse verontreiniging van bodem en grondwater kan onder meer ontstaan door neerslag vanuit industriële schoorstenen of door overmatig gebruik van onkruidbestrijders in de landbouw of in het groenbeheer. De problematiek van bodemaantasting in het algemeen en van bodemverontreiniging in het bijzonder is ook deels besproken in de clusters vaste stoffen en water. Aspecten met betrekking tot vermesting en verzuring worden beschouwd in de cluster natuurlijke entiteiten daar een te veel aan nitraten of fosfaten in de eerste plaats nadelige effecten kan hebben op de biodiversiteit.
2.4.6.2
Beleidskader
Hogere overheid Op Europees niveau bestaat er momenteel weinig of geen specifieke regelgeving in verband met bodemverontreiniging en bodembescherming, met uitzondering van de nitraatrichtlijn, die evenwel in de eerste plaats een bescherming van het grondwater beoogt. In de Vlaamse wetgeving zijn, naast enkele specifieke bepalingen in het VLAREM waaronder deze in verband met de controle van stookolietanks, voornamelijk de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet en van het Vlaams Reglement op de Bodemsanering (VLAREBO) van belang.
Het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering regelt de sanering van verontreinigde gronden in het Vlaamse Gewest. Dit decreet werd reeds herhaaldelijk gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen werden doorgevoerd bij het decreet van 26 mei 1998 en het decreet van 18 mei 2001 betreffende de sanering van sites.
Bodemkundige Dienst van België
107
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Eén van de belangrijke doelen van het Bodemsaneringsdecreet bestaat erin bescherming te bieden aan een potentiële koper van een mogelijk verontreinigde grond. Via het decreet wordt het gevaar vermeden dat een grond waar een risico aan vastzit, overgedragen wordt aan een persoon die het slachtoffer dreigt te worden van zijn eigen onwetendheid met betrekking tot de toestand van die grond. Dit gebeurt via het bodemattest dat dient uitgereikt te worden door de OVAM bij elke overdracht van gronden.
Het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering (Vlarebo) van 1 oktober 1996 geeft uitvoering aan de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet. Het regelt de systematische aanpak van historische bodemverontreiniging en de preventie van toekomstige verontreiniging, en werd reeds meermaals gewijzigd. Een belangrijke wijziging betreft de invoering van een regeling met betrekking tot uitgegraven bodem. Er moet worden benadrukt dat het vernieuwde Vlarebo gefaseerd in werking is getreden/zal treden
Hoofdstuk 10 van het VLAREBO bevat de reglementering welke het grondverzet regelt. Doel van deze wetgeving is bijkomende bodemverontreiniging te vermijden en rechtszekerheid te bieden aan grondverzet. Iedereen, zowel de particulieren als de bedrijven die overgaan tot grondverzet, dienen deze bepalingen te respecteren..
In november 2002 heeft OVAM de “Code van goede praktijk voor het werken met uitgegraven bodem” uitgebracht. Tijdens de uitvoering van de werken moet in het bijzonder met deze bepalingen rekening gehouden worden.
Om het gevaar van stookolielekken te verminderen, dienen de ondergrondse en bovengrondse opslagtanks, ook deze voor huishoudelijk gebruik, op regelmatige tijdstippen gecontroleerd te worden. Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007 Sanering van alle historische bodemverontreiniging met ernstige bedreiging voor mens of milieu dient uitgevoerd te worden. Meer specifiek dient tegen 2007: - 30% van de gronden met potentieel bodembedreigende inrichtingen of activiteiten onderzocht te zijn, - de sanering van 23% van de gronden met historische bodemverontreiniging opgestart of uitgevoerd te zijn. Hiertoe wenst de overheid een diepgaande inventarisatie uit te voeren en een uitgebreide sanering op te starten. Tevens zullen de juridische, financiële en wetenschappelijke aspecten verder uitgewerkt worden. Provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 De onderdelen met betrekking tot bodem in het provinciaal milieubeleidsplan slaan vooral op de thematieken grondwater en bodemerosie. De rol van de provincie op het vlak van bodemverontreiniging beperkt zich tot het uitvoeren van het door de OVAM aangebrachte beleid, en tot het ondersteunen van de gemeenten in het kader van het milieucontract.
Gemeentelijke taken en bevoegdheden De gemeenten passen de besluiten, richtlijnen en normen toe waar dit betrekking heeft op gemeentelijke domeinen of bevoegdheden, zoals het opleggen van exploitatievoorwaarden voor de bescherming van de bodem of het uitvoeren van bodemonderzoeken op onderzoeksplichtige percelen. Ook dient zij de regeling in verband met grondverzet te respecteren bij de uitvoering van gemeentelijke werken. Daarnaast kan de gemeente advies verlenen voor bepaalde bodemsaneringsprojecten, en haar voor haar inwoners informatie verlenen in verband met thema's zoals de onderzoeksplicht, grondverzet en bodemattesten.
Bodemkundige Dienst van België
108
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Samenwerkingsovereenkomst Er zijn geen vereisten specifiek voor bodemverontreiniging op niveau 1.
2.4.6.3
Stand van zaken
Algemeen Op het grondgebied van de gemeente Beveren bevonden er zich op 1/01/2004 365 percelen die zijn opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Zij hebben een gezamenlijk oppervlakte van 1443 ha. Hiervan zijn er 4 (31 ha) gesaneerd met aflevering van een eindverklaring (Bron: OVAM).
Het reeds gevoerde beleid In het verleden werden volgende acties opgestart of uitgevoerd: -
bijhouden van een register van klachten met betrekking tot bodemverontreiniging (vaak door koolwaterstoffen), bij aanvraag uitvoeren van onderzoek naar mogelijke aanleiding tot bodemverontreiniging, talrijke aanvragen werden behandeld met inbegrip van een oriënterend bodemonderzoek bij risicopercelen, controle van bedrijven door de dienst Milieubescherming op naleving van de verplichting tot uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, verdere specialisatie van de milieudienst op gebied van bodemsanering en grondige opvolging van de wetgeving inzake grondverzet, bv bij terreinophogingen, indiening van aanvraag tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige, op aanvraag gratis onderzoek naar mogelijke vervuiling van de bodem door mazouttanks van particulieren,
2.4.6.4
Doelstellingen
Lange termijn: De bestaande verontreinigde sites op het grondgebied van de gemeente dienen indien aangewezen gesaneerd te zijn en er mag geen bijkomende structurele bodemverontreiniging optreden.
Planning: Het systematisch saneren van de verontreinigde sites op het grondgebied van de gemeente vormt de prioritaire doelstelling net als het voorkomen van bijkomende verontreinigingen via informatie, sensibilisatie en het opleggen van en toezicht houden op de exploitatievoorwaarden van bedrijven. Zo dient ook het risico op bodemverontreiniging door lekkende brandstoftanks of overmatige bemesting verkleind te worden. De gemeente wil ook het risico op potentiële bodemverontreiniging te wijten aan het gebruik van herbiciden en pesticiden door de eigen diensten terugdringen en het bewustzijn omtrent deze problematiek bij de bevolking vergroten.
2.4.6.5
Knelpunten en acties Het grote aantal en oppervlakte aan verontreinigde sites wordt beschouwd als een ernstig probleem. Ook verontreiniging door lekkende brandstoftanks treedt geregeld op en is een probleem waaraan dan ook veel aandacht wordt besteed. Hb.01:
in overleg met OVAM zal de dienst Milieubescherming verder werken aan de systematische sanering van de vervuilde gronden en advisering hieromtrent,
Bodemkundige Dienst van België
109
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Hinder
Hb.02:
blijvend toezicht houden op de naleving van de bepalingen van het mestdecreet en het toepassen van de voorwaarden opgelegd in milieuvergunningen of exploitatievoorwaarden van bedrijven,
Hb.03:
actief toezicht houden op het naleven van de Vlarebo voorschriften en het toepassen van de “code van goede praktijk voor het werken met uitgegraven bodem” voor grondverzet binnen de gemeente en voor alle gronden die van buiten de gemeente komen,
Hb.04:
de bevolking sensibiliseren betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het risico voor bodemverontreiniging,
Hb.05:
informatie over de voorwaarden opgelegd in VLAREM betreffende bovengrondse en ondergrondse stookolietanks, in het kader van klachten uitvoeren van controle.
Ook acties en maatregelen met betrekking tot ruiming van onderwaterbodems leveren een bijdrage in het verminderen of vermijden van bodemverontreiniging.
Bodemkundige Dienst van België
110
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2005-2009
2.5
Mobiliteit
2.5.1
Beschrijving
Cluster: Mobiliteit
Mobiliteit kan beschouwd worden als het vervoer/verplaatsen van personen of goederen van punt A naar punt B via weg, lucht of water meestal via bestaande infrastructuren. De aanwezige vervoersinfrastructuur en de productie en het gebruik van de transportmiddelen (vnl. gemotoriseerde voer- en vaartuigen, luchtvaartuigen) geven aanleiding tot belasting van het milieu. De voornaamste effecten zijn biotoopverlies, versnippering en aantasting van landschap en natuurlijke entiteiten door aanleg van verkeersinfrastructuur, hinder voor mens en dier door geluid, geur of licht, aantasting van lucht, water of bodem via uitstoot van verzurende stoffen, fotochemische stoffen, stofdeeltjes of broeikasgassen. Mobiliteit in de ruime zin veroorzaakt dan ook aanzienlijke milieueffecten die een weerslag hebben op het leefmilieu van mens, plant en dier. Deze effecten kunnen aanleiding geven tot ernstige gezondheidsklachten of een vermindering van de levenskwaliteit. Gezien de steeds toenemende mobiliteit van personen en goederen dringen een aantal maatregelen zich op om de schadelijke milieueffecten te milderen. De milieueffecten te wijten aan mobiliteit worden hoofdzakelijk mede besproken bij de clusters hinder en energie. In deze cluster wordt voornamelijk aandacht besteed aan eerder brongerichte maatregelen die inspelen op het mobiliteitsgedrag, de transportmiddelen en de transportinfrastructuur. Bijgevolg is mobiliteit ook nauw verbonden met de aanwezige ruimtelijke structuur.
2.5.2
Beleidskader
Hogere overheid Het beleid van het Vlaams Gewest met betrekking tot mobiliteit richt zich hoofdzakelijk op de promotie van het openbaar vervoer, carpooling, subsidies voor LPG-wagens, en op het stimuleren van fietsverkeer. Op deze manier hoopt de overheid een oplossing te geven voor het fileprobleem en tegelijkertijd de uitstoot van schadelijke gassen te verminderen. Ook de promotie van goederentransport via spoor- en waterwegen kadert in deze problematiek. Tevens wordt bijzondere aandacht besteed aan het verkeersveiliger maken van de bestaande verkeersinfrastructuur via aanleg van rotondes, fietspaden, verkeersremmers en herinrichting van bestaande wegen. Een strengere verkeerswetgeving dient dit beleid te ondersteunen. Ook via een aangepaste ruimtelijke structuurplanning wil men komen tot een vermindering van schadelijke milieueffecten verbonden aan mobiliteit. Een belangrijk instrument om dit mobiliteitsbeleid vorm te geven is het mobiliteitsconvenant dat decretaal is vastgelegd sinds april 2001. Het mobiliteitsconvenant bevat de doelstellingen en uitgangspunten voor het beleid en is een overeenkomst tussen het Vlaams gewest, de vervoersmaatschappij De Lijn, de gemeenten en derden. De gemeenten werden hierbij verplicht om binnen de 2 jaar een mobiliteitsplan op te stellen. Naast heel wat verkeerstechnische modules bevat dit convenant drie modules verbonden aan milieuaspecten zijnde: geluidswerende maatregelen, netheid van de wegen en de subsidiëring van flankerende maatregelen op gemeentelijk niveau ter ondersteuning van een duurzaam lokaal mobiliteitsbeleid. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 In het Vlaams milieubeleidsplan wordt mobiliteit niet als een afzonderlijk onderdeel behandeld maar zit dit verweven in de thema's broeikaseffect, verontreiniging door fotochemische stoffen, geluid, licht en versnippering, onder meer in de volgende beleidspunten en doelstellingen:
Bodemkundige Dienst van België
111
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2005-2009 -
Cluster: Mobiliteit
tegen 2010 de emissies van verkeer verminderen tot maximaal 35,7 kiloton NOx en 22,2 kiloton VOS, de beperking van geluidshinder integreren in het beleid inzake ruimtelijke ordening en mobiliteit, tegen 2010 de uitstoot van CO2 door verkeer stabiliseren t.o.v het referentiejaar 1990, verdere integratie van natuurtechnische milieubouw binnen de reguliere werking van instanties bevoegd voor (water)wegen, opstarten van proefprojecten inzake het tijdelijk autoluw maken van gebieden door bundeling van verkeersstromen.
Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 In het provinciaal milieubeleidsplan wordt de toekomstvisie van de provincie met betrekking tot mobiliteit als volgt geformuleerd: 'De provincie wil op het vlak van milieu en mobiliteit werken aan een betere verkeersleefbaarheid langsheen de wegen en de schade van het verkeer aan mens, milieu en natuur terugdringen. De provincie maakt werk van een geïntegreerd beleid (mobiliteit, natuur en milieu). Ze richt zich daarbij prioritair naar twee doelgroepen: fietsers (eigen personeel, bezoekers van provinciale domeinen, scholieren, ...) en bedrijven.' De integratie van lokale fietsnetwerken is voorzien in het provinciaal beleidsplan onder project 9: 'Verruimen van het bovenlokaal fietsroutenetwerk tot een netwerk van trage wegen'. Hiermee wenst de provincie mede invulling te geven aan de taken en bevoegdheden die zij in het kerntakendebat werden toegewezen met betrekking tot mobiliteit, waaronder:
opmaak van een plan voor trage mobiliteit coördinatie en ondersteuning bij de realisatie van het bovenlokaal fietsroutenetwerk erkenning, afschaffen en wijzigen van buurtwegen functioneel gebruik van jaagpaden als fietspaden ondersteuning van de gemeenten op het vlak van verkeerseducatie coördinatie bij de opmaak van vervoersplannen
Gemeentelijke taken en bevoegdheden De gemeente beschikt over diverse middelen om mee te werken/bij te dragen aan de uitwerking van het bovengemeentelijk beleid, en kan bovendien waar nodig lokale accenten aanbrengen, bijvoorbeeld bij de (her)inrichting van straten, invoeren van snelheidsbeperkingen, aanleg van fietspaden, uitstippelen van routes, toekennen van fietspremies voor het eigen personeel, ... De gemeente vormt bovendien de tussenpersoon bij uitstek tussen de bevolking en instanties zoals de hogere overheden (provincie, gewest) of de vervoersmaatschappijen. De realisatie van het gemeentelijk beleid met betrekking tot mobiliteit gebeurt in de praktijk hoofdzakelijk via de opmaak en de uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan en van het Gemeentelijk Mobiliteitsplan.
2.5.2.1
Stand van zaken
Algemeen Beveren is een gemeente die gezien zijn strategische ligging kan beschouwd worden als een regionaal knooppunt van allerlei verkeersinfrastructuren. De E17 Gent-Antwerpen in het zuiden, de expressweg E37 Zelzate-Antwerpen, de R2 met de Liefkenshoektunnel en de Beverentunnel, en de N70 Gent-Antwerpen vormen de voornaamste verkeersassen. Zij lopen hoofdzakelijk volgens de oost-west as. Lokale wegen verbinden Beveren en de 7 deelgemeenten met elkaar. De regionale spoorlijn Antwerpen - Gent en tal van spoorverbindingen nabij het havengebied doorkruisen het grondgebied. Het havengebied bevat naast de talrijke spoorlijnen en wegen, de Kallosluis en dokken zoals het Doeldok, Vrasenedok, Zuidelijk en Noordelijk insteekdok die alle met elkaar in verbinding
Bodemkundige Dienst van België
112
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2005-2009
Cluster: Mobiliteit
staan via het Waaslandkanaal. Het Deurganckdok nabij Doel is in aanbouw. De Schelde als levensader voor de havenindustrie vormt ten noorden van Kallo de oostgrens van het grondgebied. De Waaslandhaven kan beschouwd worden als de belangrijkste verkeersaantrekkende functie op het grondgebied, met tal van autopendelaars en vrachtverkeer. Schoolverkeer vormt ook een belangrijk onderdeel maar het grootste deel (84%) van deze verplaatsingen op het grondgebied gebeurt te voet, met de fiets of met het openbaar vervoer. 82 % van de werkpendelverplaatsingen naar Antwerpen gebeuren met de wagen en dus slechts een klein deel met het openbaar vervoer. Naast deze functionele transportinfrastructuur beschikt Beveren ook over een aanzienlijke toeristisch-recreatieve infrastructuur. Zo beschikt zij over heel wat fiets- en wandelroutes met een recreatief en/of functioneel karakter. De voornaamste fietsroutes zijn de Aardbeiroute, Beverenlandpad, BOKSroute, Tibeertroute, Polderlandroute, Kapellekensroute, Sint-Annekesroute, Doel-Ecoroute en Landbouwleerroute. Er bevinden zich 19 wandelpaden op het grondgebied gaande van de 2 km lange Dorpswandeling te Doel tot het 13 km lange Hoogeindepad te Haasdonk. De veerdienst Doel-Lillo vormt tijdens het toeristisch seizoen ook een onderdeel van het toeristisch netwerk dat binnen de gemeente aanwezig is. Tot slot zijn er ook drie regionale autoroutes van elk 100 km lengte die het grondgebied van de gemeente aandoen.
Het reeds gevoerde beleid Volgende acties werden reeds ondernomen: -
aanstelling van een mobiliteitsambtenaar (2005) opstellen van een mobiliteitsplan, oprichting van een verkeersdienst en overleg in de verkeerscel, plaatsing van fietsenrekken bij scholen, jeugdcentrum, inschakeling van 2 schoolbussen voor vervoer van scholieren, aanleggen van fietspaden en fietssuggestiestroken, invoering van het 3e betalerssysteem, invoeren van een fietsvergoeding voor eigen personeel, gratis marktbussen inleggen, uitgave van een fietsrouteplan, promotie van de actie duurzaam fietsvervoer “Met belgerinkel naar de winkel”.
2.5.2.2
Doelstellingen
Lange termijn: Beveren wil een duurzaam mobiliteitsgedrag bereiken op haar grondgebied met een groter aandeel verplaatsingen door openbaar, collectief of niet gemotoriseerd vervoer. De (her)aanleg en inrichting van verkeersinfrastructuur zal gebeuren op een milieuvriendelijke wijze om zo de ecologische, landschappelijke als maatschappelijke hinder tot een minimum te beperken. De leefbaarheid voor de omwonenden staat hierbij centraal.
Planperiode: Het verbeteren van de verkeersleefbaarheid in de woonkernen en de vermindering van het aandeel wagengebruik in de totale verplaatsingsbewegingen vormen een belangrijke doelstelling binnen de planperiode. Afwikkeling van het verkeer naar de Waaslandhaven dient te gebeuren via het hoofdwegennet om de leefbaarheid van de polderdorpen niet in het gedrang te brengen. Er dient dan ook een totale scheiding te zijn tussen het havenverkeer en het lokaal verkeer. Verbeteren van de leefbaarheid te Haasdonk door ontmoediging van doorgaand verkeer en sluipverkeer. Het gebruik van openbaar vervoer, de fiets en het zich te voet verplaatsen dienen meer ingeburgerd te worden bij de bevolking. Zo dient het autoverkeer van en naar de scholen nog te verminderen en dient het netwerk van vooral functionele fiets- en wandelpaden zowel kwalitatief als kwantitatief te verbeteren. Vooral betere fietsverbindingen met de Waaslandhaven worden
Bodemkundige Dienst van België
113
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2005-2009
Cluster: Mobiliteit
nagestreefd. Het bovenlokaal en provinciaal fietsroutenetwerk dient hierbij als basis. Ook het parkeerbeleid dient geoptimaliseerd te worden. Wat betreft het openbaar vervoer zal aandacht gaan naar het uitbouwen van de stationsbuurt met aandacht voor bereikbaarheid en vlotte afstemming op andere milieuvriendelijke vervoerswijzen, het verbeteren van de busverbindingen, de aanleg van een sneltramlijn naar Antwerpen en de opwaardering van de spoorverbindingen. De invoering van de basismobiliteit zal hier een belangrijke bijdrage toe leveren. Voor het vormgeven aan dit beleid zal in grote mate beroep worden gedaan op de verkeersdienst en de verkeerscel.
2.5.2.3
Knelpunten en acties 1. toename van de groei van het gemotoriseerd verkeer, Mo.01:
systematische aanleg van fietsdoorsteken in nieuwe verkavelingen,
Mo.02:
aanleg van voldoende en degelijke fietsenstallingen,
Mo.03:
aanleg van fietssluizen aan verkeerslichten met beperkte wachttijden,
Mo.04:
bekendmaken van nieuwe fietsverbindingen,
Mo.05:
aandringen op aanleg van een fietsverbinding aan de N49 om de Beverenpolder en de Haasop te verbinden.
Mo.06:
het behouden en indien mogelijk terug inschakelen van oude voetwegels in een (boven)lokaal wandelpadennetwerk.
Mo.07:
verder uitbouwen van de stationsomgeving om het gebruik van het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken,
Mo.08:
verder aandringen op aanleg van een sneltramlijn van Beveren naar Antwerpen centrum
2. te hoge aandeel kinderen dat met de wagen naar school wordt gebracht, Mo.09:
opmaak van een schoolvervoersplan voor de voornaamste scholen (inschakeling module 10)
Mo.10:
aanleg van de zone 30 nabij scholen om zo fietsvervoer aantrekkelijker te maken.
3. druk op de leefbaarheid vanwege verkeer door centrumstraten te Beveren, Melsele, Vrasene en Haasdonk, Mo.11:
het in kaart brengen van sluiproutes en maatregelen nemen om deze te ontmoedigen.
4. onderbenutting van het fietspotentieel naar Sint-Niklaas, Antwerpen en de Waaslandhaven, Mo.12:
aanleg van korte en autoluwe fietsverbindingen tussen de verschillende stadsdelen, en onderhoud en verbetering van de bestaande verbindingen zoals opgenomen in het mobiliteitsplan. Ook de aanleg van goede fietsverbindingen naar de Waaslandhaven is prioritair om de autopendel te verminderen.
5. onvoldoende gebruik van het spoor naar Sint-Niklaas en Antwerpen,
Bodemkundige Dienst van België
114
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2005-2009
Cluster: Mobiliteit
6. onvoldoende verbinding via openbaar vervoer van Doel, Kieldrecht en Verrebroek met Beveren centrum, Mo.13:
verbeteren van de busverbindingen tussen de deelgemeenten, de Waaslandhaven en andere steden via frequentieverhogingen of nieuwe lijnen,
Mo.14:
afsluiting van module 7 met de Vlaamse vervoersmaatschappij betreffende informatieverschaffing over openbaar vervoer.
7. gebruik van waterdoorlatende verhardingen bij aanleg van fiets- en voetpaden heeft als nadeel dat er meer onkruidbestrijding nodig is (pesticidengebruik), 8. druk op leefbaarheid van Haasdonk door wegverkeer naar oprit E17. 9. toename van het spoorwegverkeer ten gevolge van de uitbreiding van de Waaslandhaven Mo.15:
Actieve deelname aan het overleg rond de gevolgen van het toenemend goederenvervoer per spoor van en naar de Waaslandhaven
Sommige van de hierboven weergegeven acties leveren ook een positieve bijdrage in de vermindering van het energieverbruik en luchtverontreiniging. De meeste van deze acties kaderen in het Mobiliteitsplan van de gemeente.
Bodemkundige Dienst van België
115
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
2.6
Energie
2.6.1
Algemeen kader
2.6.1.1
Beschrijving
Cluster: Energie
Het gebruik van voornamelijk fossiele brandstoffen (aardolie, gas, steenkool) voor transport, verwarming, industriële processen en de elektriciteitsproductie geeft aanleiding tot verbrandingsgassen zoals zwavel- en koolstofdioxide, stikstofoxiden, koolstofmonoxide, methaan, vluchtige organische stoffen en stof. Deze stoffen komen terecht in lucht, bodem en water waar zij afhankelijk van hun concentratie negatieve effecten voor het milieu kunnen veroorzaken. Toename van fotochemische luchtverontreiniging, ozonvervuiling, verzuring en mogelijke broeikaseffecten (klimaatwijziging) kunnen als voornaamste genoemd worden. Lozing van koelwater door krachtcentrales en afvalwater door raffinaderijen kan echter ook aanleiding geven tot nadelige of ongewenste milieueffecten. Ook het gebruik van nucleaire brandstof voor de elektriciteitsproductie houdt zekere risico’s in voor mens en milieu wat betreft veiligheid en restafval. Gezien de toenemende uitstoot van verbrandingsgassen te wijten een het stijgend energieverbruik (+ 14% in 2002 t.o.v 1990; MIRA-T, 2003) en rekening houdend met het eindig karakter van fossiele brandstoffen, dringt een rationeel en milieuverantwoord energiegebruik zich op. Rationeel energiegebruik (REG) betekent een spaarzaam en efficiënt omgaan met energie zonder comfortverlies. Ook het vergroten van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (wind, water, zon, biomassa) en warmtekrachtkoppeling speelt een belangrijke rol om de negatieve effecten voor het milieu te milderen.
2.6.1.2
Beleidskader
Hogere overheid Het Vlaams beleid richt zich vooral op het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt door het verbruik van fossielenbrandstoffen in uitvoering van het Klimaatverdrag van Rio de Janeiro uit 1992 en het Kyoto-protocol van 1997. In het kader hiervan is in maart 2004 een akkoord gesloten tussen de federale regering en de gewesten betreffende de verdeling van de te leveren reductie-inspanning van 2,46 Mton CO2 per jaar. Voor Vlaanderen bedraagt de te behalen reductie 5,2% t.o.v 1990. Op 2 april 2004 werd het allocatieplan voor de reductie van CO2 in het Vlaamse Gewest principieel goedgekeurd. Hierin is onder meer opgenomen dat het gros van de CO2-reductie tegen 2010 zal gebeuren door de elektriciteitsproducenten. Om de normen te halen legt het beleid de nadruk op energiebesparing via diverse maatregelen zoals; het uitwerken van een energieprestatieregelgeving voor gebouwen (bv. K55 isolatienorm), REG-plannen voor de beheerders van elektriciteitsdistributienetten, belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in woningen, en het afsluiten van benchmarkingconvenanten met ondernemingen om hun energie-efficiëntie te verbeteren. Via het Vlaams Elektriciteitsdecreet (2001) wordt een sterke impuls gegeven aan de productie van groene stroom uit hernieuwbare energiebronnen die in 2010 6% moet bedragen. Tevens worden verplichtingen opgenomen voor elektriciteitsbedrijven en –verdelers om energiebesparing te promoten bij hun klanten. De in 2001 opgerichte Taskforce klimaatbeleid Vlaanderen staat in voor het overleg tussen overheden en instellingen betreffende het klimaatsbeleid. Een belangrijk instrument naast diverse beleidsplannen (zie hieronder) om het beleid vorm te geven is de Vlaamse Instelling voor Rationeel Energiegebruik (VIREG), opgericht als
Bodemkundige Dienst van België
116
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Energie
overleg platvorm om de diverse initiatieven te stroomlijnen. Deze werkte het Vlaams Milieubeleidsplan uit dat in 2003 werd goedgekeurd. Het ontwerp van het REG-decreet werd definitief goedgekeurd. Het ontwerpdecreet wil rationeel energiegebruik (REG) en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen (bv. subsidies voor zonnepanelen). Het decreet bevat geen maatregelen op zich maar biedt een basis om concrete maatregelen op maat van diverse doelgroepen uit te werken. Elektriciteitsleveranciers zullen in het kader van de openbare dienstverlening een belangrijke rol vervullen via rationalisatie van de openbare verlichting, 5-jaarlijkse energie-audits en diverse sensibilisatie acties. Bepalingen Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 Energie wordt niet als afzonderlijk thema behandeld in het Vlaams Milieubeleidsplan. Toch worden diverse beleidspunten en doelstellingen opgenomen die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken hebben met het milieuverantwoord omgaan met energie. Plandoelstellingen zijn: - stabiliseren van de broeikasgasemissies in 2005 t.o.v 1990, - bereiken van 2% groene stroom in distributieleveringen van elektriciteit tegen 2004 en 6% tegen 2010 met maximale invulling van het haalbaar potentieel aan hernieuwbare warmte, - tegen 2012 het economisch potentieel aan kwalitatieve warmtekrachtkoppeling realiseren (1830 MW), Richtinggevend wenst de Vlaamse overheid eveneens: - tegen 2008 de stijging van de CO2-emissie door huishoudens beperken tot 8% t.o.v 1990, - de uitstoot van CO2 door verkeer te stabiliseren t.o.v 1990, - het energieverbruik in de 100 meest energie intensieve overheidsgebouwen in 2004 te verminderen met 10% t.o.v 1999-2000. Om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken spitst het beleid zich toe op het vastleggen en behalen van sectorale doelstellingen in het kader van de Vlaamse Kyoto-doelstellingen. Bepalingen provinciaal milieubeleidsplan 2005-2009 De initiatieven die de provincie kan ontwikkelen situeren zich vooral op het vlak van onderzoek, sensibilisering en ondersteuning. Verder heeft zij uiteraard een voorbeeldfunctie. Met betrekking tot energie formuleert de provincie haar visie als volgt: 'De provincie zal zich inzetten om de Vlaamse, federale en internationale doelstellingen inzake energie en de beperking van het broeikaseffect te bereiken. De klemtoon ligt op het stimuleren van rationeel energiegebruik en de inzet van hernieuwbare energie. De acties worden zoveel mogelijk gekaderd in het beleid inzake duurzaam bouwen en milieuvriendelijke mobiliteit. De provincie wil zelf het goede voorbeeld geven door de uitbouw van een energiezorgsysteem. De gemeenten zijn een prioritaire doelgroep. Via hen wil de provincie ook huishoudens, bouwers, verbouwers en scholen bereiken. De plandoelstellingen van de provincie slaan in de eerste plaats op het realiseren van deze visie bij de eigen diensten en gebouwen, en omvatten een reductie van het energiegebruik, het bereiken van een aandeel van 6% groene stroom, het stimuleren van rationeel energiegebruik en een reductie van het brandstofverbruik van het provinciale wagenpark. Links tussen het gemeentelijk beleid en dit van de provincie zijn te vinden in: − project 12 'Duurzaam bouwen in Oost-Vlaanderen': De provincie plant onder meer sensibilisatie acties naar (ver)bouwers in samenwerking met de gemeenten, alsook vorming voor de gemeentelijke technische diensten. − project 10 'Ontwikkelen van een visie m.b.t. de inplanting van windturbines': Deze gebiedsvisie dient ook ter ondersteuning van het gemeentelijk (vergunningen)beleid. Gemeenten zullen betrokken worden bij de opmaak ervan.
Bodemkundige Dienst van België
117
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Energie
Gemeentelijke taken en bevoegdheden De gemeenten zijn belangrijke verbruikers van energie voor onder meer verwarming, verlichting en transport. Net als de provincie richten de gemeenten hun beleid dan ook in de eerste plaat op het beheersen van het energieverbruik door de eigen diensten. In het kader van de gemeentelijke Milieuconvenant 1997-2001 en de Samenwerkingsovereenkomst worden zij aangespoord om via een planmatige aanpak te komen tot een rationeel energiegebruik. Het uitvoeren van energieaudits en het bijhouden van een energieboekhouding voor gemeentelijk gebouwen vormt hierin een belangrijk aspect. De gemeentelijke aanpak, en de resultaten die aldus behaald worden kunnen dienen als ondersteuning in informatie- en sensibilisatiecampagnes naar diverse doelgroepen. Deze laatste taken vormen immers een ander essentieel onderdeel van de gemeentelijke taken. Samenwerkingsovereenkomst De gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst ondertekenen voor de cluster energie op niveau 1, moeten voldoen aan volgende zaken: 1. Werking binnen de eigen diensten -
Het aanduiden van een energie-coördinator. Eenmalig vermelden of er wordt samengewerkt met de elektriciteitsdistributiebeheerder. Er wordt een inventaris opgemaakt van de entiteiten, waarbij het electriciteits- en brandstofverbruik per entiteit vermeldt wordt (enkel indien jaarlijks elektriciteitsverbruik > 17.000 kWh of jaarlijks warmteverbruik > 50.000 kWh) Voeren van een energieboekhouding van de voornaamste gebouwen. Energetisch optimaliseren van de entiteiten (jaarlijks wordt gerapporteerd over de besparingsmaatregelen en ondernomen acties). Jaarlijks minstens 1 sensibilisatieactie binnen de eigen diensten.
2. Werking naar buiten uit -
Jaarlijks minstens 1 sensibilisatiecampagne rond duurzaam energiegebruik naar burgers of andere doelgroepen toe.
2.6.2
Energiezorg gemeentelijke gebouwen
2.6.2.1
Stand van zaken Volgende acties werden ondernomen: -
oprichten van een energiecel welke aandacht besteedt aan rationeel energiegebruik (REG) en informatie bezorgt aan het personeel, aanstelling van een energiecoördinator (1982) welke instaat voor het permanent opvolgen van het energieverbruik, het opstellen van een energienota, het uitvoeren van energieaudits, het promoten van rationeel energiegebruik, het energetisch aanpassen van een aantal gemeentelijke gebouwen, installatie van een energiezorgsysteem en dus bijhouden van een energieboekhouding in 6 gemeentelijke gebouwen: politie, brandweer, GTI, gemeentehuis, Cortewalle en politie Kleine Bosweg, info-avond en tentoonstelling rond zonne-energie, vervanging van terreinverlichting van voetbalvelden door energiezuinigere armaturen, doven van een deel van de straatverlichting in wijken na 23u, verwarming van een deel van het zwembadwater door zonnepanelen, relighting in het politiecommissariaat en 2 sportzalen, omschakeling van CV-ketels van mazout naar aardgas, (preventief) vervangen van toestellen door energiezuinigere toestellen,
Bodemkundige Dienst van België
118
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010 -
Cluster: Energie
in het kader van sensibilisering naar de bevolking wordt op het dak van de dienst Milieubescherming een zonneboiler en fotovoltaische cellen geplaatst, invoering van computergestuurde weersafhankelijke regeling van de verwarming met inbegrip van nachtverlaging, deelname aan de Nacht van de Duisternis in het kader van de Milieuconvenant, het plaatsen van zonneboilers (voor verwarming douchewater) op diverse sportcentra te Melsele, Vrasene en Beveren, verspreiding van energietips via de gemeentelijke website, bv doven van lichten bij verlaten ruimte, uitschakeling van verwarming buiten de kantooruren, ...
2.6.2.2
Doelstellingen
Lange termijn: De gemeente wil komen tot een rationeel energiebeleid binnen haar eigen diensten en gebouwen. Hernieuwbare energie wordt zo veel als mogelijk en haalbaar ingeschakeld als energiebron. Op deze wijze wil Beveren een bijdrage leveren aan de vermindering van het verbruik van milieubelastende grondstoffen noodzakelijk voor de opwekking van energie.
Planperiode: Om invulling te geven aan deze lange termijn visie wil Beveren het energieverbruik binnen de gemeentelijke gebouwen verder doen dalen. Prioriteit zal hierbij gegeven worden aan deze gebouwen die energetisch nog niet in orde gebracht zijn. Bij verbouwing of nieuwbouw zal naast de vermindering van het energieverbruik eveneens getracht wordt om waar haalbaar gebruik te maken van alternatieve energiebronnen zoals bv. zonne-energie. Het eigen personeel zal verder gesensibiliseerd worden om rationeler om te springen met energie.
2.6.2.3
Knelpunten en acties Ondanks het feit dat sommige gemeentelijke gebouwen reeds energetisch in orde gebracht zijn, dienen een aantal gebouwen nog grondig aangepakt te worden om het energieverbruik te doen dalen. Eg.01
het jaarlijks verder bijhouden van een energieboekhouding van de voornaamste gemeentelijke gebouwen
Eg.02:
opstellen van energiejaarrapporten in samenwerking met de energieleverancier,
Eg.03:
het laten uitvoeren van een energie-audit en op basis hiervan een detailplan opstellen met weergave van maatregelen, prioriteiten, timing en verantwoordelijken,
Eg.04:
relighting stelselmatig blijven doorvoeren waar aangewezen via plaatsing van intelligente regelsystemen en moderne verlichtingstechnieken,
Eg.05:
screening en aanpassing van bestaande gemeentelijke lastenboeken m.b.t energie-efficiëntie voor renovatiewerken en bij nieuwbouw,
Eg.06:
gloeilampen zoveel mogelijk vervangen door spaarlampen,
Eg.07:
werking bestaande regelsystemen voor verwarming en verlichting blijven evalueren op onnodig verbruik,
Eg.08:
voor aankoop van nieuwe wagens criteria m.b.t brandstofverbruik en uitlaatgassen vastleggen en opnemen in bestekken,
Bodemkundige Dienst van België
119
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Energie
Eg.09:
verdere sensibilisering van het eigen personeel betreffende rationeel energiegebruik, bv op strategische plaatsen tips verspreiden over rationeel energiegebruik en het personeel inlichten over de geboekte resultaten, de gemeentelijke verantwoordelijke(n) voor bouwen renovatieprojecten sensibiliseren betreffende energiezuinig bouwen
Eg.10:
verder uitbouwen van milieuvriendelijke energiebronnen zoals fotovoltaïsche panelen, zonneboilers, warmtepompen, …, bv douches sportcentrum Beveren,
Eg.11:
het opstarten van onderzoek naar de mogelijkheid tot productie van bijkomende groene stroom binnen de gemeente, bv. windmolens.
2.6.3
Energiezorg andere groepen
2.6.3.1
Stand van zaken Zoals reeds eerder vermeld ligt de nadruk van het beleid hier op sensibilisatie en informatie. Volgende acties werden uitgevoerd of recent opgestart: -
project duurzaam bouwen ter sensibilisatie van particulieren, architecten en aannemers (werd reeds twee maal georganiseerd, nl. in 2003 en 2005) actie “rationeler omspringen met energie”, bekendmaking van de subsidie van het Vlaams Gewest betreffende zonnepanelen, informatieverstrekking over rationeel energiegebruik in het huishouden, op 1 maart 2004 goedkeuring van een gemeentelijk subsidiereglement betreffende zonneenergie, 15% kostprijs zonneboiler of zonnecel met een maximum van 500 euro, organisatie van een tentoonstelling en info-avond betreffende zonne-energie, organiseren van bezoeken met betrekking tot rationeel energiegebruik voor scholen, in het kader van sensibilisering naar de bevolking wordt op het dak van de dienst Milieubescherming een zonneboiler en fotovoltaische cellen geplaatst, opstarten van het project klimaatwijken om te komen tot een energiebesparing van 8%.
2.6.3.2
Doelstellingen
Lange termijn: Beveren wil komen tot een situatie waarbij rationeel omgaan met energie als vanzelfsprekend wordt beschouwd bij de diverse doelgroepen en zij hier ook naar handelen.
Planperiode: Binnen deze periode dienen de diverse doelgroepen zich meer bewust te worden van rationeel energiegebruik en worden de principes meer en meer toegepast. De gemeente wil hierbij een actieve voorbeeldfunctie vervullen. Het aandeel stroom geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen dient stelselmatig toe te nemen en het aantal zonneboilers, fotovoltaische cellen, … dient een duidelijk stijgende trend te vertonen over de planperiode.
2.6.3.3
Knelpunten en acties De gemeente heeft relatief beperkte mogelijkheden om in te spelen op deze problematiek naar de diverse doelgroepen. Het vaak hoge energieverbruik van de burgers en het nog onvoldoende bewust zijn van de noodzaak tot en het toepassen van de principes van rationeel energiegebruik wordt als negatief ervaren.
Bodemkundige Dienst van België
120
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Cluster: Energie
Ea.01:
uitwerken van een sensibilisatiecampagne rond rationeel energiegebruik bij de bevolking, bv. voeren van sensibilisatiecampagnes naar de diverse doelgroepen over rationele verlichting van tuinen, winkels, industrieterreinen en het gebruik van lichtreclames, ter beschikking stellen van fiches om maandelijkse verbruiken te registreren, het gratis uitlenen van energiemeters,
Ea.02:
verder informatie verstrekken over bestaande en nieuwe subsidieregelingen i.v.m rationeel en duurzaam energiegebruik en deze voorzien van een praktische handleiding met tips, adressen, …, bv. bij elke (ver)bouwaanvraag een handleiding meegeven over energiezuinig en duurzaam bouwen,
Ea.03:
voorbeeldprojecten binnen de gemeente (scholen, bedrijven, landbouw, …) ondersteunen via bekendmaking, logistieke of financiële steun,
Ea.04:
stimuleren van toepassing van de principes van energiezuinig bouwen,
Ea.05:
via diverse informatiekanalen ruchtbaarheid geven aan toepassingen betreffende rationeel energie-gebruik binnen de gemeentelijke gebouwen en diensten met weergave van de resultaten,
Ea.06:
indien zinvol uitbreiding en verfijning van de subsidieregeling voor hernieuwbare energiebronnen,
Ea.07:
uitbreiding van de acties klimaatwijken met aandacht voor voornamelijk de oudere wijken, koppeling van deze actie aan renovaties,
Ea.08:
onderzoeken of medewerking kan verleend worden aan een lokaal Kyoto-protocol.
Bodemkundige Dienst van België
121
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
3.
Burgers en doelgroepen
3.1
Inleiding
3.1.1
Beschrijving
Algemeen
Burgers en Doelgroepen
Optredende milieuproblemen zijn in vele gevallen het gevolg van menselijk handelen met onvoldoende aandacht voor milieu en natuur, vaak te wijten aan onwetendheid of onderschatting van de mogelijke negatieve gevolgen. Hierdoor kunnen zowel op korte als op lange termijn ongewenste of schadelijke milieueffecten optreden voor zowel mens, plant als dier. Om mogelijke negatieve effecten te vermijden of te milderen, is het belangrijk dat de veroorzaker zich bewust is van de gevolgen van zijn handelen. Informatieverstrekking kan hiertoe in grote mate bijdragen. Toch is informatieverstrekking alleen niet voldoende en betekent het slechts een eerste stap in een bewustwordingsproces omtrent duurzaam omgaan met het milieu. Positieve resultaten kunnen slechts geboekt worden indien de veroorzaker positief staat tegenover de duurzaamheidsgedachte en zijn handelen hier ook effectief aan aanpast. Om deze gedragswijziging te bereiken zal informatieverstrekking dan ook gepaard moeten gaan met sensibilisatie, educatie of het verlenen van financiële steun. Op die manier wordt getracht niet alleen curatief maar ook preventief te werken. Zowel informatie, sensibilisatie als educatie dienen zo goed mogelijk afgestemd te worden op de eigenheden en gevoeligheden van de veroorzaker door het voeren van een zo direct mogelijke communicatie. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen de burger als geheel maar ook naar specifieke groepen binnen de samenleving. Hiertoe worden de veroorzakers onderverdeeld in doelgroepen en eventueel subdoelgroepen, bv. huishoudens, scholen, landbouwers, … De afbakening van een doelgroep is noodzakelijk daar zij de voornaamste partner is om te komen tot de oplossing voor het specifieke milieuprobleem dat veroorzaakt wordt. Via het voeren van een directe communicatie naar de doelgroep met aandacht voor de positieve effecten van een duurzame handelswijze zowel voor de doelgroep als het milieu (winwin situatie), zal de gedragswijziging sneller bekomen worden. Om uiteindelijk een mentaliteits- en gedragswijziging op grote schaal te bereiken en zo een voldoende groot draagvlak te scheppen voor duurzaam milieubeleid, is het aangewezen dat de doelgroep niet alleen via externe personen of instanties wordt geïnformeerd en gesensibiliseerd maar ook vanuit de eigen doelgroep zelf.
Gemeente Beveren Binnen de gemeente Beveren kunnen een aantal milieuproblemen toegeschreven worden aan het handelen van bepaalde doelgroepen, bv. mobiliteitsproblemen nabij schoolpoorten, hinder door bepaalde industriële activiteiten, …. Ook de eigen diensten kunnen bijdragen tot een milieuprobleem zoals bijvoorbeeld onaangepaste verlichting van openbare gebouwen of wegen of een te groot brandstofverbruik binnen bepaalde gemeentelijke gebouwen. Andere milieuproblemen zijn dan weer het gevolg van het gedrag dat bij een zeker deel van de bevolking voorkomt zonder dat dit specifiek aan een welomlijnde doelgroep kan worden toegewezen. Het achterlaten van zwerfvuil, sluikstorten, afvalverbranding, … zijn hiervan enkele voorbeelden welke toegeschreven worden aan “de burger”.
Bodemkundige Dienst van België
122
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
3.2
Burgers en Doelgroepen
Beleid Beveren In dit onderdeel zal worden in gegaan op het doelgroepenbeleid dat de gemeente Beveren voert en wil voeren. Eerst wordt een overzicht gegeven van het gevoerde beleid, de knelpunten en de doelstellingen over de verschillende doelgroepen heen. Vervolgens wordt per doelgroep dieper in gegaan op de reeds gevoerde acties en de acties die de gemeente in de toekomst wil voeren. Merken we op dat reeds in deel 2 “Milieubeleid per cluster” aandacht besteed werd aan informatie, sensibilisatie, educatie en het verlenen van financiële stimuli naar verschillende doelgroepen toe in functie van de verschillende clusters en deelclusters. Dit om de samenhang en het overzicht te behouden. In dit deel wordt de problematiek weergegeven per doelgroep en dit doorheen de verschillende clusters opdat de problemen verbonden aan specifieke doelgroepen beter kunnen gekaderd worden. Hierbij kan tevens vermeld worden dat ook op provinciaal vlak bijzondere aandacht gaat naar het doelgroepenbeleid, meer bepaald in het kader van project 13 uit het provinciaal milieubeleidsplan 'Samen met de gemeenten werken aan een duurzaam milieubeleid'.
3.2.1
Stand van zaken De gemeente Beveren heeft in het verleden diverse campagnes gevoerd om zowel een gedragswijzigings als samenwerking vanuit de doelgroep te bekomen om op die manier de veroorzaakte milieuproblemen ook preventief aan te pakken. Hiertoe heeft zij gebruik gemaakt van een mix tussen informatie, sensibilisatie, educatie en het gebruik van financiële stimuli. Om dit beleid kenbaar te maken, maakt zij gebruik van diverse kanalen zijnde: - kranten, tijdschriften, het gemeentelijk infoblad Beverse Post en infogids Onze Gemeente, voordrachten, kabeltekst, lichtkrant,… - informatieverspreiding voor eigen personeel via intranet, nieuwsbrief interne milieuzorg, - het educatief centrum Ecoloft van Ibogem, - het natuureducatief centrum Hof ter Saksen, - uitwerking van een informatiseringsprogramma (bibliotheek), - op aanvraag begeleiding van milieutrips, - mogelijkheid tot bezoeken van de dienst Milieubescherming, - organisatie van milieu-ontmoetingsprogramma’s (MOP), - organisatie van gratis geleide wandelingen, - organisatie van tentoonstellingen m.b.t natuur en milieu (bv. paddestoelen, …), - ter beschikking stellen van leskoffers betreffende bodem en water i.s.m de Provincie, - organisatie van een konijnenleerpad en kabouterleerpad voor kinderen, - via de jaarbeurs sensibilisering van de inwoners betreffende gebruik van bestrijdingsmiddelen, - uitgebreide informatieverstrekking aan de bevolking over milieugerelateerde zaken via de gemeentelijke website, - organiseren van wijkvergaderingen, - uitzending van een radiospot ter preventie van CO-vergiftiging en uitvoering van metingen. Dit beleid richt zich voornamelijk op volgende doelgroepen: - eigen diensten - burgers en huishoudens, - scholen, - landbouwers, - bedrijven en handelszaken. Een belangrijk aspect bij het gevoerde beleid is ruchtbaarheid geven aan de acties die binnen de eigen diensten worden ondernomen om op die manier een voorbeeldfunctie te vervullen en het draagvlak bij de bevolking te vergroten. Ook het inschakelen van nieuwe participatiekanalen vormt een deel van het beleid.
Bodemkundige Dienst van België
123
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Burgers en Doelgroepen
Het registreren en opvolgen van klachten vormt ook een wezenlijk onderdeel van het doelgroepenbeleid daar zowel de veroorzaker tot inkeer dient te komen en de terechte klager zich niet onbegrepen en ongehoord mag voelen. Het voeren van een bemiddelende en indien nodig repressieve rol is dan ook een sluitstuk van het gemeentelijk doelgroepenbeleid.
3.2.2
Doelstellingen
Lange termijn De gemeente Beveren wil beschikken over een goed georganiseerd netwerk van communicatieve kanalen voor het voeren van haar doelgroepenbeleid. Binnen dit netwerk wordt buiten de eigen diensten ook medewerking verleend door personen of organisaties behorende tot de voornaamste doelgroepen. De diverse doelgroepen zijn zich bewust van de noodzaak tot duurzaam handelen en passen de principes van duurzaam handelen zoveel als mogelijk toe in hun normale werkzaamheden. Binnen de eigen diensten zijn de principes van duurzaam handelen ingeburgerd in de dagelijkse werking.
Planning Het gemeentelijke beleid naar burgers en doelgroepen dient te beschikken over voldoende geschikte en aangepaste kanalen en middelen om op die manier goed in te spelen op doelgroep gerelateerde milieuproblemen. Deze kanalen moeten toelaten een zeer concrete, persoonlijke boodschap te formuleren naar de doelgroep met duidelijke aandacht voor de win-win situatie die een gedragsaanpassing oplevert. De voorgestelde acties dienen op het einde van de planperiode verwezenlijkt te zijn en de aangesproken doelgroep is zich bewust van het probleem en past haar gedrag hieraan aan. De eigen diensten vervullen een duidelijke voortrekkersrol op vlak van duurzaam handelen.
3.2.3
Knelpunten Bij het voeren van haar milieubeleid naar burgers en doelgroepen ervaart de gemeente Beveren volgende algemene knelpunten: -
vaak beperkte opkomst bij het inrichten van activiteiten, ondanks alle informatiekanalen bereikt de informatie de doelgroep soms onvoldoende, weinig burgers maken gebruik van de ter beschikking gestelde financiële stimuli, de inwoners zijn zich nog onvoldoende bewust van de inspanningen die de gemeente levert en de resultaten die zij boekt binnen de eigen diensten, - het bereiken van een mentaliteits- en gedragswijziging verloopt vaak zeer moeizaam.
3.2.4
Acties Volgende acties worden specifiek genomen in het kader van het versterken van het doelgroepenbeleid dat de gemeente wil voeren: Bd.01:
op één centrale locatie per gemeente panelen voorzien om ruchtbaarheid te geven aan de acties, via duidelijke affiches,
Bd.02:
begeleiden van studenten (thesissen, stages)
Bd.03:
bezoek van scholen aan de milieudienst organiseren.
Bodemkundige Dienst van België
124
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Burgers en Doelgroepen
Naast deze acties worden in het kader van de andere clusters heel wat acties ondernomen d.m.v informatie en sensibilisatie die rechtstreeks of onrechtstreeks gericht zijn op één of meerdere doelgroepen. Hierna worden deze uit de vorige hoofdstukken samengebundeld volgens doelgroep.
Alle doelgroepen
In.05
Samenwerkingsverbanden met bedrijven, optimaliseren en waar aangewezen uitbreiden
instanties
en
andere
overheden
In.08
Samenwerking met het LOGO uitvoeren indien noodzakelijk
Vm.04
Actieve informatie en sensibilisatiecampagnes naar de diverse doelgroepen opstellen mbt het gebruik van milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen, verven, lijmen, oplosmiddelen, …
Vm.07
Een actieve voorbeeldfunctie vervullen door gebruik te maken van milieuvriendelijke en duurzame alternatieven
Vm.11
De bevolking informeren over het gebruik van producten met eco-labels
Va.07
De samenwerking met de kringwinkel verder zetten met aandacht voor het betrekken bij diverse informatie en sensibilisatiecampagnes
Va.17
Passieve sensibilisatie rond 3 thema’s uit de S.O.
Wd.06
Sensibilisatiecampagne naar bedrijven om te komen tot een afbouw van hoogwaardig water voor laagwaardige toepassingen
Nn.13
Via het geven van voldoende ruchtbaarheid aan de diverse acties mbt natuur de bevolking informeren en sensibiliseren om zo het draagvlak voor de acties te vergroten
Nb.06
Het voeren van een communicatie- en participatiebeleid inzake natuurlijke entiteiten (bv. Deelname aan ‘De week van het bos’)
No.10
Als voorbeeldfunctie de gevels van stedelijke gebouwen verfraaien met meerjarige beplanting
No.12
Het uitdragen van de voorbeeldfunctie van de gemeente naar de eigen bevolking
Hgd.01 Informatie en sensibilisatieacties inzake geluidshinder Hgr.03
De bevolking en bedrijven blijven sensibiliseren en informeren over mogelijke bronnen van geurhinder
Hli.06
Verspreiding van informatiebrochures betreffende lichthinder
Hb.04
De bevolking sensibiliseren betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen
Ea.01
Uitwerken van een sensibilisatiecampagne rond rationeel energiegebruik
Ea.02
Verder informatie verstrekken over bestaande en nieuwe subsidieregelingen ivm rationeel en duurzaam energiegebruik en deze voorzien van een praktische handleiding met tips, adressen, …
Bodemkundige Dienst van België
125
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Burgers en Doelgroepen
Ea.03
Voorbeeldprojecten binnen de gemeente ondersteunen via bekendmaking, logistieke of financiële steun
Ea.05
Via diverse informatiekanalen ruchtbaarheid geven aan toepassingen betreffende rationeel energiegebruik binnen de gemeentelijke gebouwen en diensten
Ea.07
Uitbreiding van de acties klimaatwijken
Eigen diensten In.02
Mogelijkheid onderzoeken tot uitvoering van een milieugedragsscan van het administratief personeel om zo de interne milieuzorg te verbeteren
Wd.04
Verspreiding tips onder het personeel om water te besparen
Nn.15
Het verder uitbouwen van de gemeentelijke deskundigheid door deelname aan cursussen, voordrachten, …
Hgd.06 Gemeentepersoneel bijkomend opleiden of bijscholen en waar nodig nieuwe apparatuur aankomen Eg.09
Verdere sensibilisering van het eigen personeel betreffende rationeel energiegebruik
Burgers en huishoudens Vm.06
De mogelijkheid onderzoeken om houtsnippers gratis ter beschikking te stellen
Va.12
Informeren over aanvaardingsplicht van afvalstoffen (bv. huishoudelijke toestellen)
Va.13
Informatieverstrekking over afvalarm tuinieren
Va.14
Afvalpreventie via het verder aanbieden van compostvaten en anti-reclamestickers
Va.15
Actieve sensibilisatie rond de preventie van minstens 1 afvalstof
Wg.02
Verder vertrekken van informatie betreffende de regelgeving over ondergrondse stookolietanks
Wg.03
Verderzetten van subsidieregeling voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen
Wd.05
Sensibilisatie van de bevolking omtrent promotie van installatie van waterbesparende installaties en douchekoppen
No.11
Voeren van een informatie- en sensibilisatiecampagne over groen in tuinwijken en hiervoor subsidies voorzien
Hgr.04
Het verspreiden van tips ter thuiscompostering en GFT-opslag
Hli.05
In aanvulling van de ‘Nacht van de Duisternis’ een sensibiliserende nachtwandeling
Hlu.02
Blijven sensibiliseren ivm kachels en allesbranders
Hlu.07
Sensibiliseren van de waterhoudende verven
Bodemkundige Dienst van België
bevolking
voorkoming
over
het
van
geurhinder
gebruik
van
te
wijten
aan
milieuvriendelijkere
126
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Burgers en Doelgroepen
Hb.05
Informatie over de voorwaarden opgelegd in VLAREM betreffende stookolietanks
Mo.14
Afsluiting module 7 met de Vlaamse informatieverschaffing over openbaar vervoer
Ea.04
Stimuleren van toepassing van de principes van energiezuinig bouwen
vervoersmaatschappij
betreffende
Scholen / verenigingen Vm.08
Het aansporen van schoolmateriaal (BAS)
schooldirecties
tot
het
aankopen
van
milieuvriendelijk
Va.02
Organisatie van zwerfvuilacties gericht op de lagere scholen, jeugdverenigingen
Va.05
Samenwerken met MOS verder versterken via terugkoppeling beleid en via inhoudelijke ondersteuning
Va.11
Actie brooddozen in lagere scholen
Nn.14
Verder blijven ondersteunen van paddenoverzetacties en hierbij ook scholen betrekken
Mo.09
Opmaak van een schoolvervoersplan voor de voornaamste scholen (inschakeling module 10)
Landbouwers Nn.10
Ontwikkelen van akkerrandbeheer aan Vrasenebeek op vrijwillige basis
Nn.11
Het voeren van akkerrandbeheer nabij de Grote en de Kleine Weel te Kieldrecht
Nl.04
De landbouwers actief informeren perceelsrandbeheer, onderhoud van KLE
Bodemkundige Dienst van België
over
beheersovereenkomsten
ivm
127
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
LIJST VAN BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN akkerrandbeheer
In het kader van de natuurwetgeving kunnen beheerovereenkomsten afgesloten worden. Perceelsrandenbeheer is 1 van de zes mogelijke overeenkomsten. De maatregelen uit de beheerovereenkomst zijn erop gericht om de kwaliteit van het milieu, de natuur of het landschap te behouden of te verbeteren. Als men een beheerovereenkomst sluit, is men verplicht om de maatregelen uit te voeren zoals ze in de beheerovereenkomst zijn beschreven.
AMINAL
Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
ankerplaats
Ankerplaatsen zijn de meest landschappelijke waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Het zijn complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel vormen dat ideaal-typische kenmerken vertoont omwille van de gaafheid of representativiteit, ofwel ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving.
atmosferische depositie
Atmosferische depositie wil zeggen dat stoffen na over een (korte of grote) afstand door de lucht te zijn verspreid op bodem of water terechtkomen. In principe kunnen alle chemische stoffen op deze wijze verspreid worden, hetzij als gas hetzij in vaste vorm. In tegenstelling tot andere bronnen is deze ‘bron’ geen echte bron, maar een verspreidingsroute. Depositie kan droog én nat (via neerslag) plaatsvinden, direct én indirect. Indirect wil zeggen dat de stoffen eerst op verhard oppervlak ‘landen’ of in het rioolsysteem.
beheerovereenkomst
Een beheerovereenkomst is een contract waarbij de landbouwer met de Vlaamse overheid vrijwillig afspraken maakt over het natuur- en milieubeheer op zijn landbouwbedrijf.
Belgische Biotische Index
Waardecijfer van 0 (zeer slechte kwaliteit) tot 10 (zeer goede kwaliteit) toegekend aan waterlopen op basis van de aan- of afwezigheid van grotere, met het oog waarneembare macro-invertebraten zoals wormen, insecten, kreeftachtigen, weekdieren, …
bemaling
kunstmatig verwijderen van het overtollige water in de sleuf/bouwput om zo het grondwater op een bepaald peil te houden en de werken in droge omstandigheden te kunnen uitvoeren
biocide
bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik (bv. houtbeschermingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen), gereglementeerd onder het K.B. van 5/6/1975.
biodiversiteit
de variabiliteit onder levende organismen (planten en dieren) van allerlei herkomst en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; dit omvat mede de diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen.
biotoop
ruimtelijk min of meer homogeen gebied met van de omgeving afwijkende levensomstandigheden, bewoond door een bepaalde levensgemeenschap; woongebied van een groep organismen. Het is de kleinst mogelijke onderverdeling van de habitat.
bosgroep
Een bosgroep is een vrijwillig samenwerkingsverband tussen verschillende boseigenaars (zowel openbaar als privé) binnen de grenzen van een werkingsgebied met 4000 tot 10 000 hectaren bos. In deze samenwerking staat de beheersvrijheid van de eigenaar centraal. Een bosgroep kan optreden als organisator van gezamenlijke beheerswerken en houtverkoop. Daarnaast is de bosgroep een bron van allerlei bosbouwkundige informatie onder de vorm van individueel advies, cursussen en excursies. Omdat ze een neutrale positie inneemt tussen overheden, eigenaars en bosgebruikers, is de bosgroep een geschikte plaats voor overleg tussen verschillende boseigenaars en bosgebruikers. Afspraken rond bosrecreatie en ecologische aspecten van het bos kunnen hier gemaakt worden.
Bodemkundige Dienst van België
128
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
B.P.A.
Bijzonder Plan van Aanleg, beslaat een gedeelte van het grondgebied van één gemeente. Het is een zeer gedetailleerd plan dat verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, en uitgebreide voorschriften bevat
B.W.K.
Biologische waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend.
collector
verzamelriool
compartimentenlandschap
vierkante akkers of weilanden, omgeven door hagen en/of bomenrijen. Synoniem = bocagelandschap.
debiet
het aantal m³ water dat per seconde op een bepaald punt passeert.
dekzandrug
Lage duinrug ontstaan door de opeenhoping van dekzand; vaak op de overgang van onbegroeide naar begroeide gebieden (dekzand = Zand dat door de wind tijdens de ijstijden in een laag is afgezet)
dijkverzwaring
het verzwaren van de dijk door menging met klei.
DULO-waterplan
Duurzaam lokaal waterplan. Dit is een plan voor een deelbekken waarin een brongerichte aanpak wordt beschreven voor het remediëren en voorkomen van wateroverlast in functie van de bestemming van het gebied, waterverontreiniging, aantasting van het natuurlijk milieu van het watersysteem, verdroging en erosie.
ecoduct
wildviaduct.
ecosysteem
geheel van abiotische en biotische componenten en onderlinge relaties; samenhangend geheel van elkaar onderling beïnvloedende planten, dieren, mensen en omgeving in een bepaald gebied
ecotoop
een ruimtelijk begrensde eenheid die homogeen is ten aanzien van de vegetatie en de abiotische standplaatsfactoren (water, bodem) die voor de vegetatie bepalend zijn (vb. hakhoutbos, droge of natte heide)
emissie
uitstoot van stoffen in de omgevingslucht
erfgoedlandschap
een ankerplaats of deel ervan die volgens de procedures van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening of het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 is aangeduid in de ruimtelijke uitvoeringsplannen.
estuarium
Trechtervormige sterk laten voelen
eutrofiëring
Tijdelijke of permanente overvloedige aanrijking van water met nutriënten (vnl. nitraat en fosfaat), meer bepaald in de context van natuurlijke of kunstmatige meststoffen. Dit resulteert in de aanwas van algen en andere microscopische plantjes en een daling van het zuurstofgehalte van het water
fauna
de gezamelijke diersoorten die in een bepaald land of een bepaald geologisch tijdperk voorkomen.
feromonen
Feromonen zijn geurstoffen die het lichaam afgeeft. Ze kunnen ingezet worden als lokmiddelen om insecten te vangen en daardoor bijvoorbeeld een populatie te verkleinen of een mogelijke plaag te signaleren.
flora
de gezamelijke plantensoorten die de vegetatie van een bepaalde steek of periode vormen
FSC-label
'Forest Stewardship Council' label voor hout afkomstig uit milieubewust beheerde bossen
Bodemkundige Dienst van België
riviermonding
waar
eb
en
vloed
zich
129
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
geboorteboom
Een boom die aangeplant wordt naar aanleiding van een geboorte. Het kan gaan om de jaarlijkse aanplant van 1 boom voor alle geboren kinderen van dat jaar, of een persoonsgebonden boom.
gemengd rioleringsstelsel
afval- en regenwater worden in dezelfde leidingen verzameld en naar de RWZI gevoerd
gesloten coulissenlandschap
Een coulissenlandschap is een halfopen landschap dat door de beplanting en bebouwing het karakter van een toneel met coulissen heeft.
gevelbeplanting
Aanplant van klimplanten langs de muur.
GNOP
Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan.
Griend
Een griend is een beplanting van wilgen die gebruikt werd om wilgentenen van te oogsten.
groenbemester
Groenbemesting is het telen van planten op een stuk grond om deze vervolgens onder te ploegen. Dit wordt gedaan om het organisch stofgehalte te verhogen, de structuur van de bodem te verbeteren, aaltjes te bestrijden en erosie van landbouwgronden te voorkomen door vastlegging van mineralen
groendak
Groendaken zijn daken waarvan de dakbedekking hoofdzakelijk bestaat uit levende planten. Intensieve groendaken zijn het equivalent op daken van wat tuinen op de grond zijn. De begroeiing bestaat meestal voor een groot deel uit grassen, kruiden, struiken en zelfs volwassen bomen waarnaast ook dikwijls paden en terrassen aanwezig zijn. Extensieve groendaken vergen geen of weinig onderhoud omdat de begroeiing die er op groeit beperkt is tot mossen, vetplanten en kruiden.
grondwaterkwetsbaarheid
hiermee wordt aangegeven in welke mate een watervoerende laag beschermd is tegen verontreiniging s.l. vanaf het maaiveld
habitat
Een habitat (van het Latijn voor "het bewoont") is de plaats waar een bepaald organisme leeft of groeit. Het is een land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische of biotische kenmerken, die zowel natuurlijk als half natuurlijk kan zijn.
habitatrichtlijngebied
Speciale Beschermingszone aangewezen ter uitvoering van de Habitatrichtlijn.
houtkant, houtwal, bomenrijen, hagen, heggen
Houtkanten, houtwallen, bomenrijen, hagen en heggen zijn lijnvormige begroeiingen met houtgewas. Ze doen gewoonlijk dienst als veekering, als windvanger, als perceelsscheiding of ze hebben een andere gebruiksfunctie. Houtkanten groeien spontaan uit of worden periodiek als hakhout gekapt. Houtwallen zijn houtkanten die op een verhoogde plaats staan. Bomenrijen zijn meestal één, soms twee of drie bomen breed en staan gewoonlijk op regelmatigeafstand van elkaar. Een bijzondere vorm van bomen, die vaak langs perceelsscheidingen of sloten staan, zijn knotbomen. Heggen en hagen zijn lijnvormige begroeiingen waarin struweelsoorten overheersen. Heggen groeien breed uit, hagen worden met een korte omlooptijd geschoren of geknipt. In heggen en hagen overheersen gewoonlijk doornstruiken, meestal meidoorn of sleedoorn.
IBA
Individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater.
impact
de effecten die een bepaalde ingreep in het milieu teweegbrengt.
inheems
soorten die binnen een bepaald gebied van nature voorkomen.
IVON
Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk.
Bodemkundige Dienst van België
130
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
kastanjemineermot
De kastanjemineermot tast paardekastanjes aan, wat een groot probleem geeft voor stedelijk groen. De aantasting begint met enkele vlekken in het groene blad. Deze bruin-beige plekken breiden zich uit totdat het hele blad bruin is. Dit blad zal afvallen, waarna de boom de zogenaamde 'slapende knoppen' laat uitlopen. Hij vormt dus voor de tweede keer blad in één seizoen. Deze bladeren blijven kleiner dan de eerstgevormde exemplaren. De bomen doortstaan de aantasting wel, maar op den duur zal het toch een verzwakking betekenen. Door het afnemen van de hoeveelheid blad, kan de boom onvoldoende reservestoffen voor het volgende groeiseizoen aanmaken en zich onvoldoende wapenen tegen de winter.
klepelen
Hierbij wordt de bestaande ruige vegetatie met een grove maaimachine verwijderd en afgevoerd. Klepelen wordt vooral ingezet als voorbereiding voor maaien, begrazen, plaggen of afgraven.
lozingspunt
plaats waar het afvalwater in het oppervlaktewater terecht komt
MAP-meetpunt
Meetpunt oppervlaktewater in het kader van het MestActiePlan
KGA
Klein gevaarlijk Afval
KLE, kleine elementen
landschaps-
lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van de bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen en die deel uitmaken van de natuur zoals: bermen, bomen, bosjes, bronnen, dijken, graften, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen.
lijnrelict
Lijnrelicten worden gevormd door lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een cultuurhistorische betekenis.
milieu
de fysieke, niet-levende en levende omgeving van de mens waarmee deze in een dynamische en wederkerige relatie staat
milieuconvenant
Overeenkomst tussen de gemeente en de Vlaamse overheid op gebied van milieu. De gemeente kan vrijwillig intekenen op een aantal milieuopties en krijgt bij uitvoering hiervan financiële steun.
natte depressie
Laaggelegen weiland met een hoge grondwatertafel.
natuurdecreet
Het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
natuurgebied
ruimtelijk afgebakend gebied dat belangrijk is voor het in situ behoud of herstel van de biodiversiteit. In de planologische betekenis worden hiermee gebieden aangeduid waar natuur de hoofdfunctie is.
natuurreservaat
terrein dat van belang is voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur of voor het behoud en de ontwikkeling van het natuurlijk milieu en dat daarvoor door de Vlaamse regering als natuurreservaat aangewezen of erkend is (Vlaams of erkend natuurreservaat) . Voor elk natuurreservaat ingesteld krachtens het Natuurdecreet wordt een beheerplan opgesteld dat de maatregelen vermeldt die voor het beheer en de inrichting getroffen worden.
natuurrichtplan
een gebiedsspecifiek plan dat op grond van het Natuurdecreet moet worden opgesteld voor elk gebied van het VEN, het IVON, de Speciale Beschermingszones en de Ramsargebieden. De natuurrichtplannen voor VEN en IVON worden opgesteld tegen 2008.
natuurverbindingsgebied
categorie van gebieden uit het Natuurdecreet die van belang zijn voor de migratie van planten en dieren tussen de gebieden van het VEN en/of natuurreservaten en waarbinnen een specifiek gebiedsgericht natuurbeleid gevoerd wordt. De natuurverbindingsgebieden vormen, samen met de natuurverwevingsgebieden, het Integraal verwevingsen ondersteunend netwerk (IVON).
niet-inheems
soorten die binnen een bepaald gebied (bv. Vlaanderen) van nature niet voorkomen (synoniem: exoot).
Bodemkundige Dienst van België
131
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
onkruidbrander
verwijdert onkruid door thermische straling, waardoor de celwanden barsten.
open ruimte
Het RSV voorziet in vier structuurbepalende componenten: steden, open ruimte, concentratiegebied van economische activiteit en lijninfrastructuur. Onder open ruimte vallen o.a. landbouwgebied en beekvalleien.
OVAM
Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij van het Vlaamse Gewest
overstort
constructie die toelaat dat verdund afvalwater, dat niet naar de RWZI kan gevoerd worden of in het collectorenstelsel kan geborgen worden, in het oppervlaktewater terechtkomt
PAK’s
Poly-aromatische koolwaterstoffen
PCB
Polychloor bifenylen
perceelsrandbeheer
Perceelsranden zijn bufferstroken die een landbouwer aanlegt aan de rand van zijn perceel. Zij zorgen ervoor dat geen bestrijdingsmiddelen, geen meststoffen en geen bodemdeeltjes door erosie in de waterloop, holle weg of houtkant naast het perceel terechtkomen. Hiermee verbetert de waterkwaliteit en wordt ervoor gezorgd dat holle wegen en houtkanten gezond blijven. Voor perceelsrandbeheer kan een beheersovereenkomst gesloten worden.
polderdorp
Dorp gelegen in de landbouwstreek ‘de polders’
Prati-index
Maat voor de organische vervuiling van een waterloop op basis van de het percentage zuurstof, het chemisch zuurstofverbruik en de concentratie ammoniakale stikstof. Hoe hoger de waarde, des te slechter de fysico-chemische waterkwaliteit 0-2 is zuiver, …, > 16 is zeer zwaar verontreinigd.
PRS
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (in werking getreden op 24 maart 2004)
REG
Rationeel energiegebruik
Ramsargebied
Gebied van internationale betekenis als woongebied voor watervogels, en afgebakend volgens de ‘internationale overeenkomst inzake waterrijke gebieden’. Deze overeenkomst werd door België goedgekeurd bij wet van 22/07/79. In Vlaanderen werden 4 van deze gebieden afgebakend.
Regionaal landschap
Een regionaal landschap is een duurzaam samenwerkingsverband tussen overheden (Vlaamse overheid, provincie en gemeenten) en verenigingen voor de bevordering van het streekeigen karakter, natuurrecreatie en natuureducatie, recreatief medegebruik, natuurbehoud en beheer en ontwikkeling van kleine landschapselementen.
relictzone
Relictzones zijn gebieden met een grote dichtheid aan punt- of lijnrelichten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering.
RSP, ruimtelijk structuurplan
een ruimtelijk structuurplan is een plan waarin de keuzes met betrekking tot de ruimtelijk-structurele ontwikkeling van een bepaald gebied aangegeven worden, de ruimtelijke potenties worden belicht en waarin richtlijnen en organisatieprincipes voor grond- en ruimtegebruik worden aangegeven; het heeft betrekking op het gehele grondgebied en op alle ruimtebehoevende activiteiten waarvan de ordening aan een respectievelijk bestuursniveau is toevertrouw; het beoogt tevens de bevordering van de doeltreffendheid en van de interne samenhang van het ruimtelijk beleid
Bodemkundige Dienst van België
132
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
RUP, ruimtelijke uitvoeringsplan
een grafisch plan (gewestelijk, provinciaal, gemeentelijk) dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is. Hierbij worden stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer aangegeven, de feitelijke en juridische toestand, de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is, beschreven. Indien nodig wordt een limitatieve lijst aangebracht van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden.
R.W.Z.I.
rioolwaterzuiveringsinstallatie
Samenwerkingsovereenkomst
De Samenwerkingsovereenkomst is een vrijwillige overeenkomst die een gemeente of provincie kan afsluiten met de Vlaamse overheid op vlak van milieu. Ze krijgt in ruil voor het uitvoeren van een aantal taken opgesomd in deze overeenkomst financiële in inhoudelijke steun. Ze bepaalt – binnen zekere marges – welke taken ze wenst uit te voeren en op welk ambitieniveau.
slikken en schorren
Slikken en schorren zijn natuurtypes die gebonden zijn aan getijdewerking. Het schor is het dichtbegroeide deel van de oever die boven de gemiddelde hoogwaterlijn ligt. Het slik is de kale, onbegroeide modderplaat tussen het schor en de waterlijn.
SLO
Schriftelijk leefomgevingsonderzoek, uitgevoerd door het Vlaams gewest in 2000 en 2001 om het hindergevoel bij de bevolking in kaart te brengen
stroomopwaarts
tegen de richting stroomafwaarts)
talud
Het schuine deel tussen het maaiveld en de bodem van bijvoorbeeld een sloot. Ook het zijvlak van een dijk wordt talud genoemd.
traditioneel landschap
De traditionele landschappen in Vlaanderen werden in kaart gebracht door Antrop et al. (1993) op basis van natuurlijke geografische streken en hun cultuurhistorische kenmerken.
UHA
Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen
vegetatie
ruimtelijke massa van de plantenindividuen in samenhang met de plaats waar zij groeien en in de rangschikking die zij spontaan en door onderlinge concurrentie hebben ingenomen
VEN
Vlaams Ecologisch netwerk
vermesting
het voedselrijker worden van het milieu, waardoor de ecologische processen en de natuurlijke kringlopen verstoord worden; afhankelijk van de herkomst van voedingsstoffen wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe vermesting.
versnippering
het uiteenvallen van structuren en hun organisatorische ordening. Bij versnippering van natuur gaat het om fragmentatie van het leefgebied voor soorten, waardoor soorten ten minste lokaal kunnen uitsterven. Versnippering uit zich in de afname van oppervlakten, de toenemende weerstand tussen die kleiner wordende oppervlakten door andere vormen van landgebruik en meer algemeen dus in de toename van aantal en omvang van barrières.
verzuring
het uiteenvallen van structuren en hun organisatorische ordening. Bij versnippering van natuur gaat het om fragmentatie van het leefgebied voor soorten, waardoor soorten ten minste lokaal kunnen uitsterven. Versnippering uit zich in de afname van oppervlakten, de toenemende weerstand tussen die kleiner wordende oppervlakten door andere vormen van landgebruik en meer algemeen dus in de toename van aantal en omvang van barrières.
VHA
Vlaamse Hydrografische Atlas
VLAREA
Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer
Bodemkundige Dienst van België
van
de
stroom
(tegenovergestelde
van
133
Gemeentelijk milieubeleidsplan Beveren 2006-2010
Lijst van begrippen en afkortingen
VLAREBO
Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
VLAREM I
Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning goedgekeurd in 1991
VLAREM II
Vlaams Reglement inzake Milieuvoorwaarden goedgekeurd in 1995
vlasrootput
Gegraven put om vlas in te verwerken (rottingsproces)
VLM
Vlaamse Landmaatschappij
VMM
Vlaamse MilieuMaatschappij
VMW
Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening
vogelrichtlijngebied
Speciale Beschermingszone aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn, aangewezen bij besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Vogelrichtlijn.
VOS
Vluchtige organische Stoffen
Weel
Welen ontstaan doordat het water over de dijk stroomt en daar door zijn kracht achter de dijk een uitholling van de bodem veroorzaakt.
Wildbeheerseenheid
Wildbeheereenheden zijn samenwerkingsverbanden tussen jachtrechthouders binnen een ruimtelijk begrensd gebied dat meerdere jachtterreinen omvat en waarin een planmatig wildbeheer wordt gevoerd, gericht op het handhaven of ontwikkelen van een ecologisch verantwoorde wildstand als onderdeel van een breder faunabeheer met inachtneming van de belangen van derden in hetzelfde gebied en met de medewerking van deze laatsten.
Zaadbomenbank
Jarenlange introductie van uitheems plantgoed heeft geleid tot genetische vervuiling en verdringing van de eigen genetische diversiteit. Het is daarom belangrijk autochtoon materiaal zoveel mogelijk te inventariseren, geschikt zaad en/of struiken te collecteren en via zaad of enten een aantal geschikte zaadbomen op te kweken. Via zo’n zaadbomenbank kan prioritair in natuur- en bosgebieden en in beschermde landschappen maar op langere termijn ook daarbuiten gewerkt worden met autochtoon materiaal. Zo kunnen we de genenbron van autochtone bomen en struiken op termijn op een duurzame manier beschermen.
Zandstreek
Dit is één van de landbouwstreken van België (andere zijn o.a. de Polders, de Zandleemstreek, de Leemstreek, de Weidestreek, …). De Zandstreek situeert zich in het noorden van België en strekt zich ruwweg uit van Diksmuide tot Antwerpen.
Zuiveringszone A
Dit deel van het rioolstelsel dat aangesloten is op een operationele RWZI
Zuiveringszone B
Zone van 50 m gelegen rond het stelsel van de openbare riolering en collectoren waarvan de aansluiting op een operationele openbare RWZI is gepland.
Zuiveringszone C
Het gedeelte van de openbare riolering dat niet valt onder zuiveringszone A of B, noch binnen de zone van 50 m rond dit stelsel
Bodemkundige Dienst van België
134