Milieubeleidsplan 2005 – 2009 TERVUREN Goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 27 oktober 2005
Auteurs:
Benita van Hurck Kristien Minten
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
1
INHOUDSTAFEL INLEIDING
pg. 3
THEMA’S 1. Integraal waterbeheer
pg. 10
2. Energie en duurzaam bouwen
pg. 33
3. Afval en milieuverantwoord productgebruik
pg. 50
4. Natuur- en Groenbeheer
pg. 79
5. Milieuhinder
pg. 98
6. Duurzame mobiliteit
pg. 109
7. Participatie en integratie
pg. 114
BIJLAGEN - Lijst van afkortingen - Geraadpleegde literatuur
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
2
INLEIDING 1. Milieubeleidsplanning – algemeen Wettelijk Het decreet van 5 april 1995 betreffende de algemene bepalingen inzake milieubeleid geeft een decretaal kader voor de milieuplanning in Vlaanderen. Het oorspronkelijke decreet verplichtte enkel de milieuplanning op gewestelijk vlak. Op lokaal niveau werd de opmaak van een milieubeleidsplan echter niet verplicht. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 2002 verplicht intussen ook milieubeleidplanning op provinciaal en gemeentelijk vlak. Ook de samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als opstap naar een duurzame ontwikkeling’ die de Vlaamse gemeenten kunnen afsluiten met het Vlaams Gewest, stimuleert de lokale overheden om een milieubeleidsplan op te maken. Indien het milieubeleidsplan de structuur van de samenwerkingsovereenkomst niet volgt, moeten de gemeenten via een kruistabel aangeven waar de verschillende visies en acties in het plan terug te vinden zijn.
Doel Een gemeentelijk milieubeleidsplan moet op het niveau van de gemeente nadere uitwerking geven aan het gewestelijk en het provinciaal milieubeleidsplan. Binnen de perken van de gemeentelijke bevoegdheden kan het gemeentelijk milieubeleidsplan het gewestelijk en het provinciaal milieubeleidsplan ook aanvullen. Het gemeentelijk milieubeleidsplan mag echter niet afwijken van de bindende bepalingen van het gewestelijk en het provinciaal milieubeleidsplan. De bepalingen van een bestaand milieubeleidsplan die strijdig zijn met de bindende bepalingen van een nieuw gewestelijk of provinciaal milieubeleidsplan, verliezen van rechtswege hun geldigheid. Procedure. In een eerste fase wordt een ontwerp-milieubeleidsplan opgesteld; dit ontwerp wordt vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen. De opmaak van het ontwerpplan wordt van nabij gevolgd door de gemeentelijke begeleidingscommissie. In deze commissie zetelen afgevaardigden van de betrokken gemeentelijke diensten (dienst Werken in Eigen Beheer, dienst Infrastructuurwerken, dienst Ruimtelijke Ordening, ) en twee afgevaardigden van de milieuadviesraad. Het ontwerpplan wordt dan meegedeeld aan de Vlaamse Regering, de gemeenteraadsleden, alle belanghebbende overheidsorganen (VLM, …) en de bestendige deputatie van de provincieraad. Nadien wordt er een openbaar onderzoek georganiseerd. Gedurende zestig dagen wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd op het gemeentehuis. De bevolking wordt in kennis gesteld van dit Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
3
openbaar onderzoek door aanplakking en publicatie in twee dag - en/of weekbladen. Gedurende deze periode van zestig dagen kan iedereen schriftelijke opmerkingen richten aan het college van burgemeester en schepenen. Binnen dezelfde termijn brengen ook de adviesverlenende instanties hun advies uit. De bestendige deputatie onderzoekt of het ontwerpplan verenigbaar is met het gewestelijk en het provinciaal milieubeleidsplan. Binnen zestig dagen na het openbaar onderzoek onderzoekt de gemeenteraad de verleende adviezen en de ingediende opmerkingen en wordt het milieubeleidsplan definitief vastgesteld. Daarbij moet er gemotiveerd worden welk gevolg gegeven werd aan de ingediende adviezen en opmerkingen. Dit definitief plan wordt ter kennis gebracht van de boven vermelde instanties en ter inzage gelegd van de bevolking. Indien het plan bepalingen bevat die strijdig zijn met het gewestelijk en het provinciaal milieubeleidsplan, kan de bestendige deputatie deze bepalingen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving, vernietigen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
4
2. Milieubeleidsplanning in Tervuren Historiek milieubeleidsplanning Zoals hoger vermeld was het opmaken van een milieubeleidsplan vroeger niet verplicht. Het voorliggende milieubeleidsplan is dan ook het eerste in haar soort voor de gemeente Tervuren. Dit wil echter niet zeggen dat er in het verleden geen sprake was van een milieubeleid en milieubeleidsplanning! De gemeente voerde in het verleden uiteraard ook al een milieubeleid; dit milieubeleid werd aanvankelijk gevoerd rond de milieuconvenanten en later met de samenwerkingsovereenkomst tussen het Vlaams Gewest en de gemeente. Deze Samenwerkingsovereenkomst werd door de Vlaamse Regering voor een periode van zes jaar goedgekeurd. Voor de tweede fase werd een beperkte bijsturing van de overeenkomst voorzien. Deze tweede fase van de Samenwerkingsovereenkomst (2005-2007) werd op 28 mei 2004 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Het is een belangrijk kader waarbinnen verschillende acties en projecten van de gemeente kunnen worden uitgevoerd Zowel de milieuconvenant als de samenwerkingsovereenkomst verplichtten de gemeenten elk jaar om een milieujaarprogramma op te maken. Het luik planning dat in de milieujaarprogramma’s aan bod komt is ook een vorm van milieubeleidsplanning, zij het voor een veel kortere periode. Huidige toestand Het huidige milieubeleid en de taken en projecten die daaruit vloeien zijn grotendeels gestoeld op de samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 ‘Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’ die de gemeente op ondertekende. De gemeente engageerde zich om het instumentarium en de clusters water en hinder te ondertekenen in niveau 2, de overige clusters werden ondertekend in niveau 1. In de contracttekst wordt het beleid dat de gemeente dient te voeren geconcretiseerd aan de hand van acties die de gemeente, al naar gelang het intekenniveau, dient uit te voeren. Deze contracttekst is terug te vinden op de website: www.samenwerkingsovereenkomst.be. Evolutie van de milieudienst Tezamen met de ontwikkeling van de milieubeleidspanning de afgelopen jaren is logischer wijze ook de milieudienst gegroeid. Voor december 2000 waren de milieutaken ondergebracht onder de dienst ruimtelijke ordening. Het almaar toenemende takenpakket milieu maakte dat de dienst ruimtelijke ordening niet allen steeds meer belast werd met taken die in principe niet eigen zijn aan de dienst, maar impliceerde ook dat er geen doorgedreven milieubeleid kon gevoerd worden. Sinds de aanwerving van een milieuambtenaar (niveau A) in december 2000, wordt er naar gestreefd om een zo volledig mogelijk milieubeleid te voeren, waarbij getracht wordt om rond zo veel mogelijk milieuaspecten een doordacht beleid te voeren. Sinds werd de milieudienst ook een volwaardige aparte dienst. Sinds de huidige legislatuur wil men ook een duurzaam gemeentelijk beleid voeren. In januari 2002 werd er dan ook een deskundige milieu en duurzame ontwikkeling (niveau B) aangeworven. Zowel de milieuambtenaar als de deskundige milieu en duurzame ontwikkeling zijn beiden statutair in dienst. De takenverdeling binnen de milieudienst is grosso modo de volgende:
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
5
De milieuambtenaar werkt voornamelijk rond de thema’s natuurlijke entiteiten, integraal waterbeleid (dulo-planning, erosiebestrijding, opvolging rioleringswerken), mobiliteit, hinder (werd ook aangesteld als toezichthoudend vlarem-ambtenaar). De deskundige milieu en duurzame ontwikkeling werkt vooral rond de thema’s energie, afval en milieuverantwoord productgebruik, integratie en participatie (waaronder interne milieuzorg), openbaar groenbeheer en integraal waterbeleid voor de onderwerpen IBA’s en duurzaam watergebruik. Gezien het al maar toenemende takenpakket, ondermeer voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan, is het wenselijk dat de dienst in de toekomst wordt versterkt met een (deeltijds) administratieve kracht. Bevoegdheden van de gemeente op vlak van milieu en natuur Om tot een goed onderbouwd milieubeleidsplan te komen, is het uiteraard van belang om te weten welke nu precies de bevoegdheden inzake natuur en milieu zijn van een lokaal bestuur. Het kerntakendebat dat tot doel had het Vlaams binnenlands bestuur zo optimaal mogelijk te organiseren door een duidelijke verdeling van bevoegdheden en taken tussen de drie overheidsniveaus, heeft de voorbije jaren ook het milieubeleid doorkruist. Lokale besturen krijgen er op vlak van milieuen natuurbeleid steeds meer bevoegdheden en taken bij. Voor de gemeente werden voor de verschillende milieu- en natuurthema’s, onder meer volgende taken vastgelegd: 1. Integraal waterbeleid - op deelbekkenniveau wordt van de gemeenten verwacht dat ze samenwerken met de andere waterbeheerders (andere gemeenten, provincie en Vlaams-Gewest) - de opmaak van een erosiebestrijdingsplan - bestrijding van ratten langs waterlopen van derde categorie - drinkwatervoorziening - fijnmazige inzameling van afvalwater in het rioolstelsel - de zuivering van afvalwater tot een zeker inzamelniveau – kleinschalige inzameling en zuivering in het buitengebied 2. Handhaving - handhaving van klasse 1 en 2 en niet-ingedeelde inrichtingen. 3. Afval - het gemeentelijk bestuursniveau, al dan niet gegroepeerd in een samenwerkingsverband, is bevoegd voor de inzameling en de eindverwerking van huishoudelijke afvalstoffen 4. Groenbeheer - het nemen van initiatieven inzake het aanleggen van speelbossen of het realiseren van speelzones in bestaande bossen - het voorzien van een voldoend gevarieerd aanbod van groenvoorziening 5. Natuurbehoud en –ontwikkeling - verlenen van vergunningen in het kader van het Natuurdecreet 6. Regionale Landschappen - participatie van de lokale besturen in de werking van de Regionale Landschappen 7. Natuur - en milieueducatie
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
6
Gewestelijk en provinciale milieubeleidsplannen Zoals hoger ook reeds aangehaald mogen de bepalingen van een gemeentelijke milieubeleidsplan niet strijdig zijn met de milieubeleidsplannen van de hogere overheden, zijnde het Vlaams Gewest en de provincie Vlaams-Brabant. Het Gewestelijk Milieubeleidsplan MINA-plan Het MINA3 is de opvolger van het MINA2. Het decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid van 5 april 1995 (DABM) bepaalt dat er om de vijf jaar een milieubeleidsplan moet worden opgesteld. Het MBP bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid dat door het Vlaamse Gewest, alsook door de provincies en gemeenten in gewestelijke aangelegenheden, dient gevoerd te worden. Het plan wil de doeltreffendheid, de efficiëntie en de interne samenhang van het milieubeleid op alle niveaus en terreinen bevorderen. Daarnaast wil het ook een kader bieden van waaruit samenwerking kan ontstaan met de ministers bevoegd voor andere beleidsdomeinen dan leefmilieu en de andere administraties. Het MINA3 is thematisch opgebouwd. Er worden zo’n 300 maatregels en zo’n 40 projecten behandeld. Het DABM bepaalt dat de bepalingen van het MBP indicatief zijn, met uitzondering van de bepalingen van het actieplan die door de Vlaamse regering als bindend worden aangeduid. Voor het MINA3 is ervoor gekozen de bindende bepalingen gelijk te stellen aan alle plandoelstellingen. Het Provinciaal milieubeleidsplan Duurzame ontwikkeling vormt het uitgangspunt voor het tweede Provinciaal Milieubeleidsplan. Dit principe werd vertaald in volgende hoofdlijnen die het provinciaal milieubeleid richting geven:- een ‘integrale milieuplanning’ voeren- mens en milieu duurzaam beschermen tegen verontreiniging en aantasting- natuurlijke entiteiten versterken en de biodiversiteit bevorderen;- milieuvriendelijker leven en consumeren;- duurzame mobiliteit ontwikkelen;- participatie en betrokkenheid van factoren verhogen;- beleidsinstrumenten versterken;- Voorbeeldfunctie vervullen;- ondersteunende rol vervullen. Het in de praktijk omzetten van dit milieubeleid gebeurt aan de hand van 18 projecten, met een evenwicht tussen meer behoudende projecten, vooral gericht op het verder zetten van het lopende beleid als meer ‘vernieuwende’ projecten die inspelen op nieuwe uitdagingen en behoeften. Andere gemeentelijke beleidsplannen die een raakvlak hebben met het milieubeleid Het gemeentelijk milieubeleid mag niet beschouwd worden als een ‘eiland’ binnen het globaal gemeentelijk beleid. Integrale milieubeleidsplanning impliceert immers dat er ook rekening gehouden wordt met andere gemeentelijke beleidsdomeinen en -plannen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, landbouw, …Uiteraard is het omgekeerde ook noodzakelijk; dat het milieuaspect ook in overweging wordt genomen bij de besluitvorming in andere beleidsdomeinen. We werpen hierbij dan ook kort een blik op het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en het mobiliteitsplan.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
7
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Het gemeentebestuur werkt ook reeds enige tijd hard aan de studie en de redactie van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Bij het ontwikkelen van de visie van de ruimtelijke ordening van de gemeente Tervuren, werd ‘duurzame ruimtelijke ontwikkeling’ als uitgangshouding naar voor geschoven. Het ruimtelijk structuurplan resulteerde in een 25-tal bindende bepalingen, waarvan de volgende ook van belang zijn voor het milieu- en natuurbeleid: - selectie van de zone Keiberg als lokaal bedrijventerrein. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar onder andere de landschappelijke inpassing, de buffering naar het aangrenzende woongebied en de duurzame ontwikkeling van de bedrijvenzone - aanpak van de zonevreemde bedrijvigheid. Hierbij wordt een individuele aanpak vooropgesteld. Op het bedrijventerrein Keiberg zal de nodige ruimte worden voorzien voor die bedrijven die willen herlokaliseren. - selectie van een 5-tal open ruimte corridors waar gestreefd wordt naar het maximaal behoud van de openheid met ruimte voor versteviging van de natuurlijke structuur. - selectie van bosgebieden waar het ecologisch aspect van de bossen primeert: creëren van overgangszones, stimulering van bosuitbreiding, verwijderen en stopzetten van zonevreemde constructies en activiteiten. - selectie van landbouwgebieden die prioritair voor de landbouw blijven voorbehouden. Voor de meest erosiegevoelige gebieden zal een Ruimtelijk Uitvoeringsplan worden opgemaakt. - de opmaak van een inventaris van de bestaande groenelementen – deze inventaris zal als basis dienen voor een actieplan voor meer groenelementen te realiseren binnen de kernen - de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor de realisatie van een ecologisch netwerk. - om kleine landschapselementen (KLE) optimaal te beschermen en te beheren, zal een inventaris van KLE opgemaakt worden. Het is op basis van deze inventaris dat een actieplan zal worden opgemaakt om bijkomende KLE’s te voorzien. Hierbij zal specifieke aandacht gaan naar de holle wegen. - Inrichting van de Voervallei. Via een RUP zal de gemeente overgaan tot een algemene, gedifferentieerde inrichting van de Voervallei, in het bijzonder in het gedeelte stroomopwaarts van het Park. - Een integraal waterbeheer met aandacht voor zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. - Buurt- en voetwegen. De gemeente zal niet toestaan dat bestaande buurt- en/of voetwegen worden opgeheven. Er zal daarom ook een inventaris worden opgemaakt van de bestaande buurt - en voetwegen en een actieplan om deze te beschermen. Gemeentelijk mobiliteitsplan De gemeente Tervuren beschikt over een conformverklaard mobiliteitsplan. Dit mobiliteitsplan vormt de beleidsmatige basis voor het realiseren van een duurzame mobiliteit. De grote krachtlijnen van dit beleid zijn: - het versterken van de alternatieve voor het autoverkeer - het verbeteren van verkeersveiligheid en –leefbaarheid - het ondersteunen van mobiliteit vanuit andere beleidsdomeinen De belangrijkste peilers zijn de realisatie van een degelijk openbaar vervoersnetwerk met bijbehorende maatregelen voor een vlotte doorstroming van het busvervoer, het voorzien van de nodige infrastructuur voor de voetgangers en fietsers, het uitwerken van maatregelen die niet van infrastructurele of ruimtelijke aard zijn zoals bv. het fietspoolen, e.d. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
8
3. Opbouw – krachtlijnen – accenten Opbouw milieubeleidsplan Thematische opbouw Bij de opbouw van het milieubeleidsplan is er bewust gekozen voor een eigen indeling, anders dan de thematische indeling van het Gewestelijk MINA-plan of de indeling uit het provinciaal milieubeleidsplan, gebaseerd op de bevoegdheden en taken die naar aanleiding van het Kerntakendebat werden toevertrouwd aan de lokale besturen. Bovendien sluit deze indeling ook het best aan bij de werkverdeling binnen de milieudienst. Er is ook voor geopteerd om enkel die milieuthema’s uit te werken waarop het gemeentelijk beleid een merkbare impact kan hebben.
Voor elk milieuthema of onderdeel ervan zal eerst de huidige situatie zo nauwkeurig mogelijk omschreven en geëvalueerd worden. Op basis van deze evaluatie worden de beleidsdoelstellingen geformuleerd evenals het stappenplan om tot deze doelstellingen te komen. Bij de uitwerking van het stappenplan is er bewust gekozen om niet te werken met individuele acties, maar met meer algemene projecten waarbij de nodige ruimte wordt gelaten voor de latere concrete uitwerking ervan. Elk project vormt als het ware een essentiële stap in de richting van de uiteindelijk te bereiken doelstelling. De realisatie van elke afzonderlijk project impliceert de uitvoering van 1 of meerdere acties. Voorbeelden van mogelijk acties kunnen vermeld worden. Het is echter niet de bedoeling om bij elk project een overzicht te geven van uit te voeren acties. Het werken met concrete acties heeft als nadeel dat milieubeleidsplan uiteindelijk een lange opsomming wordt van diverse acties binnen de verschillende thema’s waar nog maar moeilijk prioritair van niet-prioritair te onderscheiden is. Het concretiseren van de projecten, m.a.w. het uitwerken van acties, komt ons inziens best aan bod in het milieujaarprogramma.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
9
THEMA:
INTEGRAAL
WATERBEHEER
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
10
INTEGRAAL WATERBEHEER Omschrijving van het thema
Water is een kostbaar goed dat met grote zorg moet worden beheerd. Het jarenlang onzorgvuldig met water omspringen – sinds het begin van de 20ste eeuw is het watergebruik verzesvoudigd – eist stilaan z’n tol. Het waterbeleid maakte de laatste jaren een grote ontwikkeling door. Men is gaan inzien dat het watersysteem niet enkel bestaat uit grondwater en oppervlaktewater, maar ook uit waterbodems en waterfauna en –flora. Integraal waterbeleid wil het beheer van de waterhoeveelheden, van de waterkwaliteit en van het leven in en om het water gecombineerd aanpakken en beter op elkaar afstemmen. Aan de basis van deze visie ligt het inzicht dat water vele functies vervult en meer is dan een hulpbron voor industrie, landbouw en huishouden. Water is eveneens een leefomgeving voor vele planten en dieren en maakt deel uit van onze eigen leefomgeving. Een andere bezorgdheid is het blijvend waarborgen van water voor alle noodzakelijke toepassingen, nu en in de toekomst.
Toepasselijk juridisch en beleidskader Eerste uitvoeringsbesluit decreet IWB De Vlaamse regering keurde op 9 september 2005 een eerste uitvoeringsbesluit bij het decreet IWB goed. Het uitvoeringsbesluit zorgt voor de geografische indeling van watersystemen (stroomgebieden, bekkens en deelbekkens). Daarnaast voorziet het in de formele oprichting van de overlegstructuren op de verschillende niveaus: de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (Vlaams Gewest); de bekkensecretariaten, –raden en –besturen (bekken) en de waterschappen (deelbekken). Deze oprichting is onder andere essentieel voor de opmaak van waterbeheerplannen. Europese Kaderrichtlijn Water De richtlijn vormt het raamwerk voor het integraal waterbeleid van de Unie én van de lidstaten, die de Europese regelgeving naar eigen wetgeving moeten omzetten. Het hoofddoel van de richtlijn is de watervoorraad en de kwaliteit van de stroomgebieden op lange termijn veilig te stellen. Decreet Integraal Waterbeleid Dit decreet van 18/07/03 vormt de basis voor de manier waarop Vlaanderen in de toekomst met water zal omgaan. Het legt de doelstellingen en de beginselen van het integraal waterbeleid vast en roept een aantal nieuwe instrumenten, waaronder de watertoets in het leven. Het bepaalt hoe de watersystemen ingedeeld worden in stroomgebieden en stroomgebiedsdistricten, bekkens en deelbekkens. Het schrijft voor hoe de overlegstructuren er moeten uitzien, hoe de waterplanning moet voorbereid en opgevolgd worden en hoe de bevolking hierin inspraak hoort te krijgen. Deze waterbeleidsplannen moeten opgemaakt worden per bekken en deelbekken, dus niet voor administratieve grenzen. Elke gemeente moet voor elk deelbekken dat op haar grondgebied aanwezig is over een deelbekkenbeheerplan beschikken. Het doel van zo’n deelbekkenbeheerplan is om een waterbeleid uit te werken volgens de principes van het integraal waterbeleid. De Code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid beschrijft een aantal basispeilers waarop het duurzaam lokaal waterbeleid moet worden opgebouwd: - Spoor 1: maximale retentie van hemelwater aan de bron Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
11
-
Spoor 2: sanering van afvalwaterlozingen Spoor 3: bewaking en verbetering van de kwaliteit van de riolerings- en zuiveringsinfrastructuur Spoor 4: voorkomen en beperken van diffuse verontreiniging Spoor 5: voorkomen en beperken van erosie en sedimenttransport naar de waterlopen Spoor 6: kwantitatief, kwalitatief en ecologisch duurzaam waterlopenbeheer Spoor 7: duurzaam gebruik van drinkwater
VLAREM I en II Deze documenten zijn vooral belangrijk voor de reglementering rond afvalwater en afvalwaterbehandeling. Programmadecreet – meer bepaald de reorganisatie van de watersector Op 24 december 2004 keurde het Vlaams Parlement het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005 goed. (B.S. 31.12.2004). Van dit decreet is voornamelijk hoofdstuk XIII van belang hetgeen gaat over de reorganisatie van de watersector. In een amendement bij het programmadecreet op het decreet houdende de algemene bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005: hoofdstuk XII reorganisatie watersector heeft de Vlaamse Regering bepaald dat de afvalwaterheffing vanaf 1 januari 2005 wordt afgeschaft en omgevormd wordt tot een kostenbijdrage. Die kostenbijdrage wordt geïntegreerd in de prijs per kubieke meter drinkwater. Gemeenten kunnen op die ééngemaakte waterfactuur bijkomend een eigen vergoeding voor het rioolbeheer vragen op basis van de gebruikte kubieke meters water. Vanaf het heffingsjaar 2006 ontvangen particulieren geen heffingsbiljet meer van de VMM en wordt alleen nog een bijdrage aangerekend op de drinkwaterfactuur. Een uitzondering daarop vormen gezinnen met een eigen waterwinning. Aangezien die nog over ander water beschikken dan leidingwater, blijven ze heffingsplichtig. Net als in het verleden zal de heffing worden berekend op 30 m3 per gedomicilieerd persoon wanneer uitsluitend water wordt verbruikt uit de eigen waterwinning, of 10 m3 per gedomicilieerde persoon wanneer naast de eigen waterwinning ook water wordt afgenomen van de drinkwatermaatschappij. Verder werd aan de drinkwaterbedrijven decretaal met ingang van 01.01.2005 de verantwoordelijkheid opgelegd voor sanering van het drinkwater dat zij verdelen. Sanering staat hierbij voor inzameling, transport en zuivering en dit op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak. Voor de realisatie van de hun opgelegde zorgplicht kunnen de drinkwaterbedrijven zelf instaan of diverse operatoren inschakelen, desgevallend na marktconsultatie. Hierbij kunnen alvast vermeld worden: - nv Aquafin - de gemeente zelf, die in deze activiteit verder zelfstandig actief wenst te zijn - een gemeentebedrijf - andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden - een derde De gemeente behoudt een volledige keuzevrijheid in de wijze waarop ze haar rioleringsopdracht invult, ook al worden - om de invoering van de ééngemaakte factuur mogelijk te maken - de drinkwatermaatschappijen bij decreet belast met de sanering van het door hun abonnees verbruikte en geloosde water. Gewestelijke stedenbouwkundige verordening (goedgekeurd op 1 oktober 2004 en in werking vanaf 1 februari 2005) en de Provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater van dakoppervlakken en verharde oppervlakten (aangepast aan de gewestelijke verordening en Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
12
goedgekeurd door de provincieraad op 7 juni 2005, in werking getreden op 1 september 2005), leggen de verplichting op aan de bouwheer om bij nieuwbouw of ingrijpende verbouwing voor het hemelwater volgende cascade na te leven: hergebruik, infiltratie, vertraagde en gescheiden afvoer; Code van goede praktijk voor de herwaardering van grachtenstelsels en voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen. (B.S. 23.03.1999) De code van goede praktijk geeft zowel voorschriften als aanbevelingen voor de dimensionering, het gebruik en het onderhoud van installaties voor de opvang en verdeling van hemelwater voor woongelegenheden en openbare gebouwen evenals voor infiltratie van hemelwater in de bodem. Gemeentelijke verordening ‘Integraal Waterbeheer’, goedgekeurd door de gemeenteraad in haar zitting van 28 april 2005, waarin de verplichting wordt opgelegd om hemelwater gescheiden af te voeren en waarin het verbod wordt opgelegd op het overwelven van baangrachten;
Omschrijving van de huidige situatie: A. De gemeente Tervuren ondertekende de samenwerkingsovereenkomst “milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” en onderschreef ambitieniveau 2 van de cluster water. Dit betekent dat de gemeente zich geëngageerd heeft om volgende bepalingen uit te voeren: Voor de werking naar buiten uit: 1) Subsidie voor individuele afvalwaterzuivering De gemeente verbindt zich ertoe een gemeentelijk premiereglement op te stellen voor de bouw van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1) de individuele zuivering is aangelegd voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater van een woning buiten de zuiveringszones A en B; 2) de individuele zuivering is na 1 januari 1999 gebouwd volgens, of in overeenstemming gebracht met, de code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelingsinstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties; 3) de individuele zuivering wordt geëxploiteerd volgens de code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelingsinstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties Van zodra de wijziging van de zuiveringszones bekrachtigd is door de gemeente of in het deelbekkenbeheerplan moet het gemeentelijk subsidiereglement voor individuele afvalwaterzuivering hieraan aangepast worden. 2) Subsidie voor gebruik van hemelwater De gemeente verbindt zich ertoe een gemeentelijke premiereglement op te stellen voor de aanleg van een hemelwaterinstallatie. Inwoners die een hemelwaterinstallatie aanleggen en hiervoor een gemeentelijke premie genieten, kunnen een bijkomende subsidie van het Vlaamse Gewest ontvangen indien cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan: Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
13
a)
het gaat om de aanleg van een hemelwaterinstallatie bij gebouwen waarvoor een bouwvergunning verkregen is hetzij vóór 7 september 1999, hetzij vóór de datum van inwerkingtreden van een gemeentelijke verordening die de aanleg van hemelwaterputten bij nieuwbouw verplicht indien deze verordening reeds vóór 7 september 1999 van toepassing was; b) de hemelwaterinstallatie is na 1 januari 2004 gebouwd volgens, of in overeenstemming gebracht met, de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen én het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 1 oktober 2004; c) de bouw van een hemelwaterinstallatie niet verplicht is volgens het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. 3) Infiltratie van hemelwater in de bodem De gemeente verbindt zich ertoe een gemeentelijk premiereglement op te stellen voor de aanleg van een infiltratievoorziening voor niet verontreinigd hemelwater. De gemeente zorgt voor de nodige ondersteuning van de bouwheer bij het dimensioneren van de infiltratievoorziening. Inwoners die een infiltratievoorziening aanleggen en hiervoor een gemeentelijke premie genieten, kunnen een bijkomende subsidie van het Vlaamse Gewest ontvangen indien cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan: a)
b) c) d)
de infiltratievoorziening is gebouwd volgens de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen én aan de bepalingen opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 1 oktober 2004; de infiltratievoorziening is gebouwd na 1 januari 2004; op de infiltratievoorziening is minstens 50 m2 verharde oppervlakte aangesloten; de bouw van een infiltratievoorziening is niet verplicht volgens het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 1 oktober 2004.
Voor de werking binnen de eigen diensten: De gemeente ontvangt als bouwheer van een individuele zuivering, hemelwaterinstallatie of infiltratievoorziening op particulier domein en op gemeentelijk domein een subsidie van het Vlaamse Gewest. Onderhoud van de waterlopen en grachtenstelsels Het onderhouden van elke waterloop en grachtenstelsel moet specifiek afgestemd zijn op de verschillende functies en kenmerken van de waterloop. Vanuit kwantitatief, kwalitatief en ecologische Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
14
duurzaam waterlopenbeheer moet het onderhoud van de waterlopen en de oevers uitgevoerd worden conform de richtlijnen uitgewerkt in de methodologie voor de opmaak van de deelbekkenbeheerplannen (zie definities). Dit geldt in het bijzonder voor het maai- en ruimingsbeheer van waterlopen en voor natuurvriendelijke oeverinrichting en –bescherming. Sensibilisatie-acties met betrekking tot erosie Als uit het milieujaarprogramma blijkt dat erosiebestrijding een aandachtspunt is voor de gemeente, kan de gemeente actieve sensibilisatieacties rond erosie organiseren. Deze sensibilisatieacties zijn evenwel geen verplichting om te voldoen aan de cluster Water. Onderwerpen hierbij zijn: 1°
het aanleggen van een demonstratieveld. Het initiatief moet met de nodige communicatie ondersteund worden; 2° het organiseren van een excursie; 3° het organiseren van een informatieavond of -middag rond erosiebestrijding, buiten de periode van het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan. Het betreft het gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door gemeenten uitgevoerd worden. 4° als de gemeente beschikt over een door de administratie goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan kan de gemeente eveneens landbouwers met percelen gelegen in knelpuntenbodem, zoals bedoeld in de code van goede praktijk voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, individueel benaderen om een oplossing te vinden voor de erosieproblematiek op hun gronden Uitvoeren van een wateraudit in gemeentelijke gebouwen bij nieuwbouw, herbouw of verbouwing De gemeente verbindt zich ertoe om in het geval van nieuwbouw, herbouw of verbouwing van gemeentelijke gebouwen een audit van het gebouw in kwestie uit te voeren m.b.t. de mogelijkheden van een duurzaam watergebruik. Volgende stappen worden hiervoor doorlopen: 1° 2°
Analyse: het verzamelen van alle relevante informatie en het opstellen van een waterbalans, zodanig dat men inzicht krijgt in de kansen en knelpunten van de waterhuishouding. Genereren van verbeteropties en onderzoeken van volgende aspecten; - inschatten van het beschikbare hemelwater op basis van de dakoppervlakte; - mogelijkheden m.b.t. het gebruik van hemelwater nagaan; - mogelijkheden m.b.t. rationeel watergebruik in het gebouw nagaan (spaartoetsen, waterbesparende douchekoppen, enz.); - duurzame afvoer van het overtollige hemelwater. Ook de afvoer van hemelwater van andere verharde oppervlakken wordt bekeken. Hierbij wordt er vooral gestreefd om doorlatende verhardingen te voorzien of infiltratievoorzieningen te plaatsen; - gescheiden aanbieding van afval- en hemelwater; - materiaalkeuze met betrekking tot waterafvoer, met het oog op het beperken van diffuse verontreiniging door uitloging van zink, koper, enz.
De gemeente verbindt zich ertoe om conform de resultaten van deze wateraudit concrete maatregelen te implementeren in het ontwerp. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
15
Opmaken van een gemeentelijk reglement m.b.t. het overwelven van baangrachten De gemeente verbindt zich ertoe een gemeentelijk reglement op te maken m.b.t. het overwelven van baangrachten. Hierin worden minstens de bepalingen opgenomen zoals weergegeven in het door het Vlaamse Gewest geleverde voorbeeldreglement. De gemeente geeft de nodige ruchtbaarheid aan de verschillende subsidieregelingen en het gemeentelijk reglement m.b.t. het overwelven van baangrachten door middel van een jaarlijkse publicatie in het gemeentelijk infoblad. Indien de gemeente over een website beschikt is het aangewezen de verschillende subsidieregelingen ook hier op te nemen. Opmaak van actieplannen binnen het DuLo-waterplan Voor 2005 geldt dat gemeenten voor de opmaak van actieplannen binnen het DuLo-waterplan een subsidie van het Vlaamse Gewest ontvangen indien voldaan wordt aan volgende voorwaarden: 1° 2° 3°
1° 2° 3° 4°
een doelstellingennota , zoals gedefinieerd in de samenwerkingsovereenkomst 20022004, werd ingediend bij het Vlaamse Gewest ten laatste bij het milieujaarprogramma 2005; de doelstellingennota dient te beantwoorden aan de doelstellingen en beginselen van het Decreet Integraal Waterbeleid; de gemeente stelt, verder bouwend op de doelstellingennota, een concreet en volledig actieplan op met betrekking tot de verschillende sporen zoals aangegeven in de code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid. Dat actieplan: wordt ten minste voor de gemeentegrensoverschrijdende problemen opgesteld in samenwerking met de andere waterbeheerders binnen het deelbekken; dient te beantwoorden aan de doelstellingen en beginselen van het Decreet Integraal Waterbeleid; wordt opgesteld volgens de code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid; geeft duidelijk aan welke de prioritaire projecten zijn.
Uitvoering van projecten uit het deelbekkenbeheerplan of DuLo-waterplan Acties en maatregelen van het goedgekeurde deelbekkenbeheerplan komen voor subsidiëring in aanmerking mits ze niet via andere kanalen gesubsidieerd worden, mits het handelt om acties en/of maatregelen die niet behoren tot de normale onderhouds- en instandhoudingswerken en mits het handelt om acties en/of maatregelen waarvan de uitvoering is bepaald door regelgeving. B. Opmaak van de deelbekkenbeheerplannen In het voorjaar 2003 heeft de gemeente beslist om in te gaan op het voorstel van de provincie VlaamsBrabant over het opmaken van de deelbekkenbeheerplannen. De opmaak kadert in de samenwerkingsovereenkomst 2005-2007. De taak van de gemeente bestaat er in om de provincie de nodige informatie te geven en om samen met de andere gemeenten in het deelbekken te overleggen in het bestuur dat in het kader van de opmaak van het deelbekkenbeheerplan is opgericht.Tervuren maakt deel uit van volgende drie deelbekkens: Ijse, Voer en Woluwe. C. Hemelwater: Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
16
- opvang en hergebruik Stimuleringsmaatregelen voor opvang, hergebruik, infiltratie en vertraagd afvoeren van hemelwater naar de burger toe: Op 27 januari 2005 keurde de gemeenteraad het nieuwe subsidiereglement “duurzaam waterbeheer” goed. Met het subsidiereglement “duurzaam waterbeheer” wenst de gemeente inwoners te stimuleren om hun interne waterhuishouding aan te passen aan de veranderde visie van waterbeheer. In het verleden liet men inwoners toe om zowel hemelwater als huishoudelijk afvalwater aan te sluiten op een gemengd rioleringsstelsel. Ondertussen weet men nu dat door de verhoging van het aantal woningen en verharde oppervlakten de openbare riolering overbelast wordt waardoor de overstorten frequenter in werking treden met een nadelig effect voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Verder heeft het gemengd rioleringsstelsel ook het nadeel dat door de aanvoer van hemelwater naar de RWZI er een te grote verdunning optreedt waardoor het zuiveringsproces van de rioolwaterzuiveringsinstallatie minder goed verloopt. Tevens wordt het hydrologisch systeem negatief beïnvloed omdat het regenwater niet wordt toegevoegd aan het grondwater. Bovengenoemde nadelen hebben geleid tot een veranderde visie over hoe we naar de toekomst met water wensen om te gaan. Zo legt de gemeente tegenwoordig gescheiden rioleringsstelsels aan in plaats van gemengde rioleringstelsels. In de volgende straten werd reeds een gescheiden rioleringstelsel aangelegd: Brusselsesteenweg van huisnummer 25 tot de N3 Hertswegen van Zittekensstraat tot Mechelsestraat Mechelsestraat vanaf Hertswegen tot Mechelsestraat 50 Zittekensstraat Kerkplaats Duisburg Pastorijstraat Merenstraat vanaf Kerkplaats tot Huldenbergstraat Tiendagwandstraat Verkaveling Plintveld: Kolvenrode Verkaveling Zuurbeemd met: Kriekenbergstraat, Vitsenblok, Guldenbunderstraat Sterrebeeklaan vanaf Edelweisslaan tot de N3 Gemeentestraat Peperstraat vanaf Rozendal tot Puttestraat Kapellestraat vanaf Puttestraat tot huisnummer 13 Maar deze maatregel is zinloos wanneer de aanpalende eigenaars hun interne waterhuishouding niet afstemmen op de gewijzigde situatie, te weten op hun domein hemelwater en afvalwater te scheiden. Verder stapt men ook af van de idee om alles versneld af te voeren. Het dient bij voorkeur geïnfiltreerd of nuttig gebruikt te worden of, als dit niet kan, vertraagd worden afgevoerd naar oppervlaktewater of naar de RWA van een gescheiden rioleringsstelsel. Het water zoveel mogelijk ter plaatse houden geniet nu de voorkeur. Dit betekent dat de meeste maatregelen zich situeren op het particulier domein. Ook hier wordt getracht de inwoners mee te krijgen zodat men tot een efficiënt waterbeheer kan komen. Het toepassen van de maatregelen vormt voor nieuwbouwwoningen geen probleem en wordt verplicht gesteld in de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
17
Anders is het gesteld met bestaande woningen. Om particulieren van bestaande woningen te stimuleren hun hemelwater af te koppelen van het gemengd rioleringsstelsel en in eerste instantie te hergebruiken, verleent de gemeente een premie voor: - het in gebruik stellen van een bestaande hemelwaterput deel uitmakend van een bestaande woning en aan te sluiten op een toilet en/of wasmachine door middel van een pompinstallatie - het installeren van een volledig nieuwe hemelwaterinstallatie (hemelwaterput, leidingen, pompinstallatie enz.) bij een bestaande woning of bij verbouwing waarbij geen stedenbouwkundige vergunning is vereist en aansluit op minimaal 1 toilet of wasmachine In tweede instantie is het aangewezen om het hemelwater te infiltreren. In de voorgaande gemeentelijke verordening werd er een premie voorzien voor de aanleg van een infiltratievoorziening voor zowel nieuwbouw als bestaande woningen. Met het in voege treden van de provinciale verordening inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten waarin de aanleg van een infiltratievoorziening verplicht wordt, wordt enkel nog een premie voor de aanleg van een infiltratiesysteem voorzien voor bestaande woningen. Indien er onvoldoende ruimte aanwezig is om naast het plaatsen van een hemelwaterput een infiltratievoorziening aan te leggen, kan men opteren om de hemelwaterput te over dimensioneren met een vertraagde afvoer naar oppervlaktewater indien aanwezig of naar de openbare riolering. Indien er onvoldoende ruimte is om zowel een hemelwaterput als een infiltratievoorziening aan te leggen, is de aanleg van een groendak een interessante optie, waarvoor de gemeente eveneens een premie verleent. Zeker in stedelijk gebied waar deze situatie zich vrij frequent zal voordoen. Is de aanleg van een groendak ook niet mogelijk dan verleent de gemeente een premie voor het afkoppelen van hemelwater, hetgeen op dit ogenblik de enig overgebleven optie is op voorwaarde dat er gescheiden riolering ligt en er onvoldoende ruimte is voor de aanleg van een hemelwaterinstallatie of infiltratievoorziening. Afkoppelen van hemelwater bij gemeentelijke gebouwen Nu is de werkwijze van de gemeente zo dat wanneer er verbouwingswerken gepland worden systematisch wordt nagegaan op welke manier hemelwater kan afgekoppeld, opgevangen, gebruikt, geïnfiltreerd of vertraagd afgevoerd kan worden. In 2004 werd een wateraudit uitgevoerd voor de verbouwing van de pastorie te Vossem. In uitvoering van deze audit werd een hemelwaterput van 10.000 liter en hydrofoorgroep geplaatst voor de voeding van het sanitair (3 WC’s en 2 urinoirs). - afvoer Met de gemeentelijke verordening “integraal waterbeheer” van 10 juni 1999 werd de bouwheer verplicht om hemelwater en afvalwater gescheiden af te voeren en hiervoor een aansluitputje te voorzien wanneer in de straat geen gescheiden riolering aanwezig was. Wanneer er in de straat gescheiden riolering aanwezig is hoeft dit uiteraard niet. Deze verordening werd opgeheven met ingang van 1 juli 2005 en vervangen door de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening “integraal waterbeheer” van 28 april 2005 waarin de verplichting om hemelwater en afvalwater op particulier domein gescheiden af te voeren is gebleven en waarin ook het verbod wordt opgelegd om baangrachten te overwelven. Voor bepalingen inzake de afkoppeling van hemelwater wordt verwezen naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004, die minimale voorschriften bevat voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken en naar de provinciale stedenbouwkundige vergunning inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe van beide verordeningen hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
18
tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden - hinder t.g.v.hemelwater - erosie De gemeente beschikt over een erosiebestrijdingsplan, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de afdeling Land van AMINAL. Een erosiebestrijdingsplan is een plan waarin de probleemstelling van de bodemerosie en de eventueel daarmee gepaard gaande modderoverlast, de prioritaire knelpunten en de brongerichte aanpak ervan worden beschreven. Gemeenten die over een goedgekeurd erosiebestrijdingsplan beschikken kunnen subsidie verkrijgen van het Vlaams Gewest voor de uitvoering van kleinschalige erosiebestrijdingswerken. Deze subsidiemogelijkheid wordt geregeld in het besluit van 7 december 2001 houdende subsidiëring van kleinschalige erosiebestrijdingswerken die door gemeenten worden uitgevoerd. Op 30/8/2001 keurde de gemeenteraad een subsidiereglement voor het nemen van erosiebestrijdingsmaatregelen op terrein goed. Tot nog toe werden 20 overeenkomsten afgesloten. Gezien de VLM ook beheersovereenkomsten in het kader van erosiebestrijding afsluit met landbouwers, heeft de gemeente haar subsidiereglement grotendeels opgeheven – enkel braaklegging wordt nog door de gemeente gesubsidieerd. Aanvullend ondertekende de gemeente het protocol met de VLM om 30% subsidie te verlenen bovenop de vergoeding van de VLM. In uitvoering van het erosiebestrijdingsplan bereidt de gemeente momenteel een erosiebestrijdingsproject uit voor volgende actuele knelpuntgebieden: Kongo-wijk, Smisstraat, Keersmakerstraat, Bredeweg, Nachtegalenlaan-Leeuwerikenlaan. Voor deze projecten werd er steeds een subsidieaanvraag ingediend bij de afdeling Land. - hinder t.g.v. hemelwater – preventieve aanpak wateroverlast Omdat het niet haalbaar is om heel Vlaanderen te vrijwaren van overstromingen, kiest de Vlaamse Regering voor de meest efficiënte aanpak: de schade ten gevolge van wateroverlast zoveel mogelijk voorkomen. De watertoets is in voege sinds 24 november 2003 (10 dagen na de publicatie van het decreet IWB in het Belgisch Staatsblad). Overheden die beslissen over plannen, vergunningen en programma' s moeten telkens nagaan of hetgeen gevraagd wordt geen schadelijke effecten heeft op het watersysteem. Worden er inderdaad schadelijke effecten verwacht, dan moeten voorwaarden of herstelmaatregelen worden opgelegd. Als dit niet mogelijk is moet het plan, programma of de vergunning worden geweigerd.
D. Afvalwater: - De gemeente liet in 1999 - 2000 een hydronautstudie uitvoeren voor het volledige rioleringsstelsel van de gemeente. Deze geeft studie stelt de gewenste dimensionering van het rioleringsnetwerk voor; - De uitbouw van het gemeentelijk rioleringsstelsel wordt d.m.v. een meerjarenprogramma planmatig aangepakt en dit in samenwerking met Aquafin en de Vlaamse Milieumaatschappij.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
19
- De rioleringsgraad end e zuiveringsgraad in Tervuren bedraagt 98.3%, en 3.6 % (VMM gegevens juli 2005). Deze cijfers zijn theoretische cijfer: niet alle inwoners die wonen in een gerioleerde straat, zijn ook effectief op de riolering aangesloten. - Enkel het afvalwater van een gedeelte van Duisburg wordt gezuiverd in de RWZI van Neerijse. Het overgrote deel van het afvalwater van de gemeente wordt momenteel ongezuiverd geloosd in de Voer en de Woluwe. Op 3.10.05 werden de werken aan de Collector Woluwe (project 98240) gestart. De voorziene opleveringsdatum is medio 2007 voor het geheel en eind 2006 voor de hoofdtak. - Het voorstel van Aquafin voor de bouw en de exploitatie van een rioolwaterzuiveringsinstallatie in de Flosstraat te Vossem opgestart in 1992, stuit steeds weer op verzet van enkele buurtbewoners en is thans nog steeds niet gebouwd. Het huidige voorstel van Aquafin maakt gebruik van membraamtechnologie. Het voordeel van deze relatief nieuwe technologie is dat de zuiveringsinstallatie veel compacter is. - Kwaliteit van de Voer Oppervlaktewaterkwaliteit van de Voer De gemeente Tervuren laat jaarlijks twee kwaliteitsonderzoeken van de Voer uitvoeren. Het kwaliteitsonderzoek omvat een fysico-chemische analyse van de waterstalen. Op zes verschillende plaatsen worden er stalen genomen. Er kan gesteld worden dat de waterkwaliteit voor het deel van de Voer gelegen in de gemeente Tervuren nog redelijk goed is. De waterkwaliteit op het punt waar de Voer het grondgebied van Tervuren verlaat is opmerkelijk slechter dan in het meer stroomopwaarts gelegen gedeelte. De reden hiervoor is eenvoudig toe te schrijven aan het feit dat de afvalwatercollector hierin de Voer loost. De resultaten van deze kwaliteitsonderzoeken zijn terug te vinden op de website www.tervuren.be. Daarnaast voert ook de Vlaamse Milieumaatschappij kwaliteitsonderzoeken uit op de Voer. Deze gegevens worden toegevoegd in bijlage van het milieubeleidsplan. De waterkwaliteit in het bovenstroomse deel van de Voer kan mogelijks beter of minder slecht zijn, maar beantwoordt alleszins niet aan de basiskwaliteitsnormen. In de Voerenvijvers (die de Voer voeden stroomafwaarts het park van Tervuren) komt huishoudelijk afvalwater terecht. De kwaliteit van de Kleine Vaart b.v. is erbarmelijk ingevolge huishoudelijke lozingen. Waterzuiveringsinfrastructuur Naargelang de omvang van het zuiveringsstation kunnen we hierin drie niveaus onderscheiden: - individuele waterzuiveringssystemen (IBA’s) Zuiveringssystemen bedoeld voor het zuiveren van het afvalwater van één individuele woning. In dit geval behoort het zuiveringsstation, normaal gezien, tot de woningsgebonden infrastructuur. Het is ook mogelijk dat de gemeente via overeenkomsten met de bewoners instaat voor deze individuele behandelingsinstallaties en dus deel uitmaakt van de gemeentelijke rioolinfrastructuur. Het betreft hier ofwel compacte meestal onder de grond gelegen systeem, ofwel kleine types van rietvelden - kleinschalige waterzuivering (KWZI) Deze zijn bestemd voor het zuiveren van het afvalwater van een beperkte groep van woningen, aangesloten op een riolering. In dit geval zal het kleinschalig waterzuiveringsstation (capaciteit tussen 20 IE en 2000 IE) steeds uitgebaat worden door de gemeente, of, indien het groter is door het Vlaams Gewest. Meestal zijn het plantensystemen (vloeivelden, percolatierietvelden, …) maar het kunnen ook kleine klassieke systemen zijn - rioolwaterzuiveringsinstallatie Bovengemeentelijk zuiveringsstation, bedoeld om het rioolafvalwater, dat via collectoren wordt aangevoerd te zuiveren. Aquafin is bevoegd voor dit type waterzuiveringsstation. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
20
Woninggebonden infrastructuur Wat het particulier domein betreft, vinden we in de Vlaamse milieuwetgeving een aantal bepalingen terug. We staan er niet eens bij stil maar ieder van ons heeft dagelijks te maken met een aantal regels die ons zeggen wat we met ons huishoudelijk afvalwater en het regenwater rond onze woning moeten aanvangen. Kijken we eerst eens naar het huishoudelijk afvalwater dat elke woning in Vlaanderen dagelijks produceert. Met huishoudelijk afvalwater bedoelen we niet alleen het zogenaamde ‘zwarte’ water afkomstig van de toiletten, maar ook het ‘grijze’ water welke afkomstig is van bijvoorbeeld de badkamer, de afwas, de wasmachine,… Wie een gemeentelijke riolering in de straat heeft, is verplicht om daarop al het huishoudelijk afvalwater aan te sluiten. In de meeste gevallen zal die riolering nu of in de nabije toekomst aansluiting geven op een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Is dat niet het geval (heeft het Vlaamse gewest of de gemeente hier dus geen investering gepland) dan is de burger zelf verantwoordelijk voor het zuiveren van zijn huishoudelijk afvalwater, vooraleer het naar de riolering gaat. Ook indien er helemaal geen straatriolering aanwezig is, is de burger verantwoordelijk voor het zuiveren van zijn huishoudelijk afvalwater. De gemeente zou hier kunnen stellen dat zij omwille van het solidariteitsprincipe waar de burgers gelijk worden belast voor een zelfde dienstverlening van de overheid een beleid voert om in te staan voor de volledige sanering van de afvalwaterlozing en dus ook instaat voor de aanleg van individuele afvalwaterzuiveringssystemen bij particulieren die niet kunnen aangesloten worden op de openbare riolering. In dit beleid moet elke vervuiler een bijdrage leveren voor de zuivering leveren, afhankelijk van de vervuiling die hij veroorzaakt en niet van het toevallige feit of hij al dan niet aangesloten wordt op een openbare riolering. Indien de gemeente zelf optreedt als bouwheer van de individuele zuiveringen krijgt de gemeente hiervoor subsidies. Daarom zal de gemeente Tervuren onderzoeken of het haalbaar is om zelf op te treden als bouwheer van individuele waterzuiveringsinstallaties. Dit impliceert wel dat met elke particulier een overeenkomst zal moeten afgesloten worden. Met de reorganisatie van de watersector waardoor drinkwaterbedrijven verplicht worden om in te staan voor de sanering van het drinkwater dat zij verdelen bieden sommige drinkwaterbedrijven ook de mogelijkheid aan om in te staan voor de uitbouw van individuele waterzuiveringsinstallatie’s. Eens de gemeente de zoneringsplannen van de VMM ontvangt, zal kunnen nagegaan worden welke technische invulling kan gegeven worden voor de zuiveringsinfrastructuur gelegen in het buitengebied en zal hierin een keuze kunnen gemaakt worden tussen ofwel het zelf uitvoeren of het laten uitvoeren. De manier waarop dat huishoudelijk afvalwater moet gezuiverd worden is verschillend voor een bestaande als voor een nieuwe woning. Een bestaande woning volstaat met een goed werkende septische put, een nieuwe woning moet een meer verdergaande biologische zuivering aanleggen of kortweg een IBA (individuele behandeling van afvalwater). Naast de problematiek van het huishoudelijk afvalwater, moeten wij bij elke woning ook rekening houden met heel wat regenwater dat afstroomt van de verschillende verharde oppervlakten. De laatste jaren worden steeds meer oppervlakken verhard uitgevoerd: naast de dakoppervlakte worden ook steeds meer terrassen, opritten, … verhard uitgevoerd. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
21
Recente wetgeving (gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van hemelwater en afvalwater, B.S. 01.10.2004) bepaalt dan ook dat we dat regenwater zo veel als mogelijk moeten ter plaatse houden. De meest eenvoudige oplossing hierbij is het aanleggen van een regenwaterput, waarbij het gebruik van regenwater voor bepaalde toepassingen binnenshuis, enkel als pluspunt kan beschouwd worden. Iedere nieuw te bouwen of te herbouwen woning in Vlaanderen is verplicht een regenwaterput met hergebruik aan te leggen. Daarnaast is het ook belangrijk om beide stromen (huishoudelijk afvalwater en regenwater) zo veel als mogelijk van elkaar gescheiden te houden. Op gebied van waterzuivering is het namelijk heel belangrijk dat het huishoudelijk afvalwater zo geconcentreerd mogelijk naar de zuivering gebracht wordt, dus zonder vermenging met verdund regenwater. Het toepassen van bovengenoemde maatregel vormt voor nieuwbouwwoningen geen probleem en wordt verplicht gesteld in de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten. Anders is het gesteld met bestaande woningen. Ook hier zal de gemeente Tervuren onderzoeken of het haalbaar is om in te staan voor het afkoppelen van hemelwater op privédomein. Voor het milieu is het ook beter dat regenwater zo veel als mogelijk ter plaatse wordt gehouden en liefst geïnfiltreerd wordt in de ondergrond, of naar een beek of gracht wordt gebracht. Als deze mogelijkheden niet bestaan kan een aparte leiding voor regenwater nog uitkomst bieden. Gemeentelijke rioolwaterinfrastructuur Investeren in een dekkende bovengemeentelijke collecterings-en zuiveringsinfrastructuur is weinig zinvol indien het aansluiten van de lozingen achterwege blijft. Om de gemeenten in staat te stellen de uitbouw van de gemeentelijke rioleringen in snelheid af te stemmen op de uitbouw van de rioolwaterzuiveringsinfrastructuur voert de Vlaamse overheid sinds 1993 een stimulerend rioleringsbeleid. Met behulp van subsidies worden gemeenten gemotiveerd om extra inspanningen te leveren voor de aanleg van de nog ontbrekende riolen. Sinds 1996 bestaat er een subsidiebesluit voor de aanleg van gemeentelijke rioleringen. Dit besluit werd in 2002 grondig gewijzigd. Via dit besluit kunnen de gemeenten subsidie krijgen voor de aanleg van rioleringen. • De subsidie bedraagt 50% op voorwaarde dat de gemeente op haar hele grondgebied een gericht beleid voert inzake de buffering van hemelwater. De gewestbijdrage kan verhoogd worden tot 75 % voor de aanleg van een gescheiden stelsel en tot 100 % voor de aanleg van een afvoersysteem van uitsluitend afvalwater (doorsnede 2 DWA) waarbij het hemelwater wordt afgevoerd langs hetzelfde traject door middel van een geherwaardeerd grachtenstelsel dat op een milieuverantwoorde wijze in stand wordt gehouden. Naast subsidie voor de aanleg van rioleringen kan de gemeente via hetzelfde besluit ook subsidie krijgen voor de bouw van kleinschalige zuiveringsinstallaties (tot 2000 IE) De subsidie bedraagt hier eveneens 50%, tenzij het hemelwater en het afvalwater via een gescheiden stelsel afgevoerd worden. In dit laatste geval wordt de subsidie opgetrokken tot 100% van de kosten. Kosten met betrekking tot het ontwerp, de planning en de financiering, de herinrichting van het wegdek of het wegwerken van hinder bij werkzaamheden worden niet in deze subsidieregeling opgenomen. De Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
22
kostprijs van het totale project ligt daardoor 1,5 tot 3 maal hoger dan het subsidieerbare bedrag. De betoelaging dekt zo slechts 33 % tot 16,5 %, het resterende bedrag moet door de gemeente gefinancierd worden. Bovendien is geen betoelaging voor het beheer, het onderhoud en de exploitatie voorzien. Omwille van deze laatste kostenfactoren zal de doorgedreven uitbouw van het rioleringstelsel ook op lange termijn een verhoogde druk op het gemeentelijk budget leggen. Bovengemeentelijke infrastructuur Dit is het bovengemeentelijk netwerk van collectoren, bedoeld om het afvalwater van de diverse rioleringen naar een zuiveringstation te vervoeren. Op dergelijke collectoren worden dus geen huisaansluitingen voorzien, maar enkel aansluitingen van rioleringen. Naast de collectorbuizen zelf, bevat zulk een netwerk meestal ook pompinrichtingen, overstorten, e.a. In tegenstelling met rioleringen, liggen de collectoren niet steeds in een straat, maar volgen ze soms een oppervlaktewater of een ander laaggelegen tracé zoals de parkcollector. Zuiveringszones Bestaande zonering De aan – of afwezigheid van waterzuiveringsinfrastructuur bepaalt in welke zuiveringszone een bepaalde woning of bedrijf gelegen is. Er wordt immers van uitgegaan dat het niet realistisch en ook niet wenselijk is om overal rioleringen te voorzien, of om alle bestaande rioleringen aan te sluiten op een collector naar een grootschalig waterzuiveringstation. Op basis van de huidige aanwezige riolerings – en zuiveringsinfrastructuur en in functie van de verdere uitbouw ervan worden daarom alle gemeenten ingedeeld in vier verschillende zuiveringszones. Deze zijn gedefinieerd in VLAREM II: - zuiveringszone A of openbaar waterzuiveringssysteem De zone van 50 meter gelegen rond een stelsel, bestaande uit een operationele openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie en het stelsel van de openbare rioleringen en collectoren dat ermee verbonden is. - zuiveringszone B De zone van 50 meter gelegen rond het stelsel van de openbare riolering en collectoren, waarvan de aansluiting op een operationele openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie is gepland: - hetzij, op basis van het investeringsprogramma bedoeld in artikel 32octies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging - hetzij, op basis van het subsidiëringsprogramma bedoeld in artikel32duo devies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging - zuiveringszone C Het gedeelte van het stelsel van de openbare riolering en collectoren dat niet valt onder zuiveringszone A, noch onder zuiveringszone B, alsook de zone van 50 meter, gelegen rond dit stelsel. Het betreft de gedeelten van het gemeentelijk rioleringstelsel die volgens de reeds goedgekeurde investeringsprogramma’s of subsidiëringsprogramma niet aangesloten zullen worden op een operationele afvalwaterzuiveringsinstallatie. - Buitengebied Hiermee bedoelt men de niet gerioleerde zone of de zone voor oppervlaktewater, dus alle straten en wegen waar geen riolering aanwezig is en waar er ook nooit riolering aangelegd zal worden. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
23
Deze zonering is afhankelijk van het aspect ‘timing van uitvoering’ en percelen kunnen door de jaren heen of door een wijziging in de planning van zone veranderen. Deze zonering verschaft de gemeenten dus geen duidelijkheid inzake te plannen projecten en biedt de burgers geen rechtszekerheid.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
24
Nieuwe zonering Gewezen Minister Dua gaf op 12 januari 2001 aan Aquafin de opdracht een nieuwe zonering te ontwikkelen gebaseerd op vraagdichtheid. De vraagdichtheid van afvalwaterlozingen kan opgedeeld worden in deelaspecten: - de geografische ligging van het te bedienen perceel ten opzichte van andere percelen; - het aantal percelen dat als een gegroepeerde entiteit kan beschouwd worden; - de ligging van zo een entiteit ten opzichte van andere entiteiten; - de geloosde hoeveelheid afvalwater op het perceel; - de schaalgrootte van een reeds bestaand of ontworpen collectief systeem grenzend aan de restzone De methodologie die hiervoor door Aquafin ontworpen werd, leidt tot een voorontwerpkaart op gemeentelijk niveau. Op het voorontwerpzoneringsplan onderscheidt volgende zones: - zone 1: het gebied dat na uitvoering van het bovengemeentelijk investeringsprogramma 2005 en het subsidiëringsprogramma 2003 zal aangesloten zijn op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie. Deze zone is op het ontwerpzoneringsplan oranje gearceerd. - zone 2: in deze zone is de kostprijs van een collectief systeem lager dan of gelijk aan 70 % van de kostprijs van een individuele behandeling van de woningen en er zal daarom op termijn zeker een collectief systeem aangelegd worden. De aanleg van een riolering in deze zones is dus noodzakelijk. Eén van de uitgangspunten van de methodologie is dat de aan te leggen riolering een 2DWAriool is (= streefdoel). Er wordt geen uitspraak gedaan over het type stelsel (drukriolering/cascaderiolering/gravitaire riolering) noch over het feit of deze riolering zal aansluiten op een lokaal waterzuiveringsinstallatie of op een centrale waterzuiveringsinstallatie. Deze zone is op het ontwerpzoneringsplan donkergroen gekleurd. - zone 3: in deze zone is de kostprijs van een collectief systeem groter dan 70 % maar kleiner dan of gelijk aan 100 % van de kostprijs van een individuele behandeling van de woningen. De gemeente zal bij het opstellen van het definitief zoneringsplan moeten beslissen of deze zones voorzien zullen worden van een collectief systeem of dat de woningen in deze zones zullen voorzien worden van een individueel zuiveringssysteem. Deze zone is op het ontwerpplan lichtgroen gekleurd. - zone 4: in deze zone is de kostprijs van een collectief systeem groter dan 100 % maar kleiner dan of gelijk aan 130 % van de kostprijs van een individuele behandeling van de woningen. De gemeente zal bij het opstellen van het definitief zoneringsplan moeten beslissen of deze zones voorzien zullen worden van een collectief systeem of dat de woningen in deze zone zullen voorzien worden van een individueel systeem. Deze zone is op het ontwerpzoneringsplan geel gekleurd. - zone 5: in de deze zone is de kostprijs van een collectief systeem groter dan 130 % van de kostprijs van een individuele behandeling van de woningen. De woningen in deze zone zullen voorzien moeten worden van een individueel waterzuiveringssysteem. Toepassing van septische putten is onvoldoende. Dit is strenger dan de huidige Vlarem II, die stelt dat bestaande woningen worden geacht te voldoen aan de lozingsnormen indien het afval water minstens gezuiverd wordt door middel van een septische put. In deze zone worden uiteraard geen rioleringen aangelegd. Deze zone is op het ontwerpzoneringsplan rood gekleurd.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
25
Met de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst “milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” heeft de gemeente zich geëngageerd om het nieuw voorstel voor indeling van de zuiveringszones te verfijnen en al dan niet aangepast te bekrachtigen. Om de zoneringsplannen een wettelijke basis te geven zal een strikte procedure moeten gevolgd worden. Bedoeling van de procedure is te evolueren van een voorontwerp van zoneringsplan met vijf aangeduide zones naar een definitief zoneringsplan waarop nog drie zones aanwezig zijn: - zone 1: het centrale gebied, zijnde de zone die vandaag is aangesloten op een centrale zuivering of voorzien op korte termijn - zone 2: het te rioleren buitengebied, zijnde het deel van de restzone waarvoor wordt voorgesteld om ook dit collectief te zuiveren - zone 3: de IBA- zone, zijnde het deel van de restzone waarvoor wordt voorgesteld om de inwoners individueel te laten zuiveren. Het voorontwerp van zoneringsplan zal door VMM in de loop van 2005 aan de gemeente Tervuren overgemaakt worden. In de gebieden die niet aangesloten worden op een centrale zuivering, dit zijn zuiveringszone C en de niet-gerioleerde gebieden, moet de particulier zelf voor de zuivering van het afvalwater instaan. Voor bestaande lozingen is een goed werkende septische put voldoende. Nieuwe lozingen moeten een grondige zuivering voorzien: een individuele behandeling van afvalwater (IBA). Voor bestaande lozingen kan dit uiteraard ook gebeuren. We moeten opmerken dat het onderscheid tussen een nieuwe lozing en een bestaande lozing verschillend is voor een zuiveringszone C als voor een lozing in oppervlaktewater (OW) of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater (KAH): - voor een lozing in de openbare riolering in een zuiveringszone C kan men spreken van een bestaande lozing indien deze bestond voor 1 augustus 1995 (niet ingedeelde inrichting); voor een lozing in OW of KAH wordt gesproken van een bestaande inrichting indien deze gebouwd is voor 1 januari 1993 en de lozing gemeld werd voor 1 maart 1993. Woningen gebouwd na 1 januari 1993 of lozingen gemeld na 1 maart 1993 dienen als nieuw beschouwd te worden. -
Reorganisatie van de watersector Nog een recente evolutie is de reorganisatie van de watersector waarbij gemeenten voor de keuze worden geplaatst volgens welk samenwerkingsverband zij hun rioolbeheer verder wensen uit te voeren. Opdat de gemeente de initiatieven van de intercommunales degelijk zouden kunnen evalueren naar hun meerwaarde is het echter noodzakelijk dat nog vele vragen en onduidelijkheden betreffende hun plannen verduidelijkt worden. E. Grondwater Op dit moment zijn er 2113 meetpunten van het freatisch grondwatermeetnet (AMINAL – afdeling Water). Dit freatisch grondwatermeetnet - ook MAP-meetnet genoemd - is uitgebouwd om de hoeveelheid nitraat op te volgen in het grondwater. Naast nitraat worden er ook andere parameters gemeten. Daarnaast is er ook het primaire grondwatermeetnet (AMINAL – afdeling Water). De meetpunten in Tervuren zijn terug te vinden op de website van Databank Ondergrond Vlaanderen op http://dov.vlaanderen.be. De resultaten van de kwaliteitsbepalingen zijn ook te raadplegen via deze website. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
26
In deze databank zijn ook de meetgegevens van andere organisaties zoals die het Instituut van Natuurbehoud die de gegevens van de natuurreservaten verzamelt, terug te vinden. Ook de grondwatervergunningen zijn via deze website op te vragen. Een inventarisatie op Vlaams niveau gebeurt in de DOV.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
27
DOELSTELLINGEN INTEGRAAL WATERBELEID STRATEGISCHE DOELSTELLING:
De gemeente bouwt aan een lokaal waterbeleid en streeft daarbij naar: - duurzaam watergebruik - een optimale inzameling en zuivering van afvalwater; - een maximale infiltratie, hergebruik, berging en vertraagde afvoer van hemelwater; - brongerichte en kleinschalige aanpak van erosieproblemen waarbij steeds in nauw overleg met de betrokken landbouwer, gebruiker en/of eigenaar wordt samengewerkt;
SUBDOELSTELLINGEN PLANNING: W.1. De opmaak en/of de afwerking van de beheerplannen voor de verschillende deelbekkens waartoe de gemeente behoort. Via de samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant zullen de deelbekkenbeheerplannen volgens de principes van het integraal waterbeheer verder afgewerkt worden. Deze plannen worden opgemaakt in samenwerking met de andere waterbeheerders en met de andere gemeenten die deel uitmaken van het betreffende deelbekken. W.2. Het uitvoeren van prioritaire projecten zoals opgenomen in de deelbekkenbeheerplannen In de deelbekkenbeheerplannen zullen prioritair uit te voeren projecten naar voor geschoven worden – er zal gestart worden met de uitvoering ervan. HEMELWATER W.3. Voortzetten subsidiereglement “duurzaam waterbeheer” Om de inwoners van bestaande woningen te stimuleren om hemelwater op te vangen en te gebruiken, om hemelwater ter plaatse te houden en te infiltreren, om hemelwater vast te houden door aanleg van een groendak zal de gemeente het verlenen van premies voor bovengenoemde maatregelen blijven voortzetten. Jaarlijks zal dit subsidiereglement onder de aandacht van de inwoners worden gebracht. W.4. Voorkomen en beperken wateroverlast door planning en gerichte maatregelen In het kader van het decreet integraal waterbeleid is er reeds een voorlopige afbakening gemaakt van de risicogebieden met betrekking tot overstromingen. Deze kaart moet verfijnd worden en definitief worden vastgelegd zodat ze de basis kan vormen voor een gebiedsgericht beleid, onder andere in het kader van de watertoets. Voor knelpunten moet een oplossingsscenario opgemaakt worden. De hierin voorziene concrete maatregelen moeten planmatig worden aangepakt. Volgende aandachtspunten zijn: - nazicht en vastlegging risicogebieden: Tezamen met het uitvoeringsbesluit rond de watertoets (gepland najaar 2005) zal ook de zogenaamde watertoetskaart met de overstromingsgevoelige gebieden ter beschikking van de gemeenten gesteld worden. De gemeente zal de bestaande kaarten (NOG, ROG, MOG) met betrekking tot de afbakening in detail bekijken en in de mate van het mogelijke koppelen aan de kadasterkaart. In de eerste plaats zullen de kaarten gescreend worden op eventuele fouten. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
28
De aangepaste risicokaart dient bekrachtigd te worden door het gemeentebestuur en moet in de mate van het mogelijke in bestemmingsplannen worden overgenomen. Bij beslissingen (bouwvergunningen, verkavelingsvergunningen, milieuvergunningen, …) en andere plannen zal deze kaart de basis vormen voor de uit te voeren watertoets, waarbij binnen de risicozones gestreefd wordt naar het maximaal vrijwaren van de bergingscapaciteit. Dit houdt in dat de gemeente bij het verlenen van een vergunning of het goedkeuren van een plan op programma nagaat dat er geen schadelijke effecten ontstaan voor het watersysteem of dat deze zoveel mogelijk worden beperkt of gecompenseerd. W.5. Intensifiëren van de coördinatie tussen de verschillende diensten met betrekking tot integraal waterbeheer Bij de opmaak van een integraal waterbeheersplan en bij de uitvoering ervan dient er overleg gepleegd te worden tussen de verschillende gemeentediensten. Het is aangewezen dat er een draagvlak en afstemming wordt gecreëerd tussen de verschillende diensten. W.6. Stimuleren rationeel watergebruik bij het gemeentepersoneel en opmaak audit van gemeentelijke gebouwen over rationeel watergebruik in geval van renovatie of nieuwbouw Het is niet altijd duidelijk hoeveel water er wordt verbruikt en waar de knelpunten op het vlak van waterverbruik zich bevinden. Het uitvoeren van een audit is een goed instrument om op basis van een deskundige evaluatie de knelpunten en waar mogelijk te nemen maatregelen in kaart te brengen. Eens de maatregelen genomen zijn is het ook van belang het gemeentepersoneel hierover in te lichten zodat zij ook hun gedrag kunnen bijsturen. W.7. Afkoppeling van hemelwater bij privéwoningen Nog bij zeer veel woningen wordt het hemelwater samen met het afvalwater afgevoerd naar de riolering. Dit leidt uiteraard tot hydraulische overbelasting van het rioolstelsel en de waterzuiveringsinstallatie. In feite is het ook al te gek dat proper hemelwater aan het afvalwater wordt toegevoegd zodat het eens gemengd ook gezuiverd moet worden. De milieudienst zal in samenwerking met de dienst infrastructuurwerken de haalbaarheid nagaan om afkoppeling van hemelwater op privédomein mee te nemen wanneer er gescheiden riolering is aangelegd of zal aangelegd worden. Een werkgroep werd hier reeds voor opgestart bestaande uit afgevaardigden van verschillende gemeenten en IGO-Leuven. AFVALWATER
Riolering:
W.8. Uitvoering van de meerjarenplanning in samenwerking met Aquafin en VMM. De uitbouw van een rioleringsstelsel met collectoren en zuiveringsinstallaties vormt de basis van het waterzuiveringsbeleid. W.9. Verbetering en onderhoud van het rioleringsstelsel. Het rioleringsstelsel zal op basis van de hydronautstudie verbeterd en/of aangepast worden. Er zal daarbij steeds gestreefd worden naar redelijke voorstellen tegen een aanvaardbare prijs. W.10. Stapsgewijze uitbouw van het gescheiden rioleringsstelsel.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
29
Bij nieuwe rioleringswerken of bij ingrijpende aanpassingen aan de bestaande riolering zal er steeds een gescheiden stelsel aangelegd worden. W.11. Systematische controle op nieuwe aansluitingen op de riolering en op de naleving van de stedenbouwkundige verordening m.b.t. het inbuizen van baangrachten Aansluitingen op de riolering, waarbij het afvalwater en het hemelwater gescheiden worden aangevoerd, worden systematisch ter plaatse gecontroleerd Er wordt ook controle uitgevoerd op de naleving van de bepalingen vermeld in de stedenbouwkundige verordening m.b.t. het inbuizen van baangrachten. W.12 Verhoging aansluitingsgraad op de riolering Een dure investering in rioleringen en zuiveringsinfrastructuur heeft pas zin als al het afvalwater ook effectief in dit stelsel geloosd wordt. In de praktijk is echter niet iedereen aangesloten, maar wordt nog geloosd in grachten, oppervlaktewateren en besterfputten. Om alle aansluitingen te kunnen realiseren is een specifieke actie noodzakelijk. Er zal eerst moeten nagegaan worden welke woningen niet aangesloten zijn op de openbare riolering. Eens dit in kaart is gebracht zal moeten nagegaan worden op welke manier men de eigenaars kan stimuleren om aan te sluiten op de openbare riolering.
Zuivering van afvalwater
W.13. De gemeente blijft het huidige projectvoorstel van Aquafin om een rioolwaterzuiveringsinstallatie aan te leggen in de Flosstraat, steunen.
W.14. Opvolging van de oppervlaktewaterkwaliteit De gemeente Tervuren zal de fysico-chemische monitoring van de Voer voortzetten. Op minimaal zes plaatsen van de Voer zal tweemaal op een jaar (voor – en najaar) een fysico-chemische controle worden uitgevoerd. Naast fysico chemisch onderzoek zal ook nagegaan worden of het wenselijk en haalbaar is om ook de biologische kwaliteit van de Voer uit te voeren. Het zou alleszins gaan om minder frequente metingen (bv. om de vijf jaar) of gericht na vaststelling van verandering in fysico chemische kwaliteit. W.15. Vastlegging zuiveringszones – ondersteuning opmaak van een zoneringsplan voor de gemeente Reeds in 2001 werd door de VMM een voorstel tot zoneringsplan uitgewerkt met bijhorende leidraad. Tevens werd door Aquafin een masterplan opgemaakt. Op basis van de lange termijnplanning en de wensen van het gemeentebestuur moet dit verder omgezet worden in een definitief zoneringsplan, dat de basis zal vormen voor het te voeren gebiedsgericht beleid. De gemeente zal haar ondersteuning en medewerking verlening voor de opmaak van het definitief zoneringsplan. Omdat de gemeente moet afwegen in welke zones zal overgegaan worden tot individuele zuivering zal de milieudienst dit dossier eveneens mee opvolgen met de dienst infrastructuurwerken zodat het milieubeleid hierop kan afgestemd worden. W.16. Opvolgen en adviseren dossier inzake de reorganisatie van de watersector Omdat de reorganisatie van de watersector ook beleidsbepalend is voor de invulling van de zuivering op particulier domein zal de milieudienst dit dossier zeker opvolgen en advies verstrekken over het concept IBA’s.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
30
W.17. Planning gebiedsgerichte aanpak in niet gerioleerd gebied – sanering individuele lozingspunten De sanering van de lozingen in buitengebied kon tot op heden niet uitgevoerd worden zolang er geen definitieve afbakening van de zones is opgemaakt. In het buitengebied moet de gemeente zelf de problematiek aanpakken omdat sanering van lozingen in buitengebied niet voorzien in is de planning met betrekking tot de verdere uitbouw van de gemeentelijke en bovengemeentelijke infrastructuur. Om een juiste inschatting te maken en om de mogelijkheden naar sanering na te gaan moet een specifiek actieplan worden opgemaakt. Voor elk individueel lozingspunt moet een saneringsplan worden opgemaakt waarbij aansluiting op riolering afgewogen wordt tegen een individuele zuivering. Het plan moet ook een strategie bevatten die het de gemeente mogelijk maakt om op redelijke termijn tot de uitvoering te komen van de in het saneringsplan voorziene projecten. De milieudienst zal de haalbaarheid onderzoeken of het mogelijk is om de gemeente als bouwheer te laten optreden voor individuele waterzuiveringsinstallaties.
Erosiebestrijding
W.18. Om erosie te vermijden worden landbouwers die erosiegevoelige percelen bewerken aangemoedigd om brongerichte erosiebestrijdingsmaatregelen toe te passen om op die manier water en modder zo veel mogelijk op het veld te houden. Onder brongerichte erosiebestrijdingsmaatregelen wordt verstaan: teelttechnische maatregelen (nietkerende grondbewerking, directe inzaai, ..); de aanleg van grasbufferstroken, grasgangen, erosiepoelen e.d.. De gemeente voorziet voldoende financiële stimuli voor deze maatregelen: - het voorzien van een budget voor brongerichte erosiebestrijdingsmaatregelen in de begroting. - het behoud van het gemeentelijk subsidiereglement voor braaklegging - het verderzetten van het protocol met de VLM om 30 % vergoeding bovenop de vergoeding van de VLM voor erosiebestrijdende maatregelen - door het sensibiliseren van landbouwers via infovergaderingen, demonstraties e.d. W.19. De gemeente voert de in het EBP uitgewerkte erosiebestrijdingsprojecten voor de actuele erosieknelpunten stapsgewijs uit binnen de planningsperiode van dit milieubeleidsplan. Voor de uitvoering van de erosiebestrijdingsprojecten wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van de subsidiëringsmogelijkheid die geboden wordt door de afdeling Land van AMINAL. Het al dan niet verlenen van subsidie is echter geen bepalende factor voor het uitvoeren van een project.
Grondwater W.19. De principes van duurzaam watergebruik toepassen bij het verlenen van een vergunning voor het winnen van grondwater De gemeente is verantwoordelijke voor het verlenen van grondwaterwinningvergunningen voor klasse 2-bedrijven. De afdeling Water adviseert alle grondwaterwinningaanvragen en houdt daarbij rekening met de eventuele beperkingen van de watervoerende laag en de waterbehoeften van het bedrijf. De gemeente engageert zich om de adviezen van de afdeling water te implementeren in de vergunning. Voor klasse 3 bedrijven is er enkel een meldingplicht. Het opgepompte water kan volgens Vlarem slechts in laatste instantie in de riolering geloosd worden. De gemeente zal erop toezien dat de lozing in de riolering een uitzondering is. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
31
Waterlopenbeheer W.20. De gemeente onderhoudt de waterlopen en grachten waarvoor ze bevoegd is op een kwalitatieve, kwantitatieve en ecologisch verantwoorde manier. De gemeente past de richtlijnen uitgewerkt in de code van goed praktijk voor de opmaak van een duurzaam lokaal waterbeleid, toe voor het onderhoud van de waterloop en de oevers. Dit geldt in het bijzonder voor het maai- en ruimingsbeheer van waterlopen en voor natuurvriendelijke oeverinrichting en –bescherming.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
32
THEMA:
ENERGIE EN DUURZAAM BOUWEN
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
33
ENERGIE EN DUURZAAM BOUWEN ENERGIE Beschrijving van het thema De gemeente Tervuren streeft naar een duurzame ontwikkeling. Energie als motor van de maatschappelijke en economische ontwikkeling speelt hierin een hoofdrol. Energie in een duurzame ontwikkeling betekent dat naast een betaalbare, betrouwbare en schone energie ook behoefte is aan een houdbare energievoorziening in een leefbare omgeving. Zeker is dat de huidige wijze van energiegebruik niet kan voortduren, omdat de fossiele brandstoffen die we nu gebruiken opraken. Daarom is het noodzakelijk over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen als zon, wind, biomassa, water en aardwarmte. Maar aan het voorradenprobleem gaat het klimaatprobleem vooraf. Het verbranden van in de aardlagen vastgelegde fossiele energie brengt in korte tijd zoveel gassen in de atmosfeer dat er klimaatverandering optreedt. Er wordt reeds uitgebreid onderzoek verricht naar de gevolgen van de klimaatwijziging voor natuurlijke ecosystemen en de samenleving. De klimaatmodellen voorspellen een stijging van 1,4 °C tot 5,8 °C naar het einde van 21 ste eeuw toe. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat zowel zuidelijk als noordelijk gelegen gebieden zullen beïnvloed worden door temperatuurvariaties. Klimaatverandering heeft niet alleen een impact op de landgebonden gebieden. Zij beïnvloedt ook processen in de oceanen. Een verontrustend aspect is de mogelijke verstoring van de oceaanstromingen die ontstaan door verschillen in temperatuur en zoutgehaltes. Dit vraagt om actief handelen om het fossiele energiegebruik te beperken. De omschakeling op duurzame bronnen zal waarschijnlijk ergens halverwege de volgende eeuw serieuze vormen aannemen en is zeer ingrijpend. De aanzet voor deze omschakeling is al bezig en moet in de komende 20 jaar in toenemende mate worden doorgevoerd. Acties die we nu ondernemen leveren niet alleen nu duurzaamheidswinst op. Ze moeten worden beschouwd als het teweegbrengen van een cultuuromslag in de richting van duurzaam denken en het begin van richting kiezen voor een duurzame samenleving. Om een duurzame samenleving tot stand te brengen kan niet alleen worden vertrouwd op het marktprincipe. In de vrije markt wordt gerekend in (meestal alleen) economische voordelen en gedacht in korte – en middellange termijnen. Bij duurzaamheid moeten, naast de economische voordelen ook de milieuvoordelen worden beschouwd en draait het om lange termijn visie. Karakteristieke tijdschalen van 4 tot 30 jaar voor het economisch denken moeten worden uitgebreid naar tijdschalen van enkele generaties voor wat betreft milieuaspecten. Kortom; we moeten nu zo handelen dat anderen na ons ook nog van een leefbare omgeving kunnen genieten.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
34
Toepasselijk juridisch en beleidskader Internationaal klimaatbeleid Kaderverdrag inzake klimaatsverandering Afspraken om de kans op klimaatsverandering door een versterkt broeikaseffect te verkleinen, worden in de eerste plaats internationaal gemaakt. Het “Raamverdrag inzake Klimaatsverandering” (Rio, 1992) werd ondertekend door 154 landen waaronder België. Met dit verdrag streven de Verenigde Naties naar een stabilisatie van de broeikasgasemissies in de atmosfeer op een niveau waarbij een gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt vermeden. Dit moet bereikt worden binnen een tijdspanne die voldoende groot is om ecosystemen op natuurlijke wijze te laten inspelen op eventuele klimaatswijzigingen, de mondiale voedselproductie te verzekeren en tenslotte de economische ontwikkeling op een duurzame wijze te garanderen. De landen die het klimaatverdrag hebben geratificeerd moeten een aantal verplichtingen nakomen: een inventaris opmaken van hun emissie aan broeikasgassen; nationale plannen uitwerken voor de stabilisering of vermindering van de uitstoot van broeikasgassen; het wetenschappelijk en technisch onderzoek steunen over het klimaatsysteem, evenals de ontwikkeling en verspreiding van relevante technologieën; promotie voeren voor educatie – en sensibiliseringsprogramma’s over klimaatverandering Het Protocol van Kyoto Het protocol van Kyoto bepaalt welke reductiedoelstellingen inzake uitstoot van broeikasgassen tegen 2008-2012 moeten gehaald worden, met name de uitstoot moet globaal minstens 5 % onder het niveau van het referentiejaar 1990 liggen, voor de Europese Unie is dit 8 %. Vlaanderen moet haar totale broeikasgasemissies in 2005 gestabiliseerd hebben op het niveau van 1990 en in de periode 2008-2012 moet een verlaging met gemiddeld 7,5 % gerealiseerd worden. Tussen 1990 en 1999 zijn de emissies in Vlaanderen echter nog met 10 procent gestegen, zodat de reductie ten opzichte van het huidige niveau nog veel groter zal moeten zijn. Het protocol treedt in werking nadat 55 landen het geratificeerd hebben. Bovendien moet de gemeenschappelijke CO2-uitstoot van de geïndustrialiseerde landen die het protocol ratificeren minstens 55% bedragen van de totale uitstoot van de hele geïndustrialiseerde wereld in het referentiejaar 1990. De Europese Unie vertegenwoordigt bijvoorbeeld 24% van deze uitstoot, terwijl het aandeel van de Verenigde Staten 36% bedraagt. Omwille van dit grote aandeel zette de terugtrekking van de VS uit het protocol de ratificatie ervan op de helling. Op 16 februari 2005 trad het Kyoto protocol officieel in werking, na de bekrachtiging van Rusland bij de Verenigde Naties.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
35
Europees beleid Europees programma inzake klimaatsverandering In 2000 legde de Commissie aan de Raad een mededeling voor die de start inluidde van het Europees Programma inzake Klimaatverandering. Dit is een breed opgezet programma waarin de Commissie samen met de belanghebbenden afkomstig uit de lidstaten, het bedrijfsleven en de nietgouvernementele organisaties het reductiepotentieel en de kosten onderzocht van een reeks communautaire beleidsinitiatieven. Het programma volgt een tweesporenbeleid: enerzijds worden maatregelen ter reductie van broeikasgasemissies onderzocht en anderzijds worden de mogelijkheden van een systeem inzake emissiehandel nagegaan. Het 6de milieuactieprogramma Het zesde milieuactieprogramma van de Europese Unie dat om de vier jaar wordt geactualiseerd, werd in 2001 door de Europese Raad van Leefmilieu goedgekeurd. Klimaatverandering werd hierbij, naast natuur en biodiversiteit, milieu en gezondheid, natuurlijke hulpbronnen en afval, als een prioritair thema geïdentificeerd. De Strategie Duurzame Ontwikkeling Het klimaatdossier kreeg nog een hogere prioriteit door de goedkeuring op de Europese Raad in Göteborg (06/2001) van de Europese Duurzame Ontwikkeling. Deze strategie omvat een aantal horizontale initiatieven zoals een herbekrachtiging van het 6de milieuactieprogramma, de sectorale strategieën voor de integratie van milieuaspecten en de aandacht voor energie, milieu en vervoer in het 6de kaderprogramma onderzoek. Daarnaast is een specifiek onderdeel gewijd aan de bestrijding van klimaatverandering. Hierin wordt onder meer de ratificatie tegen 2002 herbevestigd van het Protocol van Kyoto, alsook het realiseren van de Kyotodoelstelling. De Europese Richtlijn 20003/30/EG heeft als doel het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen te bevorderen. Ze legt streefcijfers vast om het aandeel biobrandstoffen in de totale hoeveelheid aangeboden fossiele motorbrandstoffen tussen 2005 en 2010 stelselmatig te doen stijgen. België streeft de doelstellingen van de richtlijn na: op het einde van 2005 zou het aanbod van de biobrandstoffen 2% van de energie-inhoud van de op de markt verkochte benzine en diesel moeten bedragen, eind 2010 zelfs 5,75%. Biobrandstoffen worden geproduceerd uit biomassa en kunnen in ongemengde of gemengde vorm op de markt worden gebracht: biodiesel: uit plantaardige oliën (meestal koolzaadolie, maar ook zonnebloem-, kokosnoot- of palmolie) die een chemische behandeling ondergaan (verestering). Biodiesel, ook gekend als FAME, kan tot 5 % worden bijgemengd in normale diesel. bio-ethanol: een alcohol uit suikers (van suikerbieten of suikerriet) of zetmeel (een keten van suikers, in maïs, aardappelen, rijst…). Bio-ethanol kan tot 5 % bijgemengd worden bij normale benzine. bio-ETBE (ethyl-tertiair-butyl-ether): een anti-klopmiddel geproduceerd op basis van bio-ethanol en iso-butyleen dat tot 15 % bijgemengd kan worden bij benzine. Pure Plantaardige Olie: zuivere geperste olie die enkel gefilterd wordt op onreinheden (meestal koolzaadolie). Ze kan niet bijgemengd worden in normale diesel: hiervoor moet men over een aangepaste dieselmotor beschikken. 2e generatiebiobrandstoffen : uit afvaloliën en vetten. Het gebruik van biobrandstoffen heeft een positieve impact op de klimaatverandering: ze stoten bij hun verbranding – net zoals de fossiele brandstoffen – CO2 uit, maar dit broeikasgas werd voorheen wel eerst door bovengenoemde gewassen via fotosynthese uit de atmosfeer opgenomen. Transport, verwerking en distributie vragen ook energie, maar de netto impact van emissiereducties loopt op tot 85 %. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
36
Federaal beleid Het Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling Ter naleving van Agenda 21 wordt in België op basis van het Federaal Rapport inzake Duurzame Ontwikkeling een vierjaarlijks Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling opgesteld. Dit plan geeft de beleidslijnen inzake duurzame ontwikkeling weer van de federale regering. Belangrijk in het Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling is het project energie-CO2 taks gekoppeld aan een lastenverlaging op de arbeid. Inzake klimaatverandering besliste de regering dat een Nationaal Klimaatplan moest opgesteld worden. Het Nationaal Klimaatplan Het Nationaal Klimaatplan steunt op een aantal belangrijke types van maatregelen om de vooropgestelde Kyotodoelstellingen te behalen. Een eerste categorie zijn de ondersteunende doelgerichte maatregelen. De bevordering van hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik, BTW – daling op energiezuinige producten en diensten, en de aanpassing van de verkeersheffing naargelang van de CO2- uitstoot, vormen hiervan de kern. Een tweede groep maatregelen bepaalt bijkomend onderzoek naar de mogelijke verlaging van de fiscale druk op energie-intensieve activiteiten gepaard gaand met een evenredige verlaging van de lasten op arbeid. In derde orde wordt er beroep gedaan op flexibele mechanismen, met respect voor het supplementariteitsprincipe. Deze mechanismen laten toe om een deel van de vooropgestelde emissiereductiedoelstellingen op een gevarieerde wijze te behalen via verhandelbare emissierechten en gemeenschappelijke energiebesparingsprojecten in het buitenland. Beleid van de Vlaamse overheid Om te kunnen voldoen aan internationale akkoorden met betrekking tot de vermindering van broeikasgassen (Rio de Janeiro 1992 en Kyoto 1997), moet elke maatschappelijke schakel een bijdrage leveren. Het broeikasgas koolstofdioxide levert de grootste bijdrage aan de totale uitstoot van broeikasgassen. Dit gas komt voornamelijk vrij bij het verbruik van energie. Om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan, ontwierp de Vlaamse overheid het Vlaams klimaatsbeleidsplan.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
37
Vlaams klimaatsbeleidsplan Het Vlaams klimaatsbeleidsplan werd op 28 februari 2003 door de Vlaamse regering definitief goedgekeurd. Het omvat maatregelen die een surplus aan emissiereductie betekenen ten opzichte van het huidige beleid. Het Vlaams klimaatsbeleidsplan heeft betrekking op alle broeikasgassen uit het Kyotoprotocol. Het is opgebouwd rond een actualisering en uitbreiding van het CO2/REG beleidsplan 1999 en het tweede gewestelijk milieubeleidsplan. De krachtlijnen en doelstellingen voor het Vlaams klimaatbeleid zijn opgenomen in de milieubeleidsplan 2003-2007. Ze weerspiegelen de aanpak van het Vlaams klimaatsbeleidsplan. Energieprestatieregelgeving - het decreet houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat Het energieprestatiedecreet werd door de Vlaamse regering goedgekeurd op 7 mei 2004. De omzetting van de Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen betekent voor Vlaanderen een fundamentele ommekeer in het wetgevend kader. Het isolatiebesluit wordt vervangen door een decreet dat het algemene kader beschrijft en een uitvoeringsbesluit dat de concrete eisen vastlegt. - het uitvoeringsbesluit tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen Het energieprestatiesbesluit werd door de Vlaamse regering op 11 maart 2005 goedgekeurd en treedt in werking op 1 januari 2006. Het energieprestatiebesluit legt eisen op aan alle nieuwe gebouwen en aan bestaande gebouwen die verbouwd, uitgebreid, … worden op voorwaarde dat: - het gebouw verwarmd of gekoeld wordt voor mensen die er wonen, werken, winkelen, sporten,… - er voor de werken een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt na 1 januari 2006. Naast eisen voor woongebouwen zijn er eisen voor kantoren, scholen, industriële gebouwen, handelszaken, horeca, sportfaciliteiten,… De eisen zijn afhankelijk van: - de bestemming van het gebouw (wonen, kantoor, sport, industrie, …) - de aard van de werken (nieuwbouw, verbouwing, functiewijziging, …) Het energieprestatiebesluit legt drie soorten eisen op: • strengere thermische isolatie-eisen • energieprestatie-eis • binnenklimaateisen onder de vorm van minimale ventilatievoorzieningen en het beperken van oververhitting ’s zomers in woongebouwen, dit om in de gebouwen steeds een goede binnenluchtkwaliteit te waarborgen. Provinciaal beleid In het provinciaal milieubeleidsplan 2004-2008 handelt project 1 over duurzaam energiegebruik. Men werkt hierbij rond drie doelstellingen: • duurzaam energiegebruik wordt bevorderd door enerzijds de vermindering van het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen en anderzijds het stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen; • het energiezorgsysteem voor de provinciale gebouwen, domeinen en instellingen Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
38
•
communicatiebeleid rond “duurzaam energiegebruik” is uitgebouwd voor specifieke doelgroepen
Lokaal beleid In de samenwerkingsovereenkomst “milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” tussen het Vlaamse gewest en de gemeente is onder meer de cluster energie opgenomen. Hierbij staat de term energiezorgsysteem centraal. De gemeente Tervuren ondertekende ambitieniveau 2 van de cluster energie hetgeen inhield: de gemeente duidt een energiecoördinator aan, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van diverse projecten. de gemeente stelt een luik “duurzame energie” in de gemeente op met als belangrijke elementen de opstart van een energieboekhouding en een sensibiliseren van verschillende doelgroepen binnen de gemeente. de gemeente start een energieboekhouding op voor de gemeentelijke gebouwen, infrastructuren en domeinen – deze energieboekhouding omvat alle gebouwen, infrastructuren en domeinen met een jaarlijks elektriciteitsverbruik boven de 17.000 kWh of een jaarlijks warmteverbruik hoger dan 50.000 kWh per aangesneden schijf van 8000 inwoners. voor alle gebouwen waarin een energieboekhouding wordt gevoerd, zal een energiezorgsysteem opgestart worden.
Omschrijving van de huidige situatie. Energiecoördinator De gemeente Tervuren heeft zoals de samenwerkingsovereenkomst voorschrijft de deskundige milieu en duurzame ontwikkeling als energiecoördinator aangeduid. Om de taak van energiecoördinator efficiënt te kunnen uitvoeren is voorafgaandelijk overleg tussen de verschillende diensten een vereiste zodat beide diensten elkaars plannen op elkaar kunnen afstemmen. Vandaar dat het misschien meer aangewezen zou zijn dat de energiecoördinator iemand zou zijn van de technische dienst omdat vanuit de technische diensten heel wat energieacties worden voorbereid en gerealiseerd. . Inventarisatie en monitoring van alle entiteiten Alvorens er duidelijke beslissingen kunnen genomen worden over energiebesparende maatregelen is het essentieel om de verbruiksstromen binnen de gebouwen te kennen en deze op te volgen. In de gemeente Tervuren ontbreekt het aan inzicht over de verbruiksgegevens van de gemeentegebouwen. Nochtans is inzicht in de verbruiksgegevens van alle entiteiten noodzakelijk: - om te kunnen onderhandelen met de energieleverancier en om eventuele fouten bij de facturatie op te sporen - voor het vastleggen van mogelijke energiebesparende maatregelen en voor het opmaken van een meerjarenplanning Energieboekhouding Het energieboekhoudingssysteem is een onderdeel van het energiezorgsysteem. Het controleert het gemeentelijk energieverbruik in diverse gebouwen, domeinen of infrastructuren. Het is gebaseerd op een regelmatige analyse van het elektriciteits – en brandstofverbruik. Tijdens die analyse wordt het verbruik vergeleken met referentiewaarden en gemiddelde verbruiken. Door energieverbruik en de
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
39
eraan verbonden kosten zichtbaar te maken, wordt het energiebewustzijn verhoogd en zijn aanzienlijke energiebesparingen en financiële besparingen mogelijk. Naast de controle van het gemeentelijk energieverbruik detecteert dit systeem ook fouten in energiefacturen. Op die manier biedt het de mogelijkheid om aan een voordeliger tarief te onderhandelen met de energieleverancier. De tariefstructuur kan dan bijvoorbeeld aangepast worden op basis van de piekverbruiken van de lokale overheden. De gemeente Tervuren heeft gekozen om een telemetrisch energieboekhoudingssysteem te installeren in vier gemeentelijke gebouwen met name, - het gemeentelijk zwembad - het gemeentelijk technisch onderwijs, het GITO - de gemeentelijke sporthal De Steenberg - de gemeentelijke sporthal Diependal Dit houdt in dat de meetgegevens automatisch worden ingelezen via dataloggers die pulsen van de energiemeters ontvangen.Het telemetrisch energieboekhoudingssysteem is nog steeds niet operationeel omdat de energiemeters dienden aangepast te worden opdat zij digitaal kunnen uitgelezen worden en de bekabeling tussen de dataloggers en de energiemeters nog moet uitgevoerd worden. Energiezorgsysteem Omdat het energieboekhoudingsysteem nog niet operationeel is, werd ook nog geen energiezorgsysteem opgestart. Het uitbouwen van een energiezorgsysteem zal als onderdeel worden opgenomen in het plan van aanpak inzake interne milieuzorg. Energieaudit De gemeente liet een haalbaarheidsstudie uitvoeren om de haalbaarheid na te gaan om hemelwater te gebruiken en om zonne-energie aan te wenden voor de productie van warm water in vier gemeentelijke gebouwen met name, - het gemeentelijk zwembad - het gemeentelijk technisch onderwijs, het GITO - de gemeentelijke sporthal De Steenberg - de gemeentelijke sporthal Diependal Uit de haalbaarheidsstudie kwam naar voren dat het aanwenden van zonne-energie voor de productie van warm water interessant zou zijn voor het gemeentelijk zwembad en in het gemeentelijk technisch onderwijs, het GITO. De voorbereidingen om een zonneboiler te installeren in het GITO zijn bijna afgerond. Aan het project wordt ook nog een educatief luik gekoppeld. Implementatie energiebesparende maatregelen De gemeente Tervuren levert inspanningen om energiebesparende maatregelen te implementeren. Maar deze maatregelen gebeuren te veel losstaand en kaderen niet in een plan waardoor de voordelen te weinig onder de aandacht van de beleidsverantwoordelijken en burgers worden gebracht. Overigens worden veel niet-duurzame keuzes nog steeds gemaakt door verouderde vooronderstellingen of gebrek aan kennis: in het algemeen is het kennisniveau over energie in gemeenten beperkt en is het nog niet doorgedrongen dat energie een thema bij uitstek is om kostenbesparing te realiseren. Aanwenden hernieuwbare energiebronnen Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
40
Bij de opmaak van het BPA bedrijvenzone Keiberg is de piste onderzocht om een windturbine te plaatsen. Gezien de geringe afstand tot de radar van Bertem zou de inplanting van een windturbine op het bedrijventerrein een nefaste invloed hebben op de werking van de radar en heeft men deze piste dus verlaten. Om het bedrijventerrein op een duurzame manier te ontwikkelen werd in de handleiding die deel uitmaakt van de bestemmingsvoorschriften een rubriek “invulling duurzaamheid” opgenomen. Stimuleren om hernieuwbare energiebronnen aan te wenden Om de inwoners te stimuleren hernieuwbare energiebronnen aan te wenden werd een subsidiereglement opgemaakt. De gemeente verleent subsidie voor het installeren van een zonneboiler en voor het plaatsen van fotovoltaïsche cellen. Openbare verlichting Openbare verlichting is als een visitekaartje van de gemeente, waarvoor kwaliteit belangrijk is. In het verleden ging het bij openbare verlichting alleen om verkeersveiligheid, nu zijn daar sociale veiligheid, leefbaarheid (comfort, lichthindervrije verlichting) en energiezuinigheid bijgekomen. Energie is dus slechts één van de aspecten van openbare verlichting, waarvoor geldt dat het zonde is om besparingsopties te laten liggen. Energiezuinige lampen en armaturen kunnen over een lange periode worden afgeschreven. De ontwikkelingen in de verlichtingstechniek gaan snel. Er kan technisch veel meer dan 10 jaar geleden. De lichtopbrengst per lamp is verveelvoudigd, dimmen en bediening op afstand zal op de duur gangbare praktijk worden en voor afgelegen plaatsen bestaan ook nog rendabele mogelijkheden voor duurzame zonnepanelen. Om na te gaan waar er nog besparingsopties mogelijk zijn is het ook hier noodzakelijk om inzicht te hebben in de verbruiksgegevens en de kostprijs van de openbare verlichting. Aankoop elektriciteit – en gas Energie en energiebesparing begint een complex item te worden. De energiewereld heeft in Vlaanderen heel wat veranderingen doorgemaakt. Sinds de vrijmaking van de energiemarkt is de rol van de gemeente sterk gewijzigd. De rol van de gemeente situeert zich nu meer op het gebied van energiebeheer en in mindere mate op het vlak van de levering en de productie. Een ander minder aangenaam gevolg was dat de gemeente heel wat inkomsten verloor ten gevolge van de vrijmaking van de energiemarkt. Met het verschijnen van het MB van 13 mei 2005 is hiervoor een oplossing gecreëerd en krijgt de gemeente nu een compensatie door invoering van de Eliaheffing. Deze Eliaheffing wordt aan de consument doorgerekend. De liberalisering biedt ook nieuwe kansen voor het gemeentelijk energiebeleid. Zo kunnen voorwaarden opgelegd worden over de samenstelling van de geleverde stroom (aandeel groene stroom) en kunnen afspraken gemaakt worden over de ondersteuning van het gevoerde REG-beleid.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
41
BELEIDSDOELSTELLINGEN ENERGIE STRATEGISCHE DOELSTELLING De gemeente Tervuren tracht duurzaam energiegebruik te bevorderen door het verminderen van het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen, het stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en rationeel om te gaan met energie. SUBDOELSTELLINGEN: E.1.Bevorderen van rationeel energiegebruik binnen de eigen gemeentediensten en het invullen van de voorbeeldfunctie van de gemeente Traject om de doelstelling te bereiken: E.1.1. Opmaak van een energiebeleidsplan Voor de gemeente is er een actieve rol weggelegd bij de realisatie van energie- en milieudoelstellingen. Ten eerste is de gemeente zelf een belangrijke energieverbruiker en kan zij door het voeren van een REG-beleid in eigen huis bijdragen tot een lagere energierekening en een schoner leefmilieu. Ten tweede heeft de gemeente een voorbeeldfunctie te vervullen ten aanzien van de inwoners en heeft zij als taak om de inwoners te stimuleren om zuiniger met energie om te gaan. Een energiebeleidsplan is een eerste stap in het gehele proces van een energiebeleid in een gemeente. In het energiebeleidsplan wordt een inventarisatie van het gebouwenpark van de gemeente opgemaakt en worden voor een 5-tal grote gebouwen energiebesparende maatregelen voorgesteld. Het beleidsplan omvat een analyse van de technische installaties, een analyse van het energieverbruik over de afgelopen jaren en een oplijsting van de mogelijke technisch, economisch en organisatorische energiebesparende maatregelen. Dit wordt samengevat in een rapport dat voor de gemeente een leidraad is tot het opstarten van een REG-beleid. E.1.2. Organiseren van een efficiënte opvolging en evalueren van het energieverbruik in gemeentelijke gebouwen en het wagenpark en het opvolgen van de jaarlijkse verbruikscijfers van de openbare verlichting . Voor de gebouwen waar geen energieboekhoudingssysteem wordt geïnstalleerd zal in samenwerking met de financiële dienst nagegaan worden op welke manier de verbruiksgegevens kunnen worden bijgehouden en op een eenvoudige manier kunnen geconsulteerd worden. Jaarlijks zal een energienota worden opgemaakt met vermelding van de verbruiksgegevens van alle gemeentelijke gebouwen en het kostenplaatje hiervan. E.1.3. Volledig operationaliseren van het energieboekhoudingssysteem en resultaten aanwenden om energiebesparende maatregelen door te voeren Voortzetten energieboekhoudingssysteem en eventueel uitbreiden naar andere gebouwen. E.1.4. Uitbouwen van een energiezorgsysteem als onderdeel van het intern milieuzorgsysteem Van zodra het energieboekhoudingssysteem operationeel is, zal in die gebouwen een energiezorgsysteem worden uitgebouwd. Er wordt gestreefd naar efficiënte inzet en een minimaal
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
42
verbruik van energie, wat moet leiden tot een duurzaam energiebeleid. Dit systeem moet in eerste instantie leiden tot een aantal eenvoudige ingrepen, met het oog op energiebesparing E.1.5. Bestekadvies bij nieuwbouw en renovatie Screening en aanpassing van lastenboeken met betrekking tot energie-efficiëntie en “duurzaam bouwen” voor renovatiewerken en bij nieuwbouw. In het bijzonder wordt hierbij aandacht besteed aan de voorbeeldfunctie waarbij innoverende technieken (zonnepanelen, fotovoltaïsche cellen, WKK, …) zeker in aanmerking komen. E.1.6. Streven naar een verbetering van energieprestaties in gemeentelijke gebouwen en bij gemeentelijke infrastructuur De gemeente streeft ernaar om haar gemeentelijke gebouwen en infrastructuur energetisch te optimaliseren. In het bijzonder schenkt de gemeente aandacht aan knelpunten die zij op een relatief eenvoudige en op een economisch haalbare manier kan verhelpen. Een energiezorgsysteem is vooral gericht om op een efficiënte wijze energie en geld te besparen. Door eenvoudige ingrepen wordt hoog energieverbruik vermeden. Dit heeft echter ook een schaduwzijde. Door een te goede isolatie wordt het aspect ventilatie soms uit het oog verloren. In de nieuwe ventilatienorm voor nieuwbouw (vanaf 01.01.06) wordt hieraan aandacht besteed. In bestaande woningen en openbare gebouwen zijn of ontstaan er echter nog vaak ongezonde toestanden in het binnenmilieu door een teveel aan isolatie en een tekort aan ventilatie. Daarom heeft de gemeente aandacht voor: - bij (ver)bouwen van gebouwen die eigendom zijn van de gemeente wordt rekening gehouden met enerzijds voldoende isolatie om het energieverbruik te beperken en anderzijds met de mogelijkheid tot voldoende ventilatie om een gezond binnenmilieu te bekomen. Dit als voorbeeld naar de bevolking van de gemeente: - in samenwerking met het LOGO wordt nagegaan hoe het binnenmilieu op school door eenvoudige kosteloze of laagbudgettaire maatregelen verbeterd kan worden. Dit kan door sensibilisatie of projectmatig E.1.7. Toepassen energieprestatiedecreet bij nieuwbouw – en bestaande gebouwen Onlangs keurde de Vlaamse Regering het stappenplan goed voor de invoering van het energieprestatiecertificaat voor gebouwen. Het energieprestatiecertificaat bevat enerzijds een energielabel dat informeert over de energetische kwaliteit van een gebouw. Anderzijds worden ook energiebesparende maatregelen opgesomd die zich op korte termijn laten terugverdienen. Het energieprestatiecertificaat, dat vanaf 2006 verplicht is, moet worden opgemaakt door een gekwalificeerde of erkende energiedeskundige. Het door de Vlaamse Regering uitgewerkte stappenplan ziet er als volgt uit: - 1 januari 2006: invoeren van het energieprestatiecertificaat voor nieuwe gebouwen, gelijktijdig met de invoering van de nieuwe Vlaamse energieprestatieregelgeving, zodat de bijkomende administratieve vereisten tot een minimum worden beperkt. - 2008: invoeren van een energieprestatiecertificaat voor gebouwen voor publieke dienstverlening E.1.8. Verminderen energieverbruik bij gemeentelijke verlichting De openbare verlichting is een grote energieverbruiker. Meer efficiënte verlichting kan heel wat energie besparen. - Opvolgen en evalueren energiebesparingsmaatregelen openbare verlichting
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
43
Besparen op het energieverbruik van de openbare verlichting kan door technische ingrepen of door het inkorten van de gebruikstijd. Technische ingrepen betreffen vooral het vervangen van kwiklampen door natriumlampen. Verder zal ook nagegaan worden of en hoe de gebruikstijd verminderd kan worden door het selectief doven van de straatverlichting. Onderzoeken welke locaties geschikt zijn om verlichting te voorzien op zonne-energie. - -energiebesparingsmaatregelen binnenverlichting Relighting heeft tot doel om minder energie te verbruiken, de onderhoudskosten van de verlichtingsinstallatie te verlagen en het lichtcomfort indien nodig te verhogen. In dit kader zullen relightingstudies uitgevoerd worden. Een dergelijke relightingstudie omvat gedetailleerde berekeningen die een juist overzicht geven van de mogelijke besparingen op energie – en onderhoudskosten evenals van het totale vereiste investeringsbedrag. E.1.9. De haalbaarheid onderzoeken om over te gaan tot derdepartij financiering voor studie en implementatie van REG-maatregelen De gemeente wordt steeds meer van hogerhand gestimuleerd om te investeren in energiebesparende maatregelen. Een probleem bij energiebesparende maatregelen is dat hiervoor soms geen betekenisvol investeringsbudget kan vrijgemaakt worden. Bovendien is het niet gegarandeerd dat de investering binnen een aanvaardbare termijn terugverdiend wordt. Een mogelijke oplossing daarvoor is derdepartijfinanciering: de "derde" leent niet alleen het geld nodig voor de investering, maar garandeert ook dat de investering minstens genoeg zal opbrengen om de lening af te betalen. Derdepartijfinanciering kan gevonden worden voor relighting en voor warmtekrachtkoppeling, maar nog niet (of toch geen volwaardig aanbod) voor zwaardere energiebesparende investeringen. De gemeente zal de verdere ontwikkeling hiervan zeker opvolgen. E.1.10. Efficiëntere samenwerking uitbouwen met GEDIS en met Indexis De netbeheerder, GEDIS heeft de decretale verplichting om elk jaar 1 % energiebesparing aan te tonen bij huishoudens en industrie. Om dit doel te ondersteunen en versterken streeft de gemeente een nauwe samenwerking met GEDIS na over belangrijke projecten die onder het thema duurzaam energiebeleid vallen. Indexis is de instantie die de meterstanden met betrekking tot gas en elektriciteit beheert. Om de effectiviteit van het gemeentelijk energiebeleid na te gaan zal bij Indexis nagevraagd worden om te kunnen beschikken over de verbruiksgegevens van gemeentelijke gebouwen en particulieren. E.2. Gebruik van hernieuwbare energiebronnen door de gemeente -
De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie wat betreft de demonstratie en marktimplementatie van nieuwe duurzame technologieën. Naast de verdere optimalisatie van het gebruik van fossiele energie, dient ook ruimte gereserveerd te worden voor toepassing van beproefde maar nu nog minder gekende of rendabele technieken in projecten waar de gemeente betrokken partij is: warmtepomptechnieken, zonneboilers, fotovoltaïsche cellen en kleine windmolens, … Mogelijkheid onderzoeken om groene stroom aan te kopen
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
44
E.2.1. Voorbeeldprojecten rond hernieuwbare energie realiseren Ter ondersteuning van haar beleid rond hernieuwbare energie (actieve en passieve zonne-energie, windkracht, biomassa, …) neemt de gemeente zelf een voortrekkersrol op. Daartoe zal zij tijdens de looptijd van dit beleidsplan minstens één actie uitvoeren binnen de eigen gemeentelijke infrastructuur waarin zij hernieuwbare energie toepast. In het kader van renovaties zullen de mogelijkheden van herbruikbare energie en andere energieaspecten systematisch bekeken worden. Rond deze acties zal voldoende informatie verstrekt worden zodat de actie een echte voorbeeldfunctie heeft voor de burgers. E.2.2. Aankoop signalisatie en andere kleine verbruikers op zonne-energie Voor toepassingen met een beperkt energieverbruik en op relatief grote afstand tot het elektriciteitsnet, is het gebruik van fotovoltaïsche voeding een goed alternatief. De plaatsingskosten zijn veel lager dan bij gewone elektrische bekabeling. Bovendien zijn zulke initiatieven ook een symbool voor het lokale duurzame energiebeleid. Bij aankoop van dergelijke systemen zal het gebruik van duurzame energie dan ook als criteria worden opgenomen in de aankoopbestekken. E.2.3. Onderzoeken om groene energie aan te kopen door de gemeente De positieve houding van de gemeente tegenover groene energie moet ook blijken uit haar keuze van energieleverancier. Bij hernieuwing van het contract met de energieleverancier kan de gemeente bij de keuze van energieleverancier het leveren van een minimum percentage groene energie opnemen als selectiecriterium waarbij tevens de nodige aandacht zal gaan naar de financiële haalbaarheid ervan. E.2.4. Productie van hernieuwbare energie in Tervuren De gemeente zal de inplanting van voorzieningen voor de productie van groene energie op haar grondgebied ondersteunen wanneer zinvolle projecten zich aandienen en zal helpen om de haalbaarheid van deze projecten te onderzoeken. E.3. Stimuleren rationeel energiegebruik bij eigen gemeentepersoneel E.3.1. Oprichten van een stuurgroep “energiebeheer” Door de oprichting van een stuurgroep “energiebeheer” binnen de gemeente, zal het draagvlak voor REG verstrekt worden en de uitvoering van REG –acties en maatregelen verbeterd worden. De stuurgroep “energiebeheer” komt minimaal 2 maal per jaar samen. De stuurgroep wordt het best voorgezeten door de schepen van leefmilieu, maar ook de schepen van openbare werken en de schepen van financiën moeten zitting hebben in de stuurgroep zodat voorgestelde maatregelen meer kans hebben om uitgevoerd te worden. De stuurgroep zal bestaan uit afgevaardigden van de dienst werken in eigen beheer, de dienst infrastructuurwerken, de milieudienst en de financiële dienst. Onderwerpen welke aan bod kunnen komen zijn: 1. jaarlijks een overzicht geven van de verbruikscijfers en kosten 2. jaarlijks elkaar op de hoogte stellen van de geplande werken zodat bij de begrotingsopmaak hier rekening mee kan gehouden worden 3. overleggen welke besparingsmaatregelen kunnen doorgevoerd worden en nagaan in welke gevallen het aangewezen is om een energie-audit te laten uitvoeren Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
45
4. het maken van afspraken en werkwijze bespreken implementatie energieprestatiecertificaat 5. evalueren verbruikscijfers en besparingsmaatregelen E.3.2. Sensibiliseren van het gemeentepersoneel rond REG Ter ondersteuning van het beleid rond duurzaam energiegebruik neemt de gemeente zelf een voortrekkersrol op. Daartoe zal zij jaarlijks minstens één sensibilisatieactie voeren binnen de eigen gemeente diensten. E.4. Stimuleren rationeel energiegebruik bij de burgers E.4.1. Stimuleren van toepassing hernieuwbare energie bij de burgers Het gemeentelijk subsidiereglement voor het gebruik van zonne-energie zal behouden blijven en worden voortgezet. Rond het subsidiereglement zal een sensibilisatiecampagne gevoerd worden. Op de gemeentelijke website zal een subsidiewijzer worden uitgewerkt. Naast het eigen subsidiereglement zullen ook andere subsidiemogelijkheden (energiebedrijf, provincie, gewest,…) actief gestimuleerd worden.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
46
DUURZAAM BOUWEN Beschrijving van het thema Duurzaam bouwen is een manier van bouwen, die gericht is op een gezond en verantwoord woon – en leefklimaat binnen – en buitenhuis. Dit betekent een gezond binnenklimaat in de woning of het gebouw en een zodanige inrichting van de buitenruimte dat aan onze behoeften van comfort en welzijn wordt voldaan zonder schaarse grondstoffen te verspillen. Duurzaam bouwen en renoveren heeft als doel een kwalitatief gebouw te realiseren waar op een rationele manier gebruik wordt gemaakt van energie, water en materialen. Vermits het ontwerp van een gebouw en zijn installaties van essentieel belang zijn voor het latere energiegebruik en verbruik van water en grondstoffen, is het zeer belangrijk om hieraan in de ontwerpfase reeds voldoende aandacht te besteden. Een integrale aanpak in de ontwerpfase kan de eventuele meerkost van duurzaam bouwen en renoveren ook beperken tot een minimum. Het “terugverdieneffect” maakt de eventuele meerkost van de bouw (verbouwing) meer aanvaardbaar. De totale kostprijs van het gebouw kan immers zelf gunstiger zijn dan bij een conventionele bouw. Niet alleen de eigen gemeentelijke projecten inzake renovatie en nieuwbouw worden best systematisch doorgelicht op hun energieaspecten en duurzaamheidsaspecten, ook de burgers (kandidaat bouwers, verbouwers) dienen maximaal geïnformeerd en gesensibiliseerd te worden. Dit veronderstelt voldoende vorming voor de deskundige als acties naar het brede publiek toe of gerichte acties naar het doelpubliek. Het beleid inzake duurzaam bouwen wordt onder andere beïnvloed via o.a. het woonbeleid, stedenbouwkundig beleid (schakeling van woning/compact bouwen, situering van woonblokken ten opzichte van elkaar) en energiebeleid.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
47
BELEIDSDOELSTELLINGEN DUURZAAM BOUWEN STRATEGISCHE DOELSTELLING De gemeente Tervuren streeft ernaar om zelf zoveel mogelijk duurzaam te bouwen en duurzaam te renoveren en zal ook trachten andere actoren aan te moedigen om duurzaam te bouwen en te renoveren. SUBDOELSTELLINGEN: B.1. De gemeente neemt zoveel mogelijk duurzaamheidsaspecten mee bij nieuwbouw en renovatie van gemeentelijke gebouwen De gemeentelijke gebouwen kunnen een belangrijke voorbeeldfunctie vervullen. Alleen wanneer de gemeente zelf bij de eigen gemeentelijke gebouwen het goede voorbeeld geeft met duurzaam bouwen, onderhouden en beheren en zij toont bereid te zijn daarvoor middelen te investeren, kan zij andere doelgroepen aanspreken op duurzaam bouwen. B.2. Kennis binnen de gemeentelijke organisatie over duurzaam bouwen opdoen door middel van opleidingen en het bezoeken van dubo-projecten Duurzaam bouwen is binnen de gemeentelijke organisatie zowel ambtelijk als bestuurlijk nog een relatief onbekend begrip. Relatief, omdat bijna iedereen wel de term kent, maar niet de exacte betekenis. Het nadrukkelijk en systematisch aandacht besteden aan duurzaamheidsaspecten bij het plannen en beheren is nieuw en vraagt om een andere manier van werken. Daar is tijd en moeite voor nodig. B.3. Duurzaam bouwen bij particulieren stimuleren door middel van voorlichting en demonstratieprojecten In algemene zin vormen particuliere bouwers een moeilijk bereikbare groep als het gaat om het tot uitvoering brengen van het gemeentelijk beleid. Er zal nagegaan worden op welke manier particuliere bouwers toch kunnen aangemoedigd worden om duurzaam te bouwen. B.4. Duurzaam bouwen bij sociale woningbouwsector stimuleren De gemeente zal nagaan op welke manier zij de sociale woningbouwsector kan stimuleren om duurzaam te bouwen. Hiervoor zal een overleg worden opgestart met de vertegenwoordigers van de lokale sociale huisvestingsmaatschappij.
B.5. Integratie energieaspect in gemeentelijk uitvoeringsplannen en bij afleveren van vergunningen
Onder zongericht verkavelen verstaat men het op die manier indelen van percelen zodat een optimaal gebruik van de zon mogelijk wordt. Er kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen passieve en actieve zonne-energie.
Bij het passieve gebruik van zonne-energie staat de optimale noord-zuidoriëntatie van de woning centraal. Met grote ramen of een veranda op het zuiden kan veel warmte en licht worden binnengehaald. Door het glasoppervlak aan de noordkant van een huis te beperken, blijven de energieverliezen beperkt. Dat kan ondersteund worden door het gebruik van hoogrendementsglas. Door de gerichte toepassing van zonne-energie kan men tot 10 % besparen op verwarmings –en verlichtingskosten. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
48
Actieve zonne-energie omvat het gebruik van zonneboilers of fotovoltaïsche cellen. Bij het afleveren van de verkaveling – en bouwvergunning is de oriëntatie van de woningen naar de zon dan ook een belangrijk criterium, met een niet te onderschatten weerslag in kwestie het gebruik van zonne-energie gedurende de volledige levensduur van de gebouwen. In het Bijzonder Plan van Aanleg van verkavelingen, bedrijventerreinen en kantoorparken worden richtlijnen met betrekking tot de indeling en oriëntatie van de kavels, bouwhoogten en gebouwafstanden opgenomen die de optimale toepassing van zonne-energie bewerkstelligen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
49
THEMA: AFVAL EN MILIEUVERANTWOORD PRODUCTGEBRUIK
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
50
AFVAL EN MILIEUVERANTWOORD PRODUCTGEBRUIK AFVAL Beschrijving van het thema Een afvalstof wordt wettelijk omschreven als volgt “elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Afval is er altijd al geweest en iedereen wordt ermee geconfronteerd. Het was Napoleon die het niet langer kon aanzien dat de straten van zijn rijk vol afval lagen. Gemeenten kregen daarom de taak dit afval te verwijderen en samen te brengen op een centrale plaats, ver genoeg van de bewoning. Waar afvalbeheersing oorspronkelijk een kwestie was van algemene gezondheid en hygiëne, zijn we inmiddels geëvolueerd tot een integrale aanpak die ook rekening houdt met de gevolgen van afvalverwijdering en die energie – en grondstoffenbesparing nastreeft. Afvalstoffen komen op vele plaatsen vrij. De hoeveelheden en samenstelling variëren sterk. Ook komen er weer andere afvalstoffen vrij bij de verwerking van afvalstoffen en bij zuiveringsprocessen om emissies naar lucht, water en bodem te voorkomen. Afval beïnvloedt het milieu op verschillende manieren. Productie en verwerking van afval betekent verlies van grondstoffen en energie. De opslag, het transport en de verwerking van afval kunnen bovendien het milieu verontreinigen en aantasten: emissies naar lucht, bodem en water en ruimtebeslag. Om de afvalproblemen zoveel mogelijk te beperken wordt er naar gestreefd zo weinig mogelijk afval te verbranden of te storten. De verwijderingsvoorkeur wordt aangegeven in de ladder van Lansink: • voorkomen van afvalstoffen zowel van de hoeveelheid als van de schadelijkheid ervan is prioriteit nummer 1. Voorkomen is beter dan verwerken (kwantitatieve preventie). Ook het terugdringen van het gebruik van producten die eenmaal in de afvalfase schadelijk zijn, is voorkomen van afvalstoffen (kwalitatieve preventie). Een goed afvalstoffenbeheer start met het voorkomen van afvalstoffen en het overschakelen op milieuvriendelijkere producten; • wordt er toch afval geproduceerd dan moeten volgende technieken achtereenvolgens worden onderzocht en zo mogelijk worden toegepast : hergebruik en recuperatie van afvalstoffen; • op de derde plaats komt het verbranden met energierecuperatie onder strenge milieuhygiënische voorwaarden; • en ten slotte als laatste toevlucht het storten onder strenge milieuhygiënische voorwaarden van de restfractie of anders gezegd van die afvalstoffen die niet kunnen worden voorkomen, hergebruikt, gerecycleerd of verbrand.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
51
Toepasselijk juridisch en beleidskader Afvalstoffendecreet en VLAREA Het Afvalstoffendecreet vormt de wettelijke basis voor het realiseren van het afvalstoffenbeleid binnen het Vlaamse gewest. Het decreet is een zogenaamd kaderdecreet, d.w.z. dat het wel de belangrijkste bepalingen bevat maar dat deze verder door de Vlaamse regering moeten uitgevoerd worden in uitvoeringbesluiten zoals het VLAREA. Het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) moet Vlaanderen onder meer op weg zetten naar een onderbouwd recyclagebeleid. Het geeft een nieuw kader aan voor de recyclage en richt zich zowel op huishoudelijke als industriële afvalstoffen. De uitvoeringsbesluiten m.b.t. het hoofdstuk dierlijk afval zijn niet opgenomen in het VLAREA maar zijn terug te vinden in een apart uitvoeringsbesluit. Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO Het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering regelt de sanering van verontreinigde gronden in het Vlaamse Gewest. Dit decreet is reeds herhaaldelijk gewijzigd. Het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO) geeft uitvoering aan de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet. Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 (UHA) Dit bevat de taakstelling, acties en instrumenten inzake de preventie, recuperatie en verwijdering van huishoudelijk afval. Uit dit plan vloeien de verplichtingen voort voor het gemeentelijk afvalstoffenbeleid. Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 “Milieu als opstap voor duurzame ontwikkeling” In het kader van de samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 is de cluster vaste stoffen op niveau 1 ondertekend. Hiermee engageert de gemeente zich om de bepalingen van dit ambitieniveau, beschreven in de samenwerkingsovereenkomst, na te komen. Dit houdt o.a. in dat de gemeente afvalpreventie door sensibilisatie stimuleert, een containerpark ter beschikking heeft en selectieve inzamelingen organiseert, oplossingen aanreikt voor restafval, compostmeesterwerking voor afvalpreventie uitbouwt, doelgroepenwerking naar scholen en de eigen diensten uitbouwt, … Gemeenten bevoegd voor preventie tot en met verwerking van huishoudelijk afval – gemeentelijk reglement voor de inzameling, ophaling en verwerking van huishoudelijke afvalstoffen Gemeenten zijn bevoegd voor alle huishoudelijke afvalstoffen die ontstaan op hun grondgebied. Gemeenten hebben op grond van de Gemeentewet immers tot taak te zorgen voor de zindelijkheid op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen, en in het algemeen te zorgen voor een goede politie ten behoeve van de inwoners. De Raad van State heeft geoordeeld dat in die bepalingen uit de Gemeentewet de bevoegdheid besloten ligt voor gemeenten tot ophaling en verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen en dat deze bevoegdheid door het Afvalstoffendecreet is bevestigd. Deze bevoegdheid van de gemeente impliceert ook dat niemand zonder toestemming van de gemeente huishoudelijk afval mag inzamelen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
52
Omschrijving van de huidige situatie BELEIDSMATIG De gemeente Tervuren ondertekende de samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 en onderschreef ambitieniveau 1 van de cluster vaste stoffen. Hiermee engageert de gemeente zich om de bepalingen van dit ambitieniveau, beschreven in de samenwerkingsovereenkomst, na te komen. Acties die jaarlijks verplicht zijn om te voldoen aan de cluster vaste stoffen: werking binnen de eigen diensten - selectieve inzameling van de eigen bedrijfsafvalstoffen - aanreiken van afvalpreventiemiddelen werking naar buiten uit - actieve sensibilisatiecampagne rond een afvalstof - samenwerking met een VLAREA erkend kringloopcentrum - basisdienstverlening van selectieve inzameling - passieve sensibilisatiecampagne rond afvalthema - beperken van restafval DE HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN Overeenkomstig de gemeentewet is de gemeente bevoegd voor alle huishoudelijke afvalstoffen die ontstaan op haar grondgebied. De bevoegdheid om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen en te verwerken heeft de gemeente afgestaan aan de intercommunale Interrand. BEHEER De intercommunale Interrand staat sinds 1979 in voor het beheer van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen op Tervurens grondgebied. Na de afschaffing van de Randfederatie Tervuren , besloten de gemeenten Hoeilaart, Overijse en Tervuren op 5 december 1978 een vennootschap op te richten onder de benaming: "Intercommunale Vereniging voor de Ophaling van Afvalstoffen in de gemeenten van de vroegere Randfederatie Tervuren, kortweg Interrand". De intercommunale Interrand staat in voor de huis – aan - huisophaling en de inzameling op containerparken van huishoudelijk afval, de verwijdering en valorisatie van afvalstoffen en het reinigen van kolken en riolen. In uitvoering van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (B.S. 31.10.2001) is de Intercommunale Interrand sinds 1993 een opdrachthoudende vereniging. PREVENTIE EN HERGEBRUIK Het inzamelen en verwerken van afval is niet de belangrijkste doelstelling van het afvalbeleid. De klemtoon van de aanpak in de gemeente Tervuren ligt op preventie. Hiertoe werden reeds verschillende acties ondernomen: - voor het beperken van groenafval werd een gemeentelijke compostmeesterwerking uitgebouwd die instaat voor het verstrekken van informatie over composteren, afvalarm tuinieren en milieuverantwoord productgebruik aan de inwoners van Tervuren
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
53
-
uitbouw van een compostdemonstratieplaats op het containerpark waar de compostmeesters uitleg verstrekken over composteren en demonstraties geven over de verschillende composteermogelijkheden deelname aan de compostmaand door de compostmeesters deelname aan de Grabbeldag door de compostmeesters verkoop van compostvaten, compostbakken, wormenbakken via het containerpark aan verminderde prijs subsidiereglement voor katoenen luiers kippenproject: te koop aanbieden van kippen voor verwerking van keukenafval en FSC-gelabelde kippenhokken het verlenen van subsidie voor aankoop hakselaars via de intercommunale Interrand samenwerking met een erkend kringloopcentrum het SPIT voor de inzameling van herbruikbare goederen belastingsreglement voor de verdeling van reclame folders op het grondgebied van Tervuren
INZAMELING Interrand staat in voor de ophaling van huishoudelijk afval van huisgezinnen (huisvuil, PMD-afval, papier en karton, GFT – afval, grof huisvuil en snoeihout). De huis – aan huisinzameling verloop als volgt: wekelijks restafval en G.F.T. (geen beperking); tweewekelijks P.M.D. (geen beperking); 1 x per 4 weken papier en karton (geen beperking); 1 x per 4 weken grofvuil (beperkt tot 3m³); 2 x per jaar snoeihout (beperkt tot 4 bussels); glasbollen 4 x per jaar K.G.A. op vaste stilstandplaatsen De inzameling gebeurt via betalende huisvuilzakken. De tarieven die gehanteerd worden zijn de volgende: • plastieken vuilniszak voor de rest van de huishoudelijke afvalstoffen: - groot formaat (90 x 60 cm groot): 1,50 euro, - klein formaat (50 x 60 cm klein): 0,75 euro, • kraftpapieren zak (groente-, fruit- en tuinafval): - groot formaat (90 x 60 cm groot): 1,00 euro, - klein formaat (50 x 60 cm groot): 0,50 euro, en blauwe doorschijnende zakken voor plastiek, metalen en drankkartonnen: 0,12 euro Interrand baat in opdracht van de gemeente Tervuren een containerpark uit. Op het containerpark worden een dertiental afvalstromen selectief ingezameld. Sinds 1 augustus 2002 dienen de inwoners van Tervuren een retributie te betalen voor het gebruik van het containerpark. Deze bedraagt voor: - een personenwagen: 1 euro per bezoek - een aanhangwagen: 4 euro per bezoek - een bestelwagen: 8 euro per bezoek
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
54
De intercommunale Interrand heeft ook een aparte regeling uitgewerkt voor de ophaling van bedrijfsafval afkomstig van zelfstandigen en kleine ondernemingen. Zo kunnen zelfstandigen nog steeds hun bedrijfsafval meegeven met de verschillende huis- aan huisophalingen zijnde restafval, GFT, grof huisvuil, papier – en karton, PMD en snoeihout. Zelfstandigen kunnen ook gebruik maken van een afvalcontainer Zelfstandigen hebben de keuze uit containers van 1 100 liter, 750 liter of 660 liter (groene plastic containers) voor restafval en/of GFT. De containers worden geledigd op aanvraag. De zelfstandigen betalen 20 euro per lediging. Na grondig onderzoek, zowel naar de praktische en financiële aspecten en overleg met middenstandsraden en Unizo, heeft Interrand besloten de containerparken enkel toegankelijk te houden voor particulieren. Zelfstandigen en kleine ondernemingen zijn met privé-afval wel toegelaten, maar niet met bedrijfsafval. OPENBARE REINIGING De gemeente Tervuren telt 254 straten, goed voor een totale lengte van 107 km. De gemeente Tervuren staat zelf in voor het proper houden van het openbaar domein. In 2005 werd een veegmachine aangekocht om in de eerste plaats de voedingsbodem voor onkruid te verwijderen en om in de tweede plaats ingeschakeld te worden om onkruid te verwijderen op verhardingen. De ploeg die instaat voor de openbare reiniging is als volgt samengesteld: - 1 VTE voor alle straten met de veegwagen - een halftime met veegkar en borstel voor centrum - 1 VTE voor zwerfvuil in de hele gemeente ZWERFVUIL EN SLUIKSTORTEN De problematiek van zwerfvuil en sluikstorten – ontwijkgedrag – wordt behandeld onder het thema “MILIEUHINDER”. DE AFVALCIJFERS Met de invoering van betalende huisvuilzakken in juni 1995 en de opstart van selectieve inzamelingen van PMD,GFT en maandelijks papier en karton in oktober 1995 kan men duidelijk zien dat de hoeveelheid niet-recycleerbaar afval (restafval + grof huisvuil) in 1996 sterk is afgenomen. Je zou kunnen stellen dat het invoeren van het principe “de vervuiler betaalt” insloeg als een bom. Maar na 1996 zie je in de statistieken dat de hoeveelheid niet-recycleerbaar niet meer daalt en in sommige jaren zelfs de neiging heeft om lichtjes te stijgen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
55
hoeveelheid niet-recycleerbaar afval 5000000
hoeveelheid niet recycleerbaar afval (kg/jaar)
4500000 4000000 3500000 3000000 2500000 2000000 1500000 1000000 500000 0 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
jaar
Hoeveel kg niet-recycleerbaar afval men over de loop der jaren per inwoner heeft geproduceerd ziet u hieronder weergegeven. De gemeente Tervuren ondertekende de samenwerkingsovereenkomst “milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” en onderschreef in 2002-2004 ambitieniveau 2 van de cluster vaste stoffen. Dit had tot gevolg dat de gemeente moest voldoen aan volgende doelstellingen: In 2002: 200 kg/inwoner In 2003: 175 kg/inwoner In 2004: 150 kg/inwoner Zowel in 2002 en 2003 voldeed de gemeente aan bovengenoemde doelstellingen. Enkel in 2004 zien we dat de hoeveelheid niet-recycleerbaar afval stijgt en niet voldoet aan de vooropgestelde doelstelling van 150 kg/inwoner. Voor de gemeente blijft het een uitdaging om de opgelegde doelstellingen van het Vlaamse gewest te halen en zal het blijvende inspanningen vragen. In de praktijk is het natuurlijk zo dat bij de hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen ook afval afkomstig van zelfstandigen terechtkomt omdat er geen 100 % onderscheid kan gemaakt worden tussen afval afkomstig van huishoudens en afval afkomstig van zelfstandigen zodat de cijfers in die zin een enigszins vertekend beeld geeft.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
56
kg niet-recycleerbaar afval/inw oner 170.00 165.00
kg/inwoner
160.00 155.00
kg niet-recycleerbaar afval/inw oner
150.00 145.00 140.00 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
jaar
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
57
De totale huisvuilproductie per inwoner is hieronder weergegeven. kg/inw./jaar 700 600 500 400
kg/inw./jaar
300 200 100 0 1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
2000
2001
2002
2003
2004
58
Overzicht van het procentueel aandeel van de verschillende afvalstromen in de gemeente Tervuren in 2004: Totaal afval 2004
Wit- en Bruingoed 1%
houtafval 3%
metaal 1%
olie+band 0% huisvuil 26%
G.F.T. 5%
grofvuil 9%
stronken 1%
snoeihout 10%
textiel 0%
papier-karton 14%
gras,bladeren 6% puin 13%
K.G.A. 1% P.M.D. 2%
glas (flessen) 6%
snoeihout-H-a-H 0%
Spit CP+afroep 0%
plat glas 1%
huisvuil
stronken
papier-karton
snoeihout-H-a-H
glas (flessen)
plat glas
puin
Spit CP+afroep
P.M.D.
K.G.A.
gras,bladeren
textiel
snoeihout
houtafval
grofvuil
Wit- en Bruingoed
metaal
G.F.T.
olie+band
Conclusies uit hogerstaande grafiek: -
het procentueel aandeel van de restfractie bedroeg in 2004 35 % van de totale hoeveelheid hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
59
-
Ondanks het feit dat groenafval (GFT, gras, bladeren en snoeihout) een gemakkelijk te vermijden afvalfractie is bedroeg het procentueel aandeel toch 21 % van de totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
60
Naast de huis – aan huisophalingen hebben de inwoners van Tervuren ook de mogelijkheid om huisvuil naar het containerpark te brengen. Uit de cijfers kunnen we opmaken dat op het containerpark voornamelijk snoeihout, gras en bladeren, grof vuil en puin worden aangevoerd.
1995 799 760
13 380
3 100
31 730
795
6 084 398 200 627 328
0
0
Houtafv Wit & al Bruingo ed 0 0 0
1996 862 900 kg/inw. 43.13
47 580 2.38
1 900 0.09
24 770 1.24
720 0.04
8 900 765 420 516 780 0.44 38.26 25.83
28 960 1.45
0
0
0
0
1 094 380 54.31
34 920
3 650
30 870
0
9 504 903 410 753 280
10 620
0
0
0
0
1.73
0.18
1.53
0.00
1 070 280 53.11
44 400
4 600
40 170
1 575
20 207 211 340 189 380
0
2.2
0.23
1.99
0.08
0.6
1 325 360 65.68
43 000
4 800
69 290
638
20 290
2.13
3.43
23 160
89 700
0.03 kg 7 970
1.01
1 312 660 65.21
0.24 kg 4 860
25 840
1.15
0.24
4.46
0.4
1.28
1 463 680 72.37
31 740
6 030 123 100
22 640
24 912
6.09
1.12
1.23
1 292 880 64.11
24 500
4 059 131 345
9 800
18 080
0.49
0.90
Puin
1997 kg/inw. 1998 kg/inw. 1999 kg/inw. 2000 kg/inw. 2001 kg/inw. 2002 kg/inw.
Plat Glas
Motoroli Metaal e liter
1.57
1.21
0.30
0.20
6.51
Autoba Textiel nden stuks
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
0.47
Snoeiho Grasut Blad
44.83
37.38
0.53
11 994 920 020 688 770
27 920
45.66
Grof-
stronke Spit n
34.18
1.39
1 008 731 920 680 49.99 36.27
84 700
1 560 704 880 180 77.51 35.02
90 580
1 548 682 500 340 76.56 33.75
83 200
1 513 666 220 240 75.04 33.04
82 100
4.2
4.5
4.11
4.07
vuil
1
10.49
9.4
12 902 325 880 284 600 0.64
16.15
0
14.1
32 089 497 960 296 840 1.59
24.74
0
14.75
4 822 611 940 348 580 0.24
30.26
0
17.24
5 801 648 960 358 360 0.29
32.18
69602
17.77
3.45 61
2003 kg/inw. 2004 kg/inw.
1 330 410 65.47
31 440
1 188 460 57.75
10 580
1.55
0.51
3 200 105 410
6 790
13 960
5.19
0.33
0.69
4 532 119 160
5 500
0.16
0.22
5.79
0.27
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 –definitieve versie
1 114 453 840 800 54.86 22.33
75 800
13 528 904 900 564 820
51 020
0.66
43.97
27.44
3.73
2.48
4 877 537 380 282 510 0.24
13.90
3.27
3 660 551 760 323 440
85777
0.18
26.44
66514
26.81
15.72
4.17
62
Totale afvalkost Het afvalbeheer kost de gemeente handenvol geld. De gemeente spendeert jaarlijks (situatie 2004) ong. 1.361.256,24 euro voor de financiering van het inzamelen en verwerken van afval en de kosten zijn verdeeld als volgt: *voor inzameling en verwerking van KGA - afval: 67.336,19 * voor openbare reiniging: 38.384,30 * voor ophaling huisvuil (alle selectieve ophalingen): 1.016.724,83 * voor inzameling via het containerpark (personeel, vervoer, verwerken afvalstoffen, onderhoud): 238.810,92 De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval wordt gefinancierd door het heffen van een forfaitaire belasting op huisvuil waarvan de inning in 2004 451.391,97 opbracht en de verkoop van de huisvuilzakken goed was voor een ontvangst van 523.460. Dit betekent een tekort van 386.404,27 per jaar voor de openbare reiniging zijnde gelden die uit de algemene pot van de ontvangsten komen en die geen enkele link met het afvalstoffenbeleid hebben. Dit betekent dat de momenteel voorziene huisvuilbelasting in combinatie met de afvalretributies in geen geval de werkelijke kosten dekken. Binnen de vorige Vlaamse regering leefde het idee om de forfaitaire afvalbelasting te verbieden en was hiervoor een ontwerpdecreet opgemaakt. De redenen welke aangehaald werden om de forfaitaire afvalbelasting af te schaffen waren dat deze belasting geen toepassing is van het principe “de vervuiler betaalt” en niet inkomensgerelateerd is. Maar dit ontwerpdecreet is tot op heden niet goedgekeurd. AFVAL AFKOMSTIG VAN EVENEMENTEN Bij veel evenementen ontstaan forse bergen afval. Soms lijkt het er zelfs op dat de locatie herschapen is in één grote vuilnisbelt. In grote lijnen bestaat het afval bij evenementen uit vijf componenten: afval dat vrijkomt bij het nuttigen van drankjes (plastic en kartonnen drinkbekers, blik – en brikverpakkingen en in mindere mate glazen flessen,…) afval dat vrijkomt bij de consumptie van snacks en andere etenswaren bulkverpakkingen (kartonnen dozen en plastics van standhouders en sponsors) papier van promotionele acties (folders, krantjes, affiches,…) gadgets.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
63
MILIEUBELEIDSDOELSTELLINGEN AFVAL STRATEGISCHE DOELSTELLING De gemeente streeft naar een duurzaam afvalbeleid binnen het intercommunaal samenwerkingsverband van Interrand. Dit houdt in dat de gemeente Tervuren wil verdergaan met het voeren van een afvalbeleid dat in de eerste plaats gericht is op preventie (kwantiteitsbewaking). En in de tweede plaats gericht is op een verdere optimalisatie van de selectieve inzameling van afvalstoffen (kwaliteitsbewaking) en hergebruik van afvalstoffen. SUBDOELSTELLINGEN: A.1. Verminderen van de huishoudelijke afvalproductie in de gemeente door het stimuleren van afvalbewust en afvalpreventief gedrag De taak van de gemeente binnen het lokaal afvalbeleid ligt in het uitbouwen van een maatschappelijk draagvlak bij de bevolking voor afvalpreventie en de verdere implementatie van het principe de ‘vervuiler betaalt’. A.1.1. Verminderen van de organische fractie Door het invoeren van een aparte inzameling van GFT en snoeihout en de inzameling van groenafval via het containerpark is mogelijks de stimulans om zelf dit afval te verwerken weggevallen. We zien in ieder geval dat sinds de invoering ervan de hoeveelheid ingezameld organisch afval niet meer gedaald is. Nochtans vormt het GFT – afval en groenafval een fractie die voor een belangrijk deel kan voorkomen worden. Een ver doorgedreven preventie van organisch afval is dan ook een prioriteit. Traject om deze subdoelstelling te bereiken A.1.1. Sensibiliseren en aansporen tot thuiscomposteren Dit gebeurt reeds in de gemeente. Op de website zal een aparte rubriek thuiscomposteren worden uitgewerkt. Verder zal ook nagegaan worden of het mogelijk is om een compostnieuwsbrief op te maken. A.1.1.2. Verder verdeling van compostvaten, compostbakken en wormenbakken Via subsidie zal getracht worden om de kostprijs van de compostbakken en compostvaten zo laag mogelijk te houden. A.1.1.3. Voortzetten ondersteuning compostmeesterwerking Een reeds goed uitgebouwde compostmeesterwerking heeft op heden een vijftal actieve compostmeesters. Ze zijn aanwezig in het straatbeeld en verlenen jaarlijks hun medewerking op de bloemenmarkt. Daarnaast verzorgen zij gedurende een zestal maanden maandelijks demonstratienamiddagen op het gemeentelijk containerpark. Zij hebben contacten met basisscholen waar zij lessen verzorgen en springen regelmatig bij wanneer burgers bij de milieudienst om raad komen vragen. De compostmeesters zijn enorm belangrijk voor een gemeente om de burgers te begeleiden bij het thuiscomposteren. Op die manier helpen zij de gemeente om de Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
64
-
hoeveelheid organische fractie en de verwerkingskost hiervan te reduceren. Daarom zal de gemeente in samenwerking met de intercommunale ervoor zorgen en erover waken dat: elke compostmeester informatie – en demonstratiemateriaal krijgt een verzekering afsluiten voor de compostmeesters verder het secretariaat voor de compostmeesterwerking verzorgen A.1.1.4. Onderzoeken van de haalbaarheid van wijkcomposteren In die beperkte gevallen waar de burgers omwille van plaatsgebrek niet in staat zijn om actief thuis te composteren zal onderzocht worden of het mogelijk is om wijkcomposteren te implementeren. A.1.1.5. Voortzetting gebruik van snoeihout stimuleren In de gemeente Tervuren werden ook hier reeds verschillende acties voor ondernomen. Zo verleent de intercommunale interrand subsidie voor aankoop van hakselaars. Ook worden de inwoners geïnformeerd over andere toepassingen om snoeihout aan te wenden zoals takkenrichels, takkenwals enz. Op het containerpark bestaat ook de mogelijkheid om houtsnippers af te halen. A.1.1.6. Sensibilisatie en proefprojecten rond kringlooptuinen/ecologisch tuinieren eventueel in samenwerking met gespecialiseerde verenigingen In beginfase was het verminderen van de hoeveelheid organisch afval vooral gericht op het doen toenemen van het aantal thuiscomposteerders en van de hoeveelheid organisch materiaal dat thuis werd gecomposteerd. Nu wordt er ook gestreefd om de hoeveelheid tuinafval die de burgers toch nog aanbieden voor collectieve inzameling te reduceren. Dit moet naast het stimuleren van thuiscomposteren ook bewerkstelligd worden door een verandering in de wijze van tuinaanleg en tuinonderhoud. Door een gemeentelijke kringlooptuin aan te leggen, kan de burger zien wat men onder een kringlooptuin verstaat en hoe men een afvalarme tuin het best kan aanleggen. Nagegaan zal worden of dit kan uitgewerkt worden bij de uitbouw van het nieuw aan te leggen containerpark. A.1.1.7. Herlocalisatie en uitbouw van een nieuw containerpark De milieudienst zal actief betrokken worden bij de herlocalisatie en uitbouw van een nieuw containerpark. Eens het BPA bedrijvenzone Keiberg is goedgekeurd zal de milieudienst deelnemen aan de besprekingen die zullen opgestart worden voor het uitbouwen van een nieuw containerpark. A.1.1.8. Onderzoeken van de haalbaarheid om op het nieuw containerpark organisch afval te composteren Omdat er bij de gemeentelijke werking zelf grote hoeveelheden groenafval ontstaan zal de haalbaarheid onderzocht worden om het gemeentelijk groen te composteren. De compost die veel aangewend wordt voor de groenplantsoenen hoeft dan niet langer aangekocht te worden en er hoeft ook niet meer betaald te worden voor de verwerking ervan. A.1.1.9. Onderzoeken naar andere mogelijkheden om te subsidiëren Op het containerpark stellen we vast dat de hoeveelheid grasafval een aanzienlijk deel inneemt van de totale hoeveelheid afval. Dit komt omdat grote hoeveelheden gras zich moeilijker laat composteren en soms het composteringsproces bemoeilijken. Wanneer men de hoeveelheid grasafval wilt beperken kan men een mulchmaaier gebruiken. Deze versnippert het gras in zo een fijne stukjes dat men het op het gazon mag laten liggen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
65
Vandaar dat de milieudienst het nut van deze mulchmaaiers zal onderzoeken alsook de mogelijkheid om de aankoop te subsidiëren. A.1.2 Verminderen van afval afkomstig van evenementen A.1.2.1. Uitwerken van richtlijnen voor afvalpreventie op evenementen Er worden jaarlijks heel wat jeugdfuiven en andere evenementen georganiseerd in de gemeente Tervuren. Een politiereglement is in opmaak. Daarnaast worden de toepassing van administratieve sancties en een belastingsreglement volgens het principe “de vervuiler betaalt”, toegepast op sponsors en brouwers, onderzocht. Dit zal er wel toe leiden dat de organisatoren van evenementen zullen bijdragen voor de afvalkosten. A.1.2.2. Het uitbouwen van een gemeentelijke ondersteuning voor het organiseren van afvalarme evenementen De gemeente Tervuren is van mening dat wanneer men iets in een bepaalde richting, in dit geval het organiseren van afvalarme evenementen wenst te stimuleren, er ook begeleiding wordt voorzien en alternatieven worden aangereikt zoals bv. het ter beschikking stellen van herbruikbare bekers of andere afvalarme alternatieven. A.1.3. Sensibiliseren rond afvalpreventie De gemeente zal voor doelgroepen scholen en gezinnen preventie- en sensibiliseringsacties organiseren; enkele voorbeeldprojecten zijn het promoten van brooddozen, het stimuleren van het gebruik van herbruikbare luiers e.d Scholen hebben immers invloed op de vorming van de toekomstige burger: de jongeren van vandaag zijn de volwassenen van morgen. Het is dan ook zeer belangrijk om de jongeren milieubewustzijn bij te brengen. A.2. De gemeente werkt in samenwerking met de intercommunale verder aan de optimalisatie van de selectieve ophaling van afvalstoffen A.2.1. Kwalitatieve verbetering van de selectieve inzameling In de eerste plaats wil de gemeente Tervuren haar inwoners zoveel mogelijk stimuleren om afval te voorkomen. Het afval dat niet te voorkomen valt, wil de gemeente Tervuren zoveel mogelijk scheiden aan de bron, dit is bij en door de burger. Scheiding aan de bron levert immers de zuiverste materialen op voor hergebruik en recyclage. Daarom zal er permanent worden gewaakt over de kwaliteit van de selectief ingezamelde acties. A.2.2. Uitwerken van opleidingen op maat naar verschillende doelgroepen De gemeente Tervuren telt 24 % anderstaligen. We stellen vast dat het voor hun vaak moeilijk is om te begrijpen waarom er zoveel inspanningen worden geleverd om het afval zoveel mogelijk te voorkomen of om zoveel mogelijk selectief aan te bieden. Om de anderstaligen wegwijs te maken in het afvalbeleid dat door de gemeente Tervuren wordt vooropgesteld zullen opleidingen op maat worden uitgewerkt. Er zal nagegaan worden in hoeverre kan samengewerkt worden met het OCMW en met het CVO om deze doelgroep te bereiken. Ook verenigingen die een overzicht wensen van de verschillende afvalstromen kunnen op de gemeentelijke milieudienst beroep doen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
66
A.2.3. Onderzoeken van de haalbaarheid van een DIFTAR – systeem In het verleden werd reeds overgeschakeld naar een systeem waarbij vooral wat restafval betreft, het principe “de vervuiler betaalt”wordt toegepast, dit door een betaling per zak in te voeren. Sindsdien werden ook voor andere fracties (GFT – en PMD afval) een betaling per volume ingevoerd. Voor sommige fracties is dit minder gerealiseerd. Er zijn ondertussen ook systemen op de markt die een meer individuele en correcte betaling mogelijk maken nl. DIFTAR (gedifferentieerde tarifering) door weging. Het invoeren van een dergelijk systeem vergt een enorme investering (aanpassing voertuigenpark, aankoop containers met ingebouwde chip, software opvolgingssysteem ophaling en betalingen enz). Er zal nagegaan worden of de kosten verbonden aan de invoering van DIFTAR door weging wel opwegen tegen de baten.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
67
Evaluatie en eventuele bijsturing van het retributiereglement uitgaande van het principe ‘de vervuiler betaalt’ met de mogelijkheid tot sociale correctie De intercommunale Interrand informeert de gemeentelijke milieudienst over de inzamel en verwerkingskosten van het huishoudelijk afval. Op die manier kan de milieudienst samen met de financiële dienst het van toepassing zijnde retributiereglement evalueren en eventueel bijsturen. Tarieven moeten in verhouding staan tot de gemaakte kosten. Er bestaat immers een psychologische tariferingsdrempel tot dewelke de inwoners bereid zijn om te betalen. Eens deze drempel overschreden, zullen de inwoners zich eerder wenden tot ontwijkgedrag. Verder moet de gemeente ook rekening houden met de sociaal zwakkeren in de samenleving en sociale correcties inbouwen ten gunste van minder validen, zorg behoevende thuispatiënten enz. A.3. Uitbouwen van de voorbeeldfunctie van de gemeente inzake afvalpreventie – streven naar een afvalarme gemeentelijke werking Ook bij de verschillende gemeentelijke diensten ontstaat er afval. Aangezien de gemeente een voorbeeldfunctie te vervullen heeft, moet ze ook trachten het eigen afval te minimaliseren (preventie) en het ontstane afval zo selectief mogelijk aan te bieden en te verwijderen. (maximale recuperatie). A.3.1. Inventarisatie van de gemeentelijke afvalstromen Vooraleer over te gaan tot acties is het belangrijk om na te gaan hoeveel afvalstromen er zijn en welk aandeel zij innemen in de totale hoeveelheid bedrijfsafval. A.3.2. Organiseren van selectieve inzameling van de eigen bedrijfsafvalstoffen Per dienst en per gebouw wordt gekeken naar mogelijkheden en prioriteiten inzake afvalpreventie. Per fractie zullen maatregelen inzake afvalpreventie en een verder doorgedreven selectieve inzameling voorgesteld worden. A.3.3. Uitwerking van een afvalinzamelingsysteem in het nieuw administratief centrum De gemeentelijke milieudienst zal een haalbaar voorstel uitwerken om de verschillende afvalstoffen zo selectief mogelijk in te zamelen. A.3.4. Structurele communicatie over afvalpreventie en selectieve inzameling naar alle werknemers De werknemers inlichten over afvalpreventie en selectieve inzameling. Een opleiding op maat zal hiervoor worden uitgewerkt. Ook nieuwe werknemers zullen op de hoogte worden gebracht van de selectieve inzameling. A.3.5. Aandacht voor preventie bij het openbaar groen Bij het onderhoud van pleinen, parken, kerkhoven en andere inrichtingen, ontstaat heel wat groenafval. Er zal nagegaan worden in hoeverre een deel van dit groenafval ter plaatse kan worden verhakseld of gecomposteerd, of eventueel elders op gemeentelijk eigendom (omgeving gemeentelijke loods of containerpark). Indien mogelijk zal gekozen worden voor zelfcompostering. De zelf geproduceerde compost en/of snippers zullen gebruikt worden bij het groenonderhoud.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
68
Andere productie van groenafval zal onder andere beperkt worden door meer gebruik te maken van weinig groenafvalproducerende bodembedekkers of door het principe “de juiste plant op de juiste plaats” toe te passen waardoor een plant de ruimte heeft om uit te groeien en er dus ook niet gesnoeid moet worden. A.4. Hergebruik blijven stimuleren A.4.1. Samenwerking kringloopcentrum voortzetten De gemeente Tervuren heeft een overeenkomst met het kringloopcentrum SPIT. Deze samenwerking zal worden voortgezet. A.4.2. Ondersteunen en promoten van de inzameling van herbruikbare goederen door het kringloopcentrum Voortzetten en campagne voeren voor de bekendmaking van de dienstverlening van het kringloopcentrum. Voor de textielinzameling zal nagegaan worden of er huis – aan huisophalingen voor textielafval kan georganiseerd worden. A.5. Versterken van de samenwerking en streven naar eenvormigheid over de grenzen heen A.5.1. Inspelen en actief meewerken aan acties en projecten vanuit het hogere beleidsniveau Inspelen op de jaarlijkse afvalpreventiecampagne die de provincie Vlaams-Brabant promoot en subsidieert (lokale compostmeesterwerking, kringlooptuinieren, afvalvriendelijke feesten enz.) Inspelen op sensibilisatiecampagnes georganiseerd door OVAM. Deelname aan studiedagen georganiseerd door STIP, provincie Vlaams-Brabant enz. A.5.2. Participeren in het Provinciaal Overlegplatform Afval Voortdurend overleg en opvolging van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is essentieel voor een goede uitvoering van dit plan, een betere afstemming van het afvalbeleid en eenbetere samenwerking op de diverse bestuursniveaus. A.5.3. Oprichting van een overlegstructuur tussen de verschillende milieudiensten van het werkingsgebied Interrand gecoördineerd door Interrand Om een betere afstemming en samenwerking te krijgen op vlak van inzameling, retributie en sensibilisatie wordt een overlegstructuur opgericht. Binnen deze overlegstructuur kunnen ook impulsen naar beleidsbeslissingen gegeven worden A.5.4. Jaarlijks bespreken en evaluatie van de afvalcijfers De intercommunale Interrand bespreekt jaarlijks en evalueert de afvalcijfers met de gemeentelijke milieudienst. Zo is de gemeentelijke milieudienst in staat om beleidsvoorstellen uit te werken en kan de gemeentelijke milieudienst samen met de intercommunale eventueel een strategie uitwerken om de doelstellingen die vooropgesteld worden in de samenwerkingsovereenkomst te behalen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
69
MILIEUVERANTWOORD PRODUCTGEBRUIK Beschrijving van het thema Duurzame producten: minder afval, minder grondstoffengebruik, minder schadelijke stoffen De hoogste trap in de afvalbeheershiërarchie is de productie van afval voorkomen of verminderen, en de schadelijkheid van afval voorkomen of zoveel mogelijk beperken. Het komt er op neer dat men bij de productontwikkeling al poogt te voorzien dat het product op het einde van zijn levensduur zo weinig mogelijk afval wordt, of zo weinig mogelijk schadelijke stoffen bevat, of zoveel mogelijk herbruikbaar of recycleerbaar afval bevat. Milieuverantwoord productgebruik is het efficiënt inzetten van producten en een keuze voor producten en/of systemen die de minste negatieve milieueffecten veroorzaken in hun volledige levensloop van grondstoffase over de productie – en gebruiksfase tot en met de afvalfase. Uitputting van grondstoffen en milieuschade door productie, gebruik en verwerking na gebruik worden zoveel mogelijk vermeden. Tot op heden wordt er bij het ontwerpen van producten veelal weinig aandacht geschonken aan de afvalproblematiek. Daar zijn allerlei redenen voor. De consument zelf laat afvalvoorkoming en milieuzorg nog dikwijls weinig doorwegen bij zijn aankopen, wat de bedrijven op hun beurt weinig aanspoort tot ecodesign. Dit kan men hoogstwaarschijnlijk toeschrijven aan het feit dat de consument de voordelen niet inziet wanneer hij milieuvriendelijkere producten zou aankopen. Daar bovenop komt nog eens het feit dat milieuvriendelijkere producten veelal duurder zijn dan de gangbare producten. Terwijl milieuvriendelijkere producten toch minder verwerkingskosten met zich meebrengen eens men zich hier van wilt ontdoen.. Sommige producten hebben een nefaste invloed op het milieu en/of de gezondheid van de mens. De emissies ervan verminderen of die producten vervangen door minder of niet – schadelijke producten betekent een winst op alle vlakken.
Toepasselijk juridisch en beleidskader Europese beleidscontext In het Verdrag van Maastricht (01/11/1993) hebben de Europese regeringen zich ertoe verbonden zich te richten op een duurzame ontwikkeling. De verandering van de consumptiepatronen is één van de manieren om die verbintenis na te komen. In haar 6de milieuactieprogramma legt de EG de prioriteiten en doelstellingen vast van het Europees milieubeleid voor de periode van 2001 tot 2010. Hierin is ook aandacht voor meer duurzame productie – en consumptiepatronen. Belgische beleidscontext Federaal beleid Op federaal vlak werden onder andere volgende initiatieven genomen om het gedrag van de consument inzake keuze, gebruik en afval van goederen en diensten te veranderen: Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
70
Ecotaks Wet van 16 juli 1993 De wet van 16 juli 1993 legde de heffing op van een milieutaks van 0,37 euro op alle eenmalige drankverpakkingen, ongeacht de inhoudsmaat of de samenstelling ervan, of het product waarvoor ze bestemd waren. De ecotaks werd ingevoerd naar aanleiding van de goedkeuring van de wet van 16 juli 1993 ter vervollediging van de federale staatsstructuur. Sindsdien werd het onderdeel van deze wet dat handelt over de ecotaks herhaaldelijk gewijzigd. De ecotakswet sloeg onder andere op scheermesjes en fototoestellen voor eenmalig gebruik, industriële verpakkingen voor oplosmiddelen, lijmen en inkten, batterijen en papier en karton. Wet van 30 december 2002 Begin 2001 werd binnen de federale regering een principieel akkoord gesloten ter vervanging van de oude ecotakswetgeving. In grote lijnen komt het akkoord overeen met het introduceren van een systeem van ecoboni voor herbruikbare verpakkingen en een verpakkingsheffing op eenmalige verpakkingen. De wet van 30 december 2002 verandert het concept van milieutaksen grondig en voert het concept van ecoboni in. Die wet, gewijzigd door de programmawet van 22/12/2003, werd op 1 april 2004 van kracht: afschaffing van accijns op bron – en ander drinkwater verlaging met 1/3 van de accijns op alle andere niet – alcoholhoudende drank verlaging van de BTW van 21 % naar 6 % op alle niet – alcoholhoudende drank gelijkschakeling van de kringloop van hergebruikt materiaal en herwonnen grondstoffen invoering van een verpakkingsbijdrage 0,0985 euro/liter op eenmalige verpakkingen Productnormering De productnormen omvatten het geheel van voorschriften, meer bepaald op milieugebied, waaraan een product moet voldoen om op de markt te worden gebracht. Eventuele overtredingen van die normen kunnen worden beboet. Omdat productgerelateerde regulering door het principe van vrij verkeer van goederen en diensten snel grensoverschrijdende implicaties heeft, is de manoeuvreerruimte voor de afzonderlijke staten relatief beperkt. Toch is er in België reeds werk gemaakt van het uitwerken en publiceren van een kaderwet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame consumptie – en productpatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (BS 11/02/1999). Deze wet regelt de vorm, samenstelling en aard van de op de markt verkrijgbare producten en beoogt de bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid tegen schadelijke effecten van producten die op de markt worden gebracht of worden uitgevoerd naar andere landen. Hiertoe kan het gebruik of de productie van bepaalde producten verboden worden of aan voorwaarden worden onderworpen. Het communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu) De Europese verordening inzake de Europese Milieukeur (1992) heeft tot doel de consumenten correct voor te lichten, om hun gedrag en dat van de producenten duurzamer te Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
71
maken. Elke lidstaat moest binnen zes maanden een bevoegde instelling creëren, die belast is met de toekenning van dit keurmerk. In België werd in 1994 een wet goedgekeurd ter oprichting van een Belgisch Comité voor het toekennen van de Europese Milieukeur. Dit comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de grote maatschappelijke groepen en leden van de administratie. Pas in 1998 werd het Comité operationeel. Federaal Plan voor duurzame ontwikkeling Met het eerste Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling (2000 – 2004) werd een stap gezet naar de uitbouw van een systematisch beleid in de richting van duurzame ontwikkeling. In het Federaal Plan wordt een volledig hoofdstuk gewijd aan ‘wijziging van consumptiepatronen en productiewijzen’. Het is vooral gericht naar gezinnen en overheidsadministraties maar ook naar de producenten, die veilige en milieuvriendelijke producten op de markt brengen. Hoewel het plan werd vastgelegd door middel van een koninklijk besluit heeft het geen dwingend karakter. Het tweede Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling werd goedgekeurd op 24 september 2004 door de Ministerraad. In het tweede Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling (2004 – 2008) is vermeld dat er een strategie zal uitgewerkt worden voor duurzame producten. Een actie die in het oog springt is deze waarbij de federale overheid stelt er alles aan te doen om de concurrentiepositie van duurzame producten te verbeteren bijvoorbeeld door op Europees niveau invloed uit te oefenen om duurzame producten onder een verlaagd BTW-tarief te laten vallen. Beleid van de Vlaamse overheid Vlaams milieubeleidsplan Het Vlaamse Gewest stelt vijfjaarlijks een milieubeleidsplan op, waarvan bepaalde aspecten betrekking hebben op duurzame productie en consumptie. Het handboek ‘milieuvriendelijk consumeren’ ontstond in het kader van actie 42 van het MINA-plan 1997 – 2002. Ook het nieuwe milieubeleidsplan (2003-2007) besteedt aandacht aan duurzame productie en consumptie. STIP Midden 2000 werd door de Vlaamse milieuoverheid het Steunpunt en Informatiecentrum voor de Preventie van Afval en Emissies opgericht (STIP). Thema’s als duurzaam ondernemen en milieuvriendelijke aankopen behoren tot het werkdomein van dit steunpunt. Interne milieuzorg in de Vlaamse overheidsinstellingen In mei 2002 besliste de Vlaamse regering om vanaf 2003 een vorm van milieuzorg in te voeren in de diensten van de Vlaamse regering en de Vlaamse openbare instellingen. Een milieuvriendelijk aankoopgedrag maakt hier uiteraard deel van uit. Omdat aankopen door de overheid een niet onaanzienlijk deel van het BNP uitmaken, zal een goed gestructureerd groen overheidsaankoopbeleid op termijn een belangrijke stimulans kunnen geven aan bedrijven die milieuvriendelijke producten op de markt willen brengen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
72
Producentenverantwoordelijkheid De laatste jaren is in Vlaanderen steeds meer uitvoering gegeven aan het principe van de producentenverantwoordelijkheid. Zo wordt het gebruik van verpakkingsmateriaal en de verwerking van verpakkingsafval gereglementeerd in het Samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsmateriaal (BS 05/03/1997). Daarnaast werd ook de aanvaardingsplicht ingevoerd voor onder andere papierafval, batterijen en elektrische en elektronische apparaten. Aanvaardingsplicht De aanvaardingsplicht houdt in dat de eindverkoper, de tussenhandelaar, de producent of de invoerder verantwoordelijk is voor de doelmatige verwijdering of nuttige toepassing van de door hem verkochte goederen, eens deze afvalstof zijn geworden. Daartoe wordt de eindverkoper verplicht om van de consument die zich een product aanschaft het oude overeenstemmende product gratis terug te nemen. De eindverkoper, de persoon die de producten aan de consument verkoopt, draagt niet de eindverantwoordelijkheid. De tussenhandelaar die de producten aan de eindverkoper levert is namelijk op zijn beurt verplicht de door de eindverkoper ingezamelde afvalstoffen gratis terug te nemen. Als laatsten in de keten zijn de producenten of de invoerders verplicht de afvalstoffen terug te nemen om deze op hun kosten te verwerken of te laten verwerken. De wijze waarop aan deze aanvaardinglicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in een milieubeleidsovereenkomst of een afvalbeheerplan. Sedert 1 april 2005 is er ook een terugnameplicht voor banden. Gezien de besprekingen met de sector pas rond zijn, zal binnen afzienbare tijd een gratis recipiënt geleverd worden om op containerparken banden te aanvaarden. Lokaal beleidsniveau De mogelijkheden om een lokaal productbeleid te voeren zijn beperkt. De acties welke de lokale overheid kan ondernemen situeren zich dan ook voornamelijk op het vlak van informeren en sensibiliseren. Met de samenwerkingsovereenkomst “milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” wil de Vlaamse overheid de gemeenten toch aansporen om een lokaal productbeleid te voeren. De gemeente Tervuren heeft de samenwerkingsovereenkomst 2002-2007 ondertekend en de cluster vaste stoffen onderschreven op ambitieniveau 1. Concreet betekent dit dat de gemeente zich geëngageerd heeft om volgende acties uit te voeren: De gemeente implementeert het milieuverantwoord productgebruik in de werking van de eigen gemeentelijke diensten. Vanaf het jaar 2005, wordt minstens het milieuverantwoord productgebruik van de volgende prioritaire producten geïmplementeerd in de werking van de eigen diensten : bestrijdingsmiddelen, duurzaam geëxploiteerd hout en secundaire grondstoffen, minstens voor compost en breekpuin. Vanaf het jaar 2006, wordt het milieuverantwoord productgebruik van de prioritaire producten verder gezet en wordt er voor een ander product eveneens het milieuverantwoord productgebruik geïmplementeerd. In het jaar 2007, wordt bijkomend het milieuverantwoord productgebruik voor nog een ander product opgenomen in de werking van de eigen diensten.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
73
Bovendien geldt vanaf het jaar 2006 dat de producten, waarvoor het milieuverantwoord productgebruik geïmplementeerd wordt in de eigen diensten, uit minstens drie verschillende productgroepen komen. Men onderscheidt volgende productgroepen: - kantoormaterialen - cateringproducten - schoonmaakmiddelen - materialen voor tuin – en groenaanleg, onderhoud en meubilair - bouw – en onderhoudsmaterialen Voor bestrijdingsmiddelen wordt het milieuverantwoord productgebruik aangetoond door middel van de inventaris, zoals opgelegd door het Decreet van 21 december 2001 houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest. Voor alle andere producten wordt het milieuverantwoord productgebruik aangetoond door te rapporteren over het aankoopgedrag van de gemeente voor de respectievelijke producten waarvoor het milieuverantwoord productgebruik geïmplementeerd wordt in de werking van de eigen diensten. Wetgeving overheidsopdrachten Wanneer een overheid aankopen doet, is deze gebonden aan de wetgeving omtrent de overheidsopdrachten. Een belangrijk principe van die (Europese) wetgeving is het respecteren van de vrije mededinging. Milieucriteria integreren in overheidsaankopen is, binnen de huidige juridische context, niet makkelijk, maar wel mogelijk. De Europese Commissie heeft in juli 2001 een interpretatieve mededeling gepubliceerd betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om milieuoverwegingen hierin te integreren. Verder heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen een handboek opgemaakt inzake milieuvriendelijke overheidsopdrachten.
Omschrijving van de huidige situatie De gemeente Tervuren heeft zelf geen bevoegdheden op het vlak van regelgeving voor duurzaam productgebruik. De gemeente Tervuren heeft in het kader van de samenwerkingsovereenkomst 2002-2004 binnen de cluster vaste stoffen niveau 2 ondertekend. Dit betekende dat de gemeente zich geëngageerd had om volgende bepalingen uit te voeren: - aanzet geven tot het stimuleren van het milieuverantwoord productgebruik in de eigen werking van de gemeentelijke diensten - een aanzet geven tot het stimuleren van milieuverantwoord productgebruik door de inwoners - verder integreren van het milieuverantwoord productgebruik in de eigen werking van de gemeentelijke diensten
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
74
De gemeente Tervuren heeft reeds stappen ondernomen om naar milieuvriendelijkere producten over te schakelen. Zo gebruikt de dienst werken in eigen beheer FSC – gelabeld hout en koopt de groendienst biodiesel aan voor bosmaaiers. De aankoop van goederen gebeurt meestal door de betrokken diensten, die zelf bepalen of er rekening wordt gehouden met milieucriteria. Deze gang van zaken maakt het voor de milieudienst heel moeilijk om tijdig in te spelen op de aankoop en om milieuvriendelijkere alternatieven voor te stellen. Het is vaak per toeval dat de milieudienst via intranet vaststelt dat er een bestek ter bespreking op het college wordt voorgelegd. Dit moment grijpt de milieudienst dan ook aan om aanwijzingen te geven inzake de milieuaspecten en worden er alternatieven voorgesteld. Ander heikel punt is dat adviezen niet steeds worden opgevolgd en er regelmatig gekozen wordt voor een goedkopere optie. De toepassing van de principes van het milieuverantwoord productgebruik gebeurt nog te veel ad-hoc. Er is nog geen intern milieuzorgsysteem dat de uitwerking van deze materie regelt. We stellen vast dat milieuverantwoord productgebruik nog niet ingeburgerd is bij alle gemeentediensten. Een eerste aanzet is gegeven met de oprichting van een ecoteam. Dit ecoteam bestaat uit personeelsleden van verschillende gemeentelijke diensten. Het ecoteam zal worden voortgezet. In het kader van het decreet van 21 december 2001 in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen opteerde de gemeente Tervuren in haar reductieplan voor een stapsgewijze afbouw van het pesticidengebruik, om uiterlijk eind 2014 een nulgebruik op openbare domeinen te realiseren. Het afbouwen van de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen vergt immers een andere manier van werken (aanpassen van bestaande verhardingen, andere criteria bij nieuwe aanleg zodat kruidengroei minder kans krijgt, overschakelen op manuele bestrijding van onkruid,…) zodat een overgangsperiode noodzakelijk is.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
75
BELEIDSDOELSTELLINGEN MILIEUVERANTWOORD PRODUCTGEBRUIK Om duurzame ontwikkeling in de praktijk te verwezenlijken is het nodig dat de sociale vooruitgang door de economische groei wordt ondersteund en dat het milieu gerespecteerd wordt. Het doel van milieuverantwoord productgebruik is om het productgebruik van de gemeentelijke diensten zo aan te passen dat dit op een milieuverantwoorde manier verloopt. Dit omvat de soort producten, verpakking van producten, hergebruik en de omgang met producten. De resultaten die hierin bereikt worden dienen aan de bevolking te worden meegedeeld om zo de inwoners er toe aan te zetten om eveneens na te denken over hun consumptiegedrag. De acties die de gemeente hiervoor dient te ondernemen maken onderdeel uit van een intern milieuzorgsysteem. MVP.1. De aanpak van niet – duurzame productie – en consumptiepatronen Armoede en de aantasting van het milieu staan nauw met elkaar in verband. Hoewel armoede leidt tot bepaalde vormen van belasting van het milieu, ligt de belangrijkste oorzaak van de steeds verdergaande aantasting van het milieu echter bij de niet – duurzame consumptie – en productiepatronen van met name de geïndustrialiseerde landen. Dit geeft reden tot grote bezorgdheid, aangezien hierdoor de armoede en de ongelijkheid worden vergroot. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de mate waarin niet – duurzame consumptie een beroep doet op natuurlijke hulpbronnen, en naar een efficiënt gebruik van deze hulpbronnen in overeenstemming met het streven om uitputting te minimaliseren en verontreiniging te verminderen. MVP.1.1. Extern draagvlak creëren voor een duurzaam gemeentelijk beleid bij bevolking, scholen en KMO’s via communicatie, mogelijkheden tot bijscholing, intern overleg, sensibilisatie,… Keuze voor en gebruik van milieuverantwoorde/duurzame producten is belangrijk. Milieuschadelijke producten dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Deze producten kunnen soms ook schadelijk zijn voor de gezondheid, zowel op korte als op lange termijn. Dit mag ook niet uit het oog verloren worden. Het voeren van specifieke sensibilisatie naar burgers en doelgroepen is belangrijk. MVP.1.2. Onderzoeken naar de haalbaarheid om een duurzaamheidsspaarkaart te introduceren De basisgedachte is beloon milieuvriendelijke of duurzame aankopen van de consument zodat het aanbod van deze producten en diensten in distributie en consumptie toeneemt en duurzaam gedrag vanzelfsprekend wordt. MVP.1.3. Onderzoeken naar de haalbaarheid om een project te introduceren waarbij de Tervurenaars beloond worden wanneer zij hun drank in retourverpakking kopen Het systeem is eenvoudig: inwoners kunnen punten sparen op een elektronische spaarkaart door hun drank in retourverpakkingen te kopen in plaats van plastic flessen. Op het einde van het jaar krijgen de Tervurenaars geld in ruil.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
76
MVP.1.4. Duurzaam verhuispakket Dit pakket bevat informatie over milieuvriendelijke producten voor de inrichting van huis en tuin, gemeentelijke informatie, kortingsbonnen en een aantal presentjes zoals ecologisch geteelde bloembollen, onkruidkrabber, ecologische schoonmaakmiddelen enz. Het project is geïnspireerd op de theorie van verandermomenten. Ten tijde van verhuizing valt het gewoontegedrag weg en ontstaat een unieke kans om een nieuw gedrag te ontwikkelen. MVP.2. Stimuleren van een milieuverantwoord productgebruik door het voeren van een aangepast aankoopbeleid, waarbij naast financiële aspecten ook rekening gehouden wordt met ecologische en sociale aspecten MVP.2.1. Voorbeeldfunctie van de gemeente via het aankoopbeleid De gemeente speelt zelf ook een rol inzake de consumptie en oefent een aanzienlijke invloed uit op beslissingen van bedrijven en de mentaliteit van de bevolking. Daarom zal het aankoopbeleid onder de loep worden genomen om het lokaal aankoopbeleid waar mogelijk meer milieuverantwoord te maken zonder daarbij de wetgeving op de overheidsopdrachten te schenden. MVP.2.2. Uitwerken van een beleidsverklaring ‘interne milieuzorg’ waarin duurzaam aankoopbeleid als onderdeel is opgenomen Een intern draagvlak creëren voor een duurzaam gemeentelijk beleid bij mandatarissen en gemeentepersoneel. MVP.2.3. Duurzaam productgebruik wordt op een planmatige manier geïmplementeerd in de werking van de eigen gemeentelijke diensten Een werkbare inventaris zal opgesteld worden voor de aankoop van alle gemeentediensten - het doel van deze inventaris is het vastleggen van productcategorieën waarop duurzaam aankopen kan toegepast worden planning opstellen voor het invoeren van milieucriteria voor productcategorieën In de lijn met de samenwerkingsovereenkomst worden volgende productcategorieën stelselmatig aangepakt: kantoormaterialen, schoonmaakmiddelen, materialen voor tuin – en groenaanleg, cateringproducten, bouw – en onderhoudsmaterialen. Rekening houdende met de looptijd van de bestekken, de resultaten van de inventaris wordt een realistische planning opgemaakt om milieu – en (sociale) criteria op te nemen voor deze en nieuwe productcategorieën. de verantwoordelijken voor aankopen ondersteunen met advies en actuele informatie om een duurzaam aankoopbeleid te voeren Om het gebruik van solventhoudende stoffen binnen de gemeente te beperken (white spirit, thinners e.d;), wordt de mogelijkheid om een oplosmiddelenboekhouding op te stellen, nagegaan. Hierbij wordt elk product met relevante solventen in een logboek genoteerd met VOS- en vaste stofgehalte. MVP.2.4. Milieuverantwoord productgebruik bij nieuwbouw, verbouwing en verfraaiingwerkzaamheden van gemeentelijke gebouwen De voorbeeldfunctie van de gemeente toepassen op verbouwing, nieuwbouwprojecten en verfraaiingwerkzaamheden Verbouwing, nieuwbouwprojecten en verfraaiingwerkzaamheden bieden heel wat mogelijkheden rond milieuvriendelijk productgebruik (gebruik van FSC – hout en het Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
77
vermijden van chemisch verduurzaamd hout, gerecycleerde materialen, milieuvriendelijke verven, …). De verantwoordelijke gemeentedienst(en) zullen in samenspraak met de milieudienst tot acties overgaan. Een duurzame maar tevens financieel haalbare uitvoering van deze werken biedt een uitgelezen kans aan de gemeente om de burgers als voorbeeld te dienen. Daarom zal rond dit onderwerp de nodige sensibilisatie gevoerd worden zodat: de (ver) nieuwbouw en verfraaiingwerkzaamheden in de eerste plaats op een milieuvriendelijke wijze worden uitgevoerd; de uitgevoerde acties bij de (her)opening en bij verfraaiing van gebouwen zo goed mogelijk in de verf worden gezet door middel van een actieve informatiecampagne waarbij de burgers worden uitgenodigd om een kijkje te komen nemen naar de uitvoering en het resultaat. MVP.2.5. Voortzetten reductieplan voor de afbouw van chemische bestrijdingsmiddelen De inspanningen die geleverd worden om de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen systematisch af te bouwen zullen worden voortgezet. Aandachtspunten zijn: - inzetten van minder schadelijke bestrijdingsmiddelen als overgangsmaatregelen - onkruidgroei op verhardingen duurzaam beheren - groenzones duurzaam beheren in het kader van het harmonisch park – en groenbeheer - tijdens ontwerpfase rekening houden met het latere beheer (doordachte keuze van verhardingen, juiste plantenkeuze enz.)
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
78
THEMA: NATUUR – EN GROENBEHEER
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
79
NATUUR EN GROENBEHEER De laatste decennia gaat er in het groenbeheer meer en meer aandacht naar spontane processen, naar een meer milieuvriendelijk beheer waar bijvoorbeeld bestrijdingmiddelen vermeden worden, waar groenafval gecomposteerd wordt en waar meer duurzame, langlevende begroeiingen meer op de voorgrond komen. Er groeien nieuwe inzichten en het groenbeheer evolueert naar een ecologisch groenbeheer of naar harmonisch park – en groenbeheer zoals recent door de Vlaamse overheid aangeduid. Het lijkt er dus sterk op dat we op een kruispunt zijn gekomen, waar groen en natuurbeheer elkaar de hand reiken. Dit betekent niet dat er geen onderscheid meer bestaat, wel dat het raakvlak tussen beide groter wordt en zij mekaar aanvullen. Groenbeheer speelt zich voornamelijk af in de directe nabijheid van de mens en zijn bouwsels, dus in de directe woon, ontspannings – en werkomgeving. Het maakt gebruik van zowel in – als uitheemse soorten en variëteiten en heeft een fundamenteel mensgerichte doelstelling. Natuurbeheer concentreert zich meer op het buitengebied, richt zich vrijwel uitsluitend op inheemse en bij uitbreiding ook op ingeburgerde soorten planten en dieren, en hoewel ook ten behoeve van de mens, staat het duurzame behoud van de biodiversiteit die van nature in een regio voorkomt op de voorgrond. A. NATUURBEHEER
Beschrijving van het thema In tegenstelling tot wat sommigen misschien wel denken, zijn de meeste natuurrelicten geen oerreservaten waar niets doen het beste beheer is. Bijna alle natuurgebieden zijn het resultaat van een wisselwerking tussen cultuur en natuur, de één al meer cultuur, de andere meer natuur. Het zijn dikwijls de laatste relicten van vroegere cultuurlandschappen met hun specifieke vegetatie en fauna. Zulke halfnatuurlijke landschappen of cultuurnatuur hebben dan ook nood aan een specifiek beheer, dat vroeger deel uitmaakte van een extensieve landbouw of een extensief gebruik, dat nu weggevallen is Toepasselijk juridische en beleidskader Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu Op een eenduidige wijze worden de doelstellingen van het natuurbehoud vastgelegd. Het beleid zal zich richten op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en de natuurlijke milieus, maar ook op de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit. Daarnaast wordt ook het scheppen van een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak beoogd. Voor de natuur zijn het stand-still-principe en de zorgplicht ingevoerd. De natuur in de bebouwde omgeving behoort specifiek tot de uitvoerende verantwoordelijkheid van de gemeenten. Op 23/7/1998 keurde de Vlaamse regering het eerste uitvoeringsbesluit van het natuurdecreet goed. Dit besluit dat het vroegere vegetatiebesluit vervangt, legt een algemeen verbod op voor het wijzigen van specifieke vegetaties (vennen, heiden, moerassen, waterrijke gebieden en duinvegetaties) en voor bepaalde kleine landschapselementen (holle wegen, grachten en Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
80
bronnen). Verder wordt een natuurvergunningplicht opgelegd voor wijziging van de vegetatie binnen bepaalde gebieden en zones, een reeks gewestplanbestemmingen, habitat- en vogelrichtlijngebieden, Ramsargebieden en beschermde duingebieden, en voor een reeks kleine landschapselementen De meldingsplichtige wijzigingen zijn vereist voor het rooien of beschadigen van houtachtige beplantingen in bermen, langs taluds en waterlopen of het uitgraven, verbreden, rechttrekken en dichten van stilstaande waters, poelen en beken. Deze verplichting geldt overal, behalve in de gebieden waar de vergunningsplicht van kracht is en in woon- en industriegebieden. Het bermbesluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1984 beoogt een natuurvriendelijker bermbeheer te stimuleren. Dit wordt verwezenlijkt via een aangepast maaibeheer met daartoe geschikt materiaal en met verbod tot gebruik van biociden. Het bermbesluit is van toepassing op bermen en taluds langs wegen, waterlopen en spoorwegen waarvan het beheer toebehoort aan de gemeente. Bosdecreet Dit decreet van 13/06/90 regelt voor alle bossen in Vlaanderen de verschillende bosfuncties. Naast de multifunctionaliteit legt het decreet nadruk op bescherming en behoud van het bos in Vlaanderen. Net zoals alle andere eigenaars van openbare bossen is de gemeente verplicht een beheersplan op te maken voor alle bossen (groter dan 5 ha) in haar eigendom. Het Vlaams ecologisch netwerk (VEN): De Vlaamse regering besliste op 18 juli 2003 over de definitieve afbakening van het eerste deel van het VEN. Het VEN staat voor 86.500 ha platteland waar natuur en natuurbescherming de belangrijkste plaats innemen In Tervuren zijn tijdens deze eerste fase geen VEN-gebieden afgebakend. Het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON): momenteel zijn hoervoor nog geen gebieden aangeduid noch op Vlaams niveau, noch op gemeentelijk niveau. Habitatrichtlijn De bescherming van de natuurlijke leefgebieden die van belang zijn voor de instandhouding van de wilde fauna, uitgezonderd de vogelsoorten, en flora wordt in de Habitatrichtlijn 92/43/EEG) opgelegd . In Tervuren bevinden zich twee habitatrichtlijngebieden: het Zoniënwoud en het Moorselbos dat deel uitmaakt van het habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Ijse en Laan met aangrenzende bos- en moerasgebieden Ruimtelijke Structuurplannen De Ruimtelijke Structuurplannen Vlaanderen vormen de basis voor het ruimtelijk beleid voor de komende jaren. Eén van de doelstellingen van de Ruimtelijke Structuurplannen is de uitbouw van een duurzame natuurlijke structuur om letterlijk meer ruimte te geven aan natuur.
Omschrijving van de huidige situatie:
1.De gemeente Tervuren is rijk aan grote natuur- en landschappelijk waardevolle elementen: het Zoniënwoud, de Warande, het Moorselbos, het 12-Apostelenbos, het plateau van Duisburg,…Bijna 70 % van de oppervlakte van de gemeente bestaat uit bos en open ruimte. Bijgevoegd plan (uit de Biologische waarderingskaart) toont aan welke gebieden belangrijk zijn voor fauna en flora: Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
81
Deze verschillende grote natuurelementen worden door verschillende instanties beheerd: het Zoniënwoud en de Warande door de afdeling Bos en Groen, het 12-Apostelenbos door de provincie i.s.m. Natuurpunt (lokale afdeling VIJL), het Moorselbos door de diverse privéeigenaars. Met de verschillende beheerders is er echter geen structureel overleg over het concrete beheer. Nochtans is een doorstroming van informatie (ook naar de burgers) en een goede communicatie meer dan wenselijk. 2. In december 1995 werd het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan door de gemeenteraad goedgekeurd. Vandaag de dag zijn de meeste acties uitgevoerd of op z’n minst opgestart. Er is dus nood aan een nieuw actieplan rond natuurontwikkeling en –beheer. Daar waar het GNOP veelal bestaat uit afzonderlijke, lokale acties die meestal beperkt zijn in ruimte en tijd, is er meer nood aan een beleidsvisie rond natuurbeheer in de gemeente. 3. Beheer van natuurlijke elementen door of in opdracht van de gemeente: * holle wegen: het Regionaal Landschap Dijleland werkt systematisch een beheerplan uit voor alle holle wegen in de regio. Deze beheerplannen vormen voor de groendienst een praktische leidraad voor een natuurgericht beheer van de holle wegen waarin naast de omschrijving van het achterstallig beheer ook een regulier beheer wordt voorgesteld voor een langere periode. De concrete toepassing van de beheerplannen wordt steeds ter plaatse toegelicht aan de groendienst. Een knelpunt bij het beheer van de holle wegen is de onduidelijke eigendomssituatie van de taluds en de juridische onzekerheid die daaruit volgt. * sinds enkele jaren worden de meeste bermen gemaaid volgens de bepalingen van het bermdecreet. Zo wordt er pas gemaaid na 15 juni, een tweede maaibeurt vindt pas plaats na Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
82
15 september, en het bermmaaisel wordt afgevoerd. Hoewel de bepalingen van het bermdecreet een goede basis vormen voor een ecologisch bermbeheer, zou het beter zijn om voor elke berm afzonderlijk een aan de specifieke situatie aangepast beheer te voeren. De opmaak van een bermbeheersplan is dan ook aangewezen. * Enkele jaren geleden gaf de gemeente de Oude Trambedding op het plateau van Duisburg in beheer van de lokale afdeling van Natuurpunt (VIJL). Het beheerplan voor de Trambedding werd opgemaakt door VIJL – het terreinbeheer gebeurt in hoofdzaak door vrijwilligers van VIJL met ondersteuning van de groendienst. Het natuurbeheer van de Oude Trambedding geeft op sommige plaatsen aanleiding tot conflictsituaties met het landbouwgebruik van de aanpalende percelen. Om de samenwerking met de landbouwers te optimaliseren zullen de landbouwers gestimuleerd worden om beheersovereenkomsten ‘natuur of erosie’ af te sluiten met de VLM. * Voor de natuurlijke herinrichting van de pastorietuin te Vossem deed de gemeente beroep op de landschapsteams van het Regionaal Landschap Dijleland. De vijver werd uitgebaggerd, er werd een dunning uitgevoerd in bomenbestand, de hoogstamboomgaard wordt heraangeplant en de omheinende meidoornhaag wordt heraangelegd. In een latere fase zal ook de muur rondom de tuin gerenoveerd worden. * Enkele jaren geleden liet de gemeente een natuurinrichtingsplan opstellen voor de Voervallei stroomopwaarts van het Park. Dit gedeelte van de Voervallei vormt een natuurlijke verbinding tussen het Park en het Zoniënwoud en is ecologisch dan ook zeer waardevol. Inmiddels kocht de gemeente in het gebied de Robianovijvers en de aanpalende weide aan. In de weide werd in samenwerking met de Nationale Boomgaardenstichting een hoogstamboomgaard aangelegd. Voor de natuurlijke herinrichting van de Robianovijvers wordt momenteel nog overlegd met de vissersclub De Robianovissers en het Regionaal Landschap Dijleland. Gezien de ligging in een geklasseerd dorpsgezicht, wordt ook hier voor de uitwerking van het project beroep gedaan op de landschapsteams van het Regionaal Landschap Dijleland. Verder stroomopwaarts wordt momenteel een wandelpad aangelegd langs de Voer. * Ook stroomafwaarts het Park is de Voervallei ecologisch zeer interessant, ondermeer door de aanwezigheid van het erkend natuurreservaat ’12-apostelenbos’. Om het natuurlijk karakter van de Voervallei ook hier te versterken, gaat de gemeente kortelings over tot de verwerving van een weide langsheen de Voer. Samen met de groendienst en VIJL zal bekeken worden op welke wijze dit perceel ecologisch kan opgewaardeerd worden en zal er een beheerplan opgemaakt worden. * Hoewel er de laatste jaren een prima samenwerking tot stand is gekomen met de groendienst, kan niet ontkend worden dat de groendienst door de milieudienst steeds meer bevraagd wordt voor allerlei beheerswerken in het kader van natuurbeheer (holle wegen, trambedding, omgeving Robianovijvers, e.d.) en voor de uitvoering van het reductieplan dat heel wat bijkomend werk met zich meebrengt in het openbaar groenonderhoud (omvormingsbeheer, onderzoek naar alternatieve onkruidbeheersmethoden). De inschakeling van gesubsidieerde MINA-werkers is een optie die dan ook zeker moet overwogen worden. 4. Soortenbescherming - Met soortenbescherming bedoelt men het nemen van maatregelen ter bescherming van habitat of standplaats van soorten fauna en flora d.m.v. concrete projecten. Deze maatregelen vergen uiteraard een inventarisatie en een monitoring. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
83
* De gemeente biedt al een tiental jaar financiële en logistieke ondersteuning aan de steenuilen - en de kerkuilenwerkgroep voor het voorzien van bijkomende broed- en nestgelegenheid voor steen- en kerkuilen in de gemeente. Het voorzien van bijkomende broedgelegenheid heeft er toe bijgedragen dat de populatie kerk- en steenuilen de laatste jaren gestaag is toegenomen. * Om de amfibiepopulatie in de omgeving van de Vlaktedreef te beschermen, voorzag de gemeente verschillende paddentunnels in de weg en bijkomende geleidingswanden. De gemeente beschikt echter niet over gegevens m.b.t. het gebruik van de tunnels door amfibieën. Er wordt onderzocht i.s.m. het Gewest in welke mate deze gegevens toch kunnen bekomen worden. * In maart 2004 startte RLD vzw in opdracht van de afdeling Natuur met een beschermingsplan voor de Das in het zuidelijk deel van de provincie Vlaams-Brabant en het taalgrensgebied. Door middel van gerichte maatregelen zullen een aantal belangrijke bedreigingen weggewerkt worden om de Das terug een kans te geven in Vlaams-Brabant. Om dit beschermingsplan te realiseren zal intensief samengewerkt worden met verschillende doelgroepen, zoals de jachtsector, landbouwsector, boseigenaars, particuliere grondeigenaars, provincie, gemeenten, natuurbehoudsector, recreatieve sector en het wegbeheer. *Zwaluwenproject ‘Zwaluwen turen in Tervuren’: In Tervuren komen er nog huiszwaluwen, boeren – en gierzwaluwen voor. Men weet alleen niet hoeveel. Om het aantal na te gaan werden recent inventarisatierondes opgestart. Men heeft ook weet dat er in het verleden oeverzwaluwen voorkwamen. Daarom zal onderzocht worden of het niet mogelijk is om de oeverzwaluw terug naar Tervuren te halen door nestgelegenheid te creëren. Het is namelijk mogelijk kunstwanden voor oeverzwaluwen aan te leggen. Een geschikte locatie zal gezocht worden. * de soortenbeschermingsacties worden nog te veel als losstaande acties beschouwd – de soortenbescherming zou meer gekoppeld moeten worden met biotoopbescherming en de algemene verbetering van het natuurlijk milieu (water, bodem, lucht,…). Er zijn thans onvoldoende gegevens bekend welke diersoorten specifiek in Tervuren voorkomen en over welke diersoortenbijkomende bescherming nodig hebben 5. Natuurbeheer en –ontwikkeling op privé domeinen. Naast de grote eenheden natuur die de gemeente rijk is, zijn er nog tal van natuurlijke elementen die zich op privé domein bevinden, zoals bv. grote solitaire bomen, hagen en houtkanten, poelen of vijvers e.d. Niet zelden vervullen deze elementen een belangrijke functie binnen de ecologische structuur van de gemeente. Ook de landbouwgebieden spelen hierin een niet-onbelangrijke rol. Toch wordt er momenteel nauwelijks samengewerkt met de landbouwers rond natuurbeheer of-ontwikkeling. * sensibilisering van de inwoners rond inheems groen. Deze sensibilisering gebeurt meestal door acties waarbij inheems groen aan sterk verminderde prijs of gratis aan de inwoners wordt aangeboden. De gemeente voert al enkele jaren een tweetal sensibiliseringsacties per jaar. Haagplantactie: vindt gemiddeld om de twee jaar plaats. Deze plantactie biedt de inwoners verschillende samengestelde pakketten met inheemse haagsoorten of inheemse bomen tegen een sterk verminderde prijs aan. Deze actie wordt gecoördineerd door IGO-Leuven. De laatste jaren gaat een deel van de opbrengst naar derdewereld projecten. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
84
Gevelbeplantingsactie. Ook deze actie vindt gemiddeld om de twee jaar plaats. Ze wordt gecoördineerd door het Regionaal Landschap Dijleland. Deze actie biedt aan de inwoners de mogelijkheid om verschillende soorten klimplanten tegen sterk verminderde prijs aan te kopen. Geboorteboomactie: met deze actie biedt het gemeentebestuur alle gezinnen met een pasgeborene een gratis inheemse loofboom of een hoogstam fruitboom aan. Op die manier tracht men de aloude geboorteboomtraditie in ere te herstellen, maar benadrukt men ook het belang van inheemse boomsoorten te benadrukken.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
85
BELEIDSDOELSTELLINGEN NATUUR: Natuur in eigendom of in beheer van de gemeente N.1. behoud en optimalisering van het beheer van de bestaande natuurlijke entiteiten. N1.1. Afbakenen van een ecologisch netwerk binnen de gemeente. Een belangrijke factor bij het verdwijnen van natuurlijke elementen, zowel actueel als potentieel waardevolle, is het gebrek aan een juridische basis. Dat kan een wettelijk kader zijn (bv. het bermdecreet of het natuurdecreet), of de bestemming in het gewestplan (bv. parkgebieden, natuurgebeden, bosgebieden,…) of in het beste geval een combinatie van beiden. Voor veel natuurlijke elementen ontbreekt deze juridische garantie voor het behoud of het ecologisch beheer van natuurlijke elementen N.1.2. Inzetten van inrichtings- en beheerinstrumenten om de natuurlijke entiteiten ecologisch op een kwalitatief hoogstaande manier te beheren. Inrichtings- en beheerplannen voor natuurlijke entiteiten zoals holle wegen, bermen, natuurgebieden, bossen, e.d., hebben enerzijds de bedoeling om een visie voor het betreffende groenelement te schetsen. Anderzijds geeft een inrichtings- of beheerplan naar tijd en ruimte heel concreet aan welke maatregelen moeten genomen worden. Om tot een ecologisch kwaliteitsvol beheer van natuurlijke entiteiten te bekomen is de opmaak van inrichtings- en beheerplannen voor holle wegen, bermen, waterlopen en groengebieden absoluut noodzakelijk. Voor het gros van de holle wegen in de gemeente werd reeds een beheerplan uitgewerkt door het Regionaal landschap Dijleland. De gemeente engageert zich om ook voor de volgende natuurlijke entiteiten een beheerplan op te maken: Voervallei stroomopwaarts van het Park (waaronder de Robianovijvers en omgeving), pastorietuin Vossem, perceel naast de Voer te Vossem, bermen, Natuurtechnische inrichtingswerken voor natuurgebieden, maken integraal deel uit van het beheerplan. N.1.3. voortzetten nauwe samenwerking met de gemeentelijke groendienst Gezien het beheer van groenelementen in de gemeente gebeurt door de groendienst die deel uitmaakt van de dienst Werken in Eigen Beheer, is er uiteraard een nauwe samenwerking noodzakelijk tussen de groendienst en de milieudienst. De optie voor de aanwerving van gesubsidieerde MINA-werkers dient zeker in overweging genomen te worden. N.2. Uitbreiding en verstevigen van het areaal aan natuurgebieden in de gemeente. N.2.1. het voeren van een eigen aankoopbeleid voor natuurterreinen. Het verwerven van natuurterreinen wordt aangenomen als de meest duurzame manier om zowel de biologische als de maatschappelijke functie van natuur ten volle te valoriseren.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
86
Het aankopen van natuurterreinen op zich is uiteraard niet voldoende om tot een efficiënt natuurbehoud te komen. Het inrichten en het beheer van terreinen is minstens even belangrijk. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn dat de gemeente om het even waar terreinen gaat aankopen. Het aankoopbeleid wordt gevoerd in functie van natuurontwikkeling en bosuitbreiding en in nauw overleg met andere terreinbeherende instanties als zijnde provinciale en gewestelijke overheden alsook natuurverenigingen. Er wordt voor geopteerd om bij voorkeur in volgende gebieden aan te kopen: - Voervallei stroomopwaarts van het Park – aansluitend bij de Robianovijvers - Voervallei stroomafwaarts van het Park - Aansluitend bij de oude trambedding - Aankoop van terreinen voor bosuitbreiding - Terreinen die ruimtelijk geschikt zijn als stapsteen of verbindingselement in het ecologisch netwerk. Desgevallend kan de steun uit de gemeente bestaan in het (gedeeltelijk) subsidiëren van de aankoop en het verlenen van logistieke steun. N.3. Behoud en versterken van natuur op privé-domein particuliere tuinen - landbouwgebieden N.3.1. Voeren van een consequent vergunningenbeleid Naast het consequent beoordelen van natuurvergunningsaanvragen en –meldingen is het ook belangrijk dat de principes van de zorgplicht voor de natuur worden toegepast bij de beoordeling van o.a. milieuvergunningsaanvragen, stedenbouwkundige aanvragen, BPA’s of RUP’s e.d., kortom op alle projecten die een impact hebben op de omgeving. N.3.2. De gemeente voert een actief aanmoedigingsbeleid om meer ecologisch groen te voorzien op privé-domein in woongebieden. De gemeente organiseert zelf plantacties of maakt zoveel gebruik van de voorstellen die haar hieromtrent geboden worden (haagplantactie, geboorteboomactie, gevelbegroeningsactie e.d.) door IGO-Leuven, Regionaal Landschap of gelijkaardige instanties. N.3.3. De gemeente voert een actief beleid om de natuurwaarden in landbouwgebieden te verhogen Dit kan ondermeer door het verlenen van financiële stimuli aan landbouwers om bepaalde maatregelen te nemen ten voordele van fauna en flora. De gemeente kan hiervoor bepaalde (prioritaire) landbouwgebieden selecteren. N.4. Soortenbescherming Met soortenbescherming bedoelt men het nemen van maatregelen ter bescherming van habitat of standplaats van soorten fauna en flora d.m.v. concrete projecten. N.4.1. Info verzamelen over te beschermen of te bestrijden soorten en opzetten van noodzakelijke acties
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
87
Deze actie omvat het inventariseren van dier – en plantensoorten die mogelijks beschermd moeten worden of ongewenst zijn. Voor soortgerichte acties wordt zoveel als mogelijk samengewerkt met plaatselijke natuurverenigingen en burgers. N.4.2. Uitwerken van projecten rond soortenbescherming N.4.2.1. Voortzetten van de huidige soortenbeschermingsprojecten: - zwaluwproject “zwaluwen turen in Tervuren”. De gemeente verleent hiervoor financiële, logistieke en administratieve ondersteuning. Andere mogelijke acties zijn: het plaatsen van kunstnesten bij particulieren, invullen van de voorbeeldfunctie door zelf kunstnesten te plaatsen of neststenen of nestkasten te voorzien voor de gierzwaluw aan een aantal gemeentelijke gebouwen. Bij restauratie van historische gebouwen kan onderzocht worden of er geen mogelijkheid is nestkasten of neststenen te integreren, voortzetten plaatsen van mestplankjes,… - steen - en kerkuilenproject: de gemeente zorgt voor financiële en logistieke ondersteuning aan de betreffende werkgroepen; - amfibieën: de gemeente werkt samen met de afdeling Bos en Groen voor de verdere opvolging en onderhoud van de tunnels en de geleidingswanden. Waar nodig worden verkeersbeperkende maatregelen genomen tijdens de voorjaarstrek. N.4.2.2. Opstarten van nieuwe projecten rond soortenbescherming De wijze waarop de soortenbescherming wordt gerealiseerd kan zeer divers zijn. Het kan gaan om inventarisatie, acties om bijkomende broed- en/of nestgelegenheid te voorzien, acties om de jaarlijkse trek te verzekeren, acties om de habitat te verbeteren, enz. De concrete uitwerking van de soortenbeschermingsacties gebeurt bij voorkeur in samenwerking met erkende natuurverenigingen of lokale werkgroepen. Volgende soorten komen in aanmerking: hamster, vleermuis (niet-limitatief) N.4.3. Informatieverstrekking rond soorten en -bescherming Om het onbegrip van de bevolking voor bepaalde soorten (o.a. de vos, marterachtigen,..) te verminderen, of om de bevolking te wijzen op de aanwezigheid van bepaalde (zeldzame) soorten, zal er voldoende en correcte informatie verstrekt worden.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
88
GROENBEHEER
Beschrijving van het thema Mensen stellen vandaag hoge eisen aan hun leefomgeving. Zeker in sterk verstedelijkte, dichtbevolkte gebieden, klinkt steeds nadrukkelijker de roep naar meer natuur, meer groen. Projecten van openbaar groen kunnen het sociale comfort in belangrijke mate verbeteren. Afwisseling is het sleutelwoord. Geen lukraak gekozen planten, maar de juiste plant op de juiste plaats. Gevarieerde, verrassende aanplantingen van verstandig gecombineerde vaste planten, heesters en bomen zorgen voor een plezierige groene omgeving. In een modern openbaar groenbeleid gebeurt dat met onderhoudsvriendelijke aanplantingen en met een zo beperkt mogelijk gebruik van chemische middelen. Openbaar groen vereist een investering, maar de maatschappelijke baten zijn talrijk. Tal van internationale wetenschappelijke studies stellen dat de aanwezigheid van visueel aantrekkelijk en goed onderhouden openbaar groen een positief effect heeft op de gezondheid, het maatschappelijke gedrag en op de materiële waarde van de omgeving. 1. Gezondheid: mensen hebben minder last van stress, ziekteverzuim neemt af, herstel van ziekte verloopt vlotter,… 2. Maatschappelijk gedrag: minder zwerfvuil, vandalisme, agressie,… 3. Waarde van de omgeving: onroerend goed stijgt in waarde wanneer het zich in een straal van een halve kilometer van aantrekkelijke, goed onderhouden groenaanplantingen bevindt. In pleinen en parken, langs straten en op rotondes, aan gebouwen en in bermen, overal in stad en dorp is er nog ruimte voor en nood aan een modern openbaar groenbeleid. Geen saaie groene vakjes, maar gevarieerde, verrassende aanplantingen. Een plezierige, mooie groene omgeving, die weinig onderhoud vraagt. Met andere woorden, een plek waar mensen zich goed voelen. Groene structuren in een bebouwde omgeving hebben verschillende functies, zij zorgen voor een visueel aantrekkelijke leefomgeving, groenstructuren kunnen invloed hebben op het verkeer door hun aanleg het verkeer te geleiden en te vertragen, kunnen een parkfunctie, een recreatiefunctie en tevens ook een ecologische functie hebben. Door harmonisch groenbeheer kan de biodiversiteit van planten – en diersoorten bevorderd worden.
Toepasselijk juridisch en beleidskader Harmonisch park en groenbeheer De afdeling Bos & Groen stelde begin 2002 een beleidsvisie op voor het beleid en beheer van parken en openbaar groen nl. Harmonisch Park- en Groen beheer en beleid. Deze visie gaat uit van een evenwichtige samenhang tussen mensgerichte, natuurgerichte en milieugerichte beleids- en beheermaatregelen. Dit leidt tot een duurzaam, divers en dynamisch geheel. Twaalf uitgangspunten liggen aan de basis van de beleidsvisie van de afdeling Bos & Groen. 1. Het beoogt een duurzame, dynamische en diverse uitbouw van het park waarbij mensgerichte, natuurgerichte, milieugerichte en organisatiegerichte facetten op een harmonische wijze samengaan. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
89
2. Het steunt mee op een permanent en gestructureerd overleg met doelgroepen. 3. Het realiseert duurzame parken en groen waarbinnen op een dynamische manier wordt ingespeeld op een zich wijzigende maatschappelijke behoefte. 4. Het leidt tot parken en groen waarin de gedetecteerde maatschappelijke functies op een geïntegreerde wijze aan bod komen. 5. Park- en groenbeheersystemen gebaseerd op zones met een uitgesproken hoofdfunctie kunnen weliswaar plaatselijk bepaalde functies beter vervullen, maar zijn minder aanvaardbaar op grote oppervlakten park en groen. 6. Het behoudt en vergroot de soortendiversiteit waar dat kan. 7. Het realiseert parken en groen met een hoge structuurdiversiteit. 8. De mensgerichte maatregelen zijn gericht op een aantrekkelijk en gevarieerd park/groen waarin de gebruiker zijn gading vindt. 9. De natuurgerichte maatregelen hebben tot doel de biodiversiteit in stand te houden en/of te verhogen. 10. Door het milieugerichte karakter voldoet het park- en groenbeheer aan de algemene zorgplicht voor het milieu ingeschreven in het milieubeleidsplan. 11. De organisatiegerichte maatregelen beogen het realiseren van een optimale bedrijfscultuur gebaseerd op kwaliteit. 12. De principes van het harmonisch park- en groenbeheer zijn streefdoelen op middellange en lange termijn. Vanuit de twaalf uitgangspunten zijn zes pijlers voor het moderne park- en groenbeheer afgebakend : duurzaamheid, dynamiek, diversiteit, mensgerichtheid, natuurgerichtheid, milieugerichtheid. Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening Stedenbouwkundige vergunning Een stedenbouwkundige vergunning is vereist voor het vellen van hoogstammige bomen, alleenstaand, in groeps – of lijnverband, voor zover ze geen deel uitmaken van met bomen begroeide oppervlakken in de zin van het bosdecreet. Een aantal toepassingsgevallen werd vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning door het B.Vl.R. van 14 april 2000. Het gaat om het vellen van de volgende hoogstammige bomen: 1) het vellen van hoogstammige bomen, waarbij aan alle volgende voorwaarden voldaan moet zijn: o ze maken geen deel uit van een bos – dit is geen bijkomende vrijstelling want bomen in bosverband vallen krachtens art. 99 v.h. decreet ruimtelijke ordening hoe dan ook buiten de stedenbouwkundige vergunningsplicht – ze ressorteren immers onder de bosregeling van het Bosdecreet 1990; o ze bevinden zich in een woongebied of een industriegebied, of in een daarmee vergelijkbaar gebied, en niet in een woonparkgebied of daarmee vergelijkbaar gebied o ze bevinden zich op huiskavels van een vergunde woning of een vergund bedrijfsgebouw, maar niet op de grens met het openbaar domein; o ze bevinden zich binnen een straal van maximaal 15 meter rondom de vergunde woning of het bedrijfsgebouw
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
90
2) het vellen van alleenstaande hoogstammige bomen of van enkele bomen in lijnverband omwille van acuut gevaar en mits Afdeling Bos en Groen voorafgaandelijk een schriftelijke toestemming geeft. 3) Het vellen van hoogstammige bomen, gelegen op openbaar domein of op percelen waarvoor een door de bevoegde overheid of bevoegde administratie goedgekeurd beheerplan of beheervisie bestaat op basis van de milieuwetgeving en voor zover het vellen van de hoogstammige bomen als activiteit in dat beheerplan of die beheervisie is opgenomen. Decreet van 21 december 2001 houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest Op 21 december 2001 werd op voorstel van het Vlaams parlement het decreet inzake de reductie van chemische bestrijdingsmiddelen op het openbaar domein goedgekeurd. Het terugdringen van persistente vervuilende stoffen, zoals pesticiden, uit het grondwater en uit de oppervlaktewateren is noodzakelijk niet alleen voor de bescherming van de volksgezondheid en het leefmilieu, maar tevens om te kunnen voldoen aan de strenge Europese richtlijnen inzake de kwaliteit van de grond - en oppervlaktewateren. Het bestrijdingsmiddelendecreet verbood vanaf 1 januari 2004 het gebruik van biociden op het openbaar domein, tenzij een reductieprogramma door de bevoegde minister werd goedgekeurd. Dit reductieprogramma werd door onze gemeente tijdig bij de Vlaamse minister van leefmilieu ingediend. Dit betekent dat de gemeente tijd heeft tot 2015 om de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen volledig af te bouwen.
Omschrijving van de huidige situatie Het karakter van de gemeente wordt in grote mate bepaald door het aanwezige groen. Aaneengesloten boscomplexen zoals het Zoniënwoud, het Park van Tervuren en het Kapucijnenbos vormen een onderdeel van een veel groter geheel. De groene halve maan zorgt als het ware voor een ‘een groene omhelzing’ van de kern van Tervuren. Daarnaast werkt het als een soort buffer tegen de residentiële bebouwing vanuit Brussel. Doordat er in de gemeente Tervuren veel groen aanwezig is zou men de neiging kunnen hebben om te stellen dat er niet onmiddellijk de noodzaak bestaat om het gemeentelijk openbaar groenareaal uit te breiden. Toch zou er gelet op de toenemende verzegeling te weten de zich alsmaar uitbreidende verhardingen steeds ruimte moeten worden gereserveerd voor groenaanplantingen. Het beheer dat in de gemeente Tervuren jarenlang werd toegepast is het traditioneel beheer. Het gemeentelijk openbaar groen werd dan ook beheerd en onderhouden volgens het netheidsbeginsel met veel aandacht voor veelvuldig gebruik van cultuurvariëteiten, het opruimen van dood hout en bladeren in de herfst en tussen de beplantingen kale grond. Deze manier van onderhouden vormde geen probleem zolang er chemische bestrijdingsmiddelen konden aangewend worden voor het onkruidvrij houden van de kale grond tussen de beplantingen. Met het groeiend milieubesef en met de toenemende bekommernis over de nadelige gevolgen van chemische bestrijdingsmiddelen op de gezondheid van werknemers en inwoners heeft de gemeente Tervuren ingezien dat zij het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk wil beperken. Het in voege treden van het decreet van 21 december 2001 heeft ertoe Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
91
bijgedragen dat de afbouw van chemische bestrijdingsmiddelen planmatig kan verlopen zodat de gemeente voldoende tijd heeft om gewenste omvormingen door te voeren en op zoek te gaan naar alternatieven. Het onkruidvrij houden van verhardingen verliep in Tervuren ook altijd door gebruik te maken van chemische bestrijdingsmiddelen. Ook hier is de gemeente verplicht om naar de toekomst toe de verhardingen zonder chemische bestrijdingsmiddelen onkruidvrij te houden. Dit is geen gemakkelijke opdracht omdat bij de vroegere aanleg van verhardingen totaal geen rekening werd gehouden met het latere beheer dat nu zonder chemische bestrijdingsmiddelen dient te verlopen. Het gemeentelijk openbaar groenareaal is in Tervuren enorm versnipperd hetgeen met zich meebrengt dat het groenonderhoud heel arbeidsintensief is. In Tervuren komen er heel veel groenzones voor waaraan voorafgaandelijk geen functie werd aangegeven. Ook werden in het verleden heel wat beplantingen aangelegd waarbij geen rekening werd gehouden met de standplaats, de habitus van de plant en met de gebruiksfunctie. Heel wat straatbomen werden aangeplant zonder rekening te houden met hun habitus zodat de groendienst gedwongen is om hier blijvend in te grijpen. In Tervuren wordt het ontwerpen van openbaar domein nog te veel gezien als een soloproject. Overleg in de ontwerpfase is in Tervuren nog niet ingeburgerd. Zowel overleg met andere diensten als met omwonenden en potentiële gebruikers is nochtans noodzakelijk wil men komen tot een algemeen aanvaard project met de hoogst mogelijke kwaliteit. Overleg met omwonenden wordt daarenboven in Tervuren sterk bemoeilijkt door het feit dat er 24 % anderstaligen woonachtig zijn. Conclusie: Het aanwezige openbaar gemeentelijk groen kent een lage interne kwaliteit en er heerst een gebrek aan structurele samenhang. Het ontwerp van straten, terreinen, pleinen, parkings enz is niet afgestemd op de gewenste functie en het latere beheer. Andere factoren die het groenbeheer – en onderhoud bemoeilijken zijn: - geen zicht op het totaal te beheren oppervlakte gemeentelijk openbaar domein hetgeen de opmaak van planning, opmaak van de budgettering enz bemoeilijkt; - groenonderhoud is seizoensgebonden; - groenonderhoud is weersafhankelijk hetgeen een vooraf opgemaakte planning volledig in de war kan sturen; - onduidelijkheid over de eigendomsituatie van percelen; - Tervuren heeft heel veel bossen en residentiele woonwijken met veel groen op particulier domein wat op zich heel positief is maar het betekent ook dat er in de herfst heel veel bladeren moeten geruimd worden – veel inwoners maken hier gretig gebruik van door hun bladafval op het openbaar domein te deponeren zodat de groenarbeiders hierdoor vaak ontmoedigd worden.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
92
BELEIDSDOELSTELLINGEN OPENBAAR GROENBEHEER STRATEGISCHE DOELSTELLING De gemeente Tervuren stelt zich onder meer tot doel het groenbeheer op een meer milieuvriendelijke wijze (reductie bestrijdingsmiddelen, milieuverantwoord productgebruik,…) en meer natuurvriendelijke (toepassen van ecologische principes in flora en fauna binnen een samenhangend geheel zoals het grasveld, plantsoenen,…) wijze uit te voeren, rekening houdende met de specificiteit van de locaties.
SUBDOELSTELLINGEN: G.1. Duurzaam onderhoud en beheer van het openbaar gemeentelijk groen G.1.1Voortzetting reductieprogramma De gemeente Tervuren zal het reductieprogramma voortzetten om haar hoeveelheid chemische bestrijdingsmiddelen verder af te bouwen. Hiervoor heeft de gemeente zeven proefgebieden afgebakend, zijnde kerkhof van Moorsel, wijk Moorsel, schoolomgeving Vossem, sportcentrum Diependal, Ringlaan, dorpscentrum Duisburg en Tiendagwandstraat zodat alternatieven kunnen uitgetest worden. In 2008 kan dit dan toegepast worden op het volledig te beheren gemeentelijk openbaar domein. G.1.2. Voortzetten implementatie milieuverantwoord productgebruik Tot nu toe werd FSC – hout voornamelijk aangekocht voor parkeerpaaltjes. Er zal nagegaan worden voor welke andere toepassingen FSC – hout kan aangewend worden. Zo kan FSChout als materiaal voor speeltoestellen, zitmeubilair, afboordingen en beschoeiingen enz. gebruikt worden. Voortzetten gebruik van gerecycleerde materialen. Gerecycleerd materiaal vindt reeds toepassingen in speeltoestellen, zitbanken en afboordingspalen van zandbakken en speelzones. G1.3. Beperken van groenafval Groenafval uit de openbare ruimte is voornamelijk het organisch materiaal dat vrijkomt bij de aanleg, het onderhoud en reconstructies van het openbaar groen. Eigenlijk kun je je afvragen of afval wel het goede woord is. Groenafval vormt slechts een probleem als het een stijgende kostenpost is. En dat is het, want afzet bij groenverwerkingsbedrijven wordt steeds duurder. Door groenafval niet als afvalproduct te beschouwen, maar als restproduct (als grondstof) dat thuis hoort in het ecosysteem, ontstaan vele mogelijkheden om de kosten te beheersen. In samenspraak met de groendienst zal nagegaan worden op welke manier men het groenafval in een gesloten kringloop kan houden. Zo zal onder meer nagegaan worden of het groenafval kan gecomposteerd worden (zie ook thema afval en milieuverantwoord productgebruik). G.1.4. Beperking vrijkomen van groenafval De hoeveelheid groenafval die vrijkomt, kan in twee verschillende fases worden teruggedrongen. De maatregelen die op dit moment veel worden genomen hebben betrekking op het beheer (zie boven). Dat wil zeggen dat men de hoeveelheid afval probeert te beperken door onderhoud – en beheerswerkzaamheden aan te passen. Hierdoor zal men minder transport – of verwerkingskosten hebben. Men gaat dus pas een oplossing zoeken als het afval er al is. Wanneer men echter al in de ontwerpfase rekening houdt met de hoeveelheid afval die geproduceerd gaat worden, wordt het probleem bij de bron aangepakt. In het algemeen geldt hoe eerder men ingrijpt hoe meer energie en kosten men bespaart. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
93
De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de productie van groenafval zijn: - de totale oppervlakte groen, met andere woorden vermijden van snippergroen en zorgen voor grotere aaneengesloten groenzones - het groentype en de functies, met andere woorden de juiste plant op de juiste plaats en opteren voor onderhoudsarme beplanting - de sortimentskeuze (bodembedekkers) - plantafstand in functie van beschikbare ruimte - groeiomstandigheden G.1.5. Opmaak visie natuurvriendelijk en milieuvriendelijk beheer gemeente Tervuren In samenspraak met de groendienst zal een visie natuurvriendelijk en milieuvriendelijk beheer worden opgemaakt. Voordeel van een dergelijke visie is dat men structuur brengt in het openbaar groenbeheer en dat men eveneens de rol van groen versterkt. Groenvoorziening treedt in het algemeen immers naar voor als een zwakke sector. In deze visievorming zal de gewenste ontwikkeling van het stedelijk gemeentelijk openbaar groen op middellange en lange termijn worden beschreven. G.1.6. Streven naar kwaliteitsvol beheer van groen Het is van belang om te streven naar kwaliteitsvol beheer van openbaar groen met aandacht voor: - de functies van groen - de kenmerken van groen - de beheervormen en frequentie - de belevingswaarde (kale en fantasieloze groenperken omvormen tot meer vrijblijvende en uitdagende plekken – een interessant instrument is het gebruik van toegepaste kunst hetgeen in samenspraak met de cultuurdienst kan verlopen) - harmonisch openbaar groenbeheer G.2. Versterken en uitbreiding van de groenstructuren G.2.1. opmaak inventarisatie De inventarisatie van het stedelijk groen geeft de basis om een goed groenbeleid te kunnen voeren. Uit de groeninventarisatie kan informatie voor de onderscheiden groenplannen worden verkregen. Het gaat daarbij niet alleen om de plaats, de grootte (oppervlakte), beheersgroepen (bosplantsoen, heesters, rozen en dergelijke) en de specifieke soorten, maar ook om de huidige wijze van onderhoud en de staat waarin de beplanting zich bevindt (bijvoorbeeld kwaliteit/leeftijd). Deze inventarisatiegegevens zullen opgeslagen worden in een geautomatiseerd systeem. In overleg met de groendienst en met de ICT-dienst zal nagegaan worden welk GIS gekoppeld beheersysteem hiervoor het best geschikt is. Het is van het grootste belang om de inventarisatie up-to-date te houden. Daarom moet iedere wijziging schriftelijk vastgelegd en doorgespeeld worden, zodat deze in het databestand verwerkt kan worden. Daarnaast is er een inventarisatie nodig van het arbeidsaanbod en de machine-inzetbaarheid verdeeld over het jaar. Hiermee kan dan rekening worden gehouden bij het opstellen van een werkplan.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
94
G.2.2. versterking bestaand areaal De bestaande groenoppervlakte mag niet aangetast worden. De bestaande groengebieden moeten kwalitatief worden versterkt door zowel hun ecologische waarde te vergroten, als door ze meer gebruiksfuncties en een hogere belevingswaarde toe te kennen. In overleg met de groendienst zal nagegaan worden aan welke groenzones een andere invulling kan gegeven worden. G.2.3. zorgen voor groen in de directe woon – en werkomgeving Het groen in de directe woon – en werkomgeving bestaat voor een belangrijk deel uit wijk – en buurtgroen, straatbomen en groen bij woningbouwcomplexen. Veelal kleinschalig groen maar met een breed scala aan functies, vormgevingen en gebruiksmogelijkheden. Groen dat een directe relatie heeft met de stedenbouwkundige opzet van een wijk of buurt. De gebruikswaarde en de belevingswaarde worden in belangrijke mate bepaald door de omvang en de inrichting van de voorziening. De natuurwaarde wordt sterk bepaald door de ligging en het gebruik. Uitgangspunten hierbij zijn: - Groen is een gelijkwaardige wegingsfactor bij de bestemming van de openbare ruimte In overleg met de dienst ruimtelijke ordening een normering voor ruimtereservering van groen opmaken bij uitbreiding en herstructurering van het verstedelijkt gebied die gerelateerd is aan de projectoppervlakte. - Wijk - en buurtvoorzieningen zijn afgestemd op de wensen van de gebruiker Bij herstructurering en uitbreiding van het verstedelijkt gebied dient de benodigde ruimte voor wijk – en buurtgroen bij voorkeur in de directe woon- werkomgeving te worden gereserveerd en te zijn afgestemd op de wensen van de gebruikers. G.2.4. Groeninplantingen laten aansluiten op het buitengebied Het is van kapitaal belang om het stedelijk groen zo goed mogelijk te laten aansluiten op het ecologisch netwerk in het buitengebied om zo het effect van barrières te minimaliseren. Het is noodzakelijk om een structuur op te bouwen waarin individuele gebieden met elkaar verbonden zijn, al is het met behulp van eerder smalle corridors als bijvoorbeeld bomenrijen. G.2.5. Zorgen voor een ruimtelijke vertaling van de visie naar een planmatige aanpak van het stedelijk groen in onder andere buurten en wijken In overleg met de groendienst en met de dienst ruimtelijke ordening zal een groenbeleidsplan worden opgemaakt met aandacht voor: - milieupotentiescan van het verstedelijkt gebied waarbij op zoek wordt gegaan naar de geschikte ruimten en potenties om nieuw stedelijk groen te ontwikkelen - opname van de groenstructuur in de ruimtelijke uitvoeringsplannen zodat het groenbeleid geïntegreerd wordt in de ruimtelijke planvorming - opmaak van beheerplannen waarbij de visie van harmonisch groenbeheer als leidraad zal worden gebruikt G.2.6. Groenuitbreiding op gebouwen Gebouwgroen verlegt de grenzen van de klassieke groenvoorziening en biedt nieuwe mogelijkheden om kostbare ruimte optimaal te benutten. De mogelijkheden gaan van extensieve groendaken en gevelgroen tot intensieve groendaken (daktuinen) die een breed scala aan belevingsmogelijkheden bieden. De gemeente Tervuren zal zelf ter invulling van de voorbeeldfunctie groendaken aanleggen en gevelgroen aanplanten waar mogelijk. De inwoners worden gestimuleerd om groendaken aan te leggen door het verlenen van een gemeentelijke subsidie voor de aanleg van groendaken. Het verlenen van deze subsidie zal Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
95
worden voortgezet. Verder zal de gemeente blijven deelnemen aan de gevelplantactie georganiseerd door IGO – Leuven. G.3. Streven naar duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van groen G.3.1. Opmaak van een leidraad voor de inrichting van het openbaar gemeentelijk groen Met de opmaak van een leidraad wil men een visie op een duurzame inrichting van het openbaar groen uitwerken naar specifieke beleidsuitgangspunten voor de afzonderlijke groencategoriën. Deze beleidsuitgangspunten zijn voor: Wijk – en buurtgroen 1. verbetering van de sfeer en de gebruiks – en belevingswaarde door het creëren van een meer gebruiksvriendelijke inrichting 2. verbeteren van de natuurwaarde van het wijk – en buurtgroen 3. verbeteren van sociale veiligheid, de toegankelijkheid en de bereikbaarheid 4. waar zich mogelijkheden voordoen wordt het beheer en onderhoud van delen van het wijk – en buurtgroen aan derden overgedragen Straatbomen 1. zorg voor de vitaliteit van de bomen door het vastleggen van de vereiste groeiplaatsvoorwaarden en het creëren van de juiste groeiplaatsomstandigheden 2. opstellen van richtlijnen voor het beschermen van bomen, ondergronds en bovengronds, bij festiviteiten en werkzaamheden 3. afstemmen van de soortkeuze van bomen op de boven – en ondergrondse eigenschappen van de standplaats Semi – openbaar groen Onder semi – openbaar groen verstaat men groen dat is ingericht voor een specifieke gebruiksfunctie. Een gebruiksfunctie die voorwaarden stelt aan de toegankelijkheid en de wijze waarop de bezoekers van deze groenvoorzieningen gebruik kunnen maken. Tot het semi-openbaar groen worden gerekend begraafplaatsen, sportcomplexen en pastorietuinen. 1. Verbeteren van de gebruiks – en de belevingswaarde 2. verbeteren van de natuurwaarde van semi-openbaar groen 3. verhogen van de recreatieve gebruikswaarde op sportcomplexen door de aanleg van wandel – en fietsroutes zonder daarbij de sportbelangen te schaden G.4. Samen het groen beheren – vergroten van betrokkenheid en draagvlak Het beheer van de openbare ruimte is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en de gebruikers van de openbare ruimte. Bij de gebruikers moet een klimaat ontstaan waarin bewoners en bezoekers van de gemeente als vanzelfsprekend verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen gedrag en anderen durven aanspreken op hun gedrag. Beheerders en gebruikers moeten met elkaar afspraken maken over leef - en gedragsregels en de nakoming ervan.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
96
G.4.1. Informatie over groen is voor een ieder toegankelijk Verbeteren van informatie-uitwisseling, al dan niet in combinatie met het stimuleren van een dialoog tussen beheerder en gebruiker, middels: - website over herinrichting en kwaliteitsverbetering van groenobjecten - website met informatie over straatbomen - plaatsen van tijdelijke informatiepanelen bij uitvoering van werkzaamheden in het groen - plaatsen van permanente informatieborden bij toegang van bijzondere groengebieden - brochures G.4.2. Haalbaarheid onderzoeken om een natuur-, kringloop-, leer - en geniettuin aan te leggen als voorbeeldproject Bedoeling van de aanleg van een dergelijke tuin is om de inwoners te inspireren om de eigen tuin natuurvriendelijker te beheren en om kringloopprincipes toe te passen. Verder zou het ook de bedoeling zijn om scholen, verenigingen enz. de mogelijkheid te bieden om de tuin te bezoeken. G.4.3.Organiseren van opleidingen ecologisch tuinieren of het organiseren van een wedstrijd “ecologische tuinen” G.4.4. Voortzetten opruimacties zwerfvuil
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
97
THEMA: MILIEUHINDER
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
98
MILIEUHINDER
Beschrijving van het thema Milieuhinder is een vlag die vele ladingen dekt: geluidshinder en geurhinder zijn de meest voorkomende vormen van hinder die de mensen ondervinden, in mindere mate wordt er ook gewag gemaakt van lichthinder en bodemverontreiniging. Het ondervinden van milieuhinder is in belangrijke mate een subjectief gegeven. Deze subjectieve beoordeling kan onder meer te maken hebben met leeftijd, moment van de dag, historiek of betrokkenheid bij de bron. Geluidshinder of lawaai is een belangrijk milieuprobleem in Vlaanderen dat de levenskwaliteit van mens en natuur sterk vermindert. Het gaat om geluid dat vooral door de mens als onaangenaam of hinderlijk wordt ervaren. Geluidsoverlast kan aan de basis liggen van een aantal gezondheidsproblemen, zoals slapeloosheid, stress en oververmoeidheid. Geluidshinder is de belangrijkste bron voor klachten m.b.t. milieuhinder. De meest voorkomende bronnen van geluidshinder zijn het verkeer (lucht-, weg- en spoorverkeer), de industrie, recreatie (o.a. fuiven, horeca, e.d.), burenlawaai (grasmaaiers, muziekinstallaties, airco’s e.d.) en tuin- en bouwbedrijven. Wat door haast iedereen als hinderlijk ervaren wordt, is lawaai met een wisselende geluidssterkte en ev. sterke pieken (bv. een zaagmachine of een kettingzaag). Zonder bescherming kunnen deze geluiden leiden tot een beschadiging van het gehoor. Ook een regelmatig terugkerend sterk geluid (treinen, vliegtuigen) kan zeer storend werken, vooral als er weinig achtergrondgeluid is zoals ’s nachts. Onder geluidshinder valt ook de hinder van laag frequent geluid (Lfg). Dit is geluid met een frequentie van ongeveer 20 à 200 Hz. Hinder door Lfg treedt vaker op bij mensen van middelbare leeftijd, vooral bij vrouwen. Bij het ouder worden krijgt het oor namelijk een andere gevoeligheid voor geluidsfrequenties, waaronder een verhoogde gevoeligheid voor Lfg. Lfg wordt vaak omschreven als een zware bromtoon of een dieselend geluid en kan worden ervaren als een druk op de oren, het hoofd en de borst. Externe bronnen van Lfg kunnen oa. zijn ventilatoren, pompen, airco, vrachtverkeer, … Lawaai kan een direct effect hebben op onze gezondheid door een aantasting van ons gehoor. Zeer hoge geluidsbelasting gedurende een lange periode kan immers onomkeerbare schade aanrichten waardoor men minder goed gaat horen. Ook slaapstoornissen of communicatieproblemen kunnen zeer herkenbare problemen betekenen. Meestal zijn de effecten van lawaai echter minder drastisch: men ervaart de hinder als vervelend maar heeft daarom nog niet onmiddellijk voelbare gezondheidsklachten. Toch kan geluid ook een invloed hebben op ons algemeen welzijn, zelfs zonder dat men er subjectief last van heeft. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn er vanaf bepaalde kritische gezondheidsgrenswaarden steeds negatieve gezondheidseffecten. Dit komt omdat het lawaai inwerkt op ons autonoom zenuwstelsel. Alle beschreven schadelijke hart- en vaatziekten staan onder controle van dit autonoom zenuwstelsel. Daarnaast kunnen ook nog heel wat andere secundaire gezondheidseffecten, zoals stress, moeheid, zenuwachtigheid, prikkelbaarheid, hoofdpijn, … (mede) veroorzaakt zijn door de geluidsoverlast die we ondervinden. De gezondheidseffecten van Lfg zijn gelijkaardig aan de hierboven beschreven effecten. Karakteristiek voor Lfg is dat het vaak persoonsgebonden is waardoor er maar één persoon last van heeft. Dit terwijl de omgeving geen hinder ondervindt, met als gevolg dat de gehinderde vaak op weinig begrip kan rekenen. Bijkomend is er bij Lfg geen gewenning van het geluid. Het zal nooit als een achtergrondgeluid worden ervaren. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
99
Geurhinder treedt op als mensen een geur, die ze in hun leefomgeving waarnemen, als onaangenaam en/of schadelijk voor hun welzijn beoordelen. De mate van de hinder wordt meestal bepaald door eventuele piekconcentraties waar men aan blootgesteld wordt. Geurhinder heeft een invloed op de kwaliteit van de leefomgeving met negatieve gevolgen op fysisch, psychisch en sociaal vlak. Geurhinder wordt meestal veroorzaakt door industrie, verkeer, horeca, landbouw, e.d.. Geurhinder kan zowel tot een negatieve beleving (een stank op zich is niet aangenaam) als tot negatieve gezondheidseffecten leiden. De blootstelling aan schadelijke geuren kan directe gezondheidsklachten geven wanneer giftige stoffen worden ingeademd. Van belang is hierbij vooral de dosis van de stoffen die worden ingeademd (concentraties en duur van blootstelling). Geurwaarneming treedt meestal al op bij lage concentraties en de waarneming duurt meestal maar een korte tijd. Daarom hebben geuren in de eerste plaats een belangrijke signaalfunctie (zoals: opgelet, er is mogelijk gevaar!). Er is echter nog geen verband aangetoond tussen de afkeer voor een bepaalde geur en de mate waarin de geurbron slecht is voor de gezondheid. De sterkte van de geur is immers niet afhankelijk van de giftigheid en de concentratie van de stoffen in de ingeademde lucht. Bovendien kan de gevarengrens ook door de tijd beïnvloed worden. Sommige geuren kunnen hinderen bij langdurige waarneming van een relatief lage concentratie (bv. brandstoffen). Andere stoffen houden zelfs risico’s in als men ze kortstondig heel fel opsnuift (bv. ammoniak). Geurhinder geeft meestal aanleiding tot indirecte gezondheidsklachten, in eerste instantie Psychisch-mentaal Soms kunnen daaruit dan lichamelijke gezondheidsklachten voortvloeien (lichamelijke klachten zoals irritatie van neus, keel en ogen etc kunnen GELIJKTIJDIG optreden met de eerste geurwaarneming en zijn niet per definitie een gevolg). Sommige mensen zullen onbewust ook hun neus trainen waardoor ze nog gevoeliger worden aan een specifieke geurhinder. De wetenschappelijke literatuur legt verbanden tussen het optreden van ernstige geurhinder en symptomen als verstoring van de slaap, ademhalingsproblemen, duizeligheid, hoofdpijn, oog-, keel- en neusirritatie, allergische reacties, stress, maagklachten, misselijkheid, braakneigingen, walging en verlies van eetlust, …. Lichthinder is de overlast van kunstlicht veroorzaakt bij mens en dier, als regelrechte verblinding, als verstorende factor bij het uitoefenen van activiteiten en als bron van onbehagen. Een bijzonder gevoelige groep voor lichthinder zijn de astronomen. Bij mens en dier kan lichthinder het bioritme verstoren. Planten ondervinden makkelijker vorstschade omdat ze hun bladeren langer behouden. Een direct gezondheidsgevaar van licht is oa. verblinding, wat kan leiden tot ongevallen. Door sommige hevige lichtbronnen kan ook het gezichtsvermogen al dan niet tijdelijk aangetast geraken. Overmatig licht tijdens de nacht kan je dag- en nachtritme overhoop halen, wat zich bijvoorbeeld vertaalt in slaapstoornissen. Wat op zich aanleiding kan geven tot depressies en diverse lichamelijke kwaaltjes gaande van concentratiestoornissen, migraine en eventueel last van hart-en bloedvaten. En het klinkt misschien paradoxaal, maar teveel licht kan ook leiden tot meer onveiligheid. Zo is al bewezen dat er ’s nachts minder ongevallen gebeuren op een niet verlichte autosnelweg dan op een snelweg die baadt in het licht. De “donkere” autosnelweg nodigt immers uit tot een voorzichtiger en meer attent rijgedrag, waarbij men ook de snelheid zal matigen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
100
Momenteel wijzen studies ook op een mogelijke relatie tussen lichthinder en kanker, lichthinder en bijziendheid. Door teveel licht worden een aantal hormonaal gereguleerde mechanismen verstoord, waardoor de kans op tumors groter wordt. Een studie uit 1994 gaf zelfs aan dat lichtvervuiling mogelijk één van de cofactoren is die borstkanker bevorderen. In een ander onderzoek van 2001 bleek dat vrouwen die in nachtdiensten werken 1,5 maal zo veel kans hebben op het krijgen van borstkanker dan vrouwen met een dagbaan. De precieze oorzaak hiervan is nog onvoldoende bekend; maar lichthinder is een van de te onderzoeken pistes. Een onderzoek uitgevoerd in mei 1999 door het departement oftalmologie (oogkunde) van de universiteit in Pennsylvania, USA, heeft het over de gevolgen van nachtlichtjes voor jonge kinderen. Als er ’s nachts een lampje brandt tijdens de twee eerste levensjaren van het kind bestaat er mogelijk een verhoogde kans op bijziendheid. Een artikel over het onderzoek, gepubliceerd in het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Nature, raadde aan om preventief geen nachtlichtjes meer te gebruiken. Voor een definitieve uitspraak is verder onderzoek wel een noodzaak.
Toepasselijk juridische en beleidskader
Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 “Milieu als opstap voor duurzame ontwikkeling” De gemeente ondertekende de cluster hinder in niveau 2. Voor de cluster hinder geldt het vaststellen van een concreet gemeentelijk beleid met de volgende doelstellingen: efficiënt optreden bij de vaststelling van milieuhinder, stimuleren van verantwoordelijk gedrag bij burgers door sensibilisatiecampagnes rond bepaalde thema’s, streven naar standaardisatie bij de aanpak van hinderproblemen, voeren van een rationeel verlichtingsbeleid en integratie van de problematiek van de ruimtelijke ordening in de milieuhinderproblematiek. VLAREM II Geluidshinder: de exploitant moet de nodige maatregelen treffen om de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken. De milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht worden beschreven in bijlage 2.2.1 van VLAREM II. Het betreft richtwaarden die variëren naargelang het tijdstip van de dag, de bestemming van het gebied op de gewestplannen en de situering ervan ten opzichte van andere gebieden. Lichthinder: de exploitant moet de nodige maatregelen treffen om lichthinder te voorkomen. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan. Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen. Deze maatregelen zijn echter weinig concreet en niet technisch uitgewerkt. Koninklijk besluit van 24 februari 1977 Dit K.B. legt enerzijds een maximum geluidsniveau vast voor muziek, voortgebracht in openbare inrichtingen, m.a.w. ter bescherming van de in deze inrichting aanwezige personen. Anderzijds legt het K.B. geluidsimissienormen voor muziek op, die van toepassing zijn in de buurt van de inrichting waar de muziek wordt geproduceerd.
Omschrijving van de huidige situatie. Beleidsmatig: De gemeente ondertekende niveau 2 van de samenwerkingsovereenkomst en engageert zich bijgevolg tot: Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
101
-
het opstellen van een politiereglement voor de beperkte toelating van verbranding in open lucht; burgers sensibiliseren omtrent geluids-, geur- en lichthinder; milieuklachten via een gestandaardiseerd systeem registeren en controleren; verscherpte controles uitvoeren op de naleving van de wetgeving voor het uitrijden en onderwerken van mest; verscherpte controles uitvoeren op de geluidsnormen voor brom- en motorfietsen en elektronische muziek; bemiddelen in conflicten over milieuhinderproblemen; hinderbronnen inventariseren en actieplannen voor de belangrijkste knelpunten opstellen.
Klachtenregistratie en -behandeling: * Zowel de milieuambtenaar als de deskundige milieu en duurzame ontwikkeling beschikken over een Vlarem-attest. De milieuambtenaar werd door de gemeenteraad op 20/12/2000 aangesteld als toezichthoudend Vlarem-ambtenaar; * de klachten rond milieuhinder die aan de gemeente gemeld worden hebben in hoofdzaak betrekking op niet-ingedeelde inrichtingen: burenhinder, horeca, fuiven, e.d. * jaarlijks worden de milieuklachten ingegeven in het MKROS-systeem van het Vlaams Gewest – dit gebeurt echter niet systematisch; het MKROS-systeem wordt dan ook niet gebruikt voor de opvolging van klachten; * Voor het behandelen van klachten rond milieuhinder werken de milieudienst en de lokale politie los van elkaar – er is geen systematische doorstroming van informatie en geen structurele samenwerking. Ook met de afdeling Milieu-inspectie is er geen nauwe samenwerking; * Mede door het gebrek aan een juridisch kader is de aanpak van bepaalde, voornamelijk lokale hinderproblemen, niet altijd zo eenvoudig. Daar werkt de gemeente momenteel aan een algemeen politiereglement. Om kort op de bal te spelen bij overtredingen tegen de bepalingen vermeld in dit reglement zal gebruik gemaakt worden van de gemeentelijke administratieve sancties en verhaalbelastingen.
Geluidshinder: - zowel milieuambtenaar als deskundige milieu en duurzame ontwikkeling volgden de cursus voor het behalen van het bekwaamheidsgetuigschrift in het kader van het K.B. van 24 februari 1977 inzake geluidshinder afkomstig van elektronisch versterkte muziek; De gemeente beschikt momenteel niet over een eigen sonometer – de sonometer van de lokale politie is sterk verouderd en niet gebruiksvriendelijk (geen digitale display). Wellicht zal de gemeente inspelen op het aanbod van de provincie om over te gaan tot een gezamenlijke aankoop van sonometers voor de Vlaams-Brabantse gemeenten. De klachten rond geluidshinder die toekomen op de gemeenten hebben veelal te maken met fuiven of muziek en het luchtverkeer. In mindere mate wordt er ook wel geklaagd over geluidshinder van allerlei tuingereedschap (grasmaaiers e.d.) en wegverkeer; Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
102
Bij het toekennen van een afwijking op de geluidsnormen voor elektronisch versterkte muziek, wordt steeds een einduur voor de afwijking opgelegd. Om de geluidshinder afkomstig van fuiven die plaatsvinden in de sportzaal van Vossem terug te dringen, werd een akoestisch deskundige gevraagd om maatregelen voor te stellen. Een belangrijk thema is de geluidsoverlast veroorzaakt door het vliegtuiglawaai van de luchthaven Brussel-Nationaal. Door haar nabijheid is Tervuren een van de gemeenten in de omgeving van de luchthaven die sterk getroffen zijn. Dit blijkt onder meer uit de geluidscontouren voor de de luchthaven Brussel-Nationaal die jaarlijks worden opgesteld door het Laboratorium voor Akoestiek en Themische Fysica (K.U.Leuven). AMINAL plaatste in 2002 een permanente geluidsinstallatie op de site van het Groenplan langsheen de Leuvensesteenweg. Op de website www.mina.be worde de resultaten per maand voor zowel de dag- als de nachtperiode weergegeven. De grafieken tonen het aantal vluchtgecorreleerde geluidsgebeurtenissen per etmaal. Een kleurcode geeft bijkomende informatie over het niveau van de geluidspieken, geëvalueerd in klassen van 5 dB. Deze voorstelling geeft een volledig beeld van zowel de frequentie als de intensiteit van de geluidspieken veroorzaakt door het luchtverkeer. M.b.t. geluidshinder afkomstig van het luchtverkeer heeft de gemeente steeds een neutraal standpunt ingenomen eerder dan het vervullen van een voortrekkersrol. Dit standpunt wordt als volgt vertaald: 1- het signaleren van de problematiek aan de hogere overheid, enerzijds door het systematisch overmaken van klachten aan de. de afdeling milieu-inspectie en de federale ombudsdienst. Anderzijds door het indienen van een bezwaar tijdens het openbaar onderzoek in het kader van een milieuvergunningsprocedure. In januari 2005 had een delegatie van gemeenten uit de oostrand een onderhoud m.b.t. deze problematiek op het kabinet van de Vlaamse minister van mobiliteit; 2het opvolgen van de actualiteit m.b.t. dit dossier -
Voor het afsteken van vuurwerk hanteert het schepencollege reeds enkele jaren het principe dat er geen vergunning wordt verleend voor het afsteken van vuurwerk in natuuren parkgebied. Voor de overige gebieden kan enkel een vergunning worden verleend buiten de periode van het broedseizoen die loopt van 15 januari tot 15 augustus.
Geur – lucht: - Het gemeentelijk beleid rond luchtverontreiniging is nauw verweven met rationeel energiegebruik en met de mobiliteitsproblematiek - voor acties die verband houden met luchtverontreiniging verwijzen we naar het thema energie; -
De belangrijkste geurhinderbronnen in Tervuren houden veelal verband met landbouwactiviteiten (tijdelijke opslag van mest), vuurtje stook en de vervuiling van de Voer;
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
103
Licht: - de gemeente neemt jaarlijks deel aan de Nacht van de Duisternis – een organisatie van de Bond Beter Leefmilieu en de Vlaamse Vereniging voor Sterrenkunde – waarbij de klemtoonverlichting in Vossem gedurende enkele uren gedoofd wordt. -
In januari 2005 werd de charter Lichthinder ondertekend waarbij de gemeente zich engageert om een aantal maatregelen te ondernemen om lichthinder terug te dringen;
-
klachten rond lichthinder werden tot nog toe niet gemeld aan de gemeente.
-
Lichthinder is geen prioritair aan te pakken hinderprobleem maar dit neemt niet weg dat het lichthinderaspect van verlichting los kan gezien worden van het energiezuinig aspect ervan. Daarom wordt lichthinder geïntegreerd in het REG-beleid. Lichthinder wordt echter wel erkend als een potentieel milieuprobleem waarrond vooral in het kader van interne milieuzorg en het uitspelen van de voorbeeldfunctie van de gemeente zal gewerkt worden.
Bodem: - het beleid inzake bodemverontreiniging is in hoofdzaak een Vlaamse beleidsmaterie waarbij het wettelijk kader wordt gevormd door het bodemsaneringsdecreet, Vlarebo en Vlarem II. -
Klachten m.b.t. bodemverontreiniging komen nauwelijks of niet voor. Er worden wel geregeld vragen gesteld m.b.t. de wettelijke bepalingen voor mazouttanks of de voorwaarden m.b.t. het supprimeren ervan.
-
De gemeente heeft geen brownfields op haar grondgebied
Andere hinderbronnen: - Hondenpoep De gemeente zette enkele jaren geleden een sensibiliserende actie op om het probleem van de hondenpoep onder de aandacht te brengen. Zo werden er gratis affiches gegeven aan de inwoners en werden er drie hondentoiletten geplaatst. Hondenpoep blijft echter veel ergernis opwekken – getuige daarvan de talrijke klachten. - sluikstorten Ook sluikstorten wordt door veel inwoners als bijzonder ergerlijk ervaren. Sluikstorten worden door de gemeentediensten steeds zo snel mogelijk opgeruimd. Indien identificatie gevonden wordt in het sluikstort wordt het gemeentelijk belastingreglement op de opruiming van sluikstorten toegepast.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
104
BELEIDSDOELSTELLING INZAKE MILIEUHINDER STRATEGISCHE DOELSTELLING Het terugdringen van milieuhinder. SUBDOELSTELLINGEN: H.1. Voorkomen van milieuhinder: Om hinder terug te dringen is het in de eerste plaats noodzakelijk om het ontstaan van hinder te voorkomen. In veel gevallen zijn de burgers er zich niet van bewust dat hun activiteiten hinder voor derden veroorzaken of heeft men onvoldoende kennis van wat wettelijk is toegestaan en wat niet. H.1.1. Sensibiliseren van de burger - door het verlenen van de correcte informatie rond bestaande wetgeving of reglementering. Zo zal er ondermeer gesensibiliseerd moeten worden de wettelijk bepalingen m.b.t. stookinstallaties (onderhoud, nazicht), stookolietanks, koel - en airconditioningsinstallaties, bodemsaneringsdecreet,… - het organiseren van sensibiliseringsacties om de verschillende milieuhinderaspecten onder de aandacht van de burger te brengen De gemeente engageert zich om jaarlijks minstens twee sensibiliseringsacties uit te voeren op 2 verschillende domeinen (geur, lucht, licht). - sensibiliseren van de bevolking rond asbest: wat is asbest, wat zijn de risico’s, hoe te herkennen, hoe te verwijderen, overzicht van de meest toegepaste asbesthoudende producten, - het uitwerken van doelgerichte acties om milieuhinder te voorkomen Prioritair aan te pakken milieuhinder is: sluikstorten, hondenpoep, burenlawaai, sluikstoken.
-
-
H.1.2. Het creëren van een bijkomend wettelijk kader voor die hinderproblemen waarvoor momenteel geen wetgeving bestaat. de opmaak van een lokaal algemeen politiereglement waarin de diverse hinderaspecten aan bod komen en waarin duidelijk vermeld staat waaraan de burger zich dient te houden met het oog op het voorkomen van milieuhinder. In dit reglement zullen bepalingen worden opgenomen rond volgende milieuhinderaspecten: geluidshinder (gebruik van tuingereedschap, vogelschrikkanonnen, alarmen, vuurwerk, muziek,...), lichthinder, geuren stofhinder (stoken,…), afval. - de opmaak van een gemeentelijk reglement rond de inzameling van huishoudelijk afval. In dit reglement zullen ondermeer bepalingen worden opgenomen over de wijze van aanbieden van huishoudelijk afval: tijdstip van aanbieden, recipiënt, plaats en dergelijke. Het aanbieden van afval op een wijze die niet conform is aan dit reglement zal beschouwd worden als sluikstorten. H.1.3. Het voeren van een consequent vergunningenbeleid
-
bij het verlenen van een milieuvergunning zal het beperken van de verschillende vormen van milieuhinder een bepalende factor zijn. door, indien nodig, bijzondere voorwaarden op te leggen om milieuhinder tot een minimum te beperken.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
105
-
-
-
H.1.4. Uitspelen van de voorbeeldfunctie van de gemeente beperken van de eigen lichthinder. De gemeente kan via een aangepast lichtbeheer van het eigen patrimonium (dienstgebouwen, musea, monumenten, parkings, sportterreinen, …) en van de openbare verlichting een significante bijdrage leveren tot de afbouw van de lichthinder, dit in overeenstemming met het REG-beleid. bij het aankoopbeleid rekening houden met de te verwachten milieuhinder meer in het bijzonder geluids- en lichthinder zoals de aankoop van geluidsarme installaties en lichthindervrije en energiezuinige verlichting (zie verder interne milieuzorg). De gemeente zal de nodige maatregelen nemen om de hinder van eigen activiteiten of activiteiten die plaatsvinden in gemeentelijke infrastructuur tot een aanvaardbaar minimum terug te dringen. De geluidsisolatie van de sportzaal in Vossem dient in dit kader prioritair aangepakt te worden. er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het naleven van de vigerende wetgeving (Vlarem, Vlarea, Vlarebo) bij de werking van de eigen gemeentelijke diensten en activiteiten;
H.2. Handhaving Het volledig voorkomen van milieuhinder is onmogelijk. Daarom is het belangrijk dat ook voldoende aandacht wordt besteed aan het luik handhaving. De geloofwaardigheid van het beleid maar ook het nastreven van milieuresultaten wordt in belangrijke mate bepaald door de handhaving. H.2.1. Efficiënte klachtenbehandeling -
-
-
-
het systematisch registreren en rapporteren van klachten via het milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem (MKROS) dat ter beschikking wordt gesteld door het Vlaams Gewest. Gezien ook een deel van de klachten toekomen bij de lokale politie, is het belangrijk dat er ook met de lokale politie afspraken worden gemaakt rond het registreren van klachten. De gemeente inventariseert hinderbronnen en knelpunten op basis van MKROS en zal een actieplan opmaken voor de aanpak van de hinderbronnen op basis van deze inventarisatie. De opmaak van een draaiboek voor een uniforme behandeling en opvolging van klachten. Het is de bedoeling dat er steeds op dezelfde manier met klachten wordt omgegaan, ondermeer naar timing, vermelding van de wettelijke bepalingen, eventueel doorverwijzen naar een andere bevoegde dienst, e.d. Het uitwerken van een afsprakennota inzake de behandeling van milieuklachten met de lokale politie. Gezien klachten m.b.t. milieuhinder ook toekomen bij de lokale politie dienen de nodige praktische afspraken gemaakte te worden, zoals ondermeer de doorstroming van informatie, takenverdeling en dergelijke. Het uitwerken van een nauwe samenwerking met de afdeling Milieu-inspectie rond klachtenbehandeling en toezicht op ingedeelde inrichtingen; Bij meldingen van bodemverontreiniging wordt OVAM meteen verwittigd en wordt een erkend bodemsaneringsdeskundige ingeschakeld.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
106
H.2.2.. Het voorzien en het toepassen van efficiënte sanctioneringsinstrumenten -
-
de opmaak en het toepassen van een belastingsreglement. Het toepassen van een belastingsreglement is een eenvoudig instrument – zeker qua procedure – om bepaalde vormen van milieuhinder zoals bv sluikstorten, te sanctioneren. Het kan worden ingezet om de door de gemeente gemaakte kosten voor het tussenkomen van de gemeentediensten bij bepaalde vormen van milieuhinder, bv. het opruimen van sluikstorten of gelijkaardige. het invoeren en het toepassen van gemeentelijke administratieve sancties. Het invoeren van gemeentelijke administratieve sancties laat de gemeenten toe om de zogenaamde kleine criminaliteit (waaronder ook het veroorzaken van bepaalde vormen van milieuhinder), die het parket meestal ongestraft laat, toch te sanctioneren. Dit impliceert ook dat er gemeentelijke ambtenaren moeten aangeduid (en opgeleid) worden die bevoegd zijn om de nodige vaststellingen te doen. Daarnaast dient er ook een ambtenaar (gemeentelijk, intergemeentelijk of provinciaal) aangeduid te worden die de administratieve sanctie zal bepalen.
H.2.3. Toezicht op het naleven van de Vlarem-reglementering voor ingedeelde irnichtingen. -
het opstellen en het uitvoeren van een inspectieprogramma, is.m. de afdeling milieu-inspectie, om na te gaan of de VLAREM-wetgeving correct wordt toegepast door de hinderlijke inrichtingen. het nauwgezet opvolgen van bijzondere vergunningsvoorwaarden ter beperking van milieuhinder; elke aanvraag voor een milieuvergunning of melding gestoffeerd wordt met een rioleringsplan waaruit blijkt hoe het hemelwater, het huishoudelijk en het bedrijfsafvalwater afgevoerd worden. Indien een hemelwaterput aanwezig is, dient het volume aangeven te worden. Bij lozing op riool van het hemelwater dient in de aanvraag een motivatie opgenomen te worden waarom de lozing niet in oppervlaktewater gebeurt en waarom het hemelwater niet opgevangen wordt en hergebruikt of geïnfiltreerd.
H.2.4. Opmaak van een volledige digitale databank van de hinderlijke inrichtingen aanwezig in de gemeente, gekoppeld aan een GIS Om een degelijk handhavingsbeleid m.b.t. hinderlijke inrichtingen te voeren, dient de gemeente te beschikken over een volledige databank van alle milieuvergunningen.Het is wenselijk dat deze databank in de toekomst ook gekoppeld wordt met een GIS – de gemeente is bezig met de voorbereidingen om een GIS-systeem uit te werken. H.2.5.. Bemiddeling bij het vaststellen van overtredingen De gemeente tracht vooral een bemiddelende rol te spelen tussen de betrokken partijen bij de behandeling van de klachtendossiers.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
107
H.2.6. Uitspelen van de voorbeeldfunctie van de gemeente bij de aanpak van milieuhinder Inventariseren van gemeentelijke gebouwen en activiteiten waar mogelijk milieuhinder kan veroorzaakt worden. Op basis van deze inventaris kunnen maatregelen geformuleerd worden om bestaande milieuhinder terug te dringen. H.2.7. het signaleren van hinder met bovenlokaal karakter (luchtverkeer) - klachten van inwoners m.b.t. hinderbronnen die zich niet op het grondgebied van de gemeenten bevinden en waarbij de gemeente dus geen enkel bevoegdheid heeft, worden systematisch overgemaakt aan de bevoegde instanties; - de gemeente signaleert ten gepaste tijde (bv. bij een vergunningsaanvraag) de klachten van inwoners m.b.t. hinderbronnen die zich buiten de gemeentegrenzen bevinden aan de bevoegde instanties en dringt aan tot het nemen van de nodige maatregelen.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
108
THEMA: DUURZAME MOBILITEIT
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
109
DUURZAME MOBILITEIT Beschrijving van het thema Vervoer met de daarbij behorende verplaatsingsvrijheid neemt in onze maatschappij een belangrijke plaats in. Het verkeer, en in bijzonder het wegtransport, heeft een zware impact op ons milieu en bijgevolg ook de volksgezondheid. Vooral het gebruik van de auto is de afgelopen decennia fors toegenomen: de afstanden die worden afgelegd zijn toegenomen en de korte afstanden gebeuren steeds vaker met de auto. Het is dan ook niet verwonderlijk dat onze omgeving hierdoor flink op de korrel wordt genomen: luchtverontreiniging, versnippering, files, verkeersonveiligheid enz. Met duurzame mobiliteit wil men voorzien in de mobiliteitsbehoeften van de huidige generatie, zonder het vermogen aan de tasten om te voorzien in de behoeften van ruimte, natuur en een gezonde leefomgeving van de toekomstige generaties.
Toepasselijk juridische en beleidskader Mobiliteitsconvenant Het mobiliteitsconvenant is een overeenkomst tussen het Vlaamse gewest, de gemeente, de provincies en de vervoersmaatschappij De Lijn. Dit document beoogt een integrale en proactieve aanpak van de mobiliteitsproblemen. Het doel van de mobiliteitsconvenant is om op gemeentelijk niveau te streven naar ‘duurzame mobiliteit’. De gemeente Tervuren ondertekende het mobiliteitsconvenant op 1 juli 2002. Gemeentelijk mobiliteitsplan In het kader van het mobiliteitsconvenant met het Vlaamse Gewest is het gemeentelijk mobiliteitsplan opgesteld. Het mobiliteitsplan is opgebouwd uit drie fasen: de oriëntatiefase, de opbouw van het plan en het uiteindelijke beleidsplan. Het werd goedgekeurd in december 2002. Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 ‘Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’. De gemeente ondertekende de cluster mobiliteit in niveau 1; deze heeft als doel het milieu- en mobiliteitsbeleid binnen de gemeente zo veel mogelijk op elkaar af stemmen. Het beleid bestaat uit twee grote lijnen: toetsen hoe milieuvriendelijk het mobiliteitsbeleid van de gemeente is en specifieke acties ondernemen rond milieu en verkeer. Het is de bedoeling om op deze manier bij te dragen tot een vermindering van de druk afkomstig van het verkeer en vervoer op het leefmilieu.
Omschrijving van de huidige situatie: -
De gemeente beschikt over een voltijds mobiliteitsambtenaar die zich in de eerste plaats bezighoudt met het uitwerken van de (verkeerstechnische) acties uit het mobiliteitsplan. Het sensibiliserende aspect van het mobiliteitsbeleid, zoals opgenomen in de cluster mobiliteit uit de samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
110
-
-
opstap naar duurzame ontwikkeling, wordt vooral uitgevoerd door de milieudienst. Voor de uitwerking van dergelijke acties wordt er samengewerkt met de mobiliteitsambtenaar. De gemeente nam deel aan de ROB-campagne. De Rustig Op de Baan-campagne is een initiatief van de Vlaamse Gemeenschap, waarbij stickers en brochures verdeeld werden. In de folder worden concrete tips gegeven om milieuvriendelijker en zuiniger te rijden. In het kader van het mobiliteitsplan ondernam de gemeente het volgende: 1- optimalisatie van het woon-schoolverplaatsingstraject, door ondermeer: - veilige fietsroutes uit te stippelen - knelpunten op te sporen en te verhelpen zoals het autovrij maken van het Park, autoluw maken van de Hertogenweg, heraanleg kruispunt Oppemstraat, verbetering Kapucijnenpoort, weren van sluipverkeer o.a. de Smisstraat, aanpak Leuvensesteenweg en dergelijke - het ondersteunen van fietspoolprojecten in samenwerking met de basisscholen - het plaatsen van fietsstallingen aan bus- en tramhaltes 2- het verkeersveiliger maken van de schoolomgevingen door ondermeer het juridisch afbakenen van een zone 30 in de onmiddellijke omgeving van de school. 3- de uitbreiding van het aanbod aan openbaar vervoer, door het creëren van nieuwe lijnen (Druivenlijn, snelbus Leuven- Brussel en zuidelijke ontsluiting van de kern van Tervuren) een verhoging van de frequentie, de amplitude, en het creëren van bijkomende haltes 4- het voorzien van verkeersremmende maatregelen voor gemotoriseerd verkeer en het terugdringen van het sluikverkeer 5- In het parkeerbeleid werd het stand-stillprincipe gehanteerd omtrent het aanbod van parkeerplaatsen, dit om de aantrekking van bijkomend verkeer te vermijden.
-
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst organiseerde de gemeente volgende acties rond milieuvriendelijke mobiliteit: - een wandelzoektocht tijdens de Week van Vervoering in 2004 - een speelstraat tijdens de Week van de Zachte Weggebruiker in 2005 - deelname aan ‘fiets naar Kyoto’ waarbij de werknemers worden gestimuleerd om gedurende één maand zo veel mogelijk fietskilometers af te leggen en deze te laten sponsoren.
-
De gemeente stimuleert haar eigen personeel om gebruik te maken van milieuvriendelijke vervoersmodi. Het openbaar vervoer is gratis voor personeel en er wordt een fietsvergoeding voorzien. De gemeente als bedrijf engageert zich ook voor de campagne ‘fiets naar Kyoto’. Daarnaast wordt de aankoop van een elektroscooter voorbereid.
-
De goede voorbeeldfunctie van de gemeente wordt momenteel nog verder uitgewerkt in de werkgroep rond interne milieuzorg – dit zal resulteren in een actieplan dat zowel intern als naar buiten toe zal gecommuniceerd worden;
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
111
BELEIDSDOELSTELLINGEN DUURZAME MOBILITEIT STRATEGISCHE DOELSTELLING De gemeente Tervuren streeft naar een duurzaam mobiliteitsbeleid, maximaal afgestemd op het milieubeleid en het beleid inzake ruimtelijke ordening
SUBDOELSTELLINGEN M.1.Voortzetting van de uitvoering van het mobiliteitsplan met aandacht voor milieuaspecten Bij het nemen van verkeerstechnische maatregelen zal er in de mate van het mogelijke rekening gehouden worden met milieuaspecten (bv. asverschuiving versus aanleg van verkeersdrempel). Volgens de bepalingen van de SWO wordt het jaarlijks voortgangsrapport van het mobiliteitsplan doorgelicht en getoetst aan de milieudoelstellingen van het gemeentelijk milieubeleid. M.2. Ontwikkeling van een herwaarderingsbeleid en de opmaak van een stappenplan rond de opwaardering van trage wegen. Heel wat trage wegen zoals buurt- en voetwegen, kerkwegels, enz., zijn in het verleden verdwenen of dreigen in de toekomst verloren te gaan. Toch zijn ze niet alleen een veilige verbinding voor de zwakke weggebruikers, ze vervullen vaak ook een belangrijke ecologische en cultuurhistorische functie. Om het netwerk van trage wegen in de gemeente te verstevigen dient er aan de hand van een inventaris een globaal herwaarderingsplan opgemaakt te worden voor de trage wegen in de gemeente. Er zal tevens worden nagegaan of in onbruik geraakte of afgesloten buurtwegen een functie kunnen hebben en ze bijgevolg terug kunnen worden opengesteld. Tenslotte zal de gemeente nagaan of een netwerk van deze trage wegen in kaart kan worden gebracht en een definitieve bescherming aan kan worden verleend. M.3. Promoten van milieuvriendelijke mobiliteitsmodi Tegen luchtverontreiniging onderneemt de gemeente acties die kaderen in volgende prioriteitencascade: - aanmoedigen van de burgers om waar zo veel mogelijk verplaatsingen te voet of per fiets te maken - promoten en het attractiever maken van het openbaar vervoer, steeds in samenspraak en/of overleg met de gemeentelijke begeleidingscommissie - sensibiliseren en promoten van milieuverantwoorde alternatieven voor het gemotoriseerd verkeer (bv. electroscooters, alternatieve brandstoffen, e.d) M.4. Het vervullen van een voorbeeldfunctie op vlak van milieuvriendelijke mobiliteit en een intern draagvlak creëren inzake duurzame mobiliteit -
informeren/sensibiliseren van de mandatarissen en het personeel omtrent milieuvriendelijk rijgedrag en milieuvriendelijke voertuigen;
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
112
-
actief inspelen op en deelnemen aan initiatieven van hogere overheden en externe organisaties naar het gemeentepersoneel toe stimuleren van milieuvriendelijke verplaatsingen door het personeel naar en van het werk (fietsvergoeding, carpooling, openbaar vervoer, …) het opmaken van een inventarisatie van de milieuvriendelijkheid en een gebruiksanalyse van het wagenpark uitvoeren bij de aankoop/leasing van voertuigen aandacht hebben in bestekken voor milieuvriendelijke aspecten (het verbruik, euro-emissienorm,…) - als criterium hiervoor wordt de ecoscore voor voertuigen gehanteerd. Het maken van een analyse van woon-werk- en dienstverplaatsingen binnen de gemeentelijke werking (bedrijfsvervoerplan)
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
113
THEMA: INTEGRATIE EN PARTICIPATIE
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
114
INTEGRATIE EN PARTICIPATIE Beschrijving van het thema Menselijke activiteiten veroorzaken een druk op milieu. Om deze milieudruk in Tervuren te verminderen, is het nuttig om het aandeel van de verschillende maatschappelijke activiteiten op de plaatselijke milieuproblemen te onderzoeken en te evalueren. Hiermee kunnen aan de verschillende doelgroepen dan welbepaalde activiteiten voorgesteld worden om de door hun uitgeoefende milieudruk te verminderen. Voorbeelden van doelgroepen zijn scholen, gezinnen, landbouwers, bedrijven, verenigingen, winkeliers,… Voor een succesvolle benadering is het noodzakelijk dat de gemeente deze doelgroepen kan beïnvloeden. Om doelgroepen te beïnvloeden heeft de gemeente drie beleidsinstrumenten tot haar beschikking: 1. reguleren (publiekrechtelijke voorwaarden en planvorming) 2. afspraken (privaatrechtelijke contracten en overeenkomsten) 3. stimulering (financiële prikkels, zelf handelen, demonstratie, communicatie) In een gemeente waar burgers willen wonen en/of werken wordt in eerste instantie gedacht aan een leefbare gemeente. In deze leefbare gemeente bestaat een continue spanning tussen economische en sociale activiteit enerzijds en vervuiling, overlast, onveiligheid, sociale spanning anderzijds. De wensen en ideeën over leefbaarheid verschillen bovendien per persoon zodat er keuzes moeten worden gemaakt. Duurzaamheid vergt een grondige wijziging van onze levensstijl. Om de visie ‘duurzame ontwikkeling’ uit te dragen, is het belangrijk dat die visie maatschappelijk ingebed is, wil deze richtinggevend kunnen werken. De gemeente zal daarom een proces van overleg en samenwerking opstarten tussen het bestuur, inwoners en specifieke doelgroepen. Eveneens van belang is dat de gemeente daarbij ook het goede voorbeeld geeft, wil zij geloofwaardig overkomen. De tijd dat de overheid enkel via directe regulering de bevolking een door haar vooropgestelde richting wou doen inslaan, is voorbijgestreefd. Een lokaal duurzaam beleid sluit ook naadloos aan bij het proces van bestuurlijke vernieuwing. Burgers komen door overleg dichter bij de bestuurders te staan. Dit past in de cultuur van de jaren negentig, waarin burgers vanaf het begin serieus willen worden genomen en mee willen praten over hun leefomgeving. De gemeente is er zich immers van bewust dat zij niet alleen de milieudoelstellingen kan bereiken. Om een duurzaam beleid te voeren, is het enorm belangrijk dat het bestuur en de burger samenwerken en de verantwoordelijkheid delen voor de beleidsplanning en – uitvoering. Het is uiteindelijk de bedoeling dat het gemeentelijk duurzaam milieubeleid gedragen wordt door de gehele bevolking. Dit kan alleen maar door efficiënt, doelgericht en planmatig te werken, rechtszekerheid te bieden en te communiceren met de verschillende doelgroepen en de burgers. De doelgroepen moeten aldus als gelijkwaardige partners aangesproken worden op hun verantwoordelijkheden. De gemeente is en blijft het bestuursniveau bij uitstek om in interactie te treden met de burger. Als bestuursniveau dat het dichtst bij de burger staat, is dat niet zo verwonderlijk.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
115
Ook bij de hogere overheid groeide het besef dat de gemeente een bevoorrechte partner is om, in samenwerking en met toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, een optimale dienstverlening aan de burger te verzekeren.
Toepasselijk juridische en beleidskader Europees niveau Het Verdrag van Aarhus De totstandkoming en de goedkeuring van het Verdrag van Aarhus is een werk van lange adem geweest. De Rio-Verklaring van 14 juni 1992 vermeldde reeds als principe 10 dat milieuproblemen het best worden aangepakt door deelname van alle betrokken burgers op het gepaste niveau. Op 25 oktober 1995 werd in Sofia door de Derde Ministeriële Conferentie “Environment for Europe” een reeks ECE-“Guidelines on Access to Environmental Information and Public Participation in Environmental Decisionmaking” aangenomen. Strikt genomen hadden deze richtlijnen geen juridisch bindende waarde, maar het morele gezag dat ervan uitging is niet te verwaarlozen. Daarnaast werd besloten tot het opstellen van een verdrag over participatie van de burger en toegang tot milieu-informatie. Op 17 januari 1996 werd door het CEP van de UNECE een ontwerpverdrag voorgesteld, dat in belangrijke mate geïnspireerd was op Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie (PB L 158, 23 juni 1990). Einde maart 1998 werd over dit ontwerpverdrag een akkoord bereikt. Op 25 juni 1998 werd op de Vierde Ministeriële Conferentie “Environment for Europe” in Aarhus de “Convention on access to information, public participation in decision-making and access to justice in environmental matters” goedgekeurd. Op 30 oktober 2001 is het Verdrag van Aarhus in werking getreden, dank zij de nodige 16 ratificaties. In Vlaanderen werd het Verdrag goedgekeurd bij decreet van 6 december 2002. Het Verdrag werd door België geratificeerd op 21 januari 2003. Vlaams niveau: Decreet Openbaarheid van Bestuur Het Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur ter implementatie van de eerste pijler van het Verdrag (toegang van de burger tot milieuinformatie) is in werking getreden sinds de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad op 1 juli 2004. Met dit nieuwe decreet worden ook de bepalingen van het Verdrag van Aarhus en de Europese Richtlijn inzake vrije toegang tot milieu-informatie geïmplementeerd. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
116
Onderscheid wordt gemaakt tussen passieve openbaarheid van bestuur en actieve openbaarheid van bestuur. Passieve openbaarheid van bestuur houdt in dat elke instantie waarop het decreet van toepassing is, verplicht is om aan eenieder (natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering) die erom verzoekt, de gewenste bestuursdocumenten openbaar te maken door : - er inzage in te verlenen- er uitleg over te verschaffen- er een afschrift van te overhandigen Inzake de actieve openbaarheid van bestuur, geldt als algemeen principe dat de instanties de verplichting hebben om de bevolking systematisch, correct, evenwichtig, tijdig en op verstaanbare wijze over hun beleid, regelgeving en dienstverlening voor te lichten. Alle mogelijke informatie kan en mag men actief verspreiden, behalve als ze behoort tot de uitzonderingen die vastgesteld zijn inzake de passieve openbaarheid van bestuur Inzake de actieve openbaarmaking van milieu-informatie voorziet het decreet ook dat de milieu-instanties alle milieu-informatie waarover ze beschikken moeten ordenen, actualiseren en accuraat en vergelijkbaar ter beschikking stellen. Lokaal niveau Vanuit de Vlaamse overheid worden gemeenten aangemoedigd om een doelgroepenbeleid uit te werken. In de samenwerkingsovereenkomst 2002-2004 was hiervoor een aparte cluster burgers en doelgroepen opgenomen. Met de samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 maakt het onderdeel participatie en doelgroepenbeleid voortaan deel uit van het instrumentarium.
Omschrijving van de huidige situatie Integratie op gemeentelijk vlak De gemeente dient te werken aan een geïntegreerd duurzaam lokaal milieubeleid. Hiertoe dient ambtelijk overleg te worden georganiseerd met volgende doelstellingen.: - er wordt gestreefd naar een maximale afstemming tussen het milieubeleid en de andere beleidsplanningsprocessen (zoals m.b.t. ruimtelijke ordening, mobiliteit, ontwikkelingssamenwerking,…) – een globaal dossier wordt opgemaakt waarin geïntegreerde acties worden aanbevolen - doorgeven van informatie zodat iedereen op de hoogte blijft van de nieuwste ontwikkelingen - het maken van praktische afspraken m.b.t tot opvolging van dossiers, opleidingen enz. - het verzamelen, samenbrengen en actueel houden van gegevens nodig voor onderbouwing van de aanpak van milieuproblemen (water, energie, afval, groenbeheer, gebouwenbeheer enz) Overleg tussen verschillende gemeentediensten In de gemeente vinden er regelmatig overlegvergaderingen plaats maar deze grijpen plaats wanneer de noodzaak zich voordoet. Een gestructureerd overleg dat op regelmatige basis doorgaat bestaat er niet. Het integreren van milieubeleidslijnen in andere beleidsdomeinen vraagt specifieke aandacht en vraagt tijd. Ook wordt de wetgeving complexer en verandert de wetgeving zo snel dat het voor een dienst heel moeilijk is om met al die aspecten rekening te Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
117
houden. Aangewezen is om eerst voorafgaandelijk advies in te winnen bij de verschillende diensten en nadien een intern overleg te organiseren om de beleidslijnen van ieder beleidsdomein op elkaar af te stemmen. Op die manier kan een goed gefundeerd dossier bekeken vanuit verschillende invalshoeken ter goedkeuring aan het college worden voorgelegd. Ecoteam Om integratie te bevorderen tussen de verschillende gemeentediensten en om de verschillende diensten mee te laten denken over mogelijke maatregelen inzake afvalpreventie, duurzame mobiliteit, rationeel energie en watergebruik werd een ecoteam opgericht. De opdrachten welke toebedeeld werden aan het ecoteam zijn de volgende: - blijvende opvolging van milieuvergunningen van alle gemeentelijke gebouwen - sensibilisering - afvalpreventie - gescheiden afvalinzameling - het uitwerken van een duurzaam en milieuvriendelijk aankoopbeleid - opstarten van milieugerichte projecten zoals vervoer, energie, water - voorstellen formuleren voor het nieuw administratief centrum Om te zorgen dat de voorgestelde maatregelen geformuleerd binnen het ecoteam ook gedragen worden door alle personeelsleden zal een nota “interne milieuzorg” worden opgemaakt met een opsomming van de voorgestelde maatregelen. Hiervoor zal een intern openbaar onderzoek worden georganiseerd om de personeelsleden de gelegenheid te geven opmerkingen, suggesties enz te formuleren. Nadien zal het ter goedkeuring aan het college worden voorgelegd. Het ecoteam zal erover waken dat de maatregelen uitgevoerd worden. Het ecoteam zal voornamelijk ingeschakeld worden om acties uit te werken die een gedragsverandering bij het personeel moeten teweegbrengen. Intern milieuzorgssysteem Onder een milieuzorgsysteem wordt verstaan: het samenhangend geheel van beleidsmatige, organisatorische en administratieve maatregelen, gericht op het inzicht krijgen in, het beheersen van en waar mogelijk verminderen van de effecten van de bedrijfsvoering op het milieu. Het milieuzorgsysteem binnen een gemeente heeft tot doel de werking van de gemeentelijke diensten zo milieuvriendelijk mogelijk te maken, dit door op een systematische manier aandacht te besteden aan de milieugevolgen van de activiteiten, prioriteiten te stellen en acties te ondernemen. De acties worden periodiek vastgelegd, uitgevoerd en de resultaten ervan gemeten. Het milieuzorgsysteem is in de eerste plaats gericht op preventie. Het intern milieuzorgsysteem is zeer belangrijk omdat de gemeente als meest zichtbare en herkenbare bestuur voor burgers een belangrijke voorbeeldfunctie heeft. Inspanningen die van bedrijven en burgers worden gevraagd dient ze uiteraard ook uit te voeren. Daarnaast heeft het interne milieuzorgsysteem ook het beperken van de milieuhinder door de eigen diensten tot doel. Vooral met betrekking tot afvalpreventie en afvalrecuperatie, milieuverantwoord productgebruik, rationeel water – en energiegebruik en milieuvriendelijke verplaatsingen zijn er mogelijkheden. Het uitwerken van een intern milieuzorgsysteem zal gebeuren door de deskundige milieu en duurzame ontwikkeling en zal nadien besproken worden binnen het ecoteam. De eerste stappen zijn hier reeds voor gezet. De acties waarbij men een gedragsverandering bij het Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
118
personeel wenst te bewerkstelligen zullen voorbereid worden door de leden van het ecoteam. De leden van het ecoteam zullen nadien ook de preventieacties binnen de eigen dienst implementeren en opvolgen. Voor het uitvoeren van de technische maatregelen zal overleg worden gepleegd met de betrokken dienst. Participatie van de burger in het gemeentelijk milieubeleid Aangezien een gemeente het bestuur is dat het dichtst bij de burger staat, zijn er heel wat mogelijkheden tot inspraak van deze burger bij het te voeren beleid. Inspraak van de bevolking heeft meerdere voordelen: - democratisering van het gemeentelijk beleid - bevorderen van de kwaliteit en de doeltreffendheid van het beleid - vergroting van de betrokkenheid van de bevolking bij de milieuproblematiek - verbreden van het maatschappelijk draagvlak voor het gemeentelijk milieu – en natuurbeleid Openbare onderzoeken, voorlichtingsvergaderingen, hoorzittingen Dergelijke initiatieven worden meestal in het kader van één specifiek thema georganiseerd. Verplichte zaken hierbij zijn: - openbare onderzoeken bij natuurvergunningsaanvragen - openbare onderzoeken bij milieuvergunningsaanvragen klasse 1 en 2 - openbare onderzoeken en informatievergadering bij MER - plichtige milieuvergunningsaanvragen - openbaar onderzoek bij de opmaak van beleidsplannen - het ter inzage leggen van documenten op het gemeentehuis (o.i. het kader van MER – studies) Vooral als er persoonlijke belangen op het spel staan, hebben dergelijke inspraakinitiatieven succes. Dit impliceert dat niet altijd een positieve milieuvisie vanuit de bevolking op deze manier kenbaar wordt gemaakt. Gemeentelijke milieuadviesraad of MAR De gemeentelijke milieuadviesraad is een belangrijke actor in het creëren van een draagvlak voor het gemeentelijk milieu – en natuurbeleid en in het stimuleren van het maatschappelijk debat met betrekking tot dit gemeenlijk milieu – en natuurbeleid. De MAR heeft een adviserende functie waarbij het advies kan gegeven worden op vraag van het schepencollege of op eigen initiatief. De milieuadviesraad dient om advies gevraagd te worden over aangelegenheden die te maken hebben met het gemeentelijk en intergemeentelijk beleid inzake leefmilieu, natuur en duurzame ontwikkeling. Zij kunnen eveneens zelf voorstellen lanceren en/of hulp bieden bij het uitwerken van projecten. Jaarlijks zijn er twee open vergaderingen waarop alle burgers worden uitgenodigd. Doelgroepenbeleid Onder doelgroepen in strikte zin worden de economische actoren zoals bedrijven en de consumenten en de aanverwante maatschappelijke organisaties zoals federaties en werkgeversorganisaties verstaan. Zij hebben een significant aandeel in het ontstaan van milieuproblemen en bijgevolg ook in de oplossing daarvan.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
119
In Tervuren verloopt het betrekken van doelgroepen moeizaam. Zo werden in het verleden verschillende pogingen ondernomen om de Tervuurse scholen warm te maken in te stappen in het project ‘milieuzorg op school en hiervoor een werkgroep op te starten. De opkomst hiervoor was heel beperkt en de interesse matig. We merken dat wanneer er binnen de school niemand is die het project op zich wilt nemen en dit wilt trekken het project weinig kans heeft op slagen. Naar de burgers toe werden verschillende informatieavonden georganiseerd. Ook hier stellen we vast dat we via deze weg maar weinig mensen bereiken. Na verloop van tijd merkt men dat steeds dezelfde mensen de infoavonden bijwonen en die sowieso al in het onderwerp geïnteresseerd zijn. De milieudienst heeft wel goede ervaringen wanneer rond een bepaald onderwerp kan gewerkt worden. Zo werd onlangs de zwaluwenwerkgroep opgestart en zijn er ook goede contacten met de lokale afdeling van Natuurpunt. Om de inwoners in te lichten over het zwaluwenproject werd een folder opgemaakt en via de post bedeeld. Verder werd ook met de KWB contacten gelegd en probeert de milieudienst hiermee een goede samenwerking op te bouwen. Communicatie – sensibilisatie Sociale of communicatieve instrumenten beslaan een brede waaier, gaande van zuiver eenzijdige (louter eenrichtingsverkeer zoals reclame) tot volledig meerzijdige communicatie (interactief tweerichtingsverkeer gericht op afspraken tussen min of meer evenwaardige partners). Een goede communicatie-sensibilisatie is onontbeerlijk bij het verhogen van de betrokkenheid van de bevolking bij milieu – en natuuracties. Algemeen Volgende communicatieve instrumenten worden onderscheiden: •
•
•
•
•
informatie: een eenzijdige overdracht van kennis vanuit een informatieverstrekker aan algemene en specifieke doelgroepen. Belangrijk in dit verband is zeker de feedback of return die gegeven wordt naar aanleiding van initiatieven (bv. vragen, klachten, …) van derden; sensibilisatie: het pakket van instrumenten dat erop gericht is de actor gevoelig of bewust te maken. Dit omvat enerzijds het verspreiden van informatie via de gemeentelijke informatiekanalen en anderzijds het voeren van campagnes via acties en ondersteunende communicatie educatie: allerlei vormen van scholing en vorming die bijdragen aan persoonsvorming, begrips – en waardeontwikkeling en aan het ontstaan van positieve handelingsperspectieven. Educatie resulteert in een verinnerlijking van inzichten en de vorming van competente, kritische burgers die op vrijwillige basis de beoogde doelstellingen kunnen realiseren overleg: een dialoog met de expliciete bedoeling een strategie vast te leggen om een probleem gezamenlijk aan te pakken. De betrokkenen reageren op elkaars ideeën en standpunten en proberen tot conclusies te komen. Afspraken zijn eventuele resultaten van overleg. Protocollen, convenants en overeenkomsten: een geformaliseerd en coherent geheel van afspraken tussen partijen. Afspraken kunnen inspannings – of resultaatsverbintenissen zijn
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
120
•
Return – feedback: naar evaluatie van projecten en acties toe is het belangrijk om ook dit aspect van de communicatie voldoende aandacht te geven.
Wervende communicatie is zeer belangrijk in het doelgroepenbeleid. Onder wervende communicatie wordt verstaan: het direct (persoonlijk) communiceren van de unieke pluspunten van een product, dienst of streefdoel naar een duidelijk omlijnde doelgroep met als doelstelling: a) de houding te beïnvloeden (positieve attitude tegenover duurzaamheidsgedachte) b) het gedrag te beïnvloeden (deelname aan een of meer duurzaamheidsactie(s)) c) liefst ook zelf te participeren (in de overdracht van de duurzaamheidsgedachte) Communicatiebeleid in de gemeente Tervuren De communicatie is voornamelijk gericht naar twee grote doelgroepen: intern (gemeentepersoneel) en extern (inwoners/ onderwijs/ milieuadviesraad/ compostmeesters/(ver) bouwers/landbouwers). De voornaamste doelstellingen van deze communicatie zijn: - zorgen voor voldoende communicatie naar de verschillende doelgroepen toe zodat ze op de hoogte zijn van de lopende acties (informatieve taak) - zorgen voor mogelijkheid tot persoonlijke inbreng (wervende taak) - zorgen voor betrokkenheid van de verschillende doelgroepen - creëren van draagvlak door middel van communicatie Communicatie voor eigen personeel (intern) Overleg De milieuambtenaar en deskundige milieu en duurzame ontwikkeling overleggen regelmatig met de verschillende diensten. Dit gebeurt zowel informeel als formeel. Er grijpt ook regelmatig overleg plaats met de schepen van leefmilieu waarbij de dossiers die op het college van burgemeester en schepenen worden gebracht besproken worden De gemeentediensten worden geïnformeerd via e-mail en activiteiten worden aangekondigd via intranet. Digitaal college en digitale gemeenteraad Een tool die gedeeltelijk bijdraagt tot integratie is het digitaal college en digitale gemeenteraad. Via deze tool kan elke dienst wekelijks de punten van andere diensten zien die op de agenda van het college en van de gemeenteraad worden geplaatst. Deze tool is zeker interessant om te zien waar andere diensten mee bezig zijn maar niet geschikt om nog een wijziging in het dossier aan te brengen en om hier nog overleg over te plegen aangezien het dossier dan reeds in een te ver gevorderde fase zit. Intranet Een andere tool om informatie te verspreiden is het intranet. De milieudienst kondigt via dit kanaal activiteiten aan naar het gemeentepersoneel toe. Van dit kanaal wordt nog te weinig gebruik gemaakt. Zo zouden er ook op regelmatige basis tips inzake rationeel water –en energiegebruik kunnen verspreid worden. Communicatie voor verschillende doelgroepen
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
121
Communicatie tussen het gemeentebestuur en de inwoners van Tervuren is voornamelijk gebaseerd op sensibilisatie en informatie. De milieudienst verzorgt meerdere malen artikels in het gemeentelijk infoblad. Daarnaast staat de milieudienst ook in voor het actueel houden van het onderdeel milieu en duurzame ontwikkeling op de gemeentelijke website. Om het communicatiegebeuren te ondersteunen werd binnen elke dienst een communicatieverantwoordelijke aangeduid. Binnen de milieudienst werd de deskundige milieu en duurzame ontwikkeling als communicatieverantwoordelijke aangeduid. Deze communicatieverantwoordelijke bereidt samen met de schepen van leefmilieu de jaarplanning voor, het nazicht van de website, opmaak van het nieuwsbericht, opmaak persbericht, opmaak artikels infotips, aanvulling agenda enz,…). De communicatie naar de burgers en doelgroepen verloopt als volgt: -
milieuloket: aan het milieuloket komen heel wat inwoners informatie vragen over milieuwetgeving, subsidies milieu – energiezuinige maatregelen, composteren enz. Daarnaast wordt ook heel veel informatie telefonisch doorgegeven en via e-mail gemeentelijk informatieblad: in het gemeentelijk informatieblad verschijnen artikels in verband met milieu – en duurzaamheidsthema’s gemeentelijke website: de communicatieverantwoordelijke aangeduid binnen elke dienst staat in voor het actueel houden van de gemeentelijke website en het inbrengen van nieuws – en activiteiten persberichten: activiteiten en beleidsnieuws wordt gepubliceerd in lokale bladen via compostmeesterwerking: de compostmeesterwerking voert een zeer actief beleid inzake voorlichting en sensibilisatie over het composteren van het huishoudelijk GFTafval door de gezinnen
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
122
BELEIDSDOELSTELLINGEN INTEGRATIE EN PARTICIPATIE SRATEGISCHE DOELSTELLING De gemeente Tervuren streeft ernaar om het maatschappelijk draagvlak voor het gemeentelijk milieu – en duurzaam beleid te vergroten De uitvoering van het gemeentelijk milieubeleidsplan zal efficiënter verlopen als er een groter draagvlak is. Daarom is het nodig verschillende belanghebbende actoren te betrekken om de kwaliteit van het milieubeleid te versterken. Op die manier kan het milieubeleidsplan door middel van goede communicatie, overleg en participatie worden uitgewerkt SUBDOELSTELLINGEN P.1. Verbeteren milieuvorming De ganse milieuproblematiek, in het bijzonder op lokaal niveau, is zeer complex geworden. Voldoende kennis van de verscheidene aspecten van de milieuproblematiek draagt bij tot het verbeteren van het beleid ter zake. Een minimale jaarlijkse vorming is noodzakelijk. In dit verband is er reeds een samenwerkingsverband uitgebouwd tussen de provincie, intercommunales en IGO-Leuven met betrekking tot het aanbieden van milieu-informatie aan de gemeente. De gemeente zal de nodige inspanningen leveren om iedereen die bij het milieubeleid is betrokken de nodige vormingen te laten volgen zodat informatie op een correcte en eenduidige manier naar de inwoners toe wordt verspreid. Hiervoor zal: - het nodige budget worden voorzien voor het volgen van vormingsessies en het aankopen van literatuur - het geven van voorlichtingssessies naar het gemeentepersoneel - via overlegvergaderingen informatie doorspelen - de uitbouw van de GIS-systeem zodat alle diensten toegang hebben tot verschillende datagegevens P.2. Realisatie integraal milieubeleid in gemeentelijk bestuur Het milieubeleid wordt nog te veel als een afzonderlijk facet van het beleid beschouwd. Een integraal milieubeleid houdt echter in dat bij ieder project, uitgevoerd door de gemeente, nagegaan wordt welke impact het project heeft op het leefmilieu en of er geen maatregelen kunnen voorzien worden om het project op een meer milieu – en natuurvriendelijke wijze uit te voeren. Het milieubeleid en de milieuaspecten dienen als een rode draad te lopen doorheen geheel het gemeentelijk beleid. Om dit te bereiken zal een interne overlegstructuur worden opgericht. Er zal eveneens een procedure worden opgemaakt met betrekking tot het voeren van een geïntegreerd beleid waarin onder meer is opgenomen hoe de advisering van dossiers dient te verlopen, hoe de opvolging zal gebeuren enz. P.3. Acties naar gemeentelijke diensten (interne milieuzorg) Het ecoteam dat in 2003 werd opgestart zal worden voortgezet. Het ecoteam zal ingeschakeld worden om de sensibiliseringsacties inzake milieu en duurzame ontwikkeling voor te bereiden en om deze binnen de eigen dienst te implementeren en op te volgen. Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
123
P.4. Acties naar externe personen en doelgroepen De milieudienst zal de acties inzake milieu en duurzame ontwikkeling meer afstemmen op de te bereiken doelgroep. Zo zal algemene milieu-informatie naar de inwoners verspreid worden via het gemeentelijk informatieblad, via de gemeentelijke website, via lokale weekbladen. Informatie over specifieke onderwerpen zal voortaan ofwel via informatieborden of via folders verlopen. Verder zal de milieudienst inzake de actieve openbaarmaking van milieuinformatie alle milieu-informatie waarover de milieudienst beschikt ordenen, actualiseren en accuraat en vergelijkbaar ter beschikking stellen overeenkomstig het decreet van openbaarheid van bestuur. Naar specifieke doelgroepen toe zoals verenigingen, adviesraden, scholen en lokale sociale huisvestingsmaatschappij zal de milieudienst via rechtstreeks contact polsen of zij interesse hebben om rond milieuthema’s te werken, welke milieuproblemen zij ondervinden enz. Bedoeling is om ook meer energie te steken in het opzetten van samenwerkingsverbanden. Zo zal getracht worden om een samenwerkingsverband met de lokale huisvestingsmaatschappij op te richten inzake “duurzame sociale woonwijken” en het “verduurzamen van sociale woonwijken” met aandacht voor groenaanleg en duurzaam bouwen en wonen. Wanneer acties worden ondernomen waarbij de relatie tussen milieu en gezondheid onder de aandacht wordt gebracht, wordt het LOGO als partner betrokken.
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
124
BIJLAGEN -
lijst van gebruikte afkortingen
-
geraadpleegde literatuur
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
125
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN AMINAL CEP DUBO DULO-plan DWA EBP GEDIS IBA KWZI MER MINA MKROS MOG NOG OVAM REG ROG RWA RWZI UNECE VLAREM VLM VMM
Afdeling milieu, natuur, landinrichting en waterbeheer Committee on Environmental Policy Duurzaam bouwen Duurzaam lokaal waterplan Droogweerafvoer Erosiebestrijdingsplan Gemeentelijk samenwerkingsverband voor distributienetbeheer Individuele behandelingsinstallatie Kleinschalige waterzuiveringsinstallatie Milieu-effectenrapportage Milieu- en Natuur Milieu Klachten Registratie en Opvolgingssysteem Mogelijke OverstromingsGebieden Natuurlijke OverstromingsGebieden Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest rationeel energiegebruik Recent Overstroomde Gebieden Regenwaterafvoer Rioolwaterzuiveringsinstallatie Economische Commissie voor Europa Vlaams reglement m.b.t. de milieuwetgeving Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Milieumaatschappij
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
126
Geraadpleegde literatuur Groenbeheer, een verhaal met toekomst Groenbeleidsplan Den Haag Visie natuurvriendelijk groenbeheer stad Gent Vademecum Harmonisch park – en groenbeheer Brochure “duurzaam omgaan met water” Gewestelijk milieubeleidsplan 2003-2007 Provinciaal milieubeleidsplan 2004-2008 Productie – en consumptiepatronen Gemeentelijk milieubeleidplan Lubbeek Gemeentelijk milieubeleidsplan Rotselaar Gemeentelijk milieubeleidsplan Leuven Gemeentelijk milieubeleidsplan Tienen Gemeentelijk milieubeleidsplan Hasselt Energiebeleidsplan Nijmegen Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan Ontwerp-gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Tervuren Mobiliteitsplan Tervuren www.openbaargroen.be www.vmm.be www.vmw.be www.vlm.be
Milieubeleidsplan Tervuren 2005-2009 Definitieve versie
127