GEEN LAND VOOR WITTE MENSEN WIM BOSWINKEL
BOEKENPLAN
CHRONOLOGIE
Ca. 900 AD 1834 1870 1892 1903 1926 1950 1964 1965 1970 1975 1976 1980 1980 1981 – 1987 2000
De Shona-stam vestigt zich in wat nu Zimbabwe heet De Matabele-stam vestigt zich in het zuiden van het land De eerste zendelingen en missionarissen arriveren De Britse kolonisten komen Arthur Kyle sr. arriveert Robert Mugabe geboren Arthur Kyle jr. geboren De meeste Britse koloniën worden onafhankelijk Ian Smith zet zijn rebellenbewind op De guerrillaoorlog begint Portugal geeft zijn Afrikaanse koloniёn op Laura Tasseron geboren Ian Smith draagt de macht over aan Robert Mugabe De Tasserons komen naar Zimbabwe Mislukte onafhankelijkheidstrijd voor Matabeleland Mugabe begint zijn landhervormingsprogramma
EEN ZONNIGE STAD
Op een hoogvlakte in het zuiden van Zimbabwe ligt Bulawayo, de tweede stad van dat nu zo ongelukkige land. Die stad ontstond in de jaren tachtig van de negentiende eeuw als een huttendorp waar Lobengula zetelde, de machtige koning van Matabeleland. Hij beschikte toen nog onbetwist over leven en dood van zijn krijgshaftige onderdanen en kon er bij de naburige stammen naar believen op los roven, moorden en verkrachten. Die mooie tijd was echter gedoemd te verdwijnen. De blanke olifantenjagers en zendelingen – die van de koning tegen ruime vergoedingen vrijelijk hun gang mochten gaan in het rijk – rapporteerden naar het thuisfront dermate gunstig over het bestaan van vruchtbare landbouwgronden en veelbelovende goudaders, dat de belangstelling van investeerders, politici en avonturiers in Londen en Kaapstad wel gewekt moest worden. Dus verschenen algauw de kolonialen en moest Lobengula spoedig het veld ruimen. Hij vluchtte met zijn aanhang naar hete en lager gelegen streken, die geteisterd werden door malaria, bilharzia en slaapziekte. Binnen een jaar was de vorst dan ook dood. De grashutten van Bulawayo werden vervangen door stenen huizen met zinken daken. En toen in 1895 ook nog de spoorwegverbinding met het piepjonge Johannesburg tot stand kwam, kreeg de plaats genoeg allure om de eerste hoofdstad te worden van de nieuwste parel in de kroon van koningin Victoria: Zuid-Rhodesiё. De ontwikkeling van de jonge stad werd van meet af aan met kracht ter hand genomen. Het uitgestrekte en hooggelegen savannegebied was ideaal voor veeteelt en de planners voorzagen dan ook dat Bulawayo het Afrikaanse Chicago zou worden. De wegen werden zo breed gemaakt 7
dat een huifkar, getrokken door zestien ossen, er in één zwaai kon omkeren. Ook ’s nachts, want als tweede stad ter wereld kreeg Bulawayo elektrische straatverlichting. Alleen Londen was eerder. Zelfs toen – en de negentiende eeuw was dus nog niet afgelopen – hielden de planners al rekening met milieuoverwegingen. Om te voorkomen dat de nieuwkomers uit Europa last van luchtvervuiling zouden krijgen, werden de blanke wijken bovenwinds gesitueerd ten opzichte van de beoogde industriegebieden, met uiteraard de zwarte wijken aan de andere kant. Om een wat meer gespreide ontwikkeling in de jonge kolonie te bevorderen, werd in het eerste decennium van de twintigste eeuw het wat centraler gelegen Salisbury de nominale hoofdstad. Het zou nog vijftig jaar duren voordat dat toekomstige Harare ook de grootste stad zou zijn. Dat kwam door de enorme vlucht die de tabaksverbouw nam na de Tweede Wereldoorlog. Uiteindelijk was het regionale verschil in regenval er de oorzaak van dat langzaam maar zeker het economische zwaartepunt van het land naar het noorden verschoof, weg van Bulawayo. En toen kwam ook nog Mugabe … * Een toevallige passant, die al meer van Afrika had gezien, vond het er nog best te harden. Stukken beter zelfs dan in de meeste andere steden in dat door God verlaten continent. Maar voor hen die wisten hoe het ooit geweest was, was het verval duidelijk zichtbaar. Zij hadden nog de tijd meegemaakt dat er niet overal vuilnis in de straten lag, dat je niet voortdurend op je hoede moest zijn voor rovers, dat er wel volop artikelen in de winkels te koop waren en dat de 8
mensen nog werk hadden in plaats van dat ze moesten kiezen tussen bedelen of naar het buitenland vluchten. Bulawayo was een stad van lange rijen wachtende mensen geworden: voor broodwinkels en banken, bij benzinestations. De scholen hadden geen leraren en geen boeken meer, de ziekenhuizen moesten het zonder artsen en medicijnen stellen. Daardoor was je, tenzij je over een hoop harde valuta beschikte, met een blindedarmontsteking al ten dode opgeschreven. De farms lagen braak, omdat de meeste blanke boeren weggejaagd waren. Het lokale geld was niets meer waard. Drie miljoen Zimbabwanen waren al gevlucht om te overleven. Ze trokken naar Zuid-Afrika, Engeland of elders. * Maar als je niet te veel op de details lette, was er nog best wat over van de vroegere splendeur van Bulawayo, met z’n imposante witte gebouwen, die schitterden onder de felle oktoberzon. De jacarandas, die langs bijna alle wegen en lanen geplant waren, stonden al in bloei. In hun paarse bloemenpracht hunkerden zij naar de regens, die – na een droge tijd van zeven maanden – nu ieder moment konden losbreken. Dan zou het ook niet lang meer duren voordat de flamboyants hun rode glans aan dit lentespektakel zouden toevoegen. Het oostelijk deel van de stad, waar ooit alleen maar blanken mochten wonen, zag er nog steeds uit als één groot park. Onder oude bomen lagen schilderachtige, koloniale bungalows. De bijbehorende, nu veelal ongebruikte, zwembaden en tennisbanen lagen op percelen van minstens een halve hectare groot. 9
In de jaren twintig waren er dammen gebouwd in de Matsheumhloperivier, die dwars door dit deel van de stad stroomde, waardoor er twee stuwmeertjes ontstaan waren. In het laagst gelegen meertje bevond zich nog wat water van het vorige regenseizoen, maar stroomopwaarts stond de Upper Hillside Dam helemaal leeg. De klei op de droge bodem was versnipperd tot grillig gevormde grijze fragmentjes, als stukjes van een legpuzzel, die leken te snakken naar het moment dat de regen hun poriën weer zou vullen. Aan de linkeroever van dit waterloze meertje, vlak tegen de overlaat aan, stond een grote lanthaanstruik. Het ooit zo effectieve overheidsprogramma dat de verspreiding van deze voor mens en dier zeer giftige planten moest tegengaan, bestond niet langer. Half verscholen onder die heester, met nauwelijks meer zichtbaar dan zijn uit een korte broek stekende, gebruinde benen, lag, buik naar beneden, het levenloze lichaam van Arthur Kyle.
10
DE VERKEERDE BOOT
Eeuwenlang was het heel eenvoudig geweest om te emigreren. Alles wat je nodig had om je elders te vestigen, was een gezonde ondernemingslust en een beetje spaargeld voor de bootreis. Als je dat had, stond de plek van je keuze voor je open: in de Amerika’s, in Australië, in Afrika. Pas toen vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw de behoefte aan landverhuizingen zich niet meer uitsluitend tot Europeanen beperkte, maar ook donkergekleurde mensen uit Azië en Afrika daarvoor belangstelling begonnen te tonen, werden de regels aangescherpt. Zo lang na de Tweede Wereldoorlog hadden de Westerse politici eindelijk hun vrees overwonnen om van fascisme beschuldigd te worden. Eindelijk kon de verdediging van Fort Europa tegen de aanval van vreemde culturen beginnen. * Toen John Kyle in 1903 op 24-jarige leeftijd in Liverpool de boot naar Kaapstad nam, bestonden er nog geen visa, groene kaarten of zelfs paspoorten. Voor een jonge Brit, die ook nog binnen de grenzen van het wereldrijk van de pasgekroonde koning-keizer Edward VII bleef, bestonden er al helemaal geen formaliteiten. John was de tweede zoon van een gentleman farmer uit Brabourne, een dorpje in de buurt van Ashfort in het graafschap Kent. Zijn broer Arthur zou de herenboerderij erven en om de jongere telg ook op dreef te helpen werd de in die tijd gebruikelijke methode toegepast: de familie bracht een som geld op, die hem in staat zou stellen zijn vertrouwde status 11
van landjonker op te houden waar dat nog te bedruipen viel. En dat was in de koloniёn. Ter voorbereiding had John, na zijn middelbare opleiding op een kostschool, een tijd gewerkt als klerk en inkoper bij een koffiebrander in Londen. Natuurlijk had hij ook zijn landbouwervaring van thuis, waardoor het houden van koeien, schapen en varkens en het telen van aardappelen en een aantal graansoorten nauwelijks nog geheimen voor hem had. Ook voldeed hij ruimschoots aan de overige eisen waar een potentieel succesrijke koloniaal aan moest voldoen: hij had een sterke wil, speelde niet slecht cricket, kon goed tegen een paar whisky’s en was populair bij de meisjes. Hij was immers ad rem en mocht best gezien worden. Het kritieke moment voor hem brak aan toen hij de beslissing moest nemen over de bestemming van zijn reis. Twee factoren speelden daarbij een belangrijke rol. Ten eerste wilde hij zich zo snel mogelijk ergens vestigen waar hij zijn eigen landbouwbedrijf kon opzetten. De ongezonde “hete koloniёn” zoals Brits-Indië, Malakka, Guyana of de Goudkust waren daar natuurlijk niet geschikt voor. Naar die plaatsen gingen enkel de minder welvarende Europeanen, en dan alleen nog maar voor korte tijd, om snel wat kapitaal bij elkaar te vergaren en zich daarna voor langere tijd in leefbaarder gebieden te vestigen. Ten tweede wilde hij niet in de situatie geraken waaronder hij zijn familie had zien lijden. Door de obscene eisen van de opkomende vakbonden en socialistische politici werden die veel minder snel rijk dan redelijk scheen. Hij wilde liever naar streken waar hij niet afgeleid zou worden door dergelijke decadente zaken, en daardoor vielen bijvoorbeeld Australië en Canada af. En natuurlijk delen van het Britse rijk, die ook in die verwerpelijke richting begonnen af te glijden.
12
Een man van zijn stand zou het recht moeten hebben om over zijn eigen lot te kunnen beschikken, en over dat van vele anderen, zonder met allerlei kinderachtige overwegingen rekening te moeten houden. En dus nam John de uiteindelijk zo noodlottige beslissing – en zijn hele familie stond daar toen achter – om de boot naar Afrika te nemen.
13
GROENER GRAS
De vader van Paul Leonard Tasseron was ook hervormd predikant geweest. Dat was in de benijdenswaardige tijd dat crises en oorlogen het angstige volk in de kerk hielden en er nog met diepe verering naar het ambt opgekeken werd. Toen Paul in de jaren zestig afstudeerde, was helaas de ontkerkelijking al in volle gang. Er was ook een flinke leegloop bij zijn eerste gemeente in het Twentse Borne. Hij deed er werkelijk alles aan om het tij te keren, waarbij hij zelfs zover ging te accepteren dat Jonas niet letterlijk in een walvis gezeten had. Dat was iets waarvoor zijn vader zich in zijn nog heel verse graf ongetwijfeld zou hebben omgedraaid. Paul hield het bijna vijftien jaar vol tussen de Tukkers. Hij trouwde er zelfs een: Ellen. Zij was bovendien in die hele periode zijn enige bekeerling, ze kwam namelijk uit een gereformeerd nest. Het huwelijksgeluk kon niet verhinderen dat Paul zich steeds ongelukkiger ging voelen in zijn werk. Zo had hij zich het domineesleven niet voorgesteld: hij voelde zich bedrogen en ging zich zorgen maken over de toekomst. Zeker nadat ze een dochtertje kregen, een allerliefst meisje, dat ze Laura noemden. Het waren zijn schoonouders die er het eerst mee kwamen: kon hij zich niet nuttiger maken als zendeling? Met goede vliegverbindingen en de beschikbaarheid van moderne medische faciliteiten was dat toch niet meer zo’n levensgevaarlijk onderneming als in de dagen van Livingstone of Schweitzer. Er gingen nog bijna twee jaar van wikken en wegen overheen voordat Paul zijn nieuwe roeping aan het kerkbestuur kenbaar maakte. 15
Een jaar later zond het zendingsgenootschap in Zeist hem uit naar het zojuist vrij geworden Zimbabwe. Daar zou hij, bij Morgenster Mission, de recentelijk overleden ZuidAfrikaanse dominee Botha op gaan volgen. Ze vertrokken net op tijd uit Borne om de demoraliserende bouw van de eerste moskee in dat stadje niet te hoeven meemaken. Het bleek een goede beslissing te zijn geweest. De wanhopig arme Zimbabwanen woonden in groten getale de beide zondagsdiensten bij. De klassen voor de Bijbelstudie, waar Ellen zich actief voor inzette, barstten uit hun voegen. Zo had zelfs vader Tasseron het in z’n beste tijd niet meegemaakt. Paul genoot met volle teugen van zijn nieuw verworven status als ouderwetse herder en begon er zelfs steeds meer aan te wennen dat zijn volgzame schapen zwart waren, met kroeshaar, brede neuzen en dikke lippen. En Jonas mocht weer terug in de walvis!
16
EEN POLITIEZAAK
De Zimbabwe Republican Police (ZRP) was gedurende de laatste bijna dertig jaar verworden tot een miserabele afspiegeling van zijn luisterrijke voorganger, de British South African Police. Die werd opgeheven in 1980, bij de instelling van de onafhankelijkheid. Vanaf dat moment werden er geen nieuwe blanken meer benoemd. De paar idealisten die het gewaagd hadden aan te blijven, werden al snel weggepest. Corruptie deed in alsmaar sterkere mate zijn intrede in het korps. Steeds minder zaken werden opgelost, en dat in een periode waarin de misdaad juist tot ongelofelijke proporties toenam. Aan de mansterkte lag dat trouwens niet, want die was in diezelfde tijd maar liefst vertwaalfvoudigd! * Toch was niet alles even verrot. Zo stond er in Bulawayo nog steeds een kundig en eerlijk man aan het hoofd van de afdeling moordzaken: inspecteur Kumalo. Het duurde nog wel even voordat hij op de hoogte gebracht werd van de gruwelijke vondst bij de Upper Hillside Dam. Omdat er al een paar dagen in het grootste deel van het land een stroomstoring heerste, waren zowel de vaste als de mobiele telefoonverbindingen weer eens uitgevallen en moest de wijkagent de boodschap persoonlijk komen overbrengen. Na drie kwartier fietsen onder een onbarmhartig hete zon stond hij buiten adem voor het grote bureau in het kantoor van zijn superieur. ‘Ga zitten’, zei Kumalo vriendelijk, wijzend op de wat wankele bezoekersstoel in het nogal kale vertrek. De enige decoratie was een ietwat scheefhangend staatsieportret van een robuuste Mugabe uit de vroege jaren tachtig, waarop – 17
behalve dat Hitlersnorretje – nauwelijks meer gelijkenis met de 85-jarige van nu te bespeuren viel. Nadat de wijkagent opgewonden zijn verhaal gedaan had, trof Kumalo de nodige maatregelen. Daarbij ging hij niet langs zijn commandant om te vragen om de enige nog werkende politieauto, want het was het tijdstip dat de kinderen van zijn baas van school gehaald moesten worden en dat ging natuurlijk voor. Hij nam dus maar de oude 504, die hij die ochtend van zijn broer geleend had met de belofte wat diesel te zullen organiseren, en samen met de wijkagent ging hij op zoek naar Dr. Moyo, een internist die soms als politiepatholoog optrad. Geen geluk bij het Mpilo hospital: daar hadden ze hem al een week niet gezien. Ze troffen hem uiteindelijk thuis, achter een oude typemachine. Hij was bezig een polis in te vullen voor een klant, want als verzekeringsagent kon hij tenminste zijn gezin nog wat te eten voorzetten. Moyo’s vrouw serveerde de beide politiemensen een kop thee, terwijl haar man mopperend zijn klusje afmaakte. ‘Mijn betaling voor de laatste drie zaken heb ik nog steeds niet ontvangen,’ klaagde hij, ‘en als het nog komt, is het niets meer waard door die inflatie.’ ‘Zolang de oude man niet opstapt, zal het ook niet beter worden’, verklaarde Kumalo gelaten. Hier in Matabeleland, ver weg van het stamgebied van Mugabe, kon je zulke dingen rustig zeggen. In het verre Harare kon je dat letterlijk de kop kosten. In de hoop dat het kleine beetje brandstof in de tank hen ook weer terug zou brengen, gingen de drie mannen ten slotte op weg naar de Upper Hillside Dam.
18
DE OUDE DICTATOR
Vanaf het begin was het wel duidelijk dat president Robert Mugabe de moord niet zelf gepleegd had. Hij was tenslotte een eind in de tachtig en bovendien vertoefde hij niet eens in het land toen de misdaad gepleegd werd. Hij was op dat moment op bezoek bij collega Gaddafi in Libië, een van de opvolgers van talloze wrede Arabische heersers, die zoveel eeuwen lang – vooral als slavenhandelaren – hun zwarte medemensen meedogenloos geëxploiteerd hadden. Ook nu nog wisten ze hun kwalijke invloed ten zuiden van de Sahara te handhaven, door af en toe een heel klein stukje van hun olierijkdom als een aalmoes uit te delen. ‘We zijn allemaal Afrikanen’, verklaarden deze witte Moren opportunistisch en zo werden ze de lakenuitdelers in de Afrikaanse Unie, waar ze eigenlijk helemaal niet bij zouden moeten horen. ‘Voor God zijn we allemaal gelijk’, beweerden ze huichelachtig en ze eisten ook nog eens alle voetbalbekers op die er in Afrika te behalen waren. De handen ineenslaan en een zwarte cup organiseren of een eigen politieke organisatie opzetten, kon natuurlijk niet: dat zou racistisch zijn en dat is natuurlijk het laatste waarvan een bevrijde Afrikaan in het postkoloniale tijdperk van beschuldigd wil worden. Twee dagen later vertrok de oude dictator weer tevreden naar huis. Er was een half miljoen Amerikaanse dollars gestort op zijn privérekening in Maleisië en hij mocht voor twee miljoen in China besteden aan een waterkanon en ammunitie. Zo was Mugabe weer even van het gezeur van zijn veeleisende vrouw af, die weer wat boodschappengeld had, én kon het morrende volk een tijdje langer in toom worden houden. 19
Iedereen happy; waar diplomatie al niet goed voor is. Op het vliegveld van Harare viel hem de gebruikelijke ontvangst ten deel. Op het vervaarlijke scheuren vertonende asfalt van de eens zo dynamische maar nu nog nauwelijks gebruikte luchthaven stond een honderdtal leden van de vrouwenafdeling van de ZANU-partij gereed om luid zingend een welkomstdans uit te voeren. Zelfs onder de hete middagzon waren de dames graag bereid zich in te spannen. Er was hun na afloop immers een hartig maal van mealimeal en gestoofd vlees beloofd: hun traditionele gerecht, dat echter in de laatste jaren een ongekende luxe was geworden. ‘Er is zaad en kunstmest onderweg uit Libië’, loog de president voor de enig aanwezige televisiecamera, die van zijn eigen staatsomroep. Hij was zich er wel van bewust dat het regenseizoen op komst was en dat het gebrek aan landbouwbenodigdheden in de winkels een grote bron van onrust was. Hij had zo nog even tijd om erover na te denken wie hij dit jaar de schuld zou geven van alweer een mislukte oogst en nog meer honger. Staande tussen echtgenote Grace en zijn stokoude vicepresident Msika, die tijdens zijn afwezigheid voor hem waargenomen had, onderging hij lijdzaam de luidruchtige vertoning van de in bonte kostuums gestoken dames. Zelf hield hij meer van Mozart en Weense walsen, maar die voorkeur sprak hij zelden uit. Als monogame geheelonthouder had hij toch al genoeg moeite om als man van het volk over te komen. Hij bedacht grimmig dat zijn leven eigenlijk alleen nog maar uit toneelspelen bestond. En dat, de laatste jaren, ook nog zonder applaus. *
20
Die avond in State House kwam Mugabe weer een beetje tot zichzelf. Hij vond het vooral prettig het avondmaal weer vanuit een stoel te kunnen nuttigen, in plaats van op de grond in de tent van Gaddafi te moeten zitten. Vreselijk ongemakkelijk was dat, de gouden schotels en dure perzen ten spijt! Hij keek naar zijn jonge vrouw, die tegenover hem zat te eten. Als de moeder van Robert jr. en Boni, zijn enige overlevende kinderen, had ze het volste recht op die plaats. Dat besefte hij, maar hij kon Sally niet vergeten, de Ghanese vrouw met wie hij bijna veertig jaar lief en leed gedeeld had. Toen zij vijftien jaar geleden stierf, verloor hij zijn beste vriend en meest vertrouwde adviseur. Hij vroeg zich vaak af hoe het gelopen zou zijn als ze was blijven leven. Diep in zijn hart was hij het eigenlijk eens met de publieke opinie dat het verval van Zimbabwe begonnen was met de dood van de first lady. De veelgehoorde gevolgtrekking dat haar opvolgster dus de oorzaak van de nationale ellende was, had hij echter tot zover nog steeds van zich af kunnen zetten. Grace was verdiept in The Herald, het enige lokale dagblad dat – hoewel streng gecensureerd – nog in het land verscheen. Ze was gekleed in een wat vormeloze, lange blauwe jurk, die ze uit Tripoli meegebracht had. Ze zou liever gewinkeld hebben in Milaan of Londen, maar daar waren de Mugabe’s niet langer welkom. Dat kwam door dat gezeur over mensenrechten, wist ze, en nog een aantal andere zaken die ze ook nauwelijks kon bevatten. Ze voelde de priemende blik van haar man en keek op. ‘Nog wat bijzonders in de krant?’ vroeg hij. Ze bladerde snel terug, want ze wist dat de showpagina hem niet interesseerde. ‘Ah, alweer een blanke boer vermoord, in Bulawayo’, antwoordde ze, opgelucht iets gevonden te hebben dat niet te frivool zou klinken. Mugabe zuchtte en legde zijn vork neer. 21
Hij had nog niet veel gegeten van zijn Zuid-Afrikaanse gebakken aardappeltjes met een biefstukje uit Botswana. Ooit had Zimbabwe dergelijke producten zelf voortgebracht, maar dat was toen er nog blanke boeren waren. Grace reikte hem de krant aan en hij verdiepte zich in het artikel. ‘Daar krijgen wij natuurlijk weer de schuld van’, merkte hij gelaten op. ‘Ze zullen wel weer zeggen dat het door mijn landhervormingsprogramma komt.’ Zijn stem klonk wat dof: hij kon zijn vermoeidheid en neerslachtigheid niet helemaal verbergen. Hij zei er niet bij dat hij eigenlijk zelf het verband ook zag. Want ook al was het de officiële lijn – zo enthousiast uitgedragen door propagandaminister Jonathan Ngubele – dat alle ellende door een Westerse samenzwering veroorzaakt was, Mugabe wist wel beter. Hij was zich er bovendien pijnlijk van bewust dat steeds minder van zijn onderdanen de verhaaltjes geloofden dat Groot-Brittannië weer op koloniën uit zou zijn en met Zimbabwe wilde beginnen. Het hongerende volk zag de blanke boeren niet meer als agenten van Tony Blair en Gordon Brown, maar als een noodzakelijke klasse, die er ooit voor gezorgd had dat er voor iedereen genoeg te eten in het land was. ‘Het kan toch om een gewone moord gaan, een beroving of zo?’ bedacht Grace triomfantelijk. ‘Die had je vroeger toch ook wel!’ ‘Dat zal het zijn’, antwoordde haar man en dat geloofde hij ook wel. Alleen, en dat noemde hij maar niet tegen zijn vrouw, was hij er zich ongemakkelijk van bewust dat de misdaad in het land enorm toegenomen was sinds hij de rechtsstaat had opgeheven. Het ontslag van alle rechters die de overheid durfden te trotseren, was het begin geweest van de ondergang. Dat besefte hij maar al te duidelijk. Als de overheid zich wetteloos mag opstellen, wat kun je dan nog van het volk verwachten? 22
Maar hij zou de situatie herstellen. Dat had hij besloten. Hij zou Ngubele en de generaals trotseren en het land weer gezond maken. Zimbabwe moest weer een welvarend land worden. Bij de eerstkomende begrafenis zou hij zelf de verandering inzetten, daar was de alsmaar groeiende oppositie niet voor nodig. Hij zou Tsvangirai niet de gelegenheid geven voor held te spelen. Hij wist dat hij het doen kon, hij voelde zich sterker de laatste tijd. Op Heroes Acre, de nationale erebegraafplaats net buiten Harare, zou hij de revolutie beginnen.
23