Gebruikerservaringen Voorbeeldprojecten Duurzaam & Energiezuinig bouwen Woningbouw
In opdracht van: Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting Kruisplein 25 R 3014DB Rotterdam Telefoon 010 2825050 http://www.sev.nl Contactpersoon: Claudia Bouwens Novem Sittard Swentiboldstraat 21 6137 AE Sittard Telefoon: 046-4202202 http://www.novem.nl Contactpersoon: Jo Meyer
Vervaardigd door: RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam telefoon 020-5221111 telefax 020-6276840 http://www.rigo.nl Auteurs:
Rapportnummer:
Hans van der Reijden Kees Leidelmeijer Gooitske Marsman m.m.v. Maaike Alles 79120 /w maart 2002
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
Inhoudsopgave 0
SAMENVATTING
I
1
INLEIDING
1
1.1 AANLEIDING ONDERZOEK
1
1.2 OPZET ONDERZOEK
2
1.3 OPZET RAPPORTAGE
6
2
7
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
2.1 KADER VOOR DE EVALUATIE
8
2.2 EERDERE ONDERZOEKEN
12
2.3 CONCLUSIE
20
3
21
BEWONERS DUBO-WONINGEN
3.1 DE BEWONERS
21
3.2 BEKENDHEID
22
3.3 HOUDING
23
3.4 ALGEMENE TEVREDENHEID
26
3.5 INFORMATIE
27
3.6 CONCLUSIE
28
4
29
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4.1 INLEIDING
29
4.2 WATERBESPARENDE MAATREGELEN
30
4.3 HERGEBRUIK VAN REGENWATER
31
4.4 TOETREDING DAG- EN ZONLICHT
33
4.5 WARMTEOPWEKKING
34
4.6 WARM TAPWATER
38
4.7 MECHANISCHE VENTILATIE
40
4.8 TOEPASSING VAN HOUT BINNEN DE WONING
42
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
4.9 TOEPASSING HOUT AAN DE BUITENZIJDE VAN DE WONING
44
4.10 GEBRUIK VAN OPLOSMIDDELARME VERF AAN DE BUITENZIJDE
46
4.11 OVERIGE MATERIALEN
47
4.12 TOCHTWERING
48
4.13 TOCHTPORTAAL
49
4.14 WASDROOGRUIMTE
50
4.15 COMPOSTBAK
51
4.16 REGENTON
52
4.17 GELUIDSISOLATIE
52
4.18 CONCLUSIES
55
5
57
BINNENMILIEU
5.1 INLEIDING
57
5.2 DE BEOORDELING VAN HET BINNENKLIMAAT DOOR GEBRUIKERS
58
5.3 RESULTATEN BINNENMILIEU ONDERZOEK
62
5.4 CONCLUSIE
66
6
69
CONCLUSIES
6.1 INLEIDING
69
6.2 DE BEWONERS VAN DE VOORBEELDPROJECTEN
69
6.3 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
70
6.4 BINNENMILIEU
71
6.5 AANDACHTSPUNTEN PER MAATREGEL
72
6.6 ALGEMEEN
75
7
81
AANBEVELINGEN
BIJLAGE I ADVIESCOMMISSIE
85
BIJLAGE II LITERATUURLIJST
87
BIJLAGE III BEWONERS ENQUÊTE; STEEKPROEF EN RESPONS
91
BIJLAGE IV CONCLUSIES BINNENMILIEUMETINGEN
95
BIJLAGE V SCHEMATISCHE SAMENVATTING BINNENMILIEU METINGEN
101
BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
105
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
SAMENVATTING
0 Samenvatting Inleiding SEV en Novem hebben in 1996 een programma Voorbeeldprojecten Duurzaam en Energiezuinig Bouwen gestart. In 33 woningbouwprojecten en 17 utiliteitsbouwprojecten is binnen dit kader een groot aantal DuBo-maatregelen toegepast. Deze maatregelen beogen een bijdrage te leveren aan milieudoelen als energie- en waterbesparing, beperking van afval en beperking van gebruik van niet-duurzame materialen. Daarnaast dienen de maatregelen een bijdrage te leveren aan het woongenot van de bewoners, bijvoorbeeld door het bieden van comfort, optimale functionaliteit en een goed binnenmilieu. In het voorliggende onderzoek is aandacht besteed aan de wijze waarop de gebruikers ofwel de bewoners het wonen in de voorbeeldprojecten in het algemeen en toegepaste DuBo-maatregelen in het bijzonder beoordelen. Het doel van het onderzoek kan in het kort worden omschreven als: “Wat zijn de ervaringen van de gebruikers met DuBo-maatregelen en welke aandachtspunten kunnen hieruit worden afgeleid voor toepassing van maatregelen in de toekomst?”. Hierover wordt gerapporteerd in drie deelrapportages: woningen, utiliteitsbouw en stedebouw. Het voorliggende rapport betreft de deelrapportage 'woningen'. In dit deelonderzoek zijn 15 woningbouwprojecten betrokken. In al deze projecten is een algemeen gebruikersonderzoek gehouden. In totaal heeft een op de drie van alle huishoudens in deze projecten meegedaan met dit onderzoek. In vier projecten zijn aanvullende groepsgesprekken met bewoners gehouden en in zeven projecten zijn nadere metingen en analyses uitgevoerd met betrekking tot het binnenmilieu in de woningen. Om een beeld te krijgen van de bewonerservaringen met DuBomaatregelen is naast dit gebruikersonderzoek ook een literatuurstudie verricht waar eventuele knelpunten uit het verleden op een rij gezet zijn.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
I
II SAMENVATTING
Algemene waardering van DuBo-woningen De huidige bewoners van de voorbeeldprojecten zijn over het algemeen zeer tevreden met hun woning. Men lijkt zelfs iets tevredener dan gemiddeld de bewoners van nieuwbouwwoningen. Over de DuBo-maatregelen is men vaker positief dan negatief en over het nut ervan wordt weinig getwijfeld. Er is echter tegelijkertijd ook ontevredenheid met betrekking tot het functioneren, de uitvoering en het gebruik van de in deze woningen toegepaste DuBo-maatregelen. Daarnaast heeft het wonen in een DuBo-woning allerlei voor- en nadelen die ook in reguliere nieuwbouwwoningen een rol spelen. Zo spelen ’klassieke’ zaken als de grootte van de woning, de ligging, de inrichting en de prijs een belangrijke rol in de algemene waardering. Dit zijn tevens de aspecten die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de woningkeuze. De milieuvriendelijke maatregelen spelen slechts voor een kleine minderheid van de ondervraagde bewoners een belangrijke rol bij de keuze van hun woning en hun algemene tevredenheid. Ervaringen met de DuBo-maatregelen In het bewonersonderzoek zijn die maatregelen onderzocht waar de bewoner in het gebruik iets van merkt (een gebruikerscomponent heeft). In het nationaal pakket duurzaam bouwen zijn ook DuBo-maatregelen opgenomen welke zich grotendeels onttrekken aan de directe waarneming van de bewoners (ongeveer de helft). Zodoende zijn wel vragen gesteld over bijvoorbeeld de ervaringen met waterbesparende kranen maar niet over de ankerloze spouwmuur. Men is over het algemeen tevreden over de onderzochte DuBo-maatregelen (zie ook hoofdstuk 6 Conclusies). Het milieuvriendelijke karakter speelt daar zeker ook een rol bij. Zo vinden bewoners van een wijk waar bijvoorbeeld het hergebruik van regenwater is toegepast dit zeer positief. Ook de zonneboiler wordt door een groot aantal mensen om zowel de milieubijdrage als de energiebesparing goed gewaardeerd. Het effect op het comfort speelt een belangrijke rol als het gaat om verwarming, ventilatie en geluidsisolatie. Specifieke comfortverhogende voordelen van de DuBo-maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van vloerverwarming en/of wandverwarming. Er zijn ook andere meer bijkomende voordelen van maatregelen te constateren. Zo vindt men het gebruik van hout vaak mooi en een groot glasoppervlak ter benutting van dag- en zonlicht mede prettig om de sociale controle. Niet alle maatregelen worden door de bewoners altijd even goed gewaardeerd. De reden van de klachten liggen hoofdzakelijk bij de functionaliteit van de toegepaste technieken. De toepassingen doen soms simpelweg niet waar zij voor ontworpen zijn. Dit kan afbladderende verf zijn, maar ook zeer specifieke klachten zoals geuroverlast van hergebruikt hemel- of oppervlaktewater. Wanneer het gaat om installaties voor verwarming, warm water, ventilatie en bijvoorbeeld het hergebruik van regenwater schort het helaas nogal eens aan de juiste werking van systemen. Hierdoor ontstaat een groot deel van de geuite ontevredenheid. De klachten over het binnenmilieu lijken niet groter dan in de reguliere woningbouw. Het merendeel van deze klachten is middels metingen ook geconstateerd èn R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
SAMENVATTING
nader onderzocht. Een belangwekkende uitkomst is dat in slechts een gering aantal gevallen de klachten veroorzaakt lijken te zijn door niet wenselijk gebruik van de installaties. Het komt voor dat bewoners niet goed ventileren of de verwarming te vaak uitzetten maar dit gedrag verklaart maar een gering deel van de klachten. De oorzaak van de klachten ligt voornamelijk bij installatietechnische onvolkomenheden en inregelproblemen. Leerervaringen Van de onderzochte DuBo-maatregelen wordt het merendeel goed gewaardeerd door de bewoners. Deze positieve ervaringen kunnen worden gebruikt als 'selling points' voor toekomstige toepassingen. Er lijkt geen reden te zijn om te stellen dat de onderzochte DuBo-maatregelen op zich niet goed aansluiten op de wensen van de bewoners. Er zijn echter wel knelpunten geconstateerd. De oorzaken van de knelpunten zijn per woningbouwproject soms verschillend maar geconcludeerd kan worden dat de belangrijkste oorzaken liggen op het installatietechnische of ontwerptechnische vlak. Dit leidt tot klachten over met name het niet goed functioneren van de toepassingen. Uit het onderzoek komen talloze leerervaringen naar voren voor de implementatie van DuBo-maatregelen in de toekomst (zie ook hoofdstuk 6 en 7). Van een groot aantal maatregelen is nu bekend waarom bewoners deze al dan niet waarderen en wat er in de toekomst nog verder aan verbeterd zou kunnen worden. Het lijkt vooral van belang dat aan de technische kwaliteit van de onderzochte DuBomaatregelen gewerkt wordt. De aandacht dient hierbij naast milieuwinst meer te liggen op robuuste, goed ingeregelde en eenvoudig te onderhouden toepassingen. Pas als de techniek doet wat zij moet doen zal de bewoner de meerwaarde ervaren (zie ook hoofdstuk 7 Aanbevelingen). Dit verbeteren kan met name door een betere kwaliteitsmonitoring tijdens en na het bouwproces, scholing en kennisuitwisseling tussen beroepsgroepen en informatievoorziening aan bewoners. De leerervaringen die voortkomen uit dit onderzoek kunnen daarbij een belangrijke rol spelen.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
III
INLEIDING
1 Inleiding 1.1
Aanleiding onderzoek SEV en Novem hebben in opdracht van VROM in 1996 het programma Voorbeeldprojecten Duurzaam en Energiezuinig Bouwen gestart. In de voorbeeldprojecten zijn in veel gevallen maatregelen uit de Nationale Pakketten voor woningbouw, utiliteitsbouw en stedebouw toegepast en in een aantal gevallen is zelfs nog verder gegaan dan de maatregelen die in de Nationale Pakketten zijn beschreven. In totaal hebben 33 woningbouwprojecten en 17 utiliteitsbouwprojecten de voorbeeldstatus verkregen. In de afgelopen jaren is mede dankzij de voorbeeldprojecten veel kennis en ervaring opgedaan over de technische en financiële haalbaarheid van duurzaam bouwen. Inmiddels zijn de meeste projecten opgeleverd en in gebruik genomen. Daarmee breekt een nieuwe en interessante fase aan voor de voorbeeldprojecten. Er kan nu namelijk systematisch aandacht worden besteed aan de ervaringen van de gebruikers met de in de projecten toegepaste maatregelen. Daarvoor hebben SEV en Novem een evaluatieonderzoek ‘gebruikerservaringen’ gestart. De centrale vraagstelling van dit onderzoek kan als volgt worden omschreven:
“Hoe worden de milieuvoorzieningen/milieumaatregelen uit de voorbeeldprojecten in de gebruiksfase beoordeeld door de gebruikers?”
Het onderzoek kent drie deelstudies - aansluitend op het onderscheid dat voor de Nationale Paketten is gehanteerd - waarover ook afzonderlijk wordt gerapporteerd: 1
Woningbouw;
2
Utiliteitsbouw;
3
Stedebouw.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
1
2 INLEIDING
De voorliggende rapportage betreft de evaluatie van gebruikservaringen van bewoners van de woningbouwprojecten. In dit onderzoek is ingegaan op de volgende aandachtspunten: 1.
de bekendheid met de in en rond de woning gebruikte DuBo-technieken;
2.
de waardering van duurzaam bouwen en/of DuBo-technieken in en rond de woning;
3.
de gedragscomponent in het gebruik van duurzame gebouwen;
4.
gezondheid en binnenmilieu.
Het onderzoek is door RIGO Research en Advies uitgevoerd in opdracht van de SEV en Novem. Voor de begeleiding van het onderzoek is een adviescommissie samengesteld waarvan de leden zijn weergegeven in de bijlage I. Een tussenrapportage van dit bewonersonderzoek heeft gediend als input voor het Platform Dubo & Consument. Dit platform heeft mede op basis daarvan eind 2001 een advies geformuleerd ten behoeve van de Duboraad. De rode draad van dit advies is de vraag op welke wijze de overheid vraag en aanbod beter op elkaar af kan stemmen.
1.2
Opzet onderzoek In het onderzoek zijn vier op elkaar aansluitende delen te onderscheiden. Dit betreffen de volgende fasen: 1.
deskresearch: er is een literatuurstudie uitgevoerd ten behoeve van de afbakening van te onderzoeken maatregelen en selectie van voorbeeldprojecten.
2.
algemeen gebruikersonderzoek: in deze fase is middels een telefonische enquête nagegaan hoe het bij de bewoners van de geselecteerde projecten is gesteld met de bekendheid met, de waardering van en de oordelen over de de plus- en minpunten van toegepaste maatregelen.
3.
specifiek gebruikersonderzoek: in deze fase is door (groeps)interviews in meer kwalitatieve zin aandacht besteed aan de gedragscomponent bij specifieke toegepaste maatregelen.
4.
binnenmilieu: bij een selectie van projecten is nader ingegaan op het binnenmilieu; hiervoor zijn metingen uitgevoerd en is het feitelijk gedrag van bewoners geanalyseerd.
1.2.1
Deskresearch In de eerste fase van het onderzoek heeft een korte scan van de literatuur over ervaringen van gebruikers met DuBo-maatregelen inclusief het binnenmilieu plaatsgevonden. Tevens is geanalyseerd welke van de mogelijke DuBo-maatregelen een gebruikerscomponent hebben. Onder ‘gebruikerscomponent’ wordt niet alleen gedrag verstaan (het uitzetten van een mechanisch ventilatiesysteem bijvoorbeeld), maar ook of een gebruiker een – bijvoorbeeld – esthetisch oordeel (mooi of R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
INLEIDING
lelijk) heeft over een maatregel. Of een maatregel een gebruikerscomponent heeft, kan dus wellicht het best omgekeerd worden geformuleerd: als een maatregel zich onttrekt aan de ervaring van de gebruikers heeft een maatregel geen gebruikerscomponent. Na bestudering van de DuBo-maatregelen bleek 60% een gebruikerscomponent met zich mee te brengen. In de eerste onderzoeksfase is tevens het evaluatiekader ontwikkeld. Daarin worden vijf aspecten van een maatregel onderscheiden die mensen positief of negatief kunnen waarderen. Deze groepen zijn functionaliteit, besparing (energie/kosten), esthetiek/vormgeving, comfort en overig. Naar aanleiding van de afbakening van maatregelen met een gebruikerscomponent heeft ook de selectie van de voorbeeldprojecten voor het gebruikersonderzoek plaatsgevonden. Daarvoor zijn de volgende aanvullende criteria gehanteerd: 1.
de toegepaste maatregelen moeten een gebruikerscomponent hebben;
2.
de projecten moeten minimaal 2 jaar geleden opgeleverd zijn, zodat gebruikers ervaringen met de maatregelen kunnen hebben opgedaan;
3.
er mag nog geen eerder evaluatieonderzoek onder bewoners naar de genomen maatregelen bij een project hebben plaatsgevonden. Dit om de bewoners niet te veel te belasten.
De voorbeeldprojecten die uiteindelijk in de steekproef zijn opgenomen staan in Tabel 1-1. In totaal betreft het 1.391 woningen. Tabel 1-1
De in het onderzoek opgenomen voorbeeldprojecten aantallen woningen Naam
gemeente
koop totaal
oplevering
21
jun-97
248
jun-97
• B&D-woningen
Alphen aan de Rijn
21
• De Boerenstreek
Soest
72
176
• De Bongerd
Zwolle
20
16
36
jun-97
• De Hoven van Axel Axel
103
47
150
deels jan-99
• De Pelgromhof
Zevenaar
169
• De Schooten
Den Helder
• De Waterspin
Den Haag
21
169
sep-98
46
46
sep-97
18
39
feb-98 feb-99
• De Westerwiek
Breda
85
85
• GWL-terrein
Amsterdam
24
24
okt-97
• Puntegale
Rotterdam
201
201
mrt-99
• Weerselostraat
Den Haag
74
feb-98
• Wippolder
Delft
• Ecosolar
Goes
• Egelshoek
Heiloo
• Pey Posterholt
Echt
74 184
I
G
900
O
R
e
s
e
184
jun-99
16
jun-99
85
85
aug-99
13
13
mrt-99
16
totaal
R
huur
a
r
c
h
e
491 1.391
n
A
d
v
i
e
s
B
V
3
4 INLEIDING
Algemeen gebruikersonderzoek
1.2.2
Om de ervaringen van de gebruikers te onderzoeken is een bewonersenquête - in de vorm van een telefonisch interview - gehouden in de 15 geselecteerde voorbeeldprojecten. Hiervoor is mede voor gekozen op basis van de verwachte response in relatie tot het beschikbare onderzoeksbudget. Met deze enquête1 is het oordeel van de gebruikers over de genomen maatregelen en de plus- en minpunten van de verschillende maatregelen in beeld gebracht. De oordelen zijn in de analyses steeds gegroepeerd naar de eerder genoemde vijf aspecten van een maatregel, te weten functionaliteit, besparing (energie/kosten), esthetiek/vormgeving, comfort en overig. Daarnaast is gekeken of mensen veranderingen aan het systeem hebben aangebracht, onderhoud- en reparatieklachten hebben en of zij hun gedrag hebben aangepast. Aanvullend is in het algemeen gebruikersonderzoek gekeken naar de kennis van de aanwezigheid van duurzame maatregelen en de houding ten aanzien van milieuvriendelijk bouwen. Tevens is gevraagd naar het algemene oordeel over de woning en de wijk. In bijlage II treft u informatie aan over de verdeling van geënquêteerden over de voorbeeldprojecten, de respons alsmede een non-responsanalyse. Specifiek gebruikersonderzoek
1.2.3
De telefonische interviews leveren een algemeen beeld op over de ervaringen van de gebruikers met de maatregelen. In een aantal gevallen bleek een kwalitatieve verdieping gewenst om de achtergronden van meningen en waarderingen te kunnen begrijpen. Om die reden zijn groepsgesprekken met bewoners gehouden bij een (sub)selectie van voorbeeldprojecten. Daarnaast zijn gestructureerde interviews en enquêtes minder geschikt om ervaringen in beeld te brengen als van tevoren niet goed in te schatten is welke antwoorden of aandachtspunten voor de respondenten relevant zouden kunnen zijn. Dat gold in dit onderzoek voor veel stedebouwkundige maatregelen en voor de veelheid aan specifieke materialen die kunnen worden toegepast. De groepsgesprekken zijn gebruikt om ook over dit soort zaken informatie over gebruikerservaringen te verzamelen. Voor de groepsgesprekken zijn die bewoners uitgenodigd die tijdens de telefonische interviews hebben aangegeven mee te willen werken aan vervolgonderzoek. De selectie van wijken waar de groepsgesprekken zijn gehouden, is beperkt door het aantal mensen dat per wijk bereid was deel te nemen. Uiteindelijk zijn in de volgende wijken groepsgesprekken met 5 tot 15 personen gehouden: 1
De Pelgromhof, Zevenaar
2
Egelshoek, Heiloo
3
De Bongerd, Zwolle
4
De Schooten, Den Helder
voetnoot 1
De enquête is als afzonderlijk bijlage rapport beschikbaar R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
INLEIDING
Binnenmilieu
1.2.4
In de algemene bewonersenquête is gevraagd naar oordelen over de kwaliteit van het binnenmilieu. Op basis daarvan zijn zeven projecten geselecteerd waar nadere metingen zijn verricht. Daarvoor zijn die projecten gekozen waar relatief veel klachten voorkomen en die een zekere spreiding lieten zien over de verschillende typen klachten. Door de verscheidenheid aan klachten zijn er zowel winter- als zomermetingen verricht. Voor de zomermetingen zijn vier projecten uitgekozen en ten behoeve van de wintermetingen drie. In de volgende projecten zijn zomermetingen uitgevoerd: •
Westerwiek, Breda
•
De Hoven, Axel
•
De Boerenstreek, Soest
•
Pey Posterholt, Echt
Wintermetingen zijn gehouden in: •
De Waterspin, Den Haag
•
Puntegale, Rotterdam
•
Weerselostraat, Den haag
Per project zijn vier woningen geselecteerd waarvan de bewoners zijn benaderd met het verzoek toestemming te verlenen voor het verrichten van metingen. Per project is steeds een referentiewoning betrokken waarvan de bewoners in de enquête nagenoeg geen klachten uitten. Daardoor kon worden nagegaan in hoeverre de bouwkundige en installatietechnische aspecten een rol spelen bij de klachten. De metingen zijn verricht door ingenieursbureau DorsserBlesgraaf. Over de resultaten van de metingen zijn afzonderlijke rapportages beschikbaar.2 De conclusies per project zijn als bijlage (IV) in het voorliggende rapport opgenomen. De volgende stappen zijn doorlopen bij het veldwerk: 1
Nadere specificatie van klachten door bewoner (interview);
2
Vaststellen van het bewonersgedrag inzake verwarming en ventilatie (interview);
3
Bepalen van ventilatiecapaciteit, de woning kenmerken zoals verwarmingsysteem en incidenteel bepalen van de luchtdichtheid van de begane grond vloer;
4
Het uitvoeren van temperatuur, relatieve vochtigheid, en CO2 metingen ventilatiecapaciteit (gedurende twee weken). Deze metingen zijn uitgevoerd in tenminste drie vertrekken.
voetnoot 2
Rapportages Binnenklimaatonderzoek, DorsserBlesgraaf (kenmerk Vo.C1035.Rx);: ing. A. Vonk (projectleider), ir. P. Vierveijzer (adviseur), ing. M.P. van Bennekom (projectmedewerker); Deze rapportages bevatten voor ieder van vijf woningen afzonderlijk een beschrijving van klachten, opmerkingen over het gedrag van de bewoners ten aanzien van ventilatie, de metingen die verricht zijn en een analyse. Ook is een hoofdstuk conclusies voor het totale woningbouwproject opgenomen.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
5
6 INLEIDING
1.3
Opzet rapportage In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste resultaten uit de literatuurstudie kort weergegeven. Tevens wordt het kader geschetst aan de hand waarvan de evaluatie heeft plaatsgevonden. Hoofdstuk 3 bevat de algemene resultaten van de enquête. In dit hoofdstuk worden vragen beantwoord als: wie woont in de DuBo-woningen, wat is de algemene houding ten opzichte van milieuvriendelijk bouwen, en de algemene tevredenheid met de woningen. In hoofdstuk 4 wordt per maatregel ingegaan op de ervaringen van de gebruikers. Daarvoor wordt geput uit zowel het algemene gebruikersonderzoek als de groepsgesprekken. De ervaringen worden – in overeenstemming met het in hoofdstuk 2 uitgewerkte evaluatiekader - onderscheiden in oordelen over comfort, functionaliteit, vormgeving, besparing en ‘overige’ aspecten. Ook wordt in dit hoofdstuk ingegaan op eventuele veranderingen die huishoudens aan een systeem hebben aangebracht en de wijze waarop zij eventueel hun gedrag hebben aangepast. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het binnenmilieu. Hierin wordt allereerst op basis van de telefonische interviews een indruk gegeven van de waardering van het binnenmilieu in de projecten en wordt een klachtenpatroon geschetst. Vervolgens worden de belangrijkste bevindingen uit de metingen en interviews met de bewoners gerapporteerd. In hoofdstuk 6 zijn de belangrijkste conclusies vermeld. Het rapport wordt afgesloten met aanbevelingen
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
2 Evaluatie gebruikerservaringen: literatuur Ervaringen van gebruikers met een techniek kunnen een effect hebben (positief of negatief) op het succes van een techniek of maatregel. De wijze waarop die ervaringen kunnen doorwerken is divers. Zo kan een maatregel ‘lelijk’ worden gevonden waardoor men hem op den duur wellicht vervangt. Een andere mogelijkheid is dat een maatregel gedrag vereist van de bewoners dat indruist tegen hun gewoonten. Door niet de juiste dingen te doen, ondergraaft een bewoner dan de effectiviteit van een techniek. Of een techniek of maatregel uiteindelijk succesvol is, kan worden afgemeten aan het verschil tussen het beoogde of theoretische milieueffect en het uiteindelijk in de praktijk gerealiseerde milieueffect. Door na te gaan op welke wijze er een verschil ontstaat tussen het theoretische milieueffect en het gerealiseerde milieueffect proberen we in dit hoofdstuk een kader voor de evaluatie van de gebruikerservaringen te schetsen. De invalshoek van deze studie is in eerste instantie het microniveau: de toepassing van een concrete techniek in een specifieke omgeving en gebruikt door een individuele gebruiker. Wanneer een techniek gevoelig is voor invloeden van de omgeving, of gedrag oproept dat de techniek tegenwerkt, is de kans groot dat het milieu effect van de techniek in de praktijk niet gelijk is aan het beoogde milieu effect. In navolging van Uyterlinde en Jeeninga (2000) gebruiken we hier in het vervolg de term robuustheid voor. Een techniek is robuust als deze relatief ongevoelig is voor invloeden van de omgeving of de gebruiker. Er is de afgelopen jaren al de nodige informatie vergaard over de ervaringen van de consument met DuBo-maatregelen. Het gaat dan bijvoorbeeld over de waardering van DuBo in het algemeen en/of van specifieke technieken in het bijzonder, positieve en negatieve ervaringen van gebruikers met specifieke technieken in termen van neveneffecten (zoals geluid), esthetiek of geld, gedrag van gebruikers dat de beoogde effecten van maatregelen tenietdoet of gedrag dat zou moeten worden opgeroepen door de techniek terwijl dat niet gebeurt. De beschikbare informatie is
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
7
8 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
dus divers en belicht de ervaringen van gebruikers met DuBo van verschillende kanten. In dit hoofdstuk wordt deze informatie samengevat. Om dat op een gestructureerde wijze te kunnen doen, werken we vanuit een zogenaamd evaluatiekader. Dat evaluatiekader wordt allereerst uitgelegd, waarna in de volgende paragrafen de beschikbare kennis en informatie binnen dit kader wordt geplaatst.
2.1
Kader voor de evaluatie Het evaluatiekader is een hulpmiddel om de robuustheid van een techniek te onderzoeken. Stapsgewijs wordt geanalyseerd door welke omstandigheden het beoogd milieueffect van een techniek kan worden beïnvloed. Daarbij concentreren we ons op de toepassing van de technieken in hun specifieke omgeving en met de daarbij behorende gebruikers. Het vertrekpunt van het evaluatiekader is de techniek en de bij deze techniek behorende eigenschappen voor zover van direct belang voor de ervaring en het gedrag van de gebruiker. We onderscheiden daarbij: •
Milieueffect: De bijdrage van een techniek aan de doelstellingen voor duurzaam bouwen. We beperken ons hierbij tot het milieueffect gedurende de gebruiksfase.
•
Functionaliteit: Het primaire doel van de techniek behoudens het milieueffect; bijvoorbeeld een ventilatiesysteem moet ventileren, een verwarmingssysteem moet verwarmen. De functionaliteit van een techniek is dus in het geding wanneer deze niet doet wat het zou moeten doen. Ook de betrouwbaarheid en de onderhoudsgevoeligheid van een techniek spelen hierbij een rol. Wanneer bijvoorbeeld een buitenverf jaarlijks moet worden vernieuwd, wordt deze als verminderd functioneel beschouwd.
•
Kosten: De toepassing van een DuBo-techniek heeft in de regel kosteneffecten. Deze kunnen te maken hebben met de aanschaf, het onderhoud en met het energie- en waterverbruik.
•
Esthetiek: Hiermee wordt gedoeld op de uiterlijke kwaliteit van een techniek. Dat kan variëren van het aanzien van de zonneboiler tot de gelijkmatigheid van verkleuring van het hout. Hoewel esthetiek vanzelfsprekend een zeer subjectieve kwaliteit is, is deze wel van belang vanuit het oogpunt van een gebruiker. Immers, een techniek die lelijk wordt gevonden, zal waarschijnlijk minder snel algemeen geaccepteerd worden en is daardoor dus ook minder kansrijk.
•
Comfort: Met comfort als een effect van de techniek wordt bedoeld de mate waarin de techniek bijdraagt aan het gebruiksgenot van de omgeving waarbinnen de techniek is toegepast. Comfort wordt hier beschouwd als een nietprimaire eigenschap van een techniek. Het gaat dan om zaken als de 'prettige warmte' die door een verwarmingssysteem wordt gegenereerd, het gebruiksgemak van een systeem of als negatief effect: de herrie van een ventilatiesysteem. Er zijn technieken die een vergroot gebruiksgenot van de omgeving als primaire eigenschap hebben. Bijvoorbeeld de ankerloze spouw-
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
muur heeft als primair doel een verbeterde geluidsisolatie te creëren. Wanneer de bewoner alsnog een gesprek van de buren in de eigen woning kan verstaan, wordt dit benoemd als een functionaliteitprobleem en niet als een comfortprobleem. •
Binnenklimaat: Het binnenklimaat is een afzonderlijk aandachtspunt in deze studie. Hieronder worden aspecten verstaan als de luchtvochtigheid, de mate van verontreiniging van de lucht en de temperatuur.
•
Overig: Deze 'eigenschap' wordt gehanteerd als een verzamelterm voor overige kwaliteiten van een techniek die een effect kunnen hebben op de waardering en/ of het gedrag van de gebruikers. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan 'status'. Hoe oordelen de buren over iemand die een zonnecollector op zijn dak heeft staan?
De evaluatie van de techniek tijdens de gebruiksfase bestaat er uit systematisch na te gaan hoe robuust de techniek is voor invloeden van de omgeving en het gebruik. Daarbij staan drie vragen centraal, die hierna verder worden uitgewerkt: 1.
Is het milieueffect van de techniek afhankelijk van de omgeving waarin de techniek wordt toegepast?
2.
Is het milieueffect van de techniek afhankelijk van specifiek gedrag van de gebruiker?
3.
Heeft de techniek overige effecten op het gedrag en het oordeel van de gebruiker (anders dan gedrag dat vereist is door de techniek) en heeft dit een milieueffect?
Met deze vragen wordt vervolgens in beeld gebracht welke eigenschappen van de techniek de robuustheid beïnvloeden. Het evaluatiekader wordt weergegeven in figuur 2-1. 2.1.1
Afhankelijkheid van de omgeving De eerste vraag die wordt gesteld in het evaluatiekader is: “Is het milieueffect van de techniek afhankelijk van de omgeving waarin de techniek wordt toegepast?”. Daarbij wordt gedoeld op de fysieke omgevingskenmerken zoals het klimaat, de woonomgeving, de woning en eventuele andere technieken die zijn toegepast. Zo is bijvoorbeeld de effectiviteit van de toepassing van een gescheiden verwarmingssysteem afhankelijk van de indeling van een woning. Bij een open keuken en een open trap is een gescheiden systeem minder effectief zoals bleek bij woningen in Nieuwegein Galecop waar het verwarmingssysteem is gesplitst in Noord en Zuid (woonkamer en keuken hebben een aparte thermostaat). De open keuken was een optie in dit project. Wanneer bewoners daarvoor kozen beïnvloedde dat het energetisch concept echter aanzienlijk. Het resultaat is dan niet alleen dat het beoogde milieueffect niet wordt gehaald, ook het comfort en de functionaliteit van het systeem staan dan onder druk. Zo was een effect in het genoemde project dat de bovenverdieping niet meer warm te stoken was. De afhankelijkheid van de omgeving waarin een techniek wordt toegepast komt dus niet alleen tot uiting in het beoogde milieueffect, maar ook in een verandering
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
9
10 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
van de techniekeigenschappen. Die verandering van techniekeigenschappen door toepassing in een specifieke omgeving is belangrijk omdat dit niet-beoogde gedragseffecten tot gevolg kan hebben. In het bovenstaande voorbeeld kan het er bijvoorbeeld toe leiden dat men de bovenverdieping met een straalkacheltje gaat bijverwarmen. Op dit soort ‘onvoorziene’ effecten gaan we hierna wat dieper in. figuur 2-1
evaluatiekader beoogd milieueffect van techniek omgevingskenmerken
'techniek'-eigenschappen
functionaliteit
klimaat ja
woonomgeving
comfort afhankelijk van omgeving?
woning
esthetiek kosten
andere techn. nee
neven-effecten
'techniek'-eigenschappen 'gebruikers'-eigenschappen
functionaliteit
kennis
comfort
mogelijkheden
afh. van specifiek gebruikersgedrag?
ja
wensen
esthetiek kosten
gewoonten
neven-effecten nee
waardering
gedrag
'techniek'-eigenschappen functionaliteit comfort gebruikerservaringen?
ja
esthetiek kosten neven-effecten
nee
bereikt milieu-effect
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
2.1.2
Afhankelijkheid van specifiek gebruikersgedrag De tweede vraag die in het evaluatiekader wordt gesteld is: “Is het milieueffect van de techniek afhankelijk van specifiek gedrag van de gebruiker?”. Een aardig voorbeeld hiervan wordt gegeven door Silvester en De Vries (1999). Om een optimaal effect te hebben van een zonneboiler zou eigenlijk ’s middags of ’s avonds moeten worden gedoucht. In de praktijk doen de gebruikers dat niet. Een ander bekend voorbeeld is ventilatiegedrag. Uyterlinde en Jeeninga (2000) troffen in Almere Oostvaardersbuurt een gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem aan: zuigt lucht aan uit badkamer, keuken en wc, blaast voorverwarmde buitenlucht weer binnen in woon- en slaapkamers. Het systeem maakt verdere ventilatie overbodig en vanuit een energetisch oogpunt is dat ook ongewenst (te sterke afkoeling van de woning in de winter bijvoorbeeld). In de praktijk blijken bewoners echter hardnekkig de slaapkamers te blijven luchten. Voor alle technieken die specifiek gedrag vereisen is het van belang om vast te stellen of het gewenst gedrag (optimaal) wordt vertoond en welke gebruikerseigenschappen aan het wel of niet uitvoeren van het gewenste gedrag bijdragen. Voor wat betreft de gebruikerseigenschappen kan dan een onderscheid worden gemaakt in: •
bekendheid/kennis (voorlichting, handleiding e.d.);
•
strijdigheid met of aansluitend op mogelijkheden van de gebruiker (fysieke beperkingen, technisch inzicht, kosten);
•
strijdigheid met of aansluitend op wensen van de gebruiker (wil behang, kleurtje schilderen e.d.).
•
strijdigheid met of aansluitend op gewoonten/leefpatroon (’s avonds douchen i.p.v. ’s morgens);
Uit de confrontatie tussen de techniekeigenschappen en het gewenste gedrag enerzijds en de gebruikerseigenschappen anderzijds volgt een waardering door de gebruiker van de techniek. Mede afhankelijk van die waardering zal het gewenste gedrag worden vertoond, of de gebruiker toont ander gedrag. Wordt niet het gewenste gedrag vertoond dan kan dit effecten hebben voor het beoogde milieueffect. In z’n meest extreme vorm komt het ‘ongewenste gedrag’ neer op het vervangen van de techniek door een niet-DuBo maatregel. Ook de meer algemene waardering van ‘DuBo’ kan een effect hebben op het gedrag. Het is denkbaar dat dit als een katalysator/moderator werkt voor de bereidheid om het gedrag af te stemmen op de techniek. Als men duurzaam bouwen en wonen belangrijk vindt zal de bereidheid om het gedrag aan te passen groter zijn dan wanneer dat niet het geval is. Het belang van een positieve waardering is waarschijnlijk belangrijker naarmate de techniek meer strijdig is met gewoonten, mogelijkheden of wensen. 2.1.3
Ervaringen van de gebruiker met de techniek Naast het feit dat een techniek specifiek gedrag kan vereisen, kan een techniek (door z’n eigenschappen en effecten, al dan niet veranderd door de afhankelijkheid
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
11
12 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
van de omgeving of het gebruikersgedrag) ook meer algemene effecten hebben op het gedrag, de waardering en het oordeel van de gebruiker. In theorie kan dat zowel positief, neutraal als negatief zijn voor de beoogde milieueffecten. Voor alle door een techniek/maatregel opgeroepen ervaringen is het relevant te achterhalen door welke techniekeigenschappen (functionaliteit, kosten, esthetiek, comfort, binnenklimaat, overig) deze worden veroorzaakt. Ook is het van belang na te gaan of deze techniekeigenschappen worden veroorzaakt door de omgeving waarin de techniek is toegepast of ontstaan door specifiek gebruikersgedrag. In de combinatie van techniekeigenschappen enerzijds en toepassing en gebruik anderzijds zullen namelijk de aangrijpingspunten voor verbetering moeten worden gezocht. Een voorbeeld van een onbedoeld effect van de functionaliteit van een techniek is hiervoor al aan de orde geweest bij de ongelukkige combinatie van een open keuken en een Noord-Zuid gesplitst verwarmingssysteem waarbij de bovenverdieping niet goed meer werd verwarmd. De functionaliteit van de techniek wordt dan onvoldoende, waardoor er wordt bijverwarmd. Dit is geen automatisch gevolg van de (veranderde) functionaliteit maar verloopt via de evaluatie van de gebruiker in termen van wensen (wil het boven ook warm hebben), gewoonten en mogelijkheden. Een voorbeeld van een gedragseffect dat wordt veroorzaakt door onbedoelde neveneffecten is een systeem (warmtepomp, ventilatie) dat te veel lawaai maakt en daardoor door de gebruiker wordt uitgeschakeld. De afhankelijkheid van de omgeving kan hier ook in doorwerken. Zo is de kans op ongewenst gedrag (uitschakelen) groter bij de plaatsing van een warmtepomp onder het slaapkamerraam dan wanneer deze elders wordt geplaatst. De robuustheid van het systeem wordt in dit laatste geval dus verminderd door een afhankelijkheid van de omgeving en door (daarmee samenhangend) ongewenste gedragseffecten (’s nachts uitschakelen).
2.2
Eerdere onderzoeken De resultaten van eerdere onderzoeken naar de ervaringen van gebruikers met DuBo-maatregelen zijn hieronder op een rijtje gezet. Deze overzichten zijn bedoeld om een beeld te krijgen van de mogelijke effecten die DuBo-maatregelen kunnen hebben. De onderzoeken hebben in de laatste 5 à 6 jaar plaats gevonden. In deze tijd zijn de technieken verder ontwikkeld en dat betekent dat sommige effecten nu mogelijk als achterhaald kunnen worden beschouwd. In de volgende drie paragrafen wordt een overzicht gegeven van de kennis die volgt uit vorige onderzoeken. Dit overzicht is per DuBo-maatregel weergegeven op basis van het evaluatiekader (figuur 2-1, de ‘ruiten’). De volgende drie aspecten worden hier behandeld: •
Omgevingsinvloeden;
•
Relaties met specifieke door de techniek vereist gedrag
•
Gebruikerservaringen;
De gepresenteerde resultaten per maatregel zijn verzameld uit verschillende bronnen (zie ook bijlage II). Bij de interpretatie dient er rekening mee gehouden te worR
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
13
den dat sommige opmerkingen slechts exemplarische voorbeelden betreffen. Indien het gaat om uitkomsten uit enquêtes is dit aangegeven. De resultaten dienen dan ook als aandachtspunten en niet als algehele beoordeling van de DuBotechnieken geïnterpreteerd worden. 2.2.1
Omgevingsinvloeden Specifieke omgevingsinvloeden kunnen duidelijk een (negatief) effect hebben op de effectiviteit van een DuBo-maatregel zoals uit het overzicht in tabel2-1 blijkt. Het vaakst naar voren komt de invloed van de plaatsing/ruimtebeslag van de apparaten, enerzijds in combinatie met de ruimte die men in de woning heeft (bijvoorbeeld apparaat wordt sta in de weg) en anderzijds de invloed van neveneffect op het woongenot (bijvoorbeeld geluid in de slaapkamer).
tabel2-1
Eerdere onderzoeksresultaten met betrekking tot omgevingsinvloeden op het beoogde milieueffect Techniek
eigenschap techniek
omgevingskenmerk
effect
project/bron
brievenbus met verhoogde tochtwering
n.v.t.
kierende deur
wordt als zinloos ervaren
milieuvriendelijke verf (buitenzijde) Zonneboiler
langere droogtijd
slecht weer
temperatuur gevoelig
klimaat: vorst
Zonneboiler
neemt ruimte in beslag
locatie (waar in huis)
Zonneboiler
neemt ruimte in beslag
locatie (waar in huis)
mechanische ventilatie
produceert geluid
locatie: slaapkamer
functionaliteit, comfort onder druk bevriezing Æ betrouwbaarheid onder druk in de weg Æ hinderlijk, op den duur vervanging mogelijk in de weg Æ hinderlijk, op den duur vervanging mogelijk hinder Æ uitschakelen
forumdiscussie Bouwwereld (1999) Didde (2000)
mechanische ventilatie
tocht
locatie uitstroompunten
hinder Æ uitschakelen
gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem met warmteterugwinning Warmtepomp
warmte onttrekken aan keukenventilatie
locaties terugvoer
verspreiding kookluchtjes door huis Î negatieve waardering
produceert geluid
hinder Æ uitschakelen
Warmtepomp
ruimtebeslag
warmtapwateraansluiting
selectief voor specifieke vaatwasser/wasmachines selectief voor specifieke vaatwasser/wasmachines
locatie: onder slaapkamerraam locatie binnen de woning aanbod apparaten en negatief advies leveranciers aanbod apparaten en negatief advies leveranciers
scheiding vertrekken
open keuken
Hotfill
gesplitst verwarmingssysteem
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
negatieve waardering, liever buiten de woning weinig of niet gebruikt
weinig of niet gebruikt
niet effectief + beperkte functionaliteit (bovenverdieping)
A
d
v
i
e
s
B
V
Vernieuwd Wonen (Zutphen) Silvester & De Vries, 99 (enquête) Tytsjerksteradiel, VAC Silvester & De Vries, 99 (enquête) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews) (Galecop) Didde (2000) Honschoten, 1999 (enquête, Houten) Silvester & De Vries, 99 (enquête) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews) (Galecop) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews)
14 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
2.2.2
Techniek
eigenschap techniek
omgevingskenmerk
effect
project/bron
LTV
gelijkmatige verwarming
waardering
Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (Bisveld Oost)
LTV (vergrote radiatoren)
ruimtebeslag
waardering
Tytsjerksteradiel, VAC
opvang regenwater (regenton) zongerichte oriëntatie
ruimtebeslag
woningindeling: problemen verwarming bovenverdieping, badkamer kleine woning, beperkte inrichtingsmogelijkheden kleine tuin
negatieve waardering, weghalen negatieve waardering ( op termijn)
Tytsjerksteradiel, VAC Tytsjerksteradiel, VAC
uitzicht en aangrenzende of later te realiseren bebouwing
Ervaringen met vereist gedrag Om mensen op een juiste wijze met (sommige) DuB0-maatregelen om te laten gaan is kennis nodig. Het is dan ook niet verbazend dat uit eerdere onderzoeken blijkt dat juist het ontbreken van deze kennis de beoogde milieueffecten negatief beïnvloedt. Zo wordt de serre in de praktijk veelal als onderdeel van de woonruimte beschouwd en ook als zodanig aangepast: plaatsing van dubbelglas en verwarming. Het effect van natuurverf blijft alleen bestaan als de bewoner zelf bij overschilderen ook weer natuurverf gebruikt. Hij moet dan wel weten welke verf dat is en waar die verkrijgbaar is. Ook bij de nieuwe watersystemen blijkt kennis over de wijze van gebruik vaak de bottleneck.
tabel2-2
Eerdere onderzoeksresultaten met betrekking tot vereist gedrag Techniek
vereist gedrag
conflicterend met:
gedrag/effect
project/bron
natuurverf binnenzijde
onderhoud: zelfde verf
gebruik normale verf
v.d. Ree (1998)
natuurverf
kennis, wensen, mogelijkheden (kosten, beschikbaarheid) Kennis
onderhoud: zelfde verf dekfineer als plafond Wensen: volgens accepteren bewoners heeft dekfineer karakter van ruwbouw kennis, wensen bewuste omgang met afvalwater bewuste omgang kennis, wensen, mogemet afvalwater lijkheden (kosten wasmiddelen) geen woonruimte, kennis, wensen (meer dus niet isoleren, woonruimte) koelen of stoken
dakelementen
grijswatersystemen helofytenfilter
serre
serre
geen woonruimte, dus niet isoleren, koelen of stoken Idem
serre
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
kennis, wensen (meer woonruimte) kennis, wensen (meer woonruimte)
h
e
n
A
d
v
Didde (2000) plafonds woonkamer laten schilderen
W94 Den Haag Weerselosestraat
vernietiging van systeem vernietiging van systeem
v.d. Ree (1998)
betrekt serre bij de woonkamer (warm stoken in de winter, aanleg vloerverwarming en dubbel glas) betrekt serre bij de woonkamer (warm stoken in de winter) betrekt serre bij de woonkamer (dubbel glas, verwarming)
Woltmeijer, 1996 (enquête Morrapark)
i
e
s
B
V
Silvester & De Vries, 99 (enquête)
Didde (2000)
Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews) (Galecop)
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
Techniek
vereist gedrag
conflicterend met:
gedrag/effect
project/bron
zonneboiler
's middags of 's avonds douchen gebruik maken van gezamenlijke hotfill wasmachine
gewoonte
geen optimaal gebruik
wensen, mogelijkheden (waarschijnlijk heeft men oude wasmachine meegenomen) wensen en/of gewoonten en/of kennis en/of mogelijkheden
geen gebruik
Silvester & De Vries, 99 (enquête) W99 Bennebroek De Meerwijkhof
(gezamenlijke) hotfill wasmachine
gasstopcontacten
gebruik van maken
LTV (warmtewand)
LTV
Programmeren (eerder aan vanwege lange opwarmtijd) Programmeren
LTV
W76 Plan Sipman
kennis, mogelijkheden
worden niet intensief gebruikt want geen hiervoor geschikte apparaten aangeschaft geen optimaal gebruik
kennis, mogelijkheden
geen probleem
lagere warmtevraag
wensen, gewoonten
grotere warmtevraag
twee leidingnetten: voor warmtapwater en LTV systeem
mogelijkheid om verwarmingsnet in zomer uit te schakelen
wensen, gewoonten
mechanische ventilatie
geen ramen open (ongewenste afkoeling) geen ramen open (ongewenste afkoeling)
kennis, wensen, gewoonte
de eerste zomer is hier geen gebruik van gemaakt omdat er bij koele zomeravonden toch vaak warmtevraag van bewoners was geen optimaal gebruik
Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (Visveld Oost) W94 Den Haag Weerselosestraat W94 Den Haag Weerselosestraat
kennis, wensen, gewoonte
geen optimaal gebruik
geen ramen open (ongewenste afkoeling)
kennis, wensen, gewoonte
geen optimaal gebruik
ventilatievoorzieningen laten functioneren zoals bedoeld Accepteren
wensen, gewoonte
ventilatievoorzieningen dichtzetten
wensen
uitbreken keuken
Wensen
oppervlak voegen bij woonkamer of slaapkamer
gebalanceerde mechanische ventilatie
gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem met warmteterugwinning dubbele kierdichting in combinatie met ventilatievoorziening indeling plattegrond, gesloten keuken indeling plattegrond
2.2.3
15
kiezen voor – conform seniorenlabel voorgeschreven – 3kamerwoning
Effecten op de gebruikers De effecten van gebruikte DuBo-maatregelen op de gebruiker zijn veelvuldig onderzocht. Daarbij wordt duidelijk dat bepaalde maatregelen tegelijkertijd tot zowel positieve als negatieve waardering kan leiden. Bijvoorbeeld de warmtewand (met laag temperatuur verwarming) is ruimtebesparend (geen radiotoren nodig), maar tegelijkertijd is de muur ook kwetsbaar. In tabel2-3 staat een overzicht van de eerdere bevindingen met betrekking tot de invloed die DuBo-maatregelen kunnen hebben op de gebruiker.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
Silvester & De Vries, 99 (enquête)
Silvester & De Vries, 99 (enquête) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews) (Oostvaarderbuurt) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (interviews) (Galecop) W20 Amersfoort Solar Buijs, 1995 (enquête ecolonia) W17 Zevenaar De Pelgromhof
16 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
tabel2-3
Eerdere onderzoeksresultaten met betrekking tot de invloed van DuBomaatregelen op de gebruiker techniek
eigenschap techniek
kenmerk gebruiker
Effect
project/bron
watergedragen verf (acrylaat, buitenzijde)
geringe dekkracht, minder bescherming
wensen, mogelijkheden
mogelijk gebruik andere verf
watergedragen verf milieubewuste verf (buitenzijde) GFT-bak in de keuken GFT-bak in de keuken
geringe dekkracht, lelijk, twijfels over bescherming geringe dekkracht, lelijk, twijfels over bescherming Stank stank, ruimtebeslag
wensen, mogelijkheden wensen, mogelijkheden wens: hygiëne wens: hygiëne, ruimte
GFT-bak in de keuken
stank
wens: hygiëne
gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning Zonneboiler
produceert tocht en herrie (comfort)
wens: comfort
mogelijk gebruik andere verf mogelijk gebruik andere verf niet gebruiken negatieve waardering/ niet gebruiken negatieve waardering/ niet gebruiken (tijdelijk) uitschakelen
Woltmeijer, 1996 (enquête Morrapark) Buijs 1995 (enquête ecolonia) Silvester & De Vries, 99 (enquête) Didde (2000) Silvester & De Vries, 99 (enquête)
produceert geluid (comfort)
wens: comfort
(tijdelijk) uitschakelen
pomp reageert snel op licht
wens: energiezuinig
zonneboiler
produceert geluid
wens: comfort
zonneboiler
produceert (borrelend) geluid
wensen
zonneboiler
zichtbare panelen
wensen
perceptie: niet energie-efficiënt mogelijk (tijdelijk) uitschakelen negatieve waardering positieve uitstraling
pv-panelen
zichtbaar
wensen
pv-panelen
niet fraai (esthetiek)
wensen
pv-luifel
schaduw in zomer, droog bij regen
wensen
leemstuc
geeft af, vlekvorming, beperkingen muurdecoratie
wensen
leemstuc
wensen, mogelijkheden
leemstuc
goede geluiddemping (comfort), constant vochtgehalte (binnenklimaat), eenvoudige reparatie (comfort) -
Europees naaldhout (interieur)
te zacht, scheurt, veel werking, vol knoesten (functionaliteit)
onbehandeld hout buiten
(onregelmatige) verkleuring (esthetiek), veel werking (functionaliteit) verkleuring niet mooi
onbehandeld hout buiten
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
onbegrip bij kopers over gemaakte keuze t.a.v. leemstuc negatieve waardering/ mogelijk vervanging negatieve waardering/ mogelijk vervanging negatief waardering
wensen
wensen
d
v
i
e
Didde (2000)
Adviesbureau Nieman BV
Silvester & De Vries, 99 (enquête) Silvester & De Vries, 99 (enquête) W1 Veenendaal De Gelderse Blom Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (Oostvaarderbuurt) positieve uitstra- Uyterlinde en Jeeling ninga, 2000 (Gelderse Blom) negatieve waarUyterlinde en Jeedering ninga, 2000 (Gelderse Blom) positieve waarde- Uyterlinde en Jeering ninga, 2000 (Gelderse Blom) negatieve waarSilvester & De Vries, 99 (enquête) dering/ mogelijk vervanging positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 99 (enquête)
de DuBo maatregel speelde geen rol of werd voor lief genomen wensen
A
Buijs, 1995 (enquête, ecolonia)
s
B
V
W48 Doetinchem Plaza Mediterra
Silvester & De Vries, 99 (enquête) Silvester & De Vries, 99 (enquête) Buijs 1995 (enquête ecolonia)
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
techniek
eigenschap techniek
houten constructiedelen in galerijen houten (woningscheidende) verdiepingsvloeren. (houtskeletbouw) houten (woningscheidende) verdiepingsvloeren. houten wanden (houtskeletbouw) hout, vurenhout ramen en deuren betonnen vloer (kanaalplaatvloer) LTV (warmtewand)
LTV (vloerverwarming)
LTV (warmtewand)
LTV (warmtewand)
kenmerk gebruiker
Effect
project/bron
wensen door doorbuiging houten constructiedelen sluit deur niet goed interne geluidshinder wensen
negatieve waardering negatieve waardering
interne geluidshinder
wensen
negatieve waardering
W84 Zwolle De Bongerd Silvester & De Vries, 2000 (enquête Houtskeletbouw) Buijs 1995 (enquête ecolonia)
snelle beschadiging bij ophangen spullen
wensen
negatieve waardering
werkt, te zacht, kromtrekken
wensen
produceert geluid(soverlast)
wensen
geen radiatoren Æ ruimtewinst, prettige stralingswarmte (comfort), goede en gelijkmatige warmteverdeling (binnenklimaat) geen radiatoren Æ ruimtewinst, prettige stralingswarmte (comfort) geen radiatoren Æ ruimtewinst, schonere lucht, gelijkmatige warmte kwetsbare muur
wensen
langere opwarmtijd
LTV (warmtewand of vloerververwarming) LTV (vergrote radiatoren)
Silvester & De Vries, 2000 (enquête Houtskeletbouw) negatieve waarBuijs 1995 (enquête dering en tocht ecolonia) negatieve waarW82 Zutphen De dering Enk positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 99 (enquête)
wensen
positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 2000 (enquête, LTV)
wensen
positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 2000 (enquête, LTV)
wensen (spullen ophangen aan de wand) wensen
negatieve waardering
Silvester & De Vries, 99 (enquête)
negatieve waardering positieve waardering
Silvester & De Vries, 2000 (enquête, Silvester & De Vries, 99 (enquête)
negatieve waardering/ mogelijk vervanging negatieve waardering/ mogelijk vervanging positieve waardering bijverwarmen
Silvester & De Vries, 99 (enquête)
sneller opwarmen van de woning, meer stralingswarmte (comfort) lelijke vormgeving (esthetiek)
wensen
LTV (vergrote radiatoren)
Lelijke vormgeving (esthetiek), groot en onhandig
wensen
LTV
lagere temperatuur
LTV
onvoldoende verwarming (bovenverdieping, badkamer)
wensen (veiligheid kinderen) wensen
LTV
bij grote warmtevraag werken met hoge leidingdrukken; installatie ontworpen op lagere druk zodat deze gaat ‘klapperen’: geluidsoverlast vereist programmering
LTV (vergrote radiatoren)
gesplitst verwarmingssysteem
17
wensen
Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (Gelderse Blom) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (Visveld Oost) W94 Den Haag Weerselosestraat
wensen
negatieve waardering
mogelijkheden, kennis
suboptimaal gebruik, negatief waardering bijverwarmen
Uyterlinde en Jeeninga, 2000
Silvester & De Vries, 99 (enquête)
gesplitst verwarmingssysteem
beperkte functionaliteit
wensen
grote ramen op het zuiden
ongewenste opwarming op zonnige dagen (binnenklimaat), Meer inkijk lichtere woning, verbeterd uitzicht
wensen
negatieve waardering
wensen
positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 99 (enquête)
Grote ramen op het zuiden
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
Uyterlinde en Jeeninga, 2000
18 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
techniek
eigenschap techniek
kleine zolderramen
wensen beperkt licht, uitzicht e.d. (functionaliteit) wensen te hoge temperatuur in de zomer, te lage temperatuur in de winter, lekkend water in de serre te hoge temperatuur in de zomer wensen
Serre
Serre mechanische ventilatie
kenmerk gebruiker
gebalanceerde mechanische ventilatie mechanische ventilatie
geluid (niet uitschakelbaar)
wensen
stofplekken plafond
wensen
mechanische ventilatie
afzuiging in keuken onvoldoende wensen
warmtepompboiler
warmtepompinstallatie
compressor produceert geluid (comfort) hoog elektriciteitsverbruik voor de hulpboilers t.b.v. warm tapwater, geluid warmtepomp, inregelen: bij sterke temperatuurwisseling buiten, moeite om de woning op constante temperatuur te houden, opgepompt grondwater wordt geloosd op riool, wordt niet als milieuvriendelijke beschouwt Vastrecht voor warmtelevering is relatief hoog Produceert geluid
wensen en/of mogelijkheden wensen
warmtepompinstallatie
Produceert geluid
wensen
WKK/warmtepomp
Duurt lang voordat water warm is en sprake van uitvallen van warmwatervoorziening Minder water (comfort)
wensen
warmtepompinstallatie
waterbesparende douchekop
Spoelknop blijft hangen, soms tweemaal spoelen, ontbreken van spoelonderbreker, ontstaan van luchtjes (comfort) Fraaie vormgeving (esthetiek), Goede reinigbaarheid (comfort) 2 maal drukken van knopje (Ecolonia) minder water (comfort)
Gustavberg toilet
Gustavberg toilet waterbesparend toilet waterbesparende kranen
-
(gezamenlijke) gaswasdroger
-
(gezamenlijke) hotfillwasmachine
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
vervanging
Uyterlinde en Jeeninga, 2000 Silvester & De Vries, 99 (enquête)
negatieve waardering negatieve waardering negatieve waardering / uitschakelen negatieve waardering negatieve waardering (afdichten?) negatieve waardering
wensen
warmtepompinstallatie
project/bron
negatieve waardering
in combinatie met niet openende ramen warme lucht in slaapkamer (te warm)
gebalanceerde mechanische ventilatie
Effect
wensen
wensen
negatieve waardering negatieve waardering (vervanging)
wensen, kennis, mogelijkheden (kosten)
negatieve waardering negatieve waardering negatieve waardering negatieve waardering
wensen
negatieve waardering + vervanging (20%) negatieve waardering
wensen, kennis
Silvester & De Vries, 2000 (enquête LTV) Silvester & De Vries, 99 (enquête) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 Uyterlinde en Jeeninga, 2000 Uyterlinde en Jeeninga, 2000 Woltmeijer, 1996 (enquête Morrapark) Silvester & De Vries, 99 (enquête) Uyterlinde en Jeeninga, 2000 (Gelderse Blom)
W94 Den Haag Weerselosestraat Honschoten, 1999 (enquête, Houten) Dialoog, 2001 NIBE, enquête GWLterrein Amsterdam, 2001 Silvester & De Vries, 99 (enquête) Silvester & De Vries, 99 (enquête)
wensen
positieve waardering kennis, wensen (ook negatieve waarvan gasten) dering wensen negatieve waardering + vervanging wensen veel gebruik van gemaakt
Silvester & De Vries, 99 (enquête) Buijs, 1995 (enquête ecolonia) Silvester & De Vries, 99 (enquête) (De Akkers) W99 Bennebroek De Meerwijkhof
wensen, gewoonten geen gebruik van gemaakt
W99 Bennebroek De Meerwijkhof
A
d
v
i
e
s
B
V
EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
19
techniek
eigenschap techniek
kenmerk gebruiker
Effect
project/bron
gemeenschappelijk
in Meerwijkhof, Bennebroek te duur
wensen
nauwelijks gebruikt
mogelijkheid verwarmingsnet in zomer uit te schakelen
Wensen
Israels en van Schalm, Evaluatie Meerwijkhof W94 Den Haag Weerselosestraat
Gasstopcontacten
-
-
vegetatiedak
waterlekkage langs de muren (functionaliteit), onzekerheid onderhoud in de toekomst, aantrekkingskracht op insecten en slakken (comfort), ongemakkelijk onderhoud (op het dak, comfort), hoge aanschafprijs (kosten) algengroei op naastgelegen pannendak (comfort) lekkage is moeilijk op te sporen
wensen, kennis, mogelijkheden (fysiek, geld)
de eerste zomer is hier geen gebruik van gemaakt omdat er bij koele zomeravonden toch vaak warmtevraag van bewoners was W76 Plan Sipman worden niet intensief gebruikt want geen hiervoor geschikte apparaten aangeschaft negatieve waarSilvester & De Vries, dering 99 (enquete)
wasmachinedroger twee leidingnetten: voor warmtapwater en LTV systeem
Vegetatiedak
wensen, mogelijkheden
betrouwbaarheid in het geding
door bewoners doorgestraat tegen gevel aan (i.p.v. poreuze laag) waardoor druipwater opspat en gevel vervuilt positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 99 (enquête)
vegetatiedak
druppen begint enige tijd na regenbui; er drupt meer water dan oorspronkelijk gepland omdat oppervlak diverse daken groter is geworden door uitbreidingen en er is geen goot geplaatst
wensen
vegetatiedak
fraai uiterlijk (esthetiek) goede isolatie (comfort) vermindering stof (comfort) gering onderhoud/lange levensduur (kosten, comfort) geluiddempende werking (comfort) groeiperiode vegetatie bedraagt 1 à 1,5 jaar (toont niet direct als begroeid dak) -
wensen, mogelijkheden
vegetatiedak
vegetatiedak
door toepassing vegetatiedak is er geen mogelijkheid voor hergebruik hemelwater.
vegetatiedak
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
NIBE, enquête GWLterrein Amsterdam, 2001 W49 Delft Wippolder
wensen
negatieve waardering
W48 Doetinchem Plaza Mediterra
de DuBo maatregel speelde geen rol of werd voor lief genomen
onbegrip bij kopers over gemaakte keuze t.a.v. vegetatiedak men vindt het jammer dat er geen hergebruik van regenwater kan worden toegepast.
W48 Doetinchem Plaza Mediterra
wensen
A
d
v
i
e
s
B
V
NIBE, enquête GWLterrein Amsterdam, 2001
20 EVALUATIE GEBRUIKERSERVARINGEN: LITERATUUR
techniek
eigenschap techniek
kenmerk gebruiker
Effect
project/bron
dakelementen
aan binnenzijde afgewerkt met onbehandeld fins vuren multiplex met kwalitatief goed dekfineer, maar wat volgens bewoners karakter heeft van ruwbouw zwaar in gebruik door grote gewicht (comfort), met grote kracht dichtklappen (comfort), grote uitslag (comfort), niet verkrijgbaar zijn van standaard hordeuren goede toegankelijkheid (rolstoelen/ verhuizen)
wensen
plafonds in woonkamer zijn geschilderd
W94 Den Haag Weerselosestraat
wensen, mogelijkheden (fysiek, beschikbaarheid)
negatieve waardering
Silvester & De Vries, 99 (enquete)
wensen, mogelijkheden (fysiek, beschikbaarheid)
positieve waarde- Silvester & De Vries, ring 99 (enquête)
vrije doorgang (grote deuren)
vrije doorgang (grote deuren)
2.3
Conclusie Het scala aan DuBo-technieken dat is toegepast in woningen is groot. In de literatuur wordt vooral op negatieve ervaringen van de gebruikers ingegaan. Het doel is hiervan te leren en geeft zodoende een enigszins negatieve indruk. Verder valt op dat meestal een (deel van de maatregelen binnen een) project of een type maatregel is geëvalueerd. De tot nu toe geëvalueerde DuBo-technieken zijn, evenals de technieken die in de Voorbeeldprojecten zijn toegepast veelal nog prototypen. Uit de bovenstaande overzichten blijkt duidelijk dat er nog ‘beginnersfouten’ in zitten die vrij simpel lijken te kunnen worden opgelost, bijvoorbeeld door de plaatsing van het apparaat. Ook blijken de technieken in sommige gevallen onverwachte (positieve) neveneffecten te hebben. Zo blijkt de LTV-warmtewand behalve comfortabel ook kindvriendelijk te zijn omdat er geen hete radiatoren meer in de woning zijn. Binnen een groep DuBo-technieken, bijvoorbeeld milieuvriendelijke verf, kunnen veel soorten bestaan waardoor de resultaten zeer wisselend kunnen zijn. Zo is de ene verf minder robuust als de ander.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BEWONERS DUBO-WONINGEN
3 Bewoners DuBo-woningen 3.1
De bewoners De geënquêteerde bewoners in de DuBo-voorbeeldprojecten zijn gemiddeld genomen wat ouder dan de bewoners van alle nieuwe woningen in Nederland. Vooral onder de bewoners van de huurwoningen zijn veel ouderen. De gemiddelde leeftijd in de DuBo-huurwoningen bedraagt 60 jaar (tegenover 54 jaar in de totale nieuwbouw). Dit zijn ook veel vaker alleenstaanden dan in de totale nieuwbouw (53% tegenover 42%). Een mogelijke verklaring voor dit leeftijdsverschil is het relatief hoge aandeel ouderen uit de complexen Pelgromhof (Zevenaar) en De Westerwiek (Breda) dat aan de enquête heeft meegedaan. Dit betreffen relatief grote complexen specifiek bestemd voor (zorgbehoevende) senioren. De kopers van DuBo-woningen zijn ook gemiddeld wat ouder dan de gemiddelde koper van een nieuwe woning (45 jaar tegenover 40 jaar). Gezinnen met kinderen zijn sterk vertegenwoordigd (51% tegenover 44% normaal). De tweepersoonshuishoudens zijn wat ondervertegenwoordigd. Het is niet ondenkbaar dat dit verschil samenhangt met het leeftijdsverschil.
tabel3-1
Huishoudensamenstelling van de bewoners in de voorbeeldprojecten en in de nieuwbouw algemeen DuBo voorbeeldprojecten
Nieuwbouw algemeen
Huur
koop
huur
koop
Alleenstaand
53%
14%
42%
14%
Tweepersoons
30%
35%
39%
43%
Gezin met kinderen
17%
51%
19%
44%
Er lijkt sprake van een wat hoger opleidingsniveau bij de bewoners van de DuBovoorbeeldprojecten dan bij de gemiddelde bewoner van een nieuwe woning. Het aandeel bewoners met uitsluitend een LBO of MBO ligt wat lager, terwijl het aan-
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
21
22 BEWONERS DUBO-WONINGEN
deel HBO en universiteit hoger ligt. Geheel eenduidig is het verschil echter niet, omdat er een groter aandeel bewoners met uitsluitend lagere school is in de voorbeeldprojecten (in het bijzonder ouderen) en ook het aandeel dat uitsluitend Mavo heeft gevolgd wat hoger ligt in de voorbeeldprojecten. tabel3-2
Opleidingsniveau van de bewoners in de voorbeeldprojecten en in de nieuwbouw in het algemeen DuBo voorbeeldprojecten
3.2
Nieuwbouw algemeen
huur
koop
huur
koop
Lager onderwijs / basisschool
25%
4%
20%
2%
LBO (lager beroepsonderwijs)
10%
5%
21%
11%
Mavo, Mulo, Ulo
19%
13%
15%
9%
MBO (middelb. beroepsonderwijs)
16%
23%
21%
29%
Vwo, Havo, Hbs, gymnasium
6%
9%
6%
7%
HBO (hoger beroepsonderwijs)
16%
33%
12%
30%
Universiteit (WO)
9%
14%
5%
12%
Bekendheid De bekendheid met milieuvriendelijke woningen was ook voordat men in de huidige woning was komen wonen al behoorlijk groot. Zowel tweederde van de kopers als tweederde van de huurders zegt op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van De bewoners die in Heiloo op een groepsgesprek aanwezig zijn, geven milieuvriendelijke woningen voordat men aan dat men pas later via brochures op zoek ging naar de huidige woning. Van op de hoogte was gebracht van het de eerste bewoners (die verreweg het grootfeit dat hier sprake was van DuBoste aandeel van de geënquêteerden vormen) woningen. Door ongeveer de helft van mag worden verwacht dat zij op de hoogte de wat oudere bewoners wordt opgewaren van het feit dat ze een milieuvriendelijke woning betrokken. Voor de tweede bewoners is dit niet altijd even vanzelfsprekend. Alle kopers die de woning niet als
merkt dat men bij het betrekken van de woning niet wist wat DuBo eigenlijk betekende.
eerste betrokken wisten dat het om een zogenaamde milieuvriendelijke woning ging. Bij de ‘tweede’ huurders ligt dat aandeel lager. Ongeveer een derde van degenen die de woning later dan bij oplevering zijn gaan huren, was van de milieukwaliteit van de woning op de hoogte.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BEWONERS DUBO-WONINGEN
3.3
Houding
3.3.1
Verhuisredenen Bij de redenen waarom men voor de huidige woning heeft gekozen, scoren de milieu-aspecten gemiddeld genomen wat hoger bij de kopers dan bij de huurders. De belangrijkste milieuredenen zijn: de indeling van de woning, de milieuvriendelijkheid van de woning in zijn algemeenheid en energiebesparende maatregelen en gebruik van milieuvriendelijke materialen in het bijzonder. Binnenklimaat, geluidsisolatie en de milieuvriendelijkheid van de wijk worden (zeer) weinig genoemd. Bij de reden ‘indeling van de woning’ moet worden opgemerkt dat dit waarschijnlijk voor een flink deel om andere zaken gaat dan indelingsaspecten die zijn gerelateerd aan de duurzaamheid van de woning. Veelal bedoelen mensen hier bijvoorbeeld mee dat het aantal kamers overeenkomt met de wensen of dat het een gelijkvloerse woning betreft. Vaak wordt in bewonersonderzoek gevonden dat het milieuaspect slechts een geringe rol vervult bij de woningkeuze. Dat geldt ook voor dit onderzoek. Een flink deel van de redenen waarom men in de huidige woning is komen wonen is persoonlijk van aard of heeft te maken met gebrek aan alternatieven op de woningmarkt. Er moet echter worden opgemerkt dat toch een substantieel deel van de kopers, namelijk iets minder dan één op de vijf, een milieuaspect (exclusief indeling van de woning) als een van de belangrijkste redenen noemt voor de keuze van de huidige woning. Bij de huurders speelde de milieuvriendelijkheid van de woning een minder grote rol bij de keuze voor de huidige woning.
tabel3-3
Redenen om te kiezen voor een duurzaam gebouwde woning (alle; meerdere antwoorden mogelijk) en belangrijkste reden huur alle
koop
belangrijkste
alle belangrijkste
ENERGIESPARENDE maatregelen woning
4%
3%
7%
5%
Milieuvriendelijke MATERIALEN woning
8%
2%
6%
3%
WATERBESPARENDE maatregelen woning
2%
0%
3%
0%
Maatregelen BINNENKLIMAAT woning
2%
0%
0%
0%
GELUIDSISOLATIE
1%
0%
3%
1%
INDELING woning
15%
12%
16%
12%
Milieuvriendelijkheid WIJK algemeen
1%
0%
3%
1%
Milieuvriendelijkheid/duurzaamheid WONING algemeen
6%
2%
11%
8%
Anders
69%
67%
67%
63%
Weet niet
13%
13%
6%
6%
300
250
247
202
Aantal antwoorden
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
23
24 BEWONERS DUBO-WONINGEN
Ook tijdens groepsgesprekken kwam naar voren dat het DuBo-aspect bij weinigen sterk meespeelde bij de woningkeuze. Een uitzondering hierop zijn bewoners van ‘De Bongerd’ in Zwolle. Dit project is als een eigen initiatief van de bewoners tot stand gekomen. De rol van DuBo-maatregelen bij de woningkeuze hangt uiteraard ook samen met de wijze waarop de woning wordt aangeprijsd. Bewoners uit Heiloo: “ In de eerste folder werd nauwelijks ingegaan op het feit dat het om DuBo-woningen ging. De woningen zijn aan de man gebracht op hele andere gronden zoals ligging in de omgeving e.d.”
3.3.2
Belang van dubo eigenschappen bij woningkeuze Vergeleken met de keuzes die men gemaakt heeft bij de huidige woning, lijkt het belang dat men hecht aan de milieuvriendelijkheid van de woning toegenomen. Als men nu zou verhuizen zou 42% van de kopers en zelfs 49% van de huurders weer voor een milieuvriendelijke woning kiezen. Bij de huidige woning was een veel kleinere groep (tegen de 20%) zeker of waarschijnlijk afgehaakt als de woning niet milieuvriendelijk was geweest. Goed voor het milieu is de belangrijkste reden (41%) om opnieuw te kiezen voor een milieuvriendelijke woning, maar ook energie/kostenbesparing is voor een kwart van de bewoners een belangrijk motief. Redenen als binnenklimaat en comfort worden veel minder genoemd. Van de huishoudens die opnieuw voor een DuBo-woning zouden kiezen, vindt 48% dit zo belangrijk dat zij hiervoor zouden kiezen ongeacht een meerprijs van 10% ten opzichte van een ‘normale’ woning.
figuur3-1
De bijdrage die de woning volgens de bewoners heeft aan de oplossing van de milieuproblematiek in relatie tot de mensen die bij verhuizen opnieuw of niet zouden kiezen voor een DuBo-woning
100% 90% 80% geen
70%
zeer klein
60%
klein
50%
redelijk
40%
belangrijk
30%
zeer belangrijk
20% 10% 0% w eer dubow oning
R
I
G
O
R
e
s
e
a
misschien dubow oning
r
c
h
e
geen dubow oning
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BEWONERS DUBO-WONINGEN
De meningen over de bijdrage die de woningen leveren aan het oplossen van de milieuproblematiek lopen uiteen. Slechts een beperkt aandeel denkt dat de woning een zeer belangrijke bijdrage levert (3%). Bijna één op de tien geeft aan dat zij denken dat de woning geen bijdrage levert. Huishoudens die bij een eventuele verhuizing opnieuw voor een DuBowoning zouden kiezen zijn positiever over de bijdrage die de woning levert dan huishoudens die niet meer voor een DuBo-woning zouden kiezen. Voor oplevering van de woningen zijn de projecten door een onafhankelijk adviesbureau beoordeeld3. Het DuBo-niveau werd in alle projecten als goed beoordeeld. Uitzondering hierop wordt gevormd door de projecten De Waterspin (Den Haag) en Wippolder (Delft). Deze projecten werden als matig beoordeeld. De bewoners van deze twee projecten zijn ook minder positief over de bijdrage die de woning levert aan de oplossing van de milieuproblematiek dan gemiddeld in de overige projecten. In Delft is zelfs meer dan de helft van de geïnterviewde bewoners van mening dat de woning geen of een zeer kleine bijdrage levert aan het milieu. Opnieuw een DuBo-woning ?
3.3.3
Het merendeel van de bewoners zou bij een eventuele verhuizing weer voor een milieuvriendelijke woning kiezen (81%). Het lijkt er op dat deze bewoners positieve ervaringen hebben gehad met hun DuBo-woning. Hoewel de DuBo-woning het bij een grote groep goed doet, moet toch ook worden opgemerkt dat er een groep is die weliswaar op dit moment een milieuvriendelijke woning bewoont, maar daar in de toekomst niet meer expliciet voor zou kiezen. Het gaat om 20% van de kopers en 17% van de huurders. De redenen zijn divers, maar de belangrijkste reden is dat de indeling en locatie van de woning veel belangrijker worden gevonden bij de keuze van een nieuwe woning. Milieuvriendelijkheid is voor een aantal dan nog wel mooi meegenomen, maar geen voorwaarde. In een aantal andere gevallen (+5 % van alle bewoners) is er sprake van teleurstellende ervaringen met de huidige woning. Bij deze groep komen klachten over hergebruik van regenwater voor: “het water stinkt”, evenals klachten over de gebruikte verf of juist hout dat niet geverfd mag worden. Ook lijken de kosten/kostenbesparing tegen te vallen. Dat geldt vooral voor de kopers. Voor 2% van de kopers vormen de kosten de belangrijkste reden om geen milieuvriendelijke woning meer te kiezen. Slordige oplevering “er zijn wel heel veel fouten gemaakt” en gebrekkige communicatie/voorlichting “het is wel heel anders dan ze hadden gezegd” completeren het beeld. Op dit soort specifieke ervaringen met de in de woningen toegepaste technieken wordt in het volgende hoofdstuk verder ingegaan. Aanpassingen in de woning
3.3.4
De indeling van de woning is bij veel DuBo-woningen onderdeel van de genomen maatregelen. Van de bewoners heeft 7% na oplevering van de woning grote wij-
voetnoot 3
Evaluatie DuBo voorbeeldprojecten, Adviesburo Nieman B.V., 1999.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
25
26 BEWONERS DUBO-WONINGEN
zingen aangebracht. Over het algemeen gaat het om het verwijderen van muren of juist het plaatsen van tussenmuren om een extra kamer erbij te krijgen. Zeer ingrijpende aanpassingen die gedaan zijn, zijn het plaatsen van een tweede keuken en het verwijderen van de vide.
3.4
Algemene tevredenheid De woning Net zoals in de reguliere woningvoorraad in Nederland4 zijn kopers vaker (zeer) tevreden over hun woning dan huurders. Bijna alle kopers (97%) geven aan (zeer) tevreden te zijn met de woning. Dit is iets meer dan landelijk (95%). Voor 88% van de huurders geldt hetzelfde. Dit aandeel tevreden huurders ligt zelfs hoger dan het landelijk gemiddelde voor huurders (78%). De algemene tevredenheid kan ook bij de mensen die bij een volgende verhuizing niet meer specifiek voor een DuBo-woning kiezen (zie 3.3.3.) goed zijn. Dit geeft aan dat het oordeel over de algemene tevredenheid maar deels wordt bepaald door het DuBo-karakter van de woning. Indeling Wat betreft de tevredenheid met de indeling van de woning worden dezelfde resultaten gevonden als bij de woning in het algemeen. Kopers geven vaker aan (zeer) tevreden te zijn dan huurders. Verder zijn de huurders in de DuBo-woningen vaker dan landelijk gemiddeld (zeer) tevreden met de indeling. Tussen de complexen is enig verschil in de mate waarin men tevreden is met de woning en de indeling. De redenen die genoemd worden waarom men niet tevreden is met de indeling hangen over het algemeen niet samen met de toegepaste DuBo-technieken. Zo worden kamers te klein bevonden en vindt men de indeling niet logisch. Woonomgeving De algemene tevredenheid over de woonomgeving is vergelijkbaar met het gemiddelde in Nederland. De huurders in de DuBo-projecten zijn iets vaker (zeer) tevreden dan de gemiddelde huurder in Nederland. Ook voor wat betreft de bebouwing is het oordeel van de bewoners van de DuBo-projecten vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde. Opnieuw lijken huurders in DuBo-woningen weer iets positiever dan de huurders gemiddeld in Nederland. Tot slot geven DuBo-bewoners vaker aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling ‘ik voel mij thuis in deze buurt’ dan de inwoners van Nederland. Opnieuw is het verschil bij de huurders weer opvallend. 87% van de huurders in DuBo-projecten is het (geheel) eens met deze stelling tegen 77% van de huurders in Nederland. Het algemeen positievere beeld bij de huurders wordt naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt doordat het hier om een relatief groot aandeel ouderen gaat. Uit ande-
voetnoot 4
WoningBehoefte Onderzoek 1998 (VROM/CBS). R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BEWONERS DUBO-WONINGEN
re onderzoeken zoals het Woningbehoefte Onderzoek is bekend dat ouderen over het algemeen geneigd zijn zich tevredener te tonen met hun woning en woonomgeving dan de gemiddelde Nederlander. figuur3-2
Aandeel mensen dat (zeer) tevreden is over de woning en indeling (per wijk: en voor alle respondenten samen: de pijlen) alle respondenten
Pey posterholt, Echt Ecosolar, Goes B&D-woningen, Alphen a.d. Rijn De Hoven van Axel, Axel GWL-terrein, Amsterdam Weerselostraat, Den Haag* De Schooten, Den Helder
indeling
De Bongerd, Zwolle
algemeen
De Waterspin, Den Haag* Egelshoek, Heiloo De Westerwiek, Breda Wippolder, Delft* De Pelgromhof, Zevenaar Puntegale, Rotterdam* De Boerenstreek, Soest 0%
20%
40%
60%
80%
100%
* projecten met een response lager dan 25%
3.5
Informatie Een op de zeven huishoudens vindt dat het (ruim) voldoende informatie heeft gekregen over de specifieke milieuvriendelijke maatregelen die in de woning zijn aangebracht. Een kwart vindt dat zij (ruim) onvoldoende informatie hebben gekregen. De meningen over de informatie over de werking van de gebruikte technieken zijn vergelijkbaar. Tijdens groepsgesprekken komt naar voren dat met name begrijpelijke informatie over de verschillende technische systemen soms te wensen overlaat. Ondanks het feit dat er bijvoorbeeld informatiemappen zijn uitgereikt en informatieavonden gehouden zijn. Aspecten die in dit kader genoemd werden zijn: - De bediening van ventilatie en verwarmingssysteem (ingewikkeld) - Onduidelijkheid over welk type vloerbedekking gebruikt kan worden bij vloerverwarming. Ook stoffeerders en leveranciers wisten hier onvoldoende van.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
27
28 BEWONERS DUBO-WONINGEN
De mate waarin huishoudens vinden dat hun woning bijdraagt aan het oplossen van de milieuproblematiek lijkt samen te hangen met de informatie die zij hebben gehad over de milieuvriendelijke maatregelen die in de woning zijn aangebracht. Hoe meer informatie men er over heeft gehad hoe vaker men positief is over de bijdrage.
3.6
Conclusie De bewoners van de onderzochte voorbeeldprojecten zijn over het algemeen (zeer) tevreden met hun woningen. Zoals gebruikelijk geldt dat in iets sterkere mate voor kopers (97% is tevreden tot zeer tevreden) dan voor huurders (88% is tevreden tot zeer tevreden). Voor een deel van de bewoners speelt het DuBo-aspect van de woningen daarbij een belangrijke rol. De meeste bewoners van de DuBo-projecten waren van tevoren op de hoogte van de 'DuBo-status' van hun woning. Dat was voor een op de vijf bewoners ook een belangrijke reden om voor de huidige woning te kiezen. Voor de meerderheid waren andere redenen echter belangrijker. Iets minder dan de helft zou - als ze nu zouden verhuizen - ook weer voor een DuBo-woning kiezen en de helft van hen zou daar zelfs een meerprijs van 10% willen betalen. De bovenstaande percentages lijken misschien niet hoog, maar normaal gesproken stellen mensen die willen verhuizen maar heel zelden voorwaarden aan de milieukwaliteit van de woning. En ook is duidelijk dat het aandeel bewoners dat de milieukwaliteit van de woning waardeert is toegenomen door de kennismaking met de huidige woning. Het kan niet anders dan dat deze bewoners positieve ervaringen hebben opgedaan met hun DuBo-woning. Helaas geldt dat niet voor iedereen. Iets minder dan een op de vijf huishoudens geeft aan in de toekomst niet opnieuw specifiek voor een DuBo-woning te kiezen. Andere aspecten zoals de locatie en indeling vinden deze bewoners belangrijker.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4 Waardering van DuBo-maatregelen 4.1
Inleiding Een van de meest interessante vragen is in hoeverre de gebruikers de toegepaste DuBo-maatregelen waarderen nu men in de betreffende woning woont. Hiertoe zijn in de enquête ten behoeve van het algemene gebruikersonderzoek vragen gesteld over zoveel mogelijk verschillende DuBo-maatregelen. In dit hoofdstuk worden de meningen van de bewoners gepresenteerd naar type maatregel of cluster van maatregelen. Methodiek en leeswijzer Met betrekking tot de DuBo-maatregelen is in de enquête gevraagd naar zowel de positieve als eventuele negatieve aspecten van de maatregelen. In principe gaat het hier bijna altijd om open vragen. De verschillende antwoorden zijn zoveel mogelijk gerubriceerd. Om een overzichtelijk en algemeen beeld te verkrijgen van de waardering heeft waar mogelijk een clustering plaatsgevonden op basis van de in hoofdstuk 2 genoemde aspecten: bijdrage aan het milieu, kostenbesparing, vormgeving, functionaliteit (werkt het naar behoren) en comfort. Deze clustering is bij een aantal maatregelen niet altijd even goed mogelijk en zinvol. Zo is bijvoorbeeld “energiebesparing” zowel onder kostenbesparing als onder milieubijdrage te plaatsen. Bij het interpreteren van de gepresenteerde gegevens zijn de volgende punten van belang: •
De vragen zijn enkel gesteld bij die projecten waar de maatregel ook is toegepast. Per maatregel is dan ook sprake van een specifieke combinatie van voorbeeldprojecten.
•
De waardering is alleen weergegeven voor de respondenten die geen structurele wijzigingen hebben aangebracht aan de betreffende DuBo-maatregel.
•
Respondenten konden meer dan één antwoord geven zodat het totaal percentage meer dan 100% kan zijn.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
29
30 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
•
Percentages geven het aandeel respondenten aan dat een oordeel heeft over de betreffende techniek; 30% positief over milieubijdrage betekent dat daadwerkelijk 30% van de respondenten die de vraag hebben gekregen dit als een positief aspect ziet van de betreffende maatregel. Hierdoor kan het gesommeerde percentage ook minder dan 100% zijn; wanneer een maatregel weinig positieve of negatieve reacties oproept.
Opmerkingen die gemaakt zijn tijdens groepsgesprekken zijn weergegeven in een tekstkader.
4.2
Waterbesparende maatregelen De waterbesparende maatregelen uit het nationaal pakket die zijn toegepast in de woningbouwprojecten hebben betrekking op het toilet (spoelonderbreker en minimum aan watergebruik), doorstroombegrenzers, waterbesparende kranen en de douchekop. Het hergebruik van regen- en oppervlaktewater komt in de volgende subparagraaf aan de orde. Waardering In totaal noemt 72% van de 280 respondenten5 één of meer positieve aspecten van de waterbesparende maatregelen. 14% noemt een of meer negatieve aspecten. Veruit het meest wordt het waterbesparende aspect van de techniek in zijn algemeenheid genoemd (57%, figuur4-1). De daarmee samenhangende milieubijdrage en kostenbesparing komen beide op de tweede plaats (20%). Slechts vier van de 275 respondenten noemen ‘goed reinigbaar’ (hier onder comfort).
figuur4-1
Waardering waterbesparende maatregelen en veranderingen aan systeem
comfort functionaliteit vormgeving negatief
waterbesparing
positief kostenbesparing milieu bijdrage veranderd / vervangen
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
voetnoot 5
Dit is het aantal respondenten dat de vraag heeft beantwoord en geen structurele wijzigingen heeft aangebracht aan de betreffende DuBo-maatregel. De groep die veranderingen of wijzigingen hebben aangebracht is telkens in een afzonderlijke kolom opgenomen in de grafieken. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
De klachten of ontevredenheid hebben met name betrekking op de functionaliteit. Ten eerste het waterbesparende toilet (de noodzaak om soms twee keer het toilet te spoelen). Met betrekking tot comfort noemt men ‘het ontstaan van luchtjes’, de doucheknop levert minder water, en ‘slecht reinigbaar’. Verandering aan het systeem In totaal hebben 24 van de 275 huishoudens veranderingen aangebracht aan het waterbesparend systeem. De meeste hebben de doucheknop vervangen (dit geldt voor 11 woningen). Verder noemt men het vervangen van de waterbesparende kranen (7 woningen), de waterbesparende knop op toilet (4 woningen), het waterreservoir/waterbesparende spoelbak toilet (1x) en de doorstroombegrenzers (1x). Onderhoud/reparatie Bij drie huishoudens heeft ontevredenheid geleid tot het contact opnemen met de woningbouwvereniging of het inschakelen van een installateur.
4.3
Hergebruik van Regenwater Waardering In totaal noemt 85% van de zestig respondenten die wonen in een project waar het regenwater wordt gebruikt voor toiletspoeling één of meer positieve aspecten van deze waterbesparende maatregel. Hier staat tegenover dat 45% (ook) één of meer negatieve aspecten van het systeem noemt. Het systeem wordt het meest gewaardeerd om hetgeen waarvoor het bedoeld is, namelijk waterbesparing en daarmee het leveren van een milieubijdrage (zie figuur 4-2). De kostenbesparing wordt veel minder vaak genoemd. Dit kan een relatie hebben met de prijs van het Nederlandse drinkwater.
figuur 4-2
Waardering systeem hergebruik regen- of oppervlaktewater
comfort functionaliteit waterbesparing negatief positief
kostenbesparing milieu bijdrage veranderd / vervangen
-40%
R
I
G
O
R
e
s
-20%
e
a
0%
r
c
h
20%
e
n
40%
A
60%
d
v
i
80%
e
s
B
V
31
32 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
De ontevredenheid over de nu aanwezige systemen heeft voor het grootste deel betrekking op het comfort. Eén derde van de respondenten geeft aan dat het water vies is of stinkt. Overige klachten betreffen het onderhoud en de soms slechte werking (functionaliteit). De klachten over vies en stinkend water komen met name voor in de woningen in De Schooten te Den Helder en Ecosolar te Goes. Verandering aan het systeem In “De Schooten” in Den Helder is het systeem inmiddels al weer afgesloten. De beheerder heeft hiertoe besloten. Het systeem is afgesloten omdat onderhoud en de daarmee gemoeide kosten volgens de beheerder (provinciaal drinkwaterleidingbedrijf) te hoog waren. Tijdens het groepsgesprek met de bewoners gaf men aan dit “Heel jammer te vinden” Onderhoud/reparatie Uit de enquête bleek dat in één geval een pomp is vervangen, bij een ander moest een monteur langs komen. Uit een gesprek met de gemeente bleek dat in de wijk Ecosolar waar de meeste klachten vandaan komen, momenteel wordt gezocht naar een oplossing van de problemen rond In ‘De Bongerd’ in Zwolle is men tevreden de waterkwaliteit. De problemen conover het hergebruik van regenwater en de centreren zich op dit moment - een kwaliteit van het water. Toch zijn hier ook jaar na oplevering - op de kwaliteit van problemen geweest. De filters werkten niet het water in de vijver dat gebruikt goed en zijn vervangen door een ander wordt voor toiletspoeling en oortype. Men geeft ook aan dat de filters vaak spronkelijk ook voor de wasmachine. schoongemaakt dienen te worden. De De vijver en filter functioneren niet pompjes werken niet altijd goed en de goed. De geur, de kleur en met name suppletie installatie6 maakt veel geluid. het hoge ijzergehalte zijn reden tot klachten bij de gebruikers. Voor de was is het water door het hoge ijzergehalte niet geschikt. De oorzaak is nog steeds niet vastgesteld. Een aantal woningen in Axel huisvest het installatiekastje van het grijswatersysteem van een heel woningblok. Bij reparatie of andere calamiteiten dienen de bewoners daarvoor thuis te zijn.
Aanpassing gedrag Over het algemeen lijken de klachten afhankelijk van het type systeem en de uitvoering. Indien het water te vies is kan dit tot gevolg hebben dat mensen vaker gaan schoonmaken. Dat dit niet altijd even wenselijk is blijkt uit het volgende citaat: ”Ze hebben al iets tegen de geur gedaan, dus het stinkt niet meer zo erg als eerst, maar de toilet wordt te vaak smerig, ik moet constant schoonmaken en voetnoot 6
Een suppletie voorziening zorgt ervoor dat bij onvoldoende waterstand in de tank (regenwater), deze wordt aangevuld met drinkwater. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
chloor in de wc gooien”. Vaker schoonmaken wordt overigens maar twee maal expliciet genoemd.
4.4
Toetreding dag- en zonlicht In verschillende woningbouwprojecten is extra aandacht besteed aan de toetreding van dag- en zonlicht. Het gaat hier in hoofdzaak om grotere ramen en een oriëntatie van deze ramen op het zuiden. Waardering In de complexen waar hier (extra) aandacht aan is besteed, noemt 84% van de 117 respondenten een of meer positieve aspecten van deze maatregel. Toch noemt ook 30% één of meer negatieve aspecten.
figuur 4-3
Waardering groter raamoppervlak en oriëntatie dag- en zonlicht
veilig / inkijk lichtopbrengst vormgeving negatief positief
effect op temperatuur energiebesparing (verwarming) veranderd / aangepast
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Vooral de grotere lichtopbrengst wordt door veel mensen gewaardeerd (72% van de respondenten). Ook het effect op de temperatuur en daarmee de energiebesparing wordt door een deel als positief gezien, zij het veel minder vaak. Opvallend is dat ook de sociale veiligheid genoemd wordt door het zicht van en naar buiten. Dit wordt overigens door drie bewoners als negatief gezien (te veel inkijk). Belangrijkste negatieve ervaring van bewoners betreft het effect op de temperatuur in negatieve zin (17%). In de zomer wordt het volgens deze bewoners te warm als gevolg van het grote raamoppervlak. Tenslotte vindt een aantal bewoners de lichtopbrengst van de ramen juist te laag. Veranderingen door gebruiker Er zijn 14 van de 117 respondenten die ook daadwerkelijk maatregelen hebben getroffen om van de warmteklachten af te komen. De meeste mensen hebben zonwering aangebracht. De helft heeft dat aan de buitenzijde aangebracht en de andere helft aan de binnenzijde. Opvallend is verder één huishouden waar men een airco heeft geïnstalleerd, ter bestrijding van de warmteoverlast op zonnige dagen.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
33
34 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Eén respondent geeft aan dat juist door een gebrek aan daglicht extra verlichting is aangebracht. Een maatregel die van belang is voor voldoende lichtopbrengst in de woning is het voorzien van glas boven de (binnen) deuren. Bewoners merken op dat dit wel invloed heeft op de privacy. Indien iemand ‘s nachts de verlichting aan doet of later thuiskomt is dat te merken in de slaapkamers die aan dezelfde gang grenzen.
4.5
Warmteopwekking Bij een groot deel van de onderzochte voorbeeldprojecten zijn verschillende typen DuBo-systemen ten behoeve van de warmteopwekking en -afgifte toegepast. Het gaat bij warmteopwekking om zonneboilers (alleen voor warm tapwater), zonneboilercombi's (voor warm tapwater en ruimteverwarming), hoogrendements (combi)ketels, warmtepompen, warmtewisselaars en warmte/krachtkoppeling (wkk). Voor de warmteafgifte is er naast de “standaard” radiatoren gebruik gemaakt van vloerverwarming, wandverwarming en luchtverwarming (zie ook tabel 4-1).
De Bongerd, Zwolle De boerenstreek, Soest
se la ar kr a vl ch oe tk rv op er pe w ar lin w m g an in g dv er w ar m in lu g ch tv er w ar m in ra g pp or tc ijf er te /
w ar m
om p
w ar m
te w is
el te p
8,3
x
8,2 7,8 7,7
x x
Pey posterholt,Echt
)k et
x x x x
B&D-woningen, Alphen a/d Rijn Ecosolar, Goes
w ar m
H R
x x
De Schooten, Den Helder
-(c om bi
eb oi
le rc
om bi
Toegepaste technieken voor verwarming en rapportcijfer gebruikers, geordend naar afnemende tevredenheid
zo nn
tabel 4-1
x x x
De Egelshoek, Heiloo
7,6
x x
GWL-terrein, Amsterdam
x x x
De Westerwiek, Breda De Hoven, Axel De Pelgromhof, Zevenaar
7,6 7,6
x
7,4
x x x x x
Puntegale, Rotterdam Weerselostraat, Den Haag
7,1
x
6,9
x
6,9
x
6,5 6,2
In de onderzochte projecten is bijna nooit één type systeem gebruikt. Het gaat altijd om specifieke combinaties zoals een zonneboiler, HR ketel, warmtepomp en vloerverwarming. In dit algemene gebruikersonderzoek is niet naar een oordeel gevraagd over de aparte onderdelen van het verwarmingssysteem, maar naar een oordeel over het verwarmingssysteem als geheel.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Waardering In totaal noemt 69% van de 296 respondenten één of meer positieve aspecten van het verwarmingssysteem. 30% noemt een of meer negatieve aspecten. Aangename of comfortabele warmte wordt relatief vaak genoemd bij de positieve beoordeling van het systeem (27%). Dit comfort wordt het best beoordeeld bij de complexen met een zonneboiler en het laagst bij complexen met een warmtepomp. Een waarschuwing is hier op z’n plaats. Aangezien het comfort met meerdere aspecten van de woning en (onderdelen van) het verwarmingssysteem samenhangt, kunnen de oordelen niet direct worden herleid tot de specifieke warmtebron die wordt gebruikt. Energiebesparing (27%), kostenbesparing (25%) en de milieubijdrage (20%) bepalen naast comfort ook voor een relatief groot deel de tevredenheid. Hierbij scoren vooral de systemen met zonneboiler en warmtepomp goed in de ogen van de bewoners. Het onderhoud (weinig) en de bediening (makkelijk) zijn als ‘functionaliteit’ opgenomen in de grafieken. Te zien is dat deze samen met de vormgeving een veel kleinere rol spelen. figuur 4-4
Waardering verwarmingsysteem
comfort functionaliteit vormgeving negatief
energiebesparing
positief kostenbesparing milieu bijdrage veranderd / vervangen
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
De ontevredenheid met het verwarmingssysteem betreft met name het comfort en het niet naar behoren functioneren van het systeem. Het merendeel van de klachten over het comfort hebben betrekking op niet-prettige warmte/temperatuur, het te lang wachten tot het warm is en geluidsoverlast van de installatie. Klachten over de functionaliteit hebben betrekking op de ingewikkelde bediening, algemeen slecht functioneren en noodzakelijk onderhoud. Deze klachten komen bij alle onderzochte systemen voor, dus ook bij de HR(combi)ketel. Verandering aan het systeem In totaal hebben er bij vijf woningen (van de 301) wijzigingen aan het systeem plaatsgevonden. Een respondent heeft een open haard aangeschaft. Bij vier respondenten (‘De Boerenstreek’ te Soest en ‘De Bongerd te Zwolle’) ging het om het bijplaatsen van radiatoren. Deze complexen bezitten een zonneboiler.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
35
36 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Onderhoud en reparatie De ontevredenheid heeft bij vijf bewoners geleid tot relatief kleine onderhoudswerkzaamheden zoals het vervangen van een pomp. Verder hebben zo’n tien respondenten afspraken gemaakt met installateurs of het probleem bij de woningbouwvereniging aangekaart (overigens niet altijd met gewenst resultaat).
De warmtepompinstallatie in Heiloo: Door bewoners worden veel klachten geuit over het systeem. De hoofdlijnen zijn als volgt: -Algemene twijfel of dit systeem wel geschikt is -De warmtepomp maakt geluid, soms trilt zelfs de vloer. -Het verbruik is te hoog -De bediening is te ingewikkeld -De service van het energiebedrijf is niet goed -Het is bij een aantal woningen vaak te warm of te koud Het systeem dient in principe altijd aan te staan om goed te werken. Als men het systeem aanzet wanneer men thuiskomt, wat velen doen, duurt het een tijd voordat het warm is. Opvallend is: Eén van de deelnemers die aanwezig is tijdens een groepsgesprek heeft een technische achtergrond en legt de overige bewoners uit hoe het systeem zou moeten werken en hoe dit bediend hoort te worden. Ook hij vindt dat het systeem niet voldoet. Wat opvalt is dat de overige aanwezigen hier technische aspecten horen die zen nog niet kenden. In het bijzonder de relatie tussen verwarming, ventilatie en de boiler. Ook vertelt hij over het gebruik van warm tapwater voor de wasmachine. Opvallend is dat nu juist deze bewoner een schakelklok heeft geplaatst waardoor het systeem niet altijd aanstaat maar een aantal uur voordat hij thuiskomt ingeschakeld wordt met als positief effect een warme woning bij thuiskomst.
Aanpassing gedrag Eén respondent heeft een andere oplossing gevonden voor het behoud van een comfortabele warmte; het sluiten van de binnendeuren. 4.5.1
Warmteafgifte In de voorbeeldprojecten zijn drie typen specifieke warmteafgiftesystemen toegepast die gecombineerd zijn met een laag-temperatuur verwarming (LTV). Het gaat hier om wandverwarming, vloerverwarming en vergrote radiatoren. In de groepsgesprekken is specifiek naar de waardering voor deze afgiftesystemen gevraagd. Vloerverwarming Vloerverwarming is in drie van de onderzochte projecten toegepast. De vloerverwarming als systeem wordt (indien het werkt) als zeer prettig ervaren. Er zijn echter ook op- en aanmerkingen. In zowel Zevenaar als Heiloo wordt de vloerverwarR
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
ming - als die werkt - over het algemeen als zeer comfortabel gezien. Wel wordt gewezen op het feit dat men niet wist wat voor type vloerbedekking men kon toepassen. Het idee van de bewoners was dat zachte vloerbedekking de warmteafgifte negatief zou beïnvloeden waardoor de energierekening hoger uit zou vallen. Ook de detailhandel wist vaak niet of er een speciaal soort vloerbedekking nodig was. Harde vloerbedekking heeft als nadeel dat die geluidsoverlast met zich meebrengt, wat in het bijzonder in de appartementen een probleem is. Zowel ten aanzien van harde als zachte vloerbedekking was veel onzekerheid over het effect op de warmteafgifte. Wandverwarming Over de wandverwarming in Zwolle is men zeer tevreden. Een van de bewoners merkt op dat het systeem voor minder stofcirculatie zorgt en daardoor een bijdrage levert aan de gezondheid. Vergrote radiatoren In Den Helder zijn vergrote radiatoren toegepast. Tevens is geen vensterbank aangebracht. Sommigen vinden de radiatoren te groot en opvallend. Enkele bewoners weten niet dat de grootte noodzakelijk is bij een laagtemperatuursysteem. Een van de aanwezige bewoners merkt op de stralingswarmte van een hoogtemperatuur systeem te missen. Door een ander wordt gemeld dat het drogen van handdoeken op de radiator nu minder snel gaat.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
37
38 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4.6
Warm tapwater Ook voor de beschikbaarheid van warm water worden verschillende DuBotechnieken toegepast in de onderzochte voorbeeldprojecten. De meest bekende is hoogstwaarschijnlijk de zonneboiler. Maar ook systemen zoals de warmtepomp en collectieve warmtekrachtkoppeling (wkk) worden in de projecten gebruikt voor warm tapwater (zie ook tabel 4-2).
Ecosolar, Goes De Schooten, Den Helder De Bongerd, Zwolle
pp el r
ko
ra pp
or
tc
ijf e
ac ht
el a
kr
m w ar
te /
m w ar
te w
om m
te p
is s
p
et
el
ar
bi bi )k
om
w ar
x x x x
-(c
x x x
Pey Posterholt, Echt
H R
zo n
ne
ne
bo ile
bo ile
rt
rc om
ap w
at er
in
g
Typen systemen voor warm tapwater en rapportcijfer gebruikers
zo n
tabel 4-2
8,3 8,2
x x x
De Hoven, Axel
8,2 8,1
x x
Puntegale, Rotterdam.
x x
De boerenstreek, Soest De Pelgromhof, Zevenaar
7,8
x
7,7 7,7
x
7,5
x
GWL-terrein, Amsterdam
x
7,2
x
De Westerwiek, Breda.
7,2
x
Weerselostraat, Den Haag
6,9
x
B&D-woningen, Alphen a/d Rijn
6,8
Waardering In totaal noemt 71% van de 266 respondenten één of meer positieve aspecten van het warmwatersysteem. 35% noemt een of meer negatieve aspecten. De gemiddeld hoge score van het comfort (figuur 4-5) heeft nagenoeg alleen betrekking op het voldoende warm zijn van het tapwater. Dit lijkt positief maar er komen ook relatief veel klachten over de temperatuur. Het betreft dan met name de wisseling van de temperatuur (te koud/te warm) en het lang wachten voordat er warm water is. Al zijn er meer bewoners met positieve opmerkingen dan met klachten, het valt op dat met name bij de zonneboilers deze temperatuurwisselingen redelijk vaak voorkomen (13% van de respondenten). Met betrekking tot het milieu en de energie- en kostenbesparing scoren de complexen met een zonneboiler juist het hoogst. De functionele plus- en minpunten hebben betrekking op het onderhoud en het bedieningsgemak. Te zien is dat dit, zij het in geringe mate, niet altijd even goed gewaardeerd wordt.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
figuur 4-5
Beoordeling warm tapwater systeem (totaal)
comfort functionaliteit vormgeving
negatief
energiebesparing
positief kostenbesparing milieu bijdrage veranderd / vervangen
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Door de bewoners van De Schooten in Den Helder wordt tijdens het groepsgesprek gemeld dat de zonneboiler goed bevalt. Soms is het water wel iets te heet, ondanks de beveiliging die hierop is aangebracht. Opvallend is dat een bewoonster niet precies wist hoe het systeem in elkaar zat: ‘Er is gewoon altijd warm water, het werkt goed’. In Heiloo is sprake van een warm waterboiler. Een aantal bewoners maakt zich zorgen over het feit dat door de relatief lage temperatuur er mogelijk een gevaar is voor legionellabesmetting. Het systeem is echter zo gemaakt dat om de week de temperatuur hoog genoeg is om besmetting door o.a. de legionellabacterie te voorkomen. Dit was bij deze bewoners niet bekend. Veranderingen aan het systeem In totaal maken vier bewoners melding van veranderingen aan het systeem. In één woning is een extra boiler in de keuken geïnstalleerd omdat het te lang duurde voordat er warm water kwam. In een andere woning is de douchekop vervangen (wegens te weinig warm water in douche). Eén respondent meldt dat het warm water nu alleen via de gewone ketel komt. Als laatste wordt melding gemaakt van het aanbrengen van bekisting om de geluidsbron (pomp) ter beperking van het geluid. Onderhoud en reparatie Vier bewoners geven aan dat een monteur iets heeft opgelost. Bij vier andere woningen betrof het onderhoud aan de HR-ketel (pomp vervangen, en de gehele ketel vervangen).
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
39
40 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Aanpassing gedrag Eén respondent haalt nu warm water in de badkamer indien dat in de keuken nodig is omdat het anders te lang duurt voordat het warm is.
4.7
Mechanische ventilatie Waardering Het ventilatiesysteem dat in de onderzochte projecten is toegepast betreft gebalanceerde ventilatie (mechanische toe- en afvoer) en ventilatie met mechanische afvoer gecombineerd met natuurlijke toevoer. In de complexen met een gebalanceerd systeem geeft 75% van de respondenten een of meer positieve aspecten aan (tabel 4-3). Hier staat tegenover dat 51% (ook) één of meer negatieve aspecten aangeeft. Voor de woningen met mechanische afvoer en natuurlijke toervoer noemt een lager aandeel (65%) een of meerdere positieve aspecten. Het aantal negatieve aspecten is hier echter iets lager (47%).
tabel 4-3
Aandeel respondenten dat positieve en/of negatieve aspecten noemt positief
negatief
Gebalanceerd (mechanische toevoer en mechanische afvoer)
75%
51%
Natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
65%
47%
Een ventilatiesysteem is met name gericht op het beheersen van het binnenklimaat. Daarom zijn de genoemde redenen bij de waardering niet geclusterd naar de gebruikelijke indeling (milieu, comfort, functionaliteit, kosten, en energiebesparing). Het systeem wordt met name op het gebied van comfort en functionaliteit gewaardeerd. Daarom zijn deze twee aspecten verder uitgewerkt zoals weergegeven in figuur 4-6 en figuur 4-7. Als positieve aspecten van het systeem wordt door een groot deel van de respondenten het effect op het algemene binnenklimaat en, specifieker, frisse lucht genoemd. Dit kan worden geïnterpreteerd als een oordeel over de hetgeen waarvoor het systeem bedoeld is. De bewoners bij wie een gebalanceerd systeem is toegepast, zijn vaker tevreden dan bij de systemen met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer. Niet iedereen beoordeelt de werking van het systeem als voldoende. Er is ontevredenheid over de afzuiging van vocht en luchtjes bij vooral het systeem met natuurlijke toevoer. Ook de toevoer van frisse lucht laat voor een deel van de gebruikers (maximaal 10%) te wensen over. Verder wordt met name het schoonhouden vooral door gebruikers van het gebalanceerd systeem als kritiekpunt genoemd. Voor beide typen ventilatiesystemen geldt dat zo’n 13 tot 15% van de huishoudens aangeeft last te hebben van geluidsoverlast veroorzaakt door de installatie. De klachten over onvoldoende afzuiging en toevoer van frisse lucht zijn in het kader van het binnenmilieuonderzoek (hoofdstuk 5) ook aan de orde gekomen. Voor de oorzaken van een aantal van deze klachten moet hier dan ook verwezen worden R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
naar het betreffende hoofdstuk. Uit het binnenmilieu onderzoek is onder meer op te maken dat voor een deel van de woningen de capaciteit van het systeem niet altijd voldoende was en (veel) mindere mate sprake is van ongewenst ventilatie gedrag. figuur 4-6
Beoordeling gebalanceerd ventilatiesysteem
geluid schoon houden algemeen klimaat frisse lucht
negatief positief
afzuiging van vocht en luchtjes bediening veranderd / vervangen -40% -30% -20% -10%
figuur 4-7
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Beoordeling ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
geluid schoon houden algemeen klimaat frisse lucht negatief afzuiging van vocht en luchtjes
positief
bediening overig veranderd / vervangen -40% -30% -20% -10%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Veranderingen aan het systeem Van de 204 respondenten melden 5 bewoners veranderingen aan het systeem te hebben aangebracht. Vier bewoners hebben een afzuigkap in de keuken aangesloten. Eén bewoner heeft een kapje voor de afzuiger aangebracht t.b.v. minder geluid.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
41
42 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Aanpassing gedrag Vijf bewoners melden het uitzetten van het systeem als oplossing van de klachten. Eén respondent zegt meer ramen te openen. Indien expliciet naar het openen van ramen wordt gevraagd (de bewoners die wijzigingen hebben aangebracht laten we hierbij buiten beschouwing), ontstaat het beeld in figuur 4-8 . figuur 4-8
Verdeling respondenten op de vraag “hoe vaak moet u bijventileren door de ramen open te zetten ?”
gebalanceerd natuurlijke toevoer en mechanische afvoer 0%
10%
20%
Altijd
30%
Vaak
40%
50%
Regelmatig
60%
70%
Af en toe
Een deel van de bewoners zegt regelmatig tot altijd te moeten bijventileren. Dit aandeel is beduidend lager bij de gebruikers van een gebalanceerd systeem (17%) dan een systeem met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer (40%). Alleen bij een gebalanceerd systeem kan het openzetten van ramen het systeem ontregelen waardoor dit niet optimaal meer functioneert.
4.8
Toepassing van hout binnen de woning In alle onderzochte complexen is in meer of mindere mate aandacht besteed aan de toepassing van hout binnen de woning. In de houtskeletbouw komt dat uiteraard vaker voor. Houtskeletbouw projecten binnen dit onderzoek zijn Ecosolar te Goes, de Bongerd te Zwolle en B&D woningen te Alphen a/d Rijn. Het oordeel over het hout is gesplitst naar wel- en niet skeletbouwcomplexen. Waardering Van de 330 bewoners van de niet houtskeletbouw woningen noemt 60% een of meer positieve aspecten en 27% een of meer negatieve aspecten. De overige bewoners noemen geen positieve noch negatieve kenmerken. In de houtskeletbouw leeft het onderwerp hout duidelijk meer. Hier noemt 80% van de 52 bewoners een of meer positieve aspecten en 37% (ook) een of meer negatieve aspecten. Opvallend is dat van de genoemde positieve aspecten van het hout het uiterlijk het meeste genoemd wordt (figuur 4-9). Het hout ziet er volgens een groot deel van bewoners mooi uit. Een kleiner deel vindt het juist niet mooi. In de houtskeletbouw projecten wordt het hout overigens substantieel mooier gevonden dan in de “reguliere” DuBo-woningen. Onder functionaliteit van het hout wordt hier verstaan het onderhoud en de duurzaamheid. Bij onderhoud wordt het gemak van het schoonmaken, het eenvoudig kunnen verven of juist niet hoeven verven genoemd. Met betrekking tot de negatieve aspecten worden juist het benodigde onderhoud, de slijtage en afbladderen-
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
de verf genoemd. Ook de werking van het hout valt hier onder. Met betrekking tot comfort wordt vooral de warmte- en geluidsisolatie (zowel in positieve als negatieve zin) genoemd. Dit speelt met name in de houtskeletbouw. De klachten ten aanzien van de duurzaamheid komen het meeste voor in Goes (Ecosolar) en Zwolle (De Bongerd). Hier is gebruik gemaakt van (gevingerlast) vurenhout. Tijdens het groepsgesprek in Zwolle werd de werking van het hout eveneens genoemd. Laatste en niet onbelangrijke bevinding is dat het gebruik van hout door zo’n 20% van de respondenten direct gerelateerd wordt aan ‘goed voor het milieu’. Aanpassingen / onderhoud In totaal melden 23 respondenten (5% van totaal) dat zij veranderingen hebben aangebracht om de klachten te voorkomen. Het merendeel (21 bewoners) heeft het hout (opnieuw) geverfd. Een enkeling meldt een reparatie aan de kromgetrokken trap. figuur 4-9
Waardering toepassing hout binnen de woning toepassing hout binnen de woning (exclusief houtskeletbouw)
comfort
functionaliteit
negatief positief
vormgeving
milieu bijdrage -40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
toepassing hout binnen de woning in de houtskeletbouw
comfort
functionaliteit
negatief positief
vormgeving
milieu bijdrage -40%
R
I
G
O
-20%
R
e
s
e
0%
a
r
c
20%
h
e
40%
n
A
d
60%
v
i
e
80%
s
B
V
43
44 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4.9
Toepassing hout aan de buitenzijde van de woning In het merendeel van de onderzochte woningbouwprojecten is hout gebruikt aan de buitenzijde van de woning. De wijze waarop dit is gebeurd verschilt enigszins per woningtype. Daarom zijn in de analyse de projecten naar drie soorten ingedeeld: o
Houtskeletbouw
o
De niet-houtskeletbouw waarbij de respondenten alleen een oordeel geven over de houten deuren en raamkozijnen.
o
De niet-houtskeletbouw waarbij naast deuren en raamkozijnen ook andere elementen zoals gevelbekleding of het balkon in hout zijn uitgevoerd.
Waardering Opvallend is dat bij de woningen waar de meeste onderdelen in hout zijn uitgevoerd (de houtskeletbouw) ook door de meeste bewoners positieve aspecten worden genoemd (tabel 4-4). Dit is mogelijk te verklaren doordat het effect van hout op het uiterlijk van de woning goed gewaardeerd wordt (figuur 4-10). Hoe meer hout hoe meer men dit lijkt te waarderen. Het milieuvriendelijke aspect wordt daarentegen bij alle type woningen in gelijke mate genoemd. tabel 4-4
Aandeel respondenten dat positieve en/of negatieve aspecten noemt positief
negatief
Houtskeletbouw
75%
43%
Niet-houtskeletbouw
60%
41%
Niet-houtskeletbouw alleen kozijnen en deuren
49%
27%
De aspecten waar men ontevreden over is worden juist ook in de houtskeletbouw het meest genoemd. Hier gaat het met name om de functionaliteit van het hout. De kwaliteit en de onderhoudsgevoeligheid worden door een deel van de gebruikers als onvoldoende beschouwd. In alle type woningen wordt overigens ook door een deel van de bewoners het hout juist als “niet mooi” aangeduid. Het feit dat het hout soms niet geschilderd mag worden, zorgt eveneens voor ontevredenheid. De klachten over duurzaamheid komen het meeste voor in de projecten B&D woningen (Alphen a/d Rijn), De Egelshoek, De Wippolder, en de Weerselostraat. In deze projecten wordt zowel gebruik gemaakt van Meranti als Vurenhout. Aanpassing / vervanging Geen van de ondervraagde bewoners geeft aan dat het hout vervangen is, al dan niet door ander materiaal. Wel geeft een aantal (6 van de 377 respondenten) aan het hout geschilderd of in de olie te hebben gezet. Dit moet dan ook als onderhoud aangemerkt worden.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Onderhoud Vijf respondenten geven aan in onderhandeling te zijn met aannemer, producent of woningbouwvereniging voor het oplossen van de klachten over de kwaliteit van het houtwerk. figuur 4-10
Waardering houtwerk buitenzijde woning houtskeletbouw
functionaliteit (onderhoud/kw aliteit) mag het niet verven negatief vormgeving
positief
kosten (onderhoud) milieu bijdrage -40%
-20%
0%
20%
40%
60%
Niet - houtskeletbouw
functionaliteit (onderhoud/kw aliteit) mag het niet verven negatief vormgeving
positief
kosten (onderhoud) milieu bijdrage -40%
-20%
0%
20%
40%
60%
Niet - houtskeletbouw alleen kozijnen en deuren
functionaliteit (onderhoud/kw aliteit) mag het niet verven negatief vormgeving
positief
kosten (onderhoud) milieu bijdrage -40%
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
-20%
0%
c
e
h
20%
n
A
40%
d
v
60%
i
e
s
B
V
45
46 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4.10
Gebruik van oplosmiddelarme verf aan de buitenzijde Naar verwachting is de verf die is toegepast op het houtwerk niet bij alle woningen van exact gelijke samenstelling. Wel zijn de projecten onderzocht waar een zogenaamd oplossingsmiddelarm verfsysteem is toegepast. De gebruikers van woningen waar oplosmiddelarme verf is gebruikt lijken hier niet sterk tevreden of ontevreden over. Iets meer dan de helft (54%) van de 260 respondenten noemt een of meer positieve aspecten. Een kwart noemt (daarbij) een of meer negatieve aspecten. De rest heeft geen uitgesproken mening. Opvallend is dat het oordeel over de kwaliteit (functionaliteit) nogal uiteenloopt. Zo’n 17 % noemt negatieve, en een gelijk percentage noemt positieve aspecten over de kwaliteit. Mogelijk is er nogal veel verschil tussen de gebruikte producten en de wijze waarop deze zijn aangebracht. Het uiterlijk van het geverfde hout (mooi, lelijk) wordt door meer mensen als positief ervaren dan als negatief. Dat het gebruik van oplossingsarme verf een bijdrage levert aan het milieu wordt door 20 % van de bewoners spontaan genoemd.
figuur 4-11
Waardering oplosmiddelarme verf
functionaliteit (onderhoud/kwaliteit) vormgeving
kosten (onderhoud)
negatief positief
milieu bijdrage
vervangen
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
In Zevenaar (De Pelgromhof) is inmiddels voor de derde keer geschilderd door de beheerder. Een aantal bewoners vinden dit zonde van het geld. “De verf krab je er nog gewoon af”. In Zwolle (De Bongerd) heeft men na slechte ervaringen nu een ander type oplosmiddelarme verf gebruikt. De bewoners geven aan dat in de loop van de tijd de kwaliteit van de te verkrijgen verf verbeterd is. Veranderd / vervangen Ondanks de klachten over de kwaliteit geven slechts 4 van de 295 respondenten aan opnieuw te hebben geschilderd. Vier andere respondenten hebben geklaagd bij de woningbouwvereniging.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4.11
Overige materialen Naast hout, zijn er ook allerlei andere materialen toegepast. Omdat dit een grote en diverse hoeveelheid betreft, is slechts in algemene zin aan de bewoners gevraagd wat opvallende positieve en negatieve aspecten zijn ten aanzien van de aan de buitenzijde van de woning gebruikte DuBo-materialen (anders dan hout). In algemene zin blijkt dat dit onderwerp niet echt ‘leeft’ bij de bewoners. Slechts een minderheid noemt ofwel positieve ofwel negatieve aspecten. De meerderheid heeft geen specifieke ervaringen met ‘overige materialen’. Een derde van de bewoners noemt een of meer positieve aspecten en slechts 7,5% noemt een of meer negatieve zaken. Daaruit mag worden geconcludeerd dat de positieve aspecten van de gebruikte DuBo-materialen de negatieve ruimschoots overheersen. Het meest genoemde positieve aspect van de gebruikte materialen is de verschijningsvorm: men vindt het mooi. Daar staat ook altijd een groep tegenover die de materialen niet mooi vindt. Deze is echter in dit geval een stuk kleiner. Ook het onderhoud (makkelijk schoon te houden) wordt positief gewaardeerd door de mensen die een opvallend positief aspect invalt als zij denken aan materialen die aan de buitenzijde van de woning zijn gebruikt. De groep die negatieve ervaringen heeft met het onderhoud (veel onderhoud nodig) is een stuk kleiner.
tabel 4-5
Waardering gebruikte materialen buitenzijde woning (exclusief het hout)
milieu bijdrage
positief
vormgeving
negatief onderhoud
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Negatieve aspecten die nog genoemd zijn, zijn: lawaai (gebruik van metaal aan de buitenzijde veroorzaakt lawaai als het regent in De Hoven en De Schooten), een afwerking die is afgeraffeld (dit heeft in zichzelf niets met het materiaal te maken), een geringe weerbestendigheid van de materialen (in de zon kromtrekkende regenpijpen in project De Boerenstreek, een coating waardoor regenwater op het balkon blijft liggen in project Wippolder, doorlekkende muren bij harde regen in project De Waterspin) en een mindere functionaliteit (zachte materialen waardoor minder gemakkelijk iets kan worden opgehangen aan de muur in project Wippolder). Positieve aspecten die spontaan worden genoemd, zijn de vochtbestendigheid (met name bij stenen muren) en de warmte-isolerende werking van de materialen voor muren en dak. In het bijzonder worden daarbij zwarte platen (project: De Hoven), EPS buitenisolatie (project: Wippolder) en de aanwezigheid van mos/vetplantjes (sedum) op het dak (project: Egelshoek) genoemd. Op een aantal van deze aspecten
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
47
48 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
is in meer detail ingegaan tijdens de groepsgesprekken met bewoners in een viertal wijken. Sedum dak Het sedum dak wordt vooral mooi gevonden. Er is echter in twee van de bezochte wijken onzekerheid over hoe dit te onderhouden en of het dak lang goed blijft. Men vraagt zich onder meer af wat te doen bij lekkage. In Zevenaar is de regenwaterafvoer al een keer verstopt geraakt met plantenresten. Zwevende dekvloer De zwevende dekvloer in Heiloo lijkt iets te zakken waardoor soms scheuren ontstaan. Dakbedekking In Zwolle zijn de toegepaste dakpannen van poreus materiaal. Het nadeel hiervan is dat het regenwater te lang wordt vastgehouden waardoor de opbrengst van regenwater voor hergebruik lager is. De ‘franse’ keramische dakpannen in Den Helder worden groen. Dit vindt men niet mooi. Regenwater afvoer Ten behoeve van de afvoer van regenwater naar het oppervlaktewater (loskoppeling van riool) zijn kettingen aangebracht waarlangs het water stroomt (in plaats van regenpijpen). De kettingen spatten te veel water. Een van de bewoners heeft een regenpijp om de ketting aangebracht. In een van de projecten is de EPDM folie ten behoeve van de dakgoot niet zorgvuldig aangebracht waardoor in het verleden lekkages ontstonden.
4.12
Tochtwering In een groot aantal woningen is extra aandacht besteed aan de tochtwering in de woning. Het gaat hier met name om de scharnierende delen van kozijnen en deuren. Ook is bij een groot deel van de woningen standaard een tochtwerende brievenbus toegepast. Waardering De tochtwering wordt over het algemeen goed gewaardeerd. Zo’n 78% van de 205 respondenten waar hier extra aandacht aan is besteed noemt een of meer positieve aspecten en slechts 13% geeft negatieve aspecten aan. Geconcludeerd kan worden dat de tochtwering vooral gewaardeerd wordt omdat zij doet wat zij hoort te doen, de tocht te weren. Een kleiner deel van de bewoners geeft de relatie met energie- en kostenbesparing en de milieubijdrage aan (figuur 4-12). De ontevredenheid is zeer gering, al zijn er woningen waar de tocht onvoldoende tegengehouden wordt. Een aantal bewoners geeft aan dat er te weinig ventilatie optreedt door de (te goede) tochtwering.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
figuur 4-12
Waardering tochtwering
houdt tocht tegen comfort functionaliteit vormgeving negatief
energiebesparing
positief
kostenbesparing milieu bijdrage veranderd -40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Veranderd / vervangen Als gevolg van klachten is bij 3 van de 205 woningen de tochtwering van de brievenbus vervangen en zijn bij 5 woningen extra tochtstrips aangebracht. Gedrag Bij drie woningen geeft men aan dat er juist sprake is van een te vochtig binnenklimaat. Volgens de bewoners is dit een gevolg van de te goede tochtwering. Daarom is men hier extra gaan ventileren.
4.13
Tochtportaal In zes van de onderzochte projecten is een tochtportaal aan de voorzijde dan wel de achterzijde geplaatst. Bij de eengezinshuurwoningen in het project ‘De Hoven’ te Axel zelfs aan de voor- en de achterzijde van de woning. Waardering Totaal noemt 81% van de 62 respondenten waar een tochtportaal is toegepast een of meer positieve aspecten van het tochtportaal. 23% geeft een of meer negatieve kenmerken. Net als voor de tochtwering geldt, wordt het tochtportaal het meest gewaardeerd om het tegenhouden van tocht en koude figuur 4-13. De extra ruimte die binnen de woning ontstaat wordt ook een aantal keer genoemd. De ontevredenheid heeft vooral te maken met de te geringe afmetingen en het soms te koud zijn van de ruimte. Ook wordt “zonde van de ruimte” genoemd.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
49
50 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
figuur 4-13
Waardering tochtportaal
Houdt de tocht/kou tegen comfort functionaliteit negatief vormgeving
positief
energiebesparing veranderd/vervangen -40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Veranderd /vervangen De deur van het tochtportaal is in 3 van de 62 woningen verwijderd. Men vond het anders te krap worden. In één geval is het tochtportaal aan de achterzijde geïsoleerd omdat men het te koud vond.
4.14
Wasdroogruimte In de woningen waar is voorzien in een wasdroogruimte wordt deze door 68% van de 55 respondenten ook daadwerkelijk voor het drogen van was gebruikt. Er is met betrekking tot het gebruik van de ruimte enig verschil tussen de eengezins- en meergezinswoningen (resp. 65% en 74%). Ongeveer eenderde van de huishoudens die de wasdroogruimte niet als zodanig gebruiken heeft een wasdroger. Bij deze groep wordt het doel van deze DuBomaatregel dus niet gehaald. De rest van de niet-gebruikers droogt de was elders (tabel 4-6). Hierbij moet overigens worden aangetekend dat niet zeker is dat degenen die gebruik maken van de wasdroogruimte geen wasdroger hebben. Naar het bezit van een wasdroger is alleen gevraagd bij de huishoudens die de wasdroogruimte niet gebruiken.
tabel 4-6
Reden waarom wasdroogruimte niet als zodanig gebruikt wordt Heeft een wasdroger
35%
Gebruikt andere ruimte in woning
12%
Droogt was buiten of op balkon
12%
Ruimte wordt voor andere zaken gebruikt
35%
Ruimte bij andere kamer getrokken
12%
Waardering Van de huishoudens die de wasdroogruimte gebruiken noemt 89% een of meer positieve en 24% een of meer negatieve aspecten. Door de gebruikers wordt het R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
vooral als zeer praktisch ervaren om een aparte ruimte voor de was te hebben. Een enkeling noemt “hierdoor geen droger nodig” of “geen geluid van wasmachine”. De ontevredenheid is wat minder concreet uit de antwoorden op te maken. Er wordt vooral “onpraktisch”, “te krap” en soms “geen aansluiting” voor droger genoemd’. figuur 4-14
Waardering wasdroogruimte door de gebruikers
geen was in rest van huis
praktisch (algemeen)
negatief
geen aansluiting voor droger
positief overig
wordt niet gebruikt -40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Aanpassing / verandering Slechts één persoon geeft aan zelf een aansluiting voor de wasdroger in deze aparte ruimte gemaakt te hebben. Onduidelijk is of de mensen die aangeven de wasdroogruimte niet te gebruiken omdat zij een wasdroger hebben, eveneens een aansluiting in dezelfde ruimte hebben gemaakt.
4.15
Compostbak In twee van de onderzochte woningbouwprojecten is bij oplevering een compostbak geplaatst. Hier maakt 85% van de 20 reagerende bewoners ook daadwerkelijk gebruik van. Als reden voor het niet gebruiken wordt genoemd ‘vieze lucht’, ‘geen goede compost’ en ‘niet nodig’. Waardering De gebruikers van de compostbak zijn zowel tevreden over de kwaliteit van de compost als het achterliggende doel ‘minder afval’ (figuur 4-15). In totaal noemt 79% van de respondenten een of beide aspecten. De klachten betreffen nagenoeg alleen de vieze lucht (21%).
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
51
52 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
figuur 4-15
Waardering compostbak
minder afval
goede compost negatief positief
vieze luchtjes
niet in gebruik
-40%
4.16
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Regenton In een project is bij oplevering een regenton geplaatst. 90% van de ondervraagde bewoners gebruikt deze ton ook als zodanig. Opvallend is dat de regenton niet alleen gewaardeerd wordt om het gebruiksgemak maar ook om het waterbesparend karakter. De ontevredenheid heeft louter te maken met de functionaliteit ‘te weinig water’ (zie verder figuur 4-16 ).
figuur 4-16
Waardering regenton
te weinig water Handig voor bewatering (besproeiing) tuin
negatief positief
Bespaart kraanwater niet in gebruik -40%
4.17
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
Geluidsisolatie Ook maatregelen ter beperking van geluidsoverlast behoren tot het domein van duurzaam bouwen. In een aantal projecten is hiermee expliciet rekening gehouden door geluidsisolatie toe te passen (zie ook Tabel 4-7). Waardering Een oordeel over geluidsisolatie is afhankelijk van vele aspecten waarvan de fysieke isolatie er slechts een is. Zo kan het specifieke bewonersgedrag (inclusief de buren), de gevoeligheid van de bewoner en de aanwezigheid van omgevingsgeluiden een belangrijke rol spelen. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
Tabel 4-7
Oordeel geluidsisolatie ten aanzien van geluiden van buiten en binnen de woning Geluidisolatie Ecosolar,Goes
Oordeel geluid
Oordeel geluid
van buiten de w oning
binnen de w oning
8,4
7,7
De Bongerd, Zw olle; koop
x
8,2
6,7
Weerselostraat, Den Haag
8,2
7,4
8,2
6,8
B&D-w oningen, Alphen a/d Rijn
8,1
6,0
De Pelgromhof, Zevenaar
8,0
7,7
De Schooten, Den Helder
x
De Hoven, Axel; eengezins
x
7,9
7,8
Puntegale, Rotterdam
x
7,8
7,5
GWL-terrein, Amsterdam
x
Egelshoek, Heiloo
7,8
7,5
7,7
6,9
De Hoven, Axel; meergezins
x
7,7
7,8
De Boerenstreek, Soest; koop De Waterspin, Den Haag De Boerenstreek, Soest; huur
x
7,6 7,4 7,3
7,0 5,7 6,9
De Westerw iek, Breda
7,3
7,3
De Bongerd, Zw olle; huur
7,0
6,4
6,8
6,0
x
Wippolder, Delft
x
Geluidsisolatie ten opzichte van buiten De oordelen over de geluidsisolatie binnen de woning verschillen per woningtype. Opvallend is dat de woningen waarbij (extra) aandacht is besteed aan geluidsisolatie niet beter scoren dan de overige woningen. Uit de literatuur7 blijkt dat dit doorgaans verklaard kan worden door een hoger verwachtingspatroon. Ook kan de (extra) geluidsisolatie juist aangebracht zijn omdat meer extern geluidsbronnen zoals verkeer aanwezig zijn op de betreffende locatie. De verschillen tussen de meergezins- en eengezinswoningen zijn te verklaren door een lagere kans op burenoverlast. De houtskeletbouw geeft geen lagere waardering dan de overige woningen.
voetnoot 7
Zie bijvoorbeeld RIGO, Geluid van buren. Horen, hinder en sociale normen i.o.v. Ministerie
van VROM/DGM, 1997.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
53
54 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
figuur 4-17
Waardering geluidsisolatie ten aanzien van geluiden van buiten (rapportcijfer)
houtskelbouw niet-houtskeletbouw overig
meergezinsw oning eengezinsw oning
geluidsisolatie geen extra geluidsisolatienormaal
gemiddeld totaal
3
4
5
6
7
8
9
10
Geluidsisolatie binnen de woning De geluidsisolatie binnen de woning wordt minder gewaardeerd dan de isolatie met buiten. Ook hier is te zien dat de woningen waar maatregelen zijn getroffen niet beter scoren. In de houtskeletbouw wordt de geluidsisolatie binnen de woning juist iets minder goed gewaardeerd. Hier kan een relatie bestaan tussen de houten wanden en/of vloeren. Opvallend is de constatering van bewoners van De Schooten in Den Helder: De geluidsisolatie tussen de woningen is zeer goed. Binnenshuis aan de onderzijde van de deuren is echter een vrij grote kier toegepast (ventilatie). Dit leidt tot geluidsoverlast binnen de woning. De privacy voor onder meer gezinnen met kinderen komt hiermee in het geding.
figuur 4-18
Waardering geluidsisolatie ten aanzien van geluiden tussen de verschillende kamers (rapportcijfer) houtskelbouw niet-houtskeletbouw overig
meergezinsw oning eengezinsw oning
geluidsisolatie geen extra geluidsisolatie
gemiddeld totaal
3
R
I
G
O
R
e
s
4
e
a
r
5
c
h
6
e
n
7
A
d
v
8
i
e
s
9
B
V
10
WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
4.18
Conclusies De in dit hoofdstuk gepresenteerde gebruikerservaringen met DuBo-maatregelen levert allereerst inzicht in de mate waarin deze maatregelen al dan niet gewaardeerd worden en waarom. Uit de gebruikerservaringen zijn tevens veel aspecten naar voren gekomen die gebruikt kunnen worden als aandachtspunten bij verdere ontwikkeling van de technieken. De conclusies die uit de in dit hoofdstuk naar voren komen zijn terug te vinden in hoofdstuk 6 Conclusies (pagina 69). Dit om te veel herhalingen in dit rapport te voorkomen. Er is tevens aan het einde van het hoofdstuk 6 een overzichtstabel opgenomen met daarin, van de in dit hoofdstuk gepresenteerde DuBomaatregelen, het percentage respondenten dat één of meer positieve dan wel negatieve aspecten noemt en de betreffende waarderingsaspecten door meer dan 5% van de bewoners genoemd (tabel 6-2).
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
55
56 WAARDERING VAN DUBO-MAATREGELEN
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BINNENMILIEU
5 Binnenmilieu 5.1
Inleiding Het onderwerp binnenmilieu in relatie tot duurzaam bouwen verdient in dit onderzoek aparte aandacht. In de voorbeeldprojecten zijn specifieke maatregelen toegepast die invloed hebben op de kwaliteit van het binnenmilieu. In dit onderzoek ligt de nadruk op de gebruikerservaringen met het binnenmilieu. Dit deelonderzoek is erop gericht om eventuele klachten met betrekking tot het binnenmilieu te achterhalen en de oorzaken daarvan te traceren. Het binnenmilieu is een breed begrip. Veelal wordt hier de kwaliteit van de lucht binnenshuis mee aangeduid. Maar ook zaken als schimmelvorming, geluidsoverlast, ongevallenrisico, daglichttoetreding vallen vaak onder het begrip ‘binnenmilieu’. Hiermee samenhangend gaat het met name om aspecten die invloed hebben op het gezondheidsrisico en het comfort. In dit onderzoek is de kwaliteit van het binnenmilieu aan de hand van de volgende aspecten geëvalueerd:
5.1.1
•
Luchtvochtigheid (te droog / vochtig)
•
Schimmelvorming
•
Temperatuur van de lucht
•
Tocht in de woning
•
Geurhinder
•
Ventilatie
•
Koolstofdioxide (CO2)
Aanpak van de evaluatie binnenmilieuaspecten De kwaliteit van het binnenmilieu is afhankelijk van bouwfysische kenmerken van de woning en het gebruik van de woning door de bewoners. In deze evaluatie staan, zoals in de inleiding is vermeld, de ervaringen van de gebruikers voorop. In eerste instantie gaat het hier dus om hoe de gebruikers het binnenmilieu beleven.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
57
58 BINNENMILIEU
Er zijn talloze bouwtechnische en gedragmatige aspecten van invloed op de kwaliteit van het binnenmilieu. Zo zijn er maatregelen toegepast zoals het opnemen van een tochtportaal, luchtdichte afwerking van de vloeren, tot het gebruik van spaanplaat met een beperkte formaldehyde-emissie. De technische effectiviteit van deze maatregelen afzonderlijk is geen onderwerp van dit onderzoek en is deels reeds bekend8. Juist de optelsom van de invloed van de bouwkundige maatregelen op het binnenmilieu is hetgeen de gebruiker ervaart. Het gaat dan om het totaal van bouwtechnische aspecten en installaties. De beoordeling van het binnenmilieu door de gebruikers zegt evenwel veel over hoe men het binnenmilieu ervaart maar wijst niet altijd direct naar de oorzaak van eventuele klachten. Daarom is ervoor gekozen om naar aanleiding van het klachtenpatroon bij een aantal projecten zowel klimaatmetingen te verrichten als de bewoners te bevragen over de aard van de klacht en de wijze waarop zij omgaan met aspecten als verwarming en ventilatie (zie ook figuur 5-1). Hieruit volgt een beeld van de oorzaak van eventuele klachten. figuur 5-1
Opzet binnenmilieuonderzoek metingen binnenk limaat
beoordeling k w aliteit binnenmilieu door bew oners
oorzaak k lachten
onderzoek gedrag / gebruik
In dit hoofdstuk gaan we achtereenvolgens in op de beoordeling kwaliteit van het binnenmilieu via de enquête onder bewoners van de voorbeeldprojecten (5.2), het onderzoek naar het binnenklimaat op basis van het klachtenpatroon bij een zevental projecten (5.3) en de conclusies (5.4).
5.2
De beoordeling van het binnenklimaat door gebruikers In de enquête onder bewoners zijn verschillende vragen opgenomen over de beleving van het binnenmilieu. Het gaat hierbij om algemene vragen ten aanzien van het binnenklimaat. Er is gevraagd naar een oordeel over de beleving van de temperatuur en vochtigheid in de vier jaargetijden, het al of niet last hebben van vocht/schimmelplekken, tocht, geurhinder en naar een oordeel over de hoeveelheid frisse lucht.
voetnoot 8
Een aantal bouwtechnische aspecten die van invloed zijn op het binnenmilieu is reeds geëvalueerd in 1998; “Evaluatie, dubo-voorbeeldprojecten”, adviesbureau Nieman BV. i.o.v de SEV en NOVEM. Zaken als de luchtdichtheid, EPC waarde en geluidsisolatie zijn in het betreffende onderzoek betrokken. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BINNENMILIEU
59
Waardering binnenklimaat In figuur 5-2 en figuur 5-3 is voor alle projecten het aandeel klachten weergegeven. Het merendeel van de 460 geënquêteerde bewoners heeft geen specifieke klachten. Voor de meeste onderwerpen geldt dat zo’n 2,5 tot maximaal 5% van alle bewoners melding maakt van het ‘vaak’ last hebben van zaken die met het binnenmilieu te maken hebben. De onderwerpen waarover relatief veel wordt geklaagd zijn de temperatuur in de zomer (10% van alle bewoners), kou in de winter (7%) en daarbij heeft 10% regelmatig last van tocht. figuur 5-2
(A) Waardering binnenklimaat (alle projecten)
last van vochtigheid zomer lente
vaak
soms/beetje
herfst w inter
vochtplekken/schimmelvorming
last van droge lucht zomer lente herfst w inter
last van w armte zomer lente herfst w inter
last van koude zomer lente herfst w inter 0%
R
I
G
O
R
e
s
e
5%
a
r
c
h
10%
e
n
A
15%
d
v
i
e
20%
s
B
V
25%
60 BINNENMILIEU
figuur 5-3
(B) Waardering binnenklimaat (alle projecten)
tocht altijd/vaak
onvoldoende frisse lucht
regelmatig
af en toe
geurhinder 0%
5%
10%
15%
20%
25%
De klachten die bewoners uiten over het binnenklimaat zijn niet in alle projecten gelijk (zie tabel 5-1). Zo komt bijvoorbeeld last van vocht alleen bij een deel van de bewoners van drie projecten voor en zijn er projecten waar niet of nauwelijks klachten zijn ten aanzien van aspecten als ongewenste opwarming, tocht of vochtplekken. Hier staat echter tegenover dat er bijvoorbeeld drie van de vijftien projecten zijn waar meer dan een derde van de bewoners zegt last te hebben van ongewenste opwarming in de zomer en twee projecten waar rond de 20% klaagt over onvoldoende frisse lucht. Het klachtenpatroon lijkt er dus op te wijzen dat het aandeel mensen dat klachten heeft een relatie heeft met het woningtype waarin zij wonen.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BINNENMILIEU
Klachtenpatroon binnenklimaat; aandeel personen met vaak of altijd klachten
11%
1% 1% 3% 4% 7% 3% 3% 3%
11% 22%
1%
17%
koop
2% 2% 2%
4%
zomer lente herfst
33%
geurhinder last van warmte
6% 5%
zomer lente
21% 17%
herfst
10%
winter
10%
4% 5%
22%
2% 2%
22%
2%
lente herfst
2% 5% 11%
4% 4%
7% 20% 10%
6%
4% 4%
7% 3%
4%
13%
11%
13%
2%
13% 13%
3% 6%
25% 50% 25%
5% 10% 3%
25%
2%
25%
2%
22% 22%
11%
1% 2%
6% 4%
19% 25%
13% aanw
aanw
I
G
O
R
e
s
e
ten 2%
* projecten waarbij <25% van de bewoners is geintervieuwd
R
jec
13%
0%
3%
winter tocht gebalanceerde ventilatie
jec 4%
13%
zomer
pro 1% 1% 1% 1% 4%
11%
14% 14%
All e
koop
14% 1% 5%
pro
t lt E ch rh o
eengezins meergezins
koop
14%
winter onvoldoende frisse lucht
All e
ag * los
os te
De Sc h
We ers e
oo ten
,D
tra at, De n
en He ld
e oll rd , on ge
De B
eengezins
koop
4% 4%
Ha
er
11%
Zw
oll Zw rd ,
De bo e
3% 3% 6% 6%
eengezins
huur 11% 10% 11% 11%
1% 1% 1% 1% 4% 4% 2% 2% 3% 6% 5% 10% 3% 2% 2% 0% 1% 2% 7% 5%
5%
7% 3%
on ge De B
huur
meergezins eengezins huur huur 3% 3% 3% 3% 11% 4% 4% 4% 3% 4% 6% 4% 14% 3% 22%
ten
3% 3%
e
Ha ag De W
Eg e ls ho
ek ,
ate rsp
in,
He ilo
,B iek huur
De lft* old Wi pp
eengezins koop
* zomer lente herfst winter vochtplekken/schimmelvorming
last van koude
es ter w
De W
meergezins meergezins meergezins eengezins
last van vochtigheid
last van droge lucht
De n
red a.
st So e str ee k, oe ren De b eengezins koop 1% 1% 3% 1%
er,
Go es lar , Ec os o
meergezins huur
Pe yP
meergezins eengezins meergezins eengezins meergezins huur huur huur huur huur last van vochtigheid zomer 5% 5% lente 5% herfst 5% winter 11% vochtplekken/schimmelvorming 5% last van droge lucht zomer 13% 29% lente 13% 24% herfst 13% 18% winter 13% 18% onvoldoende frisse lucht 9% 18% geurhinder 11% 13% 12% last van warmte zomer 5% 38% 59% lente 5% 12% herfst 5% 6% winter 5% 6% last van koude zomer lente 6% herfst 6% winter 21% 13% 12% tocht 6% aanw aanw aanw aanw gebalanceerde ventilatie * projecten waarbij <25% van de bewoners is geintervieuwd
ren str ee k,
So es t
en aa r Ze v ho f,
De Pe lgr om
Ro tte r
da m*
en a/d teg ale , Pu n
B& Dwo
De Ho ve n
,A
nin ge
xe l
n, Al ph
Ax el 24 )
(W 1
De Ho ve n
GW
L-t err
ein
(W 11 9)
Am ste rd
Ri
jn
am
tabel 5-1
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
7% 5%
61
62 BINNENMILIEU
5.3
Resultaten binnenmilieu onderzoek
5.3.1
Inleiding Naar aanleiding van het klachtenpatroon zijn een zevental projecten geselecteerd waar gedurende een week metingen zijn verricht. Zoals in de inleiding (hoofdstuk 1) is aangegeven zijn per project vier woningen bezocht waar de bewoners eerder in de enquête hun ontevredenheid over sommige binnenmilieuaspecten hebben geuit (tabel 5-2).
tabel 5-2
Projecten waar een binnenklimaatonderzoek heeft plaatsgevonden Zomermetingen: Westerwiek, Breda
4 Aanleunwoningen
De Boerenstreek, Soest
4 Eengezinswoningen
De Hoven, Axel
4 Eengezinswoningen
Pey Posterholt, Echt
4 Appartementen
Wintermetingen: De Waterspin, Den Haag
4 Woningen die deel uitmaken van renovatieproject Alcatraz
Puntegale, Rotterdam
4 Appartementen (herbestemming, renovatieproject)
Weerselostraat, Den haag
4 Eengezinswoningen
De onderzoeken in de verschillende woningen leveren veel en vaak gedetailleerde informatie op over zowel de aard van de klachten, het ventilatie- en verwarmingsgedrag, de meetuitkomsten en de bouwkundige staat van de woning. Zo is bijvoorbeeld voor alle woningen het temperatuursverloop in de meetperiode terug te vinden (figuur 5-4). Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de eerder genoemde deelrapportages9. De conclusies uit deze rapportages zijn opgenomen in bijlage IV van dit rapport. Een van de belangrijke vraag welke middels het binnenmilieuonderzoek beantwoord dient te worden is de oorzaak van de gesignaleerde klachten. Bij de interpretatie dient er echter rekening mee te worden gehouden dat het hier gaat om een relatief kleine selectie van woningen. Het gaat om woningen waar klachten gesignaleerd zijn. Deze woningen zijn in die zin niet representatief voor het totaal van de woningen die onderdeel uit maken van de voorbeeldprojecten. Uit het onderzoek is gebleken dat de oorzaak van de klachten een belangrijke relatie heeft met de toegepaste technieken, de inregeling en met het gedrag van de voetnoot 9
Rapportages Binnenklimaatonderzoek, DorsserBlesgraaf (kenmerk Vo.C1035.Rx);: ing. A. Vonk (projectleider), ir. P. Vierveijzer (adviseur), ing. M.P. van Bennekom (projectmedewerker); Deze rapportages bevatten voor ieder van vijf woningen afzonderlijk een beschrijving van klachten, opmerkingen over het gedrag van de bewoners ten aanzien van ventilatie, de metingen die verricht zijn en een analyse. Ook is een hoofdstuk conclusies voor het totale woningbouwproject opgenomen. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BINNENMILIEU
bewoners (hoe gebruikt men de woning en de toegepaste technieken). De kwaliteit van het binnenklimaat is een optelsom van deze aspecten. De oorzaak van klachten blijkt dan ook niet altijd bij of alleen het gedrag of alleen bij de techniek te liggen. In de volgende subparafen zijn de meest relevante onderzoeksresultaten weergegeven. In bijlage V is een schematische samenvatting opgenomen met daarin hoofdklachten, bijzonderheden van de toegepaste installaties, meetresultaten, en de hoofdoorzaken van de klachten.
figuur 5-4
Temperatuursverloop slaapkamer Westerwiek te Breda (bovenste lijn)
5.3.2
Klachten en metingen Van de bezochte woningen bleek het merendeel van de klachten ook ter plaatse geconstateerd. Klachten over temperatuur en vochtplekken zijn ook door de onderzoekers geconstateerd. De metingen met betrekking tot te droge of vochtige lucht leverden geen grensoverschrijdende meetuitkomsten. Wel zijn de (geringe) klachten over te droge lucht in twee complexen te relateren aan de hoge gemiddelde luchttemperatuur binnen10. En in één complex (Puntegale) is sprake een relatief lage luchtvochtigheid (<4o%). Geuroverlast is moeilijker te meten maar werd ook door het onderzoeksbureau geconstateerd. Ten slotte leverde het merendeel de CO2-metingen geen grensoverschrijdende waarden op. In drie woningen waar men
voetnoot 10
Onderzoeken hebben aangetoond dat de perceptie van de luchtvochtigheid mede beïnvloed wordt door de luchttemperatuur en door de verontreinigingen in de lucht (o.a. stof).
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
63
64 BINNENMILIEU
over benauwdheid klaagde werden gedurende een groot deel van de meetperiode te hoge CO2-concentraties gemeten. Gedrag
5.3.3
Bediening Uit het binnenmilieuonderzoek kwam naar voren dat het gedrag met betrekking tot ventileren invloed heeft op de klachten. Sommige bewoners gebruiken de mechanische ventilatie te weinig of niet als bedoeld. Bijvoorbeeld door ramen open te zetten waardoor het gebalanceerde ventilatiesysteem niet optimaal werkt. Bij vier van de onderzochte complexen is informatie over het juiste ventilatiegedrag daarom van belang. Een van de bewoners van de bezochte woningen gaf expliciet aan het ventilatie- en koelingsysteem te ingewikkeld te vinden. In geen van de onderzochte gevallen werd dit echter als de enige oorzaak van de klachten aangemerkt. Onderhoud en wijzigingen In één van de projecten (De Boerenstreek) bleek dat de ventilatieroosters voor de invoer vaak vuil waren. Het schoonmaken van deze overigens onderhoudsgevoelige roosters11 was niet optimaal. In één van de woningen in een ander project heeft men zelf het mechanisch afvoerpunt boven het fornuis omgelegd. Dit is waarschijnlijk de belangrijke oorzaak van de klachten over geuroverlast na het koken. Technische knelpunten
5.3.4
Ventilatievoorzieningen Van de zeven onderzochte projecten zijn er in vier capaciteitproblemen met betrekking tot de ventilatievoorziening geconstateerd (Puntegale, De Hoven van Axel, De Boerenstreek en Pey Posterholt). Hier voldoet de capaciteit niet aan de eisen zoals neergelegd in het bouwbesluit. In twee gevallen (Pey Posterholt en De Hoven van Axel) kan dit opgelost worden door het inregelen van het gebalanceerde systeem. In Puntegale (gebalanceerd) is onduidelijk of het enkel een inregelprobleem is. In Boerenstreek waar het met name gaat om de badkamer is de geringe natuurlijke toevoer en het slechte onderhoud daarvan (schoonhouden) de belangrijkste oorzaak. In De Hoven van Axel waar gebruik gemaakt wordt van gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning zorgt dit systeem voor geuroverlast. De afgezogen lucht van de keuken is bij de installatieruimte te ruiken. Dit is een voorbeeld van een niet goed uitgevoerde installatie. De warmtewisselaar is kennelijk niet luchtdicht aangebracht. In Puntegale blaast het gebalanceerde ventilatiesysteem droge en stoffige lucht in. De filtering van de lucht is hier niet voldoende. Er ontstaan stofplekken op het plafond.
voetnoot 11
Thermob 131 ventilatieroosters van Alustra. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BINNENMILIEU
Verwarmingsinstallatie Centrale warmtepomp met vloerverwarming en radiatoren: In de Westerwiek is de vloerverwarming niet door de bewoners zelf te regelen. Dit leidt, althans in de onderzochte woningen, tot te hoge temperaturen. In dit complex zijn de radiatoren wel door de bewoners te regelen. Indien de warmteafgifte via de vloerverwarming minder zou zijn, dan zou een groot deel van het probleem zijn opgelost. Het is onduidelijk of dit mogelijk is. Het is dan ook moeilijk aan te geven of we hier te maken hebben met een structurele ontwerpfout of installatiefout. De warmtepomp installatie is in het project Weerselostraat (tijdelijk) geplaatst in een container aan de straat. Dit zorgt voor geluidsoverlast in de nabijgelegen woningen. Glas oppervlak Een galerij in het complex Westerwiek welke is afgezet met glas versterkt in de zomer het warme binnenklimaat. Dit zou verminderd kunnen worden door het aanbrengen van zonwering. Zonnewering Bij één project (Pey Posterholt) is geconstateerd dat de zonwering bij lage windsnelheden automatisch omhoog gebracht wordt. In de zomer kan dit tot extra warme situaties leiden. Koelingsysteem Bij een project waarbij gebruik gemaakt wordt van koeling via de bodem is het systeem volgens de onderzoekers niet goed afgesteld (Pey Posterholt). We hebben hier zodoende te maken met een inregelfout. Verwarmingsysteem In het project Weerselostraat wordt door de bewoners aangegeven dat het warmtepompsysteem onvoldoende capaciteit heeft om op koude winterse dagen aan de warmtevraag te voldoen. In de periode dat de klimaatmetingen plaatsvonden was er geen sprake van zeer koude dagen. Daarom is deze klacht niet te verifiëren. Koude benedenverdieping De indeling van de woningen in het project Puntegale zorgt voor een koude benedenruimte en warme bovenruimte (slaapruimte). Er is hier sprake van een 6 meter hoge verdieping waar sprake is van een entresol. Naden en kieren In twee projecten (Weerselostraat en De Waterspin) zijn kieren geconstateerd. In de onderzochte woningen in de Weerselostraat treden tochtklachten op bij de voor- en achterdeuren. Ter plaatse van de deuren zijn behoorlijke kieren geconstateerd. Ook is de tochtwering bij de aansluiting dak en puiconstructie onvoldoende. In de Waterspin zijn bij twee van de vier woningen kieren geconstateerd bij de buitendeur en de kozijnen. Ook dit leidt tot tochtklachten.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
65
66 BINNENMILIEU
5.4
Conclusie Over het algemeen is er in de voorbeeldprojecten maar een gering aantal bewoners dat ontevreden is over aspecten die verband houden met het binnenklimaat. In het kader van het binnenmilieu-onderzoek is een interessante vraag in hoeverre we bij de klachten over het binnenklimaat te maken hebben met bijvoorbeeld ontwerptechnische onvolkomenheden. Uiteraard kan deze vraag niet beantwoord worden voor het totaal van de DuBo-projecten en dient voor de projecten enige voorzichtigheid te worden betracht met generaliserende conclusies. Er heeft immers slechts in een deel van de woningen een onderzoek plaatsgevonden. Hierbij dient ook in gedachte gehouden te worden dat ook in de projecten waar metingen zijn gehouden veruit het merendeel van de bewoners weinig klachten heeft geuit in de algemene enquête. Desondanks is uit dit binnenmilieu-onderzoek een beeld te verkrijgen in hoeverre bijvoorbeeld ontwerpfouten, installatiefouten, gebruiksgedrag of onvoldoende onderhoud een rol spelen bij eventuele klachten. In (tabel 5-3) zijn gevonden technische problemen ingedeeld naar het type oorzaak. Hierin is een onderscheid te maken tussen gedrag, inregelen, installatietechnisch, en ontwerptechnisch. Onder de kop installatietechnisch wordt hier verstaan dat er hoogstwaarschijnlijk fouten gemaakt zijn bij de installatie van de betreffende maatregel. De kop ontwerptechnisch betreft de bouwkundige fase hier aan voorafgaand.
tabel 5-3
Belangrijkste technische knelpunten naar oorzaak fase knelpunten Gebalanceerde ventilatie: toe- en afvoer capaciteit niet goed ingeregeld.
ontwerptechnisch
installatie- beheer/ inregelen technisch onderhoud
Gebalanceerde ventilatie: toe- en afvoercapaciteit niet voldoende Gebalanceerde ventilatie: invoer van te droge en stoffige lucht Natuurlijke toevoer in gehele woning te gering onderhoudsgevoelig Installatie ten behoeve van warmteterugwinning ventilatielucht zorgt voor geuroverlast
en uit
Warmte afgifte middels vloerverwarming is niet goed regelbaar bij collectief LTV systeem Glas van galerij versterkt in de zomer het warme binnenklimaat Zonwering niet bruikbaar bij wind Koelingsysteem (via bodem) werkt niet voldoende De toepassing van een entresol zorgt voor grote temperatuurverschillen in de leefruimte boven en beneden. Teveel naden en kieren boven raamkozijnen en deuren
Installatietechniek vaak oorzaak van problemen Te zien is dat knelpunten met betrekking tot ventilatie en verwarming veelal een inregel- of een installatietechnische oorzaak hebben. Met betrekking tot bijvoorbeeld de ventilatiecapaciteit is bekend dat dit ook in de reguliere nieuwbouw re-
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
gedrag
BINNENMILIEU
gelmatig te wensen overlaat12 .Aandacht voor het inregelen door middel van controle na de bouw en regelmatig onderhoud lijkt dan ook veel klachten te kunnen voorkomen. In enkele gevallen is het niet geheel duidelijk of de ventilatiecapaciteit alleen door opnieuw inregelen (beheer) kan worden verhoogd. Dit is hier niet onderzocht. Er bestaat een kans dat tijdens de ontwerp- of installatiefase al iets is ‘misgegaan’. Ontwerptechnische knelpunten komen ook voor. Hier zal zeker van geleerd moeten worden voor toekomstige projecten. Gedrag Van belang is dat slechts in een gering aantal gevallen de klachten veroorzaakt lijken te zijn door verkeerd gebruik van de installaties. Het komt voor dat bewoners bijvoorbeeld ventilatiekanalen niet schoonhouden, op een ongewenste manier bijventileren, of de afzuiging niet aanzetten. Uit de groepsgesprekken met bewoners kwam tevens naar voren dat men niet altijd goed wist om te gaan met het laagtemperatuur verwarmingsysteem (paragraaf 4.5). Dit gedrag verklaart echter maar een gering deel van de onderzochte klachten. Desondanks lijkt het informeren van bewoners over ventilatie van belang.
voetnoot 12
Zie onder meer onderzoek van ir A.Hasselaar OTB, 2001 in Cobouw.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
67
68 BINNENMILIEU
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
CONCLUSIES
6 Conclusies 6.1
Inleiding De belangrijkste bevindingen en leerervaringen die volgen uit het bewonersonderzoek zijn in dit hoofdstuk weergegeven en gestructureerd in enkele overzichtstabellen. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de afzonderlijke hoofdstukken in de rapportage. Allereerst wordt ingegaan op de bewoners van de voorbeeldprojecten (6.2) waarna de ervaringen met de toegepaste DuBo-maatregelen samengevat worden (6.3). Hierna wordt ingegaan op de waardering en de onderzoeksresultaten met betrekking tot het binnenmilieu (6.4). De bewonerservaringen met DuBo-maatregelen leveren informatie op die als aandachtspunten kunnen worden meegenomen in de toekomst. Hier wordt op ingegaan in paragraaf 6.5.
6.2
De bewoners van de voorbeeldprojecten De bewoners van de onderzochte voorbeeldprojecten zijn over het algemeen (zeer) tevreden met hun woningen. Zoals gebruikelijk geldt dat in iets sterkere mate voor kopers (97% is tevreden tot zeer tevreden) dan voor huurders (88% is tevreden tot zeer tevreden). Voor een deel van de bewoners speelt het DuBo-aspect van de woningen daarbij een belangrijke rol. De meeste bewoners van de DuBo-projecten waren van tevoren op de hoogte van de 'DuBo-status' van hun woning. Dat was voor een op de vijf bewoners ook een belangrijke reden om voor de huidige woning te kiezen. Voor de meerderheid waren andere redenen echter belangrijker. Iets minder dan de helft zou - als ze nu zouden verhuizen - ook weer voor een DuBo-woning kiezen en de helft van hen zou daar zelfs een meerprijs van 10% willen betalen. De bovenstaande percentages lijken misschien niet hoog, maar normaal gesproken stellen mensen die willen verhuizen maar heel zelden voorwaarden aan de milieukwaliteit van de woning. En ook is duidelijk dat het aandeel bewoners dat de milieukwaliteit van de woning waardeert is toegenomen door de kennismaking met de huidige woning. Het kan niet anders dan dat deze bewoners positieve erva-
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
69
70 CONCLUSIES
ringen hebben opgedaan met hun DuBo-woning. Helaas geldt dat niet voor iedereen. Iets minder dan een op de vijf huishoudens geeft aan in de toekomst niet opnieuw specifiek voor een DuBo-woning te kiezen. Andere aspecten zoals de locatie en indeling vinden deze bewoners belangrijker.
6.3
Waardering van DuBo-maatregelen
6.3.1
Positief Voor alle afzonderlijk onderzochte DuBo-maatregelen geldt dat er meer bewoners één of meer positieve dan negatieve aspecten noemen. In zijn algemeenheid worden de DuBo-maatregelen afzonderlijk vooral gewaardeerd om hun functionaliteit en comfortverhogende kwaliteit (zie ook tabel 6-2). Maatregelen die sterk om hun functionaliteit worden gewaardeerd zijn materiaalgebruik (hout) en relatief eenvoudige maatregelen als tochtwering en een tochtportaal. Comfortverhogend zijn vooral de maatregelen die te maken hebben met verwarming, ventilatie en geluidsisolatie. In het bijzonder is men erg positief over vloer- en wandverwarming, weinig last van geluiden van buiten de woning en een groot raamoppervlak. Het milieuvriendelijke karakter van de maatregelen speelt ook een rol bij de positieve waardering door bewoners. Het milieuaspect wordt relatief veel genoemd bij de warmtepomp, de zonneboiler en bij hergebruik van regenwater. Een laatste klasse van positieve waarderingsaspecten zijn kostenbesparingen. De eventuele meerkosten van de technieken in relatie tot de waardering zijn echter bij de huidige bewoners moeilijk te bepalen. Dat komt enerzijds omdat een deel van de woningen huurwoningen betreft. Anderzijds is het voor de bewoners van nieuwbouwwoningen niet geheel duidelijk wat de technieken afzonderlijk hebben gekost. Maatregelen die door de bewoners worden gewaardeerd vanwege het idee van de kostenbesparing die ze met zich meebrengen zijn vooral de zonneboiler, de warmtepomp, oriëntatie op de zon en isolatie. Maar ook waterbesparende maatregelen als doorstroombegrenzers, waterbesparende kranen en douchekop worden gewaardeerd om de gedachte van een kostenbesparend effect.
6.3.2
Negatief Helaas zijn de bewoners niet uitsluitend positief over de toegepaste maatregelen (zie ook tabel 6-2). Wat opvalt is dat de ontevredenheid veelal te maken heeft met een onvoldoende functionaliteit in de ogen van de bewoners. Dit wordt in het bijzonder nogal eens opgemerkt bij verwarmingssystemen, grijswatersystemen en verf, maar ook bij (zeer) specifieke zaken als opspattend water vanaf de regenafvoer. Klachten over comfort komen met name voor bij de installaties voor verwarming, warm water en ventilatie: het wordt te warm in huis of de afzuiging maakt te veel lawaai. Maar ook geuroverlast door de compostbak of een gelige kleur voor de toiletspoeling zijn nog wel eens aanleiding voor klachten.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
CONCLUSIES
Daarnaast zijn er nogal eens klachten die te maken hebben met een esthetisch oordeel: men vindt de uitvoering van een maatregel simpelweg niet mooi (onbehandeld hout dat grijs wordt of de vergrote radiatoren bij laag temperatuur verwarming). Bij geen van de geëvalueerde maatregelen gold dit echter voor de meerderheid van de bewoners. Ook voor wat betreft de kosten(besparingen) zijn er negatieve geluiden. Hoewel zonneboiler en warmtepomp door een meerderheid worden gewaardeerd om hun kostenbesparende effecten, geldt dat niet voor iedereen. Er zijn ook bewoners die melden dat de kostenbesparingen bij deze systemen tegenvallen. Ook is men nog wel eens van oordeel dat de mechanische ventilatie meerkosten met zich meebrengt door het elektriciteitsverbruik. Tot slot worden negatieve opmerkingen gemaakt over de kosten voor onderhoud van het toegepaste hout aan zowel de binnen- als de buitenzijde van de woning. 6.3.3
Per saldo Per saldo zijn de bewoners positief tot zeer positief over de DuBo-maatregelen in hun woning. Echter, sommige van de in dit onderzoek geëvalueerde 'nieuwe' technieken functioneren volgens de gebruikers (nog) niet altijd even goed. Daar zitten verbeterpunten. Daarbij moet echter tegelijkertijd wel worden beseft dat bij veel maatregelen (nog) geen sprake is van standaard uitgevoerde toepassingen. Zo is het grijswatersysteem bij het ene project anders dan bij het andere project en in de ene wijk zijn er ook meer klachten dan in een andere wijk. In z'n algemeenheid kan dan ook niet van alle maatregelen met negatieve aspecten worden gesteld dat deze niet goed aansluiten op de wensen van de bewoners. De klachten moeten vooral worden opgevat als aandachtspunten bij de verdere ontwikkeling en toepassing van de maatregelen. In een aantal gevallen (met name gebalanceerde ventilatie, en laag-temperatuurverwarming) lijkt ook informatie aan de bewoner van belang om ontevredenheid te voorkomen (zie verder ook paragraaf 6.5).
6.4
Binnenmilieu Door toepassing van specifieke materialen, ventilatie- en verwarmingsystemen is in de voorbeeldprojecten aandacht besteed aan de kwaliteit van het binnenmilieu. De bewoners is hun mening gevraagd over temperatuur, luchtvochtigheid, tocht, stankoverlast, vochtplekken, en dag- en zonlichttoetreding. Verruit het merendeel van de bewoners is tevreden over het binnenklimaat in de woning. De klachten over het binnenklimaat lijken niet groter dan in de reguliere woningbouw. Binnenmilieu aspecten waar men relatief vaak last van heeft worden door maximaal 10% van de bewoners genoemd (zie ook 5.2). Dit zijn hoge temperatuur in de zomer (10% van de bewoners), kou in de zomer 7% en last van tocht 10%. Het aantal klagers verschilt per project. Zo zijn er projecten waar niet of nauwelijks klachten zijn ten aanzien van aspecten als ongewenste opwarming, tocht of vochtplekken. Daar staat tegenover dat bij drie van de vijftien projecten meer dan een derde van de bewoners zegt last te hebben van ongewenste opwarming in de
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
71
72 CONCLUSIES
zomer en bij nog eens twee van de vijftien projecten rond de 20% klaagt over onvoldoende frisse lucht. Opzoek naar de oorzaken van klachten In zeven wijken waar zich klachten voordeden is per wijk in een vijftal woningen een binnenmilieuonderzoek verricht. Het merendeel van de klachten is middels metingen ook geconstateerd èn nader onderzocht. Een belangwekkende uitkomst is dat in slechts een gering aantal gevallen de klachten veroorzaakt lijken te zijn door verkeerd gebruik van de installaties. Het komt voor dat bewoners bijvoorbeeld niet op de gewenste manier ventileren of de verwarmingsinstallatie niet goed gebruiken, maar dit gedrag verklaart maar een gering deel van de klachten in deze woningen. De oorzaak van de klachten ligt voornamelijk bij installatietechnische onvolkomenheden maar ook het niet goed ingeregeld zijn van de installatie komt voor en in enkele gevallen de aanwezigheid van te veel naden en kieren. Zo blaast een verwarmingssysteem soms koude lucht de huiskamer in, is een collectief verwarmingssysteem niet goed te regelen door de bewoners, of ontstaat door hergebruik van afgezogen lucht geuroverlast. Ook blijkt bij de onderzochte woningen het ventilatiesysteem niet altijd over voldoende capaciteit te beschikken. Iets wat overigens in de reguliere nieuwbouw eveneens veel voorkomt. De toegepaste systemen (ventilatie, koeling, verwarming, tochtwering) lijken over het algemeen geen aanleiding te hoeven zijn voor klachten, mits deze maar goed zijn geïnstalleerd en goed worden onderhouden. Juist hier schort het, althans bij de onderzochte woningen, nog al eens aan. Een goede inregeling van de systemen lijkt veel klachten te kunnen wegnemen.
6.5
Aandachtspunten per maatregel Naast de overwegend positieve waardering van de afzonderlijke DuBomaatregelen levert het onderzoek ook een beeld van de knelpunten die kunnen ontstaan bij de toepassing. Zoals reeds vermeld gaat het daarbij om technische knelpunten (6.5.1), een aantal malen het gedrag dat niet aansluit op de het beoogde doel van de techniek (6.5.2) en soms te weinig kennis van de bewoners (6.5.3). Vermeld dient te worden dat dit onderzoek het in beeld brengen van gebruikerservaringen tot doel heeft en geen technische evaluatie. Met name de opsomming van gesignaleerde technische knelpunten zijn hierom hoogst waarschijnlijk niet volledig.
6.5.1
Technische knelpunten Met betrekking tot technische knelpunten kan een onderscheid gemaakt worden tussen uitvoeringsknelpunten, functionele knelpunten en uitzonderlijke beheersaspecten. De gesignaleerde technische knelpunten zijn per DuBo-maatregel opgenomen in bijlage VI.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
CONCLUSIES
Uitvoeringsknelpunten Uitvoeringsknelpunten zijn geconstateerde knelpunten die betrekking hebben op 'toevallige' problemen van de toepassing en die dus van niet-structurele aard zijn. Deze knelpunten komen in de praktijk voor maar niet in alle projecten. De oorzaak is dus niet de DuBo-maatregel op zich maar mogelijke fouten in het specifieke ontwerp en installatie in de praktijk. Dit type knelpunten komt het meeste voor. Het gaat hier bijvoorbeeld om onvoldoende windbestendigheid van een zonwering, te weinig afvloeiing van regenwater via de dakconstructie, onvoldoende radiatorkranen, een niet goed ingeregeld ventilatiesysteem, te kwetsbare verfsoort en te weinig koelingmogelijkheden in de zomer. Uitvoeringsknelpunten leiden tot aandachtspunten bij ontwerp en toepassing van de technieken. Het gaat dan om het optimaliseren van de techniek of het beter rekening houden met bepaalde aspecten bij de implementatie. Voor een deel zullen deze aandachtspunten reeds zijn verwerkt in de technieken die nu op de markt zijn. Deze zijn immers vaak al beter dan de toegepaste technieken in de onderzochte woningen. In bijlage VI is een totaal overzicht weergegeven van de gesignaleerde uitvoeringsknelpunten. Functionele knelpunten Bij functionele knelpunten gaat het om zaken die niet alleen door een verbetering van ontwerp en uitvoering (techniek) lijken te kunnen worden opgelost. In deze gevallen gaat het om structurele discrepanties tussen de wensen van bewoners en de (neven)effecten van de technieken. Functionele knelpunten zijn relatief weinig geconstateerd. Het gaat hier bijvoorbeeld om kieren aan de onderzijde van binnendeuren als onderdeel van het bouwfysisch ontwerp (ventilatie) waardoor interne geluidsoverlast ontstaat, gebruik van gipswanden die zorgen voor kwetsbaarheid en geluidsoverlast, het gebruiken van wasdroogruimte voor andere doeleinden, onvoldoende comfort bij gebruik van waterbesparende douchekop en het soms beter niet openen van ramen bij een gebalanceerd ventilatiesysteem (zie ook bijlage VI) . Het is denkbaar deze maatregelen in de huidige vorm niet meer toe te passen om zo veel mogelijk ontevredenheid te voorkomen. Bij deze overweging dient echter wel rekening gehouden te worden met het beoogde doel. Indien bijvoorbeeld 10% van de bewoners een regenton liever niet gebruikt, kan dat afhankelijk van de doelstelling een reden zijn deze maatregel toch te blijven toepassen. Er zijn er immers nog altijd 90% die dat wel doen. Ditzelfde geldt voor het gebruik van een wasdroogruimte. Ook ‘het op de koop toenemen’ dat er altijd een deel van de bewoners ontevreden is over bijvoorbeeld te weinig water uit een waterbesparende douchekop kan onderdeel vormen van zo’n afweging. Een afweging of de nadelen voor de bewoner opwegen tegen het beoogde doel (milieuwinst) lijkt hier op zijn plaats. De milieuwinst dient (gekwantificeerd) dan ook in een mogelijk vervolgonderzoek naast de discrepanties met bewonerswensen te worden gezet.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
73
74 CONCLUSIES
6.5.2
Informatiebehoefte Uit het bewonersonderzoek komt naar voren dat bewoners niet altijd genoeg geïnformeerd zijn over de toegepaste technieken. Het gevolg hiervan is dat zij mogelijk niet op de beoogde manier gebruik maken van de techniek. Dit is vooral van toepassing voor de complexere systemen en de verwarming- en ventilatiesystemen in het bijzonder. De bewoners zelf gaven ook aan wat voor hen niet altijd even duidelijk was (tabel 6-1). Hier dient dus minimaal rekening mee te worden gehouden.
tabel 6-1
Specifieke informatiebehoefte bij bewoners Maatregel
Informatiebehoefte
Verwarmingssysteem
Werking van het systeem.
algemeen LTV verwarmingsyste-
Werking van het systeem, in het bijzonder dat men bij korte afwezigheid
men
deze beter niet uit dient te zetten.
Vloerverwarming en
Zorg voor voldoende informatie over het type vloerbedekking dat ge-
vloerbedekking
schikt is om toe te passen bij vloerverwarming.
Ventileren
Informeer bewoners over de juiste wijze van ventileren. Bijvoorbeeld dat ramen openzetten het gebalanceerd systeem verstoort.
Ventilatiesysteem
Geef aan dat het energieverbruik van de mechanische ventilatie gering is. Uit besparing wordt deze soms uitgezet.
Boiler (laag tempera-
Indien een boiler werkt met een lagere temperatuur is er bij sommige
tuur)
bewoners angst voor o.a. de legionella bacterie. Men dient gewezen te worden op de voorziening die de temperatuur regelmatig hoger laat zijn ter voorkoming van bacterievorming.
Hergebruik regen of oppervlakte water
Geel water is normaal, niet extra schoonmaken.
Verf
Welk type verf kan gebruikt worden voor onderhoud (en bij voorkeur ook: waar te verkrijgen).
Duidelijk is dat de bewoners in principe over zoveel mogelijk aspecten van de woning bruikbare informatie dienen te hebben. In veel van de projecten is een informatiemap uitgereikt waar de benodigde informatie in is opgenomen. Ook zijn bij sommige projecten informatiebijeenkomsten georganiseerd. Informatiemappen alleen blijken niet voldoende. Deze informatie is soms te technisch en soms raakt men de informatie kwijt. Technische specificaties zijn voor bewoners minder van belang dan informatie over hoe men bijvoorbeeld controleert of iets nog goed werkt. 6.5.3
Vereist gedrag Op basis van de literatuur werd bij de start van deze studie verwacht dat er in de praktijk nog wel eens conflicten zouden kunnen ontstaan tussen door de techniek vereist gedrag van de bewoners en het daadwerkelijke gedrag. Dit blijkt toch niet erg veel voor te komen. Ook maken bewoners er nauwelijks melding van dat zij hun R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
CONCLUSIES
gedrag als gevolg van de duurzame technieken ongewenst aan hebben moeten passen. Wat dat betreft lijkt de stand der techniek ten opzichte van de in de literatuurstudie aangetroffen fricties vooruitgang te hebben geboekt in die zin dat zij minder specifieke eisen stellen aan het gedrag van de bewoners. De belangrijkste discrepanties tussen gewenst gedrag en werkelijk gedrag hebben nog betrekking op ventilatie en de omgang met (laagtemperatuur-) verwarmingsystemen. Overige zaken als opnieuw verven van onbehandeld hout, of toilet vaker schoonmaken (met verkeerde producten) komen zeer weinig voor. Daarbij moet wel de nuance worden aangebracht dat niet in alle gevallen met zekerheid kan worden vastgesteld wat de bewoner in werkelijkheid wel en niet doet. Denkbaar is dat hier enige sociale wenselijkheid een rol heeft gespeeld bij de antwoorden van de respondenten.
6.6
Algemeen Van de onderzochte DuBo-maatregelen wordt het merendeel goed gewaardeerd door de bewoners. Er lijkt geen rede te zijn om te stellen dat de onderzochte DuBomaatregelen op zich niet goed aansluiten op de wensen van de bewoners. Er zijn echter wel knelpunten geconstateerd. De oorzaken van de knelpunten zijn per woningbouwproject soms verschillend maar geconcludeerd kan worden dat de belangrijkste oorzaken van knelpunten liggen op het installatietechnische of ontwerptechnische vlak. Naast de waardering van de DuBo-maatregelen afzonderlijk is ook het algehele oordeel over de woning en het duurzame karakter daarvan van belang. Uit het algemene oordeel over de woning maar ook uit de geluiden die naar voren kwamen tijdens de groepsgesprekken bleek dat het feit dat men in een duurzame woning en wijk woont zeer gewaardeerd wordt. Dit algehele oordeel over de woning en het duurzame karakter lijkt niet alleen geïnterpreteerd te moeten worden als een optelsom van de ervaringen met de toegepaste DuBo-technieken afzonderlijk. De duurzame uitstraling zonder dat men nu precies in detail weet wat er zo duurzaam aan is lijkt ook een belangrijke positieve rol te spelen bij de waardering. Een vergelijkbaar fenomeen doet zich overigens ook voor op het niveau van de afzondelijke DuBo-maatregelen. De waardering van sommige maatregelen lijken niet zozeer alleen een optelsom van rationele aspecten zoals bijvoorbeeld goede werking, comfort of kostenbesparing. Het idee dat men bijvoorbeeld hemelwater hergebruikt, of dat men gebruik maakt van zonenergie vindt men vaak op zich al zeer positief. Voor een positieve waardering lijkt het dus van belang de bewoners te informeren over het duurzame karakter van de maatregelen naast de meer praktische/technische voor- en nadelen daarvan. We dienen echter rekening te houden met het feit dat het positieve imago van Duurzaam Bouwen mogelijk kwetsbaar is. De al reeds genoemde knelpunten ten aanzien van techniek en kennis bij bewoners die zich kunnen voordoen dienen dan ook in de toekomst zoveel mogelijk verholpen te worden. In het volgende hoofdstuk 7 worden hiertoe enkele aanbevelingen gedaan.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
75
76 CONCLUSIES
Waardering van DuBo-maatregelen 13; Percentage respondenten dat één of meer
tabel 6-2
positieve dan wel negatieve aspecten noemt en de betreffende waarderingsaspecten door meer dan 5% van de bewoners genoemd. Waterbesparende maatregelen (kranen, douchekop, doorstroombegrenzers) POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
72%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
14%
- waterbesparing
- comfort (capaciteit douchekop, kranen)
- kostenbesparing
- functioneren (soms twee maal spoelen toilet)
- milieubijdrage Hergebruik van regen of oppervlakte water POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
85%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
45%
- waterbesparing
- comfort (verkleuring en stank)
- kostenbesparing
- functionaliteit (technische gebreken)
- milieubijdrage Toetreding dag- en zonlicht POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
84%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- opwarming
- ongewenste opwarming
- energiebesparing
- te weinig lichtopbrengst
30%
- lichtopbrengst - veiligheid/inkijk verwarmingssysteem: zonneboilercombi POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
78 %
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- comfort
44%
- comfort (niet prettige warmte, wisseling van temperatuur, te lang wachten voordat het warm is)
- milieubijdrage - energiebesparing
- functioneren (onderhoud, niet altijd goed functioneren en bediening)
- kostenbesparing - vormgeving (ziet er mooi uit) Verwarmingssysteem: HR-ketel POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
55 %
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- comfort
40%
- Comfort (niet prettige warmte, wisseling van temperatuur, te lang wachten voordat het warm is)
- milieubijdrage - energiebesparing
- functioneren (onderhoud, niet altijd goed functioneren)
- kostenbesparing - functionaliteit (betrouwbaar)
voetnoot 13
Over sommige maatregelen zijn wel ervaringen uit de groepsgesprekken op te maken zijn geen percentages te geven (zie hoofdstuk 4). Deze zijn daarom niet opgenomen in de tabel. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
CONCLUSIES
Verwarmingssysteem: warmtepomp (LTV) POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
74 %
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- comfort
17%
- comfort (niet prettige warmte, wisseling van temperatuur, te lang wachten voordat het warm is)
- milieubijdrage - energiebesparing
- functioneren (onderhoud, niet altijd goed functioneren)
- kostenbesparing Warm tapwater: zonneboilercombi POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
-
71 %
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
comfort (warm genoeg)
- energiebesparing
19%
- comfort (wisseling van temperatuur, te lang wachten voordat het warm is)
- kostenbesparing Warm tapwater: HR-ketel POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
70 %
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- comfort
37%
- comfort (niet prettige warmte, te lang wachten voor dat het warm is)
- energiebesparing - functionaliteit (betrouwbaar)
- functioneren (onderhoud, niet altijd goed functioneren, bediening)
Warm tapwater: warmtepomp en WKK POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
66 %
-
comfort
-
energiebesparing
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
17%
- comfort (niet prettige warmte, wisseling van temperatuur, te lang wachten voor dat het warm is)
- kostenbesparing
- functioneren (onderhoud, niet altijd goed functioneren, bediening) Gebalanceerde ventilatie POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
75%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- algemeen binnenklimaat
- afzuiging vocht en luchtjes
- frisse lucht
- onvoldoende frisse lucht
- bediening
- bediening ingewikkeld
51%
- geluid - onderhoud (schoonhouden) Mechanische ventilatie met natuurlijke toevoer POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
65%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- algemeen binnenklimaat
R
- afzuiging vocht en luchtjes
- frisse lucht
- onvoldoende frisse lucht
- afzuiging van vocht
- bediening ingewikkeld
- bediening
- geluid
I
G
O
R
e
s
47%
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
77
78 CONCLUSIES
Toepassing hout binnen de woning bij niet-houtskeletbouw POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
60%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
37%
- esthetiek (mooi)
- functionaliteit (werking, benodigd onderhoud, slijtage)
- functionaliteit (onderhoud, duurzaamheid)
- esthetiek (niet mooi, b.v. onbehandeld hout, of verkleuring)
- milieubijdrage Toepassing hout binnen de woning bij houtskeletbouw POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
80%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- esthetiek (mooi)
47%
- functionaliteit (werking, benodigd onderhoud, slijtage)
- functionaliteit (onderhoud, duurzaamheid) - milieubijdrage Toepassing hout aan de buitenzijde van de woning bij niet houtskeletbouw POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
60%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
41%
- esthetiek (mooi)
- functionaliteit (werking, benodigd onderhoud, slijtage)
- functionaliteit (onderhoud, duurzaamheid)
- niet mogen verven
- milieubijdrage Toepassing hout aan de buitenzijde van de woning bij houtskeletbouw POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
75%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
43%
- esthetiek (mooi)
- functionaliteit (werking, benodigd onderhoud, slijtage)
- functionaliteit (onderhoud, duurzaamheid)
- esthetiek (niet mooi b.v. onbehandeld hout, of verkleuring)
- milieubijdrage Toepassing hout aan de buitenzijde van de woning bij niet houtskeletbouw, alleen kozijnen en deuren POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
49%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
27%
- esthetiek (mooi)
- functionaliteit (werking, benodigd onderhoud, slijtage)
- functionaliteit (onderhoud, duurzaamheid)
- esthetiek (niet mooi b.v. onbehandeld hout, of verkleuring)
- milieubijdrage
- niet mogen verven
Toepassing oplosmiddelarme verf aan de buitenzijde van de woning POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
54%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
25%
- esthetiek (mooi)
- functionaliteit (benodigd onderhoud, slijtage)
- functionaliteit (onderhoud, duurzaamheid)
- esthetiek (niet mooi)
- milieubijdrage Tochtwering POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
78%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- functionaliteit (houdt tocht tegen)
13%
- functionaliteit (onvoldoende tochtwering)
- energiebesparing
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
CONCLUSIES
Tochtportaal POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
81%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- functionaliteit (houdt tocht tegen)
23%
- comfort (kleine ruimte en te koud)
Wasdroogruimte POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
81%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
23%
- functionaliteit (aparte ruimte is praktisch, - te kleine ruimte, onpraktisch geen was in rest van woning) Compostbak POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
79%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
- minder afval
- geuroverlast
- goede compost
- niet nodig
21%
Regenton POSITIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
58%
NEGATIEVE WAARDERINGSASPECTEN:
10%
- functionaliteit (handig voor besproeiing - te weinig water tuin) - milieubijdrage (bespaart kraanwater)
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
79
80 CONCLUSIES
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
AANBEVELINGEN
7 Aanbevelingen De bewoners van de voorbeeldprojecten blijken over het algemeen positief te staan tegenover Duurzaam Bouwen. Het lijkt er op dat we hier niet met een zeer afwijkende bevolkingsgroep te maken hebben welke bijvoorbeeld extra milieubewust is. Deze evaluatie heeft ons geleerd dat de bewoners van de DuBo-woningen gemiddeld tevreden zijn met hun woning. Het duurzame karakter speelt daarbij vooral een positieve maar ook nog wel eens een negatieve rol. Het spreekt voor zich dat negatieve aspecten van maatregelen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen in de toekomst. Uiteraard ten eerste voor de bewoners zelf, maar ook met betrekking tot de associatie die duurzaam bouwen in de toekomst oproept. Indien tot doel gesteld wordt duurzaam bouwen zo veel mogelijk aan de markt over te laten zal het oordeel over duurzaam bouwen bij de consument een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Met deze gedachte in het achterhoofd komen we tot de volgende aanbevelingen: 7.1.1
Verbeteren en ontwikkelen van de technieken De verbetering van de technieken blijft van groot belang. De aandacht dient hierbij, naast milieuwinst, meer te worden gericht op het ontwikkelen van robuuste, goed ingeregelde en eenvoudig te onderhouden toepassingen. Van een groot aantal maatregelen is nu bekend dat de bewoners deze redelijk tot goed waarderen mits deze doen wat zij moeten doen. Het is daarom van belang dat de technieken (nog verder) verbeterd worden waarbij onder meer de aandachtspunten uit dit onderzoek gebruikt kunnen worden. Hiernaast kan een meer technische evaluatie of het bijeenbrengen van bestaande studies een belangrijke toevoeging zijn. Naast een pakket met duurzame maatregelen zouden ook alle mogelijke aandachtspunten bij de toepassing daarvan centraal beschikbaar moeten zijn. Het bouwproces Bij de woningbouw zijn verschillende professionele partijen betrokken, van producent tot installateur. Wanneer een nieuw concept wil slagen dienen alle partijen die onderdeel uitmaken van het bouwproces op elkaar afgestemd te zijn. Het dient
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
81
82 AANBEVELINGEN
een intergaal bouwproces te zijn. Dit lijkt een ‘open deur’ maar uit de praktijk blijkt helaas dat dit niet altijd het geval is. Uit deze evaluatie blijkt dat er soms wat mis gaat, wat bij een betere afstemming en betrokkenheid van de partijen hoogstwaarschijnlijk voorkomen had kunnen worden. Voor duurzaam bouwen lijkt een goede procesbewaking en kwaliteitscontroles daarom van groot belang. De kennis over de soms nieuwe technieken is daarbij (nog) niet bij alle partijen voldoende aanwezig. Een ander aspect is dat na de oplevering het proces niet dient te stoppen. Een technische evaluatie achteraf lijkt zeer aanbevelingswaardig gezien de gesignaleerde installatietechnische gebreken die zich kunnen voordoen. Scholing Juist omdat er zoveel partijen betrokken zijn bij de bouw van woningen lijkt bijvoorbeeld alleen een specialistisch ingenieursbureau dat kennis heeft van duurzaam bouwen niet voldoende. Zowel de aannemers, de installateurs maar ook de bouwkundigen en planologen dienen op de hoogte te zijn van het gehele bouwproces en de technieken die daar worden toegepast. Scholing en kennisverspreiding van alle betrokken partijen zijn dus van groot belang. Waar aan het begin van het proces geen rekening gehouden wordt (b.v. door planologen) kan in een latere fase nauwelijks meer teruggedraaid worden. Ook dient men hier niet voorbij te gaan aan de scholing van partijen als de ‘kleinere’ onderaannemers, verwarmingsinstallateurs, schilders etc. 7.1.2
De rol van de overheid en voorschriften Er heerst een gedachte om de toepassing van DuBo-maatregelen te stimuleren door de marktpartijen te wijzen op voordelen (comfort etc.) voor de woonconsument. Dit is een weg die na een periode van stimulering vanuit de overheid aandacht verdient en voor een deel van de maatregelen ook opgaat (zie ook onderstaande paragraaf). De milieubijdrage, de kostenbesparingen en soms extra comfort die bewoners van de onderzochte voorbeeldprojecten noemen zijn hier goede voorbeelden van. Er dient echter wel rekening gehouden te worden met het feit dat een deel van de DuBo-maatregelen geen directe invloed op de bewoner heeft. Deze maatregelen zoals bijvoorbeeld gebruik van rogips onttrekken zich aan de waarneming van de bewoners en leveren hun geen merkbaar voordeel op. Voor deze maatregelen zonder gebruikerscomponent maar ook voor die welke voor de consument, behalve een milieubijdrage, weinig extra comfort opleveren lijkt het onzeker of deze louter vanuit de markt kunnen worden gestimuleerd. Het lijkt er daarom op dat de toepassing van sommige maatregelen alleen door regelgeving (bijvoorbeeld opnemen in het bouwbesluit) of door subsidieregelingen op grote schaal kan worden toegepast.
7.1.3
Promotie bij (toekomstige-) bewoners Bij het in de markt zetten van duurzaam bouwen dient de nadruk te worden gelegd op die positieve aspecten van de technieken die ook door de consument als zodanig worden beleefd. Vaak wordt hier gedacht aan energiebesparing, kostenbesparing en comfort. Beloftes dienen echter ook waar gemaakt te worden. Met betrekking R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
AANBEVELINGEN
tot kostenbesparing valt dit soms nog wel eens tegen. Technieken met een duidelijk promotionele meerwaarde op het gebied van kostenbesparing, milieubijdrage en comfort zijn in ieder geval: o
Vloerverwarming
o
Wandverwarming
o
Hergebruik van regenwater
o
Waterbesparend sanitair
o
Zonneboiler
o
PV-cellen
o
Veel lichtinval
De overige toegepaste DuBo-maatregelen lijken ‘normaal’ gewaardeerd te worden. Bij die technieken gaat het er eerder om dat men er geen 'last' van ondervindt door bijvoorbeeld een gebrekkige werking. Niet onbelangrijk is het feit dat het duurzame karakter van de woning en wijk in het algemeen eveneens een positieve waarde heeft bij de consument. 7.1.4
Informatie voorziening Gebleken is dat er behoefte bestaat aan begrijpelijke informatie over gebruik van de toegepaste technieken door de bewoners. Het zou goed zijn om de gewenste informatie centraal beschikbaar te hebben en indien van toepassing ook periodiek te actualiseren met nieuwe inzichten (bijvoorbeeld op een internet-homepage voor de buurt). Daarnaast zou ook in meer algemene zin de onderlinge kennisuitwisseling moeten worden gestimuleerd (kan ook via internet) en zou - zeker bij minder internetgeoriënteerde doelgroepen - periodiek een informatiebijeenkomst kunnen worden gehouden. De bewoners lijken niet de enige gebruikers te zijn die wel eens over onvoldoende informatie beschikken. Ook bij partijen die niet direct betrokken zijn geweest bij de bouw zoals onderhoudsmonteurs en leveranciers van producten voor de woning (o.a. vloerbedekking) blijkt het kennisniveau nog wel eens te wensen over te laten. Ook hierin zou kunnen worden geïnvesteerd door beroepsgroep(en) en/of overheid.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
83
84 AANBEVELINGEN
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE I ADVIESCOMMISSIE
Bijlage I Adviescommissie
Naam
Organisatie
Claudia Bouwens
SEV
Peter Bijvoet
DGMR
Mirjam de Jong
VROM-DGM
Jan Bart Jutte
DHV
Jo Meyer
Novem
Harry Nieman
Adviesburo Nieman
Onno van Rijsbergen
Woonbond
Henk Verkès
VROM-DGVH
Hans Vingerling
SBR
Louis Weismann
Aedes
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
85
BIJLAGE II LITERATUURLIJST
Bijlage II Literatuurlijst Aa, A. van der en H.H.E.W. Eijdems, “Energieprestatienorm is een rekenmethode, die niet alles zegt over rendement”, in Nuss en Rietdijk 1998.
Adviesbureau Nieman BV, Gebalanceerde ventilatie in de Nederlandse woningbouw. Resultaten bewonersenquête, 1999
Akker, B. van den, “Milieubewust bouwen is een vorm van management”, in Nuss en Rietdijk 1998.
Buijs, Arjen en Sacha Silvester, Bewonersonderzoek Ecolonia, Erasmus Studiecentrum voor Milieukunde / Erasmus Universiteit Rotterdam, publicatiereeks nr. 20, Rotterdam, 23 januari 1995.
Crone, Josine, “Duurzame kwaliteit inspireert. Evaluatie van de voorbeeldprojecten DuBo”, in Bouw, jrg. 55, nr.5, mei 2000, p. 48-51.
Dialoog, Evaluatie 1e fase herstructurering Wippolder, 2001.
Didde, René, “Bloopers en gemiste kansen, maar toch veel gelukt. Voorbeeldprojecten duurzaam bouwen afgesloten”, in Duurzaam bouwen, nr. 1, februari 2000, p. 25-29.
“DuBo-baten zijn nog volstrekt onhelder. Forumdiscussie Duurzame ontwikkeling naar 2010”, in Bouwwereld, nr. 20, 18 oktober 1999, p. 12-17.
Duijvestein, C.A.J., “Woning moet uitnodigen tot milieuvriendelijk gebruik”, in Nuss en Rietdijk 1998.
Hal, Anke van, “DuBo doet het zelf na 2004? Lessen uit het buitenland”, in Duurzaam bouwen, nr. 8, december 1999, p. 10-12.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
87
88 BIJLAGE II LITERATUURLIJST
Harssel, H.J. van, “De consument wil niet gekort worden in zijn wooncomfort”, in Nuss en Rietdijk 1998.
Herwijnen, H.J. van, “Overheid mag duurzaamheid niet te ideologisch benaderen”, in Nuss en Rietdijk 1998.
KEMA i.s.m. Novem, Monitoring warmtepompen in Houten, augustus 1999.
Kooi, Nynke, “Ekoby duurzaam toonbeeld van bewonersparticipatie. Ruime Zweedse woningmarkt. Meer invloed consument”, in Duurzaam bouwen, nr. 5, augustus 1999, p. 20-21.
Leijendeckers, P.H.H., “Duurzaamheid kan, zonder dat de consument daar meer voor hoeft te betalen”, in Nuss en Rietdijk 1998.
Lindeman, Paul, “Milieu-aspecten horen nadrukkelijk thuis in het programma van eisen”, in Nuss en Rietdijk 1998.
MVROM, “Discussiemiddag DuBo 27 april 1999”, in Nieuwsbrief Vrom-onderzoek., jrg. 5, nr. 3, oktober 1999, p. 5-8.
Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE); “Evaluatie GWLterrein”, project 611, november 2001
Nuss, F.A.H. en N. Rietdijk (eindred.), De woonconsument en het milieu, NVB Bouwondernemers & Ontwikkelaars, Den Haag, 1998.
Ree, P. van der, “Duurzaam bouwen en participatie”, in B.O.S.S. magazine, nr. 8, december 1998, p. 36-38.
Reijden, H. van der, ”Ecologische woonwijken en de vraagzijde van de woningmarkt”, een onderzoek naar de rol van milieu-aspecten bij de woningkeuze, Juni 1995.
Silvester, Sacha en Ger de Vries, Woonsatisfactie, bewonersgedrag en bewonerswensen bij voorbeeldprojecten Duurzaam Bouwen, TU Delft en V&L Consultants, Delft/Rotterdam, 1999.
Silvester, Sacha en Ger de Vries, “Verstrek een gebruiksaanwijzing! Bewonerservaringen Voorbeeldprojecten”, in Duurzaam bouwen, nr. 5, augustus 1999, p. 10-12. R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE II LITERATUURLIJST
Silvester & De Vries, Bewonerservaringen houtskeletbouw, TU Delft DfS en V&L Consultants, Delft/Rotterdam, 2000.
Silvester & De Vries, Bewonerservaringen Lage Temperatuursystemen, NOVEM, 2000.
Uyterlinde en Jeeninga, Leefstijl en huishoudelijk energieverbruik. Een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen leefstijl en energieverbruik bij bewoners van energiezuinige woningen, ECN, juni 2000.
VAC Vrouwen adviescommissie voor de woningbouw, Verslag van een WoonKwaliteitonderzoek van de ECO-woningen in de gemeente Tytjerkstradiel, december 1999.
Woltmeijer, Bewonersevaluatie Morra Park. Een onderzoek naar de bewonersaspecten van milieumaatregelen in de woning en woonomgeving, 1996.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
89
90 BIJLAGE II LITERATUURLIJST
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE III BEWONERS ENQUÊTE; STEEKPROEF EN RESPONS
Bijlage III Bewoners enquête; steekproef en respons De veertien geselecteerde projecten omvatten 1.391 woningen. De steekproef bestond per project steeds uit een deel van het totaal aantal woningen in het project, namelijk het deel dat kon worden ‘verrijkt’ met een telefoonnummer. Aangezien er geen goede verslaglegging is van de adressen en telefoonnummers van de projecten, zijn deze op verschillende wijze bij elkaar gezocht. Voor de huurwoningen waren de verhuurders een goede bron om het adres te achterhalen. Voor de koopwoningen zijn met behulp van de beschikbare dossiers de adressen achterhaald. Vervolgens zijn door de PTT telefoonnummers aan de adressen gekoppeld. Bij vier projecten was het relatief moeilijk om de telefoonnummers te achterhalen (zie tabel III-1). Allereerst bleek het project Puntegale in Rotterdam over een centraal nummer te beschikken waar veel huishoudens op aangesloten waren. Doorkiesnummers worden door de PTT niet geregistreerd. Ook in de Hoven van Axel in Axel is een deel van de woningen en eenheden op een centraal nummer aangesloten. Hierdoor konden de nummers slechts deels worden achterhaald. Verhuurders wilden gezien de privacywetgeving de telefoonnummers niet doorgeven. Ook in de projecten Wippolder (Delft), Weerselostraat (Den Haag) en De Boerenstreek (Soest) kon de PTT relatief weinig telefoonnummers leveren. Vermoedelijk willen deze huishoudens geen vermelding in de telefoongids en kunnen daardoor ook niet worden doorgegeven. Daarnaast valt het hoge aantal geheime nummers in het project in Delft op. Steekproef De respons onder deze huishoudens die de steekproef vormen, is – zeker gezien de lengte van de enquête van een half uur - goed te noemen (zie tabel III-1). De wat lagere respons op het GWL-terrein is te verklaren doordat daar tegelijkertijd een ander vergelijkbaar onderzoek werd gehouden – hetgeen niet bekend was bij de aanvankelijke selectie. Ook in Delft (Wippolder), Rotterdam (Puntegale) en Zevenaar (De Pelgromhof) is de respons in vergelijking met de andere projecten iets achtergebleven. Onder de weigeraars is een korte non-respons analyse gehouden. Het blijkt dat de redenen om niet mee te willen werken uiteenlopend zijn (zie tabel III-2) Ook tussen de complexen lopen de redenen enigszins uiteen. De leeftijd wordt relatief vaak als reden genoemd. Het grote aantal complexen met ouderenwoningen is hier een
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
91
92 BIJLAGE III BEWONERS ENQUÊTE; STEEKPROEF EN RESPONS
verklaring voor. ‘Geen zin’ en ‘te druk’ of ‘geen tijd’ worden evenals bij andere onderzoeken relatief vaak genoemd. Een op de tien weigeraars noemt geen interesse voor het onderwerp als reden om te weigeren. Dit wisselt echter wel sterk per project.
15
47
102
62%
39
8
14
17
44%
De Pelgromhof, Zevenaar
169
1
21
147
11
66
70
48%
Wippolder, Delft
184
39
58
87
6
44
37
43%
De Westerwiek, Breda
85
0
1
84
8
47
29
35%
Egelshoek, Heiloo
85
3
8
74
5
13
56
76%
De Waterspin, Den Haag
39
6
17
16
2
5
9
56%
De Bongerd, Zwolle
36
0
5
31
4
3
24
77%
De Schooten, Den Helder
46
0
14
32
0
7
25
78%
Weerselostraat, Den Haag
74
0
47
27
3
8
16
59%
GWL-terrein, Amsterdam
24
0
0
24
11
4
9
38%
De Hoven van Axel, Axel
150
0
75
75
6
27
42
56%
B&D-woningen, Alphen a/d Rijn
21
0
8
13
1
4
8
62%
Ecosolar, Delft
16
0
2
14
2
3
9
64%
Pey Posterholt, Echt Totaal
R
I
G
O
R
e
s
e
a
% respons
geslaagde enquêtes
164
159
niet bereikt
79
3
foonnummers
5
201
gevonden
248
Puntegale, Rotterdam
geheimnummer
De Boerenstreek, Soest
projecten
niet meewerken
totale beschikbare tele-
geen telefoonnummer
Responsoverzicht per project totaal aantal woningen in
Tabel III-1
13
0
0
0
4
0
8
62%
1.391
57
494
827
86
292
461
55%
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE III BEWONERS ENQUÊTE; STEEKPROEF EN RESPONS
Ecosolar, Delft
B&D-woningen, Alphen a/d Rijn
De Hoven van Axel, Axel
GWL-terrein
Weerselostraat, Den Haag
De Schooten, Den Helder
De Bongerd, Zwolle
De Waterspin, Den Haag
Egelshoek, Heiloo
De Westerwiek, Breda
Wippolder, Delft
De Pelgromhof, Zevenaar
Puntegale, Rotterdam
De Boerenstreek, Soest
Meest genoemde redenen om niet aan het onderzoek mee te werken
Totaal
Tabel III-2
• vindt zichzelf te oud
16% 0% 0% 39% 7% 30% 0% 0% 0% 0% 0% 25% 15% 0% 0%
• geen zin
14% 19% 21% 12% 18% 11% 15% 20% 0% 0% 25% 0% 4% 25% 0%
• te druk/geen tijd
13% 26% 7% 5% 14% 2% 8% 0% 0% 43% 38% 25% 22% 0% 33%
• onderwerp interesseert respondent niet
10% 9% 7% 11% 9% 2% 15% 0% 0% 0% 25% 0% 22% 50% 0%
• gezondheidsproblemen
8% 0% 0% 14% 2% 26% 8% 0% 0% 0% 0% 0% 4% 0% 0%
• ziet nut onderzoek niet in
5% 4% 0% 5% 9% 4% 8% 0% 0% 14% 13% 0% 4% 0% 0%
• principieel tegen
2% 9% 0% 3% 0% 0% 0% 0% 0% 14% 0% 0% 0% 0% 0%
• wordt al zo vaak gebeld voor enquête
2% 0% 7% 0% 7% 2% 0% 0% 0% 14% 0% 0% 0% 0% 0%
• taalproblemen
2% 4% 0% 0% 5% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 25% 4% 0% 0%
• geen doelgroep
2% 0% 7% 0% 5% 0% 0% 20% 0% 0% 0% 25% 4% 0% 0%
• weigering telefonische enquêtes
R
I
G
O
1% 0% 0% 2% 0% 2% 0% 20% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
93
94 BIJLAGE III BEWONERS ENQUÊTE; STEEKPROEF EN RESPONS
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE IV CONCLUSIES BINNENMILIEUMETINGEN
Bijlage IV Conclusies binnenmilieumetingen Conclusies zoals opgenomen de rapportages binnenmilieuonderzoek van DorsserBlesgraaf14.
Pey posterholt, Echt Uit het onderzoek in een aantal woningen van het DuBo project woningen te Pey (gemeente Echt) zijn enkele klachten geuit. De klachten zijn vooral klachten over een te warm binnenklimaat. De klacht dat het te warm is wordt veroorzaakt door het verwarmingsysteem in combinatie met bewonersgedrag en een niet optimaal functionerend zonnescherm. De instellingen voor met name het koelen van de woning dienen veranderd te worden. De ventilatie toe- en afvoercapaciteit is verder niet voldoende. Door bewonersgedrag wordt het ventilatiesysteem ontregeld en staat het systeem niet optimaal afgesteld. Deze dient daarom aangepast te worden. Verder moeten de bewoners inzake ventileren beter voorgelicht worden, zodat o.a. voorkomen wordt dat natuurlijk geventileerd wordt, waardoor het klimaatsysteem beïnvloed wordt en niet goed kan functioneren. Verder is er een probleem met de zonwering. Deze wordt bij lage windsnelheden automatisch omhoog gebracht en kan zijn functie daarna niet meer uitoefenen, ongeacht de overige buitencondities. In de zomer kan dit tot extra warme situaties leiden. Het gemeten (enigszins) droge klimaat in de woningen is het gevolg van een hoge gemiddelde luchttemperatuur binnen. Een lage relatieve luchtvochtigheid binnen kan met name in de winter leiden tot klachten over statische elektriciteit en irritaties op de huid, ogen en luchtwegen tot gevolg hebben. Perceptie van de luchtvochtigheid vindt plaats via irritatie van luchtwegen en uitdroging van de slijmvliezen, ogen en huid. Slechts bij zeer lage luchtvochtigheid (≤ 20%) is daadwerkelijk sprake van het uitdrogen van de huid en slijmvliezen. Onderzoeken hebben aangetoond dat de perceptie van de luchtvochtigheid mede beïnvoetnoot 14
Rapportages Binnenklimaatonderzoek, DorsserBlesgraaf (kenmerk Vo.C1035.Rx); ir. P. Vierveijzer (Adviseur), ing. A. Vonk (projectleider), ing. M.P. van Bennekom (Projectmedewerker); Deze rapportages bevatten voor ieder van vier woningen afzonderlijk een beschrijving van klachten, opmerkingen over het gedrag van de bewoners ten aanzien van ventilatie, de metingen die verricht zijn en een analyse.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
95
96 BIJLAGE IV CONCLUSIES BINNENMILIEUMETINGEN
vloed wordt door de luchttemperatuur en door de verontreinigingen van de lucht (o.a. stof). Slijmvliezen, die als luchtfilter fungeren voor stof, gaan slechter functioneren vanaf 40% RV en lager. Onder deze omstandigheden is de mens dus gevoeliger voor stof. Uit onderzoek is voorts gebleken dat een lichte temperatuurdaling met 1°C a 2°C bij een gelijkblijvende relatieve luchtvochtigheid een aanzienlijke daling teweeg kan brengen van het aantal klachten over droge lucht. Bij dit DuBo opgezette project komt vooral naar voren dat bewoners moeite hebben zich op het gebalanceerde ventilatiesysteem in te stellen. De warme en de droge lucht zetten de bewoners aan delen in de gevel te openen om frisse buitenlucht naar binnen te halen. Het ventilatiesysteem wordt daardoor ontregeld en nemen de klachten toe. Verder dient het systeem en met name de filters regelmatig schoon gehouden te worden zodat er geen vervuilde lucht de woning in komt en zodoende tot klachten kan leiden.
De hoven van Axel, Axel Uit het onderzoek in de woningen Irenestraat 15 en 17 en Bernhardstraat 11 en 23 van het DuBo-project "De Hoven van Axel" te Axel is naar voren gekomen dat er vooral klachten zijn geuit die betrekking hebben op het installatiesysteem. Wanneer de op de thermostaat ingestelde temperatuur is bereikt, wordt de invoer van warme lucht vervangen door de invoer van koude lucht. Dit wordt door de bewoners ervaren als hinderlijk. Dit kan te maken hebben met de afstellingen van het verwarmingsysteem. De klachten treden voornamelijk op in de herfst en de winter, nu is gekeken naar de zomersituatie. Verder brengt het verwarmingssysteem de klacht met zich mee van geurhinder in de installatieruimte op de eerste verdieping, vermoedelijk veroorzaakt tijdens koken. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat recirculatie lucht deze ruimte wordt ingeblazen. Een andere klacht die optreedt zijn de problemen rond het grijswatersysteem. Een aantal woningen huisvesten het installatiekastje voor het grijswatersysteem van een heel woningblok. Bij reparatie of andere calamiteiten dienen de bewoners daarvoor thuis te zijn. Ook wordt er op een aantal plaatsen geklaagd over wat geurhinder bij het gebruik van grijswater. Verder zijn enkele bouwkundige problemen opgetreden, maar dit omvat los van elkaar staande klachten. Zo is een aan de achterzijde van de badkamerwand naar de woonkamer aangetroffen op Irenestraat 15, is geconstateerd dat een rioleringsbuis onder de vloer is losgeschoten op Berhardstaat 23 en is als reeds opgeloste klacht in diverse woningen aangegeven dat er lekkages optraden bij de in het dak opgenomen zonnepanelen. Deze laatste klacht is opgelost door de panelen op het dak te zetten. In de referentiewoning aan de Bernhardstraat 11 hebben de bewoners dezelfde klachten geuit als in de andere onderzochte woningen.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE IV CONCLUSIES BINNENMILIEUMETINGEN
De Westerwiek, Breda Uit het onderzoek van DuBo-project woon-zorgcentrum Westerwiek te Breda is naar voren gekomen dat er vooral klachten zijn geuit die betrekking hebben op het verwarmingssysteem. Het onderzoek heeft zich toegespitst op de aanleunwoningen waar geklaagd werd over een te warm en te droog binnenklimaat. Uit het onderzoek is gebleken dat het binnenklimaat inderdaad zeer warm is voor een zomerperiode en dat dit binnenklimaat nauwelijks regelbaar is door de bewoners. De temperaturen die in de woningen heersen worden ervaren als behaaglijk voor de winterperiode, maar als hinderlijk in de zomerperiode. De bewoners kunnen de radiatoren slechts uitschakelen, maar hebben geen grip op het vloerverwarmingssysteem. Dit systeem is een collectief systeem en dus voor alle woningen gelijk. De galerij die aan slechts enkele woningen grenst versterkt in de zomerperioden het warme binnenklimaat. Een mogelijke oplossing voor het behaaglijker maken van deze galerij is het aanbrengen van zonwering. Het vochtconcentratieverschil met de buitenlucht is gering, hetgeen normaal is voor de tijd van het jaar met de relatief hoge buitentemperaturen. Het CO²-gehalte verloop komt niet boven de grenswaarde van 1200 ppm. Dit zijn normale waarden. Deze leiden normaliter niet tot klachten. De luchttoevoer- (middels ventilatieroosters in de gevel) en afvoer- (niet regelbaar door de bewoners) capaciteit zijn in zijn geheel voldoende. De overige in dit rapport vermelde klachten zijn niet direct relevant voor het onderzoek, maar geven aan hoe de bewoners het project ervaren.
De boerenstreek, Soest Uit het onderzoek in een aantal woningen van het DuBo project "De Boerenstreek" te Soest zijn enkele klachten geuit. Deze klachten hangen vooral samen met de ventilatiemogelijkheden in de woningen. De ventilatieafvoer vindt op mechanische wijze plaats en de ventilatietoevoer op natuurlijke wijze. De mechanische afzuiging voldoet op sommige plaatsen niet aan de eisen. In combinatie met verkeerd bewonersgedrag leidt dit met name in de badkamers tot problemen in de vorm van schimmelvorming. Verder blijven er na het koken lang luchtjes hangen, wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door de beperkte afvoer en tevens door de beperkte mogelijkheid verse lucht via natuurlijke toevoervoorzieningen de woning in te krijgen. Ook treden er tochtklachten op. Deze worden veroorzaakt doordat het afzuigsysteem op de laagste stand (stand I) ook, hetzij beperkt, afzuigt en zodoende overal lucht vandaan trekt. De natuurlijke ventilatiemogelijkheden zijn zeer beperkt en kunnen tot extra klachten leiden indien de ventilatieroosters niet regelmatig schoon worden gemaakt. Dit moet echter door de bewoners zelf worden gedaan en deze zijn daarover vaak niet goed geïnformeerd. De bewoners dienen inzake het ventilatiegedrag een goede voorlichting te krijgen.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
97
98 BIJLAGE IV CONCLUSIES BINNENMILIEUMETINGEN
Puntegaalstraat te Rotterdam Uit het onderzoek in een aantal woningen van het DuBo project woningen aan de Puntegaalstraat te Rotterdam zijn enkele klachten geuit. De klachten zijn vooral klachten over een te droog, stoffig binnenklimaat. Verder waren er klachten over te koude benedenverdiepingen en tegelijkertijd te warme bovenverdiepingen. De ventilatieafvoercapaciteit voldoet niet aan de eisen. Het ventilatiesysteem functioneert niet optimaal. Dit dient aangepast te worden. Het gemeten (enigszins) droge klimaat in de woningen is het gevolg van een hoge gemiddelde luchttemperatuur binnen. Een lage relatieve luchtvochtigheid binnen kan met name in de winter leiden tot klachten over statische elektriciteit en irritaties op de huid, ogen en luchtwegen tot gevolg hebben. Perceptie van de luchtvochtigheid vindt plaats via irritatie van luchtwegen en uitdroging van de slijmvliezen, ogen en huid. Slechts bij zeer lage luchtvochtigheid (< 20%) is daadwerkelijk sprake van het uitdrogen van de huid en slijmvliezen. Onderzoeken hebben aangetoond dat de perceptie van de luchtvochtigheid mede beïnvloed wordt door de luchttemperatuur en door de verontreinigingen van de lucht (onder andere stof). Slijmvliezen, die als luchtfilter fungeren voor stof, gaan slechter functioneren vanaf 40% RV en lager. Onder deze omstandigheden is de mens dus gevoeliger voor stof. Uit onderzoek is voorts gebleken dat een lichte temperatuurdaling met 1°C à 2°C bij een gelijkblijvende relatieve luchtvochtigheid een aanzienlijke daling teweeg kan brengen van het aantal klachten over droge lucht. Bij dit DuBo opgezette project komt vooral naar voren dat bewoners moeite hebben zich op het gebalanceerde ventilatiesysteem in te stellen. De warmte en de droge lucht zetten de bewoners aan delen in de gevel te openen om frisse buitenlucht naar binnen te halen. Het ventilatiesysteem wordt daardoor ontregeld en de klachten nemen toe. Verder dient het systeem en met name de filters regelmatig schoon gehouden te worden zodat er geen vervuilde lucht de woning in komt en zodoende tot klachten kan leiden. De meeste bewoners hebben wel geconstateerd dat het koude water niet echt koud wordt. Slechts een enkeling merkt dit op als hinderlijk. Eén bewoner had de energienota gekregen. Ondanks een zelfde stookgedrag moest een aanzienlijk bedrag worden bijbetaald. Dit zat hem met name in een sterk verhoogd bedrag voor algemene ruimte. Deze verhoging werd niet verklaard. Duurzaam Bouwen staat bekend om energiezuinigheid, maar deze indruk is in dit complex niet aanwezig. Aanbevolen kan worden de brandalarmsystemen te controleren. Er is een enkele tochtklacht geweest die verholpen is. Er is nog wel een lekkage ter plaatse van de woning Puntegaalstraat 213 aanwezig. Deze dient verholpen te worden.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE IV CONCLUSIES BINNENMILIEUMETINGEN
De Waterspin, Den Haag Uit het onderzoek in een aantal woningen van het DuBo project woningen aan de Waterspin te Den Haag zijn enkele klachten geuit. De klachten zijn vooral klachten over een te warm en benauwd binnenklimaat en tocht. Verder waren er klachten over lekkages en schimmelgroei. Deze laatste zijn incidentele gevallen. In de woningen Spijkermakerstraat 116 zijn klachten over de verwarming geweest. Sinds een recente aanpassing is de situatie verbeterd. Verder zijn er tochtklachten. Ter plaatse van de buitendeur is tocht geconstateerd. In de zogenaamde referentiewoning Spijkermakerstraat 120 zijn tochtklachten geuit. Ter plaatse van de buitendeur en raamkozijnen is tocht vastgesteld. Volgens de bewoonster treedt soms bij regen met harde wind lekkage op ter plaatse van de kozijnen. In de woning Spijkermakerstraat 124/126 is gedurende een groot deel van de meetperiode een zeer hoge CO2-concentratie geconstateerd. Hiermee kunnen de klachten over de benauwdheid worden verklaard. In de woning Spijkermakerstraat 124/126 zijn erg weinig ventilatievoorzieningen aanwezig. In deze woning is tevens een vochtig binnenklimaat geconstateerd. In deze woning zijn verder enkele vocht- en schimmelplekken geconstateerd. De schimmelplek in de slaapkamer is het gevolg van oppervlaktecondensatie op de buitenmuur. Vochtige badkamerlucht stroomt achter de voorzetwand naar de slaapkamer toe. In de woonkamer zijn enkele zoutuitbloeiingen geconstateerd. Dit zijn de restanten van een oude lekkage. Voor de buitengevel is een voorzetwand geplaatst. Sindsdien zijn de lekkageproblemen voorbij. In de woning Spijkermakerstraat 142 is gedurende een groot deel van de meetperiode een zeer hoge CO2-concentratie geconstateerd. Hiermee kunnen de klachten over de benauwdheid worden verklaard. In de woning Spijkermakerstraat 142 klaagt men tevens over tocht en daarmee zou een lagere CO2-concentratie te verwachten zijn. Het functioneren van het ventilatiesysteem is door de afwezigheid van de bewoners niet beoordeeld. In dit complex is sprake van een grote variëteit aan woningen. Van een referentiewoning is derhalve geen sprake.
Weerselostraat, Den Haag Uit het onderzoek in een aantal woningen van het DuBo project woningcomplex Weerselostraat te Den Haag zijn enkele klachten geuit. De klachten zijn vooral klachten over een te warm en benauwd binnenklimaat en tocht. In de woning De Luttestraat 8 is een relatief hoge binnenlucht temperatuur gemeten. De bewoners zetten de thermostaat hoog. In de woningen Weerselostraat 25 en 27 worden klachten geuit over geluidsoverlast. Dit heeft te maken met de situering van de warmtepompinstallatie aan de overzijde van de straat.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
99
100
In deze twee woningen wordt eveneens geklaagd over tochtverschijnselen aan de bovenzijde van de puiconstructie in de woonkamer. Dit geldt met name voor een noordoosten wind in de winterperiode. In de zomer wordt geen hinder hiervan ondervonden. De woningen met een zuidelijk georiënteerde woonkamerpui ondervinden hier geen tochtklachten. In de woningen Weerselostraat 25 en 27 is het benauwd in de slaapkamers aan de voorzijde van de woning. Alleen door lange tijd te luchten door het openzetten van het raam is de binnenlucht weer fris te krijgen. Er is geen duidelijke oorzaak aan te geven. Er zijn voldoende ventilatievoorzieningen aanwezig. In alle woningen treden tochtklachten op bij de voor- en achterdeuren. Ter plaatse van de deuren zijn behoorlijke kieren geconstateerd. In nagenoeg alle onderzochte woningen ondervindt men hinder van het feit dat op piektijden (warmtevraag) het warmwater niet warm genoeg wordt of zelfs koud wordt. Dit geldt eveneens voor de verwarming. In de woningen Weerselostraat 25 is gedurende een groot deel van de meetperiode een hoge CO2-concentratie geconstateerd. De ventilatie-unit functioneert goed. De bewoners ventileren te weinig. In de woningen De Luttestraat 8 en 22 werd geklaagd over een relatief hoge energierekening in vergelijking met woningen van gelijke leeftijd. In het kader van dit onderzoek is daar verder geen onderzoek naar verricht. In de referentiewoning De Luttestraat 22 zijn min of meer dezelfde klachten aanwezig als in de andere woningen. De woningen met een noordelijk georiënteerde woonkamerpui ondervinden hier tochtklachten. De woningen met een zuidelijk georiënteerde woonkamerpui ondervinden hier geen problemen. De geluidsoverlast is een lokaal probleem.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE V SCHEMATISCHE SAMENVATTING BINNENMILIEU METINGEN
Bijlage V Schematische samenvatting binnenmilieu metingen
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
101
102 BIJLAGE V SCHEMATISCHE SAMENVATTING BINNENMILIEU METINGEN
tabel V-1
Hoofdklachten
Schematische samenvatting van de belangrijkste conclusies zomermetingen Westerwiek, Breda
De hoven van Axel
De Boerenstreek, Soest
Woningen Pey Posterholt, Echt
aanleunwoningen
eengezinswoningen
Een te warm en droog binnenklimaat
Geurhinder
Schimmel/vocht
Te warm binnenklimaat
Tocht
tochtklachten geurhinder
Bijzonderheden systeem
Centraal mechanisch afzuiging, natuurlijke toevoer. Centraal verwarmingssys-
Gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning.
Ventilatie: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer.
Gebalanceerde ventilatie.
Luchtverwarming
Verwarming: laagtemperatuur
Zeer warm voor een zomer-
Geur geconstateerd.
Vochtdoorslag geconstateerd
Warm voor zomerperiode
periode.
Tocht
Ventilatie capaciteit onvoldoende in met name badkamer. Toevoer in gehele woning
Ventilatie toe en afvoer capaciteit niet voldoende. Met name de toevoer.
ventilatiecapaciteit en de vloerverwarming
te gering en snel verstopt met stof/vuil.
Het koelingsysteem is niet goed afgesteld
Galerij (glas) versterkt warm Indien gewenste temperabinnenklimaat. tuur is bereikt wordt koude lucht door het luchtver-
Door aanvoer van valse lucht als gevolg van geringe toevoer capaciteit ontstaan tocht
Zonwering werkt niet voldoende
Koeling via vloer (pomp)
teem vloer en radiatoren. Metingen
In referentie woning (zonder klachten) is temperatuur lager doordat het hier een hoek-kopgevel betreft. Metingen installaties
Beheer / onderhoud
Het binnenklimaat is nauwelijks regelbaar voor de bewoners. Dit geldt voor de
-
Ventilatie capaciteit is in de badkamer onvoldoende.
warmingssysteem ingeblazen.
verschijnselen.
-
Te weinig ventileren, schoonhouden ventilatieroosters
Afstelling ventilatiesysteem is niet optimaal. Ook de wijze waarop men ventileert (ramen open zetten) verstoort het gebalanceerde ventilatiesysteem.
Hoofdverklaring Het niet kunnen regelen van de vloerverwarming leidt klachten tot warmteoverlast. De opwarming via de galerij draagt hieraan bij.
De geuroverlast heeft relatie met de warmtete-
Kans op klachten is groot gezien de geringe ventilatie
De klacht dat het te warm is wordt veroorzaakt door het
rugwinning via ventilatiesysteem. De warmtewisselaar is kennelijk niet lucht-
mogelijkheden in combinatie met ventilatie gedrag en de onderhoudsgevoeligheid van
verwarming/koelingsysteem in combinatie met bewonersgedrag en een niet
dicht aangebracht.
de ventilatieroosters (invoer)
functionerend zonnescherm. De instellingen van het koelsysteem dienen veran-
Het ervaren van tocht: De luchtverwarming blaast
derd te worden.
koude lucht indien gewenste temperatuur is bereikt.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE V SCHEMATISCHE SAMENVATTING BINNENMILIEU METINGEN
Tabel V-2
Hoofdklachten
Schematische samenvatting van de belangrijkste conclusies wintermetingen Puntingale, Rotterdam
De Waterspin, Den Haag (alleen de woningen in renovatieproject Alcatraz)
Weerselostraat, Den Haag
Te droog in de winter
Last van vocht
Last van tocht
Te stoffig
Last van tocht
benauwd
Koude benedenverdieping
Bijzonderheden Systeem
Metingen
103
Soms te koud
Gebalanceerd ventilatie systeem
ventilatie: mechanische afvoer, natuur- Warmtepomp lijke toevoer ventilatie: mechanische afvoer,
Splitsing van 6 meter hoge bouwlagen door toepassing van entresol
in één woning is sprake van natuurlijke ventilatie
natuurlijke toevoer.
Lucht is relatief droog
In twee woningen ligt de CO2 waarde langere tijde boven de norm. Een daarvan heeft natuurlijke de andere
Tochtwering bij deuren en bovenzijde puiconstructie niet voldoende
Warmtepomp
Er wordt stof ingevoerd via het ventilatiesysteem.
mechanische ventilatie.
Luchttemperatuur is gemiddeld hoog
Hoge Luchtvochtigheid geconstateerd. Vochtplekken geconstateerd Tochtwering bij deuren en kozijnen onvoldoende In één woning stroomt vochtige badkamerlucht achter de voorzetwand naar de slaapkamer toe.
Metingen installaties
Afvoercapaciteit ventilatiesysteem is In twee woningen is de ventilatiecapate laag (voldoet niet aan de eisen) citeit voldoende (mechanische ventilatie)
Ventilatiecapaciteit voldoende Geluidsoverlast bij hoogste ventilatiestand.
In de twee andere woningen is de ventilatiecapaciteit onvoldoende Beheer / onderhoud
In een geval zijn ventilatiekanalen dicht gehouden door bewoners.
Schoonhouden inlaat ventilatie (filters) dient vaker plaats te vinden. Men heeft moeite het gebalanceer-
In de woning waar tijdens de meetperiode een hoge CO2 concentratie aanwezig is wordt niet goed geventileerd.
de systeem te bedienen. Er worden regelmatig ramen open gezet Hoofdverklaring klachten
Oorzaken verschillen sterk per woning.
Ventilatiesysteem functioneert onvoldoende. Er wordt droge en stoffige lucht aangezogen. Het
Ventilatie capaciteit en ventilatiegedrag onvoldoende
ventilatiesysteem wordt daarnaast niet optimaal bediend en onderhouden.
Tochtwering onvoldoende met name bij de woningen met woonkamer op het noorden.
Tochtdichtheid laat te wensen over
Onvoldoende ventilatie door bewoners.
-
De collectieve warmtepomp
De last van koude beneden en warmte boven in de woonruimte is een gevolg van het gebruik van een entresol. Bijzonderheden
Klachten over hoge energierekening
installatie maakt veel geluid.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
104 BIJLAGE V SCHEMATISCHE SAMENVATTING BINNENMILIEU METINGEN
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
Bijlage VI Technische aandachtspunten In deze bijlage wordt per maatregel een overzicht van technische aandachtspunten die volgen uit de bewonersevaluatie. Vermeld dient te worden dat dit onderzoek niet geen technische evaluatie tot doel heeft. De opsomming van technische knelpunten die zich kunnen voortdoen zijn daarom mogelijk niet volledig. Hierbij worden steeds - naar aanleiding van onderzoek onder bewoners en in enkele gevallen geconstateerde problemen bij het binnenmilieuonderzoek – mogelijke knelpunten geformuleerd. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in: 1
mogelijke Uitvoeringsknelpunten: klachten van bewoners of geconstateerde knelpunten bij het onderzoek binnenmilieu die betrekking hebben op 'toevallige' problemen van de toepassing en die dus van niet-structurele aard zijn;
2
functionele knelpunten: klachten die betrekking hebben op de bedoelde functie van de techniek waaronder ook knelpunten die te maken hebben met nietgebruik van de techniek doordat de maatregel conflicteert met wensen en gewoonten van bewoners.
Uitvoeringsknelpunten leiden tot aandachtspunten bij de toepassing van de technieken. Het gaat dan om het optimaliseren van de techniek of het beter rekening houden met bepaalde aspecten bij de implementatie. Voor een deel zullen deze aandachtspunten reeds zijn verwerkt in de technieken die nu op de markt zijn. Deze zijn immers vaak al beter dan de toegepaste technieken in de onderzochte woningen. Vooral bij de functionele knelpunten gaat het om zaken die niet alleen door een verbetering van de uitvoering (techniek) lijken te kunnen worden opgelost. In deze gevallen gaat het om structurele discrepanties tussen de wensen van bewoners en de (neven)effecten van de technieken.
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
105
106 BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
TECHNIEK: Waterbesparende maatregelen MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN: niet geconstateerd FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- waterbesparende douchekop geeft voor een deel van de bewoners onvoldoende water
TECHNIEK: Hergebruik regen en/of oppervlakte water (in woning) MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- Indien installatiekast van collectief systeem in een woning geplaatst is, zullen bij onderhoud de bewoners onnodig worden gestoord. Bij een relatief nieuwe techniek is het aantal storingen doorgaans niet te voorspellen. In de ontwerpfase dient hier dus rekening mee gehouden te worden. - Indien gebruik wordt gemaakt van een vijver als buffer is de kwaliteit van het water niet altijd voldoende. Hierdoor ontstaat schade aan het systeem en door bijvoorbeeld een te hoog ijzergehalte is het water niet geschikt voor gebruik voor wasmachine. Deze problemen kunnen soms worden opgelost door gebruik te maken van de juiste filter of reeds in de ontwerpfase de gewenste waterkwaliteit te betrekken. - Het gebruik van poreuze dakpannen leidt soms tot een te lage afvloeiingscoëfficiënt waardoor de wateropbrengst te gering is. - Indien water ruikt kan dit bij een gering deel van de bewoners leiden tot ontevredenheid FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- Verkleuring van het water kan bij een gering deel van de bewoners leiden tot ontevredenheid
TECHNIEK: Dag- en zonlichttoetreding MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- afstemming tussen dag- en zonlichttoetreding en de daarmee gepaarde opwarming in de zomer enerzijds en de koeling-, ventilatie-, en zonweringsmogelijkheden van de woning anderzijds - onvoldoende windbestendigheid van de buitenzonwering FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Warmteopwekking LTV warmtepomp MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- onderhoudgevoeligheid te hoog - geluidsoverlast FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Warmteopwekking zonneboiler MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- wisseling van temperatuur bij overschakeling naar CV - onderhoudgevoeligheid te hoog FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
R
I
G
O
R
e
niet geconstateerd
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
TECHNIEK: Warmteafgifte LTV: vloerverwarming,, vergrote radiatoren MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- De temperatuur bij vloer- wandverwarming onvoldoende regelbaar in afzonderlijke leefruimtes bij onvoldoende radiator kranen - Indien luchtverwarming gecombineerd is met ventilatievoorzieningen kan het systeem zo afgesteld te zijn dat na het bereiken van de gewenste temperatuur (iets) koudere lucht instroomt. Dit wordt als tocht ervaren. FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- Vergrote radiatoren: te veel ruimtebeslag
TECHNIEK: Warm water: warmtepomp, zonneboiler MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- voorziening zonder periodieke hoge temperatuur ter voorkoming van bacterievorming. - Warmtepomp: te ingewikkelde bediening - Zonneboiler: te grote temperatuurverschillen bij overschakeling op ‘normale’ warmwatervoorziening (wisseling van bron). - Zonneboiler: lekkage via dak bij plaatsing in dakbedekking FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Mechanische ventilatie met natuurlijke toevoer MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- te hoge geluidsproductie - onvoldoende capaciteit invoerroosters (inregeling of ontwerp) - onvoldoende capaciteit afzuiging (inregeling of ontwerp) - geuroverlast bij hergebruik afgevoerde lucht (warmtewisselaar) door niet goed gesloten systeem - luchtinlaatroosters (natuurlijke invoer) onderhoudsgevoelig (b.v. Thermob 131 ventilatieroosters van Alustra) FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Gebalanceerde ventilatie MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- te hoge geluidsproductie - onvoldoende capaciteit invoer en/of afvoer (inregeling of ontwerp) - invoer van stof (onvoldoende filtering) - invoer van te droge lucht - In combinatie met luchtverwarming soms te koude lucht in winter wanneer het verwarmingssysteem gewenste temperatuur heeft bereikt. FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- Open zetten van ramen verstoord het systeem
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
107
108 BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
TECHNIEK: Hout binnen de woning MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- te veel werking van het hout (vuren) FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- verkleuring ongeverfd hout
TECHNIEK: Hout buiten de woning MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
niet geconsta-
teerd FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
- verkleuring ongeverfd hout - te veel werking van het hout (nadere studie naar toepassing vurenhout aanbevolen)
TECHNIEK: Oplossingsarme verf buitenzijde MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- soms onvoldoende kwaliteit verf FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Tochtwering MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- soms gebruiksonvriendelijke tochtwering in de brievenbus FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Tochtportaal MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN: niet geconstateerd FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Wasdroogruimte MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
niet geconstateerd
FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- wordt door een deel van de bewoners niet voor het drogen van de was gebruikt
TECHNIEK: Compostbak MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- niet optimale plaatsing van de compostbak in verband met geuroverlast FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- wordt door een deel van de bewoners niet gebruikt
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
TECHNIEK: Regenton MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- grootte dient afgestemd te zijn op waterbehoefte (grootte van de tuin) FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- wordt door een deel van de bewoners niet gebruikt
TECHNIEK: Sedum dak MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- regenwaterafvoer gevoelig voor verstopping door plantenresten FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- opsporen van lekkage is moeilijker
TECHNIEK: Loskoppeling regenwaterafvoer MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- spatten van water bij regenwaterafvoer via kettingen FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
niet geconstateerd
TECHNIEK: Poreuze keramische dakpannen FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- poreus materiaal leidt tot groene aanslag - Verminderde afvoer van regenwater (vertragende werking, verdamping); van belang bij hergebruik van het dakwater.
TECHNIEK: Binnendeuren met kier onderzijde MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
niet geconsta-
teerd FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- kieren leiden tot soms tot geluidsoverlast
TECHNIEK: Binnenwanden van gips MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
niet geconstateerd
FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- onvoldoende geluidsisolerende werking - door sommige bewoners te kwetsbaar bevonden
TECHNIEK: Bouwkundig algemeen MOGELIJKE UITVOERINGSKNELPUNTEN:
- te grote naden en kieren bij deuren en kozijnen zorgen voor tochtoverlast - Zwevende dekvloer lijkt in een van voorbeeld projecten te zakken waardoor scheuren ontstaan FUNCTIONELE KNELPUNTEN:
- Bij toepassing van entresol is verschil in temperatuur tussen leefruimte onder en boven groot
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V
109
110 BIJLAGE VI TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
R
I
G
O
R
e
s
e
a
r
c
h
e
n
A
d
v
i
e
s
B
V