Geachte dames en heren, Aan mij is gevraagd om u mee te nemen op reis door mijn scriptie, een reis die niet langer mag duren dan 10 minuten! Dat wordt dus een piepklein reisje. De eindbestemming kan ik vast verklappen, dat is: ‘effeta’ ofwel Aramees voor: “ga open”. Sommigen kennen die bestemming beter onder een andere naam, te weten: ‘talitha koemi’ dat in het Aramees zoveel betekent als: “meisje of jongen, sta óp, blijf niet liggen”. Mijn scriptie heet: “De verborgen schat” en gaat over innerlijke genezing, groei en bloei. In de loop van de reis zal de betekenis van de titel vanzelf oplichten. Goed, laten we op reis gaan. De opstapplaats is Velp, onze woonplaats. Met de trolleybus rijden we door het groene en glooiende landschap. Een landschap, een tuin, een klooster of juist een modern gebouw kan een zogeheten X-factor bevatten, dat wil zeggen dat daar een bijzondere sfeer van rust en intimiteit kan hangen die ons raakt en goed doet. Een sfeer die ons onbewust gelukkig maakt. Wat is dat, wat gebeurt daar? Vaak blijken dat plaatsen te zijn waar een stille doorleefdheid en levensvreugde hand in hand gaan. Waar kracht en broosheid samenvallen en de verhoudingen kloppen: de lengte, de breedte en de hoogte. Als die in harmonie zijn voelen we ons daar zomaar thuis, één en verbónden. Sinds mensenheugenis weten we dat er een natuurlijke verbondenheid is tussen hemel en aarde, tussen eeuwig en tijdelijk, tussen diegene of datgene wat we nu even met een gemakshalve met een verzamelnaam “God” noemen en de mens. Vanaf ongeveer 1500 zijn we in Noordwest Europa die natuurlijke verbondenheid anders gaan beleven, er werd een knip in gezet. De mens ging zichzelf buiten God denken, maakte zichzelf los van Hem, plaatste Hem op een afstand en voelde zichzelf niet langer deel van Hem uitmaken. Wel bleef er iets van een gevoel hangen, een onbestemd verlangen, een zeker gemis of heimwee naar verbondenheid met en in Hem. Dat we dat onbestemde verlangen nog steeds hebben verklaart ons gebruik van rituelen en symbolen op scharniermomenten van het leven en onze belangstelling voor gedichten, cursussen en boeken op het gebied van spiritualiteit. Dan ervaren we verbondenheid, al is het maar voor even. Soms hoor ik mensen dat verlangen zo verwoorden: een hang naar gedragen en behoed te worden. Of: “Er uiteindelijk niet helemaal in mijn eentje voor te staan”. Of: “Dat het uiteindelijk allemaal goed komt met me”. Ook wel als: “Iemand die voor mijn geploeter opkomt en rechtvaardig is”. Of als: “ Iemand die onze pijn ziet en verzorgt”. Of ook wel: “Iemand die niet met ons afrekent als een boekhouder, maar een gebaar maakt als: “Kom maar menslief, Ik hou zo van je”. Omdat wij onze eigen nalatigheden vaak stiekem wel weten, denken we dat we zo’n liefde eigenlijk niet verdienen, geloven we dat gewoon niet, nee, dúrven we dat vaak niet te geloven. Zó onvoorwaardelijk, dat is bijna onvoorstelbaar voor ons! Voor iemand die zich niet geliefd voelt bestaat God niet, denk ik. In ieder geval niet als nabije liefdevolle God, die persoonlijk om ons geeft en verwarmt. Dan kunnen we dus ook niet met God komen aanzetten, dan hollen de meesten hard weg. Precies dát is anno 2006 aan de gang, denk ik.
Dat onbestemde verlangen is er wel, maar vindt moeilijk (h)erkenning en daardoor aansluiting, vertaling en vooral verankering. Wat kunnen we wel doen? We kunnen geestelijk begeleiding aanbieden in de allerbreedste vorm, - laagdrempelig, maar wel waarachtig-, waarbinnen we naar dat diepe verlangen toe kunnen gaan en ieders persoonlijke spiritualiteit vanuit het hart kunnen helpen ervaren. Hoe ziet geestelijk begeleiding in die allerbreedste vorm eruit? Als bij toeval kwam ik een model tegen uit de medische hoek, ontwikkeld door mevrouw Querido die dat model al decennia lang gebruikt in haar medische praktijk. In mijn scriptie gebruik ik dat model voor geestelijke begeleiding. Het model is een assenkruis, een plusteken met in het midden een rondje. Zij zegt: ”zo ziet een mens eruit, als een plusteken, dat is zijn of haar basisgrammatica”: Laten we eens even kijken naar dat plusteken, om te beginnen naar de verticale lijn. Die heeft iedereen, dat is een verbindingslijn recht naar boven, naar de oerbron, ofwel onze liefdesbron. Ieder mens heeft zo’n eigen lijntje, jouw lijntje met het Leven, mijn lijntje met het Leven. We bouwen heel veel weerstand op tegen die bron, dat doen we allemaal maar ieder mens heeft er toch een verbinding mee. Mevr. Querido zegt: ”Niet aanvaarden, maar zelf iets érvaren van die bron vind ik waardevol omdat die lijn ons fundamenteel levensvertrouwen geeft. Volledige acceptatie van en liefde voor onze eigen persoon, helemaal zoals we zijn. Als we scheef groeien, de lijn laten dichtslibben of doelbewust de lijn dichtmetselen, dan ervaren we toenemende levensangst en basisonveiligheid, leegte en zwaarte”. Vervolgens kijken we naar de horizontale lijn van het plusteken. Die lijn hebben we ook allemaal. Op die lijn liggen alle relaties die we met onze medemensen hebben. Met bekenden en onbekenden, met ouders, kinderen, man, vrouw, vrienden, collega’s, buren, etcetera. Met iedereen hebben we een andere band. De liefde voor onze man heeft een andere vorm en uitdrukking dan de vriendschap voor een vriendin en die is weer anders voor ons kind of een collega. Als het goed is liggen alle menselijke zielen netjes naast elkaar op één lijn, geordend en wel. Geen ziel hangt boven of onder ons. Maar die ordening kost tijd en inzicht. In onze jeugd plaatsen we meestal onze ouders automatisch boven ons en later vaak onze kinderen onder ons. Of we gaan ons bijvoorbeeld vastklampen aan vrienden of voelen ons gemanipuleerd door een collega. Het kan zijn dat er nog steeds een mens onbedoeld en onbewust “boven ons hangt|” en zich met ons vermengt en daarmee onze lijn scheef trekt. We zijn dan niet alleen uit balans, die ander houdt dan ook nog eens per ongeluk geheel of gedeeltelijk onze verticale lijn bezet. De vraag rijst dus: hoe zit dat met onze horizontale lijn, met het respect voor ons zelf en wat doen wij op onze beurt? Gaan wij zelf over de grens bij iemand anders, houden wij iemand eronder? Die houding zet ons zelf ook scheef. Als die lijn scheef hangt veroorzaakt dat onvrede en onlustgevoelens in ons, dan voelen we (onbewust) dat er iets niet klopt. We houden niet van onlustgevoelens. Die drukken we liever weg en zetten ze om in lustgevoelens. We gaan ze wégconsumeren: letterlijk wegsnoepen of eten, weg-roken, drinken, shoppen, reizen, teveel werken of sporten of succes najagen, gokken, ons hechten aan materie, vluchten in seks of agressie of machtsspelletjes. In verslaving en verdoving: alsmaar televisie kijken of computeren of cursussen volgen of
feesten of welke hobby dan ook. Té! Dat doen we ook allemaal in meer of mindere mate, omdat het ons even helpt, ook al is het symptoombestrijding. Precies in het midden, waar de twee lijnen elkaar kruisen tekenen we tenslotte een rondje. Daar huist onze liefdeskern, onze ziel. We zijn geschapen door die liefdesbron, dus iedereen heeft er een stukje van. Daar woont onze waardigheid, ons eigen DNA, onze authenticiteit, puur, gaaf, een barmhartige plek waar niemand kan komen behalve Hij, waar onze goedheid huist en wij genoemd worden bij onze diepste naam. We kunnen die ziel wel laten overwoekeren, dat doen we ook allemaal. Al vanaf onze vroegste jeugd worden we vergeleken en vergelijken we onszelf met anderen, soms moeten we ons verdedigen, soms moeten we aanvallen om overeind te blijven. Zo groeien er minderwaardigheidsgevoelens om de ziel heen en soms compenseren we die met meerderwaardigheidsgevoelens en gaan we van daaruit reageren. Het is net een laagje ijs, het kan dikker en dikker worden. Het wordt het ons reactiepatroon, onze tweede natuur. We verdringen onze ziel. Ieder mens heeft die drie relaties, bewust of onbewust. Ieder mens heeft lengte, breedte en hoogte (ofwel diepte) in zich. Dat is een oergegeven, dat is onze menselijke maat. Als deze drie verhoudingen met elkaar kloppen geeft ons dat harmonie, geluk, vitaliteit, verankering en zicht op de bedoeling van ons eigen leven en kunnen er metterdaad naar gaan handelen. Dan kan onze bloem tot bloei komen, dan kunnen we ontvangen en wegschenken zonder dat onze accu leegraakt. De drie relaties luisteren heel nauw: als ze scheef lopen worden we ziek, letterlijk ziek, lichamelijk of geestelijk. Maar als we ze onder ogen zien, ordenen en ‘rechten’, genezen we. Omdat we onze basisgrammatica van liefde niet snappen en ook niet uitgelegd krijgen blijven we soms lang in disharmonie leven, zelfs tot aan onze dood. Onbewust en onbedoeld blijven we soms in een harnas of in een-en-dezelfde groef van een langspeelplaat vastzitten. Daar raken we verbitterd van, voelen ons tekort gedaan, onzeker, onbemind, jaloers, gebruiken we macht voor succes, grijpen we anderen vast om ons veilig te voelen. Waar denk je dat al die echtscheidingen vandaan komen? Dat geweld? Radicalisering? Prestatiedruk? Burn out? Eenzaamheid? Televisieprogramma’s waarin de beste pester een huis wint! Al die alcohol, of de radeloze twijfel of zoektochten van mensen? Dit is een groot probleem, zowel in de mens zelf als in de maatschappij: wie legt de basisgrammatica aan ons uit? Dat ‘rechten’ doen we meestal niet uit onszelf. We hebben er geen zicht op, hebben het te druk of voelen er geen noodzaak toe. In die zin is het gelukkig dat er in ons leven scharniermomenten zitten, periodes van confrontatie en crises. Komen ons groeikansen tegemoet waardoor onze ogen open kunnen gaan, waardoor we besef kunnen krijgen van die scheefgroei en die drie relaties langzamerhand kunnen ‘rechten’. Vaak doen we dat als we tegen een muur oplopen, in nood verkeren. Dan móet er iets gebeuren. Precies dán wordt de juiste persoon of situatie op onze weg gezet die ons laat zien dat we in disbalans zijn, een deur dicht houden en dat alléén wíjzelf die deur kunnen openen. Dat gaat niet in een keer, dat is een proces. Dat noemen we onze tweede of derde of tiende geboorte en dat gaat door tot onze dood.
Pas later, veel later soms, terugkijkend op ‘n crisis kunnen we schoorvoetend ontdekken dat er een geheim in huisde, een verborgen schat…waar we eerder geen oog voor hadden, maar waarin we uiteindelijk een geheim van liefde ervoeren…. Zijn hand ……..om ons echte gezicht op te delven, ons authentiek en van binnenuit mooi te maken. Daar waar we een draai moesten maken in ons leven, soms vol opstandigheid moesten omkeren, zijn we, terugkijkend, anders en vooral intenser gaan leven, zijn we gaan léven in plaats van overleven. Als we rechten genezen we vaak van wonden waarvan we het bestaan niet wisten, komen we tot wasdom, tot vrijheid, tot groei, bloei, ja zelfs tot glans. Gaan we samenvallen met onze bedoeling, niet volmaakt, maar goed genoeg en bemind. Dat geeft ons ‘n subtiele glans van liefde…Dát is heling, daar zit het woord heilig in. Het is een hardnekkig en desoriënterend misverstand dat heilig zoveel betekent als “volmaakt”. We zijn per definitie onvolmaakt. Heilig betekent gewoon genezen, gerecht, uit de groef, aan het licht gekomen, geheeld door de liefde, een dóórverbonden mens. In deel twee van de scriptie beschrijf ik een aantal methoden, die het diepe verlangen in de mens kunnen helpen duiden en die scheefgroei in alle drie de relaties inzichtelijk kunnen maken. Zij zijn bedoeld als ondersteuning en aanvulling op gesprekken. Het is bestemd voor geestelijk begeleiders en zijn geen kant en klare recepten. Uiteindelijk is het van Hem afkomstig. Hij wil dat we voluit gaan léven. Een geestelijk begeleider is iemand die zelf de driedimensionale weg gaat, die ruimte geeft en discreet is en die met gepaste afstand nabij blijft bij het rechten. Zo kan een mens zich langzamerhand bewust worden van zijn of haar ijslaagjes of krommingen, weggedraaid van de liefde, van overwegingen, drijfveren en mogelijkheden die op de bodem van de ziel sluimeren en geboren willen worden. Halte twee: Wat heb ik geleerd van het schrijven van mijn scriptie? Het schrijven en beschrijven van situaties heeft mijn kijk op de mens verdiept, duidelijker gemaakt. En dan nog iets: in dat schrijven werd ik zelf ook omgevormd. Werd mijn eigen stijl van geestelijke begeleiding aan mijzelf onthuld, het lag zo in nevelen gehuld: ”Waarom heb ik geen gewone baan? Waarom raak Jij een gevoelige snaar in mij?” Je trok mij uit een ei. Terugkijkend, al schrijvend ontdek ik dat Je mijn instrumentarium omgevormd hebt en ben ik beter mijn taak gaan zien die Jij van mij wil en ik, beetje bij beetje, ben gaan beamen. Ik zie Jou mij zien…. Halte drie: Wat betekent deze scriptie voor de praktijk van de geestelijk begeleider. Ik meen dat geestelijke begeleiding brede stijl aanvullend, nuchter en actueel is. Er lopen veel mensen met hun ziel onder de arm die ruimte zoeken voor oriëntatie, eventueel herstel én verdieping van de drie relaties zonder meteen in een geestelijk hok geduwd te willen worden. Uitgaand van hun concrete vraag kunnen we als een soort vroedvrouw mensen ruimte geven om hun eigen basisgrammatica te ontdekken, soms te rechten en te verankeren in de liefde.
Halte vier: De busreis nadert zijn bestemming Maar voordat we uitstappen, wil ik graag een paar passagiers op mijn reis bedanken: xxx Halte vijf: De bustocht is ten einde we zijn bij halte ‘effeta’: “ga open” . ‘talitha koemi’: “sta op en blijf niet liggen”, dat is Zijn innige wens die ik voor u beaam.
Wendela Vuylsteke
[email protected]