GBF KORT
Zesde jaargang januari 2006 Nummer 1
GBF DIRECT IS EEN NIEUWSBRIEF VOOR (GRAFIMEDIA) WERKGEVERS AANGESLOTEN BIJ DE GBF AKKOORD VUT-PENSIOEN-LEVENSLOOP - KEUZE SPAARLOON OF LEVENSLOOP - PREMIES EN PREMIELOONGRENZEN 2006 - MIJNGBF.NL -
E H C S I IJ
F A R
R D
E
G B
N E
S D
N O
F
S F
G B F
KORT AKKOORD VUT-PENSIOEN-LEVENSLOOP
pag 2
Akkoord over Vut-Pensioen-Levensloop CAO-PARTIJEN IN DE GRAFIMEDIA ZIJN OVEREENGEKOMEN OM DE BESTAANDE VUT-OVERGANGSREGELING AF TE BOUWEN EN EERDER UITTREDEN MOGELIJK TE MAKEN IN DE PENSIOENREGELING. HET PENSIOEN WORDT DAARVOOR VERDER GEFLEXIBILISEERD. NAAST DE AL BESTAANDE KEUZEMOGELIJKHEDEN IN DE GRAFISCHE PENSIOENREGELING KUNNEN DEELNEMERS ER IN DE TOEKOMST OOK VOOR KIEZEN OM EERDER TE STOPPEN MET WERKEN. DE BRANCHE MIKT BIJ 40 DIENSTJAREN OP UITTREDING OP 63 JAAR MET 70%. OM DAT TE KUNNEN BEREIKEN ZAL HET PENSIOENOPBOUWPERCENTAGE WORDEN VERHOOGD VAN 1,55% NAAR 1,75%. VOOR OUDERE WERKNEMERS DIE RELATIEF KORT VOOR HUN VUT STAAN, ZIJN OVERGANGSMAATREGELEN GETROFFEN WAARBIJ REKENING IS GEHOUDEN MET EERDER GEWEKTE VERWACHTINGEN.
Ingrijpende wijzigingen in grafimedia regelingen als gevolg van cao 2005.
In deze editie van het GBF-Direct worden de hoofdlijnen van de nieuwe regelingen weergegeven. We doen dat eerst voor vervroegde uittreding. Daarbij kunnen drie leeftijdsgroepen onderscheiden worden: de groep met geboortejaren tot en met 1945, de leeftijdsgroep met geboortejaren 1946 tot en met 1949 en de leeftijdsgroep met geboortejaren vanaf 1950. Daarna wordt aandacht besteed aan de veranderingen in de pensioenregeling.
VERVROEGDE UITTREDING: Geboren in of voor 1945 Deelnemers aan het grafimedia Vut-fonds FWG die geboren zijn in of voor 1945 kunnen nog gebruikmaken van de huidige Vut-overgangsregeling. De uittredingsvoorwaarden zijn: Vut-situatie: geboren in of voor 1945 Geboortejaar
Vut-leeftijd
Uitkeringshoogte van het nettoloon
1943 1944 1945
61 jr. en 2 mnd. 61 jr. en 4 mnd. 61 jr. en 6 mnd.
84% 81% 78%
Toelichting: de uitkering ter vervanging van het nettoloon blijft gemaximeerd op 1½ x het maximum brutoloon dat voor de Sociale Verzekeringen wordt gehanteerd. In 2006 is dat € 65.520. Voor de berekening van het laatst verdiende nettoloon wordt uitgegaan van de som van het loon, vakantietoeslag, vaste gratificaties en de tegemoetkoming voor de inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet.
Voorwaarden Men kan van de Vut gebruik maken wanneer men de laatste 10 jaar direct voorafgaande aan het moment van uittreden heeft gewerkt in het grafisch bedrijf en onafgebroken deelnemer is geweest aan het FWG. Flexibel uittreden vanaf 60 jaar en deeltijd Vut blijven mogelijk.
Pensioenopbouw tijdens Vut Tot 31 december 2005 betaalt het FWG tijdens de reguliere Vut-periode de pensioenpremie van PGBdeelnemers. Vanaf 1 januari 2006 wordt de premievrije voorzetting teruggebracht van 100% naar 40%. Deze toekomstige opbouw wordt vlak voor het moment van uittreden in één keer ingekocht. Ook de vergoeding van de pensioenpremie voor deelnemers die elders voor hun pensioen zijn verzekerd, gaat met ingang van 1 januari 2006 terug van 100% naar 40%. De verminderde opbouw geldt ook voor werknemers die al van de Vut gebruik maken. Indexatie voorwaardelijk Cao-verhogingen werken alleen door in de uitkering als het bestuur van oordeel is dat de financiële middelen van het FWG daarvoor toereikend zijn. Dat geldt ook voor de indexatie van de uitkeringen die al zijn ingegaan.
VERVROEGDE UITTREDING: Geboren in 1946 t/m 1949 Deelnemers die geboren zijn in 1946, 1947, 1948 of 1949 kunnen als laatsten gebruik maken van een Vut-regeling. De huidige overgangsregeling wordt daarvoor aangepast. Er kunnen twee regelingen onderscheiden worden. Een regeling voor werknemers die de laatste 10 jaar direct voorafgaand aan het moment waarop ze met de Vut gaan, hebben gewerkt in het grafimedia bedrijf en onafgebroken deelnemer zijn geweest aan het FWG. En een aparte regeling voor werknemers die voldoen aan het 10-jaarskriterium en die vanaf hun 22e jaar onafgebroken hebben deelgenomen aan het FWG. Werknemers met minimaal 40 dienstjaren kunnen vanaf geboortejaar 1947 een paar maanden eerder uittreden. Dat kan volgens het volgende schema:
KORT AKKOORD VUT-PENSIOEN-LEVENSLOOP
pag 3
Vut-situatie: geboren 1946 t/m 1949 Geboorte- Vut-leeftijd jaar obv 10 dj
Vut-leeftijd obv 40 dj
Uitkering van laatste vaste brutoloon
1946 1947 1948 1949
62 62 62 62
max. max. max. max.
62 62 62 63
jr jr en 4 mnd jr en 8 mnd jr
jaar jr en 2 mnd jr en 4 mnd jr en 6 mnd
70% 70% 70% 70%
Toelichting: de uitkering bedraagt maximaal 70% van het brutoloon. Voor de berekening van het laatst verdiende brutoloon wordt uitgegaan van de som van het loon, vakantietoeslagen en vaste gratificaties. Het fonds vergoedt ook de inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet. De uitkering wordt gekoppeld aan het maximumloon dat ook voor de Sociale Verzekeringen wordt gehanteerd. In 2006 is dat € 43.680.
Financiering overgangsregeling De uitkering bedraagt maximaal 70% van het brutoloon. De uitkering bestaat straks uit twee componenten: één deel dat werknemers geacht worden uit hun pensioen te betalen en één deel dat bestaat uit een aanvulling tot 70% door het Vut-fonds. Het Vut-fonds gaat er bij de berekening van de aanvulling vanuit dat werknemers bij het pensioenfonds waaraan zij deelnemen, per achterliggend grafisch dienstjaar vanaf hun 22e jaar tot 1 januari 2006 0,20% extra aan pensioen opbouwen. Deze aanname geldt dus ook voor werknemers die voor hun pensioen niet bij het PGB zijn verzekerd. De Vut-premie is daarvoor verlaagd en de pensioenpremie verhoogd. Het pensioenfonds stelt de extra opbouw beschikbaar op het moment dat de werknemer met de Vut gaat. Wie op 1 januari 2006 een grafisch arbeidsverleden heeft van 40 jaar heeft zo voorwaardelijk recht op 8% (40 x 0,20%) extra pensioen. Het Vutfonds gaat er nu vanuit dat deze extra rechten die zijn opgebouwd over de periode tot aan 1 januari 2006 worden ingezet voor de Vut. Vervolgens wordt berekend wat het Vut-fonds moet aanvullen om op 70% bruto uit te komen. Deelname FWG en niet-PGB Het FWG-bestuur bereidt momenteel verdere besluitvorming voor, voor FWG-deelnemers die niet
tegelijkertijd ook deelnemen aan het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven. Flexibel uittreden? Deelnemers kunnen hun Vut in principe vervroegen of uitstellen. De uittredingsleeftijd kan liggen tussen 60 en 64 jaar. Wie eerder of later uittreedt dan de reglementaire leeftijd ontvangt een uitkering waarbij het beschikbare bedrag wordt verdeeld over het aantal maanden dat de uitkering wordt genoten. Bovendien wordt het uitkeringspercentage verlaagd met 0,1% voor elke maand dat men eerder uittreedt in verband met rente- en premieverlies. Het bestuur FWG maakt wel een voorbehoud. Per jaargang wordt aan de hand van de financiële positie van het fonds beoordeeld of vervroeging mogelijk is. Voor het geboortejaar 1946 is dat het geval. Voor werknemers die geboren zijn in 1947 is nog onzeker of zij hun Vut kunnen vervroegen. Het besluit daarover wordt eind 2006 of begin 2007 genomen. Pensioenopbouw tijdens Vut Vanaf 1 januari 2006 vervalt de premievrije pensioenopbouw tijdens de Vut-periode. Ook de vergoeding van de premie voor deelnemers die elders voor hun pensioen zijn verzekerd vervalt met ingang van 2006. Indexatie voorwaardelijk Cao-verhogingen werken alleen door in de uitkering als de besturen van het FWG resp. PGB vinden dat de financiële middelen van de fondsen toereikend zijn.
Voorbeeld: berekening uitkering van werknemers geboren in 1946 - 1949 Stel een deelnemer aan het Vut-fonds en pensioenfonds PGB is geboren op 1 januari 1946. Het inkomen bedraagt € 30.000. De franchise voor het pensioenfonds stellen we op € 12.500 waardoor over € 17.500 (€ 30.000 - € 12.500) pensioen wordt opgebouwd. Op basis van de aangepaste Vut-overgangsregeling is uittreden mogelijk met 62 jaar tegen maximaal 70% bruto. Stel verder dat de werknemer op 1 januari 2006 35 grafische dienstjaren heeft. Deze werknemer kan op 1 februari 2008 met de Vut, de uitkering wordt dan als volgt berekend: Stap 1 Bij het PGB krijgt men op grond van de nieuwe pensioenregeling voorwaardelijk extra pensioenrechten toegekend op basis van het arbeidsverleden. In dit voorbeeld 35 x 0,20% = 7%. De pensioengrondslag bedraagt € 30.000 - € 12.500 = € 17.500.
De voorwaardelijke extra opbouw bedraagt dan € 17.500 x 7% = € 1.225. Stap 2 Op basis van de bestaande inruilfactoren wordt vervolgens berekend wat dit levenslange pensioenrecht waard is als tijdelijke uitkering tussen 62 jaar en 65 jaar. Dat zou uitkomen op: € 1.225 x 4,2 = € 5.145 per jaar gedurende 3 jaar. Stap 3 Het Vut-fonds neemt aan dat de werknemer van het pensioenfonds de extra toegekende € 5.145 reserveert voor de Vut. Aangevuld wordt dan tot 70% van € 30.000 = € 21.000. De Vut-uitkering bedraagt in dit voorbeeld € 21.000 - € 5.145 = € 15.855 bruto per jaar.
KORT AKKOORD VUT-PENSIOEN-LEVENSLOOP - PARTNERPENSIOEN, PENSIOENOPBOUW BIJ AO VERANDERT
pag 4
VERVROEGDE UITTREDING: Geboren vanaf 1950 Deelnemers die geboren zijn in of na 1950 kunnen niet meer met de Vut. In plaats daarvan worden binnen de pensioenregeling mogelijkheden voor vervroegde uittreding gecreëerd. Werknemers zullen met ingang van 1 januari 2006 meer pensioen (1,75% in plaats van 1,55%) gaan opbouwen. Deze extra opbouw kan worden ingezet om in de toekomst eerder te stoppen met werken. Daarbij mikt de branche bij 40 dienstjaren op een uitkering vanaf 63 jaar van ongeveer 70% van het gemiddeld verdiende loon. Voorwaardelijke opbouw over achterliggende diensttijd PGB-deelnemers zullen op basis van de cao-afspraken over hun grafische arbeidsverleden vanaf hun
22e jaar tot 1 januari 2006 voorwaardelijk extra pensioenopbouw ontvangen: per dienstjaar 0,20%. Voorwaardelijk, want het recht ontstaat pas wanneer men aansluitend op het grafische dienstverband met pensioen gaat en als de financiële middelen van het pensioenfonds het toelaten. Daarmee bouwen grafici dus zoveel extra pensioen op alsof men de gehele grafische diensttijd heeft deelgenomen aan de nieuwe pensioenregeling. Voorbeeldberekeningen laten zien dat 70% vanaf 63 jaar in de meeste gevallen haalbaar is. Voor verschillende inkomensniveau's zijn de pensioenresultaten in de nieuwe pensioenregeling nagegaan. In de berekeningen is uitgegaan van de alleenstaande AOW die in de buurt ligt van de franchise die het PGB gebruikt.
Voorbeeld: inkomensniveau & pensioensituatie laatste brutoloon
pensioenopbouw bij PGB
€ € € €
€ € € €
16.400 24.500 32.600 44.000
2.910 8.863 14.817 23.196
pensioen op 65 jr. zonder vervroegde pensionering in % van het laatste brutoloon 87,3% 82,7% 80,4% 78,6%
pensioen incl. vervroegde pensionering vanf 63 jr. in % van het laatste brutoloon 75,8% 71,8% 69,8% 68,3%
Toelichting: door de relatief lage franchise kan in de basisregeling een goed pensioen worden opgebouwd. In Nederland gaat men ervan uit dat een pensioen van ongeveer 70% van het verdiende brutoloon voldoende is. Afgaande op de berekeningen zullen grafici daar in de toekomst ook op uit kunnen komen.
Partnerpensioen, pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid veranderen in vernieuwde pensioenregeling CAO-PARTIJEN ZIJN MET ELKAAR OVEREENGEKOMEN DAT WERKNEMERS MET INGANG VAN 1 JANUARI 2006 MEER PENSIOEN GAAN OPBOUWEN. TEGELIJKERTIJD WORDEN VERANDERINGEN DOORGEVOERD IN ANDERE ONDERDELEN VAN DE PENSIOENREGELING ZOALS HET MEE TE VERZEKEREN NABESTAANDENPENSIOEN EN DE PREMIEVRIJE OPBOUW BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID.
PGB-pensioen tot en met 2005 In de collectieve basisregeling van het PGB bouwden werknemers tot nu toe per jaar 1,55% van de pensioengrondslag aan ouderdomspensioen op. Daarbij zijn nabestaandenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid meeverzekerd. Wie vanaf z'n 21e tot aan z'n 65e voor pensioen spaarde, kwam na 44 jaar uit op 1,55% x 44 = 68,2% van het gemiddeld verdiende loon. De premie daarvoor bedroeg 15%.
NIEUW: EERDER PENSIONEREN Werkgevers en werknemers hebben afgesproken dat vanaf 2010 een nieuwe keuzemogelijkheid zal worden geïntroduceerd: eerder pensioneren. Daarbij mikt de branche bij 40 dienstjaren op een pensioen vanaf 63 jaar van ongeveer 70%. Om dat te kunnen bereiken zal het percentage waarmee het pensioen wordt opgebouwd met ingang van 1 januari 2006 worden verhoogd van 1,55% naar 1,75%.
KORT PARTNERPENSIOEN, PENSIOENOPBOUW BIJ AO VERANDERT
pag 5
MEEVERZEKERD PARTNERPENSIOEN VERANDERT In de huidige pensioenregeling bouwt iemand naast het ouderdomspensioen ook partnerpensioen op. Het partnerpensioen bedraagt standaard 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen. Het meeverzekeren van het partnerpensioen gebeurde altijd in de veronderstelling dat de partner bij overlijden van de verzekerde geen eigen inkomen en dus ook geen eigen pensioen had. Steeds vaker is dat echter wel het geval. Het aantal tweeverdieners is de laatste decennia fors toegenomen. In verhouding wordt dan ook relatief veel pensioen opgebouwd. Bij overlijden na pensionering ontvangt de achterblijvende partner van de verzekerde niet alleen de AOW voor alleenstaanden maar ook het eigen ouderdomspensioen en het partnerpensioen van het PGB. Cao-partijen hebben er dan ook voor gekozen om de opbouw van het partnerpensioen terug te brengen naar 35% van het ouderdomspensioen. Het verschil tussen 70% en 35% wordt zolang de verzekerde in de branche blijft werken echter wel op risicobasis verzekerd. En de tot 1 januari 2006 opgebouwde rechten blijven onaangetast. Partnerpensioen bij overlijden tijdens werken Het effect van de risicoverzekering is dat, als een werknemer overlijdt terwijl nog pensioen bij het PGB wordt opgebouwd, de partner standaard toch kan rekenen op 70% van het ouderdomspensioen. De tijd tot de 65e verjaardag wordt daarbij ook meegeteld. Bij overlijden na het verlaten van de bedrijfstak wordt alleen het meeverzekerde partnerpensioen uitgekeerd. Partnerpensioen bij overlijden ná pensionering Bij overlijden na pensionering wordt het partnerpensioen berekend over alle jaren dat bij het PGB daadwerkelijk pensioen is opgebouwd. Het partnerpensioen over de jaren tot 1 januari 2006 komt dus standaard uit op 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen. De opbouw daarna bedraagt 35% van het ouderdomspensioen. Inruil ouderdomspensioen voor partnerpensioen Het PGB zal mogelijkheden gaan bieden om op het moment van pensioneren een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen in te ruilen voor de verzekering van extra partnerpensioen. Daarnaast kunnen werknemers er tijdens de opbouwfase van hun pensioen voor kiezen om het ontstane verschil in de opbouw van het partnerpensioen bij te verzekeren in de vorm van extra ouderdomspensioen. Bij pensioneren wordt dit extra ouderdomspensioen vervolgens weer omgezet in extra partnerpensioen.
PENSIOENOPBOUW BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID Wie in de huidige pensioenregeling voor 45% of meer arbeidsongeschikt wordt verklaard heeft onder bepaalde voorwaarden recht op volledige premievrije opbouw. De pensioenpremie wordt dan volledig door het PGB betaald. De basis voor de berekening van deze opbouw is het gemiddelde salaris over de drie jaar voorafgaande aan het jaar van ziekte. Vanaf 1 januari 2006 vervangt de nieuwe Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) de huidige WAO-wetgeving. Het PGB begrenst met ingang van 2006 de premievrije opbouw van pensioen tijdens arbeidsongeschiktheid op maximaal 70%. De premievrije pensioenopbouw staat in verhouding tot het percentage arbeidsongeschiktheid. Blijft men gedeeltelijk werken dan wordt over het loon uit de dienstbetrekking gewoon pensioen opgebouwd en pensioenpremie betaald. De opgebouwde rechten tot en met 31 december 2005 blijven intact.
KORT INDEXATIE PENSIOENREGELING
pag 6
Indexatie in de vernieuwde pensioenregeling blijft voorwaardelijk HET PGB WIL HET FINANCIËLE BELEID VAN HET PENSIOENFONDS MET INGANG VAN 2007 ZÓ GAAN INRICHTEN DAT EEN DEKKINGSGRAAD BEREIKT ZOU KUNNEN WORDEN, WAAROP NAAR VERWACHTING VOLLEDIGE INDEXATIE MOGELIJK IS. VOOR BESLUITVORMING OVER HET FINANCIËLE BELEID IS OP BASIS VAN EEN IN 2005 UITGEVOERDE STUDIE EEN RICHTLIJN OPGESTELD. HET BESTUUR ZAL, NA OVERLEG MET DE DEELNEMERSRAAD, AAN DE HAND VAN DE RICHTLIJN JAARLIJKS BLIJVEN BEOORDELEN OF DE PENSIOENEN KUNNEN WORDEN AANGEPAST. DE INDEXATIE VAN DE PENSIOENEN IN DE GRAFIMEDIA BLIJFT DUS VOORWAARDELIJK.
Voor 2006 heeft het PGB de pensioenen weer kunnen indexeren met 1%. Het jaar daarvoor was er echter voor het eerst sinds lange tijd geen sprake van indexatie. Dat had vooral te maken met de naderende invoering van de nieuwe Pensioenwet. In de wet is ook een nieuw Financieel Toetsingkader opgenomen. Pensioenfondsen krijgen daardoor te maken met striktere regels. Zo moeten fondsen extra financiële reserves opbouwen; de kans dat het pensioenfonds in een jaar niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, mag niet groter zijn dan 2,5%. Voor pensioenfondsen betekent dit, dat zij meer geld moeten reserveren om tegenvallers in met name de beleggingssfeer op te kunnen vangen. De dekkingsgraad (dat is de verhouding tussen het vermogen van het fonds en de verplichtingen aan deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden) zou voor de meeste pensioenfondsen bij de huidige rentestand moeten uitkomen op ongeveer 130%. Die 130% is volgens de overheid, gezien de beleggingsrisico's, alleen al nodig om de opgebouwde pensioenen te kunnen uitbetalen. Voor iedere voor pensioen uit te keren euro moet dus minimaal € 1,30 in kas zijn. Als een pensioenfonds de pensioenrechten jaarlijks ook op peil zou willen houden door te indexeren, moet er nog meer geld in kas zijn. BENODIGD VERMOGEN AFHANKELIJK VAN HOOGTE RENTE Het vermogen dat nodig is om de pensioenen uit te kunnen keren, is in het nieuwe Financiële Toetsingskader ook afhankelijk van de hoogte van de rente; bij een lage rente is meer vermogen benodigd. Een eenvoudig voorbeeld maakt dat duidelijk. Stel, u wilt sparen voor een auto van
€ 10.000 en u kunt jaarlijks € 1.000 opzij leggen. Als u rekent op 4% rente dan kunt u zelf ongeveer nagaan hoe lang u zou moeten sparen: dat is 8 jaar en 7 maanden. Als de rente ondertussen echter daalt naar bijvoorbeeld 2% is het voor iedereen duidelijk dat u of meer moet gaan inleggen of langer moet doorsparen. Of een hoger rendement moet zien te behalen. Met pensioen is het niet anders. INDEXATIE BELANGRIJK ONDERDEEL VAN PENSIOEN Cao-partijen hebben afgesproken dat zij werknemers een pensioenregeling willen bieden waarbij indexatie in principe voor 100% mogelijk is. Hiermee onderstrepen werkgevers en werknemers hoe belangrijk het is om het pensioen in de toekomst te kunnen indexeren. Het wel of niet indexeren bepaalt voor een belangrijk deel de kwaliteit van het pensioen. De grafiek 'ontwikkeling pensioen (met en zonder indexatie)' laat dat ook zien. Grafiek 'ontwikkeling pensioen met en zonder indexatie' Het pensioen bestaat uit twee bestanddelen: een onvoorwaardelijk opbouwdeel en een voorwaardelijk indexatiedeel. In de vernieuwde pensioenregeling wordt jaarlijks 1,75% opgebouwd van het pensioengevende salaris. Deze pensioenrechten zijn onvoorwaardelijk. Het pensioenfonds betaalt ze in principe altijd uit. Het pensioenfonds past de rechten jaarlijks aan als het bestuur vindt dat daarvoor financiële ruimte is. Aan deze jaarlijkse aanpassing (indexatie) worden dus voorwaarden verbonden. De grafiek laat zien hoe het opbouwdeel zich verhoudt tot het indexatiedeel in het fictieve geval van jaarlijkse volledige indexatie van 1,9%.
KORT INDEXATIE PENSIOENREGELING
pag 7
Toelichting: Stel dat een werknemer in het eerste jaar € 100 aan pensioen opbouwt en dat daarna de opbouw weer stopt. In het eerste jaar bestaat het pensioen dan voor 100% uit wat de werknemer zelf heeft betaald. In het tweede jaar bestaat het pensioen uit een opbouwdeel en een indexatiedeel, als er ten minste ruimte is voor indexatie. Het pensioen bestaat dan uit 98,1% eigen opbouw en 1,9% op grond van de verleende indexatie. Wanneer jaarlijks volledige indexatie wordt toegekend verdubbelt de waarde van het opgebouwde pensioen naar verwachting in 37 jaar. Als de werknemer dan met pensioen zou gaan, is 50% van het pensioen zelf opgebouwd en 50% is tot stand gekomen door de indexatie. Naarmate het pensioen vervolgens langer wordt uitbetaald, wordt het belang van indexatie steeds groter.
FINANCIEEL BELEID EN DE DEKKINGSGRAAD Het bestuur kiest er voor het huidige voorwaardelijke karakter van de indexatieregeling in stand te houden. Jaarlijks wordt, in overleg met de Deelnemersraad, beoordeeld of indexatie mogelijk is. Het bestuur wil het financiële beleid van het fonds met ingang van 2007 zo inrichten dat een dekkingsgraad bereikt zou kunnen worden, waarop naar verwachting volledige indexatie mogelijk is. De streefdekkingsgraad voor het PGB is ongeveer 150%. Het fonds kan hiervoor verschillende middelen inzetten: het premiebeleid, het indexatiebeleid en het beleggingsbeleid. Voor de inzet van de middelen is aan de hand van een uitgebreide studie een richtlijn opgesteld. RICHTLIJN BESLUITVORMING INDEXATIE De richtlijn geeft inzicht in de mogelijkheden die het bestuur heeft om de ontwikkeling van de dekkingsgraad in maximaal 15 jaar te sturen naar het streefniveau. Met deze richtlijn is ingespeeld op de, als gevolg van het nieuwe Financiële Toetsingskader, gewijzigde omstandigheden. Bovendien krijgen werkgevers en werknemers door de richtlijn meer zicht op de mogelijke ontwikkelingen van de premie en indexatie. Het bestuur en de Deelnemersraad zien de openheid en transparantie over de financiële besluitvorming als één van de peilers van goed pensioenfondsbestuur. Op de volgende pagina staat een schema van de richtlijn voor de besluitvorming over premie-, indexatie- en beleggingsbeleid met ingang van 1 januari 2007.
PREMIE IN LIJN MET DEKKINGSGRAAD Voor 2006 wordt dezelfde richtlijn gehanteerd, zij het dat het premieniveau 2% lager ligt. Dat is mogelijk omdat de nieuwe Pensioenwet in 2007 ingaat. De premie voor 2006 is door cao-partijen vastgesteld op 16%. Om de financiële positie van het pensioenfonds verder te verstevigen wordt er naar gestreefd om vanaf 2007 de premie te gaan volgen die in het verlengde ligt van de dekkingsgraad van de richtlijn 2007. De premiebijdrage zou dan bij een huidige dekkingsgraad moeten worden vastgesteld op 18%. Door de hogere premie ontstaat er voor deelnemers en gepensioneerden in de toekomst meer zekerheid dat hun pensioenrechten en pensioenuitkeringen geïndexeerd kunnen worden. Over 40 jaar genomen, is er statistisch een hogere kans dat de rechten kunnen worden geïndexeerd. FORMULERING VOORWAARDELIJKE INDEXATIEREGELING VANAF 2006 De indexatie van aanspraken en uitkeringen wordt in de vernieuwde pensioenregeling voorwaardelijk verstrekt. Er is dus geen recht op indexatie en het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst indexatie zal plaatsvinden. Er is ook geen geld voor gereserveerd. Dat brengt met zich mee dat de pensioenaanspraken alleen dan kunnen worden aangepast als het bestuur vindt dat de financiële middelen van het fonds daarvoor toereikend zijn. Als het bestuur, na overleg met de Deelnemersraad, oordeelt dat er ruimte is om de opgebouwde
KORT INDEXATIE PENSIOENREGELING
pag 8
aanspraken en pensioenuitkeringen van actieve deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden1 geheel of gedeeltelijk aan te passen, wordt de prijsindex (CPI afgeleid)2 gevolgd. Wanneer de dekkingsgraad het streefniveau heeft bereikt kan het bestuur besluiten tot het corrigeren voor de grafimedia loonindex en tot het geheel of gedeeltelijk inhalen van in het verleden gemiste verhogingen.
INDEXATIERICHTLIJN GEEN KEURSLIJF Voor de vraag of er voldoende middelen beschikbaar zijn om te indexeren en in welke mate, toetst het bestuur jaarlijks de dekkingsgraad aan de afgesproken richtlijn. De richtlijn is geen dwingend keurslijf. Het bestuur kan besluiten om in positieve of negatieve zin af te wijken als de omstandigheden daar, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, aanleiding toe geven. De richtlijn wordt in 2008 geëvalueerd.
Richtlijn besluitvorming indexatie 2007 Bij een dekkingsgraad van:
kan premie als volgt worden vastgesteld:
kan er als volgt worden geïndexeerd:
kan de beleggingsmix er als volgt uitzien:
vanaf 150% +
17,00%
100% grafimedia loonindex + inhaalindexatie
51% aandelen 12,5% onr. zaken 36,5% obligaties
van 140% tot 150%
17,00%
100% prijsinflatie
51% aandelen 12,5% onr. zaken 36,5% obligaties
van 130% tot 140%
17,50%
80% prijsinflatie
40% aandelen 12,5% onr. zaken 47,5% obligaties
van 115% tot 130%
18,00% werkgever 11% werknemer 7%
40% prijsinflatie
31% aandelen 12,5% onr. zaken 56,5% obligaties
van 105% tot 115%
19,50%
0%
22% aandelen 11% onr. zaken 67% obligaties
Toelichting: bij een dekkingsgraad van 135% zal de premie kunnen worden vastgesteld op 17.50%. Voor de vraag in hoeverre geïndexeerd zou kunnen worden, geeft de richtlijn aan dat 80% indexatie zou kunnen plaatsvinden. De deelnemer ontvangt in dat geval 80% van de prijsindex. Als de prijzen in een jaar met 1,00% stijgen, wordt het pensioen voor 0,80% gecorrigeerd. Als richtlijn voor de beleggingsportefeuille waarin het vermogen van het pensioenfonds belegd wordt, geldt een verdeling naar 40% aandelen, 12,5% onroerend goed en 47,5% in vastrentende waarden als obligaties. Daalt de dekkingsgraad in een jaar van 135% naar 125% dan stijgt de premie naar 18%, vindt in principe nog maar voor 40% indexatie plaats en wordt minder in aandelen belegd.
1. Het onderscheid tussen verschillende groepen deelnemers is met ingang van 2006 vervallen. 2. Deze index is gelijk aan de tot nu toe gebruikte index voor alle huishoudens zij het dat de index wordt gecorrigeerd voor de stijging van accijnzen en BTW.
KORT EVALUATIE GARANTIEFONDSREGELING
Garantiefonds vult voortaan aan tot percentage van het laatste brutoloon Evaluatie Garantiefondsregelingen in 2006 CAO-PARTIJEN HEBBEN BESLOTEN OM DE AANVULLING OP DE WW-UITKERING OF LAGER LOON UIT HET GARANTIEFONDS VOORTAAN TE BASEREN OP EEN PERCENTAGE VAN HET LAATSTE BRUTOLOON IN PLAATS VAN HET TOT NU TOE GEBRUIKELIJKE NETTOLOON. REDEN VOOR DEZE VERANDERING IS VOORAL VAN ADMINISTRATIEF TECHNISCHE AARD: EEN EENVOUDIGER ADMINISTRATIEVE VERWERKING. DE OMZETTING, DIE INGAAT VANAF 1 JANUARI 2006, VINDT VOOR UITKERINGSGERECHTIGDEN VRIJWEL KOSTENNEUTRAAL PLAATS. VERDER IS AFGESPROKEN DAT DE INKOMENSAFHANKELIJKE PREMIE VOOR DE ZORGVERZEKERINGSWET VOOR REKENING VAN DE WERKGEVER KOMT.
Voor werknemers die werkloos worden als gevolg van een reorganisatie, fusie of faillissement bestaat de mogelijkheid om een aanvulling te krijgen op een WW-uitkering. Ook als in dat geval een nieuwe baan gevonden wordt voor minder loon, kan op bepaalde voorwaarden een tijdelijke aanvulling tegemoet worden gezien. De hoogte en duur van de Garantiefondsuitkering zijn afhankelijk van de leeftijd van de werknemer en het aantal dienstjaren bij de laatste werkgever in de grafimedia branche. Er is een regeling voor werknemers die op het moment dat zij werkloos worden jonger zijn dan 57½ jaar en een regeling voor werknemers die op dat moment 57½ jaar of ouder zijn. Jonger dan 57½ jaar Voor wie jonger is dan 57½ jaar, wordt het inkomen (WW-uitkering of lager loon) vanaf 1 januari 2006 met 19% van het laatste brutoloon aangevuld. De werknemer komt daarmee uit op 89% van het brutoloon (was 95% van het laatste nettoloon). 57½ jaar of ouder Een werknemer van 57½ jaar of ouder heeft vanaf 1 januari 2006 ook recht op een aanvulling tot een bepaald percentage van het laatste brutoloon. Dat percentage is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer en de hoogte van het inkomen. Deze regeling komt in de plaats van het recht op
Garantiefonds vult aan tot: Bruto maandloon (excl. vakantietoeslag)
bruto aanvulling tot 61 jaar
bruto aanvulling vanaf 61 tot 65 jaar
Tot € 2.500 Vanaf € 2.500 tot € 3.500 Vanaf € 3.500
90% 88% 86%
86% 84% 82%
een aanvulling tot 95% van het nettoloon tot 61 jaar en het recht op een aanvulling tot 90% van het nettoloon van 61 jaar tot 65 jaar. Van de Garantiefondsregeling kan alleen gebruik gemaakt worden op verzoek van aangesloten werkgevers.
EVALUATIE Verder hebben werkgevers- en werknemersorganisaties afgesproken het gebruik en de effecten van de regeling in 2006 te willen evalueren, mede in het licht van voorgenomen wijzigingen in de WW.
pag 9
KORT SPAARLOON OF LEVENSLOOP
pag 10
Vanaf 2006 keuze tussen spaarloon of levensloop OP HET GEBIED VAN HET BEDRIJFSSPAREN VINDT MET INGANG VAN 2006 EEN AANTAL VERANDERINGEN PLAATS. NAAST DE BEKENDE SPAARLOONREGELING IS ER NU OOK EEN LEVENSLOOPREGELING. DEZE REGELING BIEDT DE MOGELIJKHEID OM FISCAAL VRIENDELIJK VIA DE WERKGEVER PER JAAR MAXIMAAL 12% VAN HET JAARSALARIS OPZIJ TE LEGGEN VOOR TUSSENTIJDS VERLOF OF VERVROEGDE PENSIONERING. DE LEVENSLOOPREGELING MAG OP GROND VAN DE WET ALLEEN WORDEN UITGEVOERD DOOR BANKEN, VERZEKERAARS EN TOEGELATEN INSTELLINGEN ZOALS BEHEERDERS VAN BELEGGINGSFONDSEN. WERKNEMERS KUNNEN KIEZEN WAAR ZIJ HUN LEVENSLOOPREGELING ONDERBRENGEN.
Werknemers kunnen jaarlijks kiezen voor spaarloon of levensloop.
KEUZE VOOR 1 JULI 2006 Elk jaar mogen werknemers kiezen voor de levensloopregeling of de spaarloonregeling. Dit eerste jaar echter mag een werknemer tot 1 juli 2006 wachten met het stopzetten van de spaarloonregeling en daarna toch aan de levensloopregeling deelnemen. Gezien de administratieve lasten voor de werknemer, werkgever en de uitvoerder lijkt het raadzaam om de keuze indien mogelijk toch zo snel mogelijk te maken. Wanneer een werknemer pas later in het jaar besluit tot deelname aan de levensloopregeling, dient de spaarloonbijdrage te worden teruggestort naar de werkgever. Dat bedrag beschouwt u vervolgens weer als loon.
KORT SPAARLOON OF LEVENSLOOP - NIEUWS
pag 11
Spaarloon en Levensloop vanaf 2006 Spaarloonregeling De werkgever draagt in principe voor iedereen die onder de grafimedia cao valt 1,05% van het brutoloon aan spaarloon af met een maximum van € 437 per jaar. De bijdrage wordt op een geblokkeerde rekening gezet. Werknemers kunnen er, op een aantal uitzonderingen na, 4 jaar niet over beschikken. In ruil daarvoor worden over het spaarloon geen belasting, sociale verzekeringspremies en premies voor de grafische fondsen betaald. En voor de geblokkeerde tegoeden geldt een extra vrijstelling voor de vermogensrendementsheffing. Levensloopregeling Met de levensloopregeling kunnen werknemers via hun werkgever jaarlijks maximaal 12% van het brutoloon opzij leggen voor verlof. Tot een maximum van 210%. Het spaargeld kan vervolgens, na toestemming van de werkgever, worden gebruikt om later gedurende kortere of langere tijd verlof op te nemen. Het levenslooptegoed kan ook worden benut om eerder te stoppen met werken. Over de inleg wordt geen loonheffing betaald. Wel premies werknemersverzekeringen. Bij opname van het geld wordt loonheffing ingehouden. Om de levensloopsregeling te stimuleren betalen werknemers als ze het geld opnemen minder belasting. Hiervoor wordt een extra heffingskorting ingevoerd van maximaal € 185 euro per ingelegd jaar. De overheid biedt ouders die ouderschapsverlof opnemen en deelnemen aan de levensloopregeling extra fiscale ondersteuning. Wie kiest voor levensloop ontvangt geen spaarloonbijdrage van de werkgever meer. De werkgever kan de 1,05% (met een maximum van € 437) gebruiken om het brutoloon te verhogen.
NIEUWS DEELNAME SPAARLOON BIJ WISSELING VAN WERKGEVER DOOR FUSIE, OVERNAME E.D. Op grond van de cao-spaarloonregeling draagt de werkgever jaarlijks voor grafimedia werknemers een (gemaximeerd) bedrag aan spaarloon af ter grootte van 1,05% van het maximum premieloon SGB (sv-loon/ 1,05). Een werknemer kan in een kalenderjaar slechts bij één werkgever spaarloon opbouwen. Daarbij moet bovendien voldaan worden aan de volgende twee voorwaarden: ● de werknemer is vanaf 1 januari van een jaar bij die
werkgever in dienst en ● die werkgever past vanaf die datum ten aanzien van
de werknemer de algemene heffingskorting toe. Als een werknemer na de eerste werkdag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt, kan hij of zij dus in principe niet gedurende dat jaar van de spaarloonregeling bij die werkgever gebruik maken. Onlangs heeft de staatssecretaris van Financiën besloten om hierop met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 een uitzondering te maken voor werknemers die een andere werkgever krijgen als gevolg van een fusie, een overname van een onderneming, een splitsing of een rechtsvormwijziging. Als hierbij sprake is van een voortzetting van de arbeidsvoorwaarden met alle rechten en plichten, kan de werknemer bij de nieuwe werkgever blijven deelnemen aan de spaarloonregeling, voor zover het maximum van € 613 per jaar nog niet is bereikt. Voorwaarde daarbij is dat de opvolgende werkgever kan aantonen dat de werknemer op 1 januari in dienst was van de opgevolgde werkgever en dat die werkgever de algemene heffingskorting toepaste op het loon van de werknemer. De GBF zal in haar administratie nagaan welke werknemers voor het jaar 2005 alsnog van de spaarloonregeling gebruik zouden kunnen maken en contact opnemen met de desbetreffende werkgevers.
OPNEMEN GEBLOKKEERD SPAARLOON OOK MOGELIJK VOOR KOSTEN KINDEROPVANG Het spaarloon dat op de geblokkeerde rekening staat, kan met ingang van januari 2005 ook worden opgenomen om de kinderopvangkosten te betalen. Er moet dan wel gebruik worden gemaakt van een kinderopvangplaats bij een geregistreerd centrum of van gastouderopvang dat geregeld is door een geregistreerd gastouderbureau. Het op te nemen spaartegoed bedraagt maximaal 1/6 van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten.
KORT ONLINE RAADPLEGEN EN MUTEREN VIA MIJNGBF.NL
pag 12
Werkgevers kunnen via MijnGBF.nl geregistreerde gegevens online raadplegen en muteren IN 2006 ZET DE GBF EEN AANTAL BELANGRIJKE STAPPEN OM DE ADMINISTRATIEVE LASTEN VAN WERKGEVERS VERDER TE REDUCEREN. NA BIJDRAGEN TE HEBBEN GELEVERD AAN PLATO EN VERZUIMEXPERT IS IN 2005 DE APPLICATIE MIJNGBF VOOR WERKGEVERS ONTWIKKELD. IN EEN BEVEILIGDE OMGEVING KUNNEN WERKGEVERS OP ELK MOMENT DE GEREGISTREERDE BEDRIJFS- EN WERKNEMERGEGEVENS INZIEN. INMIDDELS MAKEN AL MEER DAN 500 WERKGEVERS VAN DEZE MOGELIJKHEID GEBRUIK. OOK DE MUTATIEFUNCTIES ZIJN AAN DE APPLICATIE TOEGEVOEGD. ZO KUNT U OF UW ADMINISTRATIEKANTOOR STRAKS ONLINE WERKNEMERS AAN- EN AFMELDEN, DE DEELNAME AAN GRAFISCHE REGELINGEN DOORGEVEN EN DE JAAROPGAVE VERZORGEN. MIJNGBF VERVANGT DE PAPIEREN GEGEVENSUITWISSELING EN VORMT EEN WAARDEVOLLE AANVULLING OP PLATO.
Naar aanleiding van de groeiende vraag naar inzage in de actuele gegevens in de GBF-administratie, is voor aangesloten grafimedia werkgevers de beveiligde internetsite MijnGBF.nl ontwikkeld. Met deze nieuwe applicatie kunt u uw bedrijfs- en werknemersgegevens online raadplegen, downloaden en printen. Eventuele onjuistheden kunnen sneller worden gesignaleerd, waardoor de kwaliteit van de gegevens verder zal toenemen. Ook voor uw werknemers is het van belang dat zij goed zijn geregistreerd. Zij kunnen daardoor zonder problemen gebruik maken van de door de GBF uitgevoerde regelingen.
MIJNGBF VOOR PLATO-GEBRUIKERS Werkgevers die nu Plato gebruiken om hun mutaties en de jaaropgave door te geven, kunnen hiervan ook in de toekomst gebruik blijven maken. Via Plato kunt u alle noodzakelijke gegevens in één bewerking aan meerdere instanties zoals Belastingdienst, GBF en UWV aanleveren. Bij Plato ligt de nadruk op het realiseren van administratieve lastenverlichting. Het raadplegen van de onderliggende administraties bij de verschillende afnemers is echter niet mogelijk. Dat kan met MijnGBF wel. Daarom is MijnGBF een belangrijke aanvulling op Plato. U kunt nagaan of uw mutaties zijn verwerkt.
Werkgevers zijn sinds oktober 2005 gefaseerd geïnformeerd over het beschikbaar komen van de internetapplicatie. Inmiddels maakt al 20% van de werkgevers gebruik van de raadpleegfunctie. Het gebruiksnut en het gebruiksgemak worden door gebruikers goed gewaardeerd.
NIET PLATO-GEBRUIKERS Als u voor uw gegevensuitwisseling geen gebruik maakt van Plato, kunt u MijnGBF niet alleen gebruiken voor het raadplegen van gegevens. U kunt dan ook correcties en mutaties online doorvoeren en de jaaropgave verzorgen. De papieren jaaropgave en papieren mutatieformulieren behoren daarmee tot het verleden.
De mogelijkheid om te kunnen raadplegen is een belangrijke opstap in een verdere digitale gegevensuitwisseling tussen werkgevers, werknemers en de GBF. Inmiddels is werkgevers ook de mogelijkheid geboden om de gegevens te muteren. Zo kunt u of uw administratiekantoor bedrijfsgegevens indien nodig aanpassen, uw werknemers aanen afmelden, de deelname aan grafimedia fondsen regelen en de jaaropgave verzorgen. Werkgevers die al gebruik maken van de raadpleegfunctie zijn via e-mail geïnformeerd over het beschikbaar komen van deze nieuwe functies.
MEER INFORMATIE Als u ook van MijnGBF gebruik wilt maken, kunt u via www.gbf.nl een account aanvragen. De beveiliging en privacy zijn door middel van een wachtwoord gegarandeerd. U kiest de ingang op de homepage voor MijnGBF voor werkgevers, vraagt een gebruikersnaam en wachtwoord aan. Binnen 2 werkdagen ontvangt u op het aangegeven adres uw toegangscode en kunt u aan de slag. Indien u gebruik maakt van de diensten van een administratiekantoor is het ook voor dat kantoor mogelijk een eigen account aan te vragen.
KORT PRINCIPES PENSIOENFONDSBESTUUR
Principes voor goed pensioenfondsbestuur in de maak DE STICHTING VAN DE ARBEID HEEFT ONLANGS EEN VOORSTEL GEDAAN OM TE KOMEN TOT PRINCIPES VOOR GOED PENSIOENFONDSBESTUUR IN NEDERLAND. AAN HET VOORSTEL HEBBEN DE PENSIOENKOEPELS VERENIGING VAN BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDSEN EN STICHTING ONDERNEMINGSPENSIOENFONDSEN MEEGEWERKT. DE 'PRINCIPES' KOMEN IN DE PLAATS VAN AFZONDERLIJKE CONCEPTCODES, DIE DE KOEPELS EERDER HADDEN OPGESTELD.
Het voorstel voor invoering van Principes voor goed pensioenfondsbestuur moet de kwaliteit en de openheid van pensioenuitvoerders op een hoger peil brengen. Ook pensioenuitvoerders moeten antwoord geven op de vanuit de samenleving en de politiek gestelde vraag op welke manier het bestuur kan worden verbeterd. Het voorstel is op verzoek van de minister van SZW opgesteld door de Stichting van de Arbeid (STAR), het landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers.
VERANTWOORDING, INTERN TOEZICHT EN MEDEZEGGENSCHAP Het gaat de STAR vooral om de manier waarop pensioenfondsbesturen verantwoording afleggen aan belanghebbenden en om de manier waarop het interne toezicht en de medezeggenschap binnen pensioenfondsen zijn georganiseerd.
mers, gepensioneerden en werkgevers, die elk voor 1/3 deel hierin vertegenwoordigd zijn. Het is mogelijk dat dit orgaan naast of in plaats van de bestaande Deelnemersraad komt. Daarnaast geven de Principes nog algemene voorschriften voor bijvoorbeeld klachten- en geschillenprocedures, communicatiebeleid en deskundigheidseisen voor bestuursleden.
MEER TIJD NODIG Bestuur en deelnemersraad PGB hebben onlangs laten weten meer tijd nodig te hebben om op een verantwoorde manier invulling te geven aan de nieuwe Principes. Daarvoor zal overleg met de achterban van werkgevers en werknemers plaatsvinden. Verwacht wordt dat in de loop van 2006 meer duidelijkheid zal ontstaan. Via GBF Direct en onze website houden wij u op de hoogte.
In de oorspronkelijke code werd nog uitgegaan van een nieuw College van Belanghebbenden, dat onder meer belast was met het toezicht op het bestuur van het pensioenfonds. Binnen pensioenfondsen bestaat bezwaar tegen het benoemen van een extra toezichthouder. Ook vanuit het PGB is die mening indertijd kenbaar gemaakt. De kritiek heeft ertoe geleid dat nu de minder vergaande, maar niet vrijblijvende, Principes zijn uitgebracht. Pensioenfondsen krijgen meer mogelijkheden om het interne toezicht naar eigen inzicht in te vullen. Dat kan variëren van het instellen van een visitatiecommissie, die minimaal eens per drie jaar het functioneren van het bestuur kritisch bekijkt, tot het instellen van een afzonderlijk orgaan. Verder schrijven de Principes voor dat het bestuur verantwoording aflegt aan een Verantwoordingsorgaan. Dat college bestaat uit actieve deelne-
Huidig ´speelveld´zal worden beïnvloed door Principes voor goed pensioenfondsbestuur.
pag 13
KORT PREMIES EN PREMIELOONGRENZEN 2006
pag 14
Premies en premieloongrenzen voor de grafische fondsen per 1 januari 2006 DE PREMIES EN PREMIELOONGRENZEN VOOR DE GRAFISCHE FONDSEN VOOR 2006 TREFT U AAN IN DE ONDERSTAANDE PREMIETABEL. DE PREMIELOONGRENZEN ZIJN AFGELEID VAN HET MAXIMUM PREMIEDAGLOON VOLGENS DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN.
fonds
totaal percentages door werkgever verschuldigd
ASF/gezondheidszorg (ASF/GEZ)
0,35
1)
SGB
1,05
1)
FWG – dagbladjournalisten
3,50 6,20
– administratief personeel dagblad (APD)* – APD Aanvullingskas* – geboortejaren vóór 1950 – geboortejaren vanaf 1950
0,6 0,4
– overige deelnemers
6,20
Prepensioenovergangsregeling – dagbladjournalisten geboortejaren vóór 1950 geboortejaren vanaf 1950
168,00
n.v.t.
€
160,00
5)
1,40
5)
€
252,00
1)
3,10
2)
€
252,00
2)
€
252,00
1,80 5) n.v.t.
€
252,00
6,00
€ 168,00 € 48,81 € 119,19 € 12.691,00
1) 1)
4,50 5) n.v.t. 16,00
PGB-PCM – dagfranchise – max. pensioengrondslag – jaarfranchise
17,00
3)
6)
0,35
0,3 0,2
1)
2) 2)
3,10
5,67
3)
4)
6)
Werkgeverspremie ASF Niet elke werkgever is deze premie verschuldigd. Raadpleeg hiervoor de geldende cao's. * onder voorbehoud van akkoord cao-partijen
premieloongrenzen per dag €
1)
PGB – dagfranchise – max. pensioengrondslag – jaarfranchise
percentages werknemersdeel
€ 70,57 geen € 18.348,00
7)
KORT PREMIES EN PREMIELOONGRENZEN 2006
pag 15
Voor meer informatie, raadpleeg www.gbf.nl
fonds
percentages
Garantiefonds (ASF/GAR) Rekening Opleiding en Arbeidsmarkt (ASF/OPL) Rekening Opleiding en Arbeidsmarkt ZSO (ZSO/AO) Rekening Vakbondsactiviteiten (ASF/VAK) Fonds Zorgverlof (ASF/ZV) Regeling Kinderopvang Grafimedia Bedrijven – grafische – APD Dagbladjournalisten Rekening Vakbondsactiviteiten (DBJ/VAK) Rekening Kinderopvang Dagbladjournalisten (DBJ/KOV) Rekening Arboconvenant Uitgeverijbedrijf (DBJ/ARB) Aantal loondagen maandsalarissen week(periode)salarissen
0,40 0,26 0,26 0,10 0,00
1)
0,21 0,26
1)
0,04 0,50 0,00
5)
1) 1) 1) 1)
1)
5) 5)
premieloongrenzen per dag € € € € €
168,00 168,00 168,00 168,00 168,00
€ €
168,00 168,00
€ € €
252,00 252,00 252,00
: 260 : 260 of 265
1) over het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (ook wel genoemd loon sociale verzekeringen of brutoloon sv) 2) over brutoloon (onder brutoloon wordt hier verstaan het brutoloon na aftrek van eventueel op het loon van de werknemer ingehouden bedragen aan extra spaarloon, premie voor de AnwPlus-Verzekering en premie Pre-pensioen Plus Verzekering) 3) over pensioengrondslag 4) De dagfranchise wordt vastgesteld op basis van het aantal loondagen in het premiebetalingstijdvak (kalenderjaar). Het kalenderjaar 2006 telt 260 loondagen. De dagfranchise voor 2006 is dus € 12.691,00 : 260 = € 48,81. Afhankelijk van het aantal loonbetalingen in een jaar kan een werkgever met een afwijkend aantal loondagen worden geconfronteerd. In dat geval kan de werkgever in het kader van de premie-inhouding op het loon van de werknemer een afwijkende dagfranchise hanteren, namelijk de jaarfranchise gedeeld door het aantal loondagen in de onderneming. De nota's die de werkgever van de GBF ontvangt, zullen echter altijd geba-
seerd blijven op de vastgestelde dagfranchise van € 48,81. 5) Op jaarbasis over 12x (vaste fulltime bruto maandsalaris januari 2006 + inconveniëntentoeslagen + managementtoeslag(en)) x 1,08. Voor parttimers wordt dit loon gecorrigeerd door middel van het gemiddelde parttimepercentage over 2006. Voor werknemers die niet het gehele jaar in dienst zijn, dient dit fulltime jaarloon te worden gerelateerd aan het totale aantal loondagen, vallende binnen het dienstverband. 6) De standaardpremie voor PGB-PCM bedraagt 17% over de pensioengrondslag. Tijdelijk wordt in verband met een eerder ingediend Herstelplan voor het inlopen van een reservetekort, een premie geheven van 24%. Het werknemersdeel bedraagt 8%. 7) De jaarfranchise zal de komende jaren niet worden verhoogd tot het niveau van het wettelijk minimumloon is bereikt (in 2006 € 16.493). De jaarfranchise voor werknemers in dienst van Bohn Stafleu van Loghum BV is gelijk aan het wettelijk minimumloon.
KORT JAAROPGAVE GBF ONGEWIJZIGD
pag 16
Nieuwe loonaangifte maakt gegevensuitvraag pensioenuitvoerders en andere branchefondsen nog niet overbodig VANAF 1 JANUARI 2006 WORDEN WERKGEVERS GEACHT HUN LOONAANGIFTE DIGITAAL AAN TE LEVEREN BIJ DE BELASTINGDIENST. DE AANGIFTE VOOR PREMIES WERKNEMERSVERZEKERINGEN EN DE AANGIFTE LOONBELASTING EN PREMIES VOLKSVERZEKERINGEN WORDEN BOVENDIEN GECOMBINEERD. OMDAT PENSIOENUITVOERDERS EN ANDERE BRANCHEFONDSEN VOOR HUN ADMINISTRATIEVOERING GEGEVENS NODIG HEBBEN DIE NIET ONTLEEND KUNNEN WORDEN AAN DE GEGEVENS DIE U STUURT NAAR DE BELASTINGDIENST, BLIJFT VOORALSNOG EEN EXTRA GEGEVENSUITVRAAG NODIG.
De overheid is er veel aan gelegen om de administratieve lasten van werkgevers in Nederland te reduceren. In dat kader worden in 2006 belangrijke stappen gezet. Werkgevers krijgen met ingang van 2006 te maken met de verdere uitwer-
king van de Wet Walvis. De premie-inning voor de werknemersverzekeringen zal de Belastingdienst gaan verzorgen, de claimbeoordeling en uitkering blijven via het UWV lopen. Bij het opzetten van de nieuwe systematiek wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om premieloon, fiscaalloon en uitkeringsloon zoveel mogelijk gelijk te trekken.
CENTRALE POLISADMINISTRATIE Walvis bepaalt verder dat het UWV de komende jaren de hoogte van het uitkeringsdagloon met de gegevens uit een 'centrale polisadministratie' moet kunnen berekenen. Een extra uitvraag van gegevens bij het toekennen van een uitkering bij werkgevers zou daarmee overbodig worden. Werkgevers leveren hun gegevens aan aan de Belastingdienst en het UWV ontvangt vervolgens via de Belastingdienst de relevante gegevens voor de polisadministratie.
JAAROPGAVE EN PREMIE-INNING GRAFIMEDIA FONDSEN ONGEWIJZIGD De gegevens die u aanlevert bij de Belastingdienst zijn voor de grafimedia fondsen onvolledig. Daarnaast is het de komende jaren nog niet mogelijk om de beschikking te krijgen over de in de polisadministratie opgeslagen gegevens. Onderzocht zal worden welke mogelijkheden er in de toekomst zijn om gegevens zoveel mogelijk uit de polisadministratie te betrekken. Dan zal ook worden bepaald of het loonbegrip voor de grafimedia fondsen wordt aangepast. De jaaropgave van de GBF en de premieheffingssystematiek blijven dan ook vooralsnog ongewijzigd. U kunt de jaaropgave ook via MijnGBF.nl elektronisch doorgeven. Daarmee wordt ook een belangrijke bijdrage geleverd aan een verdere beperking van administratieve lasten voor werkgevers. Over de mogelijkheden en belang van MijnGBF.nl leest u elders in deze uitgave.
KORT NIEUWS
pag 17
NIEUWS PGB BESLUIT PENSIOENEN GEDEELTELIJK TE INDEXEREN Het bestuur van het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB) heeft, na een positief advies van de Deelnemersraad, besloten om de tot en met 2005 opgebouwde pensioenrechten en ingegane uitkeringen gedeeltelijk aan te passen aan de prijsindex. Het PGB kent een voorwaardelijke indexatieregeling. Op het moment dat het bestuur zijn besluit neemt over indexatie bedraagt de dekkingsgraad 126% (oktober 2005). De richtlijn voor indexatie, zie elders in deze uitgave, geeft aan dat bij een dekkingsgraad tussen de 115% en 130% gedeeltelijk (40%) kan worden geïndexeerd. De prijsindex bedroeg 1,55%, de daarvan afgeleide indexatie bedraagt dan 1,55% x 40% = 0,62%. De over de eerste 10 maanden van 2005 behaalde beleggingsresultaten zijn in vergelijking met voorgaande jaren relatief gunstig. Gezien deze resultaten en mede in aanmerking genomen het feit dat vorig jaar niet is geïndexeerd, heeft het bestuur besloten tot een eenmalige aanvulling op de indexatie volgens de richtlijn van 0,38%. De tot en met 31 december 2005 opgebouwde pensioenrechten en ingegane uitkeringen zullen daarom met ingang van 1 januari 2006 met 1,00% worden verhoogd.
Financiële positie PGB verbetert Uit het jaarverslag PGB 2004 blijkt dat de dekkingsgraad van het PGB is opgelopen van 119,1% eind 2003 naar 124,1 eind 2004. De dekkingsgraad geeft de financiële positie van het pensioenfonds weer; het vermogen wordt dan afgezet tegen de verplichtingen naar deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden. Voor het berekenen van de verplichtingen is nog uitgegaan van de vaste rekenrente van 4%. Die rekenrente is voorgeschreven op basis van het huidige financiële toezicht. Ondanks de verbeterde dekkingsgraad was er eind 2004 nog wel sprake van een reservetekort. Bij een reservetekort is er te weinig geld in kas om eventuele tegenvallers in de beleggingen in een worstcase scenario op te kunnen vangen. In een herstelplan bij een reservetekort geeft een pensioenfonds aan met welke maatregelen het reservetekort naar verwachting binnen een termijn van 15 jaar zal kunnen worden ingelopen. Het PGB heeft naar de toezichthouder De Nederlandsche Bank aangegeven dat geen aanvullend beleid nodig is om de achterstand te kunnen inlopen. Eind november 2005 bedroeg de dekkingsgraad op basis van een vaste rekenrente 130%. Er is geen sprake meer van een reservetekort; het herstelplan is daarmee niet langer nodig. Financiële positie onder nieuwe Pensioenwet Het nieuwe Financieel Toetsingskader dat vanaf 2007 zal gaan gelden, geeft aan dat de dekkingsgraad voortaan berekend moet worden aan de hand van de actuele marktrente en niet met een vaste rekenrente. De werkelijke dekkingsgraad van het PGB daalde op basis van die nieuwe rekenregels van 136% (eind 2004) naar 126% (oktober 2005). Bij een lagere rente is meer geld nodig om de verplichtingen in de toekomst na te kunnen komen. De verhouding tussen het vermogen van het fonds en de verplichtingen verslechtert daardoor. Wel blijft het fonds nog boven de minimum vereiste dekkingsgraad. Het jaarverslag vindt u terug op www.gbf.nl onder de Informatiebalie > Informatiemateriaal > Jaarverslagen.
KORT WIJZIGING STRATEGIE GBF
pag 18
GBF wijzigt strategie naar aanleiding van krimpende branche DE GRAFIMEDIA BRANCHE, DE GROOTSTE OPDRACHTGEVER VOOR DE GBF, MAAKT NOG STEEDS EEN MOEILIJKE PERIODE DOOR. VANAF 2001 IS DE BRANCHE AL MET RUIM 20% GEKROMPEN. DE GBF REAGEERT HIEROP MET EEN STRATEGISCHE HERORIËNTATIE. DE FOCUS LIGT DAARBIJ OP HET STRUCTUREEL VERBETEREN VAN DE EFFICIENCY, HET HERINRICHTEN VAN DE ORGANISATIE EN HET TOEWERKEN NAAR VERBREDING VAN DE BASIS VOOR BESTAANDE OPDRACHTGEVERS.
Verbetering efficiency en draagvlakverbreding: speerpunten voor komende jaren.
EFFICIENCYVERBETERING De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de grafimedia branche vertoont nog nauwelijks tekenen van herstel. De verwachting van het Kenniscentrum GOC is dat de neergang als gevolg van technologische ontwikkelingen en internationale concurrentie ook de komende jaren zal doorzetten. Om het niveau van dienstverlening tegen concurrerende tarieven te kunnen blijven leveren, heeft de GBF besloten tot een reorganisatie. De organisatie verwacht daardoor haar efficiency en effectiviteit structureel te kunnen verbeteren. Beoogd wordt een daling van de administratiekosten met 15%. Voor het pensioenfonds daalden de kosten per deelnemer in 2004 inmiddels al van € 80 naar € 75 per werknemer per jaar. Dit kostenniveau is relatief laag in vergelijking met andere pensioenuitvoerders. Structurele verbetering van de efficiency moet worden bereikt door verdergaande toepassing van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) en stroomlijning van de klantencontacten. Met ICT worden processen efficiënter ingericht en verder geautomatiseerd en geflexibiliseerd. Daardoor ontstaan ook meer mogelijkheden om producten en diensten voor klanten op maat samen te stellen. Vooral de toepassing van internettechnologie moet het serviceniveau in 2006 gaan verhogen. Elders in Direct leest u meer over de betekenis van MijnGBF voor werkgevers. Ook voor werknemers wordt in 2006 een toepassing ontwikkeld waarmee directe inzage in persoonlijke gegevens mogelijk wordt gemaakt.
REORGANISATIE Voor wat betreft de klantencontacten is ervoor gekozen om, gezien de toenemende complexiteit en de onderlinge samenhang van producten en diensten, de werkzaamheden van de huidige afdelingen Registratie, Verzekeringen en Uitkeringen over te brengen naar twee nieuwe afdelingen: Klantenservice en Administratie & Procesbeheer (A&P). Klantenservice Als werkgever heeft u met beide afdelingen te maken. Binnen de afdeling Klantenservice wordt toegewerkt naar één loket voor werkgevers en werknemers. U kunt daar terecht voor voorlichting, informatie en advies over de grafimedia regelingen en het aanvragen van offertes e.d. Ook de werkzaamheden van de 'Buitendienst' vallen onder deze afdeling. Afdeling A&P De afdeling Administratie en Procesbeheer, die gezien kan worden als backoffice, verzorgt de administratievoering en coördineert alle ondersteunende processen die daarmee samenhangen. Het gaat dan onder meer om de registratie van werkgevers- en werknemergegevens, het rechtenbeheer voor de grafimedia regelingen, het verzorgen van de uitkeringen en het applicatiebeheer. Voor informatie over deze processen heeft u contact met A&P. Medewerkers volgen daar waar mogelijk hun huidige werkzaamheden binnen de nieuwe afdelingen. Bestaande telefoonnummers blijven daardoor intact en u houdt veelal uw aanspreekpunt in onze organisatie. De GBF zal het contact met werkgevers verder ook gaan versterken; een accountmanagementteam zal zowel bestaande als nieuwe relaties vanaf 2006 gaan begeleiden.
KORT WIJZIGING STRATEGIE GBF - VERZUIMEXPERT
pag 19
De GBF wil de klanttevredenheid die tot nu toe gemiddeld boven de landelijke benchmarks scoorde, minimaal handhaven en indien mogelijk verder uitbouwen.
DRAAGVLAKVERBREDING Naast verbetering van de efficiency en effectiviteit, streeft de organisatie de komende jaren ook naar verbreding van het draagvlak. Er wordt prioriteit gegeven aan verbreding van de basis voor bestaande opdrachtgevers onder bedrijven en sectoren in grafimedia verwante markten. Door schaalvoordelen en synergie kunnen dan besparingen worden gerealiseerd voor alle opdrachtgevers. In 2005 besloten pensioenfonds PCM-uitgevers en een aantal kleinere bedrijven hun pensioen volledig bij PGB onder te brengen. De klantenkring van PGB groeide daarmee met ruim 7%.
Organisatie GBF vanaf 2006 Klantenservice werkgevers Nieuwe relaties:
Bestaande relaties:
aansluiting, acquisitie
informatie & advies, voorlichting, buitendienst, relatiebeheer
Klantenservice werknemers voorlichting, informatie & advies, uitbrengen offertes en verwerking aanvragen uitkering
Administratie & Procesbeheer registratie van bedrijfs- en werknemergegevens, grafimedia rechtenbeheer, verzorging uitkeringen, applicatiebeheer MijnGBF, Plato en VerzuimExpert
Met VerzuimExpert meer grip op ziekteverzuim GRAFIMEDIA BEDRIJVEN KUNNEN SINDS EEN JAAR GRATIS GEBRUIK MAKEN VAN VERZUIMEXPERT GRAFIMEDIA. DEZE INTERNETAPPLICATIE ONDERSTEUNT WERKGEVERS ONLINE IN HET GEHELE ZIEKTEVERZUIMTRAJECT. INMIDDELS WERKEN MEER DAN 400 WERKGEVERS MET VERZUIMEXPERT. VERZUIMEXPERT GRAFIMEDIA IS EEN AANVULLING OP PLATO1 EN KAN DUS OOK NIET GEBRUIKT WORDEN ZONDER AANSLUITING OP PLATO.
Nadat een werknemer met behulp van Plato is ziek gemeld, ontvangt de werkgever na één week verzuim automatisch bericht (per e-mail). In die e-mail zit een verwijzing naar VerzuimExpert waar een vooringevuld dossier van de medewerker is aangemaakt. VerzuimExpert biedt de werkgever verder digitaal ondersteuning in het gehele verzuimtraject volgens de Wet Poortwachter. Het programma informeert u over de stappen die genomen moeten worden. Het systeem bevat verder gestandaardiseerde, gedeeltelijk vooringevulde documenten zoals brieven, een plan van aanpak, reïntegratieverslagen e.d. Een andere belangrijke functie is dat u het verzuim- en reïntegratieproces zelf kunt aanpassen aan specifieke eigen wensen. Zo kunt u het voorzien van stappen en acties die alleen voor deze werknemer van belang zijn.
De uitgifte van gebruikersnamen en wachtwoorden en verdere ondersteuning worden verzorgd door de helpdesk VerzuimExpert. Wilt u meer weten over VerzuimExpertGrafimedia dan kunt u terecht op www.grafiplateau.nl. Voor meer informatie en aanmelding kunt u ook contact opnemen met de helpdesk VerzuimExpert 020-5418222 of
[email protected].
1. Plato is een internetapplicatie voor de aanlevering van personeels- en salarisgegevens aan Belastingdienst, UWV, GBF en andere uitvoeringsorganisaties. Van Plato maken inmiddels 1.100 grafimedia werkgevers gebruik. Landelijk gebruiken 40.000 werkgevers de applicatie. De procedure voor het aanmelden verloopt geautomatiseerd. Een werkgever kan zichzelf via de website www.cato-berichtendienst.nl aanmelden en ontvangt dan binnen een werkdag de toegangscode via aparte e-mails.
REDACTIEADRES GRAFISCHE BEDRIJFSFONDSEN T.A.V. GBF DIRECT POSTBUS 7855 1008 CA AMSTERDAM
E H C S I IJ
F A R
R D
E
G B
O F
F
TEL. 020 - 5 418 418
N E
FAX 020 - 6 442 911
S D
N
S
G B F
GBF DIRECT IS EEN UITGAVE VAN DE GRAFISCHE BEDRIJFSFONDSEN VOOR DE AANGESLOTEN (GRAFIMEDIA) WERKGEVERS. VRAGEN? U KUNT ONS ELKE WERKDAG VAN 8.00 TOT 17.00 UUR (VRIJDAG VAN 8.00 TOT 16.00 UUR) BENADEREN. VOOR MEER INFORMATIE KUNT U OOK TERECHT OP ONZE WEBSITE.
www.gbf.nl
NIEUWS
VPL-PROOF EN DE PENSIOENKIJKER.NL
JAAROPGAVE 2005
In december 2005 ontvingen alle werkgevers een brief van de Belastingdienst over de pensioenregeling. Werkgevers moeten de Belastingdienst laten weten of de pensioenregeling voldoet aan de eisen van de Wet Vut/prepensioen en introductie levensloop (VPL). De nieuwe pensioenregeling van PGB die start vanaf 1 januari 2006 is 'VPL-proof'. De Verklaring staat op de website van de GBF en is medio december ook naar werkgevers verstuurd. Werkgevers zullen door de tijdige aanpassingen niet geconfronteerd worden met een onnodige eindheffing over Vut- en pensioenpremies.
Eind december ontvangt u traditiegetrouw het verzoek de GBFjaaropgave in te sturen. Aan de hand van de jaaropgave worden jaarlijks na afloop van een boekjaar de definitieve premies vastgesteld. Daarna kunnen ook de juiste (pre)pensioen- en spaarloonrechten van uw werknemers worden geboekt. Graag ontvangen wij uw opgave dan ook zo snel mogelijk maar in ieder geval voor 3 februari 2006.
De Stichting Pensioenkijker is op verzoek van het Ministerie van Sociale Zalen en Werkgelegenheid in december 2005 een campagne gestart over Vut en (pre)pensioen en levensloop, speciaal gericht op de werkgever. Op de site van Pensioenkijker.nl vindt u een aparte rubriek voor werkgevers. Werkgevers kunnen hun pensioenkennis testen op de actiesite www.depensioenquiz.nl.
Aanlevering jaaropgave De GBF heeft net als de Belastingdienst, gezien de foutkans en efficiency, een sterke voorkeur voor digitale aangifte via internet. Met de gratis internettoepassingen Plato en MijnGBF kunt u of uw administratiekantoor de jaaropgave zowel als bestand als ook per werknemer aanleveren. Als u nog geen gebruik maakt van Plato en MijnGBF kunt u zich eenvoudig aanmelden via respectievelijk www.cato-berichtendienst.nl of www.gbf.nl. Eventueel is het mogelijk om uw gegevens op cd-rom, diskette of tape aan te leveren. Aanlevering op papier is niet meer mogelijk.
INFORMATIEBIJEENKOMSTEN VPL De GBF heeft voor werkgevers een aantal informatiebijeenkomsten georganiseerd. Op de agenda stond de uitwerking van cao-afspraken (Vut, pensioen en de levensloopregeling). Op 13 februari 2006 wordt nog een bijeenkomst georganiseerd bij de GBF in Amsterdam van 14.00 uur tot 16.00 uur. Als u belangstelling heeft om die bijeenkomst bij te wonen, volstaat een e-mail o.v.v. werkgever, locatie, voorkeurdatum en het aantal personen naar
[email protected]. De presentie VPL in pdf-formaat vindt u op www.gbf.nl onder de ingang Werkgever bij Branche, premie en nieuws > Nieuws> Informatiebijeenkomsten uitwerking VPL.
Mocht u nog vragen hebben over de aanlevering van de jaaropgave dan kunt u natuurlijk altijd bellen met de unit A&P/ Verzekeringsadministratie (020-5418170).