Wetenschapsknooppunt Erasmus Universiteit Rotterdam
Filosofie | Lenig worden in je hoofd Handleiding voor de leerkracht
2
1200 – Praagse miniatuur (kleine afbeelding in een boek) van een werkplaats voor manuscripten (geschreven boeken) waar de leerjongen Everwinus een bloemendecoratie schildert terwijl zijn leermeester Hildebertus zich omdraait zijn werk en schreeuwt tegen een muis die ervandoor gaat met de kaas. Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’van | Wetenschapsknooppunt EUR
Filosofie | Lenig worden in je hoofd Handleiding voor de leerkracht
W
ijsheid begint met Verwondering
2
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Woord vooraf Welkom bij het Wetenschapsknooppunt van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Wij organiseren activiteiten waardoor leerlingen van de basisschool kennismaken met wetenschap. Daarnaast begeleiden we leerkrachten om onze – op wetenschappelijke leest geschoeide – lessenreeksen uit te voeren op de eigen school. De pilot van het Wetenschapsknooppunt is in de periode 2009 – 2012 ondersteund door het ministerie van OCW in het kader van het landelijk excellentieprogramma basisonderwijs. Gedurende deze periode zijn er drie onderwijsarrangementen samengesteld voor meer- en hoogbegaafde leerlingen uit groep 7 en 8: Filosofie, Psychologie en Geneeskunde/ Gezondheidskunde. De onderwijsarrangementen zijn ontwikkeld door vertegenwoordigers van de partners van het Wetenschapsknooppunt EUR en zij beogen hiermee een bijdrage te leveren aan talentontwikkeling binnen het basisonderwijs. Deze handleiding hoort bij de lessenreeks Filosofie: ‘Lenig worden in je hoofd’. De eerste ervaringen met deze lessen zijn zeer positief. Mocht je bij het gebruik van deze handleiding nog vragen of opmerkingen hebben, dan kun je contact met op ons opnemen via de website: www.eur.nl/wetenschapsknooppunt Wij wensen je veel Filosofisch Denkplezier met de kinderen! Namens alle partners, drs. Karin G. Schreuder Projectleider Wetenschapsknooppunt EUR
3
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
4
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
inhoud pagina 03 Woord vooraf pagina 06 Werkwijzer pagina 09 Openingscollege Filosofie pagina 14 Les 1: Droom en werkelijkheid Wetenschapsfilosofie pagina 20 Les 2: Zeker weten! Wetenschapsfilosofie pagina 29 Les 3: Wie ben jij? Wijsgerige antropologie pagina 36 Les 4: Wat is de mens? Wijsgerige antropologie pagina 43 Les 5: Regels Ethiek pagina 49 Les 6: Dierproeven Ethiek pagina 55 Bijlages
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
5
Werkwijzer In deze werkwijzer vind je een aantal tips die van pas kunnen komen bij het Filosoferen met Kinderen.
De aard van een Filosofisch gesprek Het bijzondere van een filosofieles is dat deze ruimte biedt aan leerlingen om hun eigen gedachten te formuleren, die van klasgenoten te horen en in te zien dat er heel veel verschillende meningen en argumenten zijn die alle interessant kunnen zijn. Het onderzoeken van die verschillende perspectieven staat centraal. Een ander kenmerk van een filosofisch gesprek is dat er geen foute antwoorden bestaan. Dat verschilt behoorlijk van de meeste andere lessen op school. Het zal niet altijd makkelijk zijn voor de leerlingen: sommigen zullen het eng vinden om hun eigen mening te geven, anderen kunnen moeilijk stil zitten of vinden het juist lastig om naar anderen te luisteren.
De rol van de begeleider
6
De begeleider van het filosofisch gesprek met de kinderen heeft een belangrijke rol. Normaal heb je als leerkracht de taak om de kinderen te leren en vertellen wat goed is en niet goed is. Bij filosoferen met kinderen gaat het juist niet om het goede antwoord. Het gaat om de diversiteit in antwoorden, waarom je voor dat antwoord kiest, om vervolgvragen en om het onderzoeken van de verschillende meningen. Dat vraagt heel ander gedrag van de begeleider, namelijk: - Neutraal zijn, geen uitspraken doen over goed of fout. - Vervolgvragen stellen zodat het gesprek een niveau dieper gaat. - Herhalen wat een kind gezegd heeft om te checken of iedereen het goed begrepen heeft – meestal nodigt dit uit tot een vervolggedachte. - Stilte die valt de ruimte geven. Vanuit de stilte komen vaak nieuwe gedachten op. - De kinderen op elkaar laten reageren (in plaats van zelf te reageren) – zo kun je een kind ook vragen te herhalen wat iemand net gezegd heeft. - De structuur bewaken door geregeld de belangrijkste punten samen te vatten en de relatie met het thema van de les expliciet te maken. - Duidelijke feedback geven op gewenst en ongewenst gedrag van de kinderen.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Hiermee word je dus de begeleider van een denkproces en daarmee heb je de kern van de Filosofie te pakken.
Didactische tips Introductie Begin de les met duidelijke afspraken. Verzin gebaren die handig zijn om aan te geven wanneer je als leerkracht aan het woord bent, wanneer de kinderen en wanneer ze op elkaar kunnen reageren. - Zeg van te voren duidelijk dat er geen foute antwoorden bestaan – iedereen kan inbrengen wat hij/zij bij het onderwerp vindt horen. - Spreek af elkaar uit te laten praten en handhaaf deze afspraak goed tijdens de hele les. Filosoferen zonder te luisteren gaat niet. Gedurende deze reeks zullen de kinderen ook hun luistervaardigheden ontwikkelen. Als begeleider speel je een belangrijke rol in die ontwikkeling. Uitvoering van de les Zorg voor afwisseling tijdens de filosofieles. Na 20 minuten kringgesprek is het goed ze een opdracht te geven. Zoek zelf eventueel nog extra praktisch materiaal op zoals: filmpjes, foto’s, een ‘quote’ van een filosoof of een verhaal. - Probeer als leerkracht op de stille kinderen te letten en geef ook hen af en toe een beurt. Of kondig aan dat je straks bij ze terugkomt als ze niet direct een antwoord weten. - Laat je niet afleiden, een filosofisch gesprek met kinderen heeft soms een rap tempo en gaat makkelijk verschillende kanten op. Houd de aandacht van de kinderen gericht en zorg dat het gesprek steeds weer terug komt naar het centrale thema. - Zorg dat de kinderen niet blijven hangen in de sfeer van voorbeelden. Voor kinderen die niet gewend zijn om aan de hand van filosofische vragen te discussiëren, zijn voorbeelden uit hun eigen leefwereld hun enige houvast. De taak van de begeleider is dan om ze een klein beetje uit deze ‘comfort zone’ te trekken. - Zorg ervoor dat je de kinderen af en toe een compliment geeft.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
7
Afsluiting - Laat de kinderen de les samenvatten. - Vraag de kinderen of ze van mening zijn veranderd of niet. - Vraag de kinderen wat ze interessant vonden en wat ze willen onthouden van de les. Daar kun je bij de volgende les op inspelen. Zo leren de kinderen niet alleen van ons maar wij ook van hen.
Indeling van deze handleiding De reeks bestaat uit een openingscollege op de Erasmus Universiteit (locatie Woudestein) en 6 vervolglessen van een uur op school. Bij het openingscollege ben je bezoeker met de kinderen uit je groep; je hoeft zelf niets te doen. Wel staan er enige vragen en wat informatie in het werkboek van de kinderen en in deze handleiding zodat je het college nog kunt nabespreken met ze. De overige lessen zijn steeds op dezelfde manier beschreven: 1. Lesopzet op een overzichtspagina 2. Toelichting op de verschillende onderdelen 3. Verdieping, hier vind je een of meer van de volgende onderdelen: - Opmerkingen - Varianten - Achtergrondinformatie
8
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Openingscollege Filosofie Wat is een Universiteit? Klein Academisch Woordenboek Universiteit De hoogste school waar je naartoe kunt gaan. Als je na de basisschool Atheneum of Gymnasium hebt gedaan, kun je aan een universiteit gaan studeren. Student
Een leerling aan de universiteit noemen we student.
Bachelor Als je de eerste 3 jaar van een studie met succes afrondt, word je bachelor. Je behaalt dan je bachelor-examen. Master Als je daarna nog een jaar met succes studeert, word je master. Je behaalt je master-examen. Onderzoek Dat is wat mensen die aan de universiteit werken, doen: les geven aan studenten en onderzoek doen, steeds weer nieuwe wetenschappelijke vragen formuleren en die onderzoeken. & onderwijs Promoveren 4 jaar lang een probleem onderzoeken en er een boek over schrijven. Als het af is, mag je promoveren. Doctor Als je je promotie-onderzoek met succes hebt afgerond, word je doctor. Je mag dan dr. voor je naam zetten. Professor Een ander woord voor professor is hoogleraar. Als je heel hard werkt op de universiteit en nieuwe dingen onderzoekt, kan je professor worden. Dan mag je ook nog prof. voor je naam zetten. Toga met stola De toga is de lange zwarte mantel die een hoogleraar draagt bij bijzondere gelegenheden; de gekleurde sjaal heet een stola. De zwarte baret hoort ook bij dit kostuum. Pedel De pedel is de ceremoniemeester van de universiteit. De pedel heeft een stok met belletjes bij zich en geeft daarmee aan wat er moet gebeuren. Als de bel rinkelt moet iedereen zijn mond houden. Hora est Dat is Latijn en het betekent: Het is tijd. Als de pedel met de bel rinkelt en ‘hora est’ roept, is iedereen direct stil en het examen is voorbij.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
9
Weet je zelf het antwoord op deze vragen? Schrijf het erbij. 1.
Hoeveel mensen studeren er aan de Erasmus Universiteit?
antwoord: 2300 2.
Wat kun je allemaal studeren aan de Erasmus Universiteit?
: Rechten, Bedrijfskunde, Filosofie, Economie, Geschiedenis, Sociologie, Psychologie en Geneeskunde 3.
Hoe lang bestaan er al universiteiten in Europa?
: Zo’n 900 jaar; de eerste Europese universiteit werd in 1089 opgericht, in Bologna Italië. 4.
In welke taal kreeg je vroeger les aan een universiteit?
: Alles werd in het Latijn gedaan. 5.
In welke taal of talen krijg je tegenwoordig les aan de Erasmus Universiteit?
: Nederlands en Engels 6.
10
Uit hoeveel verschillende landen komen de studenten van de Erasmus Universiteit?
: Uit 100 verschillende landen. 7.
Wat wil je onderzoeken als je zelf wetenschapper bent?
:
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Wat is Filosofie? Filosofie is een Grieks woord en betekent letterlijk ‘liefde voor wijsheid’. - Filo = liefde - Sofie = wijsheid Wijs zijn is iets anders dan Slim zijn. Wat is het verschil tussen Wijs en Slim volgens jou?
slim: wijs: ij Filosofie gaat het om vragen stellen. En dan geen gewone, alledaagse B vragen maar Grote Vragen, zoals: Waarom leven wij? Of: Hoe zit de wereld in elkaar? Kun je zelf nog meer Filosofische Vragen bedenken?
:
11 e Franse filosoof René Descartes leefde in de 17e eeuw. Hij werd beroemd D door zijn stelling: Cogito ergo sum. Dat betekent ‘Ik denk dus ik ben’.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Het gedachte-experiment hoe-vragen
waarom-vragen
wat-vragen
wat-als-vragen
12
Wetenschappers stellen vooral hoe-vragen, zoals: - Hoe werkt een computer? - Hoe leren mensen spreken? - Hoe organiseren bijen zich? Om hoe-vragen te kunnen beantwoorden, doen wetenschappers observaties en experimenten. Bijvoorbeeld bijen verschillende soorten voedsel aanbieden en kijken hoe ze daar op reageren. Filosofen stellen ook vragen, maar dat zijn veeleer waarom-vragen en wat-vragen, zoals: - Waarom moet ik beleefd zijn? - Wat is rechtvaardigheid? - Wat is vriendschap? Om dit soort vragen te beantwoorden, doen filosofen een speciaal soort experiment: een gedachte-experiment. Bij de vraag ‘Wat is vriendschap?’ kan je beginnen door te kijken naar je eigen vrienden en je af te vragen welke eigenschappen gelden voor jouw vrienden. Het zou kunnen dat je twee goede vrienden hebt die bijvoorbeeld allebei piano spelen en dat je alles aan ze kan vertellen wat op je hart ligt. Vervolgens kun je gaan toetsen of deze eigenschappen echt belangrijk zijn door jezelf wat-als-vragen te stellen: - Wat als mijn twee vrienden geen piano zouden spelen? - Zouden het dan nog steeds mijn vrienden zijn? - Wat als ik aan mijn twee vrienden niet alles kon vertellen wat er op mijn hart ligt? - Zouden het dan nog steeds mijn vrienden zijn? Als je op de eerste vraag ‘ja’ antwoordt, dan weet je dus dat ‘piano spelen’ niet echt nodig is voor vriendschap. Als je op de tweede vraag ‘nee’ antwoordt, dan weet je dat ‘alles kunnen vertellen wat er op je hart ligt’ wel echt nodig is voor vriendschap. Door deze denkoefening krijg je steeds een iets beter antwoord op de vraag wat vriendschap is.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Wat kun je verwachten in de lessen Filosofie? In deze Leergang Filosofie gaan jullie samen nadenken over Belangrijke en nog Onbeantwoorde Vragen uit de Filosofie. Die Vragen zijn gekoppeld aan vakken die echte studenten aan de Erasmus Universiteit ook volgen. Dit zijn:
Filosofie begint bij verwondering
Theoretische Filosofie Bij theoretische filosofie onderzoek je wat kennis is: Wat kun je zeker weten en wat niet? En hoe weet je het verschil tussen dromen en wakker zijn? Wijsgerige Antropologie Binnen dit gebied onderzoeken we wat precies kenmerkend is voor mensen: Wat zijn de verschillen tussen mensen en dieren? En hoe belangrijk zijn die verschillen? Ethiek Ethiek gaat over de vraag hoe je moet leven: Wat is goed om te doen en wat niet? Wat zijn regels? En moet je die altijd volgen?
13
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
1 Droom en werkelijkheid 1.1 Lesopzet
14
Filosofisch domein Wetenschapsfilosofie Voorbereiding • Kringopstelling in de klas • Benodigde teksten verzamelen: - Het verhaal over woelmuis uit Welterusten, dierenverhalen over slaap en sluimer, Toon Tellegen (2010, blz. 18 t/m 21) - Het verhaal ‘Maar in werkelijkheid’ uit Dat is waar, een leesboek voor wie denkt dat hij niet denken kan, Menno Lievers (2003, blz. 44-52) Benodigde materialen • Filosofisch Werkboek voor de kinderen • Pen en Papier • Voorleesteksten van Toon Tellegen en Menno Lievers (zie hierboven) • Bord en stift • Duikbril of bril met gekleurde glazen Uitvoering 10 minuten Introductie • Warmmakertje: Is een banaan ook geel in het donker? • Verhaal van de woelmuis voorlezen • Inleidend gesprek over wakker zijn en dromen 10 – 35 minuten Kern • Filosofisch gesprek over ‘de werkelijkheid’ buiten ons • Tekstfragment(en) uit het verhaal van Menno Lievers • Gesprek over onze blik op de werkelijkheid • Hoe zit het nu met die banaan in het donker? 35 – 50 minuten Verwerkingsopdracht • Tekening of verhaal maken: de wereld vanuit het perspectief van... Afronding • Kinderen reflecteren op wat er besproken is. • Korte vooruitblik op les 2 over ‘weten’. Verder lezen - Lievers, M. (2004) Dat is waar, een leesboek voor wie denkt dat hij niet denken kan, De Bezige Bij - Pritchard, D. (2010). What is this thing called knowledge? (2nd ed., p. 185). London: Routledge. (Hfd 7) - Braeckman, A. (2006). Handboek wijsbegeerte. Leuven : - LannooCampus. (hfd 3.5) Descartes, R. (1989). Meditaties (1e meditatie) Boom, Meppel
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
1.2 Toelichting Doelstelling Centrale vragen in deze les zijn: - Wat is droom en wat is werkelijkheid? - Hoe is de wereld echt, is die voor iedereen hetzelfde? In het filosofisch gesprek staan deze vragen steeds centraal zodat aan het einde van de les: • de leerlingen in staat zijn verschillen tussen dromen en wakker zijn te benoemen • de leerlingen verschillen kunnen aangeven tussen een droom(wereld) en de werkelijkheid • de leerlingen hebben nagedacht en gesproken over de mogelijkheid dat de wereld er van verschillende perspectieven misschien wel heel anders uitziet (en waardoor dit komt). Introductie 1. Vraag de kinderen de eerste vraag van deze les te beantwoorden in hun Filosofisch werkboek. - Is een banaan ook geel in het donker? Later in de les kom je hierop terug. 2. Lees het verhaal van de woelmuis voor. De muis weet niet of hij slaapt of wakker is en probeert dit te testen, denkt het te weten, maar twijfelt dan weer. Het verhaal eindigt met dat de woelmuis ‘wakker wordt, of juist in slaap valt. Eén van beide’. 3. Breng een filosofisch gesprek met de kinderen op gang door hen de volgende vragen voor te leggen: - Weet je wanneer je wakker bent en wanneer je slaapt? - Hoe merk je dat? - Wat is het verschil tussen dromen en wakker zijn? Verwante vragen hierbij kunnen zijn: - Is een droom een deel van de werkelijkheid? - Of is de werkelijkheid één grote droom?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
15
4. Inventariseer de antwoorden of vraag een kind dat te doen. Schrijf een paar centrale begrippen op het bord en vraag de kinderen ook in hun werkboek enige kenmerken van dromen en wakker zijn op te schrijven. Kern 1. Verleg de discussie nu naar de vraag wat we kunnen weten van de werkelijkheid. Hiervoor is het behulpzaam een kort bruggetje te maken. Tot nu toe is het gesprek gegaan over het verschil tussen dromen en wakker zijn. Eén van de verschillen die wellicht nog niet duidelijk naar voren is gekomen, is dat de dingen die er in je droom gebeuren zich in je hoofd afspelen, terwijl als je wakker bent we er vanuit gaan dat de wereld buiten ons hoofd ook bestaat. De grote filosofische vragen die hierbij horen zijn: - Bestaat die wereld buiten ons hoofd en hoe ziet die er uit? - Is die wereld voor iedereen hetzelfde? 2. Lees het tekstfragment van Menno Lievers voor (zie pagina 55, bijlage 1). Leg ter illustratie een duikbril in het midden van de kring. 3. Breng daarna het gesprek op gang door de volgende vragen te stellen: - Ons spiegelbeeld in het water is verwrongen, hoe zien we onszelf? - Hoe zien we de wereld? - Hoe herkennen we Bas en Elsemieke? Eerst als gedaanten, dan als bekenden. - Hoe zien de vissen hun wereld, de onderwaterwereld? - Kunnen wij de onderwaterwereld zien? Hoe zouden wij die zien? Ogen open? Bril op? - Zwemmen de vissen in dezelfde werkelijkheid als wij?
16
4. Verdiep het gesprek door een of meer van de volgende vragen te stellen: - Denken jullie dat we allemaal hetzelfde zien? Waarom wel/niet? - Zien dieren ook kleuren? - Zien we allemaal dezelfde kleuren? - Zijn er alleen de dingen die wij zien en zoals wij ze zien of zijn er ook andere dingen? Een mogelijke conclusie is dat we allemaal in dezelfde werkelijkheid leven (of is het toch een droom?!), maar er allemaal op een andere manier naar kijken. 5. Aansluitend hierop kom je terug op de vraag van de banaan. Vraag de leerlingen hun antwoord op de vraag ‘Is een banaan ook geel in het donker?’ Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
nog eens te bekijken en hierop te reflecteren. Het zou kunnen dat de leerlingen op dit moment behoorlijk op de sceptische toer slaan en stellen dat alles relatief is. Bespreek in die context eventueel het onderscheid dat John Locke maakte tussen primaire en secundaire kwaliteiten (zie 1.3 Verdieping). Misschien bestaat de kleur van de banaan zoals wij hem zien ook niet echt in de wereld, maar de vorm van de banaan wel? Verwerkingsopdracht 1. Vraag de kinderen zich voor te stellen dat ze een dier zijn: de vis uit het verhaal van Lievers of je eigen huisdier. Fantaseer even met elkaar en vraag hen dan een tekening of verhaaltje te maken in het werkboek vanuit het perspectief van dit dier: Hoe ziet die de wereld? Afronding 1. Vraag de kinderen waar deze les nu over ging en wat ze ervan willen onthouden. 2. Vertel dat de volgende les over ‘weten’ gaat. Refereer aan het openingscollege waarin iets is gezegd over Descartes. Kan iemand zich nog herinneren wat er over Descartes gezegd werd? 3. Introduceer vervolgens Immanuel Kant (1724-1804), die ongeveer een eeuw later bekend werd met zijn kritiek op de werking van het menselijk verstand. Kants kenkritiek kan je speels beschrijven aan de hand van het volgende idee: We zien (en ervaren) als het ware alles door een ‘bril’ die we nooit af kunnen zetten. We kunnen daarom alleen weten hoe de werkelijkheid is ‘voor ons’ en niet hoe de werkelijkheid is achter die bril, ‘op zichzelf’. In de Achtergrondpagina’s kunnen de kinderen hier over lezen.
1.3 Verdieping Opmerkingen Indien leerlingen zich gaan afvragen wat het nut is om over de kleur van een banaan in het donker na te denken, kan je aandacht besteden aan de rol van dergelijke gedachte-experimenten. Vraag de leerling die er moeite mee heeft, of hij of zij kan uitleggen waarom hij/zij denkt dat het een onzinnige vraag
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
17
is. Vraag in de groep of iemand zou kunnen uitleggen of beargumenteren waarom het wel interessant is om over na te denken. Gaat het echt over de banaan, of staat er meer op het spel? Varianten Gebruik een gekleurde bril om het verdiepend gesprek goed op gang te brengen. De bril is een illustratie van het idee dat de werkelijkheid er anders uit kan zien. Laat de leerlingen eerst ervaren hoe anders de wereld eruit zou zien als je een grote roze bril op zet… En vervolgens: - Wat als onze ogen of onze hersenen ook een soort bril zijn, eentje die we misschien nooit af kunnen zetten? - Kunnen we dan weten hoe de wereld echt is? (met in het achterhoofd Kants kenkritiek). Je kunt ingaan op de vraag: - Kunnen dromen de werkelijkheid veranderen? Vervolgvragen daarbij zijn: - Waar komen de ingrediënten in je droom vandaan? Zijn die echt? - Droom je alleen wanneer je slaapt? - Kan een droom de werkelijkheid veranderen? En vice versa? NB De kans bestaat dat het gesprek hier een meer psychologische wending krijgt en zich verlegt naar de duiding van dromen.
18
Je kunt met de kinderen ook onderzoeken: - Wat is echt aan een droom? Vervolgvragen daarbij zijn: - Kun je kiezen waarvan je droomt? - Is een droom fantasie? - Wat is fantasie dan? - Zijn gedachten echt? - Zijn de dingen die we bedenken echt? Waarom wel/niet? - Kun je iets bedenken dat niet echt is?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
chtergrondinformatie John Locke (1632 -1704)
John Locke
primaire en secundaire kwaliteiten John Locke maakt in zijn bekende boek over de werking van het menselijk verstand ‘Essay concerning Human Understanding’ een onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten. De primaire kwaliteiten van een object zijn de vorm, de hardheid, het gewicht, het aantal en of het in beweging is of stilstaat. Er is volgens Locke geen reden te twijfelen of deze eigenschappen in de werkelijkheid net zo zijn als wij ze waarnemen. De secundaire kwaliteiten van een object zijn de kleur, de smaak, de geur, de temperatuur en hoe het klinkt. Deze eigenschappen zijn niet altijd hetzelfde. Ze zijn afhankelijk van bepaalde omstandigheden. De hypothese van Locke is dat deze secundaire kwaliteiten worden veroorzaakt door onderliggende primaire kwaliteiten van atomaire deeltjes.
Immanuel Kant (1724 -1804)
Imm a n ue l K a n t
de wereld ‘voor ons’ en de wereld ‘op zich’ Tijdens de openingsbijeenkomst hebben jullie iets gehoord over de Franse filosoof René Descartes. Hij was degene die concludeerde dat er ten minste één ding is dat we zeker kunnen weten wanneer we aan alles twijfelen: dat we bestaan. Een eeuw later kwam de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724 -1804) met een zeer interessante manier om na te denken over de verhouding tussen de wereld zoals wij die ervaren en de wereld op zichzelf. Om te begrijpen wat hij bedoelde zal het helpen een klein gedachte-experiment te doen: We kunnen ons voorstellen dat de wereld er anders uitziet wanneer we een bril met roze of blauwe glazen opzetten. Kant heeft lang nagedacht over de werking van onze zintuigen en onze hersenen en maakte de hypothese dat onze zintuigen en onze hersenen een soort ‘bril’ zijn die we nooit af kunnen zetten. We zien objecten in de ruimte, met kleuren en afmetingen en we ervaren alles in de tijd. Maar al deze kenmerken van onze ervaring vertellen ons alleen hoe de wereld voor ons is. Over hoe de wereld op zichzelf is, achter die bril, daar kunnen we volgens Kant helemaal niets van weten! De wereld zoals die voor ons is noemde Kant ‘de fenomenale wereld’, de wereld zoals die op zichzelf is noemde hij ‘de noumenale wereld’ . Kant ging er overigens van uit dat alle mensen eenzelfde soort ‘bril’ op hebben.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
19
20
2 Zeker weten! 2.1 Lesopzet Filosofisch domein Wetenschapsfilosofie Voorbereiding • Kringopstelling in de klas • Filmpje Bas Haring op digitaal schoolbord klaarzetten: - www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20071205_defilosoof01 • Kaartjes met stellingen kopiëren/maken voor de opdracht - Uitspraken voor op de kaartjes: blz 53 bijlage 2 Benodigde materialen • Filosofisch werkboek voor de kinderen • Pen en papier • Bord en stift • Kaartjes (ook een aantal lege kaartjes voor ideeën van de leerlingen) • Afbeelding optische illusie • afbeelding Einstein en citaat Uitvoering 0 – 10 minuten Introductie • Terugblik op de vorige les • Thema van deze les introduceren: Wat kunnen wij zeker weten? • Optische illusie 10 – 30 minuten Verwerkingsopdracht • Kaartjesspel met kennisuitspraken (in groepjes) • Kaartjes classificeren: zeker weten – niet zeker weten - ? • Daaromheen klassikale discussie 30 – 55 minuten Kern • Vervolggesprek over betrouwbaarheid van kennis (plenair) • Film Bas Haring over wiskundige zekerheid • Einstein: kennis en verbeelding (eerst in groepjes, dan plenair) • Uitleg van het gedachte-experiment in de wetenschap Afronding • De kinderen reflecteren op wat er besproken is. • Korte vooruitblik op de volgende les over ‘identiteit’. • De bijhorende thuiswerkopdracht uitleggen (oude foto van zichzelf meenemen).
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Verder lezen - Pritchard, D. (2010). What is this thing called knowledge? (2nd ed., p. 185). London: Routledge - Braeckman, A. (2006). Handboek wijsbegeerte. Leuven: LannooCampus - B. Dupré. (2008). 50 Inzichten Filosofie. Veen Magazines
2.2 Toelichting Doelstelling Centrale vragen in deze les zijn: - Wat kunnen we zeker weten en hoe komen we aan nieuwe kennis? In het filosofisch gesprek moet deze vraag steeds centraal staan zodat aan het einde van de les: • de leerlingen samen hebben nagedacht over welke dingen we zeker kunnen weten en wat het betekent iets (zeker) te weten. • de leerlingen door middel van een klassikale discussie (voorbereid in tweetallen) nagedacht hebben over de rol die verbeelding speelt bij het verkrijgen/vergaren van kennis. Introductie 1. Vraag de kinderen of ze kunnen vertellen waar de vorige les over ging. Wanneer blijkt dat leerlingen bij die les aan veel dingen zijn gaan twijfelen of kritisch zijn gaan nadenken, vertel dan dat het in deze les zal gaan om het ‘zeker weten’. 2. Laat de optische illusie op (op digibord of los vel; de afbeelding staat ook in het werkboek).
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
21
Stel hen hierover de volgende vragen: - Wat zie je? - Hoe lopen de lijnen? - Wat weet je van de lijnen? - Hoe kun je dat weten? - Wat doe je om het zeker te weten of te controleren? Verwerkingsopdracht 1. Vertel dat deze opdracht gaat over wat we zeker kunnen weten en wat niet. En ook over wanneer we iets zeker kunnen weten. 2. Verdeel de groep in twee- of drietallen (of laat dat de kinderen zelf doen) en geef ieder groepje een paar kaartjes met een uitspraak erop. 3. Maak in de kring (op de vloer) drie vakken: • vak 1 = dit weet ik zeker • vak 2 = dit weet ik niet zeker • vak 3 = ? 4. Vraag de kinderen in hun groepje te bespreken waar volgens hen de verschillende uitspraken op de kaartjes thuishoren. Belangrijk is natuurlijk waarom ze dat vinden.
22
5. Na ongeveer 5 minuten maak je het gesprek weer plenair: je nodigt een kind uit een kaartje in een van de 3 vakken te leggen. Daarna bespreek je klassikaal waarom dat wel of niet past. Vragen die je daarbij kunt stellen zijn: - Voor welk groepje was het duidelijk wat ze van de uitspraak op het kaartje vonden? - Waren jullie het eens in je groepje? Waarom wel/niet? - Wat vinden de andere leerlingen daarvan? - Is iedereen het daar mee eens? - Zijn er situaties te bedenken waardoor je toch misschien gaat twijfelen of je het zeker weet? - Benadruk dat ze het niet met elkaar eens hoeven te worden, maar dat ze hun mening wel moeten kunnen onderbouwen; waarom denk je dat?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Extra vragen om de discussie op gang te houden wanneer nodig: - Hoe weet je of hetgeen je van anderen leert wel waar is? - Kunnen je zintuigen je bedriegen? - Is de ene manier om aan kennis te komen meer betrouwbaar dan een andere manier? - Welke manier vinden we het meest betrouwbaar? Waarom? - Wat zou je kunnen doen om de betrouwbaarheid te vergroten? Extra mogelijkheid: laat leerlingen op blanco kaartjes zelf iets opschrijven waarvan zij denken dat andere kinderen ook zeker weten dat het waar is. Kern 1. De volgende vraag is hoe je aan nieuwe kennis kunt komen. Leid dit onderwerp in aan de hand van de volgende vragen: - Hoe komen we aan nieuwe kennis? - Hoe weten we of die kennis betrouwbaar is? - Hoe kun je de betrouwbaarheid vergroten? Als leerlingen er op uitkomen dat ze iets eigenlijk pas zeker kunnen weten op basis van ervaringskennis, stel dan de vragen: - Wat nu als je overal zelf achter moet komen? - Hoe kunnen we dat probleem ondervangen? Bas Haring: wiskundige zekerheid 1. Laat het filmpje (2 min) van Bas Haring zien waarin hij spreekt over de absolute zekerheid van wiskundige kennis: - www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20071205_defilosoof01 2. Bespreek het filmpje kort na. Het voorbeeld in het filmpje was misschien ingewikkeld en hoeven de kinderen ook nog niet te snappen. Wat Bas Haring aantoont is dat er een vorm van kennis is, wiskundige kennis, die altijd waar is en nooit meer verandert. Voor heel veel andere dingen geldt dat niet (zoals in het filmpje het voorbeeld van de rechtspraak, juridische kennis).
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
23
Verbeelding is belangrijker dan kennis
Albert Einstein (1879 - 1955) Einstein: kennis en verbeelding 1. L aat de afbeelding van Einstein zien (op digibord, los vel of in het werkboekje). Vraag:
- Wie is dat? - Wat weten de leerlingen over hem? Einstein was een groot wetenschapper die veel met wiskundige kennis werkte. Hij heeft veel belangrijke ontdekkingen gedaan (E = mc²) en grote invloed gehad op de ontwikkeling van de wetenschap. 2. Laat daarna de uitspraak zien: ‘Verbeelding is belangrijker dan kennis’. Sta met de leerlingen stil bij de term ‘verbeelding’. Vraag: - Wat versta jij onder verbeelding? - Is verbeelding hetzelfde als ‘fantasie’ of niet? Waarom?
24
3. Vertel dat dit een uitspraak van Einstein is. Het is ook een filosofische uitspraak. Nodig de leerlingen daarna uit om, gedurende een paar minuten, in dezelfde twee-/drietallen over deze uitspraak te praten aan de hand van de volgende vragen: - Wat bedoelde Einstein met de uitspraak ‘verbeelding is belangrijker dan kennis’? - Ben je het met de uitspraak eens? - Waarom wel of waarom niet?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Hulpvragen - Kan je beter fantaseren als je meer weet? - Heeft het wel zin om veel te kunnen fantaseren? - Wat gebeurt er met je als je helemaal niet kan fantaseren? 4. Rond dit onderdeel plenair af aan de hand van de volgende vragen: - Wat vonden de verschillende twee-/drietallen? - Heeft verbeelding ‘nut’? - Wat nu als je geen verbeelding hebt? - Kan je beter fantaseren als je meer weet? 5. Besluit dit onderdeel met de vaststelling dat verbeelding wel degelijk een rol speelt in de wetenschap. In de filosofie heet dit een gedachteexperiment. Afronding 1. Vraag de kinderen waar deze les nu overging en wat ze ervan willen onthouden. 2. Maak de kinderen attent op de Achtergrondpagina’s in hun werkboek waarin informatie is opgenomen over verschillende soorten kennis. 3. Vertel dat de volgende les gaat over ‘wie ben jij’? Voor die les moeten ze een oude foto van zichzelf meenemen, van toen ze ongeveer 4 jaar waren.
Logica brengt je van A naar B, maar met verbeelding kom je overal
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
25
2.3 Verdieping Opmerkingen • De leerlingen zullen langer door willen gaan met het spel, hou het tempo erin en hou de tijd in de gaten. Vertel de kinderen voordat de klassikale discussie van de kaartjes start dat niet alle kaartjes behandeld kunnen worden. • Het lijkt wellicht een volle les, maar de ervaring leert dat het heel goed te doen is, en dat de leerlingen het fijn vinden dat er meerdere ‘draaimomenten’ zijn. • Het zou kunnen dat de leerlingen (mede door de eerste les) wel heel snel geneigd zijn aan alles te twijfelen, of roepen dat we helemaal niets meer kunnen weten. Om de discussie op gang te houden is het goed ze aan te moedigen niet al te lang in volledige twijfel te blijven hangen. Vraag bijvoorbeeld wat het nadeel zou zijn van zulk soort twijfel, of waarom we in het dagelijks leven niet zo veel twijfelen…. • Het is ook een aanknopingspunt voor wat theoretische achtergrondinformatie. Benoem de filosofische houding als een sceptische houding en vertel wat over het scepticisme in de filosofie (voor informatie zie blz 28). • De extreme twijfel vinden sommige leerlingen best heftig. Indien mogelijk, probeer dan in de loop van de week nogmaals te reflecteren op de les. Varianten Er staan verschillende filmpjes over optische illusies. Kies bijvoorbeeld uit: - www.youtube.com/watch?v=laty3vXKRek&feature=related - www.youtube.com/watch?v=skotd6g7etU&feature=channel - www.youtube.com/watch?v=F9XlQ1IjmZU&feature=channel - Of de korte animatie 1+1= 2 van Wisebits: www.wisebits-academy.nl/is_1_1_altijd_2
26
Terugkoppeling naar de week ervoor aan de hand van de stelling: ‘Als je weet wat je ziet, zie je alleen maar wat je weet’. Eén van de dingen die bepaalt hoe we naar de werkelijkheid kijken is de kennis die we hebben. Wij weten nu van heel veel dingen hoe ze in elkaar zitten en hoe ze werken, we kunnen met microscopen naar hele kleine deeltjes kijken en we kunnen met behulp van computers allerlei modellen van de werkelijkheid bouwen om voorspellingen te testen. Als je meer kennis hebt, ga je anders naar de werkelijkheid kijken en er is nog zo veel meer te ontdekken! Het kan mooi en spannend zijn met de Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
‘wetenschapsbril’ naar de wereld te kijken, maar misschien zijn er ook allerlei dingen die je door die bril niet meer kan zien… Rol van twijfel De vragen over twijfel en de kritische geest behandelen aan de hand van het verhaal van de Stenengooier in het boekje ‘Wat je weet en wat je niet weet’ uit de reeks ‘Philo & Sophia, de kleine filosofen’ van Brigitte Labbé (2003), blz 23-29. Richt je in het filosofisch gesprek op de rol van twijfel. Wanneer is het goed te twijfelen, kan je te veel twijfelen? Indien er geen spontane vragen of voorbeelden komen kan deze vraag behandeld worden aan de hand van het verhaaltje over de stenengooier in Philo en Sophie. In dit verhaaltje komt een positief aspect van twijfelen naar voren. Philo gelooft niet dat het ijs sterk genoeg is wanneer een aantal oudere jongens hem dat vertellen en gaat daarom eerst testen of het wel zo is door stenen te gooien. Vragen hierbij zijn: - Wat gebeurt er in dit verhaaltje? - Wat vind je van Philo’s houding, zou jij hetzelfde hebben gedaan? - Wat als iemand twijfelt over iets dat jij ze vertelt? - Wanneer is het goed om te twijfelen, wanneer niet? Je kunt verder ingaan op de ‘kritische geest’ met de volgende vragen:. - Heeft het ook zin om na te denken over vragen waarop je het antwoord niet zeker kan weten? - Heeft elke vraag eigenlijk wel een antwoord? Kan iemand een voorbeeld bedenken? - Wat als we het in de discussie niet eens kunnen worden? Betekent dat dat het niet nodig is erover door te praten? …maar dan zijn er misschien wel heel veel dingen waarover we van tevoren al niet meer kunnen praten? - Waarom zou het belangrijk zijn toch te discussiëren over dingen die we misschien wel nooit zeker kunnen weten? Voer eventueel een kort kringgesprek over ‘soorten kennis’ en over de betrouwbaarheid daarvan. Toelichting op verschillende soorten kennis staat in het werkboek op blz 17 en in deze handleiding op blz 28. Welke rol speelt logica hierin? Leg de leerlingen bijvoorbeeld het volgende voor; A is groter dan B. B is groter dan C. Dus A is groter dan C. - Hebben de kinderen hier een ervaring voor nodig? - Is het nodig dit te bewijzen?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
27
chtergrondinformatie Het scepticisme Het scepticisme komt in vele gedaantes voor. De radicale varianten zijn de twijfel aan het bestaan van de buitenwereld en het solipsisme (de filosofische opvatting dat alleen het ik bestaat, terwijl al het andere in de wereld alleen uit het denken van het ik voortkomt).
Het pragmatisme Het pragmatisme is een reactie op het scepticisme. Een zeer beknopte (en ongenuanceerde) typering is als volgt: ´Iets is waar, wanneer het werkt.´ Het maakt dus niet uit of je nu wel of niet precies kan weten hoe de wereld in elkaar steekt, het gaat erom dat je kennis ‘werkt’.
Verschillende soorten kennis Weten dat Feitenkennis. Ik weet… dat de aarde rond is,… dat ik een vader en een moeder heb… dat er vier jaargetijden zijn in Nederland enz.
28
Weten hoe Kennis over hoe je iets kan maken, of hoe je iets moet doen, bijvoorbeeld ik kan fietsen, ik kan pianospelen. Ervaringskennis Weten hoe iets is, omdat je het zelf hebt meegemaakt, bijvoorbeeld hoe de kleur rood eruit ziet, hoe het voelt om in het water te zwemmen, of (maar is dat zo?) hoe het is om op de maan te staan. Ervaringskennis kan lijken op feitenkennis, maar is toch iets anders. Als een astronaut die op de maan is geweest aan een vriend vertelt: ‘als je op de maan loopt ben je veel lichter dan op aarde’, dan heeft de vriend iets geleerd over hoe het is om op de maan te lopen. Hij kan de zin herhalen en het aan iemand anders doorvertellen. Maar de vriend weet dan nog niet hoe het voelt. Hij kan zich er wel een voorstelling van maken, maar het is toch anders dan zelf op de maan te lopen…. Wiskundige kennis Logische kennis zoals definities en redeneringsvormen; die kun je bewijzen.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
3 Wie ben jij? 3.1 Lesopzet
Filosofisch domein Wijsgerige antropologie Voorbereiding • De leerlingen krijgen aan het eind van les 2 de opdracht om een oude foto van zichzelf mee te nemen. • Leerkracht beantwoordt zelf de vragen uit het Filosofisch Vriendenboekje (zie blz 30) Benodigde materialen • Filosofisch werkboekje (blz 19 -23 | het Filosofisch Vriendenboekje) Uitvoering 0 – 10 minuten Introductie • Wie ben jij? • Filosofisch gesprek over foto 10 – 25 minuten Kern • Uitleg over de opdracht om filosofisch vriendenboekje in te vullen. • Invullen Filosofisch Vriendenboekje. 25 – 50 minuten Filosofisch gesprek • Over Vriendenboekje • Herhaling van de hoofdvraag: Wat maakt jou wie je bent? Afronding De leerlingen vertellen wat ze leuk vonden aan de les en wat ze graag willen onthouden. Kort verhaal van Nietzsche als inleiding voor les 4 Verder lezen - Rob Wijnberg & Stine Jensen. (2010) Dus ik ben, De bezige Bij.
29
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Filosofisch Vriendenboekje voor de leerkracht Gecondenseerde versie van het filosofisch vriendenboekje, zoals dat in het werkboek staat. Vul het voor jezelf in zodat je het gesprek met de kinderen straks goed kunt begeleiden.
Plak hier je foto:
Over mijzelf mijn naam is
mijn geboortedatum is ik woon in
Mijn lichaam
ls mijn lichaam aan de buitenkant verandert, verander ik dan ook A aan de binnenkant? ja, omdat …
mijn favoriete kleur is nee, omdat … en dit wil ik ook nog zeggen over mezelf
Mijn gedachten
Zijn mijn gedachten anders dan mijn dromen, of zijn ze juist hetzelfde als mijn dromen?
Mijn wensen
30
Als de wensen die ik heb opeens heel anders zouden worden, ben ik dan nog dezelfde persoon? ja, omdat …
Over een minuut ben ik iemand anders. ja, omdat … nee, omdat …
Over een jaar ben ik iemand anders. ja, omdat … nee, omdat …
Wat maakt jou wie je bent?
nee, omdat …
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
3.2 Toelichting Doelstelling Centrale vragen in deze les zijn: - Wie ben jij? - Wat maakt jou wie je bent? In het filosofisch gesprek moeten deze vragen centraal staan zodat aan het eind van de les: • De leerlingen beseffen dat ‘zijn’ vaak ‘worden’ is. • De leerlingen begrijpen dat identiteit verandert. • De leerlingen hebben nagedacht over wat het betekent om ‘jou’ te zijn. Introductie 1. Introduceer het onderwerp door (ongeveer) het volgende te vertellen: Jullie hebben vandaag een foto bij je van toen je nog erg jong was. Dat is natuurlijk niet voor niets, vandaag gaan we onderzoeken wie je bent en wat jou maakt tot de persoon die hier vandaag in de klas zit. Wie ben ik? Waarschijnlijk heb jij je dat vast wel eens afgevraagd. En misschien heb je daar wel een antwoord op. Je geeft je naam en je leeftijd, wat je lievelingseten is en van welke popgroep je een fan bent. Maakt dat wie je bent? Je leeftijd bijvoorbeeld, bepaalt dat wie je bent? Om te zoeken naar mogelijke antwoorden, moeten we eerst bedenken wat jou, jou maakt! Dit gaan we doen aan de hand van een opdrachtje. 2. Vertel verder: Kijk eens naar de foto die je hebt meegenomen. Leerlingen die geen foto bij zich hebben kunnen ook meedoen. Zij kunnen denken aan een foto van zichzelf toen ze klein waren die ze thuis hebben liggen. 3. Bespreek de foto’s die de leerlingen hebben meegenomen en vraag hoe ze nu weten dat zij zijn wie ze zien op die foto. Ben jij die baby/peuter/kleuter? Hoe weet je dat? Ben je nu nog dezelfde als op die foto? Heb je dezelfde herinneringen als op die foto? Ter ondersteuning kun je de volgende vragen in je hoofd houden: - Wat zie je op de foto? - Wat is een herinnering? - Kun je het je herinneren dat je geboren bent? - Kun je herinneringen vergeten? En zijn ze dan niet meer deel van jou?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
31
- Als je ouder wordt en herinneringen gaat vergeten, ben je dan niet meer dezelfde? - Maken jouw herinneringen je wie je bent? 4. Vat het gesprek samen door de meest kenmerkende uitspraken nog eens te herhalen en eventueel op het bord te schrijven. Vraag aan de betreffende leerling of je het op deze manier goed hebt verwoord (‘Was dit wat je bedoelde?’) Hiermee beëindig je het eerste deel van het filosofisch gesprek. Kern 1. V ertel de kinderen dat ze een opdracht gaan maken: de leerlingen gaan een Filosofisch Vriendenboekje invullen. 2. V ertel aan de leerlingen dat ze voor het invullen van de antwoorden ongeveer 10 à 15 minuten de tijd hebben en dat ze die voor zichzelf – zonder met anderen te praten – invullen. Als ze ergens niet zo snel iets over kunnen bedenken, mogen ze die vraag overslaan en gewoon doorgaan met een volgende vraag.
32
De bladzijden lijken op een normaal vriendenboekje maar de onderwerpen die er op staan zijn net iets anders. De eerste onderwerpen zijn hetzelfde als een normaal vriendenboekje: plak een foto van jezelf op, je naam, geboortedatum, woonplaats en lievelingskleur. Deze vragen worden achteraf wel als filosofische vragen behandeld. Vervolgens wordt de vraag gesteld wat zij nog meer over zichzelf willen vertellen. Dit is interessant omdat de leerlingen daarmee zelf kiezen wat ze vertellen als ze zichzelf beschrijven, wat zij van belang achten. Hierna komen de echte filosofische onderwerpen: - Zijn mijn gedachten anders dan mijn dromen, of zijn ze juist hetzelfde als mijn dromen? - Als de wensen die ik heb opeens heel anders zouden worden ben ik dan nog dezelfde persoon? - Als mijn lichaam aan de buitenkant verandert, verander ik dan ook aan de binnenkant? - Over een minuut ben ik iemand anders. Ja, omdat: / nee, omdat: - Over een jaar ben ik iemand anders. Ja, omdat: / nee, omdat: 3. Als leerlingen het moeilijk vinden wat er precies staat, kunnen ze eerst nadenken over de betekenis van de centrale begrippen. De leerlingen stellen zichzelf dan de vraag: wat zijn gedachten, wat zijn dromen, wat zijn wensen? Vervolgens proberen zij de vraag te beantwoorden. Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
4. Loop tijdens de opdracht rond door de klas om te helpen en vertel de leerlingen dat het bij het invullen heel belangrijk is om te vertellen waarom ze iets vinden (want dan gaan ze echt filosoferen). 5. Vraag de kinderen na afronding van de opdracht in de kring te gaan zitten, met hun Vriendenboekje. Filosofisch gesprek 1. Leid het volgende deel van de les in door te vertellen: ‘Jullie hebben net wat antwoorden opgeschreven die te maken kunnen hebben met de vraag die we vandaag gaan onderzoeken. We gaan onderzoeken wie jullie zijn en hoe jullie geworden zijn wie je nu bent.’ 2. Bespreek de antwoorden uit het Vriendenboekje met de kinderen. Bedenk dat het een intieme aangelegenheid is waar niet alle kinderen vrijelijk over willen praten. Respecteer dit en stel indien nodig de vragen algemener. 3. Bespreek het eerste gedeelte aan de hand van de volgende vragen; Mijn naam: - Word je iemand anders wanneer je een andere naam krijgt? - Zijn mensen die dezelfde naam hebben hetzelfde als jou? - Ben jij altijd dezelfde jij? Mijn favoriete film, boek, of hobby’s: - Als je favoriete … verandert, ben je dan een ander? Extra informatie van de leerling: - Kan je uitleggen wie je bent? - Wat hebben de leerlingen gekozen om over zichzelf te vertellen en waarom? - Zijn die dingen belangrijk? 4. Bespreek dan de vragen over mijn gedachten, mijn wensen en mijn dromen. Geef leerlingen de beurt om te vertellen wat voor antwoord ze hebben gekozen. Of hun dromen wel of niet hetzelfde zijn als hun gedachten etc. Als alternatief kun je zelf een uitspraak doen en daar de kinderen op laten reageren, bijvoorbeeld: ‘dromen en gedachten zijn hetzelfde want ze zitten allebei in mijn hoofd’. Door je eigen antwoorden in het Vriendenboekje, heb je misschien nog meer uitspraken of observaties die je aan de kinderen kunt voorleggen. Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
33
Probeer altijd in te spelen op de antwoorden van de kinderen, door hun antwoord te herhalen (hebben we het goed begrepen?), er vervolgvragen over te stellen (waarom vind je dat?) en de bal door te spelen naar andere kinderen (wie ziet dat ook zo/anders?). Besteed ook aandacht aan wat voor de kinderen de betekenis is van de begrippen gedachten, wensen en dromen. 5. Gebruik indien gewenst de volgende vragen als inspiratie. Achter elke vraag hoort de toevoeging: waarom wel of niet? Over mijn gedachten: - Kun je ooit zonder gedachten zijn? - Kan je alles van jezelf weten? - Denk je anders als je droomt? - Zijn jouw gedachten, jouw gedachten wel? - Hoe ziet een gedachte eruit? Over mijn wensen: - Kun je aan de hand van een persoonlijke wens van iemand zien wat voor persoon diegene is? - Als je een wens voor iemand anders doet, verandert die andere persoon dan daardoor? - Als je wens uitkomt, ben je dan anders? Over mijn lichaam van zowel de binnenkant als de buitenkant: - Ben je een ander persoon als je aan de buitenkant verandert? - Word je iemand anders als je je arm breekt? - Word je iemand anders als je ouder wordt? - Ken je jezelf beter van binnen dan van de buitenkant? - Als door een operatie aan je uiterlijk de buitenkant verandert, verander je dan ook van binnen? Wat je wil zijn: - Ben je altijd dezelfde jij? - Ben je elke minuut iemand anders, of ben je steeds dezelfde? - Kun je altijd worden wat je wil zijn?
34
6. Sluit het gesprek af met een samenvatting van de belangrijkste punten die genoemd zijn. Leg de relatie met de 2 centrale vragen van de les van vandaag: - Wie ben jij? - Wat maakt jou wie je bent? (Wat is het belangrijkst voor wie je bent?) Hierbij ga je ook in op het lichaam: misschien is de binnenkant of juist de buitenkant belangrijk, en wat verandering en continuïteit voor betekenis hebben voor wie je bent. Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Afronding 1. Vraag de kinderen wat ze van deze les vonden en wat ze ervan willen onthouden. 2. Vertel dat de volgende les gaat over Wat is de mens? Je leest nu een verhaal voor dat vast wat stof tot nadenken geeft over dit onderwerp. Het verhaal is een voorproefje voor les 4. Dit verhaal is een versimpelde versie van het stuk van Friedrich Nietzsche. De ouderwetse en moeilijk woorden zijn vervangen zodat de leerlingen het beter kunnen begrijpen. Lees het verhaal toch rustig voor zodat de leerlingen het beter kunnen bevatten.
Het volgende verhaal komt uit een boek van de beroemde filosoof Friedrich Nietzsche. Nietzsche dacht ook na over wat de mens nou precies is en wat ons uniek maakt. In het volgende stukje vergelijkt hij de mens met dieren. Die vergelijking is ook het onderwerp voor de les van volgende week. Oorspronkelijke tekst is uit: Friedrich Nietzsche, over het nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven. Tweede traktaat tegen de keer (1874) p. 15
Tekst van Nietzsche: “Kijk naar de kudde die aan je voorbij graast, zij weet niet wat gisteren is, wat vandaag is, ze dartelt rond, vreet, rust, verteert, dartelt verder, en zo van de ochtend tot de avond, dag na dag, in haar lust en onlust kort aangelijnd aan het ogenblik en daardoor niet droevig en niet verveeld. Dit vindt de mens pijnlijk om te zien, omdat hij trots is op zijn mens-zijn en toch jaloers is op het geluk van het dier – want dat wil hij eigenlijk, net als het dier niet verveeld en zonder zorgen leven. Maar zijn willen is voor niets, omdat hij niet als dier wil leven. De mens vraagt het dier wel eens: waarom vertel je mij niet over je geluk en staar je me alleen maar aan? Het dier wil ook wel antwoorden en zeggen: dat komt omdat ik altijd meteen vergeet wat ik wil zeggen – maar dan vergeet het dit antwoord ook al en zwijgt, zodat de mens zich erover verwondert. Maar hij verbaast zich ook over zichzelf, omdat hij niet kan leren vergeten en altijd maar aan het verleden vastzit. Hoe ver, hoe snel hij ook loopt, de keten loopt mee. Het is een wonder: het ogenblik, een oogwenk aanwezig, in een oogwenk voorbij, ervoor is het niets, erna niets, keert toch nog als spook terug om de rust van een later ogenblik te verstoren. Steeds weer raakt een blad los uit de boom van de tijd, valt eruit, dwarrelt weg – en dwarrelt plotseling weer terug in de schoot van de mens. Dan zegt de mens: ‘ik herinner mij’, en hij is jaloers op het dier dat meteen vergeet.”
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
35
4 Wat is de mens? 4.1 Lesopzet
36
Filosofisch domein Wijsgerige antropologie Voorbereiding • Filmpje op digitaal schoolbord klaar zetten - w ww.youtube.com/watch?v=btuxO-C2IzE of Youtube zoekterm ‘Christian the lion’ (duur filmpje 2:32) • Eventueel: foto’s op internet zoeken en klaar zetten. - Google afbeeldingen ‘Christian the lion’ • Kaarten voor discussie uitknippen (zie bijlage 3 blz 59 en 60, deze kaarten kunnen geplastificeerd worden als de leerkracht daar de mogelijkheid toe heeft) Benodigde materialen • Filosofisch werkboek • Digibord om filmpje en foto’s te laten zien • Computer met internet (youtube) • Kaarten met stellingen voor discussie Uitvoering 0 – 10 minuten Introductie • Terugblik op vorige les • Introductie op onderwerp en ‘wijsgerige antropologie’ • Filmpje: Christian de leeuw • Koppeling met het verhaal van Nietzsche 10 – 20 minuten Kern • Filosofisch gesprek: Is de mens ook een dier? • Tekst over Frans de Waal (optie als verdieping, zie 4.3) 20 – 35 minuten Verwerkingsopdracht Discussie en vaardigheden ontwikkelen: 1. een mening van een ander kunnen begrijpen 2. anderen jouw mening kunnen laten begrijpen 35 – 55 minuten Afronding • De conclusies van de leerlingen worden herhaald • De leerlingen worden gevraagd of hun mening veranderd is na het gesprek en de discussie • Er wordt aan de leerlingen gevraagd wat ze leuk vonden aan de les en wat ze willen onthouden Verder lezen - Midas Dekkers. (2009) Piep!, Uitgeverij Contact.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
4.2 Toelichting Doelstelling De centrale vragen in deze les zijn: - Wat is de mens? - Is de mens een dier? In het filosofisch gesprek moet deze vraag steeds centraal staan zodat aan het eind van de les: • De leerlingen de mens op verschillende manieren hebben bekeken. • De leerlingen nagedacht hebben over de dierlijke kant van de mens en de rationele kant van de mens. • De leerlingen leren hoe ze een discussie kunnen voeren. Introductie 1. Vraag de kinderen wat ze van de vorige les onthouden hebben, wat ze interessant vonden. 2. Vertel vervolgens iets over de wijsgerige antropologie, het domein van de filosofie dat zich bezig houdt met de mens. Daarvoor kun je de volgende tekst gebruiken. Schrijf de onderstreepte woorden uit de tekst bijvoorbeeld op het bord, het zijn de kernwoorden en geeft de kinderen wat houvast bij het verhaal. Tekst Wijsgerige Antropologie In deze lessen stellen we de vraag: Zijn mensen ook dieren? Mensen kan je met dieren vergelijken, zoals wij vandaag doen, maar ook met heel veel andere dingen. Dit wordt in de filosofie gedaan om mensen beter te begrijpen. Mensen worden bijvoorbeeld ook wel eens vergeleken met machines of computers. Sommige filosofen zeggen dat mensenhersenen hetzelfde werken als computers. Als we hier over nadenken, houden we ons bezig met de filosofische antropologie. Dit is de stroming in de filosofie die over de mens gaat. Antropos betekent mens. Belangrijke vragen zijn daarbij: - Wat maakt de mens nu precies een mens? - Wat is er bijzonder aan de mens?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
37
Er zijn verschillende manieren om dit te onderzoeken. • Zo kan je, zoals wij vandaag doen, de mens vergelijken met niet-menselijke dingen. Zoals dieren, computers of de natuur. • Of je kan nadenken over of de mens naast een lichaam ook een ziel heeft. • Andere filosofen kijken meer naar de cultuur van de mens, hoe de mens leeft en hoe mensen met elkaar om gaan. • Sommige filosofen vinden taal het belangrijkst en zeggen dat taal de mens echt menselijk maakt. Met taal en de gesprekken die we voeren kunnen we bijvoorbeeld regels maken, iets waar de volgende lessen over zullen gaan. Zoals gezegd houden we ons vandaag bezig met mens en dier. De mens wordt ook wel ‘het rationele dier’ genoemd. Rationeel betekent dat je je verstand gebruikt, dat je heel goed nadenkt. Wanneer er wordt gezegd dat de mens een dier is, komt dit omdat ons lichaam hetzelfde werkt als dat van een dier, maar eigenlijk zijn wij heel anders. Wij denken over het leven na. De mens geeft bijvoorbeeld zin aan zijn leven, een dier niet. Maar is dat wel zo? Is er wel zo’n groot verschil tussen mens en dier? Dat onderzoeken we vandaag. Filmpje 1. Vertel over Christian de leeuw (tekst hieronder) en laat eventueel foto’s zien. Op de foto’s op internet is duidelijk te zien dat de leeuw veel menselijke trekjes krijgt door de huiselijke en stedelijke omgeving. Je kunt ook alleen het verhaal vertellen en het filmpje laten zien.
38
Tekst Christian de leeuw In het jaar 1969 waren er twee mannen die in een winkelcentrum in Engeland een klein leeuwtje kochten, zij noemden hem Christian. Christian woonde met zijn baasjes in een huis in Londen tot hij één jaar oud was. Tegen die tijd was Christian al erg groot geworden. Christian had een heel ander leven dan zijn soortgenoten. Hij mocht op de bank zitten, ging mee in de auto naar het strand en sliep zelfs soms met een kussentje onder zijn hoofd. Toen Christian één jaar oud was, werd hij toch wel heel groot. De baasjes besloten om hem vrij te laten in een natuurreservaat in Kenia, een land in Afrika. Toen ze in Kenia aankwamen werd duidelijk hoe erg Christian op zijn baasjes gesteld was, hij liep de hele tijd met ze mee en sliep ook bij hun (weer met een kussentje). Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Er was een grote mannetjesleeuw die ook in het wild werd vrijgelaten, Christian en de grote leeuw werden goede vrienden en de baasjes gingen terug naar Engeland. In het jaar dat volgde ging het erg goed met Christian, hij had nog maar weinig contact met mensen en leefde helemaal in het wild. Een jaar nadat de twee Engelse mannen Christian naar Kenia brachten, gingen zij hem weer opzoeken. Er werd hen verteld door de mensen in Kenia dat Christian helemaal verwilderd was en een eigen leeuwengroep had. Hij zou de mannen waarschijnlijk niet meer herkennen. Misschien zou hij ze wel aanvallen! Toch gingen de twee mannen naar Kenia om Christian te bezoeken. Zij zochten naar hem in het natuurreservaat en na heel lang zoeken vonden zij hem eindelijk. Wat denken jullie wat er gebeurde toen ze de inmiddels verwilderde Christian tegen kwamen? 2. Vertoon dit filmpje op het digibord: -w ww.youtube.com/watch?v=btuxO-C2IzE (duur 2:32) Zoekterm ‘Christian the lion’ Dit filmpje is met een Engelse tekst in beeld maar de duur van het filmpje is precies goed. De leerlingen kunnen naar de beelden kijken nadat je de tekst gelezen hebt (de tekst staat ook in het werkboek). Er zijn meer filmpjes over dit verhaal maar veel zijn iets te lang. 3. Bespreek met de kinderen wat zij denken dat er werkelijk gebeurde met Christian de Leeuw. 4. Maak vervolgens een koppeling naar het verhaal van Nietzsche (zie les 3, afsluiting). Volgens Nietzsche vergeten dieren juist snel en is de mens hier jaloers op. Zijn de leerlingen het daar mee eens? Dit gesprek is een overgang naar het kerngesprek, en mag dus niet te lang duren.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
39
Kern 1. Vertel dat we het verschil tussen mensen en dieren gaan onderzoeken. Stel in eerste instantie vragen over dieren, zoals: - Kunnen dieren met elkaar praten? - Kunnen dieren ons verstaan? - Hebben dieren emoties? - Kunnen dieren dromen? - Kunnen dieren denken? - Kunnen dieren ons verstaan? 2. Stel vervolgens vragen die gaan over de vergelijking tussen mens en dier, zoals: - Lijken dieren op mensen? Zijn er dingen die we hetzelfde doen? - Een mens heeft de vrijheid om keuzes te maken. Hebben dieren die vrijheid ook? - De filosoof Rousseau zegt dat de mens van nature goed is, geldt dat ook voor bijvoorbeeld een krokodil? - Zou de politie een dier moeten arresteren als die een moord pleegt? - Zijn dieren mensen en waarom wel of niet? - Zijn mensen dieren en waarom wel of niet? 3. Sluit het gesprek af door een samenvatting te geven van de belangrijkste punten die door de kinderen genoemd zijn. Verwerkingsopdracht Discussie en vaardigheden ontwikkelen 1. Vertel wat de bedoeling van de opdracht is. We gaan kijken of jullie: - een mening van een ander kunnen begrijpen - anderen jullie mening kunnen laten begrijpen
40
2. Verdeel de groep in groepjes van 6 – 10 personen. Geef iedere groep een kaartje met een stelling erop. 3. Deze stelling moet het groepje straks gaan verdedigen: door uitleg, goede voorbeelden en argumenten te geven. Hierdoor zal de andere groep flink moeten nadenken om een reactie te geven. Daag de andere groep uit met goede argumenten!
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
4. Geef duidelijk aan hoe de discussie wordt voorbereid en gevoerd: -5 minuten voorbereiding voor de discussie: argumenten, vragen en voorbeelden bedenken; - 3 minuten om deze punten op te schrijven in het werkboek (pagina 26 - 27) -2 minuten per groep om de stelling te verdedigen, de groep kiest 1 leerling die het woord voert en eventueel 1 leerling die mag bijspringen als dat nodig is. - 5 minuten discussie tussen de verschillende groepen. Vertel ook dat je zelf als gespreksleider optreedt en wat de regels zijn om spreektijd te vragen tijdens de discussie. 5. Vraag na afloop van de discussie wat de conclusie is van de leerlingen. Is hun mening veranderd na de discussie? In welke zin? Geef de kinderen even de tijd om dat op te schrijven in hun werkboek. Algemene aandachtspunten Stel als begeleider zelf de groepen samen zodat er een goede mix is van stille en actieve kinderen. In een grote klas kun je 4 groepen maken (er zijn 4 stellingen), in een kleinere klas 2. Houdt bij de indeling geen rekening met het standpunt of de mening van de leerlingen. Het gaat er in deze opdracht juist om dat de leerlingen een gedachte kritisch en objectief kunnen bekijken en analyseren, ook al is het niet een gedachte of mening die zij onderschrijven. Misschien is hun eigen idee na deze opdracht wel veranderd? Tijdens de discussie zitten de groepen tegenover elkaar. Stellingen ter ondersteuning van de bewering: ‘De mens is eigenlijk een dier’: 1. De mens is een dier omdat het lichaam van een mens hetzelfde is opgebouwd als het lichaam van een dier. 2. De mens is een dier omdat de mens net als dieren emoties kan tonen en kan vertrouwen op zijn/haar instinct. Stellingen ter ondersteuning van de bewering:‘De mens is geen dier’: 3. De mens is geen dier omdat de mens een boek kan lezen en een gesprek kan voeren en een dier niet. 4. De mens is geen dier omdat een mens weet wat hij of zij doet, daar denkt hij/zij van te voren over na.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
41
4.3 Verdieping
De tekst hiernaast is ook opgenomen in het werkboek. Je kunt hem de leerlingen zelf laten lezen of hem voorlezen. De tekst biedt een nieuwe ingang over het onderzoek naar de verschillen tussen mens en dier en heeft een relatie met les 1 en 2: hoe kan je weten of iets werkelijk zo is? Met andere woorden: Is de spiegeltest betrouwbaar? Hoe kan je dat weten? Welke andere manieren zou je kunnen bedenken om te testen of dieren nadenken?
Tekst over Frans de Waal en de spiegeltest Frans de Waal is een bioloog en filosoof die zegt dat mensen ook dieren zijn. Hij probeert dit te bewijzen door te laten zien dat dieren ook over zichzelf nadenken, ook relaties (zoals vriendschappen) hebben en zich kunnen verplaatsen in het gedrag van andere dieren (elkaar kunnen begrijpen). Dit zijn allemaal eigenschappen waarvan vaak wordt gezegd dat alleen mensen dat kunnen. Om te bewijzen dat dieren dat ook kunnen, doet Frans de Waal de spiegeltest. Bij die spiegeltest wordt gekeken of dieren zichzelf herkennen in de spiegel. Als ze zichzelf herkennen in de spiegel dan moeten ze ook wel over zichzelf nadenken, net als mensen, zo vindt De Waal. Bij de test wordt er een stip op de vacht of huid van een dier geplakt of getekend. Vervolgens wordt er een spiegel voor het dier neergezet. Als het dier zichzelf herkent, ziet hij de stip, kijkt ernaar, ziet dat die niet op hem thuis hoort en probeert hem weg te vegen. Hij begrijpt dan dat die stip op hem zit, hij weet dat hij zichzelf in de spiegel ziet. (Het dier kan de stip niet voelen of ruiken!). Sommige dieren, zoals apen of dolfijnen blijven inderdaad naar de stip kijken en proberen de stip te verwijderen. Hele jonge kinderen kunnen niet zo goed over zichzelf nadenken, die weten nog niet wie ze zijn. Als kinderen ongeveer 2 jaar oud zijn, beginnen ze te begrijpen dat zij iemand zijn. Als ze zo oud zijn beginnen ze ook ‘ik’ te zeggen en herkennen ze zichzelf in de spiegel. Ze zien dat zij het zijn in de spiegel. Daarom denken sommige wetenschappers dat het ook zo werkt bij dieren.
42
Maar helaas hebben we hiermee niet het probleem opgelost. Want andere wetenschappers geloven niet dat Frans de Waal gelijk heeft. Want wie zegt dat de dieren zichzelf wel herkennen? Je kan het ze toch niet vragen! Om in de spiegel te kijken heb je alleen maar je ogen nodig, maar bij dieren werkt dat heel anders. Die gebruiken hun neus of oren veel liever en vaker! Nu weten we het dus eigenlijk nog steeds niet. Is de mens nu een dier of niet?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
5 Regels 5.1 Lesopzet
Filosofisch domein Ethiek Voorbereiding • Kringopstelling in de klas • Filmpje klaarzetten - www.schooltv.nl/beeldbank/clippopup/20100317_columnverzorgingsstaat08 • Fresco van Rafael: De Atheense school - swastika-info.com/images/europa/italian/raffael_school.jpg • Portret van Kant - nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Immanuel_Kant_(painted_portrait).jpg • Portret van Plato - w ww.lerenfilosoferen.nl/wp-content/uploads/Plato-alias-Da-Vinci-School-van-Athene-Raphael1-241x300.jpg Benodigde materialen • Filosofisch werkboek • Pen en Papier, • Digibord en stift • Introductietekst over de Ring van Gyges (zie pagina 46) • Filmpje en afbeeldingen Uitvoering 0 – 10 minuten Introductie Fresco laten zien en toelichten Het verhaal van De ring van Gyges. Wat zou je doen als de ring van Gyges had? 10 – 30 minuten Kern • Filmpje… • Filosofisch gesprek voeren over regels. • Startvraag: Hoe zou de wereld zijn als er geen regels waren? 30 – 50 minuten Verwerkingsopdracht • Afbeelding van Kant • Toelichting op de categorische imperatief/gouden regel. • Toepassing van de categorische imperatief/gouden regel (kleine groepjes). Afronding Neem voor de volgende keer een foto mee van je huisdier of van een dier dat je leuk vindt.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
43
Verder lezen - Rob Bartels en Marja van Rossum. (2009) Filosoferen doe je zo, Budel, Uitgeverij DAMON bv. - Immanuel Kant.(2008) Fundering voor de metafysica van de zeden (inleiding, vertaling en annotaties: Thomas Mertens) Boom_Amsterdam. - Oscar Brenifier. Samenleven, Hoe doe je dat?, Uitgeverij Davidsfonds/infodok. (Filosofie voor kids) - Jan Bor en Errit Pettersma. (1995) De verbeelding van het denken, Uitgeverij Contact/Amsterdam/Antwerpen.
5.2 Toelichting Doelstelling Centrale vraag in deze les is: - Hoe zou de wereld eruit zien zonder regels? In het filosofisch gesprek moet deze vraag steeds centraal staan, zodat de kinderen aan het einde van de les: • hebben nagedacht en gesproken over wat regels zijn; • kunnen beargumenteren waarom ze zich wel of niet aan de regels moeten houden; • met elkaar hebben nagedacht en keuzes hebben gemaakt. Introductie 1. Laat de afbeelding zien van het schilderij De Atheense School (op digibord of los vel; de afbeelding staat ook in het werkboek) en vertel over Plato en de jonge Aristoteles die met elkaar in gesprek zijn.
44
De Atheense school (Rafael) Op dit schilderij van Rafael, De Atheense school, is een aantal filosofen afgebeeld die allemaal met elkaar lijken te praten. In het midden staan de oude Plato en de jonge Aristoteles. Het lijkt erop alsof ze een discussie voeren. Belangrijker zijn hun handen die in verschillende richtingen wijzen. Plato heeft in zijn ene hand een boek (de Timaeus) en wijst met de andere hand naar boven. Aristoteles naast hem heeft ook een boek in zijn hand (de Ethica), zijn andere hand wijst naar beneden. Hiermee wordt de tegenstelling tussen Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
School van Athene van Rafael – 1510-1511– Fresco (muurschildering), Vaticaan, Rome
Uitsnede van Plato en Aristoteles uit het schilderij De Atheense school.
deze twee filosofen op een duidelijke manier geïllustreerd. Voor Plato speelt de werkelijkheid zich af in hogere sferen – hij wijst naar boven. Aristoteles wijst naar beneden – voor hem vindt de werkelijkheid plaats in de dingen om hem heen.
Plato Plato (Athene, ca.427 – aldaar, 347 v.Chr.) is een van de belangrijkste grondleggers van de westerse filosofie. Hij is van mening dat een filosoof niet alleen nieuwsgierig moet zijn naar de waarheid, maar juist het zien van de waarheid lief moet hebben. Ook vindt Plato het belangrijk dat een filosoof een mening van kennis kan onderscheiden. Hij was een van de eerste filosofen die een ideale staat probeerde te ontwikkelen en daar horen natuurlijk gedragsregels bij. Hieronder zie je het verhaal van De Ring van Gyges. Dit heeft Plato geschreven in zijn tweede boek over de Republiek. Het is een belangrijke mythe geworden.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
45
3. Lees het verhaal van de Ring van Gyges voor. De Ring van Gyges Meneer Gyges is een schapenherder en wanneer hij na een heftige aardbeving weer naar buiten gaat, vindt hij een indrukwekkende grot. Hij kan het niet laten er naar binnen te gaan. In de grot vindt hij een graf, in de vorm van een bronzen paard, waarin een man opgebaard ligt. Aan de hand van de dode man ziet de schapenherder een gouden ring schitteren. Hij besluit de ring mee te nemen en is ervan overtuigd dat de ring magische eigenschappen bezit. Dat blijkt ook zo te zijn want als de schapenherder de zegel van de ring naar zijn handpalm draait, wordt hij onzichtbaar. Schapenherder Gyges smeedt een plan: de ring zal hem helpen de bode van koning Candaules te ontmoeten en in contact te komen met de koning zelf. Hij wil dat de koning verleid wordt door de krachten van de ring. Als de koning hem volledig vertrouwt, zal hij de ring gebruiken om onzichtbaar te worden en de koning vermoorden. Want de schapenherder van Gyges heeft lang genoeg in armoede geleefd – nu is hij aan de beurt – de ring zal ervoor zorgen dat hij op de troon komt. 4. Vraag de leerlingen: - Wat zou je doen als je de ring van Gyges had? Kern 1. Optioneel: Laat het filmpje over de verzorgingsstaat zien. De gesproken tekst is moeilijk voor 10 – 12-jarigen. De eindvraag sluit wel mooi aan bij het thema van deze les: welke regels stel je als overheid en welke zaken laat je aan de mensen zelf over? - Wat heb je gezien? - Wat vond je van dit filmpje?
46
2. Start een filosofische gesprek over regels aan de hand van de volgende vragen: - Welke regels zijn er? (schrijf een paar goede voorbeelden op het bord zodat je er bij vervolgvragen op terug kunt komen). - Waar komen deze regels vandaan? - Hoe zou de wereld eruit zien, als er geen regels waren?
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
3. Vervolg het gesprek aan de hand van de volgende vragen: - Wat is het verschil tussen een regel en een afspraak? - Wat is rechtvaardigheid? - Rechtvaardig zijn, betekent dat iedereen gelijk geven? - Hebben mensen altijd en overal dezelfde ideeën over rechtvaardigheid? - Kan een minderheid soms een betere keuze maken dan een meerderheid? - Zijn er ook regels die nergens opgeschreven staan, maar toch gelden? Hoe komt dat? - Wat is het verschil tussen geschreven en ongeschreven regels? Verwerkingsopdracht 1. Lees samen met de leerlingen de tekst over Immanuel Kant en De gouden Regel. Bespreek de tekst zodat voor iedereen duidelijk is wat ermee bedoeld wordt. Immanuel Kant (1724-1804) Immanuel Kant is een belangrijk denker in de westerse filosofie. Sommige mensen zijn van mening dat Kant met zijn overtuigingen een enorme omslag heeft gemaakt. Hij wilde dat mensen zelf leerden denken. Tegenwoordig vinden we het heel normaal dat we onze eigen mening kunnen geven maar vroeger (we spreken hier vóór 1800) was dit niet vanzelfsprekend. Bij Kant stond de rede centraal; daarom spreken we van rationalistische filosofie. Hij duidde deze filosofie aan met de term: Sapere Aude – wat Durf te denken! betekent. Maar als iedereen mag zeggen en doen wat hij wil, heeft dit natuurlijk ook een keerzijde. Niet iedereen is het altijd met elkaar eens en soms ontstaan er conflicten. Daarom bedacht Kant een regel: de Categorische Imperatief. De Gouden Regel Deze regel wordt in de filosofie de categorische imperatief genoemd. De Duitse filosoof Immanuel Kant is de maker van deze regel. Voorstanders van deze gouden regel vinden dat een persoon zich moet gedragen zoals iedereen dat zou moeten doen. Kant heeft met deze gouden regel eigenlijk een test voor ons gemaakt. We moeten ons namelijk afvragen wat er zou gebeuren als iedereen zou doen, wat jij doet. Stel: je steelt een reep chocolade uit een winkel. Je kunt dan denken dat de winkel die ene reep niet zal missen. Maar eigenlijk zou je dan moeten bedenken: Wat als iedereen een reep zou stelen en hetzelfde zou denken? Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
47
2. Vraag de kinderen in tweetallen een voorbeeld van gedrag of van een gebeurtenis te bedenken waarop ze vervolgens de Gouden Regel toepassen. Op die manier komen ze erachter of Immanuel Kant hun gedrag goedgekeurd zou hebben of niet. Laat hen de voorbeelden opschrijven in hun werkboek pagina 32. 3. Bespreek de voorbeelden van de kinderen plenair. Vinden ze de Gouden Regel echt een Gouden Regel? Waarom wel/niet? 4. Geef een samenvatting van de belangrijkste zaken die gezegd zijn over regels en sluit daarmee de les af. Afronding 1. Vraag wat de kinderen van de les vonden en wat ze willen onthouden. 2. Vertel kort iets over de volgende les, die gaat over Dierproeven. 3. Geef de kinderen een huiswerkopdracht: Neem een foto mee van jouw huisdier of van een dier dat je heel leuk vindt.
48
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
6 Dierproeven 6.1 Lesopzet
Filosofisch domein Ethiek Voorbereiding • Kringopstelling • Filmpje klaarzetten: www.informatiedierproeven.nl/page/28/beeldmateriaal • Cosmeticagids voor proefdieren bestellen bij www.proefdiervrij.nl • Foto’s van proefdieren opzoeken op www.proefdiervrij.nl en die klaarzetten Benodigde materialen • Cosmeticagids van proefdiervrij • Foto’s van proefdieren • Tekst Jeremy Bentham en Peter Singer (zie Verdieping, 6.3) • Digibord en stift • Filosofisch werkboek Uitvoering 0 – 10 minuten Introductie • Wat weten jullie nog van de vorige les? (herhaling) • Filmpje over dierproeven • Foto’s van dieren (van kinderen) en van proefdieren vergelijken 10 – 30 minuten Kern • Filosofisch gesprek over dierproeven 30 – 50 minuten Verwerkingsopdracht • Als ethische commissie dierproeven toetsen (tweetallen/kleine groepjes) • Klassikale bespreking over de drie proeven. • Samenvatting geven van de les. Afronding van • Wie wil er later Filosoof worden? Waarom wel/niet? de lessenreeks • Ben je leniger in je hoofd geworden? Waaruit blijkt dat? 50 – 60 minuten • Welke vragen heb je nog over de Filosofie? Verder lezen - Peter Singer. (1976) Pro mens, pro dier, een nieuwe ethiek voor onze behandeling van dieren, Baarn, In den Toren/Anthos. - Aristoteles. (2005) Ethica Nicomachea, Budel, Uitgeverij Damon bv. - www.proefdiervrij.nl
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
49
6.2 Toelichting Doelstelling Centrale vraag in deze les: - Je moet niet vragen of dieren redelijk kunnen denken en ook niet of ze kunnen spreken, maar je moet vragen of ze kunnen lijden. (Bentham) In het filosofisch gesprek kijken we vanuit verschillende perspectieven naar ons onderwerp zodat aan het einde van de les: • de leerlingen hun eigen standpunt hebben bepaald over dierproeven • de leerlingen zich samen een oordeel hebben gevormd over de toelaatbaarheid van bepaalde dierproeven. Introductie 1. Begin de les met een korte herhaling van vorige week, over het belang van regels. Dat kun je doen aan de hand van de volgende vragen: - Wie heeft er in een wereld zonder regels verantwoordelijkheid voor de dingen die niet goed gaan? En wat is verantwoordelijkheid precies? - Hebben wij ook verantwoordelijkheid t.o.v. andere wezens op deze wereld, zoals dieren? 2. Laat vervolgens het filmpje over dierproeven zien: - www.informatiedierproeven.nl/fotos-filmpjes 3. Vraag de kinderen te reageren op het filmpje door te vragen: - Wat hebben jullie gezien? - Wat vinden jullie van het filmpje?
50
4. Vraag de kinderen hun foto van een dier te pakken. Laat steeds een foto van een kind samen met een foto van een proefdier zien en vraag de kinderen naar het verschil tussen de twee foto’s. Vraag de kinderen wat ze denken of voelen, als ze deze foto’s zien. Dit kan een heftige confrontatie zijn voor de kinderen. Houd daar goed rekening mee bij het laten zien van proefdieren.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Kern 1. Stel dan de startvraag, laat hem eventueel zien op het bord zodat de betekenis goed kan doordringen: ‘Je moet niet vragen of dieren redelijk kunnen denken en ook niet of ze kunnen spreken, maar je moet vragen of ze kunnen lijden’. (Bentham) - Wat vinden jullie hiervan? 2. Vervolg het gesprek aan de hand van de volgende vragen en toelichting: - Zijn er situaties waarin dierproeven wel mogen? - En waarom maken dat soort situaties (bv. voor medicijnen) dan het verschil? - Wie gebruikt er cosmetica en van welk merk? Vertel dat sinds 2007 de cosmetische eindproducten niet meer op dieren getest mogen worden maar de ingrediënten nog wel. In de cosmeticagids van de stichting Dierproefvrij, staan de merken waarvoor geen dierproeven gebruikt zijn. Vanaf nu gaat het gesprek over ‘verantwoordelijkheid’. Vraag de kinderen: - Als je cosmetica gebruikt waarvoor dierproeven zijn gedaan, ben je dan ook verantwoordelijk voor die dierproeven? - Als je weet dat er dierproeven worden gedaan voor je eigen douchegel of tandpasta, gebruik je die producten dan nog steeds? Waarom wel/niet? 3. Rond het gesprek af door een paar centrale punten te herhalen en de opdracht aan te kondigen. Verwerkingsopdracht Dierproeven toetsen als Ethische Commissie 1. Vorm kleine groepjes en vertel dat ieder groepje een Ethische Commissie is die moet bepalen welke dierproeven uitgevoerd gaan worden en welke niet. 2. Verwijs de kinderen naar het werkboek (pagina 33 - 34) waarin 3 dierproeven beschreven staan.
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
51
3. De commissies krijgen 10 minuten de tijd om de proeven te bespreken en tot een oordeel te komen. Het is van belang dat de leden van iedere ethische commissie tot een gezamenlijk eindoordeel komen. Dit eindoordeel schrijft ieder kind in het werkboek samen met de belangrijkste argumenten hiervoor. 4. Bespreek de opdracht plenair na: vraag per proef het oordeel van iedere commissie en laat de kinderen hun argumenten uitwisselen. Bij de derde proef kun je de volgende vragen nog stellen: - Vind je het erger als de proef gedaan wordt met mensen dan met apen? - Waarom wel/niet? Afronding 1. Wijs de kinderen op de tekst van Jeremy Bentham en Peter Singer en biedt ruimte als er nog vragen zijn over deze les. 2. Kijk met de kinderen terug op de hele lessenreeks: - Wat vond je leuk, wat vond je minder interessant? - Weet je nu (een beetje) wat Filosofie is? - Wat weet je al wel? Wat weet je nog niet? - Denk je dat filosofen echt lenig zijn in hun hoofd? Waarom wel/niet? 3. Laat hen vervolgens voor zichzelf de vragen hierover in hun werkboek (pagina 36) invullen.
52
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
chtergrondinformatie Jeremy Bentham (Engeland 1748 -1832) Bentham was een rechtsgeleerde en politiek filosoof. Hij was de uitvinder van de filosofische stroming van het utilisme. Die houdt in dat handelingen moeten worden goed- of afgekeurd naargelang ze het geluk van alle betrokkenen (en niet alleen van de handelende persoon zelf) bevorderen of verminderen. De aangename of onaangename ervaringen moeten gemeten en met elkaar vergeleken worden. Het is heel belangrijk voor Bentham dat we allemaal rekening houden met het welzijn van anderen. We moeten niet alleen rekening houden met het welzijn van mensen, maar ook van dieren: ‘Je moet niet vragen of dieren redelijk kunnen denken en ook niet of ze kunnen spreken, maar je moet vragen of ze kunnen lijden.’
J er
emy Bentham
Peter Singer (Australie 1946) Het bekendste werk van Singer is Animal liberation (Dierenbevrijding) dat een handboek werd voor de dierenrechtenbeweging. Hij heeft een uitgesproken mening en er zijn veel mensen die daar moeite mee hebben. Zo begrijpt Singer niet dat mensen zichzelf van een hogere of betere orde vinden dan andere diersoorten, en zich ten opzichte van die andere soorten daarom van alles zou kunnen permitteren dat ten opzichte van de eigen soort niet geoorloofd is: fokken, doden en mishandelen. Over het algemeen vinden wij het normaal om vlees te eten, maar Singer vindt dat discriminatie. Wie dieren eet is medeplichtig aan moord.
Peter
S i ng e r
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
53
54
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Bijlage 1: Tekstfragment bij les 1
Tekstfragment Menno Lievers Passages uit het verhaal Maar in werkelijkheid… , in Dat is waar (2003) van Menno Lievers. Tip voor de leerkracht Inleiding Leg ter illustratie van de tekst in het Ik lees nu een stuk voor uit een verhaal over een filosoof die regelmatig midden van de kring een duikbril neer. gesprekken en ontmoetingen heeft met Bas en Elsemiek. Bas en Elsemiek zijn twee kinderen die bij hem, de filosoof, in de buurt wonen. Het zijn nieuwsgierige kinderen. Elsemiek kan ook flink kattig zijn. In dit verhaal schrijft de filosoof een brief aan zijn vriend in Amerika. Onderweg naar de brievenbus vraagt hij vraagt zich af hoe die vriend in het verre Amerika zou leven? Ze schreven elkaar brieven, maar wat nou als hij, de filosoof, er opeens niet meer zou zijn? Zou de werkelijkheid van de vriend in Amerika dan anders worden? De filosoof denkt van niet en gooit de brief in de brievenbus. Dan loopt hij over een brug terug. Het verhaal gaat zo verder; Lezen Op de brug boog ik (de filosoof) over de leuning. Het was nog net licht genoeg om mezelf in het water te zien weerspiegelen. Het was een verwrongen beeld dat in de golven op en neer danste. Zo zag ik er in werkelijkheid natuurlijk niet uit. Maar hoe kon ik dat zo zeker weten? Ik had in mijn hoofd een scherp beeld van mezelf, en ook een beeld van die verre vriend van tien jaar geleden, maar mijn beeld van de werkelijkheid waarin hij leefde, de werkelijkheid in Amerika, was helemaal niet zo duidelijk. Waren die beelden in mijn hoofd eigenlijk niet net zo verwrongen door mijn denken, als die weerspiegeling van mezelf op de golven? In de verte zag ik twee gedaanten met een hengel. Toen ik dichterbij kwam veranderden ze in een jongen en een meisje, en vlakbij bleek die jongen Bas en het meisje Elsemiek te zijn. ‘Wat is nu werkelijk?’ vroeg ik me af. Waren die gestalten altijd al Bas en Elsemiek, ook toen ik ze nog niet goed kon zien? Of zijn het pas Bas en Elsemiek, als ik ze kan herkennen? ‘Zo, hebben jullie al wat gevangen?’, vroeg ik. Bas had inderdaad al een paar keer beet gehad; Hij had de vissen die hij gevangen had in een leefnet gedaan. Hij stond op om Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
55
mij trots zijn vangst te laten zien. In het net dat hij omhooghield spartelden vijf zilveren vissen. ‘Ik wist niet dat er zulke mooie vissen in de rivier zwommen’, zei ik naar waarheid. Ik had me nooit afgevraagd wat er zich onder dat glanzende wateroppervlak bevond. ‘Hoe zou het zijn om als een vis in dat donkere water te leven? Hoe zou de werkelijkheid er dan uitzien?’ Dat vond ik een goede vraag, want wat was nou werkelijk? Ik vroeg het aan Elsemiek: ‘Is de werkelijkheid onder water nu zoals de vissen die zien, of bestaat de werkelijkheid onder water zoals wij die zien als wij onder water onze ogen open houden?’ ‘Ik heb mijn ogen nooit open onder water!’ zei Elsemiek. ‘Dus dan bestaat er onder water volgens jou zeker ook geen werkelijkheid!’ riep Bas. ‘Als ik mijn duikbril opzet, ziet het er onder water heel anders uit,’ ging Bas verder. ‘Ik denk dat ik dan pas zie hoe het onder water echt is.’ ‘Maar dan bepaal jij dus zelf wat echt is en wat werkelijk bestaat?’ vroeg ik. ‘Je maakte net een grapje over Elsemiek,’ ging ik verder, ‘maar nu kan zij eigenlijk hetzelfde over jou zeggen. Want als het donker wordt onder water of je zwemt in troebel water, dan zie je alleen maar vage vormen. Zou je dan nog zeggen dat zoals jij het ziet, het onder water ook echt is?...’
56
Eventueel ‘Stel nu dat er een dier bestaat die dat licht helemaal niet nodig heeft, die in het donker heel goed onder water kan kijken. Zou je dan zeggen dat dat dier beter ziet wat echt bestaat?’
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Bijlage 2: Stellingen op kaartjes bij les 2
2+2=4
de aarde is rond
een vierkant heeft altijd vier hoeken
de aarde draait om de zon
een dag duurt 24 uur
gras is groen
Sinterklaas bestaat niet
het heelal is oneindig
mensen kunnen niet door muren lopen
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
57
ik besta
je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen
olie drijft op water
piramides staan in Egypte
het water in de zee is koud
rood met blauw wordt paars
in Nederland wonen meer dan 16 miljoen mensen
58 het aantal haren op je hoofd is te tellen
weetjes over bekende mensen Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Bijlage 3: Stellingen voor de discussie bij les 4
De mens is een dier omdat het lichaam van een mens hetzelfde is opgebouwd als het lichaam van een dier.
De mens is een dier omdat de mens net als dieren emoties kan tonen en kan vertrouwen op zijn/haar instinct.
59
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
De mens is geen dier omdat de mens een boek kan lezen en een gesprek kan voeren en een dier niet.
De mens is geen dier omdat een mens weet wat hij of zij doet, daar denkt een mens van te voren over na.
60
Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
Colofon • Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam: dr. Awee Prins, dr. Tim de Mey, Caroline van Twillert, Marijke de Pous en Tissie Spiering • Pabo van de Hogeschool Rotterdam: Karin van Dorsselaer, Nicole Otter, Aja de Witt en Jiska Zandijk • Stichting BOOR: Hedwig van Schie en Irmgard Ballast • Wetenschapsknooppunt EUR: drs. Sandra van Beek en drs. Karin Schreuder Al deze mensen hebben belangeloos meegewerkt aan de totstandkoming van dit materiaal. De startsubsidie van Orion (Platvorm Bèta Techniek) heeft het mogelijk gemaakt deze lessenreeks uit te geven. Hiermee levert Wetenschapsknooppunt EUR een bijdrage aan talentontwikkeling in het basisonderwijs. Dit is een product van Wetenschapsknooppunt EUR. Ontwerpconcept en vormgeving: Karla de Witte, Rotterdam Ligaturen op pg 9, pg 14, pg 19, pg 20, pg 28, pg 29, pg 36, pg 43, pg 49 en pg 53: uit Geïllumineerde Letters, Margaret Morgan, Librero Stockfoto cover: 123RF, fotograaf Dzianis Miraniuk, Rusland Drukwerk: drukkerij Van Deventer, ‘s-Gravenzande © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen, in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm, op enige wijze, hetzij door middel van druk, fotokopieën, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming het Wetenschapsknooppunt EUR. Handleiding voor de leerkracht | Lessenreeks Filosofie ‘Lenig worden in je hoofd’ | Wetenschapsknooppunt EUR
61
www.eur.nl/wetenschapsknooppunt
Het Wetenschapsknooppunt EUR is een samenwerkingsverband tussen stichting BOOR, Hogeschool Rotterdam, Natuurhistorisch Museum Rotterdam en Erasmus Universiteit Rotterdam.