Familierecht 2009-2010 Slides + notities Derde jaar Bachelor in de Rechten Titularis: Prof. dr. Gerd Verschelden Het didactisch team Eén professor: Gerd Verschelden Twee assistentes: Ilse Martens en Katelyne Verstraete Spreekuren: dinsdag van 15-17u en donderdag van 10-12u Eerste verdieping, vleugel D (= schuine gang) Ilse Martens en Katelyne Verstraete: lokaal 056 Prof. Gerd Verschelden: lokaal 055 (spreekuur: donderdag van 14-15u) De leerstof Deel I. Verticale relaties Titel I. Afstamming (+ wettelijk erfrecht) Titel II. Adoptie Titel III. Beschermingsstatuten voor minderjarigen Deel II. Horizontale relaties Titel I. Huwelijk (+ primair en wettelijk secundair huwelijksvermogensstelsel) Titel II. Echtscheiding Titel III. Wettelijke en feitelijke samenwoning Drie specifiek casusgerichte hoorcolleges: Afstamming Wettelijke erfopvolging Vereffening/verdeling wettelijk huwelijksvermogensstelsel Evaluatie Periodegebonden = het examen bestaat uit: drie casussen: afstamming, erfrecht en vereffening / verdeling wettelijk huwelijksvermogensstelsel + meerdere (praktisch georiënteerde) theorievragen louter schriftelijk Leerkrediet Voor meer informatie en cijfervoorbeelden, lees het Vademecum van de Toelatingscommissie Rechten via http://www.law.ugent.be/fsa/vademecum.pdf of contacteer de facultaire trajectbegeleidster, mevr.
[email protected] De juiste aanpak Memoriseer enkel het noodzakelijke Het handboek is een naslagwerk dat alle leerstof bevat (kan niet integraal gememoriseerd worden) Werk met het wetboek Studeer ook toepassingsgericht De dia’s geven de essentie weer
1
Deel I. Verticale relaties Titel I. Afstamming (+ wettelijk erfrecht) Afstamming Begrip Etymologisch: < Lat.: filius, filia (vgl. het Franse “filiation”) Verschillende betekenissen: Algemeen bloedverwantschap Bijzonder ouderschap Biologische versus juridische afstamming Is de juridische vader ook de biologische? Vaak niet het geval ° juridische conflicten ivm afstamming Biologische werkelijkheid is de grondslag maar men moet ook rekening houden met sociale werkelijkheid (belang vh kind, bezit van staat,...) Probleem: andere afstammingsband kan in de weg staan met een werkelijke biologische afstammig De biologische vader heeft niet automatisch een juridische band met het kind of bv direct recht op de erfenis vd bio-vader ook al kan men een DNA-test voorleggen. Hiervoor moet men de juridische band kunnen bewijzen. Is het kind echter steeds behandeld als kind door de echtgenoot van de moeder (die nt de bio-vader is) dan zal de juridische band met deze echtgenoot blijen bestaan en in de weg staan van een nieuwe band met de biovader. Belang Diverse gevolgen, gekoppeld aan een juridisch vastgestelde afstammingsband De (familie)naam Erfrecht Alimentatie Ouderlijk gezag en omgangsrecht Andere rechtstakken (fiscaal, sociaal recht…) Afstammingsrecht raakt integraal de OPENBARE ORDE: men kan er niet van afwijken bij overeenkomst, niet strenger en niet minder streng Vb/ draagmoederschapscontract: nietig Art 57, 2° BW: de naam van de vrouw die bevalt komt in de geboorteakte Art 312, § 1 BW: de vrouw die is vermeld in de geboorteakte is de juridische moeder Dit valt niet te omzeilen want een contract is nietig Id praktijk: Men gaat in Duinkerke bevallen (juist over de grens, in Fr) omdat men in Fr anoniem kan bevallen en er dus geen naam in de geboortakte wordt geschreven. De wensmoeder erkent het kind Maar: Volgens het franse adoptieR moet dit kind in het franse – adoptiesysteem terecht komen In België: Er bestaat wel een draagmoederschapsysteem maar dit is dan via adoptie en er bestaat een bedenktermijn (reflexietermijn) Afstamming versus Adoptie Declaratief Constitutief van aard (retroactief) (voor de toekomst maar vanaf neerlegging adoptieverzoek) Biologisch Socio-affectief concept (al is dit laatste onderscheid relatief)
2
Bloedverwanten (op basis van afstamming) 2 soorten: IN RECHTE LIJN : stammen van elkaar af (bv. uw vader, grootvader, overgrootvader…) IN DE ZIJLIJN: hebben een gemeenschappelijke stamouder (bv. uw broer of zus, oom, tante, neef of nicht) Aanverwanten Bloedverwanten van de echtgenoot (bv. uw schoonbroer, schoonmoeder…) Echtgenoten van de bloedverwanten (bv. uw schoonzoon, schoonbroer…) Samengevat: Bloedverwantschap: op basis van afstamming In rechte lijn: ascendenten en descendenten In de zijlijn: collateralen Aanverwantschap: op basis van huwelijk Stiefbroer/zus = geen aanverwant Halfbroer/zus = bloedverwant Betekenisvervaging van de begrippen “stiefouder” en “stiefkind” Systeem van de graden Bloedverwanten: elke generatie is een graad in rechte lijn, niet in de zijlijn Aanverwantschap: zelfde systeem, maar geen graad voor het huwelijk dat de aanverwantschap deed ontstaan Toepassing: A-B K1-X KK1
K2-Y KK2
KK3
Afstammingsrecht en EVRM Art. 8 juncto art. 14 EVRM Arrest Marckx van 13 juni 1979 (oud afstammings- en erfrecht) Veroordeling vd Belgische staat wegens de schending van art 8 (gezinsleven) & art 14 EVRM (discriminatie): Paula Marckx, ongehuwd had een natuurlijke dochter (Alexandra) die ze moest erkennen en adopteren opdat ze dezelfde rechten als een wettig kind zou krijgen Arrest Vermeire van 29 november 1991 (enkel oud erfrecht)
Hof Mensenrechten, arrest Vermeire / België van 29 november 1991: Het verlies aan erfrecht voor een buitenhuwelijks kind in de nalatenschap van zijn in 1980 overleden grootvader moet worden vergoed; Het verlies aan erfrecht voor een buitenhuwelijks kind in de nalatenschap van zijn in 1975 overleden grootmoeder moet niet worden vergoed. Toepassing van Arrest Marckx maar censuur op alle nalatenschappen van voor ’79 omwille vd Rzekerheid
Directe werking van art. 8 EVRM? Rechtspraak Hof van Cassatie Vaststelling van de afstamming: neen Erfrecht (gevolg van de afstamming): ja
3
Afstammingsrecht en de Belgische Grondwet Oud discriminatoir erfrecht uit de artikelen 756 en 762 (oud) BW is blijven doorwerken krachtens art. 107 eerste lid Afstammingswet van 31/3/1987 Art. 756 (oud) B.W.: “Natuurlijke (= buitenhuwelijkse) kinderen zijn geen erfgenamen; de wet verleent hun slechts dan rechten op de goederen van hun overleden vader of moeder, indien zij wettelijk erkend zijn. Zij verleent hun geen recht op de goederen van de bloedverwanten van hun vader of moeder.” Art. 762 (oud) B.W.: “De bepalingen van de artikelen 757 en 758 zijn niet van toepassing op in overspel of in bloedschande verwekte kinderen. De wet verleent hun niets anders dan levensonderhoud Art. 107, eerste lid Afstammingswet: de nieuwe wet is van toepassing op kinderen geboren vóór en nog in leven op 6 juni 1987, “zonder dat daaruit enig recht in de voordien opengevallen erfenissen kan volgen” Overgangsbepaling zegt dat oude wet nog van toepassing is op nalatenschappen opengevallen voor ‘87 Arbitragehof nr. 18/91, 4 juli 1991 Gebrek aan erfrecht van een niet-erkend buitenhuwelijks kind in de nalatenschap van haar moeder († 1956) en haar tante († 1983) (zaak Verryt) Conclusie: art. 756 (oud) B.W., krachtens art. 107 Afstammingswet in werking gebleven, schendt het gelijkheidsbeginsel. Omwille van de rechtszekerheid is het evenwel verantwoord dat de nalatenschappen opengevallen vóór het Marckx-arrest onverlet zouden blijven. Arbitragehof nr. 83/93, 1 december 1993 Gebrek aan erfrecht van overspelige kinderen a patre in de nalatenschap van hun vader († 1984) (zaak M’Bayo Wa Mwamba) Conclusie: niets kan verantwoorden dat de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht zou worden uitgesteld tot 6 juni 1987. Omwille van de rechtszekerheid kan het oude erfrecht wel nog overspelige kinderen a patre uitsluiten van erfrecht in nalatenschappen opengevallen vóór 13 juni 1979. Bronnen van afstammingsrecht Artikelen 312-341 BW zoals gewijzigd door Wet 1 juli 2006, BS 29 december 2006 Art. 367-374 wet 27 december 2006, houdende diverse bepalingen, BS 28 december 2006 In werking getreden op 1 juli 2007. (verduidelijkt door circulaire 7 mei 2007, BS 30 mei 2007) Vaststelling van de afstamming Overzicht: I. Moederschap a. Moederschapsregel b. Erkenning door een vrouw c. Onderzoek naar moederschap Heeft bepaalde hiërarchie: indien a. niet van toepassing is b. mogelijk maar is vrijwillig en daarnaast is ook c. mogelijk maar dit is dan gedwongen (slechts uitz) II. Vaderschap a. Binnen het huwelijk: de vaderschapsregel b. Buiten het huwelijk 1. Vaderlijke erkenning: gebeurt bereidwillig door de vader, nooit gedwongen en in principe zonder gerechtelijke procerdure (men moet niets bewijzen, er worden geen vragen gesteld)
4
2. Onderzoek naar het vaderschap: gebeurt wel gedwongen door gerechtelijke procedure voor Rb v 1e aanleg Uitzonderlijk: vader stelt zelf gerechterlijk onderzoek in: indien hij zelf betwist of hij de vader is en pas juridische vader wil zijn indien dit het geval is (gebeurt echter zelden omdat men het zelf kan onderzoeken via een online te verkrijgen DNA-kit) Men moet de 3 mogelijkheden echter niet te strikt scheiden want worden vaak door elkaar gebruikt in de praktijk
Moederschap Drie vaststellingswijzen: 1. Vermelding naam moeder in geboorteakte Art. 312, § 1 juncto art. 57, 2° BW Art 57, 2° BW: De naam van de vrouw die bevalt komt in de geboorteakte Art 312, § 1 BW: de vrouw die is vermeld in de geboorteakte is de juridische moeder = de regel “Mater semper certa est” = “De moeder is altijd zeker” In 99% vd gevallen Anonieme bevalling: niet mogelijk in België 2. Erkenning door een vrouw Art. 313 BW Indien de naam v/d moeder niet vermeld is in de geboorteakte of indien er geen geboorteakte is Toepassing bij draagmoederschap Onder dezelfde (toestemmings)voorwaarden als de erkenning door een man (zie verder, art. 329bis BW) 3. Gerechtelijke vaststelling van moederschap Art. 314 BW Bij gebrek aan (vermelding v/d naam v/d moeder in de) geboorteakte Wanneer het kind onder een valse naam is ingeschreven in geboorteakte Bij gebrek aan moederlijke erkenning Onder dezelfde voorwaarden als de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (zie verder, art. 332quinquies BW) Bewijs van de bevalling moet worden geleverd Via bezit van staat (zie art. 331nonies BW) of (bij gebreke van bezit van staat) door alle wettelijke middelen Vb/ Vaak uit wanhoop: wensmoeder zet haar naam in de geboorteakte ipv naam draagmoeder (= kind onder valse naam ingeschreven) maar draagmoeder eist moederschap op men dient te bewijzen dat men bevallen is ( bij erkenning): is een louter biologisch feit maar men doet dit via bezit van staat: is de sociale realiteit, namelijk wie zich effectief heeft gedragen als moeder. Is een bewijs van bezit van staat niet mogelijk dan kunnen alle wettelijke middelen gebruikt worden draagmoeder heeft geen R indien wensmoeder het kind heeft opgevoed Het biologisch gerichte afstammingsR krijgt een sociale invulling
Bijzondere regels voor overspelige kinderen 1. Erkenning door een overspelige vrouw: Mededelingsverplichting (art. 313, § 3 BW), op straffe van (relatieve) niettegenwerpelijkheid 2. Gerechtelijke vaststelling overspelig moederschap: Echtgenoot moet in het geding worden geroepen (art. 332ter, vierde lid BW)
5
Bijzondere regels voor bloedschennige kinderen (incest) Erkenning of gerechtelijke vaststelling waaruit absoluut huwelijksbeletsel tussen ouders blijkt = verboden (zie art. 313, § 2 en 314, tweede lid BW) = tussen 2 mensen die nooit mogen trouwen Opmerking: de vroegere absolute huwelijksbeletselen tussen aanverwanten in de rechte lijn zijn vatbaar geworden voor ontheffing (en dus niet langer absoluut, maar relatief) (wijziging van art. 164 BW door de wet van 15 mei 2007 (BS 29 juni 2007)). Vaderschap Drie vaststellingswijzen: Binnen het huwelijk: 1. De vaderschapsregel Art. 315 BW “Pater is est quem nuptiae demonstrant” = ‘De vader is diegene die het huwelijk aanwijst’ De echtgenoot is vader van kinderen geboren: Binnen het huwelijk van de moeder Binnen de 300 dagen na de ontbinding (dood of echtscheiding) of nietigverklaring van dit huwelijk Ontbinding: ex nunc: voor de toekomst Nietigverklaring: ex tunc: nooit geacht te hebben bestaan Vermoedens i.v.m. de verwekking (art. 326 BW) sinds 2007 1) Omtrent de verwekkingsperiode: kind wordt vermoed te zijn verwekt in het tijdvak van de 300ste t.e.m. de 180ste dag vóór de geboorte (is binnen 6 tot 10 maand voor de geboorte) = vermoeden juris tantum Tijdvak = periode van 121 dagen, maar tegenbewijs is mogelijk. ( men draait de afstammingsprocedure in uw voordeel) Toepassing: kind geboren 301 dagen na ontbinding, maar zwangerschap heeft 302 dagen geduurd Vaderschapsregel speelt voor dit laat geboren kind (dat tijdens het huwelijk is verwekt) en ex-echtgenoot vd moeder is juridische vader
Ontbinding huwelijk 302d zwanger
Geboorte: 301d na ontbinding huwelijk
Verwekking vh kind: 302 d voor geboorte
6
Toepassing: kind geboren 180 dagen na ontbinding, maar zwangerschap heeft slechts 179 dagen geduurd Vaderschapsregel speelt niet voor dit prematuur kind (dat na het huwelijk is verwekt) Ontbinding huwelijk 179 d zwanger
Geboorte: 180d na ontbinding huwelijk
Verwekking vh kind: 179 d voor geboorte
2) Omni meliore momento: kind wordt vermoed te zijn verwekt (binnen het wettelijke tijdvak) op het voor het kind gunstigste tijdstip = vermoeden juris tantum Praktisch belang: toepassing van de vaderschapsregel kan erdoor worden uitgeschakeld (bv. indien men de verwekking situeert binnen het wettelijk tijdvak, maar na de ontbinding van het huwelijk). Uitzonderingen op het vermoeden van vaderschap 1) Een beslissing houdende vaststelling van het vermoeden van afwezigheid waaruit blijkt dat het kind geboren is meer dan 300 dagen na de verdwijning van de echtgenoot (art. 316 BW) Vader is te lang weg Het regime van de afwezigheid is grondig hervormd door de wet van 9 mei 2007 (BS 21 juni 2007). 2) Drie (eigenlijk vijf) gevallen waarin het vaderschap van de echtgenoot onwaarschijnlijk is, (opgesomd in art. 316bis BW) (Steeds bekijken als de moeder gehuwd is): Globaal gezien zal het vaderschap van de echtgenoot krachtens de wet niet vaststaan wanneer kind geboren is > 300 dagen na: Inleiding van een echtscheidingsprocedure (Echtscheiding Onherstelbare Ontwrichting of Echtscheiding Onderlinge Toestemming) (drie te onderscheiden gevallen: 2 EOO en 1 EOT) Geregistreerde inschrijving op verschillende adressen Machtiging v/d vrederechter tot afzonderlijk verblijf (ZIE art. 316bis, 1° tot 3° BW) Tenzij de echtgenoten op het ogenblik van de aangifte van de geboorte een gemeenschappelijke verklaring van vaderschap hebben afgelegd omdat de echtgenoten zich bv verzoend hebben - Dit kan uiterlijk bij de aangifte van de geboorte - Gemeenschappelijke (beiden geven toestemming) verklaring ≠ gezamelijke (samen naar burgelijke stand) Vaderschapsconflicten Na een nieuw huwelijk van de moeder: voorkeur voor de nieuwe echtgenoot (art. 317, eerste lid BW) Moeder hetrouwt binnen 300d na ontbinding 1e huwelijk “Kind is zowel uit eerste als uit tweede huwelijk” voorrang nieuwe echtgenoot
7
Na bigamie: de rechter stelt de meest waarschijnlijke afstamming vast (art. 331septies BW) Dmv DNA-onderzoek Buiten het huwelijk: Twee essentieel verschillende wijzen: 2. Erkenning door een man (Vaderlijke erkenning) Grondvoorwaarden Het vaderschap staat niet vast krachtens de vaderschapsregel ex art. 315 of 317 BW (art. 319 BW) Bij een ongehuwde vrouw kan ‘iedereen’ erkennen Bij een gehuwde vrouw indien het vaderschap van de echtgenoot is betwist Eén of meerdere toestemmingen (zie art. 329bis BW) Kind < 12 jaar: moeder moet toestemmen, ook bij prenatale erkenning Bij prenatale erkenning is de moeder nogthans juridisch gezien nog geen moeder, bij bij het noteren van de naam in de geboorteakte Kind ≥ 12 jaar: moeder + kind (maar kind niet wanneer het onbekwaamverklaard is, verlengd minderjarig werd verklaard of werd geoordeeld dat het geen onderscheidingsvermogen heeft Ambtenaar van de burgelijke stand kan echter niet oordelen dat het kind geen onderscheidingsvermogen heeft) (art. 329bis, § 2 BW) Kind meerderjarig of ontvoogd: moet zelf toestemmen (art. 329bis, § 1 BW = vetorecht) en gelijk wie kan erkennen zolang het kind maar de toestemming geeft Uitz: bijzondere gevallen ex art. 329bis, § 3 BW: erkenning zonder toestemming moet ter kennis worden gebracht, met het oog op eventuele vordering tot nietigverklaring (zeer zelden) Verhaal na toestemmingsweigering(en) Vader wil erkennen maar moeder wil dit niet meer om de toestemming van de moeder te krijgen/omzeilen zal men haar dagvaarden Bij de rechtbank van eerste aanleg (art. 329bis, § 2, derde lid BW) Aspirant-erkenner dagvaardt wie weigert Partijen worden gehoord in raadkamer 2 fasen in het geding voor de rechtbank (art. 329bis, § 2, derde lid BW) Verzoeningspoging (mislukt altijd) Uitspraak van de rechtbank (indien de nodige toestemmingen niet worden bekomen) Wat zal de rechtbank beslissen? De rechtbank zal de biologische realiteit bekijken Bij bewijs van biologisch niet-vaderschap: verzoek afgewezen; Indien geen bewijs niet-vaderschap: Kind < 1j: rechtbank heeft geen opportuniteitsoordeel: de biologische realiteit primeert Kind > 1j: rechtbank kan de erkenning weigeren als ze “kennelijk” in strijd is met de belangen van het kind ≥ 1 jaar op het ogenblik v/d dagvaarding. Een dubbele afstammingsband wordt in het belang van het kind geacht. Het manifest nadelige karakter van de vaststelling van de afstamming moet worden bewezen om het oordeel dat de erkenning kan plaatsvinden te verhinderen. Overwegingen inzake de gevolgen van de afstamming (ouderlijk
8
gezag en recht op persoonlijk contact, in het algemeen de gevolgen van de afstamming) doen niet ter zake Indien tegen de aspirant-erkenner een strafvervolging is gestart wegens verkrachting van de moeder gedurende het wettelijk tijdperk van de verwekking (300 – 180 d voor geboorte), kan de erkenning niet plaatsvinden (art. 329bis, § 2, vierde lid BW) De vraag rijst wat wordt bedoeld met de bewoordingen “wordt de in het [derde] lid bedoelde termijn van één jaar opgeschort tot de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is gegaan”. Wellicht was het de bedoeling van de wetgever om de rechtbank geen opportuniteitsoordeel te laten vellen (en de belangen van het kind dus niet te laten toetsen) telkens wanneer de aspirant-erkenner vervolgd werd wegens verkrachting van de moeder, maar naderhand onschuldig werd bevonden, in gevallen waarin de aspirant-erkenner de moeder al tijdens het eerste levensjaar van het kind had gedagvaard na haar toestemmingsweigering. De procedure na toestemmingsweigering kan door de aspirant-erkenner worden ingeleid vóór de geboorte (art. 328bis BW), maar er rijzen in voorkomend geval problemen i.v.m. het bewijs van de biologische realiteit Procedure kan worden ingeleid maar is gebaseerd op bewijs nietvaderschap Dit is te onderzoeken via een vruchtwaterpunctie maar deze ingreep kan gevaarlijk zijn RS: men stelt het onderzoek uit tot na de geboorte Perverse gevolgen: het kind zal de naam van de moeder hebben en deze kan pas veranderen na gezamelijke toestemming Geen absoluut huwelijksbeletsel tussen de erkenner en de moeder De vader kan het kind niet erkennen, wanneer uit die erkenning een absoluut huwelijksbeletsel tussen hem en de moeder zou blijken tenzij… het huwelijk waardoor dat (huwelijks)beletsel is ontstaan, nietig werd verklaard of werd ontbonden door overlijden of door echtscheiding (art. 321 BW),
Indien de moeder en vader bloedverwanten in rechte lijn zijn dan zal de vader het kind niet kunnen erkennen (absoluut huwelijksverbod voor bloedverwanten)
‘Tenzij’ = misleidend! Vroeger gold er ook een absoluut huwelijksverbod voor aanverwanten: ook met stief of schoondochters/zonen/moeder,… mocht men niet trouwen indien deze band dus gebaseerd was op een ander eerder huwelijk. Maar de huwelijksverboden tussen aanverwanten in de rechte lijn zijn relatief geworden na de wet van 15 mei 2007. Nu kan zo’n huwelijk toegestaan worden door de koning. De wet is echter niet aangepast waardoor een vader een kind kan erkennen ook wanneer uit die erkenning een relatief huwelijksverbod zou blijken maar nergens staat in de wet dat het huwelijk waardoor het (huwelijks)beletsel is ontstaan nietig moet zijn verklaard of ontbonden moet zijn! Vb/ Een man kan zelfs tijdens zijn huwelijk een kind erkennen dat hij heeft verwekt bij zijn schoon of stiefdochter/moeder
9
Het arrest dat het Arbitragehof terzake wees op 17 december 2003 (i.v.m. art. 321 BW) handelde over de (vaderlijke) erkenning van een aanverwant kind (verwekt door een man bij zijn stiefdochter), die vanuit grondwettigheidsperspectief moet kunnen plaatsvinden op een ogenblik dat het huwelijk dat de aanverwantschap deed ontstaan, ontbonden was door echtscheiding. Na de Wet van 15 mei 2007 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het huwelijk tussen aanverwanten (B.S. 29 juni 2007) kan het huwelijksverbod tussen aanverwanten in de rechte opgaande en nederdalende lijn om gewichtige redenen worden opgeheven (zie art. 164 B.W.). Vormvereisten Een authentieke akte, maar geen testament (art. 327 BW) Opgemaakt door een bevoegde ambtenaar (ABS hierbij is het ‘gratis’, notaris, diplomatieke of consulaire ambtenaar) Modaliteiten Erkenning door een man die niet de biologische vader is (= erkenning uit welwillendheid) Erkenning door een onbekwame (art. 328, eerste lid BW) Expliciet mogelijk > de wet (vb/ minderjarige) moet wel een minimum aan onderscheidingsvermogen hebben uitz voor de burgerlijk ambtenaar: kan wel deze controle uitoefenen Erkenning van een verwekt kind vóór de geboorte (= prenatale erkenning) is mogelijk (art. 328, tweede lid BW) Nuttig: het kind krijgt de naam van de erkenner bij de geboorte en krijgt het erfR erkenning werkt terug tot op het ogenblik van de verwekking ABS vereist (praeter legem) een zwangerschapsattest (staat niet in de wet) > ministriële omzendbrief : ambtenaar kan geen attest opmaken voor een wezen <180d oud, men kan dus pas erkennen wanneer men min 6m zwanger is Erkenning van een overleden kind (= postume erkenning) is mogelijk indien dit afstammelingen heeft nagelaten. Een zonder afstammelingen overleden kind kan enkel binnen het jaar na zijn geboorte worden erkend (art. 328, tweede lid BW) Ratio legis: erfenisjagers verhinderen Erkenning van een reeds erkend kind (= opeenvolgende erkenningen) mogelijk, maar enkel de eerste erkenning heeft uitwerking zolang ze niet is vernietigd (art. 329 BW) Erkenning van een doodgeboren kind is NIET mogelijk, omwille van de theorie van de juridische persoonlijkheid. Wel wordt een akte van aangifte van levenloos kind opgemaakt (art. 80bis BW) Juridische persoonlijkheid ontstaat bij de levende en levensvatbare geboorte. Declaratief karakter Werkt retroactief tot de geboorte of zelfs tot de verwekking: “Infans conceptus pro jam nato habetur, quoties de commodis eius agitur” Publiciteit Algemeen: Kantmelding in de geboorteakte van het erkende kind (art. 62, § 2 BW); niet in de geboorteakte van de erkenner vaak problematisch omdat men niet in de geboorteakte van een erflater kan zien hoeveel kinderen men heeft erkend waardoor de nalatenschap moet worden geblokkeerd
10
Specifiek: De erkenning van een overspelig kind a patre moet ter kennis worden gebracht aan de echtgeno(o)t(e) van de erkenner, op straffe van relatieve niettegenwerpelijkheid (art. 319bis BW) Hoe? Indien de erkenningsakte werd opgemaakt door een Belgische ABS of notaris, wordt een afschrift van de erkenningsakte door hem verzonden bij een ter post aangetekende brief, binnen de drie dagen na de opmaak van de erkenningsakte; In andere gevallen wordt ze betekend bij deurwaardersexploot, op verzoek van de vader, het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger. Op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid: echtgeno(o)t(e) en huwelijkse kinderen mogen doen alsof de erkenning niet bestaat Dit ook bij het erfrecht woordoor het dan ook zo wordt verdeeld hierdoor ontstaan er veel discriminaties 3. Gerechtelijke vaststelling van vaderschap (Onderzoek naar het vaderschap) Grondvereisten Het vaderschap staat niet vast krachtens de vaderschapsregel (art. 315 of 317 BW) Noch o.g.v. erkenning Het recht van verzet wordt niet succesvol uitgeoefend (art. 322 BW) Recht van verzet tegen de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap: Regeling analoog aan de toestemmingen vereist voor een erkenning (zie art. 332quinquies BW): na uitoefening relatief verzetsrecht wordt de vordering pas afgewezen indien kind 1 j. en de vaststelling “kennelijk” strijdig is met zijn belangen Geen absoluut huwelijksbeletsel tussen de moeder en de vermeende vader Het onderzoek is onontvankelijk wanneer uit het vonnis een absoluut huwelijksbeletsel tussen de vermeende vader en de moeder zou blijken, tenzij het huwelijk waardoor dat beletsel is ontstaan, nietig werd verklaard of werd ontbonden door overlijden of door echtscheiding (art. 325 BW) Bewijs (art. 324 BW) Door bezit van staat (art. 324, eerste lid BW) = onweerlegbaar, primair bewijsmiddel (omschreven in art. 331nonies BW) Door alle wettelijke middelen (art. 324, tweede lid BW) bv. DNA-onderzoek, maar ook andere wettelijke bewijsmiddelen (getuigen, vermoedens, geschriften,…) zijn toegelaten, behalve de eed DNA-onderzoek post mortem is mogelijk, zelfs na crematie (indirect) Vermoeden dat er een buitenechtelijk kind was dus vader snel gecremeerd buitenechtelijk kind heeft vermeende grootvader’ laten opgraven en hiervan DNA-test afgenomen: voldeed als bewijs Rechtsgevolgen van de onrechtmatige weigering een deskundigenonderzoek te ondergaan: Cass. 17 december 1998 (i.v.m. art. 331octies BW) Men kan het onderzoek niet blokkeren door het weigeren van een DNAonderzoek Principe: Verbod op dwanguitoefening (= algemeen Rbeginsel) Uit onrechtmatige weigering mag de rechter het feitelijke vermoeden van vaderschap afleiden en dat in combinatie met andere elementen in het dossier zoals bv/ foto in portefuille, gestuurde verjaardagskaartjes Door vermoeden van vaderschap wegens geslachtsgemeenschap met de moeder “behalve wanneer er twijfel over bestaat” (art. 324, derde lid BW) De bedoelde twijfel betreft het causaal verband tussen de (bewezen) geslachtsgemeenschap en de verwekking.
11
Procedureregels Titularissen van de vordering: Het kind + “elk van zijn ouders persoonlijk” (art. 332ter, eerste lid BW) ook de beweerde vader vaak een probleem voogd ad hoc aangesteld Termijn (art. 331ter BW): 30 jaar, te rekenen vanaf het einde van het bezit van staat of, bij gebrek daaraan, vanaf de geboorte Deze verjaringstermijn wordt geschorst tijdens de minderjarigheid, maar loopt tussen echtgenoten (voor het kind zelf dus 48j) Partijen in het geding: zie art. 332ter, derde lid BW Vertegenwoordiging: zie art. 331sexies BW Aanstelling voogd ad hoc bij tegenstrijdigheid van belangen, die in concreto moet worden bewezen (wanneer hoedanigheden van eiser en verweerder niet gecombineerd worden) dit gebeurt meestal door jonge stagairs in de rechtbank Materieel en territoriaal bevoegde rechtbank: zie art. 331, § 1 BW Wijzen van gedinginleiding (Geding kan niet vóór de geboorte worden ingeleid, zie art. 331bis BW na weigering toestemming) Uitwerking van het vonnis Declaratief karakter Publiciteitsregeling Zie art. 333 BW: overgeschreven id registers vd burgelijke stand Bijkomende vormvereiste bij overspelige kinderen a patre Betekening van het vonnis aan de echtgeno(o)t(e) van de overspelige man, op straffe van relatieve niet-tegenwerpelijkheid (art. 322, tweede lid BW)
12
Betwisting van de afstamming Langs moederszijde Betwisting wettelijk vastgesteld moederschap: Art. 312, § 2 BW Door alle wettelijke middelen moet worden bewezen dat de moeder niet van het kind bevallen is Maar Bezit van staat t.a.v. de moeder maakt de vordering onontvankelijk Zelden of nooit in de praktijk Termijn: 1 jaar vanaf de ontdekking v/h leugenachtige karakter v/d afstamming Titularissen v/d vordering: De vader, het kind, de moeder en de persoon die het moederschap opeist (blijkbaar geen automatische vaststelling van moederschap in dit laatste geval)
Betwisting moederlijke erkenning Ontvankelijkheid Algemeen: Afwezigheid van bezit van staat t.a.v. de erkennende vrouw Bijzonder (voor de erkennende vrouw en degenen die hebben toegestemd): Een wilsgebrek (art. 330, § 1, eerste en tweede lid BW) Titularissen en termijnen (art. 330, § 1, vierde lid BW) De erkennende vrouw en de vader moeten de vordering inleiden binnen 1 j. na de ontdekking dat de erkennende vrouw niet de moeder is De beweerde moeder: binnen 1 jaar na de ontdekking dat zijzelf de moeder is Het kind: ten vroegste vanaf de 12de verjaardag, uiterlijk op de 22ste verjaardag of binnen 1 jaar na de ontdekking dat de erkennende vrouw niet zijn moeder is
Gegrondheid De erkenning wordt tenietgedaan indien door alle wettelijke middelen is bewezen dat de betrokkene “niet de moeder” is (art. 330, § 2 BW) cf. de bijzondere hypothese van art. 329bis § 3, vijfde lid BW: “niet de biologische moeder” toch moet bewezen worden dat de erkennende vrouw niet van het kind is bevallen (cf. het ongewijzigde art. 314, derde lid BW) (bewijs van genetisch niet-moederschap is niet doorslaggevend VB/ de draagmoeder dat een kind gekregen heeft na embryo-implantatie is niet genetisch de moeder maar heeft wel het kind gebaard ) De vordering v/d beweerde moeder is slechts gegrond indien haar eigen moederschap is komen vast te staan; het vonnis dat de betwistingvordering inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling v/h moederschap v/d beweerde moeder mee, indien aan de voorwaarden van art. 332quinquies BW is voldaan (art. 330, § 3 B.W.)
Betwisting gerechtelijk vastgesteld moederschap Art. 331decies B.W. door middel van een bijzonder rechtsmiddel: derdenverzet Langs vaderszijde Betwisting vaderschap echtgenoot Vb ook indien de vander van zijn juridisch vaderschap afwil omdat hij denkt dat hij de vader niet is Ontvankelijkheid (Artikel 318 BW: §1, § 2 en § 4) Ontvankelijkheid moet als 1e getest worden! Is er hier al een probleem moet men al niet meer naar de gegrondheid kijken die volgorde is belangrijk!
13
Algemeen Afwezigheid van bezit van staat t.a.v. de echtgenoot (aanhef art. 318, § 1 eerste lid BW) Vaak door rechters omzeild omdat ze DNA belangrijker vinden Toestemming van de echtgenoot tot K.I. kunstmatige insiminatie) of een andere daad (IVF, IPSI) die de voortplanting tot doel had maakt de vordering onontvankelijk, tenzij de verwekking van het kind hiervan niet het gevolg kan zijn (art. 318, § 4 BW) In het geval van wensvaderschapmoet de vader (expliciet) de toestemming geven (ook bij KID = kunstmatige insiminatie met donors) De levende en levensvatbare geboorte van het kind (art. 331bis BW) Uitzondering: de man die het vaderschap opeist, kan de vordering reeds vóór de geboorte instellen (zie art. 328bis BW) Maar er is al snel bezit van staat indien het gebeurt na de geboorte! Er zijn evenwel gevallen waarin het onduidelijk is of het kind meer of minder dan 300 dagen na de gebeurtenissen vermeld in art. 316bis BW zal worden geboren. In deze gevallen rijst het praktische probleem dat de rechtbank verzocht wordt om uitspraak te doen over de betwisting van een vaderschap dat misschien nooit zal worden gevestigd. Titularissen van de vordering Moeder, echtgenoot en kind De persoon die het vaderschap opeist (betwistingrecht onder voorwaarde en met gevolg, zie art. 318, § 5 BW) (art. 318, § 1, eerste lid BW) = een derde (id praktijk vaak door de moeder buiten het gezin gehouden Onder voorwaarde en met gevolg: Bijzonderheid voor de vordering van de beweerde biologische vader : Indien hij de betwistingvordering inleidt, is zijn vordering maar gegrond als zijn vaderschap “is komen vast te staan”; De beslissing die de betwistingvordering inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van het vaderschap van de verzoeker mee. De rechtbank gaat na of de voorwaarden van art. 332quinquies BW vervuld zijn (art. 318, § 5 B.W.) Ratio legis: Indien een derde vermeende biologische vader het vaderschap van de echtgenoot betwist en deze is effectief niet de vader zal het kind vaderloos achterblijven indien deze derde zijn verantwoordelijkheid niet opneemt het vaderschap gaat nu automatisch in hetzelfde vonnis van rechtwege over naar de derde indien bewezen is dat deze derde de biologische vader is. Subsidiair, na overlijden van de echtgenoot: diens bloedverwanten De eerste echtgenoot bij vaderschapsconflict (art. 318, § 2, tweede en derde lid BW) Termijnen (in de wet!) Moeder: 1 jaar na de geboorte (art. 318, § 2, eerste lid BW) Echtgenoot: 1 jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de (biologische) vader van het kind is (art. 318, § 2, eerste lid BW) Man die het vaderschap opeist: 1 jaar na de ontdekking van het feit dat hij de (biologische) vader van het kind is (art. 318, § 2, eerste lid BW) Kind: ten vroegste op de 12de verjaardag, ten laatste op de 22ste verjaardag of binnen 1 jaar na de ontdekking van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is (art. 318, § 2, eerste lid BW) De ouders kunnen niet optreden q.q. het minderjarige kind: het vorderingsrecht van de minderjarige tussen 12 en 18 jaar dient via (zijn voogd of) een voogd ad hoc te worden uitgeoefend Wie dient te aanwijzing van de voogd ad hoc uit te lokken? Zeker niet de vader of de moeder (die zelf verweerder zijn in deze procedure), maar het kind zelf.
14
(subsidiair) bloedverwanten van de echtgenoot: 1 jaar na de geboorte, indien de echtgenoot overleden is vóór de geboorte 1 jaar na het overlijden, indien de echtgenoot na de geboorte is overleden (art. 318, § 2, tweede lid BW) De eerste echtgenoot bij vaderschapsconflict: m.i. zelfde termijn als de (enige) echtgenoot (naar analogie met het vroegere art. 332, vierde lid BW, dat voor echtgenoot en vorige echtgenoot dezelfde termijn bepaalde) Al deze termijnen zijn vervaltermijnen, die de openbare orde raken Niet vatbaar voor stuiting of schorsing Enkel verlengbaar bij overmacht Het begrip “overmacht” moet – restrictief – verbintenisrechtelijk worden geïnterpreteerd; men moet in de absolute onmogelijkheid zijn om de vordering in te leiden binnen de voorgeschreven termijn, als gevolg van gebeurtenissen onafhankelijk van de wil van de betrokkene die hij niet heeft kunnen voorzien of voorkomen, terwijl hij de volgehouden intentie had de handeling te stellen.
Gegrondheid (Artikel 318 BW: § 3 en § 5) Art. 318, § 3 BW bevat 2 wijzen van betwisting: Op tegenbewijs Door alle wettelijke middelen (behalve de eed) kan worden bewezen dat echtgenoot niet de vader is (art. 318, § 3, eerste lid BW) Via eenvoudige verklaring Kost niets DNA onderzoek uitgespaard In drie (eigenlijk zeven) gevallen waarin het vaderschap van de echtgenoot onwaarschijnlijk is, opgesomd in art. 318, § 3, tweede lid BW = vermoedens juris tantum van niet-vaderschap, zonder verdere bewijsvoering De vermelding van “de gevallen bedoeld in artikel 316bis” (art. 318 § 3 tweede lid, 1° B.W.) is bekritiseerbaar, aangezien de vaderschapsregel in deze gevallen niet speelt, behoudens gemeenschappelijk verklaring van de echtgenoten op het ogenblik van de aangifte van de geboorte. Het is bijzonder eigenaardig dat in voorkomend geval het bewijs van niet-vaderschap niet zou moeten worden geleverd. Tijdens de parlementaire voorbereiding verklaarde de minister van Justitie dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich zou kunnen vergissen en ten onrechte de echtgenoot in de geboorteakte als vader zou kunnen vermelden. Deze vergissing behoort evenwel te worden rechtgezet door een vordering tot verbetering van de akten van de burgerlijke stand (art. 1383-1385 Ger. W.) en niet d.m.v. een (eenvoudige) betwistingvordering van een vaderschap dat juridisch niet eens vast mocht staan (het is overigens niet door de vermelding van de naam van de (ex-) echtgenoot in de geboorteakte dat het vaderschap komt vast te staan, maar krachtens de wet zelf (art. 315-317 B.W.)). Partijen in het geding Het kind (of zijn afstammelingen) De moeder De echtgenoot (art. 332bis BW)
15
Betwisting vaderlijke erkennnig Ontvankelijkheidsvoorwaarden Algemeen: afwezigheid van bezit van staat t.a.v. de erkenner (art. 330, § 1, eerste lid BW) Bezit van staat is een onontvankelijkheidsgrond voor elke vordering tot betwisting van een erkenning Diegene die een aanwezigheid van bezit van staat opwerpt moet bewijzen dat er ook effectief bezit van staat is Pro memorie: zie ook art. 331bis B.W.: het erkende kind moet levensvatbaar geboren zijn alvorens de rechtsvordering tot betwisting van het (prenataal erkende) kind ontvankelijk is. Bijzondere ontvankelijkheidsvoorwaarde Bij een betwisting door de erkenner zelf of door iemand die tot de erkenning heeft toegestemd: een wilsgebrek (art. 330, § 1, tweede lid BW) (verschoonbare dwaling, bedrog, geweld) In de rechtspraak wordt de ingeroepen dwaling meestal niet-verschoonbaar bevonden (bv. bij erkenning van een kind geboren na zes maanden zwangerschap, zogezegd zonder complicaties Rechter: ‘De dwaling is onverschoonbaar want een normaal zorgvuldig persoon zou moeten weten dat een baby niet volgroeid is na 6maanden). Bedrog is opzettelijk verwekte dwaling (meestal door de moeder geïnduceerd). Moreel geweld wordt in de rechtspraak aanvaard als wilsgebrek bij geesteszwakke erkenners. Belang van het kind mag in deze procedure geen rol spelen (!) (5x in HvC) Bewijs van biologisch niet-vaderschap is vereist voor (de gegrondheid van) elke betwisting van een erkenning, ook deze ingeleid door de erkenner zelf (na bewijs van een wilsgebrek); zie Cass. 7 mei 2007 Deskundigenonderzoek = meest betrouwbare bewijsmiddel
Voorwaarde voor de gegrondheid van de vordering Bewijs van niet-vaderschap door alle wettelijke middelen (art. 330, § 2 BW) GEEN toetsing van het belang van het kind!
Procedureregels Titularissen van de vordering: De moeder, het kind, de erkennende man en de man die het vaderschap opeist (art. 330, § 1, eerste lid BW), maar… … de vordering van de persoon die beweert vader te zijn, is maar gegrond als diens vaderschap is komen vast te staan. De beslissing die de betwistingvordering inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van het vaderschap van de biologische vader mee (de rechtbank gaat na of aan de voorwaarden van art. 332quinquies BW is voldaan) (art. 330 § 3 B.W.) Termijnen (art. 330, § 1, vierde lid BW): Voor de moeder en de erkennende man: 1 jaar na de ontdekking dat de erkennende man niet de vader is Voor de man die het vaderschap opeist: 1 jaar na de ontdekking dat hijzelf de vader is Voor het kind: ten vroegste de dag van de 12de verjaardag, ten laatste de dag van de 22ste verjaardag Opmerking: een overgangsbepaling (art. 25 § 3) stelt dat het hier om een verjaringstermijn gaat (wat evenwel merkwaardig is, gelet op de korte duurtijd van de termijn).
16
Betwisting gerechtelijk vastgesteld vaderschap Indien definiteif! = 1maand na betekening van het vonnis door de deurwaarder Art. 331decies BW Via het bijzonder rechtsmiddel derdenverzet, in te stellen door degenen die ten onrechte niet in de procedure werden betrokken Kan tot 30 jaar na de uitspraak (of 3 maanden na betekening aan de derde)
17
Gevolgen van de afstamming Hierna komen aan bod: Algemene regel + enkele specifieke uitzonderingen i.v.m. de overspelige afstamming Familienaam Erfrecht Alimentatie Recht op persoonlijk contact
Principe = gelijke gevolgen Wederkerige gelijkheidsregel in art. 334 BW ongeacht de wijze van vaststelling van de afstamming, hebben kinderen t.o.v. ouders en vice versa dezelfde rechten en verplichtingen
Uitzonderingen m.b.t. de overspelige afstamming Diverse wetsbepalingen beperk(t)en de rechten van overspelige kinderen en ouders Afschaffing van de beperkingen ten nadele van de kinderen door de wet van 1 juli 2006 Instemming van de echtgenote was vereist opdat het overspelig kind a patre de familienaam van de erkenner kan dragen (art. 335, § 3 (oud) tweede lid BW is opgeheven) Een overspelig kind kon enkel in de echtelijke verblijfplaats worden opgevoed mits de toestemming van de echtgeno(o)t(e) (art. 334bis BW is opgeheven) Het overspelig kind kon de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot niet vragen (art. 745quater, § 1, tweede lid BW is opgeheven) Een overspelig kind kon van de verdeling in natura worden uitgesloten door de overlevende echtgenoot en de huwelijkse kinderen (art. 837 BW is opgeheven) Behoud van de beperkingen ten nadele van overspelige ouders Na vaststelling van de afstamming (vb/ door erkenning door de vader, succesvolle betwisting van het vaderschap van de echtgenoot,..) erkent men het overspelige kind niet geen sancties ! (discriminatie?) De overspelige ouder verliest automatisch de voordelen door de echtgenoot toegestaan bij huwelijkscontract en schenkingen in het huwelijkscontract gedaan (art. 334ter, eerste en vierde lid BW) Ratio: Om te vermijden dat de niet-overspelige echtgenoot de echtscheiding zou aangaan (toen was overspel nog een grond tot echtscheiding) en dat de overspelige echtgeno(o)t(e) toch gestraft werd, ook zonder echtscheiding Welke voordelen verdwijnen? Huwelijksvoordelen die verdwijnen: Bedingen van vooruitmaking: beding waarbij de echtgenoot gratis mag voorafnemen bij ontbinding van het huwelijk mogen bepaalde goederen gratis naar de andere zonder schending van zijn deel Bedingen van ongelijke verdeling: Vb/Afspraak waarbij 1 van de partners bij ontbinding 25% van de gemeenschappelijke goederen krijgt en de andere 75% Verblijvingsbedingen: Alles gaat naar de langstlevende Bedingen van inbreng vervallen NIET: Afspraken waarbij men eigen of onverdeelde goederen in de gemeenschap brengt Schenkingen bij huwelijkscontract: M.b.t. tegenwoordige goederen M.b.t. toekomstige goederen (= contractuele erfstellingen): Vb/ ‘ik schenk het grootste beschikbare deel aan de langstlevende’ Correcties:
18
Handhaving van huwelijksvoordelen en schenkingen is mogelijk door de bedrogen echtgenoot bij notariële akte (art. 334ter, eerste lid in fine BW) De sancties gebeuren van rechtswege maar de bedrogen echtgenoot kan bedingen dat de sancties niet uitgevoerd worden dit moet expliciet gebeuren Verval doet geen afbreuk aan de rechten van derden te goeder trouw (art. 334ter, tweede lid BW) Vrijwaring van de rechten van derden te goeder trouw (die b.v. goederen hebben gekocht van een overspelige echtgenoot) impliceert o.m. dat de trouwe mede-echtgenoot enkel de tegenwaarde van de vervreemde goederen (niet: de goederen zelf) zal kunnen terugvorderen van zijn ontrouwe echtgenoot (en dus niet van de derden te goeder trouw). Vb/ de derde had een goed gekocht van de overspelige echtgenoot. Deze zou dit goed krijgen via de huwelijksvoordelen. Deze voorwaarden verdwijnen echter derde blijft eigenaar van het goed maar overspelige echtgenoot moet de tegenwaarde van het verkochte goed terugbetalen aan de echtgenoot De overspelige ouder kan geheel of gedeeltelijk worden onterfd door zijn medeechtgenoot, met uitzondering van het vruchtgebruik op de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad = concrete reserve (art. 334ter, derde lid BW) Deze aantasting van het erfdeel van de LLE is mogelijk d.m.v. testament, legaat, schenking, …
19
Familienaam Overzicht: Zes regels ex art. 335 BW Enkel vaderschap staat vast (zeer zelden) Naam vader (art. 335, § 1 BW) Vb/ anonieme bevalling + man die het kind erkent (heeft hier geen toestemming voor nodig)
Enkel moederschap staat vast Naam moeder (art. 335, § 2 BW) Vb/ ongehuwde moeder & vriend erkent het kind niet Vb/ kind geboren binnen huwelijk maar na succesvolle betwisting van het vaderschap echtgenoot 1 maand na betekening van het vonnis (in kracht van gewijsde) krijgt het kind uit kracht van wet de naam van de moeder (komt heel vaak voor) Tenzij de biologische vader het vaderschap van de echtgenoot had betwist: de naam van de biologische vader komt misschien in de plaats Is het verlies van de naam van de vader na betwisting van het vaderschap discriminatoir voor meerderjarigen, vergeleken met behoud naam moeder voor meerderjarigen met laat vastgestelde afstamming van vaderszijde? Zie Arbitragehof nr. 171/2005, 23 november 2005, dat geleid heeft tot art. 335, § 4 BW
Vaderschap en moederschap staan tegelijk vast Naam vader (art. 335, § 1 BW) Wordt de vrouw gediscrimineerd door deze verplichte patrilineaire naamsverkrijging? Arbitragehof 6 november 2002: Het doel van de wettelijke regeling is de familienaam op eenvoudige en eenvormige wijze bepalen en een zekere onveranderlijkheid geven. De voorkeur voor de familienaam van de vader gaat terug op historische patriarchale opvattingen. In de opvattingen van de huidige samenleving zouden andere regelingen aan de doelstellingen kunnen beantwoorden, maar dit volstaat niet om de geldende regeling discriminatoir te achten. Het recht op een naam is een persoonlijkheidsrecht. Het recht om zijn naam door te geven aan zijn kind is geen grondrecht. Vbn: Huwelijks kind Erkenning door de vader in de geboorteakte Prenatale erkenning Niet: gerechtelijke vaststelling van het vaderschap: kan alleen na de levende en levensvatbare geboorte van het kind kind wordt dus geboren onder de naam van de moeder
Moederschap komt vast te staan na vaderschap (zeer zelden) Naam vader blijft (impliciet maar zeker, nu art. 335 BW geen modaliteiten tot naamswijziging in dit geval bevat) Vb/ na anonieme bevalling + erkenning door de vader + later erkenning dr de moeder
Vaderschap komt vast te staan na moederschap Naam moeder blijft, maar…ouders kunnen samen verklaring tot naamswijziging afleggen voor ABS (art. 335, § 3, eerste lid BW)
20
Vb: ongehuwde vrouw + elke erkenning / procedure gerechtelijke vaststelling van het vaderschap Deze verklaring tot naamswijziging moet worden afgelegd: Binnen het jaar na het vernemen van de vaststelling van de afstamming en Vóór de meerderjarigheid of ontvoogding Bij erkenning van een overspelig kind a patre begint de termijn van één jaar te lopen op de dag die volgt op de in art. 319bis, tweede lid BW bedoelde kennisgeving of betekening (art. 335, § 3, tweede lid in fine BW) Vragen aan Arbitragehof/ GwH: Gelijkheid? Worden meerderjarigen gediscrimineerd doordat de ouders de verklaring tot naamswijziging moeten afleggen vóór de meerderjarigheid van het kind? Arbitragehof 14 juli 1994 Neen Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd door de mogelijkheid voor de moeder haar toestemming tot de erkenning te weigeren? Arbitragehof 28 november 1995 Neen Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd doordat bij onenigheid tussen vader en moeder hun naam onveranderd blijft? Arbitragehof 7 november 1996 en 6 november 1997 Neen (de ouders worden geacht samen te handelen in het belang van het kind) Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd nu hun naamswijziging niet meer mogelijk is doordat de moeder weigert de verklaring af te leggen, hoewel zij eerder heeft toegestemd tot de erkenning? Arbitragehof nr. 82/2004, 12 mei 2004 De wetgever mag ervan uitgaan dat de ouders het best (samen) het belang van het kind kunnen beoordelen tot diens meerderjarigheid of ontvoogding; het gegeven dat hun onenigheid niet vanaf het begin blijkt, is niet relevant. De naamswijziging is mogelijk via de administratieve procedure; de overheid zal niet anders kunnen dan een verzoek van iemand om de naam van zijn vader te dragen als ernstig beschouwen. Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, mag er zonder zijn akkoord geen enkele verandering aan zijn naam worden aangebracht. (art. 335, § 4 BW) Vraag aan het Arbitragehof / GwH: Is verlies naam vader na betwisting vaderschap discriminatoir voor meerderjarigen, vergeleken met behoud naam moeder voor meerderjarigen met laat vastgestelde afstamming van vaderszijde? Arbitragehof nr. 171/2005, 23 november 2005 De verplichting tot naamsverandering na betwisting van vaderschap is een inmenging in de uitoefening van het recht op eerbiediging van het privé-leven van de betrokkene. Er is sprake van een onevenredige aantasting v/d sociale waarborg op de onveranderlijkheid v/d naam na een wijziging van staat. De mogelijkheid tot administratieve naamswijziging kan het aangevoerde verschil in behandeling niet redelijkerwijs verantwoorden, aangezien die mogelijkheid per definitie hypothetisch blijft. Conclusie: art. 335 § 2 B.W. schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het van toepassing is op meerderjarige kinderen die met succes het vaderschap hebben betwist.
21
Curiosum: De naam van de vondeling (art. 58 BW) wordt gegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan wie het kind werd afgegeven Gewoonlijk krijgt de vondeling twee of meer voornamen, waarvan één als familienaam dient Vb: Filip André Een familienaam, afgeleid uit de omstandigheden waarin het kind gevonden werd, of met inachtneming van de feitelijke gegevens, komt eveneens voor. Vb: Van lokeren, Vrijdag, Bruynooghe, Jackey Ickx, Verpackt Vordering tot naamsbetwisting = een mogelijkheid die voortvloeit uit het Decreet 6 Fructidor jaar II (23 augustus 1794): “Iedereen is verplicht de naam te dragen die in zijn geboorteakte is vermeld” (art. 1) > R om een naam te dragen Indien men een andere dan de eigen naam draagt Vordering tot stopzetting van het gebruik van ‘uw’ naam door iemand anders Komt zelden voor Recht op naam is een onvervreemdbaar en onverjaarbaar persoonlijkheidsrecht, dat verdragsrechtelijk gewaarborgd is Bescherming via gerechtelijke vordering tot naamsbetwisting (stopzetting + art. 1382 BW) Elke belanghebbende kan een vordering tot naamsbetwisting instellen tegen degene die de naam van een ander persoon draagt of er misbruik van maakt. Het alledaags karakter van de naam volstaat niet om de vordering te beletten (Cass. 25 mei 1962). Zie evenwel Brussel 12 januari 1994, R.W. 1994-95, 229: in de zaak Xavier De Baere oordeelde het hof dat de drager van een naam zich tegen het gebruik van een gelijkluidende naam niet kan verzetten o.g.v. zijn persoonlijkheidsrecht. Naamsverandering = administratieve procedure geregeld door wet van 15 mei 1987 (meebr nr examen) Bij FOD justitie Is een gunst, toegestaan door de uitvoerende macht, geen recht van de aanvrager Maar in het geval van ‘Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd nu hun naamswijziging niet meer mogelijk is doordat de moeder weigert de verklaring af te leggen, hoewel zij eerder heeft toegestemd tot de erkenning? ‘ moet de overheid het verzoek tot naamsverandering steeds als ernstig beschouwen vraag kan komen van kind of zijn wettelijike vertegenwoordiger (hier dus wsl de vader die wel mocht erkennen maar zijn naam niet mocht geven) Onderscheid: Familienaamsverandering: bij KB Het verzoek moet op “ernstige redenen” steunen: Een belachelijke (dr combinatie voor & achternaam Peter Seli), hatelijke of onzedelijke naam Belgicisering van een naam, b.v. ter integratie Toekenning van de naam van de biologische vader Toekenning van de naam van de pleegouder. Voorkomen van het uitsterven van een naam (uitzonderlijk) Gevraagde naam mag geen aanleiding geven tot verwarring en de verzoeker of derden niet schaden KB wordt in BS bekendgemaakt; verzet kan Registratierecht is verschuldigd (€ 49 of € 740) Registratierecht: zie art. 249 §§ 2 en 3 W. Reg.: in de regel € 49, maar € 740 voor
22
vergunningen om aan een naam een andere naam toe te voegen of een hoofdletter door een kleine letter te vervangen. Voornaamsverandering: bij MB (eenvoudiger) Kan “om enigerlei reden” maar appreciatiebevoegdheid (uitz: bij transseksuelen is er geen appreciatiebevoegdheid zij worden zowel psychologisch als endocrinologisch begeleid + volgen een hormonentherape + moeten zijn gediagnosticeerd) Moet worden toegestaan onder de voorwaarden van art. 2, derde lid Naamwet (transseksuelen, zie art. 3, tweede lid Naamwet)) Gevraagde voornaam mag nooit aanleiding geven tot verwarring en de verzoeker of derden niet schaden MB, niet in BS bekendgemaakt; verzet is niet mogelijk Registratierecht is verschuldigd (€ 490, verminderbaar tot € 49 om bepaalde redenen) Vermindering van registratierecht (zie art. 249 § 1 W. Reg.): in de regel € 490, maar € 49 indien de voornamen waarvan de wijziging wordt gevraagd: 1° op zichzelf of samengenomen met de naam, belachelijk of hatelijk zijn, of dit zijn omdat ze manifest ouderwets zijn (vb/ hypotamius); 2° vreemdklinkend zijn; of 3° tot verwarring aanleiding kunnen geven 4° enkel aangepast worden door een diakritisch teken of leesteken toe te voegen of weg te nemen; 5° afgekort worden. De vermindering geldt ook voor de voornaamswijziging van transseksuelen.
Naamsverbetering Is altijd een naamsverandering maar een naamsverandering is nt steeds een naamsverbetering! Vordering tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand na een gerechtelijke procedure (art. 1383-1385 Ger.W.) Ingeval van onjuiste naam in de geboorteakte (die geen tikfout is) Juiste naam = deze van de vader, zoals vermeld in de geboorteakte v/h kind (Cass. 29 oktober 1976) Procedure na vordering tot verbetering: Verzoekschrift bij de rechtbank van eerste aanleg v/d plaats waar de foutieve akte v/d burgerlijke stand is opgemaakt Behandeling in raadkamer + kantmelding in de foutieve akte HvC: Er is geen onjuiste naam indien de naam vd verzoeker dezelfde is als de naam die id geboorteakte vd vader staat, zelfs indien deze nt hetzelfde is als de naam die op de geboortrakte vd grootvader staat geen eenvoudige procedure + via verzoekschrift, nt via dagvaarding! Verbetering van een materiële misslag door de ABS (art. 99-100 BW) (limitatieve opsomming in art. 100 BW) In deze context: tikfout in naam of voornamen Oplossing = verbetering via randmelding in rode inkt, na gunstig advies van de PdK
23
Erfrecht
Bij een gebrek aan testament !! Bij gebrek aan een huwelijkscontract!! Wettelijke erfopvolging Art. 718 BW: “Erfenissen vallen open door de dood” De nalatenschap wordt verdeeld onder de wettelijke erfgenamen van de erflater (bij gebrek aan testament of huwelijkscontract) Wie zijn de wettelijke erfgenamen? De bloedverwanten met juridisch (niet: louter biologisch) vastgestelde afstammingsband t.a.v. de erflater (zie GwH 7 november 2007, nr. 136/2007) De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner (nt de feitelijk samenlevende heeft wel invloed op successierechten: moet minder belastingen betalen op wat men zou erven maar erft niet automatisch!) De adoptieve verwanten van de overledene (gewone: alleen vd adoptant, nt zijn familie ≠ volle adoptie: volledig opgenomen id adoptantenfamilie) Bij gebrek daaraan: de Staat
Voorwaarden om te erven Bestaan bij het openvallen v/d nalatenschap Verwekt uiterlijk op het ogenblik van overlijden EN Naderhand levend en levensvatbaar geboren (art. 725 BW) De erflater overleven Problemen bij: Afwezigheid Juridische: Via een vonnis v verklaring van afwezigheid + overgeschreven in de burgelijke stand = ‘overleden’ komt deze daarna toch ng terug dan kan hij de goederen terug krijgen maar alleen in natura Feitelijke: nt te vinden Gelijktijdig overlijden Leer van de commorientes Vb/ auto-ongeval = vermoeden van gelijktijdig overlijden, in werkelijk mogelijks/wsl nt maar dit valt onmogelijk te bewijzen men neemt dit aan en zo kunnen zij van elkaar niet erven verhindert heel wat problemen voor de verdeling vd nalatenschap indien bv familie- of gezinsleden die samen overleden zijn) Niet onwaardig zijn Indien men iets ergs gedaab heeft tov de erflater Limitatief in de wet omschreven oorzaken van onwaardigheid (art. 727 BW) Ontzetting uit ouderlijk gezag kan leiden tot onwaardigheid m.b.t. nalatenschap kind (art. 33, 5° Jeugdbeschermingswet) of echtgenoot (art. 745septies, §§ 1 en 2 BW) Volledige ontzetting: ouder kan nt erven vh kind en evt ook nt vd echtgeno(o)t(e) Gedeeltelijke ontzetting: mogelijk te bepalen
De orden van erfopvolging Wat is een orde? Een geheel van erfgenamen die (samen genomen) andere uitsluiten (of worden uitgesloten), ongeacht de graad t.o.v. de erflater 4 orden Strikte hiërarchie tussen de verschillende orden:de eerste komt voor de tweede, de tweede voor de derde en de derde voor de vierde (uitzondering bij kloving)
24
DICHTE ORDE SLUIT VERDERE ORDE UIT Eerste orde = de afstammelingen van de overledene (kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen…) = afstammelingen in afdalende rechte lijn Tweede orde De ouders van de overledene, indien zij tot de nalatenschap komen samen met (half)broers of (half)zussen of afstammelingen van deze (half)broers of (half)zussen (neven of nichten) De (half)broers en (half)zussen van de overledene De afstammelingen v/d (half)broers en (half)zussen v/d overledene Derde orde = alle ascendenten van de overledene (ook de ouders, maar deze enkel indien zij opkomen zonder (half)broers of (half)zussen of afstammelingen van (half)broers of (half)zussen, grootouders,...) Vierde orde = alle bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad, andere dan (half)broers en (half)zussen en hun afstammelingen (ooms, tantes,...)
De lijn Bloedverwanten In rechte lijn: stammen van elkaar af Opgaand: ascendenten Nederdalend: descendenten In de zijlijn: hebben een gemeenschappelijke stamouder
De graad
= Generatie Afstand in bloedverwantschap tot erflater Rechte lijn: = graden dr generaties = aantal stokjes Zijlijn: = tellen tot gemeenschappelijke stamouder + v stamhouder tot deze persoon Broer: 2e graad Nicht: 4e graad Bloedverwanten verder dan de vierde graad erven niet (uitzondering: plaatsvervulling) Binnen elke orde erft de dichtste in graad (uitzondering: plaatsvervulling) Gelijken in graad binnen dezelfde orde verkrijgen een gelijk aandeel (= verdeling per hoofd) Het aandeel van de verwerpende erfgenaam gaat naar de mede-erfgenamen van dezelfde orde en dezelfde graad Is de verwerpende de enige erfgenaam in zijn graad, dan is zijn aandeel voor de erfgenamen van de volgende graad.
25
Plaatsvervulling 2 manieren om te erven In eigen hoofde: in eigen graad Dmv plaatsvervulling: in de graad waar de andere zat Wat? De afstammelingen van een vooroverleden erfgenaam komen samen tot het erfdeel waarop hun ouder, grootouder… recht had (= fictie van de wet) = uitz op dr regel dat men nt verder dan de 4e graad kan erven Wie kan bij plaatsvervulling opkomen? De afstammelingen van afstammelingen van de overledene De afstammelingen van (half)broers en (half)zussen van de overledene Afstammelingen van ooms en tantes van de overledene Nooit in opgaande lijn (grootvader nt in plaats vd vader!) Voorwaarden voor plaatsvervulling Degene wiens plaats men vervult, moet vooroverleden zijn of gelijktijdig zijn overleden De plaats van een verwerpende of onwaardige erfgenaam kan niet worden ingenomen (wel deze van een door de rechtbank afwezig verklaarde) Wat wel kan is: Bij plaatsvervulling opkomen voor een persoon wiens nalatenschap men verworpen heeft of Vb/ kind die nalatenschap vd vader heeft verworpen kan wel erven v grootouders aan vaders zijde Bij plaatsvervulling opkomen voor een persoon t.a.v. wie men onwaardig was om van te erven
Verdeling Plaatsvervullers erven bij staken, niet bij hoofden: Al de afstammelingen die de plaats van de overleden erfgenaam vervullen, komen gezamenlijk en ten belope van diens erfdeel tot de nalatenschap Verdeling per staak, niet bij hoofden
Indien eenzelfde staak verscheidene takken heeft voortgebracht, geschiedt de onderverdeling in elke onderscheiden tak eveneens bij staken en delen de leden van dezelfde tak bij hoofden. Verdeling per staak en per tak van een staak
1/4
1/4
1/6
1/6
1/12 1/12
Kloving Wat? De nalatenschap wordt in twee gelijke delen verdeeld: ½ voor bloedverwanten in de vaderlijke lijn ½ voor bloedverwanten in de moederlijke lijn
26
Wanneer? Altijd vanaf de derde orde; soms ook al binnen de tweede orde (= “kleine” of “beperkte” kloving) Techniek Kloving splitst de nalatenschap in twee helften, om die toe te kennen aan de vaderlijke lijn enerzijds en de moederlijke lijn anderzijds Binnen elk van beide lijnen erft de dichtste in orde en graad; erfgenamen in dezelfde orde en graad erven evenveel Eenmaal na de kloving wordt de erfenis zelfstandig verdeeld mogelijk kunnen dus 2 ≠ ordes erven langs de 2 ≠ zijden Als er geen erfgenamen zijn in de ene lijn, wordt hun deel geërfd door de erfgenamen in de andere lijn Kloving doorbreekt de prioriteitsregel van de orden (b.v.: erfgenamen uit de derde orde in de ene lijn, sluiten erfgenamen uit de vierde orde in de andere lijn niet uit) Mildering van het klovingsprincipe Ingeval in één lijn een ouder erft en in de andere lijn een zijverwant uit de vierde orde, dan erft de ouder ook het vruchtgebruik op 1/3 van de goederen die geërfd worden in de andere lijn (art. 754 B.W.) ouder krijgt automatisch VG op de ½ vd goederen + VG op 1/3 vh deel vd andere lijn krijgt VG op 1/6 vd nalatenschap “Kleine” kloving (binnen de tweede orde) Wanneer? In twee gevallen (nt cumulatief): Wanneer er naast een volle broer of zus ook een halfbroer of halfzus tot de nalatenschap komen Wanneer een halfbroer of halfzus van moederszijde EN een halfbroer of halfzus van vaderzijde tot de nalatenschap komen Uitwerking: De nalatenschap (of het gedeelte ervan dat niet toekomt aan de ouders van de erflater) wordt in twee gelijke delen verdeeld tussen de vaderlijke lijn en de moederlijke lijn Volle broers en zussen erven dan in beide lijnen, terwijl halfbroers en halfzussen enkel erven in hun lijn
Toebedeling binnen de eerste orde = de afstammelingen van de overledene Andere orden erven niets Hypothese K3 is vooroverleden plaatsvervulling mogelijk K3 verwerpt K3 is onwaardig KK1 & KK2 kunnen nt erven K1, K2 en K3 zijn vooroverleden KK1 & KK2 elk ½ dr plaatsvervulling Idem als d), maar er is een KK3, kind van K1 KK3: ½ , KK1 & KK2: 1/4 K1, K2 en K3 verwerpen of zijn onwaardig KK1 & KK2 kunnen uit eigen hoofde erven, nt uit plaatsvervulling omdat mn naar de volgende graad zal kijken
Toebedeling binnen de tweede orde = De ouders van de overledene, indien ook (half)broers of (half)zussen of afstammelingen van deze = De (half)broers en (half)zussen van de overledene & hun afstammelingen
27
De ouders krijgen elk een vast ¼ Het overige (3/4 of 1/2, naargelang de erflater slechts één ouder of beide ouders achterlaat) wordt verdeeld tussen broers en zussen (of hun afstammelingen)
Hier id 2e orde want er zijn gn afstammelingen
Hypothese Gwne situatie M: ¼, V: ¼, B: ¼, Z: ¼ V of M is overleden M: ¼ , B: 3/8, Z: 3/8 B of Z is overleden indien Z: K1 & K2 kunnen dr plaatsvervanging erven V en M zijn overleden B&Z elk ½, K1&K2 nt (=subhypothese van d) B is volle broer, Z is halfzus beperkte kloving
B Z Tot
½ moederskant ¼ ¼ ½
½ vaderskant
Totaal
½ X ½
¾ ¼ = 1 geheel
halfbroer B is nog in leven B erft alles
Enkel
Toebedeling binnen de derde orde = alle ascendenten van de overledene Vader is 3e orde want gn broers,... Kloving want 3e orde Gwne situatie Binnen vaderlijke lijn: V staat dichtst: ½ Binnen moederlijke lijn: GV staat dichtst: ½
Hypothese Gwne situatie Binnen vaderlijke lijn: V staat dichtst: ½ Binnen moederlijke lijn: O staat dichtst: ½ O is vooroverleden maar heeft kinderen en kleinkinderen Kinderen & kleinkinderen erven ½ O is kinderloos overleden Er zijn geen erfgenamen in één lijn
Toebedeling binnen de vierde orde GV–GM
O1
GV–GM
O2
V – M
DC
A
B
C
= alle bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad, andere dan (half)broers en (half)zussen en hun afstammelingen
Steeds kloving Hypothese O is vooroverleden maar heeft kinderen en kleinkinderen O is kinderloos overleden Er zijn geen erfgenamen in één lijn
28
Erfrecht langstlevende echtgenoot INDIEN GEEN TESTAMENT OF HUWELIJKSCONTRACT gwn wettelijk stelsel Overzicht
Eigen M
Gemeensch
Eigen Vr
Bij ontbinding vh huwelijk dr overlijden ½ vh gemeensch nr langstlevende echtgenoot, ½ nr erfgenaam Vb/ Deel vd man: eigen deel + deel gemeenschappelijk vermogen nr erfgenamen 2 mogelijkheden: LLE komt in samenloop met 1e orde LLE komt in samenloop met andere orden Er zijn geen andere erfgerechtigden
In samenloop met afstammelingen van de erflater: LLE krijgt het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap (art. 745bis, § 1, eerste lid BW) De afstammelingen slechts blote eigendom
In samenloop met andere bloedverwanten dan afstammelingen van de erflater LLE krijgt de VE v/h deel v/d eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen + het VG van diens eigen vermogen (art. 745bis, § 1, tweede lid BW) Voorbeeld: Y krijgt VE gemeensch vermogen + VG eigen vermogen DC V: ¼ , M: ¼ , B: ¼ , Z: ¼ van blote eigendom
In een nalatenschap zonder erfgerechtigde bloedverwanten van de erflater: LLE krijgt de volledige nalatenschap in volle eigendom (art. 745bis, § 1, derde lid BW)
Steeds: (indien gezinswoning gehuurd) LLE verkrijgt het recht op huur van het onroerend goed dat bij overlijden tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en het vruchtgebruik op het daarin aanwezige huisraad (art. 745bis, § 3 BW)
Omzetting van het vruchtgebruik van de LLE (langstlevende echtgenoot) Ratio: het VG blokkeert in zekere zin de nalatenschap, omdat tussen vruchtgebruiker en blote eigenaar geen onverdeeldheid bestaat blokeert +/- nalatenschap Concretisering v/h omzettingsrecht = omzetting in: VE v/d met VG belaste goederen (VG geschat & verdeling goederen in VE tss LLE & erflater) Een geldsom (erfgenamen kopen VG af) Een gewaarborgde en geïndexeerde rente (erfgenamen kopen VG af maar meer gespreid)
29
Titularissen van het omzettingsrecht: De blote eigenaars en/of de LLE, afhankelijk van aan wie de blote eigendom toebehoort Behoort de blote eigendom toe aan Afstammelingen of geadopteerde kinderen van de erflater: LLE + blote eigenaars omzettingsgerechtigd (geen termijn) De rechtbank heeft hier een discretionaire bevoegdheid Uitz: niet mogelijk om de omzetting op te dringen ivm huisraad & gezinswoning Andere personen: Enkel LLE omzettingsgerechtigd (vordering binnen vervaltermijn van vijf jaar na het openvallen v/d nalatenschap) In dit geval… kan de langstlevende tevens (te allen tijde) de afkoop eisen van de blote eigendom van de zgn. “preferentiële goederen” (= huisraad & gezinswoning) (art. 745quater, § 2, tweede lid BW). Mogelijkheden: Afkoop: VG krijgt VE Omzetting: VG krijgt VE Afzetting: BE krijgt VE Het recht om de omzetting te vorderen kan niet worden ontnomen aan (ook nt via het testament): De afstammelingen uit een vorig huwelijk van de vooroverleden echtgenoot De langstlevende echtgenoot m.b.t. de preferentiële goederen (art. 745quinquies, § 2 BW) Waardering van het vruchtgebruik = een feitenkwestie 4 berekeningscriteria in art. 745sexies, § 3 BW fictie in art. 745quinquies, § 3 BW Het vruchtgebruik wordt berekend volgens: De waarde (op de dag van de omzetting) De opbrengst van de goederen De eraan verbonden schulden en lasten De vermoedelijke levensduur v/d vruchtgebruiker Bij een tweede huwelijk van de erflater wordt de LLE geacht ten minste 20 jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit een vorige relatie Vb/ 60jarige trouwt met 20jarige maar heeft reeds een 40jarig kind De nieuwe vrouw wordt geacht 60jaar te zijn om de waarde vh VG te doen dalen
Erfrecht langstlevende wettelijke samenwoonende Vruchtgebruik Van het onroerend goed dat het gezin tijdens het samenwonen tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende (of: recht op huur bij gehuurde gezinswoning) Van het daarin aanwezige huisraad Rest vd goederen VE nr bloedverwanten Art. 745octies, § 1, eerste en tweede lid BW, (Zie de Wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven
30
met het oog op het bevorderen van de continuïteit, B.S. 8 mei 2007, in werking getreden op 18 mei 2007.) Uitzondering Geen vruchtgebruik of huurrecht voor de langstlevende wettelijk samenwonende wanneer deze een afstammeling is van de erflater (art. 745octies, § 1, derde lid BW), ter bescherming van de reservataire rechten van de andere kinderen De regels inzake de omzetting van het vruchtgebruik van de echtgenoot zijn mutatis mutandis ook van toepassing op het vruchtgebruik dat de langstlevende wettelijk samenwonende erft (zie de verwijzing in art. 745octies § 3 B.W. naar de artikelen 745quater tot 745septies B.W.).
Anomaal erfR (wettelijke terugkeer) = Bloedverwanten in opgaande lijn erven met uitsluiting v alle andere erfgenamen de goederen dr hen geschonken aan hun kinderen of afstammelingen Voorwaarden Erflater is zelf zonder nakomelingen gestorven Geschonken goederen zijn ng in natura aanwezig in nalatenschap verkocht: ascendenten krijgen de ng verschuldigde verkoopprijs (nt de reeds betaalde) Art 747 BW = ‘Anomaal’ = wijkt af vd wettelijke erfopvolging Gn regels v prioriteit v ordern & graden v toepassing
Aanvaarding en verwerping van de nalatenschap Principe = drievoudig keuzerecht Een erfgenaam kan: Zuiver aanvaarden Verwerpen Aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving
Zuivere aanvaarding Uitdrukkelijk (via een akte) Impliciet (door de goederen in bezit te nemen of te beheren) Een daad van impliciete of stilzwijgende aanvaarding is elke daad die meer is dan een daad van behoud of voorlopig beheer, waaruit men de bedoeling van de erfgenaam kan afleiden om de nalatenschap waartoe hij is geroepen, zuiver te aanvaarden. Vb/ deel vd nalatenschap verkopen, nt dak vh huis herstellen = belangrijk vr SE’s!! Binnen de 30 jaar na het overlijden De aanvaarding werkt retroactief: Vanaf het overlijden treedt de aanvaardende erfgenaam in de rechten en plichten van de overledene (sustinet personam defuncti) De aanvaarding is definitief: semel heres, semper heres (eenmaal erfgenaam, altijd erfgenaam) Zowel activa als passiva Niemand is verplicht de nalatenschap (zuiver) te aanvaarden (en kan dus verwerpen), behalve de erfgenaam die goederen van de nalatenschap met bedrieglijk inzicht heeft weggemaakt of verborgen gehouden
31
(art. 792 BW: gedwongen aanvaarding na heling: = zuivere aanvaarding; vb/ goederen uit het huis vd overledene halen en bij erfgenaam wegsteken)
Verwerping van de nalatenschap Verwerping wordt nooit vermoed en dient te gebeuren door een verklaring ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg De nalatenschap van een nog levende persoon kan niet worden verworpen De verwerpende erfgenaam wordt vermoed nooit erfgenaam geweest te zijn: zijn erfdeel komt toe aan zijn mede-erfgenamen, zonder plaatsvervulling Ouders hebben machtiging nodig om namens hun kinderen te verwerpen (art. 378 j° 410, § 1, 5° BW) Indien kinderen <18j erven maar passiva > activa ouders moeten toestemming vragen ad vrederechter bij eenzijdig verzoekschrift soms doen ouders dit nt maken gn keuze minderjarige wordt geacht zuiver aanvaard te hebben
Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving De erfgenaam is slechts gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap tot het bedrag van de waarde der goederen die hij verkrijgt (art. 802 BW) De boedels van erflater en erfgenaam worden niet vermengd Hoe? Door een verklaring ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad Deze verklaring moet voorafgegaan of gevolgd worden door een getrouwe en notariële inventaris van de goederen van de nalatenschap Termijn: 3 maanden + 40 dagen om zich te beraden (zie art. 795 BW) Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving is verplicht: Telkens wanneer minderjarigen of beschermde meerderjarigen (verlengd minderjarigen, gerechtelijk onbekwaamverklaarden, personen onder voorlopig bewind) gerechtigd zijn Wanneer erfgenamen van mening verschillen over het aanvaarden of verwerpen van een aan hun onbesliste rechtsvoorganger toekomende nalatenschap indien grootouders overlijden maar ouders beslisten ng nt & deze ouders overlijden ook broers & zussen weten nt wat te doen aanvaarden onder voorR
Vereffening en verdeling (NTK!) Algemeen Wanneer meerdere erfgerechtigden aanvaard hebben, ontstaat een onverdeeldheid De verdeling kan te allen tijde gevorderd worden, maar kan conventioneel worden uitgesteld, telkens voor max. 5 jaar (zie art. 815 BW) Drie vormen van verdeling: Minnelijk Minnelijk, maar onder gerechtelijk toezicht Gerechtelijk De minnelijke verdeling De meerderjarige, bekwame, tegenwoordige of behoorlijk vertegenwoordigde medeeigenaars verdelen “in zodanige vorm en bij zodanige akte als zij dienstig oordelen” (onroerende goederen: authentieke akte vereist)
32
De bijzondere minnelijke verdeling Wanneer er een minderjarige of beschermde meerderjarige mede-eigenaar is geschiedt de verdeling door een notaris, onder voorzitterschap en met goedkeuring van de vrederechter De gerechtelijke verdeling Wanneer? Eén van de mede-eigenaars weigert in te stemmen met de verdeling Er rijzen geschillen over de wijze van verdeling (of over de wijze om de verdeling te beëindigen) De meest gerede partij vordert de gerechtelijke verdeling voor de rechtbank van eerste aanleg, waarna de rechtbank één of twee notarissen aanwijst + een notaris om de niet-verschijnende of weigerende partijen te vertegenwoordigen De aangewezen notaris maant de belanghebbenden aan Om aanwezig te zijn bij de opmaak van het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden en Om hem alle nuttige inlichtingen te verschaffen Verdeling in natura is de regel, maar de rechtbank beveelt de openbare verkoop van goederen die niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld (art. 1211, eerste lid Ger.W.) Indien de roerende en onroerende goederen niet openbaar worden verkocht, heeft de aangewezen notaris een vijfvoudige opdracht (zie art. 1212 Ger.W.), die bestaat in… De opmaak van de boedelbeschrijving De opmaak van de rekeningen die de deelgenoten elkaar verschuldigd mochten zijn De vorming van de algemene massa De samenstelling van de kavels De afrekening met elk der deelgenoten Nadat de roerende en onroerende goederen geschat of verkocht zijn, maakt de notaris in een staat van vereffening het ontwerp van verdeling op, waarbij eventueel een “proces-verbaal van beweringen en zwarigheden” wordt gevoegd In dit geval beslecht de rechtbank de geschillen: Ofwel homologeert zij de staat van vereffening zonder meer Ofwel vraagt ze de notaris om een aanvullende staat of een staat overeenkomstig haar richtlijnen Betaling van de schulden Iedere erfgenaam kan, vóór de verdeling in natura, de verkoop van de onverdeelde goederen vorderen, zo dit nodig is ter voldoening van de schulden en lasten van de nalatenschap (art. 826 BW) Na de verdeling dragen de mede-erfgenamen onderling bij in de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, ieder naar evenredigheid van wat hij daaruit ontvangt (art. 870 BW) Schuldeisers van de overledene hebben het recht de afscheiding van de boedels te vorderen (art. 878 B.W.); op die manier kunnen zij zich bij voorkeur op de goederen van de nalatenschap laten betalen (vóór de persoonlijke SE’s van de erfgenaam) Schuldeisers van een erfgenaam kunnen de boedelafscheiding niet vorderen, maar hebben het recht om (op eigen kosten) in de verdeling tussen te komen (= preventief recht van verzet versus repressieve actio pauliana) Gevolgen van de verdeling “Iedere erfgenaam wordt geacht alleen en onmiddellijk te zijn opgevolgd in alle goederen die in zijn kavel zijn begrepen of die hem bij veiling ten deel zijn gevallen, en nooit de eigendom van de andere goederen van de nalatenschap te hebben gehad” (art. 883 BW)
33
Nietigheid van de verdeling Wegens geweld, bedrog of benadeling voor meer dan een vierde (art. 887 BW) (schatting van de goederen op hun waarde t.t.v. de verdeling) = relatieve nietigheid
Erfrechtelijke reserve en beschikbaar deel Relevantie: wanneer de erflater bij schenking of testament over zijn goederen heeft beschikt Beschikbaar deel = het gedeelte van de nalatenschap waarover de erflater bij schenking onder de levenden of bij testament vrij kon beschikken, Zonder het voorbehouden deel (de reserve) van de reservataire erfgenamen te schenden (zie art. 913-915bis BW) Reserve Reservataire erfgenamen zijn: De descendenten De ascendenten, en De langstlevende echtgeno(o)t(e). De omvang van de erfrechtelijke reserve van de bloedverwanten is, in combinatie met het beschikbaar erfdeel, … Reserve Reserve 1 kind (of zijn afstammelingen) ½ VE 2 kinderen 2/3 VE 3 of meer kinderen ¾ VE
B.D. ½ VE 1/3 VE ¼ VE
Ascendenten in beide lijnen Ascendenten in één lijn
½ VE
½ VE ¼ VE
¾ VE
Reserve van de langstlevende echtgenoot = ½ VG = “abstracte” reserve LLE krijgt minstens het vruchtgebruik van de gezinswoning en het aldaar aanwezige huisraad = “concrete” reserve
34
Alimentatie = onderhoudsgeld In examen als casus! Diverse categorieën onderhoudsverplichtingen Komen in deze afdeling aan bod: De gemeenrechtelijke familiale alimentatieplicht Drie bijzondere onderhoudsverplichtingen De onderhoudsplicht ten laste van de nalatenschap Gemeenrechtelijke familiale onderhoudsverplichting Tussen welke personen? Tussen bloedverwanten in rechte lijn NIET: in de zijlijn zie art. 205 j° 207 BW (voor anderen: figuur van de omzetbare “natuurlijke verbintenis”) Vb/ indien grootouders in rusthuis kunnen aan (klein)kinderen geld vragen Indien de “natuurlijke verbintenis” wordt uitgevoerd, kan deze worden omgezet in een afdwingbare burgerrechtelijke verbintenis, niet alleen ten laste van zijverwanten, maar ook t.a.v. de vermeende biologische vader (zie Cass. 6 juni 1975, m.b.t. een kind dat de echtgenoot tot vader heeft). indien men zo goed is om iemand regelmatig onderhoudsgeld te geven (= natuurlijke verbintenis) kan dit burgerrechtelijk afdwingbaar worden
Tussen schoonouders en schoonkinderen NIET: tussen stiefouder en stiefkind zie art. 206 j° 207 BW zie bijzondere onderhoudsverplichtingen Maar er zijn diverse oorzaken van verval… De plicht tussen schoonouders en schoonkinderen vervalt: Wanneer de schoonvader of schoonmoeder een tweede huwelijk aangaat (art. 206, 1° BW Art. 206, 1° BW is aangepast door de wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht. Voordien: enkel verval na een tweede huwelijk van de schoonmoeder (= discriminatie van de vrouw) Wanneer de zoon of dochter die de aanverwantschap deed ontstaan en de kinderen uit het huwelijk geboren, overleden zijn (art. 206, 2° BW) Wanneer het huwelijk van kind en schoonkind ontbonden is door echtscheiding (Cass. 26 oktober 1905) Voorwerp van de onderhoudsverplichting “levensonderhoud” = alles wat noodzakelijk is om een menswaardig bestaan te leiden (= meer dan het levensnoodzakelijke) Grondvoorwaarden voor het recht op levensonderhoud (art. 208 BW) Alimentatie wordt slechts toegestaan naar verhouding van feitelijke gegevens: De behoeften van de schuldeiser EN Het vermogen van de schuldenaar SE = diegene die allimentatie nodig heeft SA = diegene die allimentatie moet betalen (is de rijkste partij)
35
Het bedrag van het onderhoudsgeld is afhankelijk v/d “draagkracht” van SE en SA, die bepaald is door Gezinslasten Gezinsinkomsten Vrederechter mag erkennen dat belastingsaangifte nt klopt (!) & dat de inkomsten in werkelijkheid hoger ligger Inzake levensonderhoud bestaan geen oorzaken van onwaardigheid van de SE Vb/ SE heeft SA heel slecht behandeld, ouders vorderen van kind dat vroeger heel slecht behandeld werd dr de ouders ≠oorzaken v onwaardigheid!! Eén wettelijke uitzondering: De (volledig) ontzette ouder verliest zijn recht op onderhoud jegens zijn kind en diens afstammelingen (art. 33, tweede lid, 4° Jeugdbeschermingswet) Kenmerken Wederkerig (art. 207 BW) Van dwingend recht: Verzaking voor de toekomst = onmogelijk Overeenkomsten kunnen geen afbreuk doen aan de wettelijke principes Vb/ OK ‘ik zal nooit allimentatie vragen’ nt mogelijk Veranderlijk (art. 208-209 BW): Het bedrag v/d uitkering kan steeds verhoogd of verlaagd worden, naargelang de inkomsten v/d SA en de behoeften v/d SE Persoonlijk (niet overdraagbaar) Toegekende uitkeringen zijn ten dele niet vatbaar voor beslag (art. 1409 § 1bis j° 1410 § 1, 1° Ger.W.) Bedragen onder de € 981: geen beslag mogelijk in 2009; Bedragen tussen € 981 en € 1054 zijn voor 1/5 beslagbaar; Bedragen tussen € 1054 en € 1271 zijn voor 2/5 beslagbaar; Sommen boven € 1271 zijn volledig beslagbaar Pluraliteit van onderhoudsplichtigen (wetboek!!) Uit cassatierechtspraak valt hiërarchie af te leiden, geen samenloop: Art. 203 BW gaat vóór art. 205-206 (ouders vr kinderen voor kinderen vr accendenten) Art. 213 BW gaat vóór art. 205-206 (echtgenoten vr familiale) Art. 205bis BW gaat vóór art. 205-206 (nalatenschap vr familiale) Art. 301 BW gaat vóór art. 205-206 (onderhoudsplicht na EOO vr familiale) Meerdere SA in = rang Bij meerdere gegoede SA’s ex art. 205-206 BW pas indien vorige art nt van toepassing Zie Cass. 16 maart 1995: nt id wet! Bloedverwanten zijn gehouden vóór aanverwanten: eerst ouders dan schoonouders; Dichtere graad gaat vóór verdere graad: eerts ouders dan grootouders; Descendenten gaan vóór ascendenten: eerst kinderen dan ouders Wie moet eerst worden aangesproken? De echtgenoot art 213 BW De ex-echtgenoot art 301 BW De ouders De bloedverwanten in rechte lijn (eerst deze in naaste graad; bij gelijke graad eerst descendenten)
36
De aanverwanten Meerdere gegoede schuldenaars in dezelfde rang zijn niet hoofdelijk, noch in solidum gehouden Cass. 16 maart 1995: de SE kan van ieder van hen slechts zijn deel vorderen, ook al zijn de medeschuldenaars niet in het geding (deze regel geldt ook voor art. 203 BW) Vb/ 3 kinderen worden aangesproken elk 1/3 Ook indien maar 1 kind gedagvaard moet dit enkel zijn deel betalen Meerdere SE in = rang Globaal dezelfde regels als voor pluraliteit van onderhoudsplichtigen, maar: Art. 203 én 213 BW gaan vóór art. 301 BW Ouders & echtgenoot gaan voor op ex-echtgenoot (samenloop tussen art. 203 en art. 213 BW) (?) Aan wie moet eerst worden betaald? 1. De echtgenoot en de niet-zelfstandige kinderen 2. De gewezen echtgenoot 3. De bloedverwanten in rechte lijn (eerst deze in naaste graad; bij gelijke graad eerst descendenten) 4. De aanverwanten Verhaal De onderhoudsplichtige heeft geen verhaal op de onderhoudsgerechtigde (behoudens bedrog) Vb/ onderhoudsplichtige heeft telkens betaald kan hij deze terugvorderen indien allimentatiegerechtigde de lotto wint? NEE! Ratio legis: allimentatie is op het einde vd maand op want dit dient om te leven, men heeft normaal gezien op het einde niets meer over! De onderhoudsplichtige heeft een verhaal op zijn medeschuldenaar (voor de som die zijn aandeel overtreft) De derde-betaler heeft een verhaal op de onderhoudsplichtige(n), dat verjaart na 10 jaar Het OCMW heeft een eigen verhaalsrecht voor de kosten van maatschappelijke dienstverlening (leefloon, verpleegd in OCMW-kliniek,..) (wet 8 juli 1976) en het leefloon (wet 26 mei 2002) verhaalt op onderhoudsplichtigen Probl: in praktijk per gemeente anders! regels nt in BW p 131 in boek Organieke Wet 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn: Art. 98, § 2. De kosten van de maatschappelijke dienstverlening worden eveneens krachtens een eigen recht door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verhaald : - op degenen die aansprakelijk zijn voor de verwonding of ziekte die het verstrekken van de hulpverlening noodzakelijk heeft gemaakt; wanneer de verwonding of ziekte het gevolg is van een misdrijf, kan de vordering tezelfdertijd en voor dezelfde rechters als de publieke vordering worden ingesteld; - op de onderhoudsplichtigen van de begunstigde tot beloop van het bedrag waartoe zij gehouden zijn voor de verstrekte hulp. Art. 100bis, § 1: De Koning kan regels en voorwaarden vaststellen betreffende : a) de berekening van de kosten van de maatschappelijke dienstverlenging bedoeld onder 2°, 4° en 5°, van artikel 97; b) het bepalen van de bijdrage van de begunstigde zoals bedoeld in artikel 98, § 1;
37
c) het verhaal op de begunstigde, de onderhoudsplichtigen of op zijn debiteurs zoals bepaald in artikel 98, § 2, en artikel 99, § 1. Wet van 26 mei 2002 betreffende de maatschappelijke integratie: Art. 26. Het leefloon door een centrum uitgekeerd met toepassing van deze wet wordt krachtens een eigen recht door dit centrum verhaald, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Koning, op de onderhoudsplichtigen bedoeld in artikel 4, § 1, alsook de onderhoudsplichtigen bedoeld in artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek, tot beloop van het bedrag waartoe zij gehouden zijn gedurende de tijd dat het leefloon is uitgekeerd. Art. 4, § 1. Er kan van de betrokkene worden gevergd dat hij zijn rechten laat gelden op onderhoudsgeld vanwege daartoe gehouden personen, deze laatste beperkt zijnde tot : de echtgenoot of, in voorkomend geval, de ex-echtgenoot; de ascendenten en descendenten in de eerste graad; de adoptant en de geadopteerde. § 2. De overeenkomsten over onderhoudsgeld zijn niet tegenwerpelijk aan het centrum. § 3. Het centrum kan van rechtswege in naam en ten voordele van de betrokkene optreden om de in artikelen 3, 6°, en 4, § 1, bedoelde rechten te laten gelden. Gerechtelijke verwezenlijking / afdwinging van de onderhoudsplicht Wanneer? Bij gebrek aan vrijwillige naleving heel vaak betaalt men nt Hoe? Via rechtsvordering… vrederechter (!) rechter veroordeelt uitkeringsplichtige wel /niet tot (maandelijks) onderhoudsgeld (vooraf te betalen) Geen automatische indexering Uitzonderlijk uitvoering in natura = de SA toelaten de SE in huis te nemen en hem aldaar kost en onderhoud te verschaffen In 2 gevallen: Wanneer de SA bewijst dat hij de uitkering niet kan betalen (art. 210 BW) Wanneer de vader of moeder (aangesproken door het kind) dit aanbieden (art. 211 BW) Vrederechter checkt relatie ouder-kind te grote conflicten toch uitkering Bevoegde rechter? De vrederechter (art. 591, 7° Ger.W.) van de woonplaats van verweerder of eiser, indien dit de onderhoudsgerechtigde is (art. 624 Ger.W.) Diegene die geld nodig heeft ‘speelt thuis’ Art. 624, 2° Ger.W. verwijst naar de plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd. Gedinginleidend stuk? Verzoekschrift op tegenspraak (art. 1320 j° art. 1034bis-sexies Ger.W.) altijd alleen eenzijdig verzoekschrift indien gn tegenpartij Retroactief vorderen van onderhoudsgeld? Onderhoudsgeld (en de wijziging ervan) mogelijk voor het verleden Ondanks ‘Aliments n’arréragent pas’ (onderhoudsgeld laat gn achterstallen)
38
Vermoeden v nt-behoeftigheid = wie niets vordert heeft niets nodig = relatief vermoeden weerlegbaar via bewijs wel behoeftig Maar: art. 2277 BW: verjaringstermijn van 5 jaar Elk vonnis & elke notariële akte ° vordering tot tenuitvoerlegging Actio judicati verjaart dr verloop v 10 jaar = vordering mbt iets waarover reeds geoordeeld Vb/ vordering om onderhoudsgeld terug te vorderen vr 5j + vr toekomst vonnis = uitvoerbare titel vonnis kan met tot 10j later laten uitoefenen Herziening rechterlijke beslissing ivm alimentatie: vereist “nieuwe feiten” of “gewijzigde omstandigheden” (cf. art. 209 BW) “Nieuw” = gegeven waarvan de vorige rechter op het ogenblik van zijn uitspraak geen kennis kon nemen omdat het door de belanghebbende partij niet gekend was of kon zijn (Cass. 8 november 1991). Wat men verneemt na de sluiting van de debatten, maar vóór de uitspraak is niet nieuw, want men kan de heropening van de debatten vragen (Cass. 18 april 2002) vb/ indien onderhoudsplichtige na debatten maar vr uitspraak wist dat vrouw als poetsvrouw bijklust ≠ nieuwe feiten bij nieuw verzoek betrokken partij wist dit reeds vr uitspraak Methodes van gedwongen tenuitvoerlegging: Beslag of sommendelegatie (privaatrechtelijk) Beslag In diverse vormen = logge, langdurige procedure Onbeperkt beslag mogelijk op inkomsten vd schuldenaar = “supervoorrecht” v/d alimentatieschuldeiser, die voorrang geniet (art. 1412, eerste lid, 1° Ger.W.) Wat blijft over voor de andere schuldeisers? Berekening beslagbaar gedeelte loon schuldenaar Aftrek volledige bedrag onderhoudsgeld of sommendelegatie Enkel het eventuele restant blijft over (techniek van art. 1412, tweede lid Ger.W.) Sommendelegatie Syn: ontvangstmachtiging: allimentatie-SE is gemachtigd om sommen te verkrijgen = rechtstreekse afroming vd lonen Art. 203ter BW = wettelijk voorzien vr diverse, maar nt voor alle onderhoudsverplichtingen NIET mogelijk voor Art. 206 BW schoonouders/schoonkinderen Art. 1288, eerste lid, 4° Ger.W. ex –echtgenoot na EOT Art. 205bis BW nalatenschap NOOIT een automatisme! Vragen aan rechter! Voor problemen inzake samenloop: Een bericht van delegatie ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg v/d woonplaats van de alimentatieplichtige wordt gevoegd bij de berichten van beslag (art. 1390bis Ger.W.)
39
Tussenkomst van de DAVO (publiekrechtelijk) DAVO bij FOD Financiën Wet 21 februari 2003 meebrengen nr examen! = Dienst vr allimentatievordering Toepassingsgebied (art. 2): onderhoudsgelden voor kinderen, echtgenoten of samenwonenden, voor zover vastgesteld door een Uitvoerbare gerechtelijke beslissing (definitief vonnis vrederechter) Uitvoerbare minnelijke schikking Familierechtelijke overeenkomst voorafgaand aan een EOT Praktijk: enkel vr kinderen ( id wet) budget laat rest nt toe Dubbele functie: Toekenning van voorschotten Bij wanbetaling van minimum 2 termijnen in de laatste 12 maanden (art. 6) Maximum 175 euro/maand (art. 3) Inning en invordering van onderhoudsgelden Int in de plaats van de onderhoudsgerechtigde (met als grens het leefloon) Vordert in voor zijn rekening en in zijn naam men moet zelf nt vorderen Kan dus beslag laten leggen Strafsanctie bij wanbetaling van alimentatie Art. 391bis Sw.: familieverlating Toepassing na: Een definitieve rechterlijke veroordeling tot betaling van een uitkering of sommendelegatie (1m na betekening vonnis) Wanneer de SA meer dan twee maanden vrijwillig in gebreke blijft te betalen = boete of gevangenis gn zin want dan kan men zeker nt betalen
Drie bijzondere onderhoudsverplichtingen In hoofde van de ouders Art. 203, § 1 j° art. 203bis BW “De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de (passende) opleiding van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind” (art. 203, § 1 BW) Vaak voorkomend Afwijkende kenmerken: (= ‘bijzondere’) Eenzijdig (i.p.v. wederkerig) ouders tov kinderen Moreel (i.p.v. enkel materieel) verder dan zuiver levensonderhoud Kind moet levensstandaard ouders kunnen delen (i.p.v. behoeftig zijn sensu stricto) rekening houdend met vermogen ouders Is tijdelijk (i.p.v. blijvend) tot opleiding voltooit Ook na meerderjarigheid kind, “indien de opleiding niet voltooid is” Vuistregels (o.b.v. RS en RL), te nuanceren: Normale voortgang van de studies Bisjaar =normaal, trisjaar=discussie,4e keer ≠normaal Einde na einddiploma hoger onderwijs dat toegang geeft tot de arbeidsmarkt RS: ouders moesten ook ng 1e jaar balie betalen Studenten: richting veranderen of manama: ok indien aansluitend op diploma Niet voor niet-noodzakelijke meeruitgaven Evt wel kot, nt appartement afh v vermogen ouders
40
Verband tussen art. 203 en art. 371 BW Kinderen vaak zeer ondankbaar vb/ ouders krijgen gn info over studies maar moeten wel betalen ≠ oorzaak v onwaardigheid Gebrek aan wederzijds respect bestraft? RS: nt eensluidend, maar het kind dat zijn ouders negeert, loopt een risico wanneer het alimentatie vordert Art. 203bis BW: invordering Door het meerderjarige kind zelf Door de andere ouder (die het ouderlijk gezag uitoefent) Ouders gescheiden andere ouder vb/ indien kind bij moeder & vader wil nt betalen Het minderjarige kind zelf? via een voogd ad hoc, aangewezen o.g.v. art. 378, § 1, zesde lid BW Nt via wettelijke vertegenw = ouder zelf = verweerder! voogd ad hoc In hoofde van de LLstiefouder/LLWSP Art. 203, § 2 BW en art. 1477, § 5 BW Vb/ 2 ouders 1 hertrouwt oorspr ouder sterft onderhoudsverplichting vr 1ouder & stiefouder Persoonlijke plicht Vr stiefouder/WS partner na overlijden hertrouwde/WS ouder Begrensde plicht Nt méér dan wat de stiefouder/WSP kreeg uit de nalatenschap of bij wijze van huwelijksvoordeel, schenking of testament/samenlevingsovereenkomst In hoofde van de vermoedelijke verwekker (art. 336-341 BW) Nut Vb/ moeder wil enkel geld maar vr de rest gn relatie vader-kind nt erkennen want dan ° relatie erkenner = onderhoudsplichtig Heeft ouderlijk gezag Zal vh kind erven Ontvankelijkheid: Moederschap wel en vaderschap niet vastgesteld Nt mogelijk indien reeds juridische vader Gegrondheid: “Gemeenschap” met de moeder gedurende wettelijk tijdvak van de verwekking Bewijs van gemeenschap: Dr alle wettelijke middelen best: DNA-test Tegenbewijs: Bewijs van niet-vaderschap (art. 338bis BW), ook door alle wettelijke middelen Meerdere mannen kunnen worden aangesproken (één na één of zelfs tegelijkertijd), maar slechts één kan tot een uitkering veroordeeld worden: Il vaut mieux être le fils de personne que le fils de tout le monde Procedure: Persoonlijke vordering van het kind (art. 337, § 1 BW), in de praktijk nagenoeg steeds ingeleid door de moeder Rechtbank eerste aanleg (Nt vrederechter!!) Verzoekschrift op tegenspraak (zie art. 338 BW) Gn termijn
41
Vordering is niet langer aan een termijn onderworpen (aanpassing van art. 337, § 1 BW door de wet van 1 juli 2006, ingevolge rechtspraak van het Arbitragehof), maar: art. 2277 BW speelt wel degelijk Arbitragehof nr. 79/2004, 12 mei 2004: Art. 337, § 1 BW schendt de art. 10-11 Grondwet., in zoverre het de vordering tot uitkering voor levensonderhoud bedoeld in art. 336 BW aan een vervaltermijn van drie jaar onderwerpt. De vroegere verantwoording voor een korte vervaltermijn (“het is moeilijk om na een zeker tijdsverloop de werkelijkheid van de seksuele betrekkingen – bv. via getuigen – te bepalen”) is achterhaald, gelet op de toepassing van DNAonderzoek dat betrouwbaar blijft. Gn oneindige vordering mogelijk nt tot aan geboorte gerechtelijke termijn: max 5j retroactief Ingevolge de toepassing van art. 2277 BW kan evenwel geen uitkering worden bekomen voor een periode die de vordering meer dan vijf jaar voorafgaat. Gevolgen van een geslaagde vordering: Een uitkering zoals ex art. 203, § 1 BW, die veranderlijk is (art. 339 BW) Last ervan gaat over op de nalatenschap van de uitkeringsplichtige (art. 339bis BW) Vb/ kind ten laste v verwekker verwekker sterft erfgenamen zullen onderhoudsgeld moeten blijven betalen tot zolang kind het nodig heeft Geen uitkering meer verschuldigd na erkenning of adoptie (art. 340 BW); vermoedelijke verwekker kan terugbetaling vorderen van de erkenner voor na de erkenning betaalde bedragen Ontstaan van huwelijksbeletselen (art. 341 BW) Indien een man het kind erkent tijdens de procedure ex art. 336 et seq. BW, dan moet de vordering als ontoelaatbaar worden afgewezen, ook al heeft ze (deels) betrekking op de periode vóór de erkenning (Cass. 28 januari 1988).
Onderhoudsvorderingen ten laste van de nalatenschap Nt id praktijk = vorderen v ondergoudsgeld ve hoeveelheid geld Art. 205bis BW Ongelukkige combinatie van een statisch en een dynamisch element Begunstigden:2 categorieën De weduwe/weduwnaar (LLE) De ascendenten van de kinderloos overledene Nalatenschap moet betalen pers/zak zekerheden noodzakelijk om uitbetalingen te waarborgen Praktijk: verzekeringsmaatschappij zorgt ervoor dat de uitkeringen blijven Gemeenschappelijke kenmerken: Behoeftigheid bij overlijden is vereist (art. 205bis, § 1 en § 2 BW) Uitkering is een last van (het netto-actief van) de nalatenschap (art. 205bis, § 3 BW Zekerheidsverschaffing, waarbij de erfgenamen kiezen hoe zij de uitbetaling waarborgen (art. 205bis, § 4 BW) Inleiding van de vordering binnen het jaar na het overlijden (art. 205bis, § 5 BW) Onderhoudsvordering van de langstlevende echtgenoot Nut indien deze niet erft is behoeftig Vb/ is onwaardig, woont al min 6M apart Ook na scheiding van tafel en bed = ng nt gescheiden = ng steeds gehuwd!
42
Onderhoudsvordering v/d ascendenten Erflater overleden zonder nakomelingen Slechts ten belope van de erfrechten die de ascendenten verliezen ten gevolge van giften aan de LLE / LLWSP Giften aan de LLE/LLWSP mogen de gehele nalatenschap omvatten indien de erflater geen afstammelingen heeft nagelaten (zie art. 915, tweede lid BW) Wat ze normaal gezien zouden geërfd hebben indien de erflater dit nt ad LLE of LLWSP zou gegeven hebben
Ouderlijk gezag en recht op persoonlijk contact Ouderlijk gezag (en recht op persoonlijk contact van de ouder) is een gevolg van de juridisch vastgestelde afstamming Recht op persoonlijk contact van de grootouders is niet noodzakelijk gevolg van de afstamming Zie verder, bij de bespreking van de “Beschermingsstatuten voor minderjarigen”
43
Titel II. Adoptie Adoptie Begrip =Instelling die, ten gevolge van een rechterlijke beslissing, een band schept tussen twee individuen, met gevolgen gelijkaardig aan de afstammingsband Belangrijk onderscheid: gewone versus volle adoptie Historiek Evolutie in de doelstelling van de adoptie: de 19 eeuw: erfgenaam bezorgen aan kinderlozen nu ng: stiefvader adopteert stiefzoon opdat geld nt nr verre familie zou gaan ste 20 eeuw: ouder bezorgen aan kinderen ste 21 eeuw: jeugdbeschermingsmaatregel als ultimum remedium (cf. Haags Adoptieverdrag) als het nt mogelijk is om in zijn oorspr omgeving te blijven moeilijker geworden! Verdragsrecht Geen recht op adoptie in het EVRM of het IVRK Familie- en gezinsleven na adoptie wordt gewaarborgd door art. 8 EVRM Het belang van het kind is de voornaamste overweging = art 3 IVKR gn directe werking want zou gehele afstammingsR in de war brengen Art 21 IVKR: belang kind voornaamste bij adoptie directe werking want verwerkt in adoptieR zelf Huidige adoptiewetgeving Federaal: Wetten van 13 maart en 24 april 2003 (reeds diverse malen gerepareerd) Wet van 18 mei 2006 (adoptie vr lesbiennes & homo’s) Regionaal: decreten adoptie = persoonsgebonden aangelegenheden Blijven in dit opleidingsonderdeel buiten beschouwing: Interlandelijke adoptie (= ipr) Regionaal adoptierecht Enkel het interne federale adoptierecht wordt hier behandeld (art. 343 tot art. 356-4 BW juncto art. 1231-1 tot 1231-25 Ger.W.) Grondvoorwaarden voor adoptie Preliminair Volle adoptie: enkel mogelijk vr minderjarigen (art. 355 BW) Adoptandus moet - 18 jaar oud zijn bij de neerlegging van het verzoekschrift tot volle adoptie evt wel uitgesproken wnr 18+ Instellingsvoorwaarden Elke adoptie moet gegrond zijn op wettige redenen (art. 344-1 BW) = negatieve vereiste: Niet strijdig met openbare orde of dwingend recht In overeenstemming met de ratio van de instelling
Adoptie van de echtgenoot of partner steunt niet op wettige redenen Adoptie van het eigen kind is verboden (art. 344-2 BW),
44
Maar adoptie door de genetische moeder van een draagkind (heeft eicel afgestaan aan draagmoeder = moeder dat eigen kind adopteerd) steunt op wettige redenen, zelfs bij endofamiliaal draagmoederschap (Antwerpen 14 februari 2008) Grootouderadoptie? Mogelijk steundend op wettige redenen indien een bestaande toestand bevestigt EN De ouders van de adoptandus overleden zijn OF De ouders van de adoptandus zich geruime tijd niet hebben bekommerd om hun kind. Bezwaar: vervalst afstammingsrelaties binnen de familie: de geadopteerde wordt broer of zus van één van zijn ouders Nt determinerend, want het belang van het kind staat centraal (zie ook art. 21 IVRK). Bijkomend argument pro endofamiliale adoptie: art. 346-2, derde lid BW, dat het maatschappelijk onderzoek niet verplicht voor de adoptie van een verwant tot in de derde graad.
Enkel in het hoger belang van het kind Met eerbied voor de fundamentele rechten die het o.g.v. het internationaal recht toekomen (art. 344-1 BW) (cf. Haags Adoptieverdrag en art. 21 IVRK) Kind = minderjarige Subsidiariteitsbeginsel: in het belang vh kind = in oorsp milieu blijven Moreel en materieel belang
Bekwaamheid en geschiktheid van de adoptant(en) Voor adoptie minderjarige/kind nt nodig vr adoptie meerderjarige nooit maatsch onderzoek Art. 346-1 BW Bekwaamheid: Beoordeling van de wettelijke grondvoorwaarden (nutteloos begrip) handelingsbekwaam Geschiktheid: Vereiste sociaal-psychologische eigenschappen (beoordeeld door de jeugdrechtbank op basis van een maatschappelijk onderzoek) Zeer diepgaand! vb/ relaties v 10j geleden,... Mogelijke willekeur sommige maatsch-assistenten zijn strenger/minder streng Maatschappelijk onderzoek is niet verplicht voor adoptie van een kind Verwant tot in de derde graad met adoptant, diens echtgenoot of partner Vb/ oom/tante vr neef/nicht Met wie de adoptant het dagelijkse leven deelt of een sociale en affectieve band heeft (art. 346-2, derde lid BW) Vb/ stiefouder,..
De rechtbank moet, rekening houdend met alle wettige belangen, oordelen of de adoptie kan worden uitgesproken (art. 1231-13 Ger. W.) Impliceert belangenafweging (echtgenoot, oorspronkelijke (groot)ouders, oorspronkelijke kinderen…) Ouder adopteert kind steeds ten nadele vd reeds bestaande kinderen = gn reden om adoptie nt uit te spreken Vb/ adoptie afgewezen indien adoptant nt voldoende vermogend is en reeds moeite heeft om bestaande kinderen,... te onderhouden wettig belang v oorspr kinderen zou worden geschonden want dr adoptie ng meer probl
45
Vereisten inzake burgerlijke staat ≠ burgelijke stand = orgaan dat werkt met staat vd pers Voor eenpersoonsadoptie: Geen vereisten Ook indien getrouwd,... Voor een gehuwd koppel: Geen vereisten = of ≠ geslacht Voor een ongehuwd koppel, wettelijk of feitelijk samenwonend: Art. 343, § 1 b) BW, zoals gewijzigd door art. 241 Programmawet 27 december 2004 en art. 2 wet 18 mei 2006: Samenwonenden : twee personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of twee personen die op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste drie jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek om adoptie, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap [of aanverwantschap] zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen; Wettelijk samenwonen kan eenzijdig ontbonden worden vd ene dag op de andere, kunnen adopteren vanaf 1e dag dat ze een wettelijke samenwoning contr afgesloten hebben ≠ duurzaam koppel Feitelijk samenwonen min 3j permanend en affectief samen (of aanverwantschap): absolute huwelijksbeletsels obv aanverwantschap bestaan nt meer Vereisten ex art. 343, § 1 b) BW enkel voor tweepersoonsadoptie of ook voor éénpersoonsadoptie? (bv. voor de adoptie van het kind van de persoon met wie men 2j feitelijk samenwoont ook 3j samenwonen? Is eenpersoonsadoptie..) Naar de geest van de wet wel Naar de letter van de wet niet Adoptant(en) moet enkel in leven zijn op het ogenblik van het verzoekschrift (zie art. 1231-20 Ger.W.); Geadopteerde ook op het ogenblik van het adoptievonnis; Prenatale en postume adoptie: onmogelijk erkenning wel! indien adoptant sterft tijdens adoptieprocedure kan adoptie toch uitgesproken worden indien geadopteerde sterft tijdens procedure nt, erkenning wel mogelijk Leeftijdsvereisten Adoptanten 25 jaar oud bij indiening van het verzoekschrift tot adoptie Min 15 jaar ouder dan de geadopteerde (art. 345, eerste en derde lid BW) Gunstregime voor stiefouder- en partneradoptie (partner wettelijk of 3j feitelijk): 18 jaar oud zijn Ten minste 10 jaar ouder dan de geadopteerde (art. 345, tweede en derde lid BW) Vb/ 19j adoptant adopteert 2j kind v partner waarme men 2j feitelijk samenwoont gunstregime nt v toep Adoptandus Ten minste twee maanden oud (voor toestemming door de ouder, zie art. 348-4, eerste lid BW) Voor volle adoptie: minder dan 18 jaar op het ogenblik van de neerlegging van het verzoekschrift (art. 355 BW)
46
Toestemmingen tot de adoptie Wie moet toestemmen? De adoptandus vanaf 12 jaar Bij uitspraak Art. 348-1 BW Tenzij: onbekwaamverklaard, verlengd minderjarig of zonder onderscheidingsvermogen Geen verhaal tegen toestemmingsweigering kind wil nt gn adoptie: vetoR ≠ afstamming: erkenning
De ouders of voogd van de minderjarige adoptandus Meerderjarige: gn toestemming ouders nodig art. 348-3 BW Beide/enige ouder(s) toestemming pas 2 maanden na de geboorte Art. 348-4 BW Geïnformeerd door (de sociale dienst van) de jeugdrechtbank = rechten, de bijstand en de voordelen waarop de families, de vaders en de moeders, al dan niet alleenstaand, en hun kinderen bij wet of decreet aanspraak kunnen maken, alsook op de middelen waarop een beroep kan worden gedaan om sociale, financiële, psychologische of andere problemen die hun situatie meebrengt, op te lossen (art. 348-4 derde lid B.W.) Probl: draagmoeder zegt nee na 2m wensmoeder kan niets doen wetg probeert kind bij oorspr ouder (=draagmoeder) te houden De voogd moet toestemmen indien Er geen ouders zijn Beide ouders of de enige ouder Zich in de onmogelijkheid bevinden hun wil te kennen te geven, Geen gekende verblijfplaats, of afwezig verklaard (art. 348-5 eerste lid BW) Bij adoptie door de voogd: Toestemming van de toeziende voogd of (bij tegenstrijdigheid van belangen) van een voogd ad hoc, aangewezen door de rechtbank (art. 348-5, tweede lid BW) Verhaal tegen een toestemmingsweigering door ouder(s) of voogd is mogelijk
De echtgenoot of “samenwonende” partner van adoptant EN adoptandus Art. 348-2 BW Bij verschijning voor de rechtbank Tenzij: Deze in de onmogelijkheid is zijn wil te kennen te geven Geen gekende verblijfplaats heeft Afwezigverklaard is Verhaal tegen toestemmingsweigering is mogelijk Hoe toestemmen of een toestemming weigeren? (art. 348-8 resp. 348-10 BW) 1° persoonlijke verklaring voor de rechtbank 2° akte voor notaris of vrederechter Toestemming moet specifiek zijn: voor gewone of volle adoptie Niet-verschijning voor rechtbank = toestemmingsweigering
47
Toestemming tot de adoptie zonder kennis identiteit van de adoptant(en) (art. 348-9 BW) = blanco-adoptie ‘Om het even wie: ik ga akkoord’ Vb/ te zwaar emotioneel vr oorspr ouder Door wie? Ieder lid van de oorspronkelijke familie van het kind van wie toestemming vereist is Hoe? Door in de akte/verklaring te bepalen dat men De identiteit van de adoptant(en) niet wenst te kennen In de procedure niet tussenbeide wenst te komen aanwijzing van een vertegenwoordiger
Intrekking van een gegeven toestemming (art. 348-8, tweede lid BW) Slechts mogelijk tot de uitspraak van de adoptie Uiterlijk tot zes maanden na indiening verzoekschrift tot adoptie (in dezelfde vorm als het geven v/d toestemming)
Verhaal tegen toestemmingsweigering (art. 348-11 BW) Adoptie kan toch worden uitgesproken, op verzoek van de adoptant(en) of het openbaar ministerie, indien de rechtbank oordeelt dat de weigering onverantwoord is, maar… na een toestemmingsweigering door een ouder, kan de rechtbank de adoptie pas uitspreken wanneer na een grondig maatschappelijk onderzoek gebleken is dat deze zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, veiligheid of zedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht (art. 348-11, tweede lid BW) ouder gedroeg zich steeds gwn toestemmingsweigering kan nt opzij gezet worden
Adoptieprocedure Weinig kans op vragen op examen alles in wetboek lezen Verloopt steeds gerechtelijk (niet voor de ABS) Procedure binnenlandse adoptie ≠ procedure interlandelijke adoptie veel zwaarder Procedure gewone adoptie = procedure volle adoptie = opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek Art. 1231-1 t.e.m. 1231-25 (binnenlandse adoptie) Voorbereiding tot adoptie (van een minderjarige) wordt georganiseerd door de gemeenschappen en gaat de eigenlijke rechtspleging vooraf De voorbereiding tot adoptie houdt informatie in over: De stappen in de procedure; De juridische en andere gevolgen van de adoptie; De mogelijkheid en het nut van nazorg na de adoptie (art. 346-2, eerste lid BW) e ≠ maatsch onderzoek nt nodig indien familie tot 3 graad Na afloop: aflevering van een attest, dat bij het verzoekschrift moet worden gevoegd Eenzijdig verzoekschrift, in te dienen bij Jeugdrechtbank (minderjarigen) Rechtbank van eerste aanleg (meerderjarigen) Te ondertekenen door de adoptant(en) of hun advocaat (niet: hun notaris vroeger adoptieakte bij notaris nu nt meer kind mag gn ‘voorwerp’/’zaak’ meer zijn ve akte) (art. 1231-3 Ger.W.) Initieel ging het om een verzoekschrift op tegenspraak (art. 1231-3 Ger. W., terecht gecorrigeerd door art. 244 Programmawet 27 december 2004, BS 31 december 2004). Inzake adoptie is er immers geen sprake van een tegenpartij.
48
Bevoegdheid ratione loci inzake verzoeken tot adoptie (cascadesysteem): Woonplaats of gewone verblijfplaats van Adoptant(en); bij gebreke daarvan Adoptandus; bij gebreke daarvan Rechter van de plaats waar de adoptant(en) keuze van woonplaats doe(t)(n) (zie art. 628, 21° Ger.W.) Verplichte vermeldingen in het verzoekschrift: Gewone of volle adoptie (+ motivering) Gekozen naam en voornamen adoptandus Bij te voegen stukken: Allerhande, o.m. attest van gevolgde voorbereiding, zie de art. 1231-3 en 1231-4 Ger.W. Taken van de griffier en het openbaar ministerie Griffier: Geeft binnen 3 dagen na ontvangst, kennis van het verzoekschrift aan de afstammelingen van de adoptandus (art. 1231-4, tweede lid Ger.W.); zendt het verzoekschrift binnen de 8 dagen naar de procureur des Konings Openbaar ministerie: Procureur wint onverwijld alle nuttige inlichtingen in, nl. het advies van (art. 1231-5 Ger.W.): 1° de ouders of desgevallend de (toeziende) voogd v/d adoptandus en de vrederechter (of hun vertegenwoordiger) Advies van de grootouders van de geadopteerde (ascendenten in de tweede graad) is afgeschaft door art. 245, 1° Programmawet 27 december 2004. 2° de kinderen v/d adoptant(en) en v/d adoptandus die ten minste 12 jaar oud zijn (…) 3° de opvangouder 4° eenieder die moest toestemmen en zijn toestemming heeft geweigerd (of hun vertegenwoordiger) Advies ≠ toestemming! De procureur des Konings beschikt over een termijn van twee maanden om het verzoekschrift, samen met zijn advies en inlichtingen, terug te zenden aan de griffier (art. 1231-7, eerste lid Ger.W.). Maatschappelijk onderzoek (omtrent geschiktheid tot adopteren) wordt bevolen In de regel verplicht voor adoptie v/e minderjarige Facultatief voor adoptie v/e meerderjarige Verslag neergelegd ter griffie binnen de 2 maanden na het bevel (art. 1231-6 en 1231-7, tweede lid Ger.W.) Nt verplicht in de uitzonderlijke gevallen opgesomd in art. 346-2 derde lid B.W., m.n. bij endofamiliale adoptie of adoptie die de sociale werkelijkheid bevestigt. Oproeping van adoptant en geadopteerde (> 12 jaar) bij gerechtsbrief, binnen de 3 dagen nadat zowel het verslag van het O.M. als dat van het maatschappelijk onderzoek zijn neergelegd met het oog op kennisname binnen de 15 dagen door adoptant en geadopteerde de ste Tussen de 15 en de 45 dag na de neerlegging: vaststelling zittingsdag (art. 1231-8 en 1231-9 Ger.W.) Zodat rechter hen ng eens ziet Rechtspleging (algemene principes) Behandeling van de zaak in raadkamer Uitspraak van het vonnis in openbare terechtzitting (art. 1231-1 Ger.W.) Fasen in de rechtspleging: Verhoor van alle betrokkenen (a) zie art. 1231-10 Ger.W. Ook de geadopteerde < 12 jaar, wanneer hij in staat is zijn mening te vormen De minderjarige kan ervan afzien te worden gehoord; hij wordt door het horen geen partij (art. 1231-11 Ger.W.)
49
Onderzoek door de rechtbank (b) Art. 1231-13 Ger.W. Is de goede keuze (tussen gewone of volle adoptie) gemaakt? Legaliteitscontrole: is voldaan aan alle bij de wet gestelde voorwaarden? Opportuniteitscontrole: kan de adoptie worden uitgesproken, rekening houdend met alle wettige belangen? In het geding zijn ook de belangen van De echtgenoten/partners van geadopteerde en adoptant De ouders van de geadopteerde De kinderen van de adoptant Delicate belangenafweging bij volle stiefouderadoptie indien er nog een band bestaat tussen de geadopteerde en zijn oorspronkelijke ouder wiens echtgenoot niet adopteert. Specifieke regels: Wachttermijn (c) Art. 1231-13, tweede lid Ger.W. Uitspraak van de adoptie kan niet vroeger dan 6 maanden na de neerlegging van het verzoekschrift Tenzij geadopteerde sedert meer dan 6 maanden is opgevoed door de adoptant(en) Wijziging van adoptievorm tijdens de procedure (d) Art. 1231-14 Ger.W. Adoptant(en) kunnen, na nieuw verhoor, verzoeken: Gewone adoptie i.p.v. volle adoptie of vice versa gegrond op ernstige redenen, overeenstemmend met het hoger belang van het kind kind en mits de steun van al wie heeft toegestemd Rechtsmiddelen Zie de artikelen 1231-16 tot 1231-18 Ger.W. Voorziening in cassatie schorst de tenuitvoerlegging Administratieve formaliteiten Zie art. 1231-19 Ger.W. Griffier zendt beschikkend gedeelte door naar ABS, die het “onmiddellijk” overschrijft in de registers
Gevolgen van de adoptie Algemeen Enkel overgeschreven vonnis of arrest sorteert gevolgen Adoptie vs afstamming Adoptie: constitutief beperkte retroactiviteit tot de neerlegging van het verzoekschrift (art. 349-1 BW) Afstamming:declaratief retroactief tot geboorte Cruciaal onderscheid: gewone versus volle adoptie Gewone adoptie Basisprincipes Geadopteerde blijft in oorspronkelijke familie Geadopteerde wordt tevens kind van de adoptant Adoptieband strekt zich uit tot de afstammelingen van de geadopteerde (art. 353-12 BW), NIET tot de verwanten van de adoptant examen: casus met wetboek leren!!!
50
Naam en voornaam (art. 353-1 tot 6 BW) Geadopteerde verkrijgt naam adoptant Bij adoptie dr koppel van ≠ geslacht: naam man Bij adoptie dr koppel van = geslacht: verklaring voor de rechtbank, in onderlinge overeenstemming, wie zijn naam zal doorgeven (art. 353-1, § 2 en 353-2, § 2 BW) Keuzemogelijkheden: Minderjarigen: dubbele naam (oorspr + adoptieve naam, met volgorde naar keuze) Meerderjarigen: idem, maar er kan ook worden geopteerd voor het behoud van de oorspronkelijke naam (art. 353-3 BW) nt bij minderjarigen! Vroeger was enkel het behoud van de naam van de geadopteerde, gevolgd door de naam van de adoptant mogelijk (zie art. 358, § 1, tweede lid (oud) BW), niet omgekeerd.
Bijzondere regels: Bij stiefouder- of partneradoptie door een vrouw blijft de naam van het kind onveranderd (art. 353-4 BW) Bij adoptie door paren van hetzelfde geslacht geldt de gekozen naam ook voor later door hen geadopteerde kinderen (art. 353-4bis BW) Familienaamsverandering van de geadopteerde geldt ook voor diens afstammelingen (zelfs geboren vóór de adoptie), maar meerderjarige kinderen van de geadopteerde kunnen verklaren hun oorspronkelijke naam te behouden (zie art. 353-6 BW) Adoptant(en) kan/kunnen in de loop van de procedure vragen dat de voornamen van de geadopteerde worden gewijzigd Voornaamsverandering kan enkel doorgaan mits toestemming van de geadopteerde > 12 jaar (art. 349-2 BW)
Ouderlijk gezag (art. 353-8 tot 10 BW) Bij éénouderadoptie: gezag enkel voor de adoptant Ouderlijk gezag v beide oorsp ouder vervalt Uitz: bij adoptie van een (adoptief) kind van de echtgenoot of persoon met wie de adoptant samenwoont: gezamenlijke gezagsuitoefening Bij adoptie door echtgenoten of samenwonenden (als koppel): gezamenlijke gezagsuitoefening Is gezamenlijke gezagsuitoefening mogelijk indien de ongehuwde feitelijk samenwonende partner een kind van zijn partner adopteert wanneer hij minder dan drie jaar op permanente en affectieve wijze met die partner samenwoont? Wellicht niet (zie art. 343 § 1 b) BW), al is dit resultaat wellicht in strijd met de wens van de betrokkenen. Ex: mogelijk dat 2 pers vh = geslacht samen het ouderlijk gezag uitoefenen? ja indien kind geadopteerd dr homo-koppel nee indien kind dr 1 pers of hetro-koppel geadopteerd Overlijdt de enige adoptant of beide adoptanten: Inrichting van de voogdij, maar de oorspronkelijke ouders kunnen (samen of afzonderlijk) de jeugdrechtbank vragen dat het kind opnieuw onder hun ouderlijk gezag wordt geplaatst, in welk geval de voogdij een einde neemt (art. 353-10 BW)
Huwelijksbeletselen (art. 353-13 BW) Totaal absurd Zeven huwelijksbeletselen gegrond op de adoptie, waarvan de twee laatste niet absoluut Geen huwelijksbeletsel tussen de geadopteerde en de ouders v/d adoptant Huwelijksbeletselen in de oorspronkelijke familie van de geadopteerde blijven integraal bestaan
51
Merkwaardig is dat huwelijksbeletselen kunnen voortvloeien uit het feitelijk samenleven, zelfs al is dit beëindigd (zie art. 353-13, 3° en 5° BW). Nog merkwaardiger is dat het huwelijksverbod tussen aanverwanten in de rechte lijn op basis van adoptie niet gerelativeerd is, terwijl dit wel gebeurd is via de wet van 15 mei 2007 voor de huwelijksbeletselen tussen aanverwanten in de rechte lijn op basis van oorspronkelijke afstamming.
Alimentatie (art. 353-14 BW) Onderhoudsplicht in hoofde van de adoptant(en) t.a.v. de geadopteerde en diens afstammelingen volgens art. 203 BW (minder dan alg gemeenrechtelijk regel art 205BW) Ook evt oorspr aanspreken ogv art 353-14 BW Geadopteerde moet zijn adoptant aanspreken vóór zijn oorspronkelijke ouders adoptieve relatie primeert In art. 353-14 BW, zoals ingevoegd door de Wet van 24 april 2003, zijn in het eerste lid de woorden “indien de geadopteerde minderjarig is” geschrapt door art. 242 Programmawet van 27 december 2004.
Ook alimentatieplicht van geadopteerde en diens afstammelingen t.a.v. adoptant(en) indien hij (zij) behoeftig is (zijn); Indien de geadopteerde zonder afstammelingen sterft, is deze plicht een last van zijn nalatenschap (art. 205bis, §§ 3-5 BW van toepassing)
Erfrecht (art. 353-15 t.e.m. 353-17 BW) Actief (in geval van een geadopteerde erfgenaam): Geadopteerde erft zelf: in zijn oorspronkelijke familie én van de adoptant(en), NIET van zijn/hun bloedverwanten (art. 353-15 BW) Passief (in geval van een geadopteerde erflater): de nalatenschap v/d kinderloos overleden geadopteerde wordt als volgt verdeeld: Goederen gekregen van ascendenten of adoptant(en) keren terug (= bijzonder anomaal erfrecht) Overige goederen: ½ voor oorspronkelijke, ½ voor adoptieve familie (art. 353-16 BW)
Volle adoptie Algemeen Geadopteerde en zijn afstammelingen hebben dezelfde rechten en plichten als een kind van de adoptant(en) Ten volle geadopteerde houdt in de regel op tot zijn oorspronkelijke familie te behoren, banden met oorspr familie doorgeknipt maar… … uitzonderingen: Huwelijksbeletselen in de oorspronkelijke familie blijven bestaan Recht op persoonlijk contact voor oorspronkelijke ouders en grootouders Volle stiefouderadoptie en volle partneradoptie
Ouderlijk gezag Na volle stiefouderadoptie en volle partneradoptie blijven de banden met de oorspronkelijke ouder bestaan, zodat gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag de regel is (art. 3561, derde lid BW)
Naam Geadopteerde verkrijgt naam van adoptant of adopterende man = gwne adoptie
52
Bij gelijktijdige volle adoptie door personen van hetzelfde geslacht, of wanneer één persoon het kind van zijn echtgenoot of partner van hetzelfde geslacht adopteert… … verklaren zij, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank, wie van beiden zijn naam aan de geadopteerde zal geven De gekozen naam geldt ook voor de later door hen geadopteerde kinderen (356-2, § 2 BW)
Onderhoudsverplichtingen Overlijdt de enige adoptant of beide adoptanten: onderhoudsplicht en onderhoudsrecht in de adoptieve familie zoals een bloedverwant Geen onderhoudsaanspraken, noch onderhoudsplichten meer in de oorspronkelijke familie Uitz: volle stiefouder/partner adoptie
Erfrecht Erfrecht v/d geadopteerde in de adoptieve familie zoals een afstammeling (dus ook in de nalatenschap v/d familieleden v/d adoptant(en)) + erfrecht v/d adoptieve familieleden in de nalatenschap v/d geadopteerde Verlies van erfrecht in de oorspronkelijke familie (maar oorspronkelijke familieleden erven ook niet meer v/d ten volle geadopteerde)
Herziening van de adoptie betwisting vd adoptie Art. 351 BW Mogelijk voor gewone én volle adoptie de Op vordering van het openbaar ministerie of een lid van de oorspronkelijke familie (t.e.m. 3 graad) Uitsluitend indien ontvoering van, verkoop van of handel in kinderen bewezen wordt zelden!!! Ng nt toegepast Gevolgen Herziene adoptie heeft geen gevolgen meer vanaf de overschrijving van het beschikkend gedeelte van het vonnis in de registers van de BS Welk statuut heeft het kind dan? Nt id wet voogdij valt open & oorspr ouders kunnen vorderen dat het kind terug onder hun ouderlijk gezag wordt geplaatst Herroeping van de (gewone) adoptie Art. 354-1 tot 3 BW Enkel mogelijk bij gewone adoptie t.a.v. één of twee adoptanten Om “zeer gewichtige redenen”: onwaardig gedrag of zeer slechte verstandhouding Op verzoek van de adoptant(en), de geadopteerde of de procureur des Konings Gevolgen Alle gevolgen van de herroepen adoptie verdwijnen vanaf de overschrijving v/d beslissing, behalve de huwelijksbeletselen Inrichting van de voogdij, tenzij het kind opnieuw onder het ouderlijk gezag van (één van) de oorspronkelijke ouders wordt geplaatst Nieuwe adoptie Art. 347-1 BW = adoptie van een reeds (gewoon of ten volle) geadopteerd kind (-18j); mogelijk indien De adoptant(en) overleden is/zijn De vorige adoptie herroepen of herzien is
53
Er zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen dat op verzoek van het openbaar ministerie een nieuwe adoptie wordt uitgesproken OM moet dus vragen geadopteerde zal het aan het OM moeten vragen Mogelijkheid tot nieuwe adoptie lost het probleem van de onherroepelijkheid van de volle adoptie op. Na een mislukte volle adoptie kan, na initiatief van de procureur des Konings, een nieuwe adoptie tot stand komen. Art. 347-2 BW Een persoon die reeds eerder door twee adoptanten is geadopteerd, kan nogmaals (gewoon of ten volle) worden geadopteerd door de nieuwe echtgenoot of partner in dezelfde omstandigheden als genoemd in art. 347-1 BW
Vaststelling van de afstamming na adoptie Art. 350 BW Ten aanzien van de adoptant(en): Vaststelling van de afstamming van de adoptant(en) t.a.v. de geadopteerde maakt ex nunc een einde aan de adoptie (art. 350, eerste lid BW) Vb/ adoptant erkent kind/ vaderschap kind gerechtelijk vastgesteld ≠ eigen kind adopteren kind is adoptiefkind & adoptant erkent kind ng eens initiële adoptieve afstammingsband verwijnt afstamming id plaats Ten aanzien van een derde: Vb/ kind geadopteerd dr man A & erkend dr man B De adoptie blijft bestaan (art. 350, tweede lid BW) Geadopteerde verkrijgt naam gewone adoptie: afstamming heeft slechts gevolgen voor zover zij niet strijdig zijn met de adoptie Volle adoptie: afstamming genereert enkel huwelijksbeletselen zin? Toepassing: man erkent een (gewoon) geadopteerd kind Verkrijgt de erkenner ouderlijk gezag? Nee, want dit is strijdig met de adoptie, op grond waarvan de adoptant ouderlijk gezag heeft verkregen. Verkrijgt het erkende kind (additioneel) erfrecht in de nalatenschap van de erkenner? Ja, zelfs in de nalatenschap van diens bloedverwanten. Verkrijgt het kind recht op levensonderhoud van de erkenner? Ja, zelfs diens bloedverwanten in opgaande lijn worden onderhoudsplichtig. Kan het kind de naam van de erkenner krijgen? Nee, want deze naamswijziging is strijdig met de adoptie Overgangsbepaling: art. 18 wet 24 april 2003: de adoptie van het eigen buitenhuwelijks kind geadopteerd vóór 6 juni 1987 wordt als niet verkregen beschouwd. Deze regel schept mogelijkheden voor de man die dergelijk geadopteerd kind nadien erkent: zijn erkenning zal alle gevolgen sorteren en wordt niet geremd door art. 350 BW
Omzetting van gewone adoptie in volle adoptie Zelden Art. 347-3 BW Ook mogelijk na de overschrijving van de beslissing in de registers Op verzoek van de adoptant(en), mits de nodige toestemmingen en mits naleving van alle andere voorwaarden voor volle adoptie
54
Titel III. Beschermingsstatuten voor minderjarigen Minderjarigen en beschermde meerderjarigen Bescherming van handelingsonbekwamen Positief aspect: vertegenwoordiging of bijstand Vertegenw: treedt op in naam & vr rekening v Bijstand: men treedt zelf op maar er is iemand bij Negatief aspect: nietigheid indien de onbekwame zelf optreedt Minderjarigheid – Meerderjarigheid Minderjarig is degene die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (art. 388 BW) Meerderjarig wordt men de dag van zijn achttiende verjaardag, op het uur waarop men geboren is (vermeld in geboorteakte, zie art. 57, 1° BW) IVRK VN-Verdrag van 20 november 1989, in werking voor België sinds 15 januari 1992 Kind = ieder mens jonger dan 18 jaar, tenzij de meerderjarigheid eerder zou worden bereikt (art. 2 IVRK) Het IVRK bevat een waaier aan rechten, toegekend aan minderjarigen In praktijk: lege doos nt afdwingbaar,... Meerdere vragen rijzen: Welke bepalingen hebben directe werking? Indien reeds in wet opgenomen art 3, 7 & 12 Hoe verhouden de kinderrechten zich tot het ouderlijk gezag? Kinderen (-18j) kunnen nt tregen ouders procederen want = wettelijke vertegenw kunnen nt steunen op verdrag Hoe kunnen kinderrechten door de betrokkenen zelf gerealiseerd worden? Belangrijke bepalingen zijn: Art. 3 IVRK: “Bij alle maatregelen betreffende kinderen (…) vormen de belangen van het kind de eerste overweging”. Art. 7 IVRK: Het kind heeft “voor zover mogelijk, het recht zijn ouders te kennen en door hen te worden opgevoed” ° in spermabank hierop steunen moeilijk Art. 12 IVRK: “De Staten (…) verzekeren het kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn leeftijd en rijpheid” Art. 12 IVRK is geconcretiseerd in Art. 56bis Jeugdbeschermingswet: de hoorplicht (beter: oproepingsplicht minderjarige kan zeggen dat hij nt gehoord wil worden) voor de jeugdrechtbank & jeugdkamer bij HvB i.v.m. minderjarigen 12 jaar meebrengen nr examen: art 56 & 30..ontzetting uit ouderlijk gezag Art. 931, derde-zevende lid Ger. W.: de gemeenrechtelijke hoormogelijkheid i.v.m. minderjarigen die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikken Vr alle andere rechters kind +/- 7j om gehoord te kunnen worden, gn oproepingsplicht
55
Handelings-onbekwaamheid v/d minderjarige Principiële handelingsonbekwaamheid Materiële rechtshandelingen Een minderjarige kan niet contracteren (art. 1124 BW), noch schenken (art. 903-904 BW) Patrimoniale handelingen door minderjarigen zonder oordeel des onderscheids kunnen steeds nietig verklaard worden, wegens gebrek aan toestemming <7j benadeling wordt verondersteld Betrekkelijke nietigheid Vordering in te stellen door de wettelijke vertegenwoordiger of de meerderjarig geworden minderjarige Verjaart na 10 jaar Vatbaar voor bevestiging door de meerderjarig geworden minderjarige Daad van beschikking moet worden nietigverklaard Daad van beheer kan vernietigd worden mits benadeling Intrinsieke benadeling: vb/ overduidelijk te hoge prijs Extrinsieke benadeling: vb/ minderjarige huurt appartement in Gent: 500€ = gwne prijs indien vr specifieke vermogenstoestand te veel vatbaar vr nietigverklaring Proceshandelingen = procesonbekwaam Minderjarige stelt alleen een rechtsvordering in: Verweerder kan de nietigheid niet opwerpen Verweerder heeft een dilatoire exceptie procedure stopgezet tot ze geregulariseerd is tussenkomst van de wettelijke vertegenwoordiger Dagvaarding tegen minderjarige alleen = nietig
Uitzonderlijke handelings-bekwaamheid v/d minderjarige Ex: casus: minderjarige heeft... alleen,.. gedaan consequenties In bepaalde gevallen kan de minderjarige zelf optreden Alleen Een kind erkennen vereist onderscheidingsvermogen (art. 328 BW) Uitoefenen van ouderlijk gezag over eigen kinderen Beschikken over de helft van zijn goederen bij testament, vanaf 16 jaar (art. 904 BW) Zich verzetten tegen orgaanwegneming (van zodra men in staat is zijn wil te doen kennen) Zijn recht op maatschappelijke dienstverlening uitoefenen tegen het OCMW Een spaarrekening openen Dagdagelijkse handelingen (o.g.v. de leer van het stilzwijgend mandaat) Alleen, behoudens verzet Loon ontvangen (behoudens verzet van ouders of voogd) Vanaf 16 jaar: geld afhalen van spaarrekening, maximum 125 euro per maand (behoudens verzet van wettelijke vertegenwoordiger(s)) Mits toestemming of machtiging Huwen ontheffing leeftijdsvereist (18j) + toestemming ouders Toestemmen tot zijn adoptie (vanaf 12 j.) Toestemmen tot zijn erkenning (vanaf 12 j.) Mits bijstand Sluiten van een huwelijkscontract (art. 1397 BW) (bijstand ouders of machtiging jeugdrechtbank) Verklaring van verblijfplaatsverandering (bijstand door minstens één van de personen die het gezag over hem uitoefenen)
56
Ouderlijk gezag Examen vaak id casus! Definitie = een geheel van rechten die ouders kunnen laten gelden t.a.v. kinderen, teneinde hun ouderlijke verplichtingen te kunnen vervullen (zie art. 203, 1384, tweede lid en 371 BW) = wat ouders aan kun kinderen te zeggen hebben zodat ze ook hun verplichtingen kunnen uitoefenen Doel Socialisering/volwassenwording van kinderen Einde Bij de meerderjarigheid of de ontvoogding (art. 372 BW) Ontzetting (art. 32-35 Jeugdbeschermingswet) Adoptie Overlijden van beide ouders Bestaat enkel voor ouders Want: is gevolg van afstamming of adoptie Maximum één man en één vrouw kunnen ouderlijk gezag over hetzelfde kind uitoefenen o.g.v. afstamming, twee personen van hetzelfde geslacht enkel o.g.v. adoptie Grootouders materiële bewaring nooit het bewaringsrecht of gezag Evolutie Van vaderlijke macht, over ouderlijke macht, naar ouderlijk dienstbetoon Belangrijker geworden sinds de hervorming van de voogdijwetgeving in 2001 Steeds meer toezicht door de rechter: “bevoogding” van de ouders, vnl. inzake goederenbeheer vr zeer zware bezitsdaden of daden v beschikking moeten ouders voorafgaande toestemming ad vrederechter vragen Wettelijk kader Titel IX van Boek I BW (art. 371-387ter BW) gewijzigd door de wetten van 13 april 1995 en 18 juli 2006 2 afdelingen: (het gezag over) de persoon van het kind Recht van bewaring Materiële bewaring: o.m. huisvesting (verblijf) R om het kind bij U te hebben Juridische bewaring: fundamentele keuzes schoolkeuze, vrije tijdsbesteding Rechten omtrent de staat van de persoon huwelijk v -18j kind toestaan,... (het beheer van) de goederen van het kind Rechten omtrent het vermogen Wettelijk beheer Wettelijk genot Uitoefening: gezagsregimes Gezamenlijke gezagsuitoefening door beide ouders = de regel Synoniem: gezagsco-ouderschap nt enkel ‘co-ouderschap’ gebruiken = samen beslissingen nemen over de kinderen (ook al leven ze nt meer samen) = de regel, ongeacht de ouders gehuwd zijn of niet, samenleven of niet Vermoeden van instemming t.a.v. derden te goeder trouw Nt bij derden ter kwader trouw vb/ schooldirecteur weet dat ouders gescheiden zijn & dat de vader het helemaal nt eens met de schoolkeuze Bij gebreke van instemming: verhaal bij de jeugdrechtbank Preventief: a priori nt instemmen met die inschrijving Later: a posteriori via verzoekschrift vr jeugdRb (nt dagvaarding)
57
Uitsluitende gezagsuitoefening door één ouder = de uitzondering () Synoniem: exclusieve gezaguitoefening = de uitzondering (als er twee ouders zijn) “bij gebreke van overeenstemming over de organisatie van de huisvesting van het kind, over de belangrijke beslissingen betreffende zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn ontspanning en over de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes of wanneer deze overeenstemming strijdig lijkt met het belang van het kind” (art. 374, § 1, tweede lid BW) Id wet lijkt dit vaak v toep, in RS zeer zelden ouders moeten relationele probl opzij zetten ENKEL in een regime van exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag (door één ouder) Is er een recht op persoonlijk contact (voor de andere ouder) (= omvangsR) ouder blijft titularis v zijn ouderlijke Ren maar kan ze nt uitoefenen + recht van toezicht op de opvoeding van het kind Via: Recht op het inwinnen van informatie Recht zich tot de jeugdrechtbank te wenden (art. 374, § 1, vierde lid BW)
Twee tussenmodellen (niet voor ouderlijk beheer) “getemperde” regimes vaak opl om conflict op te lossen = vr bijna alles 1 ouder maar vr bepaalde zaken met 2 of omgekeerd Gezamenlijke gezagsuitoefening, maar één ouder kan alleen optreden voor één of meer bepaalde handelingen (art. 373, vierde lid BW) Exclusieve gezagsuitoefening, maar één of meer bepaalde handelingen moeten gezamenlijk worden gesteld (art. 374, § 1, derde lid BW)
Dus: Regeling van recht op persoonlijk contact in een regime van exclusieve gezagsuitoefening Regeling van verblijf in een regime van gezamenlijke gezagsuitoefening bij nietsamenlevende ouders
Verblijf In 1) & nt in 2) want dan is het R op pers contact!!! = element van het gezag over de persoon Verschillende verblijfsregimes: Klassieke weekend- en vakantieregeling Gelijkmatig verdeeld verblijf (synoniem: verblijfsco-ouderschap, verkeerdelijk “bilocatie”= de gelijktijdige aanwezigheid van een lichaam op twee plaatsen (!) genoemd) = de norm sinds 2006 Varianten Hoofdverblijf versus secundair verblijf (“hébergement principal / secondaire”) In elk geval (ook bij gelijkmatig verdeeld verblijf) moet worden bepaald waar het kind in de bevolkingsregisters moet worden ingeschreven “als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf” (art. 374, § 1 vijfde lid BW) Verblijfsregime bij niet-samenlevende ouders De ouders gaan akkoord Keuzemogelijkheid voor ouders het akkoord te laten homologeren (verplicht bij EOT) later afdwingbaar Uitdrukkelijke verplichting voor de rechter het akkoord te homologeren tenzij ingeval van kennelijke strijdigheid met het belang van het kind (art. 374, § 2, eerste lid BW)
58
Kennelijk = marginale toetsing vb/ indien verblijfsregeling= 2d bij vader & 2d bij moeder & ouders wonen ver v elkaar De ouders gaan niet akkoord Regel: de rechter moet bij voorrang de “gelijkmatig verdeelde huisvesting (sic)” onderzoeken en toekennen, voor zover Beide ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen én Minstens één van beide ouders erom verzoekt (art. 374, § 2, tweede lid BW) Kan ook onderzoeken maar nt toepassen “Hébergement” kan twee betekenissen hebben: Huisvesting (= gelegenheid om te verblijven, onderdak) Verblijf id wet ‘verblijf’maar = verkeerde vertaling Uitzondering: de rechtbank kan beslissen om een ongelijk verdeeld verblijf vast te leggen, indien zij van oordeel is dat de gelijkmatig verdeelde huisvesting niet de meest passende oplossing is (art. 374, § 2, derde lid BW) Mogelijke contra-indicaties voor een gelijkmatig verdeeld verblijf zijn: Grote geografische afstand tussen de woonplaatsen van de ouders Onbeschikbaarheid van één van hen (vb/ man zit vaak in buitenland vr werk) Duidelijk blijk geven van onverschilligheid t.a.v. het kind tijdens het gemeenschappelijk leven of na de scheiding Jonge leeftijd van het kind (vb/ kind heeft ng moedermelk nodig) Mening van het kind Geen mogelijkheid tot dialoog tussen de ouders In ieder geval: Oordeelt de rechtbank bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen en de ouders (art. 374, § 2, vierde lid BW) = bijzondere motiveringsplicht ng eens herhaalt onder druk vd belangenvereniging vd gescheiden mannen met minderjarige kinderen want in Limburg (Hasselt) vaak slechte motivaties in het vonnis maar moest sowiso Ouderlijk goederenbeheer Wettelijk beheer Beheer van de goederen v/d minderjarige: Machtiging van de vrederechter vereist voor zwaarwichtige beheershandelingen of daden van beschikking (art. 378, § 1 BW) Vertegenwoordiging v/d minderjarige in rechte, als eiser of verweerder welke formaliteiten nodig om minderjarige te vertegenw? Geen alleen in geval v art 378 §1 BW Ouderlijk vruchtgenot Wettelijk genot Ouderlijk vruchtgenot (art. 384 BW) = genot van de vruchten van de goederen van de kinderen Bv. huurgelden, interesten Enkel vruchten innen, nt het kapitaal Moet nt in het belang vh kind worden aangewend
59
Recht op persoonlijk contact Samenhang met ouderlijk gezag (= gevolg van afstamming) Terminologie: “bezoekrecht” “omgangsrecht” “recht op persoonlijk contact” R vh kind zelf? neen want kan het nt afdwingen Indien het kind gn contact wil met de ouder maar ouder wel met kind kind moet Indien het kind contact wil met de ouder maar ouder wil nt kind kan nt Wettelijke basis sinds 1995: Art. 374 [§ 1] vierde lid en art. 375bis BW Verdragsrechtelijk gewaarborgd: zie art. 8 EVRM en art. 9.3 IVRK, maar… (in België) geen subjectief recht van het kind Titularissen Ouders & = principieel contactgerechtigd Grootouders Derden = virtueel contactgerechtigd
1) Ouders (art. 374, § 1, vierde lid BW) Enkel de ouder die het ouderlijk gezag niet uitoefent Dus: in een regime van gezamenlijke gezagsuitoefening is er totaal geen sprake van de juridische notie “recht op persoonlijk contact” (maar wel van verblijf (in de wet: “huisvesting”)) Wie als grondslag voor het recht op persoonlijk contact niet in de eerste plaats het ouderlijk gezag, maar het natuurrecht ziet, in de vorm van genegenheid die voortvloeit uit de bloedband, geeft ook een principieel contactrecht aan: De oorspronkelijke ouder na adoptie De uit het ouderlijk gezag ontzette ouder Recht op persoonlijk contact van een ouder, (titularis van het ouderlijk gezag (?)) “kan enkel om bijzonder ernstige redenen worden geweigerd” (art. 374, § 1, vierde lid BW)
2) Grootouders (art. 375bis BW) Principieel recht, maar subsidiair t.o.v. het recht van de ouder (kan eenvoudiger worden geweigerd) (art. 375bis, tweede lid BW) Gegrond op het natuurrecht (voor oorspronkelijke grootouders, zie Cass. 14 oktober 1915) Oorspronkelijke grootouders behouden hun principieel omgangsrecht, zelfs na volle adoptie (Cass. 4 maart 1976) Adoptieve grootouders hebben enkel een principieel omgangsrecht na volle adoptie (niet na gewone adoptie) link adoptie & R op pers contact examen! Recht op persoonlijk contact kan aan een grootouder) Worden ontzegd “in het belang van het kind” (zie art. 375bis, tweede lid BW) Bewijslast ligt bij degene die zich verzet tegen het omgangsrecht ‘in belang vh kind’(grootouder) veel ruimer dan ‘om bijzondere ernstige redenen’ (ouders)
60
3) Derden (art. 375bis BW) = personen die geen (groot)ouder zijn Vb/ broer, zus, stiefouders, oom, tantes,… Moeten zelf een “bijzondere affectieve band” met het kind aantonen Hun contactrecht kan steeds worden geweigerd in het belang van het kind Dus: slechts virtueel recht Praktijk: snel geweigerd vb/ lesbische ex-partner vd moeder Modaliteiten Worden best nauwgezet en gedetailleerd overeengekomen of in het vonnis bepaald, om latere betwistingen te vermijden (plaats, duur, periodiciteit, halen/brengen…) Soms bijzondere beperkende modaliteiten
Recht op persoonlijk contact en verblijf Procedure Bevoegde rechter: In principe de jeugdrechtbank (art. 387bis, 375bis en 302 BW), maar ook De vrederechter (ex art. 223 BW) ( gn echtscheidingsprocedure maar wel probs) en De voorzitter v/d rechtbank van eerste aanleg ( kort geding) (ex art. 584, eerste lid en 1280 Ger.W.)
Kunnen grootouders en derden tussenkomen in een procedure ex 1280 Ger.W., teneinde een omgangsrecht te bekomen? Ja Om proceseconomische redenen Om tegenstrijdige beslissingen te vermijden
Gedinginleidend stuk voor de jeugdrechtbank: verzoekschrift (art. 45.1 Jeugdbeschermingswet) Horen van het kind Door de jeugdrechtbank: art. 56bis Wjb. Door andere rechters: art. 931 Ger.W. Art. 56bis Jeugdbeschermingswet: de minderjarige vanaf 12 jaar moet worden opgeroepen, teneinde gehoord te worden = oproepingsplicht, geen hoorplicht (want de minderjarige kan weigeren zich aan het verhoor te onderwerpen) Art. 931 Ger. W.: de minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, kan worden gehoord
Bijzondere rechtspleging bij de jeugdrechtbank (art 387bis GerW) De rechtbank poogt de partijen te verzoenen en verstrekt hen alle nuttige inlichtingen, in het bijzonder over bemiddeling Eventuele schorsing v/d procedure (max. 1 maand) Maatregel alvorens recht te doen of voorlopige regeling van de toestand is mogelijk, zelfs ambtshalve (vb/ deskundigen-onderzoek soc assistente) jeugdrechter kan voorlopig regelen maar moet dit nt doen, kan ook direct definitief regelen Na een voorlopige regeling moet de zaak uiterlijk binnen het jaar opnieuw worden onderzocht, op een latere zitting, onverminderd een nieuwe oproeping op een vroegere datum Er is permanente saisine, hetgeen betekent dat… … de zaak op de rol van de jeugdrechtbank blijft ingeschreven tot de ontvoogding of de meerderjarigheid van de betrokken kinderen en, ingeval van nieuwe elementen, bij
61
conclusie of schriftelijk verzoek aan de griffie opnieuw voor de rechtbank kan worden gebracht (zonder ambtshalve doorhaling na 3j) = uitz op gemeen procesR! Voordeel: zonder veel kosten & heel gemakkelijk opnieuw oproepen gn nieuw verzoekschrift nodig
Sancties bij niet-naleving Misdrijf niet-afgifte van het kind: art. 432 Sw. Schadevergoeding ex art. 1382 BW Fysieke dwang verduidelijkingen in Dwangsom art. 387ter BW nt voordelig voor het kind!
Ingeval één ouder weigert de rechterlijke beslissing of overeenkomst bij EOT na te leven, kan de zaak opnieuw voor de rechter worden gebracht die laatst kennis heeft genomen van de vordering; deze doet uitspraak “met voorrang boven alle andere zaken” en kan onder meer: (behalve in geval van dringende noodzakelijkheid) nieuwe onderzoeksmaatregelen nemen een poging tot verzoening ondernemen de partijen bemiddeling voorstellen kan ook nieuwe beslissing nemen (art. 387ter eerste-derde lid BW)
De rechter kan steeds: Nieuwe beslissingen nemen draait de regeling meestal helemaal om!! Het slachtoffer toestaan een beroep te doen op dwangmaatregelen en – indien hij zulks nodig acht – de personen aanwijzen die gemachtigd zijn de gerechtsdeurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging van zijn beslissing (art. 387ter § 1 vierde-vijfde lid BW) Deze nieuwe regel gaat lijnrecht in tegen de vroegere praktijk, die bestond in de toepassing van een Richtlijn d.d. 21 maart 1996 van de Vaste Raad van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders: de deurwaarder mag het kind niet manu militari afnemen van de onwillige ouder. Hij dient zich ertoe te beperken de nodige vaststellingen te doen en, in voorkomend geval, de inbreuk op de art. 431-432 Sw. (misdrijf niet-afgifte van het kind) te melden aan de procureur des Konings. Een dwangsom uitspreken en in die hypothese stellen dat voor de tenuitvoerlegging van die dwangsom, art. 1412 Ger.W. van toepassing is Grenzen voor loonbeslag zijn v toep De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad (art. 387ter, § 1, zesde-zevende lid BW) niettegenstaande aanwending v Rmiddelen
In geval van absolute noodzaak, kunnen de dwangmaatregelen via eenzijdig verzoekschrift worden bekomen, mits de verzoeker staaft dat de weigerende partij werd aangemaand haar verplichtingen na te komen en zich heeft verzet tegen de tenuitvoerlegging (art. 387ter, § 3 BW)
62
Voogdij Art. 389-420 BW. j° art. 1232-1237 Ger.W. Ontstaan (art. 389 BW) Beide ouders zijn overleden Beide ouders zijn “wettelijk onbekend” Vb/ vondeling maar man erkent kind (niemand moet toestemmen) maar de erkenning wordt succesvol betwist Beide ouders zijn in de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen (zie art. 1236bis Ger.W.) Vb/ indien ouders gerechtelijk onbekwaam, verlengd minderjarig verklaard,.. id gevangenis?? Deze voortdurende onmogelijkheid moet niet door de rechter worden vastgesteld in sommige gevallen waarin ze van rechtswege bestaat: - bij gerechtelijke onbekwaamverklaring - bij verlengde minderjarigheid - bij vermoeden of verklaring van afwezigheid van beide ouders of de enige ouder. In de andere gevallen moet ze worden vastgesteld door de rechtbank van eerste aanleg, op verzoek van de procureur des Konings.
Organisatie Centrale orgaan: vrederechter vd plaats waar minderjarige in de bevolkingsregisters ingeschreven (art. 390 BW) Wanneer de voogdij openvalt kan de vrederechter dringende maatregelen bevelen, na eenvoudige brief van iedere belanghebbende of zelfs ambtshalve (art. 391 BW) De vrederechter benoemt de voogd(en), na de minderjarige ouder dan 12 jaar gehoord te hebben en naaste familieleden minstens te hebben opgeroepen: Ofwel homologatie v/d keuze v/d ouder(s) (art. 392 BW) Ofwel keuze vrederechter zelf (art. 393 BW) Naaste familieleden genieten de voorkeur In uitzonderlijke gevallen kunnen twee voogden worden aangewezen, één voor de persoon en één voor de goederen van de minderjarige (art. 395 BW) Niemand kan nog verplicht worden de voogdij op zich te nemen (art. 396 BW) Indien niemand aanvaard wordt de OCMW-voogdij ingericht (art. 63-68 OCMW-wet) [Bijzonder voogdijstelsel voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, ingevoerd door art. 479 Programmawet (I) 24 december 2002] Naast een voogd wordt steeds een toeziende voogd aangesteld (art. 402-404 BW) die toezicht houdt op de voogd en de minderjarige vertegenwoordigt wanneer diens belangen in strijd zijn met deze van de voogd Ofwel keuze vrederechter zelf (art. 393 BW) Eventueel wordt nog een toeziende voogd ad hoc aangesteld Werking Voogd is steeds alleen De voogd zorgt voor de persoon v/d minderjarige en voedt hem op, volgens de wil v/d ouders Vertegenwoordigt de minderjarige in alle burgerlijke handelingen Beheert zijn goederen zoals een goede huisvader; is aansprakelijk voor schade uit slecht beheer (art. 405, § 1 BW) Op de voogd weegt geen onderhoudsplicht ex art. 203 BW. De voogd is niet aansprakelijk ex art. 1384, tweede lid BW. De voogd heeft geen vruchtgenot.
63
In geval van ernstige betwisting met de voogd kan de minderjarige zich richten tot de PdK Vanaf 12 jaar i.v.m. zijn persoon Vanaf 15 jaar i.v.m. zijn goederen Procureur kan de zaak aanhangig maken bij de vrederechter, die beslist na de betrokkenen te hebben gehoord (art. 405, § 2 BW)
Bij aanvang van de voogdij Voogd: moet boedelbeschrijving opmaken (vrederechter beslist over de vorm, zie art. 406 BW) Vrederechter: moet diverse zaken vaststellen, waaronder… Het bedrag waarover de voogd beschikt voor Onderhoud/opvoeding Goederenbeheer Het bedrag waarboven de voogd het overschot aan inkomsten moet beleggen De bankinstelling waar de rekeningen moeten worden geopend (art. 407 BW) Goederenbeheer door de voogd ≈ met ouders maar voogd heeft voor iets meer handelingen machtiging vd rechter nodig Vier categorieën handelingen, ngl. de voogd ze Alleen Alle handelingen waarvoor geen formaliteiten voorzien zijn. Met bijstand van de toeziende voogd Kwijting verlenen van kapitalen die de pupil tijdens de voogdij ontvangt Slechts met bijzondere machtiging van de vrederechter Machtiging is nodig voor zwaarwichtige beheershandelingen en daden van beschikking (opgesomd in art. 410, § 1 BW): Vervreemding van goederen v/d pupil Een nalatenschap aanvaarden of verwerpen Een onroerend goed aankopen Een lening aangaan De minderjarige vertegenwoordigen in rechte als eiser, behalve bij (welbepaalde vormen van) burgerlijke partijstelling Er is enkel geen machtiging nodig voor de burgerlijke partijstelling voor de feitenrechter voor wie de zaak werd vastgesteld op verzoek van het openbaar ministerie of ingevolge een beschikking van verwijzing. M.a.w.: wanneer de strafklacht geseponeerd is of wanneer de voogd klacht wil neerleggen met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter is wel machtiging nodig. Totaal niet kan stellen Rechtshandelingen die de voogd niet kan stellen zijn o.m.: Sluiten huwelijk(scontract), erkenning, testament Schenking van goederen van de minderjarige Jaarlijks: neerlegging beheersrekening door de voogd en voogdijverslag i.v.m. de persoon Einde – Voogdijrekening Bij: Overlijden van de pupil Meerderjarigheid of ontvoogding Vaststelling van de afstamming Adoptie Opheffing van de voortdurende onmogelijkheid het ouderlijk gezag uit te oefenen Binnen de maand na het einde van de voogdij of de taak van een bepaalde voogd
64
Opmaak definitieve voogdijrekening: balans van alle ontvangsten en uitgaven in het raam van de gehele voogdij In aanwezigheid van de vrederechter en toeziende voogd ter goedkeuring overhandigd aan de pupil (vanaf 15 jaar) Ook na de goedkeuring van de voogdijrekening blijft de voogd aansprakelijk voor zijn wanbeheer (art. 417 BW) Maar de vorderingen verjaren na vijf jaar, te rekenen vanaf de meerderjarigheid (art. 419 BW)
Pleegvoogdij Meeste staat id wet Hoofdlijnen belangrijk, procedure nt Art. 475bis-septies BW = enige wettelijke statuut in België vr pleegouderschap De pleegvoogd neemt ouderlijke verplichtingen op en verwerft sommige prerogatieven van het ouderlijk gezag Nut: Minder verregaand dan adoptie kind kan nt erven v pleegvoogd Juridische bescherming voor pleegouders Men wil verantw over kind maar gn verregaande gevolgen
Grondvereisten (art. 475bis BW) Ten minste 25 jaar oud zijn Zich ertoe verbinden een minderjarige te onderhouden, op te voeden en in staat te stellen de kost te verdienen Toestemming van de echtgenoot Instemming van degenen die moeten toestemmen tot de adoptie van de minderjarige vetoR vr kind vanaf 12j Vormvereisten (art. 475ter BW) Authentieke overeenkomst, opgemaakt door een vrederechter of notaris, tussen pleegvoogd en de meer dan 12 (?)-jarige of de wettelijke vertegenwoordiger van de minder dan 12-jarige Wie zijn de partijen in deze OK? Pleegvoogd & kind >12j Misleidende leeftijdsgrens id wet: oproepen v pleegkind > 15j maar wel vetoR vanaf 12j Bekrachtiging door de jeugdrechtbank, op aanvraag van de pleegvoogd Gevolgen (art. 475quater BW) Pleegvoogd beheert de goederen van het pleegkind zonder het genot ervan te hebben Gn vruchtgebruik vd goederen vh kind! Pleegvoogd oefent het recht van bewaring uit, voor zover het pleegkind zijn gewone verblijfplaats bij hem heeft Pleegvoogd heeft geen ouderlijke rechten sensu lato Vb ouderlijke rechten sensu lato: toestemming tot huwelijk of adoptie Einde (art. 475quinquies-sexies BW) Meerderjarigheid van het pleegkind Overlijden van de pleegvoogd Overlijden, ontvoogding, adoptie van het pleegkind Beëindiging door de jeugdrechtbank
65
Ontvoogding Art. 476-486 BW Niet alleen voor minderjarigen onder voogdij, maar ook voor minderjarigen onder ouderlijk gezag De ontvoogde is M.b.t. de persoon: nagenoeg volledig vrij vb/ kan trouwen M.b.t. de goederen: minder handelingsonbekwaam Twee vormen Wettelijke ontvoogding (syn.: ontvoogding van rechtswege): na huwelijk Gerechtelijke ontvoogding Door de jeugdrechtbank voor minderjarigen > 15 jaar Op verzoek van minstens één ouder Op verzoek van de voogd en/of toeziende voogd Op verzoek van de procureur des Konings, in naam van Een bloed- of aanverwant t.e.m. de vierde graad De minderjarige zelf Rechtsstatuut De ontvoogde minderjarige staat onder curatele Curator is: De meerderjarige echtgenoot of Een curator benoemd door de jeugdrechtbank verleent bijstand vr bepaalde handelingen ≠ vertegenwr, enkel bijstand Aangaande de persoon van de ontvoogde: vrij, maar toestemming v/d ouders blijft nodig voor huwelijk en adoptie Aangaande de goederen van de ontvoogde: verschillende regeling, ngl. de zwaarwichtigheid van de handeling… Mag de ontvoogde alleen: Verhuren en verpachten tot max. 9 jaar (daad v beheer) Inkomsten ontvangen en beleggen (daad v beheer) Roerend goed kopen met inkomsten (daad v beschikking) Mag de ontvoogde mits bijstand van zijn curator: Roerend kapitaal in ontvangst nemen Roerend goed aankopen met kapitaal Mag de ontvoogde minderjarige met machtiging van de vrederechter: Een lening aangaan (formaliteiten verschillen naargelang statuut) Een onroerend goed vervreemden Mag de ontvoogde minderjarige nooit: Zijn goederen wegschenken Een nalatenschap zuiver aanvaarden Einde Bij overlijden van de ontvoogde Bij meerderjarigheid van de ontvoogde Bij intrekking van de ontvoogding door de jeugdrechtbank, wanneer de ontvoogde “er niet toe in staat blijkt zichzelf te leiden” of wanneer zijn verbintenissen zijn verminderd Sancties v/d onbekwaamheid v/d ontvoogde Zonder bijstand verricht: vernietigbaar bij benadeling Zonder machtiging vrederechter verricht: betrekkelijke nietigheid rechtens
66
Rechtsgeldig verricht, maar tegen buitensporige voorwaarden: verbintenissen kunnen verminderd worden Vb/ ontvoogde kan nr de Rb stappen die de verbintenissen kan verminderen & daarbij de ontvoogding intrekken Altijd relatieve nietigheden Wegens benadeling Rechtens: voorafgaande pleegvormen Vb/ machtiging vd vrederechter) een nt nageleefd benadeling moet bewezen worden
Beschermde meerderjarigen Publiekrechtelijke beschermingsmaatregelen De in een psychiatrische dienst opgenomen of in een gezin verpleegde geesteszieke (basis) De geïnterneerde geesteszieke (nt) Privaatrechtelijke beschermingsstatuten (kennen) Verlengde minderjarigheid Gerechtelijke onbekwaamverklaring Bijstand van een gerechtelijk raadsman Voorlopig bewind Geesteszieken en EVRM Art. 5.1 litt. e EVRM stelt voorwaarden aan de vrijheidsberoving van geesteszieken De persoon moet geestesziek zijn Vrijheidsberoving langs wettelijke weg Rechtmatige vrijheidsberoving Verduidelijkt in de rechtspraak van het EHRM Arrest Winterwerp / Nederland van 24 oktober 1979 creatie vd wet bescherming persoon geesteszieken Geestesziekte moet worden aangetoond op basis van een objectief medisch onderzoek (behalve in spoedgevallen) Vrijheidsberoving is slechts gerechtvaardigd Als de geestesziekte voldoende ernstig is Zolang de geestesziekte blijft bestaan Arrest Aerts / België van 30 juli 1998 Vrijheidsberoving moet plaatsvinden in een hospitaal of in een andere geschikte instelling (niet: de psychiatrische afdeling van een gevangenis zonder medisch personeel en aangepaste therapeutische omgeving zoals bij Aerts) Nationaal recht Wet 26 juni 1990 meenemen nr examen Beschermingsmaatregelen zijn enkel toegelaten indien de toestand van de geesteszieke zulks vereist, Hetzij omdat hij zijn (eigen) gezondheid en veiligheid ernstig in het gedrang brengt Hetzij omdat hij een ernstige bedreiging vormt vr andermans leven of integriteit (art. 2 lid 1) De in een psychiatrische dienst opgenomen of in een gezin verpleegde geesteszieke Behandeling in een (psychiatrisch) ziekenhuis Opneming ter observatie (art. 4-12) Verder verblijf (art. 13-22) (Gedwongen) verpleging in een gezin (art. 23-29 Wet 26 juni 1990)
67
Behandeling in een ziekenhuis Opneming ter observatie Elke belanghebbende kan daartoe een verzoekschrift indienen bij de vrederechter, vergezeld van een omstandig geneeskundig verslag (ten hoogste 15 dagen oud), Wanneer de omstandigheden bepaald in art. 2 zich voordoen Extravagant gedrag is geen grond tot vrijheidsberoving (art. 2, tweede lid). Meestal wordt de spoedprocedure gevolgd (art. 9): Bij hoogdringendheid kan PdK ambtshalve de opneming bevelen, die binnen de 24u moet worden bevestigd door de vrederechter, op straffe van verval In praktijk bijna altijd de spoedprocedure, is in theorie de uitz Op vordering v eender wie opgenomen via PdK maar bevestigd dr vrederechter! Na 40d verder verblijf (2e fase Automatisch eindigt de opneming ter observatie na 40 dagen (art. 11) maar dat kan ook vroeger (zie art. 12) Verder verblijf De vrederechter bepaalt de periode, maar maximum 2 jaar, steeds verlengbaar voor maximum 2 jaar (art. 13-14) Gedurende het verder verblijf kan nazorg plaatsvinden buiten de instelling, of overbrenging naar een andere instelling (art. 16-17) Verpleging in een gezin In het eigen gezin, in een ander gezin of in een gezinsvervangend tehuis Onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als de gedwongen opneming in een ziekenhuis Een bepaalde persoon bewaakt de zieke en een bepaalde geneesheer behandelt hem (art. 24 § 3) De vrederechter bezoekt de zieke minstens jaarlijks (art. 28) De geïnterneerde geesteszieke Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis = veiligheidsmaatregel Ter bescherming van de maatschappij Om de vereiste zorgen te doen verstrekken met het oog op re-integratie in de maatschappij Toepassingsgebied Daders van een misdaad of wanbedrijf die Op het ogenblik van de beoordeling door het vonnis- of onderzoeksgerecht lijden aan een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over hun daden ernstig aantast of tenietdoet, met Gevaar voor recidive
Gevolgen van internering Geen vermoeden van krankzinnigheid Bekwaamheid tot er een beschermingsstatuut van toepassing is (bv. voorlopig bewind, gerechtelijke onbekwaamverklaring, verlengde minderjarigheid)
68
Verlengde minderjarigheid Art. 487bis-septies BW (Wet 29 juni 1973) kan wat -15jarige kan Zowel voor minderjarigen als voor meerderjarigen “indien blijkt dat zij wegens ernstige geestelijke achterlijkheid ongeschikt zijn en schijnen te zullen blijven om zichzelf te leiden en hun goederen te beheren” Ernstige geestelijke achterlijkheid = een staat van geestelijke onvolwaardigheid, aangeboren of begonnen tijdens de vroege kinderjaren, gekenmerkt door een uitgebleven ontwikkeling van de gezamenlijke vermogens van verstand, gevoel en wil Vereisten voor geestelijke achterlijkheid zijn dus: Aangeboren of ontstaan in de vroege kinderjaren Ernstig: IQ < 50 Blijvend (naar alle vooruitzichten) Wat met een kind dat een ernstige mentale handicap oploopt na een verkeersongeval? Rechtspraak: Een driejarig kind kan verlengd minderjarig verklaard worden; een zevenjarig kind niet Procedure Verzoekschrift aan de rechtbank van eerste aanleg, met geneeskundig attest (niet ouder dan 15 d.) Oproeping van de verzoeker en de betrokkene, teneinde gehoord te worden Beslissing vermeld in de bevolkingsregisters en op de identiteitskaart van de betrokkene Statuut Betrokkene wordt t.a.v. zijn persoon en zijn goederen gelijkgesteld met een minderjarige beneden de vijftien jaar Betrokkene blijft onder ouderlijk gezag zolang zijn ouders leven, maar de rechtbank kan het ouderlijk gezag vervangen door voogdij (art. 487quater BW) vb indien ouders ger levenslange ouderlijke gezag nt zien zitten of na hun dood Betrokkene ouder dan 18 kan nog ten volle worden geadopteerd, maar discussie bestaat over de vraag welke rechtbank terzake bevoegd is jeugdrechtbank of burgelijke kamer rb 1e aanleg Het statuut kan te allen tijde worden opgeheven, op verzoek van de beschermde, zijn ouders, voogd, bloedverwanten of de PdK (art. 487septies BW) Moet de verlengd minderjarige toestemmen indien iemand hem wil erkennen? Nee, zie art 329bis b BW vanaf 12j toestemmen tenzij verlengd minderjarig Gerechtelijke onbekwaamverklaring = allerzwaarste grad men kan bijna niets Art. 489-512 BW j° art. 1238-1253 Ger.W. combinative BW & GerW: lasting Een meerderjarige die zich in een aanhoudende staat van onnozelheid of krankzinnigheid bevindt moet onbekwaam worden verklaard, zelfs wanneer in die staat heldere tussenpozen voorkomen (art. 489 BW) Procedure (leren id wet) Eerste fase (eenzijdig): Eenzijdig verzoekschrift, gericht aan de rechtbank van eerste aanleg, dat de feiten vermeldt waaruit de geestesziekte blijkt en waarbij bewijsstukken worden gevoegd Horen van de echtgenoot, ouders en kinderen van de betrokkene (niet: de betrokkene) Aanwijzing van een geneesheer-neuropsychiater die verslag zal uitbrengen Tweede fase (contradictoir): Betrokkene wordt verweerder Zal worden ondervraagd Een voorlopige bewindvoerder kan worden aangewezen
69
De rechtbank spreekt de onbekwaamverklaring uit, wijst ze af of voegt een gerechtelijk raadsman toe Publiciteit Elk vonnis dat de onbekwaamverklaring uitspreekt (of een raadsman benoemt) wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd In januari: overzichtstabel van het voorbije jaar Bericht door griffier aan burgemeester en vrederechter Gevolgen De onbekwaamverklaarde wordt vanaf de uitspraak van het vonnis volledig handelingsonbekwaam hij staat gelijk met een minderjarige wat betreft zijn persoon en zijn goederen (art. 509 BW) verschil met voorlopig bewind ook persoon De voogdij wordt ingericht als vertegenw: in naam & vr rekening v Alle handelingen verricht na het vonnis zijn rechtens nietig (art. 502 BW) Einde Door overlijden van de betrokkene Door opheffing van de onbekwaamverklaring bij vonnis, na volledige genezing; na onvolledige genezing kan een gerechtelijk raadsman worden aangesteld Sancties Handelingen verricht na de onbekwaamverklaring: rechtens betrekkelijk nietig (art. 502 BW) Handelingen vóór de onbekwaamverklaring:principieel geldig, maar kunnen vernietigd worden “indien de oorzaak van de onbekwaamverklaring kennelijk bestond ten tijde dat die handelingen zijn verricht” (art. 503 BW) vr het vonnis: principieel geldig want zolang nt onder een beschermingsstatuut is men bekwaam
Bijstand v/e gerechtelijk raadsman Art. 513-515 BW Voor geesteszieken of geesteszwakken die niet zodanig gestoord zijn dat ze onbekwaam verklaard kunnen worden Voor verkwisters = personen die met hardnekkige standvastigheid hun inkomsten en kapitaal verspillen, zonder dat hun uitgaven redelijk zijn of enig economisch voordeel opleveren (art. 513 BW) Vb/ wnr op 1 middag 10 tv’s gekocht en maar plaats vr 1 er is iets mis met de geest Procedure Idem als bij gerechtelijke onbekwaamverklaring, maar neuropsychiatrisch onderzoek vervalt indien het om een verkwister gaat (art. 514 BW) Publiciteit Idem als bij gerechtelijke onbekwaamverklaring Gevolgen M.b.t. de persoon: men blijft volledig bekwaam M.b.t. de goederen: men wordt gedeeltelijk handelingsonbekwaam, meer bepaald voor de rechtshandelingen opgesomd in art. 513 BW; bijstand van de door de rechtbank benoemde raadsman is vereist Sanctie Bijstandbehoevende handelingen, na de benoeming van de raadsman zonder bijstand verricht, zijn rechtens betrekkelijk nietig
70
Voorlopig bewind Vaak voorkomend Vb/ dementerende grootouders Art. 488bis, a) t.e.m. k) BW Ingevoerd door de Wet 18 juli 1991, gewijzigd door de Wet van 3 mei 2003 (BS 31 december 2003) Uiterst succesvol beschermingsstatuut op maat vd persoon vrederechter past aan Toepassingsgebied ratione personae De meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat is zijn goederen te beheren, als hem nog geen wettelijke vertegenwoordiger werd toegevoegd (art. 488bis, a) BW) Procedure tot aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder Verzoekschrift op tegenspraak, gericht aan de vrederechter Ingeleid door de te beschermen persoon, elke belanghebbende of de PdK (art. 488bis, b), §§ 1 en 5 BW) vb ook bankbediende die zoet dat oudere persoon nt meer weet wat hij doet Verklaring van voorkeur omtrent een aan te wijzen voorlopig bewindvoerder, kan worden afgelegd voor vrederechter of notaris (art. 488bis, b), § 2 BW) [deze verklaringen worden opgenomen in een centraal register, bijgehouden door de KFBN = koninklijke federatie vh Belgisch notariaat] KB 21 september 2004 houdende vaststelling van de regels inzake oprichting, beheer en raadpleging van het Centraal Register van Verklaringen betreffende de aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder, BS 3 januari 2005. Bij het verzoekschrift dient een omstandige medische verklaring (ten hoogste 15 dagen oud) te worden gevoegd Vrederechter kan horen wie hij wenst en wijst een voorlopig bewindvoerder aan Bij voorkeur gekozen uit de ouders, de echtgenoot, samenwonende of een naast familielid Opgepast: indien problemen binnen de familie over de goederen deze heeft zeggenschap over het geld & dus de nalatenschap wordt vaak geviseerd mss dan beter overlaten aan een specialist (vb advocaat) De te beschermen persoon kan zich gedurende het voorlopig bewind laten bijstaan door een vertrouwenspersoon Door hemzelf of de vrederechter aangesteld Vervangbaar gedurende het bewind Wiens naam en adres wordt vermeld in het bewindsdossier Voert controle uit over de voorlopig bewindvoerder maar heeft zelf gn enkele bevoegdheid over de zaak = ‘waakhond’ Publiciteit (art. 488bis, e) BW) Elke beslissing tot Aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder Wijziging van diens bevoegdheden Opheffing van de aanstelling wordt in het BS bekendgemaakt en betekend aan de burgemeester van de woonplaats, met het oog op aantekening in de bevolkingsregisters
71
Gevolgen Algemeen Het voorlopig bewind betreft enkel de goederen, niet de persoon De bewindvoerder beheert de goederen als een goed huisvader of staat de beschermde persoon bij in dat beheer (art. 488bis, f) BW) De bewindvoerder geeft jaarlijks rekenschap aan de vrederechter de beschermde persoon diens vertrouwenspersoon en brengt de beschermde persoon op de hoogte van de handelingen die hij verricht (art. 488bis, c), § 3 BW) Bevoegdheden van de voorlopig bewindvoerder: Bepaald “met inachtneming van de aard en de samenstelling van de te beheren goederen evenals van de gezondheid van de te beschermen persoon” (art. 488bis, f), § 2 BW) Indien niets werd bepaald: algemene vertegenwoordiging inzake goederenbeheer Voor zwaarwichtige handelingen is machtiging van de vrederechter nodig: Opsomming in art. 488bis, f), § 3, tweede lid BW Gevraagd bij eenzijdig verzoekschrift, behalve in geval van belangenconflict tussen de voorlopig bewindvoerder en de te beschermen persoon (verzoekschrift op tegenspraak) Handelingen die de voorlopig bewindvoerder niet kan stellen: Souvenirs en persoonlijke voorwerpen van de beschermde persoon vervreemden (tenzij strikt noodzakelijk) Schenkingen doen namens de beschermde persoon De beschermde kan zelf schenken, mits machtiging van de vrederechter, op zijn verzoek (+ omstandige geneeskundige verklaring en oproeping bewindvoerder) De beschermde kan een huwelijkscontract sluiten of zijn huwelijksvermogensstelsel wijzigen, na machtiging door de vrederechter en met bijstand van zijn bewindvoerder Voor de opmaak van een testament gelden dezelfde regels als voor een schenking, maar de voorlopige bewindvoerder dient niet te worden opgeroepen. kunnen opzoeken id wet!!
Einde (art. 488bis, d) BW) Door overlijden van de beschermde persoon Door verlengd minderjarigverklaring Door onbekwaamverklaring Na beslissing tot opheffing van de vrederechter, ambtshalve of op verzoek
Sancties (art. 488bis, i) en j) BW) Handelingen ten onrechte gesteld door de beschermde persoon na de indiening van het verzoekschrift zijn rechtens betrekkelijk nietig Nietigheid, uitsluitend in te roepen door de bewindvoerder of de beschermde (indien ng nt onder zwaar voorlopig bewind), verjaart na vijf jaar De beschermde persoon of zijn erfgenamen kunnen, ook nadat meer dan vijf jaren zijn verlopen, schadevergoeding vorderen van een medecontractant die te kwader trouw was, echter NIET van de voorlopig bewindvoerder.
72
Deel II. Horizontale relaties Titel I.Huwelijk Algemeen Art 143-202 BW Definitie Een instituut waartoe twee personen toetreden d.m.v. een vormgebonden overeenkomst, met als kern het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap Mensenrechtelijke bescherming Recht te huwen voor mannen en vrouwen van huwbare leeftijd is gewaarborgd door o.m. art. 12 EVRM Recht op hertrouwen zonder wachttermijn Recht op vrije keuze van huwelijkspartner Statistieken Recordaantal in 1972: 74352 huwelijken Absoluut dieptepunt in 2002: 40443 huwelijken in 2008: 45613 huwelijken (in 2005: 43141; in 2006; 44813; in 2007: 45561) Grondvereisten om te trouwen Het huwelijk is geslachtsneutraal Art. 143 BW: “kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van hetzelfde geslacht” Maar: art. 315 BW is niet van toep op het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht 1) Huwbare leeftijd 2) Toestemming van de aanstaande echtgenoten 3) Instemming van de ouders van de minderjarige bruid of bruidegom 4) Geen vorig niet-ontbonden huwelijk 5) Geen bloed- of aanverwantschap in verboden graad (afwezigheid van huwelijksbeletselen)
Huwbare leeftijd = 18 jaar (art. 144 BW) Maar: de jeugdrechtbank kan om “gewichtige redenen” het verbod om voordien te huwen opheffen (art. 145 BW) Hoger beroep: binnen de 8 d. na de kennisgeving per gerechtsbrief v/h vonnis
Toestemming van de aanstaande echtgenoten “Er is geen huwelijk wanneer er geen toestemming is” (art. 146 BW) “marriage by proxy” en postuum huwelijk = onmogelijk Huwelijk in extremis kan wel De verloving = een feitelijke toestand Juridisch: Wederzijdse verbintenis om met elkaar te trouwen is nietig (in strijd met de openbare orde) Verbreking van de verloving kan soms aanleiding geven tot toepassing van art. 1382 BW wanneer de omstandigheden van de verbreking van de verloving beledigend of schadelijk zijn (Cass. 17 maart 1967) Ook art. 1088 BW kan worden ingeroepen: “Iedere schenking ten voordele van het huwelijk gedaan, vervalt indien het huwelijk daarop niet volgt”. Deze bepaling werd succesvol ingeroepen om de verlovingsringen terug te krijgen.
73
Gemis aan (inhoudelijke) toestemming Huwelijk van geesteszieken, alcoholici en gedrogeerden: geen bewuste toestemming Schijnhuwelijken: Enkel formele toestemming, kennelijk niet gericht op een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op een verblijfsrechtelijk voordeel (zie art. 146bis BW) Een verstandshuwelijk is (geen schijnhuwelijk en) perfect geldig. De Ministeriële Omzendbrief van 17 december 1999 inzake de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk (BS 31 december 1999) bevat een aantal indicaties voor een schijnhuwelijk Voor schijnhuwelijken bestaat sinds 1999 een specifieke nietigheidsgrond (art. 184 BW, dat verwijst naar art. 146bis BW), zodanig dat dit niet langer o.g.v. een schending van art. 144 BW moet worden nietigverklaard “Wanneer men zich beroept op het schijnkarakter van een huwelijk, moet men duidelijke indicaties hebben dat het huwelijk kennelijk niet is gericht op het vormen van hoger vermelde duurzame levensgemeenschap. Een combinatie van o.m. volgende factoren kan een ernstige aanduiding vormen dat een schijnhuwelijk wordt beoogd: Partijen verstaan mekaar niet, of kunnen enkel op een gebrekkige wijze met elkaar communiceren, of doen beroep op een tolk; Partijen hebben elkaar vóór de huwelijkssluiting nooit eerder ontmoet; Een van de partijen woont duurzaam samen met iemand anders; Partijen kennen elkaars naam of nationaliteit niet; Een van de aanstaande echtgenoten weet niet waar de andere werkt; Verklaringen omtrent de omstandigheden van de ontmoeting lopen manifest uiteen; Een som geld wordt beloofd bij het aangaan van het huwelijk; Het uitoefenen van prostitutie door één van beiden; Het optreden van een tussenpersoon; Een groot leeftijdsverschil.” Tegen de weigering van de ABS om het huwelijk te voltrekken (o.g.v. een vermoeden van schijnhuwelijk) (art. 167, laatste lid BW) is verhaal mogelijk Bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, Rechtsprekend zoals in kort geding (art. 587, eerste lid, 9° Ger.W.) Gedwongen huwelijken: Aangegaan zonder vrije toestemming van beide echtgenoten en de toestemming van minstens een van de echtgenoten werd gegeven onder geweld of bedreiging (zie art. 146ter BW) Zie de Wet van 25 april 2007 tot invoeging van een artikel 391sexies in het Strafwetboek en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de strafbaarstelling en het uitbreiden van de middelen tot nietigverklaring van het gedwongen huwelijk, BS 15 juni 2007. Art. 391sexies Sw.: Hij die iemand door geweld of bedreiging dwingt een huwelijk aan te gaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar of met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro. De poging wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar of met geldboete van vijftig euro tot tweehonderd vijftig euro.
Gebrek in de toestemming (wilsgebreken) Beperktere toepassing dan in het algemeen verbintenissenrecht omwille van de stabiliteit van het huwelijk, maar tendens tot soepelheid Bedrog: wordt niet aanvaard inzake huwelijk (Cass. 17 juli 1925) “En mariage il trompe qui peut”
74
Dwaling “in de persoon” wordt aanvaard (art. 180 BW) = over de burgerlijke of de fysische identiteit van de huwelijkspartner (bv. naam, tweelingbroer/zus) Niet over de burgerlijke staat (zie Cass. 17 juli 1925) Evolutie naar dwaling omtrent de essentiële hoedanigheden van de persoon (het (on)vermogen tot geslachtsverkeer de burgerlijke staat, het gerechtelijk verleden) Indien een beroep op “dwaling in de persoon” mislukt om de nietigverklaring van het huwelijk te vragen, kan altijd de echtscheiding o.g.v. onherstelbare ontwrichting van het huwelijk worden aangevraagd Geweld is eerder uitzonderlijk: morele druk volstaat niet voor de nietigverklaring Instemming van de ouders van een minderjarige Weigering jeugdrechtbank stemt toe Eén ouder indien weigering ongegrond is Beide ouders indien weigering een misbruik is (zie art. 148 BW)
Geen vorig niet-ontbonden huwelijk “Men mag geen tweede huwelijk aangaan voor de ontbinding van het eerste” (art. 147 BW) Bigamie (en polygamie) zijn verboden en strafbaar (art. 391 Sw.)
Geen bloed- of aanverwantschap in verboden graad (huwelijksbeletselen) Art. 161 BW: Absoluut huwelijksverbod tussen ouders en kinderen Relatief huwelijksverbod tussen schoonouders en schoonkinderen, stiefouders en stiefkinderen “Het in art. 161 BW bedoelde verbod voor aanverwanten” (m.a.w. het huwelijksverbod tussen schoonouders en schoonkinderen, stiefouders en stiefkinderen), kan door de Koning om gewichtige redenen worden opgeheven (art. 164 BW) Na de Wet van 15 mei 2007, als gevolg van rechtspraak van het Arbitragehof Wet 15 mei 2007 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het huwelijk tussen aanverwanten, BS 29 juni 2007. Arbitragehof nr. 157/2006, 18 oktober 2006 “In zoverre art. 161 BW, in samenhang gelezen met de artikelen 163 en 164 BW, het huwelijk tussen een stiefouder en een stiefkind na het overlijden van de echtgenoot die de band van aanverwantschap tot stand heeft gebracht, op absolute wijze verbiedt, schendt het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met art. 12 EVRM” Art. 162 BW: Absoluut huwelijksverbod tussen broers, zussen, broer en zus Tussen schoonbroer en schoonzus bestaat geen huwelijksbeletsel meer (sinds de wet van 27 maart 2001) Art. 163 BW: Tussen oom en nicht of neef; tante en nicht of neef = relatief huwelijksverbod, vatbaar voor ontheffing bij KB, om “gewichtige redenen” (zie art. 164 BW)
75
Vormvereisten om te trouwen Formaliteiten vóór het aangaan van het huwelijk: de huwelijksaangifte Welke ambtenaar is bevoegd? (art. 63 BW) De ABS van de gemeente waarin één van de aanstaande echtgenoten is ingeschreven in Het bevolkingsregister Het vreemdelingenregister Het wachtregister zo nodig: ABS van de actuele verblijfplaats Wie moet het huwelijk aangeven? Eén van de aanstaande echtgenoten of beide Vrijstelling van aangifteverplichting door PdK Om “gewichtige redenen” de Voltrekking van het huwelijk is onmogelijk vóór de 14 dag na de opmaak v/d akte van aangifte (= wachttermijn) Indien geen voltrekking binnen de 6 maanden na deze 14 dagen: nieuwe akte van aangifte noodzakelijk Doel Verzet tegen het huwelijk mogelijk maken Lijst van vereiste documenten voor de aangifte van het huwelijk: zie art. 64 BW Weigering de akte van aangifte op te maken: Enkel wanneer de aanstaande echtgenoten in gebreke blijven de documenten te overhandigen Verhaal tegen de weigering bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (art. 587, eerste lid, 9° Ger. W. j° art. 63, § 4, tweede lid BW) Formaliteiten bij de voltrekking van het huwelijk Art. 166 BW + art. 75 BW Openbaar karakter Persoonlijke aanwezigheid + twee getuigen Ten overstaan van de ABS die de akte van aangifte heeft opgemaakt Voorlezing van (excerpten uit) het primair huwelijksstelsel (art. 212-224 BW) Aanname v/d verklaring v/d echtgenoten – één na één – dat zij elkaar willen aannemen tot
echtgenoten (= cruciaal!) Verklaring in de naam der wet dat zij door de echt verbonden zijn Onmiddellijk daarna: opmaak huwelijksakte Sanctieregeling Bij niet-naleving van grond- of vormvereisten Preventief: “verbiedende huwelijksbeletselen”, verzet (OPGEHEVEN art. 66-68 j° 172-179 BW) Repressief: “vernietigende huwelijksbeletselen” leiden tot volstrekte of betrekkelijke nietigheid Zijn volstrekt nietig (art. 184 BW): Huwelijken van minderjarigen zonder ontheffing van leeftijdsvereiste Huwelijken van geesteszieken Schijnhuwelijken en gedwongen huwelijken Bigame huwelijken Huwelijken tussen bloed- of aanverwanten in verboden graad
Niet aangegeven huwelijken Huwelijken gesloten door een onbevoegde ABS Niet in het openbaar aangegane huwelijken (art. 191 BW) Verzamelnaam = clandestiene huwelijken
76
Nietigverklaring vereist naast een objectief, ook een subjectief element: bedrieglijk opzet (door de rechter te appreciëren)
Is betrekkelijk nietig (art. 180-181 BW): Het huwelijk aangetast door een wilsgebrek Nietigheid te vorderen door de echtgenoot die in dwaling werd gebracht maar Vordering niet meer ontvankelijk wanneer de samenwoning is voortgezet meer dan zes maanden nadat de dwaling door de echtgenoot is ontdekt Aangepast door de artikelen 4 en 5 van de Wet van 25 april 2007 tot invoeging van een artikel 391sexies in het Strafwetboek en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de strafbaarstelling en het uitbreiden van de middelen tot nietigverklaring van het gedwongen huwelijk, BS 15 juni 2007. Gevolgen van een nietig(verklaard) huwelijk Blijft geldig tot het (definitieve) vonnis Het vonnis geldt erga omnes Werkt ex nunc en ex tunc Van zodra het vonnis dat de nietigverklaring uitspreekt, definitief is, wordt het huwelijk geacht nooit te hebben bestaan Twee verzachtingen: Het putatief huwelijk (art. 201 BW) Aan een nietig huwelijk worden bepaalde gevolgen toegekend, wegens de goede trouw van minstens één echtgenoot (= “pendelbeweging der ficties”) Ten voordele v/d echtgeno(o)t(en) te goeder trouw Gevolgen van het putatief huwelijk: Enkel deze gerealiseerd vooraleer het huwelijk definitief nietig is (m.a.w. vóór het ogenblik waarop het vonnis dat de nietigverklaring uitspreekt in kracht van gewijsde treedt) Dus: nietigheid ex nunc, niet ex tunc gevolgen die het huwelijk gesorteerd heeft blijven bestaan vb/ wettelijke ontvoogding (dr huwelijk nietigverklarin maar ontvoogding blijft Het nietig verklaarde huwelijk heeft steeds gevolgen ten voordele van de kinderen ook al is geen van beide echtgenoten te goeder trouw geweest (art. 202 BW) Bv.: de vaderschapsregel
Bewijs van het huwelijk Principe: Bewijs wordt geleverd via de akte van huwelijksvoltrekking, ingeschreven in het register van de burgerlijke stand (art. 194 BW) Uitzonderingen: Zie de artikelen 194 t.e.m. 200 BW Gevolgen van het huwelijk Primair huwelijksstelsel (art. 212-224 BW) De vaderschapsregel (art. 315-317 BW) Erfrecht van de langstlevende echtgenoot (art. 745bis-septies BW en 915bis BW) Secundair huwelijksvermogensstelsel (art. 1387-1474 BW)
77
Primair huwelijksstelsel = Wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten Mix van persoonsrechtelijke en vermogensrechtelijke aspecten Doel: verwezenlijking van de essentie v/h huwelijk = duurzame samenleving ontwikkelen Wnr getrouwd? Wnr 2e jawoord gegeven is akte = bewijselement Art. 212 BW De artikelen 212-224 BW zijn van toepassing door het enkele feit van het huwelijk (art. 212, eerste lid BW) Op het primair stelsel ent zich het secundair vermogensstelsel (WS of HC) Bij HC kan niet worden afgeweken van het primair stelsel: het gaat om imperatieve bepalingen (art. 212, tweede lid BW) Is het primair stelsel van toepassing Na scheiding van tafel en bed? samenwonings- en bijstandverplichting valt weg, rest blijft Op feitelijk samenwonenden? Nee Op wettelijk samenwonenden? Voor groot stuk wel, nt volledig Het primair stelsel is van dwingend recht, niet van openbare orde Zie de (evolutie in) de cassatierechtspraak i.v.m. schadevergoeding na overspelig concubinaat, met als eindpunt: Cass. 1 februari 1989 en Cass. 15 februari 1990 Bij verkeersongeval, ook schadevergoeding krijgen bij overspelige relatie Het huwelijk wijzigt de (gelijke) handelingsbekwaamheid van de echtgenoten niet, Behoudens bij toepassing van art. 476 BW:na ontvoogding is de andere echtgenoot van rechtswege curator (art. 212, derde lid BW) Art. 213 BW Vier persoonlijke huwelijksverplichtingen: Samenwoningverplichting Getrouwheidsverplichting Hulpverplichting Bijstandsverplichting
Samenwoningverplichting = delen van tafel en bed (met echtgenoot) Seks verondersteld Gn seks = grond vr echtscheiding = EOO Verkrachting tussen echtgenoten is mogelijk Overeenkomsten tot feitelijke scheiding zijn mogelijk: echtgenoten moeten onderling kunnen overeenkomen wat een rechter kan beslissen (cf. art. 223 BW) Sancties bij niet-naleving van de samenwoningverplichting: Geen directe: gedwongen uitvoering is niet denkbaar, een dwangsom en schadevergoeding eerder theoretisch Wel indirecte: echtscheiding o.g.v. onherstelbare ontwrichting van het huwelijk, hulp- en bijdrageplicht niet langer afdwingbaar
Getrouwheidsverplichting = afwezigheid van geslachtsgemeenschap met een ander dan de echtgenoot Sanctie bij niet-naleving: echtscheiding o.g.v. onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (art. 229, § 1 BW) gn echtscheidingsgrond meer, wel via EOO bewijs via gerechtsdeurwaarder zeer snel gescheiden
78
Hulpverplichting = de specifieke onderhoudsverplichting tussen echtgenoten In principe in natura uitgevoerd, in de echtelijke verblijfplaats Primeert op de gemeenrechtelijke onderhoudsplicht ex art. 205 BW Het schuldcriterium speelt voor de toepassing van art. 213 BW (zelfs na een machtiging v/d vrederechter tot afzonderlijk verblijf) Concreet betekent dit: Op de echtgenoot die feitelijk gescheiden leeft zonder machtiging weegt een weerlegbaar vermoeden van schuld De feitelijk gescheiden echtgenoot die toepassing van de hulpverplichting vordert ex art. 213 BW moet bewijzen dat het ontstaan en/of het voortduren van de feitelijke scheiding aan de schuld van de andere echtgenoot te wijten is (= cassatierechtspraak) obv de hulpverplichting kan men bij feitelijke scheiding een onderhoudsvergoeding vragen maar dus schuld bewijzen woning verlaten = vermoeden v schuld Hulpverplichting blijft bestaan Tot de echtscheiding definitief is geworden (uitspraak op één eis in kracht van gewijsde pas 1m na betekening vh vonnis belangrijk vr woonstvergoeding! ) Na scheiding van tafel en bed: ten voordele van beide echtgenoten Sancties bij niet-naleving: Echtscheiding (o.g.v. art. 229, § 1 B.W.); eventueel familieverlating indien onderhoudsgeld nt betaald (art. 391bis Sw.)
Bijstandsverplichting = het geheel van materiële zorgen en morele genegenheid waartoe echtgenoten jegens elkaar verplicht zijn (bv. verzorging van een zieke) = echtgenoot nt id steek laten Sanctie bij niet-naleving: Echtscheiding o.g.v. art. 229, § 1 B.W.
Art. 214 BW Vaststelling van de echtelijke verblijfplaats = plaats waar de samenwoningverplichting wordt uitgeoefend (niet noodzakelijk = de
woonplaats) In onderlinge overeenstemming Bij gebrek daaraan: uitspraak v/d vrederechter i/h belang v/h gezin Relevantie: Territoriaal bevoegde rechtbank voor een hele reeks familiale vorderingen is deze van de laatste echtelijke verblijfplaats zie art. 628, 1° en 2° Ger. W. Bescherming voor de verlaten echtgenoot wie is daar weggegaan
Art. 215 BW Bescherming van de gezinswoning en het huisraad Wat wordt beschermd?
De gezinswoning = het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient waar men het meeste verblijft Het huisraad = roerende goederen, functioneel aanwezig in de gezinswoning, behorend tot het normale kader waarin de echtgenoten leven of hebben geleefd vb/ meubels, tuinonderhoudgerief, nt: postzegelverzameling (heeft gn functie) Om stabilliteit vh gezin te verzekeren
79
Welke bescherming geniet de gezinswoning? Overzicht van de te onderscheiden situaties: A. De gezinswoning waarop (minstens) één echtgenoot een zakelijk recht heeft 1. Eigen goed 2. Gemeenschappelijk goed 3. Onverdeeld goed B. De gehuurde gezinswoning De gezinswoning waarop (minstens) één echtgenoot een zakelijk recht heeft Verbod tot “beschikken” Behoudens instemming v/d andere echtgenoot Rechterlijke machtiging is mogelijk bij gebrek aan instemming Eigen goed Goed v 1 echtgenoot Verbod tot beschikken “De ene echtgenoot kan zonder de instemming van de andere niet onder bezwarende titel of om niet beschikken over de rechten die hij bezit op [de gezinswoning], noch dat goed met hypotheek bezwaren” (art. 215, § 1, eerste lid BW) “Beschikken” = zeer ruim: alles wat het wonen meer precair maakt vb/ ook verhuren kan nt zonder toestemming echtgenoot Geen bescherming tegen acties van derden (bv. schuldeisers) beslag mogelijk! enkel bescherming vd ene echtgenoot tov de andere Er is wel bescherming indien de gezinswoning wordt ingebracht in of rechtstreeks wordt aangekocht door een vennootschap waarvan (minstens) één echtgenoot hoofdaandeelhouder is Art. 215, § 1, eerste lid BW beschermt immers alle “rechten”, zo ook een woon- of huisvestingsrecht van de mede-echtgenoot (de bepaling is niet beperkt tot zakelijke rechten, maar kan ook persoonlijke rechten bevatten). Een verkoop van de gezinswoning door de vennootschap kan in dit geval aanleiding geven tot schadevergoeding of zelfs tot nietigverklaring van de verkoop (art. 215 j° 224, § 1, punt 1 BW) Met instemming van de mede-echtgenoot is beschikken wel mogelijk (in de praktijk laat de notaris beide echtgenoten optreden en maakt hij een onderhands geschrift op, gehecht aan de authentieke akte) Machtiging om alleen te beschikken Mogelijk door (de voorzitter van) de rechtbank van eerste aanleg indien instemming wordt geweigerd zonder “gewichtige redenen”, die een actueel karakter moeten hebben en verband moeten houden met de gezinsbestemming van het goed (art. 215, § 1, derde lid B.W. j° art. 1253ter et seq. Ger. W.) Mss reden om nt te trouwen want indien getrouwd kan men nt meer puur zelfst over het eigen onroerend goed beslissen indien dit de gezinswoning is Gemeenschappelijk goed Ingebracht of samen aangekocht Cumulatieve toepassing van art. 215, § 1 B.W. én de regels van het gezamenlijk bestuur van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1418-1420 BW) Betekent…geen vervreemding van de gemeenschappelijke gezinswoning zonder toestemming v/d echtgenoot (art. 1418-1419 BW) Toestemming ≠ instemming men is mee partij id OK Rechterl machtiging mogelijk na weigering zndr wettige redenen (art1420 BW) Beschermd gezinsbelang primeert op het zuiver materieel belang
80
Onverdeeld goed Regels ME Vb/ aankopen vr 70% vs 30% Cumulatieve toepassing van art. 215, § 1 BW én de regels van de mede-eigendom (art. 577-2 BW) Betekent…medewerking (= toestemming) van alle mede-eigenaars is noodzakelijk voor alle daden van beheer en beschikking (art. 577-2, § 6 BW) + instemming van de mede-echtgenoot is vereist (art. 215, § 1 BW) De gehuurde gezinswoning “Het recht op huur van het onroerend goed dat één van de echtgenoten gehuurd heeft, zelfs vóór het huwelijk en dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste woning dient, behoort aan beide echtgenoten toe, niettegenstaande iedere hiermee strijdige overeenkomst” (art. 215, § 2, eerste lid BW) Gelijk en onverdeeld huurrecht voor beide echtgenoten (niet voor handelshuur of pacht) Gevolgen: “Opzeggingen, kennisgevingen en exploten betreffende de huur moeten gezonden worden aan elk der echtgenoten afzonderlijk of uitgaan van beide echtgenoten gezamenlijk” (art. 215, § 2, tweede lid BW) Geen overdreven formalisme: Een huuropzegging gericht aan beide echtgenoten in één brief, aangetekend opgestuurd met ontvangstbewijs dat ondertekend is door beide echtgenoten volstaat, nu zij werkelijk kennis hebben genomen (Cass. 22 maart 1991) Bescherming van de verhuurder “Elk van de echtgenoten kan evenwel de nietigheid van deze documenten, die aan de andere echtgenoot worden toegezonden of van deze laatste uitgaan, slechts inroepen indien de verhuurder kennis heeft van het huwelijk” (art. 215, § 2, eerste lid in fine BW) Kennis van het huwelijk in hoofde v/d oorspronkelijke verhuurder-verkoper impliceert geen kennis in hoofde v/d nieuwe verhuurder/koper; Enkel werkelijke kennis van het huwelijk is relevant (Cass. 7 april 1994)
Welke bescherming geniet het huisraad? Verbod tot beschikken en verpanden Behoudens instemming van de mede-echtgenoot (van belang voor opkopers van tweedehands materiaal) zowel voor eigen goederen als voor gemeenschappelijke goederen Gemeenschappelijke goederen: geen sprake van toestemming wegens de regel van het gelijktijdig bestuur (art. 1416 BW), wel van instemming (art. 215, § 1 BW). Is beslag op het huisraad door één echtgenoot mogelijk, ter voldoening van een onderhoudsschuld ex art. 213 BW? Beslagrechter Brugge (13 november 1979): Nee, want de bescherming ex art. 215 BW geldt ook tijdens een echtscheidingsprocedure Doctrine: Ja, want de hoedanigheid van onderhoudsschuldeiser primeert op de hoedanigheid van echtgenoot geld nodig primeert Zie evenwel art. 1408, § 1 Ger. W. voor de goederen die niet vatbaar zijn voor beslag. Vb/ studieboeken
81
Art. 216 BW Beroepskeuze Het recht een beroep uit te oefenen zonder instemming v/d andere echtgenoot Maar: recht van verzet bij de (voorzitter van) de rechtbank, indien hieraan een ernstig nadeel is verbonden voor zijn zedelijke of stoffelijke belangen of voor die van de minderjarige kinderen vb/ moeder wil bordeel uitbaten / opstarten ve bedrijf dat enorm kapitaal vergt Rechter kan de uitoefening van het beroep Verbieden (maar: dwanguitvoering niet mogelijk) Afhankelijk stellen van een voorafgaande wijziging v/h huwelijksvermogensstelsel v/d echtgenoten wijzigen nr zuivere scheiding v goederen (echtgenoot die hieraan niet meewerkt, wordt geacht een verboden beroep uit te oefenen ook grond v echtscheiding via EOO) Uitzondering: Het recht van verzet geldt niet voor de uitoefening van openbare (lees: politieke) mandaten Het recht de naam v/d andere echtgenoot in beroepsbetrekkingen te gebruiken 3 mogelijke vormen van gebruik Eigen naam leten vallen & gebruiken familienaam echtgenoot Dubbele naam al dan nt eigen naam eerst Steeds mits instemming, die alleen om gewichtige redenen kan worden ingetrokken Verhaal tegen de intrekking bij de (voorzitter) van de rechtbank Sancties? Art. 217 BW Inning en besteding v/d inkomsten Iedere echtgenoot ontvangt zijn inkomsten (sensu lato) alleen Er is een wettelijke rangorde in de besteding van de inkomsten Gereserveerde winsten van een BVBA waarvan de man zaakvoerder en hoofdaandeelhouder is, kunnen als inkomsten in de zin van art. 217 BW worden beschouwd (Cass. 27 juni 1980). Besteding van de inkomsten: Bij voorrang: aan de bijdrage in de lasten v/h huwelijk (cf. art. 221 BW) Het eventuele overschot: voor de aanschaf van verantwoorde beroepsgoederen Wat daarna nog overblijft: onderworpen aan de regels van het huwelijksvermogensstelsel In een gemeenschapsstelsel (zoals het wettelijk stelsel) is er in de regel concurrentieel bestuur (maar gezamenlijk bestuur voor gewichtige handelingen) In een stelsel van scheiding van goederen is er een regime van alleenbestuur. Art. 218 BW Opening van een bankrekening – huur van een safe Iedere echtgenoot kan, zonder de instemming van de andere, op zijn naam een depositorekening voor geld of effecten doen openen of een brandkast huren (art. 218, eerste lid BW) Vermoeden van uitsluitende bestuursbevoegdheid t.o.v. de bewaarnemer of verhuurder (art. 218, tweede lid BW) Enkel rechterlijke beslissingen (art. 221 of 223 BW) kunnen de vrije beschikking van de titularis beperken Het vermoeden van uitsluitende bestuursbevoegdheid geldt ook nog na ontbinding v/h huwelijk, maar de gelden worden na overlijden geblokkeerd (tot de tegoeden gekend zijn door de fiscus)
82
Kennisgeving aan de echtgenoot De bewaarnemer en de verhuurder moeten de andere echtgenoot in kennis stellen van de opening van de rekening of de huur van de brandkast (art. 218, derde lid BW) (geen schending bankgeheim) Bewijslast inzake kennisgeving rust op de bank (die best een aangetekend schrijven verstuurt) Praktijk: overlegging identiteitskaart cliënt en bevestiging adres andere echtgenoot (indien gekend) Sancties Voor de echtgenoot die gemeenschapsgelden op een eigen rekening verkwist: ontneming van bestuursbevoegdheden, scheiding van goederen, vergoedingen verkwist: geld dat men op eigen rekening ontvang = gemeensch vermogen op andere rekening zetten & verkwisten = verkwist Voor de bank die haar plicht tot kennisgeving niet nakomt: schadevergoeding ex art. 1382 BW
Art. 219 BW Lastgeving tussen echtgenoten Twee wettelijke beperkingen: Lastgeving mag alleen tijdens het huwelijk worden gegeven (dus niet bij HC) Lastgeving kan te allen tijde worden herroepen (onherroepelijkheid kan niet worden bedongen) Lastgeving kan algemeen of bijzonder zijn Indien algemeen = enkel voor daden van beheer Daden van beschikking vereisen een uitdrukkelijke, bijzondere lastgeving Lastgeving kan slaan op eigen goederen van de lastgever, maar ook op gemeenschapsgoederen Art. 220 BW Gerechtelijke indeplaatsstelling Art. 220, §§ 1 en 3 BW: Is één echtgenoot vermoedelijk afwezig, onbekwaamverklaard of in de onmogelijkheid zijn wil te kennen te geven, dan moet een rechter tussenkomen, teneinde de andere echtgenoot toe te laten om: De gezinswoning te vervreemden of te hypothekeren (rechtbank van eerste aanleg) De door derden verschuldigde geldsommen geheel of ten dele te ontvangen ten behoeve van de huishouding (vrederechter)
Art. 220, § 2 BW: Indien een echtgenoot in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven (sensu lato), kan de andere aan de rechtbank van 1ste aanleg de indeplaatsstelling vragen voor de uitoefening van (een gedeelte van) zijn bevoegdheden, behalve indien er een lasthebber werd aangesteld of er een wettelijke vertegenwoordiger is In de plaats van de echtgenoot een testament maken of een schenking doen, kan nooit via art. 220 BW. Reeds wettelijke vertegenw vb gerechtelijk onbekwaamverklaring ve minderjarige voogd = wettelijk vertegenw
83
Art. 221 BW Bijdrage in de lasten van het huwelijk Iedere echtgenoot draagt bij in de lasten van het huwelijk naar zijn vermogen (art. 221, eerste lid BW) “Lasten v/h huwelijk”: alle kosten van het huwelijks gezinsleven Problemen: Auto die slechts door één echtgenoot wordt gebruikt ≠ last vh huwelijk Aankoop gezinswoning gezinswoning gemeensch ja gezinswoning eigen nee Inkomstenbelastingen ≠ last vh huwelijk “Bijdrage naar vermogen” = gelijke verplichting met meestal ongelijke bijdrage (geen verplichte gelijke verdeling van het gezamenlijke inkomen) ≠ verplichting tot gelijke verdeling vh inkomen (Ex!) Meestal beding in HC: “iedere echtgenoot wordt geacht zijn bijdrage dag na dag te hebben geleverd, behoudens tegenbewijs” De bijdrageverplichting blijft ook na FS bestaan Maar: wie bijdrage in de lasten van het huwelijk vordert na de FS, los van art. 223 B.W., moet bewijzen dat ENKEL de mede-echtgenoot schuld heeft aan het ontstaan en het eventuele voortduren van de feitelijke scheiding (Cass. 21 februari 1986) Bijzondere uitvoeringssanctie: de ontvangstmachtiging (art. 221, tweede lid BW) = een gerechtelijk mandaat om sommen te ontvangen (sommendelegatie) rechtstreeks op rekening v wie het vraagt vragen aan vrederechter ook vr achterstallige Kan uiteraard enkel voor de toekomst worden toegekend, maar is mogelijk voor lasten van het huwelijk waartoe in het verleden onvoldoende is bijgedragen Ontvangstmachtiging kan betrekking hebben op: De inkomsten v/d mede-echtgenoot De inkomsten uit de goederen die de mede-echtgenoot krachtens zijn stelsel beheert Alle andere geldsommen door derden aan hem verschuldigd onder de voorwaarden en binnen de perken die het vonnis bepaalt (bv. tijdsbeperking, prioritaire bestedingswijze…) Bevoegde rechter inzake ontvangstmachtiging: Vrederechter van de laatste echtelijke verblijfplaats (art. 628, 2° Ger.W.) Kan niet meer gevat worden na de betekening v/d dagvaarding of indiening v/h verzoekschrift tot echtscheiding, maar beslissing blijft uitvoerbaar tot een latere beslissing van de rechtbank of haar voorzitter (art. 221, zesde lid BW) Enkel indien de vrederechter gevat is vóór de (voorzitter van de) rechtbank van eerste aanleg, maar slechts uitspraak doet na de (voorzitter van de) rechtbank van eerste aanleg, moet hij zich onbevoegd verklaren. Welke rechter is bevoegd indien de derde-schuldenaar geen gevolg geeft aan het vonnis van de vrederechter dat de ontvangstmachtiging bevat? De rechtbank van eerste aanleg Niet: de vrederechter, de beslagrechter of de arbeidsrechtbank Wijze van gedinginleiding Verzoekschrift op tegenspraak (art. 1034bis et seq. Ger.W.)
84
Procedure Vonnis wordt door griffier ter kennis gebracht aan derden-schuldenaars, op verzoek van de eiser en is tegenwerpelijk aan alle tegenwoordige of toekomstige derdenschuldenaars (art. 221, derde lid BW) Kan de echtgenoot tegen wie de ontvangst-machtiging is uitgesproken de reeds in ontvangst genomen sommen terugvorderen nadat de sommendelegatie in hoger beroep is tenietgedaan of verminderd? Ja, de voorlopige tenuitvoerlegging van de beslissing in eerste aanleg gebeurt op risico van de eiser; de beslissing in hoger beroep is de titel tot terugvordering De ontvankelijkheid van de vordering tot sommendelegatie wordt beoordeeld op het ogenblik dat de vordering werd ingeleid; de gegrondheid op het ogenblik van de uitspraak. Geschiedt de ontvangstmachtiging “onverminderd de rechten van derden”? Volgens art. 221, tweede lid BW wel Zie evenwel art. 1412, tweede lid Ger.W.: Bedragen (door de werkgever) verschuldigd aan de onderhoudsplichtige zijn slechts vatbaar voor beslag (door derden) ten belope van het normaal voor beslag vatbare bedrag, verminderd met het bedrag van de sommendelegatie Een akkoord tussen echtgenoten waarbij één echtgenoot om een ontvangstmachtiging verzoekt om een deel van de inkomsten te onttrekken aan de schuldeisers, is strafbaar (zie art. 490bis Sw: misdrijf bedrieglijk bewerken van zijn onvermogen) = bedrieglijk SE’s ontwijken De mede-echtgenoot geniet alvast van het zgn. “supervoorrecht van de alimentatieschuldeiser” (art. 1412, eerste lid, 2° Ger. W.): De grenzen op loonbeslag gelden niet wanneer een deel van het loon wordt uitgekeerd op grond van een ontvangstmachtiging ex art. 221 BW
Art. 222 BW Hoofdelijkheid van huishoudelijke schulden “Iedere schuld die door een der echtgenoten werd aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, verbindt de andere echtgenoot hoofdelijk” (= kan voor het geheel worden verhaald op de andere echtgenoot, ongeacht het stelsel) De echtgenoot die betaalt, heeft wel een verhaal ex art. 221 BW (bijdrage in de lasten van het huwelijk, naar vermogen). Belangrijk id praktijk huishoudelijk of opvoedingsschuld kan volledig verhaald worden op 1 v beide zelfs indien de ene de schuld nt heeft aangegaan Vb/ Miele-wasmachine gekocht dr de vrouw rekening komt binnen nt betaald op beide echtgenoten verschuldigd Hoofdelijkheid m.b.t. huishoudelijke schulden veronderstelt het bestaan van een huishouding en kan dus niet worden ingeroepen als echtgenoten feitelijk gescheiden leven (anders: schulden m.b.t. de opvoeding). Maar: de toestand van FS is niet tegenwerpelijk aan derden te goeder trouw die niet op de hoogte zijn van de FS (Cass. 15 oktober 1999: kliniek) Om na te gaan of de toepassingsvoorwaarden voor art. 222, eerste lid BW zijn vervuld en of de derde-contractant op de solvabiliteit van de ene en de andere echtgenoot heeft kunnen rekenen, dient men zich te plaatsen op het tijdstip waarop het contract is gesloten (Cass. 28 november 2003). De overweging dat de facturen betrekking hebben op de verzorging van een echtgenoot ten gevolge van alcoholisme, is geen verantwoording naar recht dat het niet kan gaan om een schuld die wordt aangegaan ten behoeve van de huishouding (Cass. 14 mei 2004).
85
“De echtgenoot is echter niet aansprakelijk voor de schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn” (art. 222, tweede lid BW) Buitensporige huishoudelijke en opvoedingsschulden zijn in het wettelijk stelsel gemeenschappelijk, maar kunnen slechts verhaald worden op twee vermogens (art. 1414, tweede lid, 1 BW)
Art. 223 BW (!!!) Dringende en voorlopige maatregelen = begrip ‘nen 223’ Tijdens huwelijk: voor inleiding echtscheidingsprocedure
vrederechter Vanaf huwelijk voorzitter Rb v 1e aanleg Wanneer? Bij grof plichtsverzuim van één v/d echtgenoten (persoonlijk of patrimoniaal) of Bij ernstige verstoring van de verstandhouding (meestal) Dringend en voorlopig karakter v/d maatregelen Vrederechter is bevoegd, ook al duurt de FS al geruime tijd, als de maatregelen dringend zijn Voorlopige maatregelen regelen ten gronde een voorlopige situatie (niet per definitie tijdelijk) ‘voorlopig’: idee: gedaan wnr crisis in huwelijk voorbij praktijk: crisis echtscheiding De cassatierechtspraak is dubbelzinnig omtrent het voorlopig karakter: De maatregelen mogen er niet toe leiden de FS op een bestendige wijze te organiseren (Cass. 28 november 1986: de rechter kan beslissen dat herhaaldelijke verlenging niet meer verenigbaar is met de voorlopige aard v/d maatregelen) Ten gronde, nt per se tijdelijk zelfs onbeperkt mogelijk (eigenaardig) maar FS nt op bestendige wijze organiseren indien beperkt id tijd telkens verlengd = organiseren vd FS op bestendige wijze Uit het enkele feit dat de vrederechter zijn maatregelen niet in de tijd beperkt, volgt niet noodzakelijk dat hij de FS op een bestendige wijze organiseert (Cass. 30 november 1995) Uit de omstandigheid dat de vrederechter zijn bevolen maatregelen wel in de tijd beperkt, volgt niet noodzakelijk dat zij niet van aard kunnen zijn de feitelijke scheiding op bestendige wijze te organiseren ingeval deze maatregelen “telkens” op verzoek van één van de echtgenoten worden verlengd of hernieuwd (Cass. 29 mei 2006) [In casu werd een tweede verlenging door de vrederechter van (een derde keer) in de tijd beperkte maatregelen volgens het Hof van Cassatie terecht beschouwd als het de facto verlenen van medewerking aan een verboden organisatie van de feitelijke scheiding]
Welke maatregelen kunnen worden bevolen? Vanalles (zelfs een bezoekregeling vd hond) Maatregelen betreffende de persoon en de goederen van de echtgenoten en de kinderen “onder meer” (art. 223, vierde-zesde lid BW): Verbod tot vervreemden, hypothekeren of verpanden Verbod meubelen te verplaatsen, toewijzen van persoonlijk gebruik ervan aan één echtgenoot Verplichting voor de echtgenoot die roerende goederen onder zich heeft om borg te stellen of van voldoende gegoedheid te doen blijken
86
Kan de vrederechter niet-gevraagde maatregelen bevelen? Neen. Zie Cass. 13 november 1987: een beschikking ex art. 223 BW kan enkel op verzoek van elk der echtgenoten te allen tijde ingetrokken of gewijzigd worden (art. 1253quater, e) Ger. W.), niet ambtshalve door de rechter In casu had de vrederechter, bij zijn definitieve uitspraak over een bezoekrecht (na sociaal onderzoek), ongevraagd andere voorlopige maatregelen waarover reeds uitspraak was gedaan, verlengd (ten onrechte volgens Cass. 13 november 1987). Wat kan wel? Akkoordvonnis akteren of een uitbreiding van de eis suggereren Andere concrete maatregelen: Machtiging tot afzonderlijk verblijf (al dan niet met storingsverbod, eventueel + dwangsom) Preferentieel R op genot van de echtelijke verblijfplaats aan het slachtoffer van partnergeweld: ernstige aanwijzingen volstaan; uitzonderlijke omstandigheden kunnen andere beslissing verantwoorden (art. 223, 3de lid BW) misbruikt id praktijk = tijdens huwelijk indien tijdens echtscheiding Rb v 1e aanleg bevoegd Onderhoudsgeld of ontvangstmachtiging Combinatie art. 213/221/223 BW: Moet de eisende echtgenoot in geval van FS bewijzen dat het ontstaan en eventueel het voortduren van de FS te wijten is aan de andere? Evolutie in de cassatierechtspraak: voorlopig eindpunt is Cass. 21 januari 1999… opschorting van de samenwoningplicht kan gepaard gaan met een onderhoudsuitkering zonder uitspraak over de schuldvraag, maar de vaststaande schuld is een feitelijk gegeven dat bij de beoordeling van de gezinstoestand in aanmerking kan worden genomen Vaststaande schuld: in casu een in kracht van gewijsde getreden echtscheidingsarrest (o.g.v. een p.-v. vaststelling overspel) Cass. 21 januari 1999: de rechtbank van eerste aanleg (in hoger beroep tegen een beschikking van de vrederechter ex art. 223 BW) schafte de onderhoudsuitkering retroactief af vanaf de datum van vaststelling van het overspel, nu na de beschikking in eerste aanleg en vóór de uitspraak in hoger beroep een echtscheidingsvonnis was gewezen dat in kracht van gewijsde was gegaan. Terbeschikkingstelling van voertuigen Blokkering of terbeschikkingstelling van gelden Blokkering: om te vermijden dat gelden worden afgehaald zonder akkoord van beide echtgenoten Terbeschikkingstelling: bv. kasbons terugbrengen, afbetaling lening stipt uitvoeren,.. Boedelbeschrijving en verzegeling Inventaris van roerend goed Verzegeling van onverdeelde / gemeenschappelijke roerende goederen, ook in geval van feitelijke scheiding: er is een “ernstig belang” aanwezig in de zin van art. 1148 Ger. W. Ouderlijk gezag en recht op persoonlijk contact Bevoegdheid van de vrederechter, onverminderd deze van de jeugdrechtbank (art. 387bis BW) en de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (art. 584 Ger. W. en 1280 Ger. W.) Bevoegdheden: Tijdens huwelijk: vrederechter In kortgeding & na inleiding echtscheiding: voorzitter Rb v 1e aanleg Echtscheiding: Rb v 1e aanleg Na echtscheiding: JeugdRb
87
Curiosum: hoede- en bezoekrecht m.b.t. de gemeenschappelijke hond v/d echtgenoten Kan de vrederechter voorlopige maatregelen bevelen i.v.m. het bestuur van een handelszaak of van een vennootschap? Neen Cass. 25 april 1985: uitbating kapsalon Cass. 19 februari 1999: gebruiksrecht auto Wat wel kan: Een vervreemdingsverbod m.b.t. aandelen De aanstelling van een sekwester over het aandelenregister Kan de vrederechter een tussengeschil over de staat van de persoon beslechten? (bv. over een kind waarvan de afstamming wordt betwist) Neen, zie art. 331, § 2 BW: de beslissing van de burgerlijke rechtbank moet eerst in kracht van gewijsde zijn getreden Echtgenoot meent dat kind nt van hem is wil nt betalen (> art 203 BW) vrederechter kan ng uitspraak doen over afstamming moet Rzaak schorsen & doorverwijzen nr de Rb v 1e aanlmeg daarna kan hij over het onderhoud beslissen kan heel lang duren = prejudicieël afstammingsgeschil Art. 224 BW Nietigverklaring van bepaalde handelingen 4 limitatief in de wet opgesomde gevallen:
Handelingen met overtreding van art. 215 BW Vervreemdingen en hypothekeringen van voor hypotheek vatbare goederen na de inschrijving van een (gevraagd) verbod daartoe ex art. 223 BW Schenkingen gedaan en Persoonlijke zekerheden (bv. borgstelling) gesteld, die de belangen van het gezin in gevaar brengen (art. 224, § 1 BW) 1&2:verplicht 3&4: facultatief Aard van de nietigheid: Relatief, in te roepen door één echtgenoot i.v.m. een handeling verricht door de andere (opzegging aan één echtgenoot betekend gaat weliswaar uit van een derde, maar zal toch zonder uitwerking blijven - Cass. 6 oktober 1978) A priori verzaken aan het recht de nietigheid te vorderen, is niet mogelijk Verplichte of facultatieve nietigheid? Genuanceerd standpunt: “kunnen worden nietigverklaard”; schadevergoeding is ook mogelijk voor de derde te goeder trouw, zelfs additioneel Goede trouw is moeilijk aanvaardbaar in de gevallen 1 en 2 Procedure De vordering tot nietigverklaring of schadevergoeding moet op straffe van verval worden ingesteld binnen het jaar na de dag waarop de handeling ter kennis is gekomen van de echtgenoot-eiser (dagvaarding is vereist) nt lang wachten! Bij overlijden vóór verval, beschikken de erfgenamen over een termijn van één jaar vanaf het overlijden (art. 224, § 2 BW) Bevoegde rechter: vrederechter, indien de waarde van de vordering lager ligt dan 1860 EUR, zoniet: de rechtbank van eerste aanleg (art. 590 Ger.W.).
88
Vorderingen van echtgenoten betreffende hun huwelijks(vermogens)stelsel Art. 1253ter-octies Ger.W. Regelen een groot aantal geschillen tussen echtgenoten Maar soms ook gemeen recht toegepast (vorderingen tot nietigverklaring vb/ leeghalen vd gemeenschappelijke rekening voor de echtscheiding, toewijzing bij voorrang) of gelden nog andere bijzondere rechtsplegingen Verzegeling en ontzegeling (art. 1148-1174 Ger.W.) Boedelbeschrijving (art. 1175-1184 Ger.W.) Scheiding van goederen (art. 1311-1318 Ger.W.) Uitkeringen tot levensonderhoud (art. 1320-1322 Ger.W.) Art. 1253ter-quater Ger.W. = Procesvoorschriften Art. 1253quater, d) Ger.W. (“hoger beroep wordt ingesteld binnen een maand na de kennisgeving”) schendt de art. 10-11 Gw. in zoverre het niet de verlenging van de termijn voor hoger beroep i.v.m. de gerechtelijke vakantie toelaat. De rechten van verdediging worden door deze bepaling op onevenredige wijze beperkt: de vrees dat er geen voldoende bekendheid zou zijn nopens de tijdens de vakantieperiode gedane kennisgeving is niet minder gegrond dan dergelijke vrees m.b.t. de gerechtelijke betekening (Arbitragehof nr. 13/2001, 14 februari 2001). Maar: zie art. 50, tweede lid Ger. W. (gewijzigd door de Wet van 26 juni 2001): verlenging van de termijn voor hoger beroep tot de vijftiende dag van het het nieuwe gerechtelijk jaar indien deze termijn begint en verstrijkt binnen de gerechtelijke vakantie Soepelere procedure: Vrij goedkoop: verzoekschrift (gn advocaat nodig) In der minne: verzoening Snelle uitspraak: binnen 15d Beschikking steeds wijzigbaar Soms vrederechter bevoegd Art. 1253quinquies Ger.W. = Informatiemogelijkheden van de vrederechter Art. 1253sexies-octies Ger.W. = Bijzondere regels i.v.m. het verbod tot vervreemden, hypothekeren of verpanden
89
Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel Secundair Art. 1398-1450 BW Indien men niets anders kiest (gn huwelijksOK = voor huwelijk!) Indien men trouwt sowiso primair huwelijksvermogenstelsel (evt secundair) = scheiding v goederen met gemeenschap v aanwinst Vaak vertrekt men bij het opmaken vd huwelijksOKvan het wettelijk stelsem met dus aanpassingen = een stelsel van gemeenschap, beperkt tot de aanwinsten Het wettelijk stelsel berust op drie vermogens: 2 eigen vermogens (EV van elk der echtgenoten) 1 gemeenschappelijk vermogen Heeft geen rechtspersoonlijkheid kan nt zelf optreden vr een Rbank Is geen onverdeeldheid zolang het als gemeensch bestaat wettelijke oorzaak nodig vr verdeling (Vb/ echtscheiding, overlijden,…) Post-communautaire onverdeeldheid = na ontbinding vh gemeensch vermogen (art. 815 BW geldt niet) = een patrimonium met eigen bestemming Indeling van het wettelijk stelsel: Actief Passief Bestuur Ontbinding. Vereffening/Verdeling Actief Overzicht Baten van de eigen vermogens Goederen eigen omwille van hun oorsprong (art. 1399 BW) Goederen eigen omwille van hun aard (art. 1400-1401 BW) Baten van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1405 BW) Twee bijzondere problemen
Baten van de eigen vermogens Goederen eigen omwille van hun oorsprong Art. 1399 BW Goederen van vóór het huwelijk Bv.: schuldvorderingen met vaste dagtekening vóór het huwelijk; goederen met titel van eigendomsverkrijging daterend van vóór het huwelijk (niet: met koopoptie van vóór het huwelijk) lening aan 1vd 2 met akte voor het huwelijk, ook indien tijdens huwelijk terugbetaald koopoptie gekregen: ng gn eigenaar dus indien koopoptie gelicht na huwelijk : koop in gemeensch Alles waar men eigenaar v is voor het huwelijk blijft eigen! Goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk Bv.: geërfde goederen, legaten en schenkingen legaten = door dood = schenking bij testament / schenking = tijdens leven Bewijs van het eigen karakter van een goed Vb/ goed geschonken, is eigen, maar op gemeensch rekening Vb/ om SE’s v gemeensch vermogen af te wijzen = ‘eigen’ Tussen echtgenoten (art. 1399, derde lid BW): door alle wettelijke middelen, met inbegrip van getuigen en vermoedens en zelfs van algemene bekendheid makkelijk!
90
Ta.v. derden: via een limitatief in de wet opgesomde bewijsmiddelen, zijnde … Een authentieke boedelbeschrijving Deugdelijk bezit ex art. 2229 BW (voortdurend, ondubbelzinnig, ongestoord,…) Titels met vaste dagtekening (authentiek of onderhands) Bescheiden van een openbare dienst (vb/ inschrijvingsbewijs ve auto) Vermeldingen in regelmatig gehouden of opgemaakte registers, bescheiden of borderellen (zie art. 1399, tweede lid BW) (Vb/ rekeninguitreksels,..) Wat is de bewijskracht t.a.v. derden (SE’s) van een lijst van eigen goederen, opgenomen in of gehecht aan een HC? Praktijk: vaak maken echtgenoten in huwelijksOK zelf een lijst op met wat eigen/gemeensch (rechtstreeks in OK of er aan geniet) 1ste strekking: de rechter apprecieert soeverein 2de strekking: lijst vervat in een authentieke akte heeft bewijskracht t.a.v. derden tot bewijs van het tegendeel Recente RS: lijst ≠ boedelbeschrijving want komt vd echtgenoten zelf, is nt dr de notaris gecontroleerd men voelt aan dat dit nt juist zou zijn om SE’s te ontwijken
Goederen eigen omwille van hun aard Accessoria (art. 1400 BW): eigen, ongeacht het tijdstip van verkrijging, maar behoudens vergoeding indien daartoe aanleiding bestaat indien gemeensch gelden vr eigen goed uit eigen vermogen terugbetalen ah GV Zeven reeksen accessoria (art. 1400 BW): Toebehoren van eigen onroerende goederen of onroerende rechten Bv. een huis gebouwd op een eigen grond is eigen, zelfs indien het met gemeenschapsgeld werd gebouwd: accessorium sequitur principale (wat geen toebehoren is, kan door een zgn. “beding van aanhorigheid” eigen worden indienaanpalige grond kopen naast onroerend goed: = horizontale maar nt automatisch eigen want ≠ toebehoren eigen via beding v aanhorigheid) Verzaking aan het recht van natrekking (ten voordele van het gemeenschappelijk vermogen) is nietig, als deze gebeurt buiten het raam van een wijziging van huwelijksvermogensstelsel Toebehoren van eigen waardepapieren Bv.: het stemrecht, nieuwe aandelen kosteloos aan vennoten verstrekt Niet: Uitkering van een dividend in de vorm van effecten (=’intrest op aandeel’) Het winnend lot in de loterij Goederen aan een echtgenoot ten bezwarende titel overgedragen door een ascendent Hetzij ter voldoening van een schuld van de ascendent Hetzij onder de verplichting een schuld van die ascendent aan een derde te betalen (= familiebeschikkingen als voorschot op erfenis) Schenkingen onder last Vb/ moeder moet onderhoudsgeld betalen heeft gn geld maar wel grond kan grond schenken, is nt echt een schenking want is tevens soort vergoeding Vb/ moeder heeft grond geeft aan U om betaling in orde te maken Het aandeel door een echtgenoot verkregen in een goed waarvan hij reeds medeeigenaar is Om bijkomende onverdeeldheden te vermijden Bv. onverdeeldheid met broers en/of zussen na erfenis na inkoop wordt men volledig eigenaar (maar: eventueel vergoedingsplicht) is eigen ook al koopt men in met gemeesch gelden
91
Goederen door zaakvervanging, belegging of wederbelegging van eigen goederen verkregen Zaakvervanging Bv. door ruiling blijft eigen zelfs indien opleg mogelijk & dit betaalt met gemeensch gelden, verkrijging van aandelen in een vennootschap door inbreng van een handelsfonds, vergoeding van een verzekeringsmaatschappij verkregen eigen indien verloren gegaan goed ook eigen was, een bekomen onteigeningsvergoeding Belegging = een goed verwerven met eigen gelden Wederbelegging = een goed verwerven na vervreemding van een eigen goed 3 vormen: Onroerende wederbelegging (art. 1402 BW) Slechts tegenwerpelijk aan de andere echtgenoot en derden na een verklaring in de aankoopakte, dat de aankoop Geschiedt tot wederbelegging Voor meer dan ½ betaald is met eigen geld of goed (zoniet valt het in de gemeenschap) Goed onmiddellijk eigen Vervroegde onroerende wederbelegging (art. 1403 BW) Wat? Eerst een aankoop met gemeenschapsgeld Vervolgens vervreemding van een eigen goed om het gebruikte gemeenschapsgeld terug te betalen Voorwaarden? Verklaring van vervroegde wederbelegging in de authentieke aankoopakte Meer dan ½ van de gemeenschapsgelden moeten binnen de 2 j. zijn terugbetaald Toestemming van de echtgenoot is nodig (art. 1418 BW), nu het goed niet dadelijk eigen is, maar slechts te rekenen van de terugbetaling Goed nt ogenblikkelijk eigen Roerende wederbelegging (art. 1404 BW) Geen formaliteiten vereist Bewijs van aankoop met eigen gelden of met de opbrengst v/d verkoop van eigen goed volstaat Vervroegde roerende wederbelegging is niet wettelijk voorzien; mag worden aangenomen, mits toepassing van de regels voor onroerende wederbelegging Gereedschappen en werktuigen die dienen tot het uitoefenen van het beroep Zie art. 217, tweede lid BW: elke echtgenoot kan zijn inkomsten (secundair) besteden aan de aanschaf van verantwoorde beroepsgoederen De beroepsactieve bestuurt deze goederen alleen (extreem) voorbeeld: tandartsinstallatie …indien betaald met gemeenschapsgeld Tandarts heeft vb 15j in praktijk gewerkt & inkomsten zijn gemeensch maar moet uit eigen vermogen alle kosten terugbetalen : Vergoeding verschuldigd aan het GV, die niet kleiner mag zijn dan de uitgegeven som (art. 1435 BW) = onbillijk Oplossing in de notariële praktijk: Inbreng in het GV + toebedeling bij voorrang aan de beroepsactieve echtgenoot ad restwaarde (veel minder dan originele kost)
92
Rechten verbonden aan een personenverzekering door de begunstigde zelf gesloten, die hij verkrijgt bij het overlijden van zijn echtgenoot of na de ontbinding van het stelsel Levensverzekering Termijnverzekering Art. 1400, 7 BW is impliciet opgeheven door art. 127 WLO van 25 juni 1992 Art. 127 wet landverzekeringsovereenkomst: Aanspraken ontleend aan de verzekering die een in gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoot ten behoeve van een ander of zichzelf heeft bedongen zijn een eigen goed van de begunstigde Art. 128 wet landverzekeringsovereenkomst: Aan het GV is geen vergoeding verschuldigd, behalve voor zover de premiebetalingen ten laste van dat vermogen gedaan, kennelijk de mogelijkheden ervan te boven gaan Dus: in de wet landverzekeringsovereenkomst van 25 juni 1992 is er geen onderscheid meer naargelang de begunstigde, het ogenblik van de uitkering of de finaliteit van de verzekering. primeren! wat men krijgt uit de verzekering = eigen zelfs indien premies betaalt uit gemeenschap tenzij veel te hoge premies Onbillijke situatie: Bv. gemengde levensverzekering, afgesloten door een onder het wettelijk stelsel gehuwde man: Terugbetalingen gewaarborgd na zijn overlijden Uitkering kapitaal indien hij 65 wordt = eigen volgens art. 127 gefinancierd dr gemeensch geld maar eigen terug betaald Arbitragehof nr. 54/99, 26 mei 1999: ongrondwettig Gevolgen? Onderscheid: Gewone levensverzekering (waarbij enkel na overlijden wordt uitbetaald): geen bezwaar tegen het eigen karakter, zonder vergoeding Gemengde levensverzekering: Oogmerk spaarverrichting: uitkering is gemeenschappelijk Oogmerk pensioenverrichting: uitkering is eigen, mits vergoeding, overeenkomstig art. 1435 BW Strikt persoonlijke goederen (art. 1401 BW), eigen ongeacht het tijdstip van verkrijging Vijf categorieën strikt persoonlijke goederen (art. 1401 BW) Klederen en voorwerpen voor persoonlijk gebruik Vb/ medailles, eretekens,… juwelen? = belegging vh gemeensch vermogen? Het literaire, artistieke of industriële eigendomsrecht (= intellectuele rechten) Recht tot exploitatie: eigen Opbrengst v/d exploitatie: gemeenschappelijk Recht op herstel van persoonlijke, lichamelijke of morele schade Het recht is steeds eigen, de vergoeding niet altijd Vergoeding voor morele schade: steeds eigen Vergoeding voor lichamelijke schade: 2 facetten: Aantasting fysieke integriteit + inkomstenderving ( inkomsten = eigen) Maar: volgens RS HvC is een globaal uitgekeerd kapitaal volledig eigen Recht op pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkering, dat één der echtgenoten alleen bezit Het recht is eigen, de uitkeringen tijdens het huwelijk ontvangen gemeenschappelijk
93
Bv. onderhoudsgelden betaald aan een hertrouwde vrouw Lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen waarvan alle aandelen op naam zijn, indien die toebedeeld zijn aan of ingeschreven zijn op naam van één echtgenoot alleen Lidmaatschapsrechten = eigen Vermogenswaarde van de aandelen = gemeenschappelijk
Baten van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1405 BW) = gemeenschappelijke goederen Inkomsten uit beroepsbezigheden + alle inkomsten die ze vervangen (vb/ werkloosheidsuitkering, zwangerschaps-) of aanvullen (vb/bonussen, vakantiegeld, eindejaarspremie,..) + de inkomsten uit openbare/particuliere mandaten (Vb/ schepenen, volksvertegenw) Vruchten, inkomsten en interesten van eigen goederen Schenkingen en legaten aan beide echtgenoten bewijsprobl! Vb/ ouders willen geld aan kind schenken op eigen rekening kind storten! Indien op gezamelijke rekening met brief v bedanking dr kind maar mogelijk betwist Restbepaling: Alle goederen waarvan niet bewezen is dat zij eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling Niet alles wat op eigen rekening staat = eigen!! vb/ loon op eigen rekening gestort = gemeensch
Twee bijzondere problemen i.v.m. het statuut van de handelszaak Moet de handelszaak al dan niet in globo worden bekeken bij het bepalen van haar eigen of gemeenschappelijk karakter? Beter in globo dan in afz onderdelen Toepassing van de algemene principes: Begonnen tijdens het huwelijk = gemeenschappelijk Begonnen vóór het huwelijk of geërfd = eigen Schulden en schuldvorderingen van een handelaar maken geen integrerend deel uit van de handelszaak nt noodzakelijk = lot als handelszaak Het statuut van cliënteel van een vrij beroep Vb/ advocaat, dokter, architect,… Clienteel heeft een belangrijke patrimoniale waarde Is cliënteel van een vrij beroep eigen of gemeenschappelijk? Recht op cliënteel = eigen De vermogenswaarde = gemeenschappelijk Maar: andersluidende rechtspraak van de hoven van beroep te Luik, te Gent en te Brussel tegenovergestelde zelfs! HvB Luik: eigen want clienteel komt omwille v die bepaalde advocaat HvB Gent: geneesheer vermogenwaarde v clienteel is nt vatbaar vr overdracht, daarom eigen maar = verkeerd vb/ in groepspraktijk (= vennootschap) mogelijk clienteel in te brengen HvB Brussel: Beide vrije beroepers: onverantwoorde hinder bij innen vd inkomsten indien men zou aannemen dat inkomsten gemeensch zijn na ontbinding vh huwelijk
94
Passief Overzicht Onderscheid tussen bijdrage en verbintenis Definitief passief (art. 1406-1408 Bw Voorlopig passief (art. 1409-1414 BW) Aparte regeling voor schulden tussen echtgenoten (art. 1450 BW) Onderscheid tussen bijdrage en verbintenis Definitief passief = bijdrage tussen echtgenoten betreft het statuut zelf van de schuld: eigen of gemeenschappelijk Voorlopig passief = verbintenis t.a.v. de SE’s betreft de verhouding tussen echtgenoten en SE’s, het verhaalrecht van de SE’s Definitief passief = determinerend vr voorlopig Algemeen gesproken: Eigen schuld: enkel verhaalbaar op het eigen vermogen van de SA + diens inkomsten Maar: uitzonderlijk ook op het GV Gemeenschappelijke schuld: verhaalbaar op de drie vermogens Maar: uitzonderlijk slechts op twee vermogens
Definitief passief (art. 1406-1408 BW) Overzicht (!!) Eigen schulden Omwille van hun oorsprong (art. 1406 BW) Omwille van hun aard (art. 1407 BW) Gemeenschappelijke schulden (art. 1408 BW) Eigen schulden Omwille van hun oorsprong (art. 1406 BW) “schulden van de echtgenoten die dagtekenen van vóór het huwelijk en de schulden ten laste van erfenissen en giften die hun toevallen tijdens het huwelijk, blijven eigen schulden” Schulden ten laste ve gift vb/ schenking onder last: prestatie uitoefenen of schuld betalen lasten blijven eigen schulden Ubi emolumentum, ibi onus Omwille van hun aard (art. 1407 BW) 4 limitatief opgesomde categorieën contractuele schulden door één echtgenoot aangegaan of (quasi-)delictuele schulden opgelopen door één echtgenoot tijdens het huwelijk Dr 1 echtgenoot in uitsluitend belang van eigen vermogen Bv. voor de verbetering of verbouwing van een eigen goed (ander dan de gezinswoning = gemeensch) (volgens de parlementaire voorbereiding – onterecht – zelfs schulden voor onderhoud en instandhouding doctrine: gemeensch: want inkomsten uit eigen goed = gemeensch) RS: echtgenoot huurder studio aan zee (vrouw wist niets) sterft id studio bleef daar 4d alleen liggen weduwe wordt aangesproken vr huurschade HvB: huurschade is eigen schuld v man verhaald op eigen vermogen man Uit persoonlijke of zakelijke zekerheid door 1 echtgenoot in ander belang dan gemeenschappelijk vermogen Vb Hypotheek, borgstelling Nt vr gemeensch belang!
95
Dr verboden beroepen of verboden handelingen Verboden beroepen: gn toestemming dr echtgenoot + vrederechter Verboden handelingen: handelingen die samen moet moeten gebeuren Bv. een lening aangaan zonder toestemming Uit strafrechtelijke veroordeling of onrechtmatige daad door 1 echtgenoot begaan Bv. allerlei boetes Niet: schulden uit contractuele aansprakelijkheid > beroep = beroepsschuld
Gemeenschappelijke schulden (art. 1408 BW) Niet-limitatieve opsomming van 7 categorieën Door beide echtgenoten, gezamenlijk of hoofdelijk (ook al zijn ze in het uitsluitend belang van een eigen vermogen aangegaan) Hoofdelijk schuld vr volledig bedrag kan op 1 pers verhaald worden (goed vr de SE) Dr 1 echtgenoot ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen Cf. art. 222 BW: huishoudelijke en opvoedingsschulden verbinden de echtgenoten hoofdelijk, tenzij ze buitensporig zijn Dus: buitensporige schulden: wel gemeenschappelijk, niet hoofdelijk Hospitalisatiekosten zijn steeds gemeenschappelijk, ook al leven de echtgenoten feitelijk gescheiden (Cass. 20 maart 1997) nt steeds hoofdelijk nt hoofdelijk indien ziekenhuis op de hoogte was vd feitelijke scheiding Dr 1 echtgenoot in het belang van het gemeenschappelijk vermogen Bv.: Onderhoudskosten m.b.t. een eigen goed (de huuropbrengst is immers gemeenschappelijk) Beroepsschulden (inkomsten)belastingschulden inkomsten zijn gemeensch Schulden ten laste van giften aan De twee echtgenoten gezamenlijk OF Eén echtgenoot onder beding dat de gegeven of vermaakte goederen gemeenschappelijk zullen zijn Interesten van eigen schulden (enkel de verwijlinteresten, niet de vergoedende interesten) Want intresten v eigen goederen komen ook id gemeensch verwijlintresten (moratoire intresten) maar vergoedende (compensatoire) nt (Ex!) Onderhoudsschulden jegens bloedverwanten in de nederdalende lijn van één der echtgenoten Kinderen en kleinkinderen die niet in het gezin zijn opgenomen wel in gezin = huishouding & opvoeding Twistvragen: wat met onderhoudsschulden t.a.v. Ascendenten: Onderhoudsschulden t.a.v. ouders, grootouders en schoonouders T.a.v. schoonouders: Zelf obv art206BW, echtgenoot obv art205BW gemeenschappelijk en verhaalbaar op de drie vermogens (na nieuw huwelijk v/d schoonouder nog slechts op twee vermogens, zie art. 206, 1° BW 206 vervalt, 205 blijft) T.a.v. ouders en grootouders: Argument voor het eigen karakter: het is een voorhuwelijkse schuld Argument voor het gemeenschappelijk karakter: de behoeftigheid dateert van tijdens het huwelijk Dus: gemeenschappelijk, maar slechts verhaalbaar op twee vermogens
96
Een vorige echtgenoot? Uitkering ex art. 301 BW Cass. 21 januari 1988: eigen schuld redenering: de gemeenschap moet niet bijdragen in de lasten van een vorig huwelijk Een man is hertrouwd en overlijdt. Hij betaalde gedurende zijn tweede huwelijk 2.800.000 BEF aan zijn eerste echtgenote in het raam van art. 301 BW. Dit bedrag is voor 80% fiscaal aftrekbaar. Fiscaal voordeel (voor de gemeenschap) = 1.350.000 BEF De betalingen gebeurden met gemeenschapsgeld, dus er is vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen. Wat is het bedrag van die vergoeding bij de vereffening/verdeling? 2.800.000 BEF of 1.450.000 BEF (zijnde het betaalde bedrag 2.800.000 BEF min het fiscale voordeel 1.350.000 BEF)? Volgens het Hof van Cassatie 2.800.000 BEF Doctrine: gemeenschappelijke schuld redenering: het gaat om een last van de inkomsten Maar: Aard vd uitkering gewijzigd sinds hervorming: vroeger allimentair & als schadevergoeding vr de schuld ad echtscheiding (idemnitair) nu: enkel allimentair Uitkering = veranderlijk Waar voordeel is, is last Indien ontvangen = inkomst Indien betaald moet ook gemeensch zijn Aanvaarden dat uitkreringschuld eigen is te grote vergoedingslast want eerst betaald met eigen vermogen zie Cass 21/01/88 = onbillijk (men moet 2 keer betalen 1keer aan vorige echtgenote +1/2 aan nieuwe Uitkering ex art. 1288, eerste lid, 4° Ger.W. Zonder discussie een eigen schuld (Cass. 27 mei 1991), niet verhaalbaar op de gemeenschap De grondslag ligt immers in een overeenkomst die het huwelijk noodzakelijk voorafgaat Indien niet bewezen is dat ze eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling Zijn gemeenschappelijk Art. 1408, 7 BW is de tegenhanger van art. 1405, 4 BW (i.v.m. actief) Wat met het debetsaldo van een eigen bankrekening? = een lening zonder toestemming, dus: eigen (art. 1407 derde streepje BW), maar Verhaal op het GV kan mits bewijs dat het GV voordeel heeft gehaald uit de lening bewijslast vr de bank
Voorlopig passief (art. 1409-1414 BW) Overzicht Verhaalrecht v/d SE’s m.b.t. eigen schulden Algemene regel: art. 1409 BW Uitzondering: uitgebreider verhaalrecht: art. 1410-1413 BW Verhaalrecht v/d SE’s m.b.t. gemeenschappelijke schulden Algemene regel: art. 1414, eerste lid BW Uitzondering: beperkter verhaalrecht: art. 1414, tweede lid BW
97
Verhaalrecht v/d SE’s m.b.t. eigen schulden Algemene regel: art. 1409 BW: Enkel verhaal op het EV en de inkomsten van de echtgenoot-schuldenaar Hoelang blijven inkomsten inkomsten & wnr worden ze gemeensch gelden? Strikt: enkel wat nog vatbaar is voor beslag bij WG enkel ng te innen inkomsten Ruim (te verkiezen): zolang ze nog niet zijn belegd en nog individualiseerbaar zijn Uitzondering: uitbreiding van het verhaalrecht ook op GV Art. 1410-1413 BW: Verhaal op EV en inkomsten van de echtgenoot-schuldenaar + verhaal op GV Niet op EV nt-SA In drie gevallen Indien het gemeenschappelijk vermogen verrijkt werd Rechtstreeks: “in zoverre het verrijkt is door opneming van eigen goederen van de schuldenaar” (art. 1410, eerste lid BW) Wanneer het bewijs van eigen karakter niet wordt geleverd = gemeensch Door inbreng in de gemeenschap Onrechtstreeks: eigen schulden, voortvloeiend uit een verboden beroep, een verboden rechtshandeling, strafrechtelijke veroordeling of onrechtmatige daad kunnen op het GV worden verhaald, “in zoverre het uit dat beroep of die handelingen voordeel heeft getrokken” (art. 1411 en 1412, eerste lid BW) Verhaal ten belope van de verrijking (rechtstreeks) of voordeel (onrechtstreeks); Bewijslast rust telkens op SE In geval van delictuele of quasi-delictuele schuld (art. 1412, tweede lid BW) zelfs wanneer het GV hieruit geen voordeel heeft gehaald maar enkel: Indien het EV v/d dader ontoereikend is Ten belope van de helft v/d netto-baten v/h GV (veronderstelt een inventaris van eigen en gemeenschappelijke goederen heel moeilijk om dit op te stellen tijdens huwelijk veel probl id praktijk) In geval van schuld aangegaan door beide echtgenoten in verschillende hoedanigheid (art. 1413 BW) Eén als hoofdschuldenaar, de andere als borg = 2keer eigen schuld Uitzonderlijk verhaal op de drie vermogens
Verhaalrecht v/d SE’s m.b.t. gemeenschappelijke schulden Algemene regel: art. 1414, eerste lid BW Verhaal op de drie vermogens (voor beslagleggende SE’s bestaat er geen volgorde; tussen echtgenoten kan er bij de vereffening wel sprake zijn van vergoeding) Onderscheid qua verhaalrecht naargelang de wijze waarop de gemeenschappelijke schuld werd aangegaan: Door één echtgenoot: verhaalbaar voor het totale bedrag Door beide echtgenoten gezamenlijk: Na aanspreken van één echtgenoot: verhaalbaar voor ½ Na aanspreken beide: verhaalbaar voor het totale bedrag Hoofdelijke schuld: verhaalbaar voor het totale bedrag, ook al werd slechts één echtgenoot aangesproken
98
Uitzondering: beperking van het verhaalrecht tot twee vermogens (art. 1414, 2e lid BW) 4 categorieën gemeenschappelijke schulden mogen niet worden verhaald op het eigen vermogen van de niet-contracterende echtgenoot Schulden door één echtgenoot aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, wanneer zij buitensporige lasten meebrengen Interesten die een bijzaak vormen van de eigen schulden van één echtgenoot Schulden door één echtgenoot aangegaan bij de uitoefening van zijn beroep Ook: schulden aangegaan in het raam van een eigen handelszaak Niet: (inkomsten)belastingschulden Onderhoudsschulden jegens bloedverwanten in de nederdalende lijn van één echtgenoot (+ onderhoudsschulden t.a.v. de ouders en grootouders van een echtgenoot)
Aparte regeling voor schulden tussen echtgenoten (art. 1450 BW) Geen onderscheid tussen bijdrage en verbintenis blijven buiten de vereffening-verdeling Na de verdeling kunnen ze verhaald worden op de goederen van de echtgenoot-schuldenaar Schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere kunnen tijdens het wettelijk stelsel alleen verhaald worden op de eigen goederen van de schuldenaar (dus niet op de gemeenschap) Deze schuldvorderingen brengen van rechtswege interest op, te rekenen van de dag van de ontbinding van het stelsel
99
Bestuur Overzicht Inleiding: drie vormen van bestuur Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen Bestuur van het eigen vermogen Beveiligingsmaatregelen en sancties
Inleiding Drie verschillende vormen van bestuur: Alleenbestuur Gelijktijdig (syn. concurrentieel) bestuur Gezamenlijk (syn. gemeenschappelijk) bestuur
Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen Begrip bestuur en doelgebondenheid van bestuur Art. 1415 BW Het bestuur omvat alle bevoegdheden van beheer, genot en beschikking Daden van beheer: beogen de normale toekomstige vruchtdraging van het vermogen te verzekeren (inkomsten beleggen, een huis verhuren voor minder dan 9 jaar…) Daden van genot: impliceren het genieten van de vruchten van een goed (bv. het ontvangen van huurgelden) Daden van beschikking: rechtshandelingen waarbij de samenstelling van het vermogen wordt gewijzigd en een vermogensbestanddeel definitief of voor een langere periode het vermogen verlaat (bv. een goed verkopen of verhuren voor meer dan 9 jaar). De echtgenoten besturen het gemeenschappelijk vermogen in het belang van het gezin
De regel: het gelijktijdig bestuur Art. 1416 BW Door de ene OF door de andere echtgenoot De niet-optredende echtgenoot is gebonden Gelijktijdig bestuur is de normale en tevens residuaire bestuursvorm voor het bestuur van het gemeenschappelijk vermogen Handelingen die onder het gelijktijdig bestuur vallen (exemplatieve opsomming; niet i/d wet) Handelingen ten behoeve v/d huishouding en de opvoeding v/d kinderen Zelfs aankopen op afbetaling (consumenten-krediet) als deze “noodzakelijk” zijn (zie art. 1418, e) BW) Handelingen m.b.t. roerende goederen Aanschaffen van een wagen (voorbehoud voor de aankoop op afbetaling) met gemeenschapsgeld Koop /verkoop van aandelen Geld afhalen van een gemeenschappelijke rekening … Legaten maken Alle categorieën legaten Maar een echtgenoot kan over niet meer dan zijn aandeel in het GV beschikken (art. 1424 BW) Bepaalde schenkingen (art. 1419, tweede lid BW) Gebruikelijke schenking: Vb/ verjaardagscadeau Regel inzake schenkingen = gezamenlijk bestuur Uitzonderingen (gelijktijdig bestuur): Schenkingen, vrijgesteld van inbreng krachtens art. 852 BW
100
Art. 852 BW: kosten van voeding, van onderhoud, van opvoeding, van het aanleren van een ambacht, gewone kosten van uitrusting, kosten van bruiloft en gebruikelijke geschenken zijn niet aan inbreng onderworpen. Schenkingen aan de LLE Kan een echtgenoot een (tegenwoordig) gemeenschappelijk goed schenken aan zijn echtgenoot? valt dan in het EV vd ene echtgenoot Ja (valt onder gezamenlijk bestuur), mits: Toestemming (art. 1419, eerste lid BW) en aanvaarding door de medeechtgenoot Een conventionele wijziging van huwelijks-vermogensstelsel (art. 1394 et seq. BW) Want onmiddelijke wijziging vh vermogen publicatie in BS gn boedelbeschrijving vereist Verhuringen Voor maximum 9 jaar meer dan 9j: gezamenlijk bestuur Evenals andere daden van bewaring of beheer Daden van beheer in geval van gezamenlijke beroepsuitoefening Zie art. 1417, tweede lid in fine BW Vb/ E1 baat winkel uit & E2 helpt id winkel (zelfs al is E2 gn handelaar Vb/ vrouw vd dokter die meehelpt id praktijk niet = vrij beroep beide echtgenoten moeten voldoende kwalificaties hebben om beroep uit te oefenen Gehoudenheid van de andere echtgenoot Een echtgenoot is ertoe gehouden “de bestuurshandelingen van de andere te eerbiedigen” (art. 1416 in fine BW) Probleem bij verkoop van dezelfde auto: eerste verkrijger heeft voorrang, tenzij de latere eerst in bezit is gesteld en te goeder trouw is (art. 1141 BW) vb/ auto wordt verkocht bij feitelijke scheiding mogelijk dat beide echtgenoten de auto aan 2 ≠ personen verkopen Vb/ beide echtgenoten kopen een tv terwijl ze er maar 1 nodig hadden beide koopOKn moeten uitgevoerd worden
De eerste uitzondering: het alleenbestuur De echtgenoot die een beroep uitoefent, verricht alle daartoe noodzakelijke bestuurshandelingen alleen (art. 1417, eerste lid BW) cf. het verschil met art. 217, tweede lid BW, i.v.m. de aanschaf en het bestuur van verantwoorde beroepsgoederen: 1417 is restrictiever : ‘noodzakelijk’ (1417) verantwoord (217) Kan een echtgenoot alleen de handelszaak verwerven, noodzakelijk voor de uitoefening van zijn beroep? 1417 opsomming gezamenlijk bestuur (1418, 1b) Neen, toestemming van de echtgenoot is vereist voor de verkrijging of overdracht van een handelszaak, zie art. 1418,1, b BW (i.v.m. het gezamenlijk bestuur) Inpandgeving noodzakelijk om beroepsredenen is wél mogelijk door één echtgenoot alleen (zie art. 1417, eerste lid BW).
De tweede uitzondering: het gezamenlijk bestuur Veronderstelt de “toestemming” van beide echtgenoten Toestemming: men wordt partij bij de Rhandeling ( instemming) Maar zij moeten strikt genomen niet in persoon aanwezig zijn op het ogenblik dat de handeling wordt gesteld (bekrachtiging achteraf is mogelijk)
101
Gezamenlijk bestuur voor 4 categorieën handelingen: Daden van beschikking in het raam van een gezamenlijke beroepsuitoefening (art. 1417, tweede lid BW) Daden die economisch gezien niet als beheershandelingen kunnen worden gekwalificeerd Een daad van economisch beheer is bv. de verkoop van de stock van een kleinhandelszaak. Bepaalde gewichtige handelingen, steeds vatbaar voor nietigverklaring Zo ze door één echtgenoot alleen werden gesteld (art. 1418,1 BW) Wettig belang vereist gn nietigheid v Rwege (moet via vordering betwist worden) ‘Steeds’: zonder dat benadeling moet bewezen worden Vbn Verkrijgen, vervreemden of met zakelijke rechten bezwaren van voor hypotheek vatbare goederen Verkrijgen, overdragen of in pand geven van een handelszaak of enig bedrijf Sluiten, vernieuwen of opzeggen van huurovereenkomsten voor langer dan negen jaar + toestaan van een handelshuur- of pachtovereenkomst als verhuurder/ verpachter aangaan kan onder alleenbestuur vallen indien noodzakelijk vr de beroepsactiviteit of concurentieel bestuur Bij het toestaan van een handelshuur- of pachtovereenkomst valt enkel de handeling van de verhuurder/verpachter onder het gezamenlijk bestuur; de handeling van de huurder of de pachter valt onder het alleenbestuur. Bepaalde (iets minder) gewichtige handelingen, vatbaar voor nietigverklaring mits benadeling (art. 1418, 2 j° art. 1422 BW) Er is sprake van benadeling indien het ontvangen geld niet besteed is in het belang van het gezin benadeling vd andere echtgenoot bewijzen benadeling indien ontvangen geld nt besteed ih belang vh gezin Onder: gn toep op Ex id wet (1) overdracht of inpandgeving van een hypothecaire schuldvordering (2) ontvangen van de prijs van een vervreemd onroerend goed of van de terugbetaling van een hypothecaire schuldvordering en verlenen van opheffing van een hypothecaire inschrijving (3) aanvaarding of verwerping van legaten en schenkingen onder beding dat ze gemeenschappelijk zullen zijn (4) aangaan van leningen (enkel het ontlenen, niet het uitlenen) (5) een consumentenkrediet aangaan (= aankoop op afbetaling) 2 uitzonderingen: Eerste uitzondering: aankopen en leningen op afbetaling noodzakelijk voor de beroepsuitoefening: alleenbestuur (art 1417 BW) Tweede uitzondering: aankopen en leningen noodzakelijk voor de huishouding en de opvoeding van de kinderen: gelijktijdig bestuur (art 1418, 2 BW) Schenkingen van gemeenschapsgoederen (art. 1419 BW) Toestemming vereist voor alle vormen van schenkingen (= gezamenlijk bestuur), behalve Giften vrijgesteld van inbreng krachtens art. 852 BW Giften aan de LLE (gelijktijdig bestuur) concurrentieel bestuur
102
Bestuur van het eigen vermogen (art. 1425 BW) Iedere echtgenoot bestuurt zijn eigen vermogen alleen beperking: de bescherming van de gezinswoning ex art. 215 BW
Beveiligingsmaatregelen en sancties Rechterlijke machtiging (art. 1420 BW) D.m.v. een verzoekschrift (art. 1253ter et seq. Ger.W.) aan de rechtbank van eerste aanleg Voor bestuurshandelingen onderworpen aan het gezamenlijk bestuur kan één echtgenoot gemachtigd worden om alleen op te treden In twee gevallen… Indien de echtgenoot zonder wettige reden weigert toestemming te geven of Indien hij in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven Rechterlijke machtiging is niet mogelijk voor – ontvoogde – minderjarigen: de bijstand van een curator kan niet worden omzeild Rb. Antwerpen 18 juni 1980, (gedeeltelijk) bevestigd door Antwerpen 14 december 1981. Echtgenoten hebben samen een boomkwekerij gekocht van 4 ha, de man is boomkweker. Er wordt een echtscheidingsprocedure ingeleid. De vrouw vraagt een deel van de gronden te mogen verkopen, maar de man weigert en zegt alle gronden nodig te hebben. In eerste aanleg krijgt de vrouw gelijk: De vroeg slechts de verkoop van 7% van de gronden, die – in totaal – bij verkaveling een waarde hebben van ongeveer 40.000.000 BEF De boomkwekerij was aan het vervallen Het onderhoudsgeld voor haarzelf en haar drie kinderen was laag. De rechtbank machtigt haar om alleen tot verkoop over te gaan en tevens om na verkoop alleen te beschikken over de verkoopprijs in het belang van het gezin. De man gaat in beroep en het Hof van Beroep te Antwerpen corrigeert: Dat art. 1420 B.W. niet kan vooruitlopen op de verdeling en ook geen verdeling impliceert. Dat de bestuursbevoegdheid over de verkoopsom slechts voor de helft door de vrouw kan worden uitgeoefend (en voor de andere helft door de man).
Rechterlijk verbod (art. 1421 BW) D.m.v. een verzoekschrift (art. 1253ter et seq. Ger.W.) aan de vrederechter Kan iedere echtgenoot vragen dat aan de andere (preventief) verbod wordt opgelegd om enige bestuurshandeling te verrichten die hem nadeel kan berokkenen of de belangen van het gezin kan schaden Ongeacht het bestuursregime waaronder de handeling valt De vrederechter kan niet alleen een verbod opleggen maar ook Machtiging verlenen tot het verrichten van de daad (behalve bij gezamenlijk bestuur Ratio legis: Rhandeling onder gezamenlijk bestuur valt onder de bevoegdheden vd Rb v 1e aanleg (nt vrederechter)) Aan zijn machtiging bepaalde voorwaarden verbinden (art. 1421, tweede lid BW)
De nietigverklaring (art. 1422-1423 BW) Na dagvaarding, uitgaand van één echtgenoot, voor de rechtbank van eerste aanleg Mits bewijs van een wettig belang en onverminderd de rechten van te goeder trouw zijnde derden (goede trouw moet door de contracterende derde bewezen worden) Wettig belang: zouden baten zijn vr gezin Gn nietigheid rechtens (moet gevorderd worden + wettig belang bewijzen) Rb is nt verplicht nietig te verklaren
103
Voor drie reeksen handelingen (art. 1422 BW): Bestuurshandelingen door één echtgenoot alleen gesteld die toestemming van beide behoeven Vb/ lening aangaan Bestuurshandelingen verricht in strijd met een rechterlijk verbod of voorwaarde Bestuurshandelingen verricht met bedrieglijke benadeling van de echtgenoot-eiser Bv. net vóór de inleiding van een echtscheidingsprocedure het bedrag van een gemeenschappelijke rekening volledig opnemen. Art. 1423 BW: Vervaltermijn van 1 j. voor het inleiden v/d vordering, te rekenen vanaf de kennisname v/d handeling door de eiser Nooit is nog een vordering mogelijk na vereffening van het stelsel Na nietigverklaring worden partijen in hun oorspronkelijke toestand hersteld Na nietigverklaring zal een zonder toestemming aangegane lening een eigen schuld blijven van de echtgenoot die de bestuursregels overtrad.
De vergoeding (art. 1433 BW) Ten belope van de schade die het GV heeft geleden wegens een voor nietigverklaring vatbare handeling, indien de schade niet geheel hersteld is door de nietigverklaring of deze niet is gevraagd of verkregen Kan dus samen of naast de nietigverklaring gevorderd worden Het gaat in essentie om een schadevergoeding ten voordele van het GV die enkel op het ogenblik van de vereffening kan worden geëist (niet tijdens het stelsel)
Ontneming van bestuursbevoegdheden (art. 1426 BW) De bestuursbevoegdheden over het EV of het GV kunnen een echtgenoot geheel of gedeeltelijk worden ontnomen: Wanneer hij blijk geeft van ongeschiktheid in het bestuur Wanneer hij de belangen van het gezin in gevaar brengt De rechtbank oordeelt vrij: Kan alle of bepaalde bestuursbevoegdheden ontnemen Over de aanwijzing van een ander persoon die de ontnomen bevoegdheden zal uitoefenen Ontnomen bestuursbevoegdheden kunnen worden teruggegeven Zo ze door één echtgenoot alleen werden gesteld Vb: Rb. Brussel 14 januari 1981: Echtgenoten leven feitelijk gescheiden. De vrouw leeft teruggetrokken in een kasteel, wil met haar familie niets te maken hebben en heeft een geweer aangeschaft. De vrouw verkwist 45 miljoen BEF en wordt opgenomen in een psychiatrische instelling (de man heeft geen attest wegens het beroepsgeheim van de arts). De man vraagt de ontneming van alle bestuursbevoegdheden, zowel m.b.t. het EV als m.b.t. het GV. De rechtbank staat dit toe. Gelet op hun onderlinge onenigheid, kent de rechtbank de bestuursbevoegdheden niet toe aan de man, maar aan de zoon van partijen. Publiciteitsvoorwaarden (art. 1426, §§ 2 en 3 BW): Drievoudige publiciteit: Kantmelding v/h vonnis in de huwelijksakte (ev.) publiciteit in het centraal handelsregister Publiciteit in het Belgisch Staatsblad
104
Gerechtelijke scheiding van goederen (art. 1470-1474 BW) De meest verregaande sanctie Het wettelijk stelsel wordt ontbonden door de rechtbank van eerste aanleg, na dagvaarding door één van de echtgenoten
105
Ontbinding. Vereffening/Verdeling Overzicht De oorzaken en het ogenblik van ontbinding De post-communautaire onverdeeldheid Boedelbeschrijving De vereffening De verdeling
Oorzaken en ogenblik v ontbinding Art. 1427 BW (nt limitatief!!) Het wettelijk stelsel wordt ontbonden door: 1° het overlijden van één der echtgenoten 2° de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed 3° de gerechtelijke scheiding van goederen 4° de overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel (5° de afwezigheid) (6° de gerechtelijke verklaring van overlijden) (7° de nietigverklaring van het huwelijk) tss haakjes: staat nt in art 1427 BW
1° Overlijden van een der echtgenoten Gemeenschap ontbonden vanaf het ogenblik van het overlijden Post-communautaire onverdeeldheid (Mede-eigendom) Nalatenschap valt open Eerst wordt het huwgemeenschap vereffend en verdeeld, pas daarna wordt de nalatenschap vereffend en verdeeld eerst huwelijksvermogensR, nadien erfR
2° Echtscheiding of scheiding van tafel en bed Twee verschillende data (wat de goederen betreft): Tussen echtgenoten datum v inleiding vd 1e echtscheidingseis (verregaande retroativiteit) Ten aanzien van derden overschrijving vh vonnis Scheiding van tafel en bed ontbindt het huwelijk niet, maar wel het wettelijk stelsel (art. 311 BW: altijd scheiding van goederen) ontbinding v wettelijk stelsel data zelfde als bij echtscheiding Echtscheiding en scheiding van tafel en bed o.g.v. onherstelbare ontwrichting (art. 1278 Ger.W.) Tussen echtgenoten: dag waarop de vordering is ingesteld, of, indien er meer dan één is ingesteld, de dag waarop de eerste werd ingesteld, ongeacht ze werd toegewezen of niet op voorwaarde dat alle ≠ eisen op 1 moment eens samen aanhangig zijn geweest T.a.v. derden: dag van de overschrijving van het vonnis in de registers van de burgerlijke stand Bijzondere bepaling art. 1278, vierde lid Ger.W.: De rechtbank kan, indien zij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden, eigen aan de zaak, billijk acht, in het ES-vonnis beslissen dat bij de vereffening v/h GV geen rekening zal worden gehouden met goederen verworven of schulden aangegaan
106
sedert het tijdstip v/d FS = billijkheidsoordeel De rechtbank oordeelt soeverein over wat billijk is, maar houdt in de praktijk rekening met de duurtijd van de feitelijke scheiding en omstandigheden van verlating Resultaat van een succesvolle vordering: Bepaalde goederen en schulden zullen worden beschouwd als eigen i.p.v. gemeenschappelijk beperkt tot zaken die normaal gezien gemeenschappelijk zouden zijn Bijzonder geval van overlijden vóór de overschrijving, maar na het in kracht van gewijsde treden v/h echtscheidingsvonnis wordt tav derden als uit de echt gescheiden beschouwd maar overschrijving is ng nt gebeurd: verschil tss partijen tov derden strikt genomen tov derden nt gescheiden Art. 1278, derde lid Ger. W. : De echtgenoten worden t.a.v. derden als uit de echt gescheiden beschouwd, onder opschortende voorwaarde van overschrijving v/h vonnis in de registers v/d burgerlijke stand Echtscheiding en scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming (art. 1304 Ger.W.) Tussen echtgenoten: dag van de eerste verschijning vr de rechter (niet: de neerlegging van het verzoekschrift) Maar: art. 1287 Ger.W. laat toe dit moment conventioneel te vervroegen tot – bv. – de ondertekening van de regelingsakte (notariële praktijk) vaak id praktijk T.a.v. derden: dag van de overschrijving van het vonnis in de registers van de burgerlijke stand
3° Gerechtelijke scheiding van goederen Art. 1470-1474 BW j° art. 1311-1318 Ger.W. Titularissen van het vorderingsrecht: Een echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger Schuldeisers niet (zij kunnen enkel tussenkomen in het geding indien hun rechten benadeels (zouden kunnen) worden) Gronden Wanneer uit de wanorde in de zaken van de andere echtgenoot, zijn slecht beheer of de verkwisting van zijn inkomsten blijkt dat de instandhouding van het stelsel de belangen van de andere echtgenoot in gevaar brengt (het loutere feit van faillietverklaring is op zich niet voldoende faillissement zorgt er nt voor dt de wettelijke voorwaarden automatisch vervuld zijn ) Procedure en publiciteit Vordering via dagvaarding voor de rechtbank van eerste aanleg; o.m. dubbele publiciteit: zowel een uittreksel van de vordering als een uittreksel van het vonnis wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd Gevolgen Dag van de (inleiding van de) eis = datum van ontbinding v/h GV (zowel tussen echtgenoten als t.a.v. derden)
Opgelet: De staat van vereffening van het vorige stelsel moet bij authentieke akte opgemaakt zijn binnen het jaar na de bekendmaking van een uittreksel van het vonnis in het BS;
107
Zoniet heeft het vonnis geen gevolg en wordt het GV niet ontbonden (art. 1473 BW) dan is de hele procedure voor niets geweest Schuldeisers kunnen verzet doen tegen de vereffening die buiten hun aanwezigheid plaatsvindt Zij kunnen ook binnen de 6 maanden te rekenen vanaf het verstrijken van een jaar na publicatie van het vonnis in het BS opkomen tegen de vereffening die met bedrieglijke benadeling van hun rechten is geschied (art. 1474 BW)
4° Overgang naar een ander huwelijksvermogens-stelsel = vrijwillige overgang met medewerking v beide echtgenoten Meestal v wettelijk stelsel nr scheiding v goederen Twee data (art. 1396, § 2 BW): Tussen echtgenoten: datum van de wijzigingsakte (altijd notariële akte) T.a.v. derden: publicatie van een uittreksel van de bedongen wijzigingen in het BS, tenzij wanneer de echtgenoten in hun overeenkomst met derden deze van de wijziging op de hoogte hebben gebracht.
5° Afwezigheid Niet in art 1427 BW Ontbinding v/h stelsel vanaf de overschrijving v/h vonnis houdende verklaring van afwezigheid in de registers v/d BS v/d laatste woonplaats in België v/d afwezige (art. 121, § 2 BW) onzekerheid of de afwezige ng leeft indien afwezigheid lang genoeg duurt vermoeden v afwezigheid: vonnis (fase 1) 5j na vonnis of 7j na ‘verdwijning’ indien gn vonnis verklaring v afwezigheid: vonnis dr rb v 1e aanleg (fase 2) alle gevolge v overlijden vanaf datum vd overschrijving in registers v burg stand Na terugkeer van de afwezige Blijft zijn huwelijk + zijn huwelijksvermogensstelsel ontbonden, maar Hij krijgt zijn deel v/d goederen v/h GV in de staat waarin zij zich bevinden, alsook de prijs van die goederen (bij vervreemding) o.g.v. een inventaris opgemaakt door de gerechtelijk bewindvoerder (wordt aangesteld & beheert goederen tijdens afwezigheid) (art. 124, tweede lid BW)
6° Gerechtelijke verklaring van overlijden Zeker dat men overleden is ( afw) maar met heeft het stoffelijkoverschot nt teruggevonden Vb/slachtoffer v vliegtuigongeluk, mijnexplosie,… Ontbinding v/h stelsel vanaf de datum van overlijden, zoals vermeld in de in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing tot verklaring van overlijden steeds datum v overlijden opnemen (art. 133, eerste en tweede lid BW)
108
7° Nietigverklaring van het huwelijk Stelling a: nietigverklaring werkt ex tunc (ook vr verleden); er heeft nooit een huwelijksvermogensstelsel bestaan, dus: vereffening-verdeling van een feitelijke onverdeeldheid Stelling b: de echtgenoot te goeder trouw geniet het voordeel v/h putatief huwelijk (art. 201 BW) huwelijk enkel vr de toekomst nietig, Dus: keuze vd E ter goeder trouw tussen resultaat sub a of normale regels van vereffening/verdeling GV
Postcommunautaire onverdeeldheid Moeilijk duurt even voor je er mee weg bent Praktijk vaak anders: wettelijke regel = basis (ook vr akten bij de notaris) vaak dading om probl op te lossen Ex: eenvoudige vereffening & verdeling kunnen doen
Door de ontbinding van het huwelijks(vermogens)stelsel ontstaat een postcommunautaire onverdeeldheid Ontbinding: bij overlijden, bij 2e eis tot echtscheiding moment: Bij echtscheiding: eis tot echtscheiding Bij EOT: bij ondertekening echtscheidingsregeling Bij overlijden: dag vh overlijden Die bevat: De goederen aanwezig op het ogenblik waarop de huwelijksontbinding tussen partijen terugwerkt + De vruchten die deze goederen nadien hebben opgebracht ° Onverdeeldheid van gemeen recht Vanaf de ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen Waarop de regels van mede-eigendom toepasselijk (in de praktijk kan deze toestand zeer lang blijven bestaan, in afwachting van de verdeling praktijk: veel mensen wachten met vereffening & verdeling tot overlijden vd 2e pers) Gevolgen gemeenschap bestaat nt meer Inkomsten zijn niet langer gemeenschappelijk Schulden zullen in de regel eigen blijven Regels van het bestuur van het GV spelen niet langer Verschil tss partijen & tov derden ° problemen van verrekening door de verschillende datum van ontbinding tussen echtgenoten en t.a.v. derden (SE’s) Tss partijen: vanaf inleiding echtscheidingsprocedure Tov derden: vanaf overschrijven vh echtscheidingsvonnis konden jaren tss zitten Zo zal een beroepsschuld van de man aangegaan na de inleiding van de echtscheidingsprocedure (tussen echtgenoten is het huwelijk, wat de goederen betreft, ontbonden) maar vóór de overschrijving van het echtscheidingsvonnis (datum waarop het huwelijk ontbonden is t.a.v. derden), verhaalbaar zijn op de gemeenschap. Vermits het tussen echtgenoten om een eigen schuld gaat, zal de man vergoeding verschuldigd zijn aan het gemeenschappelijk vermogen.
109
Bijzondere problemen: Bestuurshandelingen Afhaling van banktegoeden vóór en Aankoop van onroerend goed tijdens de echtscheidingsprocedure Aanrekening van tijdens de echtscheidingsprocedure betaalde onderhoudsgelden Woonstvergoeding Afbetaling van een hypothecaire lening Bestuurshandelingen Afhaling van gemeenschappelijke banktegoeden vóór de echtscheidingsprocedure Vaak voorkomen! Geldig wegens concurrentieel bestuur Afhalende echtgenoot moet geen rekenschap geven over besteding; andere echtgenoot moet bewijs leveren van bevoegdheidsafwending bestuurshandeling kan nietig verklaard worden Herkwalificatie van de afhaling als voorafname op het GV mag niet (Cass. 29 mei 2008) itt HvB Antw: man had geld afgehaald kon nt bewijzen dat hij het in het belang vh gemeeensch vermogen gebruikt had dus afhalen vh deel vd man vh GV Aankoop onroerend goed door één echtgenoot tijdens de echtscheidingsprocedure Probl: gemeensch reeds ontbonden tss partijen maar nt tav derden derde die verkoopt mede-echtgenoot moet toestemmen tenzij bij wederbelgging v eigen goederen in notariële akte vermelden dat het wederbelegging is + vr min ½ met eigen goederen aankopen vr Se’s vd gemeensch is deze aankoop wel een gemeensch goed!! Art. 1418 BW vereist toestemming van de mede-echtgenoot (behalve bij wederbelegging van eigen gelden) Verhaal van de gemeenschapsschuldeisers kan echter niet worden vermeden Aanrekening van tijdens de echtscheidingsprocedure betaalde onderhoudsgelden Bevoegde rechter: Voor inleiding echtscheidingsprocedure: vrederechter Tijdens echtscheidingsprocedure: voorzitter rb v 1e aanlge Voorzitter vd Rb v 1e aanleg kan als voorlopige maatregel onderhoudsgeld toekennen (art 1280 BW) aangerekend op vruchten vd post-communautaire onverdeeldheid De hulpverplichting ex art. 213 BW blijft bestaan zolang het huwelijk niet is ontbonden (=tot in kracht v gewijsde treden vh echtscheidingsvonnis) De voorzitter hoeft ex art. 1280 Ger.W. geen rekening te houden met het aandeel v/d onderhoudsgerechtigde in de inkomsten v/d gemeenschapsgoederen (bv. huurgelden) Doet hij dit niet, dan moet het tijdens de procedure toegekende onderhoudsgeld aangerekend worden op het aandeel van de onderhoudsgerechtigde in de inkomsten van de gemeenschapsgoederen, geïnd door de onderhoudsplichtige De onderhoudsgerechtigde is echter nooit gehouden tot terugbetaling Voorbeeld 1: Een man int 7000 euro huurgelden. De vrouw is voor de helft gerechtigd in deze vruchten van de gemeenschap (dus voor 3500 euro). De man betaalt 3000 euro onderhoudsgeld (hetgeen impliceert dat de vrouw niet echt behoeftig is want ze krijgt 3500). De vrouw heeft nog recht op 500 euro. Als de man deze 500 euro betaalt naast het onderhoudsgeld, mag hij de rest van de geïnde gelden houden (6500 euro). Voorbeeld 2: De man int 5000 huurgelden en dient ingevolge beschikking van de voorzitter 3000 euro onderhoudsgeld te betalen. Dit onderhoudsgeld overstijgt het aandeel van de
110
vrouw in de vruchten van de gemeenschap (2500 euro), waaruit blijkt dat de vrouw behoeftig is. De man moet haar het verschil (500 euro) betalen, als een eigen schuld. Woonstvergoeding Principe: wie gratis de gezinswoning bewoont, is een bezettingsvergoeding verschuldigd aan de onverdeelde massa Gemeensch goed maar gemeensch is verdwennen Vrederechter voor inleiding ES (bij FS) / voorzitter vd Rb v 1e aanleg tijdes ES voorlopig genot vd woning toegekend aan 1 echtgenoot = patrimoniaal voorR ene heeft huurkosten, andere nt maar hier regels v ME: goed = onverdeeldheid wie gratis woont … (ratio: elke mede-eigenaar moet een gelijk genotrecht hebben) De mede-eigenaar heeft deel in de rechten en draagt bij in de lasten van de eigendom naar verhouding van zijn aandeel De deelgenoot die alleen het genot van een onverdeeld goed heeft gehad, is voor dit uitsluitend genot aan de deelgenoten een (woonst)vergoeding verschuldigd Wie gratis een eigen goed van zijn echtgenoot bewoont, verrijkt zichzelf zonder oorzaak De gevolgen van de toekenning van het uitsluitend genot ex art. 223 BW zijn verschillend naargelang De maatregel bestaat als uitvoering van de hulpverplichting in natura, dan wel Als loutere bestuursmaatregel los v hulpverplichting Maar de aard v/d maatregel verandert niet door de enkele omstandigheid v/d inleiding v/e echtscheidingseis Dus: na een oordeel dat het genot van de gezinswoning een component is v/d hulpverplichting in natura een woonstvergoeding toekennen vanaf de inleiding van de ES-procedure kan niet (Cass. 18 mei 2009) (wat wel kan is: dit genot verrekenen op het aandeel v/d echtgenoot-genieter in de vruchten v/d PCO) Trouwens: De voorzitter die (ex art. 1280 Ger.W.) het genot van de gemeenschappelijke gezinswoning toekent aan een onderhoudsgerechtigde echtgenoot, zal het woonstvoordeel meestal incalculeren in het bedrag van de uitkering, zodat bij latere vereffening geen woonstvergoeding verschuldigd is Afbetaling van een hypothecaire lening Hulpverplichting blijft bestaan tot ES in kracht v gewijsde!! De echtgenoot die alleen de hypothecaire lening verder afbetaalt, heeft recht op terugbetaling van de helft van de door hem betaalde bedragen (tenzij deze aflossing wordt beschouwd als vervulling van de hulpverplichting in natura of de bijdrage in de lasten van het huwelijk) Boedelbeschrijving Verplicht: Na de ontbinding: door overlijden, gerechtelijke scheiding van goederen en door echtscheiding of scheiding van tafel en bed o.g.v. onherstelbare ontwrichting van het huwelijk Vóór de ontbinding: in geval van overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel met vereffening v/h vorige stelsel (nt verplicht) (art 1428 BW) Facultatief: Bij echtscheiding door onderlinge toestemming of bij wijziging van HV-stelsel zonder vereffening v/h vorige stelsel
111
Een in de regel notariële “beschrijving en schatting van de gemeenschappelijke roerende goederen en schulden” Doel = te bepalen wat deel uitmaakt van het GV en de eigen vermogens Termijn: drie maanden (zie art. 1428, derde lid BW) Geen sanctie bij gebrek aan boedelbeschrijving: de omvang van het GV kan door alle wettelijke middelen worden bewezen
Vereffening Heel goed vanbuiten kennen!! Ook volgorde in casus Vijf verrichtingen (chronologisch): Samenstelling van de boedels Opmaken van de vergoedingsrekeningen Eerst gemeensch SE’s Dan pas vr de echtgenoten Verrekening van de lasten (= betaling van de gemeenschappelijke SE’s) Verrekening van de vergoedingen (= betaling van vergoedingen) Verdeling van de netto-baten
1. Samenstelling van de boedels Wat zit er in de drie vermogens Qua activa en passiva? (schematische weergave in T-vorm voor elk van de drie vermogens)
2. Opmaken van de vergoedingsrekeningen Vergoeding is verschuldigd telkens een eigen vermogen voordeel heeft gehaald uit het gemeenschappelijk vermogen of omgekeerd Vergoeding verschuldigd aan het GV (art. 1432-1433 BW artikel vermelden!!) Vergoeding verschuldigd door het GV (art. 1434 BW) Recht van elke echtgenoot op vergoeding is dwingend In vele huwelijksOKn: vergoedingen worden geacht v dag tot dag te zijn verrekend =geldig (wordt vermoed al gebeurd te zijn = vermoeden iuris tantum tegenbewijs mogelijk) Een beding in het HC dat er bij de ontbinding geen vergoedingsrekeningen mogen worden opgemaakt, tast de essentie v/h gemeenschapsstelsel aan en is strijdig met het recht van elke echtgenoot op verrekening Afstand v/h opstellen v/e vergoedingsrekening bij HC (of wijziging ervan) is niet mogelijk (Cass. 17 september 2007) Vergoeding verschuldigd aan het GV Telkens een echtgenoot persoonlijk voordeel heeft getrokken uit het GV (art. 1432 BW) (assimilatie met de) schadeloosstelling ingevolge een alleen verrichte bestuurshandeling die gezamenlijk moest worden gesteld (art. 1433 BW) In bv. de volgende gevallen heeft een echtgenoot persoonlijk voordeel getrokken uit het GV (art. 1432 BW): indien gemeenschapsgeld werd aangewend voor De aankoop van gereedschappen en werktuigen, Voor wederbelegging van eigen goed, Voor betaling van geldboeten als gevolg van een misdrijf enz… steeds vermelden: is eigen schuld maar verhaalbaar op EV &GV
112
Vergoeding verschuldigd door het GV (art. 1434 BW) Telkens het GV voordeel heeft gehaald uit de eigen goederen van een echtgenoot Bv. wanneer eigen gelden zijn aangewend voor de betaling van huishoudelijke schulden of wanneer persoonlijke kapitalen zijn vermengd met gemeenschappelijke gelden op een bankrekening Bedrag van de vergoedingen (art. 1435 BW) = minstens de uitgegeven som (“de verarming van het vergoedingsgerechtigde vermogen”) Nooit minder, soms méér Wanneer de uitgegeven gelden hebben gediend tot het verkrijgen, het in stand houden (onderhouden) of het verbeteren (verbouwen) van een goed, is de vergoeding = de waarde of de waardevermeerdering van dat goed Drie gevallen worden in art. 1435 BW onderscheiden: Het verkregen, in stand gehouden of verbeterde goed bevindt zich nog in het vergoedingsplichtige vermogen op het ogenblik van de ontbinding van het stelsel Vergoeding = de waarde of de waardevermeerdering v/h goed op het ogenblik v/d ontbinding (wsl ng meer waard, altijd bij onroerend goed) Voorbeeld 1 Een echtgenoot erft samen met zijn zus een onroerend goed, dat € 50.000 waard is Hij koopt de helft in met € 25.000 gemeenschapsgeld Bij de ontbinding is het (eigen) goed € 75.000 waard Vergoeding X door EVm aan GV = 25.000 * 75.000 = 37.500 50.000 -------- 25.000 50.000 75.000 -------- X Voorbeeld 2 Echtgenoten kopen samen een (gemeenschappelijk) onroerend goed voor € 75.000. De koopprijs wordt betaald met € 25.000 eigen gelden van de vrouw en € 50.000 gemeenschapsgeld Bij de ontbinding is het goed € 100.000 waard Vergoeding X door GV aan EVv = 25.000 * 100.000 = 33.333 75.000 -------- 25.000 75.000 100.000 -------- X Voorbeeld 3 Met € 50.000 gemeenschapsgeld wordt een huis gebouwd op een eigen grond van de man die € 25.000 waard is. Bij de ontbinding is grond + huis € 125.000 waard (het recht van natrekking speelt: het goed is eigen) Vergoeding: Wat is de meerwaarde van het huis? Hoeveel zou de grond waard zijn op het ogenblik van de ontbinding indien er niet op gebouwd werd? € 50.000 Dan is de waardevermeerdering van € 75.000 (125.000 min 50.000) het bedrag van de vergoeding door EVm aan GV Theoretisch meest correcte oplossing, maar dubbele schatting duurder. Eenvoudiger is te rekenen als volgt: Wat heeft de gemeenschap verhoudingsgewijs betaald? 50.000 (2/3 van 75.000) Bedrag van de vergoeding zou dan 2/3 van 125.000 = 83.333 zijn. Dit is theoretisch minder correct: de meerwaarde van de grond moet immers niet vergoed worden want geld is enkel in huis gestopt
113
Het verkregen, in stand gehouden of verbeterde goed is vóór de ontbinding van het stelsel vervreemd en niet vervangen door een ander goed Vergoeding = de waarde of de waardevermeerdering v/h goed op het ogenblik v/d vervreemding (indien onder bezwarende titel: waarde = de prijs) Voorbeeld 1 Echtgenoten kopen samen een (gemeenschappelijk) onroerend goed voor € 75.000. De koopprijs wordt betaald met € 25.000 eigen gelden van de vrouw en € 50.000 gemeenschapsgeld Het goed wordt verkocht voor € 90.000 Vergoeding X door GV aan EVv = 25.000 * 90.000 = 30.000 75.000 -------- 25.000 75.000 90.000 -------- X Voorbeeld 2 Echtgenoten kopen samen een (gemeenschappelijk) onroerend goed voor € 75.000. De koopprijs wordt betaald met € 25.000 eigen gelden van de vrouw en € 50.000 gemeenschapsgeld Het goed wordt geschonken aan een derde en is op het ogenblik van de schenking € 96.000 waard Vergoeding X door GV aan EVv = 25.000 * 96.000 = 32.000 75.000 -------- 25.000 75.000 96.000 -------- X Breuk: steeds: = ‘wat is er in gestoken’ * ‘wat is het nu waard’! = 30.000 ‘wat was het toen waard’ Het verkregen, het in stand gehouden of verbeterde goed, is vóór de ontbinding van het stelsel vervreemd, doch vervangen door een ander goed Vergoeding: wordt geschat op grondslag van de waarde van dat nieuwe goed op het ogenblik v/d ontbinding van het stelsel Voorbeeld van geval c) Echtgenoten kopen samen een (gemeenschappelijk) onroerend goed voor € 75.000. De koopprijs wordt betaald met € 25.000 eigen gelden van de man en € 50.000 gemeenschapsgeld. Het goed wordt verkocht voor € 90.000. Met dit geld wordt een nieuw goed gekocht dat bij de ontbinding € 105.000 waard is Vergoeding X door GV aan EVm = 25.000 * 105.000 = 35.000 75.000 -------- 25.000 75.000 105.000 -------- X Geen rekening houden met de 90.000€! Bewijs van de vergoedingen (art. 1436, eerste lid BW) Het recht op vergoeding kan door alle middelen worden bewezen Wie een vergoeding eist, draagt de bewijslast: Vergoeding ten voordele v/h EV: bewijs v/h eigen karakter v/d aangewende gelden Vergoeding ten voordele v/h GV: bewijs v/d verrijking v/h eigen vermogen v/d andere
114
Interesten (art. 1436, tweede lid BW) Vergoedingen brengen van rechtswege interest op vanaf de dag van ontbinding v/h stelsel veel tijd tss ontbinding vh stelsel & effectieve einde blijft lopen Zelfs wanneer de gelden gediend hebben tot de verkrijging, instandhouding of verbetering van een gemeenschappelijk goed (Cass. 26 november 1993): onbillijk De vergoedingsgerechtigde echtgenoot profiteert tweemaal: Hij deelt in de meerwaarde van een gemeenschappelijk goed tussen de ontbinding en de verdeling Hij kan interesten vorderen vanaf de ontbinding tot de verrekening van de vergoeding. Eindrekening inzake vergoedingen (art. 1437-1438 BW) 2 stappen: Rekening tussen elke echtgenoot en de gemeenschap Rekening tussen één echtgenoot en de gemeenschap Rekening tussen elke echtgenoot en de gemeenschap (art. 1437 BW) Wat heeft elke echtgenoot te vorderen van de gemeenschap en vice versa? Beide eindbedragen doen elkaar teniet ten belope van het kleinste bedrag ≈ wettelijke schuldvergelijking Voorbeeld: EVm moet 10.000 aan GV GV moet 30.000 aan EVm Conclusie: GV moet 20.000 aan EVm Rekening tussen één echtgenoot en de gemeenschap (art. 1438 BW) Indien, na vergelijking van de rekeningen van beide echtgenoten, beide echtgenoten vergoedingen te vorderen hebben of verschuldigd zijn, doen hun wederzijdse vorderingen en schulden mekaar teniet ten belope van het kleinste bedrag; Alleen de echtgenoot die de grootste vordering of schuld heeft, zal nog een vergoeding te vorderen hebben ten belope van het verschil tussen de wederzijdse vorderingen of schulden Art. 1438 BW geldt ook Indien de gemeenschap een negatief saldo vertoont, Wanneer in het huwelijkscontract een beding van vooruitmaking of ongelijke verdeling is opgenomen Voorbeeld a (vergoedingsrechten t.o.v. het GV) EVm heeft 20.000 te vorderen van GV EVv heeft 10.000 te vorderen van GV Conclusie: EVm heeft 10.000 te vorderen van GV Voorbeeld b (vergoedingsplichten t.o.v. het GV) EVm is 20.000 verschuldigd aan het GV EVv is 10.000 verschuldigd aan het GV Conclusie: EVm is 10.000 verschuldigd aan het GV
115
Vergoedingen en handelszaak: een bijzonder probleem Omdat er enorm veel gemeenschapsgeld in geïnvesteerd is In hoeverre moet de meerwaarde die een eigen handelszaak verkregen heeft tijdens het huwelijk worden gecompenseerd door een vergoeding aan de gemeenschap? Onderscheid naargelang de wijze waarop de meerwaarde tot stand is gekomen Meerwaarde ontstaan na herinvestering van (gemeenschappelijke) inkomsten v/d handelszaak: Vergoeding ten belope van maximaal de meerwaarde, minimaal het nominaal geïnvesteerde bedrag Meerwaarde ontstaan door persoonlijk verdienste v/d handelaar of zuivere herwaardering geen vergoeding (meerwaarde te wijten aan de hulp van de meewerkende echtgeno(o)t(e): persoonlijke vergoeding indien de prestaties de plicht tot bijdrage in de lasten van het huwelijk overschreden)
3. Verrekening van de lasten Betaling van de gemeenschappelijke schulden vóór de verdeling (art. 1439 BW!!!) Rangorde onder de gemeenschappelijke SE’s: Bevoorrechte schuldeisers (bv. fiscus, onbetaalde verkoper van onroerend goed…) Hypothecaire schuldeisers, volgens de datum van hun hypothecaire inschrijving (de banken) Gemeenschappelijke SE’s met verhaal op drie vermogens Gemeenschappelijke SE’s met verhaal op twee vermogens Deze laatste categorie omvat NIET de schuldeisers van eigen schulden met een verhaal op het gemeenschappelijk vermogen omdat dit laatste verrijkt is of er voordeel uit heeft getrokken. Uit art. 1439 B.W. blijkt duidelijk dat de gemeenschappelijke schuldeisers de vergoedingsgerechtigde echtgenoot voorafgaan (hoewel de vergoedingsgerechtigde echtgenoot al een voordeel heeft genoten door de schuldvergelijking ex art. 1437 B.W.). In deze zin: Kh. Brussel 9 februari 1988. Toch wordt in de rechtsleer (De Wulf en Meunier) verdedigd dat de gemeenschappelijke schuldeisers met een verhaal op twee vermogens in samenloop komen met de vergoedingsgerechtigde echtgenoot, nu ze allebei schuldeisers van de gemeenschap zijn. Betaling van de gemeenschappelijke schulden na de verdeling (art. 1440-1441 BW) Situering: gemeenschappelijke schulden kunnen overblijven na de verdeling: Omdat het GV ontoereikend was Omdat ze pas na de verdeling opeisbaar werden of opgeëist werden In deze gevallen gelden drie regels: Elke echtgenoot staat met al zijn goederen (i.e. zijn eigen goederen + zijn aandeel in het GV) in voor de gemeenschappelijke schulden die overblijven na de verdeling (art. 1440, eerste lid BW) Ratio van deze algemene regel: de goederen van een echtgenoot zijn vermengd vanaf de verdeling Elke echtgenoot zal, voor de gemeenschappelijke schulden die tijdens het huwelijk niet verhaalbaar waren op zijn eigen vermogen, slechts instaan ten belope van hetgeen hij ontvangen heeft bij de verdeling (art. 1440, tweede lid BW) = het zgn. beneficium emolumentum
116
De echtgenoot die er zich op beroept, zal de waarde moeten bewijzen van hetgeen hij ontvangen heeft en desnoods ook het feit dat hij reeds andere gemeenschappelijke schulden heeft betaald ten belope van het ontvangen bedrag De echtgenoot die, na de verdeling, een gemeenschappelijke schuld betaalt, kan de helft van hetgeen hij betaald heeft, verhalen op de andere echtgenoot Volgens de procedure ex art. 1253ter et seq. Ger.W. Voor zover in de akte van verdeling niet anders is bepaald men kan via dading afwijken (art. 1441 BW)
4. Verrekening van de vergoedingen Een echtgenoot is vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen (art. 1443 BW) Wordt in beginsel in geld voldaan, tenzij de andere echtgenoot bereid is om bij de verdeling tot het passende beloop gemeenschappelijke goederen vooraf te nemen, waarvan de waarde, in geval van geschil, bepaald wordt door de rechtbank Voorbeeld van voorafneming (2 stappen) Het GV omvat in totaal 100.000 euro, meer bepaald: Roerende goederen voor 20.000 euro Eén onroerend goed ter waarde van 80.000 euro. De man is een vergoeding van 80.000 euro verschuldigd. De vrouw is bereid het onroerend goed vooraf te nemen. De rest van de gemeenschappelijke goederen wordt verdeeld: 10.000 voor man en 10.000 voor vrouw (aandeel vrouw = 80.000 + 10.000 = 90.000) Voorbeeld van inbreng door minderontvangst (1 beweging) Het GV omvat in totaal 100.000 euro, meer bepaald: roerende goederen voor 20.000 euro één onroerend goed ter waarde van 80.000 euro. De man is een vergoeding van 80.000 euro verschuldigd. Deze wordt fictief ingebracht in de te verdelen massa: 100.000 + 80.000 = 180.000 De vrouw krijgt de helft = 90.000 en zou zich dus een goed ten belope van die waarde kunnen laten toebedelen Van de helft van de man wordt de vergoeding afgetrokken (90.000-80.000 = 10.000) Het gemeenschappelijk vermogen is vergoeding verschuldigd aan een echtgenoot (art. 1442 en 1444 BW) Het GV vertoont een batig saldo (art. 1442 BW) In beginsel moet de vergoeding in geld worden betaald, maar de vergoedingsgerechtigde kan bij de verdeling gemeenschappelijke goederen voorafnemen Met instemming van de mede-echtgenoot of Met machtiging van de rechtbank, MAAR… … deze voorafneming mag geen afbreuk doen aan de rechten van toewijzing bij voorrang van de andere echtgenoot o.g.v. art. 1446 BW (langstlevende echtgenoot) en art. 1447 BW (uit de echt gescheiden echtgenoot) Voorbeeld van voorafneming (2 stappen) Het GV omvat in totaal 100.000 euro, meer bepaald: Roerende goederen voor 20.000 euro Eén onroerend goed ter waarde van 80.000 euro.
117
Het GV is een vergoeding van 20.000 euro verschuldigd aan de vrouw Zij kan – met instemming of machtiging – de roerende goederen (20.000) voorafnemen Blijft: 40.000 voor de man en 40.000 voor de vrouw (totale aandeel vrouw = 20.000+40.000=60.000) Voorbeeld van aftrek van meerontvangst (1 beweging) Het GV omvat in totaal € 100.000, meer bepaald: Roerende goederen voor € 20.000 Eén onroerend goed ter waarde van € 80.000 Het GV is vergoeding van € 50.000 verschuldigd aan de vrouw Deze wordt afgetrokken van de te verdelen massa: € 100.000 - € 50.000 = € 50.000 De vrouw krijgt, net als de man, de helft = € 25.000. Totale aandeel van de vrouw = € 75.000 (€ 25.000+ € 50.000); zij kan zich het onroerend goed laten toebedelen, mits opleg van € 5.000 aan de man Het GV is deficitair (leeg) (art. 1444 BW) De echtgenoot die zijn vergoeding niet geheel heeft kunnen verhalen op het GV, wordt SE van de andere echtgenoot ten belope van de helft van hetgeen hij niet ontvangen heeft Actief: 50.000 Passief: 60.000 (vergoeding aan de vrouw verschuldigd) Saldo: -10.000 De vrouw zal slechts voor 50.000 kunnen verhalen, zal 10.000 niet ontvangen en wordt SE v/d man voor 5000
Verdeling Overzicht Beginsel van de verdeling bij helften (art. 1445 BW) Het recht van toewijzing bij voorrang (art. 1446-1447 BW) Heling (art. 1448 BW) Kosten van vereffening en verdeling (art. 1449 BW)
Beginsel van de verdeling bij helften Waardebepaling vd verdeling alle verschillende stappen zijn v belang Indien er een batig saldo is, wordt dit bij helften verdeeld (art. 1445 BW) Omvang van de gemeenschap wordt bepaald op het ogenblik van de ontbinding Waarde van de (aanwezige) goederen wordt bepaald op het ogenblik van de verdeling (die een declaratief karakter heeft) Het beginsel van de verdeling bij helften geldt ook wanneer de gemeenschap deficitair is Uitzonderingen: Bedingen van ongelijke verdeling bij HC Heling van gemeenschapsgoederen Rechten van toewijzing bij voorrang
Het recht van toewijzing bij voorrang (art. 1446-1447 BW) Steeds aan rechter vragen Na overlijden (art. 1446 BW) De LLE kan zich, eventueel tegen opleg, doen toewijzen :
118
Eén van de gemeenschappelijke onroerende goederen die tot gezinswoning dienen (+ huisraad) EN/OF Het onroerend goed dat dient voor zijn beroepsuitoefening (+ de aldaar aanwezige beroepsgoederen) Na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of scheiding van goederen (art. 1447 BW) Eén echtgenoot kan zich, eventueel tegen opleg, doen toewijzen: Eén van de gemeenschappelijke onroerende goederen die tot gezinswoning dienen (+ huisraad) EN/OF Het onroerend goed dat dient voor zijn beroepsuitoefening (+ de aldaar aanwezige beroepsgoederen) De rechtbank bepaalt de datum waarop de eventuele opleg opeisbaar wordt (art. 1447, vierde lid BW). “Behoudens uitzonderlijke omstandigheden” wordt het verzoek van de echtgenoot die het slachtoffer is van partnergeweld ingewilligd Het moet gaan om bewezen partnergeweld: een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling Uitz aanvaard: indien onweerstaanbare dwang! dr tijdsverloop tss 1e aanleg & hoger beroep verzoening De rechtbank beslist met inachtneming van De maatschappelijke en gezinsbelangen De vergoedings- of vorderingsrechten van de andere echtgenoot De toewijzing bij voorrang aan een echtgenoot mag niet afhankelijk worden gemaakt van de voorwaarde dat die echtgenoot een prijs biedt die op zijn minst gelijk is aan de prijs die door de andere echtgenoot geboden wordt (Cass. 12 november 1998)
Heling (art. 1448 BW) De echtgenoot die enig goed uit het gemeenschappelijk vermogen heeft weggemaakt of verborgen gehouden, verliest zijn aandeel in dat goed (maar hij mag het eventueel wel voorafnemen tot voldoening van de vergoeding waarop hij recht heeft)
Kosten van vereffening en verdeling (art. 1449 BW) Tenzij anders is bedongen, draagt iedere echtgenoot voor de helft bij in de kosten van vereffening en verdeling (bv. kosten van boedelbeschrijving, veiling en verdeling, onderhoudskosten m.b.t. de onverdeelde goederen sinds de ontbinding, …)
119
OvergangsR Overgangsbepalingen HVR Relevantie van het overgangsrecht Huwelijken die ontbonden worden door overlijden zijn gemiddeld 40 à 50 jaar oud Echtscheidingen na meer dan 30 jaar huwelijk komen voor = uiterst complexe materie Wettelijke basis: wet van 14 juli 1976 inwerkingtreding op 28 sept 1976 Art. 3 wet 14/07/1976 “Overgangsbepalingen” bevat 2 artikels Art. 47 van art. 4 wet 14/07/1976 “Opheffings- en wijzigingsbepalingen” bevat 3 paragrafen § 1. Algemene beginselen inzake overgangsrecht Art. 2 BW: “De wet beschikt alleen voor het toekomende; zij heeft geen terugwerkende kracht” = een wettelijk, doch geen grondwettelijk beginsel; er kan dus van worden afgeweken Beginselen afgeleid uit art. 2 BW: De nieuwe wet heeft onmiddellijk uitwerking op Alle rechtshandelingen of rechtsfeiten (en hun gevolgen) die zich voordoen na de inwerkingtreding De toekomstige gevolgen van onder de vroegere wet ontstane rechtsverhoudingen De nieuwe wet is niet toepasselijk op reeds verwezenlijkte rechtsgevolgen van eerdere rechtsfeiten of rechtshandelingen De nieuwe wet is principieel niet van toepassing op de toekomstige gevolgen van contracten gesloten onder de vroegere wet De nieuwe wet is wel van toepassing op de toekomstige gevolgen van contracten gesloten onder de vroegere wet indien ze de openbare orde raakt, imperatief is of uitdrukkelijk van toepassing is verklaard op de lopende gevolgen van vroeger gesloten contracten Deze algemene beginselen zijn slechts van toepassing voor zover de nieuwe wet er niet uitdrukkelijk of impliciet maar zeker van afwijkt Duidelijk is dat: De wet van 14 juli 1976 in werking is getreden op 28 september 1976 Echtgenoten op die datum of later gehuwd, volledig onder het nieuwe recht vallen Vb/ termijn v 7j vr notaris (art1473BW) heeft louter betrekking op tenuitvoerlegging maar geen materieel R onmiddelijke tenuitvoerlegging De bepalingen van het primair stelsel en deze i.v.m. de veranderlijkheid van huwelijksvermogensstelsel ook gelden voor echtgenoten gehuwd vóór 28 september 1976 Enkel het oude huwelijksvermogensrecht van toepassing is voor echtgenoten wier stelsel ontbonden is vóór 28 september 1977 (want overgangsregel: echtgenoten gehuwd onder oude R konden gedurende 1j een verklaring afleggen waarin ze zeggzn sat ze het oude stelsel willen houden), ook al vindt de vereffening/verdeling pas na die datum plaats, tenzij voor “regels van loutere tenuitvoerlegging” vr het toepasselijke R: kijken nr moment v ontbinding = inleiding vd vordering Zie Cass. 27 april 1990: een regel van loutere tenuitvoerlegging, zoals het nieuwe art. 1473 BW, krachtens hetwelk de beslissing waarbij de gerechtelijke scheiding van goederen wordt uitgesproken, geen gevolg heeft indien de staat van vereffening van het vorige stelsel niet bij authentieke akte is opgemaakt binnen het jaar na de bekendmaking van een uittreksel uit de beslissing in het Belgisch Staatsblad, is van toepassing als de gerechtelijke uitspraak dateert van 1978, ook al werd de eis tot gerechtelijke scheiding van goederen in 1975 ingeleid en werd de gemeenschap (met terugwerkende kracht) op dat ogenblik ontbonden. Deze regel heeft immers geen betrekking op de inhoud van het recht (om de scheiding van goederen te vorderen).
120
§ 2. Echtgenoten gehuwd onder het vroegere wettelijk stelsel Vroeger wett stelsel: gemeenschap v roerende goederen & aanwinsten In geval van verklaring tot handhaving Kan worden afgelegd vanaf 28/9/1976 tot 27/9/1977 voor een notaris (art. 1,1° van art. 3) behoud van het oude stelsel, m.i.v. de oude bestuursregeling met overgewicht vr de man ih bestuur vh gemeensch vermogen (art. 47, §§ 1 en 2 van art. 4) Het oude wettelijk stelsel was er één van gemeenschap van roerende goederen en aanwinsten. Zonder verklaring tot handhaving “onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 1398-1450 betreffende het wettelijk stelsel (= nieuwe wettelijk stelsel zoals het nu bestaat)” (art. 1, 2° van art. 3) Quid? Drie theorieën: 1. de retroactiviteitstheorie = het nieuwe wettelijk stelsel werkt terug tot het ogenblik van het huwelijk 2. de ontbindingstheorie = ontstaan v/h nieuwe stelsel valt samen met de ontbinding v/h oude; vanaf 28/9/1977 komt een nieuw “leeg” GV tot stand weinig retroactiviteit 3. de continuïteitstheorie = de nieuwe wet heeft geen terugwerkende kracht, maar er komt geen breuk tussen oud en nieuw tot stand: het oude stelsel verglijdt in het nieuwe Het Hof van Cassatie volgt deze theorie Cass. 6 januari 1989: (i.v.m. het actief: een voorhuwelijkse verzekeringsportefeuille van een man die in 1939 zonder huwelijkscontract was getrouwd: gemeenschappelijk als roerend goed) Cass. 28 september 1989: I.v.m. het definitief en voorlopig passief m.b.t. een contractuele schuld Vóór 28/9/1977 door één echtgenoot aangegaan = definitief gemeenschappelijk want roerend voor toepassing R kijken nr moment van verwerving v actief toepassing v oud R Rechten van de schuldeisers, uitgeoefend na die datum, moeten worden beoordeeld o.g.v. de nieuwe wet: verhaal op drie vermogens (vroeger slechts op twee) kijken nr ogenblik v aangaan vd schuld Cass. 26 juni 1992: I.v.m. het definitief en voorlopig passief m.b.t. een quasi-delictuele schuld Vóór 28/9/1977 door één echtgenoot aangegaan = definitief gemeenschappelijk (nochtans: nu eigen) R dat bij aangaan v schuld geld Rechten van de schuldeisers, uitgeoefend na die datum, moeten worden beoordeeld o.g.v. de nieuwe wet: verhaal op drie vermogens (kritiek wegens onbillijk) nieuw R toepassen op iets dat definitief gemeensch is Synthese van de continuïteitstheorie: Eigen of gemeenschappelijk karakter v/e goed: recht geldend op het ogenblik v/d verwerving Actief Eigen of gemeenschappelijk karakter v/e schuld: recht geldend op het ogenblik v/h aangaan Passief Op welke vermogens is verhaal mogelijk: recht geldend op het ogenblik van uitoefening verhaal voorlopig passief Geldigheid v/e bestuurshandeling: recht geldend op het ogenblik v/d verrichting Vereffening en verdeling: recht geldend op het ogenblik v/d ontbinding
121
Probleem inzake vergoedingen: Overeenkomstig welk recht dient het bedrag ( nt vr modaliteiten vd verekening vh bedrag = loutere procedureregels) van de vergoeding te worden berekend indien het recht op vergoeding zijn oorzaak vindt in een rechtshandeling gesteld vóór 28 september 1977? Cass. 15 april 1999: recht van toepassing op het ogenblik dat het feit dat aanleiding gaf tot de vergoeding, zich voordeed (in casu oud recht) Deze rechtspraak heeft enkel betrekking op het bedrag van de vergoeding. Voor de modaliteiten van verrekening van de vergoeding geldt het nieuwe recht (art. 1437-1438 B.W.: systeem van compensatie)
122
Titel II.Echtscheiding Inleiding Totale aantal echtscheidingen fluctueert In 2008: 35366 In 2007: 30081 In 2006: 29189 In 2005: 30840 In 1970: 6403 echtscheidingen Evolutie qua echtscheidingsvorm - geslacht v/d eiser In de periode 2000-2002 waren iets minder dan drie op vier echtscheidingen (73%) in België scheidingen met onderlinge toestemming: 76% in 2000, 71% in 2001 en 72% in 2002. Reeds vanaf 1991 waren er iets meer echtscheidingen met onderlinge toestemming dan echtscheidingen met één eisende partij, maar het is pas sinds de inwerkingtreding van de Wet van 30 juni 1994 dat echtscheidingen met onderlinge toestemming werkelijk een hoge vlucht kenden. Deze wet maakte het immers eenvoudiger om uit de echt te scheiden. De procedure kon ook sneller verlopen. Scheiden met onderlinge toestemming is ook goedkoper want alleen in dit soort echtscheidingen hoeft men geen advocaat aan te stellen. Iets meer dan één op vier echtscheidingen is een echtscheiding met één eisende partij (echtscheidingen op grond van bepaalde feiten of wegens feitelijke scheiding). Tot 1990 waren de echtscheidingen met één eisende partij in de meerderheid. In 1980 bijvoorbeeld waren 43% van de echtscheidingen in België echtscheidingen met onderlinge toestemming, in 57% van de gevallen nam één van de twee partijen het initiatief. Uit de cijfers blijkt ook dat als er slechts één eisende partij is, dit vaker een vrouw is dan een man. Op zeven keer dat koppels uit België niét in onderlinge toestemming uit elkaar gaan, wordt de echtscheidingsprocedure drie keer in gang gezet door de man en vier keer door de vrouw. Het relatieve overwicht van de echtgenote als eisende partij is de laatste jaren nog toegenomen: van 12% in 1980 via 17% in 1990 naar 32% in de periode 2000 tot en met 2002. In 1980 kwam het initiatief tot echtscheiding op 100 keer 53 maal van de vrouw en 47 maal van de man, in de periode 2000 tot 2002 was de eisende partij 57 op 100 maal een vrouw en 43 op 100 maal een man. Historiek Code civil 1804: zeer strenge vereisten Graduele versoepeling van zowel de gronden als de procedure Wet 27 april 2007, BS 7 juni 2007, In werking getreden op 1 september 2007 Van vijf naar twee echtscheidingsgronden Vroeger: ogv Overspel Gewelddaden/ mishandeling/ grove beledigingen Feitelijke schediding Feitelijke scheiding ogv geestesgestoornis Omzetting v scheiding v tafel & bed in echtscheiding Nu: EOT/EOO = met/zonder onderlinge overeenstemming Van drie naar twee echtscheidingsprocedures Vroeger: Ogv bepaalde feiten Met onderlinge toestemming Omzetting [Overgangsrecht: zie art. 42 wet 27 april 2007]
123
Krachtlijnen van de wet van 27 april 2007 Invoering van een recht op echtscheiding = liberalisering Het instituut huwelijk evolueert naar een privaat contract, dat vrij moet kunnen worden ontbonden, meer mogelijkheden om uit de echt te scheiden “een sui generis pact dat dag na dag wordt vernieuwd”, in functie van de liefde Invoering van de “schuldloze” echtscheiding = deculpabilisering De idee van de echtscheiding als sanctie is verlaten Niet langer stigmatisering van de schuldige Maar: de rechtvaardigheid verzet zich tegen het volledig bannen van het schuldcriterium, met compromissen als resultaat schuld speelt ng altijd een rol Vb/ overspel zal wel een bewijs zijn vr de onhersteldbare ontwrichting, speelt dus een rol vr de grond + vb/ dr begaan v zware fout kan men gn uitkering meer krijgen Versnelling en humanisering v/d procedure = modernisering Het “Lucky-Luke-syndroom” bij EOO procedure is heel/te makkelijk & snel Versoepeling van de procedure EOT vroeger 2 verschijningen nodig vr rechter, nu volstaat 1 soms Vrijheid versus verantwoordelijkheid = responsabilisering Persoonlijke verschijning van de eisende partij(en) in raadkamer bij EOO (Beperkte) solidariteit voor de niet-zelfredzame echtgenoot die zich verantwoordelijk heeft gedragen echtgenoot die zich echt heeft ingespannen vr het huwelijk & behoeftig is, kan een uitkering bekomen Bevordering van akkoorden en bemiddeling Twee gronden en twee procedures tot echtscheiding Onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (EOO) art. 229 BW j° art. 1254-1283 Ger.W. Onderlinge toestemming (EOT) art. 230 BW j° art. 1287-1304 Ger.W. Echtscheiding o.g.v. onherstelbare ontwrichting van het huwelijk 3 gronden/mogelijkheden vr bewijs v onherstelb ontwrichting: Na positief bewijs van onherstelbare ontwrichting zelf bewijzen Na een bepaalde periode van feitelijke scheiding huwelijk wordt onweerlegbaar vermoed onherstelbaar ontwricht te zijn wnr men feitelijke scheiding bewijst Na herhaalde aanvraag feitelijke scheidingduurt ng nt lang genoeg men moet ng eens terugkomen Positief bewijs van onherstelbare ontwrichting De echtscheiding wordt uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is. Dat is zo wanneer de voortzetting van het samenleven en de hervatting ervan redelijkerwijs onmogelijk is geworden ingevolge die ontwrichting (= slechte defintie v OO). (art. 229, § 1 BW) Wetgever wou hier uitz-regime van maken maar wordt id praktijk ng vaak geleverd want is de snelste manier om te scheiden Het bewijs van onherstelbare ontwrichting kan met alle wettelijke middelen worden geleverd Dus ook d.m.v. de oude schuldgronden, zoals een p.v. van vaststelling van overspel, Evenals door brieven, foto’s, mails, getuigen, vermoedens, bekentenis (van een concreet feit), … eed wordt nt aanvaard omdat staat vd pers nt in gedrang is (men kan nt zweren dat huwelijk OO is wel: vb overspel Bij afdoend bewijs: echtscheiding onmiddellijk uitgesproken, zonder wachttermijn
124
Na een bepaalde periode (gewilde) feitelijke scheiding De onherstelbare ontwrichting bestaat vermoeden iuris et de iure Bij gezamenlijke aanvraag: na 6 maanden FS (art. 229, § 2 BW) beide echtgenoten zijn het eens om uit de echt te scheiden & vragen dit samen maar men moet gn akkoord hebben over (alle) gevolgen vd scheiding ( EOT) Bij aanvraag door één echtgenoot: na 1 jaar FS (art. 229, § 3 BW) gn akkoord over feit v echtscheiding Na herhaalde aanvraag (bestaat de OO) Tijdens een nieuwe zitting spreekt de rechter de echtscheiding uit, indien de partijen hun wil hiertoe bevestigen. Deze vindt plaats: Bij gezamenlijke aanvraag: onmiddellijk na 6 maanden FS of 3 maanden na de eerste zitting (art. 1255, § 1 Ger.W.) Bij aanvraag door één echtgenoot: onmiddellijk na 1 jaar FS of 1 jaar na de eerste zitting (art. 1255, § 2 Ger.W.) Aanvaarde eis Wanneer één echtgenoot de ES aanvraagt en de andere zich daarmee akkoord verklaart hangende de procedure, wordt de ES uitgesproken na > 6 maanden FS of op een tweede verschijning, drie maanden na de eerste (art. 1255, § 3 Ger.W.) Procedure Gedinginleidend stuk (art. 1254, § 1 Ger.W.) Verzoekschrift op tegenspraak kan maar: Eenzijdig verzoekschrift bij gezamenlijke vordering Dagvaarding indien de ES wordt gevorderd o.g.v. 229, § 1 BW (positief bewijs v onherstelbare ontwrichting): (tegelijk) voorlopige maatregelen worden gevorderd Persoonlijke verschijning (art. 1255, § 6 Ger.W.) Principiële verplichting voor de eisende echtgeno(o)t(en) Zitting in raadkamer Verbod van weergave v/d debatten in de pers (art. 1270 Ger.W.) Verplichte verzoeningspoging en promotie van bemiddeling (art. 1255, § 6 Ger.W.) Gerechtskosten Art. 229, § 3 BW Art. 229, §§ 1 en 2 BW Dr 1 E ogv >1 FS EOO dr wettelijke middelen (evt dr 2 En) Ten laste van eiser Verdeeld onder partijen (maar bij 229, § 1 BW kan de rechter anders beslissen) = ongrondwettig (GwH 21 oktober 2008 bedoeling vd wetg: ten laste vd eiser want scheiding wordt opgedrongen ad ander maar redening klopt GwH: bij §1 kan evengoed de scheiding opgedrongen worden & dan valt het nt automatisch ten laste vd eiser) Voorlopige maatregelen (art. 1280 Ger.W.) Voorwerp: De persoon, het levensonderhoud en de goederen van de echtgenoten of hun kinderen Bevoegd is: de voorzitter in kort geding; (hoogdringendheid wordt vermoed) Soorten maatregelen ex art. 1280 Ger.W.: Verblijf in het aangewezen huis Preferentieel genot v/d gezinswoning aan het slachtoffer van partnergeweld (art. 1280, zevende lid Ger.W.) ernstige aanwijzingen v partnergeweld volstaan Sancties voor de echtgenoot die niet in het aangewezen huis verblijft (art. 1281 Ger.W.) na machtiging om op verschillende plaatsen te verblijven
125
Afschaffing/vermindering van aan hem verschuldigd onderhoudsgeld Vervallenverklaring van de echtscheidingsvordering Door de inleiding van de echtscheidingsprocedure wordt de samenwoningsverplichting (art. 213 BW) automatisch opgeschort. Onderhoudsuitkering aan de mede-echtgenoot Ratio: de hulp- en bijstandsverplichting ex art. 213 BW Schuldcriterium? Voorzitter mag in geval van art. 229, § 1 BW niet vooruitlopen op de beoordeling v/d fout door de echtscheidingsrechter (zie Cass. 13 juni 1997: (alimentatieplichtige kan vaststaande fout aanvoeren) Begroting: referentiestandaard = de levensstandaard als zou er geen scheiding geweest zijn Maatregelen i.v.m. de kinderen Voorwerp: ouderlijk gezag + verblijf of recht op persoonlijk contact en/of kinderalimentatie Kunnen grootouders tussenkomen m.b.t. hun omgangsrecht? Maatschappelijk onderzoek kan worden bevolen Voorzitter kan de kinderen (laten) horen (art. 931 Ger.W.) vanaf ze het vereiste onderscheidingsvermogen hebben Uitwerking en geldingsduur van de maatregelen: Regel: uitwerking tot het ogenblik dat het echtscheidingsvonnis of -arrest in kracht van gewijsde treedt Uitzondering: maatregelen m.b.t. de kinderen blijven doorwerken na echtscheiding maar nt dat devrouw & kind id gezinswoning mogen blijven want heeft betrekking op het genot vd gezinswoning Vb/ gezag, verblijf, kinderallimentatie Cass. 28 september 2000: De vaststelling van de verblijfplaats van een echtgenoot in een eigen goed van de medeechtgenoot, rekening houdend met het belang van de gemeenschappelijke kinderen om in de gezinswoning te blijven, wordt door die laatste considerans geen maatregel m.b.t. de kinderen en werkt dus niet door na echtscheiding. Wijziging van de maatregelen Voorlopige maatregelen gelden rebus sic stantibus (“zoals de zaken staan”) Wijziging van bevolen maatregelen Is mogelijk indien de toestand van de echtgenoten of kinderen in de loop van de echtscheidingsprocedure is gewijzigd kan bij conclusie worden gevraagd (art. 1280, negende lid Ger.W.) Bevoegdheden v/d echtscheidingsrechter inzake voorlopige maatregelen Homologatie van akkoorden omtrent de voorlopige maatregelen (art. 1256 Ger.W.) Bekrachtiging van (akkoorden omtrent) voorlopige maatregelen voor de periode na echtscheiding (art. 1257 Ger.W.) = akkord tss de echtgenoten Gevolgen Algemeen (art. 1278 Ger.W.) Ontstaan v/d gevolgen (art. 1278 Ger.W.) Wat de persoon van de echtgenoten betreft Tussen echtgenoten: dag waarop echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde treedt = 1m na betekening vb/ v belang vr nieuw huwelijk wnr kan men opnieuw trouden er wordt aangenomen dat men de dag na het def vonnis kan hertrouwen T.a.v. derden: dag van de overschrijving (?)
126
Wat de goederen van de echtgenoten betreft Tussen echtgenoten: dag waarop de vordering is ingesteld T.a.v. derden: dag van de overschrijving v/h vonnis Het is onlogisch om wat de gevolgen van de ontbinding van het huwelijk voor de persoon van de echtgenoten betreft, een verschillend tijdstip voorop te stellen in de verhouding tussen echtgenoten onderling enerzijds en t.a.v. derden anderzijds. In de praktijk is “de ontbinding van het huwelijk” voor de toepassing van de vaderschapsregel (art. 315 B.W.) het ogenblik waarop het echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde treedt. Een nieuw huwelijk (met een “derde”) kan worden aangegaan (ten overstaan van een derde: de ABS) na bewijs dat het vorig huwelijk is ontbonden door het in kracht van gewijsde treden van het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt. Lot van huwelijksvoordelen en contractuele erfstellingen (art. 299 BW) Principieel verval van “voordelen” Huwelijksvoordelen: Schenkingen tss echtgenoten Huwelijksvoordelen die tegelijk overlevingsrechten zijn vb/ beding v vooruitbetaling, bedingen v ongelijke verdeling (zoals verblijfsbeding) Contractuele erfstellingen Niet: bedingen v inbreng vb/ inbreng ve onroerend goed id gemeenschap Na (elke vorm van) echtscheiding Maar: Mogelijkheid om het behoud ervan te bedingen (art. 299 BW)
Uitkering voor de ex-echtgenoot na echtscheiding (art. 301 BW) Uitgangspunt: de (ex)-echtgenoten kunnen op ieder ogenblik contractuele afspraken maken over de onderhoudsuitkering (art. 301, § 1 BW) Beperkingen bij afspraken vóór de ontbinding v/h huwelijk: Geen afstand mogelijk van het recht op een uitkering (art. 301, § 9 BW) want allimentatieR = dwingend R kan wel na ontbinding Bekrachtiging door echtscheidingsrechter vereist (art. 1257 Ger.W.) Wie is uitkeringsgerechtigd? Principe: De uitkering kan enkel worden toegestaan op verzoek van de behoeftige echtgenoot (= diegene die het minst heeft) Drie uitzonderingen waarin de uitkering kan of moet worden geweigerd… Zware fout (art. 301, § 2 BW: facultatieve uitsluiting) = vroegere echtscheidingsgronden (overspel, gewelddaden,…) Partnergeweld (art. 301, § 2 BW: verplichte uitsluiting) moet bewezen worden dr in kracht v gewijsde getreden vonnis fysiek partnergeweld! Staat van behoefte als gevolg van eenzijdige beslissing niet ingegeven door de noden van de familie (art. 301, § 5 BW: facultatieve uitsluiting, ook toekenning van een verminderde uitklering mogelijk) vb/ men heeft nt gewerkt maar nt omdat men vr de kinderen heeft gezorgd,.. Begroting van de uitkering Drie stappen: Bepaling van de referentiestandaard Minstens de staat van behoefte dekken Soms kan de uitkering op een hoger bedrag worden begroot Draagkracht van de onderhoudsgerechtigde Draagkracht van de onderhoudsplichtig
127
Bepaling van de referentiestandaard De rechtbank legt het bedrag v/d uitkering vast die ten minste de staat van behoefte v/d uitkeringsgerechtigde moet dekken (art. 301, § 3, eerste lid BW) Het criterium van de staat van behoefte (in de strikte zin) vormt een ondergrens, de referentiestandaard kan dus hoger liggen. De rechter moet rekening houden met de criteria vermeld in art. 301, § 3, tweede lid BW, waaronder De aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde de ‘aanzienlijke’ want iedereen heeft terugval na ES Om die terugval te waarderen baseert de rechter zich met name op… ( wet) De duur van het huwelijk De leeftijd van partijen Hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden Het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de Draagkracht van de onderhoudsgerechtigde Draagkracht van de onderhoudsplichtige (“inkomsten en mogelijkheden” (art. 301, § 3, tweede lid BW) Beperking van de uitkering tot 1/3 van de inkomsten van de schuldenaar Bovengrens: 1/3 v/d netto-inkomsten (≠ kapitaal!) van de onderhoudsplichtige (art. 301, § 3, derde lid BW) Na aftrek van sociale en fiscale lasten (men houdt geen rekening met de goederen v/d SA) Duur v/d uitkering (art. 301, § 4 BW) Principieel niet langer dan de duur v/h huwelijk Exclusief de duur v/d voorhuwelijkse samenwoning Inclusief de duur v/d echtscheidingsprocedure Startpunt: datum van ontbinding van het huwelijk (of toekenning van de uikering)? men moet wel allimentatie vorderen Verlenging is mogelijk in geval van “buitengewone omstandigheden” (art. 301, § 4, tweede lid BW) Pas bij het verstrijken v/d oorspronkelijk bepaalde termijn Omvang van de uitkering wordt dan beperkt tot wat noodzakelijk is om de staat van behoefte v/d onderhoudsgerechtigde te dekken Overgangsrecht Duurtijdbeperking is van toepassing geweest op uitkeringen vastgesteld in vonnissen vóór 1/9/2007: Uitkering van onbeperkte duur werd beperkt: nieuwe termijn begon te lopen op 1 september 2007 Uitkering van beperkte duur: bleef, maar kon niet langer duren dan de nieuwe termijn (art. 42, § 5 wet 27 april 2007: vernietigd door GwH 3 december 2008, nr. 172/2008) want verworven rechten worden te zeer in het gedrang gebracht oude vonnissen inzake allimentatiemoeten worden uitgevoerd (nieuwe wet is nt v toepassing op oude vonnissen Indexatie Automatische indexering (art. 301, § 6 BW): is enige indexatie v Rwege Jaarlijkse aanpassing, in functie van het indexcijfer v/d consumptieprijzen, maar afwijking blijft mogelijk
128
Wijzigbaarheid van de uitkering Behalve indien uitdrukkelijk het tegendeel is overeengekomen, kan de rechtbank de uitkering verhogen, verminderen of afschaffen in het ES-vonnis of in een latere beslissing indien ten gevolge van nieuwe omstandigheden, onafhankelijk van de wil v/d partijen, het bedrag ervan niet meer aangepast is Vb nt wnr onderhoudsplichtigen ontslagen worden omwille v dringende redenen Vb/ wordt aangereden & leeft v uitkering De uitkering, bevolen of overeengekomen, gewezen resp. gesloten vóór de opmaak van de vereffeningsrekeningen, kan eveneens door de rechtbank worden aangepast, na een wijziging in de financiële toestand v/d echtgenoten ten gevolge van de vereffening-verdeling van hun GV of van de onverdeeldheid die tussen hen bestond behalve in geval van EOT (art. 301, § 7, tweede lid BW) Omzetting in een kapitaal Vervanging van de uitkering door een kapitaal Mits akkoord tussen partijen: door de rechter gehomologeerd of Op vraag van de onderhoudsplichtige toegestaan door de rechter (art. 301, § 8 BW) Normaal gezien maandelijks bedrag men kan een kapitaal ineens krijgen Beëindiging van de uitkering Automatisch en definitief na een nieuw huwelijk of wettelijke samenwoning v/d onderhoudsgerechtigde, behoudens andersluidende overeenkomst (art. 301 § 10, tweede lid BW) maar bij wettelijke samenwoning is er geen hulpverplichting tss wettelijk samenwonenden Na beslissing door de rechter in geval van feitelijk samenleven van de onderhoudsgerechtigde (art. 301 § 10, derde lid BW) nt automatisch praktijk: onderhoudsplichtigen schakelen vaak privededectives in om dit te bewijzen Verzaking kan enkel na ontbinding Afschaffing dr rechter Overlijden van de onderhoudsplichtige (waarna de onderhoudsgerechtigde een onderhoudsvordering tegen de nalatenschap verkrijgt ex art. 205bis BW) (art. 301 § 10, eerste lid BW) Overlijden van de onderhoudsgerechtigde Uitvoerbaarheid Beperkte beslagbaarheid v/d ontvangen uitkeringen Kennisgeving v/d ontvangstmachtiging aan derden-schuldenaars gebeurt door de griffie, op verzoek van de eiser (art. 301, § 11, tweede lid BW) Misdrijf familieverlating (art. 391bis Sw.) Mogelijkheid om ambtshalve de voorlopige tenuitvoerlegging te bevelen v/d beslissing inzake de onderhoudsuitkering (art. 301, § 12 BW) Bevoegde rechter De echtscheidingsrechter, indien hij daaromtrent gevat wordt kan ogv samenhang Na echtscheiding is de vrederechter exclusief bevoegd (art. 591, 7° Ger.W.)
129
Ouderlijk gezag (art. 302 BW) Art. 302 BW Regel 1: het principe = gezamenlijke gezagsuitoefening Regel 2: door de echtscheidingsrechter gehomologeerde overeenkomst of beschikking voorzitter ex art. 1280 Ger.W. blijft doorwerken na echtscheiding Regel 3: de jeugdrechtbank kan in alle gevallen anders beslissen (zie art. 387bis BW)
130
Echtscheiding door onderlinge toestemming “De echtgenoten kunnen ook door onderlinge toestemming uit de echt scheiden volgens de voorwaarden die vastgesteld zijn in deel IV, boek IV, hoofdstuk XI, afdeling 2, van het Gerechtelijk Wetboek” (art. 230 BW) De artikelen 275 en 276 BW werden opgeheven: de echtgenoten hoeven dus niet langer 20 jaar te zijn en 2 jaar gehuwd. Procedure: zie de artikelen 1287-1304 Ger.W. Grondvereisten De volgehouden onderlinge toestemming Gedurende de hele procedure Voorafgaande overeenkomsten Over alle gevolgen van de echtscheiding Regelingsakte (art. 1287 Ger.W.) Familierechtelijke overeenkomst (art. 1288 Ger.W.) Facultatief: een notariële boedelbeschrijving (art. 1287, tweede lid Ger.W.) Overeenkomsten Regelingsakte (art. 1287 Ger.W.) Regeling van de “wederzijdse rechten” i.v.m. de goederen; een vergelijk is mogelijk Dus: conventionele vereffening/verdeling, met het rechtskarakter van een dading Inhoud v/d regelingsakte: Wat moet? Alle goederen en schulden moeten worden vermeld, maar men kan (voorlopig) in onverdeeldheid blijven Uitoefening erfrecht en reserve van LLE tijdens de procedure (discussie omtrent tijdstip uitwerking) Indien een goed – per vergissing – vergeten is, dan is een aanvullende verdeling na echtscheiding mogelijk (Cass. 11 december 1958). Wat kan? (afstand of) behoud van huwelijksvoordelen en contractuele erfstellingen Wijziging begunstigde levensverzekering Beding omtrent de proceskosten Vorm v/d regelingsakte: Notariële akte is enkel vereist indien onroerende zakelijke rechten worden overgedragen of aangewezen (zie art. 1287, vierde lid Ger.W.) Maar biedt voordelen op het vlak van de bewijskracht en de uitvoerbaarheid Familierechtelijke overeenkomst (art. 1288 Ger.W.) Vier punten: Verblijfplaats van elke echtgenoot tijdens proeftijd Ouderlijk gezag en recht op persoonlijk contact Bijdrage in het onderhoud van de kinderen Eventuele alimentatie voor de ex-echtgenoot
Bijdrage in het onderhoud van de kinderen (art. 1288, eerste lid, 3° Ger. W.): Van deze plicht zelf (obligatio) kan niet worden afgezien; De onderhoudsbijdrage (contributio) kan naar goeddunken worden geregeld: zelfs een nihilbeding is geldig, op voorwaarde dat de kinderen volledig door één ouder kunnen worden onderhouden en niets tekort komen Bijdrageplicht gaat niet over op de erfgenamen van de onderhoudsplichtige (Cass. 31 oktober 1991) Eventuele uitkering voor de ex-echtgenoot
131
(art. 1288, eerste lid, 4° Ger. W.) Beheerst door de regels van het algemeen verbintenissenrecht Zonder afwijkend beding gaat de verbintenis tot betalen over op de erfgenamen van de onderhoudsplichtige (Cass. 4 november 1976) Voor overeenkomsten ondertekend na 1 september 2007 niet langer “gebetonneerd onwijzigbaar”, maar… Wijzigbaar door de rechtbank “indien ten gevolge van nieuwe omstandigheden, onafhankelijk van de wil van partijen het bedrag (…) niet meer aangepast is” Uitgezonderd indien de partijen uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen (art. 301, § 7 B.W.) Procedure Voor de rechtbank van eerste aanleg, naar keuze van de echtgenoten Inleiding bij verzoekschrift, dat als bijlage de overeenkomsten bevat (zie art. 1288bis Ger.W.) ste < 1 maand na de neerlegging: 1 verschijning (art. 1289 Ger.W.) ste 1 verschijning voor de voorzitter Advies van de PdK over de overeenkomsten m.b.t. de minderjarige kinderen (art. 1289ter Ger.W.) “bedenkingen en vermaningen” door de voorzitter, Eventueel voorstel tot wijziging v/d overeenkomsten m.b.t. de kinderen indien deze hem strijdig lijken met de belangen v/d kinderen Eventueel horen v/d kinderen Eventueel bijkomende verschijning Waarop de rechter de bedingen die kennelijk strijdig zijn met de belangen van de kinderen kan laten schrappen of wijzigen (art. 1290 Ger.W.) Op het einde van de eerste (of bijkomende) verschijning verleent de voorzitter de echtgenoten akte van hun aanvraag, zo zij volharden (art. 1291 Ger.W.) En maakt de griffier proces-verbaal op, dat wordt doorgezonden aan de PdK (art. 1292 Ger.W.) de 2 verschijning voor de voorzitter In de loop van de vierde maand na de eerste (of bijkomende) verschijning Hernieuwing van de verklaring en verzoek tot uitspraak van de echtscheiding, waarvan p.v., dat wordt medegedeeld aan de PdK (art. 1294-1295 Ger.W.) Echtgenoten die aantonen dat ze op het ogenblik van inleiding van de vordering al meer dan 6 maanden feitelijk gescheiden zijn, worden vrijgesteld van een tweede verschijning (art. 1291bis Ger.W.) Echtgenoten kunnen zich bij de tweede verschijning (indien deze nog moet plaatsvinden) laten vertegenwoordigen door een advocaat of notaris die geen bijzonder mandaat moeten voorleggen (art. 1294 Ger.W.) Uitspraak van de echtscheiding Voorzitter brengt binnen de 3 dagen verslag uit aan de rechtbank in raadkamer, op schriftelijke conclusie van de PdK (art. 1296 Ger.W.) PdK concludeert: “de wet laat toe” of Ontoelaatbaarheid (gemotiveerd) (art. 1297 Ger.W.) Indien de echtscheiding wordt uitgesproken: meteen homologatie van de overeenkomsten m.b.t. de kinderen Indien de echtscheiding wordt geweigerd: Opgave van de redenen (art. 1298 Ger.W.) Wijzigbaarheid van de overeenkomsten tijdens de procedure (enkel mogelijk in onderling akkoord)
132
Vóór de 2de verschijning, wanneer de echtgenoten “nieuwe en onvoorziene omstandigheden” bewijzen waardoor hun toestand (of die van één van hen) of de toestand van de kinderen ingrijpend gewijzigd is (art. 1293 Ger.W.) Wat niet aan de rechter wordt voorgelegd, vormt een geheime tegenbrief = relatief nietig.
Lot van de voorafgaande overeenkomsten na afstand van de procedure Afstand impliceert niet langer dat de overeenkomsten over de wederzijdse rechten en het erfrecht tijdens de procedure geen gevolg hebben en dat de procedure volledig moet herbegonnen worden (opheffing art. 1287 (oud) vierde lid Ger.W.) Voorlopige binding “De in art. 1288 Ger.W. bepaalde overeenkomsten verbinden de partijen voorlopig, tot wanneer de artikelen 1257 of 1280 worden toegepast” Dus: voorlopige binding tot wanneer er een nieuwe overeenkomst is of de voorzitter een voorlopige maatregel oplegt (art. 1294bis, § 2 Ger.W.) Indien de overeenkomsten niet de vorm van een uitvoerbare titel hebben, wordt de zaak op verzoek van de meest gerede partij bepaald op de rechtsdag van kort geding, in overeenstemming met art. 1256 Ger.W. Indien één van de partijen daarom verzoekt, spreekt de voorzitter een voorlopige beschikking uit, in overeenstemming met de overeenkomsten (art. 1294bis, § 2 Ger.W.) Brug van EOT naar EOO Indien een partij niet verschijnt op de tweede verschijning of in de loop van de procedure EOT meedeelt dat ze deze niet wenst voort te zetten, kan de meest gerede partij om toepassing van art. 1255 Ger. W. verzoeken (art. 1294bis, § 1 Ger.W.) Dit betekent… Indien echtgenoten > 1 jaar feitelijk gescheiden leven: de EOO wordt uitgesproken Indien echtgenoten < 1 jaar feitelijk gescheiden leven bij de 1ste verschijning EOT: EOO uitgesproken op nieuwe zitting Onmiddellijk na het bereiken van 1 jaar FS of (bij gebrek aan FS bij 1ste verschijning) 1 jaar na de eerste verschijning Rechtsmiddelen Beperkte mogelijkheid tot hoger beroep Voor beide echtgenoten: enkel tegen een vonnis dat de ES weigert (art. 1300 Ger.W.) Maar: rechtspraak contra legem Voor het openbaar ministerie: enkel tegen een vonnis dat de ES uitspreekt (art. 1299 Ger.W.) Contra legem wordt aanvaard dat de echtgenoten ook hoger beroep kunnen instellen tegen een vonnis dat de echtscheiding uitspreekt wanneer dit tot doel heeft de verzoening tussen partijen vast te stellen (Gent 21 december 2000 en Gent 11 december 2003). Overschrijving v/h echtscheidingsvonnis Binnen de maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is getreden, uittreksel naar de ABS die het huwelijk voltrokken heeft Binnen de maand na ontvangst schrijft de ABS het beschikkend gedeelte over in zijn registers, met kantmelding i/d huwelijksakte (art. 1303 Ger.W.) Gevolgen (art. 1304 Ger.W.) Algemeen M.b.t. de persoon van de echtgenoten Onderling: vanaf het in kracht van gewijsde treden v/h vonnis T.a.v. derden: vanaf de overschrijving van het vonnis (?) M.b.t. de goederen van de echtgenoten Onderling: vanaf de dag van de eerste verschijning
133
T.a.v. derden: vanaf de overschrijving van het vonnis Wat het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk ten gevolge van echtscheiding door onderlinge toestemming betreft, is het onlogisch om, wat de gevolgen voor de persoon van de echtgenoten betreft, een ander tijdstip te nemen tussen echtgenoten onderling en t.a.v. derden (zie de discussie vermeld bij art. 1278 Ger.W.). Wat het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk ten gevolge van echtscheiding door onderlinge toestemming betreft, is het onlogisch om, wat de gevolgen voor de persoon van de echtgenoten betreft, een ander tijdstip te nemen tussen echtgenoten onderling en t.a.v. derden (zie de discussie vermeld bij art. 1278 Ger.W.).
Wijzigbaarheid van de voorafgaande overeenkomsten na echtscheiding In onderling akkoord Toepassing algemeen verbintenissenrecht Moet een wijzigende overeenkomst m.b.t. de kinderen op haar beurt worden gehomologeerd? Aangenomen moet worden dat zij kan worden gehomologeerd, maar de homologatie van de wijzigende overeenkomst is geen verplichting. Op eenzijdig verzoek Regelingsakte (en familierechtelijke overeenkomst) kan worden aangevallen o.g.v. een wilsgebrek Cass. 16 juni 2000 Alimentatie voor de ex-echtgenoot is wijzigbaar door de rechter (onder de voorwaarden van art. 301, § 7 B.W.), tenzij de onwijzigbaarheid werd bedongen Cass. 16 juni 2000: de voorafgaande regeling van de wederzijdse rechten is onderworpen is aan de regels van het verbintenissenrecht. De clausule omtrent het onderhoudsgeld voor de ex-echtgenoot mag worden vernietigd op grond van bedrog (verzwijgen van een nakend nieuw huwelijk en het niet-vaderschap van de echtgenoot). Uit de aard van het instituut echtscheiding volgt dat de nietigheid van het beding bedoeld in art. 1288, eerste lid, 4° Ger.W. de echtscheiding zelf niet kan aantasten. Overeenkomsten m.b.t. de kinderen (ouderlijk gezag en omgangsrecht + kinderalimentatie) zijn wijzigbaar “wanneer nieuwe omstandigheden buiten de wil van partijen hun toestand of die van de kinderen ingrijpend wijzigen” (art. 1288, tweede lid Ger.W.) Wijziging door de bevoegde rechter Een door de rechter – samen met de uitspraak van de echtscheiding – gehomologeerde overeenkomst wordt vermoed in het belang van het kind te zijn.
Scheiding van tafel en bed Inhoud van de instelling Ontbindt het huwelijk niet, maar… Samenwonings- en bijstandsverplichting vallen weg Getrouwheidsverplichting en hulpverplichting (art. 308 BW) blijven bestaan Scheiding van goederen ontstaat (art. 311 BW) Gronden Opgenomen in art. 311bis BW “De artikelen 229, 299, 302 en 304 *BW+ zijn van toepassing bij scheiding van tafel en bed” Onherstelbare ontwrichting van het huwelijk Onderlinge toestemming (?) Procedure De vordering tot scheiding van tafel en bed wordt behandeld en gevonnist in dezelfde vormen als de vordering tot echtscheiding (art. 1305, eerste lid Ger.W.) Te allen tijde kan
134
Een vordering ST&B omgezet worden in een vordering tot ES (art. 1305, tweede lid Ger.W.) Een vordering ES omgezet worden naar een vordering tot ST&B (art. 1305, derde lid Ger.W.) Gevolgen T.a.v. de persoon: getrouwheids- en hulpverplichting blijven bestaan; onderhoudsgeld ex art. 213 BW is onbeperkt veranderlijk (art. 308 BW; 301 BW is niet toepasselijk!) T.a.v. de goederen: geen erfrecht meer (art. 731 Ger.W.), ontstaan van scheiding van goederen (art. 311 BW) T.a.v. de kinderen: idem als na echtscheiding (zie art. 311bis BW) Beëindiging Verzoening Overlijden Echtscheiding
Wettelijke samenwoning Instituut ingevoerd bij wet van 23 november 1998, in werking getreden op 1 januari 1999 Art. 1475-1479 BW Plaats in het wetboek is ongelukkig: Titel Vbis van Boek III BW Grondvoorwaarden Twee personen (geslacht/verwantschap irrelevant) Bekwaam om te contracteren Niet gehuwd en niet wettelijk samenwonend Leggen een schriftelijke verklaring af voor de ABS van hun gemeenschappelijke woonplaats (waarvan melding in het bevolkingsregister) Statuut Delen van het primair huwelijksstelsel zijn van toepassing op wettelijk samenwonenden (zie art. 1477 BW) Zij leven “gescheiden van goederen” samen; vermoeden van onverdeeldheid voor goederen zonder eigendomsbewijs (art. 1478 BW) “Voorts” is er een regeling naar goeddunken via notariële overeenkomst, vermeld in het bevolkingsregister Alimentatie na beëindiging of afscheidsvergoeding kan worden bedongen; verblijvingsbeding is allicht niet tegenwerpelijk aan derden Volledige gelijkschakeling met gehuwden voor successierechten Is de facultatieve notariële samenwoningsovereenkomst tegenwerpelijk aan derden? Volgens een meerderheidsstrekking niet. Argumenten pro en contra zijn valabel. Dringende en voorlopige maatregelen Art. 1479 BW Tijdens de wettelijke samenwoning: geldigheidsduur moet worden bepaald; hoe dan ook verval bij beëindiging Na de beëindiging van de wettelijke samenwoning: Vordering binnen de 3 m. na de ontbinding Maatregelen niet langer dan 1 j. geldig Beëindiging Bij huwelijk van één van de partners Bij overlijden van één van de partners Door gezamenlijke schriftelijke verklaring, overhandigd aan de ABS Door eenzijdige schriftelijke verklaring, overhandigd aan de ABS (die ze op kosten v/d initiatiefnemer laat betekenen aan de ex-partner) LLWSP erft: Het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende + vruchtgebruik op het aanwezige huisraad
135
Tenzij de LLWSP een afstammeling is van zijn vooroverleden partner (art. 745octies, § 1 BW) Het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende + vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad. Tenzij de LLWSP een afstammeling is van zijn vooroverleden partner (art. 745octies, § 1 BW) Op de LLWSP weegt: Een onderhoudsverplichting, vergelijkbaar met deze van de stiefouder ex art. 203, § 2 BW (zie art. 1477, § 5 BW) Op de nalatenschap v/d vooroverleden WSP weegt: Een onderhoudsplicht t.a.v. ascendenten, vergelijkbaar met deze ex art. 205bis, § 2 BW (zie art. 1477, § 6 BW)
Feitelijke samenwoning Concubinaat (
136
bij gebrek aan erfrecht ab intestato Giften onderling: worden heden ten dage algemeen als geldig beschouwd Gunstregime voor successierechten (art. 48 W.Succ.) en registratierechten (art. 131 W.Reg.) na één jaar ononderbroken samenwoning en een gemeenschappelijke huishouding Art. 48 Wetboek van Successierechten: (…) Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden op de schijf van 0- 50.000 euro: 3% op de schijf van 50.000-250.000 euro: 9% op de schijf boven 250.000 euro: 27% Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan: 1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont; of 2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste één jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van één jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Ter vergelijking: Tarief voor anderen: op de schijf tussen 0-75.000 euro: 30% tussen broers en zussen; 45% tussen anderen op de schijf van 75.000-125.000: 55% op de schijf boven 125.000: 65% Art. 131 Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten (…) § 2. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende goederen wordt over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een recht geheven van : 1° 3 % voor schenkingen in de rechte lijn en tussen echtgenoten; 2° 7 % voor schenkingen aan andere personen. Art. 132/1 Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten: Onder echtgenoten worden voor de toepassing van deze afdeling eveneens geacht begrepen te zijn : 1° de persoon die op de dag van de schenking, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek met de schenker wettelijk samenwoont; of 2° de persoon of de personen die op de dag van de schenking ten minste één jaar ononderbroken met de schenker samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de schenker aansluitend op de bedoelde periode van één jaar tot op de dag van de schenking, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Feitelijk samenlevende partners kunnen samen een huurovereenkomst aangaan kunnen samen een onroerend goed aankopen
137
Vandaag de dag niet meer via een tontinebeding, (in volle eigendom) Elk van de partners koopt zijn deel onder ontbindende voorwaarde van overlijden (zodat de eerststervende geacht wordt nooit eigenaar geweest te zijn) en onder opschortende voorwaarde van overleven (zodat de langstlevende geacht wordt steeds eigenaar geweest te zijn). Maar via een beding van aanwas (in volle eigendom) Partners komen onderling overeen dat het deel van de overledene, na overlijden, van rechtswege zal aangroeien bij het deel van de langstlevenden In beide gevallen is het zo dat de langstlevende, na overlijden van zijn partner, de volle eigendom van het goed verkrijgt. Nadeel van een tontinebeding: de verkoper moet tussenkomen bij de opheffing ervan. Het is immers de verkoper die verkoopt onder de opschortende voorwaarde dat de ene koper de andere overleeft. B. Verhouding tussen feitelijk samenwonenden en derden Het verlies van de voordelen uit een overspelig concubinaat kan aanleiding geven tot schadevergoeding ex art. 1382 BW (Cass. 1 februari 1989 en 15 februari 1990) De aansprakelijke derde (die een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt) kan zich niet beroepen op het overspelig karakter van het concubinaat om te ontsnappen aan schadevergoeding voor de langstlevende partner. Huren van een woning Beide partners huren: contractueel medehuurders Eén partner huurt en de andere woont in: een duurzame gemeenschappelijke huishouding zou een “recht van bezetting ter bede”genereren, dat enkel mits redelijke opzeggingstermijn zou kunnen worden ingetrokken, afhankelijk van de omstandigheden (uiterst precair) Beslag op inboedel Wat indien geen van beide partners zijn exclusief eigendomsrecht kan aantonen? Kan een SE van één partner beslag leggen op het geheel of op de helft? Twee strekkingen: RS en doctrine Cass. 10 juni 1976De SE kan zich beroepen op art. 2279 BW om er het exclusieve eigendomsrecht van zijn SA uit af te leiden. De goederen van beide partners zijn vermengd door het concubinaat en niet meer te onderscheiden Gevolg: beslag op het geheel, tenzij de andere partner (niet-SA) bewijst dat hij geheel of ten dele exclusief eigenaar is Doctrine: Gezamenlijk bezit is de titel voor onverdeeld eigendomsrecht Gevolg: beslag is slechts mogelijk op de helft; SE zal de verdeling moeten vorderen
138