EIL
• • amerika • themanummer
33e jaargang juni 1992
Liberaal Reveil is een uitgave van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting
Redactie drs. J.A. Weggemans (voorzitter) J.J. van Aartsen dr. R. Braams drs. J. G. Bruggeman dr. P. 8. Cliteur dr. K. Groenveld drs. B.R.A. Gijzel drs. J.A. de Hoog mw ir. L.J. Kolff (eindredacteur) F. L. M. Lafort T. P. Monkhorst prof.dr. U. Rosenthal prof.ir. J.J. Sterenberg drs. T. Zwart Redactieadres Koninginnegracht 5sB 2514 AE 's-Gravenhage telefoon: 070.3631948 fax: 070.3631951 Wenken voor het schrijven van artikelen voor Liberaal Reveil zijn op het redactieadres verkrijgbaar Abonnementenadministratie Mevrouw M. P. Moene Nude 54c 6702 DN Wageningen telefoon: 08370.27655 Giro 240200 t .n . v. "Stichting Liberaal Revel'l " te Wageningen De abonnementsprijs (6 nrs.) bedraagt f42, 50 per jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar is de prijs f30. -. Losse nummers f9, 50. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij het abonnement voor 1 december bij de abonnementenadministratie is opgezegd. Advertenties Advertentietarieven op aanvraag beschikbaar
Bestuur mr.J.J. Nouwen (voorzitter) prof. dr. J.A.A. van Doorn drs. L.M.L.H.A. Hermans mw S.M. Hoorn mw W.P. Hubert-Hage mr. H.E. Koning mr.E.J.J.E. van Leeuwen-Schut drs. P.J.H.M. Luijten (secretaris) drs. J. W.A.M. Ver/inden· foto omslag : Marcel Munnée
© De auteursrechten liggen bij de uitgever ISSN 0167-0883
INHOUDSOPGAVE Column The American Dream L.J. Kolff
73
De economische betrekkingen tussen Nederland en de VS F.A. Engering
75
Gastcolumn De Amerikanisering van onze cultuur R. Kroes
79 Ier.
Stamppot of Big Mac M. van Rossem
81
The best for President F. Verhagen
85
De historische ambivalentie tussen Amerika' s Afrikaans-Amerikaanse en Joodse bevolking W. Bax
89
De laatste supermogendheid? R.D. Praaning
93
California dreaming. Film en politiek in de Verenigde Staten G .A. van der List
100
Post-modernisme en liberalisme in Franse en Amerikaanse theorieën P .B. Cliteur
107
Uberaal Reveil nummer 3
1992
The American Dream
lena j . kolff
In augustus 1492 voeren drie schepen, onder gezag van de Italiaanse ontdekkingsreiziger Christophorus Columbus, de Portugese haven Pa/os uit. Zij kozen een westelijke koers. Columbus werd gefascineerd door het idee dat de aarde niet plat, maar misschien rond zou zijn. Hij dacht dat hij, als de wereld inderdaad rond zou blijken te zijn, sneller langs een westelijke route naar Japan en China kon zeilen, dan langs de gebruikelijke route rond Kaap de Goede Hoop •. En zo "'ontdekte., Columbus 500 jaar geleden Amerika en zette hij voet op wat wij nu Zuid-Amerikaanse bodem noemen. Na deze expeditie volgden er nog vele, door zowel Columbus als andere avonturiers. Tussen 1562 en 1568 vestigden de Spanjaarden zich als eerste Europese kolonisten in Florida. In het begin van de 1 -r eeuw vestigden ook Engelsen, Schotten, Nederlanders en Duitsers zich aan de oostkust, waar Engeland al vrij snel een dominerende rol ging spelen. Vanaf de oostkust trokken de pioniers steeds verder naar het westen en namen daar het land in bezit. De oorspronkelijke bewoners, de Indianen, voerden hiertegen felle strijd maar moesten uiteindelijk voor de blanken wijken. In de eeuwen daarna ontwikkelde Amerika zich, met vallen en opstaan, tot de supermogendheid die wij in de twintigste eeuw kennen. De Amerikanen hebben altijd een groot vertrouwen gehad in hun eigen kunnen en mogelijkheden. Zij waren er van overtuigd dat met hard werken alles bereikt kon worden. Dit fenomeen wordt wel the American Dream genoemd. En er werd ook veel bereikt in de VS. Na de Burgeroorlog, die in 1865 eindigde, vond een sterke industrialisatie plaats en de economische groei was fabelachtig. De nieuwe wereld nam een voorsprong op de oude wereld. Aanvankelijk voerden de Verenigde Staten een
73
isolationistische politiek, maar met de sterke groei kwam ook de behoefte om meer contacten met het buitenland te gaan onderhouden. Dat Amerika tijdens de beide wereldoorlogen niet neutraal bleef is bekend. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de Amerikaanse welvaart verder en de Amerikanen, op een enkele groep na, hadden het beter dan ooit te voren. Amerika was een wereldmacht geworden. De rassenproblemen leken oplosbaar. Veel aandacht was gericht op spectaculaire technologische ontwikkelingen met name op het gebied van de ruimtevaart. De wereld keek ademloos toe toen met de eerste stap van de mens op de maan een stukje van the American Dream waarheid werd. Het geloof in the American Dream was groot. Toch ontstonden in het begin van de jaren zestig de eerste scheurtjes in deze dream. De grootste scheur ontstond wel toen Amerika verstrengeld raakte in het Vietnam-avontuur, wat uiteindellïk de meest traumatische ervaring van de nieuwe wereld zou worden. In de jaren zeventig sloeg een zekere matheid toe. Ook de presidenten in die periode, Ford en Carter, wisten the American Dream niet aan te wakkeren. Toen Ronald Reagan in het begin van de jaren tachtig als president aantrad probeerde hij met veel elan het optimisme en het geloof in de eigen mogelijkheden weer te doen opleven. Hij verlaagde de belastingen fors, maar zette daar een flinke stijging van de defensieuitgaven tegenover. Deze verschuivingen gingen ten koste van onder meer de sociale voorzieningen (die in de Verenigde Staten toch al gering zijn), de gezondheidszorg en het onderwijs. Ogenschijnlijk ging het weer goed met de VS, maar de crisis, die zich al had ingezet, zette door. Met name in de grote steden ging in de afgelopen jaren veel werkgelegenheid verloren. Daar een opvang voor werklozen
-
Ubemsl Reveil nummer 3 1992
slechts zeer gering is, is het aantal Amerikanen dat onder het bestaansminimum leeft sterk gegroeid en neemt nog steeds toe. In 1992 leven al 30 à 40 miljoen Amerikanen onder de armoedegrens: de keerzijde van the American Dream. Steeds meer Amerikanen zijn voor hun maaltijden aangewezen op gaarkeukens, die met name door kerken worden opgezet. De tehuizen voor daklozen zijn overvol. Steeds meer mensen leven in de grote steden op straat. Een nieuwe ontwikkeling is de verarming en het wegvallen van een middenklasse. Deze middenklasse kan het hoofd niet meer boven water houden. Leningen kunnen niet meer worden afgelost. Wat misschien nog erger is, is dat deze groep veelal niet meer in staat is de hoge premies voor de ziektekostenverzekeringen op te brengen. Vele gezinnen in deze middenklasse zijn nu onverzekerd. En als ergens een goede ziektekostenverzekering onontbeerlijk is, is het wel in de VS, waar de kosten van de gezondheidszorg torenhoog zijn. Door deze extreem hoge kosten laat de gezondheidszorg te wensen over. Het werkloosheidsprobleem zal amper opgelost kunnen worden als niet eerst het onderwijs sterk wordt verbeterd. Nu, anno 1992, is circa 30 % van de Amerikaanse bevolking nagenoeg analfabeet. Met name voor de lagere klassen is het onderwijs in een crisis geraakt. Er zijn zeer goede scholen en universiteiten, maar er is geen centraal opgelegd onderwijs niveau, waardoor er grote verschillen bestaan in het onderwijs. De achterstand van de lagere klassen wordt hierdoor steeds groter. De in Europese democratieën geldende algemene regel dat de staat het geweldsmonopolie heeft, geldt niet in de Verenigde Staten. Wapens zijn vrij verhandelbaar, met alle gevolgen vandien. De criminaliteit en
74
het geweld hebben in de grote steden enorme vormen aangenomen. De politie, onder zware druk opererend, treedt vaak hardhandig op. Verder bestaat er natuurlijk de rassenproblematiek. Dit probleem is echter voor een belangrijk deel ook een sociaal probleem omdat het met name de zwarten zijn die in de laagste en armste klasse zitten. Dat de situatie op explosief kan zijn, bleek tijdens de onlusten die eerder dit jaar in Los Angeles uitbraken, na de uitspraak van een jury die een aantal politieagenten, die een zwarte autorijder mishandelde, "not guilty" verklaarde. Bovenstaande ontwikkelingen kunnen leiden tot onvrede en instabiliteit. Wil the American Dream geen American Nightmare worden, dan zullen maatregelen getroffen moeten worden om de crisis te bedwingen. De American Dream laaide weer even op, toen de VS snel goede resultaten boekte tijdens de Golfoorlog, begin 1991. President Bush was populairder dan ooit tevoren. Maar deze populariteit werd na de oorlog snel minder toen alle aandacht weer door de binnenlandse problemen werd opgeëist. Het is te hopen dat een land met zoveel mogelijkheden ook de mogelijkheid benut om uit deze crisis te komen en dat the American Dream niet uitgedroomd raakt. • Historische gegevens zijn ontleend ssn de Grote Winkier Prins Encyclopedie. druk.
se
mw.ir. L.J. Kolffis medewerkster van de Teldersstichting en eindredacteur van Liberaal Reveil.
f.a.
Ubett~al
Reve/1 nummer 3
1992
De economische
betrekkingen tussen Nederland en de VS
f.a. engering
De ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 heeft geleid tot bloeiende economische relaties tussen het •oude • en het •nieuwe • continent. Anno 1992 zijn de economieën van de Verenigde Staten en Nederland hecht verstrengeld door onderling handelsverkeer en omvangrijke investeringen in elkaars economieën. Deze economische verstrengeling is mede mogelijk gemaakt door de sterke gelijkenis in het economische en handelspolitieke beleid van de betrokken landen in de naoorlogse periode. Niettemin bestaat een dreiging van economische onthechting indien de VS zich meer gaan richten op regionale economische samenwerking op het Amerikaanse continent en Nederland hetzelfde doet op het Europese continent. Handelsrelaties Traditioneel vertoont de goederenbalans in het handelsverkeer tussen Nederland en de VS een omvangrijk tekort: de VS exporteren ongeveer twee keer zoveel naar Nederland als omgekeerd. Het onderlinge dienstenverkeer geeft daarentegen een bescheiden overschot te zien. Dit is in belangrijke mate te danken aan de Nederlandse transportaktiviteiten en de dienstverlening in de havens. De totale waarde van de Nederlandse goederenexport naar de VS is in de periode 1986- 1991 nauwelijks toegenomen en schommelt rond de 10 miljard gulden. De import vanuit de VS is in dezelfde periode gestaag gestegen van 14,5 miljard gulden naar circa 20 miljard gulden. Het tekort op de goederenhandel is al met al opgelopen van ongeveer 5 miljard gulden in 1986 tot circa 10 miljard gulden in 1991 . Nederland
75
is het land waarmee de VS het grootste bilaterale handelsoverschot heeft! Het Nederlandse tekort in het goederenverkeer met de VS heeft twee belangrijke oorzaken. Enerzijds maken de VS voor zijn exporten naar Europa intensief gebruik van de Nederlandse infrastructuur van zee- en luchthavens, inclusief de verbindingswegen naar andere Europese bestemmingen. Dit is precies wat wij noemen de rol van Nederland als "Gateway to Europe", een rol die door de Nederlandse regering ook van harte wordt gestimuleerd. Anderzijds is het Nederlandse exportpakket - met relatief veel landbouw- en energie-produkten - niet erg toegesneden op het importpakket van de VS: naast de ruwe olie relatief veel fabrikaten en investeringsgoederen. Naar de VS exporteert Nederland vooral machines en transportmiddelen, alsmede chemische produkten. In percentages uitgedrukt is het Nederlandse aandeel in de invoer van de VS laag (circa 1 %), terwijl het aandeel van landen als Japan en Canada relatief hoog is. In vergelijking tot 1 986 is het Nederlandse aandeel in de VS in 1990 gezakt van 1, 1 % naar 1,0%. Ter vergelijking: het EG-aandeel is gezakt van 19,9% naar 17,7%; het aandeel van Zweden is gezakt van 1,2% naar 0,9%, terwijl het aandeel van Zwitserland constant bleef op 1, 1 %. Zwitserland scoort relatief goed door het hoge aandeel van investeringsgoederen in het exportpakket. Bij de uitvoer van de VS speelt Nederland een veel belangrijkere rol, namelijk circa 3,2% van de totale VS-export. Voor de EG geldt in de periode 1986 - 1991 een gemiddeld percentage van 24,5%, terwijl
~
Liberaal Reveil nummer 3 1992
Zweden en Zwitserland een aandeel heb-
lnvesteringsrelaties
ben in de VS-uitvoer van 0,9% en 1,0%. Deze aandeelcijfers onderstrepen nogmaals het belang van Nederland als doorvoerland. Opvallend is dat het VS-aandeel in de Nederlandse invoer en uitvoer tamelijk stabiel is gebleven en schommelt rond de 8%, respectievelijk 5%. Dit terwijl het aandeel van de EG-lidstaten nog steeds in betekenis toeneemt (invoer: circa 63%; uitvoer: circa 76%). Daarmee vormt de handel met de VS een constante factor in het totaal van het Nederlandse handelsverkeer (zie bijgaande grafieken*).
Traditioneel investeert Nederland buitengewoon aktief in de VS: zowel de Nederlandse multinationale ondernemingen als de pensioenfondsen en beleggingsinstellingen bezitten omvangrijke participaties in bedrijven en beleggingsobjecten in de VS. Voorbeelden als Shell, Philips, KLM, Albert Heyn en Heineken zijn bekend genoeg, maar ook de PGGM, ABP, fondsen van de Robecogroep en andere instellingen zijn actief in de VS. Van de totale buitenlandse investeringen in de VS neemt Nederland circa
aandeel in de Nederlandse export 00%..---------------------~------------------,
70%
60%
50%
40%
30%
20% ·····...
\\·.,.............................................. . 10%
···-...................................................................
....\ ____
,,~· . ·''"'..................................................... __ .,............................... _.... ,. ............................ .
O%~~""""nn""""nnrn~"""nnrnOT~ 1946 1951 1956 1961 1966 1971 1976 1981 1986 1991
aandeel in de Nederlandse invoer
70%.-------------------------------------, eg overig west-europa vs
30%
:~ 20".4
I
\
~~ \
10%
"
, ....... ,
A
· · ~· ···· , ..:::::~:~~~--- ..........' .."...•..:~...•..-..-... ""'""""·-~ ·~. . ·-· -· --~=:·~-·-·==:.:._.::~=-~~, . . ~~-~~:: v...."' .
.......
•..
O%.~OTrn~"noorrnTTrnnoornoornnTTrnOTTTT
1946
76
1951
1956
1961
1966
1971
1976
1981
1986
1991
~
Uberaa/ Reveil nummer 3
1992
25% voor zijn rekening en behoort daarmee met het Verenigd Koninkrijk en Japan tot de drie grote investeerders in de VS. Omgekeerd ontvangt Nederland ook een relatief hoog aandeel van de buitenlandse investeringen van de VS (circa 5%). Het betreft circa 25 % van de totale buitenlandse directe investeringen in Nederland. Vooral de laatste jaren hebben Amerikaanse bedrijven opnieuw fors ge ï nvesteerd in Nederland, mede vooruitlopend op de totstandkoming van de Europese Interne Markt. Vrijwel de helft van de Amerikaanse ondernemingen, voorkomend op de top300 lijst van Fortune Business Magazine, beschikt over eigen produktievestigingen in Nederland, waaronder bijvoorbeeld Philip Morris, DOW, Dupont-Nemours, G.E. Plastics. In totaal gaat het om circa 1400 Amerikaanse bedrijven.
verenigbaar zijn met de liberale uitgangspunten van de VS-regering. Zo pleitte president Reagan sterk voor vrijhandel, terwijl de VS vervolgens verscheidene landen dwongen tot zelfbeperking bij hun uitvoer van auto's en staalprodukten naar de VS. Ten aanzien van landbouw doen de VS het voorkomen of zij groot voorstander zijn van vrijhandel. Dat geldt evenwel hoofdzakelijk de handel in granen, graanvervangers en oliezaden. De VS schermen de eigen markt af voor zuivelprodukten, vlees, suiker, katoen en zelfs pinda's. Dit onder andere ten nadele van de Nederlandse zuivelexport en van de suikerexport van Centraal- en Zuid-Amerika. In de dienstensectoren, onder andere banken, verzekeringen en scheepvaart voeren de VS een beleid dat zich bezwaarlijk verdraagt met multilaterale vrijhandelsprincipes.
Handelspolitieke verstandhouding V S-N ederland
Ten aanzien van investeringen was het VS-beleid traditioneel sterk liberaal. Evenwel door de opmars van Japan op de vsmarkt is een toenemende druk op de VSregering ontstaan om de Japanse investeringsexpansie af te remmen. Hoewel de VS-regering tot heden geen gevolg gegeven heeft aan die druk, heeft het Congres inmiddels wel daartoe strekkende wetten aangenomen. Afgezien van de landbouwsector, waar Nederland opgescheept zit met een nog altijd weinig liberaal EG-landbouwbeleid, kan het Nederlandse handels- en investeringsbeleid ook in de praktijk gekenschetst worden als in hoge mate liberaal. Grote nadruk wordt gelegd op multilaterale samenwerking in het kader van de GA TT en de OESO en op regionale economische samenwerking in het kader van de EG. Handelspolitieke spanningen tussen de EG en de VS doen zich vooral voor in de sfeer van de landbouw vanwege exportsubsidies en marktafscherming. Tussen de VS en Nederland doen zich slechts zeer sporadisch problemen voor.
Beide landen huldigen door de jaren heen gelijkluidende opvattingen over de handelspolitiek: beide zijn voor een multilaterale aanpak, waarbij gestreefd wordt naar het verder liberaliseren van het mondiale handelsverkeer. Beide landen hechten dan ook grote waarde aan een spoedige, succesvolle afronding van het multilaterale handelsoverleg in het kader van de GA TT /Uruguay Ronde. Tot zover de theorie. De praktijk is iets weerbarstiger. In de VS is in de grondwet vastgelegd dat het Congres de bevoegdheid heeft voor de handelspolitiek. Eén keer in de vier jaar vraagt en krijgt de zittende President van het Congres een gedelegeerde bevoegdheid om bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten af te sluiten. Dit geschiedt via zogenaamde "Alomvattende Handelswetten". Het Congres koppelt evenwel strenge voorwaarden aan die delegatie van bevoegdheden en wenst nauw betrokken te zijn bij de feitelijke onderhandelingen. Door de invloed van lobbies en doordat Congresleden hun eigen achterban te vriend wensen te houden, leidt dit nogal eens tot stellingnames en beleidskeuzes die moeilijk
77
Te verwachten ontwikkelingen De tendens naar verdere verdieping en verbreding van de economische samen-
~
Libersst Reveil nummer 3
1992
werking binnen Europa van de EG met de
schafte Nederland voor meer dan fl. 600
landen van de EFTA en de Midden- en Oosteuropese landen zal ongetwijfeld doorzetten. Dat betekent dat een toenemend deel van de Nederlandse handel en investeringen gericht zal zijn op Europese bestemmingen . Ook in Noord-Amerika is sprake van een groeiende tendens naar regionale economische integratie. Mexico zoekt aansluiting bij de in 1989 gesloten vrijhandelsovereenkomst tussen de VS en Canada. Landen als Chili, Venezuela en Costa Rica staan in de rij . Regionale economische samenwerkingsverbanden tussen de landen van Latijns-Amerika onderling lijken nu betere overlevingskansen te hebben dan in het verleden het geval was.
miljoen aan defensiemateriaal aan in de VS, terwijl de VS omgekeerd voor minder dan fl. 100 miljoen uit Nederland betrokken. Op dit terrein wreekt zich het gebrek aan multilaterale spelregels, waardoor de grootste landen zich kunnen permitteren om defensiemateriaal in hoofdzaak van nationale leveranciers te betrekken.
Deze ontwikkelingen impliceren een vergrote gerichtheid op de eigen regio . Dat behoeft op zichzelf niet bezwaarlijk te zijn, mits de betrokken landen vast blijven houden aan heldere en sterke multilateraal overeengekomen regels en disciplines voor het onderlinge handels- en investeringsverkeer. Daartoe is juist de succesvolle afronding van de GATT-Uruguay Ronde van cruciaal belang. Indien deze multilaterale spelregels onverhoopt zouden wegvallen, dan dreigt het gevaar van regionale economische blokvorming in Europa, respectievelijk Amerika . Dat zou desastreuze gevolgen hebben voor de wereldhandel, waaronder ook de bilaterale handel tussen de VS en Nederland, maar vooral ook voor de economische perspektieven van ontwikkelingslanden, die niet zijn aangesloten bij één van de grote regionale economische blokken. Zowel in Nederland als de VS wordt dit gevaar onderkend en streeft men naar vormen van regionale economische samenwerking die aanvullend zijn op en passen binnen het mondiale multilaterale handelssysteem. Handel in niet-civiele goederen Nederland voert al jaren een beleid van tweerichting verkeer met de VS ten aanzien van de aanschaf van defensiemateriaaL De wetgeving in de VS legt het Pentagon evenwel vele restricties op. In 1991
78
Buitenlands beleid en economisch beleid De VS en Nederland voeren over het algemeen ook een soortgelijk beleid wat betreft de inzet van economische instrumenten om doeleinden van buitenlands beleid te verwezenlijken. In voorkomende gevallen is het onvermijdelijk om politieke druk op bepaalde regeringen aan te vullen met economische sancties, bij voorkeur in het kader van de Verenigde Naties. De sancties tegen Irak, Libië en Servië/Montenegro zijn hier voorbeelden van. Overigens dient selectief en weloverwogen gebruik gemaakt te worden van dit instrumentarium, aangezien het lang niet altijd doelmatig blijkt te zijn. Conclusie De bilaterale economische betrekkingen tussen Nederland en de VS hebben zich in de loop der jaren bevredigend ontwikkeld. Dat geldt zeker voor de naoorlogse periode . Nederland vervult voor de VS een belangrijke brugfunctie naar Europa (handel en investeringen), terwijl Nederland één van de grootste buitenlandse investeerders in de VS is. In Europa en Amerika valt een duidelijke tendens naar regionale economische samenwerking waar te nemen. Zolang deze ontwikkeling plaatsvindt in de context van sterke en heldere multilaterale spelregels voor het economische verkeer, is deze ontwikkeling welkom. Zouden evenwel de multilaterale spelregels onverhoopt aan belang inboeten, dan dreigt een naar binnen gerichte economische blokvorming met desastreuze gevolgen voor de wereldhandel en voor ontVvikkelingslanden. Tegen deze achtergrond is een spoedige afronding van
~
liberast Reveil nummer 3
1992
de GA TI /Uruguay Ronde van cruciaal belang voor de economische ontwikkeling in de komende decennia.
*
* * drs. F.A.
Engering is directeur-generaal van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken.
Samengesteld door het Directoraat-Generaal Buitenlandse
Economische Betrekkingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken uit gegevens van het CBS en de OESO .
De Amerikanisering van onze cultuur
r. kroes
Amerika heeft zich verdubbeld in ikonen, cliché 's van zichzelf die overal hun afdruk nalaten, op t-shirts, in reclamebeelden, in onze hoofden. Z1j zijn losgeraakt van Amerika en zijn in omloop als een visuele lingua franca. De Engelse historicus Reyner Banham heeft ooit een aardig stuk geschreven onder de titel "Mediated environments". Het stuk stond in een bundel die voor allerlei terreinen van Amerika 's cultuur de invloed op Europa naging. Banham vroeg zich af of Amerika 's bouwkunde veel sporen in Europa had nagelaten. H1j kwam tot een verrassende conclusie. Op uitzonderingen na laat Europa's gebouwde omgeving weinig navolging van Amerika zien: voor zover Amerika sporen heeft nagelaten, is het in onze verbeelding. Via allerlei bemiddelende instanties - waaronder, heel/etter/ijk, de media - hebben onze hoofden zich gevuld met beelden van het Amerika dat Amerikanen hebben gebouwd, de skyline van Manhattan, Chicago, Houston, straatbeelden uit San Francisco, Los Angeles. We hebben deze gezien in krantenfoto's, in films, op de televisie. Als we in Amerika komen, hebben we momenten van herkenning, van een déjà vu. We herinneren ons niet alleen de plaatsen in Amerika, maar ook de fragmenten van tv-nieuws, van speetmms die wij ooit in Nederland zagen. We herinneren ons nog hoe oud we waren, met wie we waren. Amerika is ingebed geraakt in onze
79
levensloop. Het maakt associaties in ons los die strikt van ons zijn, waar geen Amerikaan in delen kan. Zijn cultuur is andermans bezit geworden. Het woord "mediation" door Banham gebruikt, staat bij veel andere studies van Amerika 's culturele uitstraling centraal. Het woord is onvermijdelijk als we het over ''Amerikanisering" hebben. Amerika komt tot ons via allerlei media van overdracht. Al die media beïnvloeden de context van onze waarneming. Amerikaanse popmuziek afgewisseld met het aangeleerde geloei van een Nederlandse diskjockey, verandert van gedaante. De diskjockey heeft zijn rol gemodelleerd naar Amerikaanse voorbeelden, maar bltjft lachwekkend Nederlands. "Veronica is er voor JOU". Amerikaanse nieuwsbeelden krijgen wij vergezeld van Nederlands commentaar. Bij de rellen in Los Angeles horen wij op betweterige toon: "Los Angeles brandt. Amerika brandt". De retoriek van de zedenmeester. Nederlandse stemmingmakerij in plaats van berichtgeving en uitleg. De ondertoon van "Wat daar gebeurt, kan ons nooit overkomen ". De laatste schakel in deze keten van "mediation" zijn wij altijd zelf. Wij zijn nooit de passieve ontvangers die steeds minder Nederlands worden en steeds meer Amerikaans, als willoze lappen stof in een verf-
~
Liberaal Reve1'l nummer 3
bad. Wij maken plaats voor "Amerika" in een context en zin en samenhang die van ons is. Als wij ons mèt Amerikanen opwonden over de beelden uit Vietnam, konden wij mèt hen overgaan tot protest tegen die oorlog, maar tegelijkertijd konden bij ons onderdrukte herinneringen loskomen aan terreurdaden die Nederlanders in Indonesië hadden bedreven. Als in Engeland en Nederland groepjes jongeren muziek gingen maken in een idioom dat aan de Amerikaanse blues en rock was ontleend, veranderden zij niet zomaar in zetbazen van een Amerikaans cultureel imperialisme. Z1ï schreven hun eigen teksten, zij maakten hun eigen muziek, zij gaven uitdrukking aan wat hen bewoog. Zij, en hun publiek, herkenden zichzelf in de muziek. Zij creëerden zich een eigen culturele ruimte, die zij zelf zin en inhoud gaven. Nederlandstalige "klassieken" in het genre, zoals "Kom van dat dak af", of "Derend hard", gaven een extra draai aan het ontleende idioom die de inpassing in een Nederlandse context nog versterkten en aan de herkenning van het eigene bijdroegen. In de beginjaren van de Nederlandse televisie, toen het medium nog buren en familieleden bijeenbracht voor een gezellig avondje, waren er al Nederlandse programma's naar Amerikaans voorbeeld. TV-spelletjes raakten bekend onder hun Amerikaanse naam van quiz, de spelleiders heetten quizmasters. Sommigen bereikten een faam die hen tot de eerste voorbeelden in Nederland maakten van het Amerikaanse fenomeen van de "tv personality", dragers van het soort vluchtige roem dat doet denken aan Andy Warhols stelling dat iedereen er recht op heeft vijftien minuten wereldberoemd te zijn. Op een college vroeg ik kortgeleden aan mijn studenten of de naam Theo Eerdmans hen nog iets zei. Er volgde stilte. Zij hadden nog nooit van hem gehoord. Voor hen had hij nooit bestaan. Toch, zoals sommige lezers zich zullen herinneren, was hij één van Nederlands eerste televisie-persoonlijkheden, de gevierde presentator van een quiz op de VARAtelevisie. Niettemin, ondanks alle echo's
80
-
1992
van het Amerikaanse voorbeeld, zal geen kijker zich de Amerikaanse origine van het programma bewust zijn geweest. Eerdmans was de belichaming van de Nederlandse genoeglijkheid. Een vertrouwde Nederlandse wereld klonk door in het programma. De Nederlandse televisie werd niet ge-Amerikaniseerd. Integendeel, een Amerikaanse invloed was via allerlei receptie-filters omgevormd en ver-Nederlandsd. Wij bevinden ons aan de vloedlijn van wat er aan Amerikaanse cultuur over de wereld spoelt. De vloed kan alleen naar groter worden met de revolutie in communicatietechnieken die ons te wachten staat. Satellieten laten zich niets gelegen liggen aan panische pogingen tot culturele grensbewapening en bevoogding, tot conservering van een nationale cultuur zoals die volksvertegenwoordigers en cultuurbewakers voor ogen staat. Als bewoners van de periferie is het nu onze beurt tot vrijmoedige creolisering te komen van wat er uit wereldcen tra van cultuur-industrie op ons afkomt. Oude schrikbeelden van een vervlakkende, nivellerende, homogeniserende Amerikaanse massa-cultuur komen in nieuwe versies tot leven. Nederland heeft daar al een woord voor bedacht: vertrossing. Het woord is ironisch genoeg toepasselijker dan menigeen denkt. Het is een vindingrijke metafoor voor de processen van vernederlandsing, van omvorming van invloeden van buitenaf tot iets waar Nederlanders zichzelf in herkennen. Noem het creolisering, noem het "mediation ". Wij zullen wel leren leven mee de moderne massa-cultuur. Wij zullen wel overleven als Nederlanders.
* prof. dr. R. Kroes ts hoogleraar Amerikanistiek aan de Universiteit van Amsterdam.
m.
Liberaal Reveil nummer 3
1992
Stamppot of Big Mac? Dat de Amerikaanse cultuur invloed uitoefent op de Nederlandse samenleving is niet voor twijfel vatbaar. Hoe groot die invloed is, valt veel moeilijker vast te stellen. Waar sommigen een onstuitbare Amerikanisering menen te bespeuren, die op den duur de nationale identiteit zou kunnen bedreigen, menen anderen dat de invloed van de Amerikaanse cultuur een betrekkelijk oppervlakkig verschijnsel is. m. van rossem
Rijk van de vrijheid Op het eerste gezicht hebben diegenen die menen dat de Amerikanisering al ernstige vormen heeft aangenomen, het gelijk aan hun zijde . Ongeveer de helft van alle films die in Nederlandse bioscopen draaien, is afkomstig uit de Verenigde Staten . Tom Cruise, Kevin Costner en Sean Penn zouden in Nederland op straat waarschijnlijk sneller herkend worden dan Nederlandse filmsterren, voor zover we die al hebben. Elke Nederlander die een bezoek aan ZuidCalifornië brengt, zal het stedelijk landschap daar met een zekere verbazing herkennen, omdat hij het al tientallen malen op het witte doek heeft gezien . Wat voor de bioscoop geldt, geldt al evenzeer voor de televisie . Zo'n dertig tot veertig procent van de televisie-zendtijd wordt gevuld met Amerikaanse produkties. Bill Cosby en de helden van Cheers zijn in Nederland even beroemd als in de Verenigde Staten en de herhaling van oude afleveringen van M.A.S.H. blijkt de Nederlanders even goed te bevallen als de Amerikanen. De grote populariteit van Amerikaanse televisieseries heeft in Nederland soms onverwachte effecten. Zo bleek uit opinieonderzoek dat een deel van de Nederlandse bevolking denkt dat ook Nederland juryrechtspraak kent. Nergens in Europa zijn de hamburgers van McDonald's zo'n doorslaand succes als juist in Nederland. Als Amerikaanse tast foodbedrijven de verkoopmogelijkheden van hun produkt in
81
Europa willen onderzoeken, beginnen ze in Nederland. Eten de Nederlanders het niet, dan i:; wel zeker dat de rest van Europa helemaal geen interesse heeft. Willen Nederlandse fabrikanten hun bier met of zonder alcohol verkopen met de suggesties van vrijheid en avontuur, dan worden de reclamefilmpjes opgenomen in Manhattan of in de woestijn van Nevada . In die reclameboodschappen functioneren de Verenigde Staten als het mythische rijk van de vrijheid. De voorbeelden van Amerikaanse culturele invloed zijn met deze opsomming lang niet uitgeput. We eten niet alleen Big Macs bij McDonald's, we drinken ook Coca Cola, we dragen T-shirts en spijkerbroeken, we eten cornflakes en volgen, als we daar de leeftijd voor hebben, met grote interesse de hitparade. In de mondiale massacultuur die vooral na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling is gekomen, wordt de toon voor een belangrijk deel gezet door de Amerikaanse massacultuur. Voor de Verenigde Staten zijn cultuurprodukten op dit moment het op één na belangrijkste exportprodukt. De Amerikaanse invloed is zeker niet beperkt tot de massacultuur. Ook in de wetenschappelijke wereld is de Amerikaanse invloed aanzienlijk. In veel studies worden Amerikaanse handboeken gebruikt en de Amerikaanse dominantie op velerlei terreinen van de wetenschap in de afgelopen vier decennia heeft ervoor gezorgd dat Engels de lingua franca van de wetenschappelijke wereld is geworden . Wie werkelijk mee wil tellen, moet in Engelstalige vakbladen publiceren. Deze omstandigheid heeft de huidige Nederlandse minister van Onderwijs er al eens toe gebracht te suggereren dat het universitair onderwijs maar beter geheel in het Engels kon worden gegeven. Die suggestie gaf een Amerikaans weekblad aanleiding te berichten dat de
liberaal Reveil nummer 3 1992
Nederlandse overheid reeds officieel had
voorbeelden van de Amerikaanse invloed
besloten de landstaal door het Engels te vervangen. Zover is het nog niet en zal het voorlopig ook wel niet komen, maar Ritzens ongelukkige suggestie is toch op zijn minst een indicatie van de culturele ontwikkelingen van de laatste decennia.
die ik in het begin van dit opstel noemde hebben daarmee immers niets van hun relevantie verloren. De vraag blijft of die invloed inderdaad zo groot is als vaak wordt gedacht en of zij beschouwd moet worden als een bedreiging van de Nederlandse cultuur. Voor een genuanceerd en tenslotte geruststellend antwoord op die vraag moet er misschien in de eerste plaats op gewezen worden dat de Nederlandse cultuur al eeuwen een uitgesproken transito-cultuur is. De afmetingen, de lokatie en de aard van de economische activiteiten van de Nederlandse samenleving hebben ervoor gezorgd dat culturele invloeden van buiten in de Nederlandse cultuur altijd een belangrijke rol hebben gespeeld. De Amerikaanse culturele invloed is van zeer recente datum, zij speelt eigenlijk pas sinds de Tweede Wereldoorlog. In de achttiende en negentiende eeuw was er weliswaar geen sprake van een massacultuur in haar huidige vorm, maar stond de Nederlandse culturele elite sterk onder invloed van de Franse cultuur. Het is nog niet zo lang geleden dat elke beschaafde Nederlander met het grootste gemak in het Frans kon converseren. In de eerste helft van deze eeuw was de Duitse invloed in het wetenschappelijk bedrijf minstens even groot als nu de Amerikaanse invloed. Van die Duitse en Franse invloed is vrijwel niets overgebleven. Zeker, het Nederlands is doorspekt met Franse woorden en de ouderen onder ons kunnen her en der nog wel een germanisme herkennen, maar converseren in het Frans is er niet meer bij en het aantal Franse en Duitse romans dat in Nederland wordt gelezen is slechts een fractie van het aantal Amerikaanse (en Engelse) romans. Een klein deel van de Nederlandse culturele elite is zich in de afgelopen jaren zelfs zorgen gaan maken over de snel slinkende kennis van en belangstelling voor de Franse en de Duitse cultuur. Klaarblijkelijk kunnen sterke culturele invloeden even gemakkelijk verdwijnen als ze ontstaan. In ieder geval kunnen we constateren dat de Franse en Duitse invloed nooit een wezenlijke bedreiging
Massacultuur De discussie over de veronderstelde Amerikanisering van de cultuur is bepaald niet van vandaag of gisteren. In het interbellum maakten de essayist Ter Braak en de historicus Huizinga zich al zorgen over de wervende werking van de vitale, maar barbaars geachte Amerikaanse massacultuur. Die zorgen bestonden ook in de naoorlogse jaren bij een deel van de Nederlandse culturele elite. Bij een nadere analyse van deze cultuurpessimistische beschouwingen doet zich een conceptueel probleem voor. Huizinga, Ter Braak en andere cultuurpessimisten leken zich zorgen te maken over de Amerikaanse massacultuur, maar maakten zich in feite zorgen over maatschappelijke ontwikkelingen die niet beschouwd kunnen worden als specifiek Amerikaans. De massacultuur die in deze eeuw is ontstaan in de Westerse industriële naties is het produkt van een combinatie van snelle welvaartsstijging en de technologische ontwikkelingen die ons de auto, de radio, de film en de televisie schonken. Deze conjunctie van welvaart en techniek deed zich voor het eerst op grote schaal voor in de Verenigde Staten in de jaren twintig. Vandaar dat we geneigd zijn deze ontwikkeling als typisch Amerikaans te beschouwen. Zij is dat echter niet, omdat zij zich vroeg of laat ook in Europa zou hebben gemanifesteerd, zelfs als de Verenigde Staten niet het goede (of kwade) voorbeeld zouden hebben gegeven. De massacultuur is, kortom, inherent aan de industriële produktiewijze. Met de constatering dat de structurele voorwaarden voor de ontwikkeling van een massacultuur op zichzelf geen produkt van de Amerikaanse cultuur zijn, hebben we vanzelfsprekend het probleem van de veronderstelde overweldigende invloed van de Amerikaanse cultuur nog niet opgelost. De
82
Liberaal Reveil nummer 3 1992
hebben gevormd voor de culturele identiteit
bestemd voor jonge, ongehuwde werkende
van Nederland.
vrouwen. In de afgelopen tien jaar heeft de Nederlandse Cosmopolitan steeds meer afstand genomen van de oorspronkelijke, Amerikaanse formule. Aan het uiterlijk van het blad valt de herkomst natuurlijk nog steeds duidelijk te zien, al hebben zich ook daarin subtiele veranderingen voltrokken, maar de toon van het blad is sterk vernederlandst. De Amerikaanse Cosmopolitan spreekt haar lezeressen zeer direct, ja enigszins agressief, aan en is voortdurend bezig praktische oplossingen voor praktische problemen te bieden. Het blad ademt de sfeer van "how to win friends and influence people". De Nederlandse Cosmopolitan hanteert een veel afstandelijker toon en laat haar lezeressen ruimte voor reflectie en een eigen oordeel. De how ta-rubrieken zijn grotendeels verdwenen uit de Nederlandse editie . De Amerikaanse Cosmo-girl lijkt bovenal min of meer wanhopig uit op het vinden van een geschikte man. Vinden is hier eigenlijk een eufemisme, vangen zou een betere term zijn. Voor de noodzakelijke vangst lijkt vrijwel alles geoorloofd, vandaar dat de Amerikaanse Cosmopolitan in haar modereportages de nadruk legt op uitgesproken uitdagende kleding en gebruik maakt van zeer zwoel kijkende modellen. In de Nederlandse Cosmopolitan is dat alles duidelijk minder het geval. De man is wel belangrijk, zo lijkt daar het uitgangspunt, maar er zijn nog wel meer belangrijke dingen en ook zonder man valt aangenaam te leven. De nadruk ligt niet steeds op het hijgerig najagen van de prooi. In de Nederlandse Cosmopolitan is ook minder aandacht voor carrière en prestaties en weer veel meer aandacht voor eten en reizen. In het algemeen is de Nederlandse Cosmopolitan volwassener, rustiger en minder agressief betuttelend dan het Amerikaanse voorbeeld. De ontwikkeling van de Nederlandse Cosmopolitan lijkt karakteristiek voor de wijze waarop culturele invloed zich laat gelden. Van een directe, eigen culturele uitgangspunten ondermijnende werking is geen sprake. Het Amerikaanse cultuurgoed wordt ingrijpend aangepast vertaald voor de Nederlandse situatie. Ook ander onder-
Daarmee is echter nog niet gezegd dat dat ook geldig is voor de Amerikaanse culturele invloed. Die beperkt zich immers niet tot de culturele elite, maar beïnvloedt, via de massamedia, het gehele Nederlandse volk. Het probleem nu met die culturele invloed is dat zij moeilijk valt te meten. Het heeft weinig zin te gaan kijken hoeveel hamburgers en spijkerbroeken er verkocht worden. De gevonden hoeveelheden zeggen op zichzelf niets over de mate van culturele invloed. Van culturele invloed kan pas werkelijk gesproken worden in het geval van aantoonbare gedragsverandering. Doen zich bij een Nederlander die met zijn kinderen bij McDonald's gaat eten en die vaak naar Amerikaanse televisieseries kijkt wezenlijke gedragsveranderingen voor? Erg waarschijnlijk lijkt dat eigenlijk niet. Het overgrote deel van de veronderstelde Amerikanisering betreft uiterlijkheden en modeverschijnselen die niet al te veel invloed lijken te hebben op de onderliggende normen en waarden van de Nederlandse bevolking. Die onderliggende normen en waarden veranderen overigens wel degelijk, maar niet als gevolg van een specifiek Amerikaanse invloed. Nederlanders, om ons te beperken tot het zojuist gegeven voorbeeld, gaan bijvoorbeeld veel meer buiten de deur eten dan een kwart eeuw geleden. Dat is het gevolg van grote maatschappelijke ontwikkelingen (welvaartsstijging, meer werkende vrouwen) die zich in alle industriële samenlevingen hebben voorgedaan. Cosmopolitan Het is tijd voor een aardig praktisch voorbeeld, waaruit blijkt dat er wel degelijk sprake is van Amerikaanse invloed, maar dat tegelijkertijd duidelijk maakt dat die Amerikaanse invloed op subtiele wijze wordt aangepast aan de Nederlandse normen en waarden. In 1982 begon de VNU, op basis van een licensie-overeenkomst, met een Nederlandse editie van het Amerikaanse blad Cosmopolitan. De Cosmopolitan is een zogenaamd glossy magazine,
83
~
-
Uberaal Reveil nummer 3 1992
zoek toont aan dat de Nederlandse waarden op allerlei punten vrij sterk verschillen van de Amerikaanse waarden . In de werksituatie bijvoorbeeld zijn Nederlanders minder individualistisch, minder gericht op carrière maken en geld verdienen en meer ge ï nteresseerd in de inhoud van het werk en een goede relatie met de collega's dan de Amerikanen. De Nederlandse cultuur is zonder twijfel minder individualistisch, competitief en dynamisch dan de Amerikaanse cultuur. Of dat nadelig is, valt te betwijfelen. Consumptiegoederen Sedert de late jaren vijftig is Nederland onmiskenbaar een massaconsumptie-samenleving geworden. Omdat de Verenigde Staten, vanwege evidente schaalvoordelen, de grootste en meest succesvolle producent van massacultuurgoederen zijn, is er ook in Nederland sprake van Amerikaanse culturele invloed op tal van terreinen. Voor die invloed hoeven we echter allerminst bevreesd te zijn . Zij heeft gedeeltelijk een vrij oppervlakkig karakter (kleding, frisdranken, popmuziek) en voor zover zij dat niet heeft, wordt zij geruisloos aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Ik kan dit eigenlijk nog wel wat minder benepen formuleren: de Amerikaanse culturele invloed heeft ook zijn aantrekkelijke kanten. Een Big Mac op zijn tijd is best lekker en de Amerikaanse literatuur, om het hogerop te zoeken, is vanzelfsprekend veel omvangrijker en levendiger dan de Nederlandse literatuur.
84
Voor Amerikanisering hoeven we niet benauwd te zijn, niet alleen omdat de culturele invloeden lang niet alleen uit de Verenigde Staten afkomstig zijn, maar ook omdat de Nederlandse cultuur in de loop der eeuwen in staat is gebleken culturele invloeden van buiten te verwerken zonder haar eigen identiteit te verliezen. Het is juist de charme van de Nederlandse cultuur dat zij op onnadrukkelijke wijze openstaat voor andere culturen en weinig geneigd is het eigene van de eigen cultuur steeds op licht hysterische wijze te bevestigen. Er is geen land ter wereld waar de boekhandels zoveel boeken in vreemde talen ter verkoop aanbieden en in de kiosken zo'n keur aan buitenlandse bladen is te vinden. En, tenslotte, wat is er mooier dan op de late avond met de afstandsbediening moeiteloos te schakelen van NOS-laat naar de BBC en te eindigen met het nieuwsoverzicht van CNN? Noot: De gegevens over de Nederlandse Cosmopolitan ontleende ik aan : Liny Bruijnzeel. De Wereld die Cosmo heet, een vergelijkende studie naar de Amerikaanse en Nedertand se Cosmopolitan (scriptie voor doctoraal werkcollege, Utrecht, 1991 ).
* dr. M. van Rossem is historicus, verbonden aan het Instituut van Geschiedenis van de Rijksuniversiteit, Utrecht.
f . ver.
Liberaal Reveil nummer 3 1992
The best for President
f. verhagen
·oe progressie van president Washington
"de beste president die Amerika nooit ge-
naar president Grant is alleen al afdoende
had heeft": Thomas Dewey (verliezer in
bewijs dat Darwin het bij het verkeerde
1944 en 1948), Adlai Stevensen (verliezer
eind had met zijn evolutietheorie·. Op type-
in 1952 en 1956), Hubert Humphrey (ver-
rend kernachtige wijze sprak de schrijver
liezer in 1968), werden allen met dit predi-
Henry Adams rond de eeuwwisseling zijn
kaat het graf in geprezen. En ook in de
ongenoegen uit over de kwaliteit van de
vorige eeuw kwamen grote senatoren als
Amerikaanse presidenten. Tussen Andrew Jackson (tot 1836) en William McKinley
John Calhoun en Henry Clay nooit toe aan
(vanaf 1896) was het inderdaad maar be-
succesvolle generaals en anderszins popu-
helpen geblazen in het Witte Huis. Met
laire vertegenwoordigers van de middel-
het echte grote werk en werden geregeld
uitzondering van de waarlijk grootse Abra-
maat tot president gekozen. De wegen van
ham Lincoln (1860-1865) werden de Ver-
de kiezer zijn duister, al weet hij wellicht
enigde Staten geregeerd door middelmaat
beter wat slecht voor hem is dan de toe-
en erger. Vergeten zijn de namen van Tay-
schouwer aan de zijlijn (zo was Clay wel
lor, Fillmore, Buchanan, terwijl mannen als
een formidabel senator maar ook een zelfin-
Grant en Andrew Johnson (Lincolns opvol-
genomen en eigenwijs heerschap - hij ver-
ger) alleen in de herinnering beklijven als
dedigde zijn onbuigzaamheid wel met de
monumentale mislukkingen.
woorden: "l'd rather be right than president").
Not the best Periodieke herwaardering Jimmy Carter benaderde het in 1976 van de andere kant. "Why not the best?",
Het valt te verdedigen dat sinds Harry
vroeg hij in een zelfgeschreven boekje. En
Truman, die uiteindelijk ook maar per onge-
inderdaad zetten de kiezers iemand in het
luk in het Witte Huis belandde (hoewel
Witte Huis die in vele opzichten het beste
Roosevelts wijsheid in de keuze van een
vertegenwoordigde van wat Amerika te bie-
vice-president misschien verder ging dan
den had (intelligentie, burgerzin, op-
toen onderkend), het Amerikaanse Witte
rechtheid en, niet te vergeten, onkreukbaar-
Huis ook niet bemand is geweest met het
heid). Het liep uit op een kleine ramp. Het
grootste politieke intellect. Nu zijn presiden-
beste in de politieke voorraad is lang niet
ten onderhevig aan periodieke herwaarde-
altijd het beste voor het land.
ring en hoewel Truman in 1952 in laag
Sinds de laatste Founding Father met pensioen ging, duikt met enige regelmaat
aanzien stond, en Eisenhower in 1 961, kunnen beiden nu bogen op een stevige
de vraag op, in meer of minder scherpe be-
reputatie. Maar waren Eisenhower, Kenne-
woordingen geuit, waarom het talent van
dy, Johnson, Nixon, Ford, Carter, Reagan
de mensen die een gooi willen en kunnen
en Bush nu de bloem van de natie, "the
doen naar het Amerikaanse presidentschap,
best"? "Nee" is het antwoord, en "gelukkig
zo beperkt is. Sommige kandidaten die het
maar" moet daar op volgen. Gelukkig om-
nooit haalden, worden wel omschreven als
dat dat een slecht teken zou zijn van de
85
~
Libersst Reveil nummer 3
1992
hier van succes mag worden gesproken) garandeert nog geen succes in de andere. Vertrouwen Het Amerikaanse politieke systeem verlangt niet van een politicus dat hij (de zij zal nog wel even op zich laten wachten) jarenlang de sterren van de hemel heeft gespeeld in kabinet, congres of zakenleven. Richard Nixon en Lyndon Johnson als buitengewoon ervaren politici en Jimmy Carter als bovengemiddeld burger, hebben afdoende bewezen dat ervaring of intelligentie op zich niet voldoende zijn. Ronald Reagan toonde aan (in elk geval in zijn eerste termijn) dat gutfeeling en een idee van waarheen de natie te leiden, minstens zo belangrijk zijn. George Bush, in al zijn opportunisme en kleurloosheid, toont aan dat ervaring, zitvlees en doorzettingsvermogen nog geen geïnspireerd presidentschap opleveren. Het speciale van de Amerikaanse manier van het kiezen van een president is dat de bevolking uiteindelijk zijn vertrouwen schenkt aan degene die zich dat vertrouwen het meest waardig heeft getoond. Maar die keuze wordt danig gecompliceerd omdat hij in laatste instantie tot twee kandidaten wordt beperkt. Dat maakt het gemakkelijker maar niet aantrekkelijker om op het minste van twee kwaden te stemmen . Het selectieproces om tot die twee te komen is onbevredigend maar niemand heeft wat beters voor handen . En als iemand als Maria Cuomo, de gouverneur van New York, geen kandidatuur wil stellen omdat hij geen zin heeft om een half jaar lang door iedereen doorgezaagd en dwars gezeten te worden, is dat dan niet een vorm van diskwalificatie? Sprokkelen Het Amerikaanse systeem is ook verder ouderwets, met kiesmannen die in een vergadering namens de afzonderlijke staten zich voor een kandidaat uitspreken. Het is zo oud als de grondwet en eigenlijk niet meer van deze tijd, maar het land moet er nu eenmaal mee leven. Een van de gevolgen is de aantrekkelijkheid van regionale
86
strategieën. Wie de verkiezingen wil winnen moet aan het sprokkelen slaan: wil je Texanen die hoge olieprijzen aantrekkelijk vinden, of wil je New Englanders die ze zo laag mogelijk willen? In de presidentiële verkiezing levert dat geen onoverkomelijk problemen op, zij het dat de verkiezingen in 1 960 en 1 968 daardoor tot ware cliffhangers werden (waarbij het steeds waarschijnlijker lijkt dat Kennedy het lot een handje heeft geholpen). Maar in de voorverkiezingen - die overigens nergens formeel zo zijn geregeld, maar door de partijen zijn ingesteld - leidt het tot een aaneenstrengeling van campagnes die steeds een ander (en soms tegengesteld thema) benadrukken . In lowa moeten de boeren bevriend worden, in New York de joodse gemeenschap, in Michigan de vakbonden, in Florida de bejaarden. Het leidt tot een kandidaat die zichzelf al bij voorbaat in de problemen brengt door de talloze flip flops die dit vereist. Wie zo knap is dat hij zich niet verstrikt of verslikt in al deze posities, kan wellicht een goed president zijn die ook in de slangenkuil van Washington compromissen kan sluiten. Maar het is geen won der dat de meest interessante burgers (en ook de meest interessante politici op andere niveaus) in zo'n systeem niet ver komen . Het vereist, zoals Walter Mondale het zei, "fire in the belly", oftewel de onweerstaanbare drang om president te worden. Contemplatief georiënteerde mensen kunnen maar beter wat anders gaan doen . Het probleem is dat de kwaliteiten die iemand in staat stellen president te worden, niet noodzakelijk de kwaliteiten zijn die een president nodig heeft. Jimmy Carter en George Bush zijn voorbeelden bij uitstek van goede campagnevoerders die hun ambtstermijn weillig effectief gebruikten. Bruce Babbit (in 1988) en Paul Tsongas (in 1992) toonden aan dat iemand die een harde maar eerlijke boodschap heeft, niet al te ver komt in het verkiezingscircus . Zij zullen nooit kunnen bewijzen of ze goede presidenten zouden kunnen zijn. Grootst gemiddelde deler Is het een gc.ede zaak een president te hebben die de grootst gemiddelde deler van
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
zijn achterban vertegenwoordigt in plaats van the best and the brightest? Beide kanten vallen te verdedigen. Het Amerikaanse systeem heeft er meer dan twee eeuwen mee kunnen leven en is moeilijk te zien hoe een verandering tot verbetering zou leiden. Misschien is verbetering ook geen eis van de Amerikaanse burger, al mag de onvrede die de laatste jaren tegen de politiek is gegroeid een indicatie zijn dat er iets broeit. Maar dan kun je voor hetzelfde geld zeggen dat de Amerikaan de leiders krijgt die hij verdient: hij wil immers voor de gek gehouden worden in de verkiezingsstrijd, hij wil immers horen dat het land nog steeds de grootste, beste en wat al niet is? Hij wil immers iemand die veel op hem zelf lijkt? Ja, hij wil dat alles, maar tegelijk iemand waartegen hij op kan zien, die knopen durft door te hakken, die lef heeft, ideeën en initiatief. Alleen durft hij op een zo afwijkend persoon niet gauw te stemmen. Vijandige meerderheid Het Amerikaanse constitutionele stelsel heeft zo zijn voordelen en het niet hebben van supermachtige presidenten is daarvan niet de minste. Maar elders vallen er wel steeds meer kanttekeningen te zetten bij het systeem van de scheiding der machten, zoals dat in de Verenigde Staten gebruikelijk is. Sinds de jaren vijftig is het Huis van Afgevaardigden in handen van een Democratische meerderheid. Dat was zo, ongeacht wie er in het Witte Huis zat. Ook de Senaat verkeerde het grootste deel van de tijd in Democratische handen. Aangezien sinds Harry Truman de Republikeinen meer dan evenredig het Witte Huis in handen hebben gehad, betekende dat in de praktijk dat presidenten vaak met politiek vijandige meerderheden in het congres hadden te maken. Van de Republikeinen kon alleen Ronald Reagan de eerste zes jaar gebruik maken van een Republikeinse meerderheid in de Senaat en zijn eerste twee jaar van een conservatieve (maar niet puur Republikeinse) meerderheid in het Huis. Dat, en zijn kundig gebruik van de dynamiek van het ambt in een eerste ambtsjaar, zorgde ervoor dat in 1 981 zo vergaande veran-
87
deringen plaatsvonden. Daarna was het weer modderen geblazen. Wie de Amerikaanse politiek op de voet volgt, bekruipt steeds meer een gevoel dat het systeem leidt tot verlamming, tot verspilling . Echte problemen worden niet aangepakt, de politici draaien in een grote carrousel die er alleen maar op is gericht om eigen baan en eigen belang veilig te stellen. De geschiedenis van de begrotingstekorten en de schone woorden die daar de afgelopen vijftien jaar aan zijn gewijd (om maar niet te spreken over de poging om het "weg te wetgeven" door middel van Gramm-Rudman) zijn goede voorbeelden van de ineffectiviteit van het Amerikaanse systeem. Gefrustreerd Niet alleen de kiezers maar ook de paar politici die wel het algemeen belang voor ogen hebben, lijken daar nu in toenemende mate gefrustreerd door te raken. In 1988 besloot Lawton Chiles, toen gewaardeerd senator voor de staat Florida, er mee te kappen omdat er niets constructiefs uit Washington kwam. Na een kleine overbrugging werd hij gekozen tot gouverneur van Florida - tenminste een baan waar je actie kunt ondernemen . Dit jaar heeft senator Rudman van New Hampshire, dezelfde die met zijn wet een tot mislukken gedoemde poging deed om het begrotingstekort aan banden te leggen, zich terug getrokken. Een maand later hingen ook senator Timothy Wirth van Colorado en Kent Conrad van North Dakota hun politieke lier aan de wilgen. De reden: de nutteloosheid van het werk dat in Washington gedaan wordt. Dit zijn niet de minste politici. Praten we over intelligentie en integriteit, dan lopen hier top mensen weg . Het gaat te ver om hier dieper in te gaan op de inactiviteit en de lamlendigheid die het Amerikaanse systeem heeft overvallen, maar het begrotingstekort, de spaarbankencrisis, de ineenstortende infrastructuur, de stuitende zakkenvuilerij in diverse kwartieren mogen voldoende illustraties zijn van een leiderschap dat de weg kwijt is. De
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
aandacht voor trivia en het ontlopen van debat over de echte problemen zijn overigens problemen die niet tot de Verenigde Staten beperkt zijn - in West Europa weten we daar ook het nodige van. De stelling valt te verdedigen dat een systeem van scheiding der machten, dat dwingt tot een intensieve samenwerking tussen uitvoerende en wetgevende macht (zoals het Amerikaanse systeem), uitstekend werkt als de groei er flink in zit, als het debat vooral gaat over hoe de extra welvaart moet worden verdeeld. De Verenigde Staten hebben er twee eeuwen lang hun voordeel mee gedaan. Maar nu de groei beperkt is en er een consensus moet worden gevonden om de teruggang of de kosten eerlijk te verdelen, leidt het tot hopeloze stagnatie. Die verlamming, gecombineerd met falend leiderschap van de mensen die de macht hebben, kan uiteindelijk alleen maar tot een situatie leiden waarin de wal het schip keert. De Amerikaanse samenleving heeft een jaloersmakend vermogen tot regeneratie en activisme, maar helaas alleen als de nood zeer hoog is gestegen. Het systeem dat altijd ten gunste van de Verenigde Staten heeft gewerkt, veroorzaakt nu misschien de noodzakelijke hoge nood - met onvoorzienbare gevolgen voor de rest van de wereld.
88
Crisissituatie Wat verder ook van het systeem mag zijn, politiek is een blijft een zaak van mensen. Systemen hoeven niet onmiddellijk ondersteboven gezet worden, om tot fundamentele verandering te komen, als iemand maar het lef heeft om een weg aan te geven die zodanige eisen aan de burger stelt dat hij erdoor wordt geraakt. Typerend voor de crisissituatie van de Amerikaanse politiek en in zekere zin van het politieke systeem, is in de presidentsverkiezingen van 1992 onafhankelijk zakenman Ross Perot de enige is die tot nu toe de fundamentele vragen en onderwerpen aan de orde heeft gesteld. Als het aan de gevestigde machten ligt, zullen de triviale onderwerpen de doorslag geven. Je hoeft geen groot bewonderaar van Perot te zijn om te hopen dat hij in elk geval het debat een lift zul kunnen geven. Wordt het populisme dat het systeem op zijn kop gaat zetten? In elk geval lijkt het waarschijnlijk dat Henry Adams aan het eind van twintigste eeuw weinig reden zou vinden om zijn opmerking over de evolutie te herzien.
* mr. F. Verhagen is adjunct uitgever van Intermediair. Van 1983 tot 1989 was hij correspondent in de Verenigde Staten voor onder meer Intermediair, Het Financieele Dagblad en de Vara-radio.
liberaal Reveil nummer 3
1992
De historische ambivalentie
tussen Amerika 's AfrikaansAmerikaanse en Joodse bevolking
w. bax
De rellen die plaatsvonden in Los Angeles vorige maand maakten duidelijk dat het probleem van achterstelling en armoede in Amerika niet zuiver een probleem van de Amerikaans-Afrikaanse bevolking is, maar dat verschillende groepen immigranten in het conflict tussen blank en zwart ook een rol spelen. Zo namen de •hispanics • deel aan de plunderingen en werden juist vele Koreaanse middenstanders hiervan het slachtoffer. Het lot van de Koreanen doet denken aan dat van de joodse winkeliers tijdens de rassenonlusten in de jaren zestig. Ook joodse winkels werden toen bij uitstek geplunderd'.
De verhoudingen tussen de zwarten en joden in Amerika zijn nog steeds zeer gespannen. Deze spanning kwam vorige zomer tot uitbarsting in New York vanwege een aanrijding in Crown Heights. Een van de auto's van de escorte die Memachem Schneerson, rabbijn van de zo'n 30.000 Lubavitcher chassidiem die in Crown Heights wonen, begeleidde, raakte de aansluiting met de twee andere limousines van de escorte kwijt. Bevreesd onvoldoende te kunnen zorgen voor de veiligheid van de rabbijn, gaf de chauffeur extra gas, negeerde het rode stoplicht, verloor de macht over het stuur, en reed twee zwarte kinderen aan die op het trottoir voor hun huis speelden. De zevenjarige Gavin Cato was op slag dood en zijn nichtje werd zeer zwaar gewond. Onmiddellijk rukten ambulances uit. De Lubavitcher chassidiem zonden een eigen ambulance en de gemeentelijke geneeskundige dienst van New York stuurde twee
89
ambulances. Verschillende versies doen de ronde over wat er vervolgens plaatsvond. De Lubavitcher ambulance zou het eerst zijn gearriveerd en de chassidische bemanning zou zich uitsluitend hebben bekommerd om hun lichtgewonde geloofsgenoten, onder andere de chauffeur Joseph Lisset. De joodse verplegers zouden hen eerst hebben verzorgd en pas daarna de zwaar gewonde kinderen . Andere ooggetuigen verklaarden dat de New Yorkse politie de Lubavitcher chassidiem hadden verordonneerd om Joseph Lisset onmiddellijk mee te nemen, aangezien een woedende menigte zwarten zich om hem heen verzameld had. Hoe dan ook, binnen de kortste keren ging het verhaal dat de joden de zwarte kinderen niet hadden willen helpen. In de rellen die volgden werd de Australische student Jankei Rosenbaum (29), die onderzoek verrichtte bij het hoofdkwartier van de rabbijn, in een vergeldingsactie om het leven gebracht. Vervolgens werden winkels van joodse eigenaars geplunderd, huizen waar joden wonen met stenen bekogeld en leuzen geroepen als: verbrandt de joden, oorlog aan de joden en maak het werk van Hitier af. De Lubavitcher chassidiem vestigden eind jaren veertig hun mondiale hoofdkwartier in de toen welvarende overwegend joodse buurt Crown Heights. Zij zijn afkomstig uit Oost-Europa. De Lubavitcher zijn een hechte groep. Met hun lange zwarte overjassen, vilthoeden, baarden en streng orthodox-joodse levensstijl, contrasteren ze nogal met de andere Crown Heights bewoners. De verhoudingen zijn al jarenlang
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
gespannen. De chassidiem geven de zwarten de schuld van de stijgende misdaad. De zwarten vinden dat de joden zich arrogant gedragen en van de politie een voorkeursbehandeling krijgen. In dit geval zou dit laatste zijn gebleken uit het feit dat Joseph Lisset niet gearresteerd werd, en uit het feit dat de rabbijn al tien jaar lang gebruik mag maken van een speciale escorte 2 • Eerdere conflicten De rellen in Crown Heights staan niet op zichzelf. De spanningen tussen joden en zwarten zijn de laatste jaren vaker hoog opgelopen, Bijvoorbeeld tijdens de verkiezingscampagnes van Jesse Jackson in 1 984 en 1988, toen zijn vriend Farakhan, een leider van radicale zwarte Moslims, het jodendom een "gutter religion" noemde 3 . Jesse Jackson verklaarde zelf bij een bezoek aan het Midden-Oosten dat "Joden niet het alleenrecht op lijden hebben" en dat hij "sick and tired [was] of hearing about the holocaust" 4 • Ook het aftreden van Andrew Young als Amerika's ambassadeur by de VN, nadat hij contact had gehad met een vertegenwoordiger van de PLO, ging gepaard met verwijten dat joodse organisaties hadden aangedrongen op zijn ontslag 5 . De zwarte professor Leonard Jetfries van de Universiteit van New York beweerde onlangs dat de joden in Amerika de filmindustrie beheersen en met de mafia een systeem hebben ontworpen om de zwarten te vernietigen 6 . In 1988 raakte de burgemeester van Chicago in opspraak toen hij aarzelde zijn assistent te ontslaan die joden beschuldigde van betrokkenheid bij een complot om zwarte babies met AIDS te injecteren 7 . De Civil Rights Movement De gespannen verhouding tussen deze twee minderheidsgroepen lijkt onverwacht, aangezien ze zich beide gebroederlijk hebben ingezet in de Burgerrechten Beweging. Beide waren actief in de National Association tor the Advancement of Colared People (NAACP). In de jaren dertig en veertig spanden zwarte en joodse advocaten in het zuiden rechtszaken aan wegens discrimi-
90
natie. Maar ook toen al verweten radicale zwarten de joden ervan zich paternalistisch op te stellen. Maleolm X stelde zelfs dat de joden alleen betrokken waren om de aandacht van zichzelf af te leiden. Bovendien konden de joden op deze manier indirect hun eigen belangen dienen 8 . De Burgerrechten Beweging leidde tot gelijkheid voor de wet, maar betekende voor een grote groep zwarten weinig in de praktijk. Nog altijd zijn zij het slachtoffer van slecht huisvestingsbeleid, slechte gezondheidszorg, slecht onderwijs en werkloosheid. Radicale zwarte leiders eisen daarom dat zwarten een voorkeursbehandeling krijgen, dat er bijvoorbeeld quota's worden vastgesteld voor toelating tot universiteiten. De joden voelen zich hierdoor bedreigd, zulke maatregelen zouden de verworvenheden van de Burgerrechten Beweging teniet doen 9 . Psychologische factoren De verhouding tussen joden en zwarten is al veel langer ambivalent. Daarvoor worden onder andere psychologische factoren aangevoerd. De zwarten kunnen zich moeilijker afzetten tegen de blanke meerderheid dan tegen de blanke joodse minderheid. Antisemitische gevoelens delen zwarten met de blanke meerderheid en geven hen het gevoel dat zij er toch bijhoren. Zwarten verwijten joden dat zij uiteindelijk toch het feit dat zij ook blank zijn zullen accentueren. Zo wordt het joden kwalijk genomen dat zij, ondanks hun inzet voor gelijke rechten, niet willen dat zwarten huizen betrekken in hun woonwijken. In het oude zuiden zouden de joden geprofiteerd hebben van het feit dat in een maatschappelijke situatie waarin alle zwarten slaven waren, de joden ingedeeld waren bij de blanke meerderheid 10 • Religieuze en sociaal-economische factoren Ook religieuze en sociaal-economische factoren kunnen veel verklaren. In het begin van de 17e eeuw kwamen vooral Sefardische joden naar Noord-Amerika. Na hun vertrek uit Spanje en Portugal waren zij in Zuid-Amerika betrokken geraakt bij de handel tussen Afrika, Zuid-Amerika en Europa.
~
liberaal Reveil nummer 3 1992
Slaven vormden een belangrijk onderdeel van deze handel. Nadat zij zich hadden gevestigd in Noord-Amerika, zetten sommigen deze handel voort. Een aantal joodse plantage-eigenaars maakte gebruik van de arbeid van zwarte slaven. Het merendeel van de joden in het zuiden was echter marskramer of eigenaar van een kleine winkel 11 • Alhoewel slechts een gering aantal joden zich had gevestigd in Amerika in de 1 Se en 1 9e eeuw (in 1 830 minder dan 1 5000) 12 , kon de plantageslaaf zich toch een bepaald beeld van de jood vormen. De slaven kenden immers het Oude en Nieuwe Testament. Het lijden van de joden in het Egypte van de faraohs leek op het lot van de slaven in het zuiden. Tegelijkertijd leerde het Nieuwe Testament dat de joden Christus hadden vermoord 13 • Van 1820 tot 1850 kwam een grote groep Duitse joden naar Amerika 14 • Velen van hen werden marskramers. Zij droegen grote pakken op hun rug en kwamen allerlei luxe producten verkopen. Zij kenden de vooroordelen tegen de zwarten niet en waren bereid zaken met hen te doen. Het verging deze marskramers goed en na een tijdje konden zij een winkel openen . Ook dan bleven de joden bereid zaken te doen met zwarten . Het allerbelangrijkste voor de zwarte was echter dat de joodse winkelier krediet gaf 15 • De slaven kenden de algemeen gangbare economische stereotypen van de joden als "money-grubbing materialists" 16 en deze leken zeer toepasselijk op hun situatie. Mark Twain schreef hierover: " .. .in the cotton states, after the Civil War, the simple and ignorant Negroes made the crops for the white planter on shares. The Jew came down in force, set up shop on the plantation, supplied all the Negroes wants on credit, and at the end of the season was the proprietor of the Negroes share of the present erop and part of his share of the next one . Before long, the whites detested the Jew, and it is doubtful if the Negro loved him" 17 . Booker T. Washington en W. E. Dubois, de belangrijkste zwarte leiders rond 1900, waren ervan overtuigd dat joden door hun
91
jacht naar geld succes hadden in de Amerikaanse maatschappij . Martin Luther King schreef in 1968: "Negroes nurture a persisting myth that the Jews of America attained social mobility and status solely because they had money" 18 ·
De getto's Vanaf 1880 arriveerde een grote stroom Poolse en Russische joden die zich over het algemeen vestigde in de steden van het noorden. Een restictiever immigratiebeleid en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog beëindigden deze stroom. De fabrieken in het noorden hadden een enorme behoefte aan werknemers. De ex-slaven emigreerden naar de steden van het noorden om aan deze vraag te gaan voldoen 19 • Essentieel voor de verdere verhouding tussen joden en zwarten is geweest dat de zwarten zich in de steden van het noorden nu juist in die buurten vestigden waar de joden woonden of hadden gewoond (Harlem en Bedford-Stuyvesant in New York zijn de bekendste voorbeelden). Wanneer de zwarten verhuisden naar hun buurt, probeerden de joden die de buurt nog niet verlaten hadden, dat alsnog te doen. De mensen met gevestigde belangen in deze buurten, de eigenaars van winkels en flats , konden dat echter niet 20 . De zwarten verweten de joodse eigenaars van winkels en huurhuizen al gauw dat zij hen teveel lieten betalen, slechte spullen verkochten en voortdurend oplichtten. De joodse buurtwinkels waren klein en hadden dus een geringe omzet. De prijzen konden niet zo laag zijn als in de warenhuizen downtown. Bovendien moest de winkelier hoge verzekeringspremies betalen omdat hij grote risico's liep in het getto. Toch was de winkelier steeds bereid om zijn klanten op krediet te laten kopen. Vele zwarten wisten dat als zij dat niet hadden gekund, zij vaak helemaal niet te eten hadden gehad, maar waren kwaad als zij op een gegeven ogenblik hun schuld aan de winkelier moesten voldoen 21 • De spanningen liepen zo hoog op dat in de jaren dertig in het zwarte blad The New York Age zelfs het volgende citaat verscheen : "lf the Jewish merchants in Germany treated the German workers as Slumsteins [a department store] treat the people of Harlem, then Hitier is right" 22 . Bij rellen die vanaf de jaren veertig regelmatig uitbraken in de getto's verniel-
~
Liberaal Reveil nummer 3 1992
den zwarten juist joods eigendom. Uit onderzoek is gebleken, onder andere uit het rapport van de door president Johnson ingestelde Kerner-Commissie, dat de voorstelling dat de meerderheid van de eigenaars van winkels en huizen joden waren niet op ware feiten berustte 23 . De zwarten ergerden zich ook aan hun afhankelijkheid van joodse dokters, tandartsen, sociaal werkers en leraren. Joden waren in deze beroepen werkzaam omdat discriminatie andere carrière-mogelijkheden onmogelijk had gemaakt. De zwarten hadden het gevoel dat de joden iedere verdere ontwikkeling in de weg stonden 24 . Conclusie Amerikaanse historici hebben wel geponeerd dat het conflict tussen joden en zwarten is te vergelijken met de tegenstellingen tussen andere groepen immigranten in de steden van het noorden, bijvoorbeeld tussen de leren en Italianen . Als een nieuwe groep immigranten in een bepaalde wijk ging wonen, botsten zij met de vertegenwoordigers van de voorgaande groep die de winkels en huurhuizen beheerden. Rellen kwamen veelvuldig voor. Zoals bleek in Los Angeles botsen de zwarten in het huidige Amerika met Koreanen. In New Vork hebben Koreanen tachtig procent van de groenten- en fruitwinkels in handen. De zwarten maken hen precies dezelfde verwijten als de joodse winkeliers. De Koreanen zouden te weinig wisselgeld teruggeven en knoeien met het gewicht van de producten die zij aan zwarten verkopen . De Koreanen zouden bovendien worden voorgetrokken door de politie en gemeentelijke instellingen25. Het grote verschil tussen deze conflicten tussen groepen immigranten en het conflict tussen joden en zwarten is de antisemitische beladenheid. Recente enquêtes wijzen bovendien uit dat antisemitische gevoelens bij blanke, goedopgeleide, jonge Amerikanen zijn afgenomen. Bij zwarte, goedopgeleide, jonge Amerikanen is echter het omgekeerde het geval 26 . Joodse organisaties in Amerika kunnen het bestaan van anstisemitisme onder de zwarte bevolking wel relativeren, antisemitisme zou slechts een manier zijn om frustratie te uiten met de achtergestelde positie van zwarten in de Amerikaanse maatschappij, alleen door daar verandering in aan te brengen zou antisemitsme af
92
27 kunnen nemen . Voor de joden die in hun dagelijks leven steeds met antisemitisme geconfronteerd worden is het veel moeilijker om te relativeren, om de machteloze antisemitische scheldpartijen niet te snel te verwarren met daadwerkelijke terreur. Velen van hen hebben nog herinneringen aan de antisemitische terreur in Europa. De chassidiem in Crown Heights hebben burgemeester Dinkins van New Vork dan ook verweten dat hij de eerste burgemeester is in Amerika die een pogrom tegen joden in zijn stad toe heeft gestaan 28 . NotJin
1.
Arthur Cohon, in Shlomo Katz (ed.). Negro and Jew, An Now York, 1967, p. 8. 2. "Zwarten in Brooklyn keren zich tegen de Lubavitcher chassidiem", in: NIW, 30-8-1991; "Zwarte betogers belagen joden in wijk van New York", in: NRC, 22-B1991; "Zwarte on joodse zoden botsen in Brooklyn", in: NRC, 23-8-1991; Janny Groen, "New Yorkse joden en zwarten in do clinch", in: de Volkskrant, 22-8-1991 ; Janny Groen, "Steeds bredere kloof tussen zwarten en joden", in: de Volkskrant, 27-8-1991; Frans Kotterer, "Adolf Hitier didn't do his job", in: Trouw, 24-8-1991. 3. Dinnerstein, Leonard, •Antisemitism in the United States Today", Patterns of Prejudice, vol. 22, no. 3, 1988. 4. Puddington, Arch, •Jesse Jackson, the blacks and American foreign policy", Commentary 77 (19841. 19-27; Gershamn, Cart, "The Andrew Young affair", Commentary 68, (19791, 25-33. 5. Perlmutter, Nathan en Ruth, The real antisemitism in America. New York, 1982. p. 193; Dinnerstein, Leonard, encounter in America,
Uneasy at home. Antisemitism and the American Jewish experience, Now York, 1987, p. 239.
6. 7. 8.
"Zwarten in Brooklyn koren zich tegen de Lubavitcher chassidiem", NIW. Leonard Dinnerstein, •Antisemitism in the United Stales today", pp. 11 -12. "Steeds bredere kloof tussen zwarten en joden", in de Volkskrant; • Adolf Hitier didn't do his job", in Trouw; Dinnerstein, Uneasy at home, pp. 231 -232; Friodman, Murray, "Biack antisemitism on the rise". Commentary 68, 1979, pp. 31-35; Diner, Hasia R., In the a/most promised land. American Jews and biseks 1915-1935,
Connecticut, 1977. 9. Dinnerstein, Uneasy at home, pp. 234-238. 10. 'Jinnerstein, Uneasy, pp. 241 -242; Berson, Lenora E.. The Negroes and the Jews, Now York, 1971, p. 14; Levy, Eugene, " Is the Jew a white man?": pross reaction to the Leo Frank case, 1913-1915, Phylon XXXV, 1974, p. 222; Hortzborg, Stoven, Strangers within the gate city. The jews of Atlanta, 1845-1915, Philadolphia, 1978, p. 182. 11. Glanz. Rudolf, "Notes on earty jewish peddling in America", Jewish Social Studies VIl. 1945. p. 121; Weisbord, Robert G. on Arthur Stein, Bittersweet encounter. The Afro-American and the jew VIl , Connecticut, 1970, p. 23; Bertram W., American jewry and the Civil War, Cleveland, 1961, pp. 197-199. 12. Higham J.. "Social discrimination against jews in America, 1830-1930", in: Abraham J. Karp (ed.), Thejewish experience in America. At home in America V, New York, 1969 p. 351; Bender, E.. "Reflections on negrojewish rolationships: tho historie al dimension", Phylon XXX, 1969, p. 59. 13. Dinnerstein, Uneasy, pp. 219-221. 14. Higham, "Social discrimination". p. 354. 15. Glanz, "Earty peddling", p. 122; Berson, L., The negroes, pp. 31, 32, 75; Hertzberg, Strangers, p. 183; Golden H.,
r_d. 1-
Liberaal Reveil nummer 3 1992 in: Shlomo Katz (ed.) Negro and Jew. An encounter in America, New Vork, 1967. p . 61; Shankman. Amold ,
16. 17. 18. 19. 20.
21 .
"Brothers across the sea : Afro-Americans and the persecution of Russian jews. 1881-1917" , Jewish Social Studies XXXVII , 1975, pp . 107, 111 - 112; Coulter, Merton E., A history of the South during reconstruction, 1865-1877, VIII (louisiana 19651 p . 202; Dollard John .• Gaste and class in a Southern town , New Vork. 1957, pp. 128- 129. Oinnerstein, Uneasy, pp . 221 - 224. Perlmutter, Realanti-semitism, p . 37. Dinnerstein, Uneasy. pp . 222-224. Diner, In the a/most promised land, p . 17-18; Berson, lenora .. The negroes, pp. 57-58. lipset, Seymour Martin, "lntergroup relations . The changing situation of American Jewry". in: Skiare (ed .). The Jewish community in America, pp . 331, 332; Glazer, Nathan., Ethnic dilemmas, 1964-1982, Cambridge , 1979, p . 34 ; loury, Glenn C., " Behind the black-jewish split" , Commentary 81 , 1986, p . 23. Dinnerstein, Uneasy, p. 228; Rabbi Kaufman, "Thou shalt", in: Nat Hentoff (ed .), 8/ack tmtisemitism and Jewish racism, New Vork, 1969, p . 52; Marx, Garry T .,
22.
Dinnerstein, Uneasy, p. 227.
23. Dinnerstein, p . 230; Perlmutter, Rea/ antisemitism. pp . 189- 190. 24. Dinnerstein, p. 242 . 25 . Kaufman, "Thou shalt" . pp . 46-47; Tyler. Gus .. in Shlomo Katz (ed .). Negro and Jew. An encounter in America, New Vork, 1967, pp. 124-125; Van Weesel, Jaap, " Doodzwijgen is pas een probleem", in: Trouw, 15-9 -90. 26. Dinnerstein, "Antisemitism", p . 10. 27 . Dinnerstein, " Antisemitism", p . 12. 28. Rnnse, Tom. "Joden en zwarten . Rassenonlusten in New York, De Morgen , 24-8-91 .
* mw drs. W. Bax is consultant bij Countrywide Politica/ Communications.
Protest and Prejudice. A study of belief in the black community, New Vork , 1967, p . 160; Perlmutter, Real anti-semitism, p . 190.
De laatste supermogendheid? Wordt de Amerikaanse mondiale positie in de jaren zestig door het Vietnam-debacle gekenmerkt, in de jaren zeventig door het ·committee on the Present Danger· (Is America No Langer Number One?J en in de jaren tachtig door ·Imperia/ Overstretch·? En hoe etiketteren wij straks de jaren negentig?
r.d. praaning
Per juni 1992 is het antwoord op die laatste vraag nog zo simpel niet. Met het naderen van de eeuwwisseling lijken zich immers meerdere merkwaardige, want aan elkaar tegengestelde fenomenen voor te doen. Enerzijds is het internationale, eertijds bipolaire systeem met zijn ingewikkelde en buiten Europa wisselende alliantievorming simpeler geworden. De Griekse wijsheid dat de weg omlaag tevens de weg omhoog is, wordt eer gedaan door een inmiddels weggevallen Sovjetunie en in veler ogen "omhooggevallen" Verenigde Staten. Anderzijds neemt de verwarring over de inhoud en inzet van het Amerikaanse leiderschap toe. In het integrerende Europa leidt dit in ieder geval niet tot bewapening. In de Pacific is zeker geen spra-
ke van ontwapening. Op diverse plaatsen zijn lokale conflicten uitgebroken, die in de bevroren situatie van voor 1 989 niet mogelijk waren. En terwijl de Verenigde Staten aan de absolute top van militaire macht bleven, lijkt het Amerikaanse publiek verward op zoek naar nieuw binnenlands leiderschap. Tegelijkertijd ontstond met het einde van de Koude Oorlog een veiligheidsgevoel dat in ieder geval in West-Europa beklijfde: ondanks het grootste naoorlogse militaire conflict tussen Irak en "de rest van de wereld". En ondanks de wetenschap dat in het economisch en politiek geteisterde oostelijk deel van Europa de schoten weerklinken en de kans op open conflicten eerder toe- dan afneemt. Geen wonder dat ook in Nederland commentatoren een kakafonie van Amerika-oordelen produceren. Het zeer aardse en daarom ook tijdelijke Braziliaanse wereldmilieutop-evenement verleidt menig journalist tegenover Washington tot een moreel superioriteitsgevoel. Dat Amerika niet (meer) zou kunnen leiden is dan al snel geconcludeerd. Meerdere scribenten ver-
93
--
--
---
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
oordelen de grove rafels aan de randen van het Amerikaanse kapitalisme. Met zo'n groot aantal mensen beneden de armoedegrens, zo'n gigantisch opgebouwde nationale schuld en zo'n onbegrijpelijk en kennelijk nauwelijks nog functionerend regerings- en verkiezingssysteem kan - zo leest men tussen de regels door - toch geen verantwoord wereldleiderschap worden vervuld. Maar dan is er tevens die tegenstroomse stem van bijvoorbeeld H.J.A. Hofland. Hij schrijft, dat "Baker zijn denkbeeld (van militaire interventie in Joegoslavië) openbaar heeft gemaakt onder de voor de Amerikaanse regering slechtst denkbare omstandigheden. Na de Golfoorlog is er geen liefhebber om ook maar een Amerikaanse soldaat in het buitenland te laten sneuvelen. Na de rellen in Los Angeles is de aandacht voor binnenlandse vraagstukken voor iedere presidentskandidaat de eerste verplichting. Na de successen van Pat Buchanan in de voorverkiezingen van een paar maanden geleden, staan de denkbeelden van iedere kandidaat onder de hypotheek van het isolationisme. In het verkiezingsjaar vertoont de Amerikaanse buitenlandse politiek altijd al bevriezingsverschijnselen. Dit jaar zijn alle oorzaken aanwezig om de Amerikaanse kiezer zo weinig mogelijk lastig te vallen met vraagstukken van Europeanen aan de andere kant van de oceaan die voor de zoveelste keer believen elkaar dood te schieten in plaats van redelijk te praten. Interventie die een Amerikaan het leven kost, verkleint de kans van Bush op herverkiezing: dat is de bottomline .... Niettemin, bij bewezen eigen onmacht, laat Europa zich graag de verantwoordelijkheid voor de vrede in eigen huis afnemen .... Er is behoefte aan de hulp van Washington en als die wordt gegeven is dat bedoeld ter preventie van een groot "Joegoslavië" ergens in het verre Oosten van ons werelddeel. Daarom is het ons belang, zoveel mogelijk Amerikanen hier te houden" 1 • Hofland staat in zijn beoordeling niet alleen. Jane's Fighting Ships 1992-93 komt tot dezelfde conclusie. Tijdens een persconferentie bij de presentatie ervan zei hoofdredacteur Sharpe: "Europe still needs America. lt needs its communications, it needs its supply, it
94
needs its intelligence, and above else, it needs its leader- ship ... The Europaan reaction to the civil war in Yugoslavia demonstrated with great clarity what happens when the United States is not directly involved" 2 • Deze en andere opvattingen tonen aan, dat een beoordeling van de "Amerikaanse positie in de wereld" op de eerste plaats een kwestie van perceptie is. De kwaliteit daarvan is afhankelijk van de overwegingen die eraan ten grondslag liggen. Die overwegingen verschillen naar plaats en tijd, en naar de positie van de betrokkenen. De Vietnamees van de jaren zestig is niet die van nu. Een Pool zal anders over Washington denken dan een Panamees. Bij een beoordeling van de VS hoe moeilijk en onvolledig ook - zal derhalve primair sprake moeten zijn van onderscheid tussen strategische, lange termijnoverwegingen, en (re)actief Amerikaans optreden, dat al dan niet aantoonbaar wordt ingegeven door welbegrepen eigenbelang. Daarnaast, en zeker niet van ondergeschikte waarde, moet sprake zijn van een evaluatie van de overige mogendheden; kwaliteit wordt aangetoond door de vergelijking. Niet voor niets beantwoorden de Britten de vraag "How is your wife?" met de oplossing: "Compared to what?". Strategische macht Na 1 945 traden de VS naar voren als de enige volledig intacte mogendheid. De Amerikaanse President vertegenwoordigde een supermogendheid, omdat een geoliede politieke machine leiding gaf aan de grootste economie die een superieur leger dat met het atoomwapen was toegerust kon onderhouden. Na 1945 berustte de Amerikaanse militaire strategie op voornamelijk zes componenten 3 : 1. Een zeer groot staand leger. 2. Een omvangrijke en onkwetsbare strategische kernmacht. 3. Voorwaartse stationering van land-, lucht- en maritieme strijdkrachten in Europa en Azië. 4. Een ingewikkeld systeem van allianties en wederzijdse veiligheidsgaranties.
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
5. Het vermogen tot het inzetten van sUijdkrachten tijdens conflicten in de Derde Wereld. 6. Een technologische of kwalitatieve superioriteit in wapensystemen. Met deze militaire strategie kon Washington tegenover de Sovjetunie en iedere andere mogelijke agressor leiding geven aan een coalitie, die zijn kaarten had gezet op de begrippen "containment" en afschrikking. Met de val van de Berlijnse muur werd een met 1 945 vergelijkbare situatie bereikt. De doelstellingen van de buitenlandse en militaire politiek waren gerealiseerd. En wel in wezen net zo abrupt als in 1945, zodat een volledige Amerikaanse militaire ontplooiing direct en voor de Irakezen op fatale wijze inzetbaar was voor ieder nieuw conflict. De oorlog tegen Saddam Hoessein toonde tegelijkertijd en in alle scherpte aan, hoe zwaarwegend de Amerikaanse mondiale aanwezigheid was. Van Washingtons geallieerden werd zonder pardon een al dan niet financiële bijdrage aan de strijd "verwacht". Daarmee werd tevens het eendimensionale karakter van de andere mogendheden aangetoond . Japan, thans ook nog geplaagd door een steeds diepgaandere recessie, mist de militaire kracht om een rol van betekenis te spelen . En die andere gedoodverfde supermogendheid, Duitsland, blijft zich nog enige tijd verslikken in de toch wel erg grote brok van het voormalige oostelijke deel. In militair opzicht kan Bonn - straks Berlijn - zich eigenlijk alleen ontwikkelen als Parijs dat goed vindt. Dit lijkt de verstrekkender betekenis te zijn van de vier-plus-twee verdragen over Duitse eenwording enerzijds, en de zojuist bezegelde Duits-Franse strijdmacht anderzijds. De Russische Federatie, tenslotte, heeft zeker nog nucleaire tanden, maar het zou te ver voeren deze te plaatsen in enig strategisch wereldbeïnvloedend kader. De Bush - Yeltsin-top zal mogelijk een nieuw akkoord over verdergaande strategische ontwapening opleveren. Hoewel Washington Moskou een verdrag zou kunnen dicteren, wordt de op de knieën gedwongen ideologische tegenstander van weleer wel-
95
licht vooralsnog ruimte geboden een zekere mate van strategische pariteit te behouden . Een militair vernederde Yeltsin lijkt immers een ongeschikt leider voor een staat, wier economisch en maatschappelijk bankroet kan worden uitgebuit door conservatieve (militaire) elementen. De rijzende ster van de Verenigde Naties lijkt hiermee althans in een opzicht verklaard. Het was in het Amerikaanse belang via deze organisatie de eigen macht te projecteren. Over de wijze waarop dat tot nog toe is gebeurd, mag de wereld vooralsnog geen klagen hebben . Want geheel in lijn met eerder Amerikaans optreden als "enige" supermogendheid, ruimt Washington plaats in voor anderen. De misschien nu wat krakkemikkige maar nog altijd meest open democratie ter wereld speelt nog altijd met vrijwel open kaarten. Dat kan natuurlijk ook zolang Washington de sterkste hand heeft. En dat anderen daarin geloven, wordt aangetoond door bijvoorbeeld Frans diplomatiek gedrag. Wat Parijs op sanctiegebied jegens Servië binnen de EG van de hand wees, werd op Amerikaans initiatief binnen de VN door Frankrijk daags daarna gesteund. Economie, technologie, productiviteit en export Voorafgaande aan de Tweede Wereldoorlog waren de VS door een diepe recessie gegaan. De daardoor opgeklopte Amerikaanse koopdrift kon eerst na 1 945 de vrije loop gelaten worden. Tegelijkertijd waren de Westeuropese economieën door Nazi-geweld verwoest. Geen wonder, dat het Amerikaanse aandeel in de wereldproductiviteit in die eerste naoorlogse jaren zich ver boven dat van West-Europa en Japan bewoog. Met de steun van Washington konden ondermeer de overwonnenen van de Tweede Wereldoorlog zich economisch rehabiliteren . Van enigerlei kostbare taak op militair gebied ontheven, concentreerden Tokyo en Bonn zich op de economie. En met succes. Tokyo vergaarde zoveel rijkdom, dat Japanse industriëlen grappen gingen maken over een overwogen aanschaf van Australië - die niet doorging
~
Libersst Reveil nummer 3
1992
omdat "het geen goede investering zou zijn". Maar het Japanse parlement moest onlangs 1 8 maanden debatteren over het zenden van Japanse VN-militairen naar Cambodja - de eerste buitenlandse militaire missie sedert de Tweede Wereldoorlog. De Japanse overnames van Amerikaanse medium hightech-bedrijven leidden enkele jaren geleden tot speculaties over de afhankelijkheid van Amerikaanse wapensystemen van Japanse chips. Amerikaanse chipproducenten waren immers in grote getale of doodgeconcurreerd of kort daarvoor door Japanse bedrijven overgenomen. En er zou geen Amerikaans (conventioneel) hightech-wapen functioneren zonder deze chips. Inmiddels hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan: het belang van de conventionele wapens is relatief afgenomen, en de Amerikaanse overheid is zich bewust geworden van de onderhavige problematiek, hetgeen tot diverse correcties leidde. Bovendien, juist in de Japanse computer/halfgeleider-industrie zijn de afgelopen 12 maanden klappen gevallen. De winsten zijn gehalveerd of erger5 . En op pagina 3 van de Wal/ Streel Joumal van 1 juni 1992 vallen vier koppen op: "US Economy Grew Faster Than Thought In 1st Ouarter"; "Tough Measures Are Urged To Aid ltaly's Economy"; "Japan's MITI Issues Grim Outlook On Economy"; "Germany's Economie Growth Is Deceptive" . Aan het Duitse vermogen om de reusachtige problemen rond de eenwording tot een effectieve en duurzame oplosssing te brengen twijfelt eigenlijk niemand. Wel bestaat verschil van mening over de tijd die Bonn (Berlijn) nodig zal hebben om de economische rust en orde te herstellen . Maar zelfs de huidige gezamenlijke Duitse economie is niet meer dan een kwart van de Amerikaanse, schrijft Joseph Nye in Dialogue 6 . Zeker, de Amerikaanse productiviteit per individu is niet langer de grootste, maar de derde van de wereld, na Engeland en Frankrijk (!). Japan komt op de vierde, en het eengeworden Duitsland op de zesde plaats7 • In absolute termen torent
96
de Amerikaanse produktie overigens nog altijd ruim boven die van alle anderen uit. De gemeenplaats dat Amerikaanse produkten kwalitatief voor Westeuropese of Japanse zouden onderdoen, wordt geloochenstraft door de consument; in de afgelopen vijf jaar groeide de Amerikaanse export met 90%, terwijl de OECD-landen en Japan rond de 25% scoorden 8 . Doemdenkers over het Amerikaanse concurrentievermogen wijzen regelmatig op het Amerikaanse handelstekort. In 1 987 bedroeg dit 187 miljard dollar. In 1991 was dit tot minder dan de helft, $ 72 miljard, gezakt. Dat klinkt nog altijd hoog, maar in vergelijking met een BNP van $ 4 .897 triljoen 9 , is het ook weer niet zoveel. Het Economie Planning Agency van Japan zal er in ieder geval niet van onder de indruk zijn. Vorig jaar concludeerde het, dat Amerikaanse bedrijven op 43 van de 11 0 meest kritieke technologie-gebieden het voortouw hebben. Japanse bedrijven domineren op 33 gebieden, en Europese op 34 10 . Demografie/publieke opinie De wereldmilieutop van Rio mag dan indruk hebben gemaakt, volmaakt was ze niet. Dat kan natuurlijk ook niet met zoveel volstrekt verschillende deelnemers. Toch mag het de organisatoren worden aangerekend, dat 's werelds grootste vervuiler, de mens zelf, buiten schot is gebleven. De onstuitbare of liever stuitende groei van de wereldbevolking tot meer dan 1 0 miljard na 2000 lijkt iedere maatregel op milieugebied bij voorbaat ontoereikend te verklaren. Of, vrij naar J.L. Heldring in NRC Handelsblad: wat gebeurt er met het milieu als er een einde komt aan onderontwikkeling, en alle Chinezen een eigen auto krijgen? In de VS hebben ze allemaal al een eigen auto, onder of boven de armoedegrens, zwart, geel, bruin of wit. Tussen 1 790 en 1 990 nam de Amerikaanse bevolking van 4 miljoen tot 248 miljoen toe. In 1790 waren er 757.208 zwarten. Per 1 989 bestond de Amerikaanse samenleving uit 209 miljoen blanken, 30,7 miljoen zwarten, 20,5 miljoen hispanics, en 8,6 miljoen ~ersonen van andere afkomst. Een soort wereldsamenleving in het "klein",
~
Liberaal Reveil nummer 3 1992
maar met een omgekeerde samenstelling:
Hili verloren thema - houdt het land minder
meer blanken dan niet-blanken. Tussen september 1820 en 1989 werden 54.366.607 emigranten tot de VS toegelaten . Alleen al in 1989 bevonden zich 16.144.577 niet-emigrerende buitenlanders binnen de Amerikaanse grenzen, waaronder 12 miljoen touristen. In 1989 mochten 233 .727 personen Amerikaan worden 11 . Wat deze miljoenen in cultureel, religieus, moreel en mentaal opzicht sterk van elkaar verschillende mensen beweegt, inspireert, bezighoudt, is natuurlijk niet steeds duidelijk. De "beheersproblematiek" die dit met zich meebrengt is mogelijk interessant voor Westelijk Europa, dat zich in toenemende mate zorgen maakt over een influx van buitenlanders (Oostelijk Europa, mediterrane landen, enz.) die misschien ooit de omvang van die van de VS bereikt.
bezig . Maar ondanks de binnenlandse zorgen - en in lijn met de anti-isolationistische opstelling - wijst ruim tweederde van de Amerikanen de stelling af dat "Since the US is the most powertul nation in the world, we should go our own way in international matters, not worrying too much about whether other countries agree with us or not". Dezelfde meerderheid wees een geringere Amerikaanse betrokkenheid bij het wereldgebeuren van de hand. Per consequentie vond 67%, dat "it is still important for the US to be on guard with a strong military" 1 2 .
Hoewel de stelling niet eenvoudig te bewijzen valt, lijkt de voortdurende "aanzuivering" van de Amerikaanse bevolking zowel een lust als een last. De last kwam onder andere in Los Angeles tot uitdrukking. Zwarte Amerikanen bekoelden hun rassen-geïnspireerde woede op overigens vrij onschuldige, maar succesvol ondernemende Aziatische immigranten. De lust is wellicht, dat de Amerikaanse maatschappij over een steeds opnieuw ingebouwde veerkracht beschikt. Een veerkracht die gevoed wordt door het optimisme van de emigrant die in Amerika zijn droom komt realiseren. Deze bron van inspiratie draagt bij tot egocentrisme - de kracht en de zwakte van de Amerikaanse politiek. Steeds loert dan ook "het gevaar" van het isolationisme om de hoek. Een gevaar, dat overigens vooral door de wereld buiten de VS lijkt te worden geducht. Des te verrassender is het dat in september 1 991 een tweederde meerderheid van al die verschillende Amerikanen tegen isolationisme was. De Amerikaan wil minder geld uitgeven aan defensie, en meer aan onderwijs, het milieu, de gezondheidszorg en andere binnenlands-politieke doelstellingen. Een verder afgelegen kwestie als de verlaging van het begrotingstekort - een door president Bush fel bepleit maar op de
97
In januari 1992 - onder de groeiende invloed van de verkiezingspubliciteit - blijkt de steun voor een meer isolationistisch beleid te zijn gestegen. Het hogere percentage (44%) dat instemt met de stelling, dat "The US should mind its own business ... and let other countries get along ... on their own" wordt vooral veroorzaakt door een grote groep die eerder "geen mening" zei te hebben. De peiling geeft aan, dat deze trend het meest nadrukkelijk voorkomt onder "het zwarte bevolkingsdeel zonder een high school diploma" (64%) . Merkwaardig genoeg is de laagste inkomensgroep (beneden de $20.000) weer antiisolationistisch (60%) . Het anti-isolationisme is het grootst onder de hogere inkomens (81 %) en afgestudeerden (68%) . Ondertussen blijft het vertrouwen van Europeanen in Amerikanen stabiel. 66% zegt "groot vertrouwen" of "redelijk vertrouwen" in hen te hebben. Nederland heeft . met 84% het meeste vertrouwen in de VS. Italië (67%) en Frankrijk (69%) zijn hekkesluiters, Duitsland (West) (80%) middenmoters (12). Merkwaardig genoeg, zo stelt de Economist op 25 februari 1991 vast, is het vertrouwen van Europeanen in Amerikanen gestegen, nu men zich niet langer afhankelijk denkt van de Amerikaanse nucleaire paraplu. Leiderschap Dit vluchtige en beknopte overzicht dat zonder twijfel vele lacunes kent, moet ein-
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
digen met een toetsing van criteria voor
rikaanse positie is - zo lijkt aangetoond -
Amerikaans leiderschap in de komende jaren.
aanwezig, vooral ook omdat er van competitie met eendimensionale concurrenten nauwelijks sprake is. Japan, dat het geld voor militaire expansie zou hebben, kent deze aspiratie niet en is ook politiek en juridisch aan bescheidenheid gebonden. Evenals Duitsland zou Japan met een "vicevoorzitterschap" tevreden zijn.
De hierboven vermelde zes componenten van Amerika's militaire strategie zijn alle nog volledig intact. Dankzij de ontwikkeling van GPALS IGlobal Proteetion Against Limited Strikes) staat Washington op het punt van uitvoering van een anti-raket programma, waarmee de Amerikaanse militaire superioriteit gewaarborgd zal blijven. De Russische Federatie zal mogelijk zelfs enthousiasme weten op te brengen voor "space-based" onderdelen ervan, al was het maar omdat Moskou er eveneens bescherming van zal ondervinden, terwijl men hoopt "space scanning" radars voor het systeem te mogen leveren. Ook van Duitsland mag uiteindelijk steun voorGPALS worden verwacht, omdat de Duitsers nooit over eigen kernwapens zullen kunnen beschikken en zich er dan ten minste tegen zullen willen verdedigen. Washington wenst GPALS - en later eventueel een SOl-achtig vervolg in de vorm van "Brilliant Pebbles" ( 1000 in de ruimte gestationeerde antiraket-raketten) met zijn bondgenoten te delen. In een recent NAVO-communiqué van ministers van Defensie worden de eerste stappen in die richting gezet. Het Pentagon heeft, volgens een op 9 maart 1992 in de Herald Tribune uitgelekt rapport, plannen gemaakt voor een continuering van de nu bestaande Amerikaanse hegemonie. Het rapport schijnt te spreken van de benodigde strijdkrachten die "must maintain the mechanisms for deterring potential competitors from even aspiring to a larger regional or global role". Het rapport bepleit een voortgaande militaire aanwezigheid in met name Europa. De Joegoslavische crisis toont aan hoe wenselijk dit is. De afnemende Amerikaanse aanwezigheid in de Pacific, leidend tot het begin van een bewapeningswedloop onder de "achterblijvende" landen, mag in dit verband als een waarschuwing worden beschouwd. De economische en technologische basis voor een voortzetting van de huidige Ame-
98
Zijn dan vraagtekens nodig achter het Amerikaanse politieke management? Ja, omdat zo'n machtig land als de VS zoveel mogelijk moet zijn ingebed in een internationale consensus. Neen, indien wordt bedoeld dat Amerika geen leiding aan zichzelf en dus ook niet aan "de wereld" zou kunnen geven. Ten eerste is daarvoor het "zelfreinigende vermogen" van de Amerikaanse politiek te groot. Een blik op de Amerikaanse media - de kritiek op president Bush, op Democraat Clinton en op nietkandidaat Perot is in plakken te snijden leert hoezeer de Amerikanen zich van hun eigen feilen en tekortkomingen bewust zijn. Ten tweede is het Amerikaanse machtspotentieel al zodanig geïntegreerd in het overigens interdepandante wereldbeeld, dat totaal onverwachte wendingen niet tot de orde der dingen lijken te behoren. Tenzij daadwerkelijk een poging tot ondermijning van de Amerikaanse positie wordt ondernomen. Maar die lijkt juist te zullen uitblijven, zolang Washington zijn macht op geëigende wijze blijft uitoefenen. Natuurlijk moet de uitoefening van die macht als het even kan ook moreel verantwoord zijn. Nodig is dat niet; dat heeft de Sovjetunie enkele decennia lang bewezen. Wanneer Amerika's militaire macht wèl of niet zou moeten of mogen worden ingezet? Charles Krauthnmmer, essayist in Herald Tribune en Time, geeft er een scherp antwoord op: wanneer het gerechtvaardigd is en in Amerikaans belang. Het één niet zonder het ander. Want anders degenereert buitenlands beleid tot ongericht moralisme enerzijds of cynische realpolitik anderzijds. Bij het bepalen waar prioriteiten voor het omgaan met de (Amerikaanse) macht liggen, doet Jo Nye (zie boven) een goed
liberaal Reveil nummer 3 1992
concept aan de hand. "To understand the role of the United States in a post Cold War world, one must understand the importance of both hard and soft power. Hard power is the ability to cammand others, usually through the use of intangible resources such as military and economie might. Soft power is the ability to co-opt, rather than command, others to do what is wanted. Politica! leaders and philosophers have long understood the soft power that rests in the attraction of one's ideas and the ability to set the politica! agenda and determine the framework of debate in a way that shapes the preferences others express. Soft power tends to be associated with intangible resources such as culture, ideology, and the ability to use international institutions ... Since Vietnam, it has become a cliché to say that the United States cannot be the world's policeman. That is correct if one adds the word: "alone" .
99
1. 2. 3.
H.J.A. Hofland in: NRC Handelsblad, 26 mei 1992. International Herald Tribune, 17 mei 1992. Samuel P. Huntington, • America's Changing Strategie lnteresta", Survival (tweemaandelijkse uitgave van het International lnstitute for Strategie Studies), Vol XXXIII,
4
No. 1, Jan/Feb 1991 . America Survey, in: The Economist, 26 oktober 1991 .
5. 6.
The Wal/ Streef Joumal, 1 juni 1992 JQseph S. Nye, Jr. "Challenges for American Policy".
7.
Dia/ogue, No. 94, 4/91 , p . 33. "Can America Compete7" The Economist, 18 januari
8.
1992, pp . 69-70. Grafiek "Tracking the US Economy". The Wal/ Streef
Journal, 1 juni 1992. 9. Zie noot 7 . 10. The Stateman's Yearbook, 1991-1992, Brian Hunter (Ed), Me Millan Press , 1991, pp. 1373 e.v. 11.
The New York Times, 11 oktober 1991 . De a-selecte peiling werd telefonisch gehouden door een New York nmes/CBS Newspoll onder 1. 280 Amerikanen .
12. Eurobarometer Nr. 35, juni 1991 .
* R.D. Praaning is directeur Government Relations van de Britse firma Dewe Rogerson (Europa). Hij is onder meer adviseur van de Nederlandse en Omaanse regeringen en van meerdere multinationale ondernemingen. Hij is lid van het International lnstitute for Strategie Studies (UK) en raadslid van het lnstitute for Foreign Policy Analysis fVS).
Liberaal ReveH nummer 3
1992
California dreaming.
Film en politiek in de Verenigde Staten
g.a. van der list
Het presidentschap van de oud-acteur en cinefiel Ronald Reagan vormde een duidelijk voorbeeld van de verbondenheid van Hollywood en Washington. Veel meer dan in bijvoorbeeld Nederland bernvloeden in de Verenigde Staten filmacteurs, -regisseurs en -producenten de politieke gang van zaken. Zij bepalen voor een belangrijk deel de visie van de bevolking op het - recente verleden, zij kunnen met hun films maatschappelijke vraagstukken - hoger - op de politieke agenda brengen en zij manifesteren zich zo nu en dan zelf als politici. Hoe groot is de politieke invloed van de Amerikaanse filmwereld nu eigenlijk en moet deze overwegend positief dan wel negatief beoordeeld worden?
Inleiding In 1985 vond in Genève de eerste ontmoeting tussen Ronald Reagan en Michail Gorbatsjov plaats. De Amerikaanse en Russische leider wisselden, zoals gebruikelijk bij dat soort bijeenkomsten, van gedachten volgens een door hun medewerkers nauwkeurig uitgestippeld scenario totdat Reagan voor een verrassing zorgde. Hij week ineens van het programma af en legde zijn Sovjet-collega de vraag voor wat de beide supermachten moesten doen bij een invasie from outer space. Zelf, zo verklaarde de Amerikaanse president op vriendelijke toon, was hij ervan overtuigd dat de VS en de Sovjetunie bij een dergelijke buitenaardse bedreiging nauw zouden samenwerken. Gorbatsjov, die vermoedelijk niet uit zijn hoofd wist of de marxistisch-leninistische doctrine uitsluitsel gaf over interplanetaire conflicten, zat met zijn mond vol tanden en schakelde gauw over op een ander probleem. ]()()
De mogelijkheid van contacten met verre planeten was een onderwerp dat de Amerikaanse president graag in conversaties en redevoeringen ter sprake bracht. Deze interesse was niet ontstaan door wetenschappelijke studie, maar vloeide voort uit een geheel ander tijdverdrijf, namelijk het kijken naar science-fiction films. Vooral onder de indruk was Reagan van The day the earth stood still, een sfklassieker uit 1951 over een sympathieke alien die de aardbewoners oproept hun politieke verschillen opzij te zetten en voortaan in vrede te leven. Het was een boodschap die de naïeve idealist die Reagan in veel opzichten was - hij was ooit lid van de United World Federalists en droomde van een kernwapenvrije wereld -, erg aansprak. Zijn inspiratie putte de veertigste president van de Verenigde Staten überhaupt voor een groot deel uit de sprookjeswereld van het witte doek. Hij kon eindeloos verhalen vertellen over zijn verleden als acteur en illustreerde zijn politieke denkbeelden voortdurend met verwijzingen naar films. Feit en fictie wist hij hierbij niet altijd uit elkaar te houden; verhalen die volgens hem uit het leven gegrepen waren, waren soms, zo bleek later, uit films afkomstig. De filmverslaving van Reagan nam tijdens zijn presidentschap trouwens nauwelijks af. Zijn toch al niet bijster lange werkdagen ("lt's true hard work never killed anybody", merkte hij ooit met karakteristieke zelfspot op, "but I figure, why take the chance?") bekortte hij regelmatig om plaats te nemen voor de televisie of om in zijn privé-bioscoop onder te duiken. Z0 had stafchef James Baker een dag voordat Reagan een uiterst
~
liberaal Reveil nummer 3
1992
belangrijke bijeenkomst van de voornaamste geïndustrialiseerde landen moest voorzitten, de president een map met essentiële informatie voor deze topontmoeting gegeven. Op de ochtend van de grote dag constateerde Baker tot zijn ontzetting dat de map nog onaangeroerd op het bureau van zijn baas lag en hij vroeg, enigszins geagiteerd, om opheldering. "Weil, Jim", luidde het laconieke antwoord van Reagan, "The sound of music was on last night" 1 • Het presidentschap van Reagan is natuurlijk het ultieme voorbeeld van de vervlochtenheid van Hollywood en Washington, van filmindustrie en politiek. Maar dat er van een nauwe band sprake is, wordt eveneens aangetoond door burgemeester Clint Eastwood, door ambassadrice Shirley Temple en door de discussie over de Amerikaanse nucleaire strategie die de acteurs Charlton Heston en Paul Newman ooit met elkaar op televisie voerden. De droomfabrieken van Hollywood be ï nvloeden daarnaast op een meer indirecte wijze het politieke leven in de Verenigde Staten. Zoals de omstreden film JFK van Oliver Stone vorig jaar heeft laten zien, is het mogelijk met één rolprent de visie van een groot deel van de natie op een historische gebeurtenis te veranderen, terwijl politieke bewegingen sterk aan invloed kunnen winnen als hun ideeën en idealen vertolkt worden in - populaire - films. Een Amerikaanse minderheidsgroepering die aandacht wil vragen voor haar problemen, doet er goed aan te proberen een succesvolle filmmaker voor haar karretje te spannen. Films vormen al met al een factor van gewicht in de Amerikaanse politiek. In dit artikel wil ik een bescheiden poging doen om in - zeer - kort bestek aan te geven hoe groot de politieke invloed van de Amerikaanse filmwereld is. Ik zou geen Nederlander zijn als ik niet zou afsluiten met een moralistisch slotwoord, waarin ik me afvraag of die invloed vooral positief dan wel negatief beoordeeld moet worden 2 . Hollywood en de geschiedenis Veel bioscoopgangers (en videotheek-
101
bezoekers en tv-kijkers) binnen en buiten de Verenigde Staten zijn in hun visie op bepaalde historische figuren sterk beïnvloed door Hollywood. De Britse archeoloog, militair en schrijver T.E. Lawrence is voor hen de indrukwekkende, mooie, mysterieuze man die Peter O'Toole in de film Lawrence of Arabia creëerde, ereopatra associëren ze met de bevallige verschijning van Elizabeth Taylor en bij het horen van de namen van klassieke helden als Mozes en El Cid zien ze onwillekeurig de nobele gelaatstrekken van Charlton Heston voor zich. Voor velen van ons ziet Rome eruit zoals het in de Hollywoodstudio's is nagebouwd. De behoefte van het publiek aan meeslepende, ongecompliceerde verhalen heeft de Amerikaanse filmmakers weleens de historische accuratesse uit het oog doen verliezen. "They got only two things right", is ooit gezegd van David Leans Lawrence of Arabia, een fascinerend spektakelstuk dat de titelfiguur laat zien als een charismatische avonturier die de verdeelde Arabieren in hun opstand tegen de wrede Turken naar de overwinning voert, "the camels and the sand" 3 . Naarmate het historische onderwerp dat in films behandeld wordt, in de tijd dichterbij komt, neemt de kans op controverses toe 4 • Hoe groot de opwinding ten gevolge van de politieke boodschap van een historische film kan zijn, kwam vorig jaar goed naar voren toen Oliver Stone's visie op de aanslag op John F. Kennedy in de Verenigde Staten volle zalen trok. De moralist Stone wilde met zijn JFK het door hem gehate establishment aan de kaak stellen, het establishment dat ooit duizenden en duizenden jonge Amerikanen naar de jungle van Vietnam stuurde en dat, naar zijn stellige overtuiging, zijn idool Kennedy uit de weg ruimde omdat deze vredestichter een eind wilde maken aan de oorlog in Zuidoost-Azië. Omdat Stone een handige filmmaker is, leven nu een hoop Amerikanen na het zien van het ruim drie uur durende epos JFK in de veronderstelling dat de eerste katholieke president van de VS het leven liet ten gevolge van een complot van het vaderlandse militairindustriële complex, dit tot ontzetting van
~
liberss/Reveil nummer 3
1992
allerlei deskundigen die zich in de media verdrongen om te vertellen dat Stone's spectaculaire speculaties weinig met de realiteit te maken hadden. Veel gediscussieerd is er in de Verenigde Staten ook over de wijze waarop Hollywood de Amerikaanse interventie in Vietnam in beeld heeft gebracht. In de ogen van kritische filmwetenschappers geven de Vietnam-films blijk van "Coca-Cola imperialisme", van de overtuiging dat vreemde culturen als de Aziatische onderworpen moeten worden aan het Amerikaanse materialisme; karakteristiek voor de houding van Hollywood zouden masculinisme, racisme en xenofobie zijn 5 . Een film die het vooral heeft moeten ontgelden, is The deer hunter van Michael Cimino. Volgens de mensen die bij de ingang van de bioscopen demonstreerden tegen dit indrukwekkende portret van drie jonge Amerikaanse hoogovenarbeiders die in de hel van Vietnam belanden, schilderde Cimino de Vietnamezen af als een horde plunderende, martelende en terroriserende onmensen. De journalist Peter Arnett, die later in Bagdad wereldroem zou verwerven, noemde Cimino's kassucces, dat in 1978 met de Oscar voor de beste film bekroond werd, zelfs "fascist trash". The deer hunter kan men in zijn gebreken typerend noemen voor de talloze Hollywood-films over Vietnam. Allereerst zeggen ze aanzienlijk meer over de Amerikanen dan over het land waar de machtigste natie van de wereld op haar gezicht ging. Over de politieke en sociale verhoudingen in Vietnam wordt geen informatie verschaft en de autochtone bevolking blijft op de achtergrond. De Vietnamezen die in de Hollywood-films voorkomen, figureren doorgaans als gooks, angstaanjagende "spleetogen", die de Amerikanen het leven zuur maken, of als prostitueés, die de soldaten een aangenaam kwartiertje moeten bezorgen. De Vietnam-films gaan ook niet over de politici die ervoor zorgden dat de VS steeds dieper in het Aziatische moeras wegzonken en ruim achtenvijftigduizend militairen verloren. Nee, zij concentreren zich bijna alle op de gewone soldaten, die meestal met grote tegenzin of hooguit met een
102
vaag plichtsgevoel ("it's a dirty job, but samebody's gotta do it") zijn tour of duty probeert te voltooien. Doordat de soldaat vaak als slachtoffer van hogere, politieke en militaire machten wordt uitgebeeld, krijgt de kijker onwillekeurig sympathie voor hem. In de loop der jaren zijn de Vietnam-films steeds negatiever in hun uitbeelding van de oorlog geworden. Toch blijkt uit veel van die films natuurlijk ook wel een stiekeme voorliefde voor sensatie. Oorlog biedt spektakel en is mede daarom interessant voor commerciële filmmakers, zeker als het spektakel kan worden aagedikt met behulp van klassieke popsongs. De Vietnamoorlog, zo leren we in de bioscoop, was de eerste rock'n roll-oorlog. Al deze tekortkomingen en eenzijdigheden van de Amerikaanse Vietnam-films hebben ervoor gezorgd dat diegene die zijn kennis van de contemporaine geschiedenis vooral in de bioscoop opdoet, allesbehalve een volledig beeld heeft gekregen van de verwikkelingen in Zuidoost-Azië. Dat neemt niet weg dat de Amerikaanse bioscoopbezoeker die bijvoorbeeld Platoon, Bom on the Fourth of July, Fu/1 metal jacket en Casua/ties of war heeft gezien, op de hoogte is gebracht van de vele problemen in Vietnam, van de misstanden in het Amerikaanse leger en van het - vaak treurige lot van the forgotten men, de Vietnam-veteranen. Men kan de (of, beter gezegd: sommige) Amerikaanse filmmakers wat betreft hun visie op de geschiedenis ongetwijfeld simplisme, kortzichtigheid en bekrompenheid verwijten, als men maar niet vergeet dat er een respectabel aantal gelauwerde Amerikaanse films bestaat waarin de zwakheden van de eigen natie meedogenloos aan de kaak worden gesteld. Hollywood en de politiek Van alle propagandamiddelen, zo heeft de Russische revolutionair Vladimir lljitsj Lenin (1870-1924) ooit opgemerkt, is film het effectiefst. Door hun manipulatieve kracht vormen films in potentie een machtig wapen en menig regime heeft cineasten dan ook ingehuurd voor wervende activiteiten.
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
Van echte politieke films hebben Amerikanen altijd een zekere afkeer gehad, wat ook blijkt uit de populariteit in Hollywood van het gezegde "Messages are for Western Union" (door de Nederlandse regisseur Dick Maas vrij vertaald als "Boodschappen doe je bij Albert Heijn"). De Amerikaanse filmmakers houden ons vaak voor dat hun enige doel entertainment is, het vermaken van mensen, en dat zij niet de behoefte voelen met hun werk politiek stelling te nemen. Veel Amerikaanse films bevatten echter wel degelijk een politieke boodschap, soms expliciet, soms impliciet. Van een verhulde boodschap is bijvoorbeeld sprake in The birth of a nation (1915) van D.W. Griffith. Dit klassieke epos over de Amerikaanse Burgeroorlog wordt algemeen erkend als een cinematografisch meesterwerk, maar is ook omstreden omdat het de Ku Klux Klan min of meer aanprijst als een nuttige organisate, nodig om het Zuiden te beschermen tegen rovende en verkrachtende negers 6 . Explicieter - en ook sympathieker - in hun stellingname waren de talloze films in de jaren veertig die, mede ten gevolge van het beroep dat politici als Roosevelt op de droomfabrieken in Hollywood deden, het Amerikaanse publiek probeerden te overtuigen van het belang van de strijd tegen het fascisme . Zelfs Alfred Hitchcock liet zich inschakelen bij de oorlogspropaganda, die haar artistieke hoogtepunt beleefde met The great dictator van Charlie Chaplin, een 129-minuten durende aanval op Hitier en nazi-Duitsland . In de jaren vijftig maakten de nazi's als bad guys plaats voor communisten. Hollywood had zwaar te lijden onder de heksenjacht op commies die werd ingezet door senator Joseph McCarthy en het House Un-American Activities Committee; talloze talentvolle regisseurs, scenarioschrijvers en acteurs kwamen vanwege - vermeende - linkse sympathieën op de zwarte lijst te staan. Hun meer conformistische collega's waarschuwden in veel films nadrukkelijk voor het rode gevaar7 . Na de jaren vijftig nam het aantal films waarin onomwonden politiek stelling werd genomen, in de Verenigde Staten af. Men
103
ging back to normal; bijna alle mainstream movies handelden nu weer gewoon over menselijke relaties zonder dat expliciet werd verwezen naar de gevaren van communisme of fascisme. Over de politieke films die in de laatste drie decennia verschenen zijn, valt moeilijk te generaliseren. Het spectrum loopt van Oliver Stone tot John Wayne, van "linkse" films, die een, voor de "tegencultuur" van de jaren zestig kenmerkende, afkeer van het systeem in de Verenigde Staten lieten zien, tot "rechtse" films, die uiting gaven aan een sterk patriottisme en aan een geloof in de Amerikaanse superioriteit. De maatschappelijke onderwerpen die op een min of meer serieuze manier aan de orde werden gesteld, zijn ook velerlei: de gevaren van kernenergie (Silkwood, The China syndrome), de bemoeienissen van de VS in de Derde Wereld (Under fire, Missing, Salvador en de reeds genoemde Vietnam-films), de problemen op het Amerikaanse platteland (Country, Places in the heart, The river), enzovoorts, enzovoorts . De stelling dat "de" Amerikaanse filmmakers alleen maar geïnteresseerd zijn in onschuldige sprookjes en dat in Hollywood sprake is van "one perpetual masturbation session, seizing upon any fanciful stimulant to keep us distracted from the social realities of our world" 6 , kan men met een verwijzing naar deze, doorgaans kwalitatief hoogstaande, films vrij makkelijk bestrijden . Wel is het in zijn algemeenheid zo dat Hollywood wat betreft intellectueel niveau meer en meer op een publiek van dertien- en veertienjarigen lijkt te mikken en in toenemende mate terugdeinst voor controversiële onderwerpen. In een tijd waarin steeds minder films worden gemaakt en de produktiekosten blijven stijgen, neemt de neiging om risico's te nemen, af. Dat ook deze regel weer uitzonderingen kent, wordt overigens aangetoond door de opkomst van een groepje militante zwarte filmmakers (Spike Lee, John Singleton, e.a.), die felle - en commercieel betrekkelijk succesvolle - films maken over het harde leven in zwarte woonwijken.
~ ~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
Hoewel politiek engagement dus nauwelijks kenmerkend voor de huidige Hollywood-film genoemd mag worden, kan men natuurlijk wel betogen dat_Amerikaanse filmmakers continu impliciet stelling nemen en de. maatschappijvisie van mensen indirect beïnvloeden door de wijze waarop ze bijvoorbeeld leden van minderheidsgroeperingen portretteren. De rel vorig jaar in Amerika rond Basic instinct, de thriller die de definitieve doorbraak betekende van onze vaderlandse trots, Paul Verhoeven, werd veroorzaakt door vertegenwoordigers van de gay movement, die meenden dat de film, waarin een aantal kwaadaardige homosexuelelbisexuele personages voorkomt, homofobie in de hand werkte. Nu getuigt de film inderdaad niet van een grote sympathie voor homosexuelen en vertoont zij bovendien sterk misogyne trekken, maar dit geldt, moet men helaas constateren, voor het gros van de Hollywood-produkten. Een normaal homosexueel paar is in Amerikaanse films een zeldzaamheid 9 , net zoals een gelukkige feministe of een succesvolle neger. Amerikaanse films bevestigen in de regel de vooroordelen van de doorsnee burger. Het grote succes van Hollywood, heeft de socioloog Leo Rosten geschreven, "lies in the skill with which it reflects the assumptions, the fallacies, and the aspirations of an entire culture. The movie producers, the movie directors, the movie writers, and the movie actars work with stereotypes which are current in our society - for they, toa, are children of that society; they, toa, have inherited and absorbed the values of our world. But Hollywood, through the movies, reinforees our typologies on an enormous scale and with overpowering repetitiveness"10. Filmsterren als politici Amerikaanse filmmakers en acteurs houden zich niet alleen in hun werk zo nu en dan met politiek bezig, maar ook in hun vrije tijd. Bekend zijn bijvoorbeeld de maatschappelijke activiteiten van Louis B. Mayer. Dit kleurrijke en machtige hoofd van de filmstudio MGM wist William Randolph Hearst voor zijn karretje te spannen en
104
slaagde er, met behulp van de krantenmagnaat, onder andere in om de socialistische romancier Upton Sinclair van het gouverneurschap van Californië af te houden en zo een dreigende verhoging van de belastingen te voorkomen. De keiharde campagnes die moguls als Mayer voerden, waren een uiting van wat de journalist Ronald Brownstein in zijn interessante boek The power and the glitter. The Hollywood- Washington conneetion autocratisch conservatisme noemt. De houding van Hollywood ten opzichte van de politiek is over het geheel genomen echter eerder "links" dan "rechts" geweest. Bij links moet men hier niet zozeer aan communisten of socialisten denken als wel aan gematigde progressieven, aan liberals. "The Hollywood community is probably as liberal as any community outside the univarsity faculty", moest de verstokte Republikein Charlton Heston tot zijn verbittering vaststellen 11 . De eerste politicus die dankbaar gebruik maakte van liberale sympathieën in de filmwereld, was Franklin D. Roosevelt. FDR, zelf gek op films, kon rekenen op de steun van supersterren als Orson Welles (die campagne voerde tot hij er letterlijk bij neerviel). Groucho Marx, Judy Garland, Rita Hayworth en Frank Sinatra ("Frankie's for FDR and so are we" stond er te lezen op de buttons die veel van zijn - minderjarige -fans droegen). Sinatra spande zich eveneens in voor de meest glamoureuze president die de Verenigde Staten tot nu toe gekend hebben, John F. Kennedy. Kennedy had niet eens zoveel belangstelling voor de showbusiness, maar vond dat vriendschappelijke banden met Amerika's grootste zanger geen kwaad konden. Bewondering koesterde hij vooral voor Sinatra's vermogen een ogenschijnlijk onbeperkte hoeveelheid vrouwen te leveren. JFK, zo schrijft Brownstein, zag Hollywood min of meer als "a cross between a fraternity and a brothel" 12 • Kenmerkend voor Roosevelt en Kennedy was volgens dezelfde Brownstein dat zij veel aanzien in Hollywood hadden en in feite onafhankelijk waren van de sterren die hen steunden. Heel anders was het in het
~
liberaal Reveil nummer 3
1992
tragische geval van Gary Hart, de man die
secundo, het is bijzonder moeilijk om
zo graag de nieuwe Kennedy wilde worden, maar die het niveau van zijn grote voor slechts op seksueel vlak wist te benaderen. Bij zijn pogingen de presidentskandfdaat voor de Democraten te worden, had Hart een enorme schare VIP's uit de show- en filmbusiness om zich heen verzameld . Het probleem van Hart was evenwel dat hij, in plaats van de steun uit de wereld van glitter en glamour te zien als een instrument om macht te verwerven, een hoog ambt leek na te streven om indruk te maken op Hollywood; wat voor Roosevelt en Kennedy middel was, werd voor Hart doel. Ondanks het fiasco van Hart blijven Amerikaanse politici filmsterren gebruiken om hun imago te verbeteren (George Bush liet zich graag samen met krachtpatser Arnold Schwarzenegger op de foto te zetten) en om gemakkelijker fondsen te verwerven. Voor de sterren vormt de politiek een mogelijkheid om hun sociale bewogenheid te demonstreren en om de indruk weg te nemen dat ze louter in geld verdienen geïnteresseerd zijn. De vraag is of in de toekomst meer figuren uit de filmwereld zullen proberen in de voetsporen van de vorige president van de Verenigde Staten te treden en zichzelf voor een publiek ambt kandidaat gaan stellen. Reagan heeft naar eigen zeggen veel baat gehad bij zijn acteursverleden; hij zag zichzelf als iemand die goed een voordracht kon houden en mensen voor zich in wist te nemen 13 • Veel meer lijkt in de Verenigde Staten tegenwoordig inderdaad niet nodig voor electorale successen. De voortschrijdende infantilisering van de Amerikaanse politiek, de grote rol van de media, de afkeer bij de modale burger van de gewone politiek en zijn sympathie voor buitenstaanders: het zijn allemaal factoren die een snelle opkomst van een aantrekkelijke acteur met een vlotte babbel vergemakkelijken.
invloed en macht te meten. Ook het effect van Hollywood op de Amerikaanse politiek laat zich lastig vaststellen . Wel is in ieder geval duidelijk dat films een belangrijk deel van de Amerikaanse cultuur vormen en het collectieve onderbewustzijn van de Amerikanen sterk mede bepalen . "Never in history has so great an industry as the rnavies been so nakedly and directly built out of the dreams of a people. Any hour of the day or the evening you can go into a darkened theater (.. . ) and as the figures move across the wide screen you sail off on storm-tossed seas of sex, action, and violence, crime and death", schreef Max Lerner in zijn belangwekkende studie America as a civilization. "When you come home to sleep, your dreams are woven around the symbols which themselves have been woven out of your dreams, for the rnavies are the stuff American dreams are made of" 14 . Sinds Lerner dit in 1957 schreef, heeft de bioscoop natuurlijk wel veel terrein verloren en heeft hij te kampen met dalende bezoekcijfers, maar door de veelvuldige vertoning van films op televisie kan Hollywood een grote invloed blijven uitoefenen op de Amerikaanse opinievorming en, ipso facto, op de politiek. Men kan het op zichzelf toejuichen dat Amerikaanse filmmakers zich, in tegenstelling tot bijvoorbeeld hun collega's in Nederland, zo nu en dan betrokken tonen bij maatschappelijke ontwikkelingen en hun visie willen geven op de geschiedenis en de samenleving. Aan politieke films zitten echter ook minder aantrekkelijke kanten. Het probleem met de emotionele impact van films, zo heeft de grande dame van de Amerikaanse filmkritiek Pauline Kael weleens geschreven, is dat zij als geen andere kunstvorm appelleren aan onze meest primitieve gevoelens. Knap gemaakte speelfilms nagelen de weerloze kijker, in het donker bedolven onder een stortvloed van imponerende beelden en geluiden, aan zijn stoel en slepen hem zo krachtig mee dat hij na afloop overdonderd de zaal uitstrompelt. "Wauw!" is vaak het enige dat we kunnen uitbrengen als we een bioscoop verlaten 15 • Politieke films, zou men dan ook kunnen zeggen, hebben iets gevaarlijks, omdat zij,
Epiloog
Van mijn studie politicologie heb ik tenminste twee dingen opgestoken: primo, politiek draait om invloed en macht en,
105
Liberaal Reveil nummer 3 1992
door in te spelen op sentimenten, de zakelijkheid die in een politiek debat zou moeten domineren, ondermijnt. Kunstenaars zijn meer geïnteresseerd in Dichtung dan in Wahrheit en blinken uit in het scheppen van mystificaties en dubbele bodems. Dat een geschiedvervalser als Oliver Stone met een paar cinematografische trucs een groot deel van de natie in de waan kan brengen dat een voormalige president door mensen uit zijn naaste omgeving is geëlimineerd, doet een weldenkend mens al gauw enigszins wantrouwend tegenover filmers met een boodschap staan. Tussen California dreaming 16 , dat wil zeggen de simpele sprookjeswereld van het witte doek, en de harde maatschappelijke werkelijkheid gaapt doorgaans een grote kloof. Of de Amerikaanse burger zal profiteren van een grotere directe bemoeienis van mensen uit die sprookjeswereld met politiek, valt ook te betwijfelen. Zoals goed naar voren komt in het genoemde boek van Brownstein, hebben de meeste acteurs die zich manifesteren op het politieke toneel, een erg geringe kennis van zaken en een beperkte hoeveelheid ideeën. Hun optreden in het politieke strijdperk doet menige filmliefhebber denken aan de hoofdfiguur uit The candidate, een ambitieuze advocaat (gespeeld door Robert Redford) die het door zijn mooie uiterlijk en uitstraling tot senator schopt. Na zijn verkiezing kijkt hij zijn campagneleider somber aan en vraagt: "Marvin, what do we do now?" Noten 1.
De anekdotes over Reagans precoppupatie met film zijn ontleend aan het hoofdstuk "The acting president" in Lou Cannon, President Reagan. The role of a lifetime ,
2.
New Vork, 1991 . Bij het schrijven van deze bijdrage heb ik onder meer gebruik gemaakt van artikelen van mijn hand die zijn verschenen in Intermediair ("All the president' a men", 26 april 1991 en "Het verguisde leger". 26 juli 1991) en de Volkskrant ("Politieke filmsprookjes". 10 februari 1992) .
3.
In het boeiende boek The Hollywood history of the world. (New Vork, 19BB) trekt George MacDonald Fraser overigens van leer tegen de gedachte dat Hollywood in historische films altijd maar wat heeft aangeklooid. MacDonald Fraser laat met een groot aantal voorbeelden zien hoe hoog het waarheidsgehalte van de meeste Amerikaanse films over het verleden is en hoe veel moeite de filmmakers doorgaans hebben gedaan een realistisch beeld te schetsen.
106
4.
Een uitzondering vormt het leven van Christus, waarvan de verfilming, zoals bijvoorbeeld bleek uit de commotie rond Monty Python'a Life of Brian en Martin Scorsese's The last tempration of Christ, praktisch garant staat voor een rel.
5.
Zie voor een dergelijke visie de essays in Linde Dittmar, Gene Michaud (red .), From Hanoi to Hollywood. The Vietnam war in Americsn film, New Brunswick en Londen , 1990. Zie ook Albert Auster, Leonard Quart, How the war was remembered. Hollywood & Vietnam,
6.
New Vork, 19B8. Wat president Woodrow Wilson trouwens niet belette de loftrompet over de film te steken. Het was volgens hem "like writing history with lightning . And it'a all true" . Bruce Crowther, Hollywood faction. Rea/ity and myth n
7.
the movies, Londen, 1984, p. 13. Zie voor een behandeling van deze films het hoofdstuk "The anti-communist crusade" uit Terry Christensen , Reel polities. American politica/ movies from Birth of a nation to P/atoon, New Vork, 1987, pp . 85-96.
8.
Miehaal Parenti, Make-believe media. The politics of entertainment, New Vork, 1992, p . 195.
9.
"Fora city that calls itself liberal, Hollywood's portrayal of gays would make David Duke proud", schreef een verontwaardigde Peter Biskind ("Wasps only ", in: Premiere, juni 1992) niet ten onrechte naar aanleiding van de opwinding rond Basic instinct.
10.
Leo C. Rosten , Hol/ywood. The movie colony, the movie makers, New Vork, 1941 , p . 360.
11 . Ronald Brownstein, The power and the glitter. The Hollywood-Washington connection, New Vork, 1990, p . 292. 1 2. Dat een rustig verloop van zijn politieke loopbaan voor de Democratische president belangrijker was dan het in stand houden van vriendschappen, werd Sinetra duidelijk toen geruchten de ronde begonnen te doen over zijn connecties met de maffia en Kennedy onmiddellijk alle contacten met de zanger verbrak . De rest van zijn leven zou Sinatra nog slechts campagne voeren voor de Republikeinen . 13 .
"Some of my critics over the years have said that I became president because I was an actor who knew how to give a good speech . I suppose that' s not too far wrong . Because an actor knows two important things to be honest in what he's doing and to be in touch with the audience . That's not bad advice for a politician either". Lou Cannon, op. cit., p . 38.
14.
Max Lerner, America as a civilization, New Vork, 1957.
15.
Peul Keel, Ree/ing. New Vork, 1972. p . 14.
16.
:Je titel van een beroemde song van Mama& end the Papaa en tevens van het openingahoofdstuk van Jeremy Tunstall, David Walker, Media made in Clllifornia (New Vork, 1981) over de grote invloed die de amusementaindustrie in Los Angeles en omstreken heeft op de Amerikaanse politiek .
*drs. G.A. van der List is medewerker van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting.
Libersst Reveil nummer 3 1992
Post-modernisme en liberalisme
in Franse en Amerikaanse theorieën
p.b. cliteur
Een van de pogingen die de mens onderneemt om intellectueel greep te krijgen op de verwarrende reeks van gebeurtenissen die de geschiedenis ons voorschotelt, is het indelen in tijdvakken. Zo typeren we het achttiende-eeuwse denkklimaat als ·verlichting •, in de negentiende eeuw onderscheiden we een •Romantiek•. Aan het eind van de negentiende eeuw onderscheiden we een ·victoriaans tijdperk•. Rond de eeuwwisseling spreekt men van •Fin de siécle•.
Dergelijke etiketten zijn echter altijd betwist en de historicus die een beschrijving geeft van de "Verlichting" houdt zich met schimmiger historische gebeurtenissen bezig dan de historicus die de slag bij Nieuwpoort als voorwerp van onderzoek kiest. Dat de slag bij Nieuwpoort heeft plaatsgevonden zal niemand ontkennen 1 , maar of er een Verlichting is geweest kan elke generatie weer opnieuw bevestigen of ontkennen. De vraag: "is er een Verlichting geweest?" moet men vertalen als "is het mogelijk om (in de achttiende eeuw) 2 een geheel van waarden, normen, overtuigingen en ideeën te onderkennen bij schrijvers, filosofen, kunstenaars en andere cultuurdragers, dat voldoende van dat van voorgaande perioden en daarop volgende perioden te onderscheiden valt om het als een zelfstandige stroming in de cultuurgeschiedenis te kunnen aanmerken?". Ook tegenwoordig leven we in een tijd die door historici, filosofen en sociologen met bepaalde etiketten wordt aangeduid. Een van de bekendste hedendaagse etiketten is dat van het post-modernisme. We zouden leven in een post-moderne tijd. En net als Kant, als een van de ideologen van de Verlichting, heeft geprobeerd om
107
aan te geven waarom het die Verlichting te doen was 3 probeert een moderne postmoderne filosoof aan ons, tijdgenoten, uit te leggen wat post-modern inhoudt. De Franse filosoof Jean-François Lyotard heeft dat gedaan in een in 1979 verschenen boek La condition post-moderne4 . Het is het post-modernisme dat ik in dit artikel van enige kanttekeningen zou willen voorzien. In het bijzonder zou ik willen ingaan op een paar vragen die te maken hebben met de relatie tussen het post-modernisme en het liberalisme. Die relatie is om verschillende redenen van belang: (a) als het inderdaad juist is dat het postmodernisme het dominante geestesklimaat is van deze tijd, is het voor elke andere stroming, of het nu gaat om humanisme, liberalisme, christendom of wat ook maar, interessant te onderzoeken hoe het postmodernisme zich verhoudt tot de stroming waartoe men zich zelf aangetrokken voelt; (b) een tweede reden waarom het interessant kan zijn op dat post-modernisme in te gaan, is omdat de voornoemde filosoof Lyotard meent dat een van de centrale kenmerken van het post-modernisme is dat men het einde van het verhaal van de markt proclameert. Wat dat "einde van het verhaal van de markt" precies inhoudt, daar zullen we ons nog over buigen, maar voorlopig zij gezegd dat aangezien liberalen aan de markt een grote betekenis toekennen, een constatering (dan wel het uitspreken van de wenselijkheid) van het einde van de markt als interessant zal worden ervaren; (c) een derde reden waarom het interessant is ons met het post-modernisme bezig te houden is, dat een van zijn Amerikaanse vertegenwoordigers, de filosoof Richard Rorty, in tegenstelling tot zijn Franse collega Lyotard, zich expliciet als liberaal pre-
~
Liberaal Reveil nummer 3 1992
senteert.
Rorty wil ons zelfs een post-modern "liberal utopia" schetsen, iets dat toch wel nieuwsgierig maakt. De rode draad door mijn verhaal is dan ook de relatie post-modernisme en liberalisme bij een belangrijk Frans en een belangrijk Amerikaans post-modern filosoof. Het resultaat van deze vergelijking zal zijn dat ik hoop aannemelijk te maken dat het Amerikaanse post-modernisme een bijdrage kan leveren aan de reflectie over de grondslagen van het liberalisme. Het Franse postmodernisme levert die bijdrage niet, maar is ook om allerlei andere redenen weinig overtuigend . Laten we beginnen met Lyotard, de filosoof die meent dat het post-modernisme zich op gespannen voet verhoudt met een van de centrale uitgangspunten van het liberalisme, het idee van de vrije markt. Het einde van de grote verhalen Lyotard is vooral bekend geworden door zijn in 1979 verschenen boek La condition post-moderne, dat hem internationale erkenning bezorgde. In een uitvoerige kritiek op de toenemende invloed van de moderne technologie (een kritiek die wordt voortgezet in zijn latere boek L 'inhumain) neemt hij afscheid van wat hij noemt de grote vertellingen (grands récits). Met de term "postmodern" wil Lyotard niet een nieuwe periode aanduiden, maar de toestand waarin de maatschappij is komen te verkeren na de grote vertellingen. In het bijzonder stoort het hem dat men in het moderne project heeft geprobeerd om alle "kleinere verhalen" of "soorten van discours" in het keurslijf van de grote, homogeniserende vertellingen te brengen, zoals christendom, emancipatie, kapitalisme, socialisme en technologie. Lyotard vraagt zich af of wij vandaag de dag nog langer kunnen doorgaan de horde gebeurtenissen die op ons afkomen te ordenen door ze onder de idee van een universele geschiedenis van de mensheid te plaatsen 5 . Dit was namelijk een manier van doen die hij associeert met de traditie van de moderniteit. Tot een hoogtepunt kwam die traditie in de verlichtingsperiode, maar zij wordt voortgezet in de 1 9e en 20e
108
eeuw. Nauw verbonden met de traditie van de moderniteit is de idee van de emancipatie. Deze idee laat zich op verschillende manieren beargumenteren, aldus Lyotard, al naar gelang welke van de filosofieën van de geschiedenis men aanhangt. Zo'n filosofie van de geschiedenis duidt hij ook wel aan als een grote vertelling of een groot verhaal (grand récit). Zo leert ons de christelijke vertelling over de verlossing van Adam's zonde door de liefde. De verlichtingsvertelling handelt over de emancipatie ten opzichte van de onwetendheid door kennis. Er is een speculatieve vertelling van de verwezenlijking van de universele idee door de dialectiek van het concrete. Er is een marxistische vertelling van de emancipatie ten opzichte van de uitbuiting en de vervreemding door de socialisering van de arbeid. Verder is er ook een kapitalistische vertelling van de emancipatie ten opzichte van de armoede door de techno-industriële ontwikkeling. Hoe verschillend ook, al deze vertellingen hebben één gemeenschappelijk grondmotief: zij plaatsen de gegevens die door de vertellingen worden geleverd op de lijn van een geschiedenis (dans Ie cours d'une histoire) waarvan het eindpunt, ook al blijft dat buiten bereik, universele vrijheid heet, de vrijmaking van de gehele mensheid (acquittement de l'humanité toute entière). Volgens Lyotard kunnen wij er vandaag de dag niet mee doorgaan de gebeurtenissen volgens de idee van een universele geschiedenis te ordenen. De beginselen van elk van de grote emancipatie-vertellingen zijn ongeldig gemaakt (été invalidé) gedurende de afgelopen vijftig jaar6 . (a) Auschwitz weerlegt de speculatieve doctrine, immers het werkelijke was niet rationeel. (b) Berlijn 1953, Boedapest 1956, TsjechoSiowakije 1968, Polen 1980 weerleggen de doctrine van het historisch materialisme. (c) Mei '68 weerlegt de doctrine van het parlementaire liberalisme. (d) De crises van 1911 en 1929 weerleggen de doctrine van het economische liberalisme. (e) De crisis van 1974-1979 weerlegt de postkeynesiaanse aanpassing van deze doctrine.
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
Deze gebeurtenissen zouden even zovele tekens van een tekortschieten van de moderniteit aanduiden (une défaillance de la modernitéP. De grote vertellingen zijn ongeloofwaardig geworden.
socialisme; (iii) een politiek beslissingsmodel democratie; (iv) een sociaal-economisch systeem - de vrije markteconomie; (v) een godsdienst- christendom.
Enkele vragen aan lyotard Deze uitspraken van lyotard roepen heel wat vragen op. Ik zal er vier in het bijzonder behandelen. ( 1 ) Een probleem dat zich aan zelfs de meest welwillende lezer zal opdringen is de vraag: zijn de door lyotard genoemde verschijnselen wel zo eenvoudig onder één noemer te brengen? Een filosofische doctrine als die van Hegel mag dan historisch nog enige relatie onderhouden met het communisme, maar het gaat toch wel ver deze te vergelijken met de parlementaire democratie als een politiek stelsel. En is het nog wel verrassend democratie als politiek stelsel te vergelijken met een bepaalde richting in de economie als het postkeynesianisme? Het enige punt waarop deze verschijnselen met elkaar kunnen worden vergeleken is dat mensen daarvan iets hebben verwacht (emancipatie, volgens Lyotard). Waarvan de lezer eigenlijk veel meer onder de indruk is, is van wat deze zaken van elkaar doet verschillen. (2) Een en ander hangt natuurlijk samen met de vraag wat men onder een "grote vertelling" wil verstaan. Hoewel dit woord een sleutelrol vervult in het betoog van Lyotard vinden we nergens enige uitleg over wat het mag betekenen. We krijgen alleen voorbeelden, maar die voorbeelden zijn onderling zo sterk verschillend van geaardheid dat we geen duidelijk idee overhouden wat het mag betekenen. De intuïtie die we als lezer hebben bij het begrip "grote vertelling" is dat van een collectief zingevingssysteem, zoiets als een religie, een politieke ideologie of een levensovertuiging. Toetsen we die intuïtie echter aan de voorbeelden die lyotard geeft dan lijkt dat hem niet voor de geest te staan. De voorbeelden die hij ons presenteert zijn immers: (i) een wijsgerig-speculatieve opvatting over de geschiedenis - Hegelianisme; (ii) een politieke ideologie - communisme of
109
Deze voorbeelden zijn zo divers dat men zich afvraagt wat dan wel niet allemaal een "grote vertelling" genoemd zal worden. Is alles waarin mensen enig vertrouwen stellen, een vertrouwen dat Lyotard misplaatst acht, een grote vertelling? Is het gezin een grote vertelling? Is de natie een grote vertelling? Is elke vorm van godsdienst een grote vertelling? Is religie een grote vertelling? Is individualisme een grote vertelling? Is vertrouwen in de mens een grote vertelling? Elk aanknopingspunt voor een beantwoording van deze vragen ontbreekt ons. Het enige dat Lyotard ons nog meedeelt is dat er ook een "grote vertelling van de decadentie" bestaat, een vertelling die de vertelling van de emancipatie als een schaduw begeleidt8 . Daaruit mogen we misschien afleiden dat ook het ontkennen van de grote vertellingen niet op een manier mag gebeuren dat deze ontkenning zelf een grote vertelling wordt. Maar hoe dan? Is het werk van lyotard een mooi voorbeeld van een manier van ontkenning van de grote vertellingen die zelf niet een grote vertelling oplevert? En hoe slaagt hij er dan in zijn eigen verhaal niet in een grote vertelling te laten ontaarden? Schuilt het geheim in de vorm? Is het soms geen grote vertelling, omdat hij zijn cultuurkritiek giet in de vorm van nogal losse beschouwingen, met weinig systematiek, in briefvorm, zoals in Le postmoderne expliqué aux enfants? Lyotard laat als Humpty Dumpty zijn woorden het werk doen wat hij wil dat ze doen, maar het is zeer de vraag of hij hiermee methodisch bevredigend te werk gaat. (3) Een volgende vraag die we aan Lyotard moeten stellen is zeer fundamenteel, de vraag namelijk wat hij bedoelt met de stelling dat de gebeurtenissen die hij noemt (Auschwitz, de politieke debacles van het communisme, de mei-revolutie, de economische crises en het falen van sociaal-democratische aanpassingspogingen) de grote vertellingen "weerleggen" of "ongeloof-
Liberaal Reveil nummer 3
1992
waardig maken". Kort en goed: doelt hij op een empirisch-sociologische generalisatie of op een filosofisch-normatieve uitspraak? 9 Wanneer ik zeg: "dit is ongeloofwaardig geworden" kan ik drieërlei bedoelen: (a) ik vind dit persoonlijk ongeloofwaardig, wat anderen daar ook van mogen vindt, (b) ik vind het zelf misschien wel geloofwaardig, maar dat doet er nu niet toe, waar het om gaat is dat "men", dat wil zeggen, anderen, het niet meer geloofwaardig vinden. In beide gevallen gaat het echter om empirisch vaststelbare zaken. In het eerste geval een psychologische uitspraak over de eigen reacties, in het tweede geval een sociologische uitspraak, namelijk een uitspraak over wat "men" feitelijk denkt. Van deze twee betekenissen van de uitspraak dient men dan ten slotte nog een derde betekenis te onderscheiden: (c) ik vind het persoonlijk ongeloofwaardig en vind ook dat anderen dat zouden moeten vinden. In dat laatste geval bevinden we ons in een ethisch argumentatieve positie. Lyotard zou dan redenen moeten aandragen waarom hij vindt dat Auschwitz het hegelianisme ongeloofwaardig maakt en dan moet hij met ander materiaal komen dan een enquête of een verslag van zijn persoonlijke gemoedstoestand. Of men Lyotards stellingen over het ongeloofwaardig worden van de grote vertellingen op de ene of op de andere manier leest maakt een kapitaal verschil, al denk ik wel dat hoe men het ook leest, de auteur zich verstrikt in allerlei tegenspraken . (4) Het laatste bezwaar tegen het postmodernisme in de vorm waarin dat door Lyotard wordt gepresenteerd lijkt mij dat het niet representatief is voor deze tijd, zoals keer op keer beweerd wordt door Lyotard. Volgens Lyotard is het verhaal van de markt ongeloofwaardig geworden, maar mensen geloven daar kennelijk nog wel in, want overal - het voormalige Oostblok, Rusland, ja zelfs in China - keert men terug tot dat verhaal. Volgens Lyotard zou na mei '68 het verhaal van de emancipatie ongeloofwaardig zijn geworden, maar nog nooit zijn er zoveel emancipatiebewegingen geweest als tegenwoordig: vrouwen, mos-
110
lims, homo's, joden - iedere emancipatiebeweging heeft haar eigen instituties, bladen, lobby's enzovoort. Wat is daar ongeloofwaardig aan? Komt Lyotard soms net als Nietzsche die verkondigt dat God dood is of het geloof in God ongeloofwaardig is geworden, te vroeg? 10 Het mag zo zijn, maar voorlopig heeft hij dan toch ongelijk en moet zijn gelijk nog worden bewezen. Het heeft er alle schijn van dat het wereldbeeld dat door Franse filosofen wordt uitgedragen (gelukkig) slechts representatief is voor wat er leeft onder een kleine (zij het spraakmakende) intellectuele bovenlaag die van de eigen samenleving en cultuur vervreemd is geraakt. Het geheel van waarden, overtuigingen, angsten en intuïties dat door Lyotard als de "post-moderne conditie" wordt aangeduid is waarschijnlijk niets anders dan de pessimistiche wereldbeschouwing van een groepje van de westerse samenleving vervreemde intellectuelen. Het zonnige optimisme van Toon Hermans lijkt mij heel wat representatiever voor wat onder brede groepen leeft dan de doodsdriftige beschouwingen van Lyotard die zoveel furore maken op de terrasjes van Ouartier Latin. Post-modernisme na Lyotard: Richard Rorty Betekent dit dat we het hele post-modernisme nu maar van de hand moeten wijzen? Zoiets is geen aantrekkelijke optie. Het post-modernisme is een belangrijke hedendaagse stroming en het zou aantrekkelijk zijn wanneer een liberaal toch enig aarknopingspunt kon vinden bij zo'n dominante hedendaagse manier van denken. Gelukkig is dat mogelijk. Ik ben zelfs van mening dat het post-modernisme in zijn meest consequente vorm acceptabel kan zijn. Een dergelijk consequent postmodernisme wordt echter niet verdedigd door Lyotard, maar door zijn Amerikaanse collega Richard Rorty. Maar om dit te begrijpen moeten we eerst nog even terug naar het Franse post-modernisme. We hebben gezien dat door Lyotard de stelling wordt verdedigd dat er een pluraliteit van vertellingen in de postmoderne cultuur zou zijn te onderkennen
~
Liberaal Reveil nummer 3
1992
die onderling tegenstrijdig en onvergelijk-
Parijse intelligentsia. Anders gezegd (met
baar zijn: "sous Ie mot postmodernité les perspectives les plus contrariées peuvent setrouver réunies" 11 . Dick Veerman, vertaler van het werk van Lyotard, formuleert het als volgt: "Hoe te begrijpen, dat niet alleen 'punk' en 'yup', 'groen-bewustzijn' en 'terug-naar-de-stad', maar ook 'neohip', 'high-tech' en burgerman, lange, korte, strakke en wijde mode naast elkaar bestaan?"12
een knipoog naar Paul Feyerabend) : wanneer het post-modernisme werkel ijk consequent zou zijn zou men men moeten zeggen "anything goes". Rorty zegt dat. Richard Rorty (1931) studeerde in Vale en Chicago bij Carl Hempel en Rudolf Carnap van wie hij leerde dat een aantal filosofische problemen zich als pseudoproblemen zouden doen kennen wanneer men ze in de gewone omgangstaal zou vertalen. In zijn inleiding tot de bloemlezing The Linguistic Turn ( 1967) 13 maakt hij duidelijk dat de meest ingrijpende inzichten in de filosofie van de laatste decennia minder te maken hebben met de wending naar de taal alswel met een verandering van de opvattingen op kentheoretisch terrein. Hij werkt die gedachte uit in Philosophy and the Mirror of Nature ( 1979) 14 . Voor zijn opvattingen over politiek en cultuur zijn in het bijzonder van belang het in 1989 verschenen Contingency, lrony, and Solidarity ( 1989) en de wijsgerige opstellen verzameld in Objectivity, Relativism and Truth (2 delen, 1991) 15 . Het boek Contingency, lrony, and Solidarity uit 1 989 geeft reeds in de titel mooi aan waarom het Rorty te doen is: contingentie, ironie en solidariteit. De levenshouding die in die drie woorden tot uitdrukking komt noemt hij "liberaal" en ook wel "democratisch". Laten we die verschillende termen eens langslopen. Zoals we zullen zien, kent Rorty aan deze termen eigen betekenissen toe, maar als geheel is het toch minder arbitrair dan het op het eerste gezicht lijkt.
Laten we er even vanuit gaan dat Veerman en Lyotard gelijk hebben dat pluralisme het kenmerk van deze tijd is. Vanzelfsprekend is dat overigens niet, want iedereen die iets gelezen heeft over het klassieke Griekenland weet dat ook hier een veelheid van levensbeschouwingen naast elkaar bestond en hetzelfde geldt voor de Romeinse tijd, maar, nogmaals, laten we er vanuit gaan dat Lyotard gelijk heeft met zijn these van het pluralisme. Het probleem is dan echter dat Lyotard zelf dat pluralisme weliswaar met de lippen belijdt, maar daar verder in zijn werk volstrekt afstand van neemt. Immers wanneer men de stelling van het pluralisme werkelijk serieus zou nemen dan zou er ook niet gegeneraliseerd kunnen worden over de post-moderne conditie, zoals onophoudelijk geschiedt in de boeken van Lyotard en zijn volgelingen . Dan zou de post-moderne conditie zelf een veelheid van verhalen moeten herbergen, óók verhalen over de zinvolheid, bijvoorbeeld "creatuurlijkheid" van het bestaan. Kenmerkend is dan het naast elkaar bestaan van de wereldbechouwing van Jehova's getuigen, EOaanhangers, moslims, feministen enzovoort enzovoort. Het enige dat van de post-moderne conditie dan te zeggen zou zijn is dat deze pluralistisch is en niets meer. Maar we vinden heel wat meer in de boeken van Lyotard. Hij smokkelt ook anti-kapitalisme, anti-consumentisme, anti-god, anti-humanisme, anti-ik-weet-niet-wat-meer in de postmoderne conditie. Het met de mond beleden pluralisme wordt dus weer ongedaan gemaakt. Lyotard zou er goed aan doen het eigen post-modernistisch pluralisme serieus te nemen en de hedendaagse cultuur niet te verwarren met de dogmatische canon van
111
Contingentie, Liberaal, Ironie en Solidariteit Contingentie. Het idee dat de wereld of "het zelf" een intrinsiek wezen heeft, een wezen dat de wetenschapper of dichter zou kunnen onthullen, is een overblijfsel uit de tijd waarin men de wereld nog zag als een product van goddelijke creatie, "the work of someone who had sarnething in mind, who Himself spoke some language in which He described His own project" 16 • Met een beroep op Blumenberg stelt Rorty
Liberaal Reveil nummer 3
1992
dat men in de zeventiende eeuw probeerde om liefde voor de waarheid te vervangen voor de liefde voor God, waarbij de wereld zoals die door de wetenschap werd beschreven een soort quasi-goddelijkheid kreeg. Vanaf de achttiende eeuw probeerde men de liefde voor onszelf te vervangen voor de liefde voor wetenschappelijke waarheid. Maar nu, aldus Rorty, kunnen we, geïnspireerd door Blumenberg, Nietzsche, Freud en Davidson leren dat we niets meer vereren, dat we niets de status verlenen van quasi-goddelijkheid. Of, anders gezegd, alles - taal, ons geweten, onze gemeenschap - zien we als onderworpen aan tijd en verandering. Freud, Nietzsche en Bioom, aldus Rorty, zouden voor onze wetenschap doen wat Wittgenstein en Davidson hebben gedaan voor de taal, namelijk daarvan het contingente laten zien .
Liberaal. De term "liberal" ontleent Rorty aan de jurist Judith Shklar die gezegd heeft dat liberalen mensen zijn die wreedheid zien als het ergste waartoe een mens kan vervallen. Liberalen kenmerken zich door hun hoop dat het lijden in de wereld zal worden verminderd en dat de vernedering van mensen door anderen zal verdwijnen. Wat is de kern van zo'n liberale samenleving? Het is een samenleving waarvan de idealen door middel van het overtuigen van anderen en niet door geweld worden gerealiseerd, door hervorming en niet door revolutie, door de vrije en open ontmoetingen van actuele linguïstische praktijken met suggesties voor nieuwe praktijken. Een liberale samenleving is een samenleving die geen ander doel heeft dan vrijheid. Zij heeft geen ander doel dan het leven gemakkelijker te maken voor dichters en revolutionairen, erop toeziend dat zij het leven alleen maar moeilijker maken met woorden en niet met daden. Ironie. De "ironicus" is degene die zijn eigen centrale uitgangspunten als contingent ervaart, als iets dat niet boven tijd en verandering verheven is. Rorty legt dat uit als volgt. Menselijke wezens hanteren
112
woorden om hun ultieme daden, overtuigingen, ja hun leven, te rechtvaardigen. Het zijn woorden waarmee we onze vrienden prijzen en onze vijanden kritiseren. Rorty spreekt van iemands "final vocabulary" 17 • Het is "finaal" in de zin dat wanneer deze woorden in twijfel worden getrokken geen niet-circulaire argumenten voor de waarde daarvan kunnen worden aangedragen . Er is een klein deel dat bestaat uit woorden als "waar", "goed", "rechtvaardig" en "mooi" . Maar een groter deel bestaat uit meer parochiale termen, zoals " Christus", "Engeland", "vriendelijkheid" , "de revolutie", "de kerk" enzovoort. De ironicus is nu iemand die aan drie vereisten voldoet: (1) Hij twijfelt voortdurend aan het ultieme vocabulaire dat hij gebruikt, omdat hij on der de indruk is van het vocabulaire van anderen; (2) Hij is zich ervan bewust dat hij nooit een laatste rechtvaardiging kan geven van het vocabulaire; (3) Wanneer hij over het vocabulaire nadenkt realiseert hij zich dat het eigen voca bulaire niet méér (of beter) de werkelijkheid weerspiegelt dan dat van anderen. De ironicus staat tegenover de metafysicus. De metafysicus wijst de overtuiging van de ironicus af als relativistisch . Hij denkt dat er in de buitenwereld essenties zijn die kunnen worden ontdekt die waar zijn . De ironici zijn het echter met Davidson eens dat wij niet buiten onze taal kunnen stappen om iets met iets anders te vergelij ken 18 • De ironicus en metafysicus hebben ook een andere visie op wat filosofie inhoudt. Voor de metafysici, van Plato tot Kant, is filosofie de poging om bepaalde dingen te weten te komen, namelijk "quite general and important things" 19 .
Solidariteit. Solidariteit zou te bereiken zijn, niet zozeer door het uit de weg ruimen van vooroordelen, maar door inbeelding: "the imaginative ability to see strange people as fellow sufferers" 20 . Solidariteit wordt niet ontdekt door reflectie, maar wordt gecreëerd. Zij wordt gecreëerd door onze toenemende gevoeligheid voor de concrete details van pijn en vernedering die anderen ondergaan. Het is deze gevoeligheid die het
liberaal Reveil nummer 3
1992
moeilijker maakt om anderen te marginaliseren . Het gaat erom door nauwkeurige beschrijvingen te laten zien wat anderen zijn en doen en een herbeschrijving te geven van onszelf. Dat is niet een taak voor theorie, maar meer voor genres als de ethnografie, het journalistiek verslag, de comics, maar ook voor literatuur. Dickens geeft ons details over het lijden van mensen die ons voorheen niet bekend waren. En fictie zoals geschreven door Nabokov of Choderlos de Laclos opent een uitzicht op wreedheid waartoe wij allen in staat zijn, zodat een soort herbeschrijving van ons eigen zelf mogelijk wordt. Zo hebben de roman, de film en televisieprogrammas geleidelijk de preek en het tractaat vervangen als de belangrijkste middelen voor zedelijke verandering en vooruitgang.
liberaal trekje kunnen onderkennen. Eigenlijk lijkt wat Rorty een liberaal utopia noemt sterk op Poppers open maatschappij. Noten
1.
Hoewel. .. filosofen ontkennen natuurtijk van tijd tot tijd alles . Vgl. over de vraag of Napoleon heeft bestaan A .J . Ayer. The Central Questions of Philosophy. Pelican
2.
Books. Harmondsworth. 1973. Een vraag die men later ook voor Griekenland is gaan stellen. Vgl. W . W indelband , Geschichte der Alten Philosophie, Strassburg. 1893, hfdst. 4 .
3.
Kant. Immanuel, Beantwortung der Frage: Was is Aufklärung?, in: Kant, Werkausgabe, Hrsg . W . Weischedel, Band XI, Suhrkamp , Frankfurt, 1954, pp. 53 e.v .
4.
5.
lyotard, Jean-François, La Condition postmoderne. Rapport sur Ie savoir, les Editions de Minuit, Parijs, 1979. lyotard, Jean-François, Le Postmoderne expliqué aux enfants, Correspondance 1982- 1985. Editions Galitée .
6. 7. 8.
Paris. 1988, p. 45 . lyotard, Le Postmoderne expliqué aux enfants, p. 50 . lyotard, Le Postmoderne expliqué aux enfants. p. 51 . lyotard . Le Postmoderne expliqué aux enfants, p. 51 .
9.
Tot slot Ik ben mij ervan bewust dat velen de minimumstrategie waarmee Rorty het liberalisme aankleedt te mager zullen vinden. In een bepaalde opvatting van liberalisme is dit ook veel te weinig. John H. Halloweil bijvoorbeeld heeft uiteengezet dat zonder geloof in een hechte ideologie het liberalisme een lege huls blijft 21 • Volgens Halloweil moeten we uitgaan van de "absolute value of human personality" en "certain eternal, objective truths and values discovarabie by reason" om een levensvatbare liberale ideologie hoog te kunnen houden 22 • Van waardenrelativisme moet Halloweil niets weten; het zou maar tot een ondermijning van het liberalisme en de democratie voeren, zoals ook is gebleken ten tijde van de Weimarrepubliek. Er is echter ook altijd een wat minder kategorisch-expliciterende traditie binnen het liberale denken aanwezig geweest en daarvan zouden we Rorty een exponent kunnen noemen. In ieder geval is duidelijk dat zijn werk liberale elementen incorporeert voorzover hij de nadruk legt op levensbeschouwelijke neutraliteit, het primaat van de vrije discussie, zijn afkeer van grote gesloten systemen en zelfs in zijn uitgesproken pragmatisme zou men een
113
Een collega-nihilist van lyotard als Giovanni Vattimo is wat dit betreft iets voorzichtiger. Vgl. Vattimo, Gianni, The End of Modernity, Polity Press. Cambridge , 1988. 10. Het aan de kaak stellen van dingen die " ongeloofwaardig" zouden zijn geworden gaat uiteindelijk terug op Friedrich Nietzsche, die een belangrijke bron van inspiratie voor l yotard en andere Franse post-modernen vormt. Vgl. Nietzsche, Friedrich, Die Fröhliche Wissenschaft, hrsg . K. Schlechta, Ullstein, Frankfurt/M ,
1969, p. 205 . Volgens Nietzsche zou het geloof in God "unglaubwü rdig " zijn geworden. 11 . lyotard, Le postmoderne expliqué aux enfants, p. 52 . 12. Veerman, " lyotard niet-lezen, in: lyotard , Het postmoderne ui tgelegd aan onze kinderen, met een nawoord van 13.
Dick Veerman, Kok/Agora, Kampen, 1987, p. 125. Rorty, Richard M . (ed . I The linguistic Turn. Recent essays in philosophical method , The University of
Chicago Press, Chicago and london, 1988 (19671 . pp . 1-39. 14. Rorty, Richard, Philosophy and the Mirror of Nature , 15.
Basill Blackwell, Oxford, 1989 (19801 . Rorty, Richard , Objectivity, ReiBtivism. Bnd Truth ,
Philosophical Papers . Volume I. Cambridge University Press . Cambridge etc .• 1991 . 16. Rorty, Contingency, lrony, and SolidBrity, p. 21. 17. Rorty, Contingency, lrony, and SolidBrity, p. 73. 18. Rorty, Contingency, lrony, and SolidBrity. p. 75. 19. Rorty, Contingency, lrony, Bnd Solidarity, p. 76. 20. Rorty, Contingency, lrony. Bnd SolidBririty, p. xvi. 21 . Vgl. Hallowell, John, H. The Decfine of Liberalism BS Bn ldeology, Trubner and Co, l TD. london, 1946; Hallo-
weil, John H .• The MorBI FoundBtion of Democracy, The Univarsity of Chicago Press. Chicago and london, 1973 (1954) . 22.
Hallowell. The MoTBI Foundation of Democracy, p. 109.
* dr. P. 8 . Cliteur is universitair hoofddocent, verbonden aan de vakgroep Algemene en Inleidende Vakken van de Juridische Faculteit van de Rijksuniversiteit Leiden.
Liberaal Reveil nummer 3
1992
PREADVIES "ALLOCHTONENBELEID"
De Prof.Mr. B.M. Teldersstichting bracht ter gelegenheid van een symposium over allochtonenbeleid een preadvies uit. Dit preadvies, dat door drs. G.A. van der List (wetenschappelijk medewerker van de Teldersstichting) is opgesteld, kunt u bestellen bij de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting, Koninginnegracht 55a, 2514 AE Den Haag, telefoon: 070- 3631948. Prijs f 15,--.
Zojuist verschenen Geschrift 76 van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting
EUROPA: EEN VOLGENDE AKTE Een verkenning van de grondslagen en de toekomst van de Gemeenschap en de positie van Nederland daarin Een werkgroep van de Teldersstichting, onder voorzitterschap van drs. G.M. V. van Aardenne, heeft zich over vragen gebogen die zijn gerezen nu de streefdatum van de voltooiing van de interne markt van de EG nadert. De werkgroep heeft een liberaal standpunt geformuleerd over de grondslagen (doelstellingen, samenstelling en afbakening) van de EG, haar institutionele vormgeving en de taakverdeling tussen Brussel, nationale en overige overheden. U kunt het geschrift bestellen door overmaking van f 32,50 op giro 33.49.769 t.n .v. de Prof.Mr.
B.M. Teldersstichting, Koninginnegracht 55a,
vermelding van "geschrift 76".
114
2514 AE Den Haag, onder
~
Liberaal Reve11 nummer 3
1992
De Teldersstichting heeft o.a. het volgende gepubliceerd: (een volledige publikatielijst is op aanvraag verkrijgbaar) A. Geschriften 50.
De Europese Integratie Onderweg, enkele
51. 52.
liberale bouwstenen, 1984 Jongeren tussen Vraag en Aanbod, 1984 Grenzen aan de Sociale Zekerheid, 1984
f 17,50
53.
Deregulering, een liberale visie, 1 984
f 8,50
54.
Liberalisme en Politieke Economie, 1985
f 20,00
55.
Gemeenten tussen Rijk en Markt, 1985
f 20,00
56. 57.
De Rechtspositie van de Ambtenaar, 1985 Symposiumbundel "Met Markt en Macht" 1985
f 12,50
58.
Het Proces van Wetgeving tussen politieke wens en juridische techniek, 1986
59.
f
8,00
f 12,50
uitverkocht f
8,50
Liberalisme, Kunst, Politiek (met de Boekmanstichting), 1986
60 .
Collectieve Actie onder de Rechter, 1986
61.
Een Concurrerend Recept voor de Nederlandse Gezondheidszorg, 1986
uitverkocht f 10,00
uitverkocht
62.
De Noodzaak van Normen . Een beschouwing over f 15,00
63.
begrotingsbeleid, 1987 Informatisering en Samenleving, beschouwingen over technische vooruitgang en overheidsbeleid, 1987
f 20,00
64.
Democratie, Scheiding der Machten (met de Haya van Somerenstichting), 1987 Liberalisme, een speurtocht naar de filosofische
f 25,00
65.
grondslagen , 1988
f 25,00
66.
Mensenrechten en Buitenlands beleid, 1988
f 25,00
67.
Strafrecht en Rechtshandhaving, 1988
f 17,50
68.
Tussen hoop en vrees; beschouwingen over de veiligheid van West-Europa, 1989
69.
De Liberale Speurtocht Voortgezet, 1989
70.
(te zamen met de Haya v. Somerenstichting) . Liberalisme en Conservatisme, 1990
71.
Over Ontgroening en Vergrijzing. Demografie en Economisch Draagvlak, 1 990
72.
uitverkocht f 20,00 f 20,00
De Markt Helpt mee; Ontwikkelingssamenwerking in de Jaren Negentig, 1990
73.
f 25,00
f 25,00
Onrustig Ontslagrecht; commentaar op wetsontwerp 21479, 1990
f 20,00
74.
Constitutionele Toetsing, 1991
f 32,50
75.
Vrij Baan in Europa. Liberale uitgangspunten voor Europese verveerspolitiek in de jaren negentig, 1991
115
f 22,50
Liberaal Reveil nummer 3 1992
vervolg publikatielijst van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting 76.
Europa: een volgende acte. Een verkenning van de grondslagen en de toekomst van de Gemeenschap en de positie van Nederland daarin, 1992
B.
f 32,50
Overige uitgaven: "In Tweede Lezing; drie decennia Liberaal Reveil", een bloemlezing uit dertig jaargangen Liberaal Reveil, Meppel, 1988
f 19,50
"Kopstukken van de VVD", biografische schetsen van leidende VVD'ers uit de eerste vier decennia van het bestaan van de partij, Houten, 1 988
f 27,50
Levensbeschrijving van Prof.Mr. B.M. Telders, waarin een vijftal schrijvers de verschillende facetten van het leven en werken van de naamgever van de Stichting belicht, 1972 "40 jaar Vrij en Verenigd; geschiedenis van
f 30,00
de VVD-partijorganisatie" door Ruud Koole, Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Houten, 1988
f 29,90
"Vrijheid en Dwang in het Arbeidsrecht", Verzamelde opstellen van Prof.Mr. N.E.H. van Esveld, 1 988 Filosofen van het Hedendaags Liberalisme,
f 37,50
onder redactie van P.B. Cliteur en G.A. van der List, Kampen, 1990 C.
f 27,50
Liberale Nota's Onderhandelingstaetiek van de Sovjetunie. drs. A.W. Kröner, 1981
f 5,00
De modernisering van kernwapens. prof.dr.ir. J.J.C. Voorhoeve, 1981
f
5.00
f
5,00
De rol van Nederland in de wereld. prof.dr.ir. J.J.C. Voorhoeve, 1982 D.
Preadvies Allochtonenbeleid. drs. G.A. van der List, 1992
f 15,00
De geschriften zijn verkrijgbaar door overmaking van het verschuldigde bedrag op postrekening 33.49.769 ten name van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting, Koninginnegracht 55a, 2514 AE te 's-Gravenhage, onder vermelding van het nummer van het (de) gewenste geschrift(en).
116