Een visie daarop in Bijbels perspectief: “Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen”
Frans Elbertsen 14-02-2013
[email protected]
Wanneer er binnen de Christelijke gemeente sprake is van theologische verschillen van inzicht, dan is het goed om stil te staan bij datgene wat de Bijbel ons aanreikt. Ook binnen de vroeg Christelijke gemeente waren er vraagstukken inzake geloof, leiding en waarheidsvinding. De apostel Paulus reikt ons vanuit de brief aan de Romeinen en die aan de Corinthiërs, een aantal uitgangspunten aan hoe we daar als gemeente mee om dienen te gaan. Vanuit de Romeinenbrief kunnen we leren dat de grondhouding bij verschillen van inzicht, is, om elkaars mening en handelwijze te respecteren, om daar geen oordeel over te hebben en om elkaar daar waar mogelijk te ontzien en ruimte te geven en geen aanstoot te geven tot ergernis omdat ieder afzonderlijk gemeentelid uiteindelijk persoonlijk voor zichzelf verantwoordelijk is en rekenschap heeft af te leggen. (Romeinen-14). Aan de hand van de brief aan de Corinthiërs mogen we leren, dat niet hetgeen gemeenteleden van iets vinden of wat Paulus zelf ervan vindt, doorslaggevend is, eigenlijk interesseert hem dat niet ,maar hoe de Heere er tegen aan kijkt is voor hem van het allergrootste belang en uitgangspunt. (1 Corinthiërs 4:3-4). Bij Paulus is het uitgangspunt niet de democratie maar de Theocratie.
Wanneer we dat laten landen dan mogen we ons gelukkig prijzen met de Bijbel, de openbaring van God aan de mensen. (2 Petrus 1:21, Hebreeën 1:1) Bij de beoordeling van theologische vraagstukken hangt alles evenwel af van de wijze waarop wij de Bijbel waarderen, houden we eraan vast dat de Bijbel onverkort Gods woord is of is er ruimte voor cultuur/historisch gebonden interpretatie. Om te beginnen: Om te beginnen leren we vanuit de Heilige Schrift, dat de Bijbel Gods openbaring is aan de mensen en wel van begin tot het eind. (Math 5:18, Open 22: 18-19.) Zo spreekt de Bijbel ook over zichzelf. (2 Petrus 1:21 In de eerste artikelen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staan daarover ook prachtige dingen te lezen. Kortom als we erkennen dat het Woord van God gezag heeft voor Leer en Leven dan lezen en bezien wij de zaken en onze samenleving of binnen de Christelijke gemeente door de “Bijbelse Bril” met andere woorden de Bijbel is altijd de bron, wanneer wij antwoorden zoeken op onze vragen. Er zijn er onder ons die aangeven dat sommige zaken die in de Bijbel beschreven zijn soms cultuur/historisch gebonden zijn en dat je daarom de tekst in de Bijbel niet letterlijk zou moeten opvatten omdat dit nu eenmaal tijdgebonden zou zijn. Dat betekent dat eerst de “cultuurgebonden bril” wordt opgezet om de Bijbel te lezen om vervolgens zaken binnen onze samenleving of gemeente te rechtvaardigen die in wezen en soms ook letterlijk haaks staan op de letterlijke Bijbelse openbaring. Voor mij is dat een onbegaanbare weg omdat je dan bezig bent af te doen aan de Bijbel om daar de eigen mening voor in de plaats te stellen. Ergo: het Woord is niet tijdgebonden maar wel tijdgericht! Met andere woorden heerst de Heilige Schrift over de cultuur of laten we de cultuur voor een deel heersen over de Heilige Schrift.
Dat heeft grote gevolgen, immers wanneer we ervoor kiezen dat de cultuur voor een deel over de Bijbel mag heersen dan lopen we gevaar dat sommige tekstplaatsen anders worden uitgelegd omdat die zich niet verdragen met de huidige opvattingen binnen de gangbare cultuur. Andersom geldt –wanneer de Heilige Schift heerst over de cultuur- dan worden veel zaken die als normaal en geaccepteerd worden beschouwd binnen onze samenleving aan de kaak gesteld en aangeduid als niet gepast en niet Schriftuurlijk. Voor ondergetekende is het duidelijk dat ik de Heilige Schrift traditioneel dan wel orthodox wens op te vatten en zet dus de “Bijbelse Bril” op bij het zoeken naar een antwoorden op theologische vragen: Vraag: mogen vrouwen op grond van de leerlijnen van de Bijbel een ambt bekleden? In sommige kerken is het heel gewoon dat er vrouwelijke ambtsdragers zijn, je hebt bijvoorbeeld vrouwelijke dominees, diakenen en ouderlingen, maar wat zegt de Bijbel erover? Degenen die met het opzicht/leiding en gezag over een gemeente zijn belast, zijn volgens de Bijbel mannen. Ook de priesterdienst in het Oude Testament werd vervuld door mannen. De Bijbel leert ons dat de man geroepen is om gezag te dragen (Ef 5 22-24) ( 1 Cor 11:3), dit sluit aan bij de Scheppingsorde de vrouw is de man ten hulpe en de man draagt als eerste verantwoordelijkheid.(Gen 2: 18, Gen 3:9). De 12 apostelen van Jezus Christus waren allen mannen, en degenen die later in christelijke gemeenten als opzieners en dienaren in de bediening werden aangesteld, waren mannen (Matth. 10:1-4; 1 Tim. 3:2, 12). Vrouwen krijgen de raad om op gemeentevergaderingen 'in stilheid te leren, met volledige onderdanigheid', doordat zij geen vragen opwerpen om de mannen in de gemeente uit te dagen. De vrouwen dienen op zulke vergaderingen 'niet te spreken' als datgene wat zij misschien zouden zeggen, gebrek aan onderworpenheid zou verraden (1 Tim. 2:11, 12; 1 Kor. 14:33, 34). Dit zuigt Paulus niet uit zijn duim maar hij verklaart dat hij dit zegt met een woord des Heren! (1 Kor 13:37) Vrouwen leveren nu al een belangrijke en volwaardige bijdrage aan de gemeente, maar er bestaat voor hen geen voorziening om een ambtelijke vergadering voor te zitten, of daarin de leiding te nemen of deze mede te bepalen, wanneer er bekwame mannen aanwezig zijn. Hoewel man en vrouw in Christus volstrekt gelijkwaardig zijn en volledig delen in het beloofde Heil en de geschonken Geestesgaven, zijn hun rollen binnen de gemeente volgens de leerlijnen van de Bijbel anders bepaald.
Juist binnen het Christendom is de positie van de vrouw gelijkwaardig aan die van mannen. “Wij zijn allen één in Christus (Gal 3 27 en 28) (Dit in tegenstelling tot andere religies) We kunnen dus op grond van Bijbelse uitgangspunten vaststellen dat de vrouw vrijwel alles kan en mag binnen de Christelijke gemeente, te denken valt aan kinder en jeugdwerk, evangelisatie, pastoraat, ouderen en ziekenbezoek etc, etc., mits zij niet onderwijst of leiding geeft aan (volwassen) mannen, dat betekent ook, dat het ambt daarom niet open kan staan voor vrouwen. Op de vraag of de ambten open staan voor vrouwen is het antwoord op grond van Bijbelse leerlijnen dus negatief.
SOLA SCRIPTURA is ook TOTA SCRIPTURA Schriftgezag: Deut 4: 2 Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg. 2 Petr 1: Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; 21 want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken. 2 Tim 3:16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust. Open 22:18 Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; 19 en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn. Math 5: 17 ¶ Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. 18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. 19 Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. 1 Cor 4:3 Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet. 4 Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de Here. Hebreeën 1:1 ¶ Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon,
Scheppingsorde Gen 2:18 18 ¶ En de HERE God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. Gen 3: 9 ¶ En de HERE God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar zijt gij? Efeze 5: 22 Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here, 23 want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. 24 Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles. 1 Cor 11:3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God. 1 Tim 2 : 11 Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, 12 maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden. 13 Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva. 1 Cor 14:33 want God is geen God van wanorde, maar van vrede. (14-34a) Zoals in alle gemeenten der heiligen 34 ¶ (14-34b) moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. 35 En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente. 36 ¶ Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt? 37 Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wel weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is.
Ambtsdragers in het Oude en het Nieuwe Testament: Numeri 11:16 Toen zeide de HERE tot Mozes: Vergader Mij uit de oudsten van Israel zeventig mannen, van wie gij weet, dat zij oudsten en opzieners van het volk zijn, en breng hen naar de tent der samenkomst, opdat zij zich daar bij u opstellen. Math 10: 1 ¶ En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen. 2 En dit zijn de namen van de twaalf apostelen: vooreerst Simon, genaamd Petrus, en Andreas, zijn broeder; en Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder; 3 Filippus en Bartolomeus; Tomas en Matteus, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeus en Taddeus; 4 Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Titus 1:5 ¶ Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen, 6 ¶ die onberispelijk zijn, een vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. 1 Tim 3: 2 Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van een vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, 1 Tim 3: 12 Diakenen moeten mannen van een vrouw zijn, hun kinderen en hun eigen huis goed bestieren. Handelingen 6: 2 En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen. 3 Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid, opdat wij hen voor deze taak aanstellen; 4 maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord.