ِْحَتَّى إِذَا جَاء أَمْرُنَا وَفَارَ التَّنُّورُ قُلْنَا احْمِلْ فِيهَا مِن كُلٍّ زَوْجَنيِْ اثْنَني ٌوَأَهْلَكَ إِالَّ مَن سَبَقَ عَلَيْهِ الْقَوْلُ وَمَنْ آمَنَ وَمَا آمَنَ مَعَهُ إِالَّ قَلِيل
Tot Wij, toen Ons gebod kwam en de oven kookte, zeiden: ‘’Laad in het schip van ieder wezen een paar, mannelijk en vrouwelijk, en uw verwanten – behalve hen, tegen wie het woord reeds is uitgevaardigd – en de overige Moslims.’’ En met hem waren slechts weinig Moslim.
ٌوَقَالَ ارْكَبُواْ فِيهَا بِسْمِ اهللِّ مَجْرَاهَا وَمُرْسَاهَا إِنَّ رَبِّي لَغَفُورٌ رَّحِيم
En hij (Noach) zei: ‘’Scheept u in. In Allah’s naam is zijn varen en zijn ankeren. Waarlijk, mijn Heer is zeker Vergevensgezind, Genadevol.’’
وَهِيَ جتَْرِي بِهِمْ فِي مَوْجٍ كَاجلِْبَالِ وَنَادَى نُوحٌ ابْنَهُ وَكَانَ فِي مَعْزِلٍ يَا َبُنَيَّ ارْكَب مَّعَنَا وَالَ تَكُن مَّعَ الْكَافِرِين
En het bewoog zich met hen op golven als bergen voort. En Noach riep tot zijn zoon, die afzijdig stond: ‘’O mijn kind, scheep je met ons in en wees niet met de ongelovigen.’’
ِقَالَ سَآوِي إِلَى جَبَلٍ يَعْصِمُنِي مِنَ املَْاء قَالَ الَ عَاصِمَ الْيَوْمَ مِنْ أَمْر َاهللِّ إِالَّ مَن رَّحِمَ وَحَالَ بَيْنَهُمَا املَْوْجُ فَكَانَ مِنَ املُْغْرَقِني
Hij zei: ‘’ Ik zal nu een toevlucht nemen tot een berg, die mij tegen het water zal beschermen.’’ Hij zei: ‘’Er is vandaag geen beschermer tegen de straf van Allah, behalve hij wie Hij genadig is.’’ En een golf kwam tussen beiden, zo behoorde hij tot de verdronkenen.
ُوَقِيلَ يَا أَرْضُ ابْلَعِي مَاءكِ وَيَا سَمَاء أَقْلِعِي وَغِيضَ املَْاء وَقُضِيَ األَمْر َوَاسْتَوَتْ عَلَى اجلُْودِيِّ وَقِيلَ بُعْداً لِّلْقَوْمِ الظَّاملِني
En er werd gezegd: ‘’O aarde, slik uw water in’’, en: ‘’O hemel, staak.’’ En het water wed tot zakken gebracht en de zaak was gedaan. En het schip rusNe op de berg Al-‐Djoedie. En er werd gezegd: ‘’Weg met de onrechtvaardige mensen.’’
َوَنَادَى نُوحٌ رَّبَّهُ فَقَالَ رَبِّ إِنَّ ابُنِي مِنْ أَهْلِي وَإِنَّ وَعْدَكَ احلَْقُّ وَأَنت َأَحْكَمُ احلَْاكِمِني
En Noach riep tot zijn Heer en zei: ‘’O mijn Heer, mijn zoon is ook van mijn gezin en U bent de beste der oordeelvellers.’’
قَالَ يَا نُوحُ إِنَّهُ لَيْسَ مِنْ أَهْلِكَ إِنَّهُ عَمَلٌ غَيْرُ صَالِحٍ فَالَ تَسْأَلْنِ مَا لَيْسَ لَكَ بِهِ عِلْمٌ إِنِّي أَعِظُكَ أَن تَكُونَ مِنَ اجلَْاهِلِني Hij zei: ‘’O Noach, hij behoort niet tot uw gezin; waarlijk, zijn daden zijn zeer boosaardig. Vraag Mij daarom niet over hetgeen waarvan jij geen kennis hebt. Ik vertel jou om niet onwetend te zijn.’’
قَالَ رَبِّ إِنِّي أَعُوذُ بِكَ أَنْ أَسْأَلَكَ مَا لَيْسَ لِي بِهِ عِلْمٌ وَإِالَّ تَغْفِرْ لِي َوَتَرْحَمْنِي أَكُن مِّنَ اخلَْاسِرِين
Hij zei: ‘’O mijn Heer, ik neem mijn toevlucht tot U daarvoor, dat ik U iets zou vragen, waaromtrent ik geen kennis heb. En als U mij niet vergeeS en mij niet genadig bent, dan zal ik een verliezer zijn.’’
َقِيلَ يَا نُوحُ اهْبِطْ بِسَالَمٍ مِّنَّا وَبَركَاتٍ عَلَيْكَ وَعَلَى أُممٍَ مِّمَّن مَّعَك ٌوَأُممٌَ سَنُمَتِّعُهُمْ ثُمَّ ميَسُّهُم مِّنَّا عَذَابٌ أَلِيم
Er werd gezegd: ‘’O Noach, daal af uit het schip met Onze vrede en met zegeningen over u en over sommige van de gemeenschappen die met u zijn. En er zijn gemeenschappen, die Wij een aardse voorziening zullen geven, daarna zal van Ons een hevige straf hen treffen.
َتِلْكَ مِنْ أَنبَاء الْغَيْبِ نُوحِيهَا إِلَيْكَ مَا كُنتَ تَعْلَمُهَا أَنتَ وَال َقَوْمُكَ مِن قَبْلِ هَـذَا فَاصْبِرْ إِنَّ الْعَاقِبَةَ لِلْمُتَّقِني
Deze verborgen Ujdingen openbaren Wij aan jou; jij kende ze niet, noch uw volk, vóór dezen. Wees daarom geduldig; waarlijk, het goede einde is voor de godvruchUgen.’’
ْوَإِلَى عَادٍ أَخَاهُمْ هُوداً قَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُواْ اهللَّ مَا لَكُم مِّنْ إِلَـهٍ غَيْرُهُ إِن َأَنتُمْ إِالَّ مُفْتَرُون
En tot de Aad zonden Wij hun stamgenoot Hoed. Hij zei: ‘’O mijn volk, dient Allah. Jij hebt geen andere god naast Hem. Jullie zijn lasteraars.’’
َيَا قَوْمِ ال أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ أَجْراً إِنْ أَجْرِيَ إِالَّ عَلَى الَّذِي فَطَرَنِي أَفَال َتَعْقِلُون
‘’O mijn volk, ik vraag jullie er geen loon voor; mijn loon is alleen bij Hem, Die mij heeS geschapen. Begrijpen jullie dan niet?’’
ًوَيَا قَوْمِ اسْتَغْفِرُواْ رَبَّكُمْ ثُمَّ تُوبُواْ إِلَيْهِ يُرْسِلِ السَّمَاء عَلَيْكُم مِّدْرَارا َوَيَزِدْكُمْ قُوَّةً إِلَى قُوَّتِكُمْ وَالَ تَتَوَلَّوْاْ مُجْرِمِني
‘’En, o mijn volk, vraag uw Heer om vergeving, wend u daarna tot Hem, Hij zal overvloedig regen op u doen storten en u nog meer kracht geven bij uw kracht. En keer u niet misdadig om.’’
قَالُواْ يَا هُودُ مَا جِئْتَنَا بِبَيِّنَةٍ وَمَا نَحْنُ بِتَارِكِي آلِهَتِنَا عَن قَوْلِكَ وَمَا َنَحْنُ لَكَ مبُِؤْمِنِني
Zij zeiden: ‘’O Hoed, u bent met geen enkel bewijs tot ons gekomen en wij zijn niet bereid louter om uw zeggen onze goden te verlaten, noch zullen wij in uw bewering geloven.’’
ْإِن نَّقُولُ إِالَّ اعْتَرَاكَ بَعْضُ آلِهَتِنَا بِسُوَءٍ قَالَ إِنِّي أُشْهِدُ اهللِّ وَاشْهَدُوا َأَنِّي بَرِيءٌ مِّمَّا تُشْرِكُون
‘’Wij zeggen alleen dat één van onze goden u met een kwaad heeS getroffen.’’ Hij zei: ‘’Ik neem Allah tot getuige en wees jullie allen getuige, dat ik los ben van afgoderij, die jullie bedrijven.’’
ِمِن دُونِهِ فَكِيدُونِي جَمِيعاً ثُمَّ الَ تُنظِرُون
‘’Smeedt dan allen plannen tegen mij; geef mij daarna geen uitstel.’’
إِنِّي تَوَكَّلْتُ عَلَى اهللِّ رَبِّي وَرَبِّكُم مَّا مِن دَآبَّةٍ إِالَّ هُوَ آخِذٌ بِنَاصِيَتِهَا ٍإِنَّ رَبِّي عَلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيم
‘’Ik heb mijn vertrouwen in Allah gesteld, Die mijn Heer en jullie Heer is. Er is geen schepsel, dat zich beweegt, of zijn haarlok is in Zijn macht. Waarlijk, mijn Heer is op het rechte pad te vinden.’’
ًفَإِن تَوَلَّوْاْ فَقَدْ أَبْلَغْتُكُم مَّا أُرْسِلْتُ بِهِ إِلَيْكُمْ وَيَسْتَخْلِفُ رَبِّي قَوْما ٌغَيْرَكُمْ وَالَ تَضُرُّونَهُ شَيْئاً إِنَّ رَبِّي عَلَىَ كُلِّ شَيْءٍ حَفِيظ
‘’Maar als jullie je afwenden, dan heb ik jullie toch overgebracht dat, waarmee ik tot jullie gezonden ben. En mijn Heer zal anderen in jullie plaats brengen en jullie zullen Hem in het geheel niet kunnen schaden. Voorzeker, mijn Heer is Bewaker over alles.’’
ْوَملََّا جَاء أَمْرُنَا جنََّيْنَا هُوداً وَالَّذِينَ آمَنُواْ مَعَهُ بِرَحْمَةٍ مِّنَّا وَجنََّيْنَاهُم مِّن ٍعَذَابٍ غَلِيظ En toen Ons gebod kwam, redden Wij Hoed en de Moslims met hem, door Onze barmharUgheid. En Wij bevrijdden hen van een zware straf.
ُوَتِلْكَ عَادٌ جَحَدُواْ بِآيَاتِ رَبِّهِمْ وَعَصَوْاْ رُسُلَه ٍوَاتَّبَعُواْ أَمْرَ كُلِّ جَبَّارٍ عَنِيد
En dezen waren de Aad, die de tekenen van hun Heer loochenden en ongehoorzaam waren jegens Zijn boodschappers en volgden het bevel van iedere zeer verstokte geweldenaar op.
َوَأُتْبِعُواْ فِي هَـذِهِ الدُّنْيَا لَعْنَةً وَيَوْمَ الْقِيَامَةِ أَال إِنَّ عَاداً كَفَرُواْ رَبَّهُمْ أَال ٍبُعْداً لِّعَادٍ قَوْمِ هُود En zij werden belast met een vloek in deze wereld en op de Dag der Opstanding. Luistert! Voorzeker verwierpen de Aad hun Heer. Derhalve, weg met de Aad, het volk van Hoed.