Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen
Bezinning op de vrouw in het ambt in de Adventkerk te Amersfoort Ds. D.Ph.C. Looijen
Kerkenraadsweekend Bij de opening van het kerkenraadsweekend (22 en 23 juni 2012, Mennorode – Elspeet) lazen we Handelingen 15:1-29. De apostelen en oudsten van de gemeente zijn in Jeruzalem voor het eerst in concilie bijeen. Er vindt een beraadslaging plaats over de vraag ‘Hoe moeten wij verder?’ Het onderling beraad van de ambtsdragers is in de kerk sindsdien de manier waarop leiding gegeven wordt. Juist als het onderwerp controversieel is. Het gaat in dit apostelconvent om een gevoelig onderwerp: moeten de gelovigen uit de heidenen besneden worden? Moeten zij de joodse identiteit aannemen? Moeten zij zich aan dezelfde, eeuwenoude wetten en voorschriften onderwerpen als Israël? Als er iets ingewikkeld lag in de nog jonge kerk was het de kwestie van de besnijdenis. Het is bij uitstek het teken van de toewijding, de gehoorzaamheid en het onderscheid. Maar men komt tot een nieuw inzicht en weet de kwestie terug te brengen tot zijn essentie. Waar het werkelijk om gaat is dat de genade in het geding is. Worden wij ‘om niet’ behouden of moeten we er toch ons best voor doen om door eigen inspanning tot het heil te komen en er bij te blijven? Op dit punt durft men een radicaal besluit te nemen en de bakens te verzetten. Het werk van God mag niet tegengehouden worden. Hiermee weten de apostelen en de oudsten verstandig te reageren op de nieuwe ontwikkelingen en de nieuwe tijd die zij beleven. Dat zal de kerk steeds moeten blijven doen. Reageren op nieuwe vragen en verschijnselen. Om het werk van God niet te verhinderen, maar er ruimte voor te scheppen. Zo zullen wij moeten nadenken over de vraag naar de vrouw in het ambt. 1 We willen daar in dit beraad biddend mee bezig zijn, luisterend naar elkaar en naar wat de Geest ons zegt.
Bezinning Waarom beraden wij ons op dit onderwerp? 1. Al een aantal jaren staat in het beleidsplan van de Adventkerk dat we moeten komen tot een uitspraak over de vrouw in het ambt. 2. Het blijkt ook telkens een vraag te zijn vanuit de gemeente. Rond de bevestiging van ambtsdragers worden hierover vragen gesteld. 3. We nemen de draad op van een eerdere bezinning, toen de kerkenraad zich in 2002 over dit onderwerp boog en prof. dr. W. Verboom een baanbrekend referaat hield. Is het onderwerp in onze gemeente een brandend onderwerp? Dat kunnen we niet zeggen. De kerkenraad wordt er niet hard op bevraagd. Er blijven naar onze indruk ook geen mensen om weg. Het lijkt een rustig onderwerp dat zich geruisloos en verdekt opstelt. Gezegd moet worden dat onze kerkenraad ook niet altijd erg zichtbaar is. Er komt niet elke zondag een kolonne mannen binnenmarcheren. Bovendien is de stijl waarmee de kerkenraad leiding geeft dienend en niet dwingend van aard. Toch moeten we ons afvragen of we er goed aan doen het onderwerp te negeren. Is het verstandig er stilzwijgend aan voorbij te gaan? In de tijd dat ik werkzaam was bij de IZB liep ik tegen soms pijnlijke situaties aan. Als in gemeenten waar een vrouwelijke kandidaat-predikant vanuit een gereformeerde identiteit missionair werk kon 1
Aansluitend heeft de kerkenraad nagedacht over de betekenis van het ambt, aan de hand van het vierjaarlijks rapport van het generale college voor de Visitatie, Overzicht van het geestelijk leven van gemeenten en kerk 2008-2011 Aangepast rapport, hoofdstuk 2: Het ambt en ambtsbeleving - onder leiding van ds. W.G. Sonnenberg (voorzitter generale college voor de Visitatie).
1
gaan doen, moesten we ons terugtrekken omdat de achterban van de IZB een dergelijke benoeming niet zou aanvaarden. Als consulent in Vathorst zie ik hoeveel moeite het kost de vrouwen in het leidinggevend team (een ander woord voor kerkenraad) een volwaardige plaats te bieden. De Christelijke Gereformeerde Kerk erkent hen niet als ambtsdragers. In ons contact met Demecser, de zustergemeente in Hongarije, maken we duidelijk dat Peter en Maria Bodnar beiden predikant zijn. Daarom is het vierde motief: 4. Is het op den duur houdbaar aan dit onderwerp voorbij te gaan? Hoe lang moeten we nog wachten? En wat laten we voorbij gaan? Is het een gemiste kans, gezien de tijd waarin wij leven? Als kerkenraad doen we er goed aan ons te bezinnen op drie vragen: 1. Wat zegt de Bijbel? (pag. 3-6) 2. Wat vind ik er zelf van? (pag. 6-7) 3. Wat is goed voor de gemeente? (pag. 7) Aan het slot van dit document is het besluit van de kerkenraad toegevoegd. (pag. 8)
2
Wat zegt de Bijbel? Uit de enquête die de leden van de kerkenraad hebben ingevuld (zie pag. 7), blijkt dat voor de meesten hier een vraag ligt. Ook al zegt een meerderheid het niet onbijbels te vinden als de vrouw in het ambt wordt toegelaten, zegt toch een zelfde meerderheid nog wel de nodige vragen te hebben bij de Bijbelse gegevens. Het is ook het meest lastige onderdeel, omdat we recht willen doen aan het getuigenis van de Bijbel. In het artikel van W. Ouweneel 2 dat ter bezinning aan de kerkenraadsleden vooraf was voorgelegd, viel dat ook af te lezen. Hij zet pro’s en contra’s van Bijbelse argumenten naast elkaar, maar doet geen uitspraak over de vraag wat doorslaggevend is. De Gereformeerde Bond (GB) maakt er in de brochure Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen (2012) een principieel punt van en verbindt er het gezag van de Schrift aan. Staat of valt het gezag van de Schrift hier werkelijk mee? Hoe lees je de Bijbel? Ga je die open minded tegemoet of staan de uitkomsten van tevoren al vast? Dat geldt ook van de studie Man en vrouw in bijbels perspectief die in 1985 verscheen en die de GB in 2007 ongewijzigd opnieuw uitgaf. Interessant is dat ook in evangelicale kring de meningen uiteen lopen. Er verschijnen in de Verenigde Staten lijvige studies waarin twee richtingen te onderscheiden zijn. Beide doen nauwgezet onderzoek en aanvaarden onvoorwaardelijk het gezag van de Schrift. Beide richtingen onderkennen dat er sprake is van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, maar de één is er van overtuigd dat de hiërarchie tussen man en vrouw (in Christus) is opgeheven3, terwijl de ander de ondergeschiktheid van de vrouw als een Bijbels patroon nog aanwezig acht. Bij de eerste richting rekent zich de nieuwtestamenticus Gordon Fee, bij de tweede de theoloog John Piper. Wij moeten ons rekenschap geven van de lastige teksten die we tegenkomen in de brieven van Paulus. We laten Bijbelgedeelten die een ander licht werpen op de positie van de vrouw hiermee liggen. Te denken valt aan de manier waarop Jezus met vrouwen omging. Hij sprak ze publiekelijk aan, ging met ze in gesprek, rekende ze tot de kring van zijn volgelingen, zond ze uit als de eerste getuigen van het Paasevangelie. Dit alles geheel tegen de trend van zijn tijd in. De positie van de vrouw zowel in Israël als in de Grieks-Romeinse wereld was dat het gewoon ondenkbaar was dat vrouwen op grote schaal tot publieke en kerkelijke ambten geroepen zouden worden; het zou bevreemding gewekt hebben. Incidenteel waren er toch wel degelijk vrouwen ambtelijk bezig. Wat het Oude Testament betreft, zijn hier te noemen de profetessen Mirjam (Ex. 15:20), Debora (Richt. 4 en 5), Hulda (2 Kon. 22:14 en volgende verzen). En wat het Nieuwe Testament betreft Anna (Luk. 2:36), die een profetes genoemd wordt, de vier dochters van Filippus die profeteerden (1 Kor. 11: 5), Priscilla die een voorname plaats in de gemeente innam (Hand. 18:2, Rom. 16: 3, 2 Tim. 4:19), Euodia en Syntyché die samen met Paulus zich beijverd hebben bij het brengen van het Evangelie (Fil. 4:2,3) en, niet te vergeten Fébe die een dienares - diakonos was van de gemeente (Rom. 16: 1). Moeten we trouwens ook bij de vrouwen in 1 Tim. 3:11 niet denken aan vrouwelijke diakenen? De tegenstanders tegen de vrouw in het ambt maken nogal eens een onderscheid tussen het charismatische (incidentele) ambt en het institutionele (altijd aanwezige) ambt. Het eerste was door de tijd en de omstandigheden voor een korte periode noodzakelijk, het tweede was van Godswege voor onbepaalde tijd geordend. Het priesterambt in het Oude Testament was inderdaad een institutioneel ambt. Priester werd men niet op grond van een bijzondere roeping, maar op grond van de geboorte uit de stam van Levi. Men mag echter het oudtestamentische priesterambt niet zondermeer in verband brengen met de kerke2
W.J. Ouweneel, Vijf olifanten in een porseleinkast - pag.73-87 Ronald W. Pierce and Rebecca Merrill Groothuis, Discovering Biblical Equality – Complementarity without Hierarchy, Intervarsity Press USA / Apollos UK, 2005. 3
3
lijke ambten van het Nieuwe Testament 4. Men staat niet in het kerkelijke ambt op grond van geboorte maar op grond van roeping. In deze roeping spreekt het charismatische wel degelijk een woordje mee. Charisma en instituut zijn nauw met elkaar verbonden. Wij kijken bij de voordracht van de verkiezing van ambtsdragers nadrukkelijk naar het charisma en maken daarmee een inschatting van de geschiktheid voor het ambt. Hieronder vermelden we de teksten die we van commentaar zullen voorzien. De Nieuwe Bijbelvertaling
NBG-vertaling 1951
1 Timoteüs 3:8-11 8 Ook een diaken moet zich waardig gedragen. Hij moet oprecht zijn, 8 Evenzo moeten de diakenen waardig zijn, niet met twee tongen
mag niet overmatig veel wijn drinken en niet hebzuchtig zijn;
sprekende, niet verzot op veel wijn, niet op winstbejag uit,
9 hij moet vasthouden aan het mysterie van het geloof, met een
9 maar het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten.
zuiver geweten. 10 Ook hij moet eerst op zijn geschiktheid worden getoetst; pas
10 Laten ook dezen eerst op de proef gesteld worden, om daarna, als
daarna, als blijkt dat hij een onberispelijk mens is, kan hij zijn dienst verrichten.
zij onberispelijk blijken, hun dienst te vervullen.
11 Dit geldt ook voor de vrouwen: ook zij moeten zich waardig
11 Evenzo moeten (hun) vrouwen zijn: waardig, geen gedragen, ze mogen niet kwaadspreken en moeten sober en in alles kwaadspreeksters, nuchter, betrouwbaar in alles. betrouwbaar zijn.
Romeinen 16:1 1 Ik beveel onze zuster Febe bij u aan, die in dienst staat van de
1 Ik beveel Febe, onze zuster, [tevens] dienares der gemeente te
gemeente in Kenchreeën.
Kenchreeën, bij u aan,
1 Korintiërs 14:34 34 Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze
34 Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar de wet staat. zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.
1 Timoteüs 2:8-15 8 Ik wil dat bij iedere samenkomst de mannen met geheven handen
8 Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing
bidden, vol toewijding, zonder wrok of onenigheid.
van heilige handen, zonder toorn en twist.
9 Ook wil ik dat de vrouwen zich waardig, sober en ingetogen
kleden. Ze moeten niet opvallen door een opzichtige haardracht, dure kleding, goud of parels,
9 Evenzo, dat de vrouwen zich sieren met waardige klederdracht,
zedig en ingetogen, niet met haarvlechten en goud of paarlen en kostbare kleding,
10 maar door goede daden, zoals gepast is voor vrouwen die zeggen 10 maar – zó immers betaamt het vrouwen, die voor haar godsvrucht
dat ze God vereren. 11 Een vrouw dient zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen;
uitkomen – door goede werken. 11 Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten,
12 ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over
12 maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over
mannen heeft; ze moet bescheiden zijn.
de man heeft; zij moet zich rustig houden.
13 Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva.
13 Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.
14 En niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods
14 En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de
gebod.
verleiding in overtreding gevallen;
15 Ze zal worden gered doordat ze kinderen baart, als ze tenminste
15 doch zij zal behouden worden, kinderen ter wereld brengende,
volhardt in het geloof, de liefde en een heilige, ingetogen levenswijze.
indien zij blijft in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.
1 Tim. 3:11 “Evenzo moeten hun vrouwen zijn” vertaalt de vertaling van 1951. Er staat echter: "Evenzo moeten vrouwen zijn!” In deze passage gaat het over de diakenen. Zou het hier, gezien het voorafgaande, niet om vrouwelijke diakenen gaan? Ook omdat in het volgende vers weer over de diakenen wordt gesproken. 4
Kerken met een apostolische traditie (zoals de RK Kerk en de Anglicaanse Kerk) zien het ambt als voortzetting van de apostolische successie. De bisschop / priester kan uitsluitend mannelijk zijn, omdat de apostelen mannen waren.
4
Rom. 16:1 Wat Fébe betreft: Waarom mag men hier het woord “diakonos” niet in de ambtelijke zin van het woord opvatten? 1 Kor. 14:34 Inderdaad wordt in 1 Kor. 14:34 gezegd dat vrouwen in de gemeente moeten zwijgen. Maar waarover moeten zij zwijgen? Gaat het hier om zwijgen over de dingen van God in de "ambtelijke" zin? In 1 Kor. 11:5 wordt juist verondersteld dat de vrouw in de gemeente mag profeteren, d.w.z. het Woord van God verkondigen en bidden, zolang zij dat maar doet met een gedekt hoofd. Daar schijnt het zwijggebod dus niet te gelden. Wij weten niet hoe de samenkomsten in Korinthe en andere gemeenten verliepen. Het zou kunnen zijn dat de apostel niet wil dat vrouwen zomaar het woord nemen en luidruchtig van zich laten horen. Laten ze hun mond houden. Dat is gepast en komt de orde ten goede. Als in dit verband een beroep wordt gedaan op wat de wet zegt (in Gen. 3: 16), staat dit in geen enkele relatie tot het ambt of andere activiteiten van vrouwen in de gemeente, maar veelmeer tot de maatschappelijke positie van vrouwen. 1 Tim. 2:8-15 Waar blijkt in 1 Tim. 2: 8 en 9 dat deze woorden betrokken moet worden op het optreden van vrouwen in de samenkomsten van de gemeente? Bovendien, zoals hierboven al opgemerkt, wordt in 1 Kor. 11:5 verondersteld dat vrouwen in de gemeente mogen profeteren, d.w.z. het Woord van God mogen verkondigen en bidden. Zit in het profeteren niet behalve een verkondigend ook een lerend, een onderwijzend element? Dat Paulus hier op een typisch rabbijnse manier de zondeval toepast op de positie van de vrouw, is een manier van Bijbellezen die wij niet meer gewend zijn.5 In een andere brief (Romeinen 5:12-19) rekent Paulus het alleen Adam aan dat in hem de hele mensheid gezondigd heeft en speelt Eva geen rol. Bij de schepping zijn Adam en Eva aan elkaar gelijkwaardig.6 Het is niet goed dat de mens alleen is. Hij heeft iemand nodig die bij hem past. Samen vormen man en vrouw het beeld van God en vullen elkaar daarin aan. Door de zondeval heerst de man over de vrouw – maar zo is het vanaf het begin niet geweest. Juist in Christus wordt de overmacht van de zonde gebroken en bedwongen. Schokkend en bevreemdend klinkt het in onze oren wanneer een joodse man in zijn morgengebed God dankt dat hij niet geschapen is als een vrouw. Dit is wel de gangbare manier van denken binnen de joodse (en oosterse) traditie. In zijn beschouwingen op het leven komt Prediker tot de conclusie dat de vrouw een valstrik is, bitterder dan de dood. Onder duizend mensen heeft hij maar één mens gevonden die respect afdwong, maar dat was geen vrouw (Prediker 7:26a en 28b). Is dit ook een woord van God of is het het inzicht van de wijsheidsliteratuur, die voor een deel universeel van betekenis is, maar voor een deel ook tijd- en cultuurgebonden? Als wij vandaag woorden als van Paulus letterlijk willen toepassen, staan wij voor een dilemma in onze westerse leefwereld. In de omgang tussen mannen en vrouwen geldt in onze cultuur het principe van de gelijke rechten. Men kan zich niet meer indenken dat de één ondergeschikt is aan de ander. De SGP heeft heel wat uit te leggen door de hiërarchische positie van de man ten opzichte van de vrouw vol te houden tot in het kiesrecht van vrouwen. Wie op dit punt naar de letter van de Schrift wil leven, belandt in een joods chassidische of doperse Amish cultuur. De reformatorische zuil vertoont hiermee trekken van overeenkomst. Waarmee overigens niets gezegd wil zijn over de
5
Een ander voorbeeld van een rabbijnse manier van de Bijbel lezen, vinden we in Galaten – waar Paulus de kinderen van de wet (Sinaï) verbindt met de kinderen van de slavin (Hagar) en ze samen ziet als symbool van het huidige Jeruzalem. In de Vroege Kerk las men op een gelijksoortige manier het Oude Testament en gaf er een allegorische uitleg aan. Hierdoor ging de aardse werkelijkheid op in een louter geestelijke betekenis. 6 Met een begrip als scheppingsorde moet men oppassen. Het is geen Bijbelse term. Het is een terminologie die dicht in de buurt komt van natuur, bloed en bodem.
5
vroomheid van de geloofsbeleving. Maar de bevreemding rond deze orthodoxe levenswijze wordt wel steeds groter. Hier botst het eveneens in de cultuur van de islam en het christendom. Hoewel de dingen hier vandaag ook weer door elkaar lopen. Enerzijds roept de manier waarop vrouwen in de islam gekleed gaan aversie op, anderzijds kiezen vandaag jonge (soms ook westerse) vrouwen voor een positie van onderworpenheid, omdat die hen duidelijkheid verschaft in hun rol als vrouw. Zo zijn er ook in de kring van de SGP (jonge) vrouwen die bewust afzien van het passief kiesrecht van vrouwen. Er staan nog meer voorschriften in 1 Tim. 2. Mannen moeten tijdens het gebed gaan staan en hun handen naar de hemel heffen. Waarom wel nauwgezet zijn in het één en niet in het ander? Komen we er na deze overwegingen nu echt uit? A. van de Beek 7 wijst er op dat het niet veel helpt om teksten uit de Bijbel naar voren te halen. Tegenover de tekst van de één stelt de ander een andere tekst. De vragen die hier liggen behoren wat hem betreft tot wat Calvijn de adiafora noemt, de middelmatigheden. De kerk moet zich niet eindeloos druk maken over dit onderwerp of er een punt in zien dat aanleiding geeft tot scheiding. Van de Beek is van mening dat je het vooral praktisch en wijs moet benaderen en je je als leidinggevenden de vraag moet stellen wat hier en nu van belang is. Hoe wordt in een nieuwe tijd met andere gewoonten en gebruiken, het meest doeltreffend leiding gegeven aan de gemeente? Hoe wordt zij het best bij het heil in Christus bepaald en daar bij bewaard? En wie zijn daar het meest geschikt voor? In de ene tijd moet dat zonder het publieke optreden van vrouwen, in een andere tijd juist wel zichtbaar.
Wat vind ik er zelf van? Dat brengt ons bij de vraag naar onze eigen positie. De enquête die onder de kerkenraadsleden gehouden is, laat een gemengd beeld zien: Zoals het nu is, is het goed 50% mee eens en 50% niet mee eens Ik vind het Bijbels gezien onjuist dat vrouwen een ambt bekleden Een kleine 75% niet mee eens of geen mening, 20% enigszins, 0% mee eens Ik heb nog wel een aantal vragen bij de Schriftgegevens 85% wel, 15% niet Ik vind dat we vrouwen wel als diaken, maar niet als ouderling moeten toelaten 75% zegt resoluut nee Ik vind dat we onze identiteit verliezen als we vrouwen tot het ambt toelaten Een kleine 75% vindt van niet, een wat ruimere 25% wel Ik vind dat we als Adventkerk onze eigen plek binnen de PGA verliezen als we vrouwen tot het ambt toelaten 75% vindt niet, 25% wel Ik vind dat we vrouwen tekort doen als ze geen deel kunnen uitmaken van de leiding van de gemeente 75% is het hier mee eens, 25% niet In het onderlinge gesprek zullen we ons er over moeten uitspreken hoe we er over denken: wel of geen vrouwen in de kerkenraad? Ter overweging nog een aantal opmerkingen bij het punt van de identiteit. - De indruk wordt gewekt, ook door de uitgaven van de GB, dat de gemeente haar gereformeerde identiteit verliest als ze vrouwen toelaat tot het ambt. Het is jammer dat de GB de tegenstemmen in de eigen gelederen niet aan het woord laat. W. Verboom en J. Hoek heb7
A. van de Beek – Lichaam en Geest van Christus (2012) – pag. 271-273
6
-
-
ben geen bezwaar tegen de vrouw in het ambt, maar publiceren hier niet over. Ben je nog gereformeerd als je de vrouw in het ambt toelaat? Ja, ook dan kunnen we voort in het spoor van Schrift en belijdenis. Zo doen andere kerken van gereformeerde signatuur dat ook. We zien het eveneens in ons omringende landen (bijv. in Oost Europa – onze zustergemeente in Demecser, Hongarije). In Afrika en elders in de wereld leeft de kerk op de kracht van de vrouwen. En wat zegt het voor onze positie in de Protestantse Gemeente Amersfoort (PGA)? Daar is het een onderwerp waar wij elkaar in de Algemene Kerkenraad en het Ministerie van predikanten niet op beoordelen of veroordelen. Voor de onderlinge samenwerking zit het hier niet op vast. Wel doen wij er goed aan onze positie te verduidelijken naar de wijkgemeente van de St. Joriskerk, mocht het komen tot een aanvaarding van de vrouw in het ambt. Dat zijn wij gezien onze historie en de gereformeerde traditie waarin wij beide willen staan, aan elkaar verplicht. Van wezenlijk belang is dat onze identiteit ook missionair gekleurd is en wij een open gemeente willen zijn voor mensen van buiten. Wij staan dan in een zelfde ontwikkeling als gemeenten in Rotterdam Delfshaven, de Jacobikerk in Utrecht, de Jeruzalemkerk in Amsterdam, de Kruispunt gemeente in Eindhoven en de Kruispuntgemeente in Amersfoort Vathorst (alle gerelateerd aan missionaire projecten van de IZB). Ook andere gemeenten maakten onlangs de overstap naar de vrouw in het ambt, zoals de Kleopas gemeente in Ede en de gemeenten Den Ham en Bergschenhoek. Het zijn deze gemeenten die het gesprek met de tijd en de mensen van deze tijd aangaan en nadrukkelijk gekozen hebben voor vrouwen en mannen in de leiding van de gemeente.
Wat is goed voor de gemeente? Als we tot een besluit komen, geven we daar een signaal mee af. Zowel naar binnen als naar buiten. Kan de gemeente een eventuele aanvaarding van de vrouw in het ambt aan? Juist nu er weer rust is in de gemeente, lijkt het een goed moment. Zolang het maar niet een lang en slepend proces wordt. Als het maar wel een zorgvuldig proces is. Wat goed is voor de gemeente heeft ook te maken met de kwaliteit en de manier van leiding geven. De inbreng van een vrouwelijk element geeft daar een ander karakter aan. Nu al zien we dat op alle terreinen van het werk in de gemeente vrouwen worden ingezet: in de administratie, het secretariaat, notulering van vergaderingen, jeugdwerk, catechese, pastoraat, vrouwendienst. Wij komen ze op alle terreinen van het gemeentewerk tegen. Is dit niet een oneigenlijk gebruik, in deze zin dat het onderwijs en de verantwoordelijkheid voor de opbouw van de gemeente al voor het overgrote deel in handen van vrouwen ligt? Hier lopen ambt en functie in elkaar over en valt het steeds moeilijker uit te leggen waarom vrouwen worden uitgesloten van besluitvorming en verantwoordelijkheid. We zullen in ons beraad de argumenten voor en tegen op een rij moeten zetten. En nagaan waar de gemeente mee gediend is.
7
Besluit De kerkenraad kwam na deze bezinning en het onderlinge gesprek op 23 juni 2012 unaniem tot de conclusie dat er geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen de vrouw in het ambt. Doorslaggevend voor dit besluit zijn de volgende overwegingen: -
-
-
Wij geloven dat er in Christus een nieuwe schepping is gegeven, waarin de afstand tussen man en vrouw, besneden en onbesneden, Jood en Griek, is overbrugd. Wat God heeft samengebracht moeten wij niet scheiden. Wij geloven dat God de mens geschapen heeft als man en vrouw. Samen vormen zij het beeld en de gelijkenis van God. Wij ervaren het als een gemis dat de stem van de vrouw ontbreekt in de leiding van de gemeente. Wij geloven dat de ambten gegeven zijn om de gemeente bij het heil van Christus te bepalen en te bewaren – en dat dit gebeurt door de dienst van mannen en van vrouwen. Wij beseffen dat vrouwen naast hun verantwoordelijkheid in de maatschappij evenzeer verantwoordelijk zijn voor de opbouw van de gemeente van Christus.
DPCL/23.06.2012
8