DORPSPLAN Herpen, Keent, Koolwijk, Neerloon en Overlangel In opdracht van de gemeente Oss Strootman Landschapsarchitecten Laagland’ Advies
INHOUD 1. 2. 3.
4.
Inleiding en samenvatting Visie Uitwerkingen: a) Ontwikkelingskader en hoofdstructuur b) Kernen c) Inrichtingsopgaven d) Spelregels voor de openbare ruimte Uitvoeringsprogramma en planningsschema
Bijlage: Inventarisatie en analyse a) Ontwikkelingsgeschiedenis b) Beleidskader c) Ruimte d) Leefbaarheid e) SWOT Geraadpleegde (beleids-)stukken Colofon
HOOFDSTUK 1. INLEIDING Voor u ligt het concept dorpsplan voor Herpen, Neerloon, Overlangel, Keent en Koolwijk en het tussenliggende buitengebied (het geografische werkgebied van de dorpsraad Herpen). Dit dorpsplan slaat een brug tussen het gemeentelijk beleid en de behoeften en wensen in de dorpen. Het dorpsplan heeft geen juridische status maar biedt wel een agenda voor de toekomst. Het dorpsplan bevat de toekomstvisie op het plangebied en een uitvoeringsprogramma. Het zet de koers uit. Maar er staat bijvoorbeeld geen uitgewerkt ontwerp in voor een wegkruising of voor een nieuwbouwlocatie. Het betekent dus dat dit dorpsplan lang niet voor alle problemen een korte-termijnoplossing biedt. Zo kan het zijn dat bouwplannen nog vrij lang moeten wachten op de herziening van bestemmingsplannen. Het actiegerichte karakter van het dorpsplan komt vooral tot uitdrukking in het Uitvoeringsprogramma. Hierin worden prioriteiten gesteld en probleemeigenaren en/of projecttrekkers aangewezen. Gemeente, dorpsraad Herpen, inwoners en andere betrokkenen uit het gebied hebben hiervoor nauw samengewerkt. Het dorpsplan is een goed voorbeeld van hoe binnengemeentelijke democratie in de praktijk kan werken. Eén van de aanleidingen voor het dorpsplan is immers het wijkgericht werken. De dorpsraad Herpen heeft het proces op de voet kunnen volgen en gaat advies uitbrengen richting College van B&W van gemeente Oss. De dorpsraad is de bestuurlijke schakel tussen de kernen en het gemeentebestuur. De leden zijn door de gemeente Oss benoemd. Belangrijk daarbij was zijn vaste plaats in de ambtelijke projectgroep. Een belangrijk deel van inventarisatie en analyse voor dit dorpsplan is ingebracht door de bewoners, en lokale organisaties en ondernemers. In vijf werkgroepen en drie bewonersavonden hebben zij een schat aan lokale kennis en informatie over de beleving van het plangebied bijeengebracht, zowel over ruimtelijke als over leefbaarheidsaspecten. De werkgroepen hebben zich in een aantal bijeenkomsten gebogen over de thema’s Wonen en woningbouw, Sociale samenhang, Voorzieningen, Werken en economie, en Infrastructuur en Openbare ruimte. Opbouwwerk en de wijkcontactambtenaar zorgden voor ondersteuning. Van al deze informatie is bij het maken van dit dorpsplan dankbaar gebruik gemaakt. Een groot deel van de voorstellen kon integraal worden overgenomen. Soms wijkt het dorpsplan af van de voorstellen van de bewoners. Daar werd dan in de openbare bijeenkomsten met de bewoners over gediscussieerd. Waar noodzakelijk of verhelderend, is in de tekst aangegeven welke informatie van de bewoners afkomstig is. Voor degenen die graag kennis willen nemen van de letterlijke inbreng van de bewonerswerkgroepen zijn de verslagen van alle bijeenkomsten bij de gemeente en de dorpsraad gebundeld beschikbaar. Het dorpsplan Herpen staat niet op zichzelf. Bewonerswensen en bestaand beleid moeten op elkaar worden afgestemd. Uitgangspunten zijn onder andere provinciaal beleid, de Top 10 van de dorpsraad Herpen, de Toekomstvisie Oss 2020 en de ruimtelijke Structuurvisie Oss 2020. In de Toekomstvisie is uitgesproken dat de Oss vitale dorpen kent; dorpen waar inwoners, verenigingen, ondernemers en gemeente samen invulling geven aan het sociale klimaat en gemeenschappelijke activiteiten. Het dorpsplan werkt dit uit met behoud en versterking van de leefbaarheid hoog in het vaandel. Het dorpsplan Herpen is er, maar daarmee is de klus nog niet geklaard. Er ligt een visie op de ruimtelijke ontwikkeling en leefbaarheid in het gebied en er zijn voorstellen voor de komende periode geformuleerd. Feitelijk staan gemeente Oss, dorpsraad Herpen, bewoners en andere organisaties en instellingen nu aan het begin van de uitvoering. Het dorpsplan kijkt immers vijftien jaar vooruit. OPZET VAN HET DORPSPLAN Om “snel met de deur in huis te vallen” heeft dit dorpsplan eigenlijk een omgekeerde volgorde. Na een beknopte samenvatting geeft het eerst in hoofdstuk 2 een visie op de toekomstige ontwikkeling van het plangebied Herpen (inclusief buitengebied en de kernen dus). Onderdeel daarvan is de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied. Deze visie wordt in hoofdstuk 3 uitgewerkt in een reeks ruimtelijke voorstellen en voorstellen voor leefbaarheid. Deze worden gepresenteerd op vier schaalniveaus: Ontwikkelingskader en hoofdstructuur, kernen, inrichtingsopgaven, en enkele spelregels op straatniveau. In het Uitvoeringsprogramma in hoofdstuk 4, worden de belangrijkste onderwerpen en opgaven beschreven, die de komende jaren moeten worden aangepakt. Pas daarna vindt u in de bijlage de “Inventarisatie en analyse”. Hierin wordt de ontwikkelingsgeschiedenis van Herpen en omgeving beschreven (deel a). Daarna wordt het beleidskader beschreven (deel b) en volgt een ruimtelijke analyse (deel c). In dit deel en in de Leefbaarheidsanalyse (deel d) zijn ook de resultaten van de diverse bewonerswerkgroepen verwerkt. Deel d gaat ten slotte nader in op wonen en leefbaarheid in het plangebied. De analyse mondt uit in een verzameling sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen (schema SWOT). De bijlage biedt hiermee een overzicht van alles wat er speelt, kan gaan spelen en speelde in het plangebied, voor zover relevant geacht voor het dorpsplan. Het is een reservoir vol informatie, dat u tijdens het lezen als een naslagwerk kunt raadplegen.
SAMENVATTING De kernpunten uit dit dorpsplan kunnen we als volgt samenvatten: Behoud en versterking van de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit zijn het kernthema. Het dorpsplan legt het zwaartepunt bij de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van het plangebied, maar schept ruimte voor een veel bredere ontwikkeling van de economie, zeker in de hoofdkern Herpen. Herpen is een bedrijvig dorp en moet dat blijven. In het dorpsplan worden enkele (ruimtelijke) randvoorwaarden aangegeven, waarbinnen vrijheid mogelijk is voor particuliere initiatieven. Herpen moet levendig blijven met niet alleen ruimte voor wonen, maar ook voor economische activiteit. Alleen zo kan het plangebied ook aantrekkelijk zijn voor mensen van elders, zowel toeristen als mensen die zich er willen vestigen. Want alleen met eigen bewoners redt het plangebied Herpen het niet meer, nu een stagnerende bevolkingstoename de landelijke trend is. Een veelzijdig samengestelde bevolking met voldoende jonge aanwas heeft een gedifferentieerd woningaanbod nodig. Er is in de nieuwbouw een forse achterstand opgelopen. Vooral jongeren en ook senioren zijn daarvan de dupe. Voor het Dorpsplan heeft bouwen om te wonen dan ook een hoge prioriteit. Hiertoe worden bebouwingstypen aangereikt. Om flexibiliteit en een continue bouwstroom te bereiken wordt in het dorpsplan ingezet op meerdere bouwlocaties en dus niet alleen op Wilgendaal. Er moeten vooral starterswoningen worden gebouwd om de ontgroening tegen te gaan, en seniorenwoningen om de vergrijzing op te vangen. Daarbij hoort een zorgstructuur die welzijn en zorg op maat zo dicht mogelijk bij huis kan brengen. De voorzieningen staan onder druk, dit dorpsplan brengt ze in beeld en geeft ontwikkelingsrichtingen aan. Duidelijk is dat Herpen de hoofdkern is met de belangrijkste functies. In het buitengebied komt het er vooral op aan de scholen te behouden, de bestaande gemeenschapsvoorzieningen in stand te houden en te zorgen dat overige voorzieningen goed bereikbaar dan wel leverbaar zijn. Steunpunten voor gemengde commerciële en niet – commerciële voorzieningen moeten worden onderzocht als mogelijke oplossing voor het buitengebied. De kleine kernen mogen niet op slot: inbreiden moet mogelijk zijn mits het zorgvuldig gebeurt. Ruimtelijk moet het dorpse en landelijke karakter van de kernen worden gekoesterd. Die dorpse kwaliteiten worden echter bedreigd. Handhaven van de dorpse kwaliteiten èn tegelijkertijd ontwikkelen vereist maatwerk. Voor het buitengebied worden landschappelijke kaders aangereikt waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn. De Reconstructie is een belangrijke ontwikkeling die veel kansen met zich meebrengt. Het buitengebied is kostbaar en moet zijn oorspronkelijke openheid en natuurlijke waarden behouden, zowel in de dorpen als de velden en aan de Maas. Het dorpsplan geeft een brede en diepgaande analyse van het gebied. De ruimtelijke uitwerking gaat van een hoog naar een laag schaalniveau, en eindigt met concrete spelregels voor het inrichten van de openbare ruimte.
HOOFDSTUK 2. VISIE Waar moet het heen met het plangebied en waarom? Zo eenvoudig de vraag, zo gecompliceerd is het antwoord. Een belangrijk doel van het dorpsplan is behoud en versterking van de leefbaarheid. Op basis van de analyse (zie bijlage) wordt hiervan eerst een visie op het plangebied geformuleerd. Daarin staat ook onze ambitie. Het hoofdstuk eindigt met een ruimtelijke visiekaart. In hoofdstuk 3en 4 worden de ruimtelijke en leefbaarheidsvisie verder uitgewerkt in opgaven en programma. Wat is leefbaarheid? In een leefbaar dorp wonen mensen die zich samen verantwoordelijk voelen voor hun kern, die zowel individueel als gezamenlijk een toekomstperspectief hebben, en die over de middelen beschikken om dat perspectief zowel individueel als gezamenlijk te ontwikkelen. Bij de kern hoort ook het omliggende buitengebied. Omdat de kwaliteiten van kernen en buitengebied kwetsbaar zijn, is het begrip ‘duurzaam’ op alle (beoogde) ontwikkelingen van toepassing. In het dorpsplan Herpen staat de leefbaarheid centraal. De ruimtelijke en de sociaal-economische componenten zijn naast elkaar geïnventariseerd en geanalyseerd, maar zijn in de opgaven en het programma met elkaar verweven: elk programmaonderdeel levert een bijdrage aan de verbetering van het totaal. Dit betekent voor het wonen: • Een voldoende en gedifferentieerd woningaanbod, als thuisbasis voor een veelzijdig samengestelde bevolking • Plaats voor eigen bewoners en plaats voor nieuwe bewoners, die nodig zijn om de leefbaarheid te behouden • Differentiatie van het woningaanbod, zowel in prijs als in woonvorm (huur, koop en tussenvormen) • Differentiatie ook in woningtypen: starterswoningen, seniorenwoningen, reguliere gezinswoningen Dit betekent voor de sociale samenhang: • Sterke sociale cohesie • Sterk verenigingsleven • Sterke sociale structuren op het terrein van zorg en welzijn • Zelfbewustzijn over de natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de kern Dit betekent voor welzijn: • Voldoende voorzieningen op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs, gemeenschapsactiviteiten en veiligheid • Draagkrachtige infrastructuur voor zorg en welzijn (mantelzorg, sociale en sociaal-culturele netwerken) Dit betekent voor de lokale economie: • Bedrijvigheid die bijdraagt aan een landelijke en dorpse kern, waarin ook het dagelijks leven vitaal is en niet slaapt • Bedrijvigheid die ook (jonge) bewoners de kans geeft een eigen, zakelijke carrière te ontwikkelen • Een zorgvuldige overgang van agrarische productie naar agrarische productie en natuurbeheer • Een zorgvuldige ontwikkeling van toeristisch-recreatieve waarden Dit betekent voor infrastructuur en openbare ruimte: • Een samenhangende ontwikkeling van kernen en buitengebied • Een dorpse ontwikkeling van de kernen en een landelijke ontwikkeling van het buitengebied • Een ontsluiting die (nieuwe) ontwikkelingen faciliteert (denk bijvoorbeeld aan padenstelsels en natuur- en recreatieontwikkeling, economische ontwikkeling en verkeer en vervoer enz.)
DOELSTELLING Het dorpsplan is het richtsnoer om Herpen, de kleine kernen Neerloon, Overlangel, Keent en Koolwijk en het buitengebied duurzaam leefbaar te houden. PROBLEEMSTELLING Wat zijn de problemen in het plangebied van Herpen? 1. De landelijke trends: vergrijzing en ontgroening. Vergrijzing is een ontwikkeling die vooral een antwoord vraagt op het gebied van wonen en zorg. Ontgroening – het wegtrekken van de jeugd – is een probleem, waarvoor een oplossing moet worden gezocht in huisvesting voor starters en jonge gezinnen, maar ook in een ontwikkelingsperspectief. 2. Het voorzieningenniveau is kwetsbaar en loopt terug. 3. Het achterblijven van woningbouwprojecten bij prognoses en plannen heeft tot grote achterstand geleid. Lange planprocedures spelen in deze vertraging een belangrijke rol.
4. De Reconstructie van het landelijk gebied is nog niet ingebed in het gemeentelijk beleid voor de ontwikkeling van het buitengebied. De Reconstructie moet daarom deel gaan uitmaken van het dorpsplan. 5. De kernen in het buitengebied hebben weinig ruimte om zich te ontwikkelen. 6. Bij Dorpse en landelijke buitenruimten passen andere kwaliteiten dan bij suburbane buitenwijken. Recente ontwikkelingen (verkeersmaatregelen en routinematige aanpassingen ) dreigen dat verschil te nivelleren. 7. Herpen ligt omsloten door de A50, de Hertogswetering en de Erfdijk. Op een groot deel van het gebied liggen claims vanuit natuur- en landschapsbehoud. De ruimte om uit te breiden is dus beperkt. Inbreiden en herstructureren is het devies. 8. De A-50 snijdt Herpen af van de toeristische attractie Herperduin en in wijdere omgeving van ’t Stadje Ravenstein. 9. Het plangebied is aantrekkelijk maar biedt ten zuidoosten van de snelweg nagenoeg geen recreatieve verblijfsmogelijkheden. Profiteren van toerisme is daarom moeilijk. 10.Er bestaat een zekere spanning tussen de dorpskernen en de overheid. De verwachtingen van de bewoners staan soms op gespannen voet met de mogelijkheden van de gemeente Oss. 11.De bestemmingsplannen zijn gedateerd. UITGANGSPUNTEN Wat betekent leefbaarheid (zie kader) voor het plangebied? 1. Leefbaarheid heeft ruimte nodig. Anders gezegd: zonder een duurzame ruimtelijke ontwikkeling geen duurzame leefbaarheid. 2. De kansen zitten vooral in de ontwikkeling van het landschap en de agrarische sector (de Reconstructie); de bedreigingen zitten vooral in de landelijke trends: ontgroening en vergrijzing. 3. De stagnering van de bevolkingsgroei kun je met dit plan niet beïnvloeden. Het plangebied moet dus concurreren en zichzelf zo aantrekkelijk maken dat jonge mensen van elders willen komen. Daarnaast moet je je eigen mensen huisvesten. 4. De kracht van het plangebied zit in de evenwichtige samenhang van (cultuur)historie, natuurontwikkeling en agrarisch gebruik, met elkaar een aantrekkelijke basis voor versterkte toeristisch-recreatieve ontwikkeling. 5. Wat we dus nodig hebben: dorpen die zich natuurlijk en open wijze ontwikkelen in een landelijke, agrarische en natuurlijke omgeving. 6. De kleine kernen moeten hun kenmerken behouden en waar mogelijk versterken. Groei zal altijd bescheiden zijn. Herpen is hoofdkern, en zal het meeste groeien. 7. Een leefbaar plangebied heeft ook een sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief. De hele gemeenschap (van jong tot oud) heeft het hele gebied 24 uur per etmaal actief in gebruik en beheer voor hun eigen welzijn. 8. Voor leefbaarheid is een gedifferentieerd woningaanbod noodzakelijk. 9. Hoe meer cohesie de gemeenschap kent, hoe meer verantwoordelijkheid die gemeenschap zelf voor de leefbaarheid kan en moet dragen. 10.Pas het subsidiariteitsbeginsel onverkort toe: regel op een hoger bestuurlijk niveau alleen datgene wat op het lagere niveau niet (goed) geregeld kan worden. LEEFBAARHEID EN RUIMTE HOE ZIEN WE HET PLANGEBIED? De identiteit van het plangebied wordt voornamelijk bepaald door het nadrukkelijk aanwezige, en contrastrijke landschap. Met name de dekzandrug waarop Herperduin en Herpen liggen en de Maas zijn beeldbepalend. Niet alleen de rivier zelf, maar ook de oeverwallen met dijkdorpen en het achterliggende komgebied vormen onderdeel van een veel grotere zone langs de rivier. Op alle planniveaus zou de relatie met het landschap het uitgangspunt moeten vormen. POSITIE VAN DE KERNEN BINNEN DE REGIO Herpen is de hoofdkern van het plangebied en heeft de belangrijkste voorzieningen. De overige kernen hebben vooral een woonfunctie, maar maken ook deel uit van de infrastructuur van het buitengebied (fysiek, economisch en sociaal). Vergeleken met omliggende kernen als Ravenstein, Schaijk en Berghem lijken de grote ontwikkelingen aan Herpen voorbij te gaan. De hoofdkern is introvert en heeft weliswaar enkele nieuwbouwwijken maar verder geen grote voorzieningen, industrieën of attracties. Deze “afzijdigheid” van grote ontwikkelingen is de charme van het dorp. HOE ZIEN WE HET PLANGEBIED BESTUURLIJK? Herpen is niet zo georganiseerd, maar organiseert en onderneemt voortdurend. Het is wat rommelig, er moet wat kunnen. Hoe krijgt Herpen de maximale speelruimte? Hoe kernachtiger en duidelijker de gemeente Oss duidelijke kaders stelt, hoe zelfstandiger het dorp kan zijn. Dit dorpsplan houdt rekening met de bestaande kaders, die stedenbouwkundige kwaliteit, landschap, cultuurhistorie en leefbaarheid van gemeente en provincie in stand houden. Dit dorpsplan geeft de grenzen aan waarbinnen het plangebied zich vrij kan ontwikkelen. De leefbaarheid bepaalt daarvoor de maat.
HOE ZIEN WE WONEN EN LEEFBAARHEID? Het migratiesaldo nul van de provincie sluit theoretisch aan bij de stagnerende bevolkingsgroei. Maar leefbaarheid heeft jonge aanwas nodig. De Structuurvisie Oss 2020 hanteert daarom het criterium “Bouwen voor leefbaarheid”. Daarvoor is een gevarieerd woningaanbod nodig. Het aantal huishoudens neemt wel toe. Vooral door de vergrijzing en doordat jongeren eerder èn langer alleen wonen. Daar moet het woningbouwprogramma op inspelen (de Woonvisie die nu in productie is werkt dat ook voor de kernen verder uit). Bouwen om de vergrijzing op te vangen betekent vooral levensloopbestendig bouwen. Bouwen voor nieuwe aanwas betekent betaalbaar bouwen voor eigen starters (zowel huur als koop) en voor starters en jonge gezinnen van buiten. Doorstroming vanuit duurdere woningen naar bijvoorbeeld seniorenwoningen biedt tot nu toe vooral ruimte voor nieuwe import. Ook verkoop van goedkope woningen door de woningstichting kan starters helpen. Woningen met werkruimte stimuleren jonge ondernemers. Op dure locaties kun je dat betaalbaar maken door appartementen (op z’n dorps dus veelal grondgebonden) en verzamelgebouwen voor wonen en werken te bouwen. Bouw zoveel mogelijk levensloopbestendig, zodat iedereen in principe in elke woning wonen kan. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID EN WERKEN, ECONOMIE EN RECREATIE? De dorpse schoonheid van het plangebied beperkt de mogelijkheden voor bedrijvigheid. Voor toerisme en recreatie is het dé kans. Het gebied heeft veel te bieden, en de vraag is groot. Het dorpsplan sluit aan op ‘Verbonden aan de Maas’, de beleidsnota toerisme en recreatie van de gemeenten Oss en Lith. Daarin is speciale aandacht voor de routegebonden recreatie. Werkgelegenheid zit pas in de weg wanneer hij niet past in de schaal en kwaliteit van de kernen en het buitengebied. Ruimte dus voor nieuwe bedrijvigheid, die in het plangebied vooral ontstaat uit ondernemerschap. Samenhang met toerisme en recreatie is wenselijk, hoewel monocultuur moet worden voorkomen. Denk niet alleen aan kamperen op de boerderij, kortverblijf enz., maar ook aan ambachtelijke bedrijfsvoering die aantrekkelijk is voor de toerist. Nieuwe functies van de landbouw (productie van speciale gewassen en het leveren van streekeigen producten, zorgboerderijen), bijvoorbeeld in en om VAB’s in de kernrandzones, kunnen de economie versterken èn toeristisch aantrekkelijk zijn. Combinatie van commerciële en niet – commerciële voorzieningen kunnen ook op kleine schaal levensvatbaar zijn. Zoals de nieuwe “Winkel van Sinkel”, waarin een kleine supermarkt wordt gecombineerd met vooral digitale loketten van allerlei dienstenaanbieders. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID, SOCIALE SAMENHANG EN VOORZIENINGEN? De regio Herpen – Ravenstein is nu nog goed leefbaar. Maar ontgroening en vergrijzing bedreigen de leefbaarheid. Door schaalvergroting van vooral de commerciële voorzieningen daalt het voorzieningenniveau in de kernen dramatisch. Dat keer je niet met woningbouw: voor commerciële voorzieningen heb je alternatieve combinaties met niet commerciële voorzieningen op veel kleinere schaal nodig. Diverse instellingen en bijvoorbeeld de Rabobank willen daar graag over meedenken. Essentieel zijn de voorzieningen op het gebied van onderwijs en zorg. De scholen mogen ook in het buitengebied niet verdwijnen. En de zorg in de kernen moet mee ontwikkelen met de vergrijzing en de extramuralisering. Extramuralisering betekent: de zorg wordt steeds minder geleverd in intramurale (binnen één “muur” gevestigde) woonvormen zoals zorginstellingen. Mensen met een zorgbehoefte (door ouderdom of handicap) blijven voortaan zo lang mogelijk in hun eigen huis wonen. In die woning moet de zorg dan wel zonder belemmering geleverd kunnen worden. Dat betekent dat het levensloopbestendige c.q. nultredenwoningen moeten zijn. De extramuralisering kan dus alleen worden doorgezet wanneer de woningvoorraad wordt aangepast aan deze nieuwe eisen. Gevoelens van onveiligheid moeten worden tegengegaan. Herpen en de kleine kernen moeten inzetten op behoud van het vrijwilligerswerk, het verenigingsleven, de mantelzorg en de netwerken die dit dragen. Daar is weer een gevarieerde bevolkingssamenstelling voor nodig. Wat is “dorps”? Dorpsgemeenschap Een dorpsgemeenschap is een hechte gemeenschap, waarin alle bewoners van het dorp, zonder aanziens des persoons, samen een deels door traditionele, deels door moderne sociale verbindingen geborgde gemeenschap vormen. Dorpscohesie In een dorp berust de sociale samenhang voor een deel nog op intern overgeleverde dorpse waarden en normen. Dorps leven In een dorp leef je letterlijk en figuurlijk dicht bij elkaar. Je zit vaak in dezelfde vereniging, en je ziet in de kerk dezelfde mensen. Daar kun je tegen of niet! Dorps wonen Dorps wonen is wonen met een dagelijks en vanzelfsprekend contact met je buren en het landschap. Dorpse rommeligheid In een dorp moet er ruimte zijn om “aan te rommelen”. Schuren, ponyweides, opstallen enz. moeten hun plek hebben. Dorps landschap Dorpsontwikkeling is landschapsontwikkeling: een dorp bestaat niet zonder landschap, het is er in gebouwd en er van doordrongen. Bodem en geomorfologie liggen aan de basis van de dorpsstructuur. Dorpsranden
Dorpsranden zijn het gezicht van een dorp. Ze zijn composities van gebouwen en beplanting. Landschap en bebouwing groeien als geheel en kunnen alleen als samengesteld geheel worden ontworpen. Dorpse randen zijn niet hard maar vormen een geleidelijke overgang van dorp naar landschap. Het is vaak een ‘rafelzone’ waarin naast wonen ook andere functies als een paardenbak, moestuin en dergelijke liggen. In- of uitbreidingsplannen moeten ook visueel worden beoordeeld: hoe ziet de nieuwe dorpsrand eruit, wat is de bijdrage aan het landschap? Dorpse groei Dorpen groeien geleidelijk. De gemiddelde natuurlijke aanwas van de bevolking zou het bouwtempo moeten bepalen. Dorpse kleinschaligheid Dorpsbebouwing bestaat uit individuele huizen voor zeer uiteenlopende bewoners. Seriebouw is een uitzondering. Dorpse knoeperds Grote gebouwen in een dorp verenigen het grote en het kleine in zich. In maat, materiaal, volumeopbouw en detaillering zijn ze in balans met de overige dorpsbebouwing. Dorpse verkaveling Een dorpse verkaveling is een rijk mengsel van perceelvormen en –grootten. Door de groepering van kavels ontstaan stedenbouwkundig unieke plekken. Rooilijnen verspringen. Woningen staan in linten, niet in vlekken. Dorpse kavels Dorpse kavels zijn ruim met ruimte voor grote bomen. Het openbaar gebied is klein. Ruime kavels, uitbreidbare en splitsbare woningen en veel ruimte voor bijgebouwen leggen de basis voor nieuwe gemengde dorpsbuurten. Dorpse architectuur Dorpse architectuur is niet nostalgisch of museaal, maar hedendaags. Dorps bouwen betekent ook het steeds opnieuw uitvinden van regionale architectuur. Traditie blijft een levend begrip door vernieuwende architectuur met wortels in de cultuurgeschiedenis. Dorpse menging Kleinschalige bedrijvigheid hoort in het dorp en worden bij voorkeur gecombineerd met woningen. Dorpse lucht Dorpen hebben onbebouwde plekken in de vorm van moestuinen, weitjes, begraafplaatsen, boomgaarden en grote tuinen, die ‘lucht’ brengen in de bebouwingsstructuur. Dorpen hebben geen park. Dorpse straten Geen straat is standaard. Voetgangers, fietsers en auto’s zijn gelijkwaardige verkeersdeelnemers. Straten zijn smal. Dorpse vloer De vloer van het dorp bestaat uit gebakken klinkers en gras. Geen beton en geen vakken met siergroen. Dorpse bomen In een dorp staan bomen die inheems zijn en breed en hoog kunnen uitgroeien. Ze staan vooral solitair.
HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID, INFRASTRUCTUUR EN OPENBARE RUIMTE? Mobiliteit is essentieel voor de ontwikkeling, zowel voor de eigen bewoners als voor toerist en recreant. Lastig, want eigenlijk zou je de gestaag toenemende mobiliteit (met zijn files en vervuiling!) moeten tegengaan. Juist de onbereikbaarheid van delen van het plangebied is een kwaliteit. Daardoor zijn de hechte gemeenschappen en de verstilde landschappen ontstaan. Wanneer bedrijven en forenzen het gebied veroveren, verliest het zijn ‘splendid isolation’. Op lange termijn moet mobiliteit niet kritiekloos worden aanvaard. Maar op dit moment zijn mobiliteit en ontsluiting nog randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied. Bereikbaarheid betreft het auto-, fiets-, wandel-, en openbaar vervoer - verkeer. De autobereikbaarheid is met de snelwegafslag bij Ravenstein en de Dorpenweg goed. Problemen geven de doorgaande weg door Herpen en de verbinding tussen Herpen en Overlangel. De fiets- en wandelbereikbaarheid is redelijk. Het landelijk gebied moet verder worden ontsloten voor de recreant door oude paden te herstellen en routes aan te bieden. Ook de relatie tussen Herperduin en de rest van het plangebied moet beter. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID, INRICHTEN EN BOUWEN? Uitbreiding van de woningvoorraad heeft grote prioriteit. Dat kan alleen met respect voor cultuurhistorie en landschap. De verwevenheid van de kernen met het landschap mag nooit verloren gaan. Maar laat het geen museumlandschap worden. Bij een respectvolle aanpak kan er juist van alles veranderen, zonder de regio aan te tasten. De kleine kernen en Herpen mogen niet op slot. Er is nog ruimte voor nieuwbouw, behalve in Keent. Keent is goed zoals het is. Kleinschalige woningbouw en nieuw landgebruik (kleinschalige recreatie, landgoederen, alternatieve landbouw enz.) zijn inpasbaar op de oeverwallen en in de kernen. Op de oeverwal en op de dekzandgronden wordt de landbouw kleinschaliger en verweven met natuur en recreatie. De goed gelegen levensvatbare agrarische bedrijven in het komgebied worden grootschaliger en blijven. In de Structuurvisie Oss 2020 is voor de oeverwal “landschappelijk aanvaardbare intensivering met ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit als leidraad” mogelijk. Daarmee bedoelen we in dit Dorpsplan dat er binnen landschappelijke karakteristiek op de oeverwallen nieuwe vormen van grondgebruik mogelijk moeten zijn, zoals kleinschalige menging van
wonen, werken, recreatie en grondgebonden landbouw, in combinatie met de bestaande (hoge) landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Enige gevarieerde verdichting past daar prima bij. De kleinschalige dorpse ontwikkeling staat overigens op gespannen voet met de woningbouwdoelstellingen. Betaalbaar bouwen doe je grootschalig en seriematig in vlekken of vlakken. Dat is in strijd met wat hierboven staat. Streekgebonden en kleinschalig ontwikkelen kost extra energie en aandacht, maar levert kwaliteit op! Omdat kwaliteit langer meegaat, is het op lange termijn toch voordeliger! HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID EN HET DORPSE BEELD? Alle ontwikkelingen in het plangebied moeten bijdragen aan een dorps beeld op dorpse schaal. In de box hiernaast is de ‘dorpse’ benadering getypeerd. De dorpse manier van bouwen is zeker niet ingegeven uit nostalgische of romantische overwegingen. Het is ook de huidige de kwaliteit en identiteit van het plangebied. Om deze dorpse kwaliteit realistisch te maken worden in hoofdstuk 3a en 3b voorstellen gedaan. RUIMTELIJKE VISIEKAART De ontwikkelingen in de komende 15 jaar moeten worden getoetst aan het dorpsplan. Een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke visie is opgenomen in de op de volgende pagina afgebeelde ruimtelijke visiekaart. Die vormt het toetsingskader voor toekomstige plannen. De ruimtelijke visiekaart is gefundeerd op vijf peilers. Deze peilers zijn voor de toekomstige ontwikkeling van het plangebied van groot belang. In het volgende hoofdstuk wordt de ruimtelijke visie nader toegelicht. Peiler 1: De ondergrond De ondergrond is nog steeds een belangrijk sturend gegeven voor het gebruik van het landschap. De plekken waar wordt gewoond, waar grootschalige landbouw is, waar kerken staan etc. zijn in belangrijke mate bepaald door de ondergrond. Vrijwel overal in het plangebied is deze ondergrond nog steeds afleesbaar in het gebruik, dat is een grote kwaliteit. Zo is er vooral gebouwd op de oeverwal en op het zand van de dekzandrug, zijn de wegen van Herpen slingerend doordat het oude zandpaden zijn, etc. Vooral de ruilverkaveling, maar ook de huidige technische mogelijkheden om overal te kunnen bouwen maken dat de sturende werking van de ondergrond verdwijnt. Zo is het verschil tussen het open komgebied en de halfopen oeverwallen in de loop der tijd minder sterk geworden. De Bulk is op een vanuit de ondergrond beredeneerde onlogische plek midden in het open en onbebouwde komgebied terecht gekomen. In de ruimtelijke visiekaart wordt de ‘boerenlogica’ van de ondergrond weer nadrukkelijk als sturend principe neergezet. Peiler 2: Het gevecht met het water Het gezegde: ‘In Herpen is er altijd wat aan de hand; in de winter het water, in de zomer het zand’, zegt genoeg. In de geschiedenis van het gebied speelt de (dreiging van) het water een belangrijke rol. Er is gebouwd op de hogere delen (oeverwal en dekzandrug) omdat het lagere deel regelmatig overstroomde. De Beerse Overlaat is jarenlang een bedreiging geweest voor de boeren en dorpelingen. De Erfdijk is hiervan een zichtbaar overblijfsel. Omdat het gevecht met het water zo belangrijk is geweest voor het plangebied en dus ook de identiteit van het gebied mede bepaalt, vormt dit de tweede peiler van de ruimtelijke visiekaart. Elementen of structuren in het landschap die hiermee samenhangen worden daarom hersteld of visueel versterkt. Het voorstel is bijvoorbeeld om ook inmiddels afgegraven dijken zoveel mogelijk te herstellen als cultuurhistorisch waardevol gegeven (zoals ook de Groenedijk bij Deursen-Dennneburg hersteld is) en als recreatief interessante route. Verder wordt het gebied van de Beerse Overlaat zo open mogelijk gehouden. In het Streekplan zijn hiervoor ruimtelijke reserveringen opgenomen in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’. Dit dorpsplan zet vooral in op de cultuurhistorische betekenis van de Beerse Overlaat, niet op haar rol als noodoverloopgebied. Peiler 3: Occupatiepatronen Hiermee wordt de weerslag van de manier waarop de mens het landschap in bezit heeft genomen bedoeld. Op alle vlakken, dus van verkavelingswijze tot bebouwingswijze. De wijze waarop de mens het landschap heeft beïnvloed staat hier centraal en dat is een typische, streekgebonden wijze. De rijke historie van het gebied (archeologische vindplaatsen en zichtbare overblijfselen uit recentere eeuwen) is een gegeven om te koesteren. Het gebied herbergt een scala aan gebouwde en landschappelijke verwijzingen naar het verleden. De geschiedenis is er nog leesbaar in het landschap. Denk maar aan ‘het schip’ op de kerktoren van Overlangel, de kleinschalige akkers van Herpen-zuid, maar ook recentere geschiedenis als het voormalige zwembad in de Hertogswetering. Ook deze tijd moet geschiedenis kunnen maken op een bij het gebied passende wijze. De cultuurhistorische waarden zijn door de provincie Brabant (Cultuurwaardenkaart 2005) en het Erfgoedplan gemeente Oss (Bureau Cuypers, 2005) vastgelegd. Deze worden omarmd door het dorpsplan. Ook voor de toekomstige opgaven wordt de nadruk gelegd op streekgebonden principes voor ingrepen. Peiler 4: De beleidskaders De concept-Structuurvisie Oss 2020 biedt het belangrijkste beleidskader waarbinnen dit dorpsplan opereert. Alle voorstellen uit dit dorpsplan zijn te beschouwen als een nadere uitwerking van de Structuurvisie. Daarnaast zijn er diverse andere beleidsplannen (zie bijlage b). De voorstellen uit dit dorpsplan zijn hier nauw aan gerelateerd.
Peiler 5: De bewoners Middels diverse werkgroepbijeenkomsten en dorpsraad-verslagen zijn de belangrijkste wensen en kenmerken van het gebied door de bewoners zelf in kaart gebracht. Deze vormen een belangrijke peiler van de ruimtelijke visiekaart. Waar moet het heen met het plangebied en waarom? Zo eenvoudig de vraag, zo gecompliceerd is het antwoord. Een belangrijk doel van het dorpsplan is behoud en versterking van de leefbaarheid. Op basis van de analyse (zie bijlage) wordt hiervan eerst een visie op het plangebied geformuleerd. Daarin staat ook onze ambitie. Het hoofdstuk eindigt met een ruimtelijke visiekaart. In hoofdstuk 3en 4 worden de ruimtelijke en leefbaarheidsvisie verder uitgewerkt in opgaven en programma. DOELSTELLING Het dorpsplan is het richtsnoer om Herpen, de kleine kernen Neerloon, Overlangel, Keent en Koolwijk en het buitengebied duurzaam leefbaar te houden. PROBLEEMSTELLING Wat zijn de problemen in het plangebied van Herpen? 1. De landelijke trends: vergrijzing en ontgroening. Vergrijzing is een ontwikkeling die vooral een antwoord vraagt op het gebied van wonen en zorg. Ontgroening – het wegtrekken van de jeugd – is een probleem, waarvoor een oplossing moet worden gezocht in huisvesting voor starters en jonge gezinnen, maar ook in een ontwikkelingsperspectief. 2. Het voorzieningenniveau is kwetsbaar en loopt terug. 3. Het achterblijven van woningbouwprojecten bij prognoses en plannen heeft tot grote achterstand geleid. Lange planprocedures spelen in deze vertraging een belangrijke rol. 4. De Reconstructie van het landelijk gebied is nog niet ingebed in het gemeentelijk beleid voor de ontwikkeling van het buitengebied. De Reconstructie moet daarom deel gaan uitmaken van het dorpsplan. 5. De kernen in het buitengebied hebben weinig ruimte om zich te ontwikkelen. 6. Bij Dorpse en landelijke buitenruimten passen andere kwaliteiten dan bij suburbane buitenwijken. Recente ontwikkelingen (verkeersmaatregelen en routinematige aanpassingen ) dreigen dat verschil te nivelleren. 7. Herpen ligt omsloten door de A50, de Hertogswetering en de Erfdijk. Op een groot deel van het gebied liggen claims vanuit natuur- en landschapsbehoud. De ruimte om uit te breiden is dus beperkt. Inbreiden en herstructureren is het devies. 8. De A-50 snijdt Herpen af van de toeristische attractie Herperduin en in wijdere omgeving van ’t Stadje Ravenstein. 9. Het plangebied is aantrekkelijk maar biedt ten zuidoosten van de snelweg nagenoeg geen recreatieve verblijfsmogelijkheden. Profiteren van toerisme is daarom moeilijk. 10.Er bestaat een zekere spanning tussen de dorpskernen en de overheid. De verwachtingen van de bewoners staan soms op gespannen voet met de mogelijkheden van de gemeente Oss. 11.De bestemmingsplannen zijn gedateerd. UITGANGSPUNTEN Wat betekent leefbaarheid (zie kader) voor het plangebied? 1. Leefbaarheid heeft ruimte nodig. Anders gezegd: zonder een duurzame ruimtelijke ontwikkeling geen duurzame leefbaarheid. 2. De kansen zitten vooral in de ontwikkeling van het landschap en de agrarische sector (de Reconstructie); de bedreigingen zitten vooral in de landelijke trends: ontgroening en vergrijzing. 3. De stagnering van de bevolkingsgroei kun je met dit plan niet beïnvloeden. Het plangebied moet dus concurreren en zichzelf zo aantrekkelijk maken dat jonge mensen van elders willen komen. Daarnaast moet je je eigen mensen huisvesten. 4. De kracht van het plangebied zit in de evenwichtige samenhang van (cultuur)historie, natuurontwikkeling en agrarisch gebruik, met elkaar een aantrekkelijke basis voor versterkte toeristisch-recreatieve ontwikkeling. 5. Wat we dus nodig hebben: dorpen die zich natuurlijk en open wijze ontwikkelen in een landelijke, agrarische en natuurlijke omgeving. 6. De kleine kernen moeten hun kenmerken behouden en waar mogelijk versterken. Groei zal altijd bescheiden zijn. Herpen is hoofdkern, en zal het meeste groeien. 7. Een leefbaar plangebied heeft ook een sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief. De hele gemeenschap (van jong tot oud) heeft het hele gebied 24 uur per etmaal actief in gebruik en beheer voor hun eigen welzijn. 8. Voor leefbaarheid is een gedifferentieerd woningaanbod noodzakelijk. 9. Hoe meer cohesie de gemeenschap kent, hoe meer verantwoordelijkheid die gemeenschap zelf voor de leefbaarheid kan en moet dragen. 10.Pas het subsidiariteitsbeginsel onverkort toe: regel op een hoger bestuurlijk niveau alleen datgene wat op het lagere niveau niet (goed) geregeld kan worden.
LEEFBAARHEID EN RUIMTE HOE ZIEN WE HET PLANGEBIED? De identiteit van het plangebied wordt voornamelijk bepaald door het nadrukkelijk aanwezige, en contrastrijke landschap. Met name de dekzandrug waarop Herperduin en Herpen liggen en de Maas zijn beeldbepalend. Niet alleen de rivier zelf, maar ook de oeverwallen met dijkdorpen en het achterliggende komgebied vormen onderdeel van een veel grotere zone langs de rivier. Op alle planniveaus zou de relatie met het landschap het uitgangspunt moeten vormen. POSITIE VAN DE KERNEN BINNEN DE REGIO Herpen is de hoofdkern van het plangebied en heeft de belangrijkste voorzieningen. De overige kernen hebben vooral een woonfunctie, maar maken ook deel uit van de infrastructuur van het buitengebied (fysiek, economisch en sociaal). Vergeleken met omliggende kernen als Ravenstein, Schaijk en Berghem lijken de grote ontwikkelingen aan Herpen voorbij te gaan. De hoofdkern is introvert en heeft weliswaar enkele nieuwbouwwijken maar verder geen grote voorzieningen, industrieën of attracties. Deze “afzijdigheid” van grote ontwikkelingen is de charme van het dorp. HOE ZIEN WE HET PLANGEBIED BESTUURLIJK? Herpen is niet zo georganiseerd, maar organiseert en onderneemt voortdurend. Het is wat rommelig, er moet wat kunnen. Hoe krijgt Herpen de maximale speelruimte? Hoe kernachtiger en duidelijker de gemeente Oss duidelijke kaders stelt, hoe zelfstandiger het dorp kan zijn. Dit dorpsplan houdt rekening met de bestaande kaders, die stedenbouwkundige kwaliteit, landschap, cultuurhistorie en leefbaarheid van gemeente en provincie in stand houden. Dit dorpsplan geeft de grenzen aan waarbinnen het plangebied zich vrij kan ontwikkelen. De leefbaarheid bepaalt daarvoor de maat. HOE ZIEN WE WONEN EN LEEFBAARHEID? Het migratiesaldo nul van de provincie sluit theoretisch aan bij de stagnerende bevolkingsgroei. Maar leefbaarheid heeft jonge aanwas nodig. De Structuurvisie Oss 2020 hanteert daarom het criterium “Bouwen voor leefbaarheid”. Daarvoor is een gevarieerd woningaanbod nodig. Het aantal huishoudens neemt wel toe. Vooral door de vergrijzing en doordat jongeren eerder èn langer alleen wonen. Daar moet het woningbouwprogramma op inspelen (de Woonvisie die nu in productie is werkt dat ook voor de kernen verder uit). Bouwen om de vergrijzing op te vangen betekent vooral levensloopbestendig bouwen. Bouwen voor nieuwe aanwas betekent betaalbaar bouwen voor eigen starters (zowel huur als koop) en voor starters en jonge gezinnen van buiten. Doorstroming vanuit duurdere woningen naar bijvoorbeeld seniorenwoningen biedt tot nu toe vooral ruimte voor nieuwe import. Ook verkoop van goedkope woningen door de woningstichting kan starters helpen. Woningen met werkruimte stimuleren jonge ondernemers. Op dure locaties kun je dat betaalbaar maken door appartementen (op z’n dorps dus veelal grondgebonden) en verzamelgebouwen voor wonen en werken te bouwen. Bouw zoveel mogelijk levensloopbestendig, zodat iedereen in principe in elke woning wonen kan. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID EN WERKEN, ECONOMIE EN RECREATIE? De dorpse schoonheid van het plangebied beperkt de mogelijkheden voor bedrijvigheid. Voor toerisme en recreatie is het dé kans. Het gebied heeft veel te bieden, en de vraag is groot. Het dorpsplan sluit aan op ‘Verbonden aan de Maas’, de beleidsnota toerisme en recreatie van de gemeenten Oss en Lith. Daarin is speciale aandacht voor de routegebonden recreatie. Werkgelegenheid zit pas in de weg wanneer hij niet past in de schaal en kwaliteit van de kernen en het buitengebied. Ruimte dus voor nieuwe bedrijvigheid, die in het plangebied vooral ontstaat uit ondernemerschap. Samenhang met toerisme en recreatie is wenselijk, hoewel monocultuur moet worden voorkomen. Denk niet alleen aan kamperen op de boerderij, kortverblijf enz., maar ook aan ambachtelijke bedrijfsvoering die aantrekkelijk is voor de toerist. Nieuwe functies van de landbouw (productie van speciale gewassen en het leveren van streekeigen producten, zorgboerderijen), bijvoorbeeld in en om VAB’s in de kernrandzones, kunnen de economie versterken èn toeristisch aantrekkelijk zijn. Combinatie van commerciële en niet – commerciële voorzieningen kunnen ook op kleine schaal levensvatbaar zijn. Zoals de nieuwe “Winkel van Sinkel”, waarin een kleine supermarkt wordt gecombineerd met vooral digitale loketten van allerlei dienstenaanbieders. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID, SOCIALE SAMENHANG EN VOORZIENINGEN? De regio Herpen – Ravenstein is nu nog goed leefbaar. Maar ontgroening en vergrijzing bedreigen de leefbaarheid. Door schaalvergroting van vooral de commerciële voorzieningen daalt het voorzieningenniveau in de kernen dramatisch. Dat keer je niet met woningbouw: voor commerciële voorzieningen heb je alternatieve combinaties met niet commerciële voorzieningen op veel kleinere schaal nodig. Diverse instellingen en bijvoorbeeld de Rabobank willen daar graag over meedenken. Essentieel zijn de voorzieningen op het gebied van onderwijs en zorg. De scholen mogen ook in het buitengebied niet verdwijnen. En de zorg in de kernen moet mee ontwikkelen met de vergrijzing en de extramuralisering. Extramuralisering betekent: de zorg wordt steeds minder geleverd in intramurale (binnen één “muur” gevestigde) woonvormen zoals zorginstellingen. Mensen met een zorgbehoefte (door ouderdom of handicap) blijven voortaan zo lang mogelijk in hun eigen huis wonen. In die woning moet de zorg dan wel zonder belemmering geleverd kunnen worden. Dat betekent dat het
levensloopbestendige c.q. nultredenwoningen moeten zijn. De extramuralisering kan dus alleen worden doorgezet wanneer de woningvoorraad wordt aangepast aan deze nieuwe eisen. Gevoelens van onveiligheid moeten worden tegengegaan. Herpen en de kleine kernen moeten inzetten op behoud van het vrijwilligerswerk, het verenigingsleven, de mantelzorg en de netwerken die dit dragen. Daar is weer een gevarieerde bevolkingssamenstelling voor nodig. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID, INFRASTRUCTUUR EN OPENBARE RUIMTE? Mobiliteit is essentieel voor de ontwikkeling, zowel voor de eigen bewoners als voor toerist en recreant. Lastig, want eigenlijk zou je de gestaag toenemende mobiliteit (met zijn files en vervuiling!) moeten tegengaan. Juist de onbereikbaarheid van delen van het plangebied is een kwaliteit. Daardoor zijn de hechte gemeenschappen en de verstilde landschappen ontstaan. Wanneer bedrijven en forenzen het gebied veroveren, verliest het zijn ‘splendid isolation’. Op lange termijn moet mobiliteit niet kritiekloos worden aanvaard. Maar op dit moment zijn mobiliteit en ontsluiting nog randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied. Bereikbaarheid betreft het auto-, fiets-, wandel-, en openbaar vervoer - verkeer. De autobereikbaarheid is met de snelwegafslag bij Ravenstein en de Dorpenweg goed. Problemen geven de doorgaande weg door Herpen en de verbinding tussen Herpen en Overlangel. De fiets- en wandelbereikbaarheid is redelijk. Het landelijk gebied moet verder worden ontsloten voor de recreant door oude paden te herstellen en routes aan te bieden. Ook de relatie tussen Herperduin en de rest van het plangebied moet beter. HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID, INRICHTEN EN BOUWEN? Uitbreiding van de woningvoorraad heeft grote prioriteit. Dat kan alleen met respect voor cultuurhistorie en landschap. De verwevenheid van de kernen met het landschap mag nooit verloren gaan. Maar laat het geen museumlandschap worden. Bij een respectvolle aanpak kan er juist van alles veranderen, zonder de regio aan te tasten. De kleine kernen en Herpen mogen niet op slot. Er is nog ruimte voor nieuwbouw, behalve in Keent. Keent is goed zoals het is. Kleinschalige woningbouw en nieuw landgebruik (kleinschalige recreatie, landgoederen, alternatieve landbouw enz.) zijn inpasbaar op de oeverwallen en in de kernen. Op de oeverwal en op de dekzandgronden wordt de landbouw kleinschaliger en verweven met natuur en recreatie. De goed gelegen levensvatbare agrarische bedrijven in het komgebied worden grootschaliger en blijven. In de Structuurvisie Oss 2020 is voor de oeverwal “landschappelijk aanvaardbare intensivering met ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit als leidraad” mogelijk. Daarmee bedoelen we in dit Dorpsplan dat er binnen landschappelijke karakteristiek op de oeverwallen nieuwe vormen van grondgebruik mogelijk moeten zijn, zoals kleinschalige menging van wonen, werken, recreatie en grondgebonden landbouw, in combinatie met de bestaande (hoge) landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Enige gevarieerde verdichting past daar prima bij. De kleinschalige dorpse ontwikkeling staat overigens op gespannen voet met de woningbouwdoelstellingen. Betaalbaar bouwen doe je grootschalig en seriematig in vlekken of vlakken. Dat is in strijd met wat hierboven staat. Streekgebonden en kleinschalig ontwikkelen kost extra energie en aandacht, maar levert kwaliteit op! Omdat kwaliteit langer meegaat, is het op lange termijn toch voordeliger! HOE ZIEN WE LEEFBAARHEID EN HET DORPSE BEELD? Alle ontwikkelingen in het plangebied moeten bijdragen aan een dorps beeld op dorpse schaal. In de box hiernaast is de ‘dorpse’ benadering getypeerd. De dorpse manier van bouwen is zeker niet ingegeven uit nostalgische of romantische overwegingen. Het is ook de huidige de kwaliteit en identiteit van het plangebied. Om deze dorpse kwaliteit realistisch te maken worden in hoofdstuk 3a en 3b voorstellen gedaan. RUIMTELIJKE VISIEKAART De ontwikkelingen in de komende 15 jaar moeten worden getoetst aan het dorpsplan. Een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke visie is opgenomen in de op de volgende pagina afgebeelde ruimtelijke visiekaart. Die vormt het toetsingskader voor toekomstige plannen. De ruimtelijke visiekaart is gefundeerd op vijf peilers. Deze peilers zijn voor de toekomstige ontwikkeling van het plangebied van groot belang. In het volgende hoofdstuk wordt de ruimtelijke visie nader toegelicht. Peiler 1: De ondergrond De ondergrond is nog steeds een belangrijk sturend gegeven voor het gebruik van het landschap. De plekken waar wordt gewoond, waar grootschalige landbouw is, waar kerken staan etc. zijn in belangrijke mate bepaald door de ondergrond. Vrijwel overal in het plangebied is deze ondergrond nog steeds afleesbaar in het gebruik, dat is een grote kwaliteit. Zo is er vooral gebouwd op de oeverwal en op het zand van de dekzandrug, zijn de wegen van Herpen slingerend doordat het oude zandpaden zijn, etc. Vooral de ruilverkaveling, maar ook de huidige technische mogelijkheden om overal te kunnen bouwen maken dat de sturende werking van de ondergrond verdwijnt. Zo is het verschil tussen het open komgebied en de halfopen oeverwallen in de loop der tijd minder sterk geworden. De Bulk is op een vanuit de ondergrond beredeneerde onlogische plek midden in het open en onbebouwde komgebied terecht gekomen. In de ruimtelijke visiekaart wordt de ‘boerenlogica’ van de ondergrond weer nadrukkelijk als sturend principe neergezet.
Peiler 2: Het gevecht met het water Het gezegde: ‘In Herpen is er altijd wat aan de hand; in de winter het water, in de zomer het zand’, zegt genoeg. In de geschiedenis van het gebied speelt de (dreiging van) het water een belangrijke rol. Er is gebouwd op de hogere delen (oeverwal en dekzandrug) omdat het lagere deel regelmatig overstroomde. De Beerse Overlaat is jarenlang een bedreiging geweest voor de boeren en dorpelingen. De Erfdijk is hiervan een zichtbaar overblijfsel. Omdat het gevecht met het water zo belangrijk is geweest voor het plangebied en dus ook de identiteit van het gebied mede bepaalt, vormt dit de tweede peiler van de ruimtelijke visiekaart. Elementen of structuren in het landschap die hiermee samenhangen worden daarom hersteld of visueel versterkt. Het voorstel is bijvoorbeeld om ook inmiddels afgegraven dijken zoveel mogelijk te herstellen als cultuurhistorisch waardevol gegeven (zoals ook de Groenedijk bij Deursen-Dennneburg hersteld is) en als recreatief interessante route. Verder wordt het gebied van de Beerse Overlaat zo open mogelijk gehouden. In het Streekplan zijn hiervoor ruimtelijke reserveringen opgenomen in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’. Dit dorpsplan zet vooral in op de cultuurhistorische betekenis van de Beerse Overlaat, niet op haar rol als noodoverloopgebied. Peiler 3: Occupatiepatronen Hiermee wordt de weerslag van de manier waarop de mens het landschap in bezit heeft genomen bedoeld. Op alle vlakken, dus van verkavelingswijze tot bebouwingswijze. De wijze waarop de mens het landschap heeft beïnvloed staat hier centraal en dat is een typische, streekgebonden wijze. De rijke historie van het gebied (archeologische vindplaatsen en zichtbare overblijfselen uit recentere eeuwen) is een gegeven om te koesteren. Het gebied herbergt een scala aan gebouwde en landschappelijke verwijzingen naar het verleden. De geschiedenis is er nog leesbaar in het landschap. Denk maar aan ‘het schip’ op de kerktoren van Overlangel, de kleinschalige akkers van Herpen-zuid, maar ook recentere geschiedenis als het voormalige zwembad in de Hertogswetering. Ook deze tijd moet geschiedenis kunnen maken op een bij het gebied passende wijze. De cultuurhistorische waarden zijn door de provincie Brabant (Cultuurwaardenkaart 2005) en het Erfgoedplan gemeente Oss (Bureau Cuypers, 2005) vastgelegd. Deze worden omarmd door het dorpsplan. Ook voor de toekomstige opgaven wordt de nadruk gelegd op streekgebonden principes voor ingrepen. Peiler 4: De beleidskaders De concept-Structuurvisie Oss 2020 biedt het belangrijkste beleidskader waarbinnen dit dorpsplan opereert. Alle voorstellen uit dit dorpsplan zijn te beschouwen als een nadere uitwerking van de Structuurvisie. Daarnaast zijn er diverse andere beleidsplannen (zie bijlage b). De voorstellen uit dit dorpsplan zijn hier nauw aan gerelateerd. Peiler 5: De bewoners Middels diverse werkgroepbijeenkomsten en dorpsraad-verslagen zijn de belangrijkste wensen en kenmerken van het gebied door de bewoners zelf in kaart gebracht. Deze vormen een belangrijke peiler van de ruimtelijke visiekaart.
HOOFDSTUK 3.
UITWERKINGEN
Dit uitgebreide hoofdstuk bevat een groot aantal uitwerkingen van de algemene visie voor het plangebied. Het gaat daarbij zowel om ruimtelijke als om leefbaarheidsaspecten. Omdat de visie en uitwerkingen zowel gaan over het plangebied als geheel, als over onderdelen daarvan, wordt het in beeld gebracht op vier schaalniveaus: 3 a. Ontwikkelingskader en hoofdstructuur 3 b. Kernen 3 c. Inrichtingsopgaven 3 d. Spelregels openbare ruimte De voorstellen op de verschillende schaalniveaus hangen sterk met elkaar samen, zonder dat voorstellen op een lager schaalniveau direct zijn op te vatten als een uitwerking van voorstellen op een hoger schaalniveau. De voorstellen op de vier schaalniveaus zijn dus complementair. Per item worden telkens de randvoorwaarden beschreven. Ze zijn ontleend aan de visie. Vervolgens zijn daaraan de voorstellen gekoppeld. De belangrijkste opgaven die hieruit voortkomen zijn opgenomen in het UItvoeringsprogramma, zie hiervoor hoofdstuk 4 en inlegvel.
HOOFDSTUK 3a. ONTWIKKELINGSKADER EN HOOFDSTRUCTUUR In het navolgende hoofdstuk wordt zowel ingegaan op het ontwikkelingskader als op de hoofdstructuur. Het ontwikkelingskader bevat de leefbaarheidsvisie en -voorstellen op dit schaalniveau, het deel hoofdstructuur gaat voornamelijk in op de ruimtelijke visie en de ruimtelijke voorstellen. Ter illustratie: samenhang in recreatie, toerisme en nieuwe bedrijvigheid: De agrarische exploitatie van een deel van het buitengebied in het plangebied extensiveert . De kans is bewust een overgang van intensieve agrarische productie naar ambachtelijke productie te maken. De toeristisch-recreatieve omgeving die voor het buitengebied gewenst is (zie elders in dit plan) geeft daarvoor extra draagvlak. Maak ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid die het buitengebied levendig en aantrekkelijk maakt, ook voor toeristen en recreanten. Vooral de oeverwallen en de dekzandrug zijn hiervoor geschikt. Samenhang maakt synergie mogelijk. Geen eenheidsworst, wel afstemming. Designmeubelen in een VAB, handgeknoopte vloerkleden in een ambachtelijk bedrijfje ‘aan huis’. Bijzondere keukenaccessoires weer elders, en tot slot een ambachtelijk weverij van gordijnstoffen. Je concurreert met een herkenbaar aanbod van hoge kwaliteit en een stevige prijs, en niet met massa en lage prijs . Zo maak je samen een aanbod voor de doelgroepen die je graag wil hebben: mensen die rust en schoonheid zoeken, en die een beetje exclusief willen zijn. Maak een keten samen met (startende jonge) ondernemers in de kernen. Voor zo’n keten komen mensen gericht naar het plangebied. In Herpen heb je geen meubelboulevard nodig (brede keus), maar specifieke kwaliteitsproducten. Je wil immers geen grote mensenmassa’s in het buitengebied. Maak als introductie een leuke designpresentatie ergens in het dorp, mogelijk met een galerie. Zoals Ravenstein zijn Vlakglasmuseum kan koppelen aan glazeniers die voor binnen en buiten het bewerkte vlakglas weer terug willen brengen. Om deze ontwikkeling op gang te brengen zou je contact kunnen leggen tussen jonge ondernemers in kernen en buitengebied en jonge designers van de Design Academy in Eindhoven. Maak er een pilotproject van. Schep eenmalig gunstige randvoorwaarden, dan is het initiatief geboren.
ONTWIKKELINGSKADER De dorpsplannen voor Herpen en Ravenstein hangen sterk samen. Vooral in de uitvoering van de toeristisch-recreatieve plannen en de kleinschalige bedrijvigheid zijn de kernen en hun buitengebieden één geheel. Het is een regio, waarin Herpen, Ravenstein en het gezamenlijke buitengebied zich als drie te onderscheiden identiteiten ontwikkelen. Die identiteiten zijn vooral van belang om nieuwe impulsen te geven aan de versterking van de leefbaarheid. Ze sluiten aan op de nu al bepalende sferen van kernen en buitengebied. Ze hebben allemaal de toeristisch-recreatieve bestemming gemeen. Maar doordat ze daarbinnen onderscheidend zijn van elkaar creëren ze een uitdagende spanning, waarmee ze een meerwaarde opleveren die het plangebied kan versterken. Dat is kansrijker dan er één homogeen toeristisch-recreatief beeld te scheppen. De onderscheidende identiteiten zijn: productie in Herpen, dienstverlening in Ravenstein en het toeristisch-recreatieve aanbod met daarin vervlochten dienstverlening, ambachtelijke en agrarische productie in het buitengebied. Deze identiteiten worden gaandeweg sturend voor de sociaal-economische ontwikkeling van het plangebied. De ontwikkeling van het buitengebied vereist afstemming op de reconstructie van de agrarische sector. Het toeristische aanbod en de productie daar zal sterke agrarische kenmerken hebben. IDENTITEIT Waarom kiezen voor “productie” als smaakmaker voor Herpen? Als hoofdkern in het plangebied heeft dit dorp sociaaleconomisch een “stevig karakter” met een merkbare hang naar vrijheid. Samen met de fysieke randvoorwaarden (dorpse ruimte en gebouwen) levert dat een eigenzinnige, ondernemende identiteit op. Het dorp moet een beetje slordig en rafelig kunnen zijn. Dat vraagt om een scherp onderscheid tussen wat principieel kan en niet kan. Herpen onderscheidt zich hierin duidelijk van het stadje Ravenstein, dat een meer stedelijk en daarmee burgerlijk en ordelijk karakter heeft. De kleine kernen rondom Herpen zijn transparanter en netter, en bescheidener van aard dan Herpen. Zij onderscheiden zich daarmee niet in het bijzonder van de kleine kernen van Ravenstein. Inherent aan het (agrarisch) ondernemerschap van het buitengebied passen productie en dienstverlening daar beide, praktisch, maar ook als beeld. voorstel Voor de beeldvorming rondom de kernen Herpen en Ravenstein en het buitengebied wordt de ontwikkeling van hun identiteit doelbewust gericht op kleinschalige dorpse (ambachtelijke) productie voor Herpen, kleinschalige maar toch stedelijke dienstverlening voor Ravenstein en een toeristisch-recreatief plattelandsaanbod voor het buitengebied. De identiteiten zijn richtinggevend, niet beperkend.
TOERISME EN DAGRECREATIE Voor de sociaal-economische toekomst van het plangebied zijn toerisme en dagrecreatie speerpunt. Herpen is als kern op zich niet bijzonder genoeg om zonder nadere ingrepen toeristen te gaan trekken. Toch barst het plangebied van de kansen. Zo kunnen nieuwe vormen van bedrijvigheid in het buitengebied worden gecombineerd met cultuurhistorisch en natuurlijk aantrekkelijke routes (waaronder bijvoorbeeld de Kerkepaden). Verbreding van de landbouw naar natuur- en landschapsbeheer en/of toerisme en recreatie moet worden gestimuleerd. Met name bij de versterking van toerisme en recreatie als economische drager kan de agrarische sector een belangrijke bijdrage leveren. Er kan synergie ontstaan voor nieuwe initiatieven, bijvoorbeeld op het snijvlak van ambachtelijke productie en toerisme en recreatie (zie verder onder “Economie en bedrijvigheid”). Deze uitgangspunten passen binnen de vigerende beleidsstukken, zoals de nota ‘Verbonden aan de Maas’ (Beleidsnota toerisme en recreatie gemeenten Oss en Lith). De daarin geschetste plannen voor Keent en Herperduin en het autoluw maken van de Maasdijk bieden belangrijke kansen voor recreatie en toerisme in en om Herpen. De combinatie van het recreatief netwerk met aantrekkelijke nieuwe toeristische en ambachtelijke activiteiten in en om de kernen, kan nieuw draagvlak vormen voor de leefbaarheid van het hele gebied. Daarbij moeten we niet denken aan massaliteit, maar aan “klein maar fijn”: watersport, wandelen en fietsen, belangstelling voor historie, rust en bezinning. Dat kan ook een cultureel en kunstzinnig aanbod zijn. Een culturele bijdrage zou bijvoorbeeld een archeologisch museum kunnen zijn in de Brandweerkazerne. Het plangebied is rijk aan archeologische vondsten, die bovendien direct met het heden verbonden kunnen worden. In ateliers, maar ook buitenlocaties kunnen cursussen worden aangeboden en exposities worden gehouden (bijvoorbeeld in de kerkgebouwen). De doelgroepen zullen vooral op zoek zijn naar aantrekkelijke bestemmingen voor dag- en kortverblijf. Ze vinden hier schoonheid en landelijkheid, zowel in de landelijke omgeving als in de kernen. voorstel Voor de samenhangende ontwikkeling van recreatie, toerisme en bedrijvigheid nemen de gezamenlijke dorpsraden het initiatief om een ondernemingsplan voor toerisme en recreatie voor het plangebied op te stellen. Instandhouding en versterking van de leefbaarheid staat daarin centraal. Hierin worden de aard en de kwaliteit van toerisme, recreatie en de overige bedrijvigheid beschreven. En daarop aansluitend de aanbieders, de doelgroepen en de beoogde resultaten, zowel op het gebied van de leefbaarheid in het algemeen als de economie in het bijzonder. Als partijen worden ondernemers, gemeente en belanghebbende instellingen betrokken. Hierin wordt ook in beeld gebracht welke nieuwe impulsen en mensen van buiten daarbij nodig zijn. De Rabobank wil, waar mogelijk met inzet van zijn bestaande bankgebouwen, meewerken aan nieuwe voorzieningen-concepten in het plangebied. Ondersteuning bij dit soort projecten past bij de traditie van de bank. ECONOMIE EN BEDRIJVIGHEID Herpen wordt getypeerd als ondernemersdorp, zowel in de kern als in het buitengebied. Onafhankelijkheid staat hoog in het vaandel. Zoals hierboven onder “Toerisme en recreatie” al aangegeven is het de opgave om samenhang tussen wonen en werken te ontwikkelen om daarmee nieuwe markten te creëren. Dat is vooral voor ontwikkeling en behoud van de leefbaarheid op lange termijn noodzakelijk. Toerisme en recreatie zijn hierin leidend, hoewel monocultuur vermeden moet worden. De ontwikkelingen in het buitengebied (Reconstructie en VAB’s) moeten als kans worden aangegrepen. Ook de “nieuwe” agrarische sector kan daarmee een belangrijke bijdrage blijven leveren aan bedrijvigheid en economie. Herpen heeft een concept nodig waarin vooral de toerist, die komt voor natuur, cultuur en watersport, tevens de klant is. De bedrijvigheid moet zich zo ontwikkelen dat ook de toerist erop af komt. Het OVHO (ondernemeingsvereniging HerpenOverlangel) pleit o.m. voor kleinschalige eetgelegenheid en een winkel voor groente en fruit in Herpen. In het kader van de reconstructie kan daarnaast (ook in de kleine kernen) worden gezocht naar ondersteuning voor nieuwe functies in het buitengebied (kweken en verkoop van oorspronkelijke of streekeigen producten; ambachtelijke diensten gericht op onderhoud en exploitatie van het buitengebied in een recreatief-toeristische sfeer (boten repareren i.p.v. tractoren); kleinschalige verblijfsrecreatie; zorg- en serviceboerderijen). Om dit alles te kunnen ontwikkelen heeft Herpen ook nieuwe impulsen van buitenaf nodig. Het is een opgave om hiermee ook nieuwe aanwas te creëren. Trek bijvoorbeeld jonge ondernemers van buiten aan, die samen met eigen jonge ondernemers aan het werk gaan. Ontwikkel in Herpen betaalbare woon-werkruimte, in gecombineerde woon-werk-verzamel gebouwen. Het samengaan van wonen en werken in het concept van het gebouw moet de garantie geven dat “groot groeien” van bedrijven in de kernen uitgesloten is. “De Bulk” moet als overloop fungeren voor dit soort bedrijven. Het is echter geen terrein waar willekeurig iedereen zich kan vestigen. Ook de kleine kernen moeten van nieuwe economische activiteit kunnen profiteren. Bedrijvigheid zorgt niet alleen voor inkomen, maar ook voor levendigheid en is onderdeel van het sociale leven en de cohesie. Werken aan huis is een goede optie. Dat is bijvoorbeeld van belang voor herbestemming van VAB’s en het creëren van mogelijkheden voor bescheiden toeristischrecreatieve activiteiten als pensionvoorzieningen en bed and breakfast. Maar in het kader van een bijzonder project zou binnen de randvoorwaarden van het dorpsplan ook een nieuwe gecombineerde woon-werk locatie kunnen worden gebouwd. Een nieuwe activiteit voor agrariërs kan zijn het kweken van nieuwe, of juist oude exclusieve producten. Groenten en fruit uit grootmoeders tijd, zoals mispels, pastinaken, jutteperen en sterappeltjes zijn momenteel hip in culinaire kringen.
voorstel (Zie ook voorstel ondernemingsplan bij recreatie en toerisme). Grijp de ontwikkelingen in de agrarische sector (reconstructie en VAB’s) met spoed aan als kans voor nieuwe ontwikkelingen. Betrek de agrariërs die in het kader van de Reconstructie nieuwe producten en productievormen moeten ontwikkelen bij het ondernemingsplan. Onderzoek samen met de ondernemers uit de hoofdkern in hoeverre zij hierbij kunnen inspelen op ontwikkeling en verkoop van bijzondere of streekeigen producten. Maak in alle kernen op passende wijze kleinschalig ondernemen mogelijk. Dat vereist wel aanpassing van de bestemmingsplannen. De combinatie van wonen en werken is daarbij zeer aantrekkelijk. Ondersteun als gemeente initiatieven op dit gebied. Besteed in het bijzonder aandacht aan bedrijvigheid die ook het voorzieningenniveau in de kern ten goede komt zoals winkels en diensten. Betrek als gemeente en dorpsraad bij het ontwikkelen van nieuwe voorzieningen en concepten ook partijen als de Rabobank, een woningstichting en de zorginstellingen. Combineer waar dat wenselijk en mogelijk is commerciële en nietcommerciële voorzieningen. Betrek een woningstichting bij de vraag of er in Herpen een gecombineerd woon-werkgebouw ontwikkeld kan worden voor jonge startende woon-werkers. HOOFDSTRUCTUUR Zoals ook blijkt uit bovenstaand ontwikkelingskader is de ruimtelijke opgave om het plangebied op hoofdstructuurniveau voor de komende decennia aan te passen aan de zich wijzigende omstandigheden en wensen. Dat betekent voor het buitengebied in ieder geval een meer multifunctionele benadering. Naast de productieomstandigheden voor de landbouw zijn ook de landschappelijke, recreatieve en ecologische kwaliteiten van belang, evenals de gewijzigde inzichten over een duurzaam waterbeheer. Voor de kernen betekent het, dat er met name rond Herpen veel gaat gebeuren. LANDSCHAPPELIJKE EENHEDEN: HET KADER Het plangebied bestaat in grote lijnen uit vier landschappelijke eenheden: de uiterwaarden, de stroomrug (oeverwallen), de kommen en de dekzandrug. De ontwikkelingen van de komende jaren moeten leiden tot het versterken van de identiteit van de eenheden en daarmee het vergroten van het contrast tussen de eenheden. Door de landschappelijke eenheden te versterken zorgen ze voor een sterk kader waarbinnen er meer vrijheid kan worden geboden aan wensen en ontwikkelingen. Oeverwal De oeverwal waarop Neerloon en ook een deel van Neerlangel ligt is een gevarieerd en relatief verdicht gebied met een sterke vermenging van wonen, werken, recreatie en grondgebonden landbouw en met hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Juist door haar gevarieerde, dynamische en verdichte karakter is het logisch dat dit landschapstype in de toekomst verder geïntensiveerd wordt. Deze zogenaamde Maasrand biedt ruimte aan kleinschalige terreinen voor extensieve recreatie zoals een landschapscamping en de ontwikkeling van toeristische attractiepunten en is belangrijk voor andere recreatieve functies. Enige woningbouw gecombineerd met kleinschalige werkgelegenheid is wenselijk. De oeverwal is ook de enige locatie waar landgoederen en of buitenplaatsen terecht kunnen komen. Hier kan worden gedacht aan één of twee nieuwe buitenplaatsen van 4 à 5 hectare tegen de Maasdijk met een breedte aan de dijk van maximaal 150-200 meter. Het is van belang dat het hoofdgebouw op de Maasdijk is georiënteerd en er voldoende open ruimte tussen de dorpen aanwezig blijft. Uiterwaarden en de rivier De uiterwaarden zijn van belang voor de berging van rivierwater, natuurontwikkeling en landbouw. De oude Maasarm van Keent zal binnenkort weer deels worden ontgraven en riviergebonden natuur worden. De dijk blijft een belangrijke recreatieve route. Kommen De komgebieden bieden volgens de Structuurvisie Oss 2020 ruimte voor landbouw en natuur. In de plannen voor de Reconstructie van de zandgronden zijn de kommen grotendeels aangeduid als verwevingsgebied en extensiveringsgebied. In het kader van de Integrale Verkenningen voor de Maas (zoekgebieden voor waterbergingsgebieden) en de Rampenbeheersingstrategie (noodoverloopgebieden) kunnen maatregelen in dit gebied nodig zijn. Besluitvorming hierover wordt verwacht in 2006, en is nu nog te ongewis om er rekening mee te houden. Verbreding van de landbouw is mogelijk. De natuur is voor een groot deel gebonden aan de landbouw via agrarisch natuurbeheer. De Bulk ligt in het komgebied, het is een gegeven voor het dorpsplan, evenals de uitbreiding ervan. De gemeente heeft plannen klaar liggen om De Bulk landschappelijk in te passen. De omgeving van de Hertogswetering moet in ruimtelijk opzicht open blijven: de grote maat van het komgebied moet hier in vol ornaat te beleven zijn. De gewenste openheid sluit goed aan bij de ruimtelijke eisen van de kwetsbare soorten die hier voorkomen, zoals ganzen, weidevogels, zwanen, amfibieën, reptielen en kwelafhankelijke planten. Dekzandrug Op de top van de dekzandrug liggen de bossen en stuifduinen van Herperduin. Dit gebied is voornamelijk bebost en heeft als hoofdfuncties natuur en recreatie. Hiervoor wordt door de gemeente een integrale visie gemaakt (als project opgenomen in de Natuur- en landschapsvisie Oss). Aan de rand van de dekzandrug ligt het overgangsgebied tussen hoog en droog. Tegenwoordig bestaat het onbebouwde deel van het landschap uit een lappendeken van functies: weidegrond, akkerbouwpercelen, enkele varkensstallen, een kippenboerderij, moestuinen, weidegrond voor hobbyvee, een manege etc. Dit soort kleinschalige functies, afgezien van de varkensstallen, passen prima in dit wat rommelige maar dynamische landschap. Vooral met het deel ten zuiden van Herpen moet voorzichtig worden omgegaan. Ontwikkelingen zijn hier wel mogelijk mits er aan diverse spelregels wordt
voldaan (zie hoofdstuk 3b, Kernen). Op de overgang tussen de dekzandrug en het komgebied ligt een terrasvlakte waarop bijvoorbeeld Overlangel ligt. Deze terrasvlakte heeft nu een vrij open karakter, maar hier kunnen houtwallen en-singels teruggebracht worden. De richting daarvan is loodrecht op de bossen van Herperduin. Voor het gedeelte van de terrasvlakte dat onderdeel heeft uitgemaakt van de Beerse Overlaet geldt hetzelfde als voor het komgebied: de hoofdfunctie is landbouw, openheid is de leidraad. Hiervoor is onder andere gekozen omdat grote delen van de terrasvlakte overstromingsgebied zijn geweest van de Beerse Overlaat. Een andere reden voor deze keuze is dat het contrast tussen de dekzandrug met zijn dichte en halfopen karakter en het open middengebied zo meer aangezet kan worden. STRUCTUURLIJNEN De belangrijkste lijnen in het plangebied zijn de Maas, de Maasdijk, de snelweg, de Dorpenweg, de Erfdijk en de Hertogswetering. De Maasdijk, snelweg, Dorpenweg en Hertogswetering zijn doorgaande lijnen die het gebied verbinden met een groter geheel. Herpen ligt als het ware opgesloten door de Erfdijk, snelweg en Hertogswetering. Ontwikkelingen van Herpen worden hier sterk door gestuurd. De snelweg en de Dorpenweg worden in dit dorpsplan opgevat als autonome lijnen. Dat wil zeggen dat ze als doorsnijdingen van het landschap worden beschouwd en niet als ruimtelijke dragers of ruggengraten, waaraan andere elementen en ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden opgehangen. Met andere woorden: de snelweg en Dorpenweg zijn geen lijnen die toekomstige ontwikkelingen moeten organiseren. Herpen blijft los liggen van de snelweg, tussen de nieuwbouw van Wilgendaal, Herpen-west en de snelweg is een landschappelijke zone gepland. Belangrijke ruimtelijke dragers zijn de Hertogswetering, de Erfdijk en de Maasdijk. De Hertogswetering is een natuurlint met watergebonden natuur, waar ruimte is voor regionale waterberging. Een zone van kwelgraslanden begeleidt de wetering. Het is, samen met de uiterwaarden, onderdeel van de Groene Hoofdstructuur (GHS). De Maasdijk is een belangrijke ruimtelijke drager. Aan de dijk zijn al allerlei functies gekoppeld (wonen, boerderijen, akkers, boomgaarden). Nieuwe ontwikkelingen van recreatieve aard, woningen of landgoederen zouden ook hieraan moeten worden gekoppeld. Zoals het al eeuwen gaat; op de oeverwal met het gezicht naar de dijk. De Erfdijk markeert de grens tussen het halfopen landschap ten zuiden van Herpen en het open landschap zuidelijk van de Erfdijk. De dijk heeft geen structurerende rol in nieuwe ontwikkelingen. ORIËNTATIEPUNTEN De kerken vormen de belangrijkste oriëntatiepunten in het plangebied. De kerken hebben ruimtelijk gezien een structurerende rol. De kernen zijn om de kerken heen gebouwd en in het silhouet van de kernen overheersen ze. In toekomstige plannen moeten zichtlijnen naar de kerken worden gerespecteerd. HERSTEL CONTRAST OPENHEID BESLOTENHEID De hiernaast afgebeelde kaart van 1840 toont de sterke beplantingsstructuur. Duidelijk zichtbaar is de verticale relatie tussen beplanting en ondergrond. Op de oeverwallen en de dekzandrug staat veel en kleinschalige beplanting (halfopen). Dit waren met name perceelsafscheidingen (houtwallen) en op de oeverwallen ook boomgaarden, bomenrijen (ook als perceelsgrenzen), vele prachtige hagen op erfscheidingen en de bomen op de Maasdijk. In het komgebied was beplanting totaal afwezig wegens de overstromingen. De grote verschillen tussen open, dicht en halfdicht zorgden voor een afwisselend landschap. Een beplantingskaart van 1975 toont dat het sterke contrast tussen openheid en beslotenheid is verdwenen en dat nu een duidelijke structuur ontbreekt. voorstel Dit dorpsplan pleit voor het herstellen van het oude contrast. In concreto betekent dit dat: 1. er -afgezien van de erfbeplantingen - niet meer bijgeplant mag worden in het komgebied en op de terrasvlakte van de Beerse Overlaet. Indien de mogelijkheid zich voordoet dienen bestaande beplantingen hier te worden verwijderd. 2. de kleinschalige percelering op de rand van de dekzandrug en met name ten zuiden van Herpen moet actief worden beschermd en plaatselijk worden hersteld. Vele oude eikenhoutwallen die bescherming boden tegen het zand van Herperduin dreigen te verdwijnen of zijn al verdwenen. 3. de in het landschapsbeleidsplan van de gemeente Ravenstein (1997) genoemde ‘erfbeplantingsactie’ zou nieuw leven moeten worden ingeblazen. De hiernaast afgebeelde zoneringskaart bevat de hoofdlijnen voor beplanting in het buitengebied. Het door de gemeente te maken nieuwe bomenplan moet het contrast tussen openheid en beslotenheid mede versterken. COMPLETEREN RECREATIEF NETWERK Het plangebied wordt doorsneden door de A-50 en in mindere mate ook door de Dorpenweg. Vooral door de A-50 is de relatie tussen het plangebied en het recreatiegebied Herperduin niet optimaal. Recreanten / toeristen die in Herperduin verblijven zijn daarom meer op Schaijk gericht dan op Herpen. Van de toeristen die ‘t Stadje van Ravenstein bezoeken weten er helaas ook weinig de dorpen in het plangebied te vinden. Als extra kwestie speelt dat het landelijk gebied prachtig is maar niet goed toegankelijk. voorstel Om het plangebied beter bij de recreatieve ‘trekkers’ Ravenstein, de Maas en Herperduin te betrekken moeten de volgende zaken worden geregeld.
a) Er moeten betere recreatieve verbindingen komen tussen het plangebied en haar omgeving. Vooral de snelweg is een barrière. Bijvoorbeeld ten oosten en westen van de Erfdijk zouden er naast ecologische verbindingen ook recreatieve verbindingen moeten komen. b) Het plangebied zelf moet beter toegankelijk worden voor de recreant. Het voorstel is om het netwerk van paden te completeren. De oude zandwegen (van voor de ruilverkaveling) en kerkpaden worden hier zoveel mogelijk in betrokken. Via de Stimuleringsregeling Agrarisch Natuurbeheer is een project gaande met vooral aandacht voor paadjes over boerenland. Een ander project dat loopt is het aantakken van de uiterwaarden op het recreatieve netwerk. c) Er moeten meer attracties te komen in de kernen, met name in Herpen. Een suggestie hiertoe is een archeologiemuseum. De toerist moet niet alleen het gebied gemakkelijk kunnen bereiken, hij moet er ook kunnen verblijven. d) Een toerist wil graag routes aangereikt krijgen zodat hij weet waar hij aan toe is. Er is al een kerkenroute. Het zogenaamde Rondje Herpen is in de maak. Ontbrekende schakel in het Rondje Herpen (dat er nu al grotendeels ligt) is de verbinding over de Hertogswetering vlak bij de A-50. Door een fiets/voetpad aan te leggen langs de Dorpenweg tussen de Hamelspoelweg en de Richterweg zou het Rondje verder geoptimaliseerd kunnen worden. De Stichting Landschapsbeheer Oss is verder bezig met het uitzetten van een middellange afstandsroute met horeca en interessante locaties onderweg. Bovenstaande voorstellen zijn inmiddels uitgezet, onder andere bij de Dienst Landelijk Gebied. We stellen voor om de verschillende nieuwe en op te knappen paden een informeel karakter te geven in de vorm van zandpaden. Een te nadrukkelijk aanwezig pad detoneert met het landelijke karakter dat de recreant juist wil ervaren. VERBINDING TUSSEN HERPEN EN OVERLANGEL Op dit moment zijn er twee rechtstreekse verbindingen tussen Herpen en Overlangel: de Hertogstraat en de Hamelspoelweg. Deze wegen worden alle twee gekruist door de Dorpenweg. Geen van deze verbindingen is veilig voor auto’s en fietsers. Vooral op de lange Hertogstraat wordt hard gereden, terwijl dit ook de belangrijkste fietsverbinding is. voorstel Op de kruising van de Dorpenweg met de Hertogstraat/ Vingelenweg komt een rotonde. Het langzame verkeer kan in de toekomst gebruik blijven maken van de twee verbindingen. De rotonde aan het einde van de Hertogstraat is hierbij de veiligste oversteek. De Hertogstraat blijft open voor autoverkeer, maar wordt wel smaller. De huidige bomen blijven staan. Een aangepast profiel moet te snel rijden ontmoedigen. Gemotoriseerd verkeer uitsluiten zou de Hertogstraat sociaal onveilig maken. Hiernaast is een suggestie opgenomen voor een herinrichting van de weg binnen het bestaande profiel, waarbij het fietsen autoverkeer wordt gescheiden met eenvoudige middelen zoals ook vaak wordt toegepast in bossen. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of dit een mogelijk en wenselijk profiel is. HERSTEL ERFDIJK Deze oude dijk beschermde de achterliggende landbouwgronden en het dorp Herpen tegen de wateroverlast van de Beerse Overlaat tijdens hoge waterstanden. Het zuidelijk deel van de dijk is nagenoeg volledig intact. Het is een slingerend tracé, beplant met loofhout, waaronder hakhout en naaldhout. Langs de dijk ligt een aantal wielen. Van oorsprong stond er geen ondergroei op de dijk maar alleen bomen. Er is een scherp contrast tussen de dichtbegroeide dijk en het visueel open komgebied. Naar het oosten en noorden (bij Putwielen) is er geen doorlopend dijklichaam meer, hier resten slechts enkele geïsoleerde fragmenten in het landschap. voorstel In verschillende beleidstukken wordt de ecologische en cultuurhistorische betekenis van de Erfdijk genoemd. Momenteel wordt er een plan gemaakt (door DLG) om van de Erfdijk een ecologische verbinding te maken tussen Herperduin en de uiterwaarden van Keent. Dit Dorpsplan voegt aan de ecologische en cultuurhistorische invalshoek een ruimtelijke en recreatieve toe. Daarbij moet ook de kanttekening worden gemaakt dat het aanleggen van een ecologische verbinding van weinig betekenis is als de twee grote barrières (Dorpenweg en A-50) niet worden opgeheven. De combinatie van een ecologische met een recreatieve verbinding zou voor de moeizame verbinding tussen Herperduin en Herpen enerzijds en de verbinding tussen Overlangel en Herpen anderzijds, een grote winst zijn. De openheid in het komgebied en ten zuiden de Erfdijk is van groot belang. In het beheer zou de gradiëntrijke zone ten zuiden van de Erfdijk open moeten worden gehouden. Het struweel onder de bomen op de Erfdijk moet worden gedund, zodat er vanaf de kruin van het talud zichtrelaties komen met het open landschap ten zuiden van de Erfdijk. Het deel van de Erfdijk dat parallel liep aan de Hertogswetering en dat nagenoeg verdwenen is, zou kunnen worden hersteld en worden gebruikt als recreatieve route.
HOOFDSTUK 3b. KERNEN In het navolgende wordt achtereenvolgens ingegaan op de leefbaarheidsopgaven en de algemene onderdelen, de ruimtelijke opgaven voor de kleine kernen, en de ruimtelijke opgaven voor Herpen. ALGEMEEN EN LEEFBAARHEIDSOPGAVEN In het plangebied liggen de kleine kernen Keent, Koolwijk, Neerloon en Overlangel en de iets grotere kern Herpen. Voor elk van deze kernen zal in dit hoofdstuk op hoofdlijnen de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling worden geschetst. Hier geldt een strikt beheers- en bebouwingsregime van de provincie, waardoor de bebouwingsmogelijkheden zeer beperkt zijn. Elke kern heeft nog een zichtbare binding met het landschap waarin het ligt. De naoorlogse planmatige in- en uitbreidingen van Herpen en Overlangel missen echter vaak deze verweving met het landschap. De dorpen zijn te onderscheiden in ‘dijkdorpen’, ‘donkdorpen’ en een ‘randdorp’. Deze aanduidingen zijn afkomstig uit het gerenommeerde boek ‘Dorpen in Brabant’ (A.W.A. Th. Steegh, ’s-Hertogenbosch, 1978). Keent en Neerloon zijn typische dijkdorpen; lange lintvormige nederzettingen met een informele, open structuur. Herpen en Koolwijk liggen op de dekzandrug. Koolwijk bestaat uit een kruising met lintbebouwing op de rand van hoge en lage gronden en is daarmee een randdorp. Herpen heeft een wat rommeliger opbouw, die kenmerkend is voor een donkdorp. Overlangel ligt aan de Maasdijk, maar is gebouwd op een zandige terrasvlakte: de randzone van de dekzandrug. Daarmee is Overlangel een bijzondere combinatie van twee dorpstypen: donkdorp en dijkdorp. Kenmerkend voor de dorpen in het plangebied is verder dat ze vrijwel allemaal een zogenaamd gegroeid (niet planmatig) karakter hebben. Ze zijn gegroeid aan lijnen (dijken of wegen). De dorpen bestaan uit een concentratie van woningen van een grote diversiteit. Die diversiteit komt vooral doordat ze zijn gebouwd in verschillende perioden. De woningtypen verschillen niet veel: enkele boerderijen en vooral veel ééngezinswoningen van één of twee lagen met kap. De traditionele woningen met roodbruine bakstenen met een kap overheersen. Opvallend is ook dat de woningen een vrij ingetogen karakter hebben. Daardoor ontstaat toch een samenhangend beeld. De gebouwen staan veelal niet op één lijn en onderlinge afstanden tussen de woningen zijn over het algemeen wat ruimer bemeten dan in de stad of in stedelijke buitenwijken. Doordat er veel grote kavels zijn, zijn er vele doorkijkjes naar het achterland. Dit is vooral het geval in Neerloon, Koolwijk en aan de zuidkant van Herpen. De openbare ruimte is informeel ingericht, sober en functioneel, zonder opsmuk. In de Beleidsnota Recreatie en toerisme wordt voorgesteld om de dorpsentrees te markeren. Het dorpsplan is juist tégen het uitbundig markeren van de dorpsentrees. Die moeten namelijk vloeiend overgaan in het landelijke gebied. WONINGBOUW De woningvoorraad is dorps. Hij heeft bovendien met veel dorpen gemeen, dat hij eenzijdig is, meestal niet levensloopbestendig, en vooral in de koopsector te duur. Om goed te differentiëren is een grote inhaalslag nodig. Deze manoeuvre moet leiden tot meer betaalbare woningen, zowel voor starters als voor ouderen. Ook al zal het totale aantal inwoners nauwelijks toenemen, door verschuiving naar meer senioren èn meer één- en tweepersoonshuishoudens, neemt absoluut gezien de woningbehoefte toe. Woningbouw moet dan ook een substantiële bijdrage leveren aan de oplossing van de leefbaarheidsproblematiek. De Woonvisie ziet het dorpsplan voor Herpen als kader voor de concrete uitwerking. De woningstichting heeft hierin een belangrijke opgave, ook waar het de ontwikkeling van woonzorg-concepten betreft. Daarnaast moet de woningstichting vooral de benodigde huurwoningen en waar mogelijk betaalbare koopwoningen realiseren. Jongeren en startershuisvesting moeten ook de werkgelegenheid binnen de kernen ondersteunen (zie verder “Ondernemerschap”), bijvoorbeeld door werkruimte aan huis te bieden. Die werkruimte moet zo worden ontworpen dat te grote groei fysiek en ruimtelijk niet mogelijk is. De nieuwe woningen komen vooral in Herpen terecht en om nieuwe éénzijdigheid te voorkomen zou de woningbouw moeten worden verspreid in plaats van worden geconcentreerd. Goedkopere woningen voor senioren leiden tot doorstroming (ouderen vertrekken en maken - meestal duurdere - woningen vrij). Daarom heeft het bouwen van het aandeel nieuwe duurdere woningen geen prioriteit. Problematisch is de nieuwe instroom van starters aan de onderkant. Gezien de wachtlijst van Woonmaatschappij Maasland is alleen doorstroming in huurwoningen niet voldoende. Kleine kavels (evt. voor zelfbouw) en betaalbare verkoop door de woningstichting zijn even hard nodig. Jonge gezinnen zullen voor aanwas moeten zorgen. Daarom is niet alleen huisvesting voldoende, maar moet er ook economisch perspectief zijn. Dat moet ook omwille van de dynamiek en sociale weerbaarheid in de kernen: slaapdorpen creëren cohesieproblemen. Dat vraagt om een redelijk ambitieus werkgelegenheidsprogramma, dat vooral jonge mensen trekt (zie “Ondernemerschap”). voorstel Geplande nieuwbouw levert tot 2020 vooral betaalbare en levensloopbestendige huur- en koopwoningen op, zowel voor starters als voor senioren. Uiteraard is de grootste hoeveelheid woningen nog altijd bedoeld voor gezinnen, maar het accent moet veel meer komen te liggen op starters en senioren. Individuele en specifieke bouwbehoeften moeten actief benaderd worden. In de vraag naar dure woningen wordt zoveel mogelijk uit de bestaande voorraad voorzien. De verhouding huur – betaalbare koop is 40% - 60%. Ook inwoning (de zgn. “Boekelse Variant”) en woningsplitsing worden mogelijk gemaakt, mits passend binnen de randvoorwaarden van het dorpsplan natuurlijk. Bij de provincie wordt extra ruimte bedongen voor specifieke projecten die de leefbaarheid in het bijzonder versterken. Huisvesting en werkgelegenheid voor jongeren en zorgwoningen hebben daarbij
prioriteit. Omdat landelijk gezien de bevolkingsgroei stagneert zullen vooral bijzondere projecten nieuwe (jonge) bewoners moeten aantrekken. REALISEERBAARHEID DORPS BOUWEN Globaal gezien bestonden er tot de Tweede Wereldoorlog geen grootschalige bouwplannen voor het plangebied. De dorpen groeiden eenvoudigweg kavelgewijs. Men bouwde een huis naast de buurman. Dat gebeurde zonder al te veel regelgeving of planning. Feit is dat deze manier van groeien meer dorpse kwaliteit heeft opgeleverd dan de huidige planmatige manieren met overmatige regelgeving. Zonder veel regelgeving en ‘grote stedebouwkundige gedachten’ kon er beter en ook makkelijker worden gebouwd. Omdat nu de technische mogelijkheden en de beschikbaarheid van materialen echter veel groter zijn dan vijftig jaar geleden, zou het loslaten van ruimtelijke sturing niet vanzelf leiden tot vergelijkbare kwaliteiten als toen. Het kiezen voor één of enkele uitbreidingslocaties is nu de meest gangbare en verreweg de makkelijkste manier van uitbreiden in heel Nederland. De grond is meestal maar van één eigenaar, er hoeft maar één bestemmingsplanwijziging te worden gemaakt, het is handig voor de bouwstroom, overzichtelijk etc. Binnen deze vlekken kan er ‘productie worden gedraaid’ door in te zetten op enkele woningtypen met een seriematig karakter. Door vooral kwantitatief te ontwikkelen in ‘vlekken’ delven de dorpse en landschappelijke kwaliteiten echter het onderspit. De huidige manier van bouwen in de dorpen lijkt meer gericht te zijn op kwantiteit dan op ruimtelijke kwaliteit. voorstel Kleinschalige dorpse ontwikkeling staat op gespannen voet met de woningbouwdoelstellingen. Betaalbaar bouwen doe je grootschalig en seriematig in vlekken of vlakken. Streekgebonden en kleinschalig ontwikkelen kost extra energie en aandacht, maar levert kwaliteit op. Omdat kwaliteit langer meegaat, is het op lange termijn toch voordeliger! Het vereist maatwerk en de gemeente Oss is zich dat bewust. Het dorpsplan bevat de richtlijnen (Hoofdstuk 2 en 3) om het maatwerk ruimtelijk te sturen. Om de kwaliteit te waarborgen zonder de snelheid van realiseren uit het oog te verliezen wordt het volgende voorgesteld: 1. Kies voor meerdere bouwlocaties tegelijkertijd Gezien de grote wens om snel veel woningen te bouwen is het onverstandig om te afhankelijk te zijn van één bouwlocatie. Het voorstel is daarom om de ontwikkeling van verschillende bouwlocaties tegelijkertijd te starten. 2. Beperk het aantal woningtypen zonder over te gaan op seriematigheid De gewenste kleinschaligheid lijkt te conflicteren met de financiële haalbaarheid van de inbreidingen. Daarom wordt voorgesteld om uit te gaan van slechts een klein aantal woningtypen. Deze typen mogen zich herhalen op diverse plekken maar wel met aanpassingen aan de specifieke locatie en bewonerswensen, bijvoorbeeld in materialisering. Het casco of raamwerk kan per type telkens hetzelfde zijn. Door de herhaling van typen kan op een aanzienlijk deel van de productie- en ontwerpkosten worden bezuinigd. Een beeld van seriebouw moet echter worden voorkomen, dat is niet dorps. 3. Combineer waar mogelijk Door verschillende deelprojecten binnen de aangewezen gebieden in financieel en organisatorisch opzicht te combineren tot één project is ook op juridisch vlak veel winst in efficiency te behalen. Zoek zo mogelijk naar aansluiting bij kleinschalige ontwikkelingen elders, zodat toch bouwstromen met een volume van een redelijke omvang kunnen worden ontwikkeld. 4. Vrijheid binnen regels Projectontwikkelaars, woningstichtingen en particulieren moeten zich houden aan de richtlijnen voor het dorpse bouwen en de regels van het bestemmingsplan. Daarbinnen is veel vrijheid. Zorg voor een helder kader waarbinnen de bouwer zelf ontwikkelt. 5. Stel een supervisor aan Een stedebouwkundige van of namens de gemeente kan op basis van de richtlijnen uit het dorpsplan elk toekomstig plan vrij eenvoudig beoordelen. Deze stedebouwkundig supervisor kan als voorpost fungeren van de Welstandscommissie. 6. Voorkom ingewikkelde (juridische) procedures Dat is makkelijker geschreven dan gedaan. De procedures en regelgevingen leiden tot meer (standaard-) kwaliteit maar vormen in tijd gezien het allergrootste obstakel. Elke gemeente in Nederland kampt hiermee. Zet als inhaalmanoeuvre tijdelijk extra personele capaciteit in op de afwikkeling van de procedures. Woonzorgzones Om in een woning een 24-uurs zorggarantie binnen 10 minuten op afroep te kunnen bieden, mag zo’n woning maximaal 250 meter van een zorgkruispunt of zorgsteunpunt vandaan liggen. Daarbij geldt dat ook de organisatie van die zorg aanwezig moet zijn: alleen de beschikbaarheid van een complex(je) is niet voldoende. Een zorgkruispunt (of zorgcentrum) is een grootschalige voorziening die een compleet zorgpakket kan aanbieden en garanderen. Daar worden vaak nog andere (semi-) commerciële voorzieningen aan gekoppeld, inclusief allerlei haal- en brengfuncties. Een dergelijke voorziening is vaak te vinden in een bestaand verzorgingscomplex. Een zorgsteunpunt is een “tussenstation” tussen een complex zorgwoningen en het zorgkruispunt, dat op die manier de zorg ook daar binnen 10 minuten kan garanderen. In plattelandsgebieden is dat echter vaak niet mogelijk. De middenweg is een zorgsteunpunt ergens in een gebied dat de zorg niet in 10 minuten, maar bijvoorbeeld wel binnen 20 minuten kan garanderen. Partijen moeten daarover lokaal bindende afspraken maken. Er komen steeds meer mobiele teams beschikbaar.
De gegarandeerde bereikbaarheid voor de zorg bepaalt of een nultredenwoning ook een zorgwoning kan zijn. Voor seniorenwoningen geldt een ander regime. Dat zijn nultredenwoningen, waar op afspraak zorg kan worden geleverd. In principe zou dat elke (aangepaste) woning kunnen zijn, waar de bewoner ouder is dan 55 jaar. Het is niet gewenst alle zorg- en seniorenwoningen in één gebied onder te brengen. Ook senioren moeten zo vrij mogelijk en gespreid mogelijk kunnen wonen. Voor zorgwoningen is de ligging binnen een zorgcirkel wel essentieel. Dat betekent dat de situering van een zorgcomplex consequenties heeft voor de situering van (potentiële) zorgwoningen.
Definities duurzaam zelfstandig wonen • Levensloopbestendige woning Woning die zodanig aangepast of aanpasbaar is gebouwd en ingedeeld, dat de ouder wordende bewoner er zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Een levensloopbestendige woning is ofwel een nultredenwoning, ofwel een woning die met aanvullende ingrepen en voorzieningen (bijv. traplift) eenvoudig obstakelvrij is te maken. • Nultredenwoning Woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarbij de zogenaamde ‘primaire ruimtes’ (keuken, sanitair, woonkamer en tenminste één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden. De woning kan dus ook bereikbaar zijn per lift. Drempels in de woning zijn laag of ontbreken. • Zorgwoning (Beschermd en Verzorgd wonen) Een nultredenwoning, waarbij (de mogelijkheid tot het verkrijgen van) extramurale verzorging, verpleging en begeleiding én welzijnsdiensten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het geboden arrangement. Zorg is op afroep mogelijk. Extra ruimte in de woning voor verzorging en de fysieke nabijheid van zorgvoorzieningen en diensten zijn specifieke kenmerken van deze vorm van wonen. Niet zelden gaat het om geclusterde vormen van wonen. In de Planologische Kengetallen Wonen en Zorg van het Aedes Arcares Kenniscentrum Wonen en Zorg wordt binnen de zorgwoningen een onderscheid gemaakt tussen Beschermd wonen en Verzorgd wonen. ‘Beschermd wonen’ houdt in dat binnen de woonvorm of in de directe nabijheid er gemeenschappelijke en zorgruimten aanwezig zijn, in verband met de mogelijkheid van 24-uur aanwezige zorg. ‘Verzorgd wonen’ heeft op complexniveau gearrangeerde verzorging, begeleiding en dienstverlening, maar er is geen sprake van 24-uur aanwezige zorg.
OUDERENHUISVESTING Woonmaatschappij Maasland staat te trappelen om te gaan bouwen. De eerste seniorenwoningen staan op stapel aan de Waterstraat, tegenover Zorgcentrum Maasland. Het worden levensloopbestendige woningen. Deze woningen kunnen als zorgwoning worden gekwalificeerd wanneer alle benodigde zorg 24 uur per dag kan worden geleverd (zie kader). Aansluitend is dus een steunpunt Welzijn en Zorg (ook wel Woonservicepunt genoemd) nodig. Met de geplande bouw van de seniorenwoningen aan de Waterstraat is een zorgsteunpunt in Zorgcentrum Maasland echter eenvoudig te realiseren. Zo’n steunpunt kan extra draagvlak krijgen door er ook (semi)commerciële voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg in onder te brengen. Het zou ook betrokken kunnen worden bij de herinrichting van de Sebastianusstraat. De bouw van extra zorgwoningen kan op gespannen voet staan met het beschikbare contingent. Daar staat tegenover dat zorgwoningen die vervangend zijn voor intramurale plaatsen buiten het contingent gerealiseerd kunnen worden. Gezien het gewenste dorpse karakter en de beschikbare ruimte in Herpen en de kleine kernen kun je geen grote concentraties van zorgwoningen bouwen. Maar binnen het bereik van een mogelijk zorgsteunpunt heb je er minimaal ± 40 nodig. De wooneenheden binnen het zorgcentrum tellen hierbij mee. Voor een reguliere seniorenwoning is dat niet nodig: die kunnen gespreid over de kernen worden gerealiseerd. De Woonvisie moet hierover nadere uitspraken doen. voorstel In de behoefte aan zorgwoningen wordt voorzien door de geplande bouw van levensloopbestendige seniorenwoningen aan de Waterstraat. Om die woningen ook het predikaat “zorgwoning” te kunnen geven, wordt in zorgcentrum Maasland een zorgsteunpunt opgenomen. Dat zou kunnen in het zorgcentrum of op de huidige locatie van huisartsenpraktijk en thuishulp. In de behoefte aan seniorenwoningen wordt voorzien door gespreid over Herpen en de kernen levensloopbestendige en zo mogelijk nultredenwoningen te bouwen. Ook de overige geplande nieuwbouw wordt zoveel mogelijk levensloopbestendig. Om te kunnen spreiden worden op duurdere locaties alternatieve bouwvormen toegepast (bij voorbeeld appartementen) maar wel volgens een bij het dorpse karakter passende typologie. Verderop in dit hoofdstuk worden hiertoe voorstellen gedaan. VERENIGINGSLEVEN EN VRIJWILLIGERSVOORZIENINGEN Het verenigingsleven in Herpen en de kernen is zeer actief. Het is een belangrijke drager voor de leefbaarheid van de kernen: in de verenigingen is een belangrijk deel van het sociale leven georganiseerd. Het voorziet bovendien in een sociaal-cultureel en sportief aanbod, dat vervangend is voor wat steden professioneel en veelal commercieel bieden. Het beschikt over eigen accommodaties en maakt gebruik van de publieke voorzieningenstructuur.
Door een eenzijdige bevolkingsontwikkeling dreigt terugloop van vrijwillig kader en ledental. De opgave om dit tegen te gaan ligt vooral bij wonen en werken en krijgt daar ook volop aandacht. Nu is het verenigingsleven nog volop in bloei. “Het Slotje” dreigt uit zijn voegen te barsten. Uitbreiding en/of vernieuwing van accommodaties (uitgezonderd voor zorg en welzijn) heeft nog geen prioriteit. De bewoners suggereren de Brandweerkazerne een sterkere rol te geven als accommodatie. Een idee dat hoge ogen gooit is een functie als archeologiemuseum, mede in het kader van de versterking van de recreatieve functie. Wellicht zijn daar combinaties te maken. Netwerkvorming kun je stimuleren door buurtverenigingen en andere vrijwilligersorganisaties te faciliteren in het organiseren van uitwisseling, scholing en samenwerking, of met een programma om jongeren aan het vrijwilligerswerk te committeren. De mantelzorg is grotendeels buurtgericht georganiseerd. Ook hier is ondersteuning van netwerkvorming van levensbelang. Bij de opgave voor de mantelzorg denken ook Woonmaatschappij Maasland en de zorginstellingen na over de toekomstige ontwikkelingen, mede in het licht van de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Sport neemt binnen het verenigingsleven een prominente plaats in. Vanuit de bewoners van Herpen zijn weinig klachten over de sportaccommodaties gekomen. Wel ijvert men voor een kunstgrasveld en uitbreiding van de kleedkamers bij de sportvelden. De wenselijkheid hiervan moet worden onderzocht. Ook een natuurbad staat op het wensenlijstje. De waterkwaliteit is hiervoor nu echter nog onvoldoende. voorstel Het beste draagvlak voor het verenigingsleven is een gevarieerde bevolking. De maatregelen op het gebied van wonen en zorg zijn daarom ook op dit terrein doorslaggevend. Onderzoek of een jaarlijks festival voor de verenigingen onderlinge samenwerking, communicatie en netwerkvorming kan versterken. Dit kan synergie opleveren, waarmee de verenigingen een dip kunnen opvangen. Het kan de bewoners ook motiveren tot nieuwe regionale initiatieven. Onderzoek of als alternatief voor het teruglopend aantal vrijwilligers een ouderencoöperatie kan worden ingesteld. Daarin leveren vitale ouderen (waarvan er steeds meer beschikbaar komen), lokale welzijns- en zorgdiensten tegen een zekere vergoeding. De vergoeding is bescheiden, waardoor de kosten laag kunnen worden gehouden. De coöperatie mag niet concurreren met commerciële dienstverleners en werkt alleen daar waar de commercie niet marktconform kan functioneren. Zo’n onderzoek zou kunnen worden opgezet door de dorpsraad, de KBO en het opbouwwerk. Woningstichtingen en zorginstellingen betrekken de dorpsraad bij de ontwikkeling van de mantelzorg. De gemeente faciliteert met scholing en professionaliteitsbevordering van vrijwilligers en mogelijk de ouderencoöperatie.
ZORG EN WELZIJN De zorgvoorzieningen zijn niet los te denken van het thema wonen en woningbouw. Ze komen daar uitvoerig aan bod. Onder “verenigingsleven en vrijwilligersvoorzieningen” wordt bovendien stilgestaan bij de mantelzorg. Het is zaak dat de welzijnsvoorzieningen aansluiten op de zorgvoorzieningen. Welzijn ontzorgt. Denk bijvoorbeeld aan de koppeling van een huiskamerproject of eetpunt aan de ontwikkeling van het zorgsteunpunt. De bewoners hebben behoefte aan een goed communicatiesysteem, zowel met de gemeente als met de vrijwilligersorganisaties en het verenigingsleven. voorstel De dorpsraad en de welzijnsinstellingen worden door betrokken partijen betrokken bij de vormgeving van de zorgvoorzieningen. Onderzoek of bij de vormgeving van een zorgsteunpunt ook een informatiefunctie voor welzijn en zorg kan worden ingericht. Communiceer over en weer zo mogelijk nog beter! ONDERWIJS Hoewel de school in Herpen wat ingekneld ligt in de wijk (parkeerproblemen bij halen en brengen), voldoet hij goed. Bovendien is hij pas 25 jaar oud, en nog lang niet afgeschreven. Er is dan ook voorlopig nog geen sprake van nieuwbouw. Gezien de te verwachten bevolkingsontwikkeling zal ook op lange termijn verplaatsing niet nodig zijn. En hoewel op lange termijn het aantal leerlingen zal teruglopen, is ook dan opheffing van de school niet in beeld. Maar instandhouding van het basisonderwijs is van vitaal belang voor àlle kernen. Met name de school in Overlangel is kwetsbaar. Omdat de bevolkingsaanwas stagneert, zal de eigen aanwas onvoldoende zijn om de school op lange termijn te handhaven. Er zou ter versterking van de positie van de school nieuw bloed moeten worden ingelaten. Dat kan echter gezien de beperkte omvang van de kleine kernen alleen als onderdeel van de totale regionale aanpak van de versterking van de leefbaarheid. De school mag echter niet verdwijnen omdat het een van de kurken is waarop de leefbaarheid drijft. Verder moet verbreding van de schoolfunctie met buitenschoolse activiteiten het draagvlak voor zowel het onderwijs als de leefbaarheid in het algemeen versterken. voorstel Het basisonderwijs blijft. Toename van het aantal kinderen is een middel om de school in stand te houden. Daartoe zou je moeten uitbreiden, bijvoorbeeld door de bouw van flink wat starterswoningen. Maar uit ruimtelijke overwegingen moet je daar juist erg voorzichtig mee zijn. Het evenwicht tussen de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen en het handhaven van de school is kwetsbaar. Voor de school in Overlangel betekent het in ieder geval dat de gemeente de school in stand houdt, ook wanneer het
leerlingenaantal onder de norm zakt. Om het draagvlak voor de school, de verenigingen en de voorzieningen te versterken verbreedt de school zijn activiteiten (verder) met buitenschoolse activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking bij de organisatie van kinderopvang door particulieren. In Overlangel zou de school samen met de bewoners kunnen bijdragen aan een recreatief en educatief aanbod voor jeugdige toeristen. De schoolbesturen wordt gevraagd de ouders te stimuleren om met hun schoolkeuze de instandhouding van de scholen te bevorderen. EEN PLEK VOOR JEUGD EN JONGEREN De jeugd moet voldoende openbare speelgelegenheid hebben. Voor Herpen moet die behoefte in beeld worden gebracht. Waar de ruimte ontbreekt, moet die conform de geldende normen worden gerealiseerd. De beleidsnota Speelruimte Ravenstein 1998 – 2008 is daarbij van kracht. In de kleine kernen in het buitengebied moet je zuinig omspringen met speelruimte. De omgeving is veel te kwetsbaar voor de al te fleurige speeltoestellen. De natuurlijke spelmogelijkheden in de kernen zijn bovendien zo groot dat het de vraag is of speeltoestellen nodig zijn. Er is een pilotproject geweest voor de opvang van jongeren. De bewoners geven aan dat er meer nodig is. Het vandalisme neemt toe, en op een aantal plekken ontstaan gevoelens van onveiligheid. Jongeren in de tienerleeftijd (± 12 – 18 jaar) hebben behoefte aan een informele eigen plek, vrij van bemoeizorg/-zucht. Zo’n plek is moeilijk officieel te creëren: jongeren zoeken op deze leeftijd nu eenmaal de marges aan de “achterkant” van de gereguleerde maatschappij. Een beetje vertrouwen op de goede afloop is hier op zijn plaats. Daar waar noodzakelijk moet ook gehandhaafd worden. voorstel In de hoofdkern Herpen wordt conform de gemeentelijke normen voldoende speelgelegenheid voor de jeugd gerealiseerd. Voor de kleine kernen in het buitengebied wordt een aangepast beleid ontwikkeld. Daar wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de natuurlijke omgeving. Waar een speelplek noodzakelijk is, wordt deze met veel aandacht voor de kwetsbaarheid van de omgeving ingepast. De jongeren gaan samen met de dorpsraad en het opbouwwerk op zoek naar een eigen ontmoetingsplek. Het gaat om een marginale plek waar jongeren hun eigen tienercultuur kunnen vormgeven. Bijvoorbeeld te combineren met een hal om carnavalswagens te bouwen. Van daaruit kan dan de minimaal noodzakelijke controle plaatsvinden. WONINGTYPEN In de huidige situatie wordt er bij nieuwbouw al te gemakkelijk teruggegrepen op rijtjeswoningen, twee onder één kappers en op grote woningen op kleine kavels. Deze zijn echter niet ‘dorps’. Vooral in Herpen en Overlangel staan (te) veel van deze woningtypen. voorstel Om aan te sluiten bij de lokale bouwtradities kan er voor de toekomstige nieuwbouw worden gekozen uit vijf woningtypen (zie afbeeldingen): de langgevel-boerderij, de T-boerderij, de kleine vrijstaande woning, de zelfbouwwoning op een royale kavel en het klooster. Dit zijn streekgebonden typen waar nieuw leven in kan worden geblazen: op een eigentijdse wijze bouwen in de lokale tradities. Per kern en per locatie kan worden bekeken welk type het meest gewenst en geschikt is: het klooster en de boerderijtypen passen door hun afmetingen niet overal.
INBREIDEN OP EEN DORPSE WIJZE De opgaven voor de kernen zijn tweeledig: enerzijds moet er voldoende worden bijgebouwd om de leefbaarheid te garanderen en anderzijds moeten haar bestaande kwaliteiten behouden blijven. Dit dorpsplan probeert beide te verenigen. ‘Landschappelijk aanvaardbaar intensiveren’ en ‘dorps bouwen’ zijn daarbij het devies (zie hoofdstuk 2). Het Uitwerkingsplan Maaskant geeft in dit kader aan alle kernen in het landelijke gebied het predikaat : ‘beheer en intensivering’ Dat wil zeggen dat er, mits passend bij de ruimtelijke karakteristiek van de kernen, in deze kernen alleen ruimte is voor woningbouw gekoppeld aan beheer of intensivering binnen de bestaande kom. Een voorbeeld van beheer: sloop van woningen en herbouw met een lichtelijk vergroot aantal, mits ruimtelijk passend, of functieverandering van bijvoorbeeld voorziening naar woningbouw en dergelijke. voorstel De opgave is om nieuwbouwlocaties binnen de bestaande kernen te vinden zodat er buiten de kernen zo min mogelijk van het landelijk gebied wordt opgesoupeerd voor woningbouw. Inbreiden heeft dus de voorkeur boven uitbreiden. Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat dit niet ten koste mag gaan van de openbare plekken en het groene karakter van de dorpen. Per kern (behalve Keent) zijn er diverse kavels te vinden waar inbreiding kan plaatsvinden. Per dorpstype worden hiernaast de principes voor nieuwbouw aangegeven. Belangrijke stedebouwkundige en architectonische richtlijnen bij het bouwen in de kleine kernen zijn in de box hiernaast weergegeven (zie ook hoofdstuk 2: dorpse kenmerken). Ook bij- en inwoning is een goede oplossing. Hiervoor is gemeentelijk beleid in de maak.
Deze regels toepassen vereist maatwerk, en daarmee veel energie van ambtenaren en de Welstandscommissie. Het vereist ook verder onderzoek omdat er rekening moet worden gehouden met bijvoorbeeld stankcirkels, geluidshinder, eigendomssituaties en dergelijke. Het dorpsplan kan voor nieuwbouw slechts de regels en principes aanreiken. Exacte locaties of zelfs zichtlijnen aangeven valt buiten de reikwijdte en mogelijkheden van dit dorpsplan. Op de pagina’s hierna worden per kern voorstellen gedaan voor de toekomst. woningtypen - De kleine vrijstaande woning heeft als referentie de arbeiderswoning. Ze hebben één laag en een kap en passen goed op een kleine kavel. Gekozen is voor relatief diepe kavels zodat er uitbreidingsmogelijkheden zijn achter het huis. - Veel bestaande gebouwen in de kernen staan op een grote kavel. De zelfbouwwoning lijkt goed bij een ruime kavel te passen maar uiteraard kan ook een ander soort woning op een grote kavel staan. De zelfbouwwoning met grote kavel wordt de laatste jaren echter bijna niet meer gebouwd. Wij stellen voor om hier weer mogelijkheden voor te scheppen. De zogenaamde ‘Ruimte voor Ruimte’-woningen vallen ook onder dit type. Een voordeel van deze woningen is dat ze zichtlijnen naar het achterland open kunnen laten en dat de ruime voortuinen mede het groene karakter van de straat bepalen. De positionering van de woning op de kavel is hierbij wezenlijk. - In de huidige kernen staan vooral aan de Erfdijk en aan de Maasdijk veel ‘Langgevel-’ en ‘T boerderijen’. In Koolwijk en Keent staan er enkele en in Herpen staan er opmerkelijk genoeg geen (behalve dan aan de Erfdijk). Het voorstel is om een gebouwtype te ontwikkelen dat ruimtelijk refereert aan de ‘Langgevel-boerderij’ en de ‘T-boerderij’ en in programmatisch opzicht de gewenste kleine wooneenheden bevat. Feitelijk zijn het dorpse appartementen. De ‘Langgevel-’ en ‘T-boerderij’ zijn relatief grote volumes waarin diverse woningen kunnen worden ondergebracht. De Langgevel-boerderij staat met zijn lange zijde aan de weg, De T-gevelboerderij met zijn ‘kop’. Alle voordeuren bevinden zich op maaiveldniveau. De zolder is een extra ruimte die kan worden benut als opslagruimte, als slaapkamer en dergelijke. Binnen de bouwschil zijn er diverse indelingsmogelijkheden. Zo is het mogelijk om kleine studio’s (55/60m2) in te passen en /of grotere woningen. Een zorg is dat het het erf niet opgedeeld gaat worden in tuinen. Het erf moet groen en open blijven en niet worden volgezet met schuttingen. Het zou grotendeels gemeenschappelijk terrein kunnen worden voor de bewoners. Dit zou door een VVE beheerd kunnen worden. Deze gebouwen zijn hét dorpse alternatief voor appartementen. Hiermee zijn ze uitermate geschikt als starterswoning of als seniorenwoning. Een goed voorbeeld van een nieuwe invulling van
het type ‘Langgevelboerderij’ is het hiernaast afgebeelde ontwerp van Hilberink Bosch Architecten voor vier woningen in één volume te Oud Empel. -Het ‘Klooster’is een niet onbekend gebouwtype in Brabantse plaatsen (Herpen, Megen, Schijndel, Sint Oedenrode, Mariaheide etc.). Het knappe van de kloosters uit het begin van de 20e eeuw is dat het grote volumes zijn die zich door een verfijnde detaillering toch zeer goed weten te schikken in de dorpen. De kloosters kenmerken zich onder andere doordat ze zijn gebouwd van baksteen met een sterke ritmiek in de gevel, ze hebben een groot dak en hoge plafonds. Naast het hoofdvolume zijn er vaak allerlei bijgebouwen die weliswaar aan het hoofdvolume vast zitten maar een totaal ander uiterlijk kunnen hebben. In de ‘kloosters’ kunnen appartementen voor senioren en/of starters komen. Alleen in de kern van Herpen is er plaats voor één of twee van deze ‘knoeperds’, in de andere dorpen is dit type te fors.
woningtypen - De kleine vrijstaande woning heeft als referentie de arbeiderswoning. Ze hebben één laag en een kap en passen goed op een kleine kavel. Gekozen is voor relatief diepe kavels zodat er uitbreidingsmogelijkheden zijn achter het huis. - Veel bestaande gebouwen in de kernen staan op een grote kavel. De zelfbouwwoning lijkt goed bij een ruime kavel te passen maar uiteraard kan ook een ander soort woning op een grote kavel staan. De zelfbouwwoning met grote kavel wordt de laatste jaren echter bijna niet meer gebouwd. Wij stellen voor om hier weer mogelijkheden voor te scheppen. De zogenaamde ‘Ruimte voor Ruimte’-woningen vallen ook onder dit type. Een voordeel van deze woningen is dat ze zichtlijnen naar het achterland open kunnen laten en dat de ruime voortuinen mede het groene karakter van de straat bepalen. De positionering van de woning op de kavel is hierbij wezenlijk. - In de huidige kernen staan vooral aan de Erfdijk en aan de Maasdijk veel ‘Langgevel-’ en ‘T boerderijen’. In Koolwijk en Keent staan er enkele en in Herpen staan er opmerkelijk genoeg geen (behalve dan aan de Erfdijk). Het voorstel is om een gebouwtype te ontwikkelen dat ruimtelijk refereert aan de ‘Langgevel-boerderij’ en de ‘T-boerderij’ en in programmatisch opzicht de gewenste kleine wooneenheden bevat. Feitelijk zijn het dorpse appartementen. De ‘Langgevel-’ en ‘T-boerderij’ zijn relatief grote volumes waarin diverse woningen kunnen worden ondergebracht.
De Langgevel-boerderij staat met zijn lange zijde aan de weg, De T-gevelboerderij met zijn ‘kop’. Alle voordeuren bevinden zich op maaiveldniveau. De zolder is een extra ruimte die kan worden benut als opslagruimte, als slaapkamer en dergelijke. Binnen de bouwschil zijn er diverse indelingsmogelijkheden. Zo is het mogelijk om kleine studio’s (55/60m2) in te passen en /of grotere woningen. Een zorg is dat het het erf niet opgedeeld gaat worden in tuinen. Het erf moet groen en open blijven en niet worden volgezet met schuttingen. Het zou grotendeels gemeenschappelijk terrein kunnen worden voor de bewoners. Dit zou door een VVE beheerd kunnen worden. Deze gebouwen zijn hét dorpse alternatief voor appartementen. Hiermee zijn ze uitermate geschikt als starterswoning of als seniorenwoning. Een goed voorbeeld van een nieuwe invulling van het type ‘Langgevelboerderij’ is het hiernaast afgebeelde ontwerp van Hilberink Bosch Architecten voor vier woningen in één volume te Oud Empel. -Het ‘Klooster’is een niet onbekend gebouwtype in Brabantse plaatsen (Herpen, Megen, Schijndel, Sint Oedenrode, Mariaheide etc.). Het knappe van de kloosters uit het begin van de 20e eeuw is dat het grote volumes zijn die zich door een verfijnde detaillering toch zeer goed weten te schikken in de dorpen. De kloosters kenmerken zich onder andere doordat ze zijn gebouwd van baksteen met een sterke ritmiek in de gevel, ze hebben een groot dak en hoge plafonds. Naast het hoofdvolume zijn er vaak allerlei bijgebouwen die weliswaar aan het hoofdvolume vast zitten maar een totaal ander uiterlijk kunnen hebben. In de ‘kloosters’ kunnen appartementen voor senioren en/of starters komen. Alleen in de kern van Herpen is er plaats voor één of twee van deze ‘knoeperds’, in de andere dorpen is dit type te fors.
KOOLWIJK De naam van dit dorpje is afgeleid van Coelbeeck (koele heldere beek). Een beek die nu niet meer aanwezig is maar vroeger vanaf de hogere heidegronden (Herperduin) naar het stroomgebied van de Beerse Maas liep. Koolwijk is een ‘randdorp’ bestaat uit overwegend agrarische gebouwen, gegroepeerd rond de kruising tussen de Berghemseweg en de Koolwijksestraat. Centraal ligt de eerder genoemde kapel van Koolwijk. De Koolwijksestraat markeert de overgang van bos (dekzandrug, hoog, zuidzijde) naar grasland (komgebied, laag, noordzijde). Dit is de belangrijkste weg van het dorp. De Berghemseweg is een doorgaande weg en heeft een veel minder dorps karakter. voorstel Indien noodzakelijk is het toevoegen van enkele kavels mogelijk mits het gebeurt volgens de eerder beschreven principes voor een randdorp en met inachtneming van alle dorpse principes die zijn beschreven in hoofdstuk 2 en aan het begin van deze paragraaf. Nieuwbouw kan door aan de Koolwijksestraat nog enkele bouwkavels toe te voegen. De nieuwbouw moet altijd worden georiënteerd op de Koolwijksestraat. Hierop kunnen op basis van de voorgeschreven woningtypen gebouwen komen te staan die zich voegen naar de kleinschalige opzet van het dorp met haar losse verkaveling. Bestaande zichtlijnen dienen te worden gerespecteerd.
KEENT
Keent is een prachtige nederzetting van boerderijen op een oeverwal en aan een ringvormige dijk. Vóór de Maaswerken (het rechttrekken van de Maas) in de jaren dertig van de 20e eeuw lag het buurtschap Keent in Gelderland. Met het afsnijden van de binnenbocht onder leiding van ir. Lely (1934-1937) kwam Keent aan de westelijke, Brabantse zijde van de Maas te liggen. Het duurde echter nog tot 1957 voordat Keent bij Noord-Brabant werd gevoegd. De voormalige nagenoeg droogstaande rivierbedding rondom Keent heeft een centrale ontwateringsloot en waardevol microreliëf. De bedding en uiterwaarden zijn thans voornamelijk in gebruik als grasland. In recente plannen zijn voorstellen gedaan om van een aanzienlijk deel natuurgebied te maken. In de uiterwaard staan waardevolle relicten van Maasheggen (Meidoorn). Maasheggen zijn een eeuwenoud middel om vee te keren. Ze worden nu eenmaal per jaar door gemeente beheerd. voorstel Keent moet vooral blijven zoals het is. De enige detonerende elementen vormen de opzichtig gekleurde afvalbakken. Het voorstel is om deze bakken ondergronds te brengen. OVERLANGEL Overlangel ligt voornamelijk achter de Maasdijk. Een prototypisch dijkdorp ligt aan de dijk. Deze ligging achter de dijk is opmerkelijk omdat de verbondenheid met de Maas groot was. Het is deels te verklaren door de zandige ondergrond westelijk van de Maasdijk, de randzone van de dekzandrug. Lange tijd was Overlangel namelijk van betekenis als los- en overslagplaats voor dorpen in de nabijheid en verder in de Meierij. In het oude Langel lag een haven (!) waar goed handel werd gedreven. Vooral wijn, graan, steenkool en hop werden verhandeld. Bij deze handel werd een scheepswerf gebouwd. De arbeiders gingen er omheen wonen, er kwamen cafés, winkeltjes en herbergen voor de bewoners en scheepslieden. Alle burgers leefden van de scheepvaart. In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er een einde aan de voorspoed van Overlangel. De scheepvaart met zeilboten werd vervangen door stoomboten en deze deden Overlangel minder en minder aan. De doodsteek kwam echter met de Maaskanalisatie. Sinds 1930 ligt het dorp aan een afgesneden Maasarm (Keentsche Uiterwaard). Het enige dat nu nog herinnert aan het op de Maas gerichte verleden is het schip bovenop de torenspits van de Sint-Antoniuskerk. De historische bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit boerderijen, veelal kortgevelboerderijen uit de periode 1800-1925. Vooral aan de noordwestelijke zijde van het dorp ligt de bebouwing op terpen. Centraal in het dorp aan de Kerkstraat ligt de pastorie, de school en de Sint-Antoniuskerk (1854-1855). Na de Tweede Wereldoorlog is de kom aanmerkelijk verdicht. Het huidige dorp kent een gevariëerde en vrij ‘losse’ verkaveling aan enkele lange lijnen. De schaal en opbouw van de laatste inbreiding (Asboom) is weinig dorps terwijl het daar in beeldtaal wel aan refereert (pleintje, gebogen lijnen, bank rondom boom). Het levert een prima woonmilieu op maar het is niet wat het dorpsplan bedoeld met dorps. Het heeft een planmatig en gekunsteld karakter. Hier is te letterlijk geprobeerd dorpse gezelligheid te maken. voorstel Plan Asboom moet eerst worden afgerond. Indien noodzakelijk is extra woningbouw mogelijk door het toevoegen van enkele kavels mogelijk mits het gebeurt volgens de eerder beschreven principes voor een donk-/dijkdorp en met inachtneming van alle dorpse principes die zijn beschreven in hoofdstuk 3 en aan het begin van deze paragraaf. Eventuele extra nieuwbouw wordt zoveel mogelijk gespreid over het dorp. Zo wordt het dorpse karakter versterkt. Het is immers ‘des dorps’ dat de bebouwing uit diverse perioden gemoedelijk naast elkaar staat. De invulling van de kavels gebeurt met de voorgestelde bebouwingstypen. NEERLOON In de Middeleeuwen heette deze kern Loen op ten Maesen. Loon is afgeleid van Loo (eikenbos). De Maas is in de geschiedenis van Neerloon erg belangrijk geweest. Neerloon was namelijk één van de drie plaatsen in Brabant waar vroeger een doorwaadbare plaats in de Maas lag. De Romeinen maakten al gebruik van deze doorloopbare plaats oftewel ‘statio’, toen zij op weg naar Nijmegen waren. Zij ‘staayden’ naar de overkant, waar de naam ‘Staaystraat’ nog aan herinnert. De Maas was toen nog een kronkelige slang in het landschap. Er was zelfs een tijd, tussen 800 en 1200 dat Neerloon helemaal omgeven was door water en dus een eiland was. In Neerloon stond in de tweede helft van de dertiende eeuw een curtis (voorname hoeve). Deze was in bezit van Xanten. Ondanks het feit dat het zo’n kleine kern is kende Neerloon een eigen schepen en dingbank van zeven schepenen. Tot 1795 was het een Cuijklandse enclave in de heerlijkheid Herpen. Het oeverwaldorp kent een langgerekte hoofdvorm evenwijdig aan de dijk met een lager gelegen binnendijkse weg. Loodrecht op de Maasdijk ligt de Loonsestraat met daaraan lintbebouwing. De merkwaardige ringvorm (Loonsestraat, Graftstraat, Maasdijk) bestaat al eeuwenlang en vormt nog steeds de hoofdstructuur van het dorp. In de kern staat een karakteristieke gebouwengroep bestaande uit boerderijen (1700 -1800, 1875-1925). Aan de Maasdijk staat de Sint-Victorkerk (1821) met toren (1300-1400). Achter de dijk staat de pastorie (1900-1925) en naast de naoorlogse woningen veelal T-boerderijen (1700-1925). De beplanting van Hollandse linde en gewone es langs de dijk en aansluitend rond de dorpskerk dateert uit 1910-1950.
Opvallende overeenkomsten in opbouw zijn er met een dijkdorp als Demen. Telkens ligt de bebouwing aan de Maasdijk en aan wegen parallel eraan (Staaystraat), èn aan een weg haaks op de dijk (Loonsestraat). voorstel De Structuurvisie Oss 2020 doet voorstellen tot het maken van een achterstraat op de oeverwallen, evenwijdig aan de Maasdijk. In feite is deze achterstraat al aanwezig: de Kalfsheuvel-Valkstraat-Loonsestraat. Mocht er in de toekomst sprake zijn van een groot aantal nieuwe woningen dan ligt het voor de hand om de bestaande straten te benutten. Een extra achterstraat lijkt hier overbodig. De eeuwenoude dorpsstructuur moet in stand blijven. Nieuwe straten of ‘uitbreidingsvlekken’ zijn ongewenst. Indien noodzakelijk is het toevoegen van enkele kavels mogelijk mits het gebeurt volgens de eerder beschreven principes voor een dijkdorp en met inachtneming van alle dorpse principes die zijn beschreven in hoofdstuk 2 en aan het begin van deze paragraaf. De bestaande asfaltwegen met rode fietssuggestiestroken detoneren met het landelijke karakter van het gebied. Bij een herinrichting van de wegen zou deze straat volgens de ‘dorpse spelregels voor de openbare ruimte’ moeten worden aangepakt (zie Hoofdstuk 3d). RUIMTELIJKE OPGAVEN VOOR HERPEN Herpen is met zijn kronkelige stratenpatroon een typische zandgrondnederzetting: een donkdorp. Vanuit haar landbouwkundige geschiedenis bekekken kan het ook een Tiendakkerdorp worden genoemd (zie hiervoor Hoofdstuk 2a). Het ligt aan het einde van een dekzandrug. De omgeving van het dorp is contrastrijk: in het westen ligt het recreatiegebied Herperduin met uitgestrekte bossen, in het oosten ligt de Hertogswetering en nog iets verder de Maas. Ten noorden en ten zuiden van het dorp liggen uitgestrekte weilanden (komgebied). Herpen was tot 1941 een zelfstandige kern en behoorde daarna tot 2003 bij de gemeente Ravenstein. Vanaf 2003 is het onderdeel van de gemeente Oss. De beide entrees van Herpen zijn nogal grof uitgevallen. Aan de westzijde ligt een viaduct over de A-50. Direct daaraan liggen aan weerszijden bedrijven met een voor het dorp ongekende grootschaligheid en industriëel karakter. Het betreft een caravanbedrijf, kassen en een garage. Aan de andere zijde van de hoofdstraat ligt het grootschalige verzorgingshuis en een erg ruim en formeel opgezette weg. Deze weg is juist weer te formeel voor een dorp. Hier is de planmatige opzet met de arbeiderswoningen braaf op een rij ondorps. De weg heeft ventwegen aan weerszijden. Strak geschoren hagen, royale grasbermen en een bomenlaan zetten hier de toon. Aan de centrale weg (de Rogstraat / Sebastianusstraat) ligt de Sint-Sebastiaankerk (toren 1400-1500, schip 1907). Deze kerk ligt opmerkelijk genoeg met zijn achterkant naar de straat. Aan de Kloosterstraat ligt een klooster (1875-1900). De meeste karakteristieke woonhuizen dateren uit de periode 1800-1925. De hoofdstructuur bestaat uit de doorgaande weg van Oss (Berghem) naar Ravenstein en daaraan in een weide lus de Kruisstraat. In het zuidelijk gelegen deel van deze straat lag voorheen een gehucht, nu is de oudere bebouwing nog herkenbaar tussen de nieuwbouw. In de naoorlogse periode is er aanzienlijk verdicht in de open ruimte tussen de Rogstraat en Kruisstraat. Hierbinnen ontbreekt het voor dorpen zo karakteristieke contact met het landschap. Het zijn vrij karakterloze straten. Aan de zuidzijde van de lus (de Kruisstraat) ligt een uitwaaierend stelsel van straten. Hier is een fraaie afwisseling tussen bebouwd en onbebouwd. Het zijn landelijke wegen met daaraan ruime kavels, soms gegroepeerd tot een gehucht. Het landschap is hier kleinschalig door houtwallen langs de grenzen van een onregelmatige verkaveling. Het stelsel van doorgaande wegen eindigt abrupt bij de Erfdijk. Ten noorden van de lijn Rogstraat/ Sebastianusstraat ontbreekt een duidelijke hoofdstructuur, het dorp bestaat hier uit allerlei kleinschalige uitbreidingen, tot voor kort kavel voor kavel, maar inmiddels een deel van de uitbreiding Wilgendaal. De verdere uitbreiding van Wilgendaal moet structuur geven aan de hele westkant van Herpen. Het is niet wenselijk om het gebied in zijn geheel tot aan de snelweg ’op te vullen’. Op deze manier zou het voor het dorp kenmerkende contact met het landschap verdwijnen. Dit is al eerder gebeurd met de naoorlogse inbreidingen tussen de Rogstraat en de Kruisstraat. De nieuwbouw zou dan ook een open structuur moeten kennen waarin landschap en bebouwing in evenwicht zijn. Verhouding tot concept-Structuurvisie Oss 2020 De structuurvisie doet voorstellen op hoofdlijnen voor bebouwingsinbreidingen rond Herpen. De inbreidingen worden geconcentreerd aan de bestaande uitwaaierende wegen in Herpen zuid en in Herpen west (de westelijke entree van Herpen en plan Wilgendaal). In vergelijking met de structuurvisie is de invulling van de bouwlocaties volgens dit dorpsplan kleinschaliger. Inbreidingen komen wel op dezelfde locaties als de Structuurvisie aangeeft. In Herpen-zuid ligt in aansluiting op de Structuurvisie Oss 2020 de nadruk op bouwen aan de linten gecombineerd met bouwen achter de linten. Discussie over de Rondweg In het voortraject van dit dorpsplan is veel discussie geweest over de eventuele aanleg van een rondweg in Herpen. In de Structuurvisie Oss is een duidelijk standpunt ingenomen tégen een zogenaamde rondweg ter ontlasting van de Rogstraat in Herpen. De redenen daarvoor zijn helder: uit berekeningen is gebleken dat de Rogstraat 4500 verkeersbewegingen per etmaal heeft. Dat is voor een dorpsstraat niet extreem hoog. De dreigende toename van verkeersbewegingen door de wijk Piekenhoef is ongegrond aangezien er een rechtstreekse verbinding wordt aangelegd tussen de wijk en de snelweg. Sluipverkeer is hiermee
niet te verwachten. Becijferd is dat de aanleg van de wijk Piekenhoef slechts tot 100 extra verkeersbewegingen per etmaal leidt in de Rogstraat. Daarnaast speelt dat Herpen haar identiteit grotendeels ontleent aan de Rogstraat. Zie bijvoorbeeld het boek ‘Herpen in Woord en Beeld’, waarin de Rogstraat het meest afgebeelde onderwerp is. Het afsluiten van de Rogstraat/St. Sebastianusstraat voor het doorgaande verkeer zou de levensader van Herpen lamleggen, qua beleving maar ook qua gebruik. De bestaande winkels zouden er wegkwijnen. Bij de ontwikkeling van Herpen-west wordt rekening gehouden met het reserveren van bestaande wegen voor een eventuele alternatieve route voor de Rogstraat/St. Sebastianusstraat maar deze route wordt in de (nabije) toekomst niet voorzien. De huidige alternatieve route door het dorp ten tijde van bijvoorbeeld Kermis en Carnaval wordt door de gemeente opnieuw bekeken: deze is nu erg lang. De bewoners hebben echter sterke twijfels over de gemaakte keuze in de Structuurvisie Oss. Daarom wordt bij de ontwikkeling van Wilgendaal een reservering voor een alternatieve route opgenomen, waarbij een aansluiting wordt gezocht tussen de Berghemseweg en de Rootskamp. Deze route zal t.z.t. worden betrokken bij het herinrichtingsvraagstuk van het bedrijventerrein en de te realiseren woningbouw op Wilgendaal. Het gereserveerde deel kan worden aangesloten op de ontsluitingsweg van het nog te bouwen deel van Wilgendaal. Het zorgt ervoor dat de gewenste alternatieve route voor de Rogstraat niet onmogelijk wordt gemaakt, waardoor hier in de toekomst alsnog voor kan worden gekozen. BOUWOPGAVE HERPEN De naoorlogse in- en uitbreidingen hebben vaak een suburbaan karakter. In een recent opgeleverde wijk in Herpen zijn zowel dorpse als suburbane kenmerken te ontdekken. De twee meest in het oog springende verschillen tussen dorpse en suburbane uitbreidingen zijn het seriematige en planmatige karakter van suburbane nieuwbouw versus de variatie op kleine schaal en het gegroeide karakter van dorpse nieuwbouw. In dit dorpsplan wordt gestreefd naar een zo dorps mogelijk karakter van de nieuwe in- of uitbreidingen. Het gevaar hiervan is dat er allerlei kunstmatige ‘gezelligheid’ ontstaat die refereert aan een vermeend dorps karakter. Zoals pleinen op verkeerde plekken, gekunstelde lijnen etc. Dat wordt niet beoogd. Wat wel wordt beoogd is de kleinschaligheid van de nieuwbouw, de sobere en informele inrichting van de openbare ruimte, de verwevenheid met het landschap en de diversiteit aan woningen. Het geheel moet een ‘nonchalant’ karakter uitstralen, wat tyisch dorps is. Overal moeten zowel de sociale woningbouw als de duurdere koopwoningen kunnen worden ingepast. voorstel Mogelijkheden voor nieuwbouw in Herpen zijn te vinden op drie locaties. In de fasering ervan hebben de restlocaties de prioriteit. De drie locaties voor nieuwbouw zijn: Herpen-west De ingang van het huidige dorp wordt wel eens het ‘wilde westen’ van Herpen genoemd. De grootschaligheid van de bedrijven op deze plek is geen goed visitekaartje voor het dorp. Het karakter van het gebied wordt bepaald door woningen gemengd met bedrijven. Het is een ook voor Herpen te rommelig gebied door de diversiteit aan gebouwen maar ook doordat de Broekstraat doodloopt, door de taluds van het viaduct, terwijl het ook nog een dorpsrand is. De woningen staan aan de kop van de kavels en zijn op de straat georiënteerd, daarachter liggen hele diepe kavels met loodsen, stallen en schuren. Dit karakter en deze opbouw zal het gebied ook in de toekomst behouden, maar de grootschalige bedrijven zullen moeten verhuizen naar bijvoorbeeld De Bulk. De Broekstraat krijgt een aansluiting op de Berghemseweg. Dit is nodig voor een verbeterde ontsluiting van het gebied en om nieuwe kavels te ontsluiten. Het gebied krijgt een nieuwe verkaveling die inspeelt op de bestaande verkaveling en door de grootte diepte ervan mogelijkheden biedt voor het bouwen van kleine bedrijfspanden. Voor aan een kavel staan altijd de woningen, met de voorzijde op de weg gericht. Als geheel houdt het plan enige afstand tot de snelweg, hierdoor is het niet nodig om geluidschermen langs de snelweg te plaatsen. Plan Wilgendaal Vanuit geomorfologisch en landschappelijk oogpunt is het onlogisch om hier te bouwen: het ligt immers deels in het lage komgebied. Echter door de ligging nabij het centrum en omdat het nu een vrij ‘karakterloze’ zone is, die ligt ingeklemd tussen de snelweg en bestaande bebouwing, is het wel wenselijk om hier te bouwen. De wijze waarop er gebouwd wordt is om deze reden extra belangrijk. Luchtvervuiling (stofdeeltjes) en geluidshinder van de A-50 vormen randvoorwaarden voor bebouwing op Wilgendaal. Dit wordt door de gemeente nader onderzocht. Het voorstel speelt in op de natheid van de ondergrond. Delen van het gebied worden afgegraven om de delen waar gebouwd wordt mee op te hogen. De lagere delen worden daardoor nog natter waardoor het naar verwachting een rijke vegetatie zal krijgen zoals die nu al aan de voet van de geluidswallen te vinden is. In de voorgestelde vingerstructuur is de gewenste relatie met het landschap gewaarborgd tot dicht aan de kern. In één van de ‘groene’ vingers kan de gasleiding worden opgenomen. Het landschap is robuust en ruig, dit is nodig omdat het een eenheid moet gaan vormen met het landschap van de geluidswallen. Door consequent in te zetten op één (nat) landschapstype krijgt het hele gebied een uitgesproken karakter, dat in ecologisch en ruimtelijk opzicht aansluit bij de zone langs de Hertogswetering. In het verlengde van de Broekstraat/Teekenhof komt een nieuwe weg die doorloopt tot aan de St. Sebastianusstraat. Dit is naast ontsluitingsweg een belangrijke ruimtelijke drager van de nieuwe wijk. De nieuwe weg is van een zelfde orde als de Kruisstraat. In de marge tussen de huidige achterkanten van de bestaande bebouwing (Waterstraat en Pastoor Strijboschstraat) en de nieuwe weg worden de woningen op de nieuwe weg georiënteerd. Vanuit de bestaande uitbreiding kunnen er straten worden aangetakt op de nieuwe weg. De rooilijnen van de woningen verspringen ten opzichte van elkaar. De weg waaraan de ‘lintbebouwing’ komt te staan kent een zogenaamd ruilverkavelingsprofiel: een smalle weg, grasbermen en geen trottoirs. In de berm kunnen auto’s
worden geparkeerd tussen enkele solitaire bomen. Binnen de verkavelingen wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk mix van de woningtypen. Daarbij wordt uitgegaan van een goed afgewogen verhouding tussen ‘kleine vrijstaande woningen’ - grote kavels met zelfbouw – T-huis– en langgevelboerderijen. Dit is een kwaliteitseis om seriematige woningbouw te voorkomen. Het is de bedoeling dat deze woningtypen worden gemixt. De kavels zijn relatief ondiep zodat er brede kavels ontstaan met regelmatig een doorkijk naar de achtergelegen groene vingers. In de planvorming moet ruimte gereserveerd worden voor eventuele voorzieningen in de toekomst. RUIMTELIJKE OPGAVEN VOOR HERPEN Herpen is met zijn kronkelige stratenpatroon een typische zandgrondnederzetting: een donkdorp. Vanuit haar landbouwkundige geschiedenis bekekken kan het ook een Tiendakkerdorp worden genoemd (zie hiervoor Hoofdstuk 2a). Het ligt aan het einde van een dekzandrug. De omgeving van het dorp is contrastrijk: in het westen ligt het recreatiegebied Herperduin met uitgestrekte bossen, in het oosten ligt de Hertogswetering en nog iets verder de Maas. Ten noorden en ten zuiden van het dorp liggen uitgestrekte weilanden (komgebied). Herpen was tot 1941 een zelfstandige kern en behoorde daarna tot 2003 bij de gemeente Ravenstein. Vanaf 2003 is het onderdeel van de gemeente Oss. De beide entrees van Herpen zijn nogal grof uitgevallen. Aan de westzijde ligt een viaduct over de A-50. Direct daaraan liggen aan weerszijden bedrijven met een voor het dorp ongekende grootschaligheid en industriëel karakter. Het betreft een caravanbedrijf, kassen en een garage. Aan de andere zijde van de hoofdstraat ligt het grootschalige verzorgingshuis en een erg ruim en formeel opgezette weg. Deze weg is juist weer te formeel voor een dorp. Hier is de planmatige opzet met de arbeiderswoningen braaf op een rij ondorps. De weg heeft ventwegen aan weerszijden. Strak geschoren hagen, royale grasbermen en een bomenlaan zetten hier de toon. Aan de centrale weg (de Rogstraat / Sebastianusstraat) ligt de Sint-Sebastiaankerk (toren 1400-1500, schip 1907). Deze kerk ligt opmerkelijk genoeg met zijn achterkant naar de straat. Aan de Kloosterstraat ligt een klooster (1875-1900). De meeste karakteristieke woonhuizen dateren uit de periode 1800-1925. De hoofdstructuur bestaat uit de doorgaande weg van Oss (Berghem) naar Ravenstein en daaraan in een weide lus de Kruisstraat. In het zuidelijk gelegen deel van deze straat lag voorheen een gehucht, nu is de oudere bebouwing nog herkenbaar tussen de nieuwbouw. In de naoorlogse periode is er aanzienlijk verdicht in de open ruimte tussen de Rogstraat en Kruisstraat. Hierbinnen ontbreekt het voor dorpen zo karakteristieke contact met het landschap. Het zijn vrij karakterloze straten. Aan de zuidzijde van de lus (de Kruisstraat) ligt een uitwaaierend stelsel van straten. Hier is een fraaie afwisseling tussen bebouwd en onbebouwd. Het zijn landelijke wegen met daaraan ruime kavels, soms gegroepeerd tot een gehucht. Het landschap is hier kleinschalig door houtwallen langs de grenzen van een onregelmatige verkaveling. Het stelsel van doorgaande wegen eindigt abrupt bij de Erfdijk. Ten noorden van de lijn Rogstraat/ Sebastianusstraat ontbreekt een duidelijke hoofdstructuur, het dorp bestaat hier uit allerlei kleinschalige uitbreidingen, tot voor kort kavel voor kavel, maar inmiddels een deel van de uitbreiding Wilgendaal. De verdere uitbreiding van Wilgendaal moet structuur geven aan de hele westkant van Herpen. Het is niet wenselijk om het gebied in zijn geheel tot aan de snelweg ’op te vullen’. Op deze manier zou het voor het dorp kenmerkende contact met het landschap verdwijnen. Dit is al eerder gebeurd met de naoorlogse inbreidingen tussen de Rogstraat en de Kruisstraat. De nieuwbouw zou dan ook een open structuur moeten kennen waarin landschap en bebouwing in evenwicht zijn. Verhouding tot concept-Structuurvisie Oss 2020 De structuurvisie doet voorstellen op hoofdlijnen voor bebouwingsinbreidingen rond Herpen. De inbreidingen worden geconcentreerd aan de bestaande uitwaaierende wegen in Herpen zuid en in Herpen west (de westelijke entree van Herpen en plan Wilgendaal). In vergelijking met de structuurvisie is de invulling van de bouwlocaties volgens dit dorpsplan kleinschaliger. Inbreidingen komen wel op dezelfde locaties als de Structuurvisie aangeeft. In Herpen-zuid ligt in aansluiting op de Structuurvisie Oss 2020 de nadruk op bouwen aan de linten gecombineerd met bouwen achter de linten. Discussie over de Rondweg In het voortraject van dit dorpsplan is veel discussie geweest over de eventuele aanleg van een rondweg in Herpen. In de Structuurvisie Oss is een duidelijk standpunt ingenomen tégen een zogenaamde rondweg ter ontlasting van de Rogstraat in Herpen. De redenen daarvoor zijn helder: uit berekeningen is gebleken dat de Rogstraat 4500 verkeersbewegingen per etmaal heeft. Dat is voor een dorpsstraat niet extreem hoog. De dreigende toename van verkeersbewegingen door de wijk Piekenhoef is ongegrond aangezien er een rechtstreekse verbinding wordt aangelegd tussen de wijk en de snelweg. Sluipverkeer is hiermee niet te verwachten. Becijferd is dat de aanleg van de wijk Piekenhoef slechts tot 100 extra verkeersbewegingen per etmaal leidt in de Rogstraat. Daarnaast speelt dat Herpen haar identiteit grotendeels ontleent aan de Rogstraat. Zie bijvoorbeeld het boek ‘Herpen in Woord en Beeld’, waarin de Rogstraat het meest afgebeelde onderwerp is. Het afsluiten van de Rogstraat/St. Sebastianusstraat voor het doorgaande verkeer zou de levensader van Herpen lamleggen, qua beleving maar ook qua gebruik. De bestaande winkels zouden er wegkwijnen. Bij de ontwikkeling van Herpen-west wordt rekening gehouden met het reserveren van bestaande wegen voor een eventuele alternatieve route voor de Rogstraat/St. Sebastianusstraat maar deze route wordt in de (nabije) toekomst niet voorzien. De huidige alternatieve route door het dorp ten tijde van bijvoorbeeld Kermis en Carnaval wordt door de gemeente opnieuw bekeken: deze is nu erg lang. De bewoners hebben echter sterke twijfels over de gemaakte
keuze in de Structuurvisie Oss. Daarom wordt bij de ontwikkeling van Wilgendaal een reservering voor een alternatieve route opgenomen, waarbij een aansluiting wordt gezocht tussen de Berghemseweg en de Rootskamp. Deze route zal t.z.t. worden betrokken bij het herinrichtingsvraagstuk van het bedrijventerrein en de te realiseren woningbouw op Wilgendaal. Het gereserveerde deel kan worden aangesloten op de ontsluitingsweg van het nog te bouwen deel van Wilgendaal. Het zorgt ervoor dat de gewenste alternatieve route voor de Rogstraat niet onmogelijk wordt gemaakt, waardoor hier in de toekomst alsnog voor kan worden gekozen. BOUWOPGAVE HERPEN De naoorlogse in- en uitbreidingen hebben vaak een suburbaan karakter. In een recent opgeleverde wijk in Herpen zijn zowel dorpse als suburbane kenmerken te ontdekken. De twee meest in het oog springende verschillen tussen dorpse en suburbane uitbreidingen zijn het seriematige en planmatige karakter van suburbane nieuwbouw versus de variatie op kleine schaal en het gegroeide karakter van dorpse nieuwbouw. In dit dorpsplan wordt gestreefd naar een zo dorps mogelijk karakter van de nieuwe in- of uitbreidingen. Het gevaar hiervan is dat er allerlei kunstmatige ‘gezelligheid’ ontstaat die refereert aan een vermeend dorps karakter. Zoals pleinen op verkeerde plekken, gekunstelde lijnen etc. Dat wordt niet beoogd. Wat wel wordt beoogd is de kleinschaligheid van de nieuwbouw, de sobere en informele inrichting van de openbare ruimte, de verwevenheid met het landschap en de diversiteit aan woningen. Het geheel moet een ‘nonchalant’ karakter uitstralen, wat tyisch dorps is. Overal moeten zowel de sociale woningbouw als de duurdere koopwoningen kunnen worden ingepast. voorstel Mogelijkheden voor nieuwbouw in Herpen zijn te vinden op drie locaties. In de fasering ervan hebben de restlocaties de prioriteit. De drie locaties voor nieuwbouw zijn: Herpen-west De ingang van het huidige dorp wordt wel eens het ‘wilde westen’ van Herpen genoemd. De grootschaligheid van de bedrijven op deze plek is geen goed visitekaartje voor het dorp. Het karakter van het gebied wordt bepaald door woningen gemengd met bedrijven. Het is een ook voor Herpen te rommelig gebied door de diversiteit aan gebouwen maar ook doordat de Broekstraat doodloopt, door de taluds van het viaduct, terwijl het ook nog een dorpsrand is. De woningen staan aan de kop van de kavels en zijn op de straat georiënteerd, daarachter liggen hele diepe kavels met loodsen, stallen en schuren. Dit karakter en deze opbouw zal het gebied ook in de toekomst behouden, maar de grootschalige bedrijven zullen moeten verhuizen naar bijvoorbeeld De Bulk. De Broekstraat krijgt een aansluiting op de Berghemseweg. Dit is nodig voor een verbeterde ontsluiting van het gebied en om nieuwe kavels te ontsluiten. Het gebied krijgt een nieuwe verkaveling die inspeelt op de bestaande verkaveling en door de grootte diepte ervan mogelijkheden biedt voor het bouwen van kleine bedrijfspanden. Voor aan een kavel staan altijd de woningen, met de voorzijde op de weg gericht. Als geheel houdt het plan enige afstand tot de snelweg, hierdoor is het niet nodig om geluidschermen langs de snelweg te plaatsen. Plan Wilgendaal Vanuit geomorfologisch en landschappelijk oogpunt is het onlogisch om hier te bouwen: het ligt immers deels in het lage komgebied. Echter door de ligging nabij het centrum en omdat het nu een vrij ‘karakterloze’ zone is, die ligt ingeklemd tussen de snelweg en bestaande bebouwing, is het wel wenselijk om hier te bouwen. De wijze waarop er gebouwd wordt is om deze reden extra belangrijk. Luchtvervuiling (stofdeeltjes) en geluidshinder van de A-50 vormen randvoorwaarden voor bebouwing op Wilgendaal. Dit wordt door de gemeente nader onderzocht. Het voorstel speelt in op de natheid van de ondergrond. Delen van het gebied worden afgegraven om de delen waar gebouwd wordt mee op te hogen. De lagere delen worden daardoor nog natter waardoor het naar verwachting een rijke vegetatie zal krijgen zoals die nu al aan de voet van de geluidswallen te vinden is. In de voorgestelde vingerstructuur is de gewenste relatie met het landschap gewaarborgd tot dicht aan de kern. In één van de ‘groene’ vingers kan de gasleiding worden opgenomen. Het landschap is robuust en ruig, dit is nodig omdat het een eenheid moet gaan vormen met het landschap van de geluidswallen. Door consequent in te zetten op één (nat) landschapstype krijgt het hele gebied een uitgesproken karakter, dat in ecologisch en ruimtelijk opzicht aansluit bij de zone langs de Hertogswetering. In het verlengde van de Broekstraat/Teekenhof komt een nieuwe weg die doorloopt tot aan de St. Sebastianusstraat. Dit is naast ontsluitingsweg een belangrijke ruimtelijke drager van de nieuwe wijk. De nieuwe weg is van een zelfde orde als de Kruisstraat. In de marge tussen de huidige achterkanten van de bestaande bebouwing (Waterstraat en Pastoor Strijboschstraat) en de nieuwe weg worden de woningen op de nieuwe weg georiënteerd. Vanuit de bestaande uitbreiding kunnen er straten worden aangetakt op de nieuwe weg. De rooilijnen van de woningen verspringen ten opzichte van elkaar. De weg waaraan de ‘lintbebouwing’ komt te staan kent een zogenaamd ruilverkavelingsprofiel: een smalle weg, grasbermen en geen trottoirs. In de berm kunnen auto’s worden geparkeerd tussen enkele solitaire bomen. Binnen de verkavelingen wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk mix van de woningtypen. Daarbij wordt uitgegaan van een goed afgewogen verhouding tussen ‘kleine vrijstaande woningen’ - grote kavels met zelfbouw – T-huis– en langgevelboerderijen. Dit is een kwaliteitseis om seriematige woningbouw te voorkomen. Het is de bedoeling dat deze woningtypen worden gemixt. De kavels zijn relatief ondiep zodat er brede kavels ontstaan met regelmatig een doorkijk naar de achtergelegen groene vingers. In de planvorming moet ruimte gereserveerd worden voor eventuele voorzieningen in de toekomst.
De regels zijn: - Er moet een juiste afwisseling zijn tussen grote en kleine kavels. Hiertoe zijn een serie ‘korrels’ bedacht met verkavelingswijzen die hieraan voldoen. (zie de hiernaast afgebeelde verkavelingsvormen) - Tussen de gebouwclusters (zie schema’s) en de bestaande verkavelingen is een open ruimte van minimaal 40 meter noodzakelijk voor het behouden van zicht op het omringende landschap. - De verhouding bouwkavel-landschap is langs de hele weg hetzelfde; er is geen verdere verdichting nabij de kern van Herpen. - Een korrel is maximaal 50x60 meter groot. - Tegenover een nieuwe ‘bebouwingskorrel’ ligt een zichtlijn naar het open landschap. - De gebouwen of gebouwensembles zijn voornamelijk op de weg georiënteerd
HOOFDSTUK 3c. INRICHTINGSOPGAVEN De enige relatief grootschalige inrichtingsopgave ligt in Herpen. De overige inrichtingsopgaven zijn van een lager schaalniveau. Hiervoor worden in hoofdstuk 3d richtlijnen gegeven. De kern van het hele plangebied is de Rogstraat/St. Sebastianusstraat. Het is de meest levendige straat en ook de meest karakteristieke met zijn oude bebouwing, winkels, gemeenschapshuis en oude bomen. Deze straat bepaalt de identiteit van het dorp Herpen en het is de ontmoetingsplek van het hele plangebied. Een groot deel van de Rogstraat is recent (in 1994) heringericht. De gemeente onderzoekt in hoeverre kleine aanpassingen van nut kunnen zijn om geluidsoverlast (o.a. trillingen) zoveel mogelijk te beperken. In deze straat zijn volgens de bewoners meer parkeerplaatsen gewenst. AANPASSINGEN PLEIN EN STRAAT Het huidige Alard van Herpenplein in Herpen is een fraaie ‘plaatse’: gras, bomen en hagen en daaromheen een gesloten bebouwingsrand. De ruitvormige ruimte wordt sinds de aanleg van de St. Sebastianusstraat echter doorsneden door een verkeersweg. Voorheen reed het verkeer richting het noorden via de Kloosterstraat langs de plaatse, in plaats van er dwars over. De typisch dorpse menging van functies zou nog verder kunnen worden uitgebreid in het verlengde van deze straat, waardoor een groter centrumgebied ontstaat. Kan het Alard van Herpenplein een nadrukkelijkere betekenis krijgen als kloppend hart van het dorp? Kan de oostelijke entree van Herpen een meer dorps karakter krijgen? voorstel Het voorstel is om nieuwe winkel- en algemene voorzieningen te concentreren rondom het Alard van Herpenplein. Voor de panden aan het plein (en tevens in de Rogstraat) zou in het bestemmingsplan een dubbelfunctie moeten worden opgenomen (woning/winkel). De openbare ruimte is recent heringericht en een grootschalige nieuwe aanpak is dus niet aan de orde. De bewoners hebben daar ook geen behoefte aan. De afbeelding hiernaast geeft een suggestie voor een nieuwe inrichting. Er is naar gestreefd om het huidige groene karakter (brink, plaatse) te behouden maar door gebruik te maken van één soort verharding ontstaat er meer eenheid in beeld. De weg wordt ter plekke van het plein iets versmald en met dezelfde steensoort ingericht als de rest van het plein waardoor je over het plein en niet door het plein rijdt. Maar nogmaals dit is geen plan maar een suggestie. Voor een echt plan moeten eerst de wensen en randvoorwaarden worden geïnventariseerd. De huidige oostelijke entree (de St. Sebastianus-straat) kent weliswaar fraaie bomen en hagen maar is erg royaal opgezet. Voor een dorp is een wat kleinschaliger ruimte gepaster. Het voorstel is om de beide ventwegen te verwijderen. De woningen worden zoals overal in Herpen ontsloten vanaf de hoofdweg. De haag en de bomen blijven staan. Tussen de bomen en de doorgaande weg kan worden geparkeerd. Dit is een welkome aanvulling op het parkeeraanbod in het centrum. Er direct naast komt aan weerszijden een eenvoudig wandelpad. Daar weer naast is er ruimte voor royale voortuinen. Vooral deze tuinen geven de entree een meer dorps en verfijnder karakter. De herinrichting kan gekoppeld worden aan de beoogde nieuwbouw op de hoek Waterstraat/St. Sebatianusstraat. De verblijfskwaliteit en doorgaande verkeersfunctie van de Rogstraat en St Sebastianusstraat staan op gespannen voet met elkaar. Het verkeer in de Rogstraat en St Sebastianusstraat dient daartoe op een subtiele wijze te worden vertraagd en zelfs ontmoedigd om deze route te nemen. In hoofdstuk 3d worden daar suggesties voor gedaan. De Rogstraat kan verder op enkele plekken wel wat extra bomen gebruiken.
HOOFDSTUK 3d. SPELREGELS VOOR DE OPENBARE RUIMTE De hier genoemde spelregels zijn bedoeld als richtlijn voor nieuw in te richten gebieden en daar waar mogelijkheden zijn voor herinrichting van bestaande profielen. Het streven is om het dorpse en landelijke karakter van het gebied te versterken. Zie hiervoor ook de dorpse kenmerken in hoofdstuk 2. In het gebied onderscheiden we: dorpskernen en concentraties van woningen in het landelijk gebied. Bijgaande kaart toont met blauw gemarkeerd de dorpskernen, hiervoor gelden de dorpse regels. In de kleinste kernen willen we geen onderscheid maken tussen het profiel en materiaal dat binnen en buiten deze kernen ligt. Eigenlijk is er geen sprake van buiten en binnen, hier wordt gewoond in het landelijk gebied. Het landelijke profiel (vaak een ruilverkavelingsprofiel) loopt door in de kernen. In algemene zin geldt hier: als er buiten klinkers liggen dan ook binnen, als er buiten asfalt ligt dan ook binnen. DORPSE PROFIELEN Op vele plekken is het dorpse en landelijke karakter aangetast door typische suburbane inrichtingsprincipes zoals plantsoenen, haaks parkeren, betonmaterialen, gescheiden verkeersgebruik etc. Het lijkt zo te zijn dat er jarenlang als het ware ‘op de automatische piloot’ profielen zijn (her-) ingericht zonder al te veel oog voor het specifieke en het dorpse. De hier voorgestelde profielen dragen wel bij aan het dorpse karakter. De regels gelden met name voor zogenaamde woonstraten (30 km-zone). Als een weg een zogenaamde buurtontsluitingsfunctie heeft dan is een trottoir bijvoorbeeld wel nodig. SPELREGEL 1: VLAK PROFIEL MET PARKEERBERM Bij dorpen hoort een informele inrichting van de openbare ruimte. In Herpen en omgeving krijgt dit vorm in een vlak profiel, zonder trottoirs en zonder trottoirbanden, zodat het verkeer zich kan mengen. Parkeren gaat op een vanzelfsprekende wijze: langsparkeren in een ruime berm: nooit haaks parkeren. Het moet op een zo vanzelfsprekend mogelijke wijze worden ingepast dus geen aparte parkeervelden/parkeermatjes maar een ruime berm. Ingericht met gras waar mogelijk en halfverharding waar het nodig is vanwege de parkeerdruk. SPELREGEL 2: PARKEREN OP EIGEN ERF Over als in de dorpen wordt zoveel mogelijk geparkeerd op eigen erf, bij voorkeur tussen de woningen. Het voordeel daarvan is dat niet auto’s maar tuinen dominant zijn in het straatbeeld. SPELREGEL 3: ZICHTLIJNEN NAAR HET LANDSCHAP Om de karakteristieke verwevenheid met het landschap te benadrukken moet het overal zichtbaar aanwezig zijn. Zowel aan het einde van een straat als tussen de kavels door moet waar mogelijk, een visuele relatie zijn met het landschap. SPELREGEL 4: WILLEKEURIG GEPLAATSTE BOMEN In de dorpen staan zelden lanen, lanen horen bij een planmatige uitleg. Voorstel is om in de berm, op onregelmatige afstand bomen van de eerste orde te plaatsen. SPELREGEL 5: MINIMALE OPENBARE RUIMTE, MAXIMALE KAVELS In de huidige woongebieden is er opvallend vaak een overdaad aan openbare ruimte. Deze openbare ruimte wordt veelal enigszins ad-hoc ingericht met plantsoenen, parkeervakken, overbodige verharding etc. Het minimaliseren van de openbare ruimte (versmallen van profielen) heeft als voordeel dat er grotere kavels kunnen ontstaan. De riolering en kabels en leidingen zouden onder het wegdek moeten komen te liggen. Asfalt is dan niet meer mogelijk, maar ook niet wenselijk. Tegelijkertijd hoort bij een dorp dat er toevallig ontstane plekken zijn, een overdaad aan ruimte. Deze plekken kennen of kenden een informeel karakter: gras en bomen. Daar waar de mogelijkheid zich voordoet moet de bestaande openbare ruimte worden geminimaliseerd of juist informeel worden ingericht. De minimalisering heeft vooral betrekking op de profielen, de informele ruimten zijn vooral plekken. Per straat afzonderlijk moet deze afweging worden gemaakt. Waar de openbare ruimte (afzonderlijke plekken) een betekenis heeft of werkelijk wordt gebruikt door omwonenden wordt ingezet op een zo eenvoudige mogelijke inrichting. Gras met solitaire bomen (eerste orde) is hiervoor veelal het meest geschikt. SPELREGEL 6: VEEL PRIVE GROEN, HAGEN ALS ERFAFSCHEIDING Ruimere voortuinen (vanaf 5 meter) dragen bij aan het groene karakter van de straat. De toepassing van hagen als erfafscheiding zou actief moeten worden gestimuleerd. De beheerkosten worden voor de gemeente door de grotere tuinen en kleinere oppervlakte openbare ruimte aanzienlijk minder. SPELREGEL 7: EENVOUDIGE, DORPSE MATERIALEN De dorpse sfeer van het plangebied kan worden versterkt door eenvoudige dorpse materialen toe te passen in de openbare ruimte, zoals zand, gebakken klinkers, solitaire bomen en gras. Betonverhardingen of stadse plantsoenen, dragen niet bij aan
een dorpse atmosfeer. In de beeldmontage hiernaast worden hiervan voorbeelden gegeven. Zowel binnen als buiten de dorpskern zou een toename van eenvoudige hagen kunnen bijdragen aan eenheid en rust in het straatbeeld. SPELREGEL 8: VERKEERSREMMENDE MAATREGELEN MOGEN NIET DETONEREN Veel verkeersremmende maatregelen detoneren met het landelijke en dorpse karakter van het gebied door hun schreeuwerige kleuren en overdaad aan objecten (zie afbeeldingen). Uiteraard gaat verkeersveiligheid vóór de esthetische kwaliteit, maar het realiseren van verkeersveiligheid kan ook op een wijze met minder ‘toeters en bellen’. voorstel Het rijgedrag zal zoveel mogelijk op een subtiele manier worden afgedwongen. Zeker in dorpen waar de sociale controle groot is moet dit mogelijk zijn. Wanneer verkeerskundige maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld om de snelheid van auto’s af te remmen, moeten ze subtiel worden ingepast. Verkeerskundige maatregelen zijn bij voorkeur integraal onderdeel van de inrichting van de openbare ruimte. Dat betekent bijvoorbeeld dat drempels in dezelfde verharding worden uitgevoerd als het materiaal van de straat en dat obstakels zoals paaltjes en wegversmallingen zo min mogelijk worden toegepast. Asverspringingen zijn uit den boze. In dorpen is het verkeer van oudsher gemengd. Daardoor houden de verschillende verkeersdeelnemers vanzelf rekening met elkaar. Aparte fietspaden, markante fietssuggestiestroken, busbanen etc. mogen alleen in uiterste gevallen (bij aantoonbare verkeersonveiligheid) worden toegepast. Een belangrijk middel om het rijgedrag op een subtiele manier te beïnvloeden is het versmallen van de wegen. Dit dwingt de weggebruiker op een ‘natuurlijke’ wijze tot langzaam rijden. In de kernen (behalve de hoofdwegen) is 4,5 meter breedte voldoende. In het buitengebied blijven de wegen 3.5 meter breed (ruilverkavelingswegen). Als maatregel tegen hard rijden in het buitengebied moet worden overwogen om het asfalt te verwijderen en (deels) weer te vervangen door zandwegen. Dit verhoogt de recreatieve aantrekkelijkheid aanzienlijk. Afgezien van de hoofdwegen (o.a. Dorpenweg en Rogstraat-St. Sebastianusstraat) geldt er bijna overal een 30 km-zone-regime. Dit houdt in dat bovenstaande maatregelen (mengen van verkeer, smalle wegen etc.) vanuit verkeerskundige optiek mogelijk zijn.
HOOFDSTUK 4. UITVOERINGSPROGRAMMA EN PLANSCHEMA Het Dorpsplan schetst een integrale toekomstvisie visie op de leefbaarheid en de ruimtelijke ontwikkeling van Herpen, de omliggende kernen en het buitengebied. De manier waarop vanaf nu naar het toekomstbeeld toegewerkt kan worden is vervat in het uitvoeringsprogramma en het planningsschema. Dit programma en planningsschema geeft inzicht in benodigde eerste stappen en rollen voor betrokken partijen. Het Dorpsplan inclusief uitvoeringsprogramma en planningsschema biedt concrete handvaten en kaders voor de Dorpsraad, voor de gemeente en voor andere partijen om inzet, koers en prioriteiten te kunnen bepalen en vooral om aan de slag te gaan. De wijkcontactambtenaar speelt een belangrijke rol bij het uitvoeringsprogramma en planningsschema. Hij kan de voortgang coördineren en het uitvoeringsprogramma en planningsschema na één of twee jaar actualiseren samen met andere afdelingen van de gemeente en de Dorpsraad. Hierbij worden de resultaten van acties betrokken. Aan de hand van deze resultaten wordt bepaald of en hoe de voorstellen een vervolg krijgen. TOELICHTING OP HET UITVOERINGSPROGRAMMA Dit hoofdstuk bevat het uitvoeringsprogramma (achterin opgenomen als los inlegvel). Dit programma is een tabel waarin alle voorstellen uit het Dorpsplan (lange termijn visie) zijn vertaald naar eerste acties op de korte termijn. Deze acties vormen de eerste stappen die genomen moet worden om voorstellen verder te brengen. Ook de planfase van iedere actie is benoemd. Hierbij is onderscheid gemaakt in: a. Lopend project: De actie kan meegenomen of afgewogen worden binnen een lopend project. Vaak gaat het om projecten die al lopen vanuit de Nota Recreatie en Toerisme, de Natuur- en Landschapsvisie of de Reconstructie. Het Dorpsplan levert voor deze projecten extra inbreng of vraagt iets extra’s. b. Gepland project: De actie kan een plek of afweging krijgen in een project dat nog niet loopt, maar dat wel gepland is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de actualisering van bestemmingsplannen, de ontwikkeling van nieuw beleid of het Integrale Uitvoerings Programma (IUP) voor inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Het Dorpsplan kan dan ook aanleiding vormen tot het eerder oppakken van een project. c. Mogelijk nieuw project: Een actie kan ook leiden tot een nieuw project. Deze projecten zijn afhankelijk de beoogde initiatiefnemer (pakt deze de actie op?) en dus van planningen, beschikbare capaciteit en besluitvorming (niet alleen bij de gemeente, maar ook bij andere partijen). Het Dorpsplan heeft voor deze acties vooral een agenderend karakter. Met het Dorpsplan in de hand kan gewezen worden op de prioriteit die de actie in het plangebied en bij bewoners heeft. De eerste stap voor deze projecten zal vaak bestaan uit studie naar de haalbaarheid (omvang, kosten, uitvoerbaarheid) en daarmee kan bepaald worden of een voorstel al dan niet een vervolg krijgt. d. Afspraak: Tot slot kan een actie een afspraak zijn. Het gaat dan om een actie die in lopende (voor zover nog mogelijk) en nieuwe projecten kan worden meegenomen. Vaak zijn dit richtlijnen en spelregels. Uiteraard is ook een beoogde trekker benoemd en is aangegeven welke partijen in ieder geval bij de actie betrokken moeten worden (noodzakelijke betrokkenen). Tot slot is in de tabel opgenomen waar mogelijke financiering gevonden zou kunnen worden en met welke andere plannen een actie relaties heeft. TOELICHTING OP HET PLANNINGSSCHEMA Dit hoofdstuk bevat ook het planningsschema (tevens achterin als los inlegvel). Naast de uitvoeringsvoorstellen worden jaartallen genoemd. Daarmee wordt aangegeven in welk jaar de start van een actie moet aanvangen. Er wordt geen doorlooptijd en dus einddatum in het planningsschema aangegeven. Reden hiervoor is dat eerst de uitvoeringsvoorstellen nader uitgewerkt moeten worden. Dan kan de doorlooptijd bepaald worden en aan het planningsschema worden toegevoegd. Het spreekt voor zich dat Dorpsraad en gemeente gezamenlijk de nadere uitwerking zullen oppakken. HUIDIGE STATUS CONCEPT (februari 2006) Het concept Dorpsplan (visie, uitvoeringsprogramma en planningsschema) wordt ter advisering voorgelegd aan de Dorpsraad. Dorpsplan en advies worden besproken in het College van BenW, waarna besluitvorming door het College van BenW volgt. Dan wordt het concept Dorpsplan nog ter inzage gelegd. Uiteindelijk wordt het Dorpsplan (waarin aandacht is besteed aan inspraakreacties) vastgesteld in College van BenW en Raad. Daarmee doet de gemeente Oss toezeggingen over acties die haar inzet vragen. Wanneer andere partijen beoogd trekker zijn, zal vanuit gemeente en Dorpsraad gestimuleerd worden deze acties op te pakken. Een aantal acties is overigens ook toebedeeld aan de Dorpsraad zelf.
BIJLAGE. INVENTARISATIE EN ANALYSE Deze bijlage vormt de voedingsbodem voor de visie. Hierin wordt alles wat van betekenis is voor het plangebied ‘op een rijtje gezet’. Eerst wordt ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis (deel a) en de beleidskaders (deel b). Vervolgens wordt de analyse gepresenteerd van zowel de ruimtelijke situatie (deel c) als de leefbaarheid (deel d) in Herpen en de omliggende kernen (ook wel het “Dorpsraadgebied” of plangebied genoemd). Aan de leefbaarheidsanalyse ligt een inventarisatie ten grondslag van landelijke trends en cijfers, gemeentelijke beleidskaders en beleidsinformatie, en van informatie uit de vijf bewonerswerkgroepen (deel e). De bijlage wordt afgesloten met een schematisch overzicht van sterkten en zwakten, en van kansen en bedreigingen (swot). Om de leesbaarheid te vergroten is een deel van de analyse in thematische kaders bijeengebracht. DE BASIS VOOR HET HUIDIGE LANDSCHAP Het huidige landschap en dus ook de ligging van de kernen is nauw gerelateerd aan de geomorfologische opbouw van het plangebied. De vormende krachten achter de geomorfologie van het plangebied zijn vooral water en wind geweest: het water van de rivieren en de wind die in de laatste IJstijd de dekzandrug creëerde. Het dekzand is als vormende factor van het huidige landschap nog duidelijk aanwezig. De bossen en duinen van Herperduin maar ook de kleinschalige akkerbouw aan de zuidzijde van Herpen hebben alles met de ondergrond te maken. Het dekzandgebied is in geologisch opzicht veel ouder dan het rivierkleigebied. De rivier heeft zich ingesneden in de zandgronden van het Brabants plateau. De dekzandrug (de zogenaamde Naad van Brabant), die loopt van Den Bosch tot aan Herpen, is ten oosten van Herpen als het ware weggesleten. Herpen heeft daardoor een relatief gunstige ligging: op het zand en vlakbij de rivieren. De rivier heeft de laatste 10.000 jaar veel materiaal afgezet. Dicht bij de rivier was de stroomsnelheid hoger dan verder bij de rivier vandaan. Daardoor bezonken de grotere deeltjes (zand en lichte klei) dicht bij de rivier en de kleinere deeltjes (zware klei) op grotere afstand van de rivier. Dicht bij de rivier ontstonden zo de hoger gelegen rivierkleigronden (stroomruggronden of oeverwallen) en verder weg de lager gelegen en zwaardere komgronden. In het huidige landschap is dit nog duidelijk zichtbaar. Zo liggen de kernen Neerloon en Keent op de hogere stroomruggen en is in het lagere deel weinig gebouwd. In het lagere deel is er vooral grootschalige landbouw. De stroomruggen zijn verdicht met bebouwing en beplanting en de komgronden zijn voornamelijk open. EEN LANGE BEWONINGSGESCHIEDENIS Al duizenden jaren voor onze jaartelling woonden er mensen in het plangebied. Het was een gunstige plek voor de eerste landbouwers omdat het op de grens ligt van nat en droog terrein. Op de uitgestrekte, relatief hooggelegen zandgronden kon men zich gemakkelijk terugtrekken. Daar kon je jagen, eenvoudige landbouw bedrijven en hout vinden. De Maas in het noorden zorgde voor vruchtbare kleigronden en water voor vee en mens. Zo ontstond er een langgerekte reeks van nederzettingen op de rand van het zand: Rosmalen, Nuland, Geffen en Oss. Het landschap in de omgeving van Herpen maakte ontginning volgens het potstalsysteem mogelijk. Op het Herperduin konden schapen grazen en de lager gelegen graslanden zorgden voor het hooi in de winter. Een mengsel van mest en heideplaggen uit de potstal werden op de akkers gebracht om deze te verrijken met voedingsstoffen. De ‘lappendeken’ van akkers is nog enigszins te herkennen in Herpen-zuid. Het vee werd verzameld op ‘plaatse’ (vergelijkbaar met de brinken in het oosten en noorden van het land), meestal grasvelden beplant met eiken. Aan deze plaatse lagen de boerderijen met stallen en een watervoorziening. De plaatse werd een centrale, gemeenschappelijke plek in buurtschappen. Het Allard van Herpenplein te Herpen was ooit zo’n plaatse. In de omgeving van Herpen zijn tastbare herinneringen aan de lange geschiedenis gevonden. Op het Wilgendaal bijvoorbeeld heeft men bij een recente opgraving de ploegsporen van een eergetouw teruggevonden. Een eergetouw is de voorloper van de ploeg en dateert uit het begin van de IJzertijd. Een ander voorbeeld dat getuigt van de rijke historie is het voormalige kasteel van de Heerlijkheid Herpen. De funderingen van het voormalige Kasteel zijn te vinden onder het huidige speelveldje aan de Rutgerstraat. Dit kasteel is in 1360 afgebroken en weer opgebouwd in de plaats die nu Ravenstein heet omdat de familie van Walraven graag tol wilde heffen aan de Maas. DE ROL VAN HET WATER Vanaf de 12e tot de 14e eeuw werd de Maas ten westen van het toenmalige Land van Herpen bedijkt. Daaraan voorafgaand hebben dorpelingen vanaf de 11e eeuw kaden aangelegd in verband met overstromingen. In eerste instantie waren het zogenaamde zijdwenden: dwars op de rivier gelegen kaden, stroomopwaarts van het dorp. Het aanleggen van stroomopwaarts gelegen dwarsdijken had nadelen voor dorpen bovenstrooms. Die kregen meer water te verwerken. Dit was aanleiding voor vele geschillen en menig dijk is dan ook moedwillig doorgestoken. Het was in een latere periode aanleiding om gezamenlijk het waterprobleem aan te pakken door het aanleggen van achter-, zij- en dwarskaden. Door dit netwerk van dijken verliep de natuurlijke afwatering van het komgebied steeds moeizamer. De Erfdijk (1331) en ook de onlangs herstelde Groenedijk (1326)
bij Ravenstein zijn relicten van dwarskaden. De afgegraven dijk bij de Wooijstraat in Herpen was een voorbeeld van een achterkade, bedoeld om overstroming van Herpen te voorkomen. In 1309 is men begonnen met de aanleg van de Hertogswetering. De aanleiding was een blokkade van de natuurlijke afvoer door een Maasdijk, waardoor het water van de komgebieden bij Oss, Geffen, Lithoijen en Lith zich ophoopte in de polders van Maren en Kessel. Dit was een regionaal project op grond van een besluit van de Brabantse Hertog Jan II. Na 1900 werd de Hertogswetering doorgetrokken ten noorden van Oss tot aan Herpen. De Beerse Overlaat, één van de grootste overlaten van ons land, werd aangelegd om extreem grote hoeveelheden water in de Maas te kunnen bergen en afvoeren. Bij Beers was een verlaging in de Maasdijk gemaakt. Als het water daar over heen stroomde liep de Beerse Overlaat vol, de brede strook land tussen Herpen en Ravenstein als eerste. In 1549 is er voor het eerst melding van de Overlaat. In 1942 werd de overlaat gesloten. Hij zorgde voor veel overlast en had veel invloed op de omliggende dorpen. Wanneer de overlaat met water was gevuld, waren verschillende dorpen namelijk lange tijd niet bereikbaar en waren grote stukken land onbruikbaar. Men kon de Beerse Overlaat pas sluiten nadat in de jaren dertig de Maas op diverse plaatsen was ‘rechtgetrokken’. Daardoor kon het Maaswater namelijk sneller worden afgevoerd. In huidige beleidsplannen (‘Ruimte voor de Rivier’) is de Beerse Overlaat weer in beeld als mogelijk waterbergingsgebied tijdens hoogwater. Het rechttrekken van de Maas in de jaren dertig vond plaats in het kader van een werkverschaffingsproject. Naast het afsnijden van bochten werd ook het maaiveld verlaagd in een strook van 100-150 meter langs de rivier. Verder werden vrijwel alle bosjes, grienden en rietstroken verwijderd, zodat de rivier zonder obstakels kon stromen. Alleen langs de vaargeul werden om de 100 meter populieren geplant, zodat schippers ook bij hoogwater de rivier kunnen volgen. ROERIG STAATKUNDIG VERLEDEN Door de ligging van het plangebied aan de rand van het Hertogdom Brabant nabij de grens met Gelre, is het met name in de veertiende en vijftiende eeuw een strijdtoneel geweest van conflicten. In 1568 brak de tachtigjarige oorlog uit, Gelderland hoorde tot het Nederlandse territorium en Brabant tot het Spaanse. In 1629 werd ’s-Hertogenbosch door de Republiek veroverd en daarmee werd de Meierij een soort kolonie van de Republiek, ook wel Generaliteitsland genoemd. Aangezien de Republiek protestants was en in de Meierij de meeste mensen katholiek waren gaf dit conflicten. Gelovigen uit de Generaliteitslanden gingen vaak vlak over de grens ter kerke. Zo is het kerkje van Koolwijk ontstaan. Koolwijk lag namelijk net over de grens van de Republiek. De verovering van Brabant door de Fransen in 1793 maakte een eind aan de achtergestelde positie van NoordBrabant. Het werd sindsdien een volwaardige provincie in het Koninkrijk. Pas in het begin van de negentiende eeuw werd het katholicisme weer officieel erkend. INFRASTRUCTUUR Oorspronkelijk was het de bedoeling om de spoorlijn van Den Bosch naar Nijmegen het smalste deel van de Beerse Overlaat te laten kruisen. Dat was nabij Herpen, maar volgens de verhalen wilden de Herpenaren deze ‘Duivelse Machine’ niet vlak langs hun dorp hebben. Ze waren bang dat de kippen er door van de leg raakten. Mede hierdoor hebben grote ruimtelijke ontwikkelingen (vergelijk De Kolk en de uitbreidingswijken van Ravenstein) vooral buiten het plangebied plaatsgevonden. Het plangebied wordt sinds 1975 gekruist door de A-50. Twee viaducten (Huisseling) en een onderdoorgang (Dorpenweg) zorgen voor de verbindingen tussen het zuidoosten en noordwesten. De drie belangrijkste wegverbindingen zijn de Dorpenweg, de Berghemseweg-Rogstraat-St. Sebastianusstraat-Erfsestraat en de Maasdijk. De Maasdijk heeft vooral een recreatieve functie. De Dorpenweg heeft, zoals de naam al zegt, een belangrijke rol in het verbinden van de dorpen: ook hier is opvallend dat de weg vrij ver van Herpen ligt. GROTE VERANDERINGEN IN HET LANDSCHAP Zowel de functie als de verschijningsvorm van het landschap zijn in de loop der tijd, en met name in de laatste helft van de 20e eeuw, flink gewijzigd. De functie van het landelijke gebied was tot in de jaren vijftig vooral landbouw. De kernen bestonden voor het grootste deel uit boerderijen. Inmiddels is het platteland naast boerenland ook uitloopgebied voor de stedeling. In de dorpen wonen steeds minder mensen wiens dagelijkse werkzaamheden zijn gerelateerd aan de landbouw en steeds meer mensen die er zijn gaan wonen voor de rust en de ruimte. Naast de functie is ook de verschijningsvorm van het landschap flink gewijzigd. Het gebruik van het paard, de introductie van kunstmest en van prikkeldraad, de komst van de tractor, de ligboxen: het zijn allemaal ontwikkelingen die direct van invloed zijn op het beeld van het landschap. Zo is Herperduin in de loop van de tijd veranderd van heidegebied en open woeste grond in bos. Tot in de negentiende eeuw zijn er nog hoge wallen aangelegd om het stuiven op Herperduin tegen te gaan en de landbouwgronden van Herpen tegen het zand te beschermen. Inmiddels is het een gebied van hoge recreatieve en natuurlijke waarde. De ruilverkavelingen, die vanaf 1964 zijn uitgevoerd, zijn verantwoordelijk voor de grootste na-oorlogse veranderingen in het landschap. De bestaande landschappelijke structuur is stevig aangetast om de agrarisch productieomstandigheden te verbeteren. Zo werden Maasheggen en houtsingels gekapt, sloten gedempt, kavels samengevoegd en wegen rechtgetrokken. Ondanks de ruilverkavelingen heeft het landschap veel van zijn oorspronkelijke kwaliteiten behouden. Vooral nabij de rivierdijken lijkt het alsof de tijd heeft stil gestaan.
Nb. Het Erfgoedplan van de gemeente Oss (gemaakt in 2005 door adviesbureau Cuijpers uit Den Bosch) is een waardevolle bron van informatie voor bovenstaande tekst.
BIJLAGE B. BELEIDSKADER Dit dorpsplan sluit aan bij diverse nu geldende beleidsplannen, die een kader vormen waarbinnen het dorpsplan opereert. Het dorpsplan vormt uiteindelijk zelf ook weer een beleidskader, onder andere voor toekomstige bestemmingsplannen. Hieronder wordt de inhoud van de meest essentiële beleidsstukken samengevat. STRUCTUURVISIE OSS Het belangrijkste beleidsstuk voor het dorpsplan is de onlangs gepresenteerde concept-Structuurvisie Oss 2020 (2005). In de Structuurvisie worden de ontwikkelingsrichtingen voor de gemeente Oss in de periode tot en met 2020 in grote lijnen vastgelegd. De mogelijkheden voor woningbouw in en bij de kernen worden afgestemd op het uitgangspunt van de leefbare en vitale dorpen. Vooral bij de landelijke kernen is er een inhaalslag nodig. Het migratiesaldo nul (provinciaal beleid) wordt omwille van de leefbaarheid in de Structuurvisie losgelaten. Daardoor zal er meer ruimte komen voor huisvesting van de doelgroepen van het beleid (jongeren en ouderen). De woningbouwopgave concentreert zich op Herpen, voor de kleine dorpen moet worden gezocht naar kleinschalige inbreidingsmogelijkheden. In de Structuurvisie staat het versterken en behouden van de ruimtelijke karakteristiek van de dorpen voorop. Het dorpsplan biedt hiertoe de handvatten. RECONSTRUCTIEPLAN MAAS EN MEIERIJ Het plan (provincie Noord-Brabant, 2004) geeft in belangrijke mate sturing aan het veranderingsproces in het landelijke gebied. Het plangebied is grotendeels aangeduid als extensiveringsgebied (waarin intensieve veehouderij geen duurzaam perspectief heeft) en enkele delen als verwevingsgebied (met beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij). In het plangebied zijn geen plekken aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied. Dit betekent dat er een verschuiving zal plaatsvinden van pure landbouw naar landbouwgebieden verweven met natuur en/of recreatie. UITWERKINGSPLAN MAASKANT Dit plan is de provinciale uitwerking van het Streekplan Noord-Brabant (vastgesteld december 2004). Het bevat het thematische beleidskader voor het landelijke gebied met betrekking tot de programma’s van wonen, werken en voorzieningen. Dit plan gaat uit van migratiesaldo=nul voor het programma wonen, d.w.z. in hoofdzaak bouwen voor de natuurlijke aanwas van het landelijke gebied. De nadruk voor de bouwopgave ligt op inbreiding en herstructurering in de landelijke kernen, passend binnen de ruimtelijke karakteristiek van de kernen.
BELEIDSNOTA BUITENGEBIED IN ONTWIKKELING Voor de Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen (de VAB’s) in het landelijke gebied komt in het overheidsbeleid (provincie, 2004) meer vrijheid voor herbestemming van bestaande bebouwing. In het gemeentelijke beleid voor de invulling van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen heeft agrarisch hergebruik de hoogste prioriteit. Een gemeentelijk beleidsstuk voor herbestemming van Vrijkomende Agrarische Bedrijfsvormen is in de maak. BELEIDSNOTA RECREATIE EN TOERISME Het dorpsplan sluit aan op het beleidsstuk ‘Verbonden aan de Maas’ (Beleidsnota toerisme en recreatie gemeenten Oss en Lith). Hierin wordt speciale aandacht geschonken aan routegebonden recreatie op de Maasdijk, verbeteren van het wandelnetwerk in het buitengebied, aanleggen van de fietsverbinding Maasdijk-Herperduin, realiseren van de recreatieve poort Herperduin en er is speciale aandacht voor de entrees van de Maasdorpen. WOONVISIE De Woonvisie wordt momenteel opgesteld door de gemeente en doet concrete uitspraken over de kwantiteit en kwaliteit van de te realiseren woningen in het plangebied. De Woonvisie bepaalt het woningbouwprogramma, het dorpsplan richt zich vooral op de manier waarop er gebouwd moet worden. ERFGOEDPLAN OSS Het recente Erfgoedplan Oss (Bureau Cuijpers, 2005) vormt de basis voor de omgang met het archeologische erfgoed en de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het dorpsplan neemt de conclusies uit dit rapport over. De waardevolle cultuurhistorie van het plangebied vormt de basis voor de toekomstige ontwikkelingen. NATUUR EN LANDSCHAPSVISIE OSS Deze visie is een gemeentelijk uitvoeringsprogramma (Grontmij, 2005) over ‘bossen, beesten en boerenland’. Hierin worden de kosten, uitvoeringsdata en het instrumentarium van diverse projecten uiteengezet. Onder andere de volgende relevante projecten zijn opgenomen: de integrale visie voor Herperduin, de ecologische verbindingszone Herperduin-Keent, het Natuurpad en de wandelroute Oss-Hertogswetering, Groene Dorpen en het Bomenplan. Deze projecten sluiten aan bij het dorpsplan. De ecologische verbindingszone Herperduin-Keent wordt uitvoerig behandeld in dit dorpsplan.
BESTEMMINGSPLANNEN De huidige bestemmingsplannen zijn gedateerd (1973). Vooral het bestemmingsplan voor de kern Herpen is verouderd en gefragmenteerd. Het dorpsplan zal een belangrijke input vormen voor de nieuw te maken bestemmingsplannen.
BIJLAGE C. RUIMTELIJK Het plangebied wordt gedomineerd door twee sterk aanwezige landschappen (het rivierenlandschap en de dekzandrug) en door een groot aantal ‘lijnen’. De snelweg, de Dorpenweg, de Hertogswetering en de Maas zijn daarvan de belangrijkste. Zij verbinden het gebied met een groter geheel maar creëren ook wezenlijke scheidingen binnen het gebied. De belangrijkste kern is Herpen, hier zijn de meeste woningen en voorzieningen te vinden. De Rogstraat-St. Sebastianusstraat te Herpen heeft de meeste voorzieningen en fungeert als centrum van het plangebied. Het bedrijventerrein De Bulk ligt los van alle kernen midden in de komgronden en herbergt de grootschalige bedrijvigheid. De kleinere kernen hebben vooral een woonfunctie en zijn mooi verweven met het landschap. EEN LANDSCHAP OM TE KOESTEREN Het plangebied bevat prachtige plekken. Zoals de Erfdijk en de binnendijkse akkers bij Herpen en de openheid van het komgebied. De wielen aan de Erfdijk zijn juweeltjes, evenals de kronkelende Maas met de dijkbebouwing en opvallend veel en goed onderhouden hagen op de oeverwallen. Het plangebied is om meerdere redenen landschappelijk waardevol. De belangrijkste kwaliteiten zijn: a) Het bevat grote contrasten zoals de openheid van het komgebied versus de beslotenheid van Herperduin, en de grootschaligheid van het komgebied versus de kleinschaligheid rond Herpen en op de oeverwallen. b) De Maas, de Erfdijk, Herperduin en de Hertogswetering zijn landschapselementen van formaat. Deze landschapselementen verbinden het gebied met een groter geheel. c) Het landschap is nog redelijk ‘leesbaar’: het gebruik is voor een groot deel geënt op de ondergrond. d) De tijd is als landschapsvormende factor duidelijk herkenbaar. UIt alle tijden zijn tastbare herinneringen aanwezig, behalve bij bedrijventerrein De Bulk (7 ha. te ontwikkelen in 15 jaar) en enkele planmatige dorpsuitbreidingen. Deze zijn in één keer gereserveerd of aangelegd en hier ontbreekt de ‘stap voor stap’-groei die zo kenmerkend is voor de ontwikkeling van het gebied. e) De verwevenheid van de bebouwing met het landschap is groot. OVER HET DORPSE KARAKTER VAN DE KERNEN De kernen zijn aanvankelijk stuk voor stuk min of meer organisch ‘gegroeid’. Aan wegen en dijken kwamen enkele huizen te staan, daarnaast zonder verder planmatig ingrijpen weer enkele etc. Dat maakt dat de kernen een grote diversiteit aan kavelvormen kennen, met een even grote diversiteit aan woningen. De architectuur daarvan is ingetogen, zelden opzichtig of detonerend. Elke kern heeft een kerk als meest dominante gebouw, behalve Keent. De kernen zijn opgebouwd uit straten waaraan kleinschalige bebouwing staat. Af en toe staan er iets grotere gebouwen zoals het Zorgcentrum Maasland, de scholen, het Slotje en het St. Henricusklooster. Vooral de oudere gebouwen zijn door hun verfijnde detaillering en ritmiek in de gevels goed ingepast in de kleinschaligheid van de dorpen. Openbare ruimten van formaat zijn er zelden, enkele incidentele voorbeelden zijn de Brink in Overlangel en het Alard van Herpenplein in Herpen. Vanaf de jaren zestig zijn vooral in Herpen diverse uitbreidingswijken aangelegd. Deze wijken tasten vaak de dorpse sfeer aan door hun seriematig en planmatig karakter en omdat ze als vlakken of vlekken zijn uitgelegd. Voorheen werd altijd aan lijnen (wegen) gebouwd. Kenmerkend voor alle kleine kernen in het plangebied en voor delen van Herpen is de hechte verweving met het landschap. De bebouwing staat vaak op grote kavels waardoor er zichtlijnen zijn naar het achtergelegen landschap. De kavels zijn bovendien zo ruim dat ze een (groene) kwaliteit toevoegen aan het landschap en het dorp. De kernen kenmerken zich door een losse opzet, waarbij de buurwoning vaak een paar meter verder naar voren of naar achteren staat. PLANMATIGE EN GEGROEIDE BEBOUWINGSSTRUCTUREN Er zijn twee soorten bebouwingsstructuren te onderscheiden in het plangebied: gegroeide en planmatige structuren. De gegroeide kenmerkt zich voornamelijk door lintbebouwing; bebouwde kavels die naast elkaar liggen aan wegen. Soms is er een concentratie van bebouwing, bijvoorbeeld rond een kerk of bij een kruising. Planmatige structuren zijn in één keer aangelegd en bedacht ‘op de tekentafel’. Voorbeelden zijn de recreatiewoningen in Herperduin, de uitbreidingswijken van Herpen en het industrieterrein De Bulk (overigens wel in fases aangelegd). SUBURBAAN OF DORPS Een wezenlijk verschil tussen uitbreidingswijken en dorpen is dat uitbreidingswijken veel meer zijn “aangeharkt”. Alles is er ontworpen en geregeld: waar je je auto zet, waar je fietst, waar je je auto wast en waar je mag spelen. In een dorp is dat niet vooraf bedacht maar regelt het zichzelf. De nieuwbouwwijken van Herpen (de naoorlogse inbreidingen binnen de ‘lus’ en plan Wilgendaal) hebben zowel suburbane als dorpse kenmerken. Met suburbaan wordt gedoeld op buitenwijken van de stad. Deze kenmerken zich onder andere door grootschaligheid, een eenzijdige functie (wonen), een introverte opzet en veel herhalingen. In hoofdstuk 3 (Uitwerkingen) wordt hier nader op ingegaan. In recente nieuwbouwwijken komt het verschijnsel ‘grote woningen op kleine kavels’ vaak voor. Dit verschijnsel heeft onder andere te maken met de hoge grondprijs in combinatie met de behoefte aan steeds grotere woningen.
BIJLAGE D. LEEFBAARHEID In deze paragraaf worden de belangrijkste inventarisatiegegevens in beeld gebracht waarop de analyse van de leefbaarheid is gebaseerd. Daarin zijn ook de resultaten van de werkgroepen van de bewoners verwerkt. De bewonersinbreng is één van de peilers van de inventarisatie en de analyse. Zonder deze zou het dorpsplan een “plan op afstand” blijven. Alleen waar de inbreng van het dorp extra verduidelijking nodig heeft is hij apart benoemd.
INVENTARISATIE BOX 1: BOUWEN EN WONEN Bevolkingsontwikkeling Op 1 januari 2004 woonden in het plangebied 3.670 mensen. Daarvan woonden 2.350 mensen in Herpen, in Koolwijk 340, in Overlangel 450, in Neerloon 240 en in Keent en het resterende buitengebied 300 mensen (zie Tabel 1). Volgens de CBS Kerncijfers Wijk- en Buurtgegevens kende Herpen in 1995 3.580 inwoners. De bevolking is de afgelopen 9 jaar dus met 2,5% gegroeid (tegen 2% in het gebied Ravenstein en 8% gemiddeld in de hele gemeente Oss, inclusief Herpen en Ravenstein). Volgens de landelijke trend mogen we op lange termijn voor Herpen geen tot weinig groei verwachten.
Vergrijzing Herpen vergrijst tot nu toe relatief langzaam, maar de vergrijzing zal flink toenemen (zie figuur 1). Het aandeel van mensen van 65 jaar en ouder loopt op van 13% nu tot 17% in 2015 en 23% in 2030. Vergelijk de gemeente Oss totaal: 19% in 2015 en 26% in 2030.
Huishoudens Volgens het CBS heeft Herpen in 2004 1.320 huishoudens, waarvan 19% éénpersoonshuishoudens. Het gemeentelijk gemiddelde was toen 27%. Dit komt overeen met de gemeente Oss. Herpen heeft relatief veel huishoudens met kinderen (49%, de gemeente Oss 40%). In Herpen wonen erg weinig niet-westerse allochtonen (1%, gemeente Oss totaal 9%). In Herpen komen er naar verwachting tot 2015 117 huishoudens van 65 jaar en ouder bij, bij een totale groei van het aantal huishoudens van 69. Tussen 2015 en 2025 komen er nog 32 65+ huishoudens bij. De hele groei zit vooral in de kleine huishoudens (de zgn. gezinsverdunning, vooral ten gevolge van de vergrijzing).
Woningvoorraad In Herpen stonden op 1 januari 2005 1.344 woningen, 17 meer dan in 2003. Daarvan stonden er 891 in de hoofdkern. Het plangebied heeft relatief veel koopwoningen (66%) in vergelijking met de hele gemeente Oss. In de hoofdkern is dat 56%, dat ligt iets onder het gemiddelde van de hele gemeente. Dat laatste is opvallend, omdat in kernen als Herpen het percentage koopwoningen meestal veel hoger is. 25% van de woningen is sociale huur, iets minder dan het gemiddelde in de hele gemeente (29%). In de kern Herpen zelf is dat 34%. De sociale huurwoningen zijn van Woonmaatschappij Maasland. Het leeuwendeel daarvan hoort tot het segment “betaalbaar” (zie tabel3 op de volgende pagina).
Huidige woningbouwplannen De gemeente Oss mag zoveel woningen bouwen als noodzakelijk is voor de opvang van de natuurlijke aanwas (migratie saldo nul). Alleen onder strikte voorwaarden zou een groter bouwprogramma mogelijk zijn, specifiek gericht op starters en ouderen uit de kernen. Inbreiding gaat voor uitbreiding. Die uitbreiding mag alleen bij de hoofdkernen. Ook de gemeente legt het accent op de hoofdkernen. Krachtige hoofdkernen met een eigen voorzieningenstructuur dragen bij aan de leefbaarheid van het hele landelijke gebied. De gemeente Oss wil in het plangebied tot 2015 170 woningen bouwen. Let wel: dit gaat om de capaciteit in bestaande plannen! De werkgroep Wonen en woningbouw wil graag gedoseerd bouwen. Komen er teveel woningen ineens op de markt dan zullen daar op korte termijn (te veel) buitenstaanders op af komen. Dat verhindert op lange termijn een stabiele ontwikkeling van de leefbaarheid, tenzij met de nieuwbouw jonge bewoners met kinderen zouden kunnen worden aangetrokken. In tabel 4 zijn de woningbouwplannen in de kernen tot 2020 weergegeven. In totaal kunnen er tot 2015 170 woningen worden gebouwd. Daarvan komen 142 woningen in de kern Herpen. In Overlangel worden tot 2020 22 woningen gebouwd (inbreiding). Woonmaatschappij Maasland wil ook zijn bestaande woningvoorraad aanpassen. In Herpen worden de komende 10 tot 15 jaar 26 woningen vervangen en 4 verkocht. Voor de periode 2015-2020 zijn nog geen contigenten vastgesteld.
Woningbehoefte In haar rapportage ‘Kijk op de Woningmarkt; visie en opgave van Maasland in de kernen van Oss’ heeft de corporatie de woningbehoefte berekend voor Herpen. Daaruit blijkt onder andere dat Herpen nauwelijks kan voorzien in ruimte voor de 69 woningen die Maasland tot 2015 wil bouwen. Het gaat om 29 woningen specifiek voor ouderen (16 huur en 13 koop), en 40 overige woningen (13 huur en 27 koop). Volgens Maasland moet de gemeente snel werk maken van de uitbreidingsmogelijkheden in Wilgendaal voor 50 tot 60 woningen, omdat er te weinig inbreidingslocaties zijn. De Structuurvisie Oss 2020 wil eerst de
bestaande restlocaties in Herpen bebouwen. Dan komen de ontwikkelingen aan de westzijde van de hoofdkern. Op langere termijn wordt de oostzijde onderzocht. De definitieve uitspraken en aantallen over de gehele woningbouwopgave worden door de gemeente geleverd in de Woonvisie.
INVENTARISATIE BOX 2: BEDRIJVIGHEID EN ECONOMIE Agrarische sector en reconstructie De agrarische sector in deze regio verandert snel. In deze sector werken in Ravenstein en Herpen samen nu nog zo’n 275 mensen. Voor schaalvergroting is er weinig ruimte. Dat vereist ingrijpende veranderingen, bijvoorbeeld nieuwe specialisaties, verbreding en bedrijfsbeëindiging. Het aantal bedrijven neemt snel af. Dat leidt ook tot veranderingen in de werkgelegenheidsstructuur van het landelijk gebied en de kernen. Het Reconstructieplan formuleert nieuwe sociale en economische uitgangspunten voor het platteland. De teruggang in de sector wordt in de regio Maaskant grotendeels opgevangen door economische groei in andere sectoren. Maar er blijven knelpunten bestaan voor gestopte agrariërs en startende ondernemers. Ook nieuwe economische dragers moeten de veranderingen in het buitengebied opvangen, zoals bijvoorbeeld recreatie en toerisme, natuur en landschapsbeheer, wonen, zorg en welzijn. De daadwerkelijke uitvoering van sociaal-economisch beleid heeft prioriteit uit een oogpunt van behoud van leefbaarheid: er is behoefte aan concrete voorbeelden en plannen. In de regio Maaskant liggen de mogelijkheden voor verbreding van landbouwactiviteiten vooral op het gebied van natuur en landschap, toerisme en recreatie. Daar kunnen ook nieuwe bestemmingen voor de V.A.B.’s in de kernrandzones onder vallen. Duurzame landbouw moet de ruimte krijgen. Bedrijven op geschikte locaties moeten hun ontwikkelingsmogelijkheden houden. De gemeente wijst gebieden aan waar intensieve veehouderijen die elders belemmerd worden hun bedrijf kunnen voortzetten. Daarnaast stimuleert de gemeente biologische en verbrede landbouw (zoals agrarisch natuurbeheer). Voor Herpen betekent dit onder andere dat enkele bedrijven geholpen moeten worden met de Ruimte-voor-Ruimteregeling (extra woningbouw in ruil voor het opkopen en afbreken van stallen). Daarnaast kan ook herbestemming van V.A.B.’s in de kernrandzones en op de oeverwallen een bijdrage leveren. Ook kunnen bedrijven verbreding zoeken. De Structuurvisie biedt daartoe mogelijkheden voor routegebonden recreatie via land en water.
Bedrijven en banen Herpen heeft 145 commerciële en niet-commerciële bedrijven, met werkgelegenheid voor 806 personen (incl. uitzendkrachten), goed voor 3% van de werkgelegenheid van de gemeente Oss (4.776 bedrijven). 115 bedrijven staan in de kern Herpen. 64 bedrijven in Herpen zijn agrarisch. Het plangebied heeft 15 winkels, alle in de kern Herpen zelf. Het gemiddelde inkomen per inwoner is in Herpen aan de lage kant: €9.900,- tegen gemeente Oss €10.800,- (2000).
De Bulk Het bedrijventerrein De Bulk moet voorzien in de behoefte aan werklocaties vanuit Herpen en Ravenstein. Andere bedrijven mogen zich er niet vestigen. De Bulk dient ook als overloop voor kleine ondernemingen uit de kernen, die te groot worden. De Bulk heeft voor de nabije toekomst nog voldoende capaciteit.
INVENTARISATIE BOX 3: INFRASTRUCTUUR EN OPENBARE RUIMTE Openbare ruimte Volgens de bewoners moet het centrum van Herpen meer uitstraling krijgen met als historisch middelpunt een gezellig en groen dorpsplein. Het wordt er te druk, het verkeer zou er omheen geleid moeten worden. Verkeersremmende maatregelen en parkeren (met meer effectieve parkeerplaatsen) moeten worden ingebed in een nieuwe en vooral groene inrichting. De Rogstraat moet volgens de bewoners meer groen en een betere verlichting krijgen. Veiligheid van en toegankelijkheid voor voetgangers, fietsers en de rollator staan centraal. Ook de St-Sebastianusstraat, Waterstraat en Kloosterstraat moeten in dit plan worden meegenomen. Volgens de bewoners moeten fietsroutes voor schoolgaande jeugd beter verlicht worden. Vooral vanaf de Beers naar NS Ravenstein en langs de Hertogstraat en de Berghemseweg naar Oss. Ook de straatverlichting en onderhoud aan wegen in de buitengebieden kunnen beter. Tegelijkertijd moet er beleid komen om lichtvervuiling rondom industrieterreinen en in het buitengebied tegen te gaan. De bewoners pleiten ook voor meer groen in de nieuwbouwwijken en in de kleine kernen.
Ontsluiting en openbaar vervoer Herpen heeft geen NS-station. Wel rijden er twee buurtbussen: de buurtbus Ravenstein-Herpen en de buurtbus Schaijk-HerpenOss. De Taxihopper, duurder dan het Openbaar Vervoer, maar goedkoper dan een gewone taxi, rijdt in heel Noordoost-Brabant, ook in Herpen. Die heeft volgens de bewoners nog wel wat kinderziektes. Verkeer Door Herpen rijden 4.500 motorvoertuigen per etmaal over de Berghemseweg. De gemeente verwacht dat het er wanneer nieuwbouwproject Piekenhoef klaar is circa 4.600 worden. Dat zijn vrij bescheiden aantallen voor een doorgaande weg. Toch
wordt volgens de bewoners de Berghemseweg/Rogstraat te druk. De bewoners willen daarom de mogelijkheid voor een alternatieve route openhouden. Voor de gemeente is daarbij een rondweg als doorgaande, vrijliggende route rond Herpen, gezien de verkeersintensiteiten, niet aan de orde. Ook zouden de centrumvoorzieningen daarmee buiten de route komen te liggen. De kom van Herpen is nu ook voor vrachtverkeer de doorgaande route (afslag Ravenstein (A50) en de Berghemseweg richting Oss en omgekeerd). Volgens de bewoners moet het sluipverkeer van vrachtwagens worden tegengegaan. Ze pleiten ervoor de Berghemseweg in te richten met een veilige oversteekvoorziening voor fietsers ter hoogte van de Koolwijksestraat en een rotonde op de kruising Schaijkseweg/Beemdenweg.
Het buitengebied Rond Herpen is het prachtig recreëren met de fiets, te paard of te voet. Dat is van essentieel belang voor de toekomst van het plangebied. Toerisme en recreatie kunnen in dit prachtige landelijke gebied een belangrijke drager voor de leefbaarheid zijn. De bewoners bevelen aan om rond Herpen wandel- en fietsroutes aan te leggen, een voorbeeld is het ‘rondje Herpen’. De recreatie in het Herperduin moet zich aan de buitenrand van het bosgebied concentreren. Het bestemmingsplan voor het buitengebied moet hierop inspelen en een recreatief-toeristische functie mogelijk maken.
INVENTARISATIE BOX 4: VOORZIENINGEN EN SOCIALE KWALITEIT De leefbaarheid en sociale kwaliteit hangen sterk af van het voorzieningenniveau. Er zijn commerciële (winkels, dienstverlening e.d.), niet-commerciële (accommodaties, welzijn en zorg, onderwijs e.d.) en publieke voorzieningen (politie, gemeente). Hoe kleiner de kern, hoe meer die voorzieningen onder druk komen te staan. De commerciële verdwijnen meestal het eerst. De voorzieningen voor basisonderwijs en ontmoeting (gemeenschapshuis) zijn het belangrijkst. Wanneer kinderen niet meer dicht in de buurt naar school kunnen, trekken de (jonge) ouders weg (of ze komen niet eens). En het gemeenschapshuis is de basis voor het in het dorp zo wezenlijke verenigingsleven. Verdwijnen deze voorzieningen, dan kalft het verenigingsleven af en een neerwaartse spiraal bedreigt cohesie en leefbaarheid. Om de kernen leefbaar te houden moeten ze volgens de bewoners een gedifferentieerde bevolking en nieuwe aanwas hebben. Daarmee houd je lang niet alle voorzieningen in stand, maar behoud je wel het minimaal noodzakelijke draagvlak voor leefbaarheid. En daarom moet je dus ook passende woningen bouwen.
Het is een illusie om alle voorzieningen in alle kernen beschikbaar te houden of te krijgen, zelfs in de hoofdkern. In vergelijking met de buitenwijken van een stad is dit de zwakke kant van dorpen, daartegenover staat bijvoorbeeld een kwalitatief hoger woonmilieu in de dorpen. Als het gaat om commerciële functies zal de marktwerking ook in de toekomst bepalend zijn voor de mogelijkheden om ze te behouden. De gemeente heeft daar weinig invloed op. Maar de bewoners wijzen erop dat de gemeente de vestiging van voorzieningen wel aantrekkelijker kan maken, bijvoorbeeld door het vergunningenbeleid, de aanleg van parkeerplaatsen, door subsidiëring of lobby bij andere overheden. Denk bijvoorbeeld aan thuiszorg en ouderenzorg. Initiatieven van bewoners om zelf diensten te organiseren of in het dorp te behouden verdienen ondersteuning van de gemeente. De inwoners uit de kleine kernen maken gebruik van de voorzieningen in de grote(re) kernen. Organiseer je dat goed, dan kun je gezamenlijk meer activiteiten en voorzieningen in stand te houden. Sommige voorzieningen zul je zelfs op het niveau van het plangebied moeten organiseren, zoals de garantie van zorg. De gemeente vindt het belangrijk dat elk cluster van kernen beschikt over: • Een gemeenschapshuis, dat vooral ruimte biedt aan dorpsgerichte activiteiten en daarnaast ook het verenigingsleven onderdak biedt. • Een steunpunt voor zorg: huisarts, zorg voor ouderen en kinderzorg moeten dicht aan huis geleverd worden. • Basisonderwijs: kinderen moeten in hun eigen omgeving naar school kunnen. Dat maakt het wonen ook voor jonge gezinnen aantrekkelijk.
Publieke voorzieningen De communicatie met de gemeente is volgens de bewoners nog niet optimaal. Ze pleiten voor een inloopspreekuur voor een contactfunctionaris van de gemeente en diverse diensten zoals opbouwwerk, sociale dienst, politie etc. Omroep Walraven en weekblad De Omroeper zijn voor de communicatie in het plangebied van groot belang.
Onderwijs en kinderopvang Het plangebied heeft 2 scholen: Basisschool ‘t Schrijverke in de kern Herpen en Basisschool St. Antonius Abt in Overlangel. ‘t Schrijverke heeft 248 leerlingen, St. Antoniusabt is met 96 leerlingen een stuk kleiner. Ook is er een peuterspeelzaal. Voortgezet onderwijs ligt op alle niveaus redelijk binnen bereik. De bewoners in de werkgroep Sociale Kwaliteit zijn over alle onderwijsvoorzieningen goed te spreken. Volgens de monitor ‘De sociale staat van Oss 2003’ heeft 68,6% van de leerlingen in Herpen geen kans op onderwijsachterstand (Gemeente Oss 69,5%). Volgens de Primos-prognoses blijft het aantal kinderen tot 14 jaar in het postcodegebied van Herpen, ondanks de vergrijzing, de komende jaren vrij constant. In de dorpsraad is desondanks bezorgdheid geuit over teruglopende leerlingenaantallen, vooral in de kleine kernen. Het aantal 5-jarigen neemt volgens sommigen schrikbarend af. Door teruglopende leerlingenaantallen vreest men dat de laatste scholen uit de kleine kernen zullen verdwijnen. De kernen dreigen “slaapdorpjes” te worden. De bewoners pleiten voor woninguitbreiding
om de toekomst van de scholen veilig te stellen. Ook willen ze de mogelijkheid open houden om de school in Herpen in de toekomst naar Herpen-West te verplaatsen, nabij de sportvelden. Daar is uitbreiding van de crèche en de naschoolse opvang mogelijk. Ook kunnen meerdere verenigingen dan de gymzaal van de school gebruiken. Door woningbouw wordt deze buurt straks hopelijk ook kinderrijker. De bouwkundige kwaliteit en de bereikbaarheid van de huidige school laten volgens de bewoners te wensen over. Op de huidige locatie van de school zouden bij verplaatsing van de school seniorenwoningen kunnen worden gebouwd. Herpen heeft één kinderopvang (Op De Boerderij) en één Peuterspeelzaal (‘t Herriekuiltje).
Sport- en spelvoorzieningen Er zijn 12 speelplekken voor de jeugd, waarvan 10 in de kern Herpen en 2 in Overlangel. De voorzieningen in de wijken zijn volgens de werkgroep Voorzieningen goed. Ze zijn wel toe aan onderhoud en uitbreiding. De Neerloonse speelvoorzieningen zijn niet zo best meer. Herpen krijgt ook een skateramp. Er is nog wel behoefte aan een locatie voor de bouw van carnavalswagens. Herpen heeft drie sportparken: één in de kern Herpen (Herpinia) en twee in Overlangel (sportpark Kerkstraat en sportpark Kromstraat). Herpen heeft ook een tennisbaan. Er zijn volgens de gemeentegids in totaal 15 sportverenigingen. De werkgroep Voorzieningen wil het voetbalveld graag uitbreiden met een kunstgrasveld. Tot slot zou Herpen ook graag weer een natuurbad hebben bij de Herpse vijvers of de Hamelspoel.
Verenigingsleven Naast de sportverenigingen zijn er in Herpen onder andere een muziekvereniging, blaaskapellen en vele buurtverenigingen. Kortom een bloeiend verenigingsleven. Volgens de bewoners voldoet het Gemeenschapshuis, maar bij een bevolkingsgroei is uitbereiding noodzakelijk. Er is in Herpen één huisartsenpraktijk, één fysiotherapeut, één tandarts, één logopediepraktijk en een vestiging van de thuiszorg. Verder staat er het Dienstencentrum Maasland (Stichting ZVOM). De bewoners zijn tevreden over deze zorgvoorzieningen. Tijdens de daluren vinden zij de wachttijd bij de huisartsenpost in Oss te lang. Hij is voor ouderen moeilijk bereikbaar. Zorgcentrum Maasland voldoet goed. De huur- en servicekosten voor de inleunwoningen van Woonzorg Nederland zijn te hoog voor ouderen met een laag inkomen. Over de Thuiszorg is men positief. Vanuit sociaal oogpunt pleit men voor een wijk-verpleegkundige. Winkelaanbod Het winkelaanbod in Herpen voorziet in de eerste levensbehoeften. Bewoners kunnen terecht voor o.a. vers vlees, brood en levensmiddelen. Verder is er een bescheiden specialistisch winkelaanbod (bijvoorbeeld muziekinstrumenten). Het huidige winkelaanbod is vooral gelegen aan de Rogstraat. Volgens de bewoners is er wel behoefte aan een groentewinkel en een slagerij. Het winkelaanbod in Herpen mag niet verder verschralen. Nu de vergrijzing doorzet zullen steeds meer ouderen op dit winkelaanbod aangewezen zijn. Toekomstige voorzieningen zouden geconcentreerd moeten worden rondom het Alard van Herpenplein en de Rogstraat. De kleinere kernen zoals Koolwijk, Neerloon en Overlangel hebben nauwelijks winkelvoorzieningen. Hier komt wel een rijdende winkel. De kleine kernen zijn verder voor de dagelijkse boodschappen aangewezen op de voorzieningen in Herpen en Ravenstein.
Jongeren Ook in Herpen willen jongeren graag eigen ruimte. Om elkaar te ontmoeten (jongeren ontmoetings plek, Jop), maar ook om gezamenlijk activiteiten te ontplooien. Zo is het bouwen van carnavalswagens een belangrijke recreatieve èn vormende vrijetijdsbesteding voor de Herpense jeugd, maar is er gebrek aan bouwruimte in het dorp. Het vinden van ruimte hiervoor is echter een private opgave voor de gemeenschap zelf.
BIJLAGE E. S.W.O.T. In de SWOT tabel zijn de sterkten en zwakten, en de kansen en bedreigingen in het plangebied opgenomen. Vaak biedt een bedreiging ook een kans. Zo kan bijvoorbeeld de vergrijzing als bedreiging van een evenwichtige bevolkingssamenstelling wel de kans bieden om met vitale ouderen een ouderencoöperatie op te zetten. De tabel is gebaseerd op de verslagen van de bewonerswerkgroepen en op de inventarisatie van de bureaus.
COLOFON Beeldmateriaal Alle afbeeldingen zijn van Strootman Landschapsarchitecten, tenzij anders vermeld in de afbeelding. De historische foto’s (o.a. p.14-15) komen uit het boek “Herpen, in woord en beeld”, (14 december 1991). Met dank aan: De provincie Noord-Brabant voor de financiële bijdrage, Woonmaatschappij Maasland, de familie Megens en Jan van Berkel voor het leveren van historische kaarten en beelden, en de bewoners voor hun grote opkomst tijdens de bewonersavonden en inzet bij de werkgroepen. Portefeuillehouder: Jan van Loon
wethouder Financiën, Economische Zaken en Binnengemeentelijke
Projectgroep: Wout Breedveld
beleidsmedewerker stadsbeleid (wonen), gemeente Oss
Theo van Casteren
voorzitter Dorpsraad Herpen
Arie van Egmond
wijkcontactambtenaar, gemeente Oss
Maartje Hermans/Paul Nouwens
projectleider, gemeente Oss
Tonnie van Hooff Astrid Kepers-Koornberg
teamleider gebiedsbeheer kernen, gemeente Oss stedebouwkundige, gemeente Oss
Reinald Manders
projectleider afdeling Zorg en Veiligheid, gemeente Oss
Peter Oomens
projectmedewerker, gemeente Oss
Marieke Rekswinkel
landschapsarchitect, gemeente Oss
Pam van der Zwet
planoloog, gemeente Oss
Overig betrokkenen: Charlotte Aarns
jurist Ruimtelijke Ontwikkeling, gemeente Oss
Teun Brands
ondernemersloket
Marcel Ceelen
vastgoedbedrijf, gemeente Oss
Jules Iding
wethouder Stadsontwikkeling en Binnengemeentelijke democratie kern Oss
Maria Poels
opbouwwerker, Stichting Diagonaal
Arjan Straathof
jurist Ruimtelijke Ontwikkeling, gemeente Oss
Bureaus: Pier Pennings Joost Wegstapel Rob Aben David Kloet Berno Strootman Joris van der Vet
Laagland’advies Laagland’advies Strootman Landschapsarchitecten, projectleider Strootman Landschapsarchitecten Strootman Landschapsarchitecten Strootman Landschapsarchitecten