Beleidsvisie musea in de gemeente Oss 2007-2010
februari 2007
1
inhoud 1. inleiding
3
2. cultuurvoorzieningen in de gemeente Oss
4
3. Definitie museum
4
museumregister
4
4. Relaties tussen de musea in de gemeente
5
5. SWOT-analyse van de musea in de gemeente Oss
5
5.1. museum Jan Cunen
5
5.2. het Vlakglas- en Emaillekunstmuseum Ravenstein
8
5.3. het initiatief voor een Industriemuseum in Oss
9
6. de situatie van museum Jan Cunen
10
6.1. huisvesting
10
6.2. entreeheffing
11
6.3. erfgoedhuis/geschiedenisschool Peperstraat
12
7. gemeentelijk standpunten
12
8. slotconclusies en aanbevelingen
13
Bijlagen SWOT-analyses musea
2
1. inleiding In het Coalitieprogramma Samen Duizend Dagen Bouwen (april 2006) staat vermeld dat de nieuwe gemeente Oss, zoals ontstaan na de herindeling in 2003 met Ravenstein, een nieuw gezicht heeft gekregen. ‘Een vitale industriestad met levendige plattelandskernen in een groots buitengebied bepalen het beeld.‘ Deze nieuw gevormde gemeente biedt onder meer nieuwe mogelijkheden op het gebied van woningbouw, economie, ontwikkeling buitengebied, natuur en landschap, toerisme en recreatie. ‘ Verder stelt het coalitieprogramma in de paragraaf kunst en cultuur: ‘De gemeente Oss heeft een rijk cultuuraanbod. De kwaliteit van museum Jan Cunen, Lievekamp, Groene Engel, bibliotheek doet er toe op de schaal van Nederland. Kwantitatief is het aanbod op peil en dat zullen we ook op peil houden. De uitdaging zit in het creëren van vernieuwende wegen waarbij emancipatie, integratie en educatie de verbindende factoren vormen. Wij stellen een museumbeleidsplan op. Doel is samenwerking tot wederzijds voordeel van de drie musea in Oss, Megen en Ravenstein’. Naar aanleiding van dit laatste punt is deze beleidsvisie op de musea in de gemeente Oss ontwikkeld. Vragen daarbij zijn geweest: 1. wat heeft elk museum op zich te bieden aan de bezoeker die hier is voor cultuur, toerisme en recreatie? Wat zijn de sterke en zwakke kanten, de kansen en bedreigingen van elk museum op zich? 2. De musea hebben nu geen onderlinge relatie. Liggen hier mogelijkheden, kunnen de musea iets voor elkaar betekenen? Biedt dat nieuwe mogelijkheden voor het inhoudelijke werk, voor culturele en toeristisch-recreatief interessante activiteiten? 3. de gemeente telt nu enkele musea, er zijn initiatieven gaande voor meer musea. Welke positie neemt de gemeente in op dit gebied ? In de periode dat deze nota in ontwikkeling was heeft het bestuur van het museum in Megen besloten te stoppen met dit initiatief. De kosten om dit eigen museum draaiende te kunnen houden vormden hiertoe de reden. De concept-nota was reeds besproken met het bestuur evenals de SWOTanalyse van het museum in Megen. Voor een inzicht in deze gegevens zijn ze in de bijlage gehandhaafd. De beleidsvisie zoals deze nu voorligt is met de betrokken musea besproken. Ook de Adviescommissie van het museum Jan Cunen heeft (met instemming en aanbevelingen) van de beleidsvisie kennis genomen. Conclusies en aanbevelingen besluiten de beleidsvisie.
3
2. cultuurvoorzieningen in de gemeente Oss In de gemeente Oss is in de loop van de jaren een breed scala aan culturele voorzieningen tot stand gebracht. Aan vele van deze organisaties wordt steun verleend in de vorm van subsidie. Dat Oss, voor een gemeente van haar omvang, een breed pakket culturele voorzieningen heeft is iets wat hier ter plekke wellicht niet als zo bijzonder ervaren wordt maar waar gerust met enige trots op gewezen mag worden. Uit landelijk onderzoek blijkt objectief dat Oss, in de categorie gemeenten tussen 30.000-90.000 inwoners, door haar vele voorzieningen tot de op cultureel gebied ‘ambitieuze gemeenten met uitgebreid cultuurbeleid’ gerekend mag worden1. Volgens genoemd onderzoek is dit vaak verbonden aan gemeenten die een regionale functie vervullen en daarmee voorzieningen in het leven roepen die meer dan een lokale betekenis hebben, voorzieningen die eigenlijk alleen zinvol kunnen functioneren als er vanuit de regio gebruik van wordt gemaakt. ‘Met name deze gemeenten leveren vaak knappe prestaties op het punt van het ondersteunen van culturele initiatieven. Vaak wordt onderschat wat het in financiële en organisatorische zin kost om een veelomvattend cultureel aanbod te realiseren. De exploitatietekorten van schouwburg, concertzaal, filmhuis, lokale omroep ed. zijn vaak zodanig, dat het slechts ternauwernood mogelijk is om dergelijke voorzieningen in stand te houden’ aldus het onderzoek. 3. Definitie museum Iedereen die een collectie aanlegt en deze openstelt voor publiek mag dit een ‘museum’ noemen. Zo zijn er zeer ongelijksoortige instellingen ontstaan die zich desondanks alle ‘museum’ noemen. Om meer duidelijkheid te krijgen over wat er onder een museum mag worden verstaan, is in 1974 een internationaal erkende definitie opgesteld door de International Council of Museum (ICOM). Deze definitie is door de Nederlandse musea overgenomen en luidt: ‘Een museum is een permanente instelling ten dienste van de gemeenschap en haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, niet gericht op het maken van winst, die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, behoudt, wetenschappelijk onderzoekt, presenteert en hierover informeert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen’. Het verdient aanbeveling dat de gemeente deze definitie hanteert in gevallen waarin dit aan de orde komt, bijvoorbeeld bij toetsing van subsidieverzoeken. Museumregister Het woord en begrip museum zijn niet beschermd. De Nederlandse Museumvereniging, waar de musea in de gemeente lid van zijn, heeft daarom in 1997 een Museumregister ingesteld om de kwaliteit van musea te toetsen en, als de instelling voldoet aan de criteria (afgeleid van de definitie), te registreren als erkend museum. Museum Het Oude Raadhuis in Megen had de registratie als erkend
1
C. Wijn, Handleiding gemeentelijk cultuurbeleid, Den Haag 2003, pp. 67 e.v.
4
museum ontvangen evenals museum Jan Cunen. Het Vlakglas- en Emaillekunstmuseum in Ravenstein is ermee bezig. 4. relaties tussen de musea in de gemeente Tot voor kort functioneerden de musea in de gemeente geheel los van elkaar. Het voornemen om een beleidsvisie te ontwikkelen heeft er aan bijgedragen dat de musea elkaar opgezocht hebben en nu bekend zijn met elkaars organisatie. De instellingen hebben geconcludeerd dat er gezamenlijke mogelijkheden liggen maar ook beperkingen. Inhoudelijk verschillen de musea enorm, de collecties zijn geheel verschillend, de eigendoms- en bestuurlijke situatie is verschillend. In periodiek overleg zal worden bekeken waar mogelijkheden voor samenwerking liggen. 5. SWOT-analyse van de musea in de gemeente Oss De analyse heeft plaatsgevonden op de volgende punten: • Bestuur en management • Beleid • Collectie • Programma • Publiek • Communicatie • Samenwerking en netwerken • Imago • Personeel en organisatie • financiën • huisvesting De SWOT-analyse is voor de musea in Oss, Megen en Ravenstein opgesteld om vanuit gemeentelijk oogpunt een overzichtelijk beeld te krijgen van deze instellingen. Gezien de gedetailleerdheid van het sterkte-zwakte-deel is dit in de bijlagen geplaatst. Voor een inzicht in de situatie van het museum in Megen is dit gedeelte in de bijlagen gehandhaafd. 5.1. museum Jan Cunen Het eigendom van museumgebouw (villa Constance) en collectie berust bij de gemeente. De stafmedewerkers van het museum zijn in dienst bij de gemeente. Formeel is de gemeenteraad het eindverantwoordelijke bestuurlijk orgaan. In praktische zin is het museum Jan Cunen ondergebracht
5
als afdeling binnen de Dienst Bedrijven. De begroting van het museum is onderdeel van de gemeentelijke begroting.2 Het museum heeft een collectie 19e –eeuwse, moderne en hedendaagse kunst en voorwerpen met betrekking tot de historie van Oss en omgeving. Het souterrain en de twee bovenliggende etages zijn in gebruik als museale ruimten. In het gebouw mag tevens getrouwd worden. Op de zolderverdieping zijn de werkvertrekken van het personeel ondergebracht. Het gekwalificeerde (met klimaatbeheersing) depot van het museum bevindt zich in de voormalige fall-outruimte onder het gemeentehuis. Het museum kent een adviescommissie die gevraagd en ongevraagd aan B&W adviseert over alle museale aangelegenheden. Museum Jan Cunen streeft naar een kwalitatief hoogwaardig programma van beeldende kunst en cultuurgeschiedenis en probeert dit maatschappelijk te verankeren. Het Museum Jan Cunen verricht bijzondere inspanningen op het gebied van educatie, waarbij getracht wordt om een permanente verbinding te creëren tussen de verschillende publieksgroepen en de museale activiteiten. Juist door de centrale rol van educatie en met name hoe deze rol wordt ingevuld ten aanzien van de beeldende kunst, onderscheidt Museum Jan Cunen zich van de andere musea in Nederland. Dat was ook de reden dat in het advies voor de Cultuurnota 2005-2008 de Raad voor Cultuur Museum Jan Cunen een ‘laboratoriumfunctie in de museumsector’ toekende, vanwege de ‘vooruitstrevende en excellente wijze waarop het vorm geeft aan het educatieve museum’ . Kansen Geactualiseerd en kort samengevat zijn deze als volgt: 1. het museum heeft provinciaal, landelijk en recentelijk ook internationaal een uitstekende naam opgebouwd met (educatief-innovatieve) activiteiten. Op grond hiervan heeft de Raad voor Cultuur positief geadviseerd voor het verstrekken van rijkssubsidie voor de periode 2005-2008.3 2. Naast de tentoonstellingen trekt met name de samenwerking met scholen de aandacht; met het vmbo is de zogenaamde Museumschool ontwikkeld, met het hoger voortgezet onderwijs wordt nu gewerkt aan de ontwikkeling van de Geschiedenisschool (Erfgoedhuis). Beide initiatieven zijn bijzonder educatief vooruitstrevend. 3. De exposities van 19e-eeuwse en hedendaagse kunst worden zonder uitzondering goed ontvangen en met name de 19-eeuwse tentoonstellingen worden bijzonder druk bezocht en hooglijk gewaardeerd. 4. Museum Jan Cunen heeft een goede relatie opgebouwd met musea in het land, met belangrijke subsidieverstrekkers, met kunstenaars en verzamelaars. 5. Met de uitbreiding van het museum met het erfgoedhuis (Peperstraat) kunnen de contacten op lokaal niveau (scholen, verenigingen) worden geïntensiveerd en verder worden uitgebouwd. Datzelfde geldt voor de positie binnen de gemeentelijke culturele infrastructuur. Het erfgoedhuis zal
2
Museum Jan Cunen staat in 2006 voor een netto gemeentelijke bijdrage van € 868.846,- in de begroting.
3
Een bedrag van € 40.000,- per jaar, voor educatieve projecten.
6
zich op termijn ontwikkelen tot een kleinschalig lokaal/regionaal historisch centrum, waarbij innovatief-educatieve activiteiten zullen bijdragen aan een verdieping van het historisch besef. 6. De invoering van entree voor een beperkt aantal wisseltentoonstellingen (bijvoorbeeld op het gebied van de negentiende-eeuwse kunst) biedt perspectief op het voortzetten van de organisatie van deze grote en kostbare (samenwerkings)exposities. Bedreigingen 1. De activiteiten, met name gericht op educatie/publieksbereik, berusten voor een belangrijk deel op subsidiëring door derden. Als deze subsidiëring (deels) wegvalt, zal er een terugloop in die activiteiten optreden, die niet op te vangen valt met de huidige personeelsbezetting en het structureel daarvoor beschikbare (tentoonstellings)budget. 2. De personeelsbezetting van het museum is krap. Zo ontbreekt een stafmedewerker communicatie/publiciteit en dienen structurele taken (weekendbezetting) te worden gefinancierd uit het inhuurbudget. 3. Met een structureel budget van ca. 94.000 euro jaarlijks is de financiering van vier tot vijf wisseltentoonstellingen per jaar problematisch geworden. Dat vindt zijn oorzaak in de sterke stijging van verzekerings-, transport- en inrichtingskosten en het feit dat ook de publiciteitskosten en de educatie uit het tentoonstellingsbudget dienen te worden gefinancierd. Het aantal wisseltentoonstellingen kan niet sterk beperkt worden aangezien dat grote gevolgen heeft voor het publieksbereik. 4. De monumentale status van het gebouw brengt gebruiksbeperkingen met zich mee. De renovatie- en restauratiewerkzaamheden (2006), onder auspiciën van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, heeft naar voren gebracht dat het voor het behoud van het gebouw wenselijk kan zijn om beperkingen in het gebruik in te stellen. Dit kan van invloed zijn op de activiteiten en daarmee op de bezoekersaantallen. Mede daardoor dringt zich de vraag op of het huidige pand nog wel geschikt is als museum. 5. Een ander aandachtspunt in de analyse betrof de vraag over de positie van het museum binnen het gemeentelijk apparaat en of het wellicht voordelen biedt het museum anders te positioneren of zelfs buiten het gemeentelijk apparaat te plaatsen. Het mogelijke voordeel van een grotere zelfstandigheid en vrijheid in handelen staat daarbij voorop. Sinds de reorganisatie van het gemeentelijk apparaat heeft het museum al een grote mate van interne zelfstandigheid bereikt en functioneert feitelijk als een zelfsturende eenheid met de schaalvoordelen en de zekerheid van het gemeentelijke apparaat (voor financiën, personeelsaangelegenheden, onderhoud gebouw, de automatisering, ed.). In deze nota zal daarom dit onderwerp niet verder in beeld worden gebracht. Tenslotte; als vervolg op de hier neergelegde beleidsvisie, die voornamelijk tot doel heeft om een standpunt te bepalen ten aanzien van het gemeentelijke museale beleid in de volle breedte, zal museum Jan Cunen zelf een beleidsnotitie opstellen, waarin de keuzes ten aanzien van tentoonstellingsbeleid en collectie, educatie, publieksbereik en positionering in de diepte nader uitgewerkt zullen worden.
7
5.2. Het Vlakglas- en Emaillekunstmuseum in Ravenstein In 2004 is in Ravenstein vanuit een aantal particulieren het initiatief genomen voor de oprichting van het Vlakglas- en Emaillekunstmuseum. Een culturele onderneming, maar opgezet vanuit de doelstelling om in Ravenstein een attractie te realiseren die het toerisme en daarmee de plaatselijke economie en leefbaarheid bevordert.4 De behoefte hieraan is groot daar de kern Ravenstein schilderachtig is maar door het sluiten van het gemeentehuis, winkels en inkrimpen van bedrijvigheid levendigheid heeft verloren. . Zoals de naam van het museum aangeeft richt het zich op vlakglaskunst (modern glas-inloodkunstwerk) en kunstwerken in emaille. Deze kunstvormen worden nauwelijks in Nederland getoond waarmee door de initiatiefnemers een originele invalshoek is gevonden voor het museum. Uit de toeloop blijkt dat het thema uitstekend getroffen is. Het museum heeft een beperkt aantal werken van vlakglas (moderne werken in glas-in-lood) en emaille-kunstwerken in bezit en een aantal bruiklenen. Het museum is gehuisvest in de voormalige bibliotheek in het hart van Ravenstein. Het is een ruim gebouw en de etages van de voormalige bibliotheek lenen zich goed voor expositiedoeleinden. Het museum is niet geregistreerd als erkend museum maar is bezig met de procedure. De entree bedraagt € 5,- voor volwassenen en € 2,- voor kinderen. Volgens het museumbestuur zijn in 2005 ruim 3200 bezoekers ontvangen (verwachting 3000). De planning gaat uit van een doorgroei naar 12.000 bezoekers over zeven jaar. Het museumgebouw is particulier eigendom. De eigenaren van het pand vormen tevens het bestuur van de stichting Het Vlakglasmuseum. De gemeente Oss heeft in 2004 een eenmalige schenking van € 40.000,- gedaan om aanloop- en inrichtingskosten te dekken. Voor 2007 is opnieuw een incidentele bijdrage toegekend van € 20.000,- voor verbeteringen van veiligheidsvoorzieningen voor het publiek. 5 Kansen 1. het museum heeft een originele invalshoek met een thema dat landelijk goed valt uit als toeristisch-cultureel oogpunt; 2. het museum biedt een slecht-weer-attractie in Ravenstein; 3. het museum heeft goede contacten met enkele Duitse musea opgebouwd, belangrijk voor het verkrijgen van bruiklenen voor exposities, met specifieke kunstenaars en is uitstekend ingebed in de toeristische infrastructuur van Ravenstein; Bedreigingen 1. de continuïteit van het museum is onzeker daar het geheel particulier initiatief is (eigenaar en bestuur),
8
2. de inkomsten uit het museum zijn onvoldoende voor de lasten die aan museumactiviteiten en gebouw verbonden zijn; 3. voor een gebruiksvergunning moeten investeringen gedaan worden van een omvang die het museumbestuur, tevens de eigenaren, voor een probleem stelt. 5.3. het initiatief voor een Industriemuseum in Oss Geruime tijd is een initiatiefgroep in Oss actief die de oprichting van een museum nastreeft over de industriële geschiedenis van Oss. Met de initiatiefnemers zijn door de jaren heen verschillende gesprekken gevoerd over de plannen. In december 2006 zijn nog een aantal overleggen geweest om heel exact de haalbaarheid van de plannen en eventuele samenwerkingsmogelijkheden met museum Jan Cunen in beeld te krijgen. Dit museum krijgt immers dankzij de uitbreiding met het erfgoedhuis inclusief gemeente-archief ook veel meer mogelijkheden op historisch (en educatief) gebied. Op verzoek van de initiatiefnemers voor het Industriemuseum is bij een van de besprekingen tevens de Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed (BOEi) betrokken geweest. In de diverse gesprekken kwam naar voren dat er geen collectie is bij de initiatiefnemers waar een eventuele museale presentatie mee in te richten is. Dergelijke objecten zijn in Oss nagenoeg niet voorhanden, zijn verloren gegaan in de loop van de tijd. Slechts enkele bescheiden objecten zijn bewaard gebleven, merendeels in de collectie van museum Jan Cunen. Evenmin zijn er nog ambachtelijke productielijnen voorhanden. Wel is er vrij veel foto- en archiefmateriaal maar dat berust al in het archief en zal in het erfgoedhuis in de Peperstraat beschikbaar zijn. De ‘Peperstraat’ is integraal onderdeel van museum Jan Cunen. Het museum ziet uitstekende mogelijkheden om met het beschikbare beeld- en archiefmateriaal langs vernieuwende wegen educatieve activiteiten rondom de industrialisatie te ontwikkelen, evenals kleinschalige wisseltentoonstellingen (gezien het ontbreken van objecten) in de Peperstraat. Ook andere activiteiten als lezingen ed. rondom dit thema horen tot de mogelijkheden. Verder zou de werkgroep Industriemuseum wel een gebouw6 willen aanschaffen, maar de stichting beschikt niet over vermogen. Over dit probleem is op verzoek van de initiatiefnemers een overleg geweest met BOEi om na te gaan of deze maatschappij mogelijkheden kon bieden voor het initiatief voor een industriemuseum. BOEi heeft namelijk als doel het verwerven van industriële gebouwen, (helpen bij) het zoeken of ontwikkelen van nieuwe functies voor deze panden, restauratie om op deze manier een industrieel gebouw een nieuwe toekomst te geven. Het kapitaal voor de financiering van dergelijke projecten dient begrijpelijkerwijs te komen van andere partijen.
6
De sheddaken van de Bergoss-fabriek hebben de voorkeur maar ook het kantoor van Bergoss vindt de werkgroep
mogelijkheden bieden voor de plannen.
9
Daar de stichting Industriemuseum Oss niet over vermogen beschikt noch toezeggingen heeft van andere partijen voor financiering kwam de vraag naar voren of de gemeente voor financiering huisvesting kan zorgen. Het stichtingsbestuur verwacht de exploitatie van een industriemuseum zelf (zonder kapitaalslasten van het gebouw) uit activiteiten en sponsoring te kunnen bekostigen. Bij de haalbaarheid van deze exploitatiebegroting kunnen vanwege de hoge verwachtingen cq. aannames op het gebied van sponsoring, bezoekersaantallen en inzet van vrijwillig personeel echter vraagtekens geplaatst worden. Alles tezamen genomen is aan gemeentelijke kant de conclusie getrokken dat het spoor van een eigen Industriemuseumgebouw voor de stichting met een museale presentatie en productielijnen nauwelijks haalbaar is. Aan de stichting Industriemuseum is de vraag voorgelegd of zij als denktank zou willen functioneren, juist vanwege de grote betrokkenheid bij dit onderwerp, om educatieve industrieel-historische projecten van Museum Jan Cunen te steunen. Het bestuur vond dit echter te ver weg liggen van de eigen plannen en gaat hierin (vooralsnog) niet mee. De gesprekken met de initiatiefgroep voor het Industriemuseum zijn op grond van het voorgaande dan ook besloten met de conclusie dat de initiatiefgroep op eigen wijze zal voortgaan met het nastreven van de eigen doelstellingen, dat de gemeente en museum Jan Cunen open blijven staan voor informatie over het project en daarover contact willen blijven houden en dat museum Jan Cunen met de ‘Peperstraat’ naar haar inzichten in educatie en historie, passend bij de mogelijkheden en programmering, aandacht zal besteden aan het industriële verleden van Oss. 6. de situatie van museum Jan Cunen Zoals hiervoor genoemd is museum Jan Cunen volledig een verantwoordelijkheid van de gemeente. De SWOT-analyse die van de musea is opgesteld om een helder zicht te krijgen op de instellingen kunnen door de instellingen zelf gebruikt worden voor het bepalen van de eigen koers. Gezien het primaat van de verantwoordelijkheid voor de eigen instellingen zullen wij de SWOTS van de privé-musea niet verder uitwerken in beleidsvoornemens. Wat betreft museum Jan Cunen is de SWOT aanleiding om een aantal knelpunten duidelijk naar voren te brengen en daar een standpunt over in te nemen. 6.1. huisvesting Tijdens de renovatie- en restauratiewerkzaamheden van museum Jan Cunen, onder auspiciën van de Rijksdienst voor Monumentenzorg in het voorjaar van 2006, kwam duidelijk naar voren dat de monumentale status van het gebouw in een aantal opzichten moeilijk te combineren is met de museale activiteiten. Voor het behoud van het gebouw kan het wenselijk zijn om beperkingen in het gebruik in te stellen. De villa is niet gebouwd op grote aantallen bezoekers en het lijdt daar onder. Ook kunstwerken belasten de vloeren vaak zeer zwaar.
10
Beperking van activiteiten, soorten exposities en bezoekersaantallen zijn uiteraard nadelig voor het functioneren als museum. De vraag dringt zich hiermee op of het huidige pand nog wel geschikt is als museum. Afgezien van de eventuele op te leggen beperkingen van activiteiten en bezoekersaantallen zijn er nog een aantal andere nadelen van de huidige locatie te noemen. Het museum beschikt over een te krappe depotruimte onder het gemeentehuis en niet over een inpandige depotruimte. Vanwege de veelvuldige transportbewegingen zijn collectiewisselingen daarom risicovol, arbeidsintensief en duur. De oorspronkelijke, representatieve hoofdingang kan vanwege klimaatverstoringen niet meer gebruikt worden, alleen de onopvallende en kleine personeelsingang aan de zijkant. Het pand kent vanwege zijn zeer specifieke architectuur relatief veel verkeersruimte en dientengevolge relatief weinig effectieve ‘ hangruimte’, hetgeen de combinatie van collectiepresentaties en wisseltentoonstellingen van enige substantiële omvang bemoeilijkt. Zo kan de ‘ trouwzaal’ als gevolg van de renovatie niet of nauwelijks meer als expositieruimte worden gebruikt. Verder is de bereikbaarheid per auto van het museum moeilijk en is er nauwelijks parkeerplek aanwezig bij het museum. Wij willen daarom graag onderzoeken hoe wij het museum in zijn functioneren kunnen versterken. Om de toegenomen bezoekersaantallen te kunnen verwerken en de museale mogelijkheden te bevorderen is in het kader van deze beleidsvisie het moment aangebroken om nader te bezinnen op de huisvestingsproblematiek. Daarbij kan gedacht worden aan een geheel andere locatie van het museum in Oss, Deze optie willen wij in 2007 in een ontwerpstudie, inclusief financiële gevolgen, uitgewerkt zien. 6.2. entreeheffing Museum Jan Cunen kent gratis entree vanuit de opvatting dat de inwoners van de gemeente zelf het museum bekostigen en dan ook vrij toegang dienen te hebben, tevens vanuit de inhoudelijke opvatting dat het museum zo laag mogelijke drempels hoort te hebben. Beide opvattingen zijn zeer plausibel. Toch levert de vrije entree het museum ook bepaalde nadelen in zijn functioneren op. Zo is het bij sponsor- en subsidiewerving voor tijdelijke tentoonstellingen vaak een lastig punt dat op een tentoonstelling geen eigen inkomsten ingebracht kunnen worden. Sponsoring vraagt immers meestal ook een eigen inspanning/inbreng. Wij denken dat de formule ‘entreegeld voor bepaalde, kostbare wisseltentoonstellingen’ (bijvoorbeeld voor de prestigieuze negentiende-eeuwse tentoonstellingen die een breed publiek trekken, afkomstig uit heel Nederland, maar die in principe meer dan een jaarbudget kosten) voor het museum Jan Cunen een goede optie is die geen afbreuk doet aan het principe van de laagdrempelige toegang van het museum. Voor inwoners van de gemeente Oss willen wij hier een uitzondering maken, die blijven voor alle exposities gratis toegang houden. Voor de overige collectiepresentaties en tentoonstellingen van hedendaagse kunst, waarbij de drempel ‘ van nature’ al wat hoger is, wordt de vrije entree gehandhaafd.
11
Wij stellen voor dat het museum met de eerstvolgende expositie 19e eeuwse kunst met entreeheffing begint, met genoemde uitzondering voor inwoners van de gemeente Oss. Vervolgens wordt geëvalueerd hoe de bezoekers hier op gereageerd hebben, wat de opbrengsten zijn, in hoeverre entreeheffing de bezoekersaantallen beïnvloed heeft en of dit systeem het museum gemakkelijker heeft gemaakt dergelijke exposities te organiseren (medewerking van andere musea, sponsorwerving). 6.3. erfgoedhuis/geschiedenisschool Peperstraat De verbouwing van het pand De Drie Koningen aan de Peperstraat in Oss is in 2006 in gang gezet en nagenoeg voltooid. Hier komt het depot met archiefmateriaal van de gemeente Oss dat met name ingezet zal worden voor onderzoek en cultuurhistorisch-educatieve doeleinden. De ‘Peperstraat’ valt onder museum Jan Cunen. In 2007 zal de Peperstraat operationeel worden, dat wil zeggen medewerkers aangetrokken, gebouw ingericht, depot bruikbaar. Zoals eerder vermeld staat zal museum Jan Cunen dan ook beginnen met het uitwerken van het plan voor de zogenaamde ‘geschiedenisschool’. Dat wil zeggen een voorziening voor historisch-educatieve activiteiten voor het voortgezet onderwijs. Op grond van het belang voor de scholen van deze voorziening voor de inhoud van het eigen onderwijs zal in beeld gebracht worden of de scholen aan dit concept structureel willen bijdragen, een belangrijke en ons inziens redelijke voorwaarde om het concept te kunnen realiseren. In de loop van 2007 verwachten we hiervoor een plan/projectvoorstel vanuit museum Jan Cunen. De Peperstraat zal zich ontwikkelen tot een kleinschalig lokaal/regionaal historisch centrum, waar niet alleen onderzoek zal plaatsvinden door individuele bezoekers en schoolgroepen, maar waar ook debatten en lezingen en historische presentaties zullen worden gerealiseerd. Een van de eerste speerpunten zal de industriële geschiedenis van Oss zijn, die in samenwerking met het voortgezet onderwijs in educatieve projecten zal worden uitgewerkt. De realisatie van het erfgoedhuis aan de Peperstraat maakt het mogelijk dat Museum Jan Cunen meer aandacht zal schenken aan de regionale geschiedenis. Gezien de aard en geringe omvang van de collectie streekgeschiedenis van Museum Jan Cunen (die ondergebracht wordt in het Erfgoedhuis) moet daarbij niet gedacht worden aan grootschalige objectopstellingen, maar eerder aan kleine, documentaire presentaties. 7. Gemeentelijke standpunten Ravenstein is en Megen was door particulieren opgericht, de eerste verantwoordelijkheid voor deze instellingen ligt dan ook bij de initiatiefnemers, zoals zij ook de beslissingsbevoegdheid hebben voor het beëindigen van de activiteit. De gemeente heeft daar geen zeggenschap over of verantwoordelijkheid in. Wij willen daar ook niet in treden op grond van het gegeven dat wij als
12
gemeente, reeds een naar omvang zeer breed pakket aan culturele voorzieningen dragen, inclusief museum en dat op dit gebied een toereikende inspanning achten. Een gevolg hiervan is dat wij als gemeente dan ook niet zullen overgaan tot het verstrekken van exploitatiesubsidies aan particuliere musea daar de gemeente dan toch medeverantwoordelijkheid gaat dragen voor de continuïteit van deze initiatieven. Hiermee wordt ook voorkomen dat de gemeentelijke middelen versnipperd raken over (tal van) museale initiatieven, met het risico dat zij daardoor alle onvoldoende niveau kunnen behalen. Vanuit gemeentelijk standpunt hebben wij zeker oog voor de positieve kanten van de particuliere museale initiatieven. Naast hun eigen culturele waarde kunnen zij een maatschappelijk belang hebben, met name als versterking van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden. Een museum vergroot de aantrekkingskracht van een kern op bezoekers en draagt op deze wijze bij aan de levendigheid en leefbaarheid van de betreffende kern. Op grond van dit brede maatschappelijk belang is het ons inziens verantwoord dat de gemeente er aan bijdraagt dat een verantwoord particulier museaal initiatief goed onder de aandacht komt van potentiële bezoekers en activiteiten kan ontwikkelen. Een bijdrage/subsidie in de publiciteitskosten van een particulier museum kan hier een steun in zijn evenals een bijdrage in de (verzekerings)kosten van exposities. De gemeente heeft de particuliere museale initiatieven van Megen en Ravenstein eenmalig steun verleend in de oprichtings- en aanloopkosten, met het oog op de waarde voor toerisme en recreatie en leefbaarheid van de kernen. Het tot nu toe gevoerde beleid ten aanzien van de huidige museale initiatieven vinden wij goed hanteerbare uitgangspunten opleveren voor de beoordeling van een mogelijke gemeentelijke bijdrage als zich nieuwe museale initiatieven van voldoende gewicht voordoen (inhoudelijk, organisatorisch, financieel) namelijk: een eenmalige bijdrage in de oprichtings/inrichtingskosten en een structurele bijdrage in publiciteits- en expositiekosten. 8. slotconclusies en aanbevelingen In deze nota musea in de gemeente Oss hebben wij de uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid gedefinieerd op dit gebied. Wij hebben geconstateerd dat de gemeente Oss naar haar omvang een uitgebreid pakket culturele voorzieningen heeft, inclusief een volledig door de gemeente gedragen museum en dat een uitbreiding met meer musea vanuit gemeentelijk oogpunt particulier initiatief is/blijft. Zeker staan wij positief tegenover de ontstane particuliere museale initiatieven omdat zij van belang zijn voor de bevordering van (cultuur)toerisme en recreatie in de kleine kernen, waarmee zij bijdragen aan de leefbaarheid van deze kernen. Op die grond zijn wij in principe bereid deze en toekomstige gedegen initiatieven te ondersteunen in hun eenmalige opstartkosten en structureel in de publiciteits- en verzekeringskosten.
13
Aanbevelingen: 1.
Beleid museum Jan Cunen t.a.v. expositie 19e eeuwse, moderne en hedendaagse kunst voortzetten
2.
Verder inzetten op educatieve activiteiten door museum Jan Cunen
3.
Verder ontwikkelen van de Geschiedenisschool
4.
Operationeel maken erfgoedhuis Peperstraat in 2007
5.
Handhaving huidige positie museum Jan Cunen binnen het gemeentelijke apparaat
6.
Actualiseren beleidsnotitie museum Jan Cunen in 2007
7.
Onderzoek naar huisvesting Museum Jan Cunen in 2007
8.
Beperkte entreeheffing bij wisseltentoonstellingen wordt mogelijk, met uitzondering voor
inwoners van de gemeente Oss 9.
Geen exploitatiesubsidie of overname particuliere musea initiatieven
10.
Structurele bijdrage particuliere musea initiatieven voor publiciteitskosten
11.
Geen medewerking (overname huisvestingslasten) initiatief industriemuseum Oss
14
Bijlage 1: SWOT-analyse museum Jan Cunen (Sterkte-zwaktedeel) Bestuur en management Sterk
Zwak • positionering in de gemeentelijke
• museuminhoudelijke deskundigheid
organisatie
• contacten in museale wereld
• samenwerking op lokaal niveau
• samenwerking op provinciaal, landelijk en
• positionering in lokale culturele
internationaal niveau
infrastructuur
• professionele adviescommissie
Beleid Sterk
Zwak
• museaal-inhoudelijke ontwikkeling
• contacten in het cultuurhistorische veld
• landelijke voorloper op het gebied van educatie en publieksbereik
Collectie Sterk
Zwak
• collectie 19 eeuwse schilderkunst
• collectie streekhistorie
• presentatiegerichte aankopen en
• kennis van de collectie streekgeschiedenis
e
opdrachten hedendaagse kunst
Programma Sterk • variëteit • educatieve inbedding van alle activiteiten • tentoonstellingen 19e eeuwse schilderkunst • tentoonstellingen hedendaagse kunst • drukwerk/catalogi
Zwak • projectmanagement exposities en activiteiten • structureel budget voor presentaties en activiteiten • presentatie (cultuur)historische collectie
15
Publiek Sterk
Zwak
• samenwerking met het onderwijs
• budget marketing en pr
• sterk stijgende bezoekersaantallen
• publieksfaciliteiten
• deelname Museummonitor
Communicatie Sterk
Zwak
• communicatie met museumveld en -
• communicatie met culturele instellingen in
fondsen
Oss
• met het onderwijs • met lokale, regionale en landelijke media
Samenwerking/netwerken Sterk
Zwak
• netwerk in museumveld en –fondsen
• contacten met toeristische branche
• onderwijs
• netwerken met lokale en regionale culturele instellingen
• kunstenaars
• netwerken met lokaal bedrijfsleven
• verzamelaars
Imago Sterk
Zwak
• landelijke uitstraling in het museumveld
• zichtbaarheid voor bedrijfsleven
• bij lokale, provinciale en landelijke media
• zichtbaarheid voor gemeentelijke
• idem bij hogere overheid en fondsen
organisatie
• goede naam bij het onderwijs
Personeel en organisatie Sterk
Zwak
• inhoudelijke kwaliteit museumstaf
• structurele personele capaciteit
• sterke professionele groei van de
• structurele taken worden verricht op basis
organisatie
van inhuurbudget • weekendbezetting
16
Financiën Sterk
Zwak
• fondsenwerving
• eigen inkomsten (geen entree)
• grote output met relatief bescheiden
• te weinig sponsors
structurele middelen
• relatief veel tijdelijke externe financiering (waaronder rijkssubsidie)
Huisvesting Sterk
Zwak
• centrale ligging in Oss
• geen representatieve entree
• rijksmonument
• (te klein) depot op dislocatie
• stijlvolle fabrikantenvilla
• geen laad- en losruimte, geen parkeerruimte • het gebouw is door monumentale status en onhandige indeling niet optimaal geschikt voor de museale taken
17
Bijlage 2: SWOT analyse museum voor Vlakglas- en Emaillekunst in Ravenstein (Sterkte-zwaktedeel) Bestuur en management Sterk
Zwak
• Zakelijk deskundig
• museuminhoudelijke deskundigheid
• Origineel basisplan
• inzicht in vakinhoudelijke, technische en
• Betrokken op verbetering toeristische en
financiële gevolgen van het oprichten en instandhouden van een museum
recreatieve mogelijkheden van Ravenstein
• risico voor continuïteit daar het bestuur
• vanuit deze invalshoek zijn de bestuursleden ook initiatiefnemers en
van het museum en het eigendom van
bestuurders van het Toeristisch
het gebouw bij dezelfde personen
Informatiecentrum Ravenstein, stichting
berusten
Maasmeanders en lid van de regio-VVV • Mobilisatie van vrijwilligers
Beleid Sterk
Zwak
• duidelijk presentatiethema
• vraagstuk van continuïteit
• uitstekende inbedding in de toeristische mogelijkheden van Ravenstein
Collectie Sterk
Zwak
• specifieke collectie vlakglas- en emaillekunst • spreekt doelgroep van gemiddeld hogere leeftijd aan, de grootste museale doelgroep
18
Programma Sterk
Zwak
• duidelijk gekoppeld aan de specifieke
• voornamelijk interessant voor volwassenen
collectie • aantrekkelijke arrangementen (combinaties van stadsbezoek, workshop, lezing, lunch, enz.) en projecten met Museum voor Religieuze Kunst in Uden, scholen • aantrekkelijk voor de karakteristieke museumbezoeker (vaak ouderen)
Publiek Sterk
Zwak
• enthousiaste publieksbegeleiding • bezoekersaantallen overeenkomstig prognose
Communicatie Sterk
Zwak
• lokale inbedding
• budget marketing en pr
• sterke promotie (middels free publicity) onder doelgroepen
Samenwerking/netwerken Sterk
Zwak
• samenwerking met specifiek verwante instellingen in Duitsland
• relatie met de andere musea in de gemeente
• ingebed in het TIR (Toeristisch Informatiecentrum Ravenstein) • lokale omroep • stichting Werkgroep Cultuur Ravenstein • ruimte voor cursussen van Muzelinck • cursussen Volksuniversiteit, Buitenschoolse Net
19
• relatie met glazeniers en emailleurs • activiteiten met Museum voor Religieuze Kunst Uden en Noord-Brabants museum
Imago Sterk
Zwak
• goed gevonden niche
Personeel en organisatie Sterk
Zwak
• improvisatietalent
• alleen vrijwilligers
• gedrevenheid van bestuur
• museale deskundigheid
• vele vrijwillig medewerkers • deskundige adviseurs vanuit glazenier- en emailleur-organisaties
Financiën Sterk
Zwak
• werving bij verschillende fondsen
• inkomsten in verhouding tot de kosten
• eigenaren/oprichters dragen de
• kosten exposities
aanloopverliezen
huisvesting Sterk • centrale ligging in Ravenstein • representatief gebouw
zwak • gebruiksvergunning vergt in 2006 kostbare aanpassingen
• doelmatige en verzorgde expositieruimten
20
Bijlage 3: SWOT-analyse museum Het Oude Raadhuis Megen Deze bijlage over het museum Het Oude Raadhuis is overgenomen uit de concept-versie van de nota, zoals besproken met de museumbesturen, om zicht te bieden op hoe de situatie van het museum in beeld gekomen was. ‘De museumstichting Het Oude Raadhuis is begonnen met het kerndoel behoud, beheer en presentatie van het werk van lokaal kunstenaar Henk van Gisteren. Al spoedig verbreedde het museum de presentaties met postexpressionistische kunst van na 1940 en andere kunstdisciplines. Naast de eigen collectie bezit het museum een aantal tekeningen van Kiek Halewijn (betreffen zijn mobilisatietijd in Megen in 1939 ), aangevuld met ca. 100 andere tekeningen en kunstwerken van deze kunstenaar. Een bruikleen van werken uit de Bergense School is recentelijk verworven. Halewijn was leerling van enkele bekende kunstenaars uit deze school. Binnen het voormalig raadhuis van Megen, nu woonhuis, zijn enkele ruimten beschikbaar gesteld voor het museum door de eigenaar van het pand. Het bestuur van de stichting bestaat uit 7 personen, waaronder de eigenaren van het gebouw en de heer Van Gisteren. Het museum zelf bestaat uit een bescheiden ruimte op de begane grond binnen het voormalig raadhuis. Daaraan grenst het depot (voormalige kluis van de gemeente). De voormalige raadzaal op de eerste verdieping wordt beperkt ingezet voor het tentoonstellen van kunstwerken daar deze ruimte ook gebruikt wordt voor vergaderingen van de dorpsraad en voor huwelijkssluitingen. De overige ruimten van het pand zijn in particulier gebruik. De museale ruimten en de privé ruimten zijn niet van elkaar gescheiden. Op zondag en maandag is het voor publiek open (entree € 2,-) en bij speciale gelegenheden. Het museum ontvangt jaarlijks ca. 2500-3000 bezoekers. Het museum is geregistreerd als erkend museum. Het museum heeft in totaal fl. 7.130,- (guldens) subsidie ontvangen als bijdrage in de inrichtingskosten. In de huisvestingssituatie van het museum is sinds begin 2006 een grote verandering tot stand gekomen. Bestuurslid en kunstenaar Henk van Gisteren heeft (begin 2006) de voormalige Rabo-bank in Megen gekocht. Een deel van het pand gebruikt hij als woonruimte, het aan de straat gelegen deel als (toekomstige) expositieruimte en depot. Na zijn overlijden zal het gebouw aan de museumstichting vervallen zodat deze dan voortaan over een eigen gebouw zal beschikken. Vanwege de hoge kosten voor de herinrichting van het bankgebouwtje pakt het bestuur dit gefaseerd aan. De museale activiteiten blijven voorlopig in het Oude Raadhuis plaatsvinden. Maar nevenactiviteiten als lezingen en concerten zullen langzamerhand in het nieuwe gebouw gaan gebeuren, om de bezoekers geleidelijk aan vertrouwd te maken met de nieuwe locatie. Over enige tijd zullen ook de tentoonstellingen in het bankgebouw gaan plaatsvinden. Met dit pand kunnen de huisvestingsproblemen afdoende opgelost worden. De overige vraagstukken ten aanzien van de verhouding tussen kosten en inkomsten (en daarmee de continuïteit) zullen blijven.’ Kansen 1. het huidige museum biedt een toeristisch-cultureel attractiepunt in de historische kern van Megen; 2. het huidige museum biedt een slecht-weer-attractiepunt in Megen; 3. Megen kent verschillende kunstenaars, galeries en horeca-gelegenheden, met hen samen liggen er mogelijkheden om Megen sterker toeristisch te profileren als cultureel stadje aan de Maas; 4. er liggen mogelijkheden om zich (toeristisch) te profileren in samenwerking met de andere musea/passende organisaties in de gemeente.
21
Bedreigingen 1. ook met een nieuw (en op termijn eigen) gebouw blijft het vraagstuk van de continuïteit van het museum bestaan, de museumstichting is particulier initiatief met beperkte inkomstenbronnen; 2. De inkomsten uit het museum staan niet in verhouding tot de lasten die aan museumactiviteiten en gebouw verbonden zijn. 3. het nieuwe museumgebouw ligt buiten het centrum van Megen, wat nadelig kan uitpakken voor spontaan bezoek. Sterkte-zwaktedeel Bestuur en management Sterk
Zwak
• Zakelijk deskundig
• risico voor financiële continuïteit
• museuminhoudelijke deskundigheid • geregistreerd museum
Beleid Sterk
Zwak
• consequente gerichtheid op collectie
• positionering in lokale culturele infrastructuur (ondanks inspanningen tot samenwerking met andere partijen)
Collectie Sterk
Zwak
• specifieke collectie, Henk van Gisteren
• beperktheid
• verbreding met accent op werken van de Bergense School
Programma Sterk
Zwak • beperkte basis
• duidelijk gekoppeld aan de specifieke collectie • afwisselende gerichtheid op regionale kunst en kunst die landelijk in de aandacht staat
Publiek Sterk • enthousiaste publieksbegeleiding
Zwak • beperkte openingstijden
22
• komt van regio en landelijk Communicatie Sterk
Zwak
• bestand van specifiek geïnteresseerden
• beperkte pr (budget)
Samenwerking/netwerken Sterk
Zwak
• sluit aan bij plaatselijke activiteiten
• structurele samenwerking met lokale culturele netwerken en instellingen
• banden met aantal andere musea en galerieën
Imago Sterk
Zwak
• eigenzinnig
• eigen bolwerk
Personeel en organisatie Sterk
Zwak
• gedrevenheid van bestuur en vrijwilligers
• alleen vrijwilligers
Financiën Sterk
Zwak
• eigenaren gebouw, tevens bestuursleden, zijn bereid verliezen te dragen
• inkomsten in verhouding tot de kosten • dekking kosten exposities • dekking kosten conservering
huisvesting Sterk • centrale ligging in Megen • representatief gebouw
zwak • publieksruimten en privé-ruimten niet gescheiden • beperkte tentoonstellingsruimte, bovendien verdeeld over beneden- en bovenverdieping (zonder lift) • te klein depot
In de huisvesting van het museum is sinds begin 2006 een grote verandering tot stand gekomen . Bestuurslid en kunstenaar Henk van Gisteren heeft (begin 2006) de voormalige Rabo-bank in Megen gekocht. Een deel van het pand gebruikt hij als woonruimte, het aan de straat gelegen deel als (toekomstige) expositieruimte. Na zijn
23
overlijden zal het gebouw aan de museumstichting vervallen. In dit voormalig bankgebouw (van eenlaag is voldoende depotruimte en expositieruimte. Als museale ruimte is dit gebouw zeer geschikt. Het heeft wel het nadeel dat het buiten de kern van Megen ligt , wat een spontaan aanlopen van bezoekers van het stadje moeilijker zal maken. Mensen moeten in het stadje nadrukkelijk attent gemaakt worden op deze nieuwe locatie als deze gereed is voor publiek. Vanwege de hoge aanloopkosten voor de herinrichting van het bankgebouwtje pakt het bestuur dit gefaseerd aan. De museale activiteiten blijven voorlopig in het Oude Raadhuis plaatsvinden. Maar nevenactiviteiten als lezingen en concerten zullen langzamerhand in het nieuwe gebouw gaan gebeuren, om de bezoekers geleidelijk aan vertrouwd te maken met de nieuwe locatie. Over enige tijd zullen ook de tentoonstellingen in het bankgebouw gaan plaatsvinden. Op termijn is het de bedoeling alle museale activiteiten hierheen over te brengen. Met dit pand kunnen de huisvestingsproblemen afdoende opgelost worden. De overige vraagstukken ten aanzien van de verhouding tussen kosten en inkomsten (en daarmee de continuïteit) zullen blijven. De gunstige ligging in het toeristisch aantrekkelijke centrum gaat wel achteruit met het nieuwe gebouw. Het zal meer inspanning vergen om de bezoekers van het stadje te verleiden tot een spontaan bezoek.
24