ZAAL Z
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in Antwerpen en daarbuiten.
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2017 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be Koningin Fabiolazaal De Modernen. Uitverkoren nog tot en met 03/01/2016 Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen www.kmska.be
Inlichtingen
Museum Rockoxhuis Het Gulden Cabinet. Koninklijk Museum bij Rockox te gast tot 02/07/2017 Focusexpo Power Flower. Bloemstillevens in de Nederlanden nog tot en met 27/03/2016 Keizerstraat 12, 2000 Antwerpen www.rockoxhuis.be
Correspondentie
Atelierflat Jozef Peeters De Gerlachekaai 8, 2000 Antwerpen Bezoek na reservering via www.kmska.be Lier Stedelijk Museum Sint³. Macht der gewoonte. Jimmy Kets in Bruegelland nog tot 06/03/2016 Florent Van Cauwenberghstraat 14, 2500 Lier www.bruegelland.be
Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en woensdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of
[email protected]
Drogenbos FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot eind 2017 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org
KMSKA geniet de steun van
T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected] Bibliotheek & Archief Bezoek na afspraak Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of
[email protected]
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected]
ZAAL Z – 2015-2016 15
52
4
KWESTIE VAN
16
INVENTARISNUMMER
GESPREK
20
INTERNATIONAAL
13 Joris Snaet
28
GESPREK
34
MISSING LINK
6
14
Farida Barki Filip Vermeylen
aanwinst
Tekening van Ensor
Abraham Janssens, ‘Scaldis en Antverpia’ Restauratrice Karen Bonne in Getty Huistekenaar Joris Snaet Ropsmuseum wil... Rops
JG 4 / NR 15 / DEC 15 - FEB 16 driemaandelijks tijdschrift KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
38
TWEELUIK
42
AANBEVOLEN
46
de vrienden
50
OP DE COVER
Kunst in beweging Francesca Vanthielen Kris Vinckier ‘De dans’ van Melotti
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. Zaal Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op
[email protected] Zaal Z is een uitgave van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december.
2
51
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
Jaargang 4 nummer 15 Verantwoordelijke uitgever Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111113 bus 100, 2018 Antwerpen
‘Bereik je als museum geen breder publiek met teksten die helder, geestig en aantrekkelijk zijn?’
‘Ik kreeg onlangs op een congres van Christie’s in New York de vraag: do we still need art historians? De markt bepaalt toch wat kwaliteit en wat waardevol is?’ Filip Vermeylen » p. 6-12
Redactie Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck , Elise Gacoms, Vik Leyten, Wenke Mast, Nanny Schrijvers, Naomi Vandenbroeck, Véronique Van Passel Coördinatie Véronique Van Passel Eindredactie Patrick De Rynck
‘Abraham Janssens wilde de gezanten op een positieve manier overtuigen van de kracht van de stroom.’ Nanny Schrijvers » p. 16-19
Farida Barki » p. 4-5
LEES en zie IN DIT NUMMER ‘De nieuwverworven tekening behoort tot de meest vernieuwende van de meester.’ Herwig Todts » p. 14-15
Werkten mee aan dit nummer Werkten mee aan dit nummer: Karen Bonne is medewerker Behoud en Beheer, Véronique Carpiaux is directeur van het Félicien Ropsmuseum, Leen de Jong is oud-conservator KMSKA, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Vik Leyten is hoofd Marketing, Communicatie, Educatie, Wenke Mast is medewerker Marketing, Communicatie en Educatie, Nanny Schrijvers is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Joris Snaet is cartoonist en bouwhistoricus, Véronique Van Passel is medewerker Marketing, Communicatie en Educatie, Francesca Vanthielen is actrice, presentatrice en medewerker bij Ballet Vlaanderen, Kris Vinckier is Commercial Director bij VIVIUM, Jesse Willems is fotograaf.
Foto’s Archief KMSKA: p. 2, 3, 14, 19, 36 Karen Bonne: p. 3, 21, 22, 27 Calder Foundation, New York / DACS, London 2015: p. 38 Filip Dujardin: p. 44 Gallery Sofie Van de Velde: p. 45 Wim Hendrix: p. 2, 9 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 3, 16-17, 24, 25, 37, 38, 39, 40, 41 Blanche Schoesetters: p. 47 Luc Schrobiltgen: p. 34 Joris Snaet: p. 3, 13, 30, 31, 32, 33 Rob Stevens / Campuskrant KU Leuven: p. 29 Filip Vermeylen: p. 10 VTM: p. 42 Jesse Willems: p. 2, 3, 5, 48 Op sommige beelden kunnen aanvullende auteursrechten gelden © SABAM Belgium. Grafisch ontwerp Linde Desmet en Marie Sledsens Druk Albe De Coker Papier Cover en binnenwerk: Perigord matt Condat Lettertypes Din Schrift, Memphis Oplage 4700 ex. ISSN ISSN 2294-0316
ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO 2 neutrale drukkerij. Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden. Om opgenomen te worden in ons adressenbestand of om uw abonnement op te zeggen kunt u uw gegevens telefonisch doorgeven op T 32 (0)3 224 95 61 of via
[email protected]
‘Mijn opleiding tot kunsthistoricus heeft van mij een betere tekenaar gemaakt.’ Joris Snaet » p. 28-33
‘Mijn vier maanden in het Getty Museum zijn uitzonderlijk: het schilderij van Ensor waar ik aan werk, is dan ook groot.’
‘Kunstenaars laten ons geloven dat er leven zit in hun objecten. Dat ze bewegen, soms zelfs met veel vaart.’
‘Ik vind het fantastisch hoe het KMSKA werkt aan zijn visibiliteit tijdens de sluiting.’ Kris Vinckier » p. 46-49
Nanny Schrijvers » p. 38-41
Karen Bonne » p. 20-27
‘De werken uit het KMSKA zouden een meerwaarde betekenen voor onze afdeling “Rops als schilder”’
‘Melotti’s beelden van metaal horen thuis in een traditie die reikt van Paul Klee tot de arte povera.’
Véronique Carpiaux » p. 34-37
Leen de Jong » p. 50
‘Dansers zijn voor mij instantkunstenaars, zoals koks dat ook zijn.’ Francesca Vanthielen » p. 42-45
FARIDA BARKI 4 KWESTIE VAN
ZAAL Z opent met een prangende museumkwestie. In dit nummer: zijn teksten die we in kunstmusea te lezen krijgen te moeilijk? Farida Barki van Wablieft antwoordt.
Gesprek door Patrick De Rynck Foto Jesse Willems
HET JAN HOETSYNDROOM
‘Ik heb niet elk kunstmuseum in Vlaanderen en Brussel afgeschuimd, maar ik heb de indruk dat kunstmusea het moeilijk hebben met hun teksten. Dat ze zich wel eens verliezen in alle informatie die ze kwijt willen. Dat leidt tot wollige, breedsprakige en te abstracte teksten, waarbij je je afvraagt: wat bedoelen ze eigenlijk? Ik noem dat het Jan Hoet-syndroom.’
Farida Barki werkt als redactrice en trainer bij de vzw Wablieft. Die begon in 1985 met het uitgeven van een krant(je) en groeide uit tot een Centrum voor Duidelijke Taal. Dat publiceert wekelijks de Wablieftkrant, geeft tekstadvies en -training en publiceert boeken in duidelijke taal.
‘Ongetwijfeld charmeert dat een aantal bezoekers en voor mij is het geen probleem dat je je richt tot hoogopgeleide, blanke mensen met voorkennis. Maar wie sluit je dan allemaal uit? Bereik je geen breder publiek met teksten die helder, geestig en aantrekkelijk zijn? Het belangrijkste is dat je er als museum over nadenkt. Dat je je afvraagt: wie is hierin geïnteresseerd? Vertrek niet alleen van je eigen aanbod, maar van de bezoeker.’ ‘Concreet gaat het vaak om lange zinsconstructies en abstracte woorden, met geboorte- en sterfdata tussen haakjes, veel komma’s, onderschikking... Neem het woord “impressionist”. Dat moet je duiden. Of een zinnetje als: “Correspondentie verliep in de oorlog heel moeizaam.” Waarom schrijf je niet: “Het duurde in de oorlog soms maanden voor je een brief kreeg…”? Dat is herkenbaarder. Maak abstracte dingen concreet, stel vragen, spreek mensen aan. Betrek ze bij wat je wil zeggen: “Zie je hier hoe...?” Nieuw is dat niet. Maar soms vergeten we het.’
5
‘Dit is geen typische museumziekte. Ik zie het in onze opleidingen: organisaties vertrekken vanuit zichzelf en te weinig van de bezoeker, de lezer… De omslag vergt tijd. Het gekke is: als je mensen vraagt om iets mondeling uit te leggen, komt het er vaak vlot en eenvoudig uit. Maar als ze het opschrijven, trekken ze een ander register open. Alsof ze superintelligent willen overkomen.’ ‘Ik geef graag de raad: beeld je een gast van 14 jaar in uit het beroepsonderwijs én een oudere leraar Nederlands. Probeer voor de twee te schrijven. De 14-jarige moet het begrijpen, de leraar mag zich niet verkleuterd voelen. Werk met een testpubliek, werk samen met de leraar Nederlands of esthetica van een school. Laat hen de leerlingen je teksten voorleggen. Ze vinden dat een leuke oefening.’ ‘Cijfers heb ik niet, maar heldere museumteksten, die mensen betrekken bij wat ze zien, dat leeft. Ik pik die geluiden op. Het museum Red Star Line doet het op dat vlak erg goed. Zij kregen in 2014 onze Wablieft-prijs.’ www.wablieft.be
FARIDA BARKI 4 KWESTIE VAN
ZAAL Z opent met een prangende museumkwestie. In dit nummer: zijn teksten die we in kunstmusea te lezen krijgen te moeilijk? Farida Barki van Wablieft antwoordt.
Gesprek door Patrick De Rynck Foto Jesse Willems
HET JAN HOETSYNDROOM
‘Ik heb niet elk kunstmuseum in Vlaanderen en Brussel afgeschuimd, maar ik heb de indruk dat kunstmusea het moeilijk hebben met hun teksten. Dat ze zich wel eens verliezen in alle informatie die ze kwijt willen. Dat leidt tot wollige, breedsprakige en te abstracte teksten, waarbij je je afvraagt: wat bedoelen ze eigenlijk? Ik noem dat het Jan Hoet-syndroom.’
Farida Barki werkt als redactrice en trainer bij de vzw Wablieft. Die begon in 1985 met het uitgeven van een krant(je) en groeide uit tot een Centrum voor Duidelijke Taal. Dat publiceert wekelijks de Wablieftkrant, geeft tekstadvies en -training en publiceert boeken in duidelijke taal.
‘Ongetwijfeld charmeert dat een aantal bezoekers en voor mij is het geen probleem dat je je richt tot hoogopgeleide, blanke mensen met voorkennis. Maar wie sluit je dan allemaal uit? Bereik je geen breder publiek met teksten die helder, geestig en aantrekkelijk zijn? Het belangrijkste is dat je er als museum over nadenkt. Dat je je afvraagt: wie is hierin geïnteresseerd? Vertrek niet alleen van je eigen aanbod, maar van de bezoeker.’ ‘Concreet gaat het vaak om lange zinsconstructies en abstracte woorden, met geboorte- en sterfdata tussen haakjes, veel komma’s, onderschikking... Neem het woord “impressionist”. Dat moet je duiden. Of een zinnetje als: “Correspondentie verliep in de oorlog heel moeizaam.” Waarom schrijf je niet: “Het duurde in de oorlog soms maanden voor je een brief kreeg…”? Dat is herkenbaarder. Maak abstracte dingen concreet, stel vragen, spreek mensen aan. Betrek ze bij wat je wil zeggen: “Zie je hier hoe...?” Nieuw is dat niet. Maar soms vergeten we het.’
5
‘Dit is geen typische museumziekte. Ik zie het in onze opleidingen: organisaties vertrekken vanuit zichzelf en te weinig van de bezoeker, de lezer… De omslag vergt tijd. Het gekke is: als je mensen vraagt om iets mondeling uit te leggen, komt het er vaak vlot en eenvoudig uit. Maar als ze het opschrijven, trekken ze een ander register open. Alsof ze superintelligent willen overkomen.’ ‘Ik geef graag de raad: beeld je een gast van 14 jaar in uit het beroepsonderwijs én een oudere leraar Nederlands. Probeer voor de twee te schrijven. De 14-jarige moet het begrijpen, de leraar mag zich niet verkleuterd voelen. Werk met een testpubliek, werk samen met de leraar Nederlands of esthetica van een school. Laat hen de leerlingen je teksten voorleggen. Ze vinden dat een leuke oefening.’ ‘Cijfers heb ik niet, maar heldere museumteksten, die mensen betrekken bij wat ze zien, dat leeft. Ik pik die geluiden op. Het museum Red Star Line doet het op dat vlak erg goed. Zij kregen in 2014 onze Wablieft-prijs.’ www.wablieft.be
6 GESPREK
Antwerpenaar Filip Vermeylen (1966) leidt aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit het departement Arts & Culture Studies. Zelf noemt de professor of global art markets zich een economisch historicus. Een gesprek over economie in de kunst, musea vandaag en de kunstmarkt.
HANDEL IN VIRTUOSITEIT
Gesprek door Patrick De Rynck
U leidde de jongste jaren een baanbrekend onderzoeksproject over mobiliteit van kunstenaars, kunstwerken en ideeën tussen Noord en Zuid in 1570-1670. De economische context speelde een hoofdrol in dat onderzoek, met bronnen als archieven van veilinghuizen, tolregisters, rekeningen… Dat verbreedt het kunstverhaal.
7
‘Ik ben er rotsvast van overtuigd dat, als je wil weten wat een kunstwerk betekent, je moet weten waar het vandaan komt en wat ermee gebeurd is. Circumstantial evidence. In tolregisters zie je bijvoorbeeld dat er ook in de 17de eeuw nog veel Vlaamse kunst naar de Republiek komt. Dan moet je je afvragen: hoe komt dat? En hoe bepalend was zoiets voor het product, het kunstwerk zelf? Hoe werkte het? Het is moeizaam ploeterwerk en 100% zekerheid bereik je nooit. Je moet ook oppassen dat je niet in determinisme vervalt: alsof de economie volledig bepaalde hoe een kunstwerk eruitzag en hoe een kunstenaar werkte. Dat deed ze niet, maar kunstenaars moesten wel hun brood verdienen en zagen wat er om zich heen gebeurde. Zij maakten keuzes, bijvoorbeeld om zich te specialiseren. Dat is een actief proces dat zich in een context afspeelde: persoonlijke contacten, de stad waarin ze leefden, gevoeligheden...’ Outsourcing
De export uit Antwerpen bleef gigantisch, ook in de 17de eeuw. Het onderzoek toonde dat nu voor het eerst met cijfers aan. Zo stelt u het clichébeeld bij dat het na Rubens’ dood in 1640 afgelopen was.
‘Ik kijk daar met grote ogen naar. Antwerpen bleef ook in die moeilijkere 17de eeuw een fabriek. Van één kunsthandelaar weten we bijvoorbeeld dat hij in ongeveer dertig jaar 12.000 schilderijen uitvoerde – gedocumenteerd, misschien is het dus een topje van de ijsberg – waarvan 4.000 via Spanje naar Zuid-Amerika. Hij stelde zowat honderd schilders te werk voor de export.’ ‘Het werd natuurlijk een ander soort kunstmarkt, waar je misschien niet meer de grote artistieke impulsen had uit de tijd van de grote drie. Maar de Antwerpse markt bleef enorm internationaal vertakt. Men bouwde voort op de reputatie die in de 16de eeuw was opgebouwd. “Antwerpen” bleef een merknaam. Er werd ook goed ingespeeld op de vraag van buitenlandse markten: zo schreef een agent van een Parijse kunsthandelaar dat er geen behoefte meer was aan schilderijen à la Bruegel, maar dat ze minder vulgaire dingen moesten sturen, in Teniersstijl. Dat gebeurde dan ook.’ ‘Het recente doctoraat van Sandra van Ginhoven aan Duke University toont aan dat er veel vraag was naar goedkope waterverfschilderijen op linnen. Op basis van contracten weten we zelfs hoe lang de schilders eraan mochten werken: 2,5 dag. Langer was commercieel niet interessant. Dat werd geoutsourcet naar Mechelen, waar ateliers ze massaal
‘Op basis van contracten weten we hoe lang de schilders mochten werken aan waterverfschilderijen op linnen: 2,5 dag. Langer was commercieel niet interessant.’
6 GESPREK
Antwerpenaar Filip Vermeylen (1966) leidt aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit het departement Arts & Culture Studies. Zelf noemt de professor of global art markets zich een economisch historicus. Een gesprek over economie in de kunst, musea vandaag en de kunstmarkt.
HANDEL IN VIRTUOSITEIT
Gesprek door Patrick De Rynck
U leidde de jongste jaren een baanbrekend onderzoeksproject over mobiliteit van kunstenaars, kunstwerken en ideeën tussen Noord en Zuid in 1570-1670. De economische context speelde een hoofdrol in dat onderzoek, met bronnen als archieven van veilinghuizen, tolregisters, rekeningen… Dat verbreedt het kunstverhaal.
7
‘Ik ben er rotsvast van overtuigd dat, als je wil weten wat een kunstwerk betekent, je moet weten waar het vandaan komt en wat ermee gebeurd is. Circumstantial evidence. In tolregisters zie je bijvoorbeeld dat er ook in de 17de eeuw nog veel Vlaamse kunst naar de Republiek komt. Dan moet je je afvragen: hoe komt dat? En hoe bepalend was zoiets voor het product, het kunstwerk zelf? Hoe werkte het? Het is moeizaam ploeterwerk en 100% zekerheid bereik je nooit. Je moet ook oppassen dat je niet in determinisme vervalt: alsof de economie volledig bepaalde hoe een kunstwerk eruitzag en hoe een kunstenaar werkte. Dat deed ze niet, maar kunstenaars moesten wel hun brood verdienen en zagen wat er om zich heen gebeurde. Zij maakten keuzes, bijvoorbeeld om zich te specialiseren. Dat is een actief proces dat zich in een context afspeelde: persoonlijke contacten, de stad waarin ze leefden, gevoeligheden...’ Outsourcing
De export uit Antwerpen bleef gigantisch, ook in de 17de eeuw. Het onderzoek toonde dat nu voor het eerst met cijfers aan. Zo stelt u het clichébeeld bij dat het na Rubens’ dood in 1640 afgelopen was.
‘Ik kijk daar met grote ogen naar. Antwerpen bleef ook in die moeilijkere 17de eeuw een fabriek. Van één kunsthandelaar weten we bijvoorbeeld dat hij in ongeveer dertig jaar 12.000 schilderijen uitvoerde – gedocumenteerd, misschien is het dus een topje van de ijsberg – waarvan 4.000 via Spanje naar Zuid-Amerika. Hij stelde zowat honderd schilders te werk voor de export.’ ‘Het werd natuurlijk een ander soort kunstmarkt, waar je misschien niet meer de grote artistieke impulsen had uit de tijd van de grote drie. Maar de Antwerpse markt bleef enorm internationaal vertakt. Men bouwde voort op de reputatie die in de 16de eeuw was opgebouwd. “Antwerpen” bleef een merknaam. Er werd ook goed ingespeeld op de vraag van buitenlandse markten: zo schreef een agent van een Parijse kunsthandelaar dat er geen behoefte meer was aan schilderijen à la Bruegel, maar dat ze minder vulgaire dingen moesten sturen, in Teniersstijl. Dat gebeurde dan ook.’ ‘Het recente doctoraat van Sandra van Ginhoven aan Duke University toont aan dat er veel vraag was naar goedkope waterverfschilderijen op linnen. Op basis van contracten weten we zelfs hoe lang de schilders eraan mochten werken: 2,5 dag. Langer was commercieel niet interessant. Dat werd geoutsourcet naar Mechelen, waar ateliers ze massaal
‘Op basis van contracten weten we hoe lang de schilders mochten werken aan waterverfschilderijen op linnen: 2,5 dag. Langer was commercieel niet interessant.’
8
‘Mensen willen de verhalen achter het object horen. Schilderijen zijn niet gemaakt om in musea aan een muur te hangen.’ produceerden, dicht bij de weg naar Antwerpen. Waarom bleef dat tot nu onbekend? Omdat die goedkope spullen vergaan zijn en ze in de kunstgeschiedenis dus buiten beeld bleven. Je moet er archiefonderzoek voor doen en je hebt een equipe van kunsthistorici en economisch historici nodig.’ Senior manager Rubens
Zo’n onderzoek verandert de kijk op de kunstwereld. U vermeldde eerder al dat Jan van Goyen plotseling kleinere schilderijen maakte door een dip in de markt, niet om stilistische redenen. Hoe integreer je als museum die nieuwe verhalen in je werking?
‘Er zijn veel mogelijkheden de dag van vandaag, die nog niet allemaal benut worden. De contrasten tussen musea zijn op dat vlak groot... Dynamische musea, zoals Boijmans Van Beuningen, spreken hun publiek op een heel vernieuwende manier aan, zowel het bestaande als jonge publiek. Mensen willen in musea inderdaad de verhalen achter het object horen, ook de facetten die wij aanbrengen. Het object alleen doet het niet meer. Men wil een persoonlijke ervaring. Noem het experience of edutainment of hoe je ook maar wil. Het is geen toeval dat Reünie in de kathedraal zo goed werkt. Dat is fantastisch gedaan. Zo doe je recht aan de intentionaliteit van een werk, door de context deels weer tot leven te brengen.’ ‘Neem Scaldis en Antverpia van Abraham Janssens uit de KMSKAcollectie (zie p. 16-19). Als je dat verhaal hoort: waarom het werk in 1609 werd gemaakt, en dat Janssens ingetrouwd was in een familie van kunsthandelaars die de relatie tussen economie en kunst goed door hadden in die moeilijke jaren... Als je dat tot leven brengt, krijg je een relevant hedendaags verhaal. Ik geloof in het potentieel van augmented reality: je kijkt op je iPad en je krijgt ontbrekende of vergelijkbare werken te zien, of de oorspronkelijke context, on the spot. Schilderijen zijn nu eenmaal niet gemaakt om in musea aan een muur te hangen.’ ‘Ik denk dat je ook een museumteam meer divers moet maken om vanuit verschillende perspectieven en met nieuwe impulsen te kijken: sociologen, economisch historici, regisseurs, verhalenvertellers… Ook universiteiten moeten hun teams internationaliseren en diversifiëren. In Rotterdam doen we dat.’
Altaarstukken uit de collectie van het KMSKA hangen tijdens de verbouwingswerkzaamheden tijdelijk in Reünie in de Antwerpse kathedraal, zoals de Nood Gods van Quinten Metsijs.
9
8
‘Mensen willen de verhalen achter het object horen. Schilderijen zijn niet gemaakt om in musea aan een muur te hangen.’ produceerden, dicht bij de weg naar Antwerpen. Waarom bleef dat tot nu onbekend? Omdat die goedkope spullen vergaan zijn en ze in de kunstgeschiedenis dus buiten beeld bleven. Je moet er archiefonderzoek voor doen en je hebt een equipe van kunsthistorici en economisch historici nodig.’ Senior manager Rubens
Zo’n onderzoek verandert de kijk op de kunstwereld. U vermeldde eerder al dat Jan van Goyen plotseling kleinere schilderijen maakte door een dip in de markt, niet om stilistische redenen. Hoe integreer je als museum die nieuwe verhalen in je werking?
‘Er zijn veel mogelijkheden de dag van vandaag, die nog niet allemaal benut worden. De contrasten tussen musea zijn op dat vlak groot... Dynamische musea, zoals Boijmans Van Beuningen, spreken hun publiek op een heel vernieuwende manier aan, zowel het bestaande als jonge publiek. Mensen willen in musea inderdaad de verhalen achter het object horen, ook de facetten die wij aanbrengen. Het object alleen doet het niet meer. Men wil een persoonlijke ervaring. Noem het experience of edutainment of hoe je ook maar wil. Het is geen toeval dat Reünie in de kathedraal zo goed werkt. Dat is fantastisch gedaan. Zo doe je recht aan de intentionaliteit van een werk, door de context deels weer tot leven te brengen.’ ‘Neem Scaldis en Antverpia van Abraham Janssens uit de KMSKAcollectie (zie p. 16-19). Als je dat verhaal hoort: waarom het werk in 1609 werd gemaakt, en dat Janssens ingetrouwd was in een familie van kunsthandelaars die de relatie tussen economie en kunst goed door hadden in die moeilijke jaren... Als je dat tot leven brengt, krijg je een relevant hedendaags verhaal. Ik geloof in het potentieel van augmented reality: je kijkt op je iPad en je krijgt ontbrekende of vergelijkbare werken te zien, of de oorspronkelijke context, on the spot. Schilderijen zijn nu eenmaal niet gemaakt om in musea aan een muur te hangen.’ ‘Ik denk dat je ook een museumteam meer divers moet maken om vanuit verschillende perspectieven en met nieuwe impulsen te kijken: sociologen, economisch historici, regisseurs, verhalenvertellers… Ook universiteiten moeten hun teams internationaliseren en diversifiëren. In Rotterdam doen we dat.’
Altaarstukken uit de collectie van het KMSKA hangen tijdens de verbouwingswerkzaamheden tijdelijk in Reünie in de Antwerpse kathedraal, zoals de Nood Gods van Quinten Metsijs.
9
Je kunt ook doorschieten in je economische blik: Rubens wordt dan een senior manager van een schildersbedrijfje. Dat is wat mager…
10
‘Dat gevaar voor te veel economisme loert inderdaad om de hoek: dat je als cultuurwetenschapper alleen met de context bezig bent, met modelletjes. Het object zelf en het leren kijken verlies je dan uit het oog. De aandacht moet ook daarnaar blijven gaan. Het blijft primair om kunst gaan, en om unieke objecten. Kunst blijft een uitzondering, en dat mag je niet vergeten, zeker niet als econoom. Historisch economisch onderzoek heeft zijn nut, maar is niet alleenzaligmakend.’ ‘Puur kunsthistorische onderzoeksprojecten, zoals oeuvrestudies, hebben nauwelijks nog een kans om aan onderzoeksgeld te komen. Dat vind ik jammer, want het zijn bouwstenen voor het grotere verhaal. Zo verliezen we iets. Gelukkig zijn bij ons die bouwstenen decennialang opgebouwd in goed onderzoek, dat voor mij geweldig bruikbaar is. Denk aan het Corpus Rubenianum.’ ‘Ik kreeg onlangs op een congres van Christie’s in New York de vraag: do we still need art historians? De markt bepaalt toch wat kwaliteit en wat waardevol is, niet langer het kunsthistorisch discours? 80 miljoen voor een Rembrandt, dat zegt toch genoeg? De vraag was bedoeld om uit te dagen, maar toch... Ik heb gewezen op de eigen dynamiek en wetmatigheden van de kunstmarkt om aan waardebepaling te doen, en hoe het kunstdiscours anders te werk gaat.’ ‘Ik vind net dát fascinerend om te bestuderen, hier in Rotterdam: hoe verhouden die twee werelden zich tot elkaar? Daar heb je ook sociologen bij nodig: de waarde van kunst wordt in grote mate sociaal bepaald. Waarom wil het Rijksmuseum twee peperdure Rembrandts kopen? Uit nationale trots onder meer. Daarom past de overheid bij en passen die werken in iets als een Rijksmuseum: het gaat over identiteit.’
‘De waarde van kunst wordt in grote mate sociaal bepaald.’
Ovale sofa
U verwijst naar de recente Rembrandt-affaire: de Rothschilds verkopen twee portretten voor 160 miljoen euro, en Nederland en Frankrijk willen dat betalen. Hier werden onlangs Ensors duur verkocht die vroeger misschien aan een museum zouden worden geschonken.
11
‘Die Rembrandts, dat was echt uitzonderlijk. Maar door de band genomen is het voor kunstmusea inderdaad erg problematisch geworden om nog aan te kopen. Er komen heel veel musea bij, wereldwijd. Kijk naar het Midden-Oosten, en ook China blijft musea bijbouwen. Het aanbod van oude meesters wordt kleiner en het aantal gegadigden groeit. De concurrentie is te groot als je als museum afhangt van de overheid. Op de markt ben je geen speler.’
‘Het is voor kunstmusea erg problematisch geworden om nog aan te kopen.’ ‘Net daarom moet je als museum inspelen op de verzamelaars in je omgeving. Contacten opbouwen, mensen betrekken bij je beleid, hen engageren. België heeft op het vlak van privéverzamelaars zo’n rijke traditie, in tegenstelling tot Nederland. Hier zijn nog mogelijkheden, zoals langdurige bruiklenen, schenkingen, andere vormen van betrokkenheid... Maar dan moet je als museum meer zijn dan een plek waar dingen aan de muur hangen en waar de Vrienden jaarlijks een uitstapje doen. Je moet dingen kunnen beleven, er kunnen leren, geëntertaind worden, ervaringen opdoen... Daar ligt de toekomst: het wordt nu al op veel plaatsen bewezen.’ ‘Ik herinner me nog dat ik in Amerika voor het eerst naar een museum ging, in de jaren negentig. Ik was in Antwerpen rust gewoon. In je eentje op de ovale sofa van de Rubenszaal naar de Aanbidding door de koningen kijken: geweldig! Maar in het Metropolitan en in Philadelphia liep het vol mensen! Ik wist niet wat ik zag. Wat een dynamiek! Er werd duidelijk anders ingezet op publiekswerking. Het was er ook veel makkelijker om aan fondsenwerving te doen en te schenken, leerde ik later. Musea hingen er minder af van subsidies. Uiteraard speelt ook de fiscaliteit een grote rol. Dat beperkt hier voorlopig de mogelijkheden.’
Is het ‘in the long run’ erg dat Rubens naar Qatar of China gaat?
‘Het is dubbel. Er verdwijnt op die manier natuurlijk veel en daarom vind ik zoiets als een Topstukkendecreet goed. Maar als historicus zeg ik: dat is van alle tijden. Het verklaart ook het grote succes van de schilderkunst in de Nederlanden. Ik bestudeer het veilingwezen in Londen en Parijs: in de 18de eeuw was een belangrijk deel van wat geveild werd Vlaams-Nederlands werk. Dat heeft ons op de kaart gezet, net zoals die 17de-eeuwse Antwerpse kunsthandelaar die onze beeldtaal wereldwijd heeft verspreid. In verschillende werelddelen kunnen mensen
Archiefstukken, zoals dit document van kunsthandelaar Jan Van Kessel, zijn voor economisch historici belangrijke bronnen.
Je kunt ook doorschieten in je economische blik: Rubens wordt dan een senior manager van een schildersbedrijfje. Dat is wat mager…
10
‘Dat gevaar voor te veel economisme loert inderdaad om de hoek: dat je als cultuurwetenschapper alleen met de context bezig bent, met modelletjes. Het object zelf en het leren kijken verlies je dan uit het oog. De aandacht moet ook daarnaar blijven gaan. Het blijft primair om kunst gaan, en om unieke objecten. Kunst blijft een uitzondering, en dat mag je niet vergeten, zeker niet als econoom. Historisch economisch onderzoek heeft zijn nut, maar is niet alleenzaligmakend.’ ‘Puur kunsthistorische onderzoeksprojecten, zoals oeuvrestudies, hebben nauwelijks nog een kans om aan onderzoeksgeld te komen. Dat vind ik jammer, want het zijn bouwstenen voor het grotere verhaal. Zo verliezen we iets. Gelukkig zijn bij ons die bouwstenen decennialang opgebouwd in goed onderzoek, dat voor mij geweldig bruikbaar is. Denk aan het Corpus Rubenianum.’ ‘Ik kreeg onlangs op een congres van Christie’s in New York de vraag: do we still need art historians? De markt bepaalt toch wat kwaliteit en wat waardevol is, niet langer het kunsthistorisch discours? 80 miljoen voor een Rembrandt, dat zegt toch genoeg? De vraag was bedoeld om uit te dagen, maar toch... Ik heb gewezen op de eigen dynamiek en wetmatigheden van de kunstmarkt om aan waardebepaling te doen, en hoe het kunstdiscours anders te werk gaat.’ ‘Ik vind net dát fascinerend om te bestuderen, hier in Rotterdam: hoe verhouden die twee werelden zich tot elkaar? Daar heb je ook sociologen bij nodig: de waarde van kunst wordt in grote mate sociaal bepaald. Waarom wil het Rijksmuseum twee peperdure Rembrandts kopen? Uit nationale trots onder meer. Daarom past de overheid bij en passen die werken in iets als een Rijksmuseum: het gaat over identiteit.’
‘De waarde van kunst wordt in grote mate sociaal bepaald.’
Ovale sofa
U verwijst naar de recente Rembrandt-affaire: de Rothschilds verkopen twee portretten voor 160 miljoen euro, en Nederland en Frankrijk willen dat betalen. Hier werden onlangs Ensors duur verkocht die vroeger misschien aan een museum zouden worden geschonken.
11
‘Die Rembrandts, dat was echt uitzonderlijk. Maar door de band genomen is het voor kunstmusea inderdaad erg problematisch geworden om nog aan te kopen. Er komen heel veel musea bij, wereldwijd. Kijk naar het Midden-Oosten, en ook China blijft musea bijbouwen. Het aanbod van oude meesters wordt kleiner en het aantal gegadigden groeit. De concurrentie is te groot als je als museum afhangt van de overheid. Op de markt ben je geen speler.’
‘Het is voor kunstmusea erg problematisch geworden om nog aan te kopen.’ ‘Net daarom moet je als museum inspelen op de verzamelaars in je omgeving. Contacten opbouwen, mensen betrekken bij je beleid, hen engageren. België heeft op het vlak van privéverzamelaars zo’n rijke traditie, in tegenstelling tot Nederland. Hier zijn nog mogelijkheden, zoals langdurige bruiklenen, schenkingen, andere vormen van betrokkenheid... Maar dan moet je als museum meer zijn dan een plek waar dingen aan de muur hangen en waar de Vrienden jaarlijks een uitstapje doen. Je moet dingen kunnen beleven, er kunnen leren, geëntertaind worden, ervaringen opdoen... Daar ligt de toekomst: het wordt nu al op veel plaatsen bewezen.’ ‘Ik herinner me nog dat ik in Amerika voor het eerst naar een museum ging, in de jaren negentig. Ik was in Antwerpen rust gewoon. In je eentje op de ovale sofa van de Rubenszaal naar de Aanbidding door de koningen kijken: geweldig! Maar in het Metropolitan en in Philadelphia liep het vol mensen! Ik wist niet wat ik zag. Wat een dynamiek! Er werd duidelijk anders ingezet op publiekswerking. Het was er ook veel makkelijker om aan fondsenwerving te doen en te schenken, leerde ik later. Musea hingen er minder af van subsidies. Uiteraard speelt ook de fiscaliteit een grote rol. Dat beperkt hier voorlopig de mogelijkheden.’
Is het ‘in the long run’ erg dat Rubens naar Qatar of China gaat?
‘Het is dubbel. Er verdwijnt op die manier natuurlijk veel en daarom vind ik zoiets als een Topstukkendecreet goed. Maar als historicus zeg ik: dat is van alle tijden. Het verklaart ook het grote succes van de schilderkunst in de Nederlanden. Ik bestudeer het veilingwezen in Londen en Parijs: in de 18de eeuw was een belangrijk deel van wat geveild werd Vlaams-Nederlands werk. Dat heeft ons op de kaart gezet, net zoals die 17de-eeuwse Antwerpse kunsthandelaar die onze beeldtaal wereldwijd heeft verspreid. In verschillende werelddelen kunnen mensen
Archiefstukken, zoals dit document van kunsthandelaar Jan Van Kessel, zijn voor economisch historici belangrijke bronnen.
12
zich iets voorstellen bij Vlaams-Nederlandse schilderkunst. Dat komt doordat ons patrimonium hier deels is verdwenen. Je hebt die verspreiding nodig.’ ‘Daarom komen Amerikanen en Japanners ook naar hier en wordt “onze” kunst in Getty bestudeerd en zelfs gerestaureerd. Toen ik er was, verbleven daar twee mensen van het KMSKA, vanwege hun expertise. (zie p. 20-27) Het is dus echt dubbel voor mij, maar ik geloof dat het internationale verhaal ook positieve dingen voortbrengt. Trouwens, de kunst en de museumwereld worden door de globalisering, de goedkope mobiliteit en het internet ook democratischer. Mensen met weinig middelen kunnen online musea bezoeken en werken tot in de details bekijken op kwaliteitsvolle afbeeldingen.’
13
Verbluffend
Geniet u als contextmens nog van virtuositeit bij oude kunst?
‘Absoluut! Daar gaat het mij ook om: de confrontatie met het object. In Getty het zaaltje binnenkomen met Ensors De intrede van Christus, waw! Ik dwing mezelf ook naar musea en tentoonstellingen te gaan en ik zeg dat ook aan studenten. Ze moeten echt leren kijken. Kijken blijft de basis. Natuurlijk wil ik ook begrijpen waarom dingen hangen waar ze hangen en eruitzien zoals ze eruitzien. De ontstaansgeschiedenis, het verhaal. Ik wil begrijpen wat er aan de hand is. Maar hoe bepaalde kunstenaars een realiteit, een sentiment, een situatie omzetten in iets tijdloos, visueel of een andere kunstvorm, dat vind ik fenomenaal.’
Wie is uw favoriet bij de oude Antwerpse meesters?
‘Dat is een moeilijke. Ik heb het voor mensen die met nieuwe dingen kwamen. Wat Pieter Bruegel gedaan heeft, vind ik waanzinnig. Die details, die enorme subtiliteit, dat humanisme, die verschillende betekenislagen die ons nog altijd voor interpretatieproblemen plaatsen. Als je dat kunt... Ik kan ook enorm genieten van de olieverfschetsen van Rubens. Daar zie je het creatieve proces. Ze zijn met zo’n verbluffende virtuositeit gemaakt. Dat vind ik bijna interessanter dan het afgewerkte stuk waar misschien met een team aan is gewerkt.’
En Bruegel is uitgemond in de Firma Breughel.
‘Ja, alweer een mooi verhaal. Eerst die unieke creaties van een vernieuwer, die echt niet toevallig grotendeels in Antwerpen werden gemaakt. Denk aan de woelige jaren 1560, die hun weerslag vinden in zijn werk: politieke gebeurtenissen, religieuze toestanden. En dat gaat dan nog honderd jaar voort als een commercieel verhaal, door het familiebedrijf Breughel... De aandacht daarvoor een tijd geleden in Maastricht en Brussel bracht een heel mooi verhaal voor een breed publiek. Het kan dus. Met de sluiting en de verbouwing-uitbreiding krijgt het KMSKA nu een grote opportuniteit om zijn verhaal te verruimen. Die kans moet het museum met beide handen grijpen.’ Dit is een ingekorte versie van een langer gesprek met Filip Vermeylen. De volledige versie kunt u lezen op kmskablog.wordpress.com. filipvermeylen.com
© Joris Snaet
12
zich iets voorstellen bij Vlaams-Nederlandse schilderkunst. Dat komt doordat ons patrimonium hier deels is verdwenen. Je hebt die verspreiding nodig.’ ‘Daarom komen Amerikanen en Japanners ook naar hier en wordt “onze” kunst in Getty bestudeerd en zelfs gerestaureerd. Toen ik er was, verbleven daar twee mensen van het KMSKA, vanwege hun expertise. (zie p. 20-27) Het is dus echt dubbel voor mij, maar ik geloof dat het internationale verhaal ook positieve dingen voortbrengt. Trouwens, de kunst en de museumwereld worden door de globalisering, de goedkope mobiliteit en het internet ook democratischer. Mensen met weinig middelen kunnen online musea bezoeken en werken tot in de details bekijken op kwaliteitsvolle afbeeldingen.’
13
Verbluffend
Geniet u als contextmens nog van virtuositeit bij oude kunst?
‘Absoluut! Daar gaat het mij ook om: de confrontatie met het object. In Getty het zaaltje binnenkomen met Ensors De intrede van Christus, waw! Ik dwing mezelf ook naar musea en tentoonstellingen te gaan en ik zeg dat ook aan studenten. Ze moeten echt leren kijken. Kijken blijft de basis. Natuurlijk wil ik ook begrijpen waarom dingen hangen waar ze hangen en eruitzien zoals ze eruitzien. De ontstaansgeschiedenis, het verhaal. Ik wil begrijpen wat er aan de hand is. Maar hoe bepaalde kunstenaars een realiteit, een sentiment, een situatie omzetten in iets tijdloos, visueel of een andere kunstvorm, dat vind ik fenomenaal.’
Wie is uw favoriet bij de oude Antwerpse meesters?
‘Dat is een moeilijke. Ik heb het voor mensen die met nieuwe dingen kwamen. Wat Pieter Bruegel gedaan heeft, vind ik waanzinnig. Die details, die enorme subtiliteit, dat humanisme, die verschillende betekenislagen die ons nog altijd voor interpretatieproblemen plaatsen. Als je dat kunt... Ik kan ook enorm genieten van de olieverfschetsen van Rubens. Daar zie je het creatieve proces. Ze zijn met zo’n verbluffende virtuositeit gemaakt. Dat vind ik bijna interessanter dan het afgewerkte stuk waar misschien met een team aan is gewerkt.’
En Bruegel is uitgemond in de Firma Breughel.
‘Ja, alweer een mooi verhaal. Eerst die unieke creaties van een vernieuwer, die echt niet toevallig grotendeels in Antwerpen werden gemaakt. Denk aan de woelige jaren 1560, die hun weerslag vinden in zijn werk: politieke gebeurtenissen, religieuze toestanden. En dat gaat dan nog honderd jaar voort als een commercieel verhaal, door het familiebedrijf Breughel... De aandacht daarvoor een tijd geleden in Maastricht en Brussel bracht een heel mooi verhaal voor een breed publiek. Het kan dus. Met de sluiting en de verbouwing-uitbreiding krijgt het KMSKA nu een grote opportuniteit om zijn verhaal te verruimen. Die kans moet het museum met beide handen grijpen.’ Dit is een ingekorte versie van een langer gesprek met Filip Vermeylen. De volledige versie kunt u lezen op kmskablog.wordpress.com. filipvermeylen.com
© Joris Snaet
14 aanwinst
KMSKA VERWERFT ENSOR-TEKENING Door Véronique Van Passel
Dit najaar kocht het KMSKA op de openbare veiling Ensor to Permeke bij Brussels Art Auctions een zeldzame tekening van James Ensor. Haardgerei en maskers ging onder de hamer voor 55.000 euro. Het museum betaalde de som met geld dat het opbouwde door eigen inkomsten, sponsoring en schenkingen. Op de veiling werden zeer hoge prijzen neergeteld. Zo haalde een klein schilderij van Ensor tot drie keer de inzetprijs. In totaal bracht de verkoop 4,49 euro miljoen op. Hybride Haardgerei en maskers is een van de befaamde ‘hybride’ tekeningen van Ensor, half realistisch en half surreëel. De rechterhelft stelt een steelpan en een wafelijzer op de rand van een fornuis voor, en sluit aan bij de reeks realistische studies die Ensor omstreeks 1880-1883 maakte. Omstreeks 1886-1889 vulde de kunstenaar de lege linkerhelft van het blad aan met groteske motieven: een masker met een varkenssnuit, een vogelkop en karikaturen. Zeldzaamheid Herwig Todts, Ensorspecialist en conservator bij het KMSKA: ‘De tekening behoort tot de meest vernieuwende van de meester. Door de toevoegingen veranderde Ensor de betekenis van het beeld. Dit werk toont aan dat hij aan de vooravond van de doorbraak van het modernisme onderzocht hoe de beeldende kunst zich kon bevrijden uit de WestEuropese realistische traditie.’ KMSKA beschikt over de rijkste en meest representatieve Ensor-verzameling ter wereld, maar een tekening als deze ontbrak nog. Van dit soort zijn er maar een tiental gekend. Enkele daarvan bevinden zich in musea (o.a. Art Institute Chicago), andere in privéverzamelingen. Het is uit de privéverzameling van ex-tennisser Eric Drossart dat het Koninklijk Museum het werk kocht. James Ensor, Haardgerei en maskers, (1880-1883 en 1886-1889), zwart krijt op papier, 22,2 x 17,5 cm, KMSKA
15
14 aanwinst
KMSKA VERWERFT ENSOR-TEKENING Door Véronique Van Passel
Dit najaar kocht het KMSKA op de openbare veiling Ensor to Permeke bij Brussels Art Auctions een zeldzame tekening van James Ensor. Haardgerei en maskers ging onder de hamer voor 55.000 euro. Het museum betaalde de som met geld dat het opbouwde door eigen inkomsten, sponsoring en schenkingen. Op de veiling werden zeer hoge prijzen neergeteld. Zo haalde een klein schilderij van Ensor tot drie keer de inzetprijs. In totaal bracht de verkoop 4,49 euro miljoen op. Hybride Haardgerei en maskers is een van de befaamde ‘hybride’ tekeningen van Ensor, half realistisch en half surreëel. De rechterhelft stelt een steelpan en een wafelijzer op de rand van een fornuis voor, en sluit aan bij de reeks realistische studies die Ensor omstreeks 1880-1883 maakte. Omstreeks 1886-1889 vulde de kunstenaar de lege linkerhelft van het blad aan met groteske motieven: een masker met een varkenssnuit, een vogelkop en karikaturen. Zeldzaamheid Herwig Todts, Ensorspecialist en conservator bij het KMSKA: ‘De tekening behoort tot de meest vernieuwende van de meester. Door de toevoegingen veranderde Ensor de betekenis van het beeld. Dit werk toont aan dat hij aan de vooravond van de doorbraak van het modernisme onderzocht hoe de beeldende kunst zich kon bevrijden uit de WestEuropese realistische traditie.’ KMSKA beschikt over de rijkste en meest representatieve Ensor-verzameling ter wereld, maar een tekening als deze ontbrak nog. Van dit soort zijn er maar een tiental gekend. Enkele daarvan bevinden zich in musea (o.a. Art Institute Chicago), andere in privéverzamelingen. Het is uit de privéverzameling van ex-tennisser Eric Drossart dat het Koninklijk Museum het werk kocht. James Ensor, Haardgerei en maskers, (1880-1883 en 1886-1889), zwart krijt op papier, 22,2 x 17,5 cm, KMSKA
15
16
17
inventarisnummer 212
De stad en de stroom Door Nanny Schrijvers
Op verzoek van veel lezers belicht ZAAL Z voortaan regelmatig één opmerkelijk werk-met-een-verhaal uit de eigen KMSKA-collectie.
Abraham Janssens I, Scaldis en Antverpia, (1609), olieverf op paneel, 174 x 308 cm, KMSKA (voor de afname van de vergeelde vernis)
16
17
inventarisnummer 212
De stad en de stroom Door Nanny Schrijvers
Op verzoek van veel lezers belicht ZAAL Z voortaan regelmatig één opmerkelijk werk-met-een-verhaal uit de eigen KMSKA-collectie.
Abraham Janssens I, Scaldis en Antverpia, (1609), olieverf op paneel, 174 x 308 cm, KMSKA (voor de afname van de vergeelde vernis)
Weinig kunstwerken in de museumverzameling hebben een zo uitgesproken politiek-economische boodschap als Scaldis en Antverpia. Het paneel werd in 1608 besteld om de grootmachten te overtuigen het noodzakelijke handelsverkeer op de Schelde opnieuw mogelijk te maken. De opdracht voor Abraham Janssens kwam er voor de bekrachtiging van het Twaalfjarig Bestand in het Antwerpse stadhuis op 9 april 1609.
18 inventarisnummer 212
Het schilderij is meer dan drie meter breed en de man die de Schelde (in het Latijn: Scaldis) uitbeeldt neemt bijna de hele oppervlakte in beslag. Hij is een ware reus met benen van zowat anderhalve meter lang. Antverpia, de vrouw die de stad voorstelt, zit heel dicht tegen hem aan. Hun benen kruisen elkaar. Zij kan inderdaad niet zonder hem. En ze wijst hem aan, zodat de kijker zich niet kan vergissen. Hij geeft haar een propvolle hoorn des overvloeds, een oud symbool van rijkdom. Het ging overigens niet alleen over welvaart: zelfs het voortbestaan van de stad stond op het spel. Het schilderij pronkte boven op de schouw in de Statenkamer van het Antwerpse stadhuis. Wie daar kwam kon er letterlijk niet naast kijken. De twee figuren trekken alle aandacht en lichten op tegen de donkere achtergrond waar een stuk zeil, als een eredoek, de ruimte afsluit. Impasse Het Twaalfjarig Bestand was een belangrijke stap voor de grote politieke coalities die eind 16de eeuw waren gevormd. In 1598 hadden de Spaanse koning Filips II en Henri IV van Frankrijk de zuidelijke grens van de Spaanse Nederlanden vastgelegd en afspraken hieromtrent gemaakt. In 1604 had zoon Filips III met Engeland een regeling getroffen over de doorvaart van de Spaanse zeevaart langs het kanaal. De onderhandelingen met de Republiek werden al in 1599 opgestart maar
Er moest getoond worden hoe Antwerpens welvaart afhankelijk was van de Schelde. vergden van beide kanten nog veel tegemoetkomingen. Spanje was uiteindelijk bereid de Republiek te erkennen maar stond erop dat de katholieken in het Noorden geduld werden. Verder werd een regeling geëist voor de gemeenschappelijke handel met Oost-Indië. Op 23 augustus 1608 liepen de besprekingen vast. Om uit de impasse te geraken stelden Frankrijk en Engeland voor niet voor vrede te gaan maar voor een bestand. De financiële noodtoestand van zowel Spanje als de Republiek dwong de twee partijen tot zware toegevingen. Spanje gaf zijn eisen voor het herstel van de katholieke eredienst in het Noorden en – cruciaal voor Antwerpen – voor het vrije handelsverkeer op de Schelde op.
19
Bovenmatig Zodra bekend werd dat de ondertekening van het bestand in het Antwerpse stadhuis zou plaatsvinden greep de magistraat de gelegenheid aan om de moeilijke situatie van Antwerpen extra in de verf te zetten. De Statenkamer werd heringericht en er werden twee schilderijen besteld. Aan Peter Paul Rubens, pas terug uit Italië, werd gevraagd een Aanbidding door de koningen te schilderen. Dat werk werd later geschonken aan de Spaanse gezant en kwam zo in het Prado (Madrid) terecht. Koningen die geschenken meebrengen uit het oosten pasten uiteraard bij een gelegenheid die de handel met het Oosten regelde. Maar ook in het algemeen wordt deze scène gezien als een metafoor voor de rijkdom die vrije wereldhandel voor een havenstad genereert. Rubens’ collega en leeftijdgenoot Abraham Janssens schilderde Scaldis en Antverpia ook met een duidelijke boodschap: er moest getoond worden hoe Antwerpens welvaart – maar bij uitbreiding ook die van Spanje zelf – afhankelijk was van de Schelde. Janssens verwijst naar de vroegere band met het Habsburgse rijk. Scaldis en Antverpia worden bijvoorbeeld opgevoerd als man en vrouw, net als bij versieringen ter gelegenheid van de Blijde Intrede van Karel V in het begin van de 16de eeuw. Vanaf Maximiliaan van Oostenrijk en vooral onder Karel V was er een ongekende bloeiperiode voor de Antwerpse haven aangebroken. Janssens’ schilderij is geen smeekbede, geen zielige vertoning met een verarmde Antverpia die een lege hoorn des overvloeds vasthoudt. Hij wilde de gezanten op een positieve manier overtuigen van de kracht van de stroom. Hij schilderde een sterke, gespierde Scaldis die bereid is om de hoorn des overvloeds bovenmatig te vullen en zo de Antwerpse welstand te behouden.
De restauratie van ‘Scaldis en Antverpia’ Door Lies Vanbiervliet De restauratie van Abraham Janssens’ topstuk Scaldis en Antverpia is in de lente van 2015 opgestart. De drager, een bijzonder lang paneel van heel goede kwaliteit, werd reeds structureel behandeld en de oude vergeelde vernislaag is nu voor de helft verwijderd. Het resultaat is spectaculair: frisse en heldere kleuren, een sterk contrasteffect van clair-obscur en een dieptewerking die opnieuw in het oog springt. Het vooronderzoek leverde dankzij infraroodbeelden en XRF-scans al veel informatie op over de schildertechniek van Janssens. Het toonde ook aan dat het kunstwerk in een uitermate goede staat van bewaring verkeert: de verflaag bevat zo goed als geen lacunes en sporen van vroegere restauraties beperken zich tot sporadisch kleine retouches.
Weinig kunstwerken in de museumverzameling hebben een zo uitgesproken politiek-economische boodschap als Scaldis en Antverpia. Het paneel werd in 1608 besteld om de grootmachten te overtuigen het noodzakelijke handelsverkeer op de Schelde opnieuw mogelijk te maken. De opdracht voor Abraham Janssens kwam er voor de bekrachtiging van het Twaalfjarig Bestand in het Antwerpse stadhuis op 9 april 1609.
18 inventarisnummer 212
Het schilderij is meer dan drie meter breed en de man die de Schelde (in het Latijn: Scaldis) uitbeeldt neemt bijna de hele oppervlakte in beslag. Hij is een ware reus met benen van zowat anderhalve meter lang. Antverpia, de vrouw die de stad voorstelt, zit heel dicht tegen hem aan. Hun benen kruisen elkaar. Zij kan inderdaad niet zonder hem. En ze wijst hem aan, zodat de kijker zich niet kan vergissen. Hij geeft haar een propvolle hoorn des overvloeds, een oud symbool van rijkdom. Het ging overigens niet alleen over welvaart: zelfs het voortbestaan van de stad stond op het spel. Het schilderij pronkte boven op de schouw in de Statenkamer van het Antwerpse stadhuis. Wie daar kwam kon er letterlijk niet naast kijken. De twee figuren trekken alle aandacht en lichten op tegen de donkere achtergrond waar een stuk zeil, als een eredoek, de ruimte afsluit. Impasse Het Twaalfjarig Bestand was een belangrijke stap voor de grote politieke coalities die eind 16de eeuw waren gevormd. In 1598 hadden de Spaanse koning Filips II en Henri IV van Frankrijk de zuidelijke grens van de Spaanse Nederlanden vastgelegd en afspraken hieromtrent gemaakt. In 1604 had zoon Filips III met Engeland een regeling getroffen over de doorvaart van de Spaanse zeevaart langs het kanaal. De onderhandelingen met de Republiek werden al in 1599 opgestart maar
Er moest getoond worden hoe Antwerpens welvaart afhankelijk was van de Schelde. vergden van beide kanten nog veel tegemoetkomingen. Spanje was uiteindelijk bereid de Republiek te erkennen maar stond erop dat de katholieken in het Noorden geduld werden. Verder werd een regeling geëist voor de gemeenschappelijke handel met Oost-Indië. Op 23 augustus 1608 liepen de besprekingen vast. Om uit de impasse te geraken stelden Frankrijk en Engeland voor niet voor vrede te gaan maar voor een bestand. De financiële noodtoestand van zowel Spanje als de Republiek dwong de twee partijen tot zware toegevingen. Spanje gaf zijn eisen voor het herstel van de katholieke eredienst in het Noorden en – cruciaal voor Antwerpen – voor het vrije handelsverkeer op de Schelde op.
19
Bovenmatig Zodra bekend werd dat de ondertekening van het bestand in het Antwerpse stadhuis zou plaatsvinden greep de magistraat de gelegenheid aan om de moeilijke situatie van Antwerpen extra in de verf te zetten. De Statenkamer werd heringericht en er werden twee schilderijen besteld. Aan Peter Paul Rubens, pas terug uit Italië, werd gevraagd een Aanbidding door de koningen te schilderen. Dat werk werd later geschonken aan de Spaanse gezant en kwam zo in het Prado (Madrid) terecht. Koningen die geschenken meebrengen uit het oosten pasten uiteraard bij een gelegenheid die de handel met het Oosten regelde. Maar ook in het algemeen wordt deze scène gezien als een metafoor voor de rijkdom die vrije wereldhandel voor een havenstad genereert. Rubens’ collega en leeftijdgenoot Abraham Janssens schilderde Scaldis en Antverpia ook met een duidelijke boodschap: er moest getoond worden hoe Antwerpens welvaart – maar bij uitbreiding ook die van Spanje zelf – afhankelijk was van de Schelde. Janssens verwijst naar de vroegere band met het Habsburgse rijk. Scaldis en Antverpia worden bijvoorbeeld opgevoerd als man en vrouw, net als bij versieringen ter gelegenheid van de Blijde Intrede van Karel V in het begin van de 16de eeuw. Vanaf Maximiliaan van Oostenrijk en vooral onder Karel V was er een ongekende bloeiperiode voor de Antwerpse haven aangebroken. Janssens’ schilderij is geen smeekbede, geen zielige vertoning met een verarmde Antverpia die een lege hoorn des overvloeds vasthoudt. Hij wilde de gezanten op een positieve manier overtuigen van de kracht van de stroom. Hij schilderde een sterke, gespierde Scaldis die bereid is om de hoorn des overvloeds bovenmatig te vullen en zo de Antwerpse welstand te behouden.
De restauratie van ‘Scaldis en Antverpia’ Door Lies Vanbiervliet De restauratie van Abraham Janssens’ topstuk Scaldis en Antverpia is in de lente van 2015 opgestart. De drager, een bijzonder lang paneel van heel goede kwaliteit, werd reeds structureel behandeld en de oude vergeelde vernislaag is nu voor de helft verwijderd. Het resultaat is spectaculair: frisse en heldere kleuren, een sterk contrasteffect van clair-obscur en een dieptewerking die opnieuw in het oog springt. Het vooronderzoek leverde dankzij infraroodbeelden en XRF-scans al veel informatie op over de schildertechniek van Janssens. Het toonde ook aan dat het kunstwerk in een uitermate goede staat van bewaring verkeert: de verflaag bevat zo goed als geen lacunes en sporen van vroegere restauraties beperken zich tot sporadisch kleine retouches.
20 internationaal
RESTAUREREN MET UITZICHT
21
De voorbije maanden werden aan de rand van Los Angeles drie KMSKA-werken gerestaureerd: een sleutelwerk van Ensor en twee luiken van Gerard David. Dat gebeurt in het Getty Museum, dat van restauraties ‘voor derden’ een politiek maakt. Restauratrice Karen Bonne van het KMSKA doet verslag vanuit Amerika.
OP LOS ANGELES Verslag door Karen Bonne
Eerst even situeren: de restauratieafdeling van het Getty Museum bestaat uit het atelier Schilderkunst en de studio’s Sierkunsten en Papier en Fotografie. Elke afdeling werkt nauw samen met de curatoren: voor Schilderkunst zijn dat vier mensen met elk hun specialisatie. Een ander Getty-team regelt onder meer de logistieke kant van bruiklenen, er zijn mensen in dienst die transportkisten maken – met momenteel een veelbelovend project om tijdens transporten temperatuurschommelingen en de relatieve vochtigheid te monitoren – en het museum heeft een eigen ploeg art handlers voor de tentoonstellingen in het Getty Museum in LA (beeldende kunst en sierkunsten) en de Getty Villa in Malibu (antieke kunst). Het is met name voor hen een uitdaging om de kunstwerken veilig op te stellen, in een aardbevingsgevoelig gebied. Zo hangen alle schilderijen op zaal aan metalen koorden, waardoor ze bij een beving niet met de muren mee bewegen. Ook in het atelier gelden speciale maatregelen: al het meubilair is vastgeschroefd en lampen worden met gewichten verzwaard zodat ze nooit in schilderijen belanden.
Karen Bonne tijdens de reiniging van Ensors Adam en Eva uit het paradijs verjaagd.
Visiting conservator Het eigenlijke restauratieatelier bevindt zich in een hoge ruimte met veel natuurlijk licht en een spectaculair uitzicht op Los Angeles. Vlakbij zijn er aparte lokalen voor de restauratoren van lijsten, het fotograferen van werken, ook met röntgen- en multispectraal-opnames, en het vernissen. ‘The Getty’ heeft vier vaste restauratoren en er is altijd plaats voor een visiting conservator zoals ik er een ben. Die verblijft hier doorgaans voor korte periodes, tot maximum twee maanden. Mijn vier maanden zijn uitzonderlijk: het schilderij van Ensor waar ik aan werk, is dan ook groot.
20 internationaal
RESTAUREREN MET UITZICHT
21
De voorbije maanden werden aan de rand van Los Angeles drie KMSKA-werken gerestaureerd: een sleutelwerk van Ensor en twee luiken van Gerard David. Dat gebeurt in het Getty Museum, dat van restauraties ‘voor derden’ een politiek maakt. Restauratrice Karen Bonne van het KMSKA doet verslag vanuit Amerika.
OP LOS ANGELES Verslag door Karen Bonne
Eerst even situeren: de restauratieafdeling van het Getty Museum bestaat uit het atelier Schilderkunst en de studio’s Sierkunsten en Papier en Fotografie. Elke afdeling werkt nauw samen met de curatoren: voor Schilderkunst zijn dat vier mensen met elk hun specialisatie. Een ander Getty-team regelt onder meer de logistieke kant van bruiklenen, er zijn mensen in dienst die transportkisten maken – met momenteel een veelbelovend project om tijdens transporten temperatuurschommelingen en de relatieve vochtigheid te monitoren – en het museum heeft een eigen ploeg art handlers voor de tentoonstellingen in het Getty Museum in LA (beeldende kunst en sierkunsten) en de Getty Villa in Malibu (antieke kunst). Het is met name voor hen een uitdaging om de kunstwerken veilig op te stellen, in een aardbevingsgevoelig gebied. Zo hangen alle schilderijen op zaal aan metalen koorden, waardoor ze bij een beving niet met de muren mee bewegen. Ook in het atelier gelden speciale maatregelen: al het meubilair is vastgeschroefd en lampen worden met gewichten verzwaard zodat ze nooit in schilderijen belanden.
Karen Bonne tijdens de reiniging van Ensors Adam en Eva uit het paradijs verjaagd.
Visiting conservator Het eigenlijke restauratieatelier bevindt zich in een hoge ruimte met veel natuurlijk licht en een spectaculair uitzicht op Los Angeles. Vlakbij zijn er aparte lokalen voor de restauratoren van lijsten, het fotograferen van werken, ook met röntgen- en multispectraal-opnames, en het vernissen. ‘The Getty’ heeft vier vaste restauratoren en er is altijd plaats voor een visiting conservator zoals ik er een ben. Die verblijft hier doorgaans voor korte periodes, tot maximum twee maanden. Mijn vier maanden zijn uitzonderlijk: het schilderij van Ensor waar ik aan werk, is dan ook groot.
Aangezien de schilderijen van het Getty Museum in een goede staat van bewaring verkeren en het museum geen werken aankoopt die een zware restauratie vereisen, beperkt het werk van de restauratoren zich voor de eigen collectie tot conservatie-ingrepen en het klaarmaken van werken voor transport. Het echte restauratiewerk vloeit voort uit projecten met andere instellingen: universiteiten en musea uit de regio, maar ook collecties uit de hele VS en Europa.
22
23
De rondreizende Ensor-tentoonstelling deed vorige herfst ook Getty aan. Als return stelde het KMSKA voor twee werken uit de collectie te behandelen. Pollock Met enkele universiteiten en musea uit de omgeving zonder eigen restauratieatelier, zoals het Norton Simon, heeft Getty samenwerkingsverbanden. Andere organisaties kloppen zelf aan bij het museum, en met sommige is er een band van jaren, zoals met het Nederlandse KröllerMüller Museum. In het verleden kwamen twee van hun restauratoren naar hier als visiting conservators. Eén werkt nu, jaren later, als vaste kracht in het atelier. Momenteel wordt in het atelier aan vier projecten gewerkt, waaronder de Gerard David- paneeltjes van het KMSKA. De duur van een project hangt af van de grootte en conditie van het werk, en van de graad van restauratie die overeengekomen wordt met de eigenaars. Bij de keuze wordt in de eerste plaats geluisterd naar de bruikleengever en de restauratoren. Maar er is ook een voorwaarde: het werk moet een aanvulling zijn voor de eigen collectie of interessant genoeg zijn voor een dossiertentoonstelling, zoals Mural van Jackson Pollock uit de collectie van de Universiteit van Iowa, dat hier in 2014 is gerestaureerd. Nu het museum meer en meer tentoonstellingsgericht gaat werken zouden dergelijke samenwerkingen talrijker kunnen worden. Een andere voorwaarde is dat een werk na de restauratie een tijd in Los Angeles blijft om tentoongesteld te worden, wat ook zal gebeuren met Ensors Adam en Eva uit het paradijs verjaagd. The Getty Foundation Door Véronique Van Passel
James Ensor, Adam en Eva uit het paradijs verjaagd, 1887, olieverf op doek, 206 × 245 cm, KMSKA (na vernisafname).
The Getty Foundation ondersteunt instellingen en individuele personen die zich overal ter wereld inzetten voor een beter begrip en het behoud van beeldende kunst. Ze doet dit door het verlenen van beurzen om musea toegankelijker te maken, de kennis van kunstgeschiedenis te vergroten, de verbetering van conserveringsmethodes te stimuleren en voor de opleiding van museummedewerkers. Deze missie wordt volbracht in nauwe samenwerking met andere Getty-programma’s zoals The J. Paul Getty Museum, The Getty Research Institute en The Getty Conservation Institute. Sedert de oprichting van The Getty Foundation in 1984 werden reeds 7000 grants toegekend ten voordele van projecten verspreid over 180 landen.
Aangezien de schilderijen van het Getty Museum in een goede staat van bewaring verkeren en het museum geen werken aankoopt die een zware restauratie vereisen, beperkt het werk van de restauratoren zich voor de eigen collectie tot conservatie-ingrepen en het klaarmaken van werken voor transport. Het echte restauratiewerk vloeit voort uit projecten met andere instellingen: universiteiten en musea uit de regio, maar ook collecties uit de hele VS en Europa.
22
23
De rondreizende Ensor-tentoonstelling deed vorige herfst ook Getty aan. Als return stelde het KMSKA voor twee werken uit de collectie te behandelen. Pollock Met enkele universiteiten en musea uit de omgeving zonder eigen restauratieatelier, zoals het Norton Simon, heeft Getty samenwerkingsverbanden. Andere organisaties kloppen zelf aan bij het museum, en met sommige is er een band van jaren, zoals met het Nederlandse KröllerMüller Museum. In het verleden kwamen twee van hun restauratoren naar hier als visiting conservators. Eén werkt nu, jaren later, als vaste kracht in het atelier. Momenteel wordt in het atelier aan vier projecten gewerkt, waaronder de Gerard David- paneeltjes van het KMSKA. De duur van een project hangt af van de grootte en conditie van het werk, en van de graad van restauratie die overeengekomen wordt met de eigenaars. Bij de keuze wordt in de eerste plaats geluisterd naar de bruikleengever en de restauratoren. Maar er is ook een voorwaarde: het werk moet een aanvulling zijn voor de eigen collectie of interessant genoeg zijn voor een dossiertentoonstelling, zoals Mural van Jackson Pollock uit de collectie van de Universiteit van Iowa, dat hier in 2014 is gerestaureerd. Nu het museum meer en meer tentoonstellingsgericht gaat werken zouden dergelijke samenwerkingen talrijker kunnen worden. Een andere voorwaarde is dat een werk na de restauratie een tijd in Los Angeles blijft om tentoongesteld te worden, wat ook zal gebeuren met Ensors Adam en Eva uit het paradijs verjaagd. The Getty Foundation Door Véronique Van Passel
James Ensor, Adam en Eva uit het paradijs verjaagd, 1887, olieverf op doek, 206 × 245 cm, KMSKA (na vernisafname).
The Getty Foundation ondersteunt instellingen en individuele personen die zich overal ter wereld inzetten voor een beter begrip en het behoud van beeldende kunst. Ze doet dit door het verlenen van beurzen om musea toegankelijker te maken, de kennis van kunstgeschiedenis te vergroten, de verbetering van conserveringsmethodes te stimuleren en voor de opleiding van museummedewerkers. Deze missie wordt volbracht in nauwe samenwerking met andere Getty-programma’s zoals The J. Paul Getty Museum, The Getty Research Institute en The Getty Conservation Institute. Sedert de oprichting van The Getty Foundation in 1984 werden reeds 7000 grants toegekend ten voordele van projecten verspreid over 180 landen.
24
Gerard David, Pilatus en de hogepriesters, (1480-1485), olieverf op paneel, 44,5 x 41,3 cm, KMSKA (linkerluik - voor restauratie)
25
Gerard David, De drie Maria’s, de heiligen Johannes en Maria Magdalena, (1480-1485), olieverf op paneel, 44, 8 x 41,8 cm, KMSKA (rechterluik - voor restauratie)
24
Gerard David, Pilatus en de hogepriesters, (1480-1485), olieverf op paneel, 44,5 x 41,3 cm, KMSKA (linkerluik - voor restauratie)
25
Gerard David, De drie Maria’s, de heiligen Johannes en Maria Magdalena, (1480-1485), olieverf op paneel, 44, 8 x 41,8 cm, KMSKA (rechterluik - voor restauratie)
Aangezien de twee zijluiken van de triptiek van Gerard David op de Vlaamse Topstukkenlijst staan, wordt de restauratie ook opgevolgd door een externe raad.
26
Topstukken Waarom restaureert Getty nu een werk van Ensor en twee luiken van David? Dat komt omdat de rondreizende Ensor-tentoonstelling The Scandalous Art of James Ensor vorige herfst ook Getty aandeed. Als return stelde het KMSKA voor twee werken uit zijn collectie te behandelen, waaronder één Ensor. Die restauratie zou in Los Angeles worden uitgevoerd door een restaurator van het Koninklijk Museum. Vanuit het Ensor Research Project van het KMSKA en in overleg met de museumcuratoren viel de keuze op Adam en Eva uit het paradijs verjaagd, een groots schilderij uit 1887 dat Ensor zelf als een sleutelwerk in zijn oeuvre beschouwde. Het was door zijn sterk vergeelde en zeer storende glanzende vernis moeilijk leesbaar geworden. De keuze van Getty viel daarnaast op de twee zijluiken van de triptiek van Gerard David: De drie Maria’s, de heiligen Johannes en Maria Magdalena en Pilatus en de hogepriesters. Ook zij lijden onder een sterk vergeelde vernis, maar de restauratie zal een stuk complexer zijn omdat ze al heel wat ingrepen ondergingen. Het is aan de restauratoren om de juiste balans te vinden. Terwijl ik hier na 3,5 maanden de vernisafname op de Ensor afrond, is ook het vooronderzoek van de David-paneeltjes nagenoeg klaar. Lizet Klaassen, hoofd van het KMSKA-restauratieatelier, kwam ter plaatse om het behandelingsvoorstel van de restauratoren te bespreken. Aangezien deze panelen op de Vlaamse Topstukkenlijst staan, wordt de restauratie ook opgevolgd door een externe raad. De restauratoren zullen hierdoor niet enkel verantwoording moeten afleggen voor hun acties, maar ook de diverse stappen vooraf moeten presenteren en beargumenteren. Davids twee luiken worden tegelijk grondig onderzocht – dragers, ondertekening, pigmentgebruik – en ook de relatie met het vermeende middenpaneel in de National Gallery in Londen wordt bekeken. Het is de hoop de zijpanelen te kunnen herenigen met het middenpaneel, voor een tentoonstelling aan het einde van het project. Netwerking Samenwerkingen als deze leveren het KMSKA niet alleen drie gerestaureerde schilderijen op. Ik zal ook de expertise waarvan ik hier heb kunnen profiteren delen met mijn collega’s. Voor het KMSKA zijn dergelijke contacten van groot belang voor toekomstige projecten. De Gettyrestauratoren zelf vinden het werken met guest conservators verrijkend: ze maken kennis met andere visies en benaderingen, leren nieuwe producten kennen… Kortom, deze vorm van internationale netwerking is in ons kleine vakgebied van groot belang. Meer informatie, o.a. over de gerealiseerde restauratieprojecten door het Getty Museum, vindt u op www.getty.edu.
27
Gezicht op het atelier met op de schildersezels op de voorgrond de panelen van Gerard David. Het middenpaneel van het drieluik is een afbeelding, niet het schilderij zelf uit de National Gallery.
Samenwerkingen als deze leveren het KMSKA niet alleen gerestaureerde schilderijen op. Ik zal ook de expertise waarvan ik hier heb kunnen profiteren delen met mijn collega’s.
Aangezien de twee zijluiken van de triptiek van Gerard David op de Vlaamse Topstukkenlijst staan, wordt de restauratie ook opgevolgd door een externe raad.
26
Topstukken Waarom restaureert Getty nu een werk van Ensor en twee luiken van David? Dat komt omdat de rondreizende Ensor-tentoonstelling The Scandalous Art of James Ensor vorige herfst ook Getty aandeed. Als return stelde het KMSKA voor twee werken uit zijn collectie te behandelen, waaronder één Ensor. Die restauratie zou in Los Angeles worden uitgevoerd door een restaurator van het Koninklijk Museum. Vanuit het Ensor Research Project van het KMSKA en in overleg met de museumcuratoren viel de keuze op Adam en Eva uit het paradijs verjaagd, een groots schilderij uit 1887 dat Ensor zelf als een sleutelwerk in zijn oeuvre beschouwde. Het was door zijn sterk vergeelde en zeer storende glanzende vernis moeilijk leesbaar geworden. De keuze van Getty viel daarnaast op de twee zijluiken van de triptiek van Gerard David: De drie Maria’s, de heiligen Johannes en Maria Magdalena en Pilatus en de hogepriesters. Ook zij lijden onder een sterk vergeelde vernis, maar de restauratie zal een stuk complexer zijn omdat ze al heel wat ingrepen ondergingen. Het is aan de restauratoren om de juiste balans te vinden. Terwijl ik hier na 3,5 maanden de vernisafname op de Ensor afrond, is ook het vooronderzoek van de David-paneeltjes nagenoeg klaar. Lizet Klaassen, hoofd van het KMSKA-restauratieatelier, kwam ter plaatse om het behandelingsvoorstel van de restauratoren te bespreken. Aangezien deze panelen op de Vlaamse Topstukkenlijst staan, wordt de restauratie ook opgevolgd door een externe raad. De restauratoren zullen hierdoor niet enkel verantwoording moeten afleggen voor hun acties, maar ook de diverse stappen vooraf moeten presenteren en beargumenteren. Davids twee luiken worden tegelijk grondig onderzocht – dragers, ondertekening, pigmentgebruik – en ook de relatie met het vermeende middenpaneel in de National Gallery in Londen wordt bekeken. Het is de hoop de zijpanelen te kunnen herenigen met het middenpaneel, voor een tentoonstelling aan het einde van het project. Netwerking Samenwerkingen als deze leveren het KMSKA niet alleen drie gerestaureerde schilderijen op. Ik zal ook de expertise waarvan ik hier heb kunnen profiteren delen met mijn collega’s. Voor het KMSKA zijn dergelijke contacten van groot belang voor toekomstige projecten. De Gettyrestauratoren zelf vinden het werken met guest conservators verrijkend: ze maken kennis met andere visies en benaderingen, leren nieuwe producten kennen… Kortom, deze vorm van internationale netwerking is in ons kleine vakgebied van groot belang. Meer informatie, o.a. over de gerealiseerde restauratieprojecten door het Getty Museum, vindt u op www.getty.edu.
27
Gezicht op het atelier met op de schildersezels op de voorgrond de panelen van Gerard David. Het middenpaneel van het drieluik is een afbeelding, niet het schilderij zelf uit de National Gallery.
Samenwerkingen als deze leveren het KMSKA niet alleen gerestaureerde schilderijen op. Ik zal ook de expertise waarvan ik hier heb kunnen profiteren delen met mijn collega’s.
met humor naar de essentie
Joris Snaet zorgt met zijn komische meesterwerkjes voor humor in ZAAL Z. Een gesprek met onze nieuwe huiscartoonist.
28 gesprek
29
Gesprek door Wenke Mast Overdag werkt Joris Snaet als bouwhistoricus bij de K.U. Leuven. Daarnaast maakt hij ook wetenschappelijke illustraties. Zo bracht hij de verdwenen kerken uit Antwerpen opnieuw tot leven voor de KMSKApublicatie Rubens Doorgelicht. Schilderijen uit verdwenen kerken van Valérie Herremans (zie ZAAL Z 8, p. 6-11). Verder levert hij cartoons aan voor Campuskrant, het infoblad van de Leuvense universiteit, en De Standaard. ‘Maar jullie hebben de beste deadline,’ vertrouwt hij ons toe. ‘Bij de krant gebeurt het wel eens dat ik drie à vier uur tijd heb om iets aan te leveren. Dat vraagt conditie en focus. Noem het gerust mentale topsport. Voor ZAAL Z krijg ik veel tijd en kan ik mijn tekeningen tot in de details uitwerken. Dat is een erg leuke afwisseling.’
Je werkt voor ZAAL Z rond de thema’s die in het tijdschrift aan bod komen. Beeldende kunst, dus. Maar ook in je cartoons voor de krant refereer je wel eens aan kunstenaars: Hopper, Escher... Is de kunstgeschiedenis een dankbare inspiratiebron?
‘Je hebt cartoonisten die fel op het woord zitten en je hebt er die visueel werken. Ik behoor tot die laatste categorie. Maar ik werk niet rond kunst an sich. Eerder rond beelden die tot het collectieve geheugen spreken. Die kunnen naar de kunstgeschiedenis verwijzen, maar ook naar King Kong of Jurassic Park.’
Is de kunstwereld grappig?
‘Nee, er zit vreselijk weinig humor in. Toch zijn er genoeg kunstenaars die echt met humor bezig waren. Ensor en Picasso bijvoorbeeld. Bruegel en Brouwer ook. Maar de kunstwereld van vandaag lijkt continu in een kramp te zitten. Vorig jaar heb ik meegewerkt aan een project rond genetica, waarbij humor gebruikt werd om het thema uit te leggen aan een breed publiek. Ik moest samenwerken met geneesheren voor wie wetenschappelijk onderzoek maar een klein aspect is van hun beroep. Zij moeten ook operaties leiden, zware beslissingen nemen, ouders op de hoogte brengen van de genetische afwijkingen van hun kind...
‘De kunstwereld van vandaag lijkt continu in een kramp te zitten.’ Daarmee vergeleken is de kunstwetenschap een luxeproduct en zeker geen kwestie van leven of dood. Er zijn natuurlijk kunstwetenschappers die ontzettend interessante dingen doen. Maar er zijn ook anderen die gerust wat zelfrelativering mogen gebruiken.’ De basis Zelf is Joris Snaet ook kunsthistoricus. ‘Na mijn opleiding toegepaste grafiek aan Sint-Lucas ben ik kunstgeschiedenis gaan studeren. Toen heb ik de basis geleerd. Wat is tekenen, kleurenleer, anatomie? Wat is perspectief? Met die vragen werd ik wel al geconfronteerd in SintLucas, maar ik heb ze pas later leren gebruiken. Zo kwam ik tijdens mijn academische opleiding tot de vaststelling dat de oude meesters een perfecte anatomische kennis hadden. Spiergroepen, peesverbindingen, ik kende dat niet. Dus ben ik beginnen na te tekenen. Na verloop van tijd merkte ik dat het voor mij daardoor makkelijker werd om
met humor naar de essentie
Joris Snaet zorgt met zijn komische meesterwerkjes voor humor in ZAAL Z. Een gesprek met onze nieuwe huiscartoonist.
28 gesprek
29
Gesprek door Wenke Mast Overdag werkt Joris Snaet als bouwhistoricus bij de K.U. Leuven. Daarnaast maakt hij ook wetenschappelijke illustraties. Zo bracht hij de verdwenen kerken uit Antwerpen opnieuw tot leven voor de KMSKApublicatie Rubens Doorgelicht. Schilderijen uit verdwenen kerken van Valérie Herremans (zie ZAAL Z 8, p. 6-11). Verder levert hij cartoons aan voor Campuskrant, het infoblad van de Leuvense universiteit, en De Standaard. ‘Maar jullie hebben de beste deadline,’ vertrouwt hij ons toe. ‘Bij de krant gebeurt het wel eens dat ik drie à vier uur tijd heb om iets aan te leveren. Dat vraagt conditie en focus. Noem het gerust mentale topsport. Voor ZAAL Z krijg ik veel tijd en kan ik mijn tekeningen tot in de details uitwerken. Dat is een erg leuke afwisseling.’
Je werkt voor ZAAL Z rond de thema’s die in het tijdschrift aan bod komen. Beeldende kunst, dus. Maar ook in je cartoons voor de krant refereer je wel eens aan kunstenaars: Hopper, Escher... Is de kunstgeschiedenis een dankbare inspiratiebron?
‘Je hebt cartoonisten die fel op het woord zitten en je hebt er die visueel werken. Ik behoor tot die laatste categorie. Maar ik werk niet rond kunst an sich. Eerder rond beelden die tot het collectieve geheugen spreken. Die kunnen naar de kunstgeschiedenis verwijzen, maar ook naar King Kong of Jurassic Park.’
Is de kunstwereld grappig?
‘Nee, er zit vreselijk weinig humor in. Toch zijn er genoeg kunstenaars die echt met humor bezig waren. Ensor en Picasso bijvoorbeeld. Bruegel en Brouwer ook. Maar de kunstwereld van vandaag lijkt continu in een kramp te zitten. Vorig jaar heb ik meegewerkt aan een project rond genetica, waarbij humor gebruikt werd om het thema uit te leggen aan een breed publiek. Ik moest samenwerken met geneesheren voor wie wetenschappelijk onderzoek maar een klein aspect is van hun beroep. Zij moeten ook operaties leiden, zware beslissingen nemen, ouders op de hoogte brengen van de genetische afwijkingen van hun kind...
‘De kunstwereld van vandaag lijkt continu in een kramp te zitten.’ Daarmee vergeleken is de kunstwetenschap een luxeproduct en zeker geen kwestie van leven of dood. Er zijn natuurlijk kunstwetenschappers die ontzettend interessante dingen doen. Maar er zijn ook anderen die gerust wat zelfrelativering mogen gebruiken.’ De basis Zelf is Joris Snaet ook kunsthistoricus. ‘Na mijn opleiding toegepaste grafiek aan Sint-Lucas ben ik kunstgeschiedenis gaan studeren. Toen heb ik de basis geleerd. Wat is tekenen, kleurenleer, anatomie? Wat is perspectief? Met die vragen werd ik wel al geconfronteerd in SintLucas, maar ik heb ze pas later leren gebruiken. Zo kwam ik tijdens mijn academische opleiding tot de vaststelling dat de oude meesters een perfecte anatomische kennis hadden. Spiergroepen, peesverbindingen, ik kende dat niet. Dus ben ik beginnen na te tekenen. Na verloop van tijd merkte ik dat het voor mij daardoor makkelijker werd om
Perspectieftekening van de Sint-Michielskerk in Antwerpen uit het boek Rubens doorgelicht. Schilderijen uit verdwenen Antwerpse kerken van Valérie Herremans.
naar model te tekenen. Mijn opleiding tot kunsthistoricus heeft van mij een betere tekenaar gemaakt. Als ik vandaag op een kwartier tijd een politicus als Paul Magnette moet tekenen, kan ik op basis van de anatomische opbouw van zijn gezicht snel een karikatuur maken. Je moet dat geleerd hebben, anders zie je het niet. Een gigantisch gebrek in tekenopleidingen.’
Er mag dus meer aandacht zijn voor de basis in het kunstonderwijs?
30
‘Wat is de basis? Ik vind dat een interessante vraag. Kijk naar de hedendaagse kunstwereld: Rinus Van de Velde en Michaël Borremans zijn supersterren. Of je de ideeën en concepten achter hun werk nu begrijpt of niet, je ziet dat die mannen kunnen tekenen. Die kunde, is dat een extra of zijn ze net daaruit gegroeid? Hetzelfde geldt voor mijn cartoons. Daar moet het idee kloppen. Ik weet dat mijn grafische bagage groot genoeg is om dat idee uit te werken. Maar wat komt er nu eerst? Wat staat aan de oorsprong? Veel hedendaagse kunstenaars werken exclusief rond een idee. Is dat voldoende? Voor mij moeten het idee en de uitwerking
31
‘Veel hedendaagse kunstenaars werken exclusief rond een idee. Is dat voldoende? Voor mij moeten het idee en de uitwerking in evenwicht zijn.’
in evenwicht zijn. Je voelt dat daar de natuurlijke selectie zit. Als je door een museum wandelt en in de zaal met werken uit de 16de eeuw belandt, zie je dat 90% van de kunstenaars die daar te zien zijn met idee én uitwerking overweg kon. Idem voor de eeuwen die daarop volgen. Kom je bij de hedendaagse kunst, dan merk je dat de selectie soms nog gemaakt mag worden .’ Positief cynisme
Los van je tekenactiviteiten werk je als coördinator bouwhistorische studies bij de Divisie Monumenten van de K.U. Leuven. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Hilde Crevits als Vermeers ‘Melkmeisje’: deze cartoon gaat over de vele Nederlanders die in Vlaanderen komen studeren. Joris Snaet: ‘Er zit ook iets in van melk voor de kat...’
‘Ik geef advies bij restauratieprojecten. Op dit moment ben ik bezig met een restauratieproject van een schilderijenreeks in de lambrisering van een ruimte waarvan we hopen dat ze 16de-eeuws is. Dat project werk ik dan uit. Ik doe geregeld bouwhistorisch onderzoek, schrijf aanbestedingen uit, ga op zoek naar subsidies…’
Perspectieftekening van de Sint-Michielskerk in Antwerpen uit het boek Rubens doorgelicht. Schilderijen uit verdwenen Antwerpse kerken van Valérie Herremans.
naar model te tekenen. Mijn opleiding tot kunsthistoricus heeft van mij een betere tekenaar gemaakt. Als ik vandaag op een kwartier tijd een politicus als Paul Magnette moet tekenen, kan ik op basis van de anatomische opbouw van zijn gezicht snel een karikatuur maken. Je moet dat geleerd hebben, anders zie je het niet. Een gigantisch gebrek in tekenopleidingen.’
Er mag dus meer aandacht zijn voor de basis in het kunstonderwijs?
30
‘Wat is de basis? Ik vind dat een interessante vraag. Kijk naar de hedendaagse kunstwereld: Rinus Van de Velde en Michaël Borremans zijn supersterren. Of je de ideeën en concepten achter hun werk nu begrijpt of niet, je ziet dat die mannen kunnen tekenen. Die kunde, is dat een extra of zijn ze net daaruit gegroeid? Hetzelfde geldt voor mijn cartoons. Daar moet het idee kloppen. Ik weet dat mijn grafische bagage groot genoeg is om dat idee uit te werken. Maar wat komt er nu eerst? Wat staat aan de oorsprong? Veel hedendaagse kunstenaars werken exclusief rond een idee. Is dat voldoende? Voor mij moeten het idee en de uitwerking
31
‘Veel hedendaagse kunstenaars werken exclusief rond een idee. Is dat voldoende? Voor mij moeten het idee en de uitwerking in evenwicht zijn.’
in evenwicht zijn. Je voelt dat daar de natuurlijke selectie zit. Als je door een museum wandelt en in de zaal met werken uit de 16de eeuw belandt, zie je dat 90% van de kunstenaars die daar te zien zijn met idee én uitwerking overweg kon. Idem voor de eeuwen die daarop volgen. Kom je bij de hedendaagse kunst, dan merk je dat de selectie soms nog gemaakt mag worden .’ Positief cynisme
Los van je tekenactiviteiten werk je als coördinator bouwhistorische studies bij de Divisie Monumenten van de K.U. Leuven. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Hilde Crevits als Vermeers ‘Melkmeisje’: deze cartoon gaat over de vele Nederlanders die in Vlaanderen komen studeren. Joris Snaet: ‘Er zit ook iets in van melk voor de kat...’
‘Ik geef advies bij restauratieprojecten. Op dit moment ben ik bezig met een restauratieproject van een schilderijenreeks in de lambrisering van een ruimte waarvan we hopen dat ze 16de-eeuws is. Dat project werk ik dan uit. Ik doe geregeld bouwhistorisch onderzoek, schrijf aanbestedingen uit, ga op zoek naar subsidies…’
‘De kunst is naar de essentie van de zaak te kijken en dan op een creatieve manier naar een oplossing te zoeken. Dat is de rode draad in mijn werk.’
32 Het contrast met tekenen is enorm.
‘En ook weer niet. Want ook hier word ik geconfronteerd met complexe situaties die ik zo gecondenseerd mogelijk moet weergeven. De kunst is naar de essentie van de zaak te kijken en dan op een creatieve manier naar een oplossing te zoeken. Dat is de rode draad in mijn werk. Het enige nadeel is dat ik er niet zo goed tegen kan als men de zaken moeilijker maakt dan ze zijn. Ik kan me mateloos storen als mensen er niet in slagen de essentie weer te geven of als ze rond de pot draaien. Onder meer de politiek is hiervan vergeven. En ook de media weten vaak de essentie niet te vatten. Gelukkig zijn er nog degelijke commentatoren – en cartoonisten – om wat tegengewicht te bieden.’
Deze persiflage naar ‘De boerenbruiloft’ van Bruegel steekt de draak met de sobere begroting van de Vlaamse regering.
Dat klinkt nogal cynisch.
‘Die reputatie heb ik wel, ja. Maar dat cynisme gaat over in humor. Waar eindigt het ene en begint het andere? Die lijn is moeilijk te trekken. En wat is cynisme? Voor sommigen neigt het naar pessimisme. Het voordeel is dat, als je eenmaal weet dat iets een verloren zaak is, je er ook geen tijd meer in hoeft te steken. Cynisme kan dus bevrijdend en positief zijn. Maar nu worden we wel heel filosofisch.’
Tijd om af te sluiten. Wie is voor jou de geestigste kunstenaar?
‘Manet is misschien wel mijn favoriet. De man kon echt schilderen. Zijn portretten en stillevens vind ik onwaarschijnlijk goed. In zijn grote werken wist hij fantastische ideeën te verwerken die tegelijk humoristisch en choquerend waren. De volmaakte kunstenaar dus. Althans volgens mij.’
En welke cartoonist bereikt volgens jou de status van kunstenaar?
‘Het werk van Michael Ramirez vind ik heel sterk. Hij is een ultrarepublikein. Veel van zijn ideeën zijn compleet mis maar zijn cartoons zijn onvoorstelbaar mooi getekend. Zijn grafische uitwerking is subliem. Belgische cartoonisten gebruiken vaak een simpele lijn. Alles zit in het idee vervat. Ik vind dat de uitwerking iets substantieels kan bijdragen. Niet iedereen is het daarmee eens. Ik krijg wel eens het verwijt dat ik geen cartoonist maar een illustrator ben. Eigenlijk is dat een mooi compliment.’
Cartoon naar Zurbarans ‘Agnus Dei’ naar aanleiding van de discussie over het al dan niet verdoven van schapen bij een rituele slachting.
‘De kunst is naar de essentie van de zaak te kijken en dan op een creatieve manier naar een oplossing te zoeken. Dat is de rode draad in mijn werk.’
32 Het contrast met tekenen is enorm.
‘En ook weer niet. Want ook hier word ik geconfronteerd met complexe situaties die ik zo gecondenseerd mogelijk moet weergeven. De kunst is naar de essentie van de zaak te kijken en dan op een creatieve manier naar een oplossing te zoeken. Dat is de rode draad in mijn werk. Het enige nadeel is dat ik er niet zo goed tegen kan als men de zaken moeilijker maakt dan ze zijn. Ik kan me mateloos storen als mensen er niet in slagen de essentie weer te geven of als ze rond de pot draaien. Onder meer de politiek is hiervan vergeven. En ook de media weten vaak de essentie niet te vatten. Gelukkig zijn er nog degelijke commentatoren – en cartoonisten – om wat tegengewicht te bieden.’
Deze persiflage naar ‘De boerenbruiloft’ van Bruegel steekt de draak met de sobere begroting van de Vlaamse regering.
Dat klinkt nogal cynisch.
‘Die reputatie heb ik wel, ja. Maar dat cynisme gaat over in humor. Waar eindigt het ene en begint het andere? Die lijn is moeilijk te trekken. En wat is cynisme? Voor sommigen neigt het naar pessimisme. Het voordeel is dat, als je eenmaal weet dat iets een verloren zaak is, je er ook geen tijd meer in hoeft te steken. Cynisme kan dus bevrijdend en positief zijn. Maar nu worden we wel heel filosofisch.’
Tijd om af te sluiten. Wie is voor jou de geestigste kunstenaar?
‘Manet is misschien wel mijn favoriet. De man kon echt schilderen. Zijn portretten en stillevens vind ik onwaarschijnlijk goed. In zijn grote werken wist hij fantastische ideeën te verwerken die tegelijk humoristisch en choquerend waren. De volmaakte kunstenaar dus. Althans volgens mij.’
En welke cartoonist bereikt volgens jou de status van kunstenaar?
‘Het werk van Michael Ramirez vind ik heel sterk. Hij is een ultrarepublikein. Veel van zijn ideeën zijn compleet mis maar zijn cartoons zijn onvoorstelbaar mooi getekend. Zijn grafische uitwerking is subliem. Belgische cartoonisten gebruiken vaak een simpele lijn. Alles zit in het idee vervat. Ik vind dat de uitwerking iets substantieels kan bijdragen. Niet iedereen is het daarmee eens. Ik krijg wel eens het verwijt dat ik geen cartoonist maar een illustrator ben. Eigenlijk is dat een mooi compliment.’
Cartoon naar Zurbarans ‘Agnus Dei’ naar aanleiding van de discussie over het al dan niet verdoven van schapen bij een rituele slachting.
Welk werk uit de KMSKA-collectie zouden directeurs van andere musea graag adopteren in hun collectie? En waarom?
35 MISSING LINK
de hobbyschilder rops Door Véronique Carpiaux vertaald uit het frans
Véronique Carpiaux is sedert 2006 directeur van het Musée Félicien Rops in Namen. Van de beruchte kunstenaar bezit haar museum zowat 3.500 werken. Geschilderde landschappen zijn daar niet bij. De collectie van het KMSKA telt er vijf. ‘De naam Félicien Rops (1833-1898) roept door zijn erotische en zelfs pornografische beeldtaal, en ook door zijn schandalige en tumultueuze leven, duivelse associaties op. Zijn bekendste werk, de tekening Pornocratès uit 1878, is sprekend voor Rops’ œuvre: de halfnaakte moderne vrouw laat zich leiden door een varken, een symbool voor haar driften. Dat is tegelijk zinnebeeldig en zinnenprikkelend. Tot op vandaag ondergaat het museum de kwalijke reputatie van “zijn” kunstenaar. Zo plannen sommige scholen vóór een klasbezoek een voortraject. Voor de leerlingen én voor hun ouders!’ ‘In diverse Belgische musea ontdek je minder bekende facetten van Rops’ œuvre: karikaturen, illustraties bij literaire teksten, buitentaferelen... De doeken in het Antwerpse Koninklijk Museum geven een mooi
Félicien Rops, Pornocratès, 1878. Aquarel. 75 x 48 cm, Coll. Fédération Wallonie-Bruxelles in depot in het Musée Félicien Rops, Namen.
Welk werk uit de KMSKA-collectie zouden directeurs van andere musea graag adopteren in hun collectie? En waarom?
35 MISSING LINK
de hobbyschilder rops Door Véronique Carpiaux vertaald uit het frans
Véronique Carpiaux is sedert 2006 directeur van het Musée Félicien Rops in Namen. Van de beruchte kunstenaar bezit haar museum zowat 3.500 werken. Geschilderde landschappen zijn daar niet bij. De collectie van het KMSKA telt er vijf. ‘De naam Félicien Rops (1833-1898) roept door zijn erotische en zelfs pornografische beeldtaal, en ook door zijn schandalige en tumultueuze leven, duivelse associaties op. Zijn bekendste werk, de tekening Pornocratès uit 1878, is sprekend voor Rops’ œuvre: de halfnaakte moderne vrouw laat zich leiden door een varken, een symbool voor haar driften. Dat is tegelijk zinnebeeldig en zinnenprikkelend. Tot op vandaag ondergaat het museum de kwalijke reputatie van “zijn” kunstenaar. Zo plannen sommige scholen vóór een klasbezoek een voortraject. Voor de leerlingen én voor hun ouders!’ ‘In diverse Belgische musea ontdek je minder bekende facetten van Rops’ œuvre: karikaturen, illustraties bij literaire teksten, buitentaferelen... De doeken in het Antwerpse Koninklijk Museum geven een mooi
Félicien Rops, Pornocratès, 1878. Aquarel. 75 x 48 cm, Coll. Fédération Wallonie-Bruxelles in depot in het Musée Félicien Rops, Namen.
36
overzicht van zijn kwaliteiten als schilder. Rops tekende of etste niet alleen: hij was ook een “hobbyschilder”. Zijn schilderijen waren niet bestemd om tentoongesteld of verkocht te worden. Hij maakte ze voor zijn plezier, als ontspanning in de vrije natuur. In een zelfportret dat ons museum onlangs verwierf, stelt de kunstenaar zichzelf voor met zijn verfdoos op de knieën, in het bos van Thozée nabij Namen. Zijn wettige echtgenote bezat er een kasteel. Zelf schreef hij: “Elke keer als het leven wreed voor mij is, ga ik naar de wouden en de stranden. Ik zonder me af als een gewond dier, en de natuur is voor mij een wieg. Zij verzorgt en geneest me.”’
‘Bij leven heeft Rops zijn schilderijen nooit tentoongesteld.’ ‘Rops’ schilderijen uit de KMSKA-collectie zijn representatief voor wat hij tijdens zijn verblijven in België maakte. Vanaf de jaren 1860 was hij almaar vaker in Parijs, waar hij zich in 1875 definitief vestigde. Rops’ doeken ondergingen de invloed van het realisme van Courbet, die vanaf de jaren 1850 in Brussel op studie- en werkbezoek kwam. Schuiten in Dinant is een van zijn talrijke gezichten op de Maas. In 1868 richtte hij vlak bij Dinant de Colonie d’Anseremme op, een kunstenaarskolonie waar veel Brusselse kunstenaars aan deelnamen. Hun credo luidde: pleinairisme of schilderkunst in openlucht, bootje varen en vermaak. Rops was ook gevoelig voor de schoonheid van de zee. Hij verbleef vaak aan de
Félicien Rops, Schuiten in Dinant, olieverf op doek, gekleefd op paneel, 21,5 × 31 cm, KMSKA
Belgische kust met zijn vrienden Artan, Verwée en Hannon. Soms werkten ze met z’n vieren aan één schilderij, dat ze gezamenlijk signeerden. In 1889 wilde Rops ook in Middelkerke een kunstenaarsgroep oprichten en er zelfs een villa kopen, maar dat ging niet door.’ ‘Het Musée Félicien Rops heeft twee zalen met schilderijen: een over de plaatsen waar hij geleefd heeft en een tweede die gewijd is aan zijn reizen. Schuiten in Dinant en Vissershaven van Blankenberge uit jullie museum zouden er een mooie meerwaarde bieden. Onze collectie telt namelijk niet zoveel doeken. De marines zijn tijdelijke bruiklenen van privé-eigenaars en ook de mooiste gezichten op Dinant zijn privéeigendom.’ ‘Bij leven heeft Rops zijn schilderijen nooit tentoongesteld. Het voorrecht om ze te bewonderen behield hij voor aan zijn vrienden en opdrachtgevers. Vandaag staat hij bekend als een volwaardige schilder van realistische doeken, typisch voor het einde van de 19de eeuw. Rond 1880 schreef hij, vol van zijn artistieke ideaal: “Ik zou graag goede en krachtige schilderkunst maken, en doe er alles aan om dat te bereiken. Maar juist omdat ik er zo bewust mee omga, weet ik niet meer of ik het goed of slecht doe.”’ www.museerops.be
Félicien Rops, Vissershaven van Blankenberge, olieverf op karton, gekleefd op paneel, 25,5 × 33 cm, KMSKA. Het schilderij wordt momenteel geconserveerd. De witte strips zijn facings van Japans papier om loskomende verf te fixeren.
36
overzicht van zijn kwaliteiten als schilder. Rops tekende of etste niet alleen: hij was ook een “hobbyschilder”. Zijn schilderijen waren niet bestemd om tentoongesteld of verkocht te worden. Hij maakte ze voor zijn plezier, als ontspanning in de vrije natuur. In een zelfportret dat ons museum onlangs verwierf, stelt de kunstenaar zichzelf voor met zijn verfdoos op de knieën, in het bos van Thozée nabij Namen. Zijn wettige echtgenote bezat er een kasteel. Zelf schreef hij: “Elke keer als het leven wreed voor mij is, ga ik naar de wouden en de stranden. Ik zonder me af als een gewond dier, en de natuur is voor mij een wieg. Zij verzorgt en geneest me.”’
‘Bij leven heeft Rops zijn schilderijen nooit tentoongesteld.’ ‘Rops’ schilderijen uit de KMSKA-collectie zijn representatief voor wat hij tijdens zijn verblijven in België maakte. Vanaf de jaren 1860 was hij almaar vaker in Parijs, waar hij zich in 1875 definitief vestigde. Rops’ doeken ondergingen de invloed van het realisme van Courbet, die vanaf de jaren 1850 in Brussel op studie- en werkbezoek kwam. Schuiten in Dinant is een van zijn talrijke gezichten op de Maas. In 1868 richtte hij vlak bij Dinant de Colonie d’Anseremme op, een kunstenaarskolonie waar veel Brusselse kunstenaars aan deelnamen. Hun credo luidde: pleinairisme of schilderkunst in openlucht, bootje varen en vermaak. Rops was ook gevoelig voor de schoonheid van de zee. Hij verbleef vaak aan de
Félicien Rops, Schuiten in Dinant, olieverf op doek, gekleefd op paneel, 21,5 × 31 cm, KMSKA
Belgische kust met zijn vrienden Artan, Verwée en Hannon. Soms werkten ze met z’n vieren aan één schilderij, dat ze gezamenlijk signeerden. In 1889 wilde Rops ook in Middelkerke een kunstenaarsgroep oprichten en er zelfs een villa kopen, maar dat ging niet door.’ ‘Het Musée Félicien Rops heeft twee zalen met schilderijen: een over de plaatsen waar hij geleefd heeft en een tweede die gewijd is aan zijn reizen. Schuiten in Dinant en Vissershaven van Blankenberge uit jullie museum zouden er een mooie meerwaarde bieden. Onze collectie telt namelijk niet zoveel doeken. De marines zijn tijdelijke bruiklenen van privé-eigenaars en ook de mooiste gezichten op Dinant zijn privéeigendom.’ ‘Bij leven heeft Rops zijn schilderijen nooit tentoongesteld. Het voorrecht om ze te bewonderen behield hij voor aan zijn vrienden en opdrachtgevers. Vandaag staat hij bekend als een volwaardige schilder van realistische doeken, typisch voor het einde van de 19de eeuw. Rond 1880 schreef hij, vol van zijn artistieke ideaal: “Ik zou graag goede en krachtige schilderkunst maken, en doe er alles aan om dat te bereiken. Maar juist omdat ik er zo bewust mee omga, weet ik niet meer of ik het goed of slecht doe.”’ www.museerops.be
Félicien Rops, Vissershaven van Blankenberge, olieverf op karton, gekleefd op paneel, 25,5 × 33 cm, KMSKA. Het schilderij wordt momenteel geconserveerd. De witte strips zijn facings van Japans papier om loskomende verf te fixeren.
Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
EN TOCH BEWEEGT HET
Door Nanny Schrijvers
38 TWEELUIK
39
Toegegeven: op een stilleven ligt het leven (bijna) stil. Toch zijn schilderijen zonder beweging zeldzaam. Schilders doen ons graag vergeten dat hun werk maar een doek of een stuk hout is met daarop lijnen en kleuren. Ze brengen ruimte, dynamiek en zelfs tijd in beeld. Ook sculpturen doen dat, zoals het werk van Alexander Calder op een tentoonstelling in Londen laat zien.
Kopie naar Pieter Bruegel I, De dans der bruid, z.d., olieverf op paneel, 115 x 166 cm, KMSKA
Schilders gebruiken allerlei trucs om een handeling uit te beelden en een schilderij buiten zijn ‘aard’ en beperkingen te laten treden. Ze tonen levende mensen en een levende natuur door figuren in een bepaalde houding weer te geven, vormen te laten vervagen, welbepaalde technieken aan te wenden of een beroep te doen op het publiek om zelf mee te bewegen. Sculpturen van hun kant zijn statisch en soms zelfs zwaar. Toch laten ook hun makers ons geloven dat er leven zit in hun objecten. Dat ze bewegen, soms zelfs met veel vaart. Een korenveld van nagels De bronzen Victorie van Arthur Dupon lijkt voort te snellen met haar wapperende rokken. Ze verroert natuurlijk niet echt, maar wij geloven het tegendeel. Ze weegt overigens 55 kilo, al is ze maar 83 centimeter hoog. In Bruegels Dans der bruid wordt het dansen gesuggereerd door de houdingen van de figuren, maar eveneens het ronddraaien binnen een
Arthur Dupon, Victorie, z.d., brons, 83 x 92,5 x 52,5 cm, KMSKA
Alexander Calder, Triple Gong, ca. 1948, Calder Foundation, New York
Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
EN TOCH BEWEEGT HET
Door Nanny Schrijvers
38 TWEELUIK
39
Toegegeven: op een stilleven ligt het leven (bijna) stil. Toch zijn schilderijen zonder beweging zeldzaam. Schilders doen ons graag vergeten dat hun werk maar een doek of een stuk hout is met daarop lijnen en kleuren. Ze brengen ruimte, dynamiek en zelfs tijd in beeld. Ook sculpturen doen dat, zoals het werk van Alexander Calder op een tentoonstelling in Londen laat zien.
Kopie naar Pieter Bruegel I, De dans der bruid, z.d., olieverf op paneel, 115 x 166 cm, KMSKA
Schilders gebruiken allerlei trucs om een handeling uit te beelden en een schilderij buiten zijn ‘aard’ en beperkingen te laten treden. Ze tonen levende mensen en een levende natuur door figuren in een bepaalde houding weer te geven, vormen te laten vervagen, welbepaalde technieken aan te wenden of een beroep te doen op het publiek om zelf mee te bewegen. Sculpturen van hun kant zijn statisch en soms zelfs zwaar. Toch laten ook hun makers ons geloven dat er leven zit in hun objecten. Dat ze bewegen, soms zelfs met veel vaart. Een korenveld van nagels De bronzen Victorie van Arthur Dupon lijkt voort te snellen met haar wapperende rokken. Ze verroert natuurlijk niet echt, maar wij geloven het tegendeel. Ze weegt overigens 55 kilo, al is ze maar 83 centimeter hoog. In Bruegels Dans der bruid wordt het dansen gesuggereerd door de houdingen van de figuren, maar eveneens het ronddraaien binnen een
Arthur Dupon, Victorie, z.d., brons, 83 x 92,5 x 52,5 cm, KMSKA
Alexander Calder, Triple Gong, ca. 1948, Calder Foundation, New York
40
41
Louis Van Lint, Landschap, 1962, olieverf op doek, 188 × 418 cm, KMSKA
ellipsvormige compositie maakt dat er geen rust(punt) is. Daarbovenop doen de kleuren onze blik telkens weer verspringen. Zo brengen de rode, groene en witte hemden, schorten en broeken ritme in het schilderij, zonder dat er een voor- of achtergrond, hoofd- of bijrollen worden gesuggereerd. Gevolg: de blik blijft zoeken en ronddwalen. Bewegen.
Het is voor een toeschouwer zicht- en voelbaar als een schilder of beeldhouwer in snelle ritmische gebaren heeft geschilderd of geboetseerd. Dat lukt evengoed in abstract of niet-figuratief werk. Het is voor een toeschouwer zicht- en voelbaar wanneer een schilder of beeldhouwer in snelle ritmische gebaren heeft geschilderd of geboetseerd. De fysieke inspanning van de kunstenaar is essentieel bij het bekijken en ervaren van Landschap door Louis Van Lint. Günther Ueckers Donker veld komt zelfs pas echt tot leven als de toeschouwer beweegt. Een veld van nagels, min of meer recht of schuin in het vlak getimmerd, laat licht en donker wisselen, als was het een korenveld in de wind.
Günther Uecker, Donker veld, 1979, nagels op doek op paneel, 150 x 150 x 18 cm, KMSKA
Julio Le Parc, Cercle en contorsion sur trame, 1966, gietijzer, hout en roestvrij staal, 123 x 123 x 20 cm, KMSKA
Armpjes Sommige kunstenaars gebruiken optische kunstgrepen om de stabiliteit te ondermijnen. Zo kan het versmallen of verbreden van kleurstroken of -patronen een illusie van ruimtelijkheid en beweging oproepen. De uitbeelding verliest alle houvast en verandert continu. Julio Le Parc vertrekt van een stevige vierkante witte bak met, centraal geplaatst en kleiner dan de bak, een witzwart verticaal gestreept basisvlak. Na lang en aandachtig kijken lijken parallelle lijnen te trillen of te verschuiven. Le Parc versterkt dit door extra gemotoriseerde beweging toe te voegen. Aan twee armpjes zit een ringvormige reep flexibel roestvrij staal vast. Als de armpjes bewegen moet de stalen reep mee in allerlei kronkels. En omdat die twee met een verschillende snelheid ronddraaien verloopt dat steeds anders. Het staal is gepolijst en weerkaatst de streepjes in de bak. Zo gaat naast de werkelijke beweging ook de achtergrond bewegen en worden de streepjes uitgerekt en samengeperst, op het staal zelf en na een tijdje ook op de achtergrond. Een motor is niet altijd een noodzaak voor beweging. Bij Alexander Calder (1898 – 1976) gaat het vanzelf, met de wind of de airco. Zijn mobiles zijn nu te zien in Londen. De titel van de tentoonstelling laat ook de tijd meespelen, zoals bij een opvoering. Maar die gaat onherroepelijk voorbij, terwijl schilderijen en beelden blijven. Als een immobiel perpetuum mobile. Alexander Calder: Performing Sculpture Tate Modern: Exhibition 11 november 2015 – 3 april 2016
40
41
Louis Van Lint, Landschap, 1962, olieverf op doek, 188 × 418 cm, KMSKA
ellipsvormige compositie maakt dat er geen rust(punt) is. Daarbovenop doen de kleuren onze blik telkens weer verspringen. Zo brengen de rode, groene en witte hemden, schorten en broeken ritme in het schilderij, zonder dat er een voor- of achtergrond, hoofd- of bijrollen worden gesuggereerd. Gevolg: de blik blijft zoeken en ronddwalen. Bewegen.
Het is voor een toeschouwer zicht- en voelbaar als een schilder of beeldhouwer in snelle ritmische gebaren heeft geschilderd of geboetseerd. Dat lukt evengoed in abstract of niet-figuratief werk. Het is voor een toeschouwer zicht- en voelbaar wanneer een schilder of beeldhouwer in snelle ritmische gebaren heeft geschilderd of geboetseerd. De fysieke inspanning van de kunstenaar is essentieel bij het bekijken en ervaren van Landschap door Louis Van Lint. Günther Ueckers Donker veld komt zelfs pas echt tot leven als de toeschouwer beweegt. Een veld van nagels, min of meer recht of schuin in het vlak getimmerd, laat licht en donker wisselen, als was het een korenveld in de wind.
Günther Uecker, Donker veld, 1979, nagels op doek op paneel, 150 x 150 x 18 cm, KMSKA
Julio Le Parc, Cercle en contorsion sur trame, 1966, gietijzer, hout en roestvrij staal, 123 x 123 x 20 cm, KMSKA
Armpjes Sommige kunstenaars gebruiken optische kunstgrepen om de stabiliteit te ondermijnen. Zo kan het versmallen of verbreden van kleurstroken of -patronen een illusie van ruimtelijkheid en beweging oproepen. De uitbeelding verliest alle houvast en verandert continu. Julio Le Parc vertrekt van een stevige vierkante witte bak met, centraal geplaatst en kleiner dan de bak, een witzwart verticaal gestreept basisvlak. Na lang en aandachtig kijken lijken parallelle lijnen te trillen of te verschuiven. Le Parc versterkt dit door extra gemotoriseerde beweging toe te voegen. Aan twee armpjes zit een ringvormige reep flexibel roestvrij staal vast. Als de armpjes bewegen moet de stalen reep mee in allerlei kronkels. En omdat die twee met een verschillende snelheid ronddraaien verloopt dat steeds anders. Het staal is gepolijst en weerkaatst de streepjes in de bak. Zo gaat naast de werkelijke beweging ook de achtergrond bewegen en worden de streepjes uitgerekt en samengeperst, op het staal zelf en na een tijdje ook op de achtergrond. Een motor is niet altijd een noodzaak voor beweging. Bij Alexander Calder (1898 – 1976) gaat het vanzelf, met de wind of de airco. Zijn mobiles zijn nu te zien in Londen. De titel van de tentoonstelling laat ook de tijd meespelen, zoals bij een opvoering. Maar die gaat onherroepelijk voorbij, terwijl schilderijen en beelden blijven. Als een immobiel perpetuum mobile. Alexander Calder: Performing Sculpture Tate Modern: Exhibition 11 november 2015 – 3 april 2016
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensenmet-een-mening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
42 AANBEVOLEN
HONGER NAAR VERRASSINGEN Door Francesca Vanthielen
Francesca Vanthielen is een Vlaamse actrice en presentatrice. Ze is mede-oprichter van de G1000, en sinds kort is ze ook deeltijds medewerker bij Ballet Vlaanderen. 1) Welke kunstenaar kan u diep ontroeren? ‘Wie me spontaan in het hoofd komt is Chicho Frumboli, een icoon in de hedendaagse tangoscene. Het is een wat plompe, doorleefde man die het nachtleven in Buenos Aires kent als geen ander. Het moment dat hij op een dansvloer verschijnt, houdt iedereen zijn adem in. Hij is de koning van de geïmproviseerde tango. Hij heeft lak aan traditionele conventies: voor hem telt de muziek die hij interpreteert op een manier die immens verrassend en spannend is voor zijn danspartner en de toeschouwer. Dansers zijn voor mij instantkunstenaars, zoals koks dat ook zijn.’ 2) In welk museum dwaalt u graag rond? ‘Ik heb speciale herinneringen aan het Hermitage Museum in Sint-Petersburg. Je kan er uren ronddwalen en alle stijlen, periodes en grote meesters bewonderen zonder dat er achter elke hoek een suppoost je argwanend staat te bekijken, alsof je met een werk onder de arm het museum zou verlaten. Topwerken zijn er ook niet hyperbeveiligd door koorden die als een alarm afgaan als je ze per ongeluk aantikt. Het hele gebouw was toen ik het museum bezocht dringend aan herstelling toe, dat verklaart misschien de armetierige beveiliging van de schatten in het museum. Geen geld, geen be-
Chicho Frumboli
veiliging. Maar de enorme collectie die Catharina de Grote en haar opvolgers wisten samen te brengen is impressionant. Dichter bij huis vind ik het Red Star Line Museum best mooi. Ze hebben dat modern aangepakt, met pakkende verhalen van mensen die hun leven op een onbekend continent wilden voortzetten. Als je dan ooit het museum op Ellis Island in New York hebt bezocht, is de cirkel rond.’ 3) Welke tentoonstelling heeft u met plezier bezocht? ‘Ik realiseer me nu dat ik eigenlijk niet vaak naar tentoonstellingen ga. De laatste zal de Panamarenko-tentoonstelling in het M HKA geweest zijn. (Waar is de U van het MUHKA trouwens naartoe?) Bon, het zijn eerder galerijen waar ik graag langsga. Iemand die altijd verrast is Sofie Van de Velde in de Lange Leemstraat. Het werk van de helaas veel te jong gestorven Ilse D’Hollander heeft me daar al kunnen bekoren. Maar ook zotter werk, zoals dat van Andy Wauman, stelt zij voor aan haar publiek.’ 4) Welke muziek mag er altijd opstaan, overal? ‘Als ik iets verkies als het “altijd en overal” moet zijn, is het stilte. Muziek is er om de dag bij te kleuren. Ludovico Einaudi op een zondagochtend. Op donkere winteravonden gaat er heel veel Chet Baker door de boxen. Of de Argentijnse componist Gustavo Santaolalla, die de muziek schreef voor onder meer Brokeback Mountain en Babel. Maar net zo goed sta ik op de luide beats van Jamie XX swingend te koken.’
‘Voor citytrips hou ik van een overaanbod aan cultuur in “a buzzling city”, gelijk Londen.’
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensenmet-een-mening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
42 AANBEVOLEN
HONGER NAAR VERRASSINGEN Door Francesca Vanthielen
Francesca Vanthielen is een Vlaamse actrice en presentatrice. Ze is mede-oprichter van de G1000, en sinds kort is ze ook deeltijds medewerker bij Ballet Vlaanderen. 1) Welke kunstenaar kan u diep ontroeren? ‘Wie me spontaan in het hoofd komt is Chicho Frumboli, een icoon in de hedendaagse tangoscene. Het is een wat plompe, doorleefde man die het nachtleven in Buenos Aires kent als geen ander. Het moment dat hij op een dansvloer verschijnt, houdt iedereen zijn adem in. Hij is de koning van de geïmproviseerde tango. Hij heeft lak aan traditionele conventies: voor hem telt de muziek die hij interpreteert op een manier die immens verrassend en spannend is voor zijn danspartner en de toeschouwer. Dansers zijn voor mij instantkunstenaars, zoals koks dat ook zijn.’ 2) In welk museum dwaalt u graag rond? ‘Ik heb speciale herinneringen aan het Hermitage Museum in Sint-Petersburg. Je kan er uren ronddwalen en alle stijlen, periodes en grote meesters bewonderen zonder dat er achter elke hoek een suppoost je argwanend staat te bekijken, alsof je met een werk onder de arm het museum zou verlaten. Topwerken zijn er ook niet hyperbeveiligd door koorden die als een alarm afgaan als je ze per ongeluk aantikt. Het hele gebouw was toen ik het museum bezocht dringend aan herstelling toe, dat verklaart misschien de armetierige beveiliging van de schatten in het museum. Geen geld, geen be-
Chicho Frumboli
veiliging. Maar de enorme collectie die Catharina de Grote en haar opvolgers wisten samen te brengen is impressionant. Dichter bij huis vind ik het Red Star Line Museum best mooi. Ze hebben dat modern aangepakt, met pakkende verhalen van mensen die hun leven op een onbekend continent wilden voortzetten. Als je dan ooit het museum op Ellis Island in New York hebt bezocht, is de cirkel rond.’ 3) Welke tentoonstelling heeft u met plezier bezocht? ‘Ik realiseer me nu dat ik eigenlijk niet vaak naar tentoonstellingen ga. De laatste zal de Panamarenko-tentoonstelling in het M HKA geweest zijn. (Waar is de U van het MUHKA trouwens naartoe?) Bon, het zijn eerder galerijen waar ik graag langsga. Iemand die altijd verrast is Sofie Van de Velde in de Lange Leemstraat. Het werk van de helaas veel te jong gestorven Ilse D’Hollander heeft me daar al kunnen bekoren. Maar ook zotter werk, zoals dat van Andy Wauman, stelt zij voor aan haar publiek.’ 4) Welke muziek mag er altijd opstaan, overal? ‘Als ik iets verkies als het “altijd en overal” moet zijn, is het stilte. Muziek is er om de dag bij te kleuren. Ludovico Einaudi op een zondagochtend. Op donkere winteravonden gaat er heel veel Chet Baker door de boxen. Of de Argentijnse componist Gustavo Santaolalla, die de muziek schreef voor onder meer Brokeback Mountain en Babel. Maar net zo goed sta ik op de luide beats van Jamie XX swingend te koken.’
‘Voor citytrips hou ik van een overaanbod aan cultuur in “a buzzling city”, gelijk Londen.’
44
5) In welke cultuurstad wilt u gerust verdwalen? ‘Hoezeer ik de rust in mijn eigen stadsbuurt ook apprecieer, voor citytrips hou ik van een overaanbod aan cultuur in a buzzling city. Dan denk ik meteen aan Londen, mede omdat ik de stad goed ken en ze nostalgische gevoelens bij mij oproept. Ik heb er een jaar gewoond toen ik er een postgraduaat Acting volgde en toen heb ik me te goed gedaan aan veel theater, West End en Off West End, wat vaak gewaagder en creatiever was.’ 6) Welk boek kan u blijven lezen? ‘Als ik naar de stapel boeken kijk die ik nog wil lezen, zie ik het nut niet van het herlezen van een boek. Ik lees vooral omdat ik hoop dat een auteur me in een andere wereld kan onderdompelen, me vertrouwd kan maken met de personages en me kan doen inleven in de verscheurende keuzes die ze soms moeten maken. Mijn honger naar nieuwe verhalen is groter dan het genot te herbeleven van de literaire kwaliteit die een bepaalde auteur heeft aangewend om me mee te slepen in zijn of haar verhaal.’
‘Zingen en eigen songteksten maken, en ze nadien opvoeren en daarmee mensen ontroeren. Volgens mij bestaat er weinig mooiers.’ 7) Welk talent zou u graag bezitten? ‘Het is een talent dat zelfs niet in de kleinst denkbare portie aanwezig is in mijn lijf: zingen en eigen songteksten kunnen maken. Dus niet louter een performer for the sake of singing maar het creëren van eigen nummers en ze nadien kunnen opvoeren en daarmee mensen ontroeren. Volgens mij bestaat er weinig mooiers.’
Ilse D’Hollander, Zonder titel, 1996, olieverf op doek, 47 x 45 cm, Courtesy Gallery Sofie Van de Velde
44
5) In welke cultuurstad wilt u gerust verdwalen? ‘Hoezeer ik de rust in mijn eigen stadsbuurt ook apprecieer, voor citytrips hou ik van een overaanbod aan cultuur in a buzzling city. Dan denk ik meteen aan Londen, mede omdat ik de stad goed ken en ze nostalgische gevoelens bij mij oproept. Ik heb er een jaar gewoond toen ik er een postgraduaat Acting volgde en toen heb ik me te goed gedaan aan veel theater, West End en Off West End, wat vaak gewaagder en creatiever was.’ 6) Welk boek kan u blijven lezen? ‘Als ik naar de stapel boeken kijk die ik nog wil lezen, zie ik het nut niet van het herlezen van een boek. Ik lees vooral omdat ik hoop dat een auteur me in een andere wereld kan onderdompelen, me vertrouwd kan maken met de personages en me kan doen inleven in de verscheurende keuzes die ze soms moeten maken. Mijn honger naar nieuwe verhalen is groter dan het genot te herbeleven van de literaire kwaliteit die een bepaalde auteur heeft aangewend om me mee te slepen in zijn of haar verhaal.’
‘Zingen en eigen songteksten maken, en ze nadien opvoeren en daarmee mensen ontroeren. Volgens mij bestaat er weinig mooiers.’ 7) Welk talent zou u graag bezitten? ‘Het is een talent dat zelfs niet in de kleinst denkbare portie aanwezig is in mijn lijf: zingen en eigen songteksten kunnen maken. Dus niet louter een performer for the sake of singing maar het creëren van eigen nummers en ze nadien kunnen opvoeren en daarmee mensen ontroeren. Volgens mij bestaat er weinig mooiers.’
Ilse D’Hollander, Zonder titel, 1996, olieverf op doek, 47 x 45 cm, Courtesy Gallery Sofie Van de Velde
en ik een vrij moment hebben, plannen we graag een bezoek aan een historische plek of aan een museum. Als Vivium ooit om een of andere reden zijn lidmaatschap bij de Bedrijvenclub zou opzeggen, dan sluit ik me zeker als privépersoon aan bij de Vrienden van het KMSKA.’
De Bedrijvenclub is een apart forum van de Vrienden van het KMSKA. Hij bestaat uit bedrijven die het museum steunen. Ook verzekeringsmaatschappij Vivium is lid.
46 de vrienden
STEUNEND NETWERKEN
Bent u nog lid van andere vrienden- of bedrijvenclubs?
‘Naast het KMSKA-gebeuren heb ik eerder contacten op financieeltechnisch vlak: bij het Belgisch Financieel Forum, bij Assuralia... Ik heb maar weinig vrije tijd en kan helaas maar aan een beperkt aantal bijeenkomsten van de Bedrijvenclub deelnemen.’
47
Kunstschat aan de rekken
Waarom is Vivium lid van de Bedrijvenclub van het KMSKA? Er zijn nog tal van vriendenclubs bij andere musea in Antwerpen? ‘Antwerpen telt inderdaad veel mooie en interessante musea, maar het KMSKA is wel het grootste museum! De kunstcollectie is erg divers, vanaf de middeleeuwen tot nu. Die verscheidenheid spreekt mij aan.’
Opgetekend door Véronique Van Passel
Aan welke activiteiten nam u al deel, en welke evenementen zou u in de toekomst graag op het programma van de Bedrijvenclub zien staan?
‘Een happening waar ik altijd naar uitkijk, is het jaarlijkse diner. De sfeer is er informeel en erg gezellig. Ik ontmoette er al interessante mensen, zoals wijlen Jan Hoet of Linda Loppa, en de locatie is altijd met zorg gekozen. Zo waren er de afgelopen jaren exclusieve diners in het MAS en op het Schoon Verdiep van het Antwerpse stadhuis.’ ‘We hebben ook het privékunsthuis FIBAC bezocht in Berchem. Ik ben erg onder de indruk van de fantastische privécollectie die Ingrid en Filips De Ferm hebben samengebracht. Bovendien is hun kunstverzameling toegankelijk voor het publiek.’
Ieperling Kris Vinckier is commercieel directeur Employee Benefits bij Vivium. Op een ochtend na een verlengd weekend staat hij om kwart over acht in zijn kantoor aan de Antwerpse Singel paraat voor een interview met ZAAL Z.
Vivium heeft zich in 2011 aangesloten bij de Bedrijvenclub van het KMSKA. Dat is na de sluiting omwille van de verbouwingswerkzaamheden. Voor u is de sluiting geen probleem? ‘Neen, daar heb ik nooit bij stilgestaan. Ik vind het fantastisch hoe het KMSKA werkt aan zijn visibiliteit tijdens de sluiting door kunstwerken toegankelijk te houden op diverse gast-locaties, als een rondreizend kunsttheater, en ook door de publicatie van ZAAL Z, jullie virtuele zaal. ’
Wat was uw motivatie om aan te sluiten bij de Bedrijvenclub?
‘Zoals het vaak gaat, is er een amalgaam aan redenen. De verzekeringsmaatschappij Vivium (lid van de P&V groep) is onder meer gegroeid uit De Vaderlandsche, een bedrijf met Antwerpse roots en dus met een stevige band met de Scheldestad. Verder kende ik sommige leden al, onder wie Piet Bevernage van Ackermans & van Haaren en Jan van den Nieuwenhuijzen, toen bij SD-Worx en voorzitter van de Bedrijvenclub, die me inspireerden om aan te sluiten. We netwerken niet zomaar. Tijdens de activiteiten ontmoet je veel mensen. De groep is heel divers en dat vind ik heel leerrijk. Bovendien vervullen we zo ook een maatschappelijke rol: het steunen van een museum. En ten slotte speelt ook mijn persoonlijke interesse voor cultuur en musea een rol. Als mijn echtgenote
Bezoek aan FIBAC in Berchem
en ik een vrij moment hebben, plannen we graag een bezoek aan een historische plek of aan een museum. Als Vivium ooit om een of andere reden zijn lidmaatschap bij de Bedrijvenclub zou opzeggen, dan sluit ik me zeker als privépersoon aan bij de Vrienden van het KMSKA.’
De Bedrijvenclub is een apart forum van de Vrienden van het KMSKA. Hij bestaat uit bedrijven die het museum steunen. Ook verzekeringsmaatschappij Vivium is lid.
46 de vrienden
STEUNEND NETWERKEN
Bent u nog lid van andere vrienden- of bedrijvenclubs?
‘Naast het KMSKA-gebeuren heb ik eerder contacten op financieeltechnisch vlak: bij het Belgisch Financieel Forum, bij Assuralia... Ik heb maar weinig vrije tijd en kan helaas maar aan een beperkt aantal bijeenkomsten van de Bedrijvenclub deelnemen.’
47
Kunstschat aan de rekken
Waarom is Vivium lid van de Bedrijvenclub van het KMSKA? Er zijn nog tal van vriendenclubs bij andere musea in Antwerpen? ‘Antwerpen telt inderdaad veel mooie en interessante musea, maar het KMSKA is wel het grootste museum! De kunstcollectie is erg divers, vanaf de middeleeuwen tot nu. Die verscheidenheid spreekt mij aan.’
Opgetekend door Véronique Van Passel
Aan welke activiteiten nam u al deel, en welke evenementen zou u in de toekomst graag op het programma van de Bedrijvenclub zien staan?
‘Een happening waar ik altijd naar uitkijk, is het jaarlijkse diner. De sfeer is er informeel en erg gezellig. Ik ontmoette er al interessante mensen, zoals wijlen Jan Hoet of Linda Loppa, en de locatie is altijd met zorg gekozen. Zo waren er de afgelopen jaren exclusieve diners in het MAS en op het Schoon Verdiep van het Antwerpse stadhuis.’ ‘We hebben ook het privékunsthuis FIBAC bezocht in Berchem. Ik ben erg onder de indruk van de fantastische privécollectie die Ingrid en Filips De Ferm hebben samengebracht. Bovendien is hun kunstverzameling toegankelijk voor het publiek.’
Ieperling Kris Vinckier is commercieel directeur Employee Benefits bij Vivium. Op een ochtend na een verlengd weekend staat hij om kwart over acht in zijn kantoor aan de Antwerpse Singel paraat voor een interview met ZAAL Z.
Vivium heeft zich in 2011 aangesloten bij de Bedrijvenclub van het KMSKA. Dat is na de sluiting omwille van de verbouwingswerkzaamheden. Voor u is de sluiting geen probleem? ‘Neen, daar heb ik nooit bij stilgestaan. Ik vind het fantastisch hoe het KMSKA werkt aan zijn visibiliteit tijdens de sluiting door kunstwerken toegankelijk te houden op diverse gast-locaties, als een rondreizend kunsttheater, en ook door de publicatie van ZAAL Z, jullie virtuele zaal. ’
Wat was uw motivatie om aan te sluiten bij de Bedrijvenclub?
‘Zoals het vaak gaat, is er een amalgaam aan redenen. De verzekeringsmaatschappij Vivium (lid van de P&V groep) is onder meer gegroeid uit De Vaderlandsche, een bedrijf met Antwerpse roots en dus met een stevige band met de Scheldestad. Verder kende ik sommige leden al, onder wie Piet Bevernage van Ackermans & van Haaren en Jan van den Nieuwenhuijzen, toen bij SD-Worx en voorzitter van de Bedrijvenclub, die me inspireerden om aan te sluiten. We netwerken niet zomaar. Tijdens de activiteiten ontmoet je veel mensen. De groep is heel divers en dat vind ik heel leerrijk. Bovendien vervullen we zo ook een maatschappelijke rol: het steunen van een museum. En ten slotte speelt ook mijn persoonlijke interesse voor cultuur en musea een rol. Als mijn echtgenote
Bezoek aan FIBAC in Berchem
48
‘Het bezoek aan Zeno X heb ik gemist. Jammer, daar wil ik zeker nog eens naartoe. De Bedrijvenclub kreeg ook een speciale rondleiding in het gloednieuwe interne depot van het KMSKA. Schitterend hoe die grote schat aan kunstwerken aan de functionele rekken wachten, veilig opgeborgen in de buik van het museum. Een echte bunker van een kunstkluis, exact op de plaats van de vroegere gewapende atoomkluis! In het externe depot in het havengebied van Kallo ben ik nog niet geweest. Ik hoop ook dat eens te mogen bezoeken. Misschien een tip voor een volgende bijeenkomst?’ ‘De Vrienden organiseerden in november een veiling bij Veilinghuis Bernaerts op het Antwerpse Zuid. Deze verkoop van kunstwerken die werden gemaakt en/of geschonken door sympathisanten, bracht zo’n 9.000 euro op. Het bedrag werd overgemaakt aan een goed doel, de Zomer-school, waarmee het KMSKA al tien jaar samenwerkt (Zie ZAAL Z 13, p. 29-33). Zo verbreedt de Bedrijvenclub zijn maatschappelijke output. Die gaat dus veel verder dan de ondersteuning van het museum.’
‘Als Vivium ooit om een of andere reden zijn lidmaatschap bij de Bedrijvenclub zou opzeggen, dan sluit ik me zeker als privépersoon aan bij de Vrienden van het KMSKA.’
bedrijvenclub 49
Bedrijven die het museum steunen, zijn verenigd in de Bedrijvenclub. De leden genieten van specifieke returns. Ze krijgen als eersten info over alle activiteiten van het museum en de vereniging wordt nauw betrokken bij het KMSKA. Leden nemen deel aan tal van exclusieve activiteiten, zoals previews, rondleidingen, diners, dagtrips en kunstreizen.
Ereleden
Gewone leden
Ackermans & van Haaren nv Antalis nv Antilope nv Argo bvba BASF Antwerpen nv Bosal International Management nv Bulvano nv Concentra Mediagroep nv Dredging International nv DSV Belgium nv Evonik Degussa Antwerpen Group Hugo Ceusters - SCMS (HCS) nv KBC Leasinvest Real Estate SD Worx Thomas More Antwerpen vzw
Alhers Aannemingen Van Wellen nv Antwerp Management School ATRO Capital@Work Duvel Moortgat nv Egemin International nv Essenzia Advokaten ExxonMobil Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen IMOPAN Koffie F. Rombouts Kunstveilingen M. Bernaerts Leo Stevens & Cie Nationale Bank van België, Antwerpen P. Roegiers & Co nv Tritsmans Advocatenkantoor Vanbreda Risk & Benefits Vivium nv Willemen General Contractor nv
Het KMSKA dankt ook deze kunstminnaars van harte voor hun steun De heer en mevrouw Frank en Kristin Ardoullie-Dekkers, Wilrijk De heer en mevrouw Karel en Cornelia Bos-Grootes, Brasschaat De heer en mevrouw Bruno en Cecile Claesen-Vansteenbrugge, Mortsel De heer en mevrouw Antoine Friling, Brasschaat De heer Sylvain Goetz, Schilde De heer en mevrouw Marcel en Gloria Govaerts-Ibeiro, Antwerpen Mevrouw Paule Hofer, Brasschaat De heer Thomas Leysen, Antwerpen De heer en mevrouw Manfred Schardt, ‘s-Gravenwezel De heer en mevrouw Jean Vroman, Antwerpen
Meer info Blanche Schoesetters Vrienden van het KMSKA vzw Kievitplein, gebouw H, Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen E
[email protected] T +32 3 237 75 09 M +32 475 80 30 68
48
‘Het bezoek aan Zeno X heb ik gemist. Jammer, daar wil ik zeker nog eens naartoe. De Bedrijvenclub kreeg ook een speciale rondleiding in het gloednieuwe interne depot van het KMSKA. Schitterend hoe die grote schat aan kunstwerken aan de functionele rekken wachten, veilig opgeborgen in de buik van het museum. Een echte bunker van een kunstkluis, exact op de plaats van de vroegere gewapende atoomkluis! In het externe depot in het havengebied van Kallo ben ik nog niet geweest. Ik hoop ook dat eens te mogen bezoeken. Misschien een tip voor een volgende bijeenkomst?’ ‘De Vrienden organiseerden in november een veiling bij Veilinghuis Bernaerts op het Antwerpse Zuid. Deze verkoop van kunstwerken die werden gemaakt en/of geschonken door sympathisanten, bracht zo’n 9.000 euro op. Het bedrag werd overgemaakt aan een goed doel, de Zomer-school, waarmee het KMSKA al tien jaar samenwerkt (Zie ZAAL Z 13, p. 29-33). Zo verbreedt de Bedrijvenclub zijn maatschappelijke output. Die gaat dus veel verder dan de ondersteuning van het museum.’
‘Als Vivium ooit om een of andere reden zijn lidmaatschap bij de Bedrijvenclub zou opzeggen, dan sluit ik me zeker als privépersoon aan bij de Vrienden van het KMSKA.’
bedrijvenclub 49
Bedrijven die het museum steunen, zijn verenigd in de Bedrijvenclub. De leden genieten van specifieke returns. Ze krijgen als eersten info over alle activiteiten van het museum en de vereniging wordt nauw betrokken bij het KMSKA. Leden nemen deel aan tal van exclusieve activiteiten, zoals previews, rondleidingen, diners, dagtrips en kunstreizen.
Ereleden
Gewone leden
Ackermans & van Haaren nv Antalis nv Antilope nv Argo bvba BASF Antwerpen nv Bosal International Management nv Bulvano nv Concentra Mediagroep nv Dredging International nv DSV Belgium nv Evonik Degussa Antwerpen Group Hugo Ceusters - SCMS (HCS) nv KBC Leasinvest Real Estate SD Worx Thomas More Antwerpen vzw
Alhers Aannemingen Van Wellen nv Antwerp Management School ATRO Capital@Work Duvel Moortgat nv Egemin International nv Essenzia Advokaten ExxonMobil Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen IMOPAN Koffie F. Rombouts Kunstveilingen M. Bernaerts Leo Stevens & Cie Nationale Bank van België, Antwerpen P. Roegiers & Co nv Tritsmans Advocatenkantoor Vanbreda Risk & Benefits Vivium nv Willemen General Contractor nv
Het KMSKA dankt ook deze kunstminnaars van harte voor hun steun De heer en mevrouw Frank en Kristin Ardoullie-Dekkers, Wilrijk De heer en mevrouw Karel en Cornelia Bos-Grootes, Brasschaat De heer en mevrouw Bruno en Cecile Claesen-Vansteenbrugge, Mortsel De heer en mevrouw Antoine Friling, Brasschaat De heer Sylvain Goetz, Schilde De heer en mevrouw Marcel en Gloria Govaerts-Ibeiro, Antwerpen Mevrouw Paule Hofer, Brasschaat De heer Thomas Leysen, Antwerpen De heer en mevrouw Manfred Schardt, ‘s-Gravenwezel De heer en mevrouw Jean Vroman, Antwerpen
Meer info Blanche Schoesetters Vrienden van het KMSKA vzw Kievitplein, gebouw H, Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen E
[email protected] T +32 3 237 75 09 M +32 475 80 30 68
LUCHTTEKENEN MET METAAL
Door Leen de Jong
Het is weinig bekend dat het museum een beeldencollectie bezit van haast 500 stuks. De dans van Fausto Melotti op de cover van deze ZAAL Z behoort tot deze bescheiden maar mooie verzameling. Ze is gegroeid uit de biënnales in Middelheim.
50 OP DE COVER
In het beeldenpark Middelheim, dat werd opgericht in 1950, vonden tussen 1951 en 1989 spraakmakende biënnales plaats. De stad, eigenaar van ‘het Middelheim’, en het KMSKA hadden daarbij een afspraak: Middelheim kocht grote beelden aan en het KMSKA legde zich toe op kleinplastiek van Europese meesters. Dat gebeurde vooral in de jaren vijftig en zestig. La dansa van de Italiaan Fausto Melotti (1901-1986) werd aangekocht op de biënnale van 1973. Melotti groeide op in een artistieke familie en werd elektrotechnisch ingenieur. Nog tijdens zijn opleiding studeerde hij piano, maar hij koos uiteindelijk voor een opleiding in de beeldhouwkunst bij de bizarre leermeester Adolfo Wildt. Lucio Fontana, ook een leerling van Wildt, werd een levenslange vriend. Met zijn zwager, de architect Gino Pollini, werkte Melotti regelmatig samen aan bouwopdrachten en hij was ook dichter: hij publiceerde bundels met aforismen. Zijn neef, de befaamde pianist Maurizio Pollini, noemde zijn oom zijn inspirator.
Fausto Melotti, De dans, (1972), verguld messing en plexiglas, 50 x 62 x 13 cm, KMSKA
Melotti begon als keramist. In zijn kleine zogeheten teatrini spelen zich eenvoudige taferelen af, die hij met figuratieve en abstracte vormen vertelt. Dat doet hij vanaf 1959 ook in zijn speelse, fragiele en ‘magische’ constructies van ijzerdraad, messing en koper, soms gecombineerd met textiel. In La dansa zijn tien gestileerde koppels in tien variaties gevat, in tien raamvertellingen. Alle aspecten van Melotti’s kunst komen hier samen: technisch onderzoek, ruimtelijk vormgeven, muzikale inspiratie en literaire compositie. ‘Met metaaldraad kan ik in de lucht tekenen,’ zei Melotti. Zijn beelden van metaal horen thuis in een traditie die reikt van Paul Klee’s tekenkunst, waar ze veel gelijkenis mee vertonen, tot de arte povera. Al in 1928 ontwierp Picasso een Hommage à Apollinaire, een draden constructie die voor haar tijd revolutionair was. Ook de mobiles en stabiles van Alexander Calder maken deel uit van Melotti’s verbeeldingswereld. De vroege werken van Alberto Giacometti, die open meetkundige structuren gebruikt om een hoofd of voorwerp in op te hangen, verwijzen op hun beurt naar Melotti’s kunst. En in diens nadrukkelijke gebruik van elementaire materialen en vormen kondigt zich dan weer de arte povera aan.
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. Zaal Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op
[email protected] Zaal Z is een uitgave van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december.
2
51
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
Jaargang 4 nummer 15 Verantwoordelijke uitgever Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111113 bus 100, 2018 Antwerpen
‘Bereik je als museum geen breder publiek met teksten die helder, geestig en aantrekkelijk zijn?’
‘Ik kreeg onlangs op een congres van Christie’s in New York de vraag: do we still need art historians? De markt bepaalt toch wat kwaliteit en wat waardevol is?’ Filip Vermeylen » p. 6-12
Redactie Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck , Elise Gacoms, Vik Leyten, Wenke Mast, Nanny Schrijvers, Naomi Vandenbroeck, Véronique Van Passel Coördinatie Véronique Van Passel Eindredactie Patrick De Rynck
‘Abraham Janssens wilde de gezanten op een positieve manier overtuigen van de kracht van de stroom.’ Nanny Schrijvers » p. 16-19
Farida Barki » p. 4-5
LEES en zie IN DIT NUMMER ‘De nieuwverworven tekening behoort tot de meest vernieuwende van de meester.’ Herwig Todts » p. 14-15
Werkten mee aan dit nummer Werkten mee aan dit nummer: Karen Bonne is medewerker Behoud en Beheer, Véronique Carpiaux is directeur van het Félicien Ropsmuseum, Leen de Jong is oud-conservator KMSKA, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Vik Leyten is hoofd Marketing, Communicatie, Educatie, Wenke Mast is medewerker Marketing, Communicatie en Educatie, Nanny Schrijvers is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Joris Snaet is cartoonist en bouwhistoricus, Véronique Van Passel is medewerker Marketing, Communicatie en Educatie, Francesca Vanthielen is actrice, presentatrice en medewerker bij Ballet Vlaanderen, Kris Vinckier is Commercial Director bij VIVIUM, Jesse Willems is fotograaf.
Foto’s Archief KMSKA: p. 2, 3, 14, 19, 36 Karen Bonne: p. 3, 21, 22, 27 Calder Foundation, New York / DACS, London 2015: p. 38 Filip Dujardin: p. 44 Gallery Sofie Van de Velde: p. 45 Wim Hendrix: p. 2, 9 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 3, 16-17, 24, 25, 37, 38, 39, 40, 41 Blanche Schoesetters: p. 47 Luc Schrobiltgen: p. 34 Joris Snaet: p. 3, 13, 30, 31, 32, 33 Rob Stevens / Campuskrant KU Leuven: p. 29 Filip Vermeylen: p. 10 VTM: p. 42 Jesse Willems: p. 2, 3, 5, 48 Op sommige beelden kunnen aanvullende auteursrechten gelden © SABAM Belgium. Grafisch ontwerp Linde Desmet en Marie Sledsens Druk Albe De Coker Papier Cover en binnenwerk: Perigord matt Condat Lettertypes Din Schrift, Memphis Oplage 4700 ex. ISSN ISSN 2294-0316
ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO 2 neutrale drukkerij. Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden. Om opgenomen te worden in ons adressenbestand of om uw abonnement op te zeggen kunt u uw gegevens telefonisch doorgeven op T 32 (0)3 224 95 61 of via
[email protected]
ZAAL Z
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in Antwerpen en daarbuiten.
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2017 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be Koningin Fabiolazaal De Modernen. Uitverkoren nog tot en met 03/01/2016 Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen www.kmska.be
Inlichtingen
Museum Rockoxhuis Het Gulden Cabinet. Koninklijk Museum bij Rockox te gast tot 02/07/2017 Focusexpo Power Flower. Bloemstillevens in de Nederlanden nog tot en met 27/03/2016 Keizerstraat 12, 2000 Antwerpen www.rockoxhuis.be
Correspondentie
Atelierflat Jozef Peeters De Gerlachekaai 8, 2000 Antwerpen Bezoek na reservering via www.kmska.be Lier Stedelijk Museum Sint³. Macht der gewoonte. Jimmy Kets in Bruegelland nog tot 06/03/2016 Florent Van Cauwenberghstraat 14, 2500 Lier www.bruegelland.be
Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en woensdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of
[email protected]
Drogenbos FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot eind 2017 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org
KMSKA geniet de steun van
T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected] Bibliotheek & Archief Bezoek na afspraak Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of
[email protected]
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected]
ZAAL Z – 2015-2016 15
52
4
KWESTIE VAN
16
INVENTARISNUMMER
GESPREK
20
INTERNATIONAAL
13 Joris Snaet
28
GESPREK
34
MISSING LINK
6
14
Farida Barki Filip Vermeylen
aanwinst
Tekening van Ensor
Abraham Janssens, ‘Scaldis en Antverpia’ Restauratrice Karen Bonne in Getty Huistekenaar Joris Snaet Ropsmuseum wil... Rops
JG 4 / NR 15 / DEC 15 - FEB 16 driemaandelijks tijdschrift KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
38
TWEELUIK
42
AANBEVOLEN
46
de vrienden
50
OP DE COVER
Kunst in beweging Francesca Vanthielen Kris Vinckier ‘De dans’ van Melotti