De stad, (f)actor van ontwikkeling
Woord vooraf
1
Hedendaagse steden
2
Mensheid en stedelijkheid
6
Ho Chi Minh Stad
8
Kinshasa
14
Quito
26
De stad: een belangrijke ontwikkelingspartner
31
Bibliografie
32
Woord vooraf Paul Verlé Diensthoofd Thematische en Sectorale Expertise, BTC
De aangroei van de wereldbevolking zal in de volgende decennia hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de groei van steden in ontwikkelingslanden. De shift van overwegend landelijke maatschappijen naar overheersend stedelijke maatschappijen is volop aan de gang. Het is een snel en complex proces dat niet alleen kansen biedt, maar ook leidt tot haarden van armoede en ongelijkheid. Armoedebestrijding is de belangrijkste doelstelling van ontwikkelingssamenwerking. Het is dus logisch dat ontwikkelingspartners en donoren ook oog hebben voor de ondersteuning van duurzame stadsontwikkeling. Ontwikkelingssamenwerking wil bijdragen tot het creëren van aangepaste omstandigheden voor de armen en kwetsbare groepen zodat die zelf hun levenskwaliteit kunnen verbeteren. Die uitdaging is doorgaans groter in de stad dan op het platteland. De armoedeaspecten zijn er ook anders. Zo heb je als individu dagelijks geld nodig om in de stad te kunnen overleven. Problemen moeten aangepakt worden over de stadsdepartementen en sectoren heen (bestuur en administratie, onderwijs, gezondheid, milieu, huisvesting...). De bestaande systemen zijn meestal ontoereikend om aan de vraag te kunnen beantwoorden. De infrastructuurwerken die nodig zijn om aan basisbehoeften te voldoen vergen massale investeringen en grote werkings- en onderhoudskosten. Stedelijk beheer vereist een totaalaanpak die een beroep doet op verschillende instanties (ministeries, stadsbesturen, ontwikkelaars, burgercomités…), tal van sectoren (transport, leefmilieu, water, huisvesting…) en multidisciplinaire teams (architecten, sociologen, projectplanners en -beheerders…). Maar ook capaciteitsontwikkeling van de betrokken instellingen en diensten is cruciaal. Dat zijn dan vooral maatregelen voor institutionele verandering, aanpassing en een betere dienstverlening aan de burgers. Dat is uiteraard een complex proces. In de eerste plaats moet de internationale gemeenschap het eens worden over een definitie van het begrip ‘capaciteit’. Zo een definitie omvat drie dimensies: de menselijke, organisatorische en - in ruimere zin - institutionele capaciteit. Toch groeien er stilaan principes om die capaciteitsontwikkeling te ondersteunen. In de eerste plaats vereist capaciteitsversterking een strategische, globale en gecoördineerde aanpak. In de tweede plaats moet de institutionele situatie voortdurend geëvalueerd worden, met inspraak van de betrokkenen, om nauwkeuriger de behoeften te bepalen. Tot slot moet er afgestapt worden van de klassieke projectaanpak, waarbij de te boeken resultaten en de uit te voeren activiteiten op voorhand vastgelegd worden en een statisch gegeven zijn.
Er is integendeel nood aan een flexibele en permanente langetermijnbenadering. De nieuwe aanpak wil nauwer aansluiten bij de behoeften van de hulpontvangende landen. Partnerschap en dialoog vormen de basis voor good practices van internationale samenwerking. In maart 2005 werden 5 principes verder uitgewerkt in de Verklaring van Parijs waarbij de verantwoordelijkheden van de ontwikkelingspartners en de ontvangende landen werden vastgelegd. Deze principes zijn: —— Ownership: de ontvangende landen ontwikkelen zelf hun beleid; —— Afstemming van de hulp op de nationale strategieën, instellingen en procedures; —— Harmonisering onder de ontwikkelingspartners; —— Resultaatgericht beheer; —— Wederzijdse verantwoordelijkheid. Ook in de stadsontwikkeling wordt ernaar gestreefd om deze principes toe te passen. De uitdaging is niet louter het opzetten van degelijke projecten in steden, maar het zoeken naar een effectieve en efficiënte ondersteuning van de geïntegreerde stadsontwikkeling in hulpontvangende landen. De Belgische ontwikkelingssamenwerking is sinds jaren actief in stedelijke omgevingen, zowel in hoofdsteden als in secundaire steden. Deze brochure belicht diverse projecten van BTC in een aantal Afrikaanse, Latijns-Amerikaanse en Aziatische steden. Deze projecten illustreren verschillende manieren om bij te dragen tot menselijke ontwikkeling, van Ho Chi Minh Stad tot Quito en de gemeenten Kinsenso en Kimbanseke in Kinshasa. Ze moeten goed aansluiten bij de stadsontwikkelingsplannen en die plannen versterken om de leefomstandigheden van alle stadsbewoners te helpen verbeteren. © Geneviève Thulliez
CTB-1 BTC-1
Hedendaagse steden Sara Feys en An Eijkelenburg, experts Basisinfrastructuur, BTC Stadscentrum van Lubumbashi (DR Congo). De stedelijke groei is vooral geconcentreerd in kleine en middelgrote steden. Meer dan de helft van de mondiale stadsbevolking woont in steden met minder dan 500.000 inwoners.
De stedelijke bevolking is in 2007, voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid, groter dan de plattelandsbevolking1. Meer dan drie miljard mensen wonen in steden of stedelijke omgevingen. Deze ontwikkeling, de verstedelijking, is een complex proces dat ingrijpende maatschappelijke gevolgen heeft op sociaal, economisch, ecologisch en cultureel vlak. De verstedelijking verloopt niet overal even snel en heeft niet overal dezelfde omvang. Volgens VN-Habitat is Latijns-Amerika het meest verstedelijkte continent; de steden groeien er langzaam maar zeker. In sub-Saharaans Afrika groeien de steden het snelst (4,58 % per jaar). Daarna komen Zuidoost-Azië (3,82 %), Oost-Azië (3,39 %), WestAzië (2,96 %), Zuid-Azië (2,89 %) en Noord-Afrika (2,48 %)2. Azië en Afrika zullen nog tot 2030 de lijst aanvoeren met de snelst groeiende stedelijke
BTC-2
bevolking. Volgens ramingen zijn de voornaamste oorzaken van de stadsgroei in de ontwikkelingslanden de natuurlijke aanwas, migratie, grensverschuivingen en andere administratieve maatregelen (resp. 60 %, 30 % en 10 %)3. Iedere stad is natuurlijk anders, maar de verstedelijking brengt een aantal uitdagingen met zich die in de hele wereld dezelfde zijn. Er zijn dringend duurzame en vernieuwende oplossingen nodig om de sociale ongelijkheid aan te pakken, de milieuverontreiniging, de economische herstructurering, het verkeer, en bijgevolg de groeiende kwetsbaarheid van de arme bevolking.
HedendaagsePréface steden
© Marie Close
Stadsarmoede Kwetsbaar in de stad Heel vaak zijn steden niet opgewassen tegen de enorme instroom. Ze kunnen hun inwoners geen betere leefomstandigheden bieden. Deze ‘nieuwe stedelijke revolutie’ is een van de grote uitdagingen voor de nationale en plaatselijke overheden. Een ongecontroleerde stadsgroei - in ontwikkelingslanden is dat vaak het geval - vertaalt zich doorgaans in de bouw van uitgestrekte nederzettingen, of stadsuitbreidingen. Dat gaat zodanig snel en het gebeurt op zo’n grote schaal dat de steden er geen basisinfrastructuur of basisdiensten kunnen bieden. Voor gepaste huisvesting hebben ze evenmin voldoende middelen.
Steden bieden ook kansen Steden kunnen ook gezien worden als een langetermijnoplossing voor de armoede, aangezien ze de motor van economische groei zijn4. De grootste stedelijke gebieden op aarde produceren immers twee derde van het mondiale bruto binnenlands product (BBP), en 80% van de geraamde economische groei zal in de steden gerealiseerd worden. Steden bieden dan ook enorme mogelijkheden inzake investeringen en werkgelegenheid5, die op hun beurt bijdragen aan de plattelandsontwikkeling in regio’s waar er een sterke interactie is tussen de stad en het platteland.
“We kunnen niet meer stellen dat de armen in de stad er beter aan toe zijn dan die op het platteland, of dat alle stadsbewoners de basisdiensten genieten omdat ze in de stad wonen.” Dr. Anna Kajumulo Tibaijuka, Ondersecretaris-generaal van de Verenigde Naties en Directeur van VN-HABITAT. De armoede en de kwetsbaarheid van de stadsbewoners zijn de meest zorgwekkende gevolgen van de snelle en ongecontroleerde stadsgroei. Volgens de VN zou in het jaar 2020 ongeveer 45 à 55 % van de stedelijke wereldbevolking arm zijn. De overlevingsmechanismen van het platteland kunnen niet zo maar in een stedelijke omgeving worden overgenomen. De stedelijke economie is gebaseerd op geld. Je hebt geld nodig om eten te kopen, houtskool, water, bouwmaterialen. De kosten voor het levensonderhoud zijn in de stad vaak hoger dan op het platteland. De solidariteit is er ook veel kleiner omdat het stedelijk weefsel veel heterogener is. De armen in de stad hebben maar beperkte fysieke en productieve middelen en ze hebben weinig of geen toegang tot het onderwijs, de arbeidsmarkt of de gezondheidszorg. Arme stadsbewoners hebben dus andere behoeften dan de overige stadsbewoners of de plattelandsbevolking.
BTC-3
Bij het zoeken naar duurzame oplossingen moet je ook rekening houden met het feit dat de meerderheid van de stadsbewoners, in het bijzonder de armen, gebruik maken van de informele sector om aan een inkomen te geraken, een woning te bemachtigen of andere diensten te verkrijgen. De informele economie vertegenwoordigt 50 à 70 % van het totale aantal banen in stedelijke gebieden in ontwikkelingslanden6. Het zijn vooral arme vrouwen die in de sector actief zijn.
© Steven De Craen
Uitdaging voor de stad Een stad is natuurlijk veel meer dan alleen maar een reservoir van economische mogelijkheden. Vooral de megapolissen in het Zuiden slagen er niet in hun bevolking een basisdienstverlening te bieden. Door de chaotische aard van de meeste stedelijke nederzettingen zijn er fysieke hinderpalen voor de ontwikkeling van de infrastructuur, wat de investeringskosten in de arme zones de hoogte injaagt. Tegelijk zijn de middelen beperkt en worden de investeringen in die zones niet als prioritair beschouwd, omdat ze maar een zeer klein rendement opleveren. Gelet op de lage bevolkingsdichtheid is de investering per persoon doorgaans hoog en het verbruik laag. De benarde levensomstandigheden in de steden hebben een directe weerslag op de gezondheid van de meest kwetsbaren, in de eerste plaats vrouwen en kinderen. Stadsbewoners krijgen verhoudingsgewijs ook meer te maken met aids/hiv. In Afrika kan de impact van aids op bepaalde plaatsen zelfs de stadsgroei doen afnemen. Een ander probleem van de nieuwe stedelijke gebieden is dat het juridische statuut van talrijke woningen zeer onduidelijk is. De eigendomsbewijzen zijn vaak niet beschikbaar en de meeste mensen zijn de speelbal van de informele grondmarkt, waar verwoed gespeculeerd wordt. Daardoor worden de armen nog kwetsbaarder. Plannen wordt bijzonder moeilijk, en bevorderlijk voor investeringen op lange termijn is het al zeker niet. BTC-4
Steden zijn ten slotte ook vervuilers en ze verbruiken gigantische hoeveelheden natuurlijke rijkdommen. Daar moet rekening mee gehouden worden met het oog op een duurzame ontwikkeling. De relatie tussen armoede en het milieu is bijzonder complex. Het is fout te denken dat de armen de grootste vervuilers zijn7. Maar het is wél waar dat armoede de mensen ertoe drijft op niet-duurzame manier met grondstoffen om te gaan. Jammer genoeg hebben de hoofdbetrokkenen slechts zelden een stem in het kapittel. De nationale en stedelijke programma’s hebben wel degelijk een invloed op hun levens, maar de plannen worden ontwikkeld zonder inspraak van de begunstigden. Het is absoluut noodzakelijk het stadsbestuur en -beheer op democratische leest te schoeien, waar alle sociale lagen van de bevolking volgens de lokale context bij betrokken zijn. Zo niet kan van duurzame stadsontwikkeling en armoedebestrijding geen sprake zijn.
Smeltkroes van verandering Door de versnelde stadsgroei van de afgelopen 50 jaar is de verstedelijking een typisch fenomeen van de 20e en 21e eeuw geworden. De gevolgen van de verstedelijking op de maatschappij kunnen niet meer worden genegeerd. Stads ontwikkeling is intussen een onvermijdelijk thema, maar toch hebben de internationale ontwikkelingspartners er maar verdeelde aandacht voor. Agenda 21 (top van de aarde in Rio, 1992) en agenda Habitat II (conferentie van de Verenigde Naties in Istanbul, 1996), die door meer dan 160 landen werden aangenomen, erkennen dat stedelijke ruimtelijke ordening en duurzame stadsontwikkeling mondiale uitdagingen zijn. Beide agenda’s zetten de bakens uit voor een geïntegreerde aanpak door de lokale betrokkenen. Sinds het jaar 2000 zijn de Millenniumdoelstellingen de basis van een internationaal engagement voor duurzame ontwikkeling. Ze illustreren hoezeer armoedebestrijding een belangrijk strategisch doel is geworden. De Millenniumdoelstellingen willen tegen 2020 de levenskwaliteit van ten minste 100 miljoen mensen in sloppenwijken aanzienlijk verbeteren.
© BTC/Marie-Christine Boeve
Raming van het aantal nieuwe stadsbewoners tussen 2000 en 2015 in landen met een hoog en een gemiddeld/laag inkomen
4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2020
2030
Jaren
[United Nations, 2002] ; [World Bank, 2002]
Hoog inkomen
Nieuwe inwoners (in miljoen)
Stadsbevolking (in miljoen)
Groei van de stedelijke bevolking tussen 1950 en 2030
600 500 400 300 200 100 0
<1 1-5 6-10 10+ Omvang van de stedelijke zone (miljoen)
Gemiddeld en laag inkomen
Armoede mag dan wel een probleem zijn, geld is niet altijd de oplossing8. De Verklaring van Parijs (2005) moedigt de rijke landen en de ontwikkelingspartners aan om de efficiëntie van hun interventies op te krikken door volwaardige partnerschappen te sluiten. De interventies moeten ook evolueren van dienstverlening naar capaciteitsontwikkeling op individueel, organisatorisch en institutioneel vlak. De tot op heden geleverde inspanningen zijn echter ontoereikend om de uitdagingen en de problemen in de steden aan te pakken. Er is enorm veel inzet van iedereen voor nodig; de standpunten en de rol van eenieder moeten worden verduidelijkt en op elkaar afgestemd. Het is zaak mogelijke
denksporen aan te reiken en hulp te bieden, veeleer dan oplossingen, het is zaak beslissingen mogelijk te maken veeleer dan dingen op te leggen, en het is vooral zaak een dialoog op gang te brengen of te bevorderen tussen alle betrokkenen. UN-HABITAT, 2006 idem 3 Montgomery, 2004 4 DPU, 2001 5 UN-HABITAT, 2006 6 Tannerfeldt en Ljung, 2006 7 DFID, 2002 8 Tannerfeldt en Ljung, 2006 1 2
BTC-5
Een ommetje langs een straat in Kigali (Rwanda) © BTC/Julie Robeet
Transporteurs in het stadscentrum van Lubumbashi (DRC) © Sammy Baloji
mensheid en stedelijkheid
Welke plaats bekleden de steden in het Zuiden binnen dat netwerk? De mondialisering betreft vooral de rijke landen, want het zijn zij die deze transnationale activiteit genereren. Er zijn grofweg twee manieren waarop de verstedelijking in het Zuiden zich ent op de mondialisering. Enerzijds worden steden als Nairobi en Bangkok ‘transitzones’ voor de rijke landen: ze fungeren als dispatchingcentra. Anderzijds, in de opkomende economieën vervullen steden als Sjanghai, Peking en de grootsteden in Brazilië en India een pioniersrol inzake ontwikkeling en gaan ze deel uitmaken van de eigenlijke wereldmarkt. Sommige hangen van de activiteit in het Noorden af, terwijl andere zelf draaischijven worden. Deze steden profiteren van een opkomende middenklasse met een hogere koopkracht en consumptiegraad. Zo telt India 300 miljoen inwoners met een hoger inkomen dan het Europese gemiddelde, wat er meteen een zeer belangrijke markt van maakt. De volumes en de razendsnelle veranderingen zijn ongezien in het Westen, en dat levert een ander soort steden op. Zo breidt Peking om de drie jaar uit met een oppervlakte die even groot is als Brussel.
Vernietigen de steden het sociale weefsel? Zijn de voorsteden van de megapolen in het Zuiden één en al chaos? Een gesprek over de positieve en negatieve effecten van verstedelijking als sociaal fenomeen met Eric Corijn, directeur van het onderzoekscentrum COSMOPOLIS, City, Culture & Society (VUB1).
Hoe zou u de stad definiëren? Een stad is een sociale microkosmos op zich. Een concentratie van mensen binnen een beperkt gebied, een concentratie van activiteiten, maar ook van economische meerwaarde die uit het milieu wordt gehaald. Dat alles maakt arbeidsdeling, taakverdeling en een veelheid aan activiteiten mogelijk, veel meer dan op het platteland. Welke invloed heeft de mondialisering op die concentraties? Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid woont de meerderheid van de bevolking vandaag in de steden. In de meest geïndustrialiseerde werelddelen gaat het om 3/4 of zelfs 80 % van de bevolking. De stedelijkheid is dus een sociaal fenomeen waar we niet omheen kunnen. Wie mondialisering zegt, zegt urbanisatie. Die speelt zich niet af boven ons hoofd, maar in de steden. Niet in alle steden en ook niet in alle steden tegelijk binnen dezelfde activiteiten. Dit proces versterkt ook de band tussen de steden, waardoor activiteiten die verband houden met interstedelijke stromen op hun beurt belangrijker worden. Op die manier ontstaat er een nieuwe geografie, een onontkoombaar verschijnsel, met een opeenstapeling van stedelijke netwerken. De stad was lange tijd een locatie binnen een land, maar wordt nu een onderdeel van een transnationaal netwerk. BTC-6
Is dat tempo houdbaar? Dat leidt tot grote problemen inzake planning, duurzame ontwikkeling en sociale integratie. De duurzaamheidsgraad hangt van het gevoerde beleid af. Het komt erop aan de levenskwaliteit in de steden te verbeteren door te zorgen voor degelijke structuren en infrastructuur, wegen, rioleringen, elektrificatie… Sociale integratie is trouwens in het algemeen een pijnpunt in onze samenleving. In de megapolen van het Zuiden speelt zelforganisatie in de wijken een zeer belangrijke rol. Een dictatoriale of zeer autoritaire organisatie is duidelijk zeer nefast voor de steden, want op die manier kunnen stedelijke gebieden zich niet volop ontwikkelen. Een stad is immers geen land. Een land wordt geregeerd op basis van een bepaalde visie op de nationale gemeenschap die het machtssysteem, het representatiemodel en de identiteitsvorming legitimeert. Precies daaruit haalt de staat zijn gezag. In een stad vormt diversiteit net de basis van het samenleven en is er geen enkele groep die zijn model kan opleggen. Het stedelijke weefsel bestaat dus
Mensheid en stedelijkheid Préface
Ho Chi Minh Stad © Marie-Christine Boeve
altijd uit verschillende gemeenschappen en is in die zin dus steeds een coalitie tussen diverse krachten. Om dit samenlevingsmodel te kunnen handhaven, heb je coproductie en samenwerking nodig als basispijlers. Een dictatoriaal regime is dan ook compleet contraproductief om een stad te besturen. De verstedelijking leidt automatisch tot een kritisch debat over democratie en bestuur. Maar heeft het sociale weefsel de tijd om te rijpen in steden met een exponentiële groei? Dat hangt van de soorten migratie en integratie af. Veel migratiestromen hebben de herkomstdorpen, families of netwerken als ‘bron’. De ontworteling die daar het gevolg van is, wordt gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe, al dan niet denkbeeldige banden. In andere gevallen is ook arbeid een factor van integratie. De georganiseerde arbeidersbeweging, zoals de Arbeiderspartij in Brazilië, speelt een belangrijke rol bij de sociale integratie in nieuwe leefomstandigheden. Het sociale weefsel hangt dus sterk af van de manieren waarop de stad zich voor nieuwkomers openstelt. Leiden steden niet tot eenheidsworst en tot het afvlakken van cultuurverschillen? Er is inderdaad een zekere eenvormigheidstrend merkbaar, door de grote merken bijvoorbeeld. Maar naast of binnen dat proces behoudt de stad toch ook haar eigenheid. Beide verschijnselen bestaan naast elkaar. Om nieuwe mensen aan te trekken, heeft de stad er ook belang bij om haar bestaande erfgoed te ontwikkelen. Dat erfgoed is uniek en is nergens elders terug te vinden. Het ontbreekt de steden in het Zuiden misschien aan argumenten om hun patrimonium te beschermen? De steden in de ontwikkelingslanden zijn zo groot dat ze eigenlijk verschillende steden in zich dragen. Zo heb je in Peking de oude, verboden stad, die veel toeristen trekt en dus behouden blijft, maar ook nieuwe wijken die als paddenstoelen uit de grond schieten. Beide bewegingen gaan hand in hand, en dat geldt voor alle steden met een zekere geschiedenis.
Hoe is de situatie in Afrika? Daar is die trend minder uitgesproken: de oude steden zijn vernield, terwijl de nieuwe het product van het kolonialisme zijn. Dat is ook het geval in Latijns-Amerika, maar daar is de kolonisatie enkele eeuwen vroeger gebeurd, waardoor de steden er kunnen bogen op 500 jaar geschiedenis. Is dat gebrek aan geschiedenis, aan ‘stenen geheugen’, een zwakte? Ja. Het kolonialisme en het neokolonialisme hebben Afrika opgezadeld met structuren die een organische ontwikkeling hebben verstoord. Kijk maar naar Congolese steden als Kinshasa en Lubumbashi, waar de koloniale regimes de administratie hebben ingepalmd. Dergelijke steden zijn gegroeid op twee manieren: top-down en vanuit het platteland. Ze vertonen een gebrek aan verankering. Aan verankering? Inderdaad, omdat ze nog vrij recent zijn. Een stad met een lange geschiedenis en een zichtbare structuur kan radicale en grootschalige veranderingen gemakkelijker aan dan steden zonder zwaartepunt. Parijs en Londen zijn historische steden die een groot assimilatievermogen uitstralen. Elk jaar komen duizenden mensen naar Londen en worden ze Londenaars. Voor steden in de ontwikkelingslanden ligt dat moeilijker, want ze hebben een recentere geschiedenis en een minder sterke en minder gestructureerde middenklasse en middenveld. Die factoren wegen op het integratievermogen, waardoor het risico op ontwrichting groter is.
Interview: Olivier Bailly 1
Vrije Universiteit Brussel
BTC-7
Ho Chi Minh Stad HO CHI MINH
Ho Chi Minh Stad (het vroegere Saigon) is in oppervlakte de grootste stad van Vietnam, nog groter dan de hoofdstad Hanoi. Deze Zuid-Vietnamese metropool is het economische centrum van het land. Ze ontwikkelde zich zeer snel en kampt, zoals veel grootsteden in Zuidoost-Azië, met een massale en gebrekkig begeleide rurale exodus. Officieel telt de stad 6 miljoen inwoners, maar daarbij komen nog zo’n 2 miljoen mensen die niet zijn ingeschreven in de stedelijke registers. In Ho Chi Minh Stad gaapt een diepe kloof tussen arm en rijk. Hoewel het gemiddelde jaarinkomen drie keer hoger is dan het Vietnamese gemiddelde, neemt de stedelijke armoede toe, net zoals in de rest van het land. Terwijl in 2002 het aantal armen in de stad 6,6 % bedroeg, was dit cijfer in 2004 al gestegen tot 10,8 %. De urbanisatiegraad van Ho Chi Minh Stad bedraagt 4,2 % per jaar (tegenover een nationaal gemiddelde
BTC-8
van 3 %), en de groei is zeer ongeorganiseerd en ongecoördineerd. De stad is een lappendeken samengesteld uit een indrukwekkend netwerk van kanalen en rivieren met een totale lengte van bijna 100 km. Deze waterwegen doorsnijden het stadsweefsel en boden de inwoners aanvankelijk een handig verkeersnet. Vandaag echter dienen ze vooral voor de afvoer van afval en rioolwater. Alles bij elkaar zijn de gemeenschapsvoorzieningen erg gebrekkig: een onafgewerkt afvoersysteem, kanalen die dienen als open riolen en een vuilnisdienst die minder dan de helft van de gezinnen bedient. Daarbij komen nog een elektriciteitsnetwerk en een waterleidingsysteem die de aanvragen niet kunnen verwerken. De middelmatige kwaliteit van de woningen weerspiegelt die van de openbare infrastructuur. Zo’n 118.000 woningen, geregistreerd door de lokale overheid in 2002, bevonden zich in slechte of zeer slechte staat.
Ho Chi Minh stad
Afvalcontracten Een inwoonster van de wijk getuigt: “Toen het gebied overstroomd was, zagen we overal vuilnis en uitwerpselen van mensen en dieren ronddrijven. En op een ochtend lagen er, zomaar ineens, vuilniszakken op de drempels van onze huizen. Het was een gespannen toestand, en het kwam gemakkelijk tot woordenwisselingen tussen de mensen… Er was veel wantrouwen en haat, er waren veel beledigingen en vechtpartijen.” In die tijd gooide 1 op de 3 gezinnen van District 6, langs het kanaal, zijn vuilnis direct in het water. Elke dag dreef er 5 ton afval in het kanaal, dat dan door de reinigingsdiensten moest worden verwijderd. De armste inwoners weigerden te betalen voor de vuilnisophaling en zetten hun vuilniszakken direct op straat. In het kader van een project werd in 1999 een team van professionele maatschappelijk werkers aangeworven. Zij gingen bemiddelen tussen de vuilnisophalers, de bevolking van District 6 en de overheden. De gesprekken mondden uit in de oprichting van een coöperatie van dertig vuilnisophalers. Een reorganisatie van de trajecten leidde tot een verbetering op het vlak van tijd en efficiëntie, en ook tot hogere winsten voor de ophalers. Terwijl vroeger zo’n 40 à 60 % van de bewoners een contract hadden met de vuilnisdienst, steeg dit dankzij de nieuwe formule tot 92 %. Voetgangersstraat in Binh Hung Hoa. Dit aangelegde terrein werd ter beschikking gesteld van de gezinnen, op 8 km van hun vroegere wijk. Ze bouwden er hun nieuwe woning en kregen daarvoor een lening. ©BTC/Jan Van Lint
Een beter leven langs het kanaal Het kanaal van Tan Hoa-Lo Gom is een van de meest vervuilde waterlopen van de metropool. Bijna 700.000 mensen wonen op de oevers, vaak in zeer precaire omstandigheden. Ze zijn arm, de infrastructuur is verre van adequaat en de vervuilingsgraad is zeer hoog. In dit verband werkt de Belgische samenwerking al bijna 10 jaar lang met de lokale bevolking en met het Volkscomité van Ho Chi Minh Stad aan een project voor de stedelijke sanering en vernieuwing van het kanaal en de kanaaloevers. Een hele wijk werd gerenoveerd met kleine, betaalbare woningen; veel gezinnen die tegen woekervoorwaarden langs het kanaal woonden zijn verhuisd; de vuilnisophaling werd gereorganiseerd en er werd een natuurlijk waterzuiveringsstation gebouwd. De participatiegraad, de ontwikkeling van sociaal-economische activiteiten en bekwaamheden, en ook de versterking van de instellingen, waren sleutelelementen voor het welslagen van dit project.
Het verzamelde afval wordt nu overgebracht naar het overslagstation van Bai Lai. In plaats van het afval ergens op straat te verzamelen en daar te recycleren, met alle gevolgen voor de gezondheid die men zich kan indenken (ratten, stank, stof, enz.), deponeren de vuilnisophalers het afval in containers die staan opgesteld in een aangepaste loods, met een capaciteit van maximaal 72 ton afval per dag. Elke nacht worden de containers getransporteerd naar een stortplaats buiten de stad. Dit gebeurt ’s nachts om het reeds verzadigde verkeer niet nog meer te belasten. 25 stations van dit type, die gebouwd worden met financiële steun van de Aziatische ontwikkelingsbank, zullen binnenkort het afval van ongeveer 2.000.000 inwoners verwerken.
“(…) Nu het vuilnis is opgehaald, is alles schoon. En daar ben ik echt blij om. We kunnen nu zelfs soep koken, knoflook schillen, groenten schoonmaken en onze vaat doen op straat.” Maar het beste afval is natuurlijk geen afval. Daarom werd een milieubewustmakingsactie georganiseerd, gericht op de 17 scholen van District 6 (ongeveer 600 leerlingen). Het doel is de afvalberg te doen afnemen en de recyclage van afval te bevorderen. Voortaan worden ieder jaar met de leerlingen workshops georganiseerd met het milieu als thema. BTC-9
Luchtfoto van het waterzuiveringsstation © BTC/Jan Van Lint
De bewoners kregen onder meer de keuze om zich te vestigen in één van deze appartementen, op een steenworp van hun vroegere woning. © BTC/Jan Van Lint
Een schone lagune In 2006 werd in Ho Chi Minh Stad een waterzuiverings station gebouwd voor de behandeling van het afvalwater van maximaal 200.000 inwoners. Het dertig hectare grote station in de wijk Binh Hung Hoa biedt vandaag een natuurlijk en milieuvriendelijk alternatief voor de zuivering van afvalwater in een openluchtlagune zonder noemenswaardige geluid- of geurhinder. De wijkbewoners klagen alvast niet over de nieuwe buur. Dankzij de ecologische aanplantingen rond het zuiveringsstation (een zeldzaamheid in Ho Chi Minh Stad) gaan de grondprijzen trouwens omhoog.
Nieuwe huisvesting voor de bevolking: diverse formules De woningen langs het kanaal zijn ongezond. Ze zijn vaak gebouwd met tijdelijke materialen, er is een schrijnend gebrek aan infrastructuur en er zijn regelmatig overstromingen. De meeste gezinnen die hier wonen, hebben geen stromend water, geen elektriciteit, geen riolering.
Ook de houding van de gemeentelijke overheden was natuurlijk belangrijk. Het aanbieden van betere levensomstandigheden aan een hoofdzakelijk arme bevolking van vaak ‘illegale’ migranten kwam in hun ogen vaak neer op het stimuleren van de illegale vestiging van nieuwe gezinnen.
In het kader van de sanering van het kanaal werden de woningen van 166 gezinnen in de wijk 11 van het District 6 gerenoveerd. De woningen werden aangesloten op het waterleidings- en elektriciteitsnet, en ze werden geregistreerd. Er kwam riolering, straatverlichting en bestrating. De gezinnen konden gebruikmaken van leningen tegen een lage rentevoet waarmee ze zelf individuele septische putten konden bouwen en hun woning renoveren. Daarbij kwam nog een spaar- en kredietprogramma om de koopkracht van de gezinnen te vergroten.
Verschillende types van huisvesting werden aangeboden. Daarbij kon elk gezin kiezen uit het type dat hun het best beviel: een stukje grond om een huis op te bouwen, op zo’n 8 km van de oude woning, een appartementje bij het kanaal, of een financiële vergoeding voor de onteigening. Dankzij het buurtwerk van de maatschappelijk werkers waren er geen gedwongen uitzettingen nodig.
Het kanaal dient ook voor het transport van levensmiddelen vanuit de Mekongdelta. De verbreding ervan was noodzakelijk geworden, vooral om de steeds terugkerende overstromingen te voorkomen. De geïmproviseerde huisjes op de kanaaloevers, die soms zelfs boven het kanaal hingen, moesten worden afgebroken. Maar hoe kon men deze mensen, die vaak zeer arm waren en gehecht aan hun buurt, een nieuwe huisvesting bieden? En hoe kon men deze gelegenheid aangrijpen om hun levensstandaard te verhogen? BTC-10
Er werd besloten dat de maatschappelijk werkers ontmoetingen zouden organiseren met de bewoners en hen een luisterend oor zouden bieden. De opdracht van het maatschappelijk team was bezaaid met hindernissen. Door vroegere ervaringen met wijkparticipatie was het enthousiasme van de mensen bekoeld. Er heerste veel wantrouwen. Het was dan ook de taak van de maatschappelijk werkers om begrip te tonen voor deze vaak irrationele houding en ze tegelijk te bestrijden. Zo verzette een bepaalde wijkoverste zich tegen een verhuizing van de inwoners van zijn wijk omdat hij zes prachtige houten koffers bezat en hij niet wist hoe hij die moest verhuizen!
Meer dan zomaar een ander huis Bij deze gezinnen ging het niet alleen om een nieuwe woonomgeving, maar ook een nieuwe levenswijze. Ze moesten immers geld lenen om een appartement te renoveren of te kopen, een huis te bouwen of winstgevende activiteiten te ontwikkelen. En dit terwijl weinig mensen in de Vietnamese maatschappij schulden maken. De gezinnen moesten dus met deze nieuwe situatie leren omgaan, met meer of minder succes. Globaal gezien hebben ze allemaal te kampen gehad met economische problemen. Terwijl de Vietnamese stadsbewoners en armen doorgaans 10 tot 15 % van hun inkomen besteden aan huisvesting, moesten de inwoners die kozen voor een lap grond hiervoor 49 % van
School van Bình Long © BTC/Jan Van Lint
hun ‘loon’ uittrekken, en bij hen die kozen voor een appartement bedroeg dit 21 %. De maatschappelijk werkers hebben een fundamentele rol gespeeld door de bewoners te informeren, op te leiden en te begeleiden op het vlak van budgetbeheer. De inwoners die kozen voor een financiële vergoeding konden hiervan jammer genoeg niet profiteren.
Balans In maart 2006 hadden 60 gezinnen een huis gebouwd op hun perceel, in een wijk met voorzieningen zoals wegen en openbare diensten, waaronder een basisschool. Ze kregen technische hulp bij de bouw en begeleiding op administratief vlak en konden gebruikmaken van leningen. Sinds 2005 bewonen 72 gezinnen een appartement in een van de gebouwen aangepast aan het sterk naar buiten gerichte familiale leven. Zo zijn er brede gangen waar kleine handelaars zich kunnen installeren. Vlak bij de gebouwen bevinden zich een gemeenschapshuis, een parkeerterrein voor motorfietsen en een ponton voor boten. “Het sociale leven is hetzelfde als vroeger,” zegt een opgewekte Lam Viet Thang, 61 jaar. En het comfort is erop verbeterd want ze hebben nu elektriciteit, toiletten en stromend water.
Een project als voorbeeld Het project had te kampen met individuele belangen, vooroordelen en administratieve traagheid. Het kan zeker beter, maar de participatie van de bewoners en de inbreng van een team van maatschappelijk werkers is vandaag een inspiratiebron voor donoren zoals de Wereldbank. Algemeen heeft het sociaal werk aangetoond dat het van belang is om de mensen bij het project te betrekken. Het overleg, de informatieverstrekking en het delen van
k ennis met de diverse instellingen en bewoners hebben het draagvlak voor het project versterkt en een coherente aanpak bevorderd. De bewustmaking in de basisschool, het betrekken van de afvalsector en de economische onafhankelijkheid van de bewonersgroepen door middel van leningen moeten de situatie verbeteren, zowel op economisch als op ecologisch gebied. Daarbij was de context 250 gezinnen die moesten verhuizen wegens de heraanleg van de kanaaloevers van Tan Hoa-Lo Gom - zeker niet makkelijk. Stedelijke sanering en renovatie van het kanaal van Tan Hoa-Lo Gom in Ho Chi Minh Stad Partners
Het volkscomité van Ho Chi Minh Stad en BTC
Budget
20 miljoen euro
Locatie
Tan Hoa-Lo Gom, Ho Chi Minh Stad (Vietnam)
Periode
1998- 2006
Doel
De renovatie en de sanering van het kanaal en de kanaaloevers in district 6, met een verbetering van de leefomstandigheden van 250 gezinnen in de wijk
Bron: Le Dieu A., Legrand B., Van Lint J. & Shannon K (2007), ‘Tan Hoa Lo Gom. Building a new life’ in ISOCARP REVIEW03, Antwerpen.
BTC-11
© UN-Habitat
© UN-Habitat
De sloppenwijk als fenomeen In 2007 telden de sloppenwijken overal ter wereld meer dan 1 miljard inwoners. 70 % van de huisvesting in de steden van het Zuiden is dan ook informeel en opgesplitst tussen volkswijken, sloppenwijken en kraakpanden. Volkswijken zijn synoniem van zelfbouw en soms ook informeel, maar niet noodzakelijk arm. Sloppenwijken daarentegen worden gekenmerkt door barslechte huizen en infrastructuur, terwijl kraakpanden illegaal bezet worden door al even illegale bewoners. Door een ongeziene groei werd de sloppenwijk in de jaren zestig het toneel van geweld, armoede en gebrek aan hygiëne. Verschillende studies, waaronder die van John Turner, hielpen dat imago te veranderen en benadrukten de sociaaleconomische kwaliteiten van de sloppenwijk. Sindsdien zijn er verschillende beleidsmaatregelen toegepast om het probleem aan te pakken, van uitzetting tot rehabilitatie. Uitzettingen komen er onder druk van de markt of op beslissing van de lokale overheid. Hoe sociaal nefast ze ook zijn, soms zijn ze noodzakelijk om de stad nieuw leven in te blazen en haar de nodige ruimte te geven om zich te herstellen. De eerste herhuisvestingsprogramma’s moesten een minimumcomfort bieden tegen de laagst mogelijke prijs, via hoogbouw die aan de esthetische en hygiënenormen van de heersende klasse beantwoordde. De doelbevolking trok echter algauw terug naar andere kansarme wijken, aangezien ze zich niet kon aanpassen aan de opgelegde leefwijze en evenmin de kosten ervan kon dragen. Dit fiasco leidde tot een koerswijziging, met name een verschuiving van rationalisering naar participatie, al werd die term vaak misbruikt. De leefbaar gemaakte percelen werden voorgesteld als alternatief, en er werd van uitgegaan dat de bevolking het best zelf haar eigen huisvesting kon bepalen, afhankelijk van haar veranderende noden. Het was daarbij de bedoeling de terreinen te voorzien van basisinfrastructuur en de gezinnen hun eigen BTC-12
Benoît Legrand architect & stedenbouwkundige, BTC, Cambodja
woning te laten bouwen. Dit concept werd vanaf de jaren zeventig op grote schaal gehanteerd, maar slechts weinig projecten voldeden, omdat ze te ver van het centrum en van de economische activiteiten lagen. Zodra het bestaan zelf van die stadswijken getolereerd werd, rijpte het idee om ze te vernieuwen. Daarbij kregen de bewoners de nodige basisinfrastructuur aangereikt, maar moesten ze zelf hun woning opknappen. De rol van de staat bij de bouw van sociale woningen veranderde in de loop van die jaren: de meeste regeringen ruilden hun rol van ontwikkelaar in voor die van ‘facilitator’ en lieten het aan de privésector over om aan de vraag te voldoen. Dit beleid ging soms gepaard met administratieve en bankhervormingen, en kreeg af en toe medewerking van gemeenschapsorganisaties. Die hebben de voorbije vijftien jaar sterk bijgedragen tot betere leefomstandig heden in de sloppenwijken, via netwerken van federaties van lokale NGO’s, zoals in Pakistan en in Thailand. Veel projecten haalden hun doelstellingen niet, door gebrek aan rechtszekerheid inzake grondbezit en omdat ze niet geïntegreerd werden in een totaalvisie op stadsvernieuwing. Toch blijven deze projecten interessant, want ze slorpen weinig middelen op en hebben geen negatieve sociaaleconomische gevolgen. Het engagement van de gemeenschappen, zowel bij het ontwerp als bij de uitvoering, is noodzakelijk om de duurzaamheid te garanderen, zoals duidelijk blijkt uit het project voor de heraanleg van de oevers van een kanaal in Ho Chi Minh Stad. De ondersteuning van maatschappelijk werkers en brugfiguren droeg in belangrijke mate bij tot het welslagen ervan. Meer nog: ze vormde een van de basispijlers van het project, gewoon omdat er achter de baksteen mensen schuilgaan met hun eigen noden en verlangens.
Kampala, Uganda © BTC
Kampala bestudeert Ho Chi Min Stad Onlangs gingen enkele leden van de Kampala City Council (KCC) op onderzoek aan de oevers van het kanaal Tan HoaLo Gom in Ho Chi Minh Stad. De reden is dat Kampala, net zoals zijn Vietnamese tegenhanger, met de steun van BTC, wil beginnen aan de sanering van een van zijn sloppenwijken. Behalve de Belgische partner zijn er overigens nog veel andere gelijkenissen tussen de twee projecten. Het afvalbeheer, de herlokalisatie van de gezinnen en de milieubewustmaking zijn enkele elementen. In de sloppenwijken van de Ugandese hoofdstad wonen zo’n 700.000 mensen, evenveel als aan de oevers van het kanaal in Ho Chi Min Stad. In juni 2007 leidde de ontmoeting van deze twee partnersteden van BTC tot de overdracht van kennis en goede praktijken toegepast langs het kanaal van Tan Hoa-Lo Gom. De Vietnamese ervaring leidde voor de Ugandese politici alvast tot diverse conclusies. Zo leerden zij in het bijzonder dat het belangrijk is een vast bedrag te bepalen voor de huisvuilophaling bij de gezinnen en dat de begunstigden emotioneel gehecht zijn aan
hun oude buurt (waar ze nog komen werken). Meer in het algemeen bleek het belang van een duidelijk stedelijk beleid voor de bevolking, maar ook het nut van een spaar- en kredietsysteem om de betrokken gezinnen te begeleiden en de aanwezigheid van de nodige infrastructuur (van telefoon tot verkeerswegen) om de begunstigden te motiveren. De Ugandese delegatie had ook een ontmoeting met de leiders van de lokale gemeenschappen. Dat overleg en participatie in het algemeen sleutelelementen zijn voor het welslagen van een dergelijk project, was de Ugandezen niet ontgaan. Het Kampala Integrated Environmental Planning and Management Project wil dan ook een lokale participatie ‘op alle niveaus van het project’ en vraagt een ‘duidelijke investering in een dialoog tussen de gemeenschappen en in sensibilisering (…)’. Dankzij de ervaring van het Vietnamese project kan men zich in de Ugandese hoofdstad een preciezer en concreter beeld vormen van de problemen en uitdagingen die hen wachten. De steun van Vietnam beperkt zich echter niet tot het delen van kennis. Ho Chi Minh Stad houdt zich ook verder ter beschikking van de KCC voor ondersteuning.
VN-Habitat definieert een gezin dat in een krot (sloppenwijk) woont als een groep personen die onder hetzelfde dak wonen en daarbij een gebrek hebben aan minstens een van de volgende elementen: —— een duurzame woning van permanente aard die beschutting biedt tegen extreme klimaatomstandigheden; —— een voldoende grote woonruimte, d.w.z. niet meer dan drie personen per kamer; —— de constante toegang tot drinkbaar water in voldoende hoeveelheden en tegen een betaalbare prijs; —— de toegang tot adequate sanitaire voorzieningen (private toiletten of publieke toiletten gedeeld door een redelijk aantal personen); —— woonzekerheid en bescherming tegen het risico op gedwongen uitzetting. BTC-13
Kinshasa KINSHASA
Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo, is een van de grootste steden van Afrika. Net als alle megapolen kreunt de Congolese hoofdstad onder de urbanisatie van onze planeet. In 1960 telde Kinshasa ‘slechts’ 500.000 inwoners, vandaag zijn het er naar schatting 8 miljoen1, ongeveer 12 % van de Congolese bevolking, en dat voor 0,4 % van het grondgebied. Die trend zal zeker aanhouden, want tegen 2015 zal het aantal inwoners vermoedelijk gestegen zijn tot 10 miljoen. De openbare diensten, die van oudsher al slecht georganiseerd zijn, kunnen die groei niet aan en slagen er evenmin in om alle inwoners van Kinshasa het levensnoodzakelijke minimum te waarborgen, of het nu gaat om gezondheidszorg, onderwijs (73 % van de volwassen inwoners is analfabeet2) of basisinfrastructuur.
BTC-14
De bevolking, van wie 82 % onder de armoededrempel leeft3, kan de uitdaging van die stad in ontwikkeling onmogelijk alleen aan. Daarom moeten privé-, overheids-, nationale of internationale initiatieven hun krachten bundelen rond het Programma van de provinciale regering van Kinshasa voor de periode 2007-2011. Dat plan werd uitgewerkt door de stad en legt 7 basispijlers vast voor de komende jaren: hygiëne; toegang tot drinkwater en elektriciteit; steun aan de onderwijs- en gezondheidssector; burgerbescherming, -opleiding en re-integratie; de bouw en heropbouw van lokale infrastructuur en van behoorlijke woningen; en goed bestuur.
Kinshasa
Vrouwen zijn uiteraard de eerste slachtoffers van watertekort, want de huishoudelijke taken rusten vooral op hun schouders. Moeders zijn belast met het watercorvee, maar dragen die taak vaak over aan hun dochters, wat hun schoolleven verstoort. Bij watertekort en vooral als het droogseizoen nadert, staan ze geduldig te wachten voor de putten of leggen ze lange afstanden af als de dichtstbijgelegen put is uitgedroogd. Malala Mutombo woont in de Mpasa-wijk (gemeente N’Sele) en besteedt drie uur per dag aan het watercorvee. Ze getuigt: “We moeten diep afdalen in de ravijnen om water te putten. Iedereen wordt gemobiliseerd om voldoende voorraden aan te leggen, zelfs kinderen van drie jaar. Dat is echter niet zonder risico’s”. Zo kunnen er zich langs de paden of in de ravijnen ongevallen voordoen. Bovendien dreigen vrouwen die ‘s nachts water gaan halen, aangevallen of verkracht te worden.5
Waternetwerken
Place de la Victoire, Kinshasa © Marie-françoise Plissart
In het oostelijke stadsdeel, waar de bevolkingsgroei het sterkst is, past BTC in samenwerking met de Congolese ngo ADIR (Action pour le Développement des Infrastructures en milieu Rural) alternatieve oplossingen toe voor de meest kansarme bevolking die geen toegang heeft tot het REGIDESO-net.
In de Congolese hoofdstad gebruikt twee derde van de bevolking nog altijd vervuild putwater4. Drie miljoen inwoners hebben geen correcte en evenmin permanente toegang tot water. En met de explosieve bevolkingsgroei dreigen tussen 7 en 8 miljoen mensen tegen 2027 zonder water te zitten. Vandaar dat er tegen dan de nodige infrastructuur moet komen, zodat alle inwoners van Kinshasa toegang hebben tot drinkwater, een basisrecht.
Het gaat concreet om meer dan 400 drinkfonteinen en 20 miniwaternetwerken die zelfstandig en in gemeenschapsverband beheerd worden. Een mininetwerk bestaat uit een boorput, waterleidingen, waterreservoirs en drinkfonteinen (waar de bevolking water kan putten). Die worden geïnstalleerd in de randwijken van Kinshasa, waardoor 400.000 mensen toegang tot drinkwater zouden moeten krijgen op minder dan 250 meter van hun woning. Een waterdienst heeft een redelijke kostprijs: maximaal 1 Congolese frank (ongeveer € 0,01) per liter. De netwerken zijn zo ontworpen dat de betrokken gemeenschap ze zelfstandig kan beheren. De kosten van de ‘waterdienst’, inclusief het onderhoud van de netwerken, is voor rekening van de bewoners, die georganiseerd zijn in gebruikersverenigingen.
Dat zal een aanzienlijke inspanning vergen. In Kinshasa is de basisinfrastructuur net als in alle Congolese steden ontoereikend en meestal gebrekkig. De REGIDESO (regie voor waterdistributie) heeft het monopolie op de waterdistributie, maar heeft moeite met het beheer ervan en bedient niet de volledige stad. Er zijn vaak distributieproblemen, en de gevolgen daarvan zijn niet alleen voelbaar in de watersector. Ook de volksgezondheid lijdt eronder; zo komen diarree, cholera en buiktyfus vaak voor.
Als een eenvoudig op te lossen probleem zich voordoet (bijv. een kraan of een deel van de leiding vervangen) lossen de wijkbewoners hun problemen zelf op. Zo wordt elke drinkfontein beheerd door twee ‘fontainières’ (waterverantwoordelijken). Deze vrouwen wonen in de wijken en liefst zelfs in de straten waar de drinkfonteinen geplaatst zijn. Ze zijn onder meer belast met de waterverkoop, de inzameling van de opbrengst en het toezicht op het netwerk. Zo moeten ze elk defect aan het netwerk melden aan de beheerders.
Drinkwatervoorziening in de stadsrand
BTC-15
© BTC
© CE/F. Lefebvre
SARAR en PHAST
Water? Gezondheid! De lokale gemeenschappen spelen een belangrijke rol, want het zijn zij die de toegang tot het ‘blauwe goud’ waarborgen. Om de waterverantwoordelijken te steunen bij hun taken, zijn de straten en lanen vertegenwoordigd in een plaatselijk ontwikkelingscomité. Dat comité fungeert als Algemene Vergadering van de aandeelhouders van het waterdistributienet, dat de bevolking vertegenwoordigt in het gebied dat bevoorraad wordt. Opleidingen maken een bevoegdheidsoverdracht mogelijk, waardoor deze lokale structuren het materiaal kunnen beheren en herstellen, de waterboekhouding kunnen verzorgen en regelmatig de waterkwaliteit kunnen controleren. Die zowel technische als sociale begeleiding wordt toevertrouwd aan de lokale ngo’s. Bovendien wordt de bevolking gesensibiliseerd en getraind in de hygiëneregels inzake watergebruik, -opslag en -sanering. Er zijn ook specifieke praktijken om participatie aan te moedigen, met name de PHAST- en de SARAR-methode (zie kadertekst). Van dit vernieuwende en participatieve project worden tal van positieve effecten verwacht: niet alleen toegang tot drinkwater, met een verbetering van de volksgezondheid en een daling van de sanitaire problemen tot gevolg, maar ook werkverlichting voor de vrouwen, en meer tijd voor de meisjes om naar school te gaan. BTC bouwt niet alleen mininetwerken voor drinkwater in Kinshasa, maar ook in de stadsrand van Mbuji-Mayi, Bukavu en Kindu. Het gaat daarbij in totaal om ongeveer één miljoen mensen. Dit programma is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van verschillende donoren (België, EU, Groot-Brittannië), voor een totaalbedrag van € 16.500.000, waarvan 42 % gefinancierd wordt door België. Het actieterrein kan in de nabije toekomst nog uitgebreid worden, met de versterking van de Belgische interventie en eventueel bijkomende ondersteuning van de Franse ontwikkelingssamenwerking. BTC-16
SARAR is de afkorting van ‘Self-Esteem Strengths, Resourcefulness, Action, Responsibility’. Het is een methode die gebaseerd is op participatief leren en op het vermogen van de deelnemers om hun problemen te begrijpen en op te lossen. SARAR stelt daarbij lokale knowhow centraal, naast waardering en zelfrespect van de deelnemers, collectieve prioriteitbepaling en planning van de uit te voeren projecten, en verantwoordelijkheid van ieder ten aanzien van de lokale gemeenschap. PHAST staat voor ‘Participatory Hygiene and Sanitation Transformation’ en is een variant op de SARAR-methode die als doel heeft de waterhygiëne en -sanering te verbeteren, om diarreeziekten te voorkomen.
Drinkwatervoorziening in de randgemeenten van Oost-Kinshasa Financiering
Partners
België en Europese Unie BTC, ADIR (Action pour le Développement des Infrastructures en milieu Rural)
Budget
5,7 miljoen euro, waarvan 3,2 miljoen euro van België
Plaats
4 gemeenten (Kisenso, Kimbanseke, Nsele, Maluku)
Periode
Doelstelling
2006-2011 Duurzame toegang tot drinkwater voor 400.000 mensen en een betere hygiëne.
Participatieve democratie Op 18 december 2005 keurde de Congolese bevolking massaal de Grondwet goed. Deze essentiële tekst bekrachtigt de DRC als unitaire en sterk gedecentraliseerde staat. Het bestuur wordt ingedeeld in 25 provincies plus de stad Kinshasa, en in Gedecentraliseerde Territoriale Eenheden (ETD, Entités Territoriales Décentralisées), met name steden, gemeenten, sectoren en ‘chefferies’ (traditionele gebieden). Deze verkozen structuren krijgen meer administratieve, politieke en financiële autonomie6. Het lokale bestuur mag echter niet gebeuren per decreet. Decennia van autoritair bewind hebben uiteraard de lokale beheers- en ontwikkelingscapaciteiten niet bevorderd. Om vandaag bevoegdheden te kunnen overhevelen naar de gemeenschappen, moeten de burgers zo veel mogelijk kunnen participeren aan het lokale politieke leven. Op die manier groeit er een nieuwe bestuursvorm, een participatieve democratie waarin zowel het gemeentepersoneel, het middenveld, de privésector als de bewoners een rol spelen. Om dat engagement waar te maken, hebben ze capaciteitsversterking nodig.
Het is voortaan beter leven in Kisenso... België heeft in nauwe samenwerking met de gemeentebesturen van de stad Kinshasa het project PAIDECO-KIN gestart. Het project werd in 2000 opgezet in Kisenso, een slaapgemeente die beschouwd wordt als een van de armste van Kinshasa. Kisenso (270.000 inwoners) kampt niet alleen met de typische problemen van Kinshasa, maar heeft ook nog eens het nadeel dat het ingesloten ligt. Dat is nefast voor de economie. De plaatselijke bevolking werkt gemeentelijke ontwikkelingsplannen uit, om het isolement van deze randgemeente van Kinshasa te doorbreken, maar
Gemeente Kisenso © BTC/Marie-Christine Boeve
vooral om de levenskwaliteit in de wijk te verbeteren. Het zijn de burgers die in samenwerking met de lokale autoriteiten beslissen over de prioritaire werken in hun gemeente. Op die manier zijn er 250 microprojecten uitgevoerd (bouw van markten, scholen en dispensaria, winning van bronwater, wegenherstel, erosiebestrijding), met medewerking van plaatselijke arbeidskrachten. Dat leverde tijdelijke banen op. Dankzij die werkwijze versterkt en stimuleert het project de lokale productiecapaciteiten. Om nieuwe privéinitiatieven mogelijk te maken wordt er geld in de economie gepompt en wordt er basisinfrastructuur opgebouwd (elektriciteit, wegen enz.).
... en in Kimbanseke Sinds 2006 is de dynamiek van dit project uitgebreid naar Kimbanseke, de dichtstbevolkte gemeente van Congo (ongeveer 700.000 inwoners). Kimbanseke is gunstiger gelegen, want de ringweg naar de luchthaven loopt erlangs, en de nabijheid van de luchthaven is goed voor het economische leven in de gemeente. Maar net als in Kisenso is er een schrijnend gebrek aan collectieve en sociale basisvoorzieningen. In Kimbanseke “zijn er geen ziekenhuizen en mortuaria, en evenmin markten”, aldus Paul Kambombo Nzengisa, burgemeester van Kimbanseke. De wijkbesturen moeten onder de mangobomen werken, bij gebrek aan kantoren. PAIDECO wil daar met medewerking van de bewoners verandering in brengen, door te investeren in de sociale en communautaire basisinfrastructuur. Dit proefproject in Kinshasa werd ook uitgebreid naar andere Congolese steden, zoals Kananga, Kikwit, Kindu en Kisangani.
BTC-17
Markt van Kisenso, gebouwd door het Paideco-project © BTC/Marie-Christine Boeve
De lokale organisaties versterken De leefomstandigheden van de bevolking kun je pas verbeteren als de lokale organisaties in staat zijn om samen te werken. De basispijlers van dit decentralisatie- en participatieproces zijn, naast de gemeentelijke overheid, twee structuren die de bevolking vertegenwoordigen: de Gemeentelijke en Lokale Ontwikkelingscomités (respectievelijk CCD en CLD). Deze adviesstructuren zijn samengesteld uit plaatselijke betrokkenen (uit de wijk of gemeente) en beslissen over de investeringen op hun grondgebied. “Dit contact tussen de bevolking en de verkozenen maakt betere investeringen mogelijk”, zo benadrukt Abdul Razak, burgemeester van Kinsenso. “Via deze twee systemen kan de bevolking haar eigen behoeften bepalen.” Na de oprichting van deze participatiefora richt het PAIDECO-project zich vandaag op de versterking van de lokale instellingen, om zich beter af te stemmen op de nieuwe politieke en institutionele context. Een competente en doeltreffende administratie komt immers de lokale ontwikkeling en het bestuur van het grondgebied ten goede. Deze ondersteuning wil de gemeente een centrale rol geven bij de heropbouw van de staat en de levering van publieke basisvoorzieningen, in overeenstemming met de Congolese grondwet. Deze aanpak verruimt de bijdrage van BTC. Haar ondersteuning gebeurt niet langer via projecten (sociale, economische enz.), maar via de versterking van de instellingen. Deze nieuwe benadering uit zich concreet in ondersteunend advies, de financiering van initiatieven, opleidingen inzake planning, beheer van de lokale financiën en bevordering van de plaatselijke economische ontwikkeling.
Het belang van transparante informatie Bij een dergelijk grootschalig project zijn informatie en communicatie in de gemeente essentieel. De bevolking is gefrustreerd omdat de beloften niet waargemaakt worden en koestert bovendien een algemeen wantrouwen tegenover de administratie. Het is belangrijk dat ze een klare kijk krijgt op het besluitvormingsproces, dat traag verloopt maar essentieel is om de behoeften correct te kunnen opsporen. Alleen een transparante aanpak kan de overheersende geruchtencultuur de kop indrukken. Communicatie is in PAIDECO een instrument van goed bestuur. Ze waarborgt transparante informatie, schaart de betrokkenen achter eenzelfde visie en stimuleert de projectactiviteiten. Zo worden de acties van PAIDECO toegelicht in het halfmaandelijks magazine “Nzela ya Lobi” (“De weg van morgen”), dat voor het eerst verscheen in juli 2007. Bovendien werden tijdens workshops met de leden van de ontwikkelingscomités nog andere communicatiemiddelen geselecteerd. Sommige daarvan moeten versterkt worden (de wekelijkse vergaderingen van de burgemeester met de wijkchefs en de kerken), andere, zoals een radioprogramma, moeten nog ontwikkeld worden. Steun voor de ontwikkeling van de gemeenten Kisenso en Kimbanseke Partners Budget
5,9 miljoen euro
Plaatsen
Kimbanseke en Kisenso (Kinshasa)
Periode
2006-2009
Doelstellingen
BTC-18
Het stadsbestuur van Kinshasa en BTC
De leefomstandigheden van de bevolking van de gemeenten Kisenso en Kimbanseke duurzaam verbeteren door goed lokaal bestuur te promoten
Verkiezing van een Lokaal Ontwikkelingscomité in de gemeente Kimbanseke. Bekendmaking van de resultaten © BTC/Marie-Christine Boeve
Patrice Luboya, 66 jaar, Voorzitter van de Christelijke Unie van Landbouwers tegen de Honger (‘Union Chrétienne des Agriculteurs Oeuvrant contre la Faim’) Toen we in 2000 samen met enkele vrienden de NGO UCAOF oprichtten, had ik me hier in Kinshasa al bijna zeven jaar leren uit de slag trekken. In die periode beschouwden we voeding als een essentieel element in ons leven. Vandaar dat we een vereniging van groentetelers oprichtten. Maar dat alles veranderde in 2002 toen we op een dag een infovergadering bijwoonden van het ‘Fonds Social Urbain’ (FSU, Stedelijk Sociaal Fonds, de voorganger van PAIDECO). Het fonds was toen op zoek naar lokale NGO’s om gemeenschapsprojecten uit te voeren. Wij hadden daarvoor de nodige competenties en energie in huis, en vooral massa’s ideeën. Doordat we een ingenieur in onze groep hadden, zijn we een stuk verder dan ons aanvankelijke groenteteeltproject kunnen gaan. Eerst hebben we een middelbare school gebouwd, dan nog één, en vervolgens een brug om de wijk te ontsluiten, en de omheiningsmuur van het gemeentehuis. Momenteel zijn we bezig met de sanering van een van de belangrijkste lanen van de wijk. De NGO heeft de dagelijkse levenskwaliteit van de bewoners echt verbeterd. In de wijk kent iedereen de NGO UCAOF. Ik kan hier dan ook op elk uur van de nacht rustig rondwandelen. We hebben bewezen wat we in onze mars hebben, nu moet het
Congolese volk zijn lot in eigen handen nemen en initiatieven voorstellen. Dat is wat PAIDECO ons heeft bijgebracht en wat we op onze beurt willen doorgeven: als we willen dat Kisenso zich ontwikkelt, moeten de bewoners daar hun steentje toe bijdragen en de geboden mogelijkheden aangrijpen. Wij hebben dat gedaan, met een positief sneeuwbaleffect tot gevolg: met de opbrengst van de PAIDECO-projecten hebben we een schrijnwerkatelier geopend. Dankzij dit atelier kunnen vandaag heel wat jongeren in de wijk gratis een schrijnwerkopleiding bij ons volgen. En terwijl we die opleiding geven, versterkt PAIDECO onze capaciteiten door NGO-specifieke opleidingen te organiseren. Zo hebben we onlangs een opleiding gevolgd over het beheer en de werking van een NGO. Op die manier hebben we de zaken op een rijtje kunnen zetten en onze rol tegenover de bevolking kunnen verduidelijken. Die opleiding was nodig, want vaak beschouwen de leden van een NGO zich als aandeelhouders van een bedrijf en verwachten ze dus dividenden… PAIDECO had ons vroeger al geleerd hoe we de bevolking konden begeleiden en sensibiliseren, en had ons ook opgeleid in conflictbeheer en -preventie. Toch heeft PAIDECO me vooral bijgebracht dat ik mijn toekomst en die van mijn wijk in eigen handen moet nemen.
Interview: Charline Burton
BTC-19
© Olivier Palata
Stadsbeheer: van bestuur naar goed bestuur
Jean-Christophe Charlier Expert Goed bestuur, BTC
geherpositioneerd op basis van hun verantwoordelijkheid om een facilitair kader ter beschikking te stellen. Ze zijn geen ‘solisten’ meer inzake ontwikkeling maar willen veeleer de rol spelen van ‘orkestleider’, door een netwerk uit te bouwen en de partituren van de andere spelers, zoals de privésector, de ngo’s en de civiele maatschappij, op elkaar af te stemmen. In de praktijk leidde deze ‘facilitaire aanpak’ vaak tot de terugtrekking van de staat als aanbieder van complete waaiers van diensten, en vaak ook tot een kakofonie van hulpprogramma’s. In dit kader gaat de aandacht niet meer uitsluitend naar het bestuur maar wel naar een goed bestuur, en dit met betrekking tot het geheel van de relaties tussen de civiele maatschappij, de staat en de privésector.
© CTB/Marie-Christine Boeve
In de afgelopen twintig jaar werd de wijze van besturen, in de stad misschien nog meer dan elders, sterk beïnvloed door de gewijzigde rol van de staat, de decentralisatie, de privatisering en de toenemende participatie van de burgers in het publieke debat. De staat is geëvolueerd van een directe dienstverlener naar een ‘facilitator’; deze gewijzigde rol van de staat is een dominante factor van verandering. Tot in de jaren 80 was het beheer van de stedelijke ruimte in hoofdzaak gericht op de verwezenlijking van grote infrastructuurwerken. Hun impact op de armoede was echter zeer teleurstellend. Toen de kritiek toenam, mede door de Structurele Aanpassingsprogramma’s, hebben de regeringen zich geleidelijk BTC-20
Tegelijkertijd hebben veel ontwikkelingslanden systemen uitgewerkt voor een goed bestuur op basis van decentralisatie, waarbij men ervan uitgaat dat dit een positieve invloed heeft op de armoede, de politieke participatie en de verantwoordingsplicht van de overheid. Ook al heeft decentralisatie nog lang niet de verwachte resultaten opgeleverd, toch is de toenemende participatie van de bevolking in de overheidsbeslissingen zonder twijfel de meest positieve evolutie inzake stedelijke ontwikkeling van de afgelopen dertig jaar7. De decentraliseringsprocessen gingen immers vaak gepaard met vooruitgang op het vlak van de democratie. Deze veranderingen hebben in sommige gevallen geleid tot vernieuwende vormen van stedelijk beheer, waarbij de lokale regeringen optreden als partners voor een uitgebreid netwerk van universiteiten, vakbonden, privébedrijven en gemeenschappen, met een verdeling van de besluitvorming over deze partners8. Dit impliceert dat deze organisaties representatief zijn voor de lokale bevolkingsgroepen, met inbegrip van de zwakste lagen van de stedelijke samenleving. In deze zin moeten de lokale besturen ook verantwoordelijkheid opnemen op het
© BTC
vlak van sociale cohesie, rechtvaardigheid, milieubescherming, het oplossen van conflicten en de bevordering van de rechten van de burgers. Het is duidelijk dat bij een goed stedelijk bestuur diverse actoren betrokken zijn. Maar er zijn ook uiteenlopende belangen mee gemoeid en de middelen zijn zeer verscheiden. Coördinatie, onderhandeling en consensus-building zijn dus essentieel. De rol van dit bestuur terzake is des te complexer wanneer het gaat om ontwikkeling en de strijd tegen de armoede.
De stad is complex, veelvormig, multicultureel, en even divers zijn de actoren die haar gestalte geven. Om de stedelijke complexiteit goed te begrijpen, moet je precies weten wie er allemaal betrokken is bij het beheer van de stad. Het doel is om programma’s te ontwikkelen van en voor iedereen.
De evolutie vereist eveneens dat de ondersteuningsmiddelen van de technische en financiële partners (TFP) worden aangepast. Deze laatsten besteden echter weinig aandacht aan de steden, en nog minder aan de stedelijke armoede. Bovendien was de internationale hulp aan de steden lange tijd geconcentreerd op de infrastructuur. België was geen uitzondering op die regel. De strategieën voor een vermindering van de stedelijke armoede zijn doorgaans minder ontwikkeld en minder onderzocht dan in een landelijk milieu. De programma’s voor de vermindering van de stedelijke armoede hebben in het algemeen betrekking op drie niveaus: het nationale, het gemeentelijke en het gemeenschapsniveau. De internationale instellingen en ontwikkelingsbanken focussen veelal op de eerste twee, terwijl de ngo’s zich concentreren op de acties op gemeenschapsniveau. Deze diverse interventieniveaus worden zelden gecoördineerd of met elkaar verbonden. Voor een goed bestuur op stedelijk niveau zijn dus fundamentele veranderingen nodig in de ondersteuning van de TFP. Geleidelijk zou de aandacht ook moeten verschuiven van de problemen inzake huisvesting, infrastructuur en dienstverlening naar de problematiek van beheer en goed bestuur. De lokale overheden moeten worden versterkt wat betreft hun bekwaamheden, zodat ze ten volle hun opdracht kunnen vervullen. BTC-21
Schoonmaken van de goten, gemeente Kimbanseke, Kinshasa © BTC/Frederik Van Herzeele
Wijksanering In de benedenstad van Kinshasa is de regenwaterafvoer goed uitgebouwd, maar wel volledig dichtgeslibd door zand en vast afval. In de buitenwijken is de toestand alarmerender. De ‘nieuwkomers’ hebben zich gevestigd op de heuvels rond de stad, nagenoeg zonder stedenbouwkundige planning. Het saneringssysteem is er onaangepast of zelfs onbestaande. Het niet-gekanaliseerde regenwater zwelt aan tot een echte stroom en veroorzaakt bodemerosie en erosie op de heuvelflanken. Gevolg: de gemeenten aan de voet van de heuvels raken overstroomd, nog afgezien van het risico op grondverzakkingen, verkeersproblemen en vervallen overheidsinfrastructuur, zoals markten. Om beschadiging van zowel het waterafvoersysteem als de bodem tegen te gaan, is de Belgische ontwikkelingssamenwerking actief in acht prioritaire gemeenten van Kinshasa. Ze herstelt wegen en legt nieuwe wegen aan, maakt de goten schoon en doet aan erosiebestrijding en afvalrecyclage. Op die manier kunnen de bewoners niet alleen profiteren van een gezonder leefmilieu, maar ook van betere leefomstandigheden en een vlottere mobiliteit. Op plaatsen waar de goten zijn schoongemaakt of waar er nieuwe zijn aangelegd, richten overstromingen veel minder schade aan. Bovendien bevordert de ontsluiting van de wijken de sociale en commerciële contacten met de omliggende gemeente en het stadscentrum.
Arbeiders die alles te winnen hebben De wegen herstellen en het stadswater afvoeren, heeft alleen zin als de bewoners nadien de gerenoveerde of nieuw gebouwde constructies blijven onderhouden. Vandaar dat de betrokken bevolking het hele project lang gesensibiliseerd wordt en inspraak krijgt. Vóór de start van de werken worden samen met de wijkcomités de prioritaire activiteiten en de budgetten vastgelegd. Daarbij worden vooral arbeiders uit de gemeente, ngo’s of lokale kmo’s ingeschakeld, die dan achteraf kunnen profiteren van de nieuwe installaties. Dit ‘tweespoBTC-22
renbeleid’ motiveert de mensen om goed werk te leveren en doet hen beter het belang inzien van de duurzaamheid van het project. Bovendien maakt die aanpak het mogelijk om het aantal interventies probleemloos te verhogen en tegelijk de technische capaciteiten van de partners te versterken. Het stadsbestuur van Kinshasa heeft saneringsbrigades opgericht die ook institutionele steun krijgen om mee te werken aan bepaalde projecten. Na de werken moet de vernieuwde infrastructuur regelmatig onderhouden worden en moeten er oplossingen gevonden worden voor duurzaam afvalbeheer, anders dreigen over enkele jaren precies dezelfde problemen weer op te duiken.
Afvalrecyclage Sinds 2007 hergebruikt de Congolese ngo Umoja développement durable (Umoja duurzame ontwikkeling), met de steun van BTC, de plastic zakken die de bewoners inzamelen. De zakken worden verwerkt tot homogene bolletjes en hergebruikt door de kunststofindustrie om flessen en zakken te fabriceren. Sylvie Mayinga heeft alvast haar rekening gemaakt - 100 Congolese frank (€ 0,12) per kg - en betrekt heel haar gezin bij de activiteit. “Met de opbrengst van de inzameling kan ik mijn huur betalen, mijn gezin onderhouden en ook andere persoonlijke behoeften vervullen.” Sylvie Mayinga heeft een netwerk opgericht van een veertigtal zakleveranciers. Ze zamelt er tot 300 kg per week in op straat, op markten en aan bushalten, en levert ze aan Umoja9. Dit initiatief heeft zoveel succes dat er de komende maanden nieuwe inzamelcentra bijkomen.
Eendracht maakt macht Gelet op de omvang van de opdracht en de talrijke initiatieven startte BTC in december 2006 samen met SNV (Nederlandse Organisatie Ontwikkelingssamenwerking) diverse projecten om het saneringsplatform van de stad Kinshasa nieuw leven in te blazen. BTC wil daarbij een echte synergie tot stand brengen tussen overheid, middenveld, ngo’s, industriëlen en donoren, rond kwesties die te maken hebben met de sanering van Kinshasa.
Evariste Ngoy, Directeur van het Nationaal Saneringsprogramma école Bình Long ©CTB/Jan Van Lint Hetde Nationaal Saneringsprogramma,
dat in 1981 gestart werd, moet de sanering van Congo plannen en coördineren, in opdracht van het ministerie van Leefmilieu.
© BTC/Frederik Van Herzeele
De eerste fase was de organisatie, in februari 2007, van een workshop over het beheer van vast afval, om een balans op te maken van de situatie, na te gaan wat de beste technieken zijn op het terrein en die te integreren in een richtschema voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. In oktober 2007 had er een tweede workshop plaats over het institutionele kader van de sanering in Kinshasa, onder de hoge bescherming van het stadsbestuur van Kinshasa. Daarbij werd het project officieel in handen gegeven van de provinciale overheid van Kinshasa en van de bestuurders en technici van de centrale regering. Het was daarbij de bedoeling een institutioneel kader voor te stellen voor de sanering, zowel op gemeentelijk als op provinciaal en nationaal niveau. Wegenaanleg en sanering in Kinshasa
Partners
BTC, Stadsbestuur van Kinshasa, Ministerie van Binnenlandse zaken en Decentralisatie, Ministerie van het Plan, Ministerie van Openbare Werken
Budget
11 miljoen euro
Plaatsen
Gemeenten Kimbanseke, Kisenso, Masina, Barumbu, Kinshasa, Gombe, Lingwala, Ngaliema (RD Congo)
Periode
2006-2008
Doelstellingen
De leefomstandigheden van de arme bevolking verbeteren door banen te scheppen, de wijken te saneren en toegankelijker te maken, en bepaalde zones te ontsluiten
Wie is betrokken bij de sanering van Kinshasa? Iedereen. We proberen partnerschappen aan te gaan met de privésector, zoals het proefproject in samenwerking met de ‘Association des Conducteurs de Chariots du Congo’ (Vereniging van Congolese Karbestuurders). De karbestuurders halen in wijken die ontoegankelijk zijn voor vrachtwagens het huishoudelijk afval op met karren die we hen ter beschikking stellen. Hoe wordt de afvalrecyclage georganiseerd? Er is geen systematische afvalophaling in Kinshasa, en vooral de afvoer van vast afval verloopt inefficiënt. Toch is 62 % van al het huishoudelijk afval dat Kinshasa produceert, bioafbreekbaar en kan het gecomposteerd worden ten behoeve van de groentekwekers in de stad. Momenteel blijft het percentage verwerkt afval bijzonder klein in vergelijking met het percentage geproduceerd afval. We beschikken niet over hulpmiddelen voor afvalwater- en ziekenhuisafvalbeheer, en evenmin over geschikte stortplaatsen. Wat is het dringendst inzake sanering? Ten eerste de opleiding van personeel dat slechts voor zeer korte tijd in dienst genomen wordt om de bestaande tekorten op te vullen. Ten tweede een opleidingsstructuur voor ingenieurs en saneringstechnici, die de fakkel op een deskundige manier kunnen overnemen. Ten slotte is de sensibilisering van de bevolking via een ‘hygiënepolitie’ cruciaal om een reële gedragsverandering op gang te brengen. Dat is een werk van lange adem.
Interview: Lola Mukendi
BTC-23
De stedelijke omgeving: een complexe problematiek en een grote uitdaging Exponentiële bevolkingsgroei, concentratie van industrieën, andere consumptiegewoonten: alle steden in het Zuiden kampen met zware problemen van openbare hygiëne en milieuverloedering. Deze problemen zijn vooral te wijten aan niet-duurzame productie- en consumptiemethoden, en aan een falend stadsbeheer. Ze hebben een rechtstreekse impact op de bevolking in die steden en treffen vooral de armsten. Verstedelijking veroorzaakt weliswaar heel wat milieuproblemen, maar draagt ook oplossingen in zich, zoals de installatie van rioleringen of drinkwaterleiding. Als die tijdig gepland worden, kunnen stedelijke concentraties diensten aanbieden die in verhouding minder kosten dan in dunner bevolkte gebieden. Steden brengen ook een groeps- en verenigingsdynamiek en privé-initiatieven op gang, terwijl er in heel wat wijken initiatieven groeien om het leefkader te verbeteren, het afval te beheren en recyclage te organiseren. In de stad is het vaak ook gemakkelijker om belastingsystemen in te voeren waarvan de opbrengst naar stadssanering kan gaan. Die mogelijkheden benutten en de stedelijke groei in goede banen leiden, blijft een grote uitdaging.
Een voorbeeld: afvalbeheer In grote steden hoopt de afvalberg zich snel op. Het afval wordt ook steeds gevarieerder en complexer, en dat vereist aangepaste verwerkingsmethoden en vooral specifieke ophalings-, opslag-, en verwerkingsplaatsen, en precies daaraan is er vaak gebrek. Door gebrek aan stortplaatsen blijft het afval meestal op straat liggen of is de ophaling ervan afhankelijk van lokale initiatieven om de straten proper te maken. Het afval wordt dan naar arme, afgelegen wijken gebracht of naar de laatste stukjes natuur die nog overblijven, zoals rivieren, velden, bossen enz. BTC-24
© BTC
Claude Croizer, milieuadviseur, BTC
Het afval veroorzaakt ook heel wat hinder. Voor dagbezoekers is die vooral visueel: de straten liggen vol met allerlei soorten afval en vormen één grote zwartblauwe zee van plastic zakken die de armoede symboliseren. Voor de bewoners zijn de problemen acuter. De enorme afvalberg lokt ziekteverspreiders (insecten, knaagdieren enz.), bevordert epidemieën en houdt risico’s in op verwondingen, vooral voor kinderen. Het afval doet de riolen dichtslibben en veroorzaakt overstromingen. Toch worden hier en daar initiatieven opgezet. De bewoners organiseren zich in verenigingen en zetten ophaal-, schoonmaak- en sensibiliseringsacties op touw. Alles wat teruggewonnen kan worden en een nieuwe levenscyclus kan krijgen, wordt hergebruikt (plastic flessen, metalen, soms ook organisch materiaal). Bij gebrek aan georganiseerde netwerken blijven er zich echter producten opstapelen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu, zoals batterijen en aftapolie. Stedelijk afvalbeheer vereist niet altijd uiterst complexe en dure technologieën, maar wel een goede institutionele en sociale organisatie. Het gaat om een lange keten die begint bij het dagelijkse gedrag van de consument, de afvalverwerking bij de gezinnen, huis-aan-huisophaling of individuele deponering in tijdelijke opslagplaatsen, transport van het afval naar een (vaak niet-gecontroleerde) eindbestemming en, in de loop van dit circuit, alle ophalingen door informele recuperatie- en recyclagenetwerken. Afvalbeheer is ook een overheidsdienst die alleen mogelijk is als de stedelijke gemeenschap over voldoende financiële middelen beschikt, onder meer door belastingen te innen om het onderhoudspersoneel te betalen en de nodige investeringen en infrastructuur te financieren. Ontwikkelingsprojecten moeten zich op verschillende niveaus op elkaar afstemmen: ze moeten snel concrete
© BTC/Claude Croizer
resultaten boeken om de leefomstandigheden van de bevolking te verbeteren, de lokale dynamiek bevorderen en ondersteunen, en de organisatie- en beheerscapaciteiten van de lokale actoren versterken.
Programme du gouvernement provincial de Kinshasa, 2007 – 2011 idem 3 idem 4 www.christnet.ch 5 «Approvisionnement en eau, une corvée pour la population» («Waterbevoorrading: een corvee voor de bevolking»), Nzela ya Lobi, Jeanne Mbanga, nr. 1, juli-augustus 2007 6 De provincies hebben ruime constitutionele bevoegdheden en wetgevende macht. De Gedecentraliseerde Territoriale Entiteiten zijn belast met het beheer van de lokale aangelegenheden waarbij de beslissingen echter getoetst moeten worden op hun wettelijkheid. 7 UNCHS, 2001 8 De stad Sao André in Brazilië ontwikkelde een origineel experiment waarbij de universiteiten de taak kregen een vernieuwende aanpak inzake stedelijke ontwikkeling in de praktijk te brengen. 9 ‘Les déchets: source de revenus’ (‘Afval als bron van inkomsten’), Amédée Mwarabu Kiboko, magazine &Co, nr.3, november 2007, p.16. 1 2
© Sammy Baloji BTC-25
Quito QUITO
De stad Quito ligt op 2.800 meter hoogte, op de flanken van de Pinchincha-vulkaan, en strekt zich van noord naar zuid uit over 20 km. Quito telt ongeveer twee miljoen inwoners, in een land met een overwegend stedelijke bevolking (meer dan 60 %). Het zuiden van de stad en de valleien in de omgeving kennen een sterke bevolkingsgroei. Het historisch centrum met zijn oude huizen biedt helaas geen modern comfort. Dat leidt tot een stadsvlucht bij gezinnen met een voldoende hoog inkomen om hun leefomstandigheden te verbeteren. Het centrum trekt dan weer arme nieuwkomers aan, vooral gezinnen uit de provincies en de buurlanden. Sommige randwijken zijn er echter niet veel beter aan toe: doordat een groot deel van de bevolking moeilijk toegang heeft tot grond en huisvesting, zijn de informele wijken de voorbije
BTC-26
decennia sterk toegenomen, zonder volwaardige basisinfrastructuur. Zo schat het stadsbestuur van Quito het aantal informele woningen op 50 % van het totale woningaanbod1. Meer dan 40 % van de bevolking van Quito leeft in armoede. Die is het grootst bij de bevolking in de randgebieden en bij mensen zonder vaste woonplaats2. In de armste wijken nemen de gezondheidsrisico’s nog altijd toe als gevolg van de overbevolking, het gebrek aan drinkwater en hygiëne3. De kindersterfte in de sloppenwijken van Quito ligt 30 keer hoger dan in de rest van de stad4.
Quito
bijna 10 echografieën per baby gemaakt, terwijl 2 ruimschoots volstaan bij een normale zwangerschap. Een ander voorbeeld: in de openbare kraamklinieken in Quito zijn er 20.000 bevallingen per jaar. Het percentage keizersneden neemt alsmaar toe; vandaag bedraagt het 50%. Toch zou het aantal zwangere vrouwen bij wie een keizersnede echt nodig is, niet hoger mogen liggen dan 5 à 10 %. Een keizersnede brengt echter meer geld op en duurt slechts een halfuurtje, terwijl een bevalling uren in beslag kan nemen. Voor de artsen is het rekensommetje dan ook vlug gemaakt. Hoewel er dus voldoende gezondheidscentra en gezondheidswerkers zijn, staat rendabiliteit voorop in de gezondheidszorg, en niet doeltreffendheid. Dat leidt tot een hoge kindersterfte (20 per 1.000), wat meer is dan het nationale gemiddelde.
De belangrijkste hervorming van het land
In deze context “behelst het Ziekteverzekeringsprogramma een proces dat gratis toegang waarborgt tot kwaliteitszorg”, aldus Augusto Barrera, voorzitter van de Gezondheidscommissie van het stadsbestuur van Quito. “In Quito hebben 8 op de 10 personen geen ziekteverzekering, hoewel dat een grondwettelijk recht is.” © Danny Lehman/Corbis
Klassengezondheidszorg
De Ecuadoraanse regering probeert dan ook al jaren om een universele ziekteverzekering in te voeren, om de toegang van arme gezinnen tot gezondheidszorg te verhogen en de kwaliteit en de doeltreffendheid van het systeem te verbeteren. Eén van de bestaande initiatieven daarbij is het project ‘Salud de Altura’. Het is erop gericht een ziekteverzekering in te voeren in Quito, in de hoop dat dit experiment uitbreiding vindt naar de rest van het land.
Quito beschikt wel over heel wat gezondheidscentra, maar er zijn grote ongelijkheden in de gezondheidszorg. Die is voor de meeste mensen onbetaalbaar. Arme mensen kunnen zich dus geen kwaliteitszorg veroorloven. De armste gezinnen besteden 40 % van hun budget aan gezondheid5 en kunnen vaak geen geneesmiddelen kopen. Wanneer iemand ernstig ziek wordt, is dat voor het hele gezin een zware financiële last, waardoor de armoedespiraal in stand gehouden wordt. De kwaliteit van de gezondheidszorg is bovendien zeer wisselvallig. Er is geen coördinatie, het gezondheidspersoneel is niet altijd even vriendelijk en de bijzonder chaotisch georganiseerde privé-geneeskunde wordt niet door de overheid gecontroleerd. Daarbij komt nog dat apothekers, artsen en farmabedrijven dubbelzinnige relaties onderhouden, om niet te zeggen dat ze onder één hoedje spelen.
Gezondheidszorg is natuurlijk nauw verbonden met andere maatschappelijke problemen, die een globale aanpak vergen. “Gezondheid is het resultaat van de combinatie van verschillende sociale factoren, waaronder toegang tot water en riolering, harmonieus samenleven, veilige wijken, openbare ruimten, onderwijs en gezonde voeding”, vervolgt Augusto Barrera. (…) “Dat doel kan alleen bereikt worden als er samenwerking is tussen de lokale en de nationale regering. De ziekteverzekering is een schakel in een lange ketting, met andere woorden: een onderdeel van een reeks beleidsmaatregelen om de armoedespiraal te doorbreken.”
Een treffend voorbeeld van die uitwassen vinden we terug in de reproductieve gezondheidszorg. Een echografie is voor het ziekenhuis een minimale investering en toekomstige ouders zijn er heel erg blij mee. Gevolg: er worden
Om de ziekteverzekering te organiseren, moeten alle gezondheidsactiviteiten worden gereorganiseerd: de scheiding tussen controlerende en normatieve functies (die momenteel de bevoegdheid zijn van het ministerie van BTC-27
Aansluiting bij de ziekteverzekering © BTC/Caroline Picard
Volksgezondheid), de ziekteverzekering (met een aanzienlijke bijdrage van de lokale instellingen), de financiering (van het ministerie van Financiën, maar ook via lokale bijdragen) en de levering van diensten (vooral door publieke dienstverleners). Het gaat hier ongetwijfeld om de meest ingrijpende hervorming van de voorbije decennia in de sector.
De gezondheid van de armsten beschermen Het ziekteverzekeringsprogramma is gericht op de mensen die recht hebben op de zogenaamde ‘Bono de Desarrollo Humano’6. Het gaat om de 300.000 armsten in Quito, voor wie Ecuador een fonds ter beschikking heeft gesteld. Deze ziekteverzekering is gratis. Ze geeft, op vertoon van de lidmaatschapskaart, recht op medische consulten, tandverzorging, geneesmiddelen en laboratoriumanalyses. Het ministerie van Volksgezondheid wil de dekking uitbreiden tot onder meer ziekenhuisopnames. De zorgverleners worden dan betaald door het ministerie van Financiën. Momenteel zijn er al 110.000 mensen aangesloten. Daarnaast bestaan er ook andere structuren. Ongeveer 65.000 mensen zijn aangesloten bij de ‘Seguro Metropolitano de Salud’, die zich tot de middenklasse richt en werkt met vrijwillige ledenbijdragen.
De zorgkwaliteit
Een ziekteverzekering is zinloos als de zorgkwaliteit ontoereikend is. In de eerste plaats moet voor betere medische infrastructuur en uitrusting worden gezorgd, maar er zijn nog andere moeilijke aspecten, zoals de menselijke kant en de kwaliteit van de diagnose en de medische behandeling. Die elementen vereisen immers een gedragsverandering bij de zorgverleners. De uitvoering van het project wordt extra bemoeilijkt door de vele instellingen die erbij betrokken zijn (staatsinstellingen, stedelijke instellingen, ngo’s of pure privé-initiatieven, met winstoogmerk). Het project ‘Salud de Altura’ heeft dan ook onder meer als taak de capaciteit van de gezondheidswerkers te versterBTC-28
ken, of het nu gaat om artsen, verpleegkundigen of andere zorgverleners, zodat ze hun functies behoorlijk kunnen vervullen. Het project organiseert opleidingen, werkt kwaliteitsnormen uit, formuleert strategieën en stelt klinische beslissingsbomen op voor de diagnose en de behandeling. Soms kunnen eenvoudige handelingen, waar weinig technologie bij komt kijken, een grote impact hebben. Na een bevalling de nazorgkaart invullen, of de redenen voor een keizersnede schriftelijk toelichten… Het zijn maar twee voorbeelden die een reëel ontradend effect hebben. Bij de bevalling 3 minuten wachten alvorens de navelstreng door te knippen, kan het risico op bloedarmoede bij de baby halveren en stimuleert de neurologische ontwikkeling.
Het belang van goede gezondheidsinformatie Het project ‘Salud de Altura’ ziet erop toe dat het dienstenaanbod beantwoordt aan de technische realiteit om te voorkomen dat rendabiliteit de eerste bekommernis wordt bij ziekenhuisopnames, bij medische of chirurgische ingrepen en het voorschrijven van geneesmiddelen. Normen opstellen is geen afdoend antwoord op dat probleem. Het project helpt ook een geïntegreerd informatiesysteem op te zetten waarmee een aantal indicatoren bijgehouden kunnen worden. Die dienen om de zorgkwaliteit te meten. De invoering van dit geïntegreerd informatiesysteem op nationaal vlak biedt ook de mogelijkheid om de coördinatie en de gegevensuitwisseling tussen de verschillende zorgverleners te verbeteren. Zorgkwaliteit reikt verder dan het technische aspect. Zo vragen patiënten vaak geneesmiddelen of laboratoriumtests, als bewijs dat hun probleem de nodige aandacht heeft gekregen. Daarom sensibiliseert ‘Salud de Altura’ de bevolking via Radio Quito, de geschreven pers of het internet. Als het publiek goed geïnformeerd is, zal het van de artsen de juiste aanpak eisen en zullen de goede medische praktijken geleidelijk ingang vinden.
Studenten van de Centrale Universiteit van Quito leggen de voordelen van de ziekteverzekering uit en geven informatie over gezonde voedingsgewoonten © BTC/Caroline Picard
Om de zorgkwaliteit te verbeteren en het technische aanbod beter af te stemmen op de vraag van de gebruikers, bleek een controleorgaan noodzakelijk te zijn. Het stadsbestuur van Quito richtte een Stedelijke Gezondheidsdienst op, die als lokale entiteit het ziekteverzekeringssysteem op gemeentelijk vlak moet controleren. Zo zijn er overeenkomsten gesloten over de invoering van de universele ziekteverzekering, waarin de rollen van de betrokkenen, de verantwoordelijkheden en de financiering zijn vastgelegd. Die overeenkomsten helpen ook het systeem te herstructureren. Ze regulariseren de zorgmarkt en verplichten de zorgverleners en de gebruikers om bepaalde kwaliteitsregels na te leven.
Ondersteuning van de openbare gezondheidsdiensten in het stadsdistrict Quito
Partners
Stadsbestuur van Quito, ministerie van Volksgezondheid, BTC, stedelijke gezondheidsdiensten, ngo’s, universiteiten
Budget
4 miljoen euro + 24 miljoen USD van de nationale en lokale autoriteiten
Plaats
Stadsdistrict Quito (Ecuador)
Periode Doelstelling
2005-2009 Invoering van een ziekteverzekering in Quito en kwaliteitsverbetering van de gezondheidsdiensten
Rosa Díaz, Aaangesloten bij het Ziekteverzekeringsprogramma Rosa Díaz en haar man hebben acht kinderen. Ze verrichten klusjes in de land- en tuinbouw. In principe blijft Rosa thuis om voor haar kinderen te zorgen. Het gezin woont in een stadswijk in het zuiden van Quito. Enkele maanden geleden sloten Rosa en haar gezin zich aan bij het Ziekteverzekeringsprogramma. Heeft u al kunnen profiteren van de zorgverzekering die u wordt aangeboden door het Ziekteverzekeringsprogramma? Ja, ik heb me laten behandelen voor een maagprobleem. Volgens de arts moet ik een echografie ondergaan, maar met mijn nieuwe job heb ik daar nog geen tijd voor gehad. Ik ben ook met mijn kinderen naar de tandarts geweest. Het was voor mezelf een opluchting om naar een arts te kunnen gaan en me te laten behandelen, zonder me zorgen te moeten maken over het kostenplaatje. Hoe was de ontvangst? De opvang in het gezondheidscentrum was zeer hartelijk, en de dokter en de tandarts hebben me zonder problemen behandeld. Ik heb ook niets moeten betalen. Wat vindt u van het Ziekteverzekeringsprogramma? Die kostenloze verzekering is een goede zaak, want op die manier kan ik me zo nodig laten behandelen en me regelmatig gratis laten onderzoeken. Wat zijn de voordelen van die ziekteverzekering? Het geld dat we vroeger aan gezondheidszorg uitgaven, kunnen we nu dankzij de ziekteverzekering in de opvoeding van onze kinderen investeren.
Interview: Caroline Picard BTC-29
© BTC
De stedelijke gezondheidszorg mutualiseren In de meeste ontwikkelingslanden kunnen de gezondheidszorgproblemen samengevat worden in twee nauw samenhangende aspecten: de toegang tot gezondheidszorg (geografisch, financieel en/of cultureel) en de kwaliteit ervan (curatief of preventief). Gezondheidszorg verlenen in de stad of op het platteland is niet noodzakelijk hetzelfde. In de stad is de geografische toegankelijkheid nagenoeg geen probleem meer. Vaak is er een overaanbod aan overheidsen privédiensten. De infrastructuur ligt dichtbij, de specialisten wonen in de stad, en er zijn voldoende materiaal en geneesmiddelen beschikbaar (of toch in elk geval meer dan op het platteland). Toch moeten we die vaststelling nuanceren. De voorbije jaren zijn immers heel wat steden die voordelen kwijtgespeeld door de verarming van hun bevolking en de demografische groei. De infrastructuur kan niet meer volgen: elk jaar zouden er nieuwe gezondheidscentra moeten bijkomen. Het resultaat is vrij vaak een uit zijn voegen gebarsten infrastructuurnetwerk dat elke dag een zeer groot aantal patiënten moet opvangen, met een onpersoonlijke aanpak tot gevolg. De betaalbaarheid van de gezondheidszorg is trouwens problematisch in de steden, want de ongecontroleerde privédiensten en de corruptie in de overheidsdiensten jagen de prijzen voor de patiënt de hoogte in. De niet-gereguleerde privatisering van de geneeskunde heeft tot heel wat uitwassen geleid die de zorgkwaliteit aantasten en de patiënten nog wat meer in de armoede drijven. We spreken dan van ‘catastrofale uitgaven’, die in landen als Vietnam en Cambodja de hoofdoorzaak zijn van de schuldenberg en van nieuwe armoede in de samenleving. BTC-30
© BTC
Paul Bossyns Gezondheidsexpert, BTC
De zorgkwaliteit in de stad verschilt om diverse redenen van die op het platteland. In de stad heeft de veranderde levensstijl (voeding, gebrek aan beweging, stress, geweld, prostitutie) een negatieve impact op de volksgezondheid. Zo ligt de aidsprevalentie in stedelijke gebieden meestal hoger dan op het platteland, waardoor er behoefte is aan specialisten. Bovendien willen zwangere vrouwen in de steden per se bevallen in een kraamkliniek, terwijl ze op het platteland vaak liever thuis bevallen. Ander verschil tussen stad en platteland: in de stad is er meer vraag naar gezinsplanning, vooral bij jonge tieners, voor wie de gezondheidszorg slechts een gering aanbod heeft. Tot slot bevordert het ontoereikende sanitair in de steden in combinatie met een hoge bevolkingsdichtheid de overdracht van kiemen. Het zorgaanbod moet met al die factoren rekening houden en zich eraan aanpassen. Zonder controle door de staat (of door de ziekenkassen) is private gezondheidszorg niet noodzakelijk beter dan openbare gezondheidszorg. Terwijl gezondheidswerkers in overheidsdiensten vaak gedemotiveerd zijn door de lage lonen, willen stedelijke artsen zo veel mogelijk winst maken, door de problemen van hun patiënten te medicaliseren en door te veel geneesmiddelen voor te schrijven en nodeloze medische handelingen te verrichten. Quentin, 2005 Salud de Altura, 2006 3 Delcourt, 2007 4 Davis, 2006 5 Criel en Macq, 2006 6 De Menselijke-ontwikkelingsbon (Bono de Desarrollo Humano) is een maandelijkse uitkering (30 USD) die de staat toekent aan de armste bevolkingsgroepen van het land. 1 2
Partnerschap Jean-Christophe Charlier Expert Goed Bestuur, BTC
De stad: een belangrijke ontwikkelingspartner Elsene met Kalamu (DRC), Hoei met Natitingou (Benin), Leuven met Nakuru (Kenia): steden en gemeenten hebben vandaag een visie op ontwikkelingssamenwerking uitgewerkt ter aanvulling van de klassieke formule van de zustersteden (jumelages), die meer gericht is op culturele en sociale uitwisseling. Op die manier zijn ze belangrijke spelers van de internationale solidariteit geworden. Die openheid op de wereld (en in het bijzonder op de ontwikkelingswereld) uit zich onder meer in de benoeming van schepenen voor Noord-Zuidsolidariteit of in de ontwikkeling van technische projecten die de gemeenten in het Noorden en het Zuiden zelf beheren. Om die dynamiek te ondersteunen, biedt de Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) de Belgische gemeenten de mogelijkheid om mee te werken aan armoedebestrijding door de capaciteiten van de gemeentelijke instellingen in de minst ontwikkelde landen te versterken. Tussen 2001 en 2004 kregen 109 instellingen financiële steun in het kader van het programma Gemeentelijke Internationale Samenwerking (GIS). Tegelijkertijd vroeg BTC zich af wat haar rol was op het vlak van lokaal bestuur en decentralisatie in de ruime zin. Daaruit bleek het noodzakelijk de competenties waarover België ter zake beschikt, te analyseren, zodat BTC die vraagstukken nog doeltreffender kan aanpakken. De steden en gemeenten bleken daarbij al snel onmisbaar. Met een deel van hun expertise dragen ze rechtstreeks bij tot goed bestuur en decentralisatie: ruimtelijke ordening, lokale fiscaliteit, de werking van de gemeenteraad, het kadaster, het beheer van het bevolkingsregister… Om deze diensten aan de burger aan te bieden (iemand aan het loket bedienen en zijn vraag registreren), kan de gemeente specifieke technieken ontwikkeld hebben. Die kunnen op hun beurt andere gemeenten inspireren, met name in het Zuiden, zonder daarbij de fout te begaan om zomaar bestaande modellen naar een andere context over te zetten.
Steden en gemeenten vormen uiteraard geen monolithisch blok. Sommige steden hebben al doorgedreven partnerschappen gesloten, terwijl andere wel willen aan de internationale solidariteit bijdragen, maar daar de middelen niet voor hebben. BTC zou hen een actiekader kunnen aanreiken (naast de al bestaande federale en regionale programma’s), specifiek voor acties waarvoor ze gespecialiseerde expertise zoekt. Zo zou het hoofd ‘openbare werken’ van een kleine gemeente zijn ervaring met contractbeheer, aanbestedingen of personeelszaken kunnen doorgeven. Daarnaast hebben de gewestelijke verenigingen van steden en gemeenten al een aantal werkgroepen opgericht met hetzelfde doel: de verschillende samenwerkingsverbanden op het vlak van lokaal bestuur en decentralisatie op elkaar afstemmen. Die werkgroepen brengen de gemeenten samen die aan het federale programma voor internationale samenwerking meewerken, om hen hun ervaringen te laten delen en reële synergieën te ontwikkelen in de landen waar ze actief zijn. Er zou ook een breder Belgisch platform kunnen worden opgericht met alle actoren die bij lokaal bestuur en decentralisatie betrokken zijn. Dat platform zou informatie kunnen geven over de verschillende projecten in eenzelfde regio, aanvragen voor zeer specifieke expertise kunnen doorgeven en zelfs de acties in een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma kunnen bundelen. Zo ver zijn we echter nog niet: eerst moeten er bruggen gebouwd worden tussen de acties van de steden en BTC, zodat de begunstigden zich de ontwikkelingsprojecten nog beter kunnen toe-eigenen.
Vandaar dat BTC, samen met de Verenigingen van Steden en Gemeenten in België, hoopt alle competenties op het gemeentelijke niveau te inventariseren, om op termijn de lokale expertise binnen de ontwikkelingsprogramma’s beter te kunnen promoten. Dit partnerschap zou het mogelijk maken om de Belgische inbreng in de betrokken gebieden beter te coördineren, naast het al bestaande. Partnerschap tussen Brussel en Kinshasa. Capaciteitsversterking van de burgerlijke stand. © Stad Brussel
BTC-31
Bibliografie
BIBLIOGRAFIE WORLD BANK (2002). World Development Report 2002: Building institutions for markets. New York: Oxford University Press for World Bank. CRIEL Bart, MACQ Jean (2006). Reflection about the universal health insurance in Ecuador. Report of the scientific follow-up of the project “Salud de Altura”, Quito. COHEN Barney (2003). Urban Growth in developing countries: A review of current trends and a caution regarding existing forecasts. World Development vol. 32, n°1, pp. 23-51: Elsevier. DAVIS Mike (2006). Le pire des mondes possibles. De l’explosion urbaine au bidonville global, La Découverte, Paris. DELCOURT Laurent (2007). Explosion urbaine et mondialisation, Alternatives Sud, Vol. XIV 2007/2, Centre tricontinental et Syllepse, Paris. LE DIEU Anh, LEGRAND Benoît, VAN LINT Jan, SHANNON Kelly (2007). “Tan Hoa Lo Gom: Building a new life” in ISOCARP REVIEW03, Antwerp, pp. 42-61. MONTGOMERY Mark R, STERN Richard, COHEN Barney, REED Holly (2004). Cities transformed: Demographic Change and its Implications in the Developing World, For the Panel on Popular Dynamics, National Research Council, Earthscan London. UN-HABITAT (2006). State of the World’s Cities. UN-HABITAT (2005). Global Urban Observatory. UN-HABITAT (2001). State of the World’s Cities. QUENTIN Aurélie (2005). L’état du problème du logement à Quito, Institut français d’études andines et Groupe de géographie sociale de l’EHESS, Paris. SALUD DE ALTURA (2006). El Barometro de Quito: Indicadores Sociales Georeferenciados del Distrito, sus Administraciones y Parroquias, Salud de Altura, Proyecto Fortalecimiento de les Servicios Públicos de Atención de Salud en el Distrito Metropolitano de Quito, Quito. TANNERFELT Gôran, LJUNG, Per (2006). More urban, less poor. An introduction to urban development and management. Earthscan. UNITED NATIONS (2002). World Urbanisation prospects: the 2001 revision. New York: United Nations.
BTC-32 CTB-32
7FSBOUXPPSEFMJKLFVJUHFWFS$BSM.JDIJFMT )PPHTUSBBU #SVTTFM #FMHJÌ "MHFNFOFMFJEJOH.BSJF$ISJTUJOF#PFWF $PÕSEJOBUJF+VMJF-FEVD 3FEBDUJF0MJWJFS#BJMMZ 7FSUBMJOHFO0SBLFM %4%# -JOHVBOFU 0OUXFSQMBZPVUXXXDJCFDWPCF %SVL4UFWFOT1SJOUJOH 0NTMBHGPUP.BSJF'SBOÉPJTF1MJTTBSU %BOLBBO#FOPÏU-FHSBOE +BO7BO-JOU +FBO-VD.PV[PO "MJPVOF%JPQ +PIBO)FSUFMFFS $BSPMJOF 1JDBSE $IBSMJOF#VSUPO )FSWÊ$PSCFM -PMB.VLFOEJ $BSPM4BDSÊ (VJEP$PVDL $MBVEF$SPJ[FS +FBO $ISJTUPQIF$IBSMJFS 1BVM#PTTZOT (FSBSE(BSWFZ "O&JKLFMFOCVSH 4BSB'FZT +FBO.JDIFM3FOJFST &WFSU8BVUFST 'SFEFSJL7BO)FS[FFMF )FJEZ3PNCPVUT &SJLWBO8FFSU "OOF.BSJF-BNCFSU 1BVM 7FSMÊ 5IJFSSZ1JSBSE .BSJF-JOF4JNPO &NNJF7BOOFTUF (FOFWJÍWF5IVMMJF[ 1BUSJDF-VCPZB &WBSJTUF /HPZ 3P[B%JB[ "VHVTUP#BSSFSB %F[FCSPDIVSFXFSEHFESVLUPQHFSFDZDMFFSEQBQJFS #5$JTHFDFSUJàDFFSEWPPS[JKONJMJFVCFIFFSTZTUFFNWPMHFOTEFJOUFSOBUJPOBMFOPSN*40FOEF &."4NJMJFVBVEJU %F[FCSPDIVSFJTWFSLSJKHCBBSJOIFU/FEFSMBOET 'SBOT &OHFMTFO4QBBOT
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE Naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk )PPHTUSBBU#SVTTFMr5 r' */'0!#5$$5#03(r888#5$$5#03(