D. Parlevliet
De hof Valkenburg
In de vroege middeleeuwen stroomt de Rijn nog ongehindert bij Katwijk in zee. Op deze strategische plaats, waar de weg langs de duinen de rivier kruist, ligt Valkenburg, dat in de middeleeuwen ook Katwijk omvat. Vanaf de 12e eeuw, voor het eerst in 1159, wordt Valkenburg vermeld als 'curtem Valkenburge'. Een curtis is een groot landgoed dat in de middeleeuwen wordt beheerd met het hofstelsel. Toen de reconstructie van de topografie ten behoeve van een historische atlas van Katwijk en Valkenburg aanwijzingen opleverde over de ligging van het hofland was dit een reden voor verder onderzoek naar het hofstelsel in Valkenburg. 1
2
Hofstelsel Een hof bestaat voor een deel uit de herenhoeve met het hofland, dat geëxploiteerd wordt door de eigenaar zelf. Het resterende land is in gebruik gegeven aan boeren, die een deel van hun tijd op het hofland moeten werken. In Holland bestaan de meestal grafelijke hoven uit een gebied van enkele honderden morgens, met daarin een herenhoeve met tenminste enkele tientallen morgens hofland (morgen = 0,85 ha). De boeren hebben verplichtingen tegenover de eigenaar in de vorm van hofdiensten, zoals het transport van goederen of vervoer van de eigenaar en betaling in goederen, zoals hoenderen, kapoenen (kalkoenen), haver of hofvis. Deze betaling wordt vaak berekend in de standaardeenheid waarin de hof oorspronkelijk is verdeeld. Later wordt deze betaling in natura omgezet in geldbedragen, zoals hofstedehuur en erfhuur. Bij de meeste hoven krijgen de boeren op den duur zoveel rechten, dat ze vrijwel eigenaar zijn van de grond. De grond kan vererven of verkocht worden, waarbij slechts een deel aan de eigenaar betaald wordt: de landwinning. De boeren kunnen hierdoor op den duur met succes de hofdiensten weigeren, waardoor het hofstelsel uitsterft. De herenhoeve met het hofland blijft in handen van de eigenaar of wordt door hem verkocht. 3
Eigenaars: bisschop of graaf Het bezit van de hof Valkenburg is lange tijd een strijdpunt geweest tussen de Utrechtse bisschop en de graaf van Holland. De bisschop dicht zich het eigendom toe in diverse oorkonden, terwijl uit andere bronnen weer de aanwezigheid van de graaf blijkt. Het is daarom ook belangrijk wie van beide de bestuurder is van de Rijnmond, en dus in staat is om zijn argumenten kracht bij te zetten. 1 2
3
22
A . C . F . K o c h , Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 I ( D e n H a a g 1970) nr. 149. D . Parlevliet, Historische atlas van Katwijk en Valkenburg 1825 (Katwijk 1990). In dit artikel is ook gebruik gemaakt van gegevens uit de i n voorbereiding zijnde delen over de 17e eeuw en vroeger, o.a. gebaseerd op kaarten, morgenboeken en 10e penning. J . T h . d e M o n t é v e r L o r e n , ' H o v e n i n Holland', i n : Opstellen, aangeboden aan prof. jhr.dr.D.G. Rengers Hora Siccama (Utrecht 1942) 107-157.
De hof Valkenburg
Afb. 1.
Katwijk en Valkenburg in de 16e eeuw.
Men vermoedt dat Valkenburg en Katwijk, net als Noordwijk, na de Frankische veroveringen koningsgoed worden vanwege de strategische ligging aan de monding van de Rijn en de aanwezigheid van twee Romeinse ruïnes. In Valkenburg ligt de voormalige Romeinse burcht en in Katwijk de ruïne die later de Brittenburg genoemd wordt. De oude Romeinse burchten zijn ook elders in handen van de koning. Valkenburg zou dan door de koning aan de kerk geschonken zijn, want de oudste vermelding komt voor in de bekende goederenlijst van de St.-Maartenskerk in Utrecht. De bisschop voert hier geheel Valkenburg op als zijn eigendom. M e n neemt aan dat de lijst is opgesteld tussen 885 en 896, als de bisschop naar Utrecht terugkeert na de strooptochten van de Noormannen, waarvoor hij in 858 is gevlucht. De bisschop maakt dan een lijst van zijn vroegere eigendommen die hij in andere handen terugvindt, met name van graaf Gerulf. De graaf bezit het graafschap rond de Rijnmond, want in 889 krijgt Gerulf goederen in het Noordwijkse koningsgoed, dat volgens de oorkonde in zijn graafschap ligt. Wanneer rond 1017 Dirk III zich terugtrekt naar Vlaanderen, omdat hij zijn Friese onderdanen niet vertrouwt, zal zijn plaats niet zijn ingenomen door de bisschop. In 1047 verovert koning Hendrik III een sterke grafelijke burcht in Rijnsburg, waaruit weer blijkt dat de graaf tot dat moment de Rijnmond stevig in handen heeft. Toch'resulteert dit niet in een wisseling van de wacht. Onder Dirk I V (1039-1049) wordt gemunt bij de Rijnsburgse burcht en onder Floris I (1049-1061) bij de Leidse burcht. 4
5
6
7
4
D . P. Blok, ' H e t mondingsgebied van de O u d e R i j n i n de vroege middeleeuwen', i n : M . C . van T r i e r u m en H . E . Henkes, Rotterdam papers 5, 171.
5 6 7
P . A . Henderikx, De beneden-delta van Rijn en Maas ( H i l v e r s u m 1987) 115-123. K o c h , Oorkondenboek, nr 21. Blok, 'Mondingsgebied', 171. 23
De hof Valkenburg
Pas in 1061, na de dood van Floris I, keren de kansen. In 1064 geeft koning Hendrik I V de grafelijkheid aan de boorden van de Rijn, die graaf Dirk bezat, aan de kerk van Utrecht. Dit recht moet door de bisschop met harde hand worden veroverd. In 1070 wordt Dirk III door de bisschop verslagen, maar al in 1076 keert de graaf terug. Rond 1122 wordt door de kerk een valse akte opgesteld, die gedateerd wordt op 1064, het jaar dat zij van de koning het graafschap aan de Rijn ontvangt. Vermoedelijk als aanvulling hierop laat men Hendrik IV enkele goederen aan de kerk teruggeven, waaronder Valkenburg, die in bezit zijn genomen door graaf Dirk III en zijn zonen (993-1049). Ook op dat moment, dus rond 1122, heeft de graaf blijkbaar de hof in bezit, anders was het opstellen van de oorkonde niet nodig geweest. Uit de preciese omschrijving in de oorkonde van het aantal boerderijen blijkt dat de kerk goed op de hoogte is van de plaatselijke situatie. Misschien grijpt deze hernieuwde aanspraak dan ook terug op de periode 1070-1076. In 1133 is de grafelijke positie aan de Rijnmond zo sterk, dat de graven daar de Rijnsburgse abdij stichten; aan deze abdij schenken zij het hele grondgebied van Rijnsburg. De bisschop heeft zijn verloren bezit nooit meer teruggekregen, ook al wordt tussen 1159 en 1169 de kerk van Utrecht door de paus en de aartsbisschop van Keulen bevestigd in zijn bezit van Valkenburg, alweer als uitspraak in een conflict met de graaf van Holland. Toch zijn er misschien aanwijzingen te vinden voor de aanwezigheid van de bisschop in de ontginning van de Broek, een groot moeras tussen Valkenburg en de duinen. De eigenaar van het graafschap was ook in het bezit van de wildernis, zodat de ontginning is uitgegeven door de graaf of de bisschop. Ten behoeve van deze ontginning zijn de Grote Watering en de Broekweg aangelegd. De Broekweg moest de percelen bereikbaar maken en de Grote Watering diende, behalve voor de afwatering, ongetwijfeld ook voor het beperken van het recht van opstrek. De Katwijkers ontgonnen het moeras vanuit de duinen in smalle percelen. N u is in 1561 de Broekweg eigendom van de kerk van Valkenburg, terwijl in de middeleeuwen de Grote Watering de Papezijl wordt genoemd. Dit wijst erop dat de ontginning is uitgevoerd door de kerk van Valkenburg. Als de graaf of bisschop een ontginning niet zelf uitgeven kunnen ze dit recht ook aan een ander overdoen. In het Nedersticht laat de bisschop dit over aan kerkelijke instellingen, in hoofdzaak Utrechtse kapittels, terwijl bij de graaf alleen de adel hiervoor in aanmerking komt. Het ligt dus meer voor de hand dat de Valkenburgse kerk het ontginningsrecht van de bisschop ontvangen heeft dan van de graaf. Samenvattend lijken alle oorkonden van de bisschop rechtvaardigingen te zijn tegenover een graaf die zich Valkenburg heeft toegeëigend. De Rijnmond valt sinds de 9e eeuw vrijwel voortdurend onder het bestuur van de graaf, zonder dat de bisschop in staat is dit ongedaan te maken. Tussen 1070 en 1076 is de bisschop wel in het bezit van het graafschap en heeft daar ongetwijfeld ook Valkenburg in beslag genomen. Mogelijk begint hij in die tijd met de ontginning van de Broek. Het is niet duidelijk waarom juist Valkenburg onderwerp wordt van onenigheid tussen de bisschop en de graaf. De bisschop heeft in de omgeving meer eigendommen die hij niet heeft teruggekregen noch geclaimd. Ook Rijnsburg is volgens de goederenlijst in zijn geheel van de bisschop, terwijl het later eigendom is van de graaf. 8
9
10
11
12
8 K o c h , Oorkondenboek, nr. 85. 9 K o c h , Oorkondenboek, nr. 86. 10 K o c h , Oorkondenboek, nr. 149. S. M u l l e r F z . en A . C . B o u m a n , Oorkondenboek van het sticht Utrecht tot 1301 I (Utrecht 1920) nr. 428. 11 Algemeen Rijksarchief ( A R A ) , Staten van H o l l a n d voor 1572, nr. 1455, K o h i e r van de 10e penning van 1561, foL 27v. 12 H . van der L i n d e n , De Cope (Assen 1955) 93-108.
24
De hof Valkenburg
Omvang van de hof
Volgens de Utrechtse goederenlijst uit de 9e eeuw bestaat het bisschoppelijk bezit uit 'ecclesia que dicitur Ualcanaburg cum omnibus appendiciis sancti Martini totum et ad integrum': de kerk genoemd Valkenburg met alle toebehoren [behoort] geheel en al aan de StMaartenskerk. Het falsum van rond 1122 spreekt van ' X V I curtilia cum terra ad ea pertinenti, ibidem III mansi', dus 16 curtilia, met het daartoe behorende land en aldaar 3 boerderijen. Het is niet met zekerheid bekend hoe groot mansi of curtilia zijn, zodat hieruit geen oppervlakte berekend kan worden. In de late middeleeuwen behoort ook Katwijk tot het ambacht Valkenburg. Vooral in Katwijk vinden we een aantal hofrelicten, zodat we mogen aannemen dat de hof zich uitstrekte over het gebied van beide plaatsen. Het laatmiddeleeuwse Valkenburg en Katwijk is ongeveer 2000 morgen groot, waarvan volgens de 16e-eeuwse morgenboeken 1005 morgen bruikbaar land en ongeveer 1000 morgen duinen. Als we van de oppervlakte van het bruikbare land de veronderstelde latere ontginningen aftrekken - de Broek, de Oostpolder, de Drift, het Boonrak, Rijnsoever, de Laak en deels het Heen - dan blijft niet meer dan de helft over. Dit komt in de buurt van de 568,5 morgen waarvoor het ambacht vóór 1544 morgengeld betaalt. Bij archeologisch onderzoek in de bouwput van de uitwateringssluizen is een middeleeuwse akker gevonden. In de vroege middeleeuwen kan dus ook het land gebruikt zijn dat vanaf de 11e eeuw overstoven is door de nieuwe duinen. 13
14
13 M . H . V . van Amstel-Horak, ' D e morgenboeken van Rijnland', Leids jaarboekje (1985) 174. 14 J . H . F . Bloemers en M . D . de Weerd, ' V a n Brittenburg naar Lugdunum', i n : De uitwateringssluizen van Katwijk (Leiden 1984) 41-51 25
De hof Valkenburg
Relicten van het hofstelsel Het Valkenburgse hofstelsel loopt definitief ten einde als in 1248 rooms-koning Willem II al zijn land in Valkenburg verkoopt. Het is niet bekend wat onder deze transactie valt, omdat noch de kopers noch de landerijen gespecificeerd worden. Zo blijkt de graaf niet van alle grond eigenaar te zijn, want in 1240 schenkt Dirk van Koudenhove land in Valkenburg aan de abdij van Rijnsburg. Tevens valt het nodige buiten de verkoop. De graaf is later nog in bezit van het hofland, dat in de leenregisters verschijnt, Rijnsoever, dat in de rekeningen vanaf 1343 voorkomt, en het landgoed Zonneveld, dat in 1281 beleend is. Fockema A n dreae veronderstelt daarom dat het hierbij alleen om een symbolische afkoop van de nog resterende rechten gaat. Van het hofstelsel blijven wel relicten bestaan. In het begin van de 14e eeuw bestaat nog de hofvis, het recht op de beste vis van elke vangst in Katwijk aan Zee tussen 11 november en palmpasen. In 1403 krijgt Elisabeth van Assendelft van de graaf een belening in eigendom van 25 pond hofgeld op hofsteden te Katwijk. Ook op land komt hofgeld voor in particuliere handen. In 1435 en 1463 worden door respectievelijk Gheryt Willemsz. en Willem Gherytsz. een 'rente genaamd hofgeld' op drie percelen land in Katwijk verkocht. De percelen liggen aan de Rijn, aan de Grote Watering en aan de zuidelijke grens van Katwijk. Verder komen, zowel in Katwijk als in Valkenburg, kleine perceeltjes hofland voor. In de 10e penning van 1561 worden voor het veer van Valkenburg en de molen bij Katwijk aan de Rijn behalve pacht ook kapoenen betaald. De waarde hiervan is gering ten opzichte van de pachtsom en kapoenen zijn geen normale opbrengst van deze bedrijven, zodat we dit verschijnsel kunnen vergelijken met de betaling van kapoenen in andere hoven. In dezelfde 10e penning worden hofkonijnen aan de graaf betaald als pacht voor de duinen. Het gaat hier wel om grote aantallen, dus om een reële pacht. Misschien komt ook het betalen met hoenders voor, gezien de vermelding van hoenders bij een belening in 1336. 15
16
17
18
19
20
21
22
Hofland en herenhoeve Zoals ook bij andere hoven in Holland blijft in Valkenburg het centrale hofland met de herenhoeve eigendom van de graaf. Het wordt na het uiteenvallen van het hofstelsel door hem in leen uitgegeven. Fockema Andreae nam aan dat het huis Torenvliet de herenhof was, omdat het in de oudste beleningen 'den hoef' wordt genoemd. Dit huis lag ten zuiden van Valkenburg, aan het eind van de Torenvlietslaan, en is in de 18e eeuw afgebroken. Door reconstructies van de topografie in de 16e en 19e eeuw te combineren met gegevens van de grafelijke leenkamer kwam echter een andere lokatie naar voren. 23
15 J . G . Kruisheer, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 II ( D e n H a a g 1986) nr. 794. 16 Kruisheer, Oorkondenboek, nr. 603. 17 J . C . K o r t , 'Repertorium op de grafelijke lenen i n R i j n l a n d 1222-1650', Ons Voorgeslacht (1990) Valkenburg 108109 en (1987) Katwijk 559-560, 690-691. 18 S.J. Fockema Andreae, ' E e n Hollandsche grondheerlijkheid (Valkenburg)', Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 13 (1934) 440. 19 Kort, 'Grafelijke lenen'. 20 Gemeentearchief L e i d e n ( G A L ) , K e r k e n , nr. 701 en nr. 493, fol. 122. 21 A R A , Abdij van R i j n s b u r g , nr. 130, fol. 73v en G A L , Kerken, nr. 1070. 22 A R A , Staten van H o l l a n d voor 1572, nr. 1455, fol. 28v, 40v en 41. 23 Fockema A n d r e a , 'Valkenburg', 442.
26
De hof Valkenburg
In 12e-eeuwse oorkonden wordt met 'curtem Valkenburge' de gehele hof bedoeld. Als graaf Willem 1 de 'curtem de Falkenburch' in 1220 als bruidsschat aan zijn echtgenote M a ria geeft, is dit de herenhoeve met het hofland. Dit hofland verschijnt vervolgens in de leenregisters van de graaf. In 1265 is het beleend aan Willem van Benthem, die dit voor 20 pond bestemt als lijftocht voor zijn vrouw Ada. In 1281 heeft zijn zoon, Simon van Benthem, de helft van de hof in leen, terwijl de andere helft eigendom is van de heer van Teilingen, op dat moment Dirk van Teilingen. De laatste vermelding komt uit 1336 als de zoon van Simon van Benthem, ook Simon geheten, het halve hofland met de hoenders bestemt als lijftocht voor zijn vrouw Agnes Bokel. De andere helft is nu eigendom van zijn broer Herbaren. De laatste vermelding komt in conflict met Torenvliet als restant van de oude herenhoeve. In deze belening wordt het beschreven als hofland tussen Katwijk en Valkenburg, dus ten noorden van Valkenburg. Er is nog een aanwijzing richting Katwijk. Als in 1283 Willem van Teilingen, de zoon van Dirk van Teilingen, kinderloos overlijdt, komen zijn lenen aan de graaf. Hierbij hoort een kwart van een 'tornoesvelt' te Katwijk. In 1284 is dit beleend aan Lyse Spikers van Leiden. M e n mag aannemen dat dit toernooiveld in de nabijheid van de herenhoeve lag. Uit een reconstructie van de morgenboeken van het hoogheemraadschap Rijnland en een tweetal kaarten uit 1571 en 1601 blijkt dat er in de 16e eeuw tussen Valkenburg en Katwijk een 32 morgen groot landgoed van de graaf heeft gelegen, Luttige Geest genaamd. Het lag tegen de duinen, ten zuiden van Katwijk aan de Rijn. Het is dan ook aannemelijk juist hierin een restant te zien van het vroegere hofland. Meer aanwijzingen vinden we in enkele perceelnamen. In de 19e eeuw liggen hier nog de Hofwei en het Graafveld. Naast het landgoed ligt de Voorhofswei, wat wijst op de nabijheid van een belangrijk huis. Het bewijs dat Luttige Geest het voormalige hofland is, wordt gevormd door een vrijwel ononderbroken eigendomsregistratie. Simon van Benthem, de laatste leenman van het hofland in 1336, sterft in 1345 zonder erfopvolger. De belening heeft hij echter op naam gezet van zijn vrouw Agnes Bokel. Het land valt daarom vermoedelijk terug aan de graaf als zij overlijdt in 13 5 2. In 1354 verschijnen namelijk in de grafelijke rekeningen twee posten van landhuur aan Floris Danielsz. en Simon van Loen voor tesamen 40 pond. Ook de volgende rekeningen vermelden de twee posten tot in 1387. In 1388 vermelden de rekeningen dat de graaf 'lant mitten huse' in Katwijk aan jonkvrouw Andel geeft, dat hij eerder verhuurde aan Willem Simonsz. en Arnt Gerritsz., de huurders van de twee posten uit 1387. In 1391 verschijnt dan voor het eerst in de rekeningen het 'overland met de hofstede tot Luttelgheest', verhuurd aan Jan Ghisenz., Willem Aerndsz. en Pieter Paedsz. In 1392 geeft graaf Aelbrecht het overland en 12 morgen in de woning te Luttelgeest aan Jan Crael, met de bepaling dat het aan hem terugkomt na zijn dood. Volgens de akte heeft de graaf het land gekregen door de dood van Andele van Rampsberghinne. In 1397 bepaalt graaf Aelbrecht dat het overland naar Crael's vrouw en kinderen gaat, wat in 1406 bevestigd wordt door hertog Willem V I . In 1460 komt het land weer terug in de grafelijke rekeningen, groot 22 morgen en liggend aan de westzijde van Katwijk. In deze en volgende vermeldingen staat dat Luttige 24
25
26
27
28
29
3 0
24 K o c h , Oorkondenboek, nr. 405. 25 K o r t , 'Grafelijke lenen'. 26 J . C . K o r t , 'Repertorium op de lenen van de hofstede Teilingen 1285-1650', Ons Voorgeslacht (1985) 699 nr. 20. 27 Zie noot 2. G A L , Prentverzameling, nr. 74050 en nr. 74051. 28 H . Obreen, ' H e e r S i m o n van Benthem heeren Willemszoon', De Nederlandsche Leeuw (1936) kol. 399. C . Hoek, 'De woning van heer D i r k van Hodenpijl enz.', De Nederlandsche Leeuw (1965) kol. 49. 29 A R A , Graven van H o l l a n d , nr. 1442, fol. 27v, nr. 1465, nr. 1466, fol. 6v en nr. 1469, fol. 6v. 27
De hof Valkenburg
Afb. 3. Jacob Coenraedts, Kaart van de landen van Luttige Geest, 1571. Bron: G A L , prentverzameling, nr. 74050.
Geest vanaf 1450 is verhuurd aan Dirk van Zwieten en Bartholomeus Pertant, nadat het aan de graaf is toegevallen door de dood van Jan Crael, de kamerling van graaf Aelbrecht. Luttige Geest blijft in de rekeningen tot in de 16e eeuw, waar de huurder overeenkomt met het in de morgenboeken vermelde grafelijk eigendom. In de beleningen van 1281 en 1336 bestaat de hof uit twee delen, waarvan in 1336 het deel van de graaf 13,5 pond opbrengt. In die tijd brengt een morgen land ongeveer één pond op, zodat deze helft niet meer zal zijn dan de 22 morgen die Luttige Geest volgens de rekeningen groot is. Dit blijkt ook in 1354 als de graaf het aan hem teruggevallen land voor 40 pond verhuurt, terwijl hij elders landerijen verhuurt voor gemiddeld 2 pond per morgen. In 1265 brengt de hof 20 pond op. Er wordt niet vermeld of het toen gedeeld was, al is dit wel waarschijnlijk. Luttige Geest is dus slechts het halve hofland. Aan dit land moet nog de andere helft grenzen, dat de graaf in de 13e eeuw niet meer in eigendom heeft. Uit de morgenboeken blijkt dat in de 16e eeuw Luttige Geest omringd is met kleine percelen van verschillende eigenaren. Ten noorden van Luttige Geest liggen echter twee grote landerijen van 12,5 morgen en 9 morgen, waarvan het noordelijke deel in 19e eeuw ook de 'hoge- of hofwei' heet. Deze landerijen zijn dus waarschijnlijk de andere helft van het hofland geweest. De totale oppervlakte is dan volgens de 16e-eeuwse morgenboeken het deel van de graaf van 32 morgen met de twee noordelijke delen van 12,5 en 9 morgen, samen 53,5 morgen. Het is daarmee verge31
32
33
30 D e periode van 1392 tot 1406 werd ontsloten door J . C . K o r t : A R A , Graven van H o l l a n d , inv. nr. 228, fol. 44, nr. 207 en fol. 248, nr. 1068. inv. nr. 237, fol. 38v. 31 A R A , Grafelijkheids rekenkamer, Rekeningen, nr. 379, nr. 293 en nr. 300. 32 H . G . Hamaker, ' D e rekeningen der grafelijkheid van H o l l a n d onder het Henegouwsche huis', Werken uitgegeven door hel historisch genootschap gevestigd te Utrecht nieuwe reeks 21, (1875) 213, rekening van 1334. 33 A R A , G r a v e n van H o l l a n d , nr. 1443, fol. 23v, rekening van 1355.
28
De hof Valkenburg
34
lijkbaar met de hoven Oegstgeest (40 morgen) en Rodenrijs (41 morgen). Volgens de grafelijke rekeningen en de 10e penning van 1561 is het deel van de graaf 22 morgen, omdat hier de duingrond niet meegerekend wordt. Over eventuele gebouwen op het hofland bestaan weinig gegevens. M e n mag op zijn minst een woning verwachten voor de beheerder van de hof en een boerderij van waaruit het hofland wordt bewerkt. De ondertekening in 1224 van een grafelijke oorkonde 'apud Renum Catwijch' kan in een grafelijk huis plaatsgevonden hebben. In de eerste helft van de 14e eeuw wordt alleen van hofland of landhuur gesproken, terwijl in de grafelijke rekeningen geen huur- of onderhoudsposten voorkomen. De aanwezigheid van een groot huis is in die periode daarom niet waarschijnlijk. Een woning wordt voor het eerst genoemd in de rekening van 1388 als 'land mitten huse'. De naam huis kan betekenen dat het hier niet om een boerderij gaat. Ook in de rekening van 1500 wordt een huis met hofstede vermeld. Deze woning heeft waarschijnlijk gestaan op het perceel, waarvan de kaart van 1571 vermeld dat volgens de gebruikers op die plaats een voormalige hofstede heeft gestaan. Aan dit perceel grenst ook de Voorhofswei. Het is zelfs mogelijk dat er meer bewoning is geweest. In 1472 geeft het hoogheemraadschap Rijnland namelijk toestemming aan de inwoners van Katwijk aan de Rijn voor het plaatsen van een hek 'in Sevenhuisen' in de kromming van de weg bij Luttick Geest. Dit hek, dat vermoedelijk de konijnen uit de duinen tegen moest houden, vinden we later inderdaad terug in de heerweg bij Luttige Geest. 35
36
Torenvliet
Ook al is Torenvliet niet de grafelijke herenhoeve, aanwijzingen voor een hof zijn er wel degelijk. In de oudste belening uit 1369 wordt het beschreven als de woning genaamd den Hoef met gracht en nieuwe boomgaard met omheining. Het is beleend door de heer van Wassenaar. In 1452 wordt vermeld de hofstede en woning met erf, die voorheen ten Hove genoemd werd en nu Torenvliet heet. In een koopakte uit de 15e eeuw van een perceel, dat waarschijnlijk aan de Achterweg ligt, wordt als belende de Hofweg genoemd. De Achterweg loopt van Valkenburg naar Torenvliet. Op de Woerd, naast Torenvliet, ligt volgens het morgenboek van 1544 ook een 'voerhoeft'. Tekeningen uit de 18e eeuw tonen een imposant huis met een hoge, spitse toren. Deze toren komt ook voor in de 17e-eeuwse kaartboeken van Jan Pietersz. Dou. O m het huis liggen grachten en de ingang van het terrein wordt gevormd door een losstaande poort. De toren, waar het huis ongetwijfeld zijn naam aan te danken heeft, is zo duidelijk zichtbaar dat in kaartboeken voor het peilen behalve kerken ook Torenvliet gebruikt wordt. Volgens het morgenboek van 1544 ligt het huis temidden van een landgoed van 23 morgen, dat zich uitstrekt over de Broek, het vroegere moeras. De belening betreft echter alleen Torenvliet. De leenman komt in het morgenboek voor met het huis Torenvliet op 250 roeden grond, terwijl de landerijen en de ten noorden van Torenvliet liggende boer37
38
39
34 M o n t é ver L o r e n , ' H o v e n i n Holland', 112 en 125. 35 Kruisheer, Oorkondenboek, nr. 439. 36 O u d a r c h i e f hoogheemraadschap R i j n l a n d ( O A R ) , nr. 15, 5 mei 1472, en A R A , Afdeling kaarten en prenten, Archief van de heren van de beide Katwijken en 't Z a n d , W K F 19. 37 O H o e k , ' D e leenkamers van de heren van Wassenaar', Ons Voorgeslacht (1978) 571 nr. 312. 38 A R A , A b d i j van Rijnsburg, nr. 130, fol. 74. 39 A R A , Afdeling kaarten en prenten, Verzameling H i n g m a n I, nr. V T H - M , fol. 50v.
29
De hof Valkenburg
1
1
Afb. 4. J. Stellingwerf, Torenvliet gezien vanuit het zuiden, 1725. Bron: G A L , prentverzameling, nr. 85871.
derij van een andere eigenaar zijn. Pas later komen huis en landgoed in handen van één eigenaar. Toch suggereert de ligging van Torenvliet dat ook vroeger huis en land één geheel vormden. Torenvliet was dus een belangrijk huis, dat de hof werd genoemd. Hier is nog geen verklaring voor. Het kan een andere hof zijn, gebouwd in samenhang met de ontginning van het moerasgebied de Broek. Misschien hoorde het bij de nederzetting die bij de recente archeologische opgravingen op de Woerd is gevonden. 40
Betekenis van de hof
Behalve Valkenburg bezit de graaf in Holland meerdere hoven, waarvan sommige uitgroeien tot bestuurscentra, zoals Haarlem, Den Haag en Leiden. Ook in de directe omgeving ligt de hof Oegstgeest, waar in later jaren de Oude hof nog bestaat, en de hof Wassenaar met een burchtheuvel. Rijnsburg, dat in zijn geheel in de 12e eeuw door de graaf aan de door hem in die plaats gestichte abdij wordt geschonken, heeft ook de kenmerkende opzet van een hof. Het is verdeeld in een door de abdij geëxploiteerd bedrijf, de Kloosterschuur, terwijl het overige land door boeren gebruikt wordt. In Rijnsburg vinden we hof-toponiemen en betaling van hofstedehuur, hofstedehoenderen en kapoenen. In Voorschoten lag misschien ook een hof. De graaf beleent er 115 morgen land, waaronder een bedrijf bij ter Wadding dat de Hoeve wordt genoemd. Hier vinden we de toponiem Hofland, op de plaats 41
42
43
40 E . J . Bult e.a., ' D e opgravingscampagne i n de Vroeg-Middeleeuwse nederzetting op de Woerd bij Valkenburg ( Z . H . ) i n 1987 en 1988', i n : E . J . Bult en D . P . Hallewas, Graven in Valkenburg 3 (Delft 1990) 147-166. 41 M o n t é ver Loren, ' H o v e n i n Holland', 121 en 125. 42 A R A , Ridderschap van H o l l a n d , nr. 1390 en nr. 1754.
30
De hof Valkenburg
van de tegenwoordige wijk Noord-Hofland. De hoven moeten samen een forse concentratie van grafelijk grondbezit hebben gevormd. Voor de betekenis van Valkenburg is het van belang dat het op een strategische positie ligt aan de monding van de Rijn, op het kruispunt van enkele wegen. Het hofland zelf grenst ten noorden aan de heerweg langs de zuidelijke oever van de Rijn en ten westen aan een weg langs de binnenrand van de duinen. In de vroege middeleeuwen liep hier ongetwijfeld een noord-zuid route, omdat in Katwijk de duinenrij langs de kust de Rijn dicht nadert. Een oversteek ligt hier voor de hand. Volgens de Utrechtse goederenlijst heeft Valkenburg in het midden van de 9e eeuw een kerk, één van de oudste in de omgeving. Valkenburg is tevens de plaats van de belangrijke jaarmarkt, die misschien al in de tijd van het hofstelsel bestaat. Deze markt vormt een koppel met de Voorschoter markt: Valkenburg in het najaar, Voorschoten in het voorjaar. De markt wordt al genoemd in 1246, samen met de markten in Voorschoten en Vlaardingen; de laatste bevond zich eveneens in een grafelijke hof. Vanwege het toernooiveld zal de graaf ook regelmatig voor zijn plezier de hof hebben opgezocht. In feite was het hele gebied rond de Rijnmond voor de graven van groot belang. In Rijnsburg, direct aan de overzijde van de rivier, ligt de grafelijke burcht. Tevens wordt hier een marktplaats verondersteld omdat bij de burcht gemunt wordt. De belangrijke positie van dit gebied eindigt in de 11e eeuw. De burcht bij Rijnsburg wordt veroverd of misschien verwoest en de monding van de Rijn slibt dicht. In Leiden verschijnen de burcht en het grafelijk huis, dat zal uitgroeien tot een grafelijk bestuurscentrum. Het oude belang wordt echter niet vergeten. In de 14e eeuw belegt de graaf in Katwijk vergaderingen van alle ambachten van het vroegere Noord-Holland (Rijnland, Delfland en Schieland) voor het bespreken van politieke zaken. Dit is de reden waarom Katwijk wordt aangezien voor de traditionele huldeplaats van de graaf voor de ambachten. In 1327 wordt de zoon van Willem III tijdelijk aangesteld als stadhouder, terwijl in 1359 met de waardschappen van de ambachten gesproken wordt over een brief van de koning van Engeland. Ook in 1360 wordt door de welgeborenen van Noord-Holland een dagvaart naar Katwijk gehouden. Nog duidelijker is een post in de houtvestersrekeningen, waarin een aalmoes vermeld wordt in 1337 'doe mijn here in die Haghe quam ende hi te Catwijc reet sine goede lude te hulden', wanneer Willem I V als nieuwe graaf aantreedt. In de 14e eeuw is Katwijk een modale plattelandsgemeente. Het grafelijk land is verkocht, het hofland beleend en een grafelijk huis is misschien al niet meer aanwezig. De huldeplaats kan daarom alleen zijn voortgekomen uit een traditie van jaren her. 44
45
46
47
48
43
K o r t , 'Grafelijke lenen'(1990)
44
Perceel C ligt volgens het m o r g e n b o e k v a n 1544 tussen p e r c e e l B en de heerweg: O A R , nr. 5230, fol. 28v.
121.
ook k a a r t b o e k J . P . D o u , G A L , P r e n t v e r z a m e l i n g , nr. 71553, fol. Oorkondenboek, nr.
45
Kruisheer,
46
Blok, 'De Rijnmond',
47
M e d e d e l i n g J . C . K o r t : R . F r u i n , Verspreide geschriften V I I I ( D e n H a a g 1903)
690.
171.
nen en nu islieden ( D e n H a a g 1926) 48
Zie
219.
144-146 e n I. H . G o s s e s , Welgebore-
120.
H . J . S m i t , ' D e r e k e n i n g e n d e r g r a v e n en g r a v i n n e n uit het H e n e g o u w s c h e huis', Werken uitgegeven door het historisch genootschap 3e serie nr. 54 (1929) 117. 31
De hof Valkenburg
Samenvatting en conclusie
Alle relicten uit de late middeleeuwen wijzen er op dat Valkenburg een hof was. De herenhoeve met het hofland, tenminste 53 morgen groot, liggen tussen Valkenburg en Katwijk tegen de duinen. De hof beslaat waarschijnlijk ook Katwijk, want het merendeel van de hofrelicten komt uit deze plaats en hofgeld en hofland bevinden zich in het uiterste zuiden en noorden van het ambacht Valkenburg en Katwijk. De grenzen worden dan in het westen, noorden en oosten gevormd door de zee en de Rijn. In het zuiden kan Torenvliet het centrum zijn geweest van een nabijgelegen hof. Uit de spaarzame gegevens valt de organisatie van het hofstelsel in Valkenburg niet te reconstrueren. De inwoners moeten de eigenaar in natura betalen. De vissers brengen de hofvis op. De boeren en de overige inwoners betalen met kapoenen, hoenders of hofgeld. Herendiensten zijn niet aangetroffen, ook niet de diensten die zovaak op andere hoven voorkomen. Er wordt zelfs getwijfeld of de klassieke herendienst, bestaande uit het werken op het hofland, in de Hollandse hoven wel heeft bestaan. Gezien de geringe oppervlakte van het Valkenburgse hofland is in ieder geval niet te verwachten dat hier voor de boeren veel werk was. De Katwijkse molen en het Valkenburgse veer bestonden waarschijnlijk ook al in de tijd van het hofstelsel. De oudste aanwijzing van het hofstelsel is de vermelding van curtilia rond 1122, een tijd waarin men aanneemt dat het stelsel al niet meer floreert. Het is dus niet bekend in welke tijd de hof is ontstaan of zijn bloeiperiode heeft gehad. De strategische ligging aan de monding van de Rijn en op het kruispunt van wegen, de aanwezigheid van een 9e-eeuwse kerk, de grafelijke burcht op korte afstand en de functie als huldeplaats van de graven betekenen dat de Valkenburgse hof ooit een belangrijke rol in het grafelijke kerngebied heeft gespeeld. 49
49 W . Jappe Alberts en H . P . H . Jansen, Welvaart in Wording (Den H a a g 1964) 62-66.
32