Veiligheid in Scouting
D. Parlevliet V1.0
Dit is een samenvatting van de veiligheidsbladen op scouting.nl en module 6 van de Scouting Academy, met aanvullingen. Zeeverkenners hebben meer richtlijnen voor op het water. Met "scouts" wordt hier alle jeugdleden van scouting bedoeld.
Algemeen •
• • • •
Het moet een tweede natuur worden om bij alles wat je doet, te denken aan het gevaar dat er in kan zitten. Niet alleen als alles volgens de regels verloopt, maar ook als regels niet gevolgd worden of leden domme dingen doen. Scouts zijn nu eenmaal impulsief, proberen van alles uit en denken niet altijd aan de risico's. Minstens één leider heeft een EHBO-cursus gedaan. Een officieel geldig EHBO-diploma is niet nodig (daarvoor zijn vervolgcursussen nodig). Je hebt een EHBO-tas bij je, bijvoorbeeld met losse pleisters, jodium, snelverband, tekentang en brandzalf. Zorg voor een (mobiel) noodnummer. Er zijn altijd twee leiders die geen alcohol hebben gedronken. Bij een ongeval gaat de één met de scout naar ziekenhuis/dokter en de ander heeft de leiding over het kamp.
In de natuur De natuur kan gevaarlijk zijn, en daarom zijn we daar. Dat is het avontuur. Maar een ervaren scout beschermt zich daar tegen. • Laat de scouts niets uit de natuur eten, tenzij je zeker weet dat het veilig is. Eet geen paddenstoelen, want het risico van vergissen is te groot. • Bij water drinken uit de natuur: desinfecteer altijd. • Blijf niet onder een rotte of dode boom. • Bij lopen buiten de paden, door lang gras en struiken: draag een lange broek en sokken over de broekspijpen, tegen de teken (en doorns en brandnetel). • Blijf uit de buurt van Berenklauw. HUDO of toilet • •
Sanitaire voorzieningen moeten iedere dag worden schoongemaakt. Er moet zeep en water zijn.
Messen, bijlen en zagen • • •
•
•
Bijlen en zagen mogen niet bereikbaar zijn voor leden. Ze worden alleen gebruikt onder controle van leiders en daarna neem je ze gelijk weer in. Bijl en zaag moeten scherp zijn. Als ze bot zijn kunnen ze afschampen en je gaat er harder mee werken, met risico's op uitschieters. Messen van scouts kunnen beter niet al te scherp zijn. Bijlen: o Controleer iedere keer of de kop nog vastzit. o Zorg voor een ruimte rondom van twee bijllengten waarin niets of niemand achter, voor, of boven je zit. o Maximum lengte van een bijl: Als je de bijl met een gestrekte arm bij de kop vasthoudt en de steel reikt tot in je oksel, dan is heeft hij de goede lengte. Messen: o Het is verstandig om bij welpen geen messen toe te staan. o Scouts mogen een mes na veiligheidsinstructie. o Volgens de wet zijn alleen messen toegestaan met: één snijkant, korter dan 28 cm (opengeklapt), niet automatisch openend. Wat in winkels ligt, voldoet daaraan. Motorkettingzagen mogen alleen gebruikt worden door iemand met een certificaat.
Zwemmen in buitenwater • • • • •
• • • • • •
Iedereen die zwemt of in een boot zit moet een zwemdiploma hebben. Bij gezame nlijk zwemmen wordt er gecontroleerd leiders die niet zelf zwemmen of aan het spel meedoen. Bij bevers en welpen zijn dat twee leiders, bij Scouts één leider. Bij explorers en ouder is geen controle nodig, tenzij er risico's zijn. Controleer van te voren of er een negatief zwemadvies is, bijvoorbeeld bij blauwalg of de ziekte van Weil. Die kun je vinden op de website van de provincie, of zoek op "zwemadvies" en de provincienaam. Controleer of er regels voor het zwemwater zijn. Die staan dan meestal op een bord, zoek die op. Zwem niet: o in sloten en kleine vaarten. o in rivieren in de stroom. o waar boten varen, die zien zwemmers slecht. o bij sluizen en stuwen. o tot een half uur na het eten. o van een varende boot, zeker niet bij een motorboot. Duik niet, tenzij je zeker weet dat het diep genoeg is en de bodem veilig is (geen stenen). Duik nooit van hoge punten, zoals bruggen. Teveel jongens hebben daar een verlamming aan overgehouden. Als het water ondiep is en je weet niet wat op de bodem ligt, laat dan schoeisel dragen. Slepen met een lijn achter de boot, alleen voor korte tijd. Het stromende water koelt een lichaam snel af, waarom er gevaar is voor onderkoeling. Door hun afmetingen koelen kinderen veel sneller. Nooit spelletje "onder water drukken". Sommige hebben duikvrees, kunnen in paniek raken en weten dan niet hoe boven te komen. Nooit spelletje "kijk ik verdrink". Als er echt iets aan de hand is doet niemand iets, of te laat. Bij dreigend onweer: direct uit en van het water.
Zwemmen in zee Hoe vriendelijk de zee er ook uitziet op een mooie zomerdag, ook dan kan ze gevaarlijk zijn door eb- en vloedstromen en de onregelmatige bodem. Onderstaande eisen zijn iets strakker dan wanneer een gezin naar strand gaat, omdat je bij scouting de leden minder in de gaten kan houden en scouts de zee vaak niet gewend zijn. • Zie de regels hierboven voor buitenwater. • Op de meeste stranden wordt gewaarschuwd met vlaggen op alle strandtenten: geel is gevaarlijk, rood is verboden zwemmen. Bij scouting wordt niet gezwommen bij rood én geel, ook de ouderen. • Niet op een luchtbed bij wind vanaf land. Die drijven naar zee. • Bevers: o Niet in zee. o Alleen gezamenlijk, in zwinnen die niet dieper zijn dan kniehoogte. Controleer eerst of er kuilen onder water zijn (komt vaak voor). Een kind dat daar omvalt kan zo schrikken, dat hij zelfs in weinig water verdrinkt. • Welpen o Alleen gezamenlijk. Kan in zee, voorin, maar niet dieper kan kniehoogte. • Scouts en ouder o Niet dieper dan tot hun middel. Er kunnen sterke getijstromen zijn, die ook volwassenen doen omvallen en naar zee trekken.
Kampvuur •
Kies een goede stookplaat: o Ver van brandbare voorwerpen, zoals overhangende takken en gebouwen. o Geen brandbare ondergrond, dus op zand, klei of in een stookton. Veen is gevaarlijk omdat deze ondergronds door kan branden. Op verbrandde grond kan Oliebolzwammen (of
• • • • • • • • •
Koffievuurtjeszwam) ontstaan. In naaldbossen is er een (kleine) kans dat de bomen hierdoor worden aangetast. o Bij een calamiteit moet iedereen snel weg kunnen. Zorg voor voldoende blusmiddelen: scheppen, zand, emmers water (ook voor brandwonden), branddekens of vuurzwepen. Verbranden van afval en bewerkt hout is verboden. Liefst ook geen naaldbomenhout, want hierin zit brandbare hars dat spettert. Gebruik geen brandgel, lampenolie of spiritus, die snel en ongecontroleerd fel kunnen branden of "ontploffen". Aanmaakblokjes kunnen wel. Controleer bij droogte of er een stookverbod is van de brandweer, bijvoorbeeld op www.brandweer.nl > zoek op "stookverbod". Er moet altijd een leider bij een vuur zijn. Na afloop moet het vuur gedoofd en afgekoeld zijn. Controleer bij afvoer van restanten dat het niet meer heet is. Let erop dat de omstanders geen brandbare kleding aan hebben. Ga niet slapen bij een kampvuur, want de meeste slaapzakken en kleding is brandgevaarlijk.
Gas Bedenk dat gas zwaarder is dan lucht. Gas blijft dus op de grond hangen of nog erger: hoopt zich op in een kelder, riolering of onder in een boot. Een enkele vonk is dan voldoende voor een ontploffing. Bij een lek moet gas dus altijd naar de buitenlucht stromen. Dit geldt ook bij transport en opslag. • Open/sluit de kraan van een gastank met de hand, nooit met gereedschap. • Tijdelijke gasinstallaties, zoals op kampen. o Gebruik alleen gekeurde gasflessen, drukregelaar en gasslang en vul/verwissel de flessen bij erkende leveranciers. Onbekende slang is verboden en gevaarlijk, dus ook niet tijdelijk als noodoplossing! Een goede gasslang heeft de opdruk NEN met datum. o Vervang de slang iedere 5 jaar, of eerder bij verkleuring, vervorming of beschadiging. De aanbevolen maximum lengte is twee meter. o Slangen worden vastgezet met slangenklemmen. o Vervang de gasdrukregelaar elke tien jaar. o Gebruik alleen butaan of propaan (die hebben een andere drukregelaar! ). o Zet gasflessen niet in de zon als het warm is. • Vaste installaties o Voor vaste installaties in groepshuizen en wachtschepen zijn wettelijke voorschriften. o Losse gastanken/installaties zijn aan boord niet toegestaan. o Aan de gasinstallatie mag alleen door vakmensen worden gewerkt. o Sluit bij wachtschepen alle gas af als je van boord gaat, ook de koelkast. • Opslag: o Bij meer dat 115 liter gas in flessen heb je speciale opslag nodig die aan wettelijke regels moet voldoen. o Natuurlijk is open vuur en roken bij een gasopslag verboden. • Vervoer: o Vervoer gasflessen met de afsluiter naar boven, gesloten kraan en met de afsluitdop. o Zet gasflessen goed vast, zodat ze geen projectielen worden, of omvallen. o Zet tijdens het laden en lossen de auto op de parkeerrem en schakel de motor uit. o Laat gasflessen niet in de auto staan. o Zorg voor een brandblusser (minimaal 2 kg inhoud, voor brandklassen A, B en C).
Looptochten: Hikes en droppingen • • • •
Loop op het voetpad en bij afwezigheid op het fietspad. Pas als dat er niet is, mag je op de weg lopen. Gewicht van de rugzakken: voor jeugdleden standaard 10%, maximaal 15% van het lichaamsgewicht. Voor volwassenen: standaard 15%, maximaal 20%. Controleer of brandstoffen of gastankjes goed zijn gesloten en verpakt. Laat deelnemers niet alleen lopen. Scouts lopen in groepjes en explorers minstens met z’n tweeën.
• • •
•
•
's nachts en overdag bij slecht weer worden veiligheidshesjes of reflectiebanden gedragen. Niet liften. Op de rijbaan lopen: o Is een veel hoger risico. Zet de tocht dus uit met zo min mogelijk van die trajecten. o Loop aan de linkerkant (waar je verkeer ziet aankomen) en in colonne van één rij achter elkaar. o Bij slecht weer of 's nachts moet § iedereen een veiligheidshesje dragen § de voorste loper een rondstralend, wit licht dragen en de achterste een rondstralend, rood licht. Extreme warmte: o Bij warm weer (meer dan 25 graden): § Zorg voor voldoende water, ook bij de posten onderweg. § Draag een pet of hoed. § Insmeren met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor. Zonlicht beschadigt de huid, wat veel energie kost om te repareren. o Bij zeer warm weer (meer dan 30 graden) kun je beter geen tocht lopen. Maak in ieder geval de tocht lichter: § korter § loop 's morgens, als het nog koel is. § geen bepakking. § in het bos, in de schaduw. Koud en nat o Zorg dat de leden zich warm kleden en vooral regenkleding. o Op het eindpunt moeten de leden droge kleren kunnen aantrekken. o Gelast in extreme weersomstandigheden (stortregen, onweer) de tocht af.
Fietsen • • • • •
Houd er rekening mee dat de leden in een groep minder aandacht hebben voor het verkeer. Vermijd dus drukke wegen en kruisingen en neem bij voorkeur wegen met vrijliggende fietspaden. Controleer dat de bagage stevig op de fiets is vastgebonden, zonder loshangende banden/touwen. Voor, achter en zo mogelijk in het midden rijdt een volwassene met een veiligheidshesje. Niet meer dan twee naast elkaar rijden. Zie ook: looptochten
Autovervoer • • • • • • • • • • •
Iedereen moet een veiligheidsgordel om. Controleer dit ook. Er mogen niet meer leden mee dan er zitplaatsen zijn. Met een rijbewijs B mag je geen auto besturen waar meer dan acht personen in kunnen (inclusief bestuurder). Er mag niemand in de laadruimte of aanhanger tijdens het rijden. Bij lange tochten moet je rust noemen: iedere twee uur rijden een kwartier rust. Voor kinderen kleiner dan 1.35 meter is een kinderzitje of zittingverhoger nodig. Een inzittendenverzekering is aanbevolen, maar niet verplicht. Schade van inzittenden valt ook onder de auto-WA-verzekering of zorgverzekeraar. Zeg vóórdat je stopt, dat ze moeten wachten tot jij zegt aan welk kant ze (veilig) kunnen uitstappen. Laat iemand anders de kaart lezen of navigatie bedienen, zodat jij de aandacht bij de weg kan houden. Bij vervoer van materialen houdt je je aan de wettelijke regels. Controleer dit regelmatig met het Scoutingveiligheidsblad "Veiligheid bij het vervoer van materialen" op de SN-website (ze kunnen veranderen). Bagage moet stevig vastgezet worden, zodat het bij een botsing niet door de auto kan vliegen. Met een aanhanger is de maximum snelheid 90 km/uur.
Op het water • • • • •
• • •
Voor zeeverkenners zijn aparte richtlijnen, die voor een deel tijdens het CWO worden geleerd. Lees ook de Nautisch Technische Voorschriften op de SN-website. Als landscouts willen varen, moet er een deskundige schipper zijn die de verantwoordelijkheid heeft. Bij huurkano's moet de regels van de verhuurder worden gevolgd. Bij risicovol varen, zoals raften, moet je controleren of de verzekering dat dekt. Iedereen die in een boot gaat moet een zwemdiploma hebben of altijd een reddingsvest dragen. Je draagt een reddingsvest (met een draagvermogen van minstens 100 Newton = 10 kg): o als er regenkleding of laarzen wordt gedragen. o bij zwaar weer. o 's winters/voorjaar, als het water koud is. Draag schoenen met stroeve zolen. Vaar niet 's nachts, bij mist of als er zwaar weer op komst is (vooral onweer). Vaar niet op (tenzij je daarvoor deskundig ben): o water waar snelle motorboten varen. o kanalen met veel scheepvaart. o stromend water, dus grote rivieren, wadden, zee, IJsselmeer en wadden.
Tillen en dragen • • • • • •
Til nooit te zwaar, ook al ben je sterk en "doen we wel even". Als je iets in je rug overbelast, kun je daar de rest van je leven last van houden. Niets is dat waard. Til zo min mogelijk boven schouderhoogte. Plaats zware spullen niet op vloerniveau, maar ook niet hoog. Kasten en rekken moeten altijd aan de muur vastgeschoeft zitten, zodat ze zelfs niet omvallen bij verkeerd gebruik. Bij zware kratten of kisten: zet dat erop als waarschuwing. Draag stevige schoenen met stroeve zolen.
Pionieren Onderstaande regels gelden alleen voor tijdelijke projecten. Is een constructie permanent, dan moet deze voldoen aan het wettelijke Speeltoestellenbesluit (staat op de SN-website). • • • • •
•
Een leider wordt aangesteld als bouwcoördinator. Die pioniert niet zelf, maar loopt rond en controleert van opbouw tot en met afbraak. Bevers pionieren niet, welpen tot maximaal 1 meter hoog, scouts tot maximaal 2,5 meter hoog. Dit is de voethoogte tot waar iemand komen kan. Zorg voor een zachte ondergrond en geen risico's onder de installatie (of onder water). Controleer regelmatig touwwerk en palen op stevigheid. Hoge constructies (waarin je hoger kan komen dan 2,5 meter): o worden bij welpen en scouts alleen door deskundige leiders gemaakt. o klimmers moeten gezekerd worden. o hebben een vangnet. o Als het object iets langer blijft staan (niet permanent!) is er óf een leider aanwezig óf een duidelijke waarschuwing dat het verboden is om er in te klimmen óf (bij voorkeur) onmogelijk gemaakt om er in te klimmen. Voor bergbeklimmen zijn er aparte voorschriften, zie "Veiligheid bij klimmen" op de SN-website.
Voedselveiligheid, op kamp en in groepshuizen. Het grootste gevaar zijn bacteriën. Die leven in water en vermenigvuldigen zich sneller bij warmte. Dus de basis is: schoon, droog, koel. • De gebruikelijke hygiëne: handen wassen voor je begint, werk overal schoon en droog goed na het afwassen.
• • • • • • • • • •
•
Bewaar gekoelde producten maximaal twee uur buiten de koeling. Heb je geen koeling, koop dan kort tevoren. Houdt ook ongekoelde foerage zo droog, koel, donker en insectenvrij mogelijk. Aangebroken voedsel in een koeling wordt niet langer bewaart dan het kamp of de opkomst, ook als de houdbaarheidsdatum langer is. Eet geen "restjes". Alle etensresten gaan in de afvalbak. Gebruik 's zomers geen kip(producten). Die zijn dan vrijwel altijd besmet met bacteriën, terwijl de noodzakelijk hygiëne bij scouting lastig is te halen. Bewaar bij het eten geen schoonmaakmiddelen of brandstof. Verwijder afval na het koken naar een plek buiten de keuken. Als de leden zelf koken, moet er een leider zijn voor toezicht. Bij koken op houtvuur komt de kok alleen aan het eten en iemand anders regelt het vuur. Gerechten worden verwarmd tot het kookt, helemaal gaar is en direct daarna eten. Behandel alle rauwe producten (vooral vlees) alsof het vol bacteriën zit (is ook vaak zo). o Behandel ze apart van schone producten en eten dat al klaar is. o Gebruik voor vlees, rauwkost en gare producten aparte snijplanken (herkenbaar aan kleur of vorm) en aparte messen. Let op de houdbaarheidsdatum van producten. o TGT (Te Gebruiken Tot) is de laatste dag waarop het nog veilig is om het product te eten. Daarna moet je het weggooien. o THT (Tenminste Houdbaar Tot) staat op producten die niet snel bederven. Na de THTdatum kan het minder smakelijk zijn, maar je kunt het meestal wel veilig eten.
Drinkwater, niet direct uit de kraan (meestal met jerrycans): In drinkwater zitten altijd kleine hoeveelheden bacteriën, die sterk kunnen vermenigvuldigen als water lange tijd warm is (boven 25 C). De gevaarlijkste is de legionella, waar je mee besmet kan raken als je waterdruppeltjes inademt. Met jerrycans: • Water moet iedere dag ververst worden. • Bij het vullen eerst schoonspoelen. • Zet jerrycans niet in de zon als het warm weer is. • Bewaar jerrycans leeg en droog, anders ontstaan er algen. • Maak geen kampeerdouche van een jerrycan/zak die in de zon opwarmt. Douchen met vers koud water kan wel.
Storm en onweer • Bij storm kunnen in een bos takken afwaaien of zelfs bomen omvallen. Vanaf windkracht 9 moet je niet in het bos zijn en (tijdelijk) ergens anders overnachten. Onweer kan gevaarlijk zijn door de bliksem. Die slaat meestal in op het hoogste en vochtigste punt. Leer daarom de leden: • Zoek een huis (dus geen afdak), liefst van steen. Een groot deel van de bliksem wordt dan via de muren afgeleid. • In een bos: ga gehurkt zitten op een plek waar veel kleine bomen bij elkaar staan. • In het open veld: zoek een plek die lager ligt dan de directe omgeving. Ga gehurkt zitten en houdt je voeten tegen elkaar. Blijf uit de buurt van metalen objecten of hoge punten, zoals bomen. • Is het onweer heel dicht bij, ga dan direct gehurkt zitten met je voeten tegen elkaar. Plaats je handen over je oren en je hoofd tussen je knieën. Maak je zo klein mogelijk en maak zo min mogelijk contact met de grond. • Een tent beschermt niet. • Als je in een huis bent en het onweer is dichtbij: o Blijft uit de buurt van ramen (die kunnen versplinteren bij een inslag) o Geen contact met elektrische apparaten: dus niet aan de PC werken. o Geen contact met water(leidingen). Dus niet douchen of watertappen • In een boot: ga direct van het water af zodra in de verte bliksem hoor- of zichtbaar is. Als je dat niet kan: o Laat de mast naar beneden. o Ga op de houten buikdenning (vlonders) zitten, armen om je benen, raak geen metaal aan. o In boten met een metalen hut ben je binnen veilig, maar raak ook daar geen metaal aan.
Teken Teken zitten in gras en lage struiken (niet in bomen). Zodra ze beweging voelen laten zich vallen, in de hoop op een levende landingsplaats. De teek zoekt dan een zachte plek op, schroeft zich vast en zuigt bloed. Na circa 24 uur spuit hij anti-stolling (met eventueel bacteriën) in de wond en blijft zitten tot hij trek heeft in een volgende maaltijd. Je moet hem dus binnen 24 uur verwijderen, door hem beet te pakken met een speciale tang en terugschroeven(draaien). Voorzorgen: • Vermijd lang gras en struiken. • Draag een lange broek en bloes in lang gras en struiken. De broek stop je in de sokken. • Geen sokken met gaten (teken die in de schoen vallen komen zo bij je voeten. • Leiders moet de jongere leden controleren op teken. Dit kan in conflict komen met de gedragslijn, omdat teken ook op de intieme delen kunnen zitten. o Bevers moeten helemaal gecontroleerd worden. § Mannen controleren jongens, vrouwen controleren meisjes. § Controle door twee leiders. § Meld dit vooraf aan de ouders, om misverstanden te voorkomen. o Welpen kan net als de bevers, maar als dit bezwaarlijk is, dan moeten ze in ondergoed gecontroleerd worden en de rest zelf controleren. Zorg dan wel dat de toiletten daar geschikt voor zijn (licht, spiegels). o Scouts kunnen beter in ondergoed gecontroleerd worden en de rest zelf controleren. De ruimten (meestal toiletten) moeten daar wel geschikt voor zijn (licht, spiegels). Scouts elkaar laten controleren is af te raden Roken, drank en drugs •
•
•
Roken o Bij Scouting zijn volgens de wet alle ruimten openbaar en daar mag niet gerookt worden. o Leden t/m 17 jaar mogen geen tabak kopen. Houdt dus als regel dat leden t/m scouts tijdens opkomst en kamp niet mogen roken. o Het is aan te bevelen dat leiders niet roken, en als verslaaft, dan buiten het zicht van de leden. Drank o Leden t/m 17 jaar mogen geen drank kopen, ook niet in scoutinggebouwen of -kampen, dus ook niet geven door de leiding. Hou daarom als regel dat niemand van die leeftijd tijdens opkomst of kamp alcohol drinkt. o Het is aan te bevelen dat leiders geen alcohol drinken tijdens opkomst of kamp, in ieder geval met mate. Drugsgebruik of -bezit is verboden voor iedereen, ook voor de leiders.
In gebouwen: • • • • •
Controleer waar de vluchtwegen en nooduitgangen zijn. Zorg ervoor dat die niet verspert zijn en de deuren open kunnen. Laat de leden zien waar de nooduitgangen zijn en waar je buiten verzameld. Bij kachels en open haarden: vraag aan de beheerder of die ook gebruik kunnen worden. Ga nooit slapen in ruimten waarin kachels of open haarden branden. Voor beheerders: zie verder het veiligheidsblad "Huisje, boompje, beestje - Veiligheid bij gebruik van gebouwen" op de SN-website