VOLGNUMMER
DATUM
31 maart 2009 CORRESPONDENTIENUMMER
BIJLAGEN
TEAM
Raadsgriffie RAADSCOMMISSIE
Economische Sociale Zaken (indien van toepassing) ONDERWERP RAADSNOTA
STELLER
H.W.M. Jongen
Innoverend Arbeidsmarktbeleid in Maastricht Leerwerkbedrijven voor Lager Opgeleiden
AAN DE GEMEENTERAAD, 1.
Samenvatting
Voor mensen met een lage opleiding is het lastig om een baan te vinden. Bovendien staat de werkgelegenheid door de kredietcrisis onder grote druk. In dit initiatief raadsvoorstel wordt aangegeven op welke manier door een innoverend arbeidsmarktbeleid de komende twee jaar vierhonderd mensen aan de slag kunnen. Door dit initiatief worden verschillende doelstellingen uit de begroting gerealiseerd en wordt de samenwerking tussen verschillende sectoren (buurtbeheerbedrijven, onderwijs, MTB, re-integratiebedrijven) versterkt. 2.
Beslispunten De gemeenteraad verzoekt het College een projectteam in het leven te roepen met als taak om binnen twee jaar een zodanige sociaal-economische infrastructuur met betrekking tot leerwerkbedrijven voor lager opgeleiden werkzaam te hebben, dat er 400 additionele leerwerkfuncties in Maastricht beschikbaar zijn. 2. Het College te verzoeken om na twintig maanden een evaluatie aan de gemeenteraad voor leggen om te bepalen of verlenging van het project zinvol is; 3. De kosten van het project (€ 900.000,--) te financieren uit het W-gedeelte van de Wet Werk en Bijstand en uit het beleid met betrekking tot Innovatief Arbeidsmarktbeleid
3.
Aanleiding
In dit initiatief raadsvoorstel wordt voorgesteld het arbeidsmarkt-perspectief van lager opgeleiden te versterken, door nader te investeren in leerwerkbedrijven. Bedrijven die tevens functioneren als authentieke leeromgeving voor juist die groepen op de arbeidsmarkt die alleen kunnen leren, door bij de uitvoering van werkzaamheden ondersteund te worden door middel van coaching en nadere terugkoppeling. Het initiatief raadsvoorstel “Leerwerkbedrijven voor lager opgeleiden” kent als vertrekpunt de vraag in hoeverre de verschillende arbeidsmarkt- en onderwijsinstellingen in Maastricht in de laatste jaren daadwerkelijk in staat zijn geweest de uitdagingen van de huidige arbeidsmarkt in Maastricht op een effectieve en efficiënte wijze aan te pakken. Een uitdaging waarbij de kwalitatieve verschillen tussen de vraag naar nieuw personeel bij bedrijven in Maastricht en het lokale aanbod aan arbeidskrachten centraal staat. Daarbij zijn er twee lijnen te ontdekken, namelijk: 1. De mate waarin de vraag naar arbeid in Maastricht sturend is voor de uitvoering van regelingen, zoals de Wet Werk en Bijstand, Wet Sociale Werkvoorziening, Werkloosheidswet en de inrichting van de arbeidsmarktinstituties die hiervoor verantwoordelijk zijn, en 2. De mate waarin de vraag naar arbeid in Maastricht sturend is voor de inrichting en uitvoering van scholingsarrangementen, in bedrijven als in scholen en zowel gericht op het opleiden van bestaand personeel of voor nieuwe mensen op de arbeidsmarkt.
PAGINA
1 van 8
Raadsvoorstel
1.
BIJLAGE
VOLGNUMMER
Beide lijnen komen samen in een beschouwing over de dynamiek van de arbeidsmarkt in Maastricht. Een beschouwing over het vraagstuk, waarbij aan de ene kant sprake is van een groot aantal (toekomstige) vacatures en aan de andere kant een groot aantal mensen met een uitkering. Een vraagstuk waarin centraal staat hoe beide zijden elkaar kunnen vinden. Met andere woorden, het kwantitatieve en kwalitatieve gat tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kan alleen worden opgelost, indien er sprake is van doorstroming op de arbeidsmarkt (de zogenoemde “trekkende schoorsteen”). Door een intensivering van de scholing kunnen werknemers, die nu bijvoorbeeld een functie vervullen op MBO-2 niveau, ook een functie op MBO-3 ambiëren en wellicht later ook op HBO-niveau. Dit creëert weer ruimte voor nieuwe mensen op MBO-2 niveau, die gevuld wordt met mensen die eerder zijn opgeleid vanuit een andere situatie, of helemaal geen vooropleiding of competenties hebben. Vacatures met een hoog opleidingsniveau vullen met mensen in uitkeringsregelingen op een laag niveau leidt slechts tot negatieve energie en kan dan ook nooit effectief zijn. Dit initiatief raadsvoorstel wenst de dynamisering van de onderkant van de arbeidsmarkt een belangrijke impuls te geven. Hoe wij dat willen bereiken is de kern van het initiatief raadsvoorstel. Een kern die mede is opgebouwd aan de hand van de ervaringen met het opstellen van het bedrijfsplan Buurtbeheerbedrijven 2008-2011, de huidige werking van de Buurtbeheerbedrijven en de ronde langs bijna alle politieke partijen in Maastricht over hun wensen met betrekking tot de Buurtbeheerbedrijven in het bijzonder en de arbeidsmarkt van lager opgeleiden in Maastricht in het algemeen 4.
Relatie met bestaand beleid
en door middel van werkzaamheden rondom: De klussendienst voor ouderen, mensen met een handicap of een chronische ziekte(PB, blz.42) naar haar aard kleinschalig en dichtbij de burger verzorgt (bijdrage Seniorenpartij).
PAGINA
2 van 8
Raadsnota
Door te kiezen voor leerwerkbedrijven voor mensen met grote achterstand tot de arbeidsmarkt en de voorwaarden waaronder een dergelijk mensontwikkel-bedrijf tot zijn recht kan komen, is een veel betere en duurzamere basis aanwezig voor verschillende groepen van mensen in de buurten van Maastricht. De buurt als leeromgeving, als plaats voor bijvoorbeeld: 500 stage- en leerwerkplekken (Programmabegroting 2009 (PB), blz. 15) (tevens punt 5 uit het bestuursakkoord) Het beter afstemmen van onderwijs en arbeidsmarkt ten behoeve van de economische structuur van de stad (PB, blz. 26) Effectdoelstelling: Werk - Mensen zijn zo toegerust dat ze kunnen instromen op de arbeidsmarkt of kunnen doorstromen van gesubsidieerd werk naar regulier werk. Werk voorziet in sociaal-economische zelfredzaamheid, betrekt mensen bij de samenleving, bevordert gezondheid door ritme en regelmaat, is basis voor respect en zelfrespect (PB, blz. 32) Een plaats voor teruggeleiding van vroegtijdigschoolverlaters naar startkwalificaties en doorgeleidingen naar werk (PB, blz. 65) (tevens bijdrage SP). Verhogen van het opleidingsniveau van de Maastrichtse bevolking, bevorderen sociaaleconomische mobiliteit, toename werkgelegenheid kenniseconomie en daling aantal werklozen (verhoging arbeidsparticipatie, PB, blz 65) (tevens bijdrage PvdA en CDA). Gecombineerde trajecten inburgering en re-integratie (PB blz. 47), en het kunnen nemen van de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot kennis en vaardigheden voor deelname arbeidsproces en/of sociaal verkeer (PB, blz. 48) (tevens bijdrage CDA). De praktische opmaat voor een A2-school en Social Return (PB, blz. 34). In het kader van de in het bestuursakkoord geformuleerde resultaatafspraak 5 „In de periode 20062010 500 extra stage- en leerwerkplekken in de stad‟ is aangegeven dat duaal leren (leren en praktijkervaring) voor kinderen op of onder het startkwalificatie-niveau van enorm belang is. (PB, blz 66). De aansluitingen van de basisberoepsgerichte leerweg (met leerwegondersteuning) en de praktijkschool op de niveau 1 opleidingen Arbeidsmarktkwalificerende assistentenopleiding (AKA) in het ROC verdienen extra aandacht. (PB, blz. 67).
BIJLAGE
VOLGNUMMER
-
De WMO op de Maastrichtse maat (PB, blz. 16, tevens punt 14 van het Bestuursakkoord). De verbetering van de kwaliteit van de fysieke infrastructuur (PB, blz. 85) en de algemene leefbaarheid (PB, blz. 114). Het bestrijden van zwerfvuil (blz. 95). Werkzaamheden ten aanzien van de wensen van de buurt en de doelstellingen met betrekking tot de buurtbudgetten (PB, blz. 16; tevens punt 16 Bestuursakkoord). (Tevens bijdrage D66). Facilitaire dienstverlening rondom de A2 (PB, blz 34)
Op de wijze wordt tevens aangesloten bij een aantal andere belangrijke doelen van de programmabegroting van de gemeente Maastricht, waarvoor bijvoorbeeld de buurtbeheerbedrijven en andere leerwerkbedrijven in zijn geheel kunnen worden aangesproken, namelijk: Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten (PB, blz 39; tevens prestatieveld 1 WMO). Het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning (PB. blz 40; tevens prestatieveld 3 WMO), evenals de implementatie van het armoedeplan in 2010 (blz 16, tevens punt 13 Bestuursakkoord). Opbouwen van een Mensontwikkelstructuur tussen ROC, MTB en Werkplein Maastricht (Sociale Dienst, CWI/UWV)(PB, blz. 35). De centrale coördinatie van mensontwikkeling door een wethouder participatie (bijdrage Groen Links). 5.
Gewenst beleid en mogelijke opties
Opdrachten met educatieve waarde vormen de tweede pijler van dit raadsvoorstel. Daarbij spelen bovendien de aard van de werkzaamheden een belangrijke rol. Immers zonder werk in de publieke ruimte, een belangrijke vorm van werkzaamheden met een potentieel educatief karakter, kan bijvoorbeeld een Buurtbeheerbedrijf niet opleiden tot bijvoorbeeld hovenier, medewerker service en onderhoud etc. In de afgelopen jaren heeft deze relatie van werken en leren onder druk gestaan, omdat de Buurtbeheerbedrijven in veel gevallen door de opdrachtgever alleen als een uitvoerder van diensten wordt gezien. Dit heeft in de laatste jaren geleid tot het verlies van een groot aantal opdrachten met grote educatieve waarde, een waarde die in het blikveld van de opdrachtgever echter niet zichtbaar was. De derde pijler is het centraal stellen van het individu. Arbeidsmarktbeleid, onderwijsprogramma‟s, re-integratiebeleid en minimabeleid hangen voor een groot deel met elkaar samen en stimuleren elkaar wederzijds. Uit onderzoek naar de re-integratie in Nederland door de Stichting Economisch Onderzoek (SEO; onderdeel van de UvA), maar ook rekenkameronderzoeken bij verschillende gemeenten, zoals Utrecht, komt naar voren dat beleid dat het individu als uitgangspunt neemt, in plaats van de wetten en regelingen die op deze personen van toepassing zijn, altijd leidt tot betere oplossingen. Beter dan als dat dit beleid met betrekking tot werken, leren, en voldoende inkomen, los van elkaar wordt beschouwd. Het uitgangspunt is een zodanig minimabeleid bij werkenden, dat zij niet alleen gebruik maken van de regelingen die er zijn, maar dat ook steeds wordt gekeken dat werken en leren loont, en niet tekort wordt gedaan door diverse aspecten van de zogeheten “armoedeval”. De armoedeval vormt wel de schakel tussen effectief minimabeleid en effectief arbeidsmarktbeleid.
PAGINA
3 van 8
Raadsnota
Dit raadsvoorstel is gebaseerd op vier pijlers. De eerste pijler is het reeds bewezen succes van deze aanpak. Belangrijke leidraad voor de vormgeving van dit raadsvoorstel is naast de ervaringen met de Buurtbeheerbedrijven Maastricht, het wetenschappelijk onderzoek en vormen van „evidence based‟ beleid, waaruit blijkt welke vormen van beleid voor het opleiden van lager opgeleiden en het arbeidsmarktperspectief wel en niet tot succes leiden. Zo laat een onderzoek van TNO uit 2004 en Ernst & Young uit 2005 zien, dat inburgeraars, vroegtijdige schoolverlaters, herintredende vrouwen en arbeidsgehandicapten zichtbaar beter participeren in de samenleving, als ze in een werkomgeving kunnen leren, aan de hand van het verrichten van diverse relevante handelingen, die voor zowel een diploma (MBO en/of HBO) als voor het betreden van de arbeidsmarkt noodzakelijk zijn. Een dergelijke wijze van werken vraagt leerwerkbedrijven en werkplekleren op verschillende niveaus, de juiste wijze van coaching en inrichting van leerprocessen, alsmede de individuele ondersteuning van de deelnemers aan deze trajecten in de vorm van de beschikbaarheid van vooral integraal inkomensadvies en kinderopvang. Dit is de eerste pijler in dit raadsvoorstel.
BIJLAGE
VOLGNUMMER
Uit gegevens van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid zou werkplekleren een instrument kunnen zijn voor zo‟n 2000 personen in de stad. Personen die behoren tot de zogenoemde C-stroom in het bestand met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand. Het raadsvoorstel heeft dan ook primair betrekking op deze doelgroep, maar kent ook inspanningen om andere aspecten van de „trek in de schoorsteen‟ naar boven werkelijkheid te maken door de inspanningen voor deze doelgroep ook in de ketensamenwerking met de rest van het Werkplein kloppend te maken. Inspanningen die vooral gebaseerd zijn op intensieve vormen van HRM-beleid met betrekking tot deze 2000 werknemers in de leerwerkbedrijven. Pijler vier betreft de effectiviteit en de financiering van het beleid. Daarbij is de financiële coördinatie van alle geldstromen en de bijbehorende regelgeving een belangrijk aandachtspunt, omdat bij vraaggestuurd arbeidsmarktbeleid gebruik wordt gemaakt van de overheidsgelden op Europees, Rijks-, Provinciaal en Gemeentelijk niveau, aangevuld met bronnen uit de CAO‟s van de sectoren waarop het arbeidsmarktbeleid van toepassing is. In het bedrijfsplan voor de Buurtbeheerbedrijven 2008-2011 zijn 15 financieringsbronnen genoemd van leerwerkbedrijven. Deze inkomensbronnen zijn een weerspiegeling van de toegevoegde waarde die een mensontwikkeltraject in zich heeft bij een leerwerkbedrijf. Door de opleiding en het doen van werk in de relevante kleine overzichtelijke stappen te nemen, volgt de werknemer een ontwikkelingspad dat hem of haar van de Buurtbeheerbedrijven of andere vergelijkbare leerwerkbedrijven meeneemt naar de vakbedrijven binnen bijvoorbeeld de MTB, en vervolgens naar bedrijven buiten de sfeer van leerwerkbedrijven en WSW-bedrijven. Bedrijven krijgen op deze wijze opgeleide mensen op de werkplek, zeker als in de opleidingsfase al rekening is gehouden met het bekendraken met de nieuwe mogelijke werkplekken in de vorm van stages.
De investeringen in de arbeidsmarkt voor lager opgeleiden (kwalitatief) De kostenstructuur en investeringen in leerwerkbedrijven worden in sterke mate beïnvloed door de voorwaarden die een mensontwikkelbedrijf voor lager opgeleiden met zich meebrengt. De TNO-studie “Lager opgeleiden in beweging” laat zien dat de vormgeving van een leerwerk/mensontwikkelbedrijf een aantal nuancen kent, die als deze goed begrepen worden op een eenvoudige wijze vertaald kunnen worden in de bedrijfs- en leerprocessen van de leerwerkbedrijven. Nuances die vooral samenhangen met de persoonlijke aandacht voor een medewerker, in termen van werkopdrachten, persoonlijke situatie, en onzekerheidsreductie bij het combineren van leren en werken in een nieuwe werkomgeving. Dit brengt investeringen en kosten met zich mee ten aanzien van: a. Het voortraject bij indiensttreding, in het bijzonder ten aanzien van afspraken over de combinatie van werken en leren, het doorlopen van een EVC-procedure (Eerder Verworven Competenties), en de ondersteuning bij inkomensafhankelijke regelingen en formulieren. b. De begeleiding van het personeel door voldoende en gekwalificeerde leermeesters. c. De onderwijsinfrastructuur en de ontwikkeling van onderwijsmaterialen die geschikt zijn voor de (leer)omgeving van de buurtbeheerbedrijven en de medewerkers. d. Het werken in teams en de aansturing van de teams. De TNO-ervaringen leren dat het werken en leren in teamverband veel onzekerheden wegneemt ten aanzien van leren, omdat er dicht in de buurt “goede voorbeelden” zijn, die goed doen volgen. Ten aanzien van kostenpost a. geldt dat deze activiteiten het beste gegroepeerd en in specialistische zin kunnen worden aangeboden in de omgeving van de leerwerkbedrijven (pijler 1 en 3), door additionele krachten die wel aan het leerwerkbedrijf verbonden zijn. Het zijn diensten die het beste kunnen worden ingekocht bij een centrale HRM/HRD-afdeling.
PAGINA
4 van 8
Raadsnota
Omdat voor de financiering van leerwerkbedrijven financieringstromen van onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden eerst worden gebundeld en vervolgens weer worden uitgekeerd aan die bedrijven en instellingen die directe prestaties voor de leerwerkbedrijven hebben verricht, is kennis van deze geldstromen en de juridische voorwaarden om over deze gelden te beschikken van groot belang voor de effectiviteit van het innovatie arbeidsmarktbeleid dat hier voor ogen staat.
BIJLAGE
VOLGNUMMER
Kostenpost b. betreft een zeer belangrijke investering, die invulling geeft aan de kern van een leerwerk/mensontwikkelbedrijf. Hoeveel leermeesters er opgeleid en extra nodig zijn, is onderdeel van een kwantitatieve analyse en hangt mede samen met de opleidingsrichtingen die binnen de muren van de leerwerkbedrijven aangeboden worden. Voor een goed bedrijfsplan van een leerwerkbedrijf is het aantal leermeesters gerelateerd aan het aantal werknemers in leerwerkbanen in een verhouding 1:10. Dit raadsvoorstel gaat uit van additionele leerwerkbedrijven met ongeveer 400 extra functies, die in de loop der tijd door meerdere mensen met een uitkering bezet zullen worden. Van deze 400 functies zijn er 100 voorzien in het beheer van de openbare ruimte, groenvoorziening en leefbaarheid in het algemeen (versterking „oude‟ Buurtbeheerbedrijven), 200 bij WoonZorgService-centra in diverse buurten in de stad, en 100 functies in het domein van de facilitaire dienstverlening, onder andere bij grote infrastructurele werken in de stad Maastricht (waaronder A2-school). Dit betekent een additionele investering in 40 leermeesters, die ondermeer betrokken kunnen worden van de WSW-bedrijven, het ROC Leeuwenborgh, maar die voor deze rol wel opgeleid en omgeschoold dienen te worden. Daarnaast kan gedacht worden aan mensen met een ruime werkervaring die mede vanwege de kredietcrisis hun baan hebben verloren, respectievelijk dreigen te verliezen. Het ideale team (zie ook kostenpost d.) bestaat uit een leermeester, 2 vaste krachten, 7 à 8 leerwerkbanen (waaronder 2 of 3 VSV-ers) en 2 of 3 stagiaires. Voor kostenpost c. geldt het zelfde als gesteld is bij kostenpost a. Deze activiteiten worden door derden ontwikkeld en beheerd voor de leerwerkbedrijven, maar op een zodanige wijze dat de leermeesters en de staf van de Leerwerkbedrijven daar onafhankelijk van plaats en tijd gebruik van kunnen maken. Het zijn diensten die het beste kunnen worden ingekocht bij een centrale HRM/HRD-afdeling, die deze diensten in combinaties met derden zal verzorgen.
6. Personeel Voorgesteld wordt een compact projectteam met 5-6 medewerkers samen te stellen, bij voorkeur op basis van detachering vanuit de gemeente of andere samenwerkingspartners van het werkplein. Daarnaast in de maximale variant veertig leermeesters voor het begeleiden van de verschillende medewerkers. Het geraamde budget voorziet erin dat waar medewerkers worden gedetacheerd, zij voor de duur van het project vervangen worden. 7.
Informatie en automatisering
N.v.t. 8.
Aanbestedingen
Aangezien het een project betreft gericht op de intensivering van het eigen beleid waarin eigen medewerkers, of medewerkers van verbonden partijen participeren, zijn deze niet van toepassing. 9.
IBOR beheersparagraaf
Een versterking van de capaciteiten met betrekking tot het beheer van de openbare ruimte is onderdeel van dit voorstel 10.
Financiën
PAGINA
5 van 8
Raadsnota
Verder is de kwaliteit van werken en leren een belangrijke kostenpost voor een Leerwerkbedrijf. Immers, werknemers in leerwerkbanen leren alleen door te werken. Voor hen is werk een belangrijk middel om verder te komen in de samenleving. Maar dan moet de kwaliteit van het werk wel zodanig kunnen zijn, dat er ook geleerd van kan worden. De vaste krachten in het leerwerkbedrijf, alsmede de werkvoorbereider/leermeester spelen hier een belangrijke rol bij, maar ook opdrachtgevers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het werk en dus ook het leren binnen een Leerwerkbedrijf.
BIJLAGE
VOLGNUMMER
Dit raadsvoorstel voorziet in een versterking van de stedelijke infrastructuur met betrekking tot leerwerkbedrijven in de stad Maastricht, zodat het aantal leerwerkbedrijven en leerwerkfuncties ten behoeve van inwoners van de stad met een relatief lage opleiding sterk kan uitbreiden. Het raadsvoorstel voorziet alleen in de investeringen die in kwalitatieve zin nodig zijn voor deze infrastructuur en niet de inrichting van de leerwerkbedrijven zelf. Deze zijn een gevolg van deze investeringen en een vervolg op dit raadsvoorstel. Immers, de financiering en inrichting van de leerwerkbedrijven volgt voor een groot deel uit de bundeling van alle geldstromen, die rondom het thema leerwerkbedrijven gegenereerd kunnen worden. De investeringen zijn vooral gericht op: a. Het integraal bundelen van geldstromen en inkomstenbronnen waarmee een duurzame basis kan worden gelegd voor leerwerkbedrijven en mogelijkheden tot scholing en omscholing voor een groot aantal mensen in Maastricht met een uitkering en weinig kansen tot een perspectief op de arbeidsmarkt b. Het scholen en omscholen van medewerkers van de MTB en ROC Leeuwenborgh tot leermeester/werkvoorbereider/coach ten behoeve van de verschillende leerwerkbedrijven c. Het vertalen van een vraaggestuurd arbeidsmarktbeleid naar a. een diagnose- (EVC) en opleidingstructuur in leerwerk- en vervolgbedrijven op de werkplek van de werknemer b. vormen van doorstroom van groepen naar vervolgbedrijven d. Het ontwerpen en verrichten van oprichtingswerkzaamheden van additionele leerwerkbedrijven in de private persoonlijke dienstverlening, facilitaire dienstverlening, en in de leefbaarheid van de stad.
Totaal: € 900.000,-- te financieren uit de middelen afkomstig uit het Innovatief Arbeidsmarktbeleid en het Wgedeelte van de Wet Werk en Bijstand. 11.
Voorstel
Beslispunten : 1. De gemeenteraad verzoekt het College een projectteam in het leven te roepen met als taak om binnen twee jaar een zodanige sociaal-economische infrastructuur met betrekking tot leerwerkbedrijven voor lager opgeleiden werkzaam te hebben, dat er 400 additionele leerwerkfuncties in Maastricht beschikbaar zijn. 2. Het College te verzoeken om na twintig maanden een evaluatie aan de gemeenteraad voor leggen om te bepalen of verlenging van het project zinvol is; 3. De kosten van het project (€ 900.000,--) te financieren uit het W-gedeelte van de Wet Werk en Bijstand en uit het beleid met betrekking tot Innovatief Arbeidsmarktbeleid 12.
Vervolg / Planning
Het projectteam dient uiterlijk drie maanden na vaststelling van dit raadstuk operationeel te zijn. Het projectteam werkt als onafhankelijk team vanaf het Werkplein. De projectmedewerkers worden voor twee jaar benoemd. Voor zover ze uit de gemeentelijke organisatie afkomstig zijn, geldt dat ze vanuit hun huidige functie gedetacheerd worden. Ieder kwartaal rapporteert de coördinator schriftelijk aan de commissie ESZ de stand van zaken. Uiterlijk twintig maanden na de startdatum wordt een evaluatie aan de gemeenteraad aangeboden om te bezien of het nuttig is het project te verleggen.
PAGINA
6 van 8
Raadsnota
De investeringen kennen een looptijd van twee jaar en kennen de volgende grootte: Ten behoeve van a: € 120.000,-Ten behoeve van b: € 240.000,-Ten behoeve van c: € 300.000,-Ten behoeve van d: € 240.000,--
BIJLAGE
VOLGNUMMER
Namens de fractie van D66, Bert Jongen
Raadsnota
PAGINA
7 van 8
BIJLAGE
VOLGNUMMER
DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT, gezien het voorstel van de D66 fractie, d.d. 31 maart 2009, no. ………. Besluit: 1.
2. 3.
Het College te verzoeken een projectteam in het leven te roepen met als taak om binnen twee jaar een zodanige sociaal-economische infrastructuur met betrekking tot leerwerkbedrijven voor lager opgeleiden werkzaam te hebben, dat er 400 additionele leerwerkfuncties in Maastricht beschikbaar zijn; Het College te verzoeken om na twintig maanden een evaluatie aan de gemeenteraad voor leggen om te bepalen of verlenging van het project zinvol is; De kosten van het project (€ 900.000,--) te financieren uit het W-gedeelte van de Wet Werk en Bijstand en uit het beleid met betrekking tot Innovatief Arbeidsmarktbeleid.
Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 21 april 2009.
Raadsvoorstel
De Griffier,
De Voorzitter,
PAGINA
8 van 8