2
Congres Maatschappelijk Ondernemen Op donderdagmiddag 19 juni vond in de Rotterdam Science Tower het Congres Maatschappelijk Ondernemen plaats. Hier kwamen deelnemers afkomstig uit vrijwilligersorganisaties, burgerinitiatieven, vrijwilligerscentrales, ondernemingen en vermogensfondsen samen. Op de 11e verdieping, met prachtig uitzicht over de Rotterdamse haven, praatten, discussieerden en dachten zij mee over het belang van samenwerking om in de toekomst maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. Het werd een inspirerende middag. Ella Vogelaar: “Denken en doen in termen van kwalitatieve sociale impact is hard nodig” Ella Vogelaar opent de middag met een verhaal over de opbrengsten van vrijwilligerswerk. Zij stelt in haar inleiding: “Bij de term filantropie denken de meeste Nederlanders aan het geven van geld aan een goed doel. Uit onderzoek van de VU blijkt dat we jaarlijks 4,3 miljard euro aan geld doneren. Echter niet alleen het geven van geld, maar ook het geven van tijd in de vorm van vrijwilligerswerk is filantropie. Vijftig procent van alle Nederlanders ouder dan 15 jaar doet vrijwilligerswerk, wat op jaarbasis neerkomt op een investering van 1 miljard uur in de samenleving. Vermenigvuldig dat met een gemiddeld uurloon van
3
€ 14,60, dan geven al die mensen ruim 14,5 miljard euro aan tijd op jaarbasis. Geld én tijd geven komt dan samen neer op ongeveer 19 miljard euro.”
Een enerverende tijd Ella Vogelaar geeft aan dat we in een enerverende tijd leven. Er is een grote transitie gaande in de verhouding tussen overheid, markt en burgers wat betreft de rollen en verantwoordelijkheden in de samenleving. De overheid geeft de civil society grotere verantwoordelijkheid, burgers nemen zelf het heft in handen en bedrijven krijgen weer scherper oog voor hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. “Ik hoop dat dit congres een bijdrage levert aan de zoektocht naar wat die transitie in verhoudingen betekent voor de nieuwe rollen die ontstaan.” Boodschap voor de koplopers De koplopers in die transitie hebben ruimte nodig om te experimenteren om transities mogelijk te maken. Ella Vogelaar: “Ik roep op tot het aangaan van partnerschappen in plaats van te concurreren, te kijken naar het lange termijn perspectief in plaats van op korte termijn te denken, resultaten te definiëren in termen van kwalitatieve sociale impact in plaats van eendimensionale kwantiteiten, en tot het samen leren in plaats van afrekenen.” Vogelaar daagt de aanwezigen uit om zelf na te gaan hoe zij daar persoonlijk een bijdrage aan kunnen leveren. “Want dat geeft energie: niets is mooier dan het besef te bouwen aan versterking van het sociale weefsel voor een vitale samenleving.”
4
Filantropie in Nederland, een totaaloverzicht
Tijdens het congres presenteren de auteurs het boek Filantropie in Nederland: De rol van vrijwilligerswerk en het geven van geld in de participatiesamenleving. Dagvoorzitter Hester van Dijk interviewt drie van de schrijvers: onafhankelijk onderzoeker en publicist Nico de Boer, bijzonder hoogleraar Strategic Philantropy Lucas Meijs (EUR), en bijzonder hoogleraar prosociaal gedrag René Bekkers (VU). Vergeten te vragen Het staat er goed voor in Nederland met filantropie, vertelt Lucas Meijs. Het is eigenlijk de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Nederland is basaal in het willen geven niet veranderd. De manier waarop gegeven wordt, verandert echter wel en voor vrijwilligersorganisaties is dit doorgaans een uitdaging, maar ze weten zich over het algemeen goed aan te passen. Zij moeten vooral flexibeler zijn, want de manier waarop men vrijwilligerswerk doet, is sterk veranderd in de afgelopen tien jaar. Meijs: “Het is spannend voor hen om geconfronteerd te worden met onverwachte vrijwilligers ‘waar je iets mee moet’. Het is dan erg belang- rijk om goed om te gaan met de beschikbare vrijwillige energie.” Volgens Meijs hebben vrijwilligersorganisaties een collectief actieprobleem. “Bijna veertig procent van de vrijwilligersorganisaties zegt een tekort te hebben aan vrijwilligers, terwijl maar liefst 60 procent van deze organisaties geen vacatures heeft uitstaan. Organisaties vragen dus ongericht mensen.” Daarnaast is het van groot belang dat er goed
5
wordt omgegaan met vrijwilligers. “Als dit niet gebeurt ‘vervuilt’ de ‘visvijver’ van vrijwilligers. Mensen met een slechte vrijwilligerservaring komen niet snel nog eens in actie.”
Mea culpa Nico de Boer laat duidelijk horen dat hij vindt dat Lucas Meijs in het laatste hoofdstuk een te ouderwetse stelling verkondigt, namelijk dat de filantropie en de civil society te omschrijven zijn als oplossers van het restant aan problemen die noch bedrijven noch overheden goed kunnen aanpakken. Hierop volgt een vrolijk mea culpa van Lucas Meijs, met de belofte dit aan te passen zodra er een nieuwe versie van de publicatie verschijnt. In het nieuwe Nederland komen bedrijven en zeker overheden pas aan zet als filantropie en civil society er niet uit komen. Hervonden burgerkracht, maar wel situationeel Vervolgens vraagt dagvoorzitter Van Dijk aan Nico de Boer wat we nu eigenlijk kunnen met burgerkracht. De Boer: “Burgerkracht is de afgelopen decennia in de schaduw van de verzorgingsstaat komen te staan. Nu hervindt burgerkracht zich weer en heeft men de verzorgingsstaat niet per se nodig om goed te doen en in actie te komen.” Wat opvalt, is dat een heel aantal gemeenten denkt burgerkracht te kunnen gebruiken. Helaas voor hen laat burgerkracht zich niet sturen. Burgerkracht is als de wind. Het is daarom best ingewikkeld om vrijwilligerswerk te managen. “Maatwerk is het, oplossingen zijn heel situationeel, algemene oplossingen werken hier niet bij. De mouwen opstropen en er hard tegenaan is wellicht de enige manier.”
6
7
Mechanismen in filantropie: fondsenwerven met kennis van wat werkt René Bekkers, verlaat door een stroomstoring in de Rotterdamse metro, vertelt kort over de acht mechanismen die het geefgedrag sturen. Eén van die mechanismen is vragen. Enkel het creëren van een geefmogelijkheid op internet levert niet vanzelf giften op. Je moet potentiële donateurs wel laten weten dat ze kunnen geven. “Mensen moeten zich bewust zijn dat er eerst veel offline moet gebeuren voordat er online wordt gegeven.” Een tweede mechanisme is effectiviteit. “Donateurs willen in vertrouwen kunnen geven. Je kunt dat vertrouwen creëren door te laten zien dat andere mensen ook geven. Als mensen niet weten of ze een goed doel wel kunnen vertrouwen helpt het om een voorbeeld te krijgen van anderen die geven.” Gescheiden werelden Lucas Meijs voegt nog toe dat in Nederland filantropie in de vorm van geld en filantropie in de vorm van tijd aan dezelfde organisatie echt aparte werelden zijn, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Amerika. Meijs: “Daar is het bijvoorbeeld heel normaal dat je bij je afscheid als vrijwilliger van een organisatie een donatie doet aan de organisatie. In Nederland doen we dat (nog) helemaal niet.”
Meer weten? Alle deelnemers aan het Congres Maatschappelijk Ondernemen hebben het boek “Filantropie in Nederland: De rol van vrijwilligerswerk en het geven van geld in de participatiesamenleving” ontvangen. Het boek bevat de laatste stand van zaken van filantropie in de breedste zin van het woord. U kunt het bestellen op: http://www. smo.nl/item/188/filantropie-in-nederland/
8
Drie korte toekomstvisies door experts
In het tweede plenaire deel van het congres geven drie experts hun visie op de toekomst van samenwerken voor maatschappelijke doelen. Maurice de van der Schueren: “Betaalde medewerkers halen voldoening uit onbetaalde inzet” Dr. Maurice de van der Schueren, gepromoveerd op vrijwilligersmanagement, begint zijn betoog met de stelling dat de term vrijwilligerswerk niet meer de vlag is die de lading dekt. Het zal steeds vaker gaan om betaald- en niet betaald werk. “Vrijwilligerswerk wordt onderdeel van overkoepelend medewerkersmanagement. Dat levert winst op voor betaalde- en niet betaalde medewerkers én de organisatie. Mensen halen op dit moment onvoldoende voldoening uit het enkel verrichten van betaalde inzet. Om hun leven compleet te maken, vullen zij betaald werk aan met vrijwillige, onbetaalde activiteiten. En in hun vrijwilligerswerk doen mensen kennis op, vaak innovatief en creatief, die zij kunnen meebrengen naar hun betaalde werk. Vanwege deze toegevoegde waarde is het een goed idee om medewerkers te faciliteren om vrijwilligerswerk te kunnen doen. Personeelsmanagers van organisaties met betaalde inzet zijn immers bezig om het hun medewerkers naar de zin te maken. Wanneer het element van vrijwillige inzet (zingeving) zou worden toegevoegd aan het eigen medewerkersmanagement, komt dit de organisaties alleen maar ten goede. Vrijwillige inzet biedt kansen aan betaalde inzet en dit principe is organisatie-overstijgend. In de toekomst zal daarom betaalde en onbetaalde arbeid steeds meer één worden; de
9
scheidslijn zal wegvallen. Dat betekent iets voor de aansturing van medewerkers, want de civil society en de arbeidsmatige wereld zijn nu nog twee verschillende werelden, die samen zullen komen. Organisatie-overstijgend management wordt dan de uitdaging, waarbij samenwerking erg belangrijk zal zijn.” Motivatie als grens Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat verplicht vrijwilligerswerk hierbij een raar fenomeen is. Wat is dan betaald en wat is dan onbetaalde arbeid? Waar ligt de grens? De van der Schueren: “Je moet altijd bewust zijn van de motivatie van de vrijwilliger: als je weet waarom iemand iets doet, dan is de grens ook helder.”
Wel of niet te managen? Er ontstaat nog een discussie over in hoeverre je vrijwilligers moet managen. Er wordt aan de ene kant gesteld dat vrijwilligers niet te managen zijn en dat je mensen moet laten gaan in alle vrijheid, zodat er mooie dingen ontstaan. De nieuwe economie draait om het delen van overvloed en mensen doen dat zelf. Tegelijkertijd wordt gesteld dat vrijwilligers wel degelijk gemanaged moeten worden. Applaus is er voor Saskia Langezaal van Laurens zorg en wonen die opmerkt dat betaalde krachten niet worden geleerd, maar wel worden geacht te weten hoe goed om te gaan met vrijwilligers. In de praktijk blijkt het goed zorgen voor je vrijwilligers echter toch een vak apart! Deze organisatie ziet vrijwilligers in ieder geval als onderdeel van het team, gelijkwaardig aan de betaalde medewerkers. Imago vrijwilligerswerk Ook wordt nog opgemerkt dat het vrijwilligerswerk nog vaak last heeft van de associatie met amateurisme, dat vrijwilligerswerk bijna synoniem staat aan ‘niet capabel’. Daarnaast wordt vrijwilligerswerk nog regelmatig aangemerkt als verdringing van de reguliere arbeid. Vrijwilligers mogen veel meer als gelijkwaardig worden gezien dan nu nog het geval is.
10
Michiel de Wilde: “vrijwillerssector en vermogensfondsen: van afhankelijkheid naar symbiose” Michiel de Wilde, directeur Erasmus Centre for Strategic Philanthropy, geeft zijn visie op de aansluiting van vermogensfondsen en de vrijwilligerssector. Hij begint met de stelling dat de vrijwilligerssector stevig moet investeren in het veranderen van een afhankelijke relatie in een symbiotische relatie met vermogensfondsen, om in de toekomst haar relevantie te kunnen behouden of zelfs vergroten.
Projectencarrousel Het speelveld tussen overheid, bedrijfsleven en civil society verandert dusdanig dat nieuwe kansen opkomen voor de civil society, maar ook bestaat het risico dat de bewegingsruimte en invloed van vrijwilligersorganisaties worden ingeperkt door bedrijfsleven en overheid. De Wilde: “Al een aantal jaren horen we boodschap dat de Nederlandse samenleving publieke problemen gaat aanpakken met minder overheid en meer markt en meer civil society. De overheid biedt daarmee ruimte aan de civil society om de dienstverlening uit te breiden, maar dat zou gepaard kunnen gaan met strenge regelgeving die de bewegingsruimte juist weer inperkt – een aantasting van die maatschappelijke invloed, van de autonomie en diversiteit. Een voorbeeld: de overheid kan de (ANBI-)regelgeving dusdanig inrichten dat ongewenste sturings- en controlemogelijkheden ontstaan. Organisaties mogen dan alleen meedoen als ze het overheidsbeleid volgen of zich vergaand willen laten controleren. Dan gebeurt wat er in de wereld van de internationale samenwerking ook is gebeurd – er ontstaat een projectencarroussel. Het bedrijfsleven trekt (nieu-
11
we) dienstverlening naar zich toe en werkt via MVO in toenemende mate aan maatschappelijke vraagstukken. Maar het kan een groot deel daarvan zelf gaan invullen als maatschappelijke organisaties te kort schieten als partner. Dan zal het bedrijfsleven steeds meer ruimte innemen die voorheen door maatschappelijke organisaties werd ingenomen. Ook hier is dan sprake van een kans – beter samenwerken met het bedrijfsle en en een risico – terrein verliezen aan het bedrijfsleven en daarmee inboeten aan maatschappelijke invloed en autonomie. De vraag is dan wie de nieuwe antwoorden zal vinden op de belangrijke maatschappelijke vraagstukken, wie de meeste maatschappelijke invloed zal hebben en hoeveel ruimte er overblijft voor een autonome en diverse civil society. Als de civil society zich hierop wil voorbereiden, zijn filantropische vermogensfondsen de natuurlijke partner.”
Onontkoombare partner Vermogensfondsen zijn de natuurlijke partners voor vrijwilligersorganisaties bij het verdedigen of versterken van de maatschappelijke rol, maar zijn nog te onbekend en hebben speciale karakteristieken waar vrijwilligersorganisaties zich goed in moeten verdiepen. De Wilde: “Ik vermoed dat veel maatschappelijke organisaties filantropische vermogensfondsen nog niet goed genoeg kennen, en dat men deze fondsen voornamelijk als financiële partij ziet. Filantropische vermogensfondsen kunnen echter een interessante partij zijn. Het zijn onafhankelijke organisaties, in Nederland meestal stichtingen, die een onafhankelijke bron van geld hebben en daarmee filantropische activiteiten ondernemen. Dit doen ze als financier - door geven, lenen of investeren - of als uitvoerder met eigen projecten en programma’s. Zij hebben een autonoom karakter en kunnen meer risico’s nemen, flexibel en innovatief zijn en op lange termijn denken. Vermogensfondsen zijn daarmee dus hele interessante partners, maar in de praktijk vinden beide partijen elkaar echter nog niet goed genoeg. Enerzijds misschien omdat vermogensfondsen als filantropische partij nog onvoldoende bekend zijn, anderzijds omdat maatschappelijke
12
organisaties hun financieringsaanvragen nog onvoldoende op hen weten toe te spitsen. Daarnaast hebben vermogensfondsen vanuit hun achtergrond de drang hebben om zelf aan de slag te gaan en programma’s in te richten. Net als bij het bedrijfsleven is er dus het risico dat terrein wordt veroverd ten koste van maatschappelijke organisaties. Maatschappelijke organisaties moeten zichzelf dus ontwikkelen tot een “onontkoombare partner”, maar wat is daar voor nodig?” Om van de huidige afhankelijkheid naar een kansrijke symbiose te komen, moeten vrijwilligersorganisaties investeren in een grondige marktverkenning, professionaliteit, zichtbaarheid en “verkoopvaardigheden” (goede programmavoorstellen), aldus De Wilde.
De Wilde geeft verschillende tips: 1. Leer vermogensfondsen kennen: ze willen maatschappelijke verandering op een bepaald gebied. 2. Veel vermogensfondsen worden opgericht door (oud) ondernemers en zij kijken vaak naar efficiency. 3. Het verschil maken vinden fondsen belangrijk. 4. Fondsen vinden het interessant om innovatief en vernieuwend te zijn. 5. Fondsen willen bijdragen aan structurele veranderingen en willen kunnen opschalen. 6. Het is de bedoeling dat organisaties op termijn op eigen benen kunnen staan. 7. Wees bereid tot samenwerking en leren. 8. Verken de markt. Zoek in het Fondsenboek, waar men op sleutelwoorden kan zoeken. 9. Doe moeite en ga op zoek naar passende fondsen! Er zijn ongeveer 2000 fondsen, waarvan 300 lid van de landelijke vereniging. 10. Weet je te presenteren en wees een betrouwbare en professionele partner 11. Wees zichtbaar, want veel fondsen zoeken zelf naar partners. 12. En vooral: vraag niet om geld maar biedt goed gefundeerde oplossingen aan!
13
Ceel Elemans: “Waar nog geen geefbeleid is, zijn extra kansen” Ceel Elemans, Sectormanager Public Sector ING, geeft zijn visie op de aansluiting van het bedrijfsleven en de vrijwilligerssector. Elemans vertelt over hun succesvolle samenwerking met Unicef. Hij ziet duidelijk het belang van deze samenwerking voor de ING. Denken in kansen is belangrijk als het gaat om samenwerking met bedrijven, net als innovatie en ondernemerschap.
Somberen of kansen zien DDe stelling van Ceel Elemans is dat we te veel somberen. Elemans: “Zeker in de maatschappelijke sector kunnen mensen daarin blijven hangen door te veel te kijken naar de krimp, vergrijzing en bijvoorbeeld de blijvende zoektocht naar vrijwilligers.” Toch zijn er kansen. Elemans ziet bijvoorbeeld een trend dat meer bedrijven willen geven, maar dat het merendeel van de bedrijven geen geefbeleid heeft. In dat geefbeleid kun je dus meedenken en meehelpen. Het bedrijfsleven denkt naast financieel rendement ook steeds meer in maatschappelijk rendement. De grotere bedrijven zijn hierin wel de koplopers, maar ook het MKB ziet steeds meer het belang. Anders mis je de aansluiting bij de wensen en belevingswereld van je klanten. Tips van Elemans 1. Partnerschap en ondernemerschap lonen. 2. Innovatie is heel erg belangrijk. Blijf niet steeds in de zelfde vijver vissen. Zoek onbekende en onontgonnen marktruimte, waar dus ook nog geen concurrentie aanwezig is. Creëer marktruimte, in plaats van er met anderen om te vechten. (The Blue Ocean)
14
3. Betrek alle medewerkers. 4. Het partnerschap met een bedrijf moet dynamisch zijn. Verdiep je in het bedrijf, zoek naar de kern van de organisatie en kom zelf met een concreet voorstel. 5. Organiseer jaarlijks ten minste één aansprekend evenement om zichtbaarheid te creëren. 6. Oplossingen liggen vaak meer in de buurt dan je denkt. 7. Niet ieder thema is even sexy. Meestal is er wel iets te vinden waar bedrijven zich aan willen binden. Dat kost wel tijd en aandacht. Toch geeft een aantal aanwezigen terecht aan dat het in de praktijk niet altijd even makkelijk is en uit te komen bij de Rotary of ander fonds.
15
16
Workshops en Scenariosessies uitgelicht
Na het plenaire gedeelte vonden er later op de middag verschillende workshops en scenariosessies plaats. Een aantal hiervan zijn hieronder uitgelicht. Workshop Verdienmodellen voor vrijwilligerscentrales “Vrijwilligers zijn geen ondernemers, maar moeten wél ondernemend zijn.” Door Petra van Loon en Jan Klumper van Platform Ondersteuning Lokale Samenleving Vrijwilligers(centrales) worden steeds vaker gedwongen om na te denken over hun verdienmodel. Waar vroeger nog veel subsidies uit gemeenten en fondsen kwamen en daarnaast vaak projectsubsidies konden worden aangevraagd, wordt de geldkraan nu rap dichtgedraaid. Hoe moet je eigenlijk je geld verdienen als financiering door subsidies ophoudt? Nadenken over verdienmodellen is een beetje ongemakkelijk, stelt workshopleider Petra van Loon. Het lijkt zelfs een beetje commercieel. Maar als vrijwilligersorganisaties bestaansrecht denken te hebben en willen vechten voor hun voortbestaan, dan zullen ze over alternatieve vormen van financiering moeten nadenken. De workshop ‘Verdienmodellen voor vrijwilligerscentrales’ is een vingeroefening waarbij “gespeeld wordt met verschillende verdienmodellen”. En spelen, dat willen de dertig deelnemers in de zaal wel. De workshop begint met een korte inventarisatie van de ideeën uit de zaal. Gemeenten willen dat alles anders en nieuw is, zegt Margriet de Leeuw van Vrijwilligers Netwerk Veenedaal. Gevestigde organisaties zijn niet hip. Je moet als vrijwilligersorganisatie snappen dat de wereld verandert. Je bent geen ondernemer, maar je moet wel ondernemend zijn, vult Jan Klumper aan. Je moet continu nieuwe ideeën genereren, risico’s nemen én afdekken. Als het aan Rolf de Jong van Ons Alexander
17
ligt heb je als vrijwilligersorganisatie nooit meer één grote financier. Zijn eigen stelregel is ‘tenminste 5 potjes die elk nooit voor meer dan 30% financieren’. Na een flinke discussie begint het echte werk. Welke typen verdienmodellen kunnen nuttig zijn voor vrijwilligersorganisaties? En welke nadelen kleven daaraan? De moeder & de satellieten Allereerst hebben we de constructie waarbij één moeder(organisatie) verschillende satellieten heeft. De deelnemers komen al snel tot een flink aantal voordelen. Een satelliet kan een bepaalde methodiek uitwerken en daar een fonds bij zoeken. Ook kunnen satellieten als zzp-er ingehuurd worden aan wie een opdracht gegeven kan worden. Dat betekent dan meteen minder risico voor de vrijwilligersorganisatie en ook nog eens minder financiële verplichtingen. Toch worden ook snel een aantal nadelen gezien. Als satellieten ook in het bestuur van de moederstichting zitten, dan betekent dat veel overleg en dat kost veel teveel tijd voor de organisatie. Daarnaast moet je er als organisatie voor waken dat je moeder nog herkenbaar is.
Alles betalen Het lijkt de wereld op z’n kop te zijn voor de vrijwilligersorganisaties, maar waarom zouden we niet kunnen verwachten dat tegenover iedere dienst aan bedrijven of individuen een bedrag staat? Volgens de deelnemers is dat bij nader inzien zo gek nog niet. Je geeft toch iets, waarom mag je er dan niet iets voor terug verwachten? Het is ook een signaal waarmee je zegt ‘wat wij doen is belangrijk’, stellen de deelnemers. Ook worden de voordelen van marktwerking genoemd. Slechte organisaties aan wie niemand behoefte heeft vallen af. Daarnaast wordt de helderheid van contracten prettig gevonden. ‘Bij vrijwilligersorganisaties is alles vaak zo vaag”, verzucht een deelnemer. En de nadelen van ‘alles betalen’? Je kunt het niet maken tegenover de vrijwilligers. Het is alsof zij geld voor jou verdienen en zelf niets
18
betaald krijgen, roepen sommigen. Ook wordt het oneerlijk ten opzichte van de klant gevonden. “De overheid wil toch zo graag vrijwilligers? “Dan betaalt de overheid zelf maar”.
Alleen projecten Als vrijwilligersorganisatie kan het verstandig zijn je alleen op projecten toe te leggen. Voor projecten valt makkelijker financiering van de gemeente los te krijgen. Ook kun je makkelijker laten zien wat je waard bent, omdat projecten vaak gericht zijn op innovatie. Als kanttekening hierbij noemen de vrijwilligerscentrales het feit dat projecten niet duurzaam zijn. Ze zijn kortdurend en moeten ingebed worden met subsidies. Wat is nu het beste verdienmodel? Dat het een combinatie van de drie moet zijn, vindt snel instemming in de zaal. De wereld verandert snel. Vrijwilligerscentrales moeten wendbaar zijn, flexibel. Soms geld vragen, soms niet. Projectmatig werken én verduurzamen. Als de workshop tot een einde is gekomen, zoeken de deelnemers elkaar snel op. Laten we binnenkort nog eens zo’n sessie organiseren, klinkt het uit de zaal. De visitekaartjes gaan snel over tafel.
19
Workshop Samenwerken met bedrijven en burgers “De verbinding van bedrijven, particulieren en maatschappelijke organisaties” Door Marieke Heinsbroek Veel maatschappelijke organisaties zoeken verbinding met bedrijven en burgers. Daarin is een gelijkwaardige relatie een vereiste, niet alleen in het ontvangen, maar ook in het geven. De workshop van Marieke Heinsbroek, oprichtster van SodaProducties, leert hoe deze verbinding tot stand gebracht kan worden. SodaProducties is een bureau voor maatschappelijke innovatie en biedt praktische oplossingen voor maatschappelijke vragen. Door vele jaren ervaringen en het opvangen van signalen hebben zij zichtbaar succesvolle formules neergezet, waarmee maatschappelijke organisaties effectiever kunnen werken en meer mensen aan hun doel kunnen verbinden.
Marieke vertelt in een verfrissende introductie aan een divers publiek van jong en oud dat het doel van de workshop is om een advies op maat te creëren en te inspireren met voorbeelden uit de praktijk van SodaProducties. Elke deelnemer moet weglopen met een nog slimmere aanpak voor een samenwerking met andere personen en partijen. Marieke Heinsbroek: “Een samenwerking wordt duurzaam als alle partijen er beter van worden en het gelijkwaardig is. Bedrijven die alleen komen om te helpen, moet u afwijzen. Of opvoeden… Dan ontstaan de bijzondere banden.” De dynamiek en interactie met het publiek begint als Marieke een aantal stellingen aan de groep voorlegt. Heeft u ooit een samenwerking tot stand gebracht voor maatschappelijke bevordering van uw project? Was deze samenwerking moeizaam en weinig effectief? Heeft u dan nieuwe invalshoeken gezocht om de samenwerking succesvol af te ronden? Er komen uiteenlopende reacties uit het publiek, maar het algemeen oordeel is dat ondanks het gemeenschappelijke doel van
20
verschillende entiteiten, de samenwerkingen vloeiender zouden kunnen verlopen.
Tijdens het praktische gedeelte van de workshop worden groepjes gevormd. Aan de hand van de volgende tips voor succesvolle samenwerking zijn deelnemers aan de slag gegaan:
1. Speel in op aanwezige (gemeenschappelijke) belangen en drijfveren 2. Grijp bestaande kansen en zoek steeds nieuwe invalshoeken 3. Begin klein, droom groot (maak samenwerking klein om het te proberen) 4. Durf te kiezen
Elke deelnemer vertelt in een pitch van 2 minuten op zijn of haar beurt over een samenwerking die nog optimaler vormgegeven had kunnen worden. Daarin worden de betrokkenen, de organisatiedoelen en de betrokken partijen met hun doelen benoemd. Hierop volgen in 6 minuten tijd vele vragen van de groepsleden over de casus, ter verduidelijking van onderbelichte kanten en kansen. In groepsverband worden drie concrete vervolgstappen geformuleerd en wordt nagedacht over adviezen voor een succesvolle samenwerking. Na het uitwisselen van gegevens zijn de deelnemers geïnspireerd om de tips en adviezen toe te passen in hun toekomstige samenwerkingen en daar vooral feedback van anderen voor te vragen. De intensieve brainstormsessies en het sparren met anderen heeft geleid tot de ontdekking dat er meer uit een samenwerking gehaald kan worden door andere invalshoeken te gebruiken. Burgerparticipatie en vrijwillige inzet kan beter worden benut, waardoor er veel meer profijt uitgehaald kan worden!
21
Workshops scenariodenken Wat is de toekomst van maatschappelijk ondernemen? Door Mark Reijnders en Siebe Bakker ‘Samen voor de buurtkeuken!’ en ‘Het einde van het WK’. Dit zijn twee voorbeelden van titels van de vier scenario’s die door de deelnemers aan de workshop over de toekomst van ouderen, wonen en welzijn zijn ontwikkeld. De eerste titel is nog wel te koppelen aan het thema van die workshop, maar het einde van het WK? Wat heeft dat te maken met ouderen en welzijn, zal iemand die niet bij de workshop was zich afvragen. Toch symboliseert die titel precies wat de workshop vooral moest zijn: mensen met verschillende achtergronden die in een creatieve werksessie met elkaar de trends en ambities voor de toekomst van ouderen, wonen en welzijn bespreken. In een parallelle workshopsessie staat de toekomst van grote steden en leefbaarheid van buurten centraal. De workshop over ouderen en welzijn kent een grote variatie in deelnemers: van mensen van een vrijwilligersorganisatie, tot gemeente, tot digitaal platform voor welzijnsdiensten. In de andere workshop zijn het vooral vermogensfondsen die de koppen bij elkaar steken en brainstormen over de toekomst van maatschappelijk ondernemen. Er gebeurt veel in de wereld om ons heen. Complexiteit, snelle veranderingen en onvoorspelbaarheid zijn typisch de termen die met de huidige tijd worden geassocieerd. Zo ook in de wereld van het maatschappelijk ondernemen. Hoe kun je daar nu het beste mee omgaan? Een van de manieren is om samen na te denken over de toekomst op een langere termijn dan, zeg, de komende vier jaar. Door samen na te denken over de grote lange termijn trends en door elkaars ambities en visies te delen, komen vaak interessante zaken naar boven die normaal niet naar boven zouden zijn gekomen. Het is natuurlijk ook een leuke manier om elkaar (nog) beter te leren kennen. Samenwerking in netwerken is van toenemend belang, zowel
22
voor ouderen zelf als voor mensen en organisaties die bezig zijn met maatschappelijk ondernemen. Hoe en met wie kun je het beste samenwerken om doelen te kunnen bereiken? Dat is de cruciale en uitdagende vraag, die in deze workshops een begin van een antwoord zal gaan krijgen.
Allereerst de trend en ambities, belangrijke basisingrediënten voor de toekomstscenario’s. In de workshop over ouderen en welzijn komen duidelijk drie trends naar voren: meer nadruk op duurzaamheid, de opkomst van de ‘ruil- en deeleconomie’, en het toenemend belang van technologie (o.a. robotica en domotica) voor maatschappelijk ondernemen. Daarnaast zien deelnemers ook een duidelijke trend van minder overheid en meer kleinschaligheid. De vermogensfondsen in de andere workshop zien de afname van hulpbronnen als belangrijke trend, en zien de kloof tussen winners en losers in de samenleving groter worden. En hoe zit het met de ambities van de deelnemers? ‘Zelf regie kunnen voeren’, en ‘nadruk op waarde, niet op winst’ voeren in de ouderenworkshop de boventoon. In de andere groep zien we iets vergelijkbaars terugkomen met de ambities ‘kwetsbare mensen worden meer mensen’ en ‘samen leven’. Er is ook een belangrijke ambitie om individueel maatschappelijk ondernemerschap meer te stimuleren en faciliteren. Allemaal heldere, uitgesproken ambities. De grote vraag is natuurlijk hoe je die dan het beste kan realiseren? Slimme samenwerking tussen stakeholders is een centraal uitgangspunt, maar in welke context vindt dat plaats? De wereld van nu kan er over een paar jaar weer heel anders uitzien. Daar komen dan ook de volgende stappen in het scenariodenken om de hoek kijken: welke toekomstscenario’s zijn er mogelijk? Wat zijn de consequenties van ieder scenario? Welke keuzes kun/moet je maken als je zoveel mogelijk rekening houdt met alle ontwikkelde scenario’s? Natuurlijk laten deze vragen zich niet in één middag beantwoorden. Daar is veel meer voor nodig. Toch komen de deelnemers behoorlijk ver. In de workshop over grote steden en leefbaarheid staan de stake-
23
holders centraal. In het scenario waarin de wereld sterk geglobaliseerd is en de samenleving sterk verbonden, vervullen de Europese Unie, non-profitorganisaties en burgercollectieven een belangrijke rol. Dit in tegenstelling tot het scenario van een verbonden, maar zeer lokaal georiënteerde samenleving. In dat geval zijn het MKB, verenigingen, lokale burgergemeenschappen, non-profit, en private filantropen die de boventoon voeren.
In de andere groep ontwikkelen deelnemers het scenario ‘Samen voor de buurtkeuken!’, waarbij er een sterke dorpscultuur heerst en er op lokaal niveau coproductie plaatsvindt. Voedselbanken bestaan niet meer, er is een sterke gemeenschap en lokale lotsverbondenheid. Tegelijk is er sprake van een eilandjesvorming, suboptimalisatie, en een isolement van verschillende gemeenschappen. In ‘Het einde van het WK’ is de natiestaat afgebrokkeld en bestaan fysieke grenzen bijna niet meer. Dit leidt weliswaar tot grotere internationale mobiliteit van mensen, maar tegelijk leven verschillende etnische en culturele groepen wel in afzondering van elkaar. Het WK bestaat niet langer in dit scenario, doordat mensen aan andere zaken hun identiteit ontlenen en op andere manier met elkaar omgaan. In dit scenario brengen veel meer mensen hun oude dag door in het buitenland, in ieder geval veel meer en veel gemakkelijker dan de happy few van nu.
De rijkheid en variëteit van de scenario’s is moeilijk te vatten in dit korte verslag, maar duidelijk is dat de verschillende scenario’s verschillende implicaties met zich meebrengen voor maatschappelijk ondernemen. In vervolgsessies kunnen deelnemers bijvoorbeeld stilstaan bij de vraag hoe hier precies rekening mee te houden. Voor nu dus geen definitieve antwoorden, maar wel veel stof tot discussie! Het is dan ook niet vreemd dat de workshops uiteindelijk naadloos overgaan in de o zo belangrijke netwerkborrel. Maar stiekem waren de workshops zelf natuurlijk al een mooie netwerkactiviteit!
24
Meer informatie? Was u deelnemer van een van de workshops en wilt u meer details weten van wat de groepen uiteindelijk hebben geproduceerd en hoe deelnemers precies hebben ‘gescoord’ op de trends en ambities? Of wilt u simpelweg meer weten over de mogelijkheden die scenariodenken allemaal biedt voor u en uw organisatie? Dan kunt u contact opnemen met: Mark Reijnders,
[email protected] Siebe Bakker,
[email protected]
25
26
Workshop Ondernemen bij Natuurmonumenten “Alle stakeholders wilden een meer commerciële houding van ons” Tijdens het Congres Maatschappelijk Ondernemen gaf Karen Buitelaar een presentatie met discussie over ondernemen bij Natuurmonumenten. Natuurmonumenten moet ondernemender werken om financieel het hoofd boven water te houden. Wat echter uit noodzaak begon, levert heel veel op, ook voor de vrijwilligers.
Buitelaar: “Onder staatssecretaris Bleeker kregen alle natuurorganisaties een probleem. Minder afhankelijkheid van de overheid is nodig om je stem te kunnen laten horen, om de natuur een stem te geven. Als je te hard schreeuwt, krijg je ‘straf’ van de overheid: minder geld. Tegelijkertijd verwacht onze achterban dat we een stem laten horen (735.000 leden). We zitten op goud, maar weten het zelf niet te verzilveren – de vruchten worden nu ‘gratis’ geplukt door de recreatie- en toerismebranche. Ik noem het altijd schertsend ‘geld verdienen met of in de tuin van de buren’ in die prachtige natuurgebieden. En er is een markt voor hout en houtproducten. We waren echter inefficiënt in onze aanpak. Nu hebben we in het land vijf coördinatoren die kijken wat je uit een bos kunt halen. We kunnen groeien van 30.000 kuub naar 70.000 kuub en we gebruiken ons hout ook in eigen verbouwingen.” Het verhaal is het belangrijkst Natuurmonumenten heeft veel gelegenheid om te ondernemen, maar legt bewust de focus op hout, biomassa, vakantiewoningen en natuurbegraven. Buitelaar: “Het verhaal achter die producten is minstens even belangrijk als het product zelf. Als je het verhaal erachter kunt vertellen, dan vinden mensen dat leuk en daar zitten ze op te wachten. De kleine dingen en de menselijke maat zijn het belangrijkst. Kinderen die voor hun twaalfde in aanraking komen met natuur zien de wereld anders dan andere mensen.” De afdeling
27
bedrijf en ondernemen is onderdeel van Natuurmonumenten. Vakantiehuizen worden een aparte BV, ook omdat we daar met andere partijen in samenwerken.”
Ondernemerschap is je verantwoording pakken Vanuit de deelnemers komt daarop een bezwaar: “We maken dingen met subsidiegeld en dan krijg je oneerlijke concurrentie als je je producten probeert te vermarkten.” Er volgt direct relativering: “Je bent niet zo maar een concurrent en wat je binnenhaalt komt tenslotte weer ten goede aan je doelstelling.” Buitelaar: “Natuurmonumenten is altijd introvert geweest, met name gericht op natuur. Onze speerpunten zijn nu spreekbuis ‘ luister naar je omgeving en onze stem laten horen ’, ‘een beweging worden’ en ‘ondernemerschap en goed beheer’. Het zingt rond binnen Natuurmonumenten. Crowdfunding komt nu spontaan op en we doen het ook samen met andere groene organisaties. Ondernemend denken is een omslag die nu wordt gerealiseerd en die mensen ook echt leuk vinden. Interne communicatie is daarin essentieel en ook heel moeilijk. We moeten alle kanalen benutten om goede voorbeelden te verspreiden. En dat moet ook om de verandering bij critici tussen de oren te krijgen. Die critici worden overigens vaak de grootste fans van de nieuwe manier van werken.” Partners Natuurmonumenten heeft partnerships met bedrijven als Menzis, ING en Bergans, ze krijgen daar natuurbeleving en bijvoorbeeld gratis vergaderen voor terug, en exposure in de media van Natuurmonumenten. Buitelaar: “Ze krijgen dus relatief weinig terug. Deze organisaties hebben ook specifieke producten voor onze leden, korting voor leden op bijvoorbeeld de ziektekostenverzekering of kleding. We hebben een verlanglijstje van bedrijven waar we een partnership mee willen.”
Steeds meer fans De extraverte en commerciële nieuwe weg wordt door velen
28
gedragen. Astrid de Beer (ook Natuurmonumenten): “We waren te introvert en te weinig commercieel. Alle stakeholders vonden dat. Mensen die een excursie volgden waren verbaasd dat hen niet gevraagd werd om lid te worden.” Buitelaar: “We moesten en moeten onze vrijwilligers expliciet opleiden om professioneel gastheer of gastvrouw te zijn. Veel vrijwilligers keken er eerst raar tegen aan, maar op een gegeven moment werd het een spel. Een positief spel. Gewoon iets vragen levert zoveel op. Vragen kun je overigens gewoon leren, maar je moet heel dicht bij jezelf blijven. Mensen horen het als je een verhaaltje ophangt en dat schaadt organisaties.”
Buitelaar ziet duidelijke grenzen aan ondernemen voor een organisatie als Natuurmonumenten. “Je kunt de regio’s niet overvoeren en dus moet je kiezen. Concrete doelen stellen en dan met name verbeteringsdoelen, betere activiteiten voor meer deelnemers. En als iets niet werkt het de nek omdraaien.” Voor Natuurmonumenten, de enige natuurorganisatie die een ledengroei kende in 2013, lijkt het te werken.
29
Workshop Buurtondernemingen als opleidingsplaats Door Conny van de Scheur, Bas Groeneveld en Saskia Langezaal
Samengevat Met Tante Corrie biedt zorgorganisatie Laurens een platform voor buurtondernemingen rondom ouderenzorg. Ze doen dit met de hulp van vrijwilligers die in ruil voor hun inzet een optimale begeleiding krijgen, inclusief een training door betaalde krachten. Tante Corrie wil een win-win situatie bieden. Enerzijds door hun klanten, die van een intramurale situatie naar een extramurale situatie gaan, een betaalbaar aanbod te doen. Anderzijds door voor lokale ondernemers kansen te creëren en door vrijwilligers relevante werkervaring en opleiding te bieden, zodat zij hun kansen op de arbeidsmarkt verbeteren. Er is gesproken over succesfactoren, valkuilen, samenwerking op wijkniveau en onderscheidend vermogen. Daarnaast heeft Conny van de Scheur een presentatie gegeven voor maatschappelijke ondernemers. Over kansen, maatschappelijke solidariteit, samenwerken en succesfactoren. 1 Presentatie Tante Corrie De bijeenkomst start met een korte voorstelronde. Het eerste gedeelte van de workshop wordt verzorgd door Bas Groeneveld, projectleider bij Tante Corrie en Saskia Langezaal, projectleider innovatief vrijwilligersmanagement bij Tante Corrie. Ontstaan Tante Corrie Bas Groeneveld vertelt over (het ontstaan van) Tante Corrie aan de hand van een Powerpoint presentatie. Tante Corrie is een initiatief van Laurens, de grootste aanbieder van wonen, diensten en zorg in Rotterdam. De mensen van Tante Corrie zijn inmiddels anderhalf jaar aan het pionieren. De kern van hun werk is het bieden van betaalbare producten thuis.
30
Aanleiding Mensen met Zorg Zwaarte Pakketten 1, 2, 3 en 4 wonen (langer) thuis en zorgcentra sluiten. De zorg voor de originele doelgroep van Laurens verplaatst zich van intramuraal naar extramuraal. De ondersteuning voor deze mensen verdwijnt hierdoor. Laurens ziet het als hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat deze mensen ook goed verzorgd kunnen worden. Er ontstaat een nieuwe (grotere) markt, waarvoor een nieuw verdienmodel moet worden gebouwd. Tante Corrie is een nieuw soort onderneming. Wat is Tante Corrie? Bas laat het filmpje “In beeld: Dit is Tante Corrie” zien. Dit filmpje is te vinden op de website van Tante Corrie www.tantecorrie.nl.
Werkverdringing? Door het werken met vrijwilligers zijn de diensten van Tante Corrie betaalbaar, anders is deze dienstverlening niet bereikbaar voor deze doelgroep. Toch is er een aantal partijen/mensen die de inzet van vrijwilligers bij deze werkzaamheden als werkverdringing ziet. Tante Corrie blijft er op hameren dat dit absoluut niet het geval is. Het is juist een mogelijkheid/kans voor mensen die willen re-integreren om dat op een prettige manier te kunnen doen. Daarnaast werkt Tante Corrie repressief: veel kwetsbare mensen nemen diensten af. Zo voorkom je dat deze mensen uiteindelijk nog meer hulp nodig hebben. En dat scheelt onder andere veel geld.
Kwaliteit en op maat Tante Corrie bereidt de voeding in eigen keuken. Goed en gezond koken is belangrijk. Tante Corrie heeft veel kennis in huis als het gaat om de verzorging van ouderen. Een voorbeeld hiervan is dat men weet dat ouderen meer eten wanneer je hen kleine porties aanbiedt. Tante Corrie wil niet groot en log worden. Ze kiezen er voor om met buurtondernemingen en ZZP-ers te werken. Iedere wijk heeft straks zijn eigen Tante Corrie. Men kan maatwerk leveren. Bijvoorbeeld Halal
31
maaltijden in de ene wijk en chique maaltijden in een andere.
Vrijwilligers Er is 1 betaalde kracht op 8 vrijwilligers. Tante Corrie kan alleen bestaan door de hulp van vrijwilligers. Saskia vertelt waarom vrijwilligers graag bij Tante Corrie aan de slag gaan. Tante Corrie wil de onbetaalde kracht te helpen. Aan de hand van de participatieladder legt Saskia uit dat zij geïsoleerde mensen (van stap 1 t/m 3) niet kunnen helpen en dit daarom ook niet doen. Maar zodra mensen geactiveerd zijn, bij stap 4, komen zij bij Tante Corrie. Ze krijgen coaching en worden opgeleid. Tante Corrie heeft eigen opleidingsmodules. Het is de bedoeling dat mensen in principe niet langer dan 18 maanden bij Tante Corrie zijn, daarna kunnen ze dan eventueel doorstromen naar betaald werk.
Onderscheidend Tante Corrie onderscheidt zich van andere zorg verlenende instanties. Tante Corrie is 24 per dag bereikbaar. De centrale wordt bemand door een vrijwilliger. Tante Corrie is zeer laagdrempelig. Saskia geeft een voorbeeld van een man die zelfs midden in de nacht naar Tante Corrie belde omdat hij dacht dat er een inbreker in zijn huis rondliep. Verbinder en iedereen gelijk Ze hebben goede contacten met de gemeente. Er zijn 37.000 werklozen in Rotterdam, Tante Corrie kan uitstekend optreden als verbindende partij. De klanten worden ook een onderdeel van Tante Corrie. Het is “de leukste tante van Rotterdam”. Mensen horen bij Tante Corrie. Vrijwilligers en betaalde krachten worden gelijk behandeld in benadering, informatie voorziening, opleiding en mogelijkheden. Geld? De aanwezigen willen graag weten hoe Tante Corrie aan geld komt/ is gekomen. Ze zijn gestart via Laurens en zijn daar nog steeds onderdeel van. Ze kunnen/ konden gebruik maken van faciliteiten van Laurens,
32
zoals de keuken. Daarnaast werken ze veel samen met lokale ondernemers. Tante Corrie komt laagdrempelig bij mensen binnen. Dit is interessant voor ondernemers. Conny merkt op dat crowdfunding ook nog heel geschikt zou kunnen zijn voor Tante Corrie.
Signaalfunctie en zelfregie Tante Corrie heeft zeker ook een signaalfunctie omdat zij laagdrempelig zijn. Hoewel ze eigenlijk onderdeel zijn van Laurens, gebruiken ze die naam zelden. Saskia legt uit dat de reputatie van Laurens als zorginstelling voor enkel hulpbehoevenden soms voor zorgt dat mensen niet worden bereikt, omdat zij hiermee niet geassocieerd wensen te worden. Maar als Tante Corrie voor de deur staat wordt er wel open gedaan. Tante Corrie’s diensten sluiten aan bij de vraag en behoeftes van de klanten. De zelfregie van mensen wordt hierdoor ook enorm gestimuleerd. En wanneer Tante Corrie een bepaalde dienst nog niet in huis heeft en er hier vraag naar is, dan zorgt Tante Corrie dat het er komt. 2 Presentatie maatschappelijke ondernemers Aan de hand van een powerpoint presentatie (zie pagina 33) vertelt Conny van de Scheur over maatschappelijk ondernemen. Allereerst laat Conny aan de hand van de logo’s van de deelnemers die zij aan de hand van de deelnemerslijst van tevoren kon opzoeken, hoe zichtbaar/ herkenbaar de organisaties van de deelnemers in eerste oogopslag zijn. Maatschappelijk ondernemen is een kans om succesvol te zijn. Je moet elkaar hiertoe wel faciliteren, elkaar wel helpen.
Buurtonderneming ouderenzorg (sheet 4) Verplaats je in je klant. Bundel buurtkrachten en ga op zoek naar de gemeenschappelijke deler. Durf samen te werken, ook als het betekent dat je een deel van je identiteit moet opgeven. Water bij
33
Sheet 4
Sheet 5
Sheet 9
Sheet 10
Sheet 12
Sheet 13
34
de wijn is belangrijk, wees flexibel en heb vertrouwen. Laat los, ook al is dat moeilijk. We moeten wel flexibel zijn, want wat er nu in Nederland gebeurt, en vooral het tempo waarop, is eigenlijk waanzin. Een deelnemer vraagt hoe je dit alles moet combineren, het lijkt bijna een beetje tegenstrijdig? Conny adviseert gewoon aan de slag te gaan! Ga met iedereen praten, ga de markt in, stap andere werelden in.
Saskia geeft aan dat we niet gewend zijn om zo te denken. Maar je moet het met elkaar doen, juist nu! Er heerst angst bij veel mensen, zij zijn bang om hun baan te verliezen. Toch kom je er niet verder mee om behoudend te zijn. Tante Corrie opzetten was in het begin ook heel lastig. De maatschappij houdt zich graag vast aan huidige waarden. Tante Corrie heeft vanaf begin af aan ervoor gekozen om hun kennis met anderen te delen. Dat heeft er alleen maar toe geleid dat zij hun concept konden aanscherpen en verbeteren. De crux zit ‘m in het loslaten. Onbetaalde inzet (sheet 5) Een heel aantal gemeenten vraagt nu een tegenprestatie wanneer mensen een uitkering hebben. De manier waarop is wel heel divers geregeld. Tot nu toe is de ervaring bij de aanwezigen dat iedereen wel wil. Het is vooral de toon die de muziek maakt, de manier waarop mensen ‘gedwongen’ worden aan de slag te gaan is erg bepalend. Wat Conny betreft is het wel zo dat mensen een uitkering krijgen omdat ze een bijdrage leveren en niet andersom! Sturen op talent, ambities en behoeften is belangrijk. In het verleden zijn mensen inderdaad vaak veel te veel ‘gepamperd’. Saskia vertelt over een initiatief bij een schip in de Rotterdamse haven waar mensen van helemaal onderaan de participatieladder in beweging worden gebracht. Er volg een gesprek over de tegenprestatieregelingen, dat het zowel bezuinigingen als activering als doel heeft. En dat sommigen zich afvragen of het wel zoveel geld bespaard.
35
Filmpje (sheet 9) Conny laat een filmpje zien van de gemeente Helmond www.helmond.nl/talentverplicht, waar jongeren met een uitkering hun talenten gaan inzetten voor anderen. Conny vindt dit een mooi initiatief. Het gesprek komt ook hier op het begrip werkverdringing. Veel overheden en instanties zijn hier heel erg bang voor. De aanwezigen noemen voorbeelden waarin het iets de ene keer wel en de andere keer geen werkverdringing is. Het blijkt vaak situatieafhankelijk. Wanneer onbetaald werk zorgt voor werkervaring of activering en het niet eerder is gedaan/ in de plaats komt van, vinden aanwezigen het prima. Maar de deelnemers hebben zeker wel voorkeur voor ‘echt’ werk. Succesfactoren buurtonderneming (sheet 10) Ga de wijk in! En: “voor iedereen” werkt niet. Vooral in welzijn is samenwerking erg belangrijk. Een goed verdienmodel is belangrijk. Kijk wie er wat aan jouw dienst heeft en sluit dat erbij aan. Met de bestaande middelen gaan we het namelijk niet redden. Markt (sheet 12 en 13) Het ‘gepamper’ komt niet meer terug! Ook in Welzijn kan je geld vragen. De enorme toename in vergrijzing is ook handel!
Tante Corrie Er gaat veel van hen gevraagd worden, met name veel flexibiliteit. Thema’s als veiligheid, communicatie, wet en regelgeving vraagt veel aan een team. Boekentips Zie ook de Linked-In van Conny • Zaken doen in de nieuwe economie, Marga Hoek (aanrader!) • De affectieve burger, Thomas Kampen • Ben jij wel merkwaardig genoeg?, Kasper Klarenbeek
VOOR MEER INFORMATIE EN FOTO’S KIJK OP: WWW.MAATSCHAPPELIJKEWINST.NL