Conceptplan Masteropleiding Geneeskunde UvA
December 2009 Projectleiding Masteropleiding Drs. Katrien van Hees, projectleider BaMa Dr. Jaap Groothoff, coördinator Masteropleiding
Teamleden Drs. Ingrid Mourer, onderwijskundige Dr. Bob Michels, coördinator Bacheloropleiding Drs. Tim Vreede, kinderarts, Flevoziekenhuis, Almere Dr. Maarten Schutte, gynaecoloog, onderwijscoördinator OLVG Drs. Ilse Nouwen, coassistent UvA Drs. Andrea Bochem, coassistent UvA
1
Kernpunten concept Masteropleiding Achtergrond en visie •
Opleiding tot arts en wetenschappelijke vorming
•
Voortbouwend op Bacheloropleiding Geneeskunde UvA
•
Medische kennis en CanMEDS competenties als eindtermen
•
Nadruk op zelfstandig functioneren en eigen initiatief
•
Volledige integratie theorie en praktijk, lange coschappen
•
Kennistoets na ieder coschap
•
“Leren door te doen” en “leren als het er toe doet”
•
Flexibel laatste jaar individueel in te richten
Globale opzet: totaal 3x42 = 126 weken 1. M1: 44 weken M1a: geïntegreerd theorie- en praktijkonderwijs, aanleren van vaardigheden naar aanleiding van e
direct contact met patiënten Dermatologie, KNO, Oogheelkunde en 1 deel Interne Geneeskunde, Heelkunde of Kindergeneeskunde o
Start: begin Masteropleiding of na wetenschappelijke stage
o
Plaats: AMC, klein deel OLVG, Flevoziekenhuis
M1b: Werkstages Interne Geneeskunde, Heelkunde, Kindergeneeskunde, afsluiting met lijnexamen 2. M2: 44 weken M2a. Ontwikkeling van algemene vaardigheden en kennis en vaardigheden op specifieke vakgebieden •
6 weken Neurologie, 6 weken Psychiatrie, 8 weken Gynaecologie/Verloskunde, 2x 4 weken keuzestages Cardiologie, Revalidatie, Anesthesiologie, Radiologie, poli Kindergeneeskunde, Radiotherapie, Spoedeisende hulp, IC
•
Introductiedag en curriculair geclusterd onderwijs op 1 middag in de week
•
Gericht op zelfwerkzaamheid vanaf het begin: eigen patiënten vervolgen
M2b. Consolidatie, integratie, tempo maken: 16 weken: 4 weken poli Interne, 4 weken poli Heelkunde 5 weken Huisartsgeneeskunde en 3 weken Sociale Geneeskunde 3. M3: 38 weken: verdieping en individualisering •
Wetenschappelijke stage: variabel 16-30 weken
•
Keuzestages: geheel vrije keuze, variabel 4, 8 of 12 weken
•
Oudste coschap: variabel 8 of 16 weken
2
Inhoud
1.
2.
3.
Inleiding
4
o
Context
4
o
Opdracht ontwerp Masteropleiding en werkwijze werkgroep
4
o
Tijdspad
5
Ontwikkeling structuur Masteropleiding
5
o
Plaats van de opleiding
5
o
Huidige kennis over medisch onderwijs
6
o
BaMa ervaringen andere medische faculteiten
7
o
Analyse huidige opleiding Geneeskunde UvA/AMC
7
o
Uitgangspunten Masteropleiding UvA/AMC
7
Visie en doelstellingen Masteropleiding
8
o
Samenvatting Profiel AMC-arts
9
o
Niveau opleiding
9
4.
Instroomeisen Masteropleiding
10
5.
Programma Masteropleiding
11
o Opbouw huidige opleiding jaar 4-6
11
o Opbouw Masteropleiding
12
o Leerdoelen en eindtermen
12 e
o Veranderingen t.o.v. huidige 2 fase opleiding Geneeskunde
13
o Programma Masteropleiding in schema
16
o Kenmerken verschillende fasen
17
o
M1a
17
o
M1b
20
o
M2a
22
o
M2b
22
o
M3
24
6.
Kwaliteitsbewaking
25
7.
Toetsing
25
8.
Internationalisering
26
9.
Consequenties
26
10. Bijlage 1-5
27-37
3
1. Inleiding Context De Raad van Bestuur van het AMC-UvA heeft besloten om voor de opleiding Geneeskunde vanaf het studiejaar 2009-2010 over te gaan op de Bachelor-Masterstructuur (BaMa). Deze opleidingen zijn in plaats gekomen van de voormalige ongedeelde 6-jarige opleiding Geneeskunde. De invoering van de BachelorMasterstructuur in het hoger onderwijs in Nederland vloeit voort uit de in 1999 door de Europese lidstaten gemaakte afspraak om te komen tot één hogere onderwijsruimte in Europa, de zogenaamde “Bologna doelstellingen”. Hiermee beoogt men de internationale mobiliteit van docenten en studenten te bevorderen, de overstap naar andere disciplines te vergemakkelijken, en betere mogelijkheden te bieden voor “lifelong learning”. Dit alles dient de kwaliteit van het Europese hoger onderwijs op een hoger plan te brengen. Een hiervoor ingestelde werkgroep heeft de uitgangspunten voor de Bachelor-Masterstructuur in 1 samenspraak met tal van betrokkenen, uitgewerkt in een advies , waarna de opzet vervat is in een 2 accreditatiedossier voor de nieuwe opleidingen. De visitatie en accreditatie van de plannen van de Bachelor-Masteropleiding Geneeskunde UVA-AMC heeft geleid tot een positief advies van de accreditatiecommissie en uiteindelijk een positief advies van de Nederlands & Vlaamse Accreditatieorganisatie. 3 Om de gemaakte plannen vorm te geven is het project Curius+ opgezet . Het ontwerp van de Masteropleiding is hier onderdeel van. Opdracht ontwerp Masteropleiding, werkwijze werkgroep en tijdspad De opdracht voor het ontwerp van de Masteropleiding is als volgt geformuleerd: “Inventariseer hoe andere universiteiten (Groningen, VU, Maastricht, Utrecht en Nijmegen) de Masteropleiding hebben ingericht en welke ervaringen zij hiermee hebben opgedaan. Maak op basis hiervan en op basis van aanbevelingen van de rapportages van de commissies Van Lansschot (zie bijlage 2) en Heineman, rapportages van de visitatiecommissie IHK-coschappen, studentgegevens coschappen, aanvraagdossier Curius+ en het Raamplan 2009 (CanMEDS) een globaal ontwerp van de toekomstige kennisgerichte Masteropleiding Geneeskunde AMC, waarin het Professioneel Gedrag en wetenschappelijke vorming expliciet aandacht krijgt (februari-april). Dit globale ontwerp dient aan te sluiten bij de structuur van de CanMEDS en het Raamplan 2009. Inventariseer daarna de behoeften voor het praktijkonderwijs intern en binnen de volgende affiliaties: OLVG, Alkmaar, Almere, St. LucasAndreas Ziekenhuis en peil de mening over het globale ontwerp. Maak op basis van dit geheel een definitief ontwerp Masteropleiding Geneeskunde 2012.” Deze opdracht is uitgevoerd door de volgende werkgroepleden: Projectleiding: dr. J.W. Groothoff (kinderarts AMC) & drs. K. van Hees (onderwijskundige). Teamleden: dr. R.P.J. Michels (voormalig internist AMC), drs. I. Mourer (onderwijskundige), dr. M. Schutte (onderwijscoördinator /gynaecoloog OLVG), drs. W.B. Vreede (kinderarts Flevoziekenhuis), drs. A. Bochem & drs. I. Nouwen (beide studentleden) De werkgroep, die in februari 2009 aan het werk is gegaan, is bijgestaan door een klankbordgroep, die de opdracht had om voorstellen op haalbaarheid te toetsen. Deze klankbordgroep bestond uit een groep bestuurders van divisies en afdelingen die een grote rol spelen in de coschappen, te weten, Prof. dr. M.M. Levi (Interne Geneeskunde), prof. dr. D.J. Gouma (Heelkunde), Prof. dr. H.S.A. Heymans (Kindergeneeskunde), Prof. dr. D. Denys (Psychiatrie), Prof. dr. J. Stam (Neurologie), Prof. dr. M.J. Heineman (Verloskunde/Gynaecologie), Prof. dr. K. Stronks (Sociale Geneeskunde)en Prof. dr. B. Schadé 1 Naar de bachelor masterstructuur opleiding geneeskunde, mei 2008 2 Curius+ , juni 2008 3 Implementatie Curius/ Curius+, Naar de invoering van de bachelor- en masteropleiding geneeskunde AMC-UVA, september 2008
4
(Huisartsgeneeskunde). Daarnaast heeft de werkgroep overleg gepleegd met de coördinatoren van de afdelingen Oogheelkunde (Prof. dr. M.P. Mourits), KNO (dr. L.J. Schot), van Dermatologie (dr. P.I. Spuls) en de coördinatoren van het vaardigheidsonderwijs uit het precoschap (dr. M. Fabriek, dr. J.L. Parlevliet). Ook de Studentenraad heeft het eerste concept van commentaar voorzien. Op basis hiervan is een concept voorstel voor de Masteropleiding Geneeskunde voorgelegd aan alle relevante partijen zowel binnen het AMC als de affiliatiepartners. Deze is ter discussie gesteld op een plenaire bijeenkomst op 16 november 2009. Tijdens deze bijeenkomst hebben affiliatiepartners en AMC’ers de mogelijkheid gehad om feedback te geven op het voorstel. Er is gevraagd naar de sterke en zwakke kanten van het voorstel en er is in subgroepen gewerkt aan de uitwerking van een aantal opdrachten. De hieruit voortgekomen adviezen zijn door de werkgroep verwerkt in de thans voorliggende notitie, die een definitief voorstel is voor de toekomstige Masteropleiding. Tijdspad ontwikkeling Voorstel Masteropleiding: o Februari - april 2009: bezoeken aan beleidsmakers, docenten en studenten van de medische faculteiten van de VU, UMCG en UMCU. Tevens praktijk bezoek aan een groot affiliatieziekenhuis van UMCG ( Isala kliniek Zwolle), e o Mei- juni 2009: ontwerp 1 concept in overleg met Onderwijsinstituut Geneeskunde en Studentenraad o Juli - september 2009: overleg met Klankbordgroep & aanpassingen 1e concept o Oktober 2009: overleg vertegenwoordigers DOK en procoschap o November 2009: voorleggen concept aan affiliatie en alle betrokkenen in het AMC o December-januari 2009: verwerken feedback tot definitief voorstel o Januari 2010: definitief plan structuur Masteropleiding De Masteropleiding zoals we deze hier beschrijven zal van start moeten gaan in september 2012. Om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen zullen de komende jaren worden gebruikt om gaandeweg al onderdelen van het plan te implementeren. Hierbij gaat het om verbeteringen van de huidige coschappen m.b.t. beoordeling en toetsing die in het Masterprogramma zullen worden overgenomen. De eerste stap wordt gezet vanaf januari 2010. Vanaf die datum: o zullen in alle grote coschappen beoordelingsformulieren worden ingevoerd zoals die zijn voorgesteld door de commissie Heineman met een tussentijdse beoordeling; o zal PG worden beoordeeld aan het eind van ieder coschap en zal bij iedere eindbeoordeling een eindexamengesprek worden gevoerd. Alle grote coschappen hebben de opdracht gekregen een kennistoets te ontwikkelen. Komend jaar zal dit systeem in sommige coschappen reeds worden uitgetest. Vanaf september 2010 zal kennistoetsing een verplicht element worden in de coschappen. In die zin worden de komende jaren gebruikt om waar mogelijk te groeien naar de uiteindelijke Masteropleiding Geneeskunde. Het Tijdspad van de ontwikkeling van de definitieve Masteropleiding na goedkeuring van dit voorstel is beschreven in hoofdstuk 9 Consequenties.
2. Ontwikkeling van de structuur van de Masteropleiding Voor de ontwikkeling van de hier beschreven structuur van de Masteropleiding heeft de commissie zich gebaseerd op de volgende uitgangspunten: 1. Creëer een opleiding die aansluit bij de plaats van de opleiding binnen het continuüm BaMa Geneeskunde. 2. Creëer een opleiding die didactisch het meest tegemoet komt aan de kennis die er is over ”leren door volwassenen”, in het bijzonder in relatie tot medisch onderwijs. 3. Leer van ervaringen elders opgedaan bij de invoer van de BaMa Geneeskunde. 4. Analyseer de huidige opleiding en behoudt dat wat goed is. 5. Ontwikkel op grond van het bovenstaande een visie en uitgangspunten voor de Masteropleiding.
5
Plaats van de opleiding De Masteropleiding is het logisch gevolg van de afronding van de Bachelor Geneeskunde aan de UVA-AMC. Naast degenen die doorstromen vanuit de Bacheloropleiding Geneeskunde kunnen ook studenten met een ander Universitair Bachelor diploma of paramedisch diploma instromen in de Masteropleiding (voor eisen: zie latere paragraaf over doelgroepen). Kenmerkend voor studenten binnen de Masteropleiding is dat het om (jong) volwassenen gaat, die kennis en ervaring hebben opgedaan in hun vorige studie en/of loopbaan. Daarnaast is er in de Masteropleiding ten opzichte van de Bacheloropleiding een grotere diversiteit aan achtergronden, ervaring en voorkennis. Het programma van de Masteropleiding zal op deze diversiteit moeten kunnen aansluiten. De Masteropleiding vormt binnen het opleidingscontinuüm van geneeskundige opleidingen de fase waarin de student leert zelfstandig te functioneren als toekomstig arts. In deze fase dient de student een ontwikkeling door te maken waarin hij leert kennis, vaardigheden en Professioneel Gedrag geïntegreerd toe te passen, eerst in eenvoudige en geleidelijk in meer complexe situaties, met steeds minder begeleiding en in een steeds hoger werktempo. In het Raamplan 2009, staat hierover: “Na het voltooien van de Masteropleiding Geneeskunde of de Masteropleiding tot arts-onderzoeker, is sprake van een beginnend beroepsbeoefenaar. De juist afgestudeerde arts demonstreert basisbekwaamheid in de praktijk met integratie van kennis, vaardigheden en Professioneel Gedrag en kan omgaan met vraagstukken met een hogere complexiteitsgraad. De juist afgestudeerde arts is in staat tot zelfstandige consulten maar voert deze in een vervolgopleiding onder supervisie uit. Het mogen voeren van de beschermde titel arts en de bevoegdheid tot het uitvoeren, voor zover bekwaam, van de aan de arts voorbehouden handelingen is overigens gekoppeld aan de inschrijving in het BIG-register. Die inschrijving is mogelijk op basis van het afsluitende diploma van de universitaire studie Geneeskunde.” Studenten die de Masteropleiding Geneeskunde met goed gevolg hebben afgerond verkrijgen de titel Master of science (Msc) Geneeskunde. Landelijk is besloten om voor de Masteropleiding en het profiel van de arts gebruik te maken van het model CanMEDS-2005 met de 7 rollen en competentiegebieden. Dit model sluit goed aan bij de competentiedomeinen in de vervolgopleidingen. Na afloop van de Masteropleiding zijn er verschillende carrièrepaden mogelijk: • (tijdelijk) direct werkzaam worden in de medische zorg, onderwijs of bedrijfsleven, bijvoorbeeld als zaalarts, practicumbegeleider, medisch management of als docent. • Het volgen van een vervolgopleiding als (klinisch) specialist, huisarts of sociaal geneeskundige; • Participeren in het (medisch) onderzoek De meeste basisartsen zullen na hun Masteropleiding, vaak na een periode als arts-niet-in-opleiding of als onderzoeker voor een vervolgopleiding kiezen. Het programma dient hier op in te spelen. Huidige kennis over medisch onderwijs In 2007 hield Henk Schmidt, grondlegger van het “Maastrichtse” model een lezing tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging van Medisch Onderwijs, waarin hij overzicht gaf van de ontwikkelingen en opgedane kennis in medisch onderwijs over de afgelopen 30 jaar. De belangrijkste conclusies die voortkomen uit onderzoek naar leerpatronen bij medisch studenten en artsen bieden 4 aanknopingspunten voor de Masteropleiding : 1. Biomedische kennis dient te worden onderwezen in klinische context. 2. Adequaat klinisch handelen is gebaseerd op denken in complexe klinische concepten. Hiertoe dient de student biomedische kennis en klinische ervaringen op juiste wijze te integreren. 3. Om in klinische concepten te leren denken is herhaling van biomedische kennis in klinische context essentieel: o Stimuleer het ophalen van biomedische kennis in de context van een klinisch probleem. o Breng studenten zoveel en zo vroeg mogelijk in aanraking met een zo groot mogelijke variëteit aan klinische problematiek en laat ze dus met zoveel mogelijk en met zo verschillend mogelijke patiënten in contact komen.
6
o
Laat studenten klinische ervaringen reflecteren in groepsverband. Dit leidt tot een toename van het vermogen om complexe klinische concepten te doorgronden (‘encapsulatie’ van biomedische 4 kennis in hogere klinische concepten ). Richt het programma hier op in.
BaMa ervaringen andere medische faculteiten De werkgroepleden bezochten de Geneeskundeopleidingen aan de VU, UMC Groningen en het UMC Utrecht. Daarnaast liepen zij een dag mee in een perifere opleidingskliniek, de Isala kliniek in Zwolle, op de afdeling Kindergeneeskunde. Tijdens deze bezoeken is gesproken met (lokale) opleiders, studenten en beleidsmakers. Doel was om inzicht te krijgen in positieve en negatieve ervaringen met de specifieke onderwijsvormen van de 3 faculteiten en de logistieke consequenties van de invoering van de BaMa. Voor een samenvatting van de essentiële kenmerken van deze opleidingen verwijzen we naar bijlage 1. Uit deze bezoeken trok de werkgroep de volgende conclusies voor de inrichting van de eigen Masteropleiding: 1. Lange werkstages op 1 afdeling zijn te prefereren boven korte stages. Een lange duur bevordert het zelfstandig functioneren en de validiteit van beoordelingen. 2. Het loslaten van de volgorde van de coschappen en het facultatief maken van vrijwel alle coschappen (behalve Interne Geneeskunde en Heelkunde), zoals in Groningen gehanteerd, wordt door lokale opleiders en studenten als niet wenselijk geacht. 3. Portfolio’s dienen beknopt en doelmatig te zijn. 4. Reflectiemomenten dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in het patiëntgebonden onderwijs. 5. Vroegtijdig contact met de praktijk en langdurig praktijkonderwijs (“leren door te doen”) werkt motiverend voor studenten en opleiders. 6. Flexibiliteit in het studieprogramma van vooral het laatste studiejaar wordt erg gewaardeerd door de studenten. 7. Het toetsen van kennis in de Masteropleiding wordt door zowel opleiders als studenten van essentieel belang geacht. Analyse huidige opleiding UvA/AMC Naast een externe oriëntatie bij andere faculteiten is door de werkgroep een analyse gemaakt van de huidige 4-6 jaar van de ongedeelde Geneeskunde opleiding (zie bijlage 1). Hierbij is gebruik gemaakt van de analyses van de commissies van Lansschot en Heineman (zie bijlage 2), van de interne visitaties van de IHK coschappen en van de ervaringen van de coraad. Conclusies uit deze analyse: Positieve punten: 1. De gefaseerde opbouw van de coschappen met toenemende verantwoordelijkheid; 2. Relatief lange coschappen; 3. De verhouding tussen kliniek en poli; 4. Het regelmatig wisselen van ziekenhuis tussen de stages Kritische punten: 1. Het beoordelingssysteem is te weinig valide en te vrijblijvend. Adviezen: training beoordelaars, introductie beoordelingsgesprek, verplichte tussentijdse beoordeling en kennistoets in ieder coschap; 2. IHK is te hybride tussen onderwijs en werkstage; 3. Er is onder studenten behoefte aan meer eigen verantwoordelijkheid tijdens de coschappen; 4. De overgang tussen theorie en praktijkopleiding (coschappen) is te abrupt; 5. Er is weinig gelegenheid voor gestructureerde reflectie in het coschapcurriculum; 6. Er is weinig gestructureerd onderwijs in de coschappen (m.n. na IHK-1).
7
Uitgangspunten voor inrichting Masteropleiding UvA/AMC Op basis van de ontwikkelingen, de bezoeken bij andere opleidingen en de analyse van de sterkten/zwakten van de eigen opleiding zijn de volgende uitgangspunten leidend geweest bij het inrichten van het ontwerp Masteropleiding: 1. De Masteropleiding dient aan te sluiten bij de eindtermen voor de basisarts als geformuleerd in het Raamplan 2009 (versie april 2009) en de profielschets van de “AMC-arts” (zie visie en doelstelling Masteropleiding). 2. De Masteropleiding dient aan te sluiten bij moderne inzichten over medisch onderwijs. 3. Naast medische kennisverwerving en daaraan gerelateerde attitudes dient gerichte aandacht uit te gaan naar actieve deelname aan (klinisch) wetenschappelijk onderzoek, naar academische vorming en naar Professioneel Gedrag. 4. De opleiding dient goed aan te sluiten op zowel de Bacheloropleiding Geneeskunde en het schakeljaar voor “zij-instromers” (instroom) als op de (medische) vervolgopleidingen (uitstroom). 5. De Masteropleiding dient een goede voorbereiding te zijn op alle vervolgopleidingen (medische specialisaties) binnen de gezondheidszorg. 6. De eindkwalificaties van de opleiding dienen aan te sluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master Geneeskunde. 7. De opleiding dient mogelijkheden te bieden voor studenten tot internationale oriëntatie. 8. Bij het opstellen van het onderwijsprogramma dient zoveel mogelijk dat wat goed is uit Curius en de huidige coschappen behouden te worden. 9. Het onderwijskundig principe van de opleiding gaat uit van volwasseneneducatie, hierbij horen uitgangspunten als: a. De student is een active learner b. De opleiding dient zo veel mogelijk uit te gaan van “leren op de werkvloer” en “leren als het er toe doet”. c. Klinische concepten dienen te worden aangeleerd door aan de hand van zoveel mogelijk klinische contacten (op te halen) biomedische kennis te integreren met klinische kennis en ervaringen. d. De opleiding moet een uitdagend, en niet-belerend karakter krijgen. e. Ondersteunend hieraan zal ICT een belangrijk onderdeel uitmaken van de opleiding, als leeromgeving die het zelfstandig actief leren bevordert, maar ook ter voorbereiding op het beroep arts (denk aan alle ICT instrumenten die worden gebruikt).
3. Visie en Doelstelling van de Masteropleiding De opleiding De Masteropleiding Geneeskunde UvA/AMC richt zich primair op de opleiding tot arts. De opleiding bouwt voort op de verworvenheden van de Bacheloropleiding en richt zich in alle onderwijsvormen vanaf het begin op de praktijk. De onderwijsdoelen sluiten aan bij de voor een basisarts noodzakelijk geachte competenties volgens het zogenaamde CanMEDS model. (zie bijlage 3). Daarnaast kenmerkt het programma zich door een invulling, die aansluit bij de AMC visie over de opleiding tot basisarts aan de Universiteit van Amsterdam (“de AMC arts”). Het Raamplan 2009 is als uitgangspunt gekozen voor de beschrijving van de eindtermen van Bachelor- en Masteropleiding Geneeskunde UvA/AMC. De daarin vervatte eindtermen zijn, in lijn met andere Geneeskundeopleidingen in Nederland, vertaald naar de eindtermen voor de Bacheloropleiding mede op basis van de Dublin-descriptoren (zie bijlage 4). De Bachelor zal vooral kennis hebben verworven over de (normale) ontwikkeling, bouw en functie van het menselijk lichaam en over de achtergrond en het ontstaan van ziekten en over diens invloed op het functioneren van het menselijk lichaam. De Bachelor zal op hoofdlijnen inzicht hebben over diagnostiek en therapie van ziekten.
8
De Master leert vaardigheden die hem in staat stellen om, met de kennis opgedaan in de Bacheloropleiding, complexe medische klachtenpatronen en lichamelijke afwijkingen te vertalen in een herkende ziekte en hij leert deze op een zo effectief mogelijke wijze te behandelen. Het voortdurend bijhouden van geactualiseerde medische basiskennis is daarbij onontbeerlijk; het vak is complex, kennis verandert voortdurend en vaardigheden alleen zijn ontoereikend om als goed arts te kunnen functioneren. De Bachelor- en Masteropleiding Geneeskunde vormen ook een continuüm met betrekking tot het verwerven van vaardigheden om het vak als arts uit te kunnen oefenen. Deze worden al vroeg in de Bacheloropleiding aangeleerd. De Bachelor zal deze vaardigheden vooral kunnen tonen in minder complexe situaties, terwijl de Master adequaat heeft leren om te gaan met meer gecompliceerde problematiek. De Bachelor zal zijn Professioneel Gedrag tonen in situaties waarin hij als leerling-arts een relatie met een (simulatie)patiënt aangaat, maar ook in situaties waarin hij als student te maken heeft met andere studenten en met begeleiders. Bij de Master zal het accent veel meer komen te liggen op professionaliteit in de arts-patiënt relatie en in de relaties met andere professionals in de zorg. In de Bacheloropleiding wordt de theoretische kennisbasis gelegd, worden academische, klinischwetenschappelijke en klinische vaardigheden in oefensituaties en simulaties aangeleerd en vindt een eerste kennismaking plaats met de kliniek in de verpleeghulpstage en de junior coschappen. De Bacheloropleiding is daarmee niet alleen een kenniscurriculum. De praktijk en de klinische context staan in de Bacheloropleiding centraal doordat de leerstof wordt aangeboden vanuit een klinische context. De patiënt staat steeds centraal. Vanuit een klinisch probleem wordt lesgeven door verschillende disciplines, zodat geïntegreerd onderwijs vanaf het begin wordt aangeboden. Daarnaast wordt er ook in de Bacheloropleiding al praktijkonderwijs gegeven aan de studenten. In de Masteropleiding vindt aansluitend verdieping plaats van die theoretische kennis en vindt verdieping en toepassing van de academische en klinische kennis en vaardigheden plaats in de praktijk van de coschappen en wordt de wetenschappelijke vorming gecompleteerd in de vorm van een wetenschappelijke stage. In feite is er dus sprake van een geleidelijke overgang van theorie naar praktijk e van het 1 Bachelorjaar naar het laatste Masterjaar. Voor een gedetailleerde beschrijving van de vereiste medische, wetenschappelijke en persoonlijke bekwaamheden en bekwaamheden met betrekking tot de maatschappij en het gezondheidszorgsysteem op Bachelorniveau (Masterniveau omvat alle eindtermen uit het Raamplan) volgens onderstaande descriptoren wordt verwezen naar de bijlagen 3 en 4.
De AMC-arts Het profiel van de AMC-arts sluit aan bij het eigen karakter van het AMC: assertief, uitdagend, open voor nieuwe ideeën, stads- maar vooral ook internationaal georiënteerd en open voor individuele ontplooiing. De AMC arts bezit een gedegen biomedische kennis en heeft geleerd deze kennis actueel te houden door een houding van “ continu leren”. De AMC-arts heeft kennis gemaakt met de gezondheidszorg in andere delen van de wereld en heeft – bij voorkeur- een of meerdere stages in het buitenland gevolgd. De internationale oriëntatie geeft de arts inzicht in culturele verschillen in de ontstaanswijze en beleving van ziekte, de omgang met ziekte en het daaruit voortvloeiende gebruik van de gezondheidszorg. De arts is academisch gevormd en heeft zich de grondbeginselen van klinisch wetenschappelijk onderzoek eigen gemaakt. Hij kan een zelfstandig oordeel vormen over medisch-wetenschappelijke studies en hij kan nieuwe medische kennis integreren in zijn medisch handelen. Hij kan onderscheid maken tussen wetenschappelijke en niet- wetenschappelijk gefundeerde kennis en medisch handelen. Hij kan bij het nemen van besluiten over de zorg van individuele patiënten nauwkeurig, expliciet en oordeelkundig gebruik maken van klinisch relevant onderzoek. Hij is tevens in staat (medische) informatie zelfstandig en op verantwoorde wijze over te dragen aan derden. Ondanks de kritische en open houding weet de AMCarts de bestaande (landelijk of internationale) richtlijnen en protocollen bij het medisch handelen te integreren en te respecteren. De AMC-arts wordt opgeleid in een grootstedelijke multiculturele omgeving. Hij neemt actief deel aan het bevorderen en het in stand houden van de volksgezondheid: het voorkomen van ziekte en handicap, het bijdragen en genezing en herstel van zieken, het verlichten van lijden en ongemak en het begeleiden van zieken en mensen in hun omgeving. Kernwaarden van een dergelijke
9
houding zijn: respect voor mensen (ongeacht sekse, levensfase, etnische en culturele achtergrond, economische status, seksuele geaardheid of levensovertuiging), integriteit, reflectie op eigen handelen, verantwoordelijkheid, richtlijnen respecterend, openheid voor feedback en gerichtheid op samenwerking. Hij beschikt daarnaast over goede communicatieve vaardigheden (gericht op informatie vragen en verstrekken) en kan zich daarbij verplaatsen in de leefwereld van de patiënt. Samenvatting profiel AMC-arts: De aan het AMC afgestudeerde arts onderscheidt zich door: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
een gedegen biomedische basiskennis en medische vaardigheden een brede klinische ervaring verworven Professioneel Gedrag focus op Evidence Based Medicine en academische vorming een internationale oriëntatie bijzondere aandacht voor multiculturele diversiteit
en beschikt daarom over: • (klinisch) methodologische kennis en vaardigheden (wetenschappelijke inzicht en oriëntatie en kritisch reflectief vermogen) om op academisch niveau te kunnen functioneren in de medische praktijk of in medisch wetenschappelijk onderzoek. • een respectvolle en dienstverlenende houding t.o.v. diegene die aan de zorg is toevertrouwd. • het vermogen tot reflectie op de mogelijkheden van medisch handelen en het herkennen van de grenzen van medisch wetenschappelijke kennis • “teamgevoel”, de eigenschap om samen te werken met andere disciplines • kennis van de gezondheidszorg binnen andere culturen op basis van ervaringen in andere delen van de wereld • kennis van de wetenschappelijke ontwikkelingen van de gezondheidszorg in internationale context • een nieuwsgierige houding naar verdiepende kennis en expertise o.a. op een of meerdere medische terreinen in de persoonlijke interessesfeer • het vermogen voortdurend zijn/haar kennis actueel te houden (“continu leren”) en biomedische kennis steeds weer te integreren in nieuwe klinische ervaringen.
De onderwijsmethodiek In de uitvoering van het medisch onderwijs in Nederland zijn verschillende leertheorieën te herkennen. Elke theorie onthult in zijn expliciete vorm het bijbehorende gedachtegoed, de bijpassende onderwijsvormen en de valkuilen bij een exclusieve toepassing ervan. Brian Hodges onderscheidt 5 stromingen in het medisch onderwijs: 1. De stroming die (biomedische) kennis als basis stelt van de opleiding (“Harrison’s Textbook”). • Sleutelbegrippen: feiten, basiskennis, tekstboeken, frontaal onderwijs, multiple choice testen. • Valkuilen zijn verborgen incompetenties op gebied van kennis en praktijk, interpretatie van feiten, vaardigheden en Professioneel Gedrag. 2. De stroming die het verwerven van competenties ziet als basis van de opleiding. In zijn extreme vorm wordt de vakinhoud slechts beschouwd als context (“Miller’s pyramide”), “het maakt niet uit op welke afdeling je stage loopt; het verwerven van medische kennis ontstaat vanzelf in de loop der tijd door uitoefening van het vak”). • Sleutelbegrippen: vaardigheden, multiple observaties, simulatie patiënt, feedback, OSCE: scenario's observeren
10
Valkuilen: Verborgen incompetenties door slecht geïntegreerde relevante kennis met vaardigheden, aanleren niet-authentiek gedrag (‘simulatie dokter’, pseudo-empathie: “Oh, dat moet wel heel erg voor u zijn… wat moet dat erg voor u zijn..”) 3. De stroming die zegt dat het voortdurend meten van de kwaliteit van (biomedische) kennis en competenties als basis dient van de opleiding(“Cronbach’s alpha: psychometrie”). Concept: meetbaarheid stimuleert de kwaliteit van de opleiding. • Sleutelbegrippen: meten, gestandaardiseerde test, validiteit, betrouwbaarheid, checklist (lijst patiënten), generaliseerbaarheid • Valkuilen: Verborgen incompetentie door gebrekkige aandacht voor herkenning, integratie en synthese (stimuleren beginners’ gedrag: shotgun interviews). De theorie gaat uit van een homogene en generaliseerbare werkelijkheid, waardoor een probleem niet in een reële context wordt geplaatst. 4. De stroming die stelt dat Zelfreflectie als basis dient van de opleiding: (“Schoen’s reflectieve beoefenaar. De student is een gemotiveerd en volwassen persoon, die het best zijn eigen leerprogramma kan samenstellen door reflectie”). Concept: competenties en kennis worden vergaard door zelfreflectie. • Sleutelbegrippen: portfolio, zelfstudie, reflectie, Adult learner, leercontracten, inzicht, leraar is mentor. • Verborgen incompetenties: onvoldoende inzicht eigen functioneren en nadruk op reflectieve kwaliteiten zonder kennis en inzicht e Hodges noemt een 5 concept, dat vooral bij bestuurders opgang doet, waarbij de dokter wordt gezien als een product met sleutelbegrippen als rendabiliteit, capaciteit, kosten, effectiviteit, COO’s en uitkomsten. De leertheorie, waar wij de Masteropleiding op willen baseren is gestoeld op 3 principes: 1. integratie van bovenstaande theorieën door toepassing van de bijpassende principes waar die functioneel zijn: a. Kennis (ophalen) is essentieel, maar vooral in de context van de praktijk en in combinatie met competenties, die noodzakelijk zijn om goed te functioneren als arts. b. Het verwerven van competenties is essentieel, maar alleen als het geschiedt in de context van verworven biomedische en psychosociale kennis, die nodig is om competenties ook functioneel uit te oefenen en in de context van een reële medische situatie. c. Toetsing zal voor een deel generaliseerbaar en meetbaar zijn, doch ook voor een deel uit maatwerk bestaan. d. Zelfreflectie is een nuttig, indien het professioneel wordt begeleid en functioneel wordt toegepast. e. Rendabiliteit dient de kwaliteit van de opleiding niet in de weg te staan. 2. Just-in-time learning. Op basis van bestaande kennis over leergedrag bij volwassenen en in het bijzonder bij medische studenten (Schmidt) is de ideale leersituatie die, waarbij je geconfronteerd wordt met een reële (medische) situatie (“echte patiënt, emotie”). Door op dat moment de relevante kennis op te halen over het achterliggende medische probleem, internaliseert deze kennis en krijgt de competentie, die aan de hand van de casus wordt aangeleerd de juiste context. Reflectie in groepsverband zorgt voor een toename van het vermogen om complexe klinische concepten te doorgronden. Voorbeeld: de student krijgt de opdracht de anamnese van een door hem opgenomen patiënt met een pneumococcen pneumonie te demonstreren. De student presenteert kort de casus, vertelt in 5 minuten wat de kenmerken zijn van een pneumococcen pneumonie, hoe je de diagnose stelt en hoe je moet behandelen. Vervolgens toont hij de video en vindt er reflectie in de groep plaats over het getoonde: inhoud van het gesprek, houding, bejegening, etc. 3. De student dient in tijdens zijn opleiding met een zo breed mogelijk klinisch palet aan ziektebeelden in aanraking te komen. Oefenstages dienen daarom zo kort mogelijk te zijn. •
11
4. Instroomeisen Masteropleiding Studenten kunnen (onder voorwaarde) de Masteropleiding Geneeskunde AMC-UVA instromen wanneer zij: • Kunnen aantonen kennis en vaardigheden in de Nederlandse taal te beschikken (minimaal NT2) • Beschikken over een Bachelordiploma Geneeskunde UvA. • Beschikken over een Bachelordiploma Geneeskunde van een andere universiteit dat aansluit bij de Masteropleiding Geneeskunde UvA. • Beschikken over een buitenlands artsdiploma, dat door de CVBG gelijkwaardig wordt geacht aan de Bacheloropleiding Geneeskunde, maar onvoldoende voor inschrijving als arts in het BIGregister. • Beschikken over een Bachelordiploma van een opleiding die voldoende aansluit bij Geneeskunde om in aanmerking te komen voor het “zij-instromers traject” en hebben dit schakeljaar met goed gevolg afgesloten. Doelgroepen en instroombeleid In de Masteropleiding kunnen verschillende doelgroepen instromen: 1. Bachelor Geneeskundestudenten UvA/AMC 2. Bachelor Geneeskundestudenten andere faculteiten Nederland 3. Artsen of Geneeskundestudenten Buitenland 4. Zij-instromers via schakelprogramma UvA/AMC. Doelgroep 1: Deze groep heeft recht op automatische doorstroming naar de Masteropleiding indien zij hun Bachelordiploma hebben behaald. Doelgroep 2: Nederlandse, niet-UvA Bachelors Geneeskunde komen in aanmerking voor de Masteropleiding UvA/AMC, mits zij kunnen ruilen met een ‘eigen’ UVA/AMC Bachelor die aan de universiteit wil studeren van de betrokkene én mits zij aan de instroomeisen van de opleiding voldoen (gelijkende Bacheloropleiding qua eindtermen en opgedane kennis/vaardigheden en gedrag. Algemeen geldt dat alle andere geneeskunde opleidingen hieraan voldoen, behalve Utrecht). Toelating tot de UvA/AMC Masteropleiding zal in de regel dus pas plaats kunnen vinden als betrokkene via contacten met de studieadviseurs heeft kunnen aantonen dat er geruild kan worden en de opleidingen voldoende vergelijkbaar zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van voornoemde eisen. Wisselaars hoeven niet mee te doen aan de selectie van de premaster en zullen geen plaatsen innemen van de volgende twee categorieën. Doelgroep 3: De Commissie Buitenlands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBVG) geeft een bindend advies over de noodzakelijk geachte aanvullende scholing van een buitenlandse (=buiten de Europese Ruimte) arts om een BIG-registratie te verkrijgen. Indien dit advies past bij de Masteropleiding kan de buitenlandse arts zonder beperkingen instromen. Doelgroep 4: Deze groep dient een selectieprocedure te doorlopen. Bij toelating zal de student een zogenaamd premaster traject van 1 jaar met goed gevolg moeten doorlopen, waarin de essentiële onderdelen van de Bacheloropleiding worden onderwezen. Na het behalen van het certificaat “premaster Geneeskunde UvA/AMC” kan de student instromen in de Masteropleiding, zonder verdere voorwaarden. Alle doelgroepen stromen het programma van de Masteropleiding in. Er wordt een instroom verwacht van 310-320 studenten vanuit de Bacheloropleiding en ongeveer 25 vanuit de zij-instroom en een tiental van doelgroep 2 en 3. In totaal dus een aantal van 350-360 studenten.
12
De hoeveelheid instroommomenten in de Masteropleiding moet nog nader worden uitgewerkt wanneer dit voorstel is goedgekeurd. Gedacht wordt aan continuering van de huidige systematiek van de coschappen, waarin iedere maand geloot wordt voor pakketten en een instroom wordt gerealiseerd van 1x per twee weken, waarbij steeds 13-14 studenten kunnen beginnen met coschappen en 13-14 studenten starten met wetenschappelijke stage.
5. Programma Masteropleiding Opbouw huidige opleiding Geneeskunde UvA/AMC De huidige samenstelling van de jaren 4-6 van het ongedeelde curriculum bestaat uit een deel: • Blokonderwijs, gericht op integratie en meer complexiteit maar nog steeds gebaseerd vanuit de theorie • Klinisch lijnonderwijs, gericht op integratie • Cofasen (fase 1-4) • Wetenschappelijke stage. Een van de goede aspecten van de huidige coschappen is de duidelijke opbouw in cofasen, waarin de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de student toeneemt en daarmee de begeleidingsintensiteit afneemt. De doelen per cofasen zijn weergegeven in onderstaande tabel. Cofase 1a
1b
2
3 4
Doelstelling Verwerving van kennis en vaardigheid, voor het eerst in directe samenhang met de klinische praktijk. De student wordt getraind om theoretische kennisverwerving direct te koppelen aan klinische ervaringen in enkele geselecteerde disciplines en wordt voorbereid deze kennis en vaardigheid in de latere coschappen te gebruiken waar dat opportuun is. De algemene doelen van de Klinische Geneeskunde staan hier voorop. De student moet na afloop van deze fase goed in staat zijn tot gegevensverzameling via anamnese en fysisch diagnostisch onderzoek, via klinisch redeneren tot een waarschijnlijkheidsdiagnose en een beleidsvoorstel kunnen komen, verslag kunnen leggen van bevindingen en beleidsopties, in staat zijn tot een adequate communicatie met de patiënt en moet blijk gegeven hebben van een adequate beroepshouding. Het accent ligt op het bereiken van discipline gebonden onderwijsdoelen. Daarnaast wordt er in beperkte mate aandacht geschonken aan disciplineoverstijgende onderwerpen en aan de toepassing van vaardigheden uit cofase 1. Verworven kennis en vaardigheden worden geïntegreerd in routinematig handelen in het vereiste tempo, veelal in een poliklinische omgeving. Onder supervisie wordt zelfstandig gewerkt met een beperkt aantal eigen patiënten
Opbouw nieuwe Masteropleiding De toekomstige Masteropleiding bestaat uit: • 5 fasen met coschappen: e o 1 fase (M1a): 4 daagse “introductiestages”, waaraan opdrachten gekoppeld” afgewisseld met groepsgewijs (vaardigheids) onderwijs e o 2 fase (M1b): werkstages gericht op algemene en vakspecifieke vaardigheden e o 3 fase (M2a): werkstages gericht op verbreding en verdieping van algemene en vakspecifieke vaardigheden o 4e fase (M2b): consolidatie en integratie: werkstages waarin verbreding plaatsvindt in context van het beroep: e o 5 fase (M3): verzelfstandiging en verdieping: wetenschappelijke stage, vrije keuzecoschappen en oudste coschap: M3
13
• Wetenschappelijke stage. Het onderwijs en de toetsing van het onderwijs vindt geheel geïntegreerd plaats in de cofasen en wetenschappelijke stage. Leerdoelen en eindtermen De leerdoelen per fasen zijn als volgt geformuleerd: fase
Doelstelling
1: M1a
Verwerving van basiscompetenties benodigd voor de coschappen: Medische Deskundige, Communicator en Academicus. De student wordt getraind om theoretische kennisverwerving direct te koppelen aan klinische ervaringen, die hij opdoet door tijdens introductiestages op de afdeling en hij wordt voorbereid deze kennis en vaardigheid in de latere coschappen (werkstages) te gebruiken waar dat opportuun is. Hoewel de algemene doelen van de klinische geneeskunde een belangrijk onderdeel vormen, worden ook vakspecifieke kennis en vaardigheden aangeleerd. De student moet na afloop van deze fase goed in staat zijn tot gegevensverzameling via anamnese en fysisch diagnostisch onderzoek, via klinisch redeneren tot een waarschijnlijkheidsdiagnose, op adequate wijze hier mondeling en schriftelijk verslag van kunnen doen en voorstellen kunnen doen voor aanvullend onderzoek en therapie. Ook is hij in staat tot een adequate communicatie met de patiënt en moet blijk gegeven hebben van een adequate beroepshouding. Daarnaast dient hij over basale kennis en bijbehorende klinische vaardigheden van Oogheelkunde, KNO en Dermatologie te beschikken, die basis leggen voor de stages Interne Geneeskunde, Heelkunde en e Kindergeneeskunde. Tenslotte dient hij aan het eind voldoende kennis van het 1 IHK-vak te e beschikken om in de 2 fase van M1 het coschap als ‘werkstage’ optimaal te kunnen invullen. Oefenen van basiscompetenties door directe toepassing tijdens coschappen als ‘werkstages’ en kennis en vaardigheden op doen in de vakken Interne Geneeskunde, Heelkunde en Kindergeneeskunde. Aan het eind van deze fase is de student in staat om gangbare complexe klinische problemen op het gebied van Interne Geneeskunde, Kindergeneeskunde en Heelkunde, te vertalen naar een (differentiaal) diagnose en een bijbehorend diagnostische en therapeutisch plan. Deze fase wordt afgesloten met een lijntoets. Het accent ligt op het bereiken van discipline gebonden onderwijsdoelen, het steeds meer zelfstandig uitvoeren van de basis competenties uit M1 en hierin routinematig handelen en tempo ontwikkelen. In deze fase wordt ook aandacht gegeven aan de competenties: Academicus, Samenwerker, Organisator en Beroepsbeoefenaar. Daarnaast wordt in meer beperkte mate disciplineoverstijgende onderwerpen behandeld in onderwijsmomenten, o.a. intervisie/timemanagement etc. Verwerven van zelfstandigheid in poliklinische consulten verrichten (verzelfstandiging en consolidatie). Verwerven van kennis en vaardigheden m.b.t. gezondheidsproblemen in een breder maatschappelijk kader (integratie). In deze fase wordt specifiek aandacht gegeven aan de competentie gezondheidsbevorderaar. Alle andere competenties worden verder uitgediept. In deze fase wordt de student geacht alle competenties op niveau van beginnend arts te kunnen uitvoeren. De doelen zijn gericht op het verdiepen van de wetenschappelijke vaardigheden en het onder supervisie zelfstandig werken met een beperkt aantal eigen patiënten. In deze fase wordt maximale vrijheid gegeven aan de student, om eigen invulling te geven aan de laatste fase van de opleiding en zich daarmee voor te bereiden op vervolgstappen na de Masteropleiding.
2: M1b
3: M2a
4: M2b
5: M3
De eindtermen van de leerdoelen van de Masteropleiding bevatten telkens 2 pijlers: Medische Deskundige en Professioneel Gedrag, dit om het beoordelen tijdens de coschappen zo effectief en efficiënt mogelijk te maken. Binnen deze pijlers worden de verschillende CanMeds rollen uit het raamplan 2009 verdeeld, waarbij bij Professioneel Gedrag de definitie uit de Bacheloropleiding zoveel als mogelijk gehandhaafd blijft. Onder Medisch Deskundige behoren daardoor de volgende rollen en competenties:
14
Medische Deskundige Gezondheidsbevorderaar Academicus (in de zin van Wetenschappelijk onderzoek, Academische vorming en Evidence Based Medicine). Onder Professioneel Gedrag behoren de volgende rollen en competenties: • Communicator; • Samenwerker; • Organisator; • Academicus (in de zin van leren en reflecteren); • Beroepsbeoefenaar. Afhankelijk van het karakter van de stage zullen verschillende van deze rollen en competenties onderwezen en getoetst worden. Beide peilers, dus Medische Deskundigheid en Professioneel Gedrag moet aan het einde van een coschap voldoende scoren om te slagen voor het coschap. Samen vormen zij het profiel dat past de uitgangspunten van de Masteropleiding (zie ook voorbeelden van beoordelingsformulieren tussen- en eindbeoordeling in bijlage 6). Indien een student niet slaagt voor een coschap, doordat of de Medische Deskundigheid onvoldoende op orde is, of het Professioneel Gedrag gaat de student wel door naar het volgende coschap, aan het einde van het gelote pakket (of tijdens de vakanties van de student) zal de student het betreffende coschap opnieuw moeten doen. Wanneer de student meer dan 2 keer niet slaagt voor een coschap, wordt het coschappen pakket losgelaten en moet de student eerst de betreffende coschappen verbeteren voordat deze verder gaat met de studie4. • • •
Alleen voorafgaand aan de keuze coschappen van jaar 3 en oudste coschappen bestaat een ingangseis, namelijk dat de klinisch lijntoets uit M1 is behaald. Alle andere onderdelen kennen geen specifieke ingangseisen. Studenten die voorafgaand aan de coschappen of begin of midden in het derde jaar de Wetenschappelijke stage plannen, zullen deze stage geheel moeten afronden ( = aan alle eisen voldaan volgens de begeleider; inleveren tentamenbriefje) voordat ze verder kunnen met hun coschappen. Net zoals het huidige coschappenprogramma gaat de Masteropleiding uit van studenten die fulltime studeren. Er zullen mogelijkheden voor deeltijd coschappen (minimaal 4 dagen in de week) gecreëerd worden voor studenten met zorgverantwoordelijkheden voor hun eigen kinderen. Ook zullen aangepaste pakketten gemaakt worden voor uitzonderingsgevallen. De studieadviseurs bepalen wie hiervoor in aanmerking komen. De Masteropleiding leent zich in principe niet voor de combinatie van de Masteropleiding en promoveren (MD/PHD traject). Ten opzichte van de huidige situatie is de Masteropleiding echter zo opgebouwd dat er in het jaar 3 zo veel ruimte zit voor individuele wensen van studenten dat zij de mogelijkheden hebben om tijdens hun Masteropleiding al meer nadruk te leggen en daarmee voorwerk te doen voor bijvoorbeeld promotietrajecten. Hiermee kunnen zij uiteindelijke vervolgopleidingen bij Graduate School indien zo afgesproken met deze instituten ook verkorten5.
Wat verandert er t.o.v. huidige opleiding geneeskunde UvA/AMC jaar 4-6, en wat blijft gehandhaafd? Ten opzichte van de huidige tweede fase van de opleiding Geneeskunde, blijft gehandhaafd: o De gefaseerde opbouw van de coschappen o Dermatologie, Oogheelkunde en KNO (DOK) als eerste coschappen o IHK als eerste ‘grote coschap’ o Lange coschappen o Participatie alle grote vakken bij de coschappen. 4 Dit onderdeel en precieze bepaling wordt verder uitgewerkt door o.a. de projectgroep die bezig gaat met de ontwikkeling van toetsing en lijn PG.
5 Afstemming over dit onderdeel met de Graduate school is noodzakelijk
15
Het volgende verandert er met de invoer van de Masteropleiding: o Volledige integratie theorie en praktijk o Meer gestructureerd onderwijs in de coschappen o Nadruk ophalen basiskennis en integratie met klinische ervaringen o Explicieter onderwijs in en beoordeling van Professioneel Gedrag o Wetenschappelijke vorming tijdens stages o Langere periode coschappen en meer keuzecoschappen e o Flexibel 3 jaar, dat voor de student de mogelijkheid schept zich optimaal voor te bereiden voor vervolgstappen in studie- en/of loopbaan. Deze onderwerpen worden hieronder kort toegelicht. Integratie theorie en praktijk De grootste verandering ten opzichte van het huidige curriculum is dat het onderwijs geheel plaats vindt vanuit de praktijk. “Leren door te doen “ en “ leren als het er toe doet “ staan centraal in de Masteropleiding. Concreet betekent dit dat het onderwijs en de toetsing niet in aparte blokken wordt gegeven, maar steeds gecombineerd met de betreffende coschappen en wetenschappelijke stage. De kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de specifieke fase waarin de student zich bevind en benodigd voor het betreffende coschap worden aangeleerd door praktijkoefeningen, casusonderwijs en intervisie. De hoeveelheid gegeven onderwijs neemt gedurende coschappen af, de student krijgt steeds meer eigen verantwoordelijkheid om de juiste kennis en vaardigheden op te doen, maar krijgt hiervoor wel handreikingen aangedragen via diagnostische en summatieve toetsen. Er is weinig sprake van direct en frontaal onderwijs onder begeleiding van de docent. Onderwijs vindt plaats in kleine groepen onder begeleiding van een tutor die meer als begeleider van het leerproces optreedt. Tevens ontstaan er gedurende coschappen steeds meer mogelijkheden voor studenten om met eigen specifieke leerdoelen te oefenen in de praktijk. Dit vraagt gestructureerde begeleiding tijdens de coschappen. Om deze reden zal er voor coschappen langer dan vier weken standaard gewerkt worden met een tussenbeoordeling en eindbeoordeling. Zodat studenten vroegtijdig voldoende feedback krijgen en hun leerdoelen kunnen concretiseren aan de hand van de begeleidingsgesprekken. Gestructureerd onderwijs Een andere grote verandering is dat het onderwijs meer gestructureerd wordt aangeboden in de nieuwe Masteropleiding. Het onderwijs in M1b en M2 is sterk toegespitst op de stage en wordt geclusterd aangeboden, zodanig dat de student zoveel mogelijk aaneengesloten op de afdeling verblijft. Coschappen in deze cofasen beginnen met een of meerdere introductiedagen, waarin duidelijk wordt gemaakt wat er van de coassistent verwacht wordt en over welke voorkennis men dient te beschikken. Tevens wordt er onderwijs gegeven in specifieke vaardigheden, waarover men moet beschikken om de stage zinvol in te vullen. Onderdeel van deze introductiedagen is ook kennismaking met de betreffende afdeling en ziekenhuis, en met de werkwijzen en begeleiders. De precieze duur wordt door de vakgroep vastgesteld en bedraagt minimaal 1 hele dag. Naast de introductie dient er curriculair onderwijs plaats te vinden in ieder coschap op 1 vast dagdeel per week. Per vakgroep zal worden uitgemaakt worden of dit onderwijs lokaal zal plaats vinden of in het AMC (terugkommiddag). Dit onderwijs bestaat uit zowel discipline gerichte als discipline overstijgende onderwerpen die in de Masteropleiding thuishoren maar in M1 geen plaats hebben gekregen. Hieronder vallen bijvoorbeeld ‘de afweging tussen te veel en te weinig medische bemoeienis’ en ‘risico’s van medicalisering en onderbehandeling’, juridische aspecten van het vaststellen van een natuurlijke en niet-natuurlijke dood (of het vermoeden daarvan). Het onderwijs in M1a zal plaats vinden in het AMC vanuit het vaardigheidscentrum, het onderwijs van M1b in de affiliaties of het AMC. Het onderwijs in M2 zal of centraal in het AMC of in de affiliaties plaats vinden. Per vakgroep zal dit worden beslist. Indien gekozen wordt voor decentraal onderwijs, zal er voor kleine ziekenhuizen met weinig coplaatsen bekeken worden of het mogelijk is om te clusteren met een grotere affiliatie, waarbij het onderwijs dan op 1 centrale plek gegeven zou kunnen worden in de buurt (bijv. cluster Den Helder-
16
Alkmaar). Coschappen in het buitenland zullen een onderwijspakket op maat samenstellen, die zoveel als mogelijk de beoogde leerdoelen realiseren. Dit wordt met de betreffende internationale affiliatiepartners apart afgesproken. Voor deze coschappen wordt het toegelaten dat het onderwijs niet volledig aan onze eigen eindtermen en leerdoelen voldoet, aangezien de internationale ervaring op zichzelf al een groot leereffect heeft. Uiteraard zal al het onderwijs uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van het bestuur Onderwijsinstituut Geneeskunde. Vanuit het AMC zullen dan ook de noodzakelijke kaders en leerdoelen aangereikt moeten worden. Ophalen basiskennis Om optimaal rendement uit de stage te halen dient de student in ieder coschap een kennistoets te ondergaan. Idealiter wordt een formatieve toets aan het begin van de stage afgelegd, zodat de student direct inzicht krijgt in het verwachte kennisniveau en een summatieve toets aan het eind. De formatieve toets dient om bestaande voorkennis op te halen en lacunes te diagnosticeren. Op deze manier wordt de student gestimuleerd bij te studeren. Alleen door de juiste kennis paraat te hebben, is de student in staat om biomedische en psycho-sociale kennis en klinische ervaringen te integreren en zo het vermogen te ontwikkelen om te denken in complexe klinische concepten. Op die manier is hij beter in staat om zoveel mogelijk zelfstandig aan de klinische praktijk deel te nemen en verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Alternatief is om alleen een summatieve toets relatief in het begin of halverwege de stage aan te bieden. Per stage zal bekeken worden wat de beste vorm hierbij is. De kennistoets is slechts één onderdeel van het beoordelen van de medische deskundigheid van de student. Op verschillende momenten zal de student aan de hand van patiënten, die hij begeleid heeft op kennis en klinische redeneren getoetst worden. Op grond van al deze beoordelingen wordt aan het eind van iedere stage bepaald of de student voor “Medische Deskundigheid” onder, op of boven verwacht niveau scoort (zie voorbeelden van beoordelingsformulieren in bijlage 6). Aan het eind van M1 wordt er een lijntoets afgenomen, aan de hand van casuïstiek betreffende alle gelopen coschappen. De toets mag overgedaan worden, maar dient voor de toelating van keuzecoschappen in jaar 3 en/of de oudste coschappen te zijn gehaald. Professioneel Gedrag Professioneel Gedrag is 1 van de 2 pijlers van de Masteropleiding. Zowel het les geven in en de beoordeling van Professioneel Gedrag zullen prominenter dan in de huidige opleiding aan bod komen. Leren werken in teamverband, zowel met mede coassistenten als met arts-assistenten, specialisten en verpleegkundigen zal continu onderwezen worden in met name M1b en M2 in de vorm van intervisie groepen. Sociale en maatschappelijke consequenties van medische handelen zal in M2b en M3 vooral aan de orde komen op terugkommiddagen. De structuur van korte praktijk beoordelingen zullen zo worden aangepast, dat zij steeds een moment van reflectie zijn op specifieke competenties, die bij de onderhavige beoordeling aan de orde zijn. Steeds dient hieraan een (korte) observatie door de beoordelaar vooraf te zijn gegaan (zie voorbeelden van beoordelingsformulieren in bijlage 6). In 2010 zal al een begin worden gemaakt met de hervorming van het beoordelingsysteem in deze richting. Essentieel hiervoor is dat beoordelaars geschoold worden in het beoordelen. Dit zal vanuit O&S ondersteund dienen te worden. Wetenschappelijke vorming Naast de sterk toegenomen ruimte voor een lange wetenschappelijke stage zal wetenschappelijke vorming in de hele Masteropleiding aan bod komen door studenten te stimuleren te denken vanuit een wetenschappelijke context. Dit zal gebeuren in de vorm van opdrachten om Evidence voor bepaalde voorgestelde diagnostische methoden of therapieën die tijdens de stages aan bod komen te zoeken en te presenteren, door literatuurbesprekingen en door pro- en contra debatten over controversiële behandelingen of beleidslijnen in de gezondheidszorg (vb. Vaccinatiebeleid) .
17
Langere periode coschappen en invoering van meerkeuzevakken Het programma is er op gericht om de student zoveel mogelijk praktijk ervaring op te laten doen. Naast relatief lange stages in de traditionele vakken zijn er in M2 2x 4 weken keuzestages opgenomen in vakken, die in de meeste curricula weinig of niet met coassistenten in aanraking komen. Op die manier krijgt de student de gelegenheid om veel klinische kennis op te doen en zich breed te kunnen oriënteren op een vervolgopleiding. De keuzestages in M2 zullen worden beperkt tot vakgroepen met een herkenbaar opleidingsklimaat. De keuzestages in M3 zijn echter zo vrij mogelijk van karakter en volledig voor de student te bepalen. Flexibel jaar 3 M3 is zo flexibel mogelijk ingericht om de student de gelegenheid te geven om “voor te sorteren’ . Tegelijkertijd zijn er een aantal minimum eisen voor iedereen gesteld; een minimale duur van de wetenschappelijke stage van 16 weken en een minimale duur van het oudst coschap van 8 weken. Bovendien is uitbreiding van het aantal weken steeds alleen met 4 weken (keuze coschappen, wetenschappelijke stage) of 8 weken (oudste coschap) mogelijk (bijvoorbeeld wetenschappelijke stage: 18/22/26 of 30). Ervaring leert dat het vrijwel niet mogelijk is om een wetenschappelijke stage van enig kaliber in minder tijd dan 16 weken te doen. Een oudste coschap wordt gezien als de ultieme stage, waarin de student al zijn verworven vaardigheden in de praktijk kan brengen en als ‘arts met extra begeleiding’ kan werken. Een minimale duur van 8 weken is nodig om voldoende routine te verwerven; desgewenst kan de stage worden uitgebreid tot 16 weken of 2x 8 weken op verschillende plekken. De wetenschappelijke stage kan desgewenst worden uitgebreid tot maximaal 32 weken, indien er uitzicht is op een vervolgonderzoek en eventueel een promotietraject. Ook kan de student kiezen voor keuzestages. Hij wordt in zijn keuze hierbij zoveel mogelijk vrijgelaten. Buitenlandse stages, zoals tropenstages, zullen worden gestimuleerd en gefaciliteerd, waar mogelijk.
Programma Masteropleiding in schema De Masteropleiding ziet er in schema als volgt uit: Fase 1: M1a: Introductiestages: Dermatologie, Oogheelkunde, KNO en IHK-1.1 Doel: Ontwikkeling algemene klinische vaardigheden en vakspecifieke kennis: Termijn: 20 weken Plaats: AMC, Flevoziekenhuis, OLVG Specificaties onderdelen: • 2 weken Onderwijs Introductie DOK • 3 weken Dermatologie + elke week 1 of halve dag6 onderwijs • 3 weken Oogheelkunde + elke week 1 of halve dag onderwijs • 4 weken KNO + elke week 1 of halve dag onderwijs • 2 weken Onderwijs introductie IHK 1.1 • 5 weken IHK-1.1 + elke week 1 of halve dag onderwijs • 1 week afsluitend onderwijs voor cofase 1 en voorbereiding cofase 2 Fase 2: M1b: Werkstages IHK-1.2, IHK 2 en 3 Doel: training algemene vaardigheden en vakspecifieke kennis Termijn: 24 weken Plaats: AMC, Flevoziekenhuis, OLVG & affiliaties Specificaties onderdelen: 6 Dit wordt ter keuze voorgelegd aan de projectgroep die Masterjaar 1 ontwikkelt
18
• • •
6 weken IHK-1.2: AMC, Flevoziekenhuis, OLVG 2x 8 weken IHK-2 en IHK-3: andere affiliaties 2 weken studie tijd afsluitend met lijntoets M1
Fase 3: M2a: Werkstages Vakspecifieke coschappen Doel: Discipline gebonden vaardigheden, tempo in algemene vaardigheden en verbreding in competenties Termijn: 28 weken Plaats: AMC, Flevoziekenhuis, OLVG, affiliaties Specificaties onderdelen: • 6 weken Neurologie • 6 weken Psychiatrie • 8 weken Gynaecologie • 2x 4 weken keuzestages (Revalidatie, Anesthesiologie, poli Kindergeneeskunde, Cardiologie, Neurochirurgie, Radiologie) Fase 4: M2b: Werkstages Consolidatie en integratie: Doel: Verzelfstandigen en consolideren, verbreden van context beroep in maatschappelijke context Termijn: 16 weken Plaats: AMC, Flevoziekenhuis, OLVG, affiliaties • 4 weken poli Interne, • 4 weken poli Heelkunde, • 5 weken Huisartsgeneeskunde en • 3 weken Sociale Geneeskunde Fase 5: M3: Keuzejaar Doel: Klinische en wetenschappelijke vorming, verdieping en verbreding & individualisering Termijn: 38 weken7 Plaats: Variabel AMC, affiliaties en internationaal • Variabele duur verschillende onderdelen: ‘tailor-made’ curriculum a. Wetenschappelijke stage: minimaal 16 weken, maximaal 30 weken (waarbij steeds met 4 weken kan worden aangevuld) b. Keuze coschap van 4 of 8 weken: minimaal 0, maximaal 16 weken c. Oudste coschap: 8 of 16 (of 2x8) weken Het is ook mogelijk om direct te starten met de wetenschappelijke stage i.p.v. coschappen. In dit geval start de student met wetenschappelijke stage die 20 weken duurt en vervolgt daarna de coschappen in bovengenoemde volgorde.
Kenmerken verschillende fasen Cofase 1: Introductiestages (M1a) Kern •
Voorbereiding praktijk uitoefening
7 Indien gekozen wordt aan 2 onderwijsweken voorafgaand aan DOK, zal de termijn 38 weken beslaan.
19
• • • • • •
Integratie theorie, vaardigheden en observaties in de praktijk Plaats: begin Masteropleiding of na wetenschappelijke stage “Blended learning” principe Plaats: AMC, OLVG, Flevoziekenhuis Groepen 5-10 man voor theoretisch onderwijs & 4x13/14 man voor capita selecta Instroom iedere 2 weken
Cofase 1 geldt als opstap naar de kliniek, waarbij theorie, vaardigheidstraining en praktijkobservaties volledig geïntegreerd zijn. De student begint zijn stage met twee introductieweken voor de coschappen Dermatologie, Oogheelkunde en KNO en (DKO: 3-3-4 weken). Deze weken en de volgende stages hebben veel overeenkomst met het huidige programma, met het verschil dat van begin af er ook vakgroepoverstijgend onderwijs plaats vindt, die zowel richt op meer generieke competenties als de specifieke stagevakgebieden uit cofase 1 met elkaar verbindt. De woensdag(middag) of donderdag(middag) is tijdens de stages, die voor de student in het begin een meer observerend karakter hebben, steeds gereserveerd voor reflectie van gedane indrukken en oefenen van vaardigheden aan de hand van klinische opdrachten tijdens de stage. Daarnaast is hier ruimte voor vakgroepoverstijgend onderwijs in grotere groepen en specifieke vaardigheidstrainingen. DOK wordt gevolgd door een week voorbereiding op IHK-1.1: het eerste deel van het eerst coschap Interne Geneeskunde, Kindergeneeskunde of Heelkunde. Vervolgens loopt de student gedurende 5 weken 4 dagen per week stage, het liefst op 1 afdeling van een van de genoemde vakken in het AMC, Flevoziekenhuis of OLVG. Iedere woensdag of donderdag is er opnieuw ruimte voor reflectie, groepsgebonden onderwijs, vaardigheidstrainingen en vakgroepoverstijgend onderwijs. Na die 5 weken is e er 1 week voorbereiding op het 2 deel van IHK. Deze week bestaat uit onderwijs en bevat ook 2 beoordelingsmomenten: de Grand Round* en een kennistoets van het betreffende IHK-coschap. Tijdens de eerste cofase ligt de nadruk vooral op het ontwikkelen van 2 competenties: 1. Medisch Deskundige: a. Vaardigheden en Kennis De student • haalt kennis op om de te leren vaardigheden op adequate wijze eigen te kunnen maken (opdracht voorbeeld in dit kader: student draagt op vrijdag een door hem opgenomen of begeleide patiënt voor ter discussie over diagnostiek of therapie en geeft daarbij eerst een beknopte samenvatting van wat er bekend is over het betreffende ziektebeeld) • verwerft kennis en vaardigheid op de volgende domeinen: o verrichten van anamnese en lichamelijk onderzoek o opstellen van een probleemlijst, differentiaal diagnose, diagnostische en therapeutisch plan bij een aantal gangbare klinische symptomen o interpretatie van algemene klinisch chemische en hematologische bepalingen, bacteriologische principes, praktische radiologie, praktische farmacotherapie, receptuur o specifieke kennis en vaardigheden betreffende DOK en te lopen vakgebied IHK-1 o leert biomedische kennis te combineren met klinische ervaringen en ontwikkelt op die manier te denken in complexe klinische concepten • leert het diagnostisch en preventief arsenaal : het afnemen van een relevante accurate anamnese, het doelmatig lichamelijk onderzoek, het verzamelen, analyseren en interpreteren van de gegevens, het stellen van diagnoses en het afwegen van de verschillende mogelijkheden tot behandeling. • leert afweging maken van verschillende diagnostische en therapeutische opties • verwerft specifieke vaardigheden als voorbereiding op de werkstage • haalt specifieke voorkennis op, die noodzakelijk is voor een bevredigend lopende stage b. academische vorming • kan doelmatig zoeken en de kwaliteit van de evidentie evalueren bij medische problemen volgens EBM principes
20
•
toont “levenslang te kunnen leren”
2.
Professioneel Gedrag a. communicatie: leert op doelmatige en empathische wijze informatie bij patiënt te verkrijgen toont begrip voor de patiënt en respect voor de vertrouwelijkheid leert om mondeling en schriftelijk verslag te doen van de patiëntencasus met formulering van conclusies en of vragen voor diagnostiek en behandeling.
• • •
Aan het einde van Cofase 1: 1. heeft de student een anamnese en lichamelijk onderzoek bij een patiënt verricht 2. heeft de student onderricht gehad in een aantal bijzondere aspecten van lichamelijk onderzoek: algemeen neurologisch onderzoek, lichamelijk onderzoek bij de zuigeling, eenvoudige otoscopie 3. kent de student de principes van acute ontregelingen m.b.t. milieu interieur (zuur/base evenwicht, hypo/hypernatriëmie, hypo/hyperkaliëmie, etc.) en vocht- en infusiebeleid onder basale (onderhoud) en pathologische omstandigheden (over/ondervulling) 4. heeft de student kennis genomen van de mogelijkheden en beperkingen van aanvullend klinischchemisch en bacteriologisch/virologisch laboratorium onderzoek en beeldvorming 5. kan de student routine laboratorium uitslagen naar de kliniek vertalen 6. kan de student een beknopte samenvatting geven van een medische casus 7. is de student bekend met de basisprincipes van praktische farmacotherapie 8. heeft de student geleerd om een recept schrijven 9. kan de student een consult en een medische brief schrijven 10. kan de student een patiënt adequaat en beknopt mondeling en schriftelijk overdragen 11. kan de student een aanvraag voor beeldvorming schrijven en uitslagen interpreteren 12. heeft de student vena-puncties & arteriepuncties verricht 13. kent de student de principes van het opstellen van een probleemlijst en het maken van een diagnostisch en therapeutisch plan 14. heeft de student blijk getoond van het kritisch kunnen analyseren van de validiteit van een voorgestelde diagnostische of therapeutische handeling volgens de EBM principes (PICO, literatuur search, CAT maken) 15. beschikt de student over klinische kennis en vaardigheden betreffende algemene dermatologie, e KNO, oogheelkunde en 1 te volgen IHK-vak Werkvormen Cofase 1 Tijdens de terugkomdagen en theorieweken wordt gewerkt met E-learning (thematische COO’s – vb. ECG cursus- , Dynamische Patiënten Simulaties), werkcolleges, werkgroepen, practica, en echte klinisch onderwijsvormen zoals bedside teaching, stageopdrachten, intervisie momenten. E-learning en werkcolleges worden vooral gebruikt voor de benodigde extra theoretische kennisoverdracht en oefening. Werkgroepen en practica worden gebruikt voor het zelfstandig oplossen van casussen, oefenen van vaardigheden al of niet met echte patiënten en video-opnamen, bijvoorbeeld op het gebied van klinisch redeneren, anamnese afnemen en lichamelijk onderzoek, interpretaties van diagnostische instrumenten en wetenschappelijke verdieping. De klinisch werkvormen zoals stageopdrachten, bedside teaching en intervisie momenten worden vooral ingezet voor het oefenen van de benodigde vaardigheden in de kliniek, waaronder lichamelijk onderzoek, anamnese, communicatieve vaardigheden, Professioneel Gedrag. Het onderwijs binnen de M1a wordt grotendeels ingedeeld aan de hand van thema’s. Deze zullen verder worden uitgewerkt in een specifieke werkgroep die zich met deze fase gaat bezig houden. Gedacht zou kunnen worden aan: 1. De acuut zieke patiënt 2. De benauwde patiënt 3. De gele patiënt
21
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
De bleke patiënt De patiënt met koorts De extreem vermoeide patiënt De patiënt met complexe problemen (thema de oude patiënt) De chronisch zieke patiënt De patiënt met een zwelling De dove patiënt De patiënt met huidproblemen, etc.
Toetsing en Beoordeling Cofase 1 De toetsing bestaat gedeeltelijk uit een casusgerichte kennis toets, stageopdrachten in de praktijk en Grand Round. De voorwaarden van de coschappen staan in de beoordelingsformulieren genoemd, net als de verschillende beoordelingscriteria (zie voor voorbeelden van beoordelingsformulieren bijlage 6) Leerdoelen stages Dermatologie, Oogheelkunde en KNO: 3-3-4 weken Tijdens een algemene introductieweek krijgt de student les in een aantal basisonderwerpen, die niet in de Bacheloropleiding zijn behandeld en worden hem een aantal vaardigheden in de 3 vakken bijgebracht. Vervolgens zal er steeds 4 ( of 4,5) dagen per week stage worden gelopen opeenvolgend bij Dermatologie, Oogheelkunde en KNO. Naast vakspecifieke kennis zal de student voor het eerst praktijkervaring opdoen in het werken in de kliniek op een afdeling. Hierbij wordt geoefend met: het afnemen van anamnese, het doen van lichamelijk onderzoek, het opstellen van een differentiaal diagnose en therapeutisch plan aan de hand van eigen patiënten. Zowel Dermatologie, Oogheelkunde en KNO lenen zich hiervoor. Het betreffen specialismen met meestal meer enkelvoudige problematiek. Ook dermatologische, KNO en oogheelkundige kennis van belang bij de analyse van meer complexere ziektebeelden zoals die bij de Interne Geneeskunde en Kindergeneeskunde voorkomen. Het huidige curriculum heeft laten zien dat deze stages een ideale stap zijn naar de meer complexere klinische stages. Werkvormen theorie en stages Dermatologie, oogheelkunde en KNO Colleges, werkgroepen, Stage, e-learning, bedside teaching, intervisie, vaardigheidstrainingen (oogspiegelen, audiologie, etc). Toetsing en Beoordeling stages Dermatologie, Oogheelkunde en KNO Beoordeling aan de hand van de beoordelingsformulieren. Leerdoelen en precieze invulling stages Dermatologie, KNO, Oogheelkunde moeten verder worden uitgewerkt. Cofase 2: Leren toepassen van algemene klinische vaardigheden in de praktijk (M1b) Kern:
lange coschappen in de vorm van werkstages Interne Geneeskunde, Heelkunde, Kindergeneeskunde Introductiedagen IHK 2 en 3 onderwijs geclusterd op 1 middag in de week gericht op zelfwerkzaamheid vanaf het begin langdurig verblijf op 1 afdeling afsluiting met klinisch lijn toets
De coschappen hebben de vorm van een werkstage, waarbij de student “leert door te doen”. Nadruk ligt op zelfwerkzaamheid en niet op “meelopen”. De student bevindt zich voortdurend op de stageplek, behoudens 1 onderwijsmiddag in de week. Er is gekozen voor lange stages met langdurig verblijf op 1 afdeling. Hiermee wordt de student de gelegenheid gegeven om voldoende werkervaring en routine op te doen. Daarnaast schept het voor de begeleiders gelegenheid om een goede indruk te krijgen van de
22
vaardigheden van de student en stelt het ze in staat om tot een betrouwbare beoordeling te komen. De onderwijsmiddagen dienen als reflectie en verdieping op de op de afdeling opgedane kennis en vaardigheden. Eisen aan de coschappen IHK2 en 3 worden vooraf gegaan door een introductie. Deze dient als specifieke voorbereiding op de komende werkstage. Inhoud introductieweek: • kennis maken met de afdeling en de logistiek van het ziekenhuis • oefenen specifieke anamnese + lichamelijk onderzoek betreffende stage • voorlichting vereiste specifieke kennis • dag meelopen op afdeling en poli • formatieve instaptoets aan het eind van de week. Duur: afhankelijk van stage 1 tot 3 dagen. Zie voor voorbeeld Introductiedag bijlage 7. Stage: o o o o o
o o o o
zoveel mogelijk naast patiënten opnemen “onder assistent”; streven naar ‘eigen’ patiënten direct onder supervisor zo veel mogelijk directe begeleiding eigen patiënt bij verschillende diagnostische (röntgen, bioptie) en therapeutische handelingen korte samenvatting schrijven achtergrond betreffende ziektebeeld opgenomen patiënt, ontslagbrief schrijven actieve participatie visite op de afdeling ten minste 5 KPB’s ( door AIO) en 5 patiëntenverslagen per stage gericht op 1, maximaal 2 competenties per KPB. Voorbeelden van KPB’s: anamnese, lichamelijk onderzoek, diagnostisch plan, specifieke vaardigheden betreffende stage, voordracht visite/overdracht dienst ten minste 1 plenaire voordracht patiënt, referaat ziektebeeld of PICO per werkstage observatie anamnese per video: beoordeling op professionele houding en inhoud (Proco) diagnostisch proces op onderwijs middag: training vaardigheden in groepjes participatie diensten en overdrachten dienst
Leerdoelen Cofase 2 Het coschap heeft als doel om de student “al doende” op de werkvloer te trainen om alle competenties te verwerven die nodig worden geacht om te kunnen functioneren als arts. De nadruk tijdens de coschappen van cofase 2 ligt hierbij op de volgende competenties: 1. Medisch Deskundige (zie tabel): a. vaardigheden en kennis: Als onder M1a & • bezit voldoende kennis, inzicht en vaardigheid om onder toezicht patiëntenzorg te verlenen. • verwerft routine in medisch handelen en ontwikkelt tempo b. academische vorming • leert de juiste vragen te stellen, doelmatig te zoeken en de kwaliteit van de evidentie te evalueren bij medische problemen 2. Professioneel Gedrag a. samenwerken: • leert werken in team verband en collegiaal samen te werken incl. werken in multidisciplinaire teams • leert efficiënt te overleggen op het juiste moment met medische en paramedische collega’s • leert omgaan met verschillende disciplines • leert patiënt en familie in de besluitvorming te betrekken en de mening van zorgverleners en patiënt/familie te integreren
23
b. • • c. • • • d. • • • •
organiseren: leert tijd goed in te delen en prioriteiten te leggen verwerft inzicht in de logistiek van de intramurale zorg academische vorming kan persoonlijke leerbehoefte evalueren en heeft een adequate leermethode ontwikkeld kan eigen leerresultaten evalueren committeert zich aan “levenslang leren”. beroepsbeoefening: leert om te gaan met diversiteit en etnische en culturele achtergrond en met maatschappelijke evoluties in de gezondheidszorg. herkent de grenzen van eigen competenties en handelen binnen deze grenzen. herkent ethische dilemma’s. reageert adequaat op onProfessioneel Gedrag.
Aan het einde van Cofase 2: 1. Is de student in staat om op efficiënte wijze medisch relevante gegevens bij een patiënt te verzamelen via anamnese, gericht lichamelijk onderzoek en navraag naar relevante medische gegevens uit de voorgeschiedenis 2. Bezit de student adequate klinische kennis en vaardigheden m.b.t. het gelopen coschap. 3. Kan de student op adequate wijze mondeling en schriftelijk verslag doen van een patiëntencasus of een medisch probleem 4. Heeft de student getoond op empathische, doeltreffende en in de voor de patiënt in begrijpelijke taal met de patiënt te kunnen communiceren 5. Heeft de student aangetoond op vertrouwelijke wijze met patiënten informatie om te gaan 6. Heeft de student aangetoond, dat hij/zij zijn grenzen kent en zijn handelen op adequate wijze kan reflecteren 7. Heeft de student aangetoond zijn werkzaamheden binnen aanvaardbare tijd af te leggen en prioriteiten kan leggen, dit op verwacht niveau conform de noodzakelijk geachte ervaring op dat moment 8. Heeft de student aangetoond in (multidisciplinair) teamverband te kunnen werken en zich collegiaal t.o.v. medestudenten, artsen en paramedische medewerkers te kunnen gedragen 9. Heeft de student aangetoond het medische beleid op een positief kritische wijze te kunnen benaderen en evidence voor bepaalde medische handelingen te kunnen achterhalen. Werkvormen Cofase 2. Tijdens Cofase2 wordt er vooral op de afdeling individueel in 1 op 1 situatie en in kleine groepen o.l.v. een tutor les gegeven. Daarnaast wordt zelfstudie gestimuleerd: o 1 op 1: gebruik maken van specifieke momenten klinische zorg: overdrachten dienst, (grote) visites, opnames, voordrachten bij multidisciplinaire besprekingen. Vorm: directe observatie supervisor/tutor & korte reflectie gericht op bepaalde, bijpassende competenties o in groepsverband: medische expert: klinisch redeneren; werken in team verband: intervisie groepjes; presentatie voor een forum (medische expert, communicatie): Grand Round o zelfstudie: opzoeken achtergrond ziektebeelden, specifieke COO’s. Cofase 3: Verwerven specifieke klinische vaardigheden (M2a) Kern:
werkstages gericht op specifieke vaardigheden: 6 weken neurologie, 6 weken psychiatrie, 8 weken gynaecologie/verloskunde, 2x4 weken keuzestage: radiologie, cardiologie, revalidatie, geriatrie, poli kindergeneeskunde, anesthesiologie, spoedeisende hulp, IC Onderwijs: introductie dagen + curriculair onderwijs vast dagdeel in de week in het AMC
24
(terugkommiddag) Verdieping en verbreding van competenties
In deze coschappen leert de student de algemene vaardigheden opgedaan in de vorige fasen verder in te zetten en te gebruiken in nieuwe vakgebieden. De specifieke onderdelen van de vakken staan daarnaast centraal. Eisen aan de coschappen: Alle coschappen worden vooraf gegaan door een introductie minimaal 1 dag en maximaal 1 week. Deze dient als specifieke voorbereiding op de komende werkstage. Inhoud: • kennis maken met de afdeling en de logistiek van het ziekenhuis • oefenen specifieke vaardigheden • voorlichting vereiste specifieke kennis Alle coschappen in deze fase hebben een tussentijdse en eindbeoordeling. Alle coschappen nemen een kennistoets af. Leerdoelen Cofase 3: als Cofase 2 met meer nadruk op vakspecifieke vaardigheden.
Cofase 4: Verzelfstandiging en consolidatie (M2b) Kern: consolidatie en verzelfstandiging: 4 weken poli Interne, 4 weken poli Heelkunde, 5 weken Huisartsgeneeskunde, 3 weken Sociale Geneeskunde Naast vakspecifiek onderwijs extra ruimte voor onderwijs aansluitend bij competentie Gezondheidsbevorderaar Leerdoelen Cofase 4: In deze fase dient de coassistent zelfstandig, uiteraard onder supervisie, poliklinische consulten te verrichten (verzelfstandiging en consolidatie). Daarnaast leert hij gezondheidsproblemen in een breder maatschappelijk kader te zien door te leren werken vanuit de positie van de huisarts in combinatie met die van een sociaal geneeskundige (integratie). A. Poliklinische stage Interne Geneeskunde & Heelkunde: 2x 4 weken Tijdens deze stage(s) leert de student zelfstandig consulten te verrichten bij poliklinische patiënten. Iedere patiënt wordt volledig onder supervisie begeleid door de coassistent, die dus een eigen poliklinisch spreekuur heeft. Indien mogelijk ziet de student zelf de patiënt terug voor een vervolgconsult. Leerdoelen: 1. Medisch Deskundige (zie tabel): Als Cofase 2 en 3 & o Verwerft routine in medisch handelen en ontwikkelt tempo o Kan zelfstandig onder nauwe supervisie poliklinisch consult voeren 2. Professioneel Gedrag • samenwerken: als coschappen van cofasen 2 en 3 • organiseren: als Cofase 2 en 3 & o leert tijd goed in te delen bij poliklinische stage en zelfstandig poli te voeren • academische vorming: als cofase 2 en 3 • beroepsbeoefening: als cofase 2 en 3 B. Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde: 5/3 weken Evenals bij de polistage Interne Geneeskunde ligt de nadruk bij de stage Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde op verzelfstandiging en integratie van kennis. Daarnaast leert de student
25
e
gezondheidsvragen in bredere context te beantwoorden door de 1 lijn benadering, waarbij naast somatische ook gedragsmatige en psychosociale factoren in grote rol spelen. Hoewel beide coschappen apart worden geroosterd dient er afstemming te zijn tussen beide vakgroepen over de inhoud. Met de klinische kennis eerder opgedaan leert de student bij Sociale Geneeskunde hoe de gezondheidszorg inspeelt op chronische ziekten, hoe cultuur en taalbarrières gezondheidszorg en ziektebeleving beïnvloeden en wat de maatschappelijke consequenties van ziekten zijn. Onderwijsdoelen: Als onder poliklinische stage + • Medische deskundigheid: • Kennis en vaardigheden o Het efficiënt en effectief omgaan met de stappen in het geneeskundig proces binnen een groot scala aan klachten en met beperkte diagnostische en therapeutische mogelijkheden. o Het diagnosticeren en behandelen van "kleine kwalen". • Gezondheidsbevorderaar o Inzicht in gedragsmatige, genetische, psychosociale, biologische en economische factoren die gezondheid kunnen beïnvloeden o Inzicht in de wijze waarop de gezondheidszorg is ontworpen o Inzicht de plaats van de arts inde gezondheidszorg o Kennis van de epidemiologie in de praktijk toe te passen op het niveau van patiëntengroepen en de individuele patiënt o De diagnostiek van alledaagse klachten, het omgaan met a priori kansen in een aselecte. populatie, werken met alle orgaansystemen tegelijk en omgaan met de “early-sick” en “worried well”. o Begeleiden van patiënten met risicofactoren en met chronische ziekten en daarmee met multimorbiditeit en polyfarmacie. Aan het einde van Cofase 4: 10. Heeft de student aangetoond routine te hebben in medisch handelen en een voldoende tempo te kunnen maken. 11. Heeft aangetoond zelfstandig onder nauwe supervisie poliklinisch consult te kunnen voeren. 12. Heeft aangetoond zijn tijd goed te kunnen in te delen tijdens de poliklinische stage en onder supervisie zelfstandig poli te kunnen lopen. 13. Heeft inzicht in culturele, gedragsmatige, genetische, psychosociale, biologische en economische factoren die gezondheid kunnen beïnvloeden 14. Heeft inzicht in de wijze waarop de gezondheidszorg is ontworpen. 15. Heeft inzicht de plaats van de arts in de gezondheidszorg 16. Kan de epidemiologie in de praktijk toepassen op het niveau van patiëntengroepen en de individuele patiënt. 17. Heeft de student leren communiceren met buitenlandse patiënten “via een tolkentelefoon”. 18. Heeft de student aangetoond effectief en efficiënt om te gaan met diagnose en therapie van “kleine kwalen” en groot scala aan klachten 19. Heeft de student aangetoond effectief en efficiënt om te gaan met psycho-sociale aspecten bij de diagnostiek van alledaagse klachten 20. Heeft de student aangetoond om te kunnen gaan met multimorbiditeit en polyfarmacie. Werkvormen Stage, e-learning, bedside teaching, onderwijsmiddagen Toetsing en Beoordeling Toetsing vindt plaats aan de hand van de beoordelingsformulieren.
26
Cofase 5: Klinische en wetenschappelijke verdieping, beroepsoriëntatie (M3) Kern:
een Wetenschappelijke stage een “oudste” coschap optioneel: keuze stage(s) onderwijs geven
Wetenschappelijke stage De Wetenschappelijke stage wordt of vooraf aan M1 en M2 gelopen of direct aansluitend aan M2. De duur varieert afhankelijk van de wens van de student tussen 16 en 30 weken (steeds uitgebreid met 4 weken erbij). De stage wordt altijd afgesloten met een wetenschappelijke scriptie, dat in opzet een wetenschappelijk artikel is en er wordt gestreefd naar een wetenschappelijke publicatie. De wetenschappelijke stage kan in het buitenland worden gelopen. Werkvorm Stage met begeleiding, e-learning. Toetsing Toetsing vindt plaats aan de hand van beoordeling van scriptie of eindverslag. Duur van de stage en inhoud van het eindverslag dienen proportioneel te zijn. In opzet dient het verslag een wetenschappelijk artikel te zijn. Oudste Coschap Het oudste coschap wordt helemaal aan het eind van M3 gelopen en de duur varieert van 8 tot 16 weken. Plaats van stage is een klinische afdeling binnen het AMC of 1 van de geaffilieerde ziekenhuizen. De student dient hier zo zelfstandig mogelijk te werken, als een beginnend arts-assistent onder directe supervisie van de specialist. De stage kan in het buitenland worden gelopen, maar alleen in daartoe aangewezen ziekenhuizen. Toetsing: dient te worden uitgewerkt Onderwijs geven In M3 zal er aandacht zijn voor het aanleren van doceren en begeleiden. De wetenschappelijke stage kan een mogelijkheid bieden om onderwijs als onderwerp te nemen (conform onderwijs stage UMC Utrecht). Daarnaast zal echter iedere student tijdens een van zijn stages worden geschoold in en worden ingezet bij het geven van onderwijs aan studenten en verpleegkundigen. Het oudste coschap lijkt hiervoor de meest geschikte stage. Keuzestage De M3 keuzestage is facultatief, duurt minimaal 4 en maximaal 8 weken en kan zowel in het AMC als in het buitenland worden gelopen. Anders dan in M2 zijn de keuzes in principe, mits goedgekeurd door de begeleider/coördinator onbeperkt. Doel is verdieping in een bepaalde discipline (vb. Kindercardiologie, Oncologie, Extrapiramidale bewegingsstoornissen, Tropengeneeskunde, etc.). De keuze van het stageziekenhuis en stage wordt zo vrij mogelijk gelaten maar dient altijd in overleg met de begeleider tot stand te komen. Toetsing: dient te worden uitgewerkt
27
6. Kwaliteitsbewaking Er zal veel aandacht worden besteed aan kwaliteitsverbetering en kwaliteitsbewaking van de Masteropleiding. Hiertoe zullen verschillende instrumenten worden ingezet. Een aantal hiervan zijn gedeeltelijk operationeel of worden komend jaar ingevoerd: a. Kwaliteitsbewaking in afspraken en contracten • Tussen het AMC en de afdelingen van het AMC en affiliatieziekenhuizen worden in contractvorm duidelijke afspraken gemaakt over de minimale kwaliteitseisen die aan inhoud van en begeleiding tijdens het coschappen gesteld worden en welke logistiek voorwaarden hierbij gelden: (hoeveelheid onderwijs, begeleiding en beoordeling, aantal studenten per coschap, inzet personeel, het benodigde flankerende beleid m.b.t. professionalisering en bijscholing opleiders). b. Reguliere kwaliteitsbewaking • Studenten evaluaties worden sinds kort gestandaardiseerd verricht via een gevalideerd evaluatiesysteem, de PHEEM. Vanaf dit jaar zullen deze evaluaties centraal verwerkt worden. Ieder jaar zal er n.a.v. de evaluaties een rapport van de prestaties van alle opleidingen door de onderwijsondersteuning van het AMC worden opgesteld. In overleg met de vakgroepcoördinator zal dit rapport, vergezeld van een conclusie naar de opleidingen worden opgestuurd. Via het affiliatieoverleg of via direct contact met de vakgroepcoördinator worden verbeterplannen voor de opleiding ontwikkeld. Een andere bron van evaluatie waarvan nu gebruik wordt gemaakt zijn de zogenaamde colunches, informele visitaties vanuit de Coraad aan verschillende opleidingsklinieken. • Per coschap wordt minimaal 1x affiliatieoverleg gehouden om gezamenlijk het coschap door te spreken en te evalueren hoe de verschillende instrumenten worden ingezet, maar ook te leren van elkaar en best-practices uit te wisselen c. Nieuw op te zetten: • Eens per 2 jaar worden besprekingen gehouden tussen ziekenhuizen en de Mastercoördinator (i.s.m. bestuur Onderwijsinstituut Geneeskunde) over kwaliteit/ samenwerking en wederzijdse behoeften. • Het Onderwijsbestuur Geneeskunde heeft besloten een aparte evaluatiecommissie in het leven te roepen voor de Masteropleiding. Deze commissie zal worden belast met de bewaking van de kwaliteit van de opleiding. De commissie zal hierbij gebruik maken van het vorig jaar ingevoerde evaluatie systeem m.b.v. gestandaardiseerde enquête formulieren, de PHEEM. Daarnaast zal een programma van visitaties aan de verschillende afdelingen van AMC en affiliaties worden opgesteld. Ook zal de commissie regelmatig contact houden met de coördinator Masteropleiding en met de studenten via de Co-raad. • Er zal worden gestimuleerd om in het samenwerkingsverband van het OOR AMC aan benchmarking te doen: “het bij elkaar in de keuken kijken” voor uitwisseling van best practices en feedback te creëren.
7. Toetsing Naar aanleiding van de adviezen van de commissies Lansschot en Heineman is in 2009 een programma van start gegaan dat tot doel heeft het beoordelingssysteem in de coschappen te verbeteren. Belangrijke onderdelen hiervan zijn onderwijs in beoordelen aan opleiders en assistenten en de invoering van een eenvoudiger en eenduidiger beoordelingssysteem. Daarnaast wordt aan alle vakgroepen van de grote coschappen gevraagd komend jaar een (facultatief) formatieve en (verplicht) summatieve kennistoets te ontwikkelen, die in het studiejaar 2010/2011 zal worden ingevoerd. In de Masteropleiding zal tevens een lijntoets worden ingevoerd, die aan het eind van M1 dient te worden afgelegd. Slagen voor deze toets is noodzakelijk voor toegang tot M3. De precieze uitwerking van toetsing en beoordeling zal komende 2 jaar gestalte krijgen.
8. Internationalisering Op dit moment heeft meer dan 60% van alle UvA basisartsen een buitenlandse stage gelopen tijdens zijn opleiding. Het steven is om dit percentage te verhogen naar 80%. Uiteraard blijft buitenlandse stage
28
facultatief, maar er zal een actief programma worden ontworpen om het lopen van stage in het buitenland te stimuleren. M3 biedt hier de meeste gelegenheid toe, zowel m.b.t. de wetenschappelijke stage als de keuzestages. Op dit moment is het mogelijk om in M2 stage aan de VU in Brussel te lopen. Mogelijkheden tot uitbreiding zowel in M2 (Antwerpen, Kaapstad) als M3 (Istanbul, India) worden op dit moment geëxploreerd.
9. Consequenties De in deze notitie voorgestelde Masteropleiding verschilt van het huidige curriculum vanaf jaar 4. De invoering ervan heeft veel consequenties en gevolgen: inhoudelijk, organisatorisch en financieel, voor het AMC, de affiliaties, voor het Onderwijsinstituut Geneeskunde en voor de ondersteuning vanuit O&S. Hieronder worden de belangrijkste gevolgen genoemd die voor alle partijen zullen gelden. Een uitgebreidere versie van alle consequenties verdeeld over communicatie, organisatie, personeel, administratieve organisatie, financieel, informatiebronnen en juridisch is opgenomen in bijlage 8. De coördinatie van al deze veranderingen ligt bij het bestuur Geneeskunde, ondersteund door de Master coördinator en O&S. Alle veranderingen maken onderdeel uit van het meerjarenproject implementatie Curius/Curius+. Het is van groot belang dat zowel AMC coschapcoördinatoren als coschapcoördinatoren van affiliatiepartners ondersteuning kunnen krijgen bij de doorvoering van alle aanpassingen en veranderingen o.a. van onderwijskundigen met project en veranderexpertise. De grote lijn van aanpak en tijdslijnen van de verschillende projecten wordt in de paragraaf ondersteuning benoemd (voor verdere beschrijving en uitwerking van projectbeschrijving en projectopdrachten wordt verwezen naar projectplan Curius/Curius+ en faseplan Curius/Curius+ 2009-2010). Gevolgen voor AMC, Affiliaties en Onderwijs Een van de belangrijkste gevolgen van de aanpassing van de Masteropleiding betreft de uitbreiding van de hoeveelheid tijd voor de coschappen. Dit heeft uiteraard consequenties voor de benodigde capaciteit. Hieronder wordt op basis van berekening van aantal jaarplaatsen en grove inschatting gegeven van de meer gevraagde capaciteit. Dit wordt in een van de projectgroepen verder uitgewerkt en wordt daadwerkelijk instroomberekeningen gemaakt. Masterjaar 1 Coschap Inleiding DOK Dermatologie Oogheelkunde KNO voorbereiding IHK-1(totaal) Interne Heelkunde kindergeneeskunde week theorie IHK-1 (totaal) Interne Heelkunde Kindergeneeskunde IHK 2 en IHK 3 Interne Heelkunde Kindergeneeskunde Lijntoets
Aantal wekenNu beschikbaar Nieuw 2 14 (of 15) 3 17 3 17 4 22 2 14 (of 15) 5* 60-65 (op basis van huidige IHK-1 10 weken) 1* 6*
-
8
96 (op basis van huidige verdeling IHK)
2
-
Nodig jaarplaatsen 14 21 21 28 14 Totaal IHK-1 stage plekken(op basis van 12 weken) 84
14 (of 15)
112 (op basis van huidige curriculum)
29
Masterjaar 2 Coschap Neurologie Psychiatrie Gynaecologie/Verloskunde Keuze Keuze poli Interne poli Heelkunde Huisarts Sociale Masterjaar 3 Coschap Keuze Keuze Oudste Oudste
Aantal weken 6 6 8 4 4 4 4 5 3
Aantal weken 4 4 8 16
Nu beschikbaar 36 36 44
Nieuw
28 28 30 30 31 (12) (op basis van 2 weken) 21
Nodig 42 42 56 28 28 26 26 36 21
Nu beschikbaar
Nodig jaarplaatsen
24 (op basis van 6 weken)
28 28 56 # 112 #
44
Over het algemeen betekent het op de meeste plaatsen een uitbreiding van het aantal jaarplaatsen. Deze capaciteit moet verworven worden. Deels kan dit worden mogelijk gemaakt door studenten stage te laten lopen op afdelingen, die tot nut toe weinig of niet participeerden in het praktijkonderwijs. Dit geeft hen de gelegenheid artsen-in-spe adequate training in hun vakgebied bij te brengen en hen enthousiast te maken voor hun vak. Anderzijds krijgt de student zo een meer gevarieerd palet aan klinisch onderwijs, hetgeen zijn algemene klinische kwaliteiten ten goede komt en tegelijkertijd mogelijkheid biedt om zich optimaal te kunnen oriënteren op de keuze voor een vervolgopleiding. Behalve dat er meer coschapcapaciteit nodig is, wordt er binnen de coschappen expliciet ruimte ingeruimd voor zowel coschap specifiek onderwijs als voor coschap overstijgend onderwijs. Dit betekent een extra docentbelasting. De docentbelasting verschuift voor een klein deel van het blokonderwijs naar de onderwijsdagen in M1. Daarnaast neemt echter zowel in M1 en M2 het onderwijs een prominentere rol in dan in de huidige coschappen. Aangezien het hier gaat om zowel onderwijs in kleine groepen als in een 1 op 1 situatie, zal dit zeker een extra docentbelasting betekenen voor de betreffende afdelingen. Ook zal er meer aandacht besteedt worden aan de wijze van lesgeven en beoordelen o.a. in PG en zal de docent hierin getraind dienen te worden en liefst op termijn gecertificeerd volgens AMC normen. Aan de andere kant zal van de student meer gevraagd worden om zich goed voor te bereiden op de stage en zal er een actievere rol van hem vereist worden. Een beter voorbereide en opgeleide student met een actieve houding zal het begeleiden uitdagender, prettiger en daarmee minder belastend maken. Ook sluit deze manier van opleiden goed aan bij de ontwikkelingen die op dit gebied gaande zijn in de vervolgopleidingen. Een manier om overbelasting te voorkomen is het hanteren van het “blended learning principe”, een combinatie van begeleid en computer gestuurd onderwijs en zelfstudie. De verhoging van benodigde onderwijsformatie zal echter nooit helemaal vervangen kunnen worden door ICT. Het uitontwikkelen en uitvoeren van dit plan zal daarmee ten opzichte van de huidige kosten van de coschappenfase meer kosten en formatie betekenen. De affiliaties krijgen meer verantwoordelijkheid in ontwikkeling en uitvoering van onderwijs ten opzichte van de huidige situatie. In die zin zal er dus meer van affiliaties gevraagd worden dan in de huidige coschappen. Gezien het feit dat de voorgestelde Masteropleiding dusdanig verschilt van het huidige curriculum ‘93 en Curius en gezien het feit dat het voor afdelingen niet mogelijk is om beide coschappen tegelijkertijd aan te
30
bieden zijn overgangsmaatregelen noodzakelijk. Voor studenten van curriculum ’93 en Curius betekent dit een mogelijkheid van een OER-wijziging in het studiejaar 2011-2012 met een overgangsregeling naar de nieuwe coschappen van de Masteropleiding. Dit is nodig in dit studiejaar omdat studenten die in juni 2012 (of eventueel eerder) willen meeloten hoogstwaarschijnlijk al een het nieuwe coschappenpakket krijgen aangeboden van de Masteropleiding (uitgaande van 3 maanden wachttijd). Een andere mogelijkheid is het eerste studiejaar van de Master 2012-2013 in een paar aangewezen ziekenhuizen of affiliaties laten plaatsvinden. Dit is mogelijk omdat er slechts een heel beperkte groep nominaal studeert (max. 20 studenten). In dit geval zal er een extra jaar Curriculum ’93 en Curius coschappen voor het eerste overgangsjaar 2012-2013 behouden blijven. Bovenstaande afwegingen en impact qua implementatie, dient verder te worden uitgewerkt door de werkgroep instroom. Daarnaast zijn er tussentijds overgangsregelingen nodig voor het blok Oncologie dat nog ingepast moet worden in de Bacheloropleiding, aangezien het blokonderwijs verdwijnt met de nieuwe Masteropleiding. Het blok ‘opstap naar de kliniek’ kan verweven worden qua onderwijsdoelen in de betreffende onderwijsdagen van de coschappen. Dit blok zal hoogst waarschijnlijk in jaar 2011-2012 2x aangeboden moeten worden zowel in de Bacheloropleiding als in Curius. Voor Bachelorstudenten hebben deze wijzigingen geen invloed op hun voortgangstraject; wel verandert hun programma. Voor Curius en Curriculum ’93 studenten kan de overgang naar de nieuwe Masteropleiding nadelig werken, aangezien hun curriculum dan langer zal duren (gemiddeld een 0,5 jaar langer, afhankelijk van de duur van de wetenschappelijke stage). Voor deze studenten is een oplossing mogelijk om hen vrij te stellen van de keuze coschappen, waardoor hun feitelijke studieduur gelijk blijft. Dit is echter de keuze van de student of zij hiervoor kiezen of voor verlengde opleiding kiezen. Ondersteuningsmogelijkheden bij de veranderingen Zoals duidelijk moet zijn geworden is de nieuwe Masteropleiding een geheel andere dan de huidige 2efase van de opleiding Geneeskunde aan de UvA. Duur en inhoud van de stage onderdelen verschillen aanzienlijk. Dit maakt van de invoering en ontwikkeling een complexe onderneming. Deze kan daarom alleen maar slagen, indien het voldoende ondersteund wordt door het (toekomstige) kennis- en dienstencentrum van O&S. Bij die ondersteuning moet gedacht worden aan: leerdoelen formuleren, het maken van de opzet kennistoetsen, toetsvragen screening, ondersteuning van on-line kennis toetsen in de coschappen (hosten, verzorgen van examens op afroep, data-analyse), ondersteuning van het uitwerken en implementeren van de coschapmaterialen zoals beoordelingsformulieren, scholing en instructies voor de begeleiders en beoordelaars, het opzetten van het coschap specifieke en overstijgende onderwijs en instructies en onderwijs in beoordelen. Andere taken, die O&S dient aan te pakken zijn: de werkomgeving van Blackboard, het plaatsen van materialen op Blackboard, zoals het co-journaal en het maken van een overgangsregeling. Het coschappenpakket moet aangepast worden en wellicht de logistiek of de ICT erachter ook. Dat bekent dat er voor de Masteropleiding en de verbeteringen van de coschappen veel ondersteuning wordt gevraagd. Om deze reden en omdat in 2012 in ieder geval de start gemaakt moet kunnen worden met de nieuwe Masteropleiding is het van belang om alle ontwikkelingen goed op elkaar af te stemmen en projectmatig aan te pakken. Het project wordt zo opgezet dat de ontwikkeling steeds een jaar van te voren klaar is en er dan nog een jaar de tijd genomen kan worden om de daadwerkelijke uitvoering voor te bereiden. Dat bekent dat in september 2011 de ontwikkeling van Masterjaar 1 gereed moet zijn, per september 2012 de ontwikkeling van Masterjaar 2 en per 2013 de ontwikkeling van Masterjaar 3. Er zijn uiteraard ook jaaroverstijgende projecten, zoals contracten met affiliaties inclusief tarieven, instroom en logistiek, uitwerking overgangsregeling en onderwijs examenreglement incl. examencommissie, kwaliteitszorg, etc. Deze overstijgende onderdelen worden direct meegenomen bij de eerste ontwikkeling van Masterjaar 1. In 2010 worden daarom de volgende projecten reeds opgestart: • Instroom en logistiek • Contracteren affiliatiepartners • Toetsbeleid Masteropleiding • Kwaliteitszorgsysteem • Ontwikkelen Masterjaar 1:
31
o Inleidende weken DOK o DOK (+ onderwijs vakspecifiek) o IHK 1.1 (+ onderwijs vakspecifiek) o IHK 1.2(+ onderwijs vakspecifiek) o Overstijgend onderwijs • Verbetering begeleiding en beoordeling coschappen (huidig programma pilot met verschillende coschappen) • Ontwikkelen Wetenschappelijke stage • Ontwerp Honours programma Masteropleiding. In 2011 worden de volgende projecten opgestart: • Uitvoering en effectmeting alle coschappen begeleiding en beoordeling • Voorbereiding uitvoering kwaliteitszorg • Ontwikkeling kennis toetsen alle coschappen (huidig programma) • Ontwikkeling klinisch lijn tentamen • Voorbereiden uitvoering Masterjaar 1 • Voorbereiden uitvoering Instroom en logistiek • Voorbereiding uitvoering Honours programma • Ontwikkeling Masterjaar 2 o Neurologie (+ onderwijs vakspecifiek) o Psychiatrie (+ onderwijs vakspecifiek) o Gynaecologie/Verloskunde (+ onderwijs vakspecifiek) o Keuze coschappen (+ onderwijs vakspecifiek) o Poli-interne (+ onderwijs vakspecifiek) o Poli Heelkunde (+ onderwijs vakspecifiek) o Huisartsgeneeskunde (+ onderwijs vakspecifiek) o Sociale Geneeskunde (+ onderwijs vakspecifiek) o Overstijgend onderwijs (+ onderwijs vakspecifiek). In 2012 worden de volgende projecten opgestart: • Uitvoering en effectmeting alle coschappen M1 • Uitvoering en effectmeting wetenschappelijke stage • Uitvoering en effectmeting klinisch lijntentamen • Uitvoering en effectmeting instroom en logistiek • Uitvoering en effectmeting kwaliteitszorg • Uitvoering en effectmeting start en 1e jaar Honours • Voorbereiding uitvoering master jaar 2 • Ontwikkeling master jaar 3 o Keuze coschappen o Oudste coschappen o Wetenschappelijke stage o Internationalisering In 2013 worden de volgende projecten opgestart: • Uitvoering en effectmeting alle coschappen M2 • Verbetering en aanpassing uitvoering M1/WS/KLT/I&L/KWZ • Voorbereiden uitvoering M3 In 2014 worden de volgende projecten opgestart: • Uitvoering en effectmeting alle coschappen M3 • Verbetering en aanpassing uitvoering M2 • Voorbereiding evaluatie totale Masteropleiding In 2015 wordt de totale Masteropleiding geëvalueerd en worden de eerste master studenten afgeleverd.
32
33
Bijlage 1. Overzichten opleidingen UMCU, UMC Groningen en VU 1. UMCU Utrecht Het UMCU Utrecht is in 2006 over gegaan op de BaMa structuur: Cru 2006. Zij hanteren geen zogenaamde harde knip. De opleiding is in feite 1 continuüm en kent de meest geleidelijke overgang van theorie naar e kliniek van alle opleidingen in Nederland. Al in het 3 (Bachelors) jaar vinden de eerste coschappen plaats. Vanaf dat jaar wordt het onderwijs groepsgewijs gegeven in een ritme van blok- en lijnonderwijs (vergelijkbaar met het AMC), steeds gevolgd door coschappen. In jaar 4-6 wordt het theoretische deel in tijd steeds korter ten faveure van het praktijkonderwijs. Het vroege contact met de praktijk wordt door studenten enorm gewaardeerd. Ook worden studenten in een vroeg stadium zich bewust van de consequenties van hun studiekeuze. Nadelen zijn de beperkte e inzetbaarheid van studenten in de praktijk in het 3 jaar en de logistiek van het systeem. Een andere consequentie van het systeem is dat “zij-instromers” Masteropleiding” een heel eigen opleiding volgen, die helemaal los staat van de reguliere opleiding. Deze scheiding is doorgevoerd tot en met de stageplaatsen. Ook is er geen “uitruil’ mogelijk tussen Ba en Ma. Globaal overzicht opleiding BaMa UMCU: B1 & B2: • Blok en lijnonderwijs enigszins vergelijkbaar met AMC • Geïntegreerde blokken (alle 5 weken) en meer vakgroepblokken en samengevoegde blokken • Geleidelijk meer klinische blokken e e • Praktisch vaardigheidsonderwijs 1 en 2 jaar • Cohortgewijs roosteren e e e • Lijnonderwijs toetsing 2 jaar: volledig gegeven door 6 jaar studenten. Alle 6 jaar doen mee (1 week • Toets na ieder blok, 1 herkansing, volgende herkansing volgende jaar; mag 1 blok open staan van e e het 2 jaar voor ingang 3 jaar B3: • Groepsgewijs roosteren • 12 weken coschappen Interne & Heelkunde (2x6 weken:UMCU, Diaconessenhuis, Nieuwegein) • 24 parallelle groepen van 12-14 man: acute Geneeskunde, coschap Interne, blok peri-operatieve zorg coschap Chirurgie, gezonde zieke cellen 3 (vaak gegeven voor verschillende groepen), blok Ethiek, Recht, Cultuur, Wetenschap: werken met data/epidemiologie, infectie en afweer • Stationsexamens, simulatiepatiënten M1 & M2 • Kleine groepen, 4 weken blok Kindergeneeskunde, gevolgd door 6 weken stage, 4 weken blok Neurologie/Psychiatrie, daarna 6 & 6 weken stage Neurologie & Psychiatrie, Gynaecologie: 4&6, Oogheelkunde, KNO & Dermatologie allen 1&3, Interne & Chirurgie zonder blok, idem 6 weken Huisarts, geneeskunde & maatschappij 4 & 4. • Lijntoets = Utrechtse voortgangstoets in M1 & M2: ingangseis voor M3, lijkt erg op AMC toets (open vragen) “beste toets van het curriculum” volgens studenten M3: • Startblok EBM, professionaliteit, onderwijstraining • Wetenschappelijke stage e • Keuzestage: kan Onderwijsstage zijn (worden als docent in gezet in 2 jaar in blokonderwijs, supervisie door Ten Cate, vaak 2 groepen tegelijk, 30 uur contactonderwijs, krijgen student onderwijs kwalificatie, ook onderwijsontwikkelingsvoorstel, toetsvragen maken, totaal 6 weken, video-opname van onderwijs, ook gekoppeld aan werkgroep docent); permanent gemiddeld 4-5 studenten onderwijsstage • Semi-arts 12 of 18 weken
34
2. UMC Groningen: G2010 Het UMC Groningen is sinds 2003 over op de BaMa structuur en levert in 2009 de eerste afgestuurde Msc Geneeskunde af. De opleiding hanteert de “harde knip”. Het Ba programma stelt de patiënt centraal in het onderwijs en hanteert zo veel mogelijk “actieve leervormen”. Het bestaat uit “trainingsweken” en “studieweken” (50/50). Iedere trainingsweek heeft een vast stramien: maandag 3 uur patiënt & thema college, gevolgd door 2 uur studiegroepen o.l.v. een tutor (2 uur, 10-12 studenten & tutor), 3 uur practica en een responsiecollege op vrijdag. Een studieweek is een trainingsweek zonder studiegroepen en practica. De rest is zelfstudie. De Masteropleiding stelt het verwerven van algemene vaardigheden, die noodzakelijk zijn om als art te functioneren centraal. Volgens deze leer maakt het niet uit op welke afdeling je die vaardigheden aanleert; vakspecifieke vaardigheden zijn altijd secundair aan de algemene vaardigheden. Behalve Interne Geneeskunde en heelkunde zijn dan ook geen van de andere geneeskundige deelvakgebieden, zoals neurologie en gynaecologie intrinsiek verplichte stages. Ook de volgorde van coschappen is volledig los gelaten; zo kan het voorkomen dat urologie de eerste klinische stage voor een student is. Ook hecht het programma erg aan oefening en training voorafgaand aan de echte praktijkstage. M1 bestaat uit 4 blokken van 5 weken oefenen en trainen in het studiehuis, gevolgd door 5 weken coschap. Deze blokken hebben 4 verschillende thema’s; de verschillende coschappen zijn verdeeld per thema, maar de precieze invulling voor de student geschiedt per loting. M2 bestaat uit werkstages van 4 weken, waarbij de student stage loopt in 1 geaffilieerd ziekenhuis gedurende 1 jaar. M3 bestaat uit wetenschappelijke stage, keuze stages en een semi-arts stage. Globaal overzicht Masteropleiding G2010: M1: • 4 blokken 10 weken: 5 weken studiehuis, 5 weken stage • stage UMCG (70%), Winschoten, Stadskanaal, Martini, Assen, Delfzijl, Winschoten • geen overlap M1 en M2 • week 1 & 2: introductie, vaardigheidstraining, anamnese simulatiepatiënten: hart, longen, buik, prikken • week 3-5: verschillende groepen beweging, voortplanting • 12 contacturen/week; kleine groepen 10-12 weken • iedere week 1 thema • vaardigheidsdocenten: oudere docenten, huisartsen, basisartsen (groot verloop) • 7 dagdelen/week werkvloer; 1 dagdeel professionele ontwikkeling • zoveel mogelijk op 1 plek; kan voorkomen dat je niet op interne komt M2: • werkstages van 4 weken: Zwolle, Enschede, Leeuwarden, Curaçao, Heerenveen, Hoogeveen, Emmen, Harderberg, Hengelo, Almelo M3: • semi-arts stage 6 maanden (14 weken rompstage & 6 weken deelstage • Wetenschappelijke stage 6 maanden • Onder voorwaarde mogelijk in buitenland; maximaal 1 j Curaçao Genoemde voordelen en nadelen door locale opleiders & studenten: +: studiehuis duidelijk programma & goede voorbereiding op praktijk, reflectiegroepen zinvol, programma waarborgt aandacht voor onderwijs mits goed uitgevoerd, stage in 1 ziekenhuis -: oefenstage erg lang, te korte werkstages M2, gemis sommige stages, wat rigide systeem met weinig keuzes, stage in 1 ziekenhuis, te veel reflectie, veel te uitgebreid portfolio 3. VU De VU heft een programma dat van begin af aan competentie (CanMEDS) gestuurd is. De verdeling hierbij is 50% medisch expert en 50% alle andere competenties. De Bacheloropleiding is zeer vergelijkbaar met G2010: vast weekschema, begin college met patiënt, leergroepen met tutor, etc. De Masteropleiding kent 5 tot 6 “studiepaden” waarvoor geloot moet worden. De 3 jaar sluiten direct op elkaar aan. De
35
Masteropleiding begint met een leerstage (M1), enigszins vergelijkbaar met G2010, maar anders ingedeeld. Iedere stage van 6 weken begint met 1 trainingsweek, die op de VU gegeven wordt. Vervolgens zijn er 5 weken werkstage van 4 dagen per week met 1 “terugkomdag” in de VU. De werkstages in M1 geschieden vanuit een (lokaal) leerhuis, waarbij de student steeds met werkopdrachten de kliniek in trekt (anamnese, observatie grote visite, etc.). De stageopdrachten worden steeds door 2 studenten uitgevoerd. 4 studenten worden 10 uur per week begeleid door een tutor, meestal een aio of een gepensioneerde specialist of huisarts. Op de terugkomdag worden voor 2 groepen van 12 studenten werkcolleges gegeven en werkopdrachten nabesproken. Globaal overzicht Masteropleiding VU: M1 • 3 weken “alco”: anamnese & LO bij simulatie patiënt, klinisch redeneren • 6 leerstages 6 weken (1 week training + 5 weken stage): Interne, Chirurgie, Psychiatrie & Neurologie, Gynaecologie & Kindergeneeskunde, Verpleeghuiskunde, KNO, Oogheelkunde, Dermatologie • plaats: VU, Lucas, Kennemer Gasthuis, Spaarne of MCA: hele jaar zelfde ziekenhuis • Trainingsweek (VU): werkcolleges Klinisch redeneren, reuma patiënt, Farmacotherapie • Stage (VU en affiliatie): 4 dg kliniek, 1 terugkomdag (VU) • Beoordeling: Kennistoets (MC: juist/onjuist) & Stagebeoordeling (PF, praktijk);Voldoende = voorwaarde voor toelating M2 M2: 5 werkstages van 8 weken • Interne, Chirurgie & EHBO, Neurologie & Psychiatrie, Gynaecologie & Kindergeneeskunde, Extramurale Geneeskunde • Toetsing: KPB’s, voortgangstoets, geen cijfers stages • Voorbereiding wetenschappelijke stage • Plaats: alle affiliaties, steeds ander ziekenhuis, buitenland mogelijk •M3: profilering/verdieping/wetenschappelijke stage en schakeljaar • Wetenschappelijke stage • Semi-arts Genoemde voordelen en nadelen: +: zeer planbaar en duidelijk opleidingssysteem -: weinig flexibiliteit, weinig ruimte eigen initiatief, klachten G2010 4. Sterkte en zwakte analyse huidige praktijkopleiding AMC in vergelijking met andere opleidingen. Aan de hand van korte enquêtes en diverse gesprekken met studenten en docenten valt de sterkte en e zwakte van de huidige 2 fase als volgt te omschrijven: 1. Sterke punten: • Lange coschappen • Goede sfeer tijdens coschappen • “in het diepe gooien” wordt als leerzaam ervaren • Presentaties aan het eind van het coschap • Coschappen lopen in verschillende ziekenhuizen • Beperkt portfolio • Opbouw coschappen: eerst “klein vak” 2. Verbeterpunten: • Algemeen duidelijker onderwijsdoelen • Beoordelingssysteem • Onderwijs plannen op meer vaste tijden; minder interferentie met coschap • Minder coassistenten per afdeling • Duidelijkere functie omschrijving coschap: duidelijke onderwijsdoelen en meer verantwoordelijkheid tijdens het coschap • Duidelijker profiel Professioneel Gedrag
36
Bijlage 2 Samenvatting adviezen commissie van Lansschot 1.
2. a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
Invoeren van een entreetoets als leermiddel in cofase 1 en cofase 2 (nieuw) Omdat door een groot aantal opleiders geconstateerd is en uit evaluatie blijkt dat studenten bij aanvang van een coschap niet altijd de theoretische kennis uit de eerdere fase van de studie paraat hebben stelt de commissie voor een entreetoets voor de coschappen in cofase 1 en cofase 2 in te voeren. Kwaliteit beoordeling Inzet stafleden optimaliseren (verbetering) De commissie adviseert het bestuur van het onderwijsinstituut afdelingen in AMC en affiliatie dringend te verzoeken de beoordeling van coassistenten uit te voeren zoals in de richtlijnen vastgelegd is/wordt. Toepassen tussentijdse beoordeling bij coschappen langer dan of gelijk aan 6 weken (verbetering) De commissie adviseert een tussentijdse beoordeling bij coschappen langer dan of gelijk aan 6 weken daadwerkelijk uit te laten voeren. Deze tussentijdse beoordeling dient meegewogen te worden bij de eindbeoordeling. Onderwijs in en observatie van fysische diagnostiek en anamnesevaardigheden verbeteren (verbetering) De commissie adviseert aan afdelingshoofden en onderwijscoördinatoren nogmaals het belang van deze onderwijsactiviteiten van stafleden en assistenten te benadrukken. Tevens stelt zij voor meer onderwijs in fysische diagnostiek in coschappen na IHK 1 te laten plaatsvinden en coassistenten tijdens lichamelijk onderzoek direct te observeren. Ook wordt aanbevolen in de geaffilieerde klinieken meer gebruik te maken van videobanden. Actief bijhouden van een ”portfolio” (verbetering) De commissie adviseert de studenten/coassistenten meer actief te wijzen op het verplicht actief bijhouden van een “portfolio”. Stimuleren tot het houden van een patiëntendemonstratie of wetenschappelijk referaat in elk coschap (nieuw) De commissie adviseert, voor zover dit nog niet het geval is, in alle coschappen te stimuleren een patiëntendemonstratie (à la grand round in IHK 1 , maar minder intensieve voorbereiding) of een wetenschappelijk referaat te laten plaatsvinden. De commissie adviseert eveneens, indien een patiëntendemonstratie of wetenschappelijk referaat heeft plaatsgevonden, hiervoor een beoordeling toe te kennen en deze beoordeling mee te nemen as afronding bij de beoordeling van het examengesprek van het coschap. Invoeren van examengesprek (nieuw) Om tegemoet te komen aan de geuite wens van aanscherping van de beoordeling adviseert de commissie een examengesprek bij de eindbeoordeling in te voeren. In dit examen gesprek kan de coassistent worden uitgevraagd over een aantal van de patiënten/ziektebeelden die staan vermeld in het ”portfolio”. Het examengesprek dient mee te tellen bij de eindbeoordeling. Pilot theoretische eindtoets coschap kindergeneeskunde (nieuw) Om meer objectiviteit aan de eindbeoordeling te geven stelt de commissie voor een pilot uit te voeren bij de afdeling kindergeneeskunde AMC en een afdeling kindergeneeskunde van een affiliatieziekenhuis door een theoretische eindtoets in te voeren (CIP en MEQ toets). Pilot (termijn) en toetsvragen dienen nader uitgewerkt te worden door de afdeling kindergeneeskunde. Training beoordeling/feedback geven (nieuw) De commissie adviseert een training te geven voor AMC en affiliatie om de beoordeling en het feedback geven adequaat te laten verlopen en de betrokkenheid van stafleden en andere coassistentenbegeleiders te verhogen.
37
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
e
e
Invoeren geschiktheidbeoordeling in het 2 en 3 IHK coschap (nieuw) De commissie adviseert ook in de IHK coschappen nà IHK 1 een geschiktheidbeoordeling in te voeren. Invoeren nieuwe beoordelingscategorie ‘twijfelachtig’ bij de (eind)beoordeling van het Professioneel Gedrag (nieuw) De commissie adviseert bij de beoordeling van het Professioneel Gedrag een nieuwe beoordelingscategorie toe te voegen, namelijk de categorie twijfelachtig. De beoordelingscategorieën worden dan: adequaat / twijfelachtig / onvoldoende / niet te beoordelen. Bij de eindbeoordeling vervalt de categorie “niet te beoordelen”. Wijzigingsvoorstel beoordelingsformulier “communicatie en attitudebeoordeling” (nieuw) De commissie adviseert het wijzigingsvoorstel t.a.v. het formulier “communicatie en attitudebeoordeling” (Professioneel Gedrag) mee te nemen met de integrale aanpak naar aanleiding van het rapport van deze commissie. Vastleggen beleid m.b.t. tekortkomingen in Professioneel Gedrag (nieuw) De commissie adviseert in deze ook een aanbeveling van het Projectteam Consilium Abeundi (juli 2002) over te nemen en het beleid m.b.t. de begeleiding van studenten met tekortkomingen in het Professioneel Gedrag schriftelijk vast te leggen waarbij duidelijk is welke medewerkers zijn betrokken, welke taken en verantwoordelijkheden zij hebben en wie de begeleiding coördineert. (Her) invoeren cijfer bij beoordeling systeem (nieuw) De commissie geeft het bestuur van het onderwijsinstituut in overweging terug te keren naar een cijfersysteem van 1-10 Wegingcategorieën eindbeoordeling coschap (verbetering/nieuw) De commissie adviseert een ander weging systeem te hanteren bij de totstandkoming van de eindbeoordeling van een coschap. Instellen adviescommissie problematiek buitenlandse artsen (nieuw) De commissie adviseert een commissie in te stellen die zich buigt over de specifieke problematiek (w.o. taal, cultuurverschillen, Professioneel Gedrag) van buitenlandse artsen die toegelaten worden tot de opleiding Geneeskunde. Evalueren van toetsing/beoordelingsprocedure (nieuw) Indien het bestuur van het onderwijsinstituut de in dit advies genoemde voorstellen overneemt adviseert de commissie de procedure toetsing en beoordeling te evalueren na ėėn of twee jaar. Aanpassen leidraad beoordeling coschappen (nieuw) Indien het bestuur van het onderwijsinstituut de in dit advies genoemde voorstellen overneemt dient de huidige leidraad beoordeling coschappen vanzelfsprekend aangepast te worden.
38
Bijlage 3: CANMEDS Het profiel van de arts is beschreven conform het model CanMEDS-2005 en omvat de volgende 7 rollen c.q. competentiedomeinen: • Medisch Deskundige • Communicator • Samenwerker • Organisator • Gezondheidsbevorderaar • Academicus • Beroepsbeoefenaar Voor elke genoemde rol volgt hieronder een korte definitie. Deze rollen worden nader uitgewerkt aan de hand van competenties in hoofdstuk 5 van dit Raamplan. MEDISCH DESKUNDIGE De juist afgestudeerde arts als medisch deskundige bezit een breed kennis- en vaardighedenpakket uit het medisch kennisdomein en past dit toe in de medische praktijk. De arts verzamelt en interpreteert gegevens, maakt een probleemanalyse, neemt de juiste klinische beslissingen en voert deze uit met inachtneming van de grenzen van eigen deskundigheid en bekwaamheid. De arts controleert of de gekozen beslissing en bijbehorende uitvoering van voldoende kwaliteit zijn en of het gezochte effect bereikt wordt. De arts levert zorg conform de actuele professionele standaard en waar mogelijk evidence based, ethisch onderbouwd en kostenbewust. De arts communiceert doeltreffend mondeling, schriftelijk, elektronisch met patiënten en hun naasten, en met andere werkers in de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg. COMMUNICATOR De juist afgestudeerde arts als communicator gaat een doeltreffende relatie aan en onderhoudt deze met patiënten, hun naasten en andere werkers in de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg. De arts gebruikt (medisch) communicatieve vaardigheden om hooggekwalificeerde zorg te bieden. SAMENWERKER De juist afgestudeerde arts als samenwerker bouwt een collegiale samenwerking op en werkt doeltreffend samen in een multidisciplinair samenwerkingsverband om te komen tot besluitvorming rond optimale patiëntenzorg, onderwijs en/of onderzoek. De arts werkt doeltreffend samen met patiënten, patiëntengroepen en andere werkers in de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg. De arts brengt informatie over, onderhandelt, geeft leiding, voert consultaties uit en participeert in intercollegiale toetsing. ORGANISATOR De juist afgestudeerde arts als organisator levert een bijdrage aan besluiten over beleid en de toewijzing van beperkte financiële, materiële en personele middelen. De arts stemt op een verantwoorde wijze taken onderling op elkaar af in het werk - op strategisch, tactisch en operationeel niveau - en daarbuiten. De arts prioriteert taken, voert deze, waar nodig in een team, uit en evalueert. GEZONDHEIDSBEVORDERAAR De juist afgestudeerde arts als gezondheidsbevorderaar erkent en bepleit actief het belang van preventieve gezondheidszorg voor de individuele patiënt, patiëntengroepen en de maatschappij. De arts draagt dit belang individueel dan wel in teamverband uit aan beleidsmakers op het terrein van de volksgezondheid en brengt preventieve gezondheidszorg (primair, secundair, tertiair) waar mogelijk in praktijk. ACADEMICUS De juist afgestudeerde arts als academicus levert een wetenschappelijke bijdrage aan de beoordeling, opbouw en begrip van kennis en kunde van de gezondheidszorg. De arts geeft onderwijs en/of bevordert onderwijs aan studenten, patiënten en anderen. De arts neemt klinische beslissingen waar mogelijk op wetenschappelijk verantwoorde wijze, erkent het belang van levenslang leren en fungeert hierin als rolmodel. BEROEPSBEOEFENAAR De juist afgestudeerde arts als beroepsbeoefenaar vervult een unieke maatschappelijke rol om de gezondheid en het welbevinden van de samenleving naar een zo hoog mogelijk niveau te brengen. De arts beoefent de patiëntenzorg volgens de hoogst geldende medische en ethische standaarden binnen het Nederlandse en Europese juridische kader. De arts spant zich voortdurend in om de standaarden van zijn vakgebied volledig te beheersen.
39
Bijlage 4: Criteria eindkwalificaties WO Bsc en Msc Criterium & CanMEDS De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstig beroepenveld. Een wo-Bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste een verdere wo-studie op Master niveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt een wo-Master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. 3.
Tabel 1: Overzicht Dublindescriptoren
Dublindescriptoren Kennis en inzicht
kwalificaties Bachelor-Geneeskunde Beschikt over aantoonbare kennis van en inzicht in de voor de Geneeskunde relevante wetenschappelijke disciplines met inbegrip van recente ontwikkelingen daarbinnen.
kwalificaties Master-Geneeskunde Beschikt over brede kennis en inzicht in de voor de Geneeskunde relevante wetenschappelijke disciplines met inbegrip van recente ontwikkelingen daarbinnen die in staat stellen tot -een vervolgopleiding in ieder gewenst medisch specialisme aan te vangen -een vervolgopleiding tot onderzoeker Eindtermen Raamplan onder 1, 2 en 4
Eindtermen (bijlage A): Toepassen kennis en inzicht
1.1, 1.2, 1.5, 1.6, 1.8, 1.9, 2.1, 2.2, 4.1, 4.2 en 4.3 Is in staat om verworven kennis, inzicht en vaardigheden op dusdanige wijze toepassen dat dit resulteert in Professioneel Gedrag medisch probleemoplossend vermogen
Is in staat om kennis, inzicht en medisch probleemoplossend vermogen integreren en toepassen op nieuwe, onbekende of multidisciplinaire context
Eindtermen (bijlage A): 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 2.1, 2.2, 2.3, 3.1, 3.3 en 4.2 Oordeelsvorming
Is in staat relevante medisch-wetenschappelijke gegevens te verzamelen en te interpreteren en zich daarover een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische aspecten Eindtermen (bijlage A)
Communicatie
1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 2.1, 2.2, 2.3, 3.1, 3.3, 3n 4.2 Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten
Eindtermen Raamplan m.b.t. vaardigheden en PG onder 1, 2, 3 en 4 Is in staat oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen Eindtermen Raamplan m.b.t. vaardigheden en PG onder 1,2,3 en 4 Is in staat om conclusies alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten Eindtermen Raamplan m.b.t. vaardigheden onder 2
Eindtermen (bijlage A) 2.1, 2.2 en 2.3
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn voor blijvende kennisverwerving en om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen tot blijvende kennisverwerving en tot het aangaan van een vervolgstudie met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter
Eindtermen Raamplan (bijlage A) m.n. 2.3
Eindtermen Raamplan m.n. 2.3
40
Bijlage 5: Schema Masteropleiding Totaal 3x 42 weken onderwijs = 126 weken 2 instroommogelijkheden: A= start coschappen of B = start wetenschappelijke stage Instroom: 14 studenten per 2 weken
Optie A. 86 weken geïntegreerd theoretisch en praktijkonderwijs (coschappen) & 40 weken klinische en wetenschappelijke verdieping en verzelfstandiging: jaar 1: algemene vaardigheden & discipline gebonden geneeskunde: 43 weken* 1. 12 weken DOK: 2 wk introductie, 3wk D,4 wk KNO, 3 wk Oogheelkunde; 1 dag per week groepsgebonden theorie & groepsoverstijgende capita selecta 2. 1 week theorie & vaardigheden voorbereiding 1e deel IHK1 (1.1), 3. 5 weken 4 dagen per week stage met gerichte opdrachten IHK1.1 & vrijdag onderwijs dag, 4. 1 week onderwijs, waarin Grand Round en toets, e e 5. 6 weken IHK1 deel 2 (1.2): “werkstage” op afdeling (7 week 2 Grand Round, verder alleen onderwijs op de afdeling) 6. 8 weken IHK2: affiliatie, introductiedag & wekelijks onderwijsmiddag lokaal 7. 8 weken IHK3: als IHK2 8. 2 weken voor voorbereiding & uitvoering lijntoets, bij niet slagen wel door, maar moet gehaald worden voor ingang jaar 3 (?) Jaar 2: discipline gebonden geneeskunde, consolidatie en integratie: 44 weken* Discipline gebonden geneeskunde 1. 6 weken Neurologie 2. 6 weken Psychiatrie 3. 8 weken Gynaecologie 4. 2x 4 weken keuzestages vaste keuzes: Anesthesiologie, Spoedeisende Hulp, IC, Cardiologie, Radiologie, Revalidatie, Geriatrie, poli Kindergeneeskunde Consolidatie en integratie 5. 4 weken poli Interne 6. 4 weken poli Heelkunde 7. 5 weken Huisartsgeneeskunde 8. 3 weken Sociale Geneeskunde Jaar 3: wetenschappelijke vorming, verdieping en verbreding: 40 weken * 1. wetenschappelijke stage: minimaal 16 weken, maximaal 32 weken (*Alternatief: 30) 2. vrije keuze stages van minimaal 4, maximaal 8 weken 3. oudste coschap: in principe aan het eind van de opleiding: minimaal 8 weken, maximaal 16 weken (optioneel: 2 keuze stages) *Alternatief : begin met blok van 2 weken theorie en in mindering brengen op 3e jaar (44- 44-38 weken) Optie B: Vooraf 20 weken wetenschappelijke stage gevolgd door 86 weken geïntegreerd theoretisch en praktijkonderwijs & 20 weken klinische verdieping en verzelfstandiging
41
Jaar 1: A1 42; A2 44 weken 10 A: 10 DOK: 3-4-3 2I D O K 3T: 2+I10 DOK: 3-4-3 DOK
1
20 5 IHK1.1 + 1 d T
1T2
30
6 IHK1.2
8 IHK2
40 8 IHK3
2lij nt oe ts
T 1 1
5 IHK1.1 + 1 d T
T
1 T 2
6 IHK1.2
8 IHK2
8 IHK3
2lijnt oets
1 B1*: WS* 20 wk
2 bl o k
8 intro-DKO: 1/ 3/3/1
2 T 1
5 IHK1.1 + 1 d T
1 T 2
6 IHK1.2
Jaar 2: A1/2 44; B 42 weken A1/2: 6 Neuro halverwege theorie
10 6 psych halverwege theorie
B: 8 IHK2
8 gyn halverwege theorie
20 4 Keuze 1*
4 Keuze 1*
30 4 Poli int
4 Poli heelk
8 IHK 3
2 6 Neuro 6 Psych 8 gyn/verlos lijntoets * oogheelkunde cardiologie, radiologie, revalidatie, geriatrie, anesthesiologie, poli kindergeneeskunde, spoedeisend hulp, IC
40 5/3 Huisarts/Sociale Geneeskunde
Keuze 1* 4
Jaar 3: A1/2 &B: 40 weken 2 A1/2: 16 WS* B: 4 4 Poli int keuze1
10 4 Poli heelk
20 30 16 weken variabel: 1-4 keuzestage(s) 4-8wk/WS**/ oudste co 5/3 Huisarts/soc 12 weken variabel: 1-3 keuzestage(s) 48wk/WS**/ oudste co
40 8 oudste co 8 oudste co
1
IKH1: liefst op 1 afdeling: IHK2: ook op 1 afdeling; suggestie H: traumatologie/orthopedie WS = wetenschappelijke stage alle keuzes mogelijk binnen opgegeven stages door verschillende vakgroepen *B2: als B1 maar met A2 variant ** oudste co minimaal 8 weken, maximaal 16 weken; keuze stages van 4 of 8 weken vrije keuze. WS minimaal 16 weken, maximaal 32 wek
2
42
Onderdelen theoretisch onderwijs en vaardigheden voorafgaand en tijdens IHK1: •
•
•
•
•
• • •
•
anamnese en lichamelijk onderzoek bij patiënt: video & plenaire bespreking casus i. plaats: tijdens IHK1.1; bespreking kleine groep vrijdag o.l.v. tutor (specialist stage vakgroep) aan de hand van opdrachten in 1.1: voordracht eigen patiënt, video opname plenair bespreken specifieke vaardigheden lichamelijk onderzoek stage: i. Pediatrie: onderzoek baby, otoscopie, neurologisch onderzoek; interne: …, chirurgie: onderzoek bewegingsapparaat ii. Plaats: KLOP onderwijs T1 in kleine groep; 1.2 individueel patiënt gebonden onderwijs vaardigheden analyse lab onderzoek (cursus desktop), verstoring water- en zoutbalans + zuur/base stoornissen, bacteriologisch en virologisch onderzoek, radiologie, receptuur & polyfarmacie, infuusbeleid i. capita selecta door specialisten: plaats: T1 + vrijdag IHK1.1 + T2 (10 weken 1 uur) 4(5) groepen tegelijk ii. aan de hand van casuïstiek afdeling: opdrachten, begeleid door specialist stage vakgroep, plaats IHK1.1 + T2: kleine groepen statusvoering, incl. probleemlijst, diagnostisch en therapeutisch plan, overdracht schrijven, brief naar de huisarts, consult schrijven i. groepsgewijs o.l.v. stage vakgroep docent ii. plaats: IHK1.1 & IHK1.2 presentatie casus plenair: i. overdachten, visites: IHK 1.1: cursus overdracht (verlies van informatie, beknoptheid), IHK 1.2 op de werkvloer ii. groepspresentaties: oefenen overdacht (groep, T1), diagnostische proces: groep op vrijdag 1.1 iii. Grand Round: T2 en week 7 1.2 Venapuncties, arteriepuncties, apillaire bloed afnames: prikcursus T1, IHK1.1 & T2 EBM: PICO, CAT a.d.v. vragen afdeling: vrijdag 1.1 Mogelijke onderwerpen capita selecta: laboratoriumbepalingen (valkuilen, hoe snel bepaald, hoe duur, hoe af te nemen, wanneer waardeloos monster –lang laten staan, verkeerde afnames, etc), bacteriologie, virologie, beoordeling X-thorax systematisch, plaats echografie (demonstratie met echoapparaat), basis cursus ECG, cursus spoed eisende hulp, water/zout/infuusbeleid. Zoveel mogelijk overig onderwijs koppelen aan 2-3 mentoren over periode van 8 weken, die rouleren
Toetsing: e 1 jaar: • DOK: stage beoordelingen & geïntegreerde kennistoets eind introductieweek • IHK1-3: o Vaardigheden en Professioneel Gedrag: KPB’s verschillende onderdelen als nu in IHK & stagebeoordelingen o Kennistoets week 6 (T2) IHK1, halverwege of eind IHK 2/3; vorm: MC of MATCH o Lijntoets na alle 3 IHK met 1,5 week voorbereidingstijd; vorm: openvragen/extended matching e 2 jaar: • Disciplinegebonden stages (gyn, psych, neuro, ha, soc gen, keuze stages): o Algemene beoordeling, vaardigheden en Professioneel Gedrag
43
• bij stages ≥ 5 weken: KPB’s, tussentijdse beoordeling en eindbeoordeling • bij stages < 5 weken: KPB’s en eindbeoordeling o Kennistoets: begin of eind stage; vorm: MATCH of MC Poli interne, poli heelk: KPB’s poli patiënten, opdrachten, eindbeoordeling
• e 3 jaar • WS: stage beoordeling conform huidige regeling • Keuzestages: stage beoordeling • Oudste coschap: stage beoordeling & optioneel laatste lijnexamen.
44
Bijlage 12 Voorbeeld Beoordelingsformulieren coschappen (IHK-1 Kindergeneeskunde) Toelichting gebruik formulieren Wanneer gebruik je deze formulieren? Dit document bevat de formulieren die gebruikt worden voor de twee tussentijdse beoordelingen en eindbeoordeling van het tien weken durende coschap Kindergeneeskunde in cofase 1 (IHK1). Hoe gebruik je deze formulieren? Waarop beoordelen? Het formulier voor de tussentijdse- en eindbeoordeling zijn hetzelfde opgebouwd. De student wordt op twee dimensies beoordeeld: Medische deskundigheid en Professioneel Gedrag. Binnen deze twee dimensies horen een aantal rollen. Te weten: Medisch Deskundige • Medisch Deskundige • Gezondheidsbevorderaar (nog niet voor dit coschap relevant) • Academicus (nog niet voor dit coschap relevant) Professioneel Gedrag • Communicator • Samenwerker • Organisator • Academicus • Beroepsbeoefenaar Op basis waarvan beoordelen? De beoordeling wordt gebaseerd op een aantal bronnen, de korte beoordelingen, die de student gedurende het coschap heeft verzameld en die door verschillende personen ingevuld kunnen zijn (aios, anios en stafleden). In de rechterbovenhoek staat precies aangegeven welke korte beoordelingen er van deze student aanwezig moeten zijn. Zonder deze korte beoordelingen kan niet tot een betrouwbare beoordeling worden gekomen en daarom zijn deze voorwaardelijk voor een tussen- of eindbeoordeling. Naar aanleiding van al deze korte beoordelingen, de nabesprekingen en daarin gegeven feedback beschrijft de student kort een aantal sterke- en verbeterpunten. Ook geeft de student aan hoe hij/zij aan de verbeterpunten wil werken. Een formulier voor sterke- en verbeterpunten staat ook in dit document beschreven. De door de student genoemde sterke- en verbeterpunten worden besproken in het tussen- en eindgesprek en maakt deel uit van de beoordeling. In het tweede tussengesprek en het eindgesprek wordt besproken in hoeverre het gelukt is om aan de voorgaande verbeterpunten te werken en wat dit heeft opgeleverd, zodat ook de groei binnen een coschap zichtbaar wordt gemaakt. In het tussen- en eindgesprek wordt op basis van de korte beoordelingen en de beschrijving van sterke- en verbeterpunten, over de afgelopen periode gesproken. Het tussen- en eindbeoordelingsformulier is een samenvatting van de korte beoordelingen en het tussen- of eindgesprek.
Toekennen cijfers8 Beoordeeld wordt of de student deze rollen beheerst op het niveau dat in deze fase van de opleiding mag worden verwacht. Wat dit verwachtte niveau is, staat per rol op de achterkant toegelicht. Wanneer een student op verwacht niveau presteert, wordt dit beoordeeld met een 7, het referentiepunt. Wanneer enige verbetering mogelijk is wordt beoordeeld met een 6, wanneer juist net iets beter dan verwacht wordt gepresteerd wordt een 8 gegeven. De scores 6 t/m 8 vallen nog binnen de range van wat verwacht mag worden. De scores 5 en 9 zijn sterke signalen van een onder- dan wel boven verwacht niveau presteren van de student. Een 5 betekent: hier moet verbetering gaan plaatsvinden; dit moet volgende keer beter; schenk hier aandacht aan; probeer te oefenen; vergaar meer kennis op dit terrein e.d. Een 9 betekent: je stijgt duidelijk uit boven wat we van je mogen verwachten, je verdient een compliment dat aan de meeste studenten niet wordt gegeven. De scores 4 en 10 vormen zeldzaamheden. De 4 is een ‘rode kaart’: er moet remediërende actie plaatsvinden. Een 4 is niet compatibel met een voldoende eindoordeel, c.q. kan niet gecompenseerd worden. De 10 is zo uitzonderlijk dat slechts weinigen dit ooit toegekend krijgen. Zowel Medische Deskundigheid als Professioneel Gedrag moeten op verwacht niveau worden gescoord. Bij onder verwacht niveau scoren van één van deze twee onderdelen kan er geen eindcijfer worden gegeven. Wie vult deze formulieren in? De tussen- en eindbeoordeling wordt na afloop van het tussentijdse of eindgesprek met de student ingevuld door de supervisor. De supervisor baseert zich dus op de korte beoordelingen die collega’s gedurende het coschap hebben ingevuld en hij wint aanvullende informatie over de student in bij collega’s.
8 Cate Th. J., Braak ter, M.T., Frenkel J., Pol van de A.C. De 4 tot 10 verwacht
niveau-schaal (410VN-schaal) bij persoonlijke beoordelingen. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, 2006; vol 25, nr 4, p. 157-163.
46
Voorwaarden 1e beoordelin
CO-ASSISTENTSCHAP IHK 1 kindergeneeskunde 1e tussentijdse beoordeling (4e week)
Naam student Collegekaartnummer Afdeling(en):
Datum Beoordelaar: Aanvullende informatie ingewonnen bij: Onder verwacht niveau Op verwacht niveau
Medisch deskundige • Kennis en inzicht • Vaardigheden Professioneel Gedrag • Communicator • Samenwerker • Organisator • Academicus • Beroepsbeoefenaar
□ 2 x KLOP (bijgewoond) □ 4 KPB’s ( ten minste: anamnese, l.o. visite)
Boven verwacht niveau
4 4
5 5
6 6
7 8 7 8
9 10 9 10
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
6 6 6 6 6
7 7 7 7 7
9 9 9 9 9
8 8 8 8 8
□ 4 patiëntverslagen □ sterke- en verbeterpunten
10 10 10 10 10
Sterke punten Aandachtspunten
Toelichting bij alle cijfers anders dan 7 Adviezen
Handtekeningen
Student
beoordelaar
47
Toelichting Verwacht niveau per rol voor IHK 1: indergeneeskunde Medisch deskundige Kennis en inzicht • Laat zien kennis te hebben over ziektebeelden van patiënten die door student zijn gezien • Kan een diagnostisch en therapeutisch plan opstellen • Kan een correcte interpretatie van de diagnostiek geven • Kan een inschatting maken van ernst en urgentie Vaardigheden • Kan relevante gegevens verzamelen uit anamnese, lichamelijk onderzoek, fysisch diagnostisch onderzoek en voorgeschiedenis • Kan de benodigde informatie verkrijgen door het aanvragen of interpreteren van aanvullend onderzoek • Kan een differentiaal diagnose stellen en een therapeutisch plan maken • Kan klinisch redeneren • Kan systematisch en volledige (hetero-)anamnese afnemen • Kan op adequate wijze en conform leeftijd van het kind een lichamelijk onderzoek uitvoeren • Kan vaardigheden zoals beschreven in de lijst met klinische vaardigheden voor IHK1 uitvoeren (voor zover patiëntenbestand dit toelaat) • Reflecteert op eigen medisch handelen Professioneel Gedrag Communicator • Communiceert in correct NL in woord en geschrift. • Luistert goed en verkrijgt doelmatige en relevante patiënteninformatie. • Toont begrip en is beleefd • Kan op passende wijze communiceren met (jonge) kinderen • Kan juiste informatie op een begrijpelijke en empathische manier aan de patiënt en/of ouders verzorgers geven • Kan helder en bondig mondeling en schriftelijk verslag doen van een patiëntencasus Samenwerker • Is collegiaal (met name in de peergroup) • Kan werken in teamverband (kent eigen rol in het team) • Kan omgaan met verpleegkundigen en andere disciplines Organisator • Maakt gebruik van ICT toepassingen • Kan hoofd- en bijzaken onderscheiden • Kan prioriteiten stellen • Kan efficiënt en zorgvuldig werken
48
Academicus
Beroepsbeoefenaar
• • • • • • • • •
Toont inzicht in de logistiek van het (academisch) ziekenhuis Stelt (kritische)vragen Kan literatuur onderzoek voor patiëntprobleem uitvoeren Reflecteert op sterke en zwakke kanten van het eigen functioneren Formuleert persoonlijke leerpunten en geeft aan hoe daar aan te kunnen werken Toont respect voor de patiënt Heeft respect voor verschillende etnische en culturele achtergronden van patiënten en collega’s Kent de grenzen van het eigen kunnen en handelt binnen deze grenzen Houdt evenwicht tussen persoonlijke betrokkenheid en professionele rol
49
Voorwaarden 2e beoordelin
CO-ASSISTENTSCHAP IHK 1 kindergeneeskunde
Collegekaartnummer Afdeling(en):
□ 2 x KLOP □ 4 x KPB (ten minste: anamne
2e tussentijdse beoordeling (7e/8e week, vóór poli)
Naam student
Datum Beoordelaar: Aanvullende informatie ingewonnen bij: Onder verwacht niveau Op verwacht niveau
Medisch deskundige • Kennis en inzicht • vaardigheden Professioneel Gedrag • Communicator • Samenwerker • Organisator • Academicus • Beroepsbeoefenaar
l.o., visite)
Boven verwacht niveau
4 4
5 5
6 6
7 8 7 8
9 9
10 10
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
6 6 6 6 6
7 7 7 7 7
9 9 9 9 9
10 10 10 10 10
8 8 8 8 8
□ 1 x ProCo □ 4 x Patiëntverslagen □ sterke- en verbeterpunten
Sterke punten Aandachtspunten Toelichting bij alle cijfers anders dan 7 Adviezen
Handtekeningen
Student
beoordelaar
50
Toelichting Verwacht niveau per rol voor IHK 1: kindergeneeskunde Medisch deskundige Kennis en inzicht • Laat zien kennis te hebben over ziektebeelden van patiënten die door student zijn gezien • Kan een diagnostisch en therapeutisch plan opstellen • Kan een correcte interpretatie van de diagnostiek geven • Kan een inschatting maken van ernst en urgentie Vaardigheden • Kan relevante gegevens verzamelen uit anamnese, lichamelijk onderzoek, fysisch diagnostisch onderzoek en voorgeschiedenis • Kan de benodigde informatie verkrijgen door het aanvragen of interpreteren van aanvullend onderzoek • Kan een differentiaal diagnose stellen en een therapeutisch plan maken • Kan klinisch redeneren • Kan systematisch en volledige (hetero-)anamnese afnemen • Kan op adequate wijze en conform leeftijd van het kind een lichamelijk onderzoek uitvoeren • Kan vaardigheden zoals beschreven in de lijst met klinische vaardigheden voor IHK1 uitvoeren (voor zover patiëntenbestand dit toelaat) • Reflecteert op eigen medisch handelen Professioneel Gedrag Communicator • Communiceert in correct NL in woord en geschrift. • Luistert goed en verkrijgt doelmatige en relevante patiënteninformatie. • Toont begrip en is beleefd • Kan op passende wijze communiceren met (jonge) kinderen • Kan juiste informatie op een begrijpelijke en empathische manier aan de patiënt en/of ouders verzorgers geven • Kan helder en bondig mondeling en schriftelijk verslag doen van een patiëntencasus Samenwerker • Is collegiaal (met name in de peergroup) • Kan werken in teamverband (kent eigen rol in het team) • Kan omgaan met verpleegkundigen en andere disciplines Organisator • Maakt gebruik van ICT toepassingen • Kan hoofd- en bijzaken onderscheiden • Kan prioriteiten stellen
51
Academicus
Beroepsbeoefenaar
• • • • • • • • • •
Kan efficiënt en zorgvuldig werken Toont inzicht in de logistiek van het (academisch) ziekenhuis Stelt (kritische)vragen Kan literatuur onderzoek voor patiëntprobleem uitvoeren Reflecteert op sterke en zwakke kanten van het eigen functioneren Formuleert persoonlijke leerpunten en geeft aan hoe daar aan te kunnen werken Toont respect voor de patiënt Heeft respect voor verschillende etnische en culturele achtergronden van patiënten en collega’s Kent de grenzen van het eigen kunnen en handelt binnen deze grenzen Houdt evenwicht tussen persoonlijke betrokkenheid en professionele rol
52
CO-ASSISTENTSCHAP IHK 1 kindergeneeskunde
□ 8 x KPB (2 anamnese, 2x l.o., 2x visite, 1x grote visite, 1x overdr.)
Naam student Collegekaartnummer Afdeling(en):
Medisch deskundige
Professioneel Gedrag
Sterke punten (verplicht voor beide domeinen) Aandachtspunten (verplicht voor beide domeinen) Toelichting bij alle cijfers anders dan 7
eindbeoordeling Datum Beoordelaar: Aanvullende informatie ingewonnen bij: Onder verwacht niveau Op verwacht niveau
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
Boven verwacht niveau
9
9
10
10
□ 8 x patiëntverslagen □ 2x pat. beoordeling poli □ Grand Round □ Proco video beoordeling □ 2x Proco presentie □ 7 x KLOP presentie □ 3x sterke- en verbeterpunten □ beoordelingen verpleging stageafdelingen □ 2 tussentijdse beoordelingen beoordeling co-schap: (wordt toegekend als is voldaan aan de bovengenoemde voorwaarden)
EINDCIJFER
Het cijfer hoeft niet het rekenkundig gemiddelde te zijn van de deelcijfers Als van gemiddelde wordt afgeweke is toelichting vereist:
53
Adviezen
Handtekeningen
………………………………… …………………………………. …………………………………..
Student
Beoordelaar
Toelichting Verwacht niveau per rol voor IHK 1 Kindergeneeskunde Medisch deskundige Kennis en inzicht • Laat zien kennis te hebben over ziektebeelden van patiënten die door student zijn gezien • Kan een diagnostisch en therapeutisch plan opstellen • Kan een correcte interpretatie van de diagnostiek geven • Kan een inschatting maken van ernst en urgentie Vaardigheden • Kan relevante gegevens verzamelen uit anamnese, lichamelijk onderzoek, fysisch diagnostisch onderzoek en voorgeschiedenis • Kan de benodigde informatie verkrijgen door het aanvragen of interpreteren van aanvullend onderzoek • Kan een differentiaal diagnose stellen en een therapeutisch plan maken • Kan klinisch redeneren • Kan systematisch en volledige (hetero-)anamnese afnemen • Kan op adequate wijze en conform leeftijd van het kind een lichamelijk onderzoek uitvoeren • Kan vaardigheden zoals beschreven in de lijst met klinische vaardigheden voor IHK1 uitvoeren (voor zover patiëntenbestand dit toelaat) • Reflecteert op eigen medisch handelen Professioneel Gedrag Communicator • Communiceert in correct NL in woord en geschrift. • Luistert goed en verkrijgt doelmatige en relevante patiënteninformatie. • Toont begrip en is beleefd • Kan op passende wijze communiceren met (jonge) kinderen • Kan juiste informatie op een begrijpelijke en empathische manier aan de patiënt en/of ouders verzorgers geven • Kan helder en bondig mondeling en schriftelijk verslag doen van een patiëntencasus Samenwerker • Is collegiaal (met name in de peergroup)
54
Organisator
Academicus
Beroepsbeoefenaar
• • • • • • • • • • • • • • •
Kan werken in teamverband (kent eigen rol in het team) Kan omgaan met verpleegkundigen en andere disciplines Maakt gebruik van ICT toepassingen Kan hoofd- en bijzaken onderscheiden Kan prioriteiten stellen Kan efficiënt en zorgvuldig werken Toont inzicht in de logistiek van het (academisch) ziekenhuis Stelt (kritische)vragen Kan literatuur onderzoek voor patiëntprobleem uitvoeren Reflecteert op sterke en zwakke kanten van het eigen functioneren Formuleert persoonlijke leerpunten en geeft aan hoe daar aan te kunnen werken Toont respect voor de patiënt Heeft respect voor verschillende etnische en culturele achtergronden van patiënten en collega’s Kent de grenzen van het eigen kunnen en handelt binnen deze grenzen Houdt evenwicht tussen persoonlijke betrokkenheid en professionele rol
55
Bijlage 7: Voorbeeld opzet Introductiedag IHK-2/3 o o o o o o o o o o
Organisatorische kennismaking PG do’s en dont’s Patientveiligheid Basic life support Automatisering (zis) Bibliotheek Afdelingsspecifieke rondgang 1 dag verpleegkundig meelopen Verwachtingen van co Leerdoelen co
56
Bijlage 8 Consequenties voorgestelde structuur Masteropleiding Communicatie Voor alle betrokkenen in de Masteropleiding verandert de opzet/ inhoud en eisen die worden gesteld. Dit vraagt een goed communicatieplan voor de volgende doelgroepen: Studenten/ studenten vertegenwoordigingsorganen (SR/Co-raad/MFAS) Coschapcoördinatoren/opleiders zowel AMC als affiliaties Divisiebesturen en afdelingshoofden Coördinatoren onderwijs Commissies onderwijs RvB affiliaties O&S Vaardigheidscentrum UVA HvA, AUC, FNWI. Organisatie Zoals uit het plan blijkt zal er in enkele gevallen herverdeling plaatsvinden m.b.t. de locatie van bepaalde coschappen. Dit vraagt voor Raad van Bestuur, bestuur Onderwijsinstituut Geneeskunde en coschapcoördinatoren aanpassing van afspraken en contracten van de betreffende ziekenhuizen waar dit plaatsvindt. De onderwijsorganisatie van coschappen zal anders gestructureerd worden. Dit zal zowel impact hebben op AMC voor coschapcoördinatoren, O&S en het vaardigheidscentrum, als voor de affiliaties. De instroom van de Masteropleiding zal anders verlopen. Hierdoor moet het proces van loten en pakketten coschappen samenstellen en uitdelen veranderen. Daarnaast zal de Masteropleiding vanaf september 2012 starten. Gezien de wijzigingen in het programma van o.a. de coschappen blijkt het niet mogelijk om twee curricula naast elkaar te laten lopen met verschillende programma’s. Dit vraagt dus een overgangsregeling van curriculum en tevens een inschatting van het moment waarop bij loting en pakketten reeds met het vernieuwde programma gestart moet worden (aangezien er tijd tussen zit tussen loting en start met coschappen). e
De kwaliteitszorg van de Masteropleiding zal veel omvattender worden dan thans gangbaar is in de 2 fase. Er is in dit kader een aparte evaluatiecommissie in het leven geroepen voor de Masteropleiding, die de kwaliteit moet waarborgen. Het proces van kwaliteitszorg moet nog helemaal ontwikkeld worden. Bij de begeleiding en beoordeling van coschappen en de gebruikte formulieren hiervoor wordt opnieuw gekeken naar het proces. Het is mogelijk dat de formulieren voortaan digitaal worden aangeboden, de consequenties die dat procesmatig heeft moeten in kaart worden gebracht en eventueel moet het proces worden herontworpen. Personeel Docenten, begeleiders en beoordelaars: De docentbelasting verschuift van het blokonderwijs naar de onderwijsdagen vooral in M1a, maar ook in M1b en M2. Aangezien het hier vaak gaat om onderwijs in kleine groepen, zal dit een extra docentbelasting betekenen voor de betreffende afdelingen. Een manier om overbelasting te voorkomen is het hanteren van het “blended learning principe”, een combinatie van begeleid en computer gestuurd onderwijs en zelfstudie. De verhoging van benodigde onderwijsformatie zal echter nooit helemaal vervangen kunnen worden door ICT. Het uitontwikkelen en uitvoeren van dit plan zal daarmee ten opzichte van de huidige kosten van de coschappenfase meer kosten en formatie betekenen. De rol van docenten verandert steeds meer naar begeleider van het leerproces, hiervoor is het wenselijk om scholingsaanbod te ontwikkelen en aan te bieden. De totale duur van de coschappen is
57
fors uitgebreid. Dit zal dus een beslag leggen op de hoeveel benodigde begeleiders en beoordelaars van coschappen. Deze moeten bekend zijn met de systematiek en gebruik van de ontwikkelde beoordelingsformulieren. Ook hiervoor geldt dat aanbod in de zin van training en ondersteuning ten aanzien van de wijze van begeleiden en beoordelen wenselijk is. Ontwikkelaars: De verschillende coschappen, het geïntegreerde onderwijs en de toetsing, de wetenschappelijke stage, het kwaliteitsbeleid van de Masteropleiding zullen nader ontwikkeld moeten worden. Hiervan kan uiteraard gebruik gemaakt worden van alles wat er ligt. Toch zal het de benodigde inspanning vragen van: Coschapcoördinatoren AMC & affiliaties Team Onderwijs ontwikkeling & kwaliteitszorg Team ICT & Onderwijs Team toetsen Mastercoördinator Projectleider Teach the Teacher Coördinator Wetenschappelijke stage Kwaliteitszorg: De nieuwe evaluatiecommissie van de Masteropleiding moet bemand worden. Een voorzitter is benaderd, er zullen echter ook deelnemers moeten zijn vanuit het AMC, de affiliaties, O & S en de studentenraad. Administratieve organisatie De coschapformulieren wijzigen en mogelijk ook de wijze van opslag (indien gekozen wordt voor digitale beoordelingsformulieren). Ook de becijfering van de coschappen wijzigen. Dit vraagt mogelijk een aanpassing in ISIS, waar cijfers van studenten worden bewaard. Financieel Er zullen kosten zijn die verbonden zijn aan het ontwikkelen van het Masterprogramma en het aanpassen van alle documenten en processen die daarmee samenhangen. Het is denkbaar dat de affiliaties hier extra financiële tegemoetkoming voor zullen vragen. Informatiebronnen De nieuwe Masteropleiding vraagt aanpassing in alle bronnen: Voorlichtingsmateriaal Geneeskunde Voorlichtingsmateriaal coschappen zowel op papier als in Blackboard (denk aan coschappen) Studiegids Alle coschapmaterialen zelf Docentenwebsite Rooster Kader beschrijvingen Masteropleiding Kader beschrijving praktijkonderwijs Kader beschrijving wetenschappelijke stage Regelingen coschappen/ wetenschappelijke stage Beoordelingsformulieren coschappen en wetenschappelijke stage Voorlichting Internationalisering Daarnaast vraagt het ontwikkeling van de volgende nieuwe documenten: Rooster Masteropleiding Studiegids Masteropleiding Voorlichtingsmateriaal Masteropleiding
Juridisch
58
De nieuwe Masteropleiding vraagt de volgende juridische documenten: • Een eigen onderwijsexamenreglement eventueel met een eigen examencommissie (? Zo ja dan hoort dit ook bij organisatie) • Overgangsregeling van Curius naar Masteropleiding
59