Aanvraagdossier Toets Nieuwe Opleiding Postgraduate (niet-bekostigde) Masteropleiding Health Sciences Faculteit Geneeskunde Universiteit Utrecht
2
Inhoudsopgave Voorwoord
5
1. Kenmerken van de instelling
6
2. Basiskenmerken van de nieuwe opleiding
7
Or ga ni sat or i sc he pl aat s v an d e o pl eid in g b in nen de ins te ll ing
3. Domeinspecifiek referentiekader Nat io nal e e n int er na ti ona l e k ader s e n ei sen va n h et ber oe ps ve ld Pr o fi ler ing te n o pz ic hte va n b inn enl and se en /of bu it e nla nds e o pl eid in gen Sp ec ifi ek e b er oe pen of b e r oep ss itu at ies w aar t oe wo r dt o pge le id
4. Beschrijving hoe de nieuwe opleiding voldoet aan de kaders Toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs Doe ls te ll ing en opl ei di ng Pr o gr am m a Inz et van pe r so nee l Vo or z ien in gen Inter ne k wal it ei ts zor g Con di tie s voo r c ont in uit ei t Inter nat io na li ser i ng
9 12 12 12 13 14 14 18 27 30 32 34 35
Afkortingen en begrippen
38
Bijlagen
39
A. In ter n at ion aal r e fer e nti eka der He alt h S cie nc es B. R egi str at ie van ep id em i olo gen C. W ete ns cha ppe li jk per so nee l E PG D. K wa nti tat ie ve ge gev en s do cen tin ze t E PG E. A lu m ni - en quê te E P G F . C ur s us sc hem a 2 007- 20 09 E PG ( Eng el sta li g) G. Cur su sbe sc hr i jv in gen E PG ( Eng el sta l ig) H. Cur su se val ua tie s E P G I. T u tor han dle id ing E PG J. Vo or b eel d t oet s ( S tud y De sig n 2 006 /20 07) Studiegids Life Sciences (inclusief Onderwijs- en Examen Reglement)
40 43 49 58 59 61 63 74 83 92 separaat
3
4
Voorwoord
Dit aanvraagdossier betreft een nieuwe opleiding Health Sciences aan de Universiteit Utrecht. Het gaat om een post-initiële, onbekostigde, wetenschappelijke masteropleiding. De opleiding wordt feitelijk al uitgevoerd: het programma Epidemiology Postgraduate (EPG), dat onderdeel moet worden van de nieuwe opleiding, is in 2005 gestart in een tijdelijke constructie als track van de (geaccrediteerde) opleiding BioMedical Sciences. Omdat deze laatste in wezen een initiële, bekostigde masteropleiding is en vermenging onwenselijk is, wordt een nieuwe opleiding voorgesteld waarin post-initële programma’s uit het domein van de Health Sciences kunnen worden ondergebracht. Op dit moment kent de nieuwe opleiding één programma: Epidemiology Postgraduate. Health Sciences in brede, en epidemiologie in engere zin, is de wetenschap die patronen en verschijnselen bestudeert in het ontstaan, diagnosticeren, prognosticeren, behandelen en voorkómen van ziekten of aandoeningen in populaties in ruimte en tijd, in relatie tot beschrijvende en beïnvloedende determinanten van deze fenomenen. Sterk verwant aan de epidemiologie zijn vakgebieden als Public Health, Health Services Research en andere op gezondheid en ziekte gericht onderzoek waarbij ‘populatie’ het sleutelwoord is. In brede zin worden deze typen onderzoek vaak samengevat als Health Sciences. Health Sciences is een bloeiend vakgebied aan de Universiteit Utrecht zowel in het medische, farmaceutische, als in het diergeneeskundige domein. Dit moge onder andere blijken uit het feit dat het UMC Utrecht in 2002 klinische epidemiologie, een van de deelgebieden van Health Sciences, tot een van haar zeven hoofdonderzoeksprogramma’s heeft benoemd. In 2006 heeft de UU epidemiologie tot een van haar vijftien universitaire interfacultaire focusgebieden benoemd. In Utrecht is het terrein van de epidemiologie zeer breed. Er zijn klinisch-epidemiologen, infectieziekten-epidemiologen, veterinair-epidemiologen, arbeids-epidemiologen, milieu-epidemiologen, farmaco-epidemiologen, moleculair-epidemiologen, psychiatrisch-epidemiologen, en theoretischepidemiologen. Vanwege sterke overeenkomsten in ambitie, filosofie en methodiek bieden de verschillende epidemiologische onderzoeksgroepen van het UMC Utrecht, de Faculteit Diergeneeskunde en de Betafaculteit, verbonden in de Utrecht University Graduate School of Life Sciences, sinds 2004 gezamenlijk masterprogramma’s aan. De gezamenlijke programma’s hebben als doel studenten op te leiden tot breed geschoolde epidemiologen, die theoretisch en methodologisch goed onderlegd zijn en in staat zijn tot samenwerken in een multidisciplinair samengesteld team, zodat zij na afstuderen inzetbaar zijn op elk terrein van het epidemiologisch onderzoek en in elke setting: academisch (promotie)onderzoek, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties. De kracht van de onderwijsprogramma’s wordt mede bepaald door de breedte en de multidisciplinaire stafsamenwerking die eraan ten grondslag ligt. De nieuwe opleiding Health Sciences beperkt zich vooralsnog tot één masterprogramma, te weten Epidemiology Postgraduate. De mogelijkheid wordt opengehouden om in de toekomst meerdere masterprogramma’s aan te bieden binnen de Health Sciences. In het voorliggende aanvraagdossier wordt daarom onderscheid gemaakt tussen de meer algemene opzet en eindtermen van de opleiding, en de specifieke invulling en details van het masterprogramma Epidemiology Postgraduate.
5
1 Kenmerken van de instelling De aanvraag bevat de volgende administratieve gegevens: – Naam en adresgegevens van de instelling (inclusief telefoon en faxnummers, e-mailadres en website);
Universiteit Utrecht Heidelberglaan 8, 3584 CS Utrecht Tel: 030 2535150 Fax: 030 2537745 e-mail:
[email protected] website: www.uu.nl. – Gegevens van het bevoegd gezag van de instelling (instellingsbestuur) dat de aanvraag heeft ondertekend;
College van Bestuur, Universiteit Utrecht – Naam en gegevens van de persoon die als contactpersoon voor deze aanvraag door het instellingsbestuur is aangewezen.
Dr. M. Kluijtmans Coördinator masterprogramma’s Epidemiology & Epidemiology Postgraduate Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde Universitair Medisch Centrum Utrecht Bezoekadres: Stratenum, 7e verdieping, kamer 7.128 Postadres: Str. 6.131, Postbus 85500, 3508 GA Utrecht Tel. 030 250 8484, Fax 030 250 5480 E-mail:
[email protected] URL: www.msc-epidemiology.nl
Dit aanvraagdossier is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van Prof.dr. P.R. Bär, opleidingsdirecteur, en prof.dr. D.E. Grobbee, programmaleider. De redactie was in handen van de programmacoördinator Dr. M. Kluijtmans. De Decaan Geneeskunde, Prof.dr. J.L.L. Kimpen heeft kennis genomen van het document en zijn goedkeuring verleend aan de aanvraag. Vele personen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het rapport waaronder de leden van de programma- en werkcommissie Epidemiologie, de medewerkers van het onderwijs- en het beleidssecretariaat epidemiologie, drs. M.J.C. Fennema, secretaris Adviescommissie Kwaliteit Onderwijs, en Dr. R.W Paling, hoofd Bureau Internationale Contacten van de faculteit diergeneeskunde. Onderwijskundig en redactioneel advies is verleend door Dr. J. van Keulen van het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden. Een woord van dank gaat uit naar iedereen die heeft bijgedragen aan dit aanvraagdossier. Utrecht, 8 november 2007
6
2 Basiskenmerken van de nieuwe opleiding Niveau
Studielast
Nieuw
Graad
Vorm
Locatie
WO-master
90 ECTS
Nee
M.Sc
Voltijd
Universiteit Utrecht, UMC Utrecht
Al uitgevoerd Ja
De aanvraag bevat de volgende administratieve gegevens: – Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding (hbo-bachelor, hbo-master, wo-bachelor of wo-master)
WO-master – Studielast in ECTS;
90 ECTS – Een verklaring of deze opleiding nieuw is voor het Nederlandse hoger onderwijs of al bestaat (in vergelijkbare vorm) in Nederland;
De opleiding is niet nieuw voor het Nederlandse hoger onderwijs. Aan diverse universiteiten bestaan zowel bekostigde als onbekostigde opleidingen die verwante programma’s bieden. Bekostigde epidemiologie masterprogramma’s bestaan aan de Universiteit Utrecht (UU), Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), Rijksuniversiteit Groningen, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Maastricht, Wageningen Universiteit. Onbekostigde postgraduate masteropleiding bestaan reeds aan de EUR (engelstalig) en aan de Vrij Universiteit Amsterdam (Nederlandstalig). De huidige opleiding wordt in samenwerking met de opleiding in Rotterdam aangeboden, deze samenwerking vind plaats vanuit gezamenlijke participatie in de door de KNAW geaccrediteerde onderzoeksschool ‘Netherlands Institite of Health Sciences’ (Nihes). – De aanduiding van de graad die door het instellingsbestuur zal worden verleend;
M.Sc. Health Sciences – De vormen (voltijd, deeltijd en/of duaal) waarin de opleiding zal worden aangeboden;
Voltijd opleiding. Wel bestaat de mogelijkheid de opleiding over een dubbele tijdsperiode van 3 jaar uit te smeren door alterneren van tijdsperioden van ‘fulltime’ opleiding en ‘fulltime’ overige werkzaamheden. – De locaties waar de opleiding zal worden aangeboden;
Uithof, Universiteit Utrecht / UMC Utrecht – Indien de opleiding feitelijk al wordt uitgevoerd, wordt dit vermeld en beschreven (hoe lang al, aantallen studenten).
Al sinds 1994 kent de Universiteit Utrecht bij de faculteit Diergeneeskunde een postgraduate masterprogramma Veterinary Epidemiology and Economics (VEE). Vanuit de Faculteit Geneeskunde/het UMCU wordt vanaf 1996 geparticipeerd in een postgraduate masterprogramma Clinical Epidemiology in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam in het kader van de landelijke KNAW onderzoeksschool Nihes. Sinds 2003 kent Nihes tevens een reguliere opleiding aan de 7
Erasmus Universiteit (croho 60277). In 2003 hebben de Utrechtse epidemiologische onderzoeksgroepen binnen het Academisch Biomedisch Cluster van de UU het initiatief genomen tot een verregaande samenwerking in het epidemiologische masteronderwijs aan de UU. In 2004 heeft dit geresulteerd in de start van een gezamenlijk masterprogramma Epidemiology (EPI) als onderdeel van de opleiding BioMedical Sciences, gevolgd in 2005 door de start van een postgraduate track van dit programma, Epidemiology Postgraduate (EPG). Het is de bedoeling dat dit laatste programma zich verzelfstandigt tot een geaccrediteerde opleiding middels het voorliggende dossier. Het masterprogramma EPG wordt dus al uitgevoerd sinds september 2005. De instroom bedraagt ongeveer 25 studenten per jaar. Het gaat in alle gevallen om studenten met een Masters-graad of equivalent die geen recht hebben op studiefinanciering.
Tabel 1 Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht Totaal ingeschrevenen
EPI
Extraneus EPG
Extraneus VEE
2004-2005 Mannen Vrouwen Totaal
4 9 13
1 7 8
0 0 0
3 2 5
2005-2006 Mannen Vrouwen Totaal
17 16 33
3 1 4
6 14 20
8 1 9
2006-2007 Mannen Vrouwen Totaal
11 28 39
2 6 8
8 19 27
1 3 4
2007-2008 Mannen Vrouwen Totaal
6 24 30
1 7 8
5 17 22
0 0 0
TOTAAL 04-08
115
28
69
18
Van de studenten die in 2005 gestart zijn, is er 1 gestopt en zijn er inmiddels 6 afgestudeerd (status september 2007). Van het cohort 2006 zijn 3 studenten gestopt. Voor 2007-2008 worden er nog 2 postgraduate studenten verwacht, deze aanmeldingsprocedures zijn nog niet afgerond. Overige resultaten en relevante ervaringen met betrekking tot de uitvoering zijn opgenomen en beschreven in dit aanvraagdossier, opgenomen als bijlage, dan wel ter inzage beschikbaar. Bij de beoogde formele start van de nieuwe opleiding in september 2008 studeren er naar verwachting ongeveer 50 studenten in de huidige tijdelijke constructie, te weten als extraneus in de Epidemiology-PG-track van BioMedical Sciences. Deze studenten zal de mogelijkheid worden geboden zich vanaf september 2008 in te schrijven aan de nieuwe opleiding waarbij hun behaalde studieresultaten integraal kunnen worden meegenomen. Omdat het curriculum niet verandert, is een overgangsregeling niet nodig. Mede om deze reden is de verwachting dat alle studenten vanaf september 2008 aan de nieuwe opleiding zullen inschrijven. Mocht een student aan de opleiding 8
BioMedical Sciences ingeschreven willen blijven om onder de titel waarop eerste inschrijving heeft plaatsgevonden af te studeren, dan bestaat die mogelijkheid tot augustus 2009. Hiermee hebben alle studenten die vóór of in september 2007 zijn ingestroomd de mogelijkheid om hun programma af te ronden in de opleiding waarvoor zij zich oorspronkelijk hebben ingeschreven. Als zij dit niet halen in deze termijn zullen zij naar Health Sciences moeten overstappen.
Organisatorische plaats van de opleiding binnen de instelling De opleiding wordt aangeboden door de Universiteit Utrecht, vanuit de faculteit Geneeskunde/UMC Utrecht. De opleiding is de enige onbekostigde masteropleiding binnen de faculteit Geneeskunde en kent één masterprogramma, te weten ‘Epidemiology Postgraduate’ (EPG). De opleiding maakt onderdeel uit van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences (GSLS). De faculteit Geneeskunde is onderdeel van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht). Binnen het UMC Utrecht worden alle opleidingen gecoördineerd vanuit een speciaal daartoe ingerichte divisie, het Directoraat Onderwijs en Opleidingen. Binnen deze divisie valt de verantwoordelijkheid voor de opleiding Health Sciences onder het opleidingsdirectoraat BioMedical Sciences (BMS). Deze afdeling verzorgt de opleidingscoördinatie, studentadministratie, kwaliteitszorg (vanuit een speciaal daartoe ingericht expertise centrum) en organisatorische ondersteuning zoals bijvoorbeeld zalen en roostering. Een schematische weergave van de organisatorische inbedding wordt gegeven in figuur 1.
Figuur 1 Management structuur masterprogramma Epidemiology - Postgraduate
9
Zoals hiervoor staat aangegeven, wordt de opleiding Health Sciences vanuit het opleidingsdirectoraat BMS georganiseerd. Dit vloeit voort uit de beperkte omvang van de opleiding Health Sciences, en de relatie tussen de opleidingen BioMedical Sciences en Health Sciences welke hierna nader wordt toegelicht. De inbedding bij het directoraat BMS garandeert kwaliteit omdat de organisatie reeds veel ervaring heeft met een groot scala aan masterprogramma’s. Er zijn heldere werkprocedures en er is goede afstemming tussen de gerelateerde masterprogramma’s. Op dit laatste punt zullen we nader ingaan. De Universiteit Utrecht biedt Epidemiologieonderwijs aan via een drietal masterprogramma’s: Epidemiology Postgraduate (EPG), Epidemiology (EPI) en Veterinary Epidemiology and Economics (VEE). De reden dat het om een drietal programma’s gaat heeft te maken met de diversiteit van de instroom. Epidemiologie wordt veelvuldig als topstudie gevolgd na het afronden van klinisch uitvoerende opleiding zoals Geneeskunde, Farmacie of Diergeneeskunde. Daarnaast is er een kleinere groep kandidaatstudenten die direct vanuit een bachelor in een biomedische richting (Biomedical Sciences of Life Sciences) zich tot epidemioloog wil specialiseren. Elk programma is gericht op een studentinstroom met specifieke vooropleiding. EPG richt zich op personen werkzaam in gezondheidswetenschappelijk onderzoek, voornamelijk artsen, farmaceuten en (junior) onderzoekers met een (bio)medische M.Sc. vooropleiding. VEE richt zich specifiek op dierenartsen en is inhoudelijk sterk gelijkend aan de afstudeervariant ‘Epidemiology of animal diseases’. Het onderscheid is dat VEE verdieping kent binnen de veterinaire sciences waar de niet-dierenartsen die vanuit EPG de specialisatie ‘Epidemiology of animal diseases’ volgen, nadere verdieping krijgen binnen de Health Sciences. EPI tenslotte, is gericht op studenten met een B.Sc. in het domein van de biomedische en gezondheidswetenschappen. Dit programma is een regulier masterprogramma, wat inhoudt dat het twee jaar beslaat, een half jaar langer dan de andere twee programma’s, en overheidsgefinancieerd is. De inhoud van de drie programma’s overlapt sterk. Het kerncursusprogramma (grofweg het eerste halve jaar) is geheel identiek en de studenten van de drie programma’s volgende deze studieonderdelen gezamenlijk. In de specialisatiefase treden verschillen op die in tabel 4 (paragraaf ‘Programma’, pagina 19) schematisch worden weergegeven. Het reguliere programma is langer dan de post-intiële EPG-variant, omdat studenten in het initiële programma nog een aantal algemene academische vaardigheden op het niveau van een wetenschappelijke master dienen te verwerven die bij de postgraduate instroom van EPG en VEE geacht worden reeds aanwezig te zijn. Inhoudelijk en organisatorisch worden de programma’s gezamenlijk aangestuurd en aangeboden en door de studenten gevolgd. Er is dus optimale synergie in het onderwijs terwijl toch verschillende doelgroepen bediend kunnen worden. In figuur 2 wordt de relatie tussen de drie epidemiologieprogramma’s schematisch weergegeven.
10
Figuur 2 Organogram gerelateerde opleidingen en programmastructuur GS-LS
11
3 Domeinspecifiek referentiekader Nationale en internationale kaders en eisen van het beroepsveld Health Sciences algemeen
Health Sciences is een deelgebied van Life Sciences/Biomedical Sciences. In Bijlage A wordt een representatieve formulering van het internationele refentiekader voor dit wetenschapsgebied gegeven in de vorm van een citatie uit het hoofdstuk ‘Het Referentiekader’ van het rapport ‘De onderwijsvisitatie Biomedische Wetenschappen’ door de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), Brussel, December 2005. De opleiding Health Sciences valt binnen dit referentiekader en voldoet aan de gestelde eisen. Masterprogramma EPG
Het masterprogramma Epidemiology Postgradute wordt verzorgd in samenwerking met het Netherlands Institute for Health Sciences, Nihes. Dat wil zeggen dat het cursusprogramma door het Nihes bestuur goedgekeurd is en dat de keuzecursussen van het programma openstaan voor deelname van studenten uit andere Nihes programma’s. Nihes is een door de KNAW erkende landelijke onderzoeksschool met een sterke internationale uitstraling. Nihes kent onder meer een uitgebreid scholingsprogramma waaraan jaarlijks meer dan 400 studenten deelnemen en waarvan met name het zomerprogramma (het Erasmus Summer Programme) een sterke internationale aantrekkingskracht heeft. Nihes heeft de intentie in toenemende mate de diverse bij Nihes aangesloten masterprogramma’s internationaal te profileren. De eisen van het beroepsveld worden voor het EPG programma goed weergeven in het reglement voor Epidemiologie registratie van de Stichting voor opleidingen tot medisch-biologisch wetenschappelijk onderzoeker (SMBWO). De SMBWO is een koepelorganisatie voor postdoctorale opleidingen op medisch en medisch-biologisch gebied in Nederland. Het masterprogramma Epidemiology Postgraduate is ingericht zodat de studenten na afloop ruim voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de registratie als Epidemioloog A. De eindkwalificaties van de opleiding, en meer specifiek die van het programma, corresponderen met de eisen die gesteld worden aan de registratie tot Epidemioloog A, zoals kan worden opgemaakt uit vergelijking van de eindkwalificaties van de opleiding (zie tabel 2 in hoofdstuk 4) met de eisen voor registratie (Bijlage B). Indien de masteropleiding gevolgd wordt door een promotieonderzoek in de epidemiologie, voldoet de student aan de eisen tot registratie tot epidemioloog B. De Registraties tot Epidemioloog A en B worden uitgevoerd door de Vereniging voor Epidemiologie (VvE). Voor elke regio zijn door de VvE erkende opleiders aangewezen. De programmaleider van het EPG masterprogramma is opleider voor de regio Utrecht.
Profilering ten opzichte van binnenlandse en/of buitenlandse opleidingen Aan diverse universiteiten in binnen en buitenland bestaat de mogelijkheid om opleidingen op het terrein van de Health Sciences e/o Epidemiologie te volgen. Als het gaat om Engelstalige postgraduate programma’s binnen Nederland, dan is het volgen van een dergelijke masteropleiding alleen in Rotterdam en Utrecht mogelijk.
12
De opleiding Health Sciences in Utrecht kenmerkt zich door een sterke link met de klinische praktijk en een grote breedte. Dit wordt gereflecteerd door de inbedding van de opleiding in de faculteit Geneeskunde en specialisaties die binnen het programma mogelijk zijn: • • • • •
Klinische Epidemiologie Epidemiologie van Infectieziekten Epidemiologie van Dierziekten Farmacoepidemiologie Milieu- en Arbeidsepidemiologie
Eén van de vijf Utrechtse specialisatierichtingen wordt ook in Rotterdam aangeboden (klinische epidemiologie), de overige vier zijn uniek voor Nederland. De klinische epidemiologie is verreweg de grootste richting en heeft een duidelijk verschillende signatuur in de twee steden. Zo is in Utrecht met name het diagnostisch en prognostisch epidemiologisch onderzoek en onderwijs sterk ontwikkeld en is in Rotterdam het genetisch epidemiologisch onderzoek en onderwijs sterk ontwikkeld. Dankzij de samenwerking binnen Nihes kunnen studenten in het specialisatiedeel van hun opleiding drempelloos gebruik maken van het aanbod aan beide universiteiten.
Specifieke beroepen of beroepssituaties waartoe wordt opgeleid De opleiding is in de eerste plaats een onderzoeksopleiding. Het merendeel van de afgestudeerden zal na afronding van de studie een promotiepositie bekleden aan een academische instelling in binnen- of buitenland. De capaciteit van de deelnemende groepen is dusdanig groot, dat een deel van de studenten zeker binnen de eigen geledingen een dergelijk positie zal krijgen. Verder zullen afgestudeerden, al dan niet direct na afstuderen of na het behalen van een doctorstitel, terecht komen bij (veelal non-profit) organisaties op het terrein van de gezondheid zoals de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), of het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel). Een derde belangrijke categorie aan toekomstige arbeidsplaatsen voor afgestudeerden is binnen de farmaceutische industrie, onder meer als ‘clinical research associate’ (CRA). Ten slotte biedt de opleiding een solide basis voor een carrière als toegepast klinisch onderzoeker al dan niet in combinatie met een functie als medisch specialist.
13
4 Beschrijving hoe de nieuwe opleiding voldoet aan de kaders Toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs Doelstellingen opleiding De doelstelling van de opleiding is om studenten die al over een afgeronde opleiding op masterniveau in de Geneeskunde, Diergeneeskunde, Farmacie of Life Sciences beschikken, de kennis, vaardigheden en competenties bij te brengen om zelfstandig onderzoek te kunnen uitvoeren in een multidisciplinaire setting binnen een der domeinen van de Health Sciences (zoals de epidemiologie), alsmede hen in staat te stellen adviserende en beleidsvormende functies op wetenschappelijk niveau te bekleden binnen een domein van de Health Sciences. De afgestudeerde beschikt over domeinspecifieke kennis (zoals van de epidemiologie) en methodische, statistische en andere onderzoeksvaardigheden. De afgestudeerde kan onderzoeksvragen uit de gezondheidszorgpraktijk vertalen naar een studieopzet, kan de studie zelf uitvoeren, of de uitvoering coördineren. De afgestudeerde kan de onderzoeksresultaten analyseren, interpreteren en presenteren in woord en geschrift voor het wetenschappelijke forum, professionals in de gezondheidszorg en de volksgezondheid. Een volledige beschrijving van de deeldoelstellingen en eindtermen is hieronder opgenomen.
Tabel 2 Doelstellingen en eindtermen De afgestudeerde: Algemeen (Health Sciences) 1. Heeft kennis van ziekte en gezond- 1A. heid. 1B. 1C. 2. Heeft kennis van de belangrijkste historische en recente ontwikkelingen in de Health Sciences.
2A. 2B. 2C.
3. Kan een probleem uit het domein van de Health Sciences vertalen naar een verantwoorde onderzoeksvraag.
3A. 3B. 3C. 3D.
14
Toegespitst op programmaniveau (EPG) Heeft kennis van de fasen van het medisch handelen. Is bekend met medische terminologie. Heeft kennis van geneeskundige aspecten van ziektebeelden op populatieniveau. Heeft kennis van de frequentie en determinanten van enkele belangrijke ziektes. Heeft kennis van gezondheidsstatistiek en het gebruik van ziekte- en sterfteregistraties. Heeft kennis van onderzoeksgroepen en onderzoeksprogramma’s op het terrein van de epidemiologie. Heeft voldoende domeinkennis van het onderzoeksterrein van de epidemiologie. Kan de relevantie van probleemstellingen inschatten. Kan de haalbaarheid van een onderzoeksvoorstel inschatten. Kan de principes van ‘evidence-based medicine’ of ‘theorie-gestuurd empirisch onderzoek’ toepassen.
4. Kan een passende studieopzet kiezen, verantwoorden en uitvoeren.
4A.
4B. 4C. 4D.
4E. 4F.
4G. 4H. 5. Kan empirisch verkregen data verwerken, analyseren, interpreteren en (kritisch) evalueren.
5A.
5B. 5C.
5D.
5E. 5F. 6. Kan de opzet en uitkomsten van empirisch onderzoek presenteren en verbinden met de theorie.
6A. 6B. 6C. 6D. 6E.
6F.
Heeft kennis van en vaardigheid in het werken met maten voor frequentie van ziekten en maten van effect. Heeft kennis van populatieonderzoek. Is in staat de regels van ‘good clinical practice’ en andere ethische aspecten in acht te nemen. Is in staat begrippen als randomisatie, causaliteit, effectmodificatie, precisie, validiteit, generalisatie, confounding en bias toe te passen. Heeft kennis van cross-sectioneel, cohort, patiëntcontrole en interventieonderzoek. Is in staat epidemiologische methoden toe te passen (zoals survival analyse, methoden voor correctie van confounding zoals directe en indirecte standaardisatie en stratificatie). Heeft inzicht in de kwaliteit van meetinstrumenten. Is voldoende zelfstandig, volhardend en geordend om het onderzoeksplan uit te voeren. Kan medische data analyseren met gangbare biostatistische technieken (kan werken met typen data, locatie en variabiliteitmaten, steekproeven en populaties, distributies, betrouwbaarheidsintervallen, hypothese testen, vergelijken van twee of meer gemiddelden (parametrische en non-parametrische methoden), en relaties tussen twee variabelen (correlatie, simpele lineaire regressie). Kan multivariate (regressie)analyses uitvoeren. Kan uitkomsten statistisch associëren met determinanten (kan werken met maximum-likelihood methoden, logistische regressie, model validatie en regressie diagnostiek, Poisson regressie, analyse van `event-history´ data, Cox proportional hazards regressie model, principes van longitudinale data analyse). Kan werken met statistische programma’s (bijvoorbeeld R, SPSS, en andere relevante computerprogramma’s). Kan statistische uitkomstmaten interpreteren (zoals Relatief Risico, Odds Ratio, Hazard Ratio). Weet verschil tussen klinisch relevant en statistisch significant Heeft actuele kennis van de epidemiologische vakliteratuur. Is in staat actief deel te nemen aan wetenschappelijke discussie in de onderzoeksgroep. Kan de eigen onderzoeksopzet onderbouwen vanuit theorie en recente literatuur. Kan uitkomsten van eigen onderzoek theoretisch verantwoorden. Kan de eigen onderzoeksresultaten kritisch evalueren in het licht van overeenkomstig onderzoek in vakgebied. Kan manuscripten schrijven in het Engels voor peer gereviewde internationale tijdschriften op het terrein van de epidemiologie. 15
6G.
7. Kan functioneren in een multidisciplinair samengesteld onderzoeksteam.
8. Heeft inzicht in de interactie van Health Sciences met de maatschappij.
9. Heeft een resultaatgerichte en competitieve instelling.
10. Kan verder studeren op een grotendeels zelfgestuurde en zelfstandige manier.
Kan wetenschappelijke resultaten mondeling presenteren en bediscussiëren in het Engels voor een wetenschappelijk forum. 7A. Kan effectief communiceren. 7B. Kan prioriteiten stellen en afspraken nakomen. 7C. Kan samenwerken. 7D. Kan tijd managen. 7E. Kan (kritische) feedback geven en accepteren. 7F. Staat open voor inbreng vanuit andere disciplines. 8A. Kan reflecteren op het eigen handelen, en op sociale en ethische verantwoordelijkheden die gepaard gaan met toepassing van (eigen) onderzoeksresultaten en voorstellen. 8B. Kan een visie formuleren op de plaats van epidemiologie in de maatschappij. 9A. Is in staat een promotiepositie op het gebied van de specialisatie, of een sleutelpositie in publieke of commerciële organisatie op het gebied van de gezondheidswetenschappen of de toepassing daarvan te verwerven. 9B. Kan een (in principe) subsidiabel onderzoeksvoorstel schrijven. 10A. Kan verder studeren op een grotendeels zelfgestuurde en zelfstandige manier.
Domeinspecifieke eisen
De beroepspraktijk vraag om gekwalificeerde onderzoekers, voor uitvoering van gezondheidswetenschappelijk onderzoek, klinisch studies, farmaceutische trials, en vertaling van onderzoeksresultaten naar beleid. Health Sciences bereidt studenten hier goed op voor. Hoewel er nog geen afgestudeerde zijn van de opleiding Health Sciences zijn er al wel afgestudeerden van het master programma EPG in de tijdelijke constructie zoals in 2005 gestart is. Daaruit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat veel werkgevers de kosten van deelname aan het programma vergoeden omdat zij de meerwaarde van de extra kennis voor hun werknemer inzien. De ervaringen van de (7) huidige afgestudeerden zijn positief: zij vinden dat ze nu (beter) voldoen aan de eisen uit de beroepspraktijk. Meer specifiek geldt dat in beroepsadvertenties regelmatig wordt gevraagd naar epidemioloog A registratie. Zoals toegelicht voldoet de student die afstudeert binnen het masterprogramma EPG aan de eisen van deze registratie. Zie ook paragraaf 3. Bachelor en Master
Een algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van het masterniveau wordt gevormd door de vijf zogenaamde Dublin-descriptoren. Hieronder beargumenteren we aan de hand van deze descriptoren dat de eindkwalificaties van de MSc Health Sciences naar aard, inhoud en niveau aansluiten bij de kwalificaties van een academische master. De nummers bij de eindkwalificaties corresponderen met de vermelding van de eindkwalificaties in tabel 2.
16
Tabel 3 Dublin Descriptoren in relatie tot opleiding Health Sciences
Dublin descriptor 1. Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Argumentatie De ingangseis voor de opleiding is het niveau van een wetenschappelijke master op het terrein van de gezondheidszorg. Daarnaast garanderen de volgende eindkwalificaties dat de kennis op het gewenste niveau is: K1: Heeft kennis van ziekte en gezondheid. K2: Heeft kennis van de belangrijkste historische en recente ontwikkelingen in de Health Sciences. De onderstaande eindtermen zijn erop gericht dat studenten dit algemeen wetenschappelijke niveau overstijgen en leren via wetenschappelijk onderzoek een originele bijdrage te leveren aan het domein van het masterprogramma (in casu de epidemiologie): K3: Kan een probleem uit het domein van de Health Sciences vertalen naar een verantwoorde onderzoeksvraag. K4: Kan een passende studieopzet kiezen, verantwoorden en uitvoeren. K5: Kan empirisch verkregen data verwerken, analyseren, interpreteren en (kritisch) evalueren. K6: Kan de opzet en uitkomsten van empirisch onderzoek presenteren en verbinden met de theorie.
2. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
Health Sciences is in haar aard een multidisciplinaire activiteit, in interactie met de maatschappij en gezondheidszorg, die de wetenschapper telkens nieuwe vragen en mogelijkheden voorschotelt. Om problemen op te lossen moet kennis uit diverse bronnen en deelgebieden geïntegreerd worden en moet telkens de juiste keuze gemaakt worden. De opleiding streeft in dit verband de volgende eindkwalificaties na:
3. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
De impact van gezondheidswetenschappelijk onderzoek op klinische zorg of de maatschappij kan groot zijn. Bij het uitvoeren dient de onderzoeker zich bewust te zijn van de mogelijke uitkomsten van het onderzoek, en van de mogelijke consequenties die uit deze uitkomsten zouden kunnen voortvloeien. Zo zal een studie naar bijwerkingen van de pil grote verschuivingen in anticonceptiegebruik tot gevolg kunnen hebben. Door de voortschrijdende digitalisering van medische en overige gegevens ontstaan bovendien steeds nieuwe mogelijkheden voor epidemiologisch onderzoek, die echter wel vragen om kritische doordenking, met name waar het gaat om privacy en de impact op het individu en besluitvorming in de volkgezondheid. De opleiding besteed hier middels de volgende eindterm aandacht aan:
K3: Kan een probleem uit het domein van de health sciences vertalen naar een verantwoorde onderzoeksvraag. K4: Kan een passende studieopzet kiezen, verantwoorden en uitvoeren. K5: Kan empirisch verkregen data verwerken, analyseren, interpreteren en (kritisch) evalueren. K6: Kan de opzet en uitkomsten van empirisch onderzoek presenteren en verbinden met de theorie. K7: Kan functioneren in een multidisciplinair samengesteld onderzoeksteam.
K5: Kan empirisch verkregen data verwerken, analyseren, interpreteren en (kritisch) evalueren. 17
K8: Heeft inzicht in de interactie van Health Sciences met de maatschappij. 4. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten.
Aan de eis van deze descriptor wordt tegemoet gekomen door de concretisering van de volgende eindtermen:
5. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
Er is grote vraag naar afgestudeerden op het gebied van de epidemiologie voor promotieplaatsen, waar het zelfstandig doen van onderzoek centraal staat. De opleiding bereidt haar studenten hier nadrukkelijk op voor:
K6: Kan de opzet en uitkomsten van empirisch onderzoek presenteren en verbinden met de theorie. K8: Heeft inzicht in de interactie van Health Sciences met de maatschappij.
K9: Heeft een resultaatgerichte en competitieve instelling. K10: Kan verder studeren op een grotendeels zelfgestuurde en zelfstandige manier.
Oriëntatie HBO/WO
De opleiding is in hart en nieren een onderzoekersopleiding waarin opzet, uitvoering en interpretatie van onderzoek uit uitgebreid aan bod komt. De kennis van onderzoek staat centraal in het gehele programma, zowel in de theoretische vakken als in de praktische gericht studieonderdelen. De afgestudeerde is een ‘onderzoeksexpert’ en daarmee sluiten de eindtermen naadloos aan bij de WO-masterkwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of op academisch niveau multidisciplinaire vraagstukken aan te pakken.
Programma In dit deel lichten we toe hoe via het programma EPG de eindkwalificaties zoals gesteld voor de opleiding Health Sciences worden bereikt. Zoals in paragraaf 4.1 is beschreven, zijn de eindkwalificaties gericht op het zelfstandig, in een multidisciplinaire omgeving, opzetten, uitvoeren en publiceren van epidemiologisch onderzoek van hoge kwaliteit. Het didactische concept van het masterprogramma EPG is geïnspireerd door deze opgave en volgt de bekende ‘piramide van Miller’: weten, weten hoe te doen, laten zien hoe te doen, doen. Dus kort samengevat van kennis en vaardigheden naar competenties; en van cursorisch, aanbodgericht onderwijs naar steeds meer zelfstandigheid in het eigen onderzoek. Didactisch concept en opbouw
De leidende gedachte is dat bepaalde basiskennis nodig is voordat de student in staat is met voldoende zelfstandigheid een afstudeeronderzoek uit te voeren of aan het specialisatieprogramma deel te nemen. Eerst wordt het kader geschetst. In de introductiecursus maakt de student direct kennis met het vakgebied als geheel, zijn geschiedenis, en zijn toepassingen. In de tweede week staan de diverse specialisaties binnen Utrecht en hun relatie met klinische toepassingen centraal. Daarna volgt een half jaar met een modulair cursorisch programma dat vrijwel geheel gewijd is aan de voorbereiding op onderzoeksopzet en -uitvoering. In twee sporen vergaart de student actuele kennis over de epidemiologie en vaardigheden op het terrein van methodologie. Het ene spoor 18
bestaat uit een aantal op elkaar voortbordurende epidemiologische cursussen, het tweede spoor bestaat uit een aantal op elkaar voortbordurende statistiek cursussen en data analyse cursussen. Na een viertal maanden beschikt de student over de basis die nodig is om onder begeleiding met een praktisch onderzoeksproject te kunnen starten. Vanaf dit moment krijgt de student in toenemende mate de vrijheid om zijn of haar programma zelf mee in te vullen en vorm te geven, en dient hij/zij in toenemende mate zelfstandig te werken. De student maakt een keuze voor een specialisatie binnen het vakgebied en schrijft, op basis van een beknopte beschrijving van zijn begeleider (tutor), een eigen onderzoeksvoorstel. Dit onderzoek is een zelfstandig project binnen een lopend onderzoeksproject of onderzoekslijn van de onderzoeksgroep waar de student dan deel van uitmaakt. Het kan gaan om een deelproject van een grotere studie maar ook om een pilot voor een nieuwe studie. Het presenteren en onderling bediscussiëren van de onderzoeksvoorstellen is een belangrijk onderdeel van het curriculum en markeert de overgang van kennis- en vaardigheidsverwerving naar toepassing. Na het schrijven van het onderzoeksvoorstel gaat de student dit onderzoek daadwerkelijk uitvoeren. Dankzij het schrijven van het onderzoeksvoorstel begint de student bewust aan het praktische werk, en heeft nagedacht over het hoe en waarom, over de opzet en data-analyses, en over de mogelijke implicaties van de resultaten die uit het onderzoek kunnen voortvloeien. Tijdens de onderzoeksfase wordt ook de kennisbasis nog verder uitgebreid. Regelmatig onderbreekt de student zijn onderzoeksproject om via een aantal korte specialisatiecursussen zijn epidemiologische basiskennis verder te verdiepen tot gevorderd niveau. De specialisatiecursussen borduren voort op de basiskennis uit de eerste maanden en geven de student verdieping op een specifiek terrein van de epidemiologie. Doordat de student tijdens de specialisatiecursussen reeds over praktijkervaring in onderzoek beschikt, kan hij in de specialisatiecursussen deze ervaringen inbrengen en toetsen aan de nieuwe theoretische kennis. Er ontstaat dus een wisselwerking van praktijkervaring en theoretische verdieping. Bij elke specialisatie in het masterprogramma horen een aantal verplichte specialisatiecursussen. Daarnaast kan de student uit cursussen kiezen die aansluiten bij zijn project of persoonlijke interesse. In het onderstaande wordt een en ander per facet uitgewerkt. Conform de aanwijzingen beginnen we met een schematisch overzicht van de programmaonderdelen. Voor het masterprogramma Epidemiology-postgraduate zit het programma er als volgt uit: Tabel 4 Schematische opbouw masterprogramma EPG Introduction to Epidemiology Introduction to Statistics Study design Classical Methods in Data analysis Modern Methods in Data analysis Presentation & writing of research protocol Total Core curriculum Research project Specialization courses* Total
3.0 ECTS 1.5 ECTS 4.5 ECTS 6.0 ECTS 4.5 ECTS 1.0 ECTS
+ 20.5 ECTS 57.0 ECTS 12.5 ECTS+ 90.0 ECTS
*Binnen het masterprogramma kan gekozen worden uit een vijftal specialisatierichtingen: - Clinical Epidemiology - Epidemiology of Infectious Diseases - Epidemiology of Animal Diseases
19
- Pharmacoepidemiology - Environmental and Occupational Epidemiology. Het onderzoeksproject dient inhoudelijk aan te sluiten bij de gekozen specialisatierichting.
Schematische samenhang programma en eindkwalificaties
De verschillende genoemde doelstellingen en eindkwalificaties komen terug in de verschillende programmaonderdelen. Hieronder wordt dat schematisch weergegeven.
1 Kennis gezondheid en ziekte 2 Ontwikkelingen Health Sciences
√
√
6 Presenteren en integreren theorie 7 Kan functioneren in een multidisciplinair team 8 Inzicht interactie maatschappij
√
9 Resultaat gerichte instelling 10 Zelfstandige verdere studie
√ √
√ √
Werkbesprekingen, seminars, eindpresentatie
√ √
√
Specialisation Programme
√ √
3 Onderzoeksvraag formuleren 4 Studieopzet 5 Data-analyse
√ √
Research Project
√ √
Writing & Presentation Research Proposal
√ √
Statistical Courses
Study Design
Doelstellingen en kwalificaties
Introduction to Epidemiology
Tabel 5 Schematische samenhang programma en eindkwalificaties
√ √
√
√
√
√
√
√ √
√
√
√
√
√
√
√ √
√ √
√
√ √
√
√ √
√
√
Beschrijvingen van de programmaonderdelen en leerdoelen
Hieronder worden de diverse programmaonderdelen kort beschreven. Een uitgebreidere beschrijving en eindtermen per cursus zijn te vinden in Bijlage G ‘Cursusbeschrijvingen EPG’. De samenhang met de eindkwalificaties wordt beknopt vermeld. Introduction to Epidemiology (3.0 ECTS)
Deze cursus van 2 weken geeft inzicht in de basistermen en principes in de epidemiologie. In de eerste week van de cursus komen de geschiedenis en design van epidemiologisch onderzoek aan de orde, evenals de verschillende gebruikte frequentie en uitkomstmaten. De principes van bias en confounding worden besproken. In het tweede deel van de cursus worden de verschillende velden van epidemiologisch onderzoek aan het UMC Utrecht en de Universiteit Utrecht gepresenteerd. De cursus bestaat uit hoorcolleges, oefeningen, en zelfstudie. De student wordt beoordeeld op inzet (aanwezigheidsplicht van 80%) en op correcte en volledige uitwerking van de opdrachten (deze worden verzameld in een portfolio en door de docent beoordeeld). De cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 1(A,B,C), 2(A, B, C), 4(A,B,C,G), 5(E,F),8(B) (zie tabel 1)
20
Introduction to Statistics (1.5 ECTS)
Deze cursus van 1 week geeft de studenten een basiskennis in de statistiek. De cursus is erop gericht om verschillen in voorkennis tussen studenten te nivelleren, een gezamenlijke terminologie te hanteren, en de noodzakelijke basis te geven voor de twee vervolgcursussen statistiek. De cursus bestaat uit hoorcolleges, computerpractica, en zelfstudie. De cursus kan op twee manieren met succes afgerond worden, door deelname aan de colleges en practica, ofwel door het maken van een opdracht die ingeleverd wordt. De cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 4(A,D, G), 5(A,D) (zie tabel 1). Study Design (4.5 ECTS)
In deze cursus van 3 weken worden de principes en uitvoering van cohort, case-control and crosssectionele studies onderwezen. Ontwerp, data verzameling en uitkomst maten worden bediscussieerd, evenals de belangrijkste voor en nadelen van de verschillende typen studies. Nadruk ligt op de toepassing van onderzoeksontwerp in etiologisch onderzoek. Het zwaartepunt ligt bij de klassieke onderzoeksontwerpen, maar moderne concepten zoals case-cohort studies worden ook besproken. Bij de bespreking van de verschillende studie designs ligt de nadruk op het discussiepunt van de validiteit van de uitkomsten. De cursus bestaat uit hoorcolleges, werkgroepen, opdrachten, presentaties, en zelfstudie, en wordt afgesloten met een schriftelijke toets. In bijlage J is de toets van afgelopen collegejaar als voorbeeld bijgesloten. De cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 1(A,B,C), 2(A,B), 3(A,B,C,D), 4(A,B,C,D,E,F), 5(E,F),6(A,C) (zie tabel 1) Classical Methods in Data analysis (6.0 ECTS)
Deze cursus van 4 weken start met de basistoepassing van biostatistiek in de analyse van medische gegevens. Onderwerpen die aan bod komen zijn: typen data, locatie en variabiliteitmaten, steekproeven en populaties, distributies, betrouwbaarheidsintervallen, hypothese testen, vergelijken van twee of meer gemiddelden (parametrische en non-parametrische methoden), en relaties tussen twee variabelen (correlatie, simpele lineaire regressie). Tot slot gaat de cursus intensief in op het multiple lineaire regressiemodel. De cursus bestaat uit hoorcolleges, computerpractica en zelfstudie en wordt afgesloten met een schriftelijke toets. De cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 4(D,F,G), 5(A,B,C,D,E) (zie tabel 1) Modern Methods in Data Analysis (4.5 ECTS)
Deze cursus van 3 weken behandelt statistische methoden om de associatie te bestuderen tussen (meerdere) determinanten en het optreden van een uitkomst.De cursus start met een introductie van de likelihood theorie, waarbij simpele voorbeelden worden gebruikt en een minimaal gebruikt van wiskunde. Vervolgens worden de belangrijkste regressiemodellen voor medisch onderzoek geïntroduceerd: Onderwerpen zijn: maximum-likelihood methoden, logistische regressie, model validatie and regressie diagnostiek, Poisson regressie, en analyze van `event-history´ data, i inclusief een uitgebreide behandeling van het Cox proportional hazards regressie model. Ook worden de belangrijkste principes van longitudinale data analyse onderwezen. De cursus bestaat uit hoorcolleges, computerpractica en zelfstudie en wordt afgesloten met een schriftelijke toets. De cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 4(D,F,G), 5(A,B,C,D,E) (zie tabel 1) Presentation and writing of research proposal (1.0 ECTS)
Dit studieonderdeel markeert de overgang van theoretische scholing naar toepassing van de kennis in de praktijk. De onderzoekstraining begint met het formuleren van een onderzoeksvraag en het ontwerp van een studie. Concept onderzoeksvoorstellen worden gepresenteerd en bediscussieerd in
21
een bijeenkomst met medestudenten en senior staf. Elke student neemt deel aan tenminste twee bijeenkomsten, een waarin de student presenteert, en een waarin de student reviewer is voor twee voorstellen van medestudenten. Op grond van de gedane suggesties en verbeteringen wordt een schriftelijk onderzoeksvoorstel geschreven. De cursusvorm bestaat uit een presentaties, en een schriftelijk onderzoeksvoorstel. Getoetst wordt op deelname aan de presentaties en discussies en op het tijdig en conform de eisen schrijven van een onderzoeksvoorstel. De inhoudelijke beoordeling van het voorstel vindt plaats in het research project. De cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 1(C), 2(C), 3(B,C,D), 4(B,C,H), 6(B,C,G), 7(A,B,D,E,F), 8(A), 9(A,B) (zie tabel 1) Research project
De student voert een onderzoeksproject uit onder begeleiding van een staflid. Dit onderzoek is een zelfstandig project binnen een lopend onderzoeksproject of onderzoekslijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een deelproject van een grotere studie, maar ook bijvoorbeeld om een ‘pilot’ project waarin een nieuw onderzoek kleinschalig wordt uitgevoerd bijvoorbeeld om de haalbaarheid te onderzoeken alvorens een grotere studie zal worden opgezet. De student neemt deel aan de (kleinschalige) reguliere werkoverleggen van de afdeling of onderzoeksgroep waar hij zijn project uitvoert, en tevens aan de (grootschalige) seminars van de onderzoeksgroep waar het project wordt uitgevoerd. Het onderzoek kan ofwel uit één project dan wel twee deelprojecten bestaan waarbij het eindresultaat een paper dient te zijn, welke geschikt dient te zijn voor inzending naar een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift. Een zogeheten ‘submittable paper’. Studenten worden gekoppeld aan een tutor, een senior onderzoeker (minimaal post-doc) op het gebied van de door de student gekozen specialisatie. Deze tutor ziet toe op de uitvoering van het project alsmede het individuele opleidingsprogramma, en de voortgang van de student. De tutor adviseert de student en dient goedkeuring te verlenen aan de keuzes binnen het kader van het gehele opleidingsprogramma. De student wordt beoordeeld op: De uitvoering van het praktische werk. Dit aspect telt voor 60% mee in het eindoordeel van het onderzoeksproject (zelfstandigheid; samenwerking; doorzettingsvermogen; creativiteit; kritische houding; planning; vaardigheden zoals statistische verwerking van data, rapportage (o.a. research proposal), mondelinge presentatie en discussie van de resultaten; participatie in het werkoverleg). Tweede en derde onderdeel van het eindcijfer zijn het onderzoeksrapport en de eindpresentatie. Deze worden beiden beoordeeld door zowel de tutor als een tweede beoordelaar. De cijfers van deze twee beoordelaars worden gemiddeld en het rapport en de presentatie wegen respectievelijk voor 30% en 10% mee in het eindcijfer dat de student ontvangt voor zijn onderzoeksproject. Dit onderdeel draagt bij de eindkwalificaties 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10. Specialization courses
De student kiest uit een vijftal specialisatie richtingen binnen het programma. Het research project dient aan te sluiten met de gekozen specialisatierichting. Het cursorische deel van de specialisatie kent een aantal – voor die betreffende richting verplichte – cursussen, en ‘lecture days of choice’ waarmee de student kan kiezen uit de gehele waaier aan specialisatiecursussen. Eventueel kunnen op verzoek van de student ook cursussen buiten de UU gevolgd worden, waarbij de betreffende cursus dan wel epidemiologisch qua inhoud en gevorderd qua niveau dient te zijn. Studenten kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan de cursussen van de landelijke onderzoeksschool Nihes. Het totale programma bedraagt negen tot tien weken en bestaat uit meerdere veelal korte cursussen, verspreid over het gehele curriculum. Naast de cursussen, volgen de studenten de zogeheten ‘prestige master seminars’ die gedurende hun studietijd georganiseerd worden, waarin buitenlandse 22
toponderzoekers een lezing houden over een hot-topic in de epidemiologie. Dit zijn er gemiddeld twee per jaar. Hieronder word per specialisatierichting het cursusprogramma gegeven. In de Bijlage G ‘Cursusbeschrijvingen EPG’ staan de beschrijvingen van de genoemde cursussen. Dit onderdeel draagt bij aan de eindkwalificaties 1, 2, 3, 4, 6, 8 en 10.
Tabel 6 Overzicht verplichte cursussen en keuzedagen per specialisatierichting Clinical Epidemiology, programme director Prof AW Hoes Clinical Epidemiology, 3wk Advanced Diagnostic Research, 1 wk Prognostic Research, 1wk Clinical Trials and Drug Risk assessment, 1wk Meta-analysis 1 wk, (in ontwikkeling, tot die tijd ook in te vullen met 5 extra dagen naar keuze) 10-15 cursusdagen naar keuze uit aanbod specialisatiecursussen overige richtingen Epidemiology of Infectious Diseases, programme director Prof MJM Bonten Clinical Epidemiology, 3wk Basics of mathematical modelling of infectious diseases, 4days Advanced mathematical modelling of infectious diseases, 1 wk Meta-analysis 1 wk, (in ontwikkeling, tot die tijd ook in te vullen met 5 extra dagen naar keuze) 15 cursusdagen naar keuze uit aanbod specialisatiecursussen overige richtingen Epidemiology of Animal Diseases, programme director Prof JAP Heesterbeek Clinical Epidemiology, 3wk Animal health economics I + II, 5 days Veterinary epidemiology 4wk Introduction to GIS and spatial epidemiological data analysis 1 wk Introduction to Bayesian Analysis 4 days Estimating R0 from data, 1 day Pharmacoepidemiology, programme director Prof HGM Leufkens Clinical Epidemiology, 3wk Clinical Trials and Drug Risk assessment, 1wk Pharmacoepidemiology & Drug Safety, 1wk Pharmaceutical Policy Analysis, 1wk 15 cursusdagen naar keuze uit aanbod specialisatiecursussen overige richtingen Occupational and Environmental Epidemiology (OE), programme director Prof D Heederik Assessment of exposure to chemical & biological agents, 2 wk Health effects of chemical and biological agents, 4 wk Risk assessment and risk management, 2wk Environmental and occupational epidemiology, 2 wk General specialisation courses Introduction SAS programming, 2 days
23
De onderstaande tabel tenslotte geeft een overzicht van de in het programma gehanteerde werkvormen en de globale tijdsverdeling in uren: Tabel 7 Werkvormen Colleges
Jaar 1 Jaar 2
281 0
Werkgroep 70 0
Computer Practicum/ Oefeningen 147 0
Examen
12 0
Zelfstudie
Research Project
Totaal
414 0
756 840
1680 840
Eisen WO-master
De kennisontwikkeling door studenten is sterk gekoppeld aan het eigen onderzoeksproject. Dit project is altijd een onderdeel van een actuele wetenschappelijke onderzoekslijn, of een voorstudie hierop. Er wordt altijd samengewerkt met andere onderzoekers onder leiding van een senioronderzoeker. Beleid van de opleiding Health Sciences is dat docenten in het programma zo veel mogelijk gepromoveerd zijn en actief zijn in het onderzoek. De student wordt in zijn onderzoek begeleid door een tutor die altijd zelf direct betrokken is bij actueel onderzoek. Voor het enige masterprogramma van de opleiding, EPG geldt dat meer dan 80% van de docenten gepromoveerd zijn en actief zijn in onderzoek. Voor de tutoren is dit percentage 100%. Gedurende het onderzoeksproject maakt de student nadrukkelijk deel uit van de onderzoeksgroep waarbinnen het project wordt uitgevoerd. Dat houdt in dat de student deelneemt aan reguliere werkbesprekingen met hoogleraar, UHD’s, UD’s, postdocs, promovendi en studenten en vaak ook betrokkenen uit de klinische praktijk (specialisten), en aan de breder georiënteerde seminars van de afdeling of instituut waar het project wordt uitgevoerd. Op die manier maakt de student kennis met actuele wetenschappelijke theorieën en ontwikkelingen op een breder gebied van de epidemiologie dan alleen zijn eigen onderwerp, en leert de student opereren in een interdisciplinaire omgeving. De student ontwikkelt wetenschappelijke vaardigheden zoals het opzetten van een studie, resultaten evalueren, bespreken en vertalen naar de praktijk, niet alleen door dit zelf te doen en hier feedback op te ontvangen van deskundigen, maar ook door te kijken naar en actief mee te praten met andere onderzoekers. Relatie tussen doelstellingen en programma
Het belangrijkste doel van de opleiding is studenten in staat te stellen onderzoek op het gebied van de Health Sciences te doen. Het didactisch concept van het enige programma van de opleiding, te weten Epidemiology Postgraduate voorziet in de voorwaarden voor het doen van onderzoek. Te weten de ontwikkeling van de noodzakelijke kennis en vaardigheden, het geven van de gelegenheid om onderzoek te leren door onderzoek te doen, en zorgen voor voldoende breedte en diepgang via de specialisatiecursussen en de deelname aan reguliere werkbesprekingen in de onderzoeksgroep. Voor de ontwikkeling van kennis en vaardigheden is gekozen voor cursussen met een mengvorm van frontaal onderwijs, werkcolleges, computerpractica, zelfstudie en opdrachten en presentaties. In de hoorcolleges wordt de student veelal aan de hand van casussen meegenomen door stof. De inhoud en het niveau worden bepaald door deskundigen zodat sprake is van systematische, actuele, en volledige kennisontwikkeling. Tegelijk wordt de inbreng van de studenten gegarandeerd en gerespecteerd door de kleinschaligheid, de interactiemogelijkheden, de feedback op opdrachten en presentaties, en de ruimte om vragen en ervaringen uit de eigen werkpraktijk informeel als casus in te brengen. Kennis en vaardigheden worden systematisch getoetst door (schriftelijke) tentamens. Leren onderzoeken valt uiteen in vier onderdelen, die allen afzonderlijk herkenbaar zijn in het programma en waar de student op beoordeeld wordt: 1. Formuleren onderzoeksvraag en onder24
zoeksopzet. 2. Uitvoering en dataverzameling, 3. Data analyse 4. Presentatie en discussie van de resultaten. Formuleren onderzoeksvraag en onderzoeksopzet
In de eerste plaats moet een onderzoeksvraag worden geformuleerd en een onderzoekopzet worden beschreven. In het kerncurriculum bereiden de cursussen ‘introduction to epidemiology’ en ‘study design’ hier specifiek op voor door theoretisch kennis te bieden, en via werkgroepen vaardigheid te ontwikkelen in gesimuleerde situaties. Het competentie verwerven door toepassing in de praktijk gebeurt in ‘Presentation and writing reserach proposal’. De onderzoeksvraag komt tot stand in overleg tussen tutor en student. Meer in het algemeen wordt de vaardigheid van de student nog verder ontwikkeld doordat hij/zij via werkbesprekingen en seminars gedurende de gehele onderzoeksperiode blootgesteld aan voorbeeld van onderzoeksvragen en studieopzet. Uitvoering en dataverzameling
In de tweede plaats moet het onderzoek worden uitgevoerd en moeten er gegevens worden verzameld. Dit kan eventueel samenvallen met werkzaamheden die in het kader van het beroep van de student worden gedaan. In het kerncurriculum wordt hierop voorbereid in de cursussen introduction to epidemiology en study design. Door onderzoek binnen bestaande onderzoekslijnen uit te voeren en deel uit te maken van een onderzoeksgroep, ervaart de student hoe onderzoek in de praktijk in een multidisciplinaire omgeving tot stand komt en wordt uitgevoerd. In de begeleiding is ruimschoots kennis voorhanden over het onderzoeksterrein en de begeleiders hebben directe baat en interesse in het door de student uitgevoerde onderzoek. Tijdens het onderzoeksproject maakt de student kennis met de praktijk van dataverzameling inclusief tegenslagen, praktische beperkingen, en menselijke interactie. Er wordt een beroep gedaan op communicatieve vaardigheden van de student alsmede doorzettingsvermogen en inventiviteit. De student krijgt formatieve feedback op voortgang en proces van de begeleider. Data analyse
In de derde plaats moeten de verzamelde data worden geanalyseerd. In het kerncurriculum wordt hierop voorbereid in een drietal statistiek en data-analyse cursussen. Presentatie en discussie van de resultaten
Ten vierde moet de student de resultaten die verkregen zijn kritisch beschouwen in het licht van de aanwezige kennis in de literatuur en in relatie tot de praktijk waaruit de onderzoeksvraag voortkwam. De student leert de resultaten presenteren in woord en geschrift. De student wordt behandeld als onderzoeker en dus vergelijkbaar beoordeeld. De student geeft een eindpresentatie waar ook een onafhankelijk tweede beoordelaar bij aanwezig is, en schrijft een rapport. Dit rapport dient de vorm en kwaliteit te hebben van een publiceerbaar artikel. Intentie is dat het rapport ook daadwerkelijk wordt ingediend bij een ‘peer-refereed’ wetenschappelijk tijdschrift. Samenhang programma
Alle studieonderdelen staan in het teken van vergroten van de mogelijkheden om onderzoek op het terrein van de Health Sciences te doen. Het daadwerkelijk doen van onderzoek wordt voorbereid door een samenhangend pakketen van cursussen, gericht op het ontwikkelen van een kennisbasis. In het kerncurriculum zijn twee sporen te onderscheiden, enerzijds cursussen op het gebied van de studieopzet en het (epidemiologisch) vakgebied, anderzijds op het gebied van onderzoeksvaardigheden zoals statistiek en data analyse. Cursussen borduren voort op de eerder opgedane kennis en binnen een spoor worden de cursussen in een logische volgorde gevolgd. Samenhang en afstemming van de diverse programmaonderdelen en specialisaties binnen het programma wordt verder bevorderd door het geregelde overleg tussen docenten van de opleiding onder verantwoordelijkheid van de programmaleider. Bij de ontwikkeling van studieonderdelen 25
wordt nadrukkelijk gelet op het inbrengen van voorbeelden uit de diverse toepassingsgebieden. In de regel wordt een werkgroep samengesteld voor de ontwikkeling of verbetering van een studieonderdeel waarin stafleden uit verschillende onderzoeksgroepen deelnemen alsmede de adjunctcoördinator e/o coördinator van het masterprogramma. De studenten geven in de programmaevaluatie aan het studieprogramma te ervaren als een logisch opgebouwd en samenhangend geheel, zie Bijlage E ‘Alumni-enquête EPG’. Ze ervaren de opbouw van het programma unaniem als evenwichtig. Wel wordt op een tweetal punten door de studenten kritiek geuit: dat betreft overlap in de verschillende cursussen enerzijds, en gebrek in keuze en aanbod van specialisatiecursussen anderzijds. Aan verbetering van beide punten wordt gewerkt. Diverse cursussen zijn inhoudelijk aangepast om overlap te verminderen, bijvoorbeeld de cursus ‘Introduction to epidemiology’ heeft een heel andere opzet gekregen in week 1 met meer oefeningen en minder colleges en inhoudelijk nog meer een introducerend karakter gekregen. De cursus ‘Clinical Epidemiology’ is ingekort van vier naar drie weken om overlap met andere cursussen te verminderen. Voor de week die verdwenen is komt een extra specialisatiecursus van één week op het gebied van meta-analyse in de plaats. Deze verandering komt dus tevens tegemoet aan de wens om meer keuzemogelijkheid te hebben in de specialisatiefase. Naast de meta-analyse cursus zijn nog vier andere nieuwe specialisatiecursussen in ontwikkeling waardoor het aanbod de komende jaren fors zal verbreden. Studielast
Het onderwijs omvat een omvangrijke theoretische component waarvan de diverse onderdelen niet in deeltijd en ook niet in willekeurige volgorde gevolgd kunnen worden. Het programma is dan ook in opzet fulltime. De belangrijkste factor die de studievoortgang kan belemmeren is het gegeven dat de meeste studenten het programma volgen in combinatie met een (klinisch) beroep. De opleiding houdt hier rekening mee door studenten de mogelijkheid te bieden de diverse studieonderdelen uit te voeren in een periode van drie jaar, mits de beoogde volgorde gerespecteerd wordt. Gebruikelijke constructie is dat perioden van cursorisch onderwijs dan wel onderzoek worden afgewisseld met perioden waarin de student full-time zijn eigen (klinische) beroep uitoefent. Elke student kan hierover afspraken maken met de tutor en de programmacoördinator. De meeste studenten kunnen hierover ook goed afspraken met hun werkgever, zo is de praktijk. De opleiding is hierdoor dan ook feitelijk als ‘deeltijd’ opleiding te volgen maar wel alleen door perioden van aaneengesloten onderwijs af te wisselen met aaneengesloten professionele werkzaamheden. Een formele deeltijdvariant van de opleiding waarin bijvoorbeeld een vaste dag in de week voor onderwijs wordt gebruikt wordt niet aangeboden. Evaluaties van cursussen laten zien dat studenten de cursussen reëel vinden qua tijdsbelasting, zie bijlage H ‘Cursusevaluaties EPG’. Alleen de cursus Introduction to Epidemiology werd in 2006 als te weinig tijdsintensief beoordeeld. Deze is daarop aangepast en kent vanaf 2007 jaar meer oefeningen en werkcolleges waardoor de studielast naar verwachting beter afgestemd zal zijn op de beoogde investering. De overige cursussen worden als zwaar, maar wel haalbaar en reëel ervaren. De studenten geven in de programmaevaluatie aan het studieprogramma te ervaren als goed te doen in vastgestelde tijd, met het juiste aantal contacturen, studeerbaar en adequaat georganiseerd, zie de resultaten van de programmaevaluatie in Bijlage E ‘Alumni-enquête EPG’. De student mag pas beginnen met de uitvoering van het onderzoeksproject als het voorstel is goedgekeurd. Er zijn tussentijdse evaluatiemomenten waarin de voortgang en planning besproken en eventueel bijgesteld wordt. Ervaringen tot nu toe wijzen er op dat de onderzoeksperiode vol-
26
doende lang en flexibel is om mee- en tegenvallers op te vangen, zodat de studenten volgens hun eigen planning nominaal studeren. Als een student een verplichte cursus niet haalt, wordt in hetzelfde studiejaar eenmaal een herkansingmogelijkheid geboden. Bij tweemaal zakken zal de student het daaropvolgende collegejaar de cursus opnieuw moeten volgen. In principe wordt de student in staat gesteld het programma zonder verdere vertraging te volgen. Uitzondering zijn de statistiekcursussen waarbij de eerdere cursussen met een voldoende moeten zijn afgesloten om te worden toegelaten in de vervolgcursussen. Bij overmachtsituaties zoals ziekte wordt gekeken of er –naast de beschreven formele herkansingsmogelijkheid - een individuele regeling mogelijk is. Een schriftelijke toets dient binnen 10 werkdagen door de docent te worden nagekeken. Deze en overige regels met betrekking tot de toetsing staan in de study guide die als losse bijlage met deze aanvraag wordt meegezonden. Instroom
De opleiding is gericht op Nederlandse en buitenlandse academici met een reeds behaalde graad in de Geneeskunde, Diergeneeskunde, Farmacie of de Life Sciences op MSc-niveau of equivalent. Studenten worden toegelaten na selectie door een toelatingscommissie waarbij wordt gekeken naar niveau van behaalde diploma’s, studieperformance, werkervaring en eventuele publicaties, motivatie, aanbevelingen, steun van de werkgever, en beheersing van de Engelse taal. De opleiding onderscheidt zich van de tweejarige programma’s uit de Utrecht University Graduate School of Life Sciences doordat algemene academische vaardigheden op het niveau van een Master geacht worden reeds aanwezig te zijn. In vergelijking met het tweejarige programma EPI worden de programmaonderdelen ‘master thesis’, ‘ABC seminars’ en ‘Elective period’ in deze opleiding daarom niet aangeboden. In de opleiding is met name in het research project ruimte om aan te sluiten bij reeds aanwezige kennis van de studenten over de uitvoering van patiëntgebonden studies. Door studenten de gelegenheid te geven de studie uit te smeren over drie jaar wordt ook aangesloten bij een belangrijk kenmerk van veel studenten: dat zij de deze studie combineren met een baan. De studenten geven in de opmerkingen bij de programma-evaluatie aan te waarderen dat de opleiding tijdens de onderzoeksbaan gevolgd kan worden zodat geleerde zaken in de praktijk toegepast kunnen worden, zie Bijlage E ‘Alumni-enquête EPG’. Ook geven zij aan dat de opleiding goed aansluit bij hun vooropleiding. Duur
De opleiding heeft een omvang van 90 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen voor een WO master.
Inzet van personeel Voorgeschreven informatie:een tabel waarin de menskracht die beschikbaar is voor het verzorgen van het onderwijs in mensen en f.t.e.’s (onderwijsinzet) wordt verdeeld over: a) de wetenschappelijke functies: hoogleraar, UHD, UD, promovendi, overig WP; b) de geslachten man/vrouw. Definities en grondslagen van de getallen kort toelichten. Peildatum: 1 december van het meest recente jaar. Bij voorkeur op het niveau van de opleiding, wanneer dat niet mogelijk is op een hoger aggregatieniveau (faculteit, onderwijsinstituut). Daarbij wordt aangegeven hoe de inzet van personeel uitwerkt voor de individuele opleiding.
27
Tabel 8 Docentinzet masteronderwijs Epidemiologie (EPG, EPI en VEE*) Categorie Aantal Hoogleraar 9 UHD 5 UD 4 Promovendi 1 Docenten 1 Studentassistenten 0 Overig WP 0 Totaal 20
M Dbu 795 214 294 2 24 0 0 1329
V fte Aantal Dbu 0,49 1 3 0,13 3 153 0,18 4 528 0,00 0 0 0,01 0 0 0,00 0 0 0,00 3 55 0,81 11 739
Totaal fte 0,00 0,09 0,32 0,00 0,00 0,00 0,03 0,45
Aantal Dbu 10 798 8 367 8 822 1 2 1 24 0 0 3 55 31 2068
Gepromoveerden fte 0,49 0,22 0,50 0,00 0,01 0,00 0,03 1,26
Aantal 10 8 7 0 0 0 3 28
Percentage 100 100 87.5 0 0 0 100 90.3
* VEE betreft docenten van de Faculteit Diergeneeskunde. De docentinzet voor VEE, die in deze tabel is opgenomen, betreft de zelfde inzet die vermeld is in het Aanvraagdossier ‘Postgraduate masteropleiding Veterinary Science’ van de Faculteit Diergeneeskunde.
Als bijlage C is een lijst opgenomen met de namen van het wetenschappelijke personeel, de kwalificaties/specialisatie, en de participatie in onderzoeksprogramma(’s). Eisen WO-master
Al het personeel dat wordt ingezet is zelf direct betrokken bij actueel onderzoek op het terrein van de Health Sciences. In het cursorisch onderwijs kunnen zij een direct verband leggen met de actuele onderzoekspraktijk. Zij kunnen garanderen dat het onderzoeksproject van de studenten uitgevoerd kan worden in interactie met en vaak als onderdeel van lopend, erkend wetenschappelijk onderzoek. Kwantiteit personeel
Voor wat betreft het opzetten van het programma is hiervoor indertijd voldoende capaciteit vrijgemaakt uit eigen middelen van de deelnemende onderzoeksgroepen. Het belang voor de betrokken groepen was, en is, de verspreiding van kennis, vergroting zichtbaarheid binnen de UU, intensivering van de samenwerking tussen de vier epidemiologische onderzoekgroepen, en het ontwikkelen en scouten van jong talent voor een vervolgcarrière binnen de eigen onderzoeksgroepen. Ruim een jaar na de start van het programma, in december 2005, heeft de UU het initiële epidemiologieprogramma (EPI), dat uitgevoerd wordt met hetzelfde docententeam als de post-initiële variant EPG, geselecteerd als een van de 15 UU ‘prestige master’ programma’s. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Bij de uitvoering en coördinatie van het masteronderwijs zijn in totaal 54 personen (31 man, 23 vrouw) betrokken uit de academische staf. In Bijlage C wordt een overzicht gegeven van alle 54 bij het onderwijs betrokken stafleden. Door het grote aantal stafleden is het programma niet erg kwetsbaar bij vertrek van een of meerdere stafleden: er bestaat voldoende expertise om continuïteit te waarborgen. Van de 54 personen vervullen er 46 een rol als (potentiële) tutor. De tutoren zijn allen gepromoveerd. Van deze 54 (potentiële) tutoren zijn 13 alléén in die rol betrokken. Als we deze tutoren buiten beschouwing laten, zijn er 41 personen (25 man, 16 vrouw) direct bij het onderwijs betrokken als docent, cursus- of programmacoördinator, of in onderwijsontwikkeling. Van deze stafleden zijn 36 personen gepromoveerd en 5 niet. Het merendeel van deze personen is een beperkt deel van hun aanstelling actief in het masterprogramma. Slechts een tweetal personen hebben een structurele aanstelling ten behoeve van het masterprogramma Epidemiologie, te weten de coördinator (0,2 fte) en de adjunct-coordinator (0,9 fte).
28
Voor wat betreft het programma EPG gaat de opleiding uit van een jaarlijkse instroom van 25 studenten waarvan het merendeel het programma van 90 ECTS in een tijdsbestek van 3 jaar wil afronden door afwisseling van perioden van opleiding met overige werkzaamheden. De uitvoering van het cursorisch onderwijs vindt plaats in nauwe samenwerking met de programma’s EPI en VEE en de inzet dient naar verhouding van de instroom verdeeld te worden waardoor 60% ten laste komt van het EPG programma. De totale docentinzet voor het gehele cursorische deel van het programma is berekend op 2068 docent belastinguren (dbu), zie bijlage D ‘Kwantitatieve gegevens docentinzet EPG’. Om de belasting in dbu om te rekenen naar aanstelling (full time equivalent, fte) is uitgegaan van de CAO academische ziekenhuizen omdat het merendeel van de staf daar een aanstelling heeft. Deze CAO kent een 36-uur werkweek met een netto arbeidsduur van 1638 uur per jaar. 2068 dbu komt daarbij overeen met 1,26 fte. Voor het EPG programma komt dit neer op 60% hiervan te weten 0,76 fte Naast het cursorisch onderwijs worden studenten door een tutor begeleid in hun researchproject. De vergoeding hiervoor bedraagt 91 dbu per student (8 dbu per student per maand, vermenigvuldigd met 11.4 maanden (57 ECTS)). Bij een gemiddelde instroom van 25 EPG studenten geeft dit 2280 dbu, ongeveer 1,39 fte. Totale inzet docenten en tutoren bedraagt dus 2,15 fte per 25 studenten bij een nominale studieduur van 1,5 jaar. Dit komt neer op 0,06 fte per student per jaar (1 fte per 17 studenten). Naast bovenstaande academische staf is er voorts nog 0,6 fte ondersteunende staf. Daarnaast vindt er ondersteuning plaats vanuit het directoraat BMS. Kwaliteit personeel
In het onderwijs participeren docenten vanuit een viertal onderzoeksgroepen verbonden aan een drietal faculteiten, te weten Geneeskunde, Diergeneeskunde en de Beta-faculteit. De vier onderzoeksgroepen zijn: • Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, UMC Utrecht (kortweg: Julius Centrum) • Veterinaire Epidemiologie, Departement Landbouwhuisdieren, Faculteit Diergeneeskunde • Interfacultair Instituut voor Risk Assessment Sciences (IRAS) • Farmacoepidemiologie en farmacotherapie, Utrecht Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen, Departement Farmacie, Beta-faculteit. Bovenstaande groepen zijn elk vertegenwoordigd in de programmacommissie. De programmacommissie komt elke drie maanden bijeen. Daarnaast vindt er frequent overleg plaats tussen de programmaleider, de coördinator, en de adjunct-coördinator. Ook vindt er inhoudelijk overleg plaats op specifieke programmaonderdelen en worden er vanuit de programmacommissie regelmatig taakgroepen gevormd om gewenste onderwijsontwikkelingen vorm te geven. De vier betrokken epidemiologische groepen kennen een hooggekwalificeerde staf. Er zijn 15 hoogleraren betrokken bij het onderwijs, 10 universitair hoofddocenten (UHD), 24 overige gepromoveerde academische staf (universitair docent (UD), postdoc, e.d.), en 5 niet gepromoveerde docenten. Zie ook Bijlage C ‘Wetenschappelijk personeel EPG’. Het totale aantal publicaties van de deelnemende groepen bedraagt meer dan 500 internationaal gerefereerde publicaties per jaar. Het aantal promoties bedraagt ruim 40 per jaar. Hoewel het onderwijs voornamelijk door onderzoekers wordt gegeven, is in de diverse groepen veel aandacht voor onderwijskundige scholing. Van de betrokken stafleden beschikt ruim eenderde over een formele onderwijskwalificatie (BKO of SKO). Daarnaast vinden er bijvoorbeeld binnen het Julius centrum, de grootste onder de deelnemende groepen, onderwijsstafdagen plaats waarin zowel visie op en inhoud van onderwijs worden afgestemd met alle stafleden. Tot slot dient vermeld te worden dat onder redactie van een tweetal leden van de programmacommissie, prof. Grobbee (programma voorzitter) en prof. Hoes 29
(coördinator specialisatieprogramma Clinical Epidemiology) een Engelstalig tekstboek uitkomt in 2007 met de titel ‘Clinical Epidemiology’. Dit reflecteert het belang dat hooggekwalificeerde stafleden hechten aan het overdragen van kennis aan nieuwe generaties onderzoekers. In het kader van de registratie tot epidemioloog is reeds de Nederlandse Vereniging voor Epidemiologie genoemd. Deze beroepsvereniging kent een zeer goede dekking onder degenen die op het terrein van de epidemiologie werkzaam zijn in Nederland en telt meer dan 1100 leden. De VvE representeert de Nederlandse epidemiologie in internationaal verband en is ondermeer lid van de International Epidemiology Federation (IEA). Diverse leden van de programmawerkcommissie hadden of hebben een rol binnen het bestuurs van de VvE dan wel de IEA. De veterinair epidemiologen zijn daarnaast binnen Europa georganiseerd in de European College of Veterinary Public Health (ECVPH). Diverse stafleden betrokken bij het epidemiologie masterprogramma zijn door de ECVPH erkende ‘diplomat’s’. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de bij het onderwijs betrokken onderzoeksgroepen nationaal en internationaal hoog staan aangeschreven. Stafleden treden op in adviescommissies op het terrein van de gezondheidswetenschappen. Zij coördineren en participeren in een groot aantal nationale en internationale (met name Europese) onderzoeksprojecten, geven onderwijs in het buitenland, en diverse stafleden hebben (honoraire) aanstellingen aan diverse buitenlandse universiteiten. Zonder de intentie te hebben een complete opsomming te willen geven van internationale projecten, dient het wellicht vermelding dat op het terrein van het epidemiologieonderwijs in 2007 een Asia-Link projectsubsidie is toegewezen door de Europesche commissie onder de titel ‘The Asia-Europe Clinical Epidemiology & Evidence Based Medicine Programme. Het gaat om een samenwerkingsproject van een miljoen euro om, in samenwerking met de Universiteit van Oxford, UK, het niveau van epidemiologie onderwijs in Maleisië en Indonesië, op een hoog peil te brengen en de grondslag te leggen voor structurele onderwijs- en onderzoekssamenwerking. De organisatorische realisatie van het programma wordt ondersteund door diverse diensten en afdelingen van het UMCU (kwaliteitszorg; ICT; inschrijving; et cetera) die al langdurig verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van diverse andere geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen.
Voorzieningen Materiële voorzieningen De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Huisvesting
Er wordt gebruik gemaakt van zalen en computerfaciliteiten van de Universiteit Utrecht, in het bijzonder van het UMC Utrecht. De roostering en zaalvoorziening valt onder verantwoordelijkheid van de divsie dOO. Deze betrok in augustus 2005 een nieuwe onderwijsgebouw van het UMC Utrecht, het Hijmans van de Berghgebouw. Daarmee kwamen de opleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen, Biomedische Wetenschappen, Geneeskunde en het Opleidingscentrum dat de bedrijfsopleidingen verzorgt, onder één dak. De opleiding Health Sciences zal hier ook onderdeel van uitmaken. In de dOO zijn naast de opleidingen tevens de administratieve, beheersmatige en onderwijsondersteunende zaken van de opleidingen gebundeld. Dit biedt het voordeel dat de kwaliteitszorg, de onderwijsadministratie, de aanmelding en inschrijving centraal geregeld en afgestemd worden. Het gebouw is opgezet naar de vereisten van het hedendaagse hoger onderwijs. Het gebouw is voorzien van kantoorruimtes, open en besloten overlegruimtes, multifunctionele ruimtes, een studielandschap, een grote keuken en kantine. Het gebouw is inpandig bereikbaar vanuit de overige gebouwen van het UMC Utrecht, te weten het Academisch ziekenhuis met daarin 30
onder meer een drietal grote collegezalen, een uitgebreide bibliotheek, en het Stratenum met een drietal computerleerzalen. Tijdens de duur van het onderzoeksproject krijgt de student een werkplek aangeboden bij de onderzoeksgroep waarbij het project wordt uitgevoerd. Dit kan een vaste werkplek of een flexplek zijn. Realisatie
In de uitvoering van het masterpropramma EPG als variant van het reguliere programma onder BMS heeft het merendeel van het onderwijs plaatsgevonden in het UMC Utrecht (Hijmans van den Bergh gebouw, het Stratenum en het Academisch Ziekenhuis). Bij uitzonderingen en met name bij enkele specialisatiecursussen wordt gebruik gemaakt van onderwijsruimten op loopafstand in overige gebouwen van de Universiteit Utrecht, onder andere bij de faculteiten Diergeneeskunde en de beta-faculteit. Evaluatie
Voor de kwaliteitsbeoordeling van de voorzieningen wordt gebruikgemaakt van een drietal verschillende bronnen: studentenevaluaties, peilingen bij docenten en blokcoördinatoren, en kwaliteitsbeoordeling door de afdeling Ruimtebeheer. Eventueel kunnen daarnaast ook formulieren worden gebruikt van het Reserveringsbureau van het UMC Utrecht om een probleem te signaleren of een klacht te uiten. Problemen worden besproken door het dOO-opleidingscoördinatorenoverleg en het Centrum voor Onderwijsorganisatie en indien nodig wordt door de dOO actie opgezet om de onderwijsvoorzieningen aan te passen en te laten voldoen aan (veranderende) behoeften van de opleidingen. Uit de studentenevaluaties blijkt dat de studenten tevreden zijn over de huidige voorzieningen, de evaluaties van de verschillende cursussen zijn ter inzage. De evaluatie van de cursus Study Design is als voorbeeld opgenomen in Bijlage H ‘Cursusevaluaties EPG’. De score in dit voorbeeld, variërend van 3,5 tot 3,9 in een schaal van 1(slecht) tot 5 (zeer goed) voor college-, werkgroep- en presentatieruimtes, is representatief voor de overige evaluaties. Studiebegeleiding Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang
Doel studiebegeleiding
Het doel van de studiebegeleiding in de opleiding Health Sciences is om het studiegedrag van de studenten te faciliteren. Hun leerproces dient zo effectief, efficiënt en plezierig mogelijk te verlopen. Waar postgraduate studenten de opleiding veelal combineren met werkzaamheden zal de opleiding veelal een langere termijn bestrijken dan de nominale studieduur van 1,5 jaar. De opleiding streeft er naar dat studenten binnen 3 jaar de hele opleiding afronden. Studievertraging buiten gepland alterneren van opleiding en werk dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Studievoortgang
Studievoortgang wordt geregistreerd in Osiris, het digitale studievoortgangsysteem van de UU. De studenten kunnen op Osiris inloggen en hun behaalde resultaten controleren. Uitvoering Studiebegeleiding
Bij aanvang van de opleiding ontvangen de studenten een studiegids waarin de procedures, regels en richtlijnen en onderwijsexamenreglement staan toegelicht. Deze is overkoepelend aan een aantal opleidingen waaronder BMS en Health Sciences, zie de separate bijlage ‘Studiegids Life Sciences’. Voor programmaspecifieke aspecten worden de studenten geïnformeerd en begeleid door de coördinator (en indien van toepassing adjunct coördinator) van het betreffende masterprogramma. 31
Studenten stellen een planning op in overleg met de coördinator. Vanaf de start van het Research project, 4 maanden na de start van de opleiding, wordt de student daarnaast ook begeleid door een tutor, welke het onderzoekproject begeleid maar daarnaast ook de voortgang van de studie en ontwikkeling van competenties mede bewaakt, en de student adviseert bij de individuele keuzes in het specialisatieprogramma, zie Bijlage I ‘Tutorhandleiding EPG’. Problemen in studievoortgang kunnen deze worden besproken met de coördinator. In gezamenlijk overleg met student en/of tutor zal dan naar oplossingen worden gezocht. Overleg kan plaatsvinden op initiatief van de student, van de tutor of van de coördinator. Daarnaast kunnen studenten terecht bij een van de studiebegeleiders van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences die specifiek aanspreekpunt is voor de studenten BMS/Life Sciences.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak
De opleiding wil meetbaar zijn m.b.t. studeerbaarheid van het programma (voor cursussen studiebelasting, voor gehele programma gemiddelde studieduur en studeerbaarheidsoordeel alumni), resultaten cursusevaluaties voldoende/oordeel tutoren voldoende, oordeel exit-enquête over gehele opleiding voldoende. Jaarlijks wordt een verslag geschreven. In het jaarverslag worden per masterprogramma de belangrijkste kengetallen gemonitord, waaronder instroom, uitstroom, cursusevaluaties. Het evaluatiesysteem en de kwaliteitsbewaking via de opleidings- en examencommissies worden hieronder beschreven. Een volledige beschrijving is te vinden in de Studiegids Life Sciences (separate bijlage bij dit rapport). Ook wordt er toegelicht wat er daarnaast specifiek op programmaniveau aan kwaliteitszorg wordt gedaan. Het systeem voor interne kwaliteitszorg is overigens identiek aan dat van de geaccrediteerde opleiding BioMedical Sciences / Life Sciences. Evaluatiesysteem
De centrale kwaliteitszorg wordt uitgevoerd door het Expertise Centrum van de Divisie Onderwijs en Opleidingen van het UMC Utrecht. Alle cursussen worden via een uniform evaluatieformulier geëvalueerd, het standaard formulier zoals dat ontwikkeld is voor de evaluatie van alle BMS/Life Sciences cursussen. Per cursus kunnen specifiek vragen worden weggelaten of toegevoegd. De algemene vragen zijn steeds hetzelfde waardoor de cursussen niet alleen onderling vergelijkbaar zijn maar ook over masterprogramma’s heen een vergelijking gemaakt kan worden. Naast cursusevaluaties wordt ook het programma als geheel geëvalueerd: studenten ontvangen bij afstuderen een exit enquête, ook deze is identiek voor alle masterprogramma’s in de life sciences. Evaluatieresultaten worden teruggekoppeld met de coördinator van het betreffende onderdeel en de programmacoördinator. Vervolgens worden verbeterpunten opgesteld. Een voorbeeld van de diverse stappen in het proces (enquêteformulier, uitgewerkte resultaten, en verslag verbeterpunten) is te vinden in Bijlage H ‘Cursusevaluaties EPG’. Kwaliteitsbewaking Utrecht University Graduate School of Life Sciences (GS-LS)
In het kader van de bundeling van master en PhD programma’s van de Universiteit Utrecht in een zestal graduate schools, zijn alle life sciences opleidingen ondergebracht in de Graduate School Life Sciences (GS-LS). Voor alle masterprogramma’s onder deze graduate school, waaronder EPG, zijn het onderwijs- en examenreglement (OER) en de ‘rules en regulations’ geharmoniseerd. En is één opleidingscommissie en één examencommissie. De opleiding Health Sciences zal ook integraal deel uitmaken van de GS-LS en zal daarmee onder dezelfde regels vallen. In het Addendum is de studiegids te vinden van de GS-LS waarin deze regels terug te vinden zijn. 32
Programmaniveau
De programmacommissie EPG komt driemaandelijks bij elkaar en bestaat uit vertegenwoordigers van de vier participerende onderzoeksgroepen, de programmaleider (course director), de specialisatieprogramma coördinatoren (programme directors), de coördinator, en de adjunct coördinator van het programma. De programmacommissiebijeenkomsten wordt in de regel nog uitgebreid met een viertal senior stafleden die nauw betrokken zijn bij de opzet en uitvoering van het programma, de werkgroep van het programma. De programmacommissie is verantwoordelijke voor de toelating en selectie van studenten, en de inhoud van het programma. Hierbij is specifiek de programmaleider (course director) eindverantwoordelijk voor het totale programma, en de specialisatieprogramma coördinatoren (programme directors) voor de inhoud van de verschillende specialisatierichtingen en het cursusaanbod in deze richtingen. De dagelijkse beslissingen worden gedelegeerd aan de programmacoördinator en de programmaleider. Bij afwijking van het algemene beleid wordt de programmacommissie geraadpleegd. De evaluaties van de cursussen worden besproken in de programmacommissie. Inhoudelijke wijzigingen in het programma, al dan niet naar aanleiding van evaluaties, moeten worden goedgekeurd door de programmacommissie. Resultaten van evaluaties worden besproken met de coördinator/docenten van de cursussen en kunnen zo leiden tot aanpassingen en verbeteringen. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Docenten en coördinatoren worden nauw betrokken bij de inhoudelijke programmering van het onderwijs en de interne kwaliteitszorg. Intensieve contacten zijn er in dit verband eveneens met het afnemend veld: kliniek en onderzoeksgroepen. Er vindt nauw overleg plaats tussen de programmacoördinator, de programmaleider, de opleidingscoördinator en docenten/tutoren die werkzaam zijn in het afnemend veld. De studenten zijn vertegenwoordigd in de Opleidingscommissie Life Sciences en in de faculteitsraad Geneeskunde. Voor een systematische benadering van input van alumni is een programma ontwikkeld. Zoals in de voorgaande paragraaf reeds kort is vermeld, ontvangen alle alumni een exit enquête bij afstuderen. Daarnaast wordt hen gevraagd om de opleiding op de hoogte te houden van veranderingen in hun werksituatie. Er wordt jaarlijks contact onderhouden door middel van een mailing. Door het specifieke karakter van de opleiding heeft de instroom in het merendeel van de gevallen een aanstelling bij het UMC Utrecht en/of de UU waarmee de aanbieder ook tevens afnemend veld is. Dat zal vooral in de eerste fase na de opleiding zo zijn, na een langere periode na afstuderen, bijvoorbeeld na afsluiten van een promotietraject, zullen alumni naar verwachting breder uitwaaieren over het beroepsveld. Er zal aandacht worden geschonken aan het traceren en volgen van de alumni over de jaren heen. De Universiteit Utrecht heeft een sterke alumni organisatie met een specifieke tak voor internationale alumni en publiceert een internationale nieuwsbrief per e-mail en organiseert reguliere (4 per jaar) bijeenkomsten voor alumni. Alumnionderzoek
Ten tijde van opstellen van dit aanvraag dossier zijn slechts zeven studenten afgestudeerd in (de voorloper van) het EPG masterprogramma. Bij hun afstuderen hebben zij de uitgebreide standaard BMS exit enquête ontvangen. De resultaten van deze enquête worden pas aan het eind van collegejaar 2007/2008 verwacht en worden primair op opleidingsniveau geanalyseerd, slechts bij voldoende aantallen worden resultaten op programmaniveau gegeven. Om toch enig zicht te krijgen op de mening van de eerste lichting EPG alumni over het programma als geheel, is hen specifiek ten behoeve van dit dossier in september 2007 nog een extra alumni-enquête toegestuurd. Alle zeven 33
uitgezette enquêtes zijn retour gekomen. Een samenvatting van de resultaten van deze enquête wordt gegeven in Bijlage E ‘Alumni-enquête EPG’. De alumni zijn unaniem in het eindoordeel over het masterprogramma, ieder van hen gaf het programma als geheel het cijfer 8. Men is positief over opbouw, inhoud, studiebelasting, en actualiteit van het programma. Ook oordeelt men positief over verworven onderzoekcompetenties. Negatieve aspecten die genoemd worden zijn overlap tussen cursussen en beperkte keuzemogelijkheid in het specialisatieprogramma, aan beide aspecten wordt reeds gewerkt. Diverse elementen uit de enquête komen op ander plaatsen in dit aanvraagdossier uitgebreider aan de orde. In bijlage E is de volledige samenvatting van de alumni-enquête te vinden. Afnemend veld
Het beroepenveld is betrokken bij de opleiding via de vele informele contacten en uitwisselingen over de opleiding en de eindtermen met vertegenwoordigers van Nihes en de VvE. De zeven studenten die zijn afgestudeerd in de tijdelijke voorloper van de nieuwe opleiding hebben ten tijde van afstuderen allen een baan, zes als promovendus, één als klinisch specialist. In de alumnienquête geven ze aan beter te voldoen aan de eisen van het beroepsveld, en dat het afronden van het programma hun carrièrekansen heeft vergroot. Rendementscijfers
Het masterprogramma Epidemiologie is in een voorlopige constructie twee jaar geleden van start gegaan. Dit is te kort om betrouwbare rendementscijfers te kunnen geven: De meeste studenten combineren namelijk de Postgraduate opleiding met een baan in het werkveld en zullen daarom de opleiding niet in de nominale studietijd van 1,5 voltooien. Streven van de opleiding is dat minimaal 10% van de studenten binnen de nominale studieduur van 1,5 jaar afstudeert en dat 90% dit binnen 3 jaar doet. Met andere woorden is het streven dat minder dan 10% van de studenten langer dan 3 jaar over de opleiding doet. Van de 20 studenten die in september 2005 gestart zijn, zijn er inmiddels 7 afgestudeerd waarvan 2 binnen 1.5 jaar. De trend lijkt dus in de lijn te liggen van de streefwaarden, maar pas komend jaar zal duidelijk worden of van deze eerste lichting inderdaad 90% binnen 3 jaar zal zijn afgestudeerd.
Condities voor continuïteit Afstudeergarantie De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen.
Het UMC Utrecht en de Universiteit Utrecht verplichten zich ervoor te zorgen dat de student die aan de opleiding Health Sciences begint het programma volledig kan doorlopen, uiteraard met in achtneming van de Onderwijs- en examenregeling. De studenten betalen, naast inschrijfkosten aan de UU, een tuition fee voor deelname aan het programma. Deze inkomsten maken het programma in de huidige opzet kostendekkend vanaf een instroom van 18 studenten (gebaseerd op een tuition fee van 12.000 per student). Daarboven bestaat ruimte voor ontwikkelkosten, PR, en inhuur externe docenten. De instroom in de voorlopige variant toont dat jaarlijks ruim 20 studenten verwacht mogen worden, de berekening voor 20 studenten wordt hieronder gegeven. De boekhouding van het EPG programma wordt strikt gescheiden van het reguliere onderwijs (waaronder de master EPI) en er zal jaarlijks een aparte accountantsverklaring voor worden verkregen.
34
Globaal overzicht kosten en opbrengsten master programma EPG, bij instroom 20 studenten. De berekening kosten docenten is gebaseerd op docentinzet zoals weergegeven in tabel 8.
Tabel 9 Globaal overzicht kosten en opbrengsten EPG
Docentinzet (totaal 1,3 fte) Coördinatie (0,72 fte) Secretariaat (0,36 fte) Overig (PR/ontwikkelkosten/externe docenten) Kosten gebruik voorzieningen UU / dOO Inkomsten studenten (na aftrek afdracht dOO) Totaal
Kosten 126.000 57.000 12.000 21.000 24.000 240.00
Opbrengsten
240.000 240.000
Investeringen
Er zijn geen nieuwe investeringen nodig voor de uitvoering van de opleiding Health Sciences. De gehele infrastructuur (AV-apparatuur, computers, onderwijsruimtes etc.) is ondergebracht bij de divisie dOO en capaciteit hiervan is gebaseerd op het huidige totale aantal masterprogramma’s aan de faculteit Geneeskunde. Aangezien EPG reeds als track functioneert binnen BMS is aanpassing van de capaciteit niet nodig. Het programma EPG kent geen specifieke start- of aanloopkosten, het onderwijs is inhoudelijk reeds gerealiseerd en de diverse programma onderdelen worden goed geëvalueerd waardoor geen grote aanpassingen noodzakelijk zijn, Zie Bijlage H ‘Cursusevaluaties EPG’. Voor doorlopende ontwikkelingen en aanpassingen in het programma, waaronder ook inhuur externe docenten, is jaarlijks een bedrag van 21.000 euro begroot. Financiële voorzieningen
Het onderwijs in Health Sciences kent geen overheidsfinanciering en is in dat opzicht ‘onbekostigd’. De studenten betalen een tuition fee bij aanvang van het programma. Deze inkomsten zijn dus gegarandeerd en zijn niet uitkomstgebonden, en voldoende voor uitvoering van het programma. Daarmee zijn de risico’s voor de opleiding zeer beperkt. De inzet van docenten en coördinatie wordt vergoed uit de inkomsten. Voor de centrale ondersteuning door dOO wordt een deel van de tuition fee afgedragen. Bij de inschakeling van universitaire services wordt een kostprijs vergoed. Een voorbeeld hiervan is de diplomawaardering door de admission office van de UU. Deze waardering is nodig om te beoordelen of de studenten uit het buitenland aan de instroom criteria voldoen. De kosten hiervoor worden door de aanvragende student rechtstreeks vergoed aan de UU en komen niet ten laste van de opleiding.
Internationalisering De opleiding beweegt zich in het internationale veld. Het onderwijs wordt volledig verzorgd in het Engels en instroom van buitenlandse studenten wordt gestimuleerd. Binnen het programma is er ruimte om cursussen in het buitenland te volgen, met name in het specialisatieprogramma. Er worden op dit moment stappen ondernomen om met één of enkele gerenommeerde buitenlandse
35
universiteiten te komen tot ‘preferred partnership’ en/of ‘joined courses’. Doel hiervan is studenten actief te stimuleren studieonderdelen in het buitenland te volgen. Ook het (deels) verrichten van onderzoek in het buitenland tot de mogelijkheden. Dit gebeurt altijd onder verantwoordelijkheid van een staflid aan de UU. Dit is tot dusverre eenmaal ook werkelijk gerealiseerd.
Tabel 10a. Aantal en land van herkomst voor MSc EPG (2005-2007) Land Nederland Iran Tanzania Denemarken Indonesië Guyana Totaal
Aanmeldingen 72 2 1 1 1 1 79
Toelatingsbrief 71 2 1 75
Deelnemers 68 1 69
Tabel 10b Aantal en land van herkomst voor MSc EPI (2004-2007) Let op bestaat 1 jaar langer dan de EPG variant dus aantallen beslaan 4 jaargangen. Land Nederland Tanzania India Thailand België Brazilië Canada China Colombia Kongo Duitsland Ghana Griekenland IJsland Iran Kenia Maleisië Peru Taiwan Oeganda UK USA Zambia Totaal
36
Aanmeldingen 35 3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 61
Toelatingsbrief 35 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 55
Deelnemers 21 1 1 1 1 1 1 1 28
Tabel 10c Aantal en land van herkomst aanmeldingen MSc VEE (2004-2007) Land Ethiopië Tanzania Nepal Oeganda Nigeria Pakistan Kenia Filippijnen Nederland Kameroen Thailand India Zambia Bangladesh Columbia Ghana Mongolië Rwanda Swaziland Zimbabwe Totaal
Aanmeldingen 27 19 18 17 12 10 7 6 4 3 3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 137
Toelatingsbrief 24 14 13 14 6 5 5 6 4 2 3 2 2 1 1 1 103
Deelnemers 2 2 1 1 4 1 1 4 2 1 1 20*
* Het extreme verschil tussen het aantal toegelaten studenten en de daadwerkelijke participanten heeft te maken met de beperkte beschikbaarheid van beurzen. Hierdoor heeft slechts een klein percentage daadwerkelijk de middelen om deel te nemen aan de opleiding.
Het totale aantal studenten EPG, EPI en VEE 2004-2007 bedraagt 117 deelnemers, zoals uit figuren 10A t/m 10C kan worden afgeleid. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen de studenten EPG (69 totaal) onder de opleiding Health Sciences vallen. De aantallen voor het masterprogramma EPI van BMS en het masterprogramma VEE van de Faculteit Diergeneeskunde, worden vermeld vanwege de gecombineerde cursusdeelname: deze combinatie is relevant zowel voor de verdeling van docent inzet, als voor de beleving van het internationale en interdisciplinaire karakter van de drie programma’s omdat de studenten intensief contact hebben.
37
Afkortingen en begrippen
BKO BMS CRA CROHO dbu dOO ECVPH EPI EPG fte GG&GD GS-LS IEA EEF IRAS IVLOS KNAW Nihes Nivel NVAO OER RIVM SMBWO SKO UMCU UU UD UHD URO VEE VvE
38
Basis Kwalificatie Onderwijs Research Master opleiding BioMedical Sciences Clinical Research Associate Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs docent belastingsuren (dbu) divisie Onderwijs en Opleidingen, UMC Utrecht European College of Veterinary Public Health masterprogramme Epidemiology masterprogramma Epidemiology – Postgraduate full time equivalent Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Utrecht University Graduate School of Life Sciences International Epidemiology Association European Epidemiology Federation Institute for Risk Assessment Sciences Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden Koninklijke Nederlandse Akademie van Weetenschappen Netherlands Institute for Health Sciences Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Nederlands- Vlaamse Accreditatieorganisatie Onderwijs- en Examen Reglement Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Stichting voor opleidingen tot Medisch-Biologisch Wetenschappelijk Onderzoeker Senior Kwalificatie Onderwijs Universitair Medisch Centrum Utrecht Universiteit Utrecht universitair docent universitair hoofddocent Universitair Register Opleidingen masterprogramma Veterinary Epidemiology and Economics Vereniging voor Epidemiologie
Bijlagen
BIJLAGE A. BIJLAGE B. BIJLAGE C. BIJLAGE D. BIJLAGE E. BIJLAGE F. BIJLAGE G. BIJLAGE H. BIJLAGE I. BIJLAGE J.
Internationaal referentiekader Health Sciences Registratie van epidemiologen Wetenschappelijk personeel EPG Kwantitatieve gegevens docentinzet EPG Alumni-enquête EPG Cursusschema 2007-2009 EPG (Engelstalig) Cursusbeschrijvingen EPG (Engelstalig) Cursusevaluaties EPG Tutorhandleiding EPG Voorbeeld toets (Study Design 2006/2007)
SEPARATE BIJLAGE Studiegids Life Sciences (Engelstalig) De Studiegids Life Sciences bevat onder meer het Onderwijs- en Examen Reglement. De gids is tevens te vinden op www.uu.nl/lifesciences (directe link: http://www.uu.nl/uupublish/content-cln/studiegidsLifeSciences2007-2008.pdf)
39
BIJLAGE A. Internationaal referentiekader Health Sciences
Onderstaande tekst is een citatie uit het hoofdstuk ‘Het Referentiekader’ van het rapport ‘De onderwijsvisitatie Biomedische Wetenschappen’ door de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), Brussel, December 2005. De volledige tekst van het rapport is ook elektronisch beschikbaar op: http://www.vlir.be/02thema/03kz/03tweederonde/kv05v1.htm. Dit hoofdstuk geeft een goed internationaal referentiekader voor de Life Sciences/Biomedische Wetenschappen waarvan de opleiding Health Sciences als een deelgebied beschouwd kan worden. De eindtermen van de opleiding Health Sciences vallen dan ook binnen dit kader, met de volgende kanttekeningen: de opbouw van studiepunten wijkt af. In het kader gaat men voor het behalen van de eindtermen uit van minimaal 300 studiepunten waarvan 180 in de Bachelorfase en 120 in de masterfase. Bij Health Sciences hebben studenten al minimaal 240 studiepunten als instroomniveau (240 studiepunten komt overeen met voormalige vierjarige drs. titel, merendeel van de instroom heeft een MSc van 300 ECTS of MD van 360 ECTS) waarna nog 90 studiepunten volgen in de postgraduate masterfase. Verder zijn op de eindtermen uit de bachelorfase de volgende afwijkingen van kracht: - De eindterm ‘kan de belangrijkste laboratoriumtechnieken toepassen’ is slechts voor deelgebieden van de Health Sciences van belang en komt daarmee niet terug in de Health Sciences instroomeisen en/of eindtermen. - De eindterm ‘kan met proefdieren omgaan, en veilig werken’ is slechts voor deelgebieden van de Health Sciences van belang en komt daarmee niet terug in de Health Sciences instroomeisen en/of eindtermen. II. Het referentiekader 1. Inleiding Bij haar beoordeling van het onderwijs gaat de commissie uit van de doelstellingen, die elke faculteit voor de eigen opleiding heeft geformuleerd, en toetst deze doelstellingen aan een door de commissie zelf geformuleerd referentiekader. De door een opleiding gehanteerde doelstellingen mogen verschillend zijn van die van andere opleidingen, of die van de visitatiecommissie, maar ze moeten wel aan zekere minimumeisen voldoen. Deze minimumkwaliteitseisen zijn vastgelegd in onderstaand referentiekader. Bij het opstellen van haar referentiekader heeft de commissie zich gebaseerd op het referentiekader van de VLIR-visitatie Geneeskunde en Biomedische Wetenschappen in 1998, het referentiekader van de QANU-visitatie Biomedische Wetenschappen en Medische Informatiekunde in 2004 en op de doelstellingen en eindtermen die de opleidingen voor het eigen onderwijs hebben geformuleerd. Voorts is rekening gehouden met internationale eisen die worden gesteld aan de opleidingen biomedische wetenschappen. Naast de minimumeisen waaraan de afgestudeerde moet voldoen, omschrijft het referentiekader eveneens de algemene eisen die aan de opleidingen worden gesteld. Bovendien formuleert de commissie in haar referentiekader een aantal specifieke aandachtspunten, die bij de vorige visitatie in 1998 bij de toen bestaande opleidingen werden vastgesteld. Het referentiekader wordt telkens voor het bezoek voorgelegd aan de opleiding en tijdens het bezoek van de commissie met de opleidingen bediscussieerd. 2. Doelstellingen voor de opleidingen Biomedische Wetenschappen Aan de universitaire opleidingen in de Biomedische Wetenschappen worden bijzonder hoge eisen gesteld. Een afgestudeerd biomedisch wetenschapper moet immers over heel wat kennis en competenties beschikken. De universitaire opleiding in de Biomedische Wetenschappen moet de omgeving scheppen, waarin al deze competenties kunnen verworven worden. Daarbij moet zij wel waken voor overladen programma’s. De commissie vindt dat de competenties die zij verwacht van een master in de biomedische weten40
schappen slechts kunnen verworven worden binnen een opleidingsprogramma van 300 studiepunten, ofwel een bachelor van 180 studiepunten en een master van 120 studiepunten. Ze vindt het bovendien essentieel dat iedere master in de biomedische wetenschappen voor minstens 40 studiepunten heeft kunnen deelnemen, in redelijke zelfstandigheid, aan wetenschappelijk onderzoek in bij voorkeur twee verschillende onderzoekslaboratoria om de nodige onderzoeksvaardigheden te verwerven, en verder uit te bouwen. De commissie hecht ook veel belang aan internationalisering van de opleiding Biomedische Wetenschappen. Met het oog hierop vindt zij het essentieel dat de afgestudeerden over een goede kennis van het Engels beschikken. Hiertoe zou de opleiding minstens een aantal eindproducten zoals presentaties, papers en de masterproef in het Engels kunnen laten maken. Ook cursussen om het (wetenschappelijk) Engels van studenten en docenten die dat willen te verbeteren, kunnen zeker aangeraden worden. Om echter werkelijk competitief te worden in een internationale context, studenten vanuit andere landen aan te trekken, en de eigen studenten in buitenlandse onderzoeksgroepen te laten participeren, is het volgens de commissie echter noodzakelijk dat op termijn de opleiding deels of geheel in het Engels verzorgd wordt. De commissie is zich bewust van de decretale beperkingen met betrekking tot het gebruik van het Engels in het Hoger Onderwijs in Vlaanderen en zal de opleidingen dan ook niet afrekenen op deze hoge verwachtingen. Wel zal zij veel belang hechten aan de inspanningen die de opleidingen binnen het bestaande decretaal kader doen om de internationalisering van de opleiding te stimuleren. Tenslotte vindt de commissie het essentieel dat het programma van de opleiding Biomedische Wetenschappen geconcipieerd wordt met het oog op het bereiken van de eigen domeinspecifieke doelstellingen en dat wordt vermeden dat de realisatie van deze doelstellingen gehinderd zou worden door het structureel voorzien van mogelijke overgangen naar de opleiding Geneeskunde. BACHELOR Voor de commissie geeft een bacheloropleiding de student een algemene inleiding over de groei, de bouw en het functioneren van de gezonde mens (eventueel aan de hand van diermodellen) en de factoren die daarop van invloed zijn, zodat de student hierover basiskennis opbouwt en de gebruikte concepten beheerst. Daarnaast wordt ook basiskennis over het ontstaan, de ontwikkeling en het beloop van afwijkingen en ontregelingen in de groei, de bouw en het functioneren van de mens verworven. Tijdens de bacheloropleiding worden tevens algemeen academische vaardigheden, zoals mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden, sociale vaardigheden en het projectmatig werken in groepsverband, analytisch denken, een kritische blik, en oog voor de maatschappelijke en ethische context van het vak, getraind en verworven. Na de opleiding is de afgestudeerde in staat om een masteropleiding aan te vatten. Voor de commissie beschikt een afgestudeerde bachelor in de Biomedische Wetenschappen dan ook over kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes zoals hieronder beschreven. Het is duidelijk dat niet alle genoemde onderwerpen voor 100% beheerst moeten worden. Wel dienen alle aspecten in de opleiding aan de orde geweest te zijn, en herkenbaar in het curriculum aanwezig zijn. De gewenste mate van beheersing is per onderdeel en per opleiding verschillend en kan niet in een eenvoudige tabel gegeven worden. De afgestudeerde beschikt over basiskennis van - disciplines uit het betawetenschappendomein, bijvoorbeeld scheikunde, wiskunde, (moleculaire) biologie, celbiologie, (bio)fysica, biostatistiek; - disciplines uit het medisch domein, bijvoorbeeld anatomie, embryologie, farmacologie, (patho)fysiologie, histologie, genetica, epidemiologie, toxicologie, microbiologie, immunologie en - technieken en methodologie van biomedisch wetenschappelijk onderzoek. De afgestudeerde beschikt over inzicht in: - bouw, ontwikkeling en functie van cellen, weefsels, organen en systemen; 41
-
bouw, ontwikkeling en functioneren van het menselijk lichaam; het concept ‘ziektemechanismen’, d.w.z. inzicht in het ontstaan van ziektes en afwijkingen de invloed van milieu en levenswijze op de gezondheid.
De afgestudeerde kan: - helder communiceren, zowel verbaal als geschreven; - probleemoplossend denken; - literatuuronderzoek plegen, kritisch lezen, evalueren en samenvatten; - (onder begeleiding) een onderzoeksprotocol of experiment opzetten; - gegevens verzamelen, verwerken en interpreteren en - gebruik maken van software pakketten t.b.v. (bio)informatica en data-analyse; - de belangrijkste laboratoriumtechnieken toepassen; en - met proefdieren omgaan, en veilig werken. De afgestudeerde is bereid tot: - een open en kritische houding; - zelfreflectie, zelfevaluatie en kwaliteitscontrole; - levenslang leren, kennisvernieuwing en professionalisering; - het plaatsen van onderzoek in maatschappelijke context en de ethische toetsing van onderzoek, en van het effect op de samenleving en - samenwerking met andere (ook internationale) disciplines. MASTER / LICENTIAAT Naast alle eisen die aan de afgestudeerde bachelor worden gesteld, formuleert de commissie onderstaande bijkomende eisen voor de master of licentiaat. De afgestudeerde:
42
-
is in staat wetenschappelijk onderzoek te verrichten op die gebieden van de wetenschap die van belang zijn voor het vergroten van kennis en inzicht in fundamentele en toepassingsgerichte aspecten van ziekte en gezondheid, ten behoeve van academische, industriële en maatschappelijke toepassing;
-
is in staat om een brugfunctie te vervullen tussen de biomedische wetenschappen en de geneeskunde door met artsen te communiceren en samen te werken;
-
kan een klinische vraag vertalen in een model of experiment t.b.v. wetenschappelijk onderzoek en is mede daardoor in staat vanuit wetenschappelijk onderzoek te adviseren in zaken als preventie, diagnose, therapie en klinisch onderzoek;
-
heeft in de loop van zijn opleiding zijn didactische vaardigheden ontwikkeld, zodat hij zijn kennis kan overdragen bijv. aan studenten, en heeft communicatieve kwaliteiten ontwikkeld, inzonderheid teneinde zijn onderzoeksresultaten bekend te maken aan de internationale gemeenschap en aan studenten;
-
is in staat de ontwikkelingen in het vakgebied te volgen, zijn kennis op peil te houden, en nieuwe ontwikkelingen te incorporeren in zijn eigen werk;
-
is zich bewust van mogelijke maatschappelijke en ethische implicaties van het wetenschappelijk biomedisch onderzoek en is in staat om kritisch naar de effecten van het eigen handelen te kijken.
BIJLAGE B. Registratie van epidemiologen
Registratie van epidemiologen Indien voldaan is aan de vereiste vooropleiding en ervaring is er sinds 1993 de mogelijkheid zich via de Vereniging voor Epidemiologie te laten registreren als epidemioloog A of B. Doelstelling van de registratie Wetenschappelijk gevormde en in de praktijk geschoolde epidemiologen te registreren die in staat zijn te functioneren in het epidemiologische onderzoek, in advisering of in beleidsvoorbereiding betreffende (volks-)gezondheidsproblemen. Epidemioloog A (MSc niveau) Voor registratie als epidemioloog A moet men een van de voorgeschreven wetenschappelijke studies (zie reglement) afgerond hebben. Deze registratie vindt plaats door de Vereniging voor Epidemiologie. Epidemioloog B (PhD niveau) Voor registratie als Wetenschappelijk Onderzoeker Epidemiologie (Epidemioloog B) moet men gepromoveerd zijn op een epidemiologisch onderzoek en internationaal gepubliceerd hebben. Deze registratie gebeurt bij de SMBWO (Stichting voor opleiding tot Medisch-Biologisch Wetenschappelijk Onderzoeker, zie reglement). Het indienen van de aanvraag verloopt via de Vereniging voor Epidemiologie. Commissie van Toezicht en Beoordeling Epidemiologie (CTB) Verzoeken tot registratie worden beoordeeld door de Commissie van Toezicht en Beoordeling Epidemiologie (CTB): Deze is d.d. 2007 samengesteld uit: Dhr. prof. dr. P. van ’t Veer, voorzitter Mw. dr. J.C. Korevaar, secretaris Dhr. prof. dr. A.L.M. Verbeek Dhr. prof. dr. J.W.R. Twisk Reglement voor de registratie tot Wetenschappelijk Onderzoeker Epidemiologie Het Reglement van de SMBWO voor registratie tot Epidemioloog B wordt hierna weergeven. Voor Epidemioloog A gelden dezelfde eindtermen, met uitzondering van die onder 4.2 (betreffende de academische promotie en wetenschappelijke artikelen).
43
44
45
46
47
48
BIJLAGE C. Wetenschappelijk personeel EPG
Faculteit Diergeneeskunde, Afdeling Landbouwhuisdieren, Veterinaire Epidemiologie Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties
Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. J.A. Stegeman Man Hoogleraar Strategische infectie biologie, Ontwikkelingen veterinaire gezondheidszorg 8 Dierenarts, epidemioloog B, specialist ‘Population Medicin’ als ‘Diplomate’ van het ‘European College of Veterinary Public Health (ECVPH)’ (Europese registratiesysteem voor Veterinair Epidemiologen) Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. J.A.P. Heesterbeek Man Hoogleraar Theoretische epidemiologie, Strategische infectie biologie 8 Voorzitter UU Focus&Massa programma Epidemiologie Docent, tutor, programme director Epidemiology of Animal Diseases, Coördinator masterprogramma Veterinary Epidemiology and Economics, cursuscoördinator Introduction to Statistics + Classical & Modern Methods in Data Analysis, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. J.E. Brussee Vrouw Adjunct-coordinator Nvt (Onderwijs) Nvt Epidemioloog Adjunct-coördinator, cursuscoördinator Introduction SAS programming, onderwijsontwikkeling, secretaris programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. A. Bouma Vrouw UHD Strategische infectie biologie 3 BKO, dierenarts, diplomate ECVPH Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
J. van den Broek Man UD Strategische infectie biologie 0 BKO, senior statisticus (MSc biostatistics) Docent
49
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties
Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. H. Hogeveen Man UHD Animal health economics 9 BKO (onderwijskwalificatie Universiteit Wageningen), aanstelling vanuit de leerstoelgroep Bedrijfseconomie van Wageningen Universiteit Docent, tutor, cursuscoördinator Animal health Economics I & II
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. R. Jorritsma Man UD Veterinaire Epidemiologie 0 BKO, dierenarts Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M. Nielen Vrouw UHD Strategische infectie biologie, ‘Advances in veterinary medicine’ 5 BKO, dierenarts, epidemioloog B, diplomate ECVPH Docent, tutor, onderwijsontwikkeling
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. K. Orsel Vrouw UD Nvt (Onderwijs) Nvt BKO, dierenarts, epidemioloog B Tutor, docent, cursuscoördinator specialisatiecursus Veterinary Epidemiology + Introduction to GIS and spatial epidemiological data analysis, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
H. Vernooij Man Docent Statistiek in veterinaire epidemiologie Nvt BKO, statisticus Docent
Beta-Faculteit, Departement Farmacie, Farmacoepidemiologie en farmacotherapie Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG 50
Prof.dr. A. de Boer Man Hoogleraar Farmacotherapie, hoofd departement farmaceutische wetenschappen 8 BKO, arts, epidemioloog B, klinisch farmacoloog Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. A.C.G. Egberts Man Hoogleraar Klinische farmaco-epidemiologie 25 BKO, apotheker, epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. H.G.M. Leufkens Man Hoogleraar Farmaco-epidemiologie 28 Apotheker, epidemioloog B, hoofd CBG Programme director Pharmaco Epidemiology, tutor, docent, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. O.H. Klungel Man UHD Farmacoepidemiologie 8 BKO, apotheker, epidemioloog B Tutor, cursuscoördinator ‘Introduction to Epidemiology’ + ‘Pharmacoepidemiology and Drug Safety’, lid programmawerkcommissie
Interfacultair ‘Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS)’ Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr.ir. B. Brunekreef Man Hoogleraar Milieu-epidemiologie 27 SKO, epidemioloog B Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr.ir. D.J.J. Heederik Man Hoogleraar Gezondheidsrisico analyse, Arbeids-epidemiologie 25 SKO, affiliated staff University British Columbia, epidemioloog B Docent, tutor, programme director Environmental & Occupational Epidemiology, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr.ir. H. Kromhout Man Hoogleraar Arbeidshygiëne en blootstellingsmeting 9 SKO Docent, tutor 51
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. G. Hoek Man UD Milieu-epidemiologie 10 Nvt Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. M.E.G.L. Lumens Vrouw UD Arbeidsepidemiologie 0 BKO Docent, tutor, cursuscoördinator ‘Environmental and Occupational Epidemiology’ + ‘Assessment of Exposure to Chemical and Biological Agents’ + ‘Health effects of Chemical and Biological Agents’ + ‘Risk Assessment and Risk Management’
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. R. Vermeulen Man UD Genetische en moleculaire kanker epidemiologie 6 Nvt Docent, tutor, cursusontwikkeling ‘Molecular Epidemiology’
Faculteit Geneeskunde/UMC Utrecht, Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. A. Algra Man Hoogleraar Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 10 Arts, Epidemioloog B Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. M.J.M. Bonten Man Hoogleraar Infectie epidemiologie 10 Internist Docent, tutor, programme director Epidemiology of Infectious Diseases, cursuscoördinator ‘Basic’ + ‘Advanced Mathematical Modeling of Infectious Diseases’, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. J.J.M. van Delden Man Hoogleraar Onderzoeksethiek 3 Arts, docent van het jaar 2006 (UU Geneeskunde) Docent
52
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. Y. van der Graaf Vrouw Hoogleraar Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 35 Arts, epidemioloog B, manager onderwijs Julius Centrum Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. D.E. Grobbee Man Hoogleraar Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 95 Arts, epidemioloog B, opleider epidemiologie Docent, tutor, programmaleider, voorzitter programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Prof.dr. A.W. Hoes Man Hoogleraar Epidemiologie van Hart- en vaatzieken 21 Arts, Epidemioloog B, bestuurslid VvE Docent, tutor, programme director Clinical Epidemiology, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties
Prof.dr. K.G.M. Moons Man Hoogleraar Theoretische epidemiologie 5 Epidemioloog B, voorzitter UU Focus&Massa programma Epidemiologie Docent, tutor, coördinator Prestige Master Seminars & Capita Selecta
Rol masterprogramma EPG
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M.E.L. Bartelink Vrouw UD Epidemiologie van Hart- en vaatziekten / Onderwijs 5 SKO, huisarts, epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. J.W.J. Beulens Vrouw Postdoc Epidemiologie van Hart- en vaatziekten, Voedings-epidemiologie 0 Voedingskundige Docent, tutor, cursuscoördinator Clinical Trials and Drug Risk Assessment
53
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M.L. Bots Man UHD Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 24 Arts, epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M. van der Donk Vrouw Postdoc Diabetes epidemiologie 0 Nee Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. S.G. Elias Man Postdoc Kankerepidemiologie 0 Arts, epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. K. Fischer Vrouw UD Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 2 Kinderarts, epidemioloog B Docent, tutor, cursuscoördinator ‘Prognostic Research’
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M.I. Geerlings Vrouw UHD Psychiatrische Epidemiologie 5 Epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. C.H. van Gils Vrouw UD Kankerepidemiologie 3 Epidemioloog B Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. J.P. Greving Vrouw Postdoc Epidemiologie van Hart- en vaatziekten, MTA 1 Epidemioloog A Tutor
54
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Drs. R.H.H. Groenwold Man Promovendus Theoretische epidemiologie Nvt Arts Docent
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. E. Hak Man UHD Epidemiologie van Infectieziekten 3 Epidemioloog B Docent, tutor, cursuscoördinator Clinical Epidemiology
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties
Dr. G.J.M.G. van der Heijden Man UHD Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 5 SKO, epidemioloog B, bestuurslid Vereniging voor Epidemiologie, bestuurslid European Epidemiology Federation of the IEA Docent, tutor, cursusontwikkeling ‘Meta-Analyses’, lid programmawerkcommissie
Rol masterprogramma EPG
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M. Kluijtmans Vrouw UD Nvt: beleid en onderwijs Nvt BKO, Epidemioloog A Programmacoördinator, docent, cursuscoördinator ‘Presentation and Writing of Research Proposal’, vice-voorzitter programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. E.M. Monninkhof Vrouw Postdoc Kankerepidemiologie 0 Epidemioloog B Docent, Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. P.A.H. van Noord Man UD Kankerepidemiologie 3 Nee Tutor
Naam Man/vrouw
Dr. N.C. Onland-Moret Vrouw 55
Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Postdoc Kankerepidemiologie, Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 0 Epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. P.H.M. Peeters Vrouw UHD (miv 1okt 2007 hoogleraar, in de docenturen nog als UHD) Kankerepidemiologie 14 Arts, epidemioloog B Docent, tutor, cursuscoördinator ‘Study Design’
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M.M. Rovers Vrouw UD Epidemiologie van Infectieziekten 0 SKO, epidemioloog B Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr.ir. Y.T. van der Schouw Vrouw UHD Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 15 Epidemioloog B Docent, tutor, cursuscoördinator ‘Study Design’, lid programmawerkcommissie
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. S.S. Soedamah-Muthu Vrouw Postdoc Epidemiologie van Hart- en vaatziekten 0 Epidemioloog B Tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. C.S.P.M. Uiterwaal Man UHD Klinische Epidemiologie, Epidemiologie Hart- en vaatziekten 10 Arts Docent, tutor
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. Y. Vergouwe Vrouw UD Theoretische Epidemiologie 5 Nee Docent, tutor, cursuscoördinator ‘Clinical Epidemiology’
56
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. M. Verheus Man Postdoc Kankerepidemiologie 0 Nee Tutor
UU / UMC Utrecht overige affiliaties Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Affiliatie Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Drs. C.L.J.J. Kruitwagen Man UD Docent Nvt Centrum voor Biostatistiek BKO, statisticus Docent
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Affiliatie Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. W.R. Pestman Man UD Docent Nvt Centrum voor Biostatistiek BKO, statisticus Docent
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Aantal begeleide promoties Affiliatie Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Drs. R.K. Stellato Vrouw UD Docent Nvt Centrum voor Biostatistiek Statisticus Docent
Naam Man/vrouw Functie Onderzoeksprogramma Affiliatie Aantal begeleide promoties Relevante kwalificaties Rol masterprogramma EPG
Dr. I. van der Tweel Vrouw UD Statistiek in Epidemiologie Centrum voor Biostatistiek 0 BKO, statisticus Tutor
57
Bijlage D. Kwantitatieve gegevens docentinzet Docenturen (dbu) per programmaonderdeel Uitgangspunt is de cursus zoals meest recent gegeven. Cursus masterprogramma Epidemiologie
Dbu
KERNCURSUSSEN Introduction to epidemiology Study design Introduction to statistics Classical methods for data analysis Presentation of preliminary research proposal Modern statistical methods
79 153 70 230 52 160
SPECIALISATIECURSUSSEN Clinical epidemiology Advanced diagnostic research Prognostic research Clinical trials and drug risk assessment Pharmacoepidemiology and drug Safety Basics of mathematical modelling of infectious diseases Advanced mathematical modelling of infectious deseases Assesment of exposure to chemical and biological agents Health effects of chemical and biologiecal agents Risk assessment and risk management Environmental and occupational epidemiology Animal health economics I + II Veterinary epidemiology Risk analysis related to animal health Introduction to bayesian analysis Estimating RO from data Introduction SAS programming (18 - 19 april 2007)
120 40 40 40 40 32 40 80 160 80 136 32 104 32 24 8 16
Inzet course director + programme directors
300
TOTAL
2068 dbu
Docenturen (dbu) uitgesplitst naar geslacht en functie.
Mannen Vrouwen Totaal
58
HL
UHD
UD
796 3 799
214 153 367
318 560 878
Promovendus 1 0 1
Postdoc 0 3 3
Overig WP 0 20 20
Totaal 1329 739 2068
BIJLAGE E. Alumni-enquête EPG Samenvatting resultaten alumni-enquête EPG gehouden in september 2007 onder de zeven afgestudeerden. De response was 100%, alle zeven formulieren zijn geretourneerd. Het aantal ontvangen antwoorden per categorie staat vermeldt (soms is een vraag opengelaten door een student). De enquête bood ruimte voor open opmerkingen, een samenvatting van de belangrijkste positieve en negatieve punten wordt gegeven: vermeld zijn alle thema’s die door meer dan één student genoemd zijn. De originele formulieren inclusief alle opmerkingen zijn ter inzage.
Epidemiology Postgraduate currriculum evaluatie tbv de accreditatieaanvraag, september 2007
Algemene vragen over het masterprogramma
Telkens één antwoordcategorie invullen, tenzij anders aangegeven.
Het masterprogramma sloot goed aan bij mijn vooropleiding De opbouw van het masterprogramma vond ik evenwichtig (epidemiologische kerncursussen, statistische kerncursussen, presenteren en schrijven research proposal, research project, specialisatieprogramma) De samenhang tussen de verschillende onderdelen van het masterprogramma vond ik goed (epidemiologische kerncursussen, statistische kerncursussen, presenteren en schrijven research proposal, research project, specialisatieprogramma)
zeer oneens o o 1 5 1 zeer eens
zeer oneens o o o 7 o zeer eens
zeer oneens o o 3 4 o zeer eens
Het programma is qua studiebelasting goed te doen in de vastgestelde tijd
zeer oneens o o o 5 2 zeer eens
De gehanteerde onderwijsvormen in het masterprogramma waren geschikt
zeer oneens o o 1 4 2 zeer eens
Er waren voldoende mogelijkheden in het programma voor individuele specialisatie en verdieping
zeer oneens 1 3 1 1 1 zeer eens
Tijdens mijn onderzoeksproject voelde ik me een deel van de onderzoeksgroep
zeer oneens o o o 4 2 zeer eens
Het programma was adequaat georganiseerd
zeer oneens o o 1 5 1 zeer eens
Wat vond u van de verhouding tussen het aantal contacturen en de tijd beschikbaar voor zelfstudie?
Mijn studieprestaties zijn over het algemeen correct beoordeeld.
o veel te veel contacturen 2 iets te veel contacturen 5 precies goed aantal contacturen o iets te weinig contacturen o veel te weinig contacturen zeer oneens o o o 6 1 zeer eens
59
Eindoordeel over het masterprogramma Ik vond het niveau van het programma adequaat
te moeilijk o o 6 1 o te gemakkelijk
Het programma was studeerbaar
zeer oneens o o 1 4 2 zeer eens
Het programma was voldoende actueel
zeer oneens o o o 5 2 zeer eens
Mijn verwachting van de studie is conform de informatie en voorlichting vooraf uitgekomen
zeer oneens o o 2 5 o zeer eens
Het masterprogramma stelt mij nu in staat de rol van onderzoeker goed uit te oefenen
zeer oneens o o 1 4 2 zeer eens
Deelaspecten: Mijn theoretische kennis van de Epidemiologie is verdiept
zeer oneens o o o 2 5 zeer eens
Het programma heeft mij in staat gesteld een klinisch probleem te vertalen naar een onderzoeksvraag
zeer oneens o o 1 3 3 zeer eens
Mijn praktische vaardigheden wat betreft opzetten studies, analyseren en interpreteren van data zijn vergoot
zeer oneens o o o 5 2 zeer eens
Het programma heeft mij in staat gesteld zelfstandig een epidemiologische studie op te zetten
zeer oneens o o 1 4 2 zeer eens
Het programma heeft mij in staat gesteld zelfstandig een epidemiologische studie uit te voeren
zeer oneens o o 3 2 2 zeer eens
Het programma heeft mij in staat gesteld zelfstandig een epidemiologische studie te analyseren
zeer oneens o o 2 3 2 zeer eens
Vind je dat je nu, na afronding van het programma, (beter) voldoet aan de eisen uit de beroepspraktijk
zeker niet o o o 6 1 zeker wel
Denk je dat je carrière kansen/mogelijkheden vergoot zijn met het afronden van het programma
zeker niet o o 1 1 4 zeker wel
Zou je anderen aanraden het programma te volgen
zeker niet o o o 4 3 zeker wel
Frequent genoemde positieve aspecten van de opleiding? -
Opbouw programma/structuur&vorm onderwijs (4x) Inhoud onderwijs (4x) Aansluiting veld/combinatie opleiding baan (3x) Goede docenten (2x)
Frequent genoemde negatieve aspecten van de opleiding? -
Herhaling/overlap (6x) Beperkt aanbod keuzevakken (3x)
Het programma als geheel krijgt van mij het rapportcijfer: o1
60
o2
o3
o4
o5
o6
o7
78
o9
o 10
BIJLAGE F. Cursusschema 2007-2009 EPG (Engelstalig)
Course schedule 2007-2009 research masters programme’s Epidemiology (EPI) and Epidemiology Postgraudate (EPG) Year 1, September 2007 – August 2008 Wk
Date
36 37 38
03 Sep– 14 Sep
39 40 41 42 tot 45 46 tot 48 49 50 51 52 1 2 tot 4 5 6 7 8 9
Course Title
Course Coordinator (faculty)
3 ects (2wk)
Introduction to Epidemiology
1.5 ects (1wk)
1.5 ects (1wk)
4.5 ects (3 wk)
4.5 ects (3 wk)
Introduction to Statistics Study Design
Klungel (Grobbee, Heesterbeek, Bonten, Heederik, Leufkens, et al.) Heesterbeek (Kruitwagen) vd Schouw/Peeters (Hoes)
15 Oct – 9 Nov
6 ects (4 wk)
6 ects (4 wk)
Classical Methods in Data Analysis
Heesterbeek (Kruitwagen)
12 Nov – 30 Nov
Part of specialisation programme (no ects awarded separately)
Part of specialisation programme (no ects awarded separately)
Clinical Epidemiology
Hak/Vergouwe (div.)
RESEARCH
Individual Tutor
EPI (2 yr)
EPG (18 m)
ECTS (wk)
ECTS (wk)
3 ects (2wk)
17 Sep – 21 Sep 24 Sep12 Oct
24 Dec4 Jan 7 Jan – 25 Jan
4 Feb – 8 Feb
25 Feb
Through out year
Through out year
Christmas Holiday 4.5 ects (3 wk)
Part of Research proposals
4.5 ects (3 wk)
Part of Research proposal
1 ects
1 ects
(for presentation & writing of research proposal)
(for presentation & writing of research proposal)
39.5 ects
27 ects
(project will continue in 2nd yr)
(project will continue in 2nd yr)
Part of specialisation programme
12.5 ects (completion in 1st yr)
(completion 2nd yr)
Through out year
Part of Elective components (completion 2nd yr)
-
Trough out year
Part of ABC seminars
-
(completion 2nd yr)
Total
Reexams
60 ECTS
Modern Methods in Data Analysis
Heesterbeek (Kruitwagen)
RESEARCH
Individual Tutor
Presentation & writng research proposalspart 1: presentations RESEARCH Reexams
Kluijtmans
Presentation & writng research proposals part 2: deadline proposal RESEARCH
Kluijtmans
Specialisation programme (variable courses, see course list) Elective components ABC Seminar programme
Individual Tutor
Individual tutor Note: weeks indicated as research in schedule include (summer)holidays. Student makes individual schedule with tutor. Spec. courses depending on chosen specialisation programme and individual preferences.
Throughout the 2 years, minimum attendance of 10 ABC master seminars (summary should be handed in with programme coord.)
60 ECTS
61
Year 2, September 2008 – August 2009 Wk
Date
EPI (2 yr)
EPG (18 m)
Course Title
ECTS (wk)
ECTS (wk)
Through out year
26.5 ects
30 ects
Through out year
12.5 ects
-
Through out year Through out year Through out year
7.5 ects (6wk) 12 ects (6 wk) 1.5 ects
-
RESEARCH (completion of project started in 1st yr) Specialisation programme (variable courses, see course list) Master thesis
-
Elective components
-
ABC Seminar programme
60 ECTS
30 ECTS
Total
62
Course Coordinator (faculty)
Spec. courses depending on chosen specialisation programme and individual preferences.
Throughout the 2 yrs, minimum attendance of 10 ABC master seminars (summary should be handed in with programme coord.)
BIJLAGE G. Cursusbeschrijvingen (Engelstalig)
Core Courses Introduction to Epidemiology (3.0 ECTS) (Course Coordinator: Dr. O.H. Klungel) This course provides insight in the basic terminology and principles used in epidemiology. The course starts with the history and design of epidemiological research, and the different measures of frequency and association. Also, the principles of bias and confounding are addressed. In the second part of the course, epidemiological fields of research as covered at UMC Utrecht and Utrecht University are presented. At the end of this course, the student: - has insight in the basic terminology and principles used in epidemiology - has an overview of important historical developments in health sciences in general, and epidemiology in particular - has insight in the different measures of frequency, association and impact that are commonly used in epidemiological research - is able to calculate these measures using simple numerical examples - has insight in the different aspects of epidemiological research (etiologic / diagnostic / prognostic / therapeutic, causal / descriptive) - has knowledge of the different study designs used in epidemiological research - is able to read and understand (simple) epidemiological scientific papers and recognize, in these papers, which study design was used - is able to apply the correct measures of frequency and association belonging with the different epidemiological study designs - understands the meaning of the terms bias and confounding - has insight in the different fields of epidemiological research as covered at UMC Utrecht and Utrecht University Prerequisites: none. Course format: lectures, exercises, self study. Assessment: attendance (minimally 80%) & written exercises. Introduction to Statistics (1.5 ECTS) (Course Coordinator: Prof.dr. J.A.P. Heesterbeek) This course provides basic knowledge of statistics. The course is aimed to level differences in prior knowledge among students and provide the necessary base for the next two statistical courses. Prerequisites: none. Course format: lectures, computer practical sessions, self study. At the end of this course, the student: - has insight in the different types of variables (quantitative [numerical] vs qualitative [nonnumerical] ) - has insight in the ways in which data can be summarized graphically - has insight in the ways in which data can be summarized numerically (measures of location and dispersion) - has insight in the different types of frequency measures (‘absolute’, ‘relative’ and ‘cumulative’ frequency) - understands the basic principles of normally distributed data and the standard normal distribution - understands the basic principles of sampling of data and estimation based on samples - understands the basic principles of hypothesis testing - is able to perform simple statistical analyses in the statistical packages SPSS and R Assessment: attendance lectures and participation practicals (minimally 80%)
63
Study Design (4.5 ECTS) (Course Coordinators: Dr. Y.T. van der Schouw & Dr. P.H.M. Peeters) In this course the principles and practice of cohort, case-control and cross-sectional studies are taught. Design, data collection and outcome measures are discussed, as well as the major advantages and disadvantages of the different study designs. Emphasis is on the application of study design in etiologic research. The course focuses on the more classical approach but also addresses modern concepts and design options, such as case-cohort designs. Various study designs are discussed, with emphasis on issues of validity. At the end of this course, the student: - has insight in the principles and design of a cohort study, a case control study and a crosssectional study - has insight in the advantages and disadvantages of cohort, case-control and cross-sectional studies - has insight in the differences between a cohort, case-control and cross-sectional study - has insight in the measures of frequency and association that can be calculated from cohort, case-control and cross-sectional studies - has insight in the validity aspects of cohort, case-control and cross-sectional studies - has insight in modern designs used instead of the classical case-control study (e.g. case-cohort study, case-cross-over study) - has insight in the methods for data collection in the different study designs - has insight in the specific aspects of study design in veterinary epidemiology as compared to ‘human’ epidemiology (e.g. clustering of animals and the effects this has on study design, measurement of exposure status, disease status and confounders, and the selection of the study population) - is able to choose an appropriate study design to be used in a specific situation or to answer a specific study question Prerequisites: ‘Introduction to epidemiology’ (or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator). Course format: lectures, exercises, presentations, self study. Assessment: written examination. Classical Methods in Data analysis (6.0 ECTS) (Course Coordinator: Prof.dr. J.A.P. Heesterbeek) This course starts with the basic applications of biostatistics in the analysis of medical research data. Topics are: types of data, location and variability measures, samples and populations, distributions, confidence intervals, hypothesis testing, comparing two or more means or proportions (parametric and non-parametric methods), and relationships between two variables (correlation, simple linear regression). The course also includes an extensive discussion of the multiple linear regression model. At the end of this course, the student: - has insight in the√n law and its consequences for sample size - has insight in the general principles of decision procedures (“testing”), and is able to apply these procedures in practice using common statistical packages (SPSS, R) - understands the principles of the following statistical analysis techniques: o Student T tests (1-sample, 2-sample and paired) o Analysis of Variance (1-way and 2-way ANOVA) o Simple and multiple linear regression analysis o 1-sample, 2-sample and paired proportion tests (χ 2 test for goodness-of-fit, Pearson’s χ 2 test and McNemar’s χ 2 test) - knows in which situations these techniques can be applied and the conditions that should be met to obtain reliable results using these techniques - is able to apply these techniques using common statistical packages (SPSS, R) - has insight in the Kolmogorov Smirnov test (normal distribution) and the Fisher test for equality of variances and is able to apply these tests in practice using common statistical packages (SPSS, R) - understands the results obtained with these techniques, and is able to apply these results in practice (e.g. in answering a study question) 64
-
is familiar with the terms ‘explained variance’ and multi-collinearity. understands the principles of model reduction in regression analysis understands the basic principles of the technique of logistic regression analysis is able to choose the appropriate non-parametric technique to be applied in case of nonnormally distributed data, and understands the principles of these methods. - is able to apply these techniques using common statistical packages (SPSS, R) - understands the results obtained with these techniques, and is able to apply these results in practice (e.g. in answering a study question) Prerequisites: ‘Introduction to statistics ‘ (or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator). Course format: lectures, computer practical sessions, self study. Assessment: written examination. Modern Methods in Data Analysis (4.5 ECTS) (Course Coordinator: Prof.dr. J.A.P. Heesterbeek) This course provides statistical methods to study the association between (multiple) determinants and the occurrence of an outcome event. The course starts with an introduction to likelihood theory, using simple examples and a minimum of mathematics. Next, the most important regression models used in medical research are introduced. Topics are: maximum-likelihood methods, logistic regression, model validation and regression diagnostics, Poisson regression, and analysis of `eventhistory´ data, including an extensive discussion of the Cox proportional hazards regression model. Also, the basic principles of longitudinal data analysis are taught. At the end of this course, the student: - has insight in the principles of the likelihood theory and maximum likelihood methods - understands the principles of the following statistical analysis techniques: o Logistic regression analysis o Poisson regression analysis o Analysis of event history data, including the Cox proportional hazards regression model - has insight in model validation and regression diagnostics - has insight in the basic principles of longitudinal data analysis - is able to apply the above mentioned techniques using common statistical packages (SPSS, R) - knows in which situations these techniques can be applied and the conditions that should be met to obtain reliable results using these techniques - understands the results obtained with these techniques, and is able to apply these results in practice (e.g. in answering a study question) Prerequisites: ‘Classical Methods in Data analysis‘ (or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator). Course format: lectures, computer practical sessions, self study. Assessment: written examination. Presentation and writing of research proposal (1.0 ECTS) (Course Coordinator: Dr. M. Kluijtmans) Research training starts with the formulation of a research question and the design of a study. Research proposals are presented and discussed in a meeting with fellow participants and senior staff members. Students hand in their final research proposal. At the end of this course, the student: - has insight in the translation from problem to research question, - has insight in the translation from research question to study design - has insight in the application of different study designs in practice, including data collection and analysis - is able to present and discuss research proposals, including the relevance and societal impact - is able to write a research proposal Prerequisites: tutor agreement on research topic. Course format: working group assignments with presentations, written assignment. Assessment: oral presentation & written research proposal. 65
Specialisation Courses Clinical Epidemiology (3wk) (Course Coordinators: Dr. E. Hak & Dr.Y. Vergouwe) In clinical epidemiology, research is focused on questions of diagnosis, prognosis, treatment and etiology. To address these questions, several research options are available, including intervention trials and case-control studies using data obtained in a clinical setting. In the course, the principles and practice of clinical epidemiology will be considered and examples from the literature will be worked out and discussed. The aim is to provide the participants with the knowledge to evaluate and judge applied clinical research and data analysis and give a sufficient scientific and methodological background to actively participate in clinical studies. Topics are: principles of applied clinical research, study design and analysis of diagnostic and prognostic research, study design and analysis of comparative (clinical) experimental and non experimental studies. At the end of this course, the student - has insight in the basic terminology and principles specific for clinical epidemiology - has insight in the different aspects of clinical epidemiological research - (diagnostic / prognostic / therapeutic / etiologic, i.e. causal / descriptive) - is able to determine a clinical research question that includes outcome, determinants and domain - has knowledge of the different study designs and design aspects used in clinical epidemiology - is able to design a clinical epidemiological study - has knowledge of the data-analysis techniques that are used for the different aspects of clinical epidemiological research - is able to choose and apply the appropriate basic techniques to analyse data of a clinical epidemiological study using the statistical package SPSS - is able to interpret the results of basic data analyses of a clinical epidemiological study - understands the concepts of bias, and the statistical issues concerning confounding bias - is able to read and understand clinical epidemiological scientific papers and recognize, in these papers, which study design and data analysis techniques were used - has insight in the basic concepts of medical technology assessment - has insight in the relation between clinical epidemiology and medical technology assessment - has knowledge of relevant ethical issues in clinical epidemiology - is able to translate design issues of clinical epidemiology to veterinary epidemiology Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis. Or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator. Course format: lectures, computer assignments, working group assignments with presentations. Assessment: written examination (open book). Advanced Diagnostic Research (1wk) (Course Coordinator: Prof.dr. K.G.M. Moons) Diagnostic research in the past focused particularly on estimating the sensitivity and specificity of individual diagnostic tests. This course will demonstrate that this so called ‘test research’ is not necessarily the same as diagnostic research. Furthermore, we will widen the horizon by proposing modern methods of diagnostic research and data analysis in which a patient’s test result can and should be considered in the context of other patient characteristics or test results. These methods enable 1. direct estimation of individual probabilities of disease presence based on all diagnostic information and 2. evaluation of the extent to which a particular diagnostic test has true added value in the clinical context. Also, conventional and advanced methods for systematic reviews of diagnostic tests will be presented. Programme: Day 1 covers the principles of diagnostic practice and diagnostic research. Day 2 provides an overview of the design issues (including concepts of validity and power estimation) of a diagnostic study.
66
Day 3 deals with the modern statistical analyses of a diagnostic study, such as multivariable logistic regression analyses, including a practical in which an existing data set will be analysed using the personal computer. Day 4 deals with meta-analyses of diagnostic studies, including a practical on the personal computer. Day 5 the use of patient outcome evaluation in diagnostic research will be discussed. At the end of this course, the student - has insight in the principles and design of both individual and meta-analytical diagnostic studies - has insight in the advantages and disadvantages of different approaches in both individual and meta-analytical diagnostic studies - has insight in the validity aspects of both individual and meta-analytical diagnostic studies - has insight in the methods for data collection in the different study designs of individual diagnostic studies - has insight in the differences between different design and analytical approaches in both individual and meta-analytical diagnostic studies - has insight in the different measures of diagnostic value or accuracy that can be calculated from both individual and meta-analytical diagnostic studies - has insight in modern design and analytical approaches instead of the classical approach in both individual and meta-analytical diagnostic studies - is able to choose an appropriate study design and analytical approach to be used in a specific situation or to answer a specific study question in both individual and meta-analytical diagnostic studies Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis, Modern Methods in Data Analysis, Clinical Epidemiology (preferred). Or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator. Course format: lectures, computer practicals, group presentations, group exercises. Assessment: attendance (minimally 80%). Prognostic Research (Course Coordinator: Dr. K. Fischer) Prognosis is a key concept in patient care. The methodology of prognostic research is however relatively underdeveloped. This is in contrast to its growing importance in clinical medicine. In the course, principles and methods of non-experimental prognostic research will be discussed. In lectures, practical exercises and discussion of examples, the practice of prognostic research in a clinical setting is addressed. Emphasis will be on design and statistical analysis of prognostic studies, construction and estimation of prediction rules and approaches to validation and generalization of research results. Problems with small datasets will be extensively discussed. Day 1 covers the principles of prognostic research and the interpretation of its results. Day 2 covers the issues of missing values and data analysis is prognostic research including the underlying assumptions and their statistical consequences, and the evaluation of model performance. Day 3 deals with the practical application of prognostic research and its clinical consequences. This day includes a computer practical in which an existing data set will be analysed to develop a risk score using multivariate cox regression techniques. Day 4 deals with modelling techniques for small datasets, including a computer practical including logistic regression modelling in the afternoon of day 4 and the morning of day 5. Day 5 the practical will be concluded and its results discussed. After discussing advanced modelling strategies, the student will take an exam. At the end of this course, the student - has insight in the key characteristics and different types of prognostic research - is able to distinguish the different steps of performing prognostic research - has insight in different types of missing values - knows different ways to handle missing values in prognostic research - has insight in different modelling approaches for prognostic research, including non-linear models 67
- is able to make a prognostic model - knows how to derive a prognostic score - knows how to choose adequate score cut-offs - knows how to apply modelling techniques to deal with overfitting in small datasets Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis, Modern Methods in Data Analysis, Clinical Epidemiology (preferred). Or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator. Course format: interactive lectures, computer practicals. Assessment: attendance (minimally 80%). Clinical Trials and Drug Risk Assesment (Course Coordinator: Dr. G.J.M.G. van der Heijden (t/m 07) / Dr. J.W.J. Beulens (from ’08)) A clinical trial is an exceedingly important instrument in the assessment of treatment efficacy. With regard to clinical trials, the emphasis will be on methodological principles and on the clinical practice of therapeutic experiments. Furthermore, this course addresses the principles of studying the effects of drug treatments on the risks of unintended effects. The accent is on proper formulation of the research problem with a view to clinical and regulatory relevance of the study results, and on requirements for validity in non-experimental research. The course programme covers the principles of therapeutic research design, including design of study, design of data collection, design of data analysis, including some modelling techniques in the analysis to clinical trials, and the interpretation of its results. Finally the programme covers the principles of drug risk assessment in the context of therapeutic research. Seminal lectures on trials and practical exercises are included in the programme. At the end of this course, the student - has insight in the basic design principles of a randomized controlled trial - has an overview of specialized design options for a randomized controlled trial - has insight in the basic principles of data analysis of a randomized controlled trial - has an overview of more specialized principles of data analysis of a randomized controlled trial - has insight in the principles of drug risk assessment and how to evaluate potential side effects of medication - has an overview of current regulatory principles for the conduct of randomized controlled trials - has an overview of common practical issues in the conduct of a randomized controlled trial and suitable solutions - is able to design a valid randomized controlled trial for any intervention - is able to read, understand and appraise epidemiological scientific papers on randomized controlled trials Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, Clinical Epidemiology (preferred). Or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator. Course format: lectures, practical exercises, seminars. Assessment: attendance (minimally 80%). Pharmacoepidemiology & Drug Safety (1wk) (Course Coordinator: Dr. O. H. Klungel) With the prospect that innovative drug therapies will be introduced in the coming years, society demands new approaches and concepts for comparative risk/benefit evaluation. These evaluations are carried out once these therapies have been used widely in daily practice. Assessment of safety and risk management of different drug therapies is done in the framework of observational epidemiological studies (proof of 'safety', proof of 'effectiveness'). This is the logical next step after randomised clinical trials, which are designed to provide evidence of a drug's 'efficacy'. In this course students will learn about the typical problems of confounding by indication, rare side effects, risk management. The course will cover key issues in pharmacoepidemiologic and drug safety research. Special topics include adjustment for confounding, risk detection and management, molecular pharmacoepidemiology and public health.
68
The general objective of this course is to learn about the typical problems (e.g. confounding by indication, rare side effects) and approaches to deal with these problems in the practice of pharmacoepidemiology. Specific goals are to gain insight in: - study design issues in pharmacoepidemiology - methods to adjust for confounding by indication - methods in drug safety research - drug safety and risk management - overview of pharmacoepidemiological databases - molecular pharmacoepidemiology - drug utilization research Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, Clinical Epidemiology (preferred). Or demonstrable equivalent knowledge, judgment by course coordinator. Course format: lectures, practical exercises. Assessment: attendance (minimally 80%). Pharmaceutical policy analysis (1wk) (Course Coordinator: Dr. O. H. Klungel) Currently being developed, start 2008. Assessment of exposure to chemical and biological agents (2wk) (Course Coordinator: Dr. M. Lumens) In order to fully appreciate risks that arise from industrial activities and environmental emissions, it is essential to quantify chemical and biological agents that are emitted into general environment. The MSc programme ‘Toxicology and Environmental Health’ provides training to develop the necessary skills to measure and model the extent to which human populations come into contact with toxic agents. In risk assessment, this is achieved through what is known as ‘exposure assessment’. In this module, students will learn to relate environmental conditions to actual exposures experienced by human populations. They will learn how to directly measure exposure levels, how to decide on the best way to obtain representative exposure measurements, and how to analyse data that is obtained during exposure measurement surveys. Students will also be introduced to fundamentals of exposure modelling, which allow investigators to infer exposure levels in absence of direct measurements of exposures. The module includes exercises that will allow students to assess exposures in different environments. The module is organically linked to topics, covered in subsequent modules, of identifying exposure-disease relationships and evaluating at what levels of exposure unacceptable risks are expect to occur. The objective of this course is to get acquainted with the principles of exposure assessment and its role in occupational hygiene, epidemiology, toxicology and risk assessment. After completing this course the student - has gained understanding of the importance and complexity of exposure assessment - is able to critically evaluate different advanced exposure assessment methods - is able to design strategies for exposure assessment - is able to analyse and interpret exposure measurements applying different modelling tools (stochastic and deterministic) Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis Course format: lectures, exercices, site visit, computer practicals Assessment: written exam Health effect of chemical and biological agents (3wk) (Course Coordinator: Dr. M. Lumens) Students will learn to relate toxicological effect to actual risk in human population (and animals). They will learn about dose response assessment and hazard assessment. The course will start with a short introduction and a refreshment course on exposureeffect relationships. Next an introduction on the epidemiology approach in assessing health effects will be provided. Followed by a discussion on the advantages and disadvantages of the toxicological and epidemiological approach in the assessment of health effects. 69
During the course in total 6 days will be spent on theoretical concepts of health effect characterization from both the epidemiological and toxicological point of view. For the remainder of the course students will design a research proposal in which both toxicological and epidemiological insights will be applied. The course will end with a mini symposium in which all research proposals are presented to the course participants and their supervisors. The aim of the module is to familiarize students with the methodology to combine and incorporate information on toxicological and epidemiological effects of chemical and biological agents on health in the process of risk assessment. At the end of this course the student: - has gained further insight into possible adverse effects of chemical and biological agents on man and animal - is able to design strategies for health effect measurements in field and laboratory studies - is able to comprehend and judge the relevance of toxicological and epidemiological studies - is able to combine toxicological and epidemiological information with exposure data to assess the risk for human and/or animal health Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis. Or equivalent knowledge, judgment by course coordinator, Course format: lectures, workgroup, report, presentation, Assessment: report and presentation 50%, written exam 50% Risk assessment and risk management (2wk) (Course Coordinator: Dr. M. Lumens) To minimize health effects from exposure to a variety of agents, risk managers and policy makers must be informed by risk assessors who evaluate and summarize the available relevant scientific information. Usually, the available scientific information is limited and far from optimal: data are often limited, and usually only indirectly relevant. Therefore, two typical elements of the risk assessment process are: assumptions and uncertainty. In module 3 it will be shown how the information from exposure assessment (module 1) and from effect assessment (module 2) may be combined in the framework of a risk assessment. Specific attention will be given to underlying assumptions, and how one may deal with the uncertainties involved. The regulatory aspects of risk assessment will be considered, both on a national and on an international level. Here, focus will be on how risk assessment (science) and risk management (policy) meet, including the nonscientific issues that play a role in practice. The aim of this module is give students insight in the risk assessment process: how exposure limits and standards are derived, what implicit assumptions are made, and how uncertainties may be evaluated and can be dealt with. Students should be able to appreciate the weaknesses in the risk assessment process, and be able to communicate the results to laymen (regulators, the public). Also, they should be aware of how the risk management process works in practice (nationally, and internationally), and of the various interests (e.g. general public, consumer and environmental organizations, industry, policy makers) that play a role. Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis Course format: lectures, case studies, computer exercises Assessment: course report (results case studies + computer exercises) Environmental and occupational epidemiology (2wk) (Course Coordinators: Dr. Ir. G. Hoek, Prof. Dr. Ir. H. Kromhout) The objective of the course is to provide the student with insight in the principles and important issues of environmental and occupational epidemiology. Topics that are covered include time series analyses, assessment of dose-response relationships using generalized additive models, retrospective cohort studies, ecological studies, (correction for) measurement error in exposure and interpretation of studies on mortality (life expectancy versus body counts). There will be a minimum of lectures in this course. Papers have been selected that we expect you to read carefully as they will be used in subsequent computer exercises and discussions. Problems can further be discussed with the instructors, preferably plenary. We expect that you will be present at all scheduled plenary sessions. 70
At the end of this course the student: - Illustrate epidemiological designs frequently used in environmental epidemiology and less in other applications of (clinical) epidemiology - Illustrate new designs for environmental exposure assessment - Illustrate the impact of measurement error in exposure on effect estimates - Provide practical training in performing specific epidemiological analyses Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis Course format: lectures, self-reading, computer exercises Assessment: full presence and sufficiently active participation Basics of mathematical modelling of infectious diseases (1wk) (Course Coordinator: Prof. Dr. M.J.M. Bonten) The objective of the course is to provide the student with insight in the principles and important issues of infectious disease epidemiology. Specific objectives of the course are to: Illustrate characteristics of infectious diseases which require specific approaches for epidemiological designs and analysis, such as patient-dependency. Illustrate features of population structures of relevant pathogens, in relation to epidemiology of infections. Illustrate the impact of interventions to prevent transmission of infections and pathogens. Provide practical training in performing specific epidemiological analyses. Prerequisites: Introduction to Epidemiology, Study Design, (Introduction to Statistics), Classical Methods in Data Analysis Assessment: Attendance (minimally 80%) Course format: There will be lectures and workshops in this course. We expect that you will be present at all scheduled plenary sessions. Advanced mathematical modelling of infectious diseases(1wk) (Course Coordinator: Prof. Dr. J.A.P. Heesterbeek / Prof. Dr. M.J.M. Bonten) Prerequisites: Basics of mathematical modelling of infectious diseases. Animal health Economics I (5 days) (Course Coordinator: Dr. H. Hogeveen) Diseases play an important role in animal production and animal trade. The economic consequences of diseases on an animal, herd and national level can be considerable and need to be investigated to successfully implement and evaluate animal health programs and policies. Animal Health Economics play an important role in the often risky decisions that need to be made about disease control. Many economic tools have been developed and are being applied to support decisions in the field of animal health. To understand animal health economics and to apply these tools efficiently a basic knowledge of economical concepts and theory is necessary. The aim of this introductory course is therefore, to provide beginning students in the field of animal health economics with the basic concepts and issues in economics as they underly decision making around animal health problems. At the end of this course, the student - has basic knowledge of the broad field of economics - is able to discuss the role that economics play in the field of animal production - understands the economic decisions made by consumers, by knowing the forces influencing consumer behaviour, the concept of market demand and the concept of elasticity of demand. - understands the supply side of the market, as reflected in resource use and production response of businesses (production function theory) and its reflection in the market supply curve - understands the mechanisms behind the clearing market prices as they are determined under perfect and imperfect competition - is able to understand some of background of the role of the government in food production and the ways the government can be involved in food production - has some understanding of principles underlying the growth and instability of international trade. 71
Prerequisites: No economic knowledge is required to do this course. However, it is assumed that you will have a basic understanding of veterinary epidemiology, some skills in using MS Excel. In particular you will need to be able to do some basic calculations with the MS Excel functions. Course format: Learning in this course consists of several approaches: reading textbook and other reading materials (e.g. scientific papers on specific subjects), active participation during lectures, where students can receive guidance, feedback and support from the teacher, practicing some parts of the material (specifically consumer demand and production functions) during computer labs. Animal health Economics II (6 days) (Course Coordinator: Dr. H. Hogeveen) Diseases play an important role in animal production and animal trade. The economic consequences of diseases on an animal, herd and national level can be considerable and need to be investigated to successfully implement and evaluate animal health programs and policies. Animal Health Economics play an important role in the often risky decisions that need to be made about disease control. Many economic tools have been developed and are being applied to support decisions in the field of animal health. The aim of AHE II is to become familiar with basic issues and tools involved in economic decision making. After studying this unit, students should be able to contribute in an informed manner to economic decision making discussions and evaluate the economic decisions of others. At the end of this course, the student can - discuss the economic importance of animal diseases in animal production, consumers’ perceptions, and global trade - analyse economic problems using basic methods such as partial budgeting, cost-benefit analysis and decision analysis - detail the critical steps in system analysis and choose appropriate modelling types and techniques - describe the use of more advanced methodologies such as linear programming, and Markov chain and Monte Carlo simulation - explain the role of decision support systems in animal health management and demonstrate their profitability - describe the uses of social cost-benefit analysis and multi criteria analysis - discuss the importance of Animal Health Economics in decision making, implementation and evaluation of animal health programs, and policy development and implementation processes. Prerequisites: basic understanding of veterinary epidemiology, Some skills in using MS Excel. In particular you will need to be able to do some basic calculations with the MS Excel functions. Completion of the course Animal Health Economics I is preferred, although not necessary. The courses AHE I and AHE II can be followed independently from each other. Course formats: learning in this course consists of several approaches: reading textbook and other reading materials (e.g. scientific papers on specific subjects), active participation during lectures, where students can receive guidance, feedback and support from the teacher, practicing some parts of the material (specifically consumer demand and production functions) during computer labs. Veterinary Epidemiology (4wk) (Course Coordinator: Dr. K. Orsel) The aim of the course is to make the participants familiar with all the basic principles of veterinary epidemiology. These will be taught and illustrated during 4 weeks. Every day a specific veterinary epidemiological topic will be discussed and illustrated and combined with practical exercises, take home exercises and/or reading assignments. At the end of the course: - every participant will be familiar with the basic principles of veterinary epidemiology - will be able to perform basic test evaluations and risk analysis. - the participant will be able to organize and perform simple variants of veterinary epidemiological studies. - the participant will be able to use theoretical concepts of veterinary epidemiology in practice - He/she must be able to understand and evaluate epidemiological publications.
72
The first week of the course Veterinary Epidemiology, which deals with the mathematical modelling of infectious diseases, can be separately followed as a one week course (= ‘Basics of mathematical modelling of infectious diseases’). Course format: Lectures, practicals and self study Assessment: participants can obtain a certificate of attendance (minimal 80%) or attend the exam for the veterinary epidemiology course (minimally 80%). Prerequisites: understanding of basic principles of epidemiology Estimating R0 from data (1 day) (Course Coordinator: Prof. Dr. J.A.P. Heesterbeek) Prerequisites: Students should have followed the first week of the course Veterinary Epidemiology (modelling) Introduction to GIS and spatial epidemiological data analysis (5 days) (Course Coordinator: Dr. K. Orsel) Overall course objectives are to gain an understanding of the role of spatial analysis within epidemiology, to familiarize participants with basic GIS methods, allowing them to describe and investigate spatial patterns of disease. And thirdly, to provide the theory and methodological skills for analysing and interpreting spatial patterns of disease. Prerequisites: None Course format: Lectures, Practicals, Independently working on datasets / exercises, summary and evaluation. Assessment: To pass the course, participants should attend 80% of all lectures / practicals. On Wednesday, participants are expected to work on datasets / exercises in an independent way (details will be announced during the course). On Friday afternoon, there will be a final evaluation. Introduction to Bayesian Analysis (4 days) (Course Coordinator: Dr. K. Orsel) There are two branches of statistics: frequentistic statistics and Bayesian statistics. These branches involve different concepts of probability: probability as a "frequency in the long run" or as a "degree of belief". "Degree of belief" comprises the concept of a prior distribution. In Bayesian analysis the prior information (prior distribution) and the information in the data (likelihood) are combined into a posterior distribution. The posterior distribution summarises all we know about a parameter or parameters based on the prior knowledge and the data. In the course WinBUGS will be used, which is a program that carries out Bayesian analysis. At the end of this course, the student - is introduced to the concepts of Bayesian statistics - is able to carry out simple Bayesian analysis in the WinBUGS program Prerequisites: basic knowledge on probabilities and probability distributions. Course format: lectures and practicals. Assessment: attendance (minimally 80%). Introduction SAS programming (3 days) (Course Coordinator: Dr. J.E. Brussee) This introductory course gives a general idea of the possibilities of SAS. During the course, an overview of the SAS system will be given. Participants will learn how to run SAS programs and work with SAS datasets, make simple adaptations to the data, investigate and summarize data, calculate simple statistics and produce different kinds of reports. At the end of this course, the student - is able to run SAS programs - is able to work with SAS datasets - is able to perform statistical analysis using SAS Prerequisites: Classical Methods in Data Analysis, Basic knowledge of working with a Personal Computer and Microsoft Windows, Experience with programming is an advantage (not obligatory) Course Format: interactive lectures, computer practicals. Assessment: attendance (minimally 80%).
73
BIJLAGE H. Cursusevaluaties EPG
Vanaf september 2007 worden alle cursussen geëvalueerd middels het standaard BMS evaluatieformulier. Voorheen werd een eigen formulier gebruikt en werd de evaluatie veelal door cursuscoordinator zelf uitgevoerd waardoor er niet altijd centrale gegevens beschikbaar zijn. In de tabel hieronder worden de gemiddelde waarderingscijfers van de studenten voor de cursussen of programmaonderdelen weergeven vanaf de start van het masterprogramme EPG in september 2005. De uitgewerkte evaluaties zijn opvraagbaar en bij visitatie in te kijken.
Samenvatting cursusevaluaties EPG: 2005-2006 en 2006-2007 Programme component
Average grade 05/06 (SD)[nr respondents]
Average grades 06/07[(SD) [nr respondents]
Core courses Introduction to Epidemiology Study Design Introduction to Statistics
7.2 (2.1) [22] 8.0 (0.9) [41] 8.4 (1.3) [15]
Classical Methods in Data Analysis Modern Methods in Data Analysis Presentation & Writing Research Proposal
8.1 (1.5) [30] 7.7 (0.8) [33] n.a.
7.4 (0.6) [26] 7.7 (0.5) [21] n.a. (te weinig respondenten) 7.5 (1,0) [34] 7.3 (1,2) [24] 7.7 (0.4) [10]
Specialisation courses Clinical Epidemiology n.a. 7.2 ( 1.2) [32] Introduction SAS programming n.a. 8.3 (0.4) [9] Advanced Diagnostic Research n.a. 7.9 (0.5) [19] Prognostic Research n.a. 7.7 (0.9) [35] Clinical Trials and Drug Risk Assessment n.a. 6.8 (1.2) [26] Overige specialisatiecursussen vanaf 2007/2008 in standaard evaluatietraject Research Project vanaf 2006/2007 in standaard evaluatietraject maar eerste resultaten worden pas gegeven bij voldoende respondenten, nu nog onvoldoende aantal Exit enquête vanaf 2006/2007 in standaard evaluatietraject maar eerste resultaten worden pas gegeven bij voldoende respondenten, nu nog onvoldoende aantal
Een voorbeeld van het BMS enquêteformulier + uitwerking + document waarin de te ondernemen acties met de cursuscoördinatoren is doorgesproken, wordt hieronder gegeven voor één van de kerncursussen, te weten Study Design 2006/2007.
74
Voorbeeld BMS enquêteformulier (Study Design 2006/2007)
Course Evaluation Biomedical Sciences, 2006-2007 Master Programmes of Research Degree Programme Degree Course: MSc Epidemiology – Study Design Introduction The Educational Board of Biomedical Sciences wants to collect students’ experiences with the Master courses included in the Research Degree Program. Therefore, it will be highly appreciated when you fill in this questionnaire.
Report of Results The results of this questionnaire will be made available to: - all teachers and instructors who participate in this course - the Educational Board of the Research Degree Programme in Biomedical Sciences - the Master students’ Representation Committee
How to fill in this form Please comply with the following instructions: • Use a blue or black pen only; • Tick not more than one alternative for each multiple-alternative question; • Do not place ticks between alternative options; Accidentally ticked a wrong alternative? Please put a large cross (X) through this alternative and tick the appropriate one.
Return of the form When you are finished, please hand the form to the teacher, instructor, or attendant at the end of the examination.
Thank you very much for your cooperation! Eugène Custers (
[email protected]) Biomedical Sciences, Course Evaluation and Quality Control UMC Utrecht School of Medical Sciences HB Building, Room 4.02 Phone: 030-250 6793
75
Course Evaluation BMS, 2006-2007, Master-programme Epidemiology, Master Biomedical Sciences, Course Study Design – Dates: September 18 – October 6, 2006.
Which Master’s programme are you enrolled in: (please tick the appropriate alternative):
o MSc Epidemiology (Utrecht University), o MSc Veterinary Epidemiology and Economics o other Master’s programme at Utrecht University, namely: ……………………………………… o other: MSc student NIHES o other, i.c.: ………………………………………………………………………………………… For students who are enrolled in the master’s programme Epidemiology: I am enrolled in: (please tick the appropriate alternative): o the regular variant of the master’s programme Epidemiology (2 yrs) o the post-graduate variant of the master’s programme Epidemiology (1.5 yrs)
I am (please tick the appropriate alternative): o First year Master student o Second year Master student
[1] This course fits well into my Master-programme
strongly disagree
o o o o o strongly agree
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[3] I learned a great deal in this course.
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[4] This course has improved my understanding of concepts and principles of the subject matter.
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[5] I learned a lot from the assignments.
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[6] In this course, active student involvement was encouraged
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[7] In this course, there was enough time available to study the subject matter.
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[2] My interest in the subject matter has increased as a consequence of this course. (If your interest was already great at the beginning of the course, please read this question as: “My interest in the subject matter has remained great during this course”)
76
Questions about the lectures in this course [8] The lectures about ‘Cohort Studies’ were useful and instructive
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[9] The lectures about ‘Case Control Studies’ were useful and instructive strongly disagree o o o o o strongly agree [10] The lecture about ‘Cross-sectional Studies’ was useful and instructive
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[11] The lecture about ‘Etiologic Research in Veterinary Epidemiology’ was useful and instructive
strongly disagree
o o o o o strongly agree
Questions about the working group (group sessions) in this course [12] The working group (preparation of study proposal) in this course was useful and instructive strongly disagree o o o o o strongly agree Questions about giving a presentation in this course [13] I found it useful and instructive to give a presentation in this course
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[14] Attending the presentations of my fellow students was useful and instructive
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[15] The quality of the supervision and feedback during the presentation of the study proposals was good
strongly disagree
o o o o o strongly agree
strongly disagree
o o o o o strongly agree
strongly disagree
o o o o
o o o o
o o o o
o o o o
o strongly agree o strongly agree o strongly agree o strongly agree
o o o o
o o o o
o o o o
o o o o
o strongly agree o strongly agree o strongly agree o strongly agree
[16] In general, my fellow students were willing to put enough effort in this course and showed sufficient commitment
Questions about the quality of the teachers in this course [17] The teachers who participated in this course were enthusiastic
[18] It was clear that the teachers who participated in this course were experts in their fields
strongly disagree strongly disagree strongly disagree
strongly disagree strongly disagree strongly disagree strongly disagree
77
Questions about the literature used in this course [19] The quality of the review and research articles used in this course was good
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[20] The literature that was provided was relevant.
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[21] What is your opinion about the amount of literature provided in this course [22] The course syllabus was clear
too little
o o o o o too much
strongly disagree
[23] How do you consider the amount of subject matter that you had to study in this course:
too little
o o o o o strongly agree
o o o o o too much
Questions about the time spent in this course [24] How many of the lectures given in this course did you not attend?
o I attended all lectures o I missed 1 lecture o I missed 2 lectures o I missed 3 lectures o I missed 4 or more lectures
[25] How many hours did you spend on average per week during this course (including classes)
o o o o o o o o o
[26] In general: If you think the number of contact hours (i.e., lectures, group sessions, practicals, consultations with supervisors) and the amount of time available for self study is not well balanced in this course, what would you recommend for improvement? (please tick more than one when appropriate)
less than 15 hours between 15 and 20 hours between 20 and 25 hours between 25 and 30 hours between 30 and 35 hours between 35 and 40 hours between 40 and 45 hours between 45 and 50 hours more than 50 hours, i.e., approximately
hours
o more contact hours o fewer contact hours o more time available for self study o less time available for self study o In my view, contact hours and self study are well balanced in this course
Questions about time schedule and facilities in this course [27] The time schedule of the course was good strongly disagree
o o o o o strongly agree
[28a] The rooms where the lectures were given were appropriate strongly disagree o o o o o strongly agree [28b] The rooms where the working groups were given were appropriate [28c] The rooms where the presentations were given were 78
strongly disagree
o o o o o strongly agree
appropriate
strongly disagree
o o o o o strongly agree
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[30] The coordinator(s) of this course was/were easily accessible
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[31] In my opinion, there was enough time available to prepare myself adequately for the final exam
strongly disagree
o o o o o strongly agree
[29] Information about content, schedule, organization etc. of this course was provided timely and adequately
Questions about the exam in this course [32] How difficult was the exam [33] The exam was representative of the subject matter dealt with in the course
o o o o o too easy
too difficult
strongly disagree
o o o o o strongly agree
General assessment of this course [34] How difficult was the course [35] The atmosphere during the course was good
too difficult o strongly disagree
o o o o
too easy
o o o o o strongly agree
[36] If I had to appraise this course, I would assign a: (please tick corresponding grade mark) o A+ (≥ 8,6) (for Dutch students: the corresponding “rapportcijfer” is o A (8,0 – 8,5) provided in parentheses) o A– (7,7 – 7,9) o B+ (7,4 – 7,6) o B (7,0 – 7,3) o B– (6,7 – 6,9)
o C+ (6.4 – 6.6) o C (6,0 – 6,3) o C– (5,6 – 5,9) o D+ (5,4 – 5,5) o D (5,0 – 5,3) o D– (4,5 – 4,9) o F (≤ 4,4)
What did you like most in this course
What did you dislike most in this course
If, in your opinion, the course could be improved, please provide suggestions:
Thank you very much for your cooperation
79
Voorbeeld BMS uitwerking (Study Design 2006/2007).
80
81
Voorbeeld actieplan (Study Design 2006/2007) Study Design (Overall cijfer: 7.7) Inhoudelijk Behandelde theorie werd positief gewaardeerd Groepsopdrachten en discussie sessies, actieve participatie studenten, assignments werden positief gewaardeerd Studenten leren kritisch te kijken naar onderzoek Specifieke onderwerpen die goed gewaardeerd werden: cohort studies & case-control studies Meer aandacht voor cross-sectional design en speciale vormen van case control Over cross-sectional studies is alles behandeld wat er te behandelen valt. Laten zo. Meer / minder veterinaire onderwerpen laten zo. Algemeen inhoudelijk: beter aangeven wat het doel van de cursus is, op welk niveau men inzicht moet hebben, etc. In inleidend materiaal cursus goed aangeven dat het om niet-experimenteel, etiologisch onderzoek gaat. Ook leerdoelen opnemen in de klapper. Dit geldt eigenlijk voor alle cursussen: korte omschrijving van de cursus + leerdoelen + onderwijsvormen + onderwijs dagen/tijden + toetsvorm + cursusmateriaal. Docenten Enthousiasme en uitleg XXXX, leuk college XXXX (N.B. Namen ivm privacy weggelaten) XXXX ‘las sheets voor’ XXXX (onvoldoende intonatie stem / enthousiasme, te uitgebreide uitleg, geïrriteerd door vragen, betere uitleg berekeningen, te veel tijd voor uitleg eigen onderzoek waardoor te weinig tijd voor lesstof) Opmerkingen over docenten niet zo in evaluatie resultaten meenemen tenzij strikt noodzakelijk. Niet zinvol, voegt niets toe. Studiemateriaal Te weinig literatuur over de onderwerpen die niet in het boek van Rothman aan de orde komen (o.a. cohort studies – standardisation) Vanaf volgend jaar zal er een boek zijn dat speciaal hiervoor gebruikt kan worden (wordt op dit moment aan gewerkt, o.a. door XXXX). XXXX zal ook door cursus materiaal heenlopen. Beter aangeven relatie colleges en boek (wat zijn de belangrijke hoofdstukken) Idem zie boven Risk measurements (~ Rothman H3) werd nauwelijks uitgelegd (werd bekend verondersteld maar was dit niet. Tijdens Intro Epi wel behandeld maar te snel) Dit moet tijdens Intro Epi gewoon behandeld worden Tijdsbesteding Iets minder contacturen, iets meer zelfstudie / (Te) veel luisteren Is dit een terechte opmerking? Er zijn ook al veel oefeningen tussendoor + de presentaties. Op dit moment lijkt niet nodig om dit aan te pakken. Examen Examen werd aan de pittige kant gevonden (o.a. onderdeel over cohort studies, vragen over case control te ‘vaag’, algemeen: te veel vragen in tentamen / te weinig tijd) Discrepanties in vragen van XXXX (langer) / XXXX (korter). Volgend jaar beter onderling afstemmen. Een aantal mensen zou langer dan tot 13.00 uur hebben kunnen doorwerken (m.u.v. mw Vink ivm dyslexie). Hier volgend jaar beter op letten door surveillant. Volgend jaar practicum assistent beter instrueren. Dan hopelijk ook geen uitzonderingsgevallen. Faciliteiten Zalen in Stratenum te koud roze/groen/blauw te koud, geel te warm. Doorgeven aan OnderwijsInstituut. Geen goede ruimte om te werken tijdens group assignments Hiervoor waren roze/groene collegezaal beschikbaar. Is prima, zo laten. Overige opmerkingen - toets op donderdagmiddag ipv vrijdagochtend? - study proposals: moesten zelf studie ontwerpen bij vraagstelling + presenteren. - study proposals: met zijn allen in 1 zaal is erg goed bevallen. Ook goed bevallen om groepjes met zelfde onderwerp bij elkaar te hebben levert goede discussies op. - In 2007 maximaal 60 studenten
82
BIJLAGE I. Tutorhandleiding
Universiteit Utrecht, Masterprogramma Epidemiologie Tutorinformatie en richtlijnen 2007/2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk
Pagina
1.
Algemene informatie Masterprogramma Epidemiologie
3
2.
Rol van de tutor
4
3.
Nadere uitleg bij de taken van de tutor
5
4.
Belangrijke punten uit het OER / de R&R
8
Bijlage 1.
Checklist tutoren
13
Bijlage 2.
Application form Specialisation courses – MSc Epidemiology
14
Belangrijkste toevoegingen / wijzigingen t.o.v. de richtlijn tutoren in studiejaar 2006/2007 - Vanaf studiejaar 2007/2008 is het geven van een afstudeerpresentatie (tijdens de afstudeerceremonie) niet langer een verplicht onderdeel van het masterprogramma. Mede hierdoor zijn er een aantal (geringe) wijzigingen in de verdeling van het aantal studiepunten per programma onderdeel (voor details zie het overzicht op pagina 3 + bijlage 1). - De richtlijnen mbt het kiezen van een 2e beoordelaar zijn iets verruimd. Dit was in principe met ingang van het vorige studiejaar al het geval, maar was nog niet als zodanig opgenomen in de tutorhandleiding (voor details zie pagina 4). - Voor de invulling van het ‘vrije keuze deel’ van het specialisatie programma kunnen studenten vanaf heden ook cursussen selecteren uit het masterprogramma ‘Clinical and Psychosocial Epidemiology’ aan de Rijks Universiteit Groningen (voor details zie pagina 5). - Tutoren wordt gevraagd om, op het moment van aanvragen van het research project, goed op te letten dat het project voldoende omvang heeft voor de gehele onderzoeksperiode. De ervaring leert dat het in een later stadium (bv halverwege het project) uitbreiden van het project met extra of andere onderdelen problemen en vertraging oplevert met de Examen Cie (voor details zie pagina 5). - De eindpresentatie die studenten geven na afloop van het research project moet meer nadrukkelijk worden opgenomen in de reguliere werkbesprekingen / seminar series van de afdeling waar project heeft plaatsgevonden. De tutor wordt gevraagd voor de student een plekje te reserveren in het schema van de werkbesprekingen van zijn / haar afdeling of instituut (voor details zie pagina 7). - Verslagen van het research project, master thesis en ABC seminars worden, vanaf halverwege 2006, standaard gecontroleerd op fraude en plagiaat mbv het programma Ephorus (voor details, zie pagina 7 + 8). - Aan de tutorrichtlijnen is informatie toegevoegd mbt enkele belangrijke punten zoals opgenomen in het Onderwijs en Examen Reglement (OER) en de Regels en Richtlijnen (R&R) van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences. Het betreft hier informatie over de regels mbt ‘Cum Laude’ afstuderen, en het vrijstellingen beleid (voor details zie pagina 8).
83
1. Algemene informatie Masterprogramma Epidemiologie Wat we in de wandelgangen samenvatten als het master programma Epidemiologie is in feite een verzameling van drie master programma’s van de Universiteit Utrecht. -
-
-
Epidemiology (EPI) is een bekostigd / regulier 2-jarig programma (120 ECTS) dat deel uitmaakt van (diploma / croho label) “Biomedical Sciences”. Dit programma is bedoeld voor studenten met een BSc in Biomedische Wetenschappen, Farmaceutische Wetenschappen, Geneeskunde, Diergeneeskunde of een opleiding gelijkwaardig aan een van bovengenoemde diploma’s. Epidemiology Postgraduate (EPG) is een onbekostigd / postinitieel programma (1,5 jaar, 90 ECTS) bedoeld voor studenten met een MSc in (bio)medische wetenschappen, artsen (MD) en apothekers (PharmD), of een diploma gelijkwaardig aan een (bio)medische MSc graad. Voor dit programma is een nieuwe opleiding in aanvraag met de naam Health Sciences (tot die tijd studeren studenten in dit programma af als extraneus onder het reguliere programma EPI) Veterinary Epidemiology and Economics (VEE) is een onbekostigd / postinitieel programma (1,5 jaar, 90 ECTS) bedoeld voor dierenartsen (DVM of 5-jarig BVSc / BVM). Voor dit programma is een nieuwe opleiding in aanvraag met de naam Veterinary Science (tot die tijd studeren studenten in dit programma af als extraneus onder het reguliere programma EPI)
Een overzicht van de opbouw van de master programma’s is gegeven in onderstaande tabel. Let op: ten opzichte van voorgaande studiejaren zijn er een aantal kleine veranderingen in de opbouw van het programma. Het betreft hier met namen het vervallen van de afstudeerpresentatie, en een wijziging van het aantal studiepunten dat wordt toegekend voor resp. het research project (alleen gewijzigd voor postgraduate studenten), de master thesis, de elective component en de ABC seminars. Een overzicht van de opbouw van het programma in voorgaande jaren, incl. toelichting, is opgenomen in bijlage 1.
Opbouw masterprogramma Epidemiology in studiejaar 2007/2008 Regular (EPI, 2 yrs) Theoretical epidemiological part Core curriculum Introduction to Epidemiology Introduction to Statistics and SPSS Study Design Classical Methods in Data Analysis Modern Methods in Data Analysis Presentation and writing of research proposal Total core curriculum
Post-graduate (EPG, 1.5 yrs)
3.0 ECTS 1.5 ECTS 4.5 ECTS 6.0 ECTS 4.5 ECTS 1.0 ECTS 20.5 ECTS
20.5 ECTS
12.5 ECTS
12.5 ECTS
Research project
66 ECTS
57 ECTS
Master thesis
7.5 ECTS
n.v.t.
Elective Component
12 ECTS
n.v.t.
ABC seminars
1.5 ECTS
n.v.t.
Total
120 ECTS
90 ECTS
Specialisation programme (CE/PE/IE/OE/VE)
Het verschil tussen de reguliere en post-graduate variant van het masterprogramma zit in het wel resp. niet volgen van de volgende onderdelen: master thesis (=scriptie), elective component en ABC seminars.
84
Ook zit er een verschil in de duur van de onderzoeksstage (13 maanden [66 ECTS] in het reguliere programma versus 11.5 maanden [57 ECTS] in het post-graduate programma). VEE lijkt sterk op EPG maar wijkt af op details, in deze handleiding gaan we daar niet verder op in. Nadere informatie over het masterprogramma is te vinden op www.msc-epidemiology.nl.
2. Rol van de tutor Studenten in het epidemiologieprogramma worden begeleid door een (senior) staflid in de epidemiologie, de tutor. De tutor is een epidemioloog, als staflid actief in onderzoek binnen een van de organiserende groepen van het masterprogramma. De huidige lijst van tutoren is opgenomen in bijlage 2. Deze lijst is ook te vinden op de website: www.msc-epidemiology.nl (klik in het hoofdmenu op ‘Study programme’, en vervolgens in de tabel met ‘programme overview’ op het kopje ‘Research project’). Van een ieder op de tutorlijst wordt verwacht dat - Hij/zij in principe bereid is als tutor op te treden voor studenten van het masterprogramma Epidemiologie (praktische voorwaarde hierbij is uiteraard dat er op dat moment binnen zijn/haar expertise gebied de mogelijkheid is voor een research project door een student). e - Hij/zij bereid is als 2 beoordelaar op te treden bij de beoordeling van research project e/o master thesis die onder verantwoordelijkheid van een andere tutor worden uitgevoerd.
De tutor bewaakt de inhoud en kwaliteit van het research project (stage) en de master thesis (scriptie), alsmede de samenstelling van het specialisatieprogramma van de student. Concreet zijn de taken van de tutor als volgt: 1. Advisering en goedkeuring van het ‘individual specialisation programme’ 2. Advisering, formulering, en goedkeuring van het geplande research project 3. Supervisie, begeleiding (evt gedelegeerd) en beoordeling van het research project 4. Advisering, formulering en goedkeuring van de geplande master thesis 5. Supervisie, begeleiding (evt gedelegeerd) en beoordeling van de master thesis (Zie het kopje ‘nadere uitleg’ voor een gedetailleerde beschrijving van deze taken) Een checklist met daarin de taken van de tutor, incl. tijdspad, is opgenomen in bijlage 3. e
Concreet zijn de taken als 2 beoordelaar als volgt: 1. Goedkeuring van het geplande research project 2. Beoordeling van het research project 3. Goedkeuring van de geplande master thesis 4. Beoordeling van de master thesis Voor het optreden als 2e beoordelaar is door de epidemiologie programmacommissie de gedragsregel afgesproken dat deze afkomstig is uit een ander deelnemend instituut dan het instituut waarbij de student het research project / de master thesis uit zal voeren. De 2e beoordelaar kan worden gekozen uit de lijst van tutoren. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om als 2e beoordelaar een EPIDEMIOLOOG te vragen die werkzaam is bij een onderzoeksinstituut buiten het UMC Utrecht / de Universiteit Utrecht (bijvoorbeeld wanneer in het project wordt samengewerkt met externe onderzoeksgroepen). Meestal zal de tutor de dagelijkse begeleider zijn bij het research project / de master thesis. Echter, de dagelijkse begeleiding van de student kan ook worden waargenomen door een promovendus of ander staflid (intern dan wel extern bij een onderzoek dat uitgevoerd wordt aan een ander instituut). De tutor blijft dan wel eindverantwoordelijke voor de goedkeuring, het verloop en de beoordeling van het project. 85
Voor het formele aspect van de opleiding, waaronder het goedkeuren en beoordelen van bovengenoemde onderdelen, moeten een aantal formulieren worden ingevuld en ondertekend. Deze dienen te worden ingeleverd bij de Master Examen Commissie van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences. De Master Examen Commissie waakt over de algemene kwaliteit van de uit te reiken MSc diploma’s in Biomedical Sciences. Zij zijn zeer strikt in de te volgen procedures en de tutoren wordt gevraagd deze regels in acht te nemen om problemen voor de student te voorkomen.
3. Nadere uitleg bij de taken van de tutor 1. Advisering en goedkeuring van het ‘individual specialisation programme’ Binnen het master programma zijn er 5 specialisatie richtingen: • Clinical Epidemiology (CE) • Pharmacoepidemiology (PE) • Epidemiology of Infectious Diseases (IE) • Environmental and Occupational Epidemiology (OE) • Veterinary Epidemiology (VE) Voor elke specialisatie richting zijn er een aantal verplichte specialisatie cursussen, en is er een aantal weken dat naar eigen inzicht kan worden ingevuld met epidemiologische of statistische cursussen op gevorderd niveau. Deze ruimte kan bijvoorbeeld worden ingevuld door het volgen van cursussen uit andere specialisatie richtingen van het MSc Epidemiology programma. Ook zijn er mogelijkheden voor het volgen van cursussen die worden aangeboden door het NIHES (voorjaars- en najaarsprogramma) en cursussen die worden aangeboden als onderdeel van het masterprogramma ‘Clinical and Psychosocial Epidemiology’ aan de Rijks Universiteit Groningen. Evt kunnen ook externe cursussen aan een andere universiteit of onderzoeksinstituut in NL of het buitenland gevolgd worden. Eventuele kosten voor externe cursussen zijn voor rekening van de student. De tutor dient de te volgen specialisatie cursussen goed te keuren. Hierbij moet de tutor in het oog houden dat de cursussen bijdragen aan de vorming van de student tot epidemioloog; de inhoud moet dus aanvullende informatie bieden t.o.v. het reeds genoten onderwijs, in de diepte (advanced courses) dan wel de breedte (gerelateerde gebieden op bijv. een ander epidemiologisch specialisatie terrein, statistiek of public health). In bijlage 4 is een formulier opgenomen dat door student en tutor gezamenlijk kan worden ingevuld en ondertekend. Dit formulier moet door de student worden ingeleverd bij de programma coördinator. 2. Goedkeuring van het research project De duur van het research project is 13 maanden (reguliere studenten) of 11.5 maanden (postgraduate studenten). Voordat de student met het research project van start kan, moeten er een aantal dingen gebeuren: -
het research project moet, ten minste 1 maand voor de start, worden ingediend bij de Master Examen Commissie van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences. Binnen 1 maand wordt uitspraak gedaan over de goedkeuring van het project. Tijd die aan het onderzoek wordt besteed voordat goedkeuring is verleend, wordt door de examen commissie NIET meegerekend! Voor het indienen van het research project moet een application form worden ingevuld. Dit kan door de student gedownload worden van de website van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences (www.uu.nl/lifesciences). In het application form wordt o.a. beschreven: gegevens van student, tutor (supervisor) en de afdeling waar het project wordt uitgevoerd, onderzoeksperiode, titel van het project, doel van het project, gebruikte technieken, methoden voor data-analyse en afspraken tussen student en tutor. Daarnaast moet reeds bij het indienen e van het voorstel voor het research project een 2 beoordelaar worden aangewezen. De tutor e zorgt in overleg met de student voor de keuze en het contact met de 2 beoordelaar.
86
Let bij het aanvragen van het research project goed op het volgende: - de duur van de onderzoeksperiode moet minimaal de formele duur van de stage beslaan (regulier: 13 mnd, postgraduate: 11.5 mnd). Tijd die tussendoor wordt besteed aan cursussen, telt niet mee voor het research project, en moet worden opgeteld bij de totale duur van het project. - bij aanvang van het research project moet voor de volledige onderzoeksperiode een project met voldoende omvang worden aangevraagd bij de Examen Commissie. Dit project kan eventueel bestaan uit een aantal coherente onderdelen. Bij het in een later stadium uitbreiden van het project met extra of andere onderdelen (bv. omdat het project anders of sneller verloopt dan verwacht), moet opnieuw toestemming van de Examen Commissie worden aangevraagd. Dit levert soms problemen en vertraging op. Zorg dus dat dit niet nodig is, door het project voldoende breed te definiëren. e Het application form moet worden ondertekend door de student, de tutor, de 2 beoordelaar (bij stage binnen Utrecht optioneel in dit stadium) en de programma coördinator, en vervolgens opgestuurd naar de Master Examen Commissie. Na indienen wordt binnen één maand uitspraak gedaan over de goedkeuring van het voorstel. -
Na indienen van het verzoek tot goedkeuring van het research project werkt de student, onder begeleiding van de tutor of de dagelijks begeleider, zelf de beknopte beschrijving van het research project uit tot een uitgebreider research proposal (richtlijn omvang 4-6 pagina’s A4). In dit research proposal komen o.a. het tijdspad van de verschillende fasen in het onderzoeksproject aan bod, evenals de beschrijving van achtergrond informatie, doel van de studie, study design en de geplande methoden voor data-analyse. Ook worden de meest belangrijke referenties gegeven. De student ontvangt voor het schrijven van het research proposal richtlijnen van de programma coördinator. Met het schrijven kan de student beginnen zodra duidelijk is wat zijn research project zal worden, in principe dient dit eind november / begin december duidelijk te zijn. Begin februari 2008 (4-8 feb 2008) presenteert de student het preliminary research proposal aan medestudenten en stafleden (dit is onderdeel van de cursus ‘Presentation and writing of research proposal’). Vervolgens kan de student het proposal verder aanscherpen op basis van het geleverde commentaar. Uiterlijk 25 februari 2008 levert de student het definitieve proposal, goedgekeurd en ondertekend door de tutor, in bij de programma coördinator. Let op: als de student per 25 feb 2008 wil starten met het research project, dient het ‘Application form’ uiterlijk 28 jan 2008 (1 maand voor aanvang), te worden ingediend bij de Examen Commissie!
3. Beoordeling van het research project De student schrijft een verslag over het research project (engelstalig, format wetenschappelijk artikel, inclusief overzicht van de relevante literatuur). Ook wordt, in het engels, een eindpresentatie van het onderzoek gegeven voor de afdeling. Deze eindpresentatie vindt bij voorkeur plaats als onderdeel van een reguliere werkbespreking / seminar serie bij de afdeling waar het research project heeft plaatsgevonden. De tutor dient voor de student een plekje te reserveren in het schema van de werkbesprekingen van zijn / haar afdeling of instituut. Zowel de tutor als de 2e beoordelaar dienen bij de eindpresentatie aanwezig te zijn. Voor de beoordeling van het research project wordt een assessment form ingevuld (door de student af te halen bij het Master Administration Office van Biomedische Wetenschappen). Beoordeling en bepaling van het eindcijfer gebeurt als volgt: - De tutor beoordeelt, als aparte onderdelen, het praktische werk, het verslag en de eindpresentatie e - De 2 beoordelaar beoordeelt, als aparte onderdelen, het verslag en de eindpresentatie e - Het cijfer voor verslag en eindpresentatie is het gemiddelde van de cijfers van tutor en 2 beoordelaar - De cijfers voor praktisch werk, verslag en eindpresentatie vormen tesamen het eindcijfer waarbij de verhouding is 60% (praktisch werk), 30% (verslag) en 10% (eindpresentatie). e Naast beoordeling door tutor en 2 beoordelaar, wordt het verslag ook gecontroleerd op fraude en plagiaat, door middel van het programma ‘Ephorus’ (zie www.ephorus.nl). Deze controle gebeurt door het onderwijssecretariaat Epidemiologie (JC).
87
Pas als bovengenoemde beoordelingen en controles in orde zijn, tekent ook de programma coördinator het Assessment formulier. Het formulier wordt vervolgens door de student ingeleverd bij het Master Administration Office van Biomedical Sciences. N.B. Op het verslag zal de student als eerste auteur staan. Bij een goed verlopen research project zal, naast een verslag waarop de student afstudeert, tevens een wetenschappelijke publicatie uit het onderzoek voortkomen. Bij deze publicatie zal de auteurvolgorde afhangen van meerdere aspecten, o.a. de zelfstandigheid waarmee het onderzoek door de student is uitgevoerd, maar ook de voorstudies die zijn gedaan, de samenwerkingen die ten grondslag liggen aan het research project e.d. Hierdoor zal de student soms als eerste auteur staan maar ook regelmatig als een van de volgende auteurs. Het is goed dit onderwerp met de student te bespreken zodat deze reële verwachtingen heeft t.o.v. de publicatie. 4. Goedkeuring van de master thesis (alleen reguliere studenten, niet postgraduate) De student schrijft, onder begeleiding van de tutor, een master thesis (scriptie). De master thesis is een literatuurstudie van een relevant epidemiologisch onderwerp naar keuze, en heeft het format van een review artikel. De student bepaalt (in overleg met de tutor) het onderwerp van de master thesis. Keuze hierin is vrij binnen epidemiologische kaders, zolang het maar geen overlap vertoont met het research project. Enige verwantheid in onderwerp is dus wel toegestaan maar vermijd te allen tijde de indruk dat de master thesis de inleiding of discussie van het research project is. M.a.w. de thesis mag geen overlap hebben met het verslag van het research project. Zo nodig kan de tutor, in overleg met de student, een tweede begeleider zoeken voor de master thesis (bv als het onderwerp van de e thesis niet op het vakgebied van de tutor ligt, en deze 2 begeleider beter in het onderwerp zit). De tutor blijft echter eindverantwoordelijk! Ten minste 1 maand voor aanvang van de master thesis, moet het voorstel voor de master thesis worden ingediend bij de Master Examen Commissie van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences. Voor het indienen moet een Application form worden ingevuld (dit kan door de student gedownload worden van de website van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences (www.uu.nl/lifesciences). In het application form wordt o.a. beschreven: gegevens van de student, tutor (supervisor) en de afdeling waarbij de thesis wordt uitgevoerd, periode (deze dient ten minste 6 weken te zijn), titel van het project en 3 referenties. e
Wederom moet reeds bij het indienen van het voorstel voor de master thesis een 2 beoordelaar worden aangegeven. De tutor zorgt in overleg met de student voor de keuze en het contact met de e 2 beoordelaar. Het application form moet worden ondertekend door de student, de tutor, de 2e beoordelaar (bij stage binnen Utrecht optioneel in dit stadium) en de programma coördinator, en vervolgens opgestuurd naar de Master Examen Commissie. Na indienen wordt binnen één maand uitspraak gedaan over de goedkeuring van het voorstel. Nadat goedkeuring is ontvangen, kan de student van start met de master thesis. Gerekend vanaf het moment van aanvang, moet de master thesis moet binnen een periode van 3 maanden worden afgerond en ingeleverd bij de tutor. Alleen in uitzonderingsgevallen kan deze periode, met schriftelijke toestemming van de tutor, met een beperkte periode worden verlengd. 5. Beoordeling van de master thesis (alleen reguliere studenten, niet postgraduate) e
De master thesis wordt beoordeeld door de tutor en door de 2 beoordelaar. Zowel de tutor als de e 2 beoordelaar geven een cijfer voor de master thesis. Het gemiddelde van deze cijfers wordt ingevuld op het Assessment form (door de student af te halen bij het Master Administration Office van Biomedische Wetenschappen). e
Naast beoordeling door tutor en 2 beoordelaar, wordt de thesis ook gecontroleerd op fraude en plagiaat, door middel van het programma ‘Ephorus’ (zie www.ephorus.nl). Deze controle gebeurt door het onderwijssecretariaat Epidemiologie (JC). Pas als bovengenoemde beoordelingen en controles in orde zijn, tekent ook de programma coördinator het Assessment formulier. Het formulier wordt vervolgens door de student ingeleverd bij het Master Administration Office van Biomedical Sciences.
88
4. Belangrijke punten uit het OER / de R&R Hieronder worden een aantal punten besproken die zijn opgenomen in het Onderwijs Examen Reglement (OER) en de daarbij behorende Regels en Richtlijnen (R&R) voor de masterprogramma’s die vallen onder de Utrecht University Graduate School of Life Sciences (waar ook het masterprogramma Epidemiology onder valt). Gekozen is om alleen een aantal punten uit te lichten welke voor de tutor van belang zijn om te weten. Voor een volledig overzicht van OER / R&R wordt verwezen naar de website www.uu.nl/lifesciences.
Regels mbt CUM LAUDE afstuderen Excellente studenten (top 10%), kunnen bij afstuderen het predicaat ‘CUM LAUDE’ toegekend krijgen. Om hiervoor in aanmerking te komen, dienen zij te voldoen aan onderstaande condities. Let op, omdat het programma van reguliere en postgraduate studenten (deels) uit verschillende onderdelen bestaat, zijn voor beide groepen studenten aparte regels van kracht. Reguliere studenten (2-jarig MSc programma) - het cijfer voor het onderzoeksproject is ten minste 8.5 - het cijfer voor de master thesis is ten minste 8.0 - het gemiddelde cijfer voor de theoretische componenten in het programma is ten minste 7.5 - de student heeft voor niet meer dan 12 ECTS vrijstellingen ontvangen voor het programma (zie onder bij ‘Regels mbt vrijstellingen voor programma onderdelen) - er is, naar het oordeel van de Examen Commissie, door de student nooit fraude / plagiaat gepleegd Postgraduate studenten (1.5 jarig MSc programma) - het cijfer voor het onderzoeksproject is ten minste 8.5 - het gemiddelde cijfer voor de theoretische componenten in het programma is ten minste 8.0 - er is, naar het oordeel van de Examen Commissie, door de student nooit fraude / plagiaat gepleegd -
(vrijstellingen zijn in het PG programma niet van toepassing, aangezien deze alleen gegeven mogen worden voor de Elective Component; zie onder)
Regels mbt vrijstellingen voor programma onderdelen De examen commissie van de Utrecht University Graduate School of Life Sciences heeft het volgende bepaald m.b.t. het geven van vrijstellingen voor programma onderdelen: “At the student’s request, the Board of Examiners may, after consulting the examiner concerned, grant the student exemption from the elective component for a maximum of 12 ECTS credits if he/she: a. has completed an equivalent component of a university or higher professional study programme prior to the start of the master’s degree; or b. has demonstrated through work or professional experience that he/she has sufficient knowledge and skills in relation to that component” (artikel 5.10, Regulations of the Board of Examiners of the Master’s programmes of the Utrecht University Graduate School of Life Sciences) Dit betekent dat alleen voor de elective component (welke onderdeel uitmaakt van het reguliere maar niet van het postgraduate masterprogramma) vrijstelling gegeven mag worden. Voor andere programma onderdelen mag geen vrijstelling worden gegeven, ook niet als een student tijdens zijn/haar vooropleiding al een soortgelijk onderdeel heeft gevolgd. In het laatste geval dient door de student, na afstemming met de Examen Commissie, programma coördinator en cursuscoördinator, voor het betreffende aantal ECTS punten alternatief onderwijs gevolgd te worden.
89
Bijlage 1. Checklist tutoren START/PLANNING ' Okt-Nov
Student zoekt contact met tutor en bespreekt stage mogelijkheid Tutor stemt toe in deze rol
' Nov-Jan ' Nov-Jan ' Nov-Jan
Student en tutor vullen application formulier in tbv research project e Tutor regelt 2 beoordelaar research proposal (uit ander instituut) e Student, tutor, 2 beoordelaar en programma coordinator ondertekenen application form
' Nov-Jan (deadline 28 jan)
Student zorgt dat het Application form research project wordt ingeleverd bij / verstuurd naar de master examen commissie van de UU GS-LS *
' Nov-Feb
Student werkt het research proposal uit (de student ontvangt hiervoor richtlijnen van de programma coördinator)
' Nov-Feb
Student bespreekt invulling specialisation programme met tutor. ' Doorgeven specialisatie richting (CE/VE/IE/PE/OE) + wanneer de verplichte cursussen gevolgd gaan worden. ' Doorgeven keuze optionele cursussen (dit mag evt ook later) (tzt volledige programma op papier ondertekend door tutor)
' 4-8 Feb 08 den Proposal) ' 25 Feb 08 in
Student presenteert het research proposal voor medestudenten en stafle(i.h.k.v. de MSc cursus ‘Presentation and Writing of Research
' Mrt of later ' Mrt of later ' Mrt of later ' Mrt of later ' Mrt of later
Student bespreekt onderwerp master thesis met tutor.** Student en tutor vullen applicaton form in t.b.v. de master thesis. e Tutor regelt 2 beoordelaar master thesis (uit ander instituut)** Tutor benadert evt tweede begeleider. e Student, tutor, 2 beoordelaar en programma coordinator ondertekenen application form. De student zorgt dat het Application form master thesis wordt ingeleverd bij / verstuurd naar de master examen commissie van de UU GS-LS *
Student levert het definitieve research proposal, ondertekend door de tutor, bij de programma coördinator.
' Mrt of later
UITVOERING (onder supervisie tutor) ' 13 mnd (postgraduate 11.5 mnd) research project (incl. verslag + eindpresentatie) ' 5-6 wkn master thesis (scriptie)** BEOORDELING '
Assessment form research project in drie deelcijfers: ' Uitvoering (tutor) e ' Presentatie (tutor + 2 beoordelaar gemiddelde cijfer) e ' Verslag (tutor + 2 beoordelaar gemiddelde cijfer)
'
Assessment form master thesis (tutor + 2 beoordelaar gemiddelde cijfer) **
e
* Utrecht University Graduate School of Life Sciences (inleveren documenten: Master Adm. Office) ** Voor postgraduate studenten vervalt het onderdeel ‘master thesis’ N.B. Onderstreept zijn zaken die ingeleverd moeten worden
90
Bijlage 2. Application form Specialisation courses – MSc Epidemiology Choice of specialisation programme
□ □ □ □ □
Clinical Epidemiology (CE) Pharmacoepidemiology (PE) Epidemiology of Infectious Diseases (IE) Environmental and Occupational Epidemiology (OE) Veterinary Epidemiology (VE)
Obligatory specialisation courses Title of the course
Year in which the course will be followed
Free to choose specialisation courses Title of the course
Year in which the course will be followed
Name student
Name tutor
………………………………
………………………………
Date
Date
………………………………
………………………………
Signature student
Signature tutor
………………………………
………………………………
91
BIJLAGE J. Voorbeeldtoets (Study Design 2006/2007)
Examination Study Design-2 2006. The examination consists of two papers and two sets of questions Part A. Cohort studies Please read the paper by Hagströmer et al., Arch Dermatol 2005. Answer the following questions (short and to the point) 1. The study is defined as a ‘retrospective cohort study’. What is the study question (determinant, outcome)? 2. What is the study domain and what is the study population? 3. Is the study a ‘closed cohort’ or a ‘dynamic population’? Why? 4. How was the information on the determinant assessed? How valid is the method and how would this possibly affect the results? 5. How was the outcome assessed? What are advantages and what are disadvantages? 6. What group is chosen as ‘comparison group’? What are advantages and disadvantages? 7. What method did the authors to adjust for confounding by ‘age’ and ‘sex’ use? Do you know other ways of adjusting? 8. Compute the cumulative incidence and the incidence rate for total cancer in women. 9. Compute the relative risk for women to men for total cancer. What is the interpretation? 10. You decide to do a prospective cohort study. Please explain how you would define and assess the ‘determinant’ and the ‘outcome’ and the ‘study domain and population’. (do not use more than 5-10 lines). Part B. Case-control studies Read ONLY the abstract, method section and table 3 of the paper by Jones et al (Pediatrics 2006;118:2380-7). Answer the following questions and motivate your answers briefly. 1. What is the occurrence relation of this study and what is the domain? 2. Why did the researchers decide to do a case-control study? 3. Do you think the controls are a valid sample from the swimming pool / study base? 4. Did the researchers take confounding into account and if yes, which method(s) did they apply? 5. Look at table 3. Do you think that recall bias may be a problem for one or more of the variables included?
92