Liberal arts & sciences Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht
Mei 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord voorzitter visitatiecommissie
7
Deel I
Algemeen deel
9
Inleiding Het concept van Liberal arts & sciences Samenstelling en taak commissie Werkwijze commissie Beoordeling en referentiekader
11 13 15 17 19
1. 2. 3. 4. 5.
Deel II
Opleidingsdeel
25
1. De bacheloropleiding Liberal arts & sciences aan de Universiteit Utrecht 27
Bijlagen
57
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie 59 Bijlage B: Programma visitatiebezoek 63 Bijlage C: Eindtermen bacheloropleiding Liberal arts & sciences van de Universiteit Utrecht 65 Bijlage D: Overzicht van het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding Liberal arts & sciences van de Universiteit Utrecht en van de keuzemogelijkheden van de hoofdrichting (studiejaar 2006 - 2007) 67
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Liberal arts & sciences van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
VOORWOORD VOORZITTER VISITATIECOMMISSIE Dit rapport geeft de bevindingen weer van de visitatiecommissie Liberal arts & sciences die door QANU is ingesteld om in opdracht van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht een onafhankelijk oordeel uit te spreken over de opleiding Liberal arts & sciences. Het was de taak van de commissie om de opleiding te toetsen aan de criteria van de NVAO, onderverdeeld in 21 facetten. De commissie heeft de beoordeling in belangrijke mate gebaseerd op de zelfstudie die door de opleiding is geproduceerd, maar ook op de gesprekken die zijn gevoerd met staf en studenten tijdens het bezoek. Voorts is door de opleiding veel aanvullend informatiemateriaal in allerlei vormen aangeleverd. Hiervan is door de commissie met zeer veel belangstelling en in detail kennisgenomen. Als voorzitter van de visitatiecommissie dank ik de opleiding voor hun gedegen voorbereiding, voor het aangeleverde informatiemateriaal en voor de openhartige en goed georganiseerde gesprekken. Ik dank de leden van de commissie voor hun grote betrokkenheid en de goede samenwerking. Elk lid heeft vanuit zijn eigen perspectief, ervaring en achtergrond bijgedragen aan de visitatie en aan de totstandkoming van dit rapport. Bij deze zeer interdisciplinair samengestelde commissie was dat een inspirerende ervaring. Het studentlid van de commissie kenschetste deze ervaring als: ‘liberal arts in de praktijk’. De commissie hoopt dat dit rapport bijdraagt aan een zinvol (zelf )beeld van de betrokken opleiding en een stimulerende rol vervult in de cyclus van kwaliteitszorg. Prof. Dr. M.C. van der Wende
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
10
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie Liberal arts & sciences (hierna: de commissie) verslag uit van haar bevindingen ten aanzien van de door haar beoordeelde opleiding Liberal arts & sciences van de Universiteit Utrecht. Deze opleiding is getoetst aan het beoordelingskader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Het bezoek vond plaats op 14 november 2006. De commissie heeft ook twee brede bacheloropleidingen van de Universiteit van Amsterdam, de opleiding Bèta-Gamma en de opleiding Gedrag en samenleving, gevisiteerd. Het betrof echter geen vergelijkende visitatie vanwege het uiteenlopende karakter van de betreffende opleidingen en de wijze waarop invulling is gegeven aan het begrip academische gemeenschap en de interdisciplinaire benadering. Elke opleiding is afzonderlijk beoordeeld en ontvangt daarom een eigen beoordelingsrapport. Dit rapport bestaat uit de volgende delen: • •
Algemeen deel (I): dit deel bevat een korte uiteenzetting over het concept van Liberal arts & sciences en beschrijft de visitatiecommissie, haar werkwijze en het gehanteerde referentiekader. Opleidingsdeel (II): dit deel bevat het rapport over de gevisiteerde bacheloropleiding Liberal arts & sciences van de Universiteit Utrecht.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
11
12
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
2.
Het concept van Liberal arts & sciences
‘Liberal arts’ is een van oorsprong klassiek Europees onderwijsconcept, waarvan bij de stichting van de eerste Nederlandse universiteiten (eind 16de eeuw) uit werd gegaan. Dat wil zeggen dat studenten eerst een brede opleiding in de artes liberales volgden en zich vervolgens specialiseerden in bijvoorbeeld de rechtsgeleerdheid of geneeskunde. Daarna werden universitaire studies in eerdere fase meer specialistisch, wat wil zeggen meer gericht op een specifieke discipline of beroep. Hoewel onze moderne samenleving steeds meer gekenmerkt wordt door verregaande specialisatie, gedreven door ontwikkelingen in de sciences en de technologische spin-off daarvan, is er tegelijkertijd behoefte aan mensen die kennis baseren op een brede maatschappelijke en culturele interesse. Bij liberal arts & sciences staat een kritisch-rationele reflectie centraal om zodoende tot principiële oordelen te kunnen komen over dat wat zich persoonlijk, maatschappelijk en wetenschappelijk/technisch aan ons voor doet. Daarmee is liberal arts & sciences in principe een interdisciplinaire studie, waarin vanuit onderscheiden wetenschappelijke, maar ook persoonlijke invalshoeken een probleem of probleemcomplex kan worden beoordeeld. Het aanleren van centrale vaardigheden als argumenteren, het analyseren van verschillende maatschappelijke of wetenschappelijke stellingnamen en het ontwikkelen van een probleemoplossend vermogen vindt expliciet plaats in het kader van een sociale en intellectuele community. In de Verenigde Staten is de liberal arts traditie tot op heden blijven bestaan als geïntegreerd onderdeel van topuniversiteiten zoals Harvard, Princeton en Berkeley of als separate, zeer gerenommeerde, colleges op bijvoorbeeld het Wellesley College. In landen die zich naar het Angelsaksische hoger onderwijsmodel richten, zoals in Zuid-Oost Azie, bestaan dergelijke colleges ook. In Duitsland is het European College of Liberal Arts op deze leest geschoeid. Recent heeft de meest vermaarde universiteit in Australië, de Melbourne University, besloten het gehele bacheloronderwijs volgens het liberal arts & sciences-concept in te richten. Het concept kent internationaal dus een duidelijke plek in het hoger onderwijs, zij het dat sprake is van een steeds verdere conceptualisering daarvan.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
13
14
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
3.
Samenstelling en taak commissie
De samenstelling van de commisie is mede tot stand gekomen op basis van suggesties uit de beide betrokken universiteiten. De samenstelling is vervolgens in conceptvorm voorgelegd aan de hiervoor genoemde opleidingen en de betrokken faculteitsbesturen, teneinde hen in de gelegenheid te stellen bezwaren aan te tekenen, een en ander conform C.2.2.1 van het QANUkader. Van deze mogelijkheid is geen gebruikgemaakt. Vervolgens is de commissie door het QANU-bestuur ingesteld. De visitatiecommissie Liberal arts & sciences bestond uit de volgende personen: • • • • • • •
Prof. dr. M.C. van der Wende, hoogleraar Onderwijskunde bij het Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit Amsterdam en hoogleraar Bestuurskunde bij de Universiteit Twente; Prof. dr. G.A. Kohnstamm, emeritus hoogleraar Ontwikkelingspsychologie, Rijksuniversiteit Leiden; Prof. dr. A. Klamer, hoogleraar Culturele Economie aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam; Prof. dr. N. de Groot, hoogleraar expirimentele natuurkunde aan Faculteit der Natuurwetenschappen Wiskunde en Informatica, Radboud Universiteit Nijmegen; Dr. P.J. Hamersma, opleidingsdirecteur Technische Universiteit Delft en Bologna promotor; Prof. dr. A.J. Vanderjagt, bijzonder hoogleraar Ideeëngeschiedenis bij de Vakgroep Geschiedenis van de Filosofie, Rijksuniversiteit Groningen; C. Thomas BA, studentlid, masteropleiding aan het University College Londen;
Als secretaris van de commissie fungeerde mr. T. Vis (TriasNet Consultants, aangezocht door QANU). In bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. De commissieleden en de secretaris hebben in een onafhankelijkheidsverklaring kenbaar gemaakt een volkomen onafhankelijke positie ten opzichte van de te visiteren opleiding in te kunnen nemen en vrij te zijn van elke denkbare verstrengeling van belangen. De taak van de commissie was om, op basis van de door de faculteit aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het QANU-kader van februari 2004; 2. vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit; 3. de aspecten van de opleiding te identificeren, die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
15
16
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
4.
Werkwijze commissie
De commissie is op 13 november 2006 door de directeur van QANU, mr. C.J. Peels geïnstalleerd. Na de installatievergadering is het formele instellingsbesluit vanuit QANU verspreid onder de daarvoor in aanmerking komende instanties (Colleges van Bestuur, faculteitsbesturen, NVAO, VSNU, Ministerie van OC&W, etc). Aansluitend aan de installatievergadering heeft de commissie het visitatiebezoek voorbereid op basis van de studiegids, de zelfstudie van de opleiding, de analyse daarvan en de van tevoren opgevraagde aanvullende informatie. De bevindingen zijn gehanteerd bij de gesprekken en de verdere oordeelsvorming van de commissie. De commissie maakte in deze voorbereidingsvergadering afspraken over een verdeling in aandachtsgebieden binnen de commissie. Dit betekende overigens niet dat de leden zich in hun oordeelsvorming tot de hen toebedeelde aandachtsgebieden beperkten. Tevens is tijdens deze vergadering besloten het referentiekader, opgesteld door onder meer de betrokken opleiding, aan te houden. Dit gebeurde onder aanpassing van de kwalificatie dat van afgestudeerden mag worden verwacht dat zij beschikken over maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De commissie heeft deze aanpassing, vanwege het beschikbare tijdsbestek, bij de aanvang van het visitatiebezoek aan de opleiding voorgelegd (zie hoofdstuk 5). Ten slotte werd aan de commissieleden, voorafgaande aan het bezoek, toegang verschaft tot de website en digitale leeromgeving van de opleiding. Het visitatiebezoek duurde één dag en verliep volgens het als bijlage B bijgevoegde programma. Tijdens het eigenlijke bezoek zijn gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen, zoals de opstellers van de zelfstudie, docenten, de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg (studenten apart), de leden van de opleidingscommissie (studenten apart), studenten uit de onderscheiden cohorten, vertegenwoordigers van de examencommissie, studieadviseur, hoofdrichtingadviseur, onderwijs/-curriculumcoördinatoren en opleidingsmanagement. Bovendien werd door de commissie allerlei ter tafel liggend informatiemateriaal geraadpleegd, zoals vakkenroosters, onderwijsliteratuur, tentamenopgaven, richtlijnen en regelingen voor stages en scripties, evaluatieverslagen van het onderwijs, gids kwaliteitszorg, notulen van de opleidingscommissie en examencommissie en beleidsstukken. Tijdens elk bezoek bestond de van tevoren breed aangekondigde mogelijkheid voor een spreekuur om zowel studenten als docenten de gelegenheid te geven om een specifiek punt in een persoonlijk gesprek onder de aandacht van de commissie te brengen. Hiervan is geen gebruikgemaakt. Direct na afronding van de visitatiegesprekken heeft de commissie haar voorlopige oordeel over de opleiding geformuleerd, dat vervolgens bij monde van de voorzitter voor een breed gehoor aan de faculteit en opleiding werd gepresenteerd. Na opstelling van de conceptopleidingsrapportage door de secretaris heeft de commissie de tekst daarvan besproken. Na vaststelling is de rapportage in het kader van de hoor- en wederhoorprocedure aangeboden aan het betrokken faculteitsbestuur. Ten slotte is, na bespreking van de ontvangen reacties en voorzover nodig bijstelling van de tekst, het integrale eindrapport vastgesteld op 13 april 2007.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
17
18
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
5.
Beoordeling en referentiekader
5.1.
Beoordeling
De opleiding is in de eerste plaats getoetst aan de criteria van de NVAO, de zogenaamde ‘21 facetten-lijst’. Deze 21 facetten zijn samengenomen in zes onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
doelstellingen; programma; personeel; voorzieningen; kwaliteitszorg; resultaten.
Voor elk van deze zes onderwerpen geeft de commissie een samenvattend oordeel, waarbij volgens de regels van de NVAO de tweedeling voldoende/onvoldoende is gehanteerd. Op het niveau van de 21 facetten is differentiatie in de oordelen aangebracht, met behulp van een vierpuntsschaal: Excellent: Goed: Voldoende: Onvoldoende:
‘Best practice’, kan (inter)nationaal als voorbeeld dienen. De kwaliteit stijgt uit boven de basiseisen. Voldoet aan de basiseisen van het facet; datgene wat van een universitaire wetenschappelijke opleiding verwacht mag worden. Voldoet niet aan de basiseisen van het facet.
In de opleidingsrapporten wordt bij elk facet kort aangegeven op welke gegevens de commissie zich baseert en tot welk oordeel de commissie is gekomen. Daarbij is gebruikgemaakt van beschikbare documenten, waaronder vooral de zelfstudies, en aanvullende informatie op grond van de gevoerde gesprekken. De commissie heeft tevens als taak de aspecten van de opleiding te identificeren welke naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. Daarom komen in het opleidingsrapport ook opmerkingen, kanttekeningen of aanbevelingen voor, die niet alleen een rol spelen bij de onderbouwing van het oordeel en de score per facet, maar ook aangeven op welke aspecten verbetering mogelijk zou zijn. Het geven van suggesties tot verbetering impliceert dus niet dat de opleiding op dit moment op dat facet noodzakelijk onvoldoende scoort. In haar afweging heeft de commissie waar nodig ook rekening gehouden met de gehele context en het ontwikkelingsstadium van de opleiding. Daarbij is steeds zorgvuldig afgewogen of eventuele verbeterpunten qua aantal of gewicht de basiskwaliteit van een facet niet aantasten. De commissie benadrukt in dit verband, dat vooral het gegeven dat de opleiding nog maar recent van start is gegaan en zich nog in een ontwikkelfase bevindt in de beoordeling tot uitdrukking is gebracht. Dit heeft geresulteerd in een voldoende score op het merendeel van de facetten. De commissie drukt met deze score uit dat de opleiding voldoet aan datgene dat van een universiteit in Nederland mag worden verwacht. In een enkel geval is op basis van specifieke argumenten de score ‘goed’ toegekend (facet 16).
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
19
5.2. Referentiekader Samenhangend met het voorgaande is beoordeeld in hoeverre de eindtermen van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde kwalificaties van een bachelor, zoals overeengekomen in de zogenaamde Dublin-descriptoren. De betrokken opleidingen hebben hiervoor een conceptreferentiekader aangereikt, dat door de commissie − na aanpassing op een enkel onderdeel − in overleg met de opleiding is vastgesteld in termen van een ‘domeinspecifiek referentiekader’. De commissie beoordeelde in haar voorbereidingsvergadering het eerder bedoeld gezamenlijk referentiekader als te ambitieus in relatie tot formulering van de descriptoren. Zij heeft bij haar herformulering vooral de verwachtingen met betrekking tot de aanwezigheid van interdisciplinaire competenties beperkt tot die voor de opleiding relevante disciplines (eindterm 1c en 1d). De vormende kwalificatie dat ‘de afgestudeerde beschikt over maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef ’ heeft de commissie vooral bezien en omschreven in het perspectief van het vermogen tot reflectie op de eigen plaats in de samenleving en in de beroepspraktijk. Zij beschouwt dit als een van de kernaspecten van het liberal arts & sciences-concept. De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde doelstelling en de uitwerking daarvan in haar eindtermen aan het aldus opgestelde en hieronder weergegeven domeinspecifiek referentiekader getoetst. Dit kader bevat ook een uiteenzetting van de betrokken opleiding over de eisen van (internationale) vakgenoten en het beroepenveld (deel B). De commissie merkt op dat het onderscheidende van de opleiding Liberal arts & sciences ten opzichte van andere bacheloropleidingen vooral tot uitdrukking wordt gebracht in de eindtermen 1 en 11. Deze eindtermen veronderstellen een brede bacheloropleiding waarvan alpha-, bèta- en gammaelementen onderdeel uitmaken. Tegelijkertijd wordt een visie verwacht op de samenhang van deze brede oriëntatie, zowel binnen het eigen algemene programma als met de verdiepende specialisatie. Als laatste geven deze eindtermen aan hoe interdisciplinariteit vorm krijgt in het denken en handelen van de individuele student. Het is van belang een visie op de noodzakelijke voorzieningen binnen de faculteit te geven om te vorm te kunnen geven aan het liberal arts & sciences concept. A.
Wat mag van een afgestudeerde van de bacheloropleidingen Liberal Arts & Sciences worden verwacht?
Van de afgestudeerden mag worden verwacht dat deze: 1. beschikken over interdisciplinaire competenties, dat wil zeggen dat zij: a. kunnen beoordelen welke disciplines een rol spelen bij de oplossing van complexe vraagstukken; b. kunnen beoordelen welke onderzoeksmethoden hiervoor het meest geschikt zijn; c. inhouden en onderzoeksmethoden uit de voor de opleiding relevante disciplines kun nen integreren; d. een metastandpunt kunnen innemen ten aanzien van de relevante disciplines. 2. kennis hebben van en inzicht in de voornaamste theorieën en methodologische grondslagen van de gekozen specialisatie; 3. basiservaring hebben met de werkwijze van onderzoekers in de gekozen specialisatie;
20
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
4. weten welke fenomenen worden bestudeerd in de verschillende disciplines, die aan de orde komen in de opleiding en welke onderzoeksmethoden en theorieën daarbij worden gebruikt; 5. beschikken over sociale en communicatieve vaardigheden om te kunnen werken in teamverband; 6. in staat zijn zich redelijk snel het vocabulaire eigen te maken van een nieuwe discipline; 7. in staat zijn wetenschappelijk vocabulaire te ‘vertalen’ voor niet-specialisten; 8. beschikken over algemene denk- en redeneervaardigheden, die hen in staat stellen deel te nemen aan het wetenschappelijke en publieke debat; 9. zich zowel mondeling als schriftelijk goed kunnen uitdrukken op academisch niveau; 10. zelfstandig en doelgericht kunnen werken, kritisch kunnen reflecteren op het eigen handelen en in staat zijn doelen te stellen en keuzes te maken; 11. blijk geven van het vermogen tot ethische en maatschappelijke reflectie op de eigen plaats in samenleving en beroep. B.
Eisen van (internationale) vakgenoten en het beroepenveld
Zoals bekend is deze wijze van studeren in de Verenigde Staten zeer gebruikelijk. Wanneer we de verschillende liberal arts programma’s daar bekijken, valt op dat er grote verschillen zijn wat betreft de wijze waarop het onderwijsconcept (gewoonlijk met liberal education aangeduid) wordt geïmplementeerd. De ene opleiding legt de nadruk op het bestuderen van great books, terwijl de andere veel aandacht besteedt aan civic education. De ene heeft alleen disciplinaire majors, terwijl de andere ook interdisciplinaire programma’s aanbiedt. Deze verschillen zijn historisch te verklaren, maar maken het lastiger om, afgezien van de in de eerste paragraaf genoemde kenmerken, duidelijke benchmarks te definiëren. De implementatie van het liberal education-concept is afhankelijk van traditie en context. Binnen Europa zijn ook enkele interessante initiatieven. Door hun verscheidenheid is het ook hierdoor moeilijk op dit moment benchmarks te definiëren. In Nederland zijn er liberal artsopleidingen als onderdeel van grote onderzoeksuniversiteiten, zoals geclusterd in dit visitatieschema. Deze opleidingen maken gebruik van ‘aanschuifonderwijs’. Verder zijn er ‘zelfstandige’ liberal arts Colleges zoals het University College Utrecht, University College Maastricht en de Roosevelt Academy Middelburg. Voor Nederlandse opleidingen geldt dat zij in elk geval moeten voldoen aan de internationale normen zoals omschreven in de Dublin-descriptoren voor een bacheloropleiding. Daarnaast moeten zij rekening houden met de Nederlandse wetgeving op het gebied van hoger onderwijs, die bijvoorbeeld voorschrijft dat voor elk bachelorprogramma een vervolgopleiding op masterniveau beschikbaar moet zijn. Steeds vaker wordt geconstateerd dat in de huidige samenleving de problemen zo complex zijn dat deze alleen maar kunnen worden opgelost door de inbreng en integratie van verschillende disciplines. Er is steeds meer behoefte aan academici die over de grenzen van Zie voor een gangbare opvatting van liberal education de website van de American Association of Colleges & Universities (http://www.aacu.org/). Bruce A. Kimball, Orators & Philosophers. A History of the Idea of Liberal Education. New York, 1995. Sheldon Rothblatt, The Living Arts. Comparative and Historical Reflections on Liberal Education. Washington, 2003 (een AAC&U publicatie). Voorbeelden van Europese initiatieven: International University Bremen, Vesalius College Vrije Universiteit Brussel, St. Clare’s Oxford, Universität Luzern, Universität Erfurt.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
21
hun vakgebied kunnen kijken. Het ligt dus voor de hand om deze nieuwe, breed opgeleide, bachelors een interdisciplinaire oriëntatie mee te geven. Overigens wordt ook bij de liberal artsopleidingen in de VS steeds meer aandacht besteed aan de integratie van kennis uit verschillende vakgebieden, mede met het oog op de cohesie in de opleiding. Het afnemend veld Hoewel te verwachten valt dat over enige tijd bachelors de arbeidsmarkt zullen betreden, is het vooralsnog waarschijnlijk dat het afnemend veld in de eerste plaats bestaat uit de masteropleidingen, die de bachelors in aansluiting op hun gekozen specialisme zullen volgen. Verwacht mag worden dat breed opgeleide studenten interesse hebben in een brede range aan masteropleidingen in binnen- en buitenland en dat zij zelf ook de mogelijkheid creëren daar verder te studeren.
Commissie Rinnooy Kan, Advies inzake de invoering van een bachelor-master systeem in het Nederlandse hoger onderwijs, Uitgave Onderwijsraad, juni 2000. Zie ook: Wetenschap gewaardeerd! NWO-strategie 2007-2010. Veel expertise is te vinden bij de Association for Integrative Studies (http://units.muohio.edu/aisorg/).
22
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Bijlage bij het domeinspecifiek referentiekader visitatie Liberal arts & sciences: omschrijving niveau bachelors (Dublin-descriptoren) Kennis en inzicht
Toepassen kennis en inzicht
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Kwalificaties Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Eindkwalificatie 1, 2, 3
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
5, 6, 10
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
1, 3, 4
1, 4, 11
5, 7, 8, 9
23
24
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
25
26
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
1.
De bacheloropleiding Liberal arts & sciences aan de Universiteit Utrecht
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Liberal arts & sciences 50393 bachelor wo 180 EC Bachelor voltijd Utrecht 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht vond plaats op 14 november 2006. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De bacheloropleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut Liberal arts & sciences (LAS). Dit instituut valt met de onderwijsinstituten Wijsbegeerte en Cognitieve kunstmatige intelligentie onder de subfaculteit Wijsbegeerte, die onderdeel is van de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Het onderwijs en onderzoek van de faculteit is organisatorisch opgedeeld in de subfaculteiten Wijsbegeerte, Theologie en Letteren. Het onderwijsinstituut Liberal arts & sciences wordt bestuurd door een opleidingsbestuur dat universiteitsbreed is samengesteld. De dagelijkse gang van zaken van de opleiding is in handen van een opleidingsdirecteur, terwijl de vakdecaan Wijsbegeerte eindverantwoordelijk is voor de opleiding. De financiële administratie en de studentenadministratie worden verzorgd door de subfaculteit. Onderdelen van de subfaculteit leveren andere diensten zoals huisvesting en informatietechnologie. De opleiding heeft een universiteitsbrede karakter. Om de samenwerking met andere onderwijsinstituten van de Universiteit Utrecht te consolideren zijn afspraken gemaakt over onder andere de vergoedingen voor en de kwaliteitszorg van het onderwijs. Deze afspraken zijn in samenwerkingsovereenkomsten vastgelegd. 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De bacholoropleiding LAS is op 1 september 2004 van start gegaan. Zij verkeert nog in de opbouwfase. De opleiding is niet voortgekomen uit een ongedeelde opleiding. De opleiding valt onder hetzelfde CROHO-nummer als het University College Utrecht (UCU) en de Roosevelt Academy Middelburg. Formeel gesproken is sprake van één opleiding met drie locaties.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
27
1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De opleiding Liberal arts & sciences (LAS) van de Universiteit Utrecht is een universiteitsbrede Nederlandstalige bacheloropleiding, die is opgezet naar het model van de Amerikaanse ‘Liberal arts & sciences colleges’. Liberal arts & sciences is volgens de zelfstudie geen wetenschappelijke discipline, maar een onderwijsconcept dat studenten in staat stelt een specialisatie in een discipline te combineren met een universiteitsbreed general education-programma. De student kiest pas in een later stadium van de opleiding de gewenste specialisatie. De opleiding is vooral gericht op het ontwikkelen van een interdisciplinaire houding bij studenten. Het domein van de opleiding wordt door het opleidingsmanagement geschetst als breed. De opleiding heeft tot doel gemotiveerde studenten met een brede belangstelling: 1. de mogelijkheid te bieden hun talenten en interesses te onderzoeken en te ontwikkelen; 2. op te leiden tot kritische academici met een brede algemene ontwikkeling, goed ontwikkelde intellectuele en wetenschappelijke vaardigheden, maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en een interdisciplinaire attitude; 3. via een disciplinaire hoofdrichting voor te bereiden op een vervolg(opleiding) na de bachelorfase. De doelstellingen van de opleiding zijn geoperationaliseerd in de eindtermen zoals weergegeven in bijlage C van dit rapport. In de zelfstudie wordt de opleiding vergeleken met de in Nederland bestaande internationale colleges in Utrecht (UCU), Maastricht (UCM) en Middelburg (Roosevelt Academy). De opleiding beschouwt zichzelf vooral als een Nederlandstalige variant van de UCU. De verschillen zijn, volgens de zelfstudie, te constateren op het punt van organisatie (de UCU is zelfstandig en verzorgt zijn eigen onderwijs en studenten wonen op een campus) en van breedte (de majors op de UCU zijn breed van opzet, terwijl de LAS-studenten zich specialiseren in een discipline). Daarnaast is de UCU een selectief honoursprogramma, terwijl de bacheloropleiding LAS geen selectie aan de poort kent. De opleiding Taal- en cultuurstudies van de Universiteit Utrecht is volgens de zelfstudie enigszins vergelijkbaar, zij het dat deze opleiding zich beperkt tot de letteren en aanverwante wetenschapsgebieden. Dit geldt ook voor het Vesaliuscollege van de Vrije Universiteit te Brussel, dat zich beweegt op het terrein van de economie, bedrijfskunde en politicologie. De zelfstudie geeft aan dat deze verschillen zich ook in de Verenigde Staten voordoen tussen de zelfstandige Liberal arts colleges en de Liberal arts colleges die onderdeel zijn van een onderzoeksuniversiteit. De opleiding heeft bij haar opzet gebruikgemaakt van de ervaring die met deze vorm van undergraduate onderwijs is opgedaan bij onderzoeksuniversiteiten als Cornell, Harvard, Rutgers en Berkeley. De zelfstudie stelt verder dat de opleiding internationaal voor de ontwikkeling van haar programma informatie heeft ingewonnen bij de American Association of Colleges and Universities (AAC&U), die over veel deskundigheid 28
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
beschikt op het gebied van liberal arts & sciences. In de zelfstudie wordt opgemerkt dat, hoewel de opleiding voorziet in een maatschappelijke behoefte aan academisch interdisciplinair opgeleide mensen, de opleiding vooralsnog niet direct opleidt voor de arbeidsmarkt. Afgestudeerden zullen doorgaans pas na een vervolgopleiding op masterniveau de arbeidsmarkt betreden. Het is volgens de opleiding nog onduidelijk wat het bachelordiploma voor de arbeidsmarkt betekent, vooral omdat werkgevers nog niet vertrouwd zijn met het onderwijsconcept. Het opleidingsmanagement geeft aan naar wegen te zoeken om de opleiding onder de aandacht van het werkveld (overheid en bedrijfsleven) te brengen. Zij wijst in dit verband op de ervaringen met bestaande vergelijkbare bacheloropleidingen in het buitenland. Daaruit blijkt dat de mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor afgestudeerden heel divers zijn, zoals startfuncties op het gebied van voorlichting en communicatie in het bedrijfsleven en bij de overheid. Zij voegt daar aan toe dat de arbeidsmarkt in Nederland nog niet is ingesteld op dit type afgestudeerden. Oordeel De commissie heeft met grote interesse kennis genomen van het onderwijsconcept van liberal arts & sciences. Zij stelt vast dat het hier een brede bacheloropleiding betreft, waarbij de nadruk ligt op de keuzevrijheid van de student om het eigen studiepad te bepalen. Hierdoor ontstaat een breed spectrum aan disciplines, waarop de student zich kan oriënteren. De opleiding heeft de commissie tijdens het visitatiebezoek beargumenteerd aangegeven, dat de opleiding zich vanwege haar specifieke karakter en interdisciplinaire benadering niet beperkt tot een enkel domein of discipline. Deze opvatting wordt volgens de commissie ook ondersteund door de in de zelfstudie opgenomen vergelijking. De commissie meent dat sprake is van adequaat uitgewerkte eindtermen, die in voldoende mate overeenkomen met het referentiekader van de commissie. Wel is zij van oordeel dat − wil er sprake zijn van een meerwaarde van de liberal arts & sciences als onderwijsconcept − de opleiding in de eindtermen ook de vormende waarde van het concept meer dan nu het geval is tot uitdrukking dient te brengen. De commissie wijst hierbij op de vergelijking, waarin het ontwikkelen van kritisch en verantwoordelijk burgerschap − zoals beschreven in het algemeen deel van dit rapport − als een belangrijk aspect van dit concept wordt genoemd. De commissie heeft er overigens begrip voor dat vanwege de recente start van de opleiding het relevante beroepenveld bij het opstellen van de eindtermen nog niet is betrokken. Zij heeft er kennis van genomen dat de opleiding hiertoe initiatieven ontwikkelt. De commissie vindt een systematisch contact met potentiële werkgevers wenselijk en geeft de opleiding nadrukkelijk in overweging op dit punt de vinger aan de pols te houden. Zij stelt met de opleiding vast dat het nog te vroeg is om voor de opleiding een specifiek beroepenveld te definiëren. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
29
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving De zelfstudie bevat een overzicht van de eindtermen van de opleiding en de aansluiting daarvan bij de beschrijving van de Dublin-descriptoren. De commissie heeft dit overzicht als volgt samengevat. Dublin-descriptoren Kennis en inzicht Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden
Eindtermen van de opleiding 1 en 3 6, 7 en 9 2, 4, 6 en 7 5, 7, 8 en 11 5, 8, 9, 10 en 11
Oordeel De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties van de opleiding getoetst aan de beschrijving van de bachelorkwalificaties in de Dublin-descriptoren. Zij concludeert dat de eindtermen van de opleiding zijn te koppelen aan één of meerdere van deze Dublin-descriptoren. Op grond hiervan stelt de commissie vast dat in termen van eindkwalificaties het niveau van de opleiding correspondeert met het niveau van een afgestudeerde bachelor. De commissie voegt hieraan nog toe, dat zij meent dat de opleiding in haar eindtermen wat betreft de interdisciplinariteit ten opzichte van de beschrijving van de Dublin-descriptoren een wel erg hoog ambitieniveau nastreeft. Dit komt volgens de commissie vooral tot uitdrukking in de brede definiëring van de wetenschapsgebieden ofwel disciplines, waarin de student kennis en inzicht (met name eindtermen 1 en 3) moet verkrijgen. Zij geeft de opleiding in overweging de eindtermen op dit punt zodanig aan te passen dat de vereiste kennis en inzichten worden beperkt tot de voor de opleiding van de student relevante disciplines. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De opleiding leidt studenten op om na voltooiing van hun opleiding te voldoen aan de eisen, die door de wetenschappelijke disciplines en multidisciplinaire vakgebieden worden gesteld voor een 30
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
vervolgstudie op masterniveau. Afgestudeerde bachelorstudenten kunnen, volgens de zelfstudie, vanuit meerdere disciplinaire invalshoeken een metastandpunt innemen en vervolgens de verschillende disciplines integreren. In de hoofdrichting verwerven zij kennis en vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en worden zij geacht zelfstandig onderzoek te verrichten. Door de combinatie van een disciplinaire hoofdrichting en een general education-programma waarin studenten worden gestimuleerd concepten en benaderingen uit de verschillende disciplines en vakgebieden met elkaar te verbinden, moeten, volgens de opleiding, de afgestudeerde bachelors in staat worden geacht een masteropleiding te volgen die aansluit op de hoofdrichting. De met de onderscheiden onderwijsinstituten afgesloten samenwerkingsovereenkomsten bieden een voldoende garantie. Door studenten gekozen programma’s die geen toegang bieden tot een vervolgmaster worden door de examencommissie niet goedgekeurd. Oordeel De commissie is van oordeel dat uit de doelstelling en de eindtermen voldoende blijkt (zie ook F1 en F2) dat het gaat om een wetenschappelijke opleiding. De commissie baseert haar oordeel op de eindtermen (vooral de eindtermen 1, 7, 8 en 9) en op de wijze waarop de academische vorming en vaardigheden in de opleiding zijn vormgeven. Dit blijkt onder andere uit met de desbetreffende onderwijsinstituten overeengekomen garanties met betrekking tot het volgen van de hoofdrichting. Verder is de commissie van oordeel dat op dit moment, door middel van de samenwerkingsovereenkomsten, tevens de doorstroom naar een masteropleiding voldoende is gegarandeerd. Gelet op de recente start van de opleiding kan eerst in het studiejaar 2007-2008 worden nagegaan of van een adequate doorstroom daadwerkelijk sprake is. Wel merkt de commissie hierbij op dat de opleiding zich, volgens haarzelf, vooral richt op vervolgmasteropleidingen binnen de Universiteit Utrecht en nog weinig actief op mogelijke masteropleidingen aan andere universiteiten. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ’Doelstellingen opleiding’. Voor de bacheloropleiding Liberal arts & sciences luidt dat oordeel voldoende. 1.2.2. Programma Beschrijving van het programma De uitgangspunten van de onderwijsstructuur zijn vastgelegd in de Richtlijn bachelor-master van de Universiteit Utrecht. Hieraan zijn alle opleidingen in planvorm door een universitaire commissie getoetst. Het programma van de opleiding bestaat uit: • • •
een general education-programma van 10 cursussen (75 EC); een hoofdrichting van ten minste 8 cursussen (60 EC); een profileringsruimte van 6 cursussen (45 EC).
Van het general education-programma zijn een introductiecursus aan het begin van het eerste jaar en drie integratieve seminars verplicht (30 EC). Met ingang van het cursusjaar 2006-2007 QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
31
is de verplichte cursus ‘De Schrijfacademie’ opgezet als begin van een leerlijn die studenten moet stimuleren een interdisciplinaire attitude te ontwikkelen. Deze interdisciplinaire leerlijn wordt volgens de opleiding verder doorgezet in de cursus ‘Globalisering’ (eerste jaar) en in de cursus ‘De Denkacademie’ (tweede jaar). Sluitstuk is het interdisciplinaire werkstuk aan het eind van het derde jaar. De overige zes cursussen (45 EC) kiezen de studenten uit het, door de opleiding geselecteerde, universiteitsbrede aanbod. Dit betekent 15 EC uit elk van de inhoudelijk het verst van de gekozen hoofdrichting liggende gebieden A (alfa), B (bèta) en C (gamma) en 15 EC uit gebied D (analytisch denken en redeneren). Tot deze laatste categorie behoort onder andere het keuzevak ‘De onderzoeker als adviseur’, wat gericht is op onder meer het verwerven van inzicht in theorieën en vaardigheden/technieken, welke van belang zijn bij het verrichten van onderzoek voor opdrachtgevers. Criterium voor selectie van het cursusaanbod is de mate waarin de cursus bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen van Liberal arts & sciences. Uit een overzicht van de in het eerste cursusjaar door LAS-studenten gekozen cursussen blijkt dat de belangstelling van de studenten zeer divers is. Nadat de student zich in het eerste jaar heeft kunnen oriënteren, kiest deze aan het eind van het eerste studiejaar een hoofdrichting. De zelfstudie bevat een overzicht uit welke Utrechtse opleidingen een hoofdrichting kan worden samengesteld. De commissie stelt op grond van de verstrekte aanvullende informatie vast, dat de keuze van de studenten in de praktijk een breed spectrum van hoofdrichtingen laat zien. In de profileringsruimte zijn zes cursussen vrij te kiezen uit de universitaire onderwijscatalogus. De student kan er ook voor kiezen om binnen deze profileringsruimte vakken te volgen uit het cursusaanbod van andere universiteiten, zowel nationaal als internationaal. De profileringsruimte kan daarnaast gebruikt worden om de gekozen hoofdrichting uit te breiden. Dit kan van belang zijn voor de masteropleiding die de student in aansluiting wil volgen. Een andere mogelijkheid is het volgen van een minor. Een minor is een samenhangend aantal cursussen van minimaal 30 studiepunten, dat door een onderwijsinstituut is erkend. Het totale bachelorprogramma moet minimaal zes cursussen (45 EC) op niveau drie bevatten, waarvan er drie deel moeten uitmaken van de hoofdrichting. Elke programma omvat ook een bachelorscriptie van ten minste 7,5 EC. In de meeste gevallen is deze scriptie onderdeel van het hoofdrichtingprogramma. Indien een scriptie niet is vereist, kan de student ervoor kiezen de scriptie in het verlengde van een minor te schrijven. De scriptie mag vervangen worden door een afsluitend bachelorproject van andere aard (zoals bijvoorbeeld het bachelorproject bij Informatica of het leeronderzoek bij Wijsbegeerte). Het programma van de opleiding en het overzicht van de te kiezen hoofdrichtingen is opgenomen in bijlage D van dit rapport.
32
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving De LAS-studenten volgen in de opleiding voor 80% colleges bij andere opleidingen van de Universiteit Utrecht. Het onderwijs in de betrokken onderwijsinstituten wordt verzorgd door docenten die over het algemeen naast de onderwijstaak ook een onderzoekstaak hebben. Zij zijn volgens de opleiding veelal lid van een onderzoeksschool en participeren in een van de facultaire onderzoeksprogramma’s. Bij de Faculteit Geesteswetenschappen heeft volgens de zelfstudie 70% van de docenten naast de onderwijstaak ook een onderzoekstaak. De opleiding stelt zich op het standpunt dat − gegeven haar samenwerking met opleidingen die intern zijn gecertificeerd en extern geaccrediteerd − studenten vanaf het eerste jaar onderwijs ontvangen van gezichtsbepalende onderzoekers. Het eigen Liberal arts & sciences onderwijs wordt volgens de opleiding verzorgd door docenten die naast de onderwijstaak ook een onderzoekstaak hebben. De kennis en vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek worden volgens de zelfstudie voor een belangrijk deel aangeleerd in de hoofdrichting, waar studenten worden getoetst op hun vermogen om zelfstandig een beperkt onderzoek uit te voeren. Ook in de general education-cursussen − vooral in de seminars ‘Globalisering’ en ‘De Denkacademie’ − wordt volgens de zelfstudie nadrukkelijk aandacht besteed aan de ontwikkeling van academische vaardigheden en in het bijzonder aan onderzoeksmethoden in de verschillende disciplines. De opleiding wordt afgesloten met een individuele bachelorthesis in de hoofdrichting, waarin zelfstandig een beperkt wetenschappelijk onderzoek wordt opgezet en uitgevoerd. Het general education-programma wordt afgesloten met een interdisciplinair werkstuk. In dit werkstuk toont de student aan in staat te zijn een interdisciplinair onderzoek op te zetten, uit te voeren en te evalueren. Dit werkstuk wordt gemaakt met een medestudent, die een andere hoofdrichting heeft gekozen. De benaderingswijzen van de verschillende wetenschapsgebieden komen volgens de opleiding ook aan de orde in de reflectieopdrachten, die studenten gedurende hun studie uitvoeren. Zij beschrijven hierin fenomenen, methoden, technieken en theorieën die zij zijn tegengekomen in het door hen gevolgde onderwijs en trachten deze te verklaren. De aansluiting bij de actualiteit binnen het betreffende wetenschapsgebied wordt, aldus de zelfstudie, gewaarborgd door cursussen in het general education-onderwijsaanbod op te nemen, die betrekking hebben op de actualiteit. Door middel van gastdocenten worden, steeds vanuit het eigen specialisme, actuele onderwerpen besproken in onder meer de seminars. Tussen het programma van de opleiding en de actuele arbeidsmarkt is (nog) geen verband, aangezien de arbeidsmarkt zich nog niet op dit type afgestudeerden heeft ingesteld (zie onder facet 1). Oordeel De commissie heeft uit de toelichting van het opleidingsmanagement tijdens het visitatiebeQANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
33
zoek begrepen dat het methoden- en techniekenonderwijs vooral verbonden is met het onderwijsaanbod in de hoofdrichting. De aansluiting op ten minste één vervolgmaster biedt, naar de opvatting van de opleiding, voldoende garantie voor het wetenschappelijk niveau van de bacheloropleiding. De commissie heeft uit de gesprekken met de studenten afgeleid dat in de hoofdrichting sprake is van een voldoende onderwijsaanbod op het gebied van methoden en technieken. In het eigen general education-onderwijsdeel ligt de nadruk vooral op de ontwikkeling van academische vaardigheden en van een interdisciplinaire attitude. De omvang daarvan bedraagt over de verschillende programmaonderdelen slechts 30 EC. Het zwaartepunt hiervan ligt in de cursus ‘De Denkacademie’ en in de twee verplichte keuzevakken in de categorie analytisch denken en redeneren (categorie D), zoals het interdisciplinaire keuzevak ‘De onderzoeker als adviseur’. De commissie heeft uit de door de opleiding verstrekte toelichting een goed beeld gekregen van de wijze waarop het verwerven van kennis van en vaardigheden in het verrichten van onderzoek in het programma zijn verweven. Wel vraagt zij zich af hoe deze omvang zich verhoudt tot de ambitieus geformuleerde doelstelling van de opleiding. De commissie komt mede op grond van de door de opleiding verstrekte informatie en uit de gesprekken met de studenten en docenten tot het oordeel dat de kennisontwikkeling bij studenten plaatsvindt in interactie tussen het onderwijs en onderzoek. In haar oordeel weegt mee dat de opleiding erin is geslaagd daartoe sluitende afspraken met de onderscheiden onderwijsinstituten te maken. Hierdoor heeft de LAS-student de mogelijkheid een programma samen te stellen dat uitzicht biedt op een vervolgstudie in een, door het instituut aangeboden, masteropleiding. De commissie meent op basis van het beschikbare materiaal dat in alle studiejaren van de opleiding voldoende aandacht wordt (en zal worden) besteed aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. Wel overweegt zij daarbij dat de onderzoekscomponent in het programma − mede gelet op de ambitieuze doelstellingen van het programma − enige versterking behoeft, bijvoorbeeld door het onderzoek van de eigen docenten, meer dan nu het geval is, in het onderwijsprogramma tot uitdrukking te laten komen. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving De doelstellingen van het LAS-programma zijn weergegeven onder facet 1. De opleiding geeft aan dat de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma wordt gewaarborgd door afspraken. Dit blijkt uit de onderwijs- en examenregeling, samenwerkingsovereenkomsten en procedures, zoals toetsing van individuele onderwijsprogramma’s, de toezichthoudende rol van het opleidingsbestuur en de kwaliteitsbewakende rol van de opleidingscommissie. De zelfstudie bevat als bijlage een overzicht van leerlijnen met uitgesplitst de daarvan afgeleide leerdoelen per studiejaar en de daarbij behorende eindtermen. De opleiding onderscheidt 34
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
de leerlijnen methodologie, interdisciplinariteit, vakinhoud ten aanzien van de eigen hoofdrichting, communicatieve vaardigheden, informatieverwerking en management. De zelfstudie beschrijft daarbij welke eindtermen in het general education-programma en welke in de hoofdrichting aan de orde komen. Oordeel De commissie heeft het bovengenoemde overzicht uit de zelfstudie bestudeerd en is van oordeel dat de opleiding adequaat aangeeft op welke wijze de eindtermen zijn vertaald in leerlijnen en daarmee samenhangende leerdoelen. In de studiegids zijn bij alle cursussen leerdoelen vermeld. Het programma vormt, naar haar oordeel, een voldoende concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De commissie meent dat de opzet en de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Wel tekent zij daarbij aan, dat het nog de vraag is of de doelstelling met betrekking tot de interdisciplinariteit door de opleiding niet al te ambitieus is, gegeven de, naar haar oordeel beperkte, programmatische invulling daarvan met 30 EC (zie ook facet 4). Het is nog onduidelijk of de beoogde meerwaarde hierdoor kan worden bereikt. De commissie meent echter dat het nog te vroeg is om daar een definitief oordeel over te geven. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving De zelfstudie bevat een beschrijving van de samenhang binnen het brede programmaonderdeel general education en binnen de hoofdrichting (verdieping). De samenhang van de hoofdrichting wordt gewaarborgd, doordat een bepaalde discipline soms rond een bepaald thema wordt georganiseerd en de cursussen qua kennis en academische vaardigheden zijn opgebouwd in drie niveaus. Het general education-programma vertoont, wat het verplichte gedeelte betreft, aan de hand van leerlijnen een opbouw naar niveau over de drie studiejaren (zie facet 5). Door middel van reflectie-essays wordt getoetst of hiervan in de praktijk sprake is. Dit geldt in het bijzonder voor het ontwikkelen van interdisciplinaire denkvaardigheid. Zo is met ingang van het studiejaar 2006-2007 de cursus ‘De schrijfacademie’ opgezet als begin van een leerlijn, die studenten moet stimuleren een interdisciplinaire attitude te ontwikkelen. Deze interdisciplinaire leerlijn wordt verder voortgezet in de cursussen ‘Globalisering’ en ‘De Denkacademie’ en mondt uit in een interdisciplinair werkstuk. De opleiding geeft aan dat in het keuzedeel van het general education-programma het risico bestaat dat studenten dit programmaonderdeel als onsamenhangend ervaren. Deze samenhang binnen en tussen de verschillende programmaonderdelen is volgens de opleiding voor de studenten niet vanzelfsprekend. De opleiding geeft aan dat hiertoe wellicht verschillende oplossingen mogelijk zijn (bijvoorbeeld honours-cursussen), waarbij het duidelijk is dat samenhang moet ontstaan in het hoofd van de studenten. De opleiding stimuleert dit leerproces, zonder een bepaalde samenhang als de enig juiste te propageren, aldus de zelfstudie. De opleiding heeft daartoe leerlijnen en werkvormen ontwikkeld die het integratief leren bij de studenten QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
35
moeten stimuleren. De synthese tussen hoofdrichting en general education vindt, volgens de opleiding, uiteindelijk ook plaats in het hoofd van de student zelf. Door reflectie op de inhoud en methoden en door het creëren van metaperspectieven via reflectieopdrachten, worden studenten in staat gesteld zelf samenhang tussen de verschillende programmaonderdelen te ontdekken en/of aan te brengen. Oordeel Kenmerkend voor de opleiding is dat studenten, binnen gestelde randvoorwaarden, hun eigen programma kunnen samenstellen. Hiernaast stelt de combinatie van breedte en diepgang in het programma specifieke eisen aan de programmatische samenhang. De opleiding heeft − vooral op basis van de verstrekte toelichting in de gesprekken − naar het oordeel van de commissie de samenhang in het eigen programma voldoende gemotiveerd. Dit geldt vooral voor de opbouw in leerlijnen en niveau. Deze samenhang komt volgens de commissie vooral tot uitdrukking in de seminars, waarin interdisciplinaire denkvaardigheid wordt aangebracht. De commissie deelt de opvatting van de opleiding dat de synthese en samenhang tussen wat de hoofdrichting aan kennis en inzicht biedt en het general education-programma, door de student zelf veroverd moet worden in eigen en zelfstandige denkprocessen. Het concept van interdisciplinariteit veronderstelt volgens haar echter ook, dat de opleiding de student systematisch helpt om voldoende aanknopingspunten te vinden voor die zelf te veroveren samenhang en integratie. In de opvatting van de commissie brengt het concept van interdisciplinariteit met zich mee dat studenten actief en passief verbindingen leren leggen tussen de verschillende perspectieven op een bepaald thema. De opleiding is zich ervan bewust dat zij dit proces nog verder vorm dient te geven en heeft, volgens de commissie, aandacht voor de wijze waarop studenten zelf deze samenhang kunnen ontdekken, dan wel aanbrengen door onder meer het opstellen van reflectie-essays. De commissie is wel van oordeel dat het instrumentarium en de systematiek van monitoring en vooral toetsing van de ontplooiing van deze interdisciplinaire vaardigheden verder door de opleiding moet worden ontwikkeld. De commissie wil de opleiding aanmoedigen tot verdere kennisopbouw over dit proces, door middel van eigen studie, onderzoek en monitoring in overleg met opleidingen en collega’s in binnen- en buitenland. Op grond van de informatie uit de zelfstudie en de mondelinge toelichting tijdens het visitatiebezoek meent de commissie dat studenten, gegeven de specifieke programmatische kenmerken van de opleiding, een redelijk samenhangend studieprogramma kunnen volgen. Zij overweegt daarbij dat het voor de opleiding een moeilijke opgave is deze samenhang te bewerkstelligen nu een groot deel van het onderwijs wordt verzorgd door andere faculteiten. De opleiding is zich ervan bewust dat verdere versterking van deze samenhang een continue monitoring en evaluatie nodig heeft. Aanbeveling De commissie geeft de opleiding in overweging, mede ter versterking van de samenhang in het programma, in overleg met de onderscheiden onderwijsinstituten meer eigen onderwijsaanbod te verzorgen, bijvoorbeeld in de vrije ruimte. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende.
36
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving De zelfstudie bevat een beschrijving van de studielast en de wijze waarop de studievoortgang wordt bevorderd. Het studiejaar is verdeeld in vier onderwijsperiodes (15 EC per periode), waarin per periode twee cursussen van 7,5 EC zijn geprogrammeerd. Studenten worden geacht 20 uur per week aan een cursus te besteden. Uit de onderwijsevaluaties blijkt, volgens de zelfstudie, dat studenten slechts 26 tot 27 uur aan hun studie besteden. Universiteitsbreed is in het ‘Strategisch plan 2005-2009’ het streven geformuleerd de werkelijke studieduur te verhogen tot ten minste 32 uur per week. De zelfstudie geeft aan dat aan de Universiteit Utrecht het roosteren van het onderwijs in vaste combinaties van dagdelen voor de LAS-studenten een duidelijke verbetering betekent. Studenten kunnen snel zien welke cursussen in een onderwijsperiode met elkaar zijn te combineren. De studeerbaarheid wordt, op het niveau van de cursus, volgens de opleiding gewaarborgd doordat alle cursussen voldoen aan de Richtlijnen bachelor-master wat betreft het aantal toetsmomenten, de herkansingsmogelijkheid in relatie tot de cursusverplichtingen en de informatie over contacturen, toetsmomenten en feedback via de studiegids en de digitale onderwijscatalogus. De opleiding geeft bij elke cursus aan welke benodigde voorkennis gewenst is om met goed gevolg aan de cursus deel te nemen. De opleiding benadrukt dat het hier geen ingangseis betreft. Daarnaast bevat de onderwijs- en examenregeling een verplichte toetsvolgorde met betrekking tot verplichte LAS-cursussen. Het opleidingbestuur houdt, om inhoudelijke struikelblokken te identificeren, de rendementen van de general education-cursussen nauwkeurig in de gaten. Hieruit kwam volgens de zelfstudie onder andere naar voren dat de cursus ‘Speciale relativiteitstheorie’ voor de meeste studenten te moeilijk was en de rendementen van cursussen ‘Economie’ te laag waren. De zelfstudie geeft aan dat de studeerbaarheid van de hoofdrichting een speciaal punt van aandacht is, vooral voor de hoofdrichtingadviseur. De LAS-student heeft immers maar twee jaar de tijd om daarin het bachelorniveau te bereiken. Verder noemt de zelfstudie als knelpunt voor de studeerbaarheid van het programma, de keuze van een minor in combinatie met een grote hoofdrichting. Als de hoofdrichting weinig keuzeruimte overlaat, kan de studeerbaarheid in gevaar komen. De opleiding geeft aan dat dit probleem ook geldt voor andere studenten van de Universiteit Utrecht. Oordeel De commissie is, op basis van de door de opleiding verstrekte informatie en door gesprekken met studenten, van oordeel dat het programma studeerbaar is. Factoren die betrekking hebben op het programma en de studievoortgang belemmeren worden zoveel mogelijk weggenomen. Bovendien zijn er volgens de commissie voldoende waarborgen ingebouwd door middel van de samenwerkingsafspraken met de verschillende onderwijsinstituten om de studievoortgang te bevorderen. Wel meent de commissie, op grond van de verkregen informatie, dat de studielast aan de lage kant is. Deze opvatting wordt door de met de studenten gevoerde gesprekken ondersteund. Veel studenten volgen meer dan twee cursussen per periode. De commissie heeft uit de gesprekken met het opleidingsmanagement opgemaakt dat het hier een universiteitsbreed probleem betreft. De opleiding onderkent deze problematiek en streeft er naar voor het QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
37
eigen onderwijs de werkelijke studielast meer in overeenstemming te brengen met de nominale studielast door bijvoorbeeld meer intensieve cursussen aan te bieden, zoals ‘De Schrijfacademie’. Een ander probleem waarvoor de opleiding een oplossing nastreeft is het gebrek aan de betrokkenheid van studenten bij het verplichte eigen onderwijs. De commissie stelt op grond van de verkregen informatie vast, dat de opleiding deze betrokkenheid tracht te vergroten door onder meer invoering van een aanwezigheidsplicht bij sommige werkgroepen, een strikter toezien op de inspanningsverplichting van studenten en een aanpassing van de inroostering van kernvakken. Een meer definitieve beoordeling hiervan kan volgens de commissie pas worden gegeven nadat het eerste cohort de studie heeft afgerond. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Tot de opleiding worden toegelaten: • • •
de bezitters van een vwo-diploma (alle profielen) of een vwo-diploma ‘oude stijl’; de bezitters van een hbo-(propedeuse)diploma; degenen die het colloquium doctum met goed gevolg hebben afgelegd.
Hoewel studenten met alle profielen worden toegelaten, gelden voor de hoofdrichting en voor de keuzecursussen van het general education programma de vwo-profieleisen, die ook voor de eigen studenten van de betreffende opleiding gelden. Tabel 1a: Instroom eerste jaar (eigen cijfers) Studiejaar 2004 - 2005 2005 - 2006 2006 - 2007
Instroom eerstejaars* M V 29 (29) 22 (24) 34 41 34 46
Totaal 51 (53) 75 80
* tussen haakjes KUO-cijfer, tabel B7.1
De zelfstudie bevat het volgende overzicht van de genoten vooropleiding van de studenten. Tabel 1b: Vooropleiding eerstejaarsstudenten (eigen cijfers) Studiejaar 2004 - 2005 2005 - 2006 2006 - 2007
38
Totaal
Vooropleiding vwo vwo hbo hbo afgerond overig (m-profiel) (n-profiel) propedeuse 51 16 23 1 0 11 75 27 37 4 2 5 80 36 32 5 2 5
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Om toegelaten te worden tot de opleiding dienen belangstellenden een aanmeldingsformulier en een motivatiebrief in. Het daarop volgende kennismakingsgesprek heeft, volgens de zelfstudie, enerzijds ten doel te onderzoeken of de kandidaat-student beschikt over een brede belangstelling en de benodigde zelfstandigheid en anderzijds biedt het gesprek de kandidaat-student gelegenheid zich te infomeren over de opleiding. Hoewel de opleiding geen selectie aan de poort kent, lijkt het er volgens de opleiding op dat de toelatingsprocedure op zichzelf al een drempel opwerpt. Uit door de opleiding verschafte nadere informatie blijkt dat het gemiddelde vwo-cijfer van de toegelaten studenten over de afgelopen jaren een zeven bedraagt. De zelfstudie geeft aan dat uit studentenquêtes aan het eind van het eerste jaar (september 2005) blijkt, dat de opleiding aan de verwachtingen van de heringeschreven studenten voldoet (een score van 4,2 op een vijfpuntsschaal). De opleiding voegt daaraan toe dat het aantal studiestakers het eerste jaar aanleiding geeft om het niveau van de opleiding en de vereiste zelfstandigheid meer dan voorheen te benadrukken. De commissie heeft kennisgenomen van de voorlichtingsactiviteiten, die door de opleiding worden ondernomen en van het (digitale) voorlichtingsmateriaal. Zo zijn er onder meer voorlichtingsdagen en bestaat de mogelijkheid om een dag mee te lopen. Oordeel De commissie heeft kennisgenomen van de toelatingsregelingen voor de verschillende categorieën instromende studenten en van het voorlichtingsmateriaal. De commissie heeft de indruk dat ondanks de door de opleiding gehanteerde toelatingsprocedure de gemiddelde kwaliteit van de vwo-instroom niet afwijkt van de instroom van andere universitaire bacheloropleidingen. De opleiding beschikt hieromtrent niet over vergelijkingsmateriaal van andere universitaire bacheloropleidingen. Gegeven het specifieke karakter van de opleiding, wijst de commissie op het belang van een meer systematische vergelijking van de instroom met die van andere bacheloropleidingen. Dit zou gekoppeld moeten worden aan een adequate monitoring van de voortgang. Hierdoor verkrijgt de opleiding, naar haar oordeel, een duidelijker beeld van de kwaliteit en karakteristiek van de instroom. De commissie overweegt hierbij, dat een verhoogde instroom het aantal studenten voor de onderscheiden hoofdrichtingen − mede met het oog op het onderwijsrendement − ook een nauwgezette monitoring wenselijk maakt. De opleiding kent een groot aantal voorlichtingsactiviteiten voor aankomende en eigen studenten. Hierdoor en uit de gesprekken met de studenten stelt de commissie vast dat de voorlichting en verstrekte informatie adequaat is. Studenten hebben, door middel van voorlichting, over het algemeen een goed beeld van de opleiding gekregen. Uit de gesprekken met studenten en de examencommissie bleek ook dat geen problemen worden ervaren in de aansluiting tussen de vooropleiding (zowel vwo als hbo) en de bacheloropleiding. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Liberal arts & sciences omvat 180 EC en voldoet QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
39
daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: voldoet aan de eisen. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De zelfstudie meldt dat de opleiding het onderwijsmodel van de Universiteit Utrecht toepast. Studenten verdiepen zich in een bepaald wetenschapsgebied, waarbij de nadruk ligt op het ontwikkelen van een daarbij passende wetenschappelijke werk- en denkwijze. Studenten stellen binnen bepaalde grenzen een programma samen, dat overeenkomt met de eigen interesses en ambities. Sleutelwoorden zijn activerend en kleinschalig onderwijs. Het LAS-programma bestaat, volgens de zelfstudie, grotendeels (80%) uit onderwijs dat wordt verzorgd door andere onderwijsinstituten. Het eigen onderwijsprogramma is gericht op het ontwikkelen van een interdisciplinaire houding. Volgens de opleiding is er bij de ontwikkeling van het curriculum gezocht naar een didactisch model voor interdisciplinair leren. Dit model moet voorzien in een verwervingstheorie van kennis en vaardigheden van interdisciplinair denken, waarbij de student tevens een attitude van interdisciplinair denken ontwikkelt. De opleiding hanteert − blijkend uit een nader verstrekte toelichting − een model van interdisciplinair leren denken langs de lijn van ééndimensionaal denken via bi-/multidisciplinariteit naar interdisciplinair denken. Om deze doelstelling te realiseren maakt de opleiding gebruik van werkvormen die studenten stimuleren om integratief te leren. De opleiding geeft het volgende overzicht van werkvormen: Tabel 2: Werkvormen verplicht onderwijs (vier cursussen) jaar 1 2 3
hoorcolleges werkgroepen zelfstudie/project totaal 26 68 326 420 0 45 165 210 0 0 210 210
De zelfstudie geeft aan dat het aantal contacturen per cursus verschilt. In het eerste jaar is het aantal contacturen ongeveer zestien per week, in de volgende jaren neemt dit aantal af en de zelfwerkzaamheid relatief toe. Oordeel De commissie heeft met belangstelling kennisgenomen van de toelichting op het didactisch model van de opleiding. Hoewel dit model nog in ontwikkeling is, lijkt het geschetste model, naar het oordeel van de commissie, aan te sluiten bij de doelstellingen van de opleiding. Een definitief oordeel is pas mogelijk als de opleiding hiermee ervaring heeft opgedaan in het derde bachelorjaar. De commissie stelt overigens vast dat de opleiding dit onderwijsconcept op weloverwogen wijze verder vorm geeft, mede op grond van ervaringen in het buitenland (met name in de Verenigde Staten). Verder is de commissie van mening dat de werkvormen in het programma aansluiten bij het didactisch model. 40
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De opleiding hanteert de toetsvormen schriftelijke en mondelinge tentamens, (reflectie-)essays, mondelinge en schriftelijke presentaties, onderzoek- en praktijkopdrachten, schriftelijke werkstukken en leestoetsen. In de studiegids wordt per cursus de toetsvorm aangegeven. Bij verschillende cursussen is sprake van een combinatie van toetsvormen, die samen het eindoordeel bepalen. De opleiding hanteert, volgens de zelfstudie, bij de toetsing eigen criteria − binnen de kaders van de universitaire richtlijnen − voor een adequate toetsing, die aansluiten bij de doelstelling van de opleiding. Deze criteria hebben onder meer betrekking op het ondersteunen van studenten om concepten uit verschillende vakgebieden te integreren. De opleiding merkt op dat bij de toetsing van het eigen onderwijs de ontwikkeling van de interdisciplinaire houding het belangrijkste leerdoel is. De toetsing is hier steeds op gericht, zoals bij de reflectie-essays. De opleiding heeft daartoe specifieke beoordelingscriteria opgesteld, die de studenten vooraf bekend worden gemaakt. Tijdens de gesprekken licht de opleiding toe op welke wijze de toetsing van het interdisciplinaire werkstuk zal plaatsvinden. Het opleidingsmanagement ontwikkelt toetscriteria op basis van zogenoemde interdisciplinairy writing assessment profiles, opgesteld onder auspiciën van de Association for Integrative Studies in de Verenigde Staten. Bij de beoordeling van het disciplinaire gedeelte van het afsluitende interdisciplinaire werkstuk, worden experts van buiten de opleiding betrokken. De universiteitsbrede richtlijnen voor toetsing garanderen volgens de opleiding dat de universitaire regels voor toetsing worden gevolgd bij de door de LAS-studenten gevolgde vakken in andere opleidingen. De opleiding kent geen automatische herkansingsmogelijkheid. Studenten mogen alleen aan een herkansing deelnemen als zij aan de eerste gelegenheid hebben deelgenomen en een duidelijk constateerbare inspanning hebben geleverd. De examencommissie speelt een rol bij het verlenen van vrijstellingen en het vaststellen van het bachelorexamen. De toetsresultaten worden bekendgemaakt via het digitale universitaire studievoortgangsysteem Osiris. Deze site is tevens bereikbaar via de site van de opleiding. De opleiding maakt gebruik van een portfolio. Het bijhouden van een digitaal portfolio is een verplicht onderdeel van de opleiding. Hiervoor worden geen studiepunten gegeven. Het portfolio wordt gebruikt als reflectie-instrument gedurende de gehele opleiding en als begeleidingsinstrumenten voor de tutor en studieadviseur. Het belang daarvan ligt volgens de opleiding vooral in het aanbrengen van de samenhang tussen de verschillende onderdelen en cursussen van het programma en in het verwerven van interdisciplinaire competenties. Het portfolio wordt bij de aanvraag voor het bachelorexamen beoordeeld door een commissie bestaande uit een lid van de examencommissie, een docent en de studieadviseur. Bij een voldoende beoordeling vindt het bachelorexamen doorgang. Wolfe, C.R. & Haynes, C., Interdisciplinary writing assessment profiles. School of Interdisciplinary Studies, Miami University, Issues Integrative Studies, 21.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
41
De onderwijs- en examenregeling bevat naast regels en richtlijnen voor examens en tentamens ook een fraude- en plagiaatregeling. Oordeel De commissie meent dat de opleiding voldoende waarborgen heeft ingebouwd voor een correcte toetsing en beoordeling. Zij heeft nog geen kennis kunnen nemen van de interdisciplinaire werkstukken. Deze waren − gelet op de recente start van de opleiding − nog niet voorhanden. Zij heeft tijdens het bezoek wel een aantal reflectie-essays ingezien. De commissie meent, op grond van de ter inzage gelegde en door haar bestudeerde documenten, waaronder de bovenvermelde studie Interdisciplinary writing assessment profiles, en van de gevoerde gesprekken tijdens het visitatiebezoek, dat de opleiding er op dit moment nog niet goed in is geslaagd het concept van interdisciplinaire toetsing duidelijk voor het voetlicht te krijgen. Wel oordeelt de commissie op grond hiervan dat de opleiding zorgvuldig bezig is criteria voor interdisciplinaire toetsing te ontwikkelen. Zij meent dat het nog te vroeg is om daar definitief over te oordelen. De commissie stelt, op basis van de door de opleiding verstrekte toelichting, met instemming vast dat de opleiding erin is geslaagd het portfoliogebruik onder studenten te verbeteren door de voorlichting daarover te intensiveren. Zij constateert op grond van de evaluatieresultaten dat het merendeel van de ondervraagde studenten hierdoor meer zicht heeft gekregen in de eigen kwaliteiten en verwachtingen. Wel tekent de commissie hierbij aan dat de feedback door de tutor op het gebied van taal, spelling en stijl nog niet in alle gevallen door studenten in het portfolio was verwerkt, wat een onnodig slordige indruk maakt. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Programma’. Voor de bacheloropleiding Liberal arts & sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Het onderwijs aan LAS-studenten wordt, aldus de zelfstudie, voor 80% verzorgd door docenten van andere onderwijsinstituten. Bij de Faculteit Geesteswetenschappen heeft het merendeel van de docenten naast een onderwijs- ook een onderzoekstaak. Het LAS-onderwijs wordt verzorgd door gepromoveerde docenten die ook een onderzoekstaak hebben. De zelfstudie bevat een overzicht van het eigen wetenschappelijk personeel met hun onderscheiden specialisaties.
42
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Tabel 3. Onderwijsinzet van personeel Liberal arts & sciences en gedetacheerd personeel per 1 september 2006 categorie uhd ud Totaal
m aantal 1 1
fte’s 0,4 0,4
v aantal
1 2 3
fte’s
totaal % gepromoveerden aantal fte’s 0,3 1 0,3 100 0,4 3 0,8 100 0,7 4 1,1
Oordeel De commissie stelt vast dat het LAS-onderwijs wordt verzorgd door gepromoveerde docenten. De opleiding heeft zich ervan verzekerd, door samenwerkingsovereenkomsten met de onderscheiden instituten, dat het onderwijs in de hoofdrichting wordt verzorgd door docenten die naast een onderwijsaanstelling ook over een onderzoeksaanstellingen beschikken. Op grond van de gesprekken met het opleidingsmanagement tijdens het visitatiebezoek is de commissie van oordeel, dat het eigen interdisciplinaire onderzoek, zoals het onderzoek naar interdisciplinair onderwijs, door bij de opleiding aangestelde docenten meer zichtbaar zou moeten worden gemaakt. Het accent ligt, volgens haar, vooral op de onderzoekscomponent in de hoofdrichting. De commissie is, op grond van de door de opleiding verstrekte informatie en de gesprekken met docenten en studenten, van oordeel dat het onderwijs voor een belangrijk deel wordt verzorgd door onderzoekers die betrokken zijn bij het onderzoek op hun vakgebied. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving In de zelfstudie is een tabel opgenomen die de specificatie van de student-docentratio weergeeft voor het eigen onderwijs in de afgelopen twee jaar. De opleiding heeft deze tabel als volgt geactualiseerd: Tabel 4: Student-docentratio (eigen onderwijs) jaar 2006 2005 2004
fte onderwijs ingeschreven studenten studenten per fte onderwijs 1,1 172 156* 1,0 109 109 0,9 51 56
* Aangezien het eigen onderwijs van Liberal arts & sciences ongeveer 20% van de totale opleiding omvat, komt dit neer op een docent-studentratio van 1 op 31.
De opleiding merkt op dat de werkdruk van docenten in de onderwijsinstituten, waarmee de opleiding samenwerkt, door de invoering van de bachelor-masterstructuur is toegenomen. Deze toename is, volgens de zelfstudie, van tijdelijke aard, maar veroorzaakt bij sommige hoofdrichtingen wel een personeelstekort, waardoor slechts beperkt aantallen studenten van de opleiding (kunnen) worden toegelaten. De opleiding tracht de druk enigszins weg te nemen door de werkzaamheden te vergoeden van tutoren en studieadviseurs aan de onderwijsinstituten QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
43
waaruit deze functionarissen afkomstig zijn. De opleiding beschikt, volgens de zelfstudie, over voldoende capaciteit wat betreft studieadviseurs en tutoren. Oordeel De commissie is van oordeel, dat er in de opleiding voldoende personeel wordt ingezet om de kwaliteit van de opleiding te garanderen. Zij heeft kennisgenomen van de wijze waarop de opleiding de (begeleidings)inspanningen van de andere onderwijsinstituten compenseert. De commissie stelt op grond van de verstrekte informatie tijdens de gesprekken vast, dat de toename van de werkdruk en de gevolgen daarvan voor de LAS-studenten buiten de directe invloedssfeer van de opleiding ligt. Zij vertrouwt erop, dat deze problematiek van tijdelijke aard is en de ontwikkeling van de opleiding niet in de weg zal staan. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Uit een bijlage in de zelfstudie blijken de specialisaties van de vaste staf van de opleiding. De zelfstudie gaat in op het, ook voor de opleiding geldende, professionaliseringsbeleid van de Universiteit Utrecht. De universiteit stelt voor het vervullen van alle functies in vast dienstverband de basiskwalificatie onderzoek (promotie) en de basiskwalificatie onderwijs verplicht. Naast de basiskwalificaties heeft de universiteit de seniorkwalificatie onderwijs en onderzoek ingesteld. Deze kwalificaties zijn elk gespecificeerd in criteria waaraan een medewerker moet voldoen om een getuigschrift te verwerven. Toetsing vindt plaats op vakinhoudelijke, didactische en algemene bekwaamheden. Bij werving van nieuw personeel geeft de benoemingscommissie aan in hoeverre de kandidaat voldoet aan de gestelde eisen. Dit systeem biedt, volgens de opleiding, de garantie dat haar studenten ook bij andere opleidingen onderwijs ontvangen van gekwalificeerde docenten. Bij de didactische bekwaamheden ligt de nadruk op activerend en motiverend onderwijs en zijn gevarieerde toetsvormen en het geven van feedback belangrijke aandachtspunten. Medewerkers die een positie op coördinerend niveau bekleden of ambiëren kunnen een eenjarige leergang van het Center for University Teaching aan de Universiteit Utrecht volgen. In de jaarlijkse resultaat- en ontwikkelingsgesprekken met de medewerkers worden resultaatafspraken gemaakt en wordt gesproken over verdere professionalisering en het ontwikkelingsperspectief van de medewerker. Oordeel De commissie concludeert, op grond van het overzicht van specialisaties en het scholings- en professionaliseringsbeleid, dat de staf van de opleiding is gekwalificeerd voor de realisatie van het LAS-programma. De commissie stelt vast dat ook op grond van de uitkomsten van de tot nu toe gehouden cursusenquêtes onder studenten de kwaliteit van de docenten over het algemeen als voldoende wordt gekwalificeerd. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende.
44
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Aanbeveling De commissie geeft de opleiding, gelet op het karakter van de bacheloropleiding, in overweging nadrukkelijk aandacht te schenken aan het versterken van het Liberal arts profiel door het stimuleren van een actieve en betrokken houding ten aanzien van het concept academische gemeenschap en vorming. Dit geldt zowel voor de eigen docenten als voor de betrokken hoofdrichtingdocenten. Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de bacheloropleiding Liberal arts & sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De zelfstudie geeft nadere informatie over de beschikbare materiële voorzieningen. Het eigen onderwijs – vier cursussen per jaar − aan de LAS-studenten vindt plaats in het gebouw van de subfaculteit Wijsbegeerte. De opleiding acht de beschikbare onderwijsruimten niet optimaal. De opleiding heeft behoefte aan meer studieruimte. De studenten zijn, volgens de uitkomsten van de eerstejaarsenquête 2005-2006, over het algemeen tevreden over de eigen onderwijsruimtes. Bijzondere aandacht schenkt de opleiding aan een eigen voorziening voor de LAS-studenten. De opleiding merkt op dat studenten niet in principe hetzelfde programma volgen, waardoor de sociale cohesie niet vanzelfsprekend is. Tot op heden is het de studenten niet gelukt binnen de subfaculteit – vanwege ruimtegebrek – een eigen plek te vinden. De subfaculteit Wijsbegeerte beschikt over een goed en veilig computernetwerk. Studenten van de opleiding maken hier gebruik van. Verder beschikken alle studenten over een persoonlijke website, waar zij ook hun portfolio opzetten. Door de aard van de opleiding maken studenten gebruik van de ICT-voorzieningen van andere opleidingen. De helpdeskfunctie van de subfaculteit is vanwege personeelstekort niet optimaal. De opleiding merkt op, dat binnen de Universiteit Utrecht een per opleiding gevarieerd aanbod is van elektronische leeromgevingen (bijvoorbeeld Blackboard, WebCT). De subfaculteit gebruikt het open source programma BSCW. De opleiding verwacht dat deze situatie op termijn zal verbeteren. Uit de cursusevaluaties, voor zover voorhanden, blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over het gebruik van de elektronische leeromgeving BSCW. Dit beeld wordt bevestigd in de eerstejaarsenquête 2005-2006. Uit deze enquête blijkt verder dat studenten goede ervaringen hebben met de ICT-voorzieningen van de universiteit in het algemeen en met die van de subfaculteit Wijsbegeerte in het bijzonder. De studenten maken, gegeven de aard van het LAS-onderwijs, vanaf het eerste jaar gebruik van vrijwel alle onderdelen van de universiteitsbibliotheek, zowel van bibliotheken in de binnenstad van Utrecht als van het nieuwe Bibliotheek Centrum op de Uithof.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
45
Oordeel De commissie heeft kennisgenomen van de informatie in de zelfstudie, het oordeel van de studenten en de diverse voorzieningen, inclusief BSCW, beproefd. Zij meent dat de materiële voorzieningen die de opleiding ter beschikking staan van goede kwaliteit zijn. De commissie heeft kunnen constateren dat de studenten de beschikking hebben over een uitstekende bibliotheekvoorziening (buiten het gebouw van Wijsbegeerte) met veel werkplekken met bijbehorende ICT-voorzieningen. Wel is zij van oordeel dat − gelet op het karakter van de opleiding − de opleiding zich, om sociale cohesie in de groep blijvend te bewerkstelligen, dient in te spannen om een eigen ruimte (een zogenoemde common room) binnen de subfaculteit voor de studenten te realiseren. De commissie heeft uit nadere informatie nog tijdens het visitatiebezoek begrepen, dat de opleiding en de studenten daar inmiddels in zijn geslaagd. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving In de zelfstudie wordt uitgebreid ingegaan op het systeem van studiebegeleiding. Het uitgangspunt dat studenten hun eigen keuzeprogramma kunnen samenstellen, brengt volgens de opleiding met zich mee dat zij gedurende hun studieloopbaan veel keuzes moeten maken. Er is dan ook sprake van een intensieve studiebegeleiding door tutorbegeleiding, studieadviseurs en hoofdrichtingadviseurs. Vanaf de eerste week van het eerste studiejaar krijgen studenten een tutor (docenten of aio’s uit verschillende opleidingen) toegewezen. Zij begeleiden een groep van maximaal tien studenten gedurende het eerste jaar. De studieloopbaanbeleiding bestaat in dat jaar uit vijf individuele gesprekken en gezamenlijke gesprekken met de tutorgroep. Hierin staat de keuze van de general education cursussen en de oriëntatie op de hoofdrichting centraal. Het portfolio vormt het uitgangspunt voor de gesprekken met de tutor. De tutoren worden geïnstrueerd en begeleid door de LAS-studieadviseur. Daarnaast kan de student terecht bij de studieadviseur. Deze geeft voorlichting over de opleiding aan aanstaande en ingeschreven studenten, organiseert voorlichtingsbijeenkomsten, geeft inlichtingen over wettelijke en facultaire regelingen, adviseert ingeval van studievertraging, studieplanning en andere studie(voortgangs)problemen. De studieadviseur is vier dagen per week bereikbaar. Uit de eerstejaarsenquête 2005-2006 blijkt dat studenten te spreken zijn over de toegankelijkheid van de studieadviseur en over de begeleiding van de tutor. In het tweede studiejaar wordt de inhoudelijke begeleiding van het programma verzorgd door de hoofdrichtingadviseur. Deze is verbonden aan de opleiding, waartoe de hoofdrichting behoort. Hij adviseert de studenten bij het samenstellen van hun programma. Een belangrijke taak van de hoofdrichtingadviseur is het begeleiden van studenten bij de keuze van een mogelijke vervolgmaster(s). Deze keuze wordt aan het einde van het eerste jaar gemaakt, tegelijkertijd met het samenstellen van het programma van de hoofdrichting. De taken en verantwoordelijkheden van de hoofdrichtingadviseur zijn vastgelegd in de onderscheiden samenwerkingsovereenkomsten met de onderwijsinstituten.
46
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
De opleiding maakt ten behoeve van de studievoortgang gebruik van het universiteitsbrede volg- en informatiesysteem Osiris. Tijdens de introductieweek ontvangen de eerstejaarsstudenten instructies voor het gebruik daarvan. De opleiding kent geen bindend studieadvies. Wel ontvangen eerstejaarsstudenten na het einde van het eerste semester en aan het einde van het eerste jaar een schriftelijk advies over voortzetting van de opleiding. Studenten, die ten tijde van het tweede advies 30 EC of minder hebben, worden uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur over het al dan niet voortzetten van de studie. Oordeel De commissie stelt vast dat de opleiding een goed beeld geeft van de wijze waarop de studiebegeleiding, studieadvisering en informatievoorziening is georganiseerd. De website van de opleiding is inzichtelijk en biedt adequate informatie over de opleiding en de mogelijkheden. De commissie heeft in de gesprekken met studenten gevraagd naar studiebegeleiding. Daaruit bleek dat studenten tevreden waren over de begeleiding van tutoren en de studieadviseur. Over de begeleiding in de hoofdrichting waren de studenten over het algemeen ook positief. Wel merkt de commissie op dat de student reeds in een vroeg stadium van de studie binnen het totale programma een hoofdrichting kiest. Zij stelt op grond van door de opleiding verschafte informatie vast dat daarmee samenhangend door middel van een zogenoemde hoofdrichtingverklaring ook wordt overeengekomen tot welke master(s) dit programma toegang biedt. De hoofdrichtingadviseur speelt hierbij een belangrijke rol. De commissie is van oordeel dat de opleiding daartoe een adequate en zorgvuldige procedure hanteert die studenten reeds in een vroeg stadium perspectief biedt op een vervolgstudie. Wel beveelt de commissie − mede met het oog op een toenemend aantal studenten − aan de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende begeleidingsfunctionarissen zo transparant mogelijk te houden. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de bacheloropleiding Liberal arts & sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De opleiding wordt zowel op opleidingsniveau als op cursusniveau geëvalueerd. De bij de zelfstudie gevoegde Gids Kwaliteitszorg geeft inzicht in het systeem van de interne kwaliteitszorg. Hierin staat uitvoerig en gedetailleerd beschreven op welke wijze de kwaliteitszorg voor de verschillende onderdelen van het programma, alsmede de huisvesting en het personeel is vormgegeven. In de gids is aansluiting gezocht bij het beoordelingskader van de NVAO. Per facet zijn kwaliteitscriteria vastgelegd en eisen geformuleerd. De gids wordt gebruikt als basis QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
47
voor het kwaliteitsplan onderwijs, dat een onderdeel is van het jaarlijkse onderwijsjaarverslag. In het kwaliteitsplan doet de opleiding verslag van de activiteiten die hebben plaatsgevonden om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren en wordt een overzicht geboden van de doelen die worden nagestreefd ten behoeve van de kwaliteitszorg. De opleiding heeft, zowel op het opleidingsniveau en het niveau van het general education programma, als op het eigen cursusniveau, zijn streefdoelen op facetniveau geformuleerd. Er zijn streefcijfers opgesteld voor de onderwijsrendementen en de studieduur, die overeenkomen met het gemiddelde van alle bacheloropleidingen van de Universiteit Utrecht. Als streefdoel voor de adequaatheid van de cursussen hanteert de opleiding bijvoorbeeld een score van ten minste 3,2 op een vijfpuntsschaal. Ten behoeve van het onderwijsrendement zijn de volgende streefdoelen geformuleerd: • • •
het diplomarendement na vijf jaar is ten minste 60% (inclusief omgezwaaide bachelors); het gemiddelde cursusrendement (eigen onderwijs) is ten minste 70%; na het eerste jaar heeft het cohort ten minste 70% van het maximaal aantal te behalen studiepunten behaald.
De kwaliteit van de opleiding is, volgens de zelfstudie, in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de vakdecaan Wijsbegeerte, die deze verantwoordelijkheid heeft gedelegeerd aan het opleidingsbestuur. De opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het opleidingsbestuur en de dagelijkse gang van zaken binnen de opleiding. Bij de kwaliteitszorg zijn verder de opleidingscommissie en de eigen LAS-docenten betrokken. Het eigen onderwijs in het general education programma wordt eenmaal per jaar geëvalueerd door middel van enquêtes onder studenten. De enquêteresultaten worden voorgelegd aan de opleidingscommissie. De opleidingscommissie brengt over het programma en mogelijke verbeteringen advies uit aan het opleidingsbestuur. Dit bestuur stelt het onderwijsprogramma vast met inachtneming van het advies van de commissie. De opleidingsdirecteur neemt zo nodig maatregelen om het programma te verbeteren. De keuzevakken die studenten in het kader van het general education programma volgen bij andere opleidingen, worden geëvalueerd door het onderwijsinstituut dat de cursus coördineert. De LAS-opleiding ontvangt de uitkomsten van deze enquêtes. Na drie jaar wordt het gehele general education programma geëvalueerd. De beoordeling van de kwaliteit van de hoofdrichtingen wordt door de opleiding geëvalueerd op grond van de bachelorenquête, die door elke student aan het einde van de opleiding wordt ingevuld. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van de resultaten van een enquête onder alumni en het afnemend veld, die één keer in de drie jaar − voor het eerst in 2007 − wordt gehouden. Dit is een taak van de opleidingen, die de hoofdrichting verzorgen. De samenwerkingsovereenkomsten met en de evaluatieverklaringen van de betrokken onderwijsinstituten bieden daartoe grondslag. Aan de hand van de hoofdrichtingverklaringen controleert de examencommissie of de hoofdrichtingprogramma’s aan de eisen voldoen. Een verslag daarvan wordt eens per jaar aan de opleidingscommissie voorgelegd, die op grond hiervan het opleidingsbestuur adviseert. Na drie jaar wordt het hoofdrichtingprogramma opnieuw bezien en beoordeeld. Indien verbetermaatregelen noodzakelijk zijn, onderneemt de examencommissie daartoe stappen. De Gids Kwaliteitszorg bevat daarnaast regels ten behoeve van de gegevensverzameling en beoordeling van het eigen interne kwaliteitszorgsysteem. 48
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Oordeel De commissie constateert, op grond van de overgelegde informatie en in het bijzonder de Gids Kwaliteitszorg dat de opleiding voldoende en periodiek op al haar facetten wordt geëvalueerd. Zij heeft overigens met waardering kennis genomen van de systematische opzet van de gids en is van oordeel dat dit document een goede basis biedt voor het systeem van interne kwaliteitszorg. De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek kennis genomen van de uitkomsten van de tot dan gehouden evaluatie-enquêtes en panelgesprekken. Het onderwijsproces wordt, naar het oordeel van de commissie, zowel op het niveau van het eigen programma als op opleidingsniveau adequaat geëvalueerd met inachtneming van toetsbare streefdoelen voor wat betreft de cursusevaluaties en de rendementen. De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek kennisgenomen van de cursusrendementen van het general education programma. Zij stelt vast dat de opleiding deze rendementen nauwkeurig registreert. In dit verband merkt de commissie op dat het haar is opgevallen dat vooral voor sommige bètacursussen het rendement enigszins achterblijft bij dat van eigen studenten van de desbetreffende hoofdrichting. Zij begrijpt uit de door de opleiding gegeven nadere toelichting, dat dit vooral veroorzaakt wordt door het vooralsnog ontbreken van voldoende voorkennis en het aanvankelijke geringe aanbod van laagdrempelige bètacursussen. De commissie acht het, gelet op de recente start van de opleiding en het geringe aantal deelnemende studenten, nog te vroeg om te spreken over een zekere trend. Wel meent zij dat de opleiding op dit punt, vooral bij een groeiend studentenaantal, alert moet blijven en de in gang gezette contacten met de onderscheiden hoofdrichtingen over de rendementen een structurele plaats te geven in het systeem van kwaliteitszorg. De commissie stelt vast dat studenten en staf nauw betrokken zijn bij het kwaliteitszorgsysteem. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving In het, bij de zelfstudie gevoegde onderwijsjaarverslag 2004-2005, wordt onder meer verslag gedaan van de wijze waarop het kwaliteitsplan heeft gefunctioneerd. Daarnaast worden de belangrijkste ontwikkelingen in het verslagjaar beschreven op het terrein van de organisatie, studenten, het onderwijs en de onderwijsontwikkeling en de studieloopbaanbegeleiding. Naar aanleiding van de panelgesprekken en studenten- en docentenevaluaties heeft de opleiding vanaf de start verbetermaatregelen doorgevoerd, zoals: • • • •
Het gebruik van het portfolio wordt gestimuleerd door een meer intensieve voorlichting. De programmering van de eigen seminars als lint door het gehele programma is aangepast. Om deze seminars − en daarmee het LAS-onderwijs − voor studenten duidelijker te profileren, zijn deze seminars geprogrammeerd als gewone cursussen. Het eerstejaarsseminar ‘Liever de gifbeker’ is met ingang van 1 september 2006 vervangen door de cursus ‘De Schrijfacademie’ als begin van een interdisciplinaire leerlijn. In deze cursus worden studenten getraind in integratief schrijven i.c. connective thinking. Aan deze cursus zijn organisatorische verbeteringen aangebracht, zoals het toevoegen van werkgroepen en een tentamen.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
49
• •
De cursus ‘Globalisering’ is om didactische reden verschoven naar periode vier in het eerste jaar. De inhoud van de interdisciplinaire seminars zullen door de docenten worden gestructureerd en niet meer door studenten.
Een bijzonder punt van aandacht dat in het opleidingsbestuur op voorspraak van de opleidingscommissie is besproken is de afwezigheid van voldoende laagdrempelige bètacursussen. Dit aspect heeft de aandacht van de opleiding. Door de bètafaculteit worden laagdrempelige cursussen ontwikkeld. De cursus ‘Speciale relativiteitstheorie’ zal, door middel van speciale werkgroepen, geschikt worden gemaakt voor LAS-studenten. Verder geeft de zelfstudie aan dat, met betrekking tot de hoofdrichting, cursussen die niet bijdragen aan de opleidingsdoelen van de LAS-opleiding zullen worden geschrapt. Verder wordt bij de vaststelling van het onderwijsprogramma bezien of general education cursussen met een laag cursusrendement kunnen worden geschrapt. Oordeel De commissie is van oordeel dat het systeem van interne kwaliteitszorg in de praktijk leidt tot het nemen van maatregelen ter verbetering. De commissie heeft uit nadere informatie van de opleiding begrepen dat het enkele feit van een laag rendement geen overweging is te besluiten een cursus te schrappen. Zij stelt op grond van overgelegde evaluatiegegevens vast, dat aan het nemen van eventuele maatregelen een nadere oorzakenanalyse en overleg met de desbetreffende opleidingsdirecteur vooraf gaan. De commissie geeft in overweging het kwaliteitszorgsysteem op dit punt aan te scherpen. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving In het gehanteerde systeem van kwaliteitszorg, zoals beschreven in de Gids Kwaliteitszorg, is gegarandeerd dat studenten en staf op diverse manieren zijn betrokken bij het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs. Dit betreft vooral het eigen LAS-onderwijs. De gids bevat een gedetailleerd overzicht van de betrokkenen bij de kwaliteitszorg en hun specialismen. Studenten zijn via de enquêtes en panelgroepen bij de kwaliteitsbewaking betrokken. Verder maken zij deel uit van het opleidingsbestuur en de opleidingscommissie (OC). De OC bestaat uit zes leden, waarvan drie studentleden. Alle evaluaties en voorstellen voor verbetering worden voorgelegd aan de OC, alvorens zij door het opleidingsbestuur worden besproken. Uit de gesprekken tijdens het visitatiebezoek blijkt dat studenten tevreden zijn over hun betrokkenheid. Verder worden studenten die voornemens zijn hun studie te staken, uitgenodigd door de studieadviseur voor een exitgesprek. De uitkomsten hiervan kunnen aanleiding zijn voor verbetermaatregelen. De docenten zijn allen betrokken bij het eigen onderwijs en, via beoordeling van de cursussen, bij de verbetermaatregelen. De zelfstudie geeft aan dat het peilen van alumni over hun opleiding voor het eerst in september 2008 kan plaatsvinden. Opgemerkt wordt dat de arbeidsmonitor van de Universiteit 50
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Utrecht daarvoor zal worden gebruikt. Verder wordt opgemerkt dat de opleiding geen specifiek beroepenveld kent. Vanaf 2007 worden de coördinatoren van de vervolgmasteropleidingen ondervraagd over de prestaties van de LAS-studenten. Oordeel De commissie is van oordeel, op basis van de informatie uit de zelfstudie, de Gids Kwaliteitszorg en de gesprekken met docenten en studenten, dat studenten in voldoende mate betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg. De studenten van de opleidingscommissie toonden zich betrokken bij de opleiding. Zij geeft in overweging om de betrokkenheid van de coördinatoren van de vervolgmasteropleiding zichtbaar structureel in het systeem van kwaliteitszorg − zoals opgenomen in de gids − te betrekken. De commissie is te spreken over het initiatief van de studenten om in het kader van een nadere oriëntatie op de beroepenveld een symposium met vertegenwoordigers daaruit te organiseren, maar vindt eigenlijk dat dit onderdeel zou moeten zijn van een structureel contact tussen opleiding en werkveld dan wel potentiële werkgevers over relevante ontwikkelingen aan beide zijden. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’. Voor de bacheloropleiding Liberal arts & sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De zelfstudie geeft aan dat het eerste cohort pas is gestart in september 2004, zodat er nog geen LAS-bachelors zijn. Over de gerealiseerde eindkwalificaties zijn om die reden nog geen uitspraken te doen, aldus de opleiding. Wel veronderstelt de opleiding dat bachelors met een LAS-diploma zich niet in negatieve zin zullen onderscheiden van andere bachelors. Zij bereiken, volgens de opleiding, hetzelfde academisch niveau in hun hoofdrichting als reguliere studenten in hun major. Over de kansen op de arbeidsmarkt valt volgens de opleiding ook nog niet veel te zeggen. De opleiding geeft aan dat als afgestudeerden doorstromen in een vervolgmasterprogramma, verwacht mag worden dat zij in staat zijn eventuele lacunes in hun voorkennis snel op te vullen. Oordeel De commissie stelt met de opleiding vast dat er vanwege het ontbreken van LAS-bachelors nog geen uitspraken over de gerealiseerde eindkwalificaties kunnen worden gedaan. Wel heeft de commissie er vertrouwen in dat te zijner tijd de gerealiseerde eindkwalificaties van de opleiding in overeenstemming zullen zijn met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Zij overweegt daarbij dat de hoofdrichting LAS-studenten, volgens QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
51
samenwerkingsovereenkomsten, de mogelijkheid biedt om een specialisatietraject te volgen dat uitzicht biedt op een door het onderwijsinstituut aangeboden masterprogramma. De commissie heeft op grond van nadere, door de opleiding verstrekte informatie, begrepen dat het hier gaat om een garantie onder de voorwaarde, dat de student het daartoe juiste programma heeft gevolgd. De hoofdadviseur is hiervoor verantwoordelijk. In de overeenkomst zijn kwalificatie-eisen opgenomen, zoals de eis dat het hoofdrichtingprogramma ten minste 60 EC en maximaal 105 EC omvat en bestaat uit drie cursussen op niveau drie. De commissie meent dat deze procedure voldoende waarborgen bevat voor het volgen van een aansluitende master. Verder biedt, naar de opvatting van de commissie, het systeem van interne kwaliteitszorg en vooral de eisen wat betreft het gerealiseerd niveau voldoende garantie dat de eindkwalificaties van de afgestudeerden overeenkomen met de eindkwalificaties van de opleiding. Deze eisen hebben betrekking op het bachelorwerkstuk, het portfolio en het niveau van de interdisciplinaire attitude. Daarnaast wordt, wat betreft het gerealiseerd eindniveau, de eis gesteld dat afgestudeerden en mastercoördinatoren in meerderheid positief oordelen over de mate waarin LAS-bachelors zich kunnen positioneren in hun vervolgopleiding. Ten slotte dienen studenten in het general education programma ten minste drie cursussen op niveau drie te hebben behaald. Dit betekent dat binnen de gehele opleiding minstens zes cursussen op dat niveau moeten zijn behaald. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De opleiding heeft – zoals vermeld onder facet 17 − streefcijfers geformuleerd. Deze streefcijfers komen overeen met het gemiddelde van alle Utrechtse bacheloropleidingen. Gelet op de recente start van de opleiding zijn er nog geen afgestudeerden. De zelfstudie merkt op dat het diplomarendement wellicht negatief zal worden beïnvloed door een vroegtijdige uitstroom van studenten. Sommige studenten beschouwen het eerste jaar Liberal arts & sciences als een oriëntatiejaar. Zij stappen over op het moment van keuze van de hoofdrichting. De opleiding heeft, naar aanleiding van het visitatiebezoek, de commissie op basis van eigen cijfers (peildatum 1 september 2006) de volgende rendementgegevens aangeleverd. studiejaar 2004-2005 2005-2006 2006-2007
omvang cohort behaald aantal studiepunten (%) studiestakers* na 1 jaar N > 6o EC na 1 jaar >120 EC na 2 jaar 51 14 (27,5%) 12 15 75 19 (25 %) 20 80 -
* inclusief ‘omzwaaiers’
Uit een door de opleiding verstrekt gespecificeerd overzicht blijkt dat in het studiejaar 20042005 het aantal omzwaaiers zeven studenten bedroeg en in het studiejaar 2005-2006 twaalf studenten. Het merendeel van deze studenten (90%) vervolgden hun studie aan een andere opleiding van de Universiteit Utrecht. Uit de zelfstudie en uit nadere aanvullende informatie blijkt dat het eerstejaarsrendement − door de opleiding gedefinieerd als het aantal behaalde
52
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
studiepunten na een studiejaar − voor het cohort 2004 en het cohort 2005 respectievelijk 75,0% en 82,4% bedroeg. Oordeel De commissie stelt vast dat de opleiding streefcijfers hanteert, waarbij de universitaire bacheloropleidingen als referentiekader zijn gekozen. Zij heeft kennisgenomen van de verschillende rendementen van de opleiding. De commissie meent dat, vooral nu de opleiding nog geen afgestudeerden heeft afgeleverd, het nog te vroeg is om een verantwoord oordeel te geven over de rendementcijfers en over de ontwikkeling daarvan op langere termijn. Wel stelt de commissie vast dat de feitelijk behaalde rendementen na één jaar, ondanks het relatief grote aantal omzwaaiers, haar enige zorg baart. Zij heeft uit de gesprekken met het opleidingsmanagement opgemaakt dat ook bij hen dit een punt van zorg is. De commissie constateert, op grond van de verstrekte informatie in het kader van het visitatiebezoek, dat de opleiding maatregelen treft ter verbetering van (in ieder geval) het eerstejaarsrendement, zoals een herprogrammering van de seminars (kernvakken), verhoging van het aantal contacturen en de invoering van een aanwezigheidsplicht. Verder heeft de commissie uit de gesprekken met het opleidingsmanagement begrepen dat de opleiding overweegt om met ingang van het studiejaar 2007-2008 het bindend studieadvies in te voeren. De commissie is van mening dat dit het onderwijsrendement positief kan beïnvloeden en beveelt dan ook sterk aan het bindend studieadvies op korte termijn in te voeren. Mede op basis van het vorenstaande meent de commissie erop te kunnen vertrouwen dat de opleiding in de toekomst een voldoende rendement zal behalen. Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de bacheloropleiding Liberal arts & sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.7. Extra onderwerp: Internationalisering Er zijn voor LAS-studenten, volgens de opleiding, verschillende mogelijkheden om een deel van hun studieprogramma in het buitenland te volgen. Ten eerste kunnen zij gebruikmaken van een van de centrale uitwisselingsprogramma’s die de Universiteit Utrecht (International office) coördineert. Recentelijk is bijvoorbeeld een contract gesloten met de University of California, waardoor jaarlijks 100 studenten uit Utrecht in Californië kunnen studeren. Ten tweede kunnen de studenten een uitwisseling regelen via hun hoofdrichting. De meeste departementen hebben speciale contracten afgesloten met universiteiten in het buitenland, wat wil zeggen dat er voor studenten van deze departementen (en voor LAS-studenten die er een hoofdrichting volgen) plaatsen worden gereserveerd. De studenten mogen zelf bepalen welk deel van het programma zij in het buitenland willen volgen (general education, hoofdrichting en/of profileringsruimte). Het opleidingsbestuur onderzoekt of er een extra mogelijkheid in het leven kan worden geroepen voor LAS-studenten. De opleiding zou bijvoorbeeld in het kader van het general education programma zelf een uitwisselingsprogramma kunnen opzetten met typische liberal arts universiteiten en colleges, die een sterk interdisciplinair programma hebben. QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
53
Omdat de opleiding geen plekken bij buitenlandse universiteiten kan garanderen, wordt een periode in het buitenland niet verplicht gesteld aan LAS-studenten. Wel heeft de opleiding haar verplichte onderwijs in het derde jaar zo gepland dat een student de ruimte krijgt om naar het buitenland te gaan. Het interdisciplinair sluitstuk beslaat een onderwijsperiode en de studenten mogen zelf aangeven welke periode zij daarvoor willen gebruiken. Inmiddels hebben, volgens de opleiding, enkele studenten hun weg naar het buitenland ook gevonden.
54
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Liberal arts & sciences: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Liberal arts & sciences De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Liberal arts & sciences voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
55
56
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
BIJLAGEN
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
57
58
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Prof. dr. M.C. van der Wende (1960) Marijk van der Wende begon haar carrière in 1980 in het basisonderwijs en studeerde naast haar werkzaamheden aansluitend Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zij behaalde haar doctoraaldiploma in 1991 en promoveerde in 1996 aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift ‘Internationalising the Curriculum in Dutch Higher Education: an International Comparative Perspective’. Tussen 1980 en 1985 was zij betrokken bij onderwijsinnovatie en curriculumontwikkeling. Na een aantal jaren van studie en werk in Frankrijk was zij vervolgens in de periode 1992-1998 als senioronderzoeker en coördinator onderzoek en training verbonden aan het NUFFIC en als onderzoekscoördinator aan de Academic Cooperation Association (ACA) te Brussel. Vanaf 1998 is Van der Wende als onderzoeker verbonden aan het CHEPS (Centre for Higher Education Policy Studies) van de Universiteit Twente en in 2001 benoemd tot hoogleraar Comparative Higher Education Policy Studies. Haar leeropdracht betreft de invloed van globalisering en van nieuwe technologie op het hoger onderwijs. In 2005 is zij tevens benoemd als hoogleraar Onderwijskunde bij het onderwijscentrum van de Vrije Universiteit. Haar leeropdracht is de innovatie van het hoger onderwijs. Daarnaast is zij onder meer de President of the Governing Board of the OECD’s Programme on Institutional Management in Higher Education (IMHE) en lid van de erkenningscommissie voor het Vlaamse hoger onderwijs en van verschillende nationale en internationale adviesorganen.Van der Wende doceert als senior lecturer in het Erasmus Mundus Master Programme on Higher Education (universiteiten van Oslo, Tampere, Aveiro en Twente). Prof. dr. A. Klamer (1953) Arjo Klamer studeerde economische wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam waar hij in 1978 zijn doctoraaldiploma Economie behaalde. Hij promoveerde (Ph.D. in Economics) in 1981 met het proefschrift ‘Levels of Discourse in new classical economics’ aan de Duke University in de Verenigde Staten. Zijn wetenschappelijke loopbaan ziet er als volgt uit: • • • •
Associate Professor of Economics, The George Washington University, 1990-1994; Visiting Associate Professor, Duke in Amsterdam program, Spring 1988 - 1990; Visiting Associate Professor, University of Iowa, 1987-1989; Assistant Professor, Wellesley College, 1981-1987.
Sinds 1994 is hij als hoogleraar in de Economie van Kunst en Cultuur verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en vanaf 1995 als Research professor of Economics aan de George Washington University (VS). Hij schreef verschillende publicaties op het gebied van cultuur en retoria, waaronder ‘Speaking of Economics: How to be in conversation’ (Routledge, 2007). Verder is hij als lid en voorzitter van de raad van toezicht betrokken bij het Grafisch Lyceum te Rotterdam en is hij lid van de Raad van Cultuur van de gemeente Rotterdam. Zijn interesse voor het liberal arts & sciences onderwijs komt ook tot uitdrukking in zijn functie van decaan van de Academia Vitae, een liberal arts college in ontwikkeling te Deventer. Prof. dr. A.J. Vanderjagt (1948) Arjo Vanderjagt is (bijzonder) hoogleraar Ideeëngeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn loopbaan: •
high school opleiding (Franklin Academy and Prattsburgh Central School, NY, USA);
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
59
• • • • •
• •
vanaf 1971 studie wijsbegeerte, geschiedenis en semitische talen; promotie 1981 (Groningen): ‘“Qui sa vertu anoblist”. The Concepts of “noblesse” and “chose publicque” in Burgundian Political Thought’; 1968-1975: leraar Engels/Geschiedenis (inclusief didactiek van de geschiedenis) aan een kweekschool; 1976-1979: medewerker middeleeuwse wijsbegeerte, Katholieke Universiteit Nijmegen; 1979: medewerker/uhd geschiedenis van de premoderne filosofie, Faculteit der wijsbegeerte te Groningen. Inaugurele rede 1995: ‘Cadmus zaaide drakentanden. Ideeëngeschiedenis en de vermenigvuldiging van teksten’; 1999-2005: wetenschappelijk directeur van de landelijke Netherlands Research School for Medieval Studies. In dit kader werd een internationaal netwerk opgezet en doorgevoerd voor (post-doctoraal) onderwijs/onderzoek met Notre Dame (USA), Münster, Leuven, Ghent, Antwerpen, Tübingen, de Oostenrijkse Akademie der Wissenschaften, Cambridge, Oxford, Syddansk (Denemarken), Södertörn (Zweden), Lecce (Italië) en Palermo; Vele jaren was hij voorzitter Studium Generale Groningen en de Algemene Nederlandse Vereniging voor Wijsbegeerte; Hij is hoofdredacteur van Brill’s Studies in Intellectual history en van de redactieraad van een reeks andere boeken en tijdschriften.
Prof. dr. N. de Groot (1964) Nicolo de Groot studeerde Natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1988 zijn doctoraaldiploma behaalde. In 1993 promoveerde hij aan deze universiteit met het proefschrift ‘Een meting van de vervalsbreedten van het Z0 boson in zware quarks met neurale netwerken.’ Promotoren waren prof. dr. K.J.F. Gaemers (UvA) en prof. dr. A.N. Diddens (Leiden). Op dit moment is hij als hoogleraar experimentele hoge energiefysica verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Sinds december 2004 is hij voorzitter van de landelijke onderzoekschool subatomaire fysica (OSAF). Verder is hij lid van het Steering Committee van het Institute of Particle Physics Phenomenology (IPPP) in Durham (UK) en van de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) van het NIKHEF. Voorafgaande aan zijn benoeming als hoogleraar heeft hij gewerkt als postdoc op het CERN (Genève) en aan het Stanford Linear Accelerator Center (Stanford University, USA). Van 1999-2001 was hij als universitair docent verbonden aan de Universiteit van Bristol (UK) en van 2001 tot 2004 als senior onderzoeker bij Rutherford Appleton Laboratory (UK). Dr. P.J. Hamersma (1955) Peter Hamersma studeerde na het behalen van zijn HBS-B diploma in 1973 scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1978 voltooide hij zijn doctoraal studie scheikunde (hoofdvak fysische technologie, bijvak wiskunde en speciale richting kristallografie) en behaalde hij tevens zijn onderwijsbevoegdheid in de scheikunde. Onder supervisie van prof dr. ir. J.M.H. Fortuin startte hij een promotieonderzoek op het gebied van gas-vloeistofstroming, dat hij succesvol in 1983 afrondde. Zijn eerste industriële ervaring deed hij op bij Shell Research in Rijswijk/ Nederland waar hij in de afdeling productietechnologie werkte aan water- en emulsiebehandeling ten behoeve van olie en gasproductie. Op verzoek van zijn promotor keerde hij terug bij de Universiteit van Amsterdam waar hij onderzoek verrichtte op het gebied van de procestechnologie. In de (sabbatical) periode tussen september 1994 en januari 2005 werd hij uitgenodigd door prof. dr. Trambouze – directeur van het Institut du Petrole te Solaize/Lyon, Frankrijk – om onderzoek te verrichten aan de schaaleffecten op de hydrodynamica en dispersie in industriële gepakte bedreactoren. Op het gebied van onderwijs was hij actief in nationaal en Europees verband waar hij in de ‘chemistry workgroup’ deelnam aan de ontwikkeling en introductie van het 60
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
European Credit Transfer System (ECTS). Hij adviseerde diverse Europese universiteiten op het gebied van onderwijsvernieuwing, introductie van het bachelor-mastersysteem en het ECTS in zijn rol als ECTS-counsellor en is momenteel actief als nationaal Bologna-promotor. Binnen de bètafaculteit van de Universiteit van Amsterdam vervulde hij naast zijn onderzoeksactiviteiten steeds meer taken op het gebied van onderwijsvernieuwing, internationalisering (werving en mobiliteit van studenten en staf ) en het aansturen van opleidingen (opleidingsdirecteur) op het gebied van de (technische) scheikunde en aardwetenschappen. In 2002 stapte hij over naar de TU Delft waar hij verantwoordelijk is voor opleidingen op het gebied van de chemische- en bioprocestechnologie. Binnen de TU Delft is hij betrokken bij de ontwikkeling en introductie van minors in de universiteit. In Europees verband participeert hij tevens in de Working Party Education of the European Federation of Chemical Engineers en in een Erasmus Mundus project gericht op de ontwikkeling van kennis- en competentietesten ten behoeve van studenten in de scheikundige /bioprocestechnologie. Prof. dr. G.A. Kohnstamm (1937) Dolph Kohnstamm studeerde Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1967 aan de Universiteit Utrecht met het proefschrift ‘Teaching children a Piagetian problem of class inclusion’. Van 1973 tot aan zijn pensionering in 1998 was hij hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden. Daarvoor was hij werkzaam aan het Pedagogisch Instituut van de Universiteit Utrecht en als lector met de leeropdracht ontwikkelingspsychologie verbonden aan deze universiteit. Van 1992 tot 2006 was hij redacteur van het Cultureel Woordenboek en van het Nieuw Cultureel Woordenboek. De heer Casper Thomas BA (1983) Casper Thomas heeft de bacheloropleiding Liberal arts & sciences aan het University College Maastricht gevolgd en is in juni 2005 cum laude afgestudeerd. De bachelorthesis handelde over vooruitgangsideeën in de kunsten. Na een jaar werkervaring als assistent lecturer te hebben opgedaan bij deze opleiding is hij in september 2006 gestart met de masteropleiding European History aan het University College London. Tijdens zijn studie was hij één jaar lid en tevens vice-president van de University Council van de Universiteit Maastricht. Daarnaast was hij ruim drie jaar lid van de studentenvereniging ‘NovUM’, waarvan hij een van de oprichters was. Gedurende zijn bacheloropleiding heeft hij zich ingezet als mentor voor studenten van de Universiteit Maastricht uit Azië en Afrika. Daarnaast is hij in 2006 verbonden geweest aan het Filosofie Magazine. Hij hoopt in de zomer van 2007 zijn mastergraad te behalen.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
61
62
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Bijlage B: Programma visitatiebezoek Universiteit Utrecht, Faculteit Geesteswetenschappen, bacheloropleiding Liberal arts & sciences, op 14 november 2006, Uithof, Heidelberglaan 8 (Bestuursgebouw) te Utrecht. Visitatiecoördinator: mevrouw dr. R. van der Lecq. 08.30 - 09.00 09.00 -10.00 10.00 -11.00
11.00 -11.45 11.45 -12.30 12.30 -13.30 13.30 -14.15 14.15 -14.45 14.45 -15.30 15.30 -17.00 17.00.-17.30
Ontvangst en voorbereiding visitatie (intern) Gesprek met opstellers zelfstudie, visitatiecoördinator, opleidingsdirecteur en opleidingsbestuur Kennisnemen van documentatiemateriaal (evaluatieverslagen, studentenenquêtes, vergaderverslagen opleidingcommissie, ontwikkelplannen, studieboeken, tentamenopgaven, werkstukken) Eventueel houden van een spreekuur Gesprek met studenten LAS*, waaronder die tevens lid zijn van de opleidingscommissie. Gesprek met docenten van de opleiding Lunch commissie Tevens inventariseren komende gesprekken in commissieverband Gesprek met examencommissie en docent-leden opleidingscommissie Gesprek met studieadviseurs, medewerker(s) kwaliteitszorg en medewerker internationalisering Afsluitende gesprek met (delegatie van) opleidingsbestuur en opleidingsdirecteur Terugblik in commissieverband, invullen van de checklist en voorbereiding mondelinge presentatie Mondelinge rapportage
* Samenstelling op basis van een aselecte steekproef (verdeeld over de verschillende cohorten).
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
63
64
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Bijlage C: Eindtermen bacheloropleiding Liberal arts & sciences van de Universiteit Utrecht Het doel van de opleiding is uitgewerkt in de volgende eindtermen. De student: 1. beschikt over specialistische kennis in een of meer wetenschapsdisciplines; 2. heeft een interdisciplinaire attitude en een goed niveau van algemene en culturele ontwikkeling; 3. heeft kennis van de wetenschappelijke benaderingswijzen (wijzen van denken) die bij de diverse wetenschappen worden gehanteerd; 4. heeft een open oog voor wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen; 5. heeft het vermogen zich snel het vocabulaire eigen te maken van een nieuw vakgebied; 6. kan een metastandpunt innemen ten aanzien van de verschillende vakwetenschappen; 7. heeft basiservaring met de werkwijze van onderzoekers (dus met het wetenschappelijk verantwoord opzetten, uitvoeren en rapporteren van een onderzoeksproject); 8. is in staat bevindingen op heldere wijze schriftelijk te rapporteren en mondeling te representeren en kan zich zowel mondeling als schriftelijk goed uitdrukken in het Nederlands en een vreemde taal; 9. beschikt over de denk- en redeneervaardigheden die nodig zijn voor adequate wetenschapsbeoefening en -toepassing; 10. werkt zelfstandig en doelgericht, reflecteert op eigen functioneren, is in staat doelen te stellen en keuzes te maken; 11. is in staat projecten planmatig op te zetten en uit te voeren; en kan werken in teamverband en heeft de daarvoor benodigde sociale en communicatieve vaardigheden.
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
65
66
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
Bijlage D: Overzicht van het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding Liberal arts & sciences van de Universiteit Utrecht en van de keuzemogelijkheden van de hoofdrichting (studiejaar 2006 - 2007) Overzicht 1: Programma van de opleiding Uitgangspunt is elke student zijn/haar eigen programma. Wel zijn er keuzeregels. Het studieprogramma bestaat uit drie componenten: 1. het general education-programma bestaande uit 10 cursussen (in het totaal 75 studiepunten), waarvan 4 verplichte onderdelen (vetgedrukt in onderstaand schema); 2. de hoofdrichting bestaande uit ten minste 8 cursussen (in het totaal ten minste 60 studiepunten); 3. de profileringsruimte of de vrije ruimte bestaande uit 6 cursussen (45 studiepunten). Programma bij een hoofdrichting
jaar 1
jaar 2
jaar 3
1 LAS101: ‘De Schrijfacademie’
periodes 2 3 general education A general education C )vrije ruimte(
4 general education A
general education C )hoofdrichting(
general education B
general education D
LAS201: ‘Globalisering’
hoofdrichting C
general education B
LAS202: ‘De Denkacademie’
vrije ruimte
hoofdrichting C
hoofdrichting C
hoofdrichting C
vrije ruimte
vrije ruimte
hoofdrichting C
hoofdrichting C
bachelorscriptie
hoofdrichting C
general education D
vrije ruimte
LAS301: Interdisciplinair werkstuk
A = alfa, B = bèta, C = gamma, D = analytisch denken en redeneren
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht
67
Overzicht 2:
Keuzemogelijkheden hoofdrichtingen
Hoofdrichtingen A t/m M Aardwetenschappen Algemene sociale wetenschappen Arabische taal en cultuur Biologie Cognitieve Kunstmatige Intelligentie Culturele antropologie Duitse taal en cultuur Economie Engelse taal en cultuur Franse taal en cultuur Geschiedenis Godgeleerdheid Informatica Informatiekunde Italiaanse taal en cultuur Kunstgeschiedenis Literatuurwetenschap Milieuwetenschappen
68
Hoofdrichtingen N t/m W Natuur- en sterrenkunde Natuurwetenschap en innovatiemanagement Nederlands Onderwijskunde Pedagogiek Portugese taal en cultuur Rechtsgeleerdheid Scheikunde Sociale geografie en planologie Sociologie Taal- en cultuurstudies (alle hoofdrichtingen van TCS) Taalwetenschap Theater-, film- en televisiewetenschap Wiskunde Wijsbegeerte
QANU / Liberal arts & sciences, Universiteit Utrecht