Commissie voor de Bezwaarschriften
Het college van burgemeester en wethouders van Ede
kenmerk bezwaarschrift -
datum bezwaarschrift 14 -03-2014
Betreft
Last onder dwangsom
registratienummer
behandeld door
Doorkiesnummer
E-mail
783832
Rob Broek
(0318) 680 163
[email protected]
Zaaknr. Cie BS/WAVE 14-073 2013H0321
bijl. Verslag
Ede, 27 mei 2014
Geacht college, 1. Aanleiding U hebt op 10 februari 2014 aan G.J. Cluistra (hierna: bezwaarmaker) een last onder dwangsom opgelegd. 2. Bevoegdheid Het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 2.1. Lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan tegen dit besluit bezwaar worden gemaakt bij u. Volgens artikel 2 van de “Verordening inzake de commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Ede” is onze commissie belast met de voorbereiding van de beslissing op het bezwaarschrift. Op grond van artikel 4 van de verordening is Kamer I van de commissie bevoegd. 3. Ontvankelijkheid Op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 Awb is het indienen van bezwaar voorbehouden aan belanghebbenden. Onder belanghebbende wordt volgens artikel 1:2 Awb verstaan: degene wiens
belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Bezwaarmaker voldoet aan deze eis omdat het besluit aan hem is gericht. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De datum van verzending is niet op het besluit vermeld. Daarom valt niet objectief vast te stellen wanneer het besluit is verzonden. Het besluit is, zoals gezegd, genomen op 10 februari 2014. Het bezwaarschrift is op 18 maart 2014 binnengekomen. Het bezwaarschrift is dus niet onredelijk laat ingediend. Er is daarom geen bezwaar tegen om op de inhoud ervan in te gaan. 4. Gronden van het bestreden besluit Bezwaarmaker heeft schuurtjes gebouwd. Bezwaarmaker beschikt niet over de vereiste omgevingsvergunning. Daardoor overtreedt hij de Wabo. U wilt de vergunning niet alsnog verlenen. U mag namelijk alleen een omgevingsvergunning verlenen als het plan voldoet aan het bestemmingsplan, de bouwverordening, het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand. Het plan voldoet niet aan het geldende bestemmingsplan. In het geldende bestemmingsplan “Partiële herziening Natuurgebied Veluwe van de gemeente Ede” (hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemming 'verblijfsrecreatie'. Op grond van het bestemmingsplan mag een recreatiewoning een maximale oppervlakte hebben van 55 m² inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen. Tijdens de op 28 november 2013 gehouden globale inventarisatie is vastgesteld dat zijn recreatiewoning (recreatieobject) een oppervlakte heeft van 55 m². Dat betekent dat er geen bouwruimte meer is voor de schuurtjes. Hiervoor kan dus geen omgevingsvergunning worden verleend.
5. Inhoud van de bezwaren Bezwaarmaker erkent dat er geen bouwvergunning is aangevraagd voor de 2 schuurtjes en overkapping welke is gebouwd op zijn perceel aan de Meulunterseweg 60-18 te Lunteren. Bezwaarmaker meent echter dat er uitzicht is op legalisatie. U stelt dat op het perceel van bezwaarmaker een recreatiewoning staat. Daarbij stelt u dat in het geldende bestemmingsplan "Partiële herziening Natuurgebied Veluwe van de gemeente Ede "staat vermeld dat een recreatiewoning een maximale oppervlakte mag hebben van 55 m². inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen. De chalet van bezwaarmaker heeft een oppervlakte van 45,99 m². De omvang van de aanwezige bijgebouwen / overkapping bedraagt totaal 16,76 m². Op grond hiervan stelt u dat er teveel van het perceel bebouwd is en dat het teveel aan oppervlakte (7,75 m²) verwijderd moet worden. Hij wijst er op dat het vigerende bestemmingsplan twee verschillende definities kent, te weten de definities "recreatieobject" en “recreatiewoonverblijf'. Gezien uw omschrijving van een recreatiewoning, merkt u het chalet van bezwaarmaker kennelijk aan als een "recreatieobject". Volgens bezwaarmaker valt zijn recreatiewoning echter niet aan te merken als een recreatieobject, maar als een recreatiewoonverblijf. De definitie van recreatiewoonverblijf is volgens het bestemmingsplan "een permanent aanwezig gebouw niet zijnde een trekkershut, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden met een maximale oppervlakte van 75 m', inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen " De recreatiewoning van bezwaarmaker valt aan te merken als een 'permanent aanwezig gebouw'. Voor het begrip gebouw verwijst bezwaarmaker naar artikel 1 lid 1 sub c van de Woningwet, welke een gebouw als volgt definieert: "elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt." Hoewel het begrip bouwwerk niet in de wet is gedefinieerd, wordt
aansluiting gezocht bij de Modelbouwverordening van de VNG. Hierin is de volgende beschrijving gegeven: ''elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond'. Van beiden is sprake. Dat er sprake is van een 'permanent' aanwezig gebouw blijkt reeds uit het feit dat de recreatiewoning al sinds de bouw op de kavel is gelegen. Dat er sprake is van een recreatiewoonverblijf (en geen kampeermiddel) kan ook worden afgeleid uit de begripsbepalingen van de voorschriften: "1. u: kampeermiddel: 1. Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; 2. Enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan (..) De recreatiewoning van bezwaarmaker valt niet onder de definitie van kampeermiddel. Een caravan is het immers niet. Een caravan is een soort aanhangwagen die op een trekhaak achter de auto kan worden geplaatst. Het chalet van bezwaarmaker is van hout en kan dat overduidelijk niet. Deze is niet te verplaatsen, althans niet gemakkelijk en al zeker niet op de trekhaak van een (personen)auto. De recreatiewoning valt ook niet aan te merken als enig ander voertuig. Immers het chalet kan niet rijden. In de begripsbepalingen van de voorschriften van het bestemmingsplan (pagina 5) wordt voorts recreatiewoonverblijf als volgt omschreven: "/. O. een permanent aanwezig gebouw of bouwsel op wielen groter dan 45 m², bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden ". Hij heeft al vastgesteld dat zijn chalet is aan te merken als een permanent aanwezig gebouw. U hebt zelf geconstateerd dat het bouwwerk een oppervlakte van 45,99 m² heeft. Volgens de begripsbepalingen van de voorschriften van het bestemmingsplan is de recreatiewoning van bezwaarmaker - nu deze een groter oppervlakte heeft dan groter is dan 45 m², automatisch aan te merken als een "recreatiewoonverblijf'. Aangezien er sprake is van een recreatiewoonverblijf, en niet zoals gesteld in het bestreden besluit van een recreatieobject, is er een maximaal te bebouwen oppervlakte van 75 m²,inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen. Indien de oppervlakte van de recreatiewoning (45,99 m²) en de schuur (16,76 m²) bij elkaar worden opgeteld, wordt voldaan aan de maximaal te bebouwen oppervlakte van 75 m². Nu er nog wel bouwruimte aanwezig is voor de schuurtjes en overkapping binnen het maximaal te bebouwen oppervlak, zou er geen belemmering moeten zijn om een omgevingsvergunning voor het bouwen af te geven ten aanzien van de schuurtjes en overkapping. Wellicht voldoen de bouwwerken zelfs aan de voorwaarden om omgevingsvergunningsvrij gebouwd te worden. Indien er wel sprake zou zijn van een recreatieobject (quod non), dan wordt de maximaal te bebouwen oppervlakte wel overschreden door de aanwezigheid van de schuurtjes. Desondanks meent bezwaarmaker dat er in dit geval dient te worden afgezien van handhaving. Bezwaarmaker meent dat de belangen van u bij handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de belangen van bezwaarmaker. Het is voor bezwaarmaker noodzakelijk om een bergruimte te hebben bij zijn recreatiewoning voor bijvoorbeeld fietsen en tuinmeubilair. Bij afwezigheid hiervan zullen deze open en bloot op het perceel gestald moeten worden. Dit geeft een rommelige aanblik en zal de levensduur van de opgeslagen zaken verkorten. Bezwaarmaker maakt voorts bezwaar tegen de hoogte van de opgelegde last onder dwangsom. Naar mening van bezwaarmaker staat de hoogte van de boete niet in verhouding met de overtreding.
6. Hoorzitting commissie Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten in onze openbare vergadering van 7 mei 2014. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij dit advies gevoegd. Ook kan nog bezien worden of een verlenging van de begunstigingstermijn in de rede ligt. Pm verzoek vergoeding proceskosten 7. Overwegingen commissie
Onze commissie stelt vast dat de last betrekking heeft op het bouwen van twee schuurtjes zonder omgevingsvergunning. U stelt de overtreding niet te kunnen legaliseren omdat de woning is aan te merken als een recreatieobject en volgens het bestemmingsplan een maximum voor de bebouwingsoppervlakte voor een recreatieobject van 55 m² geldt. Volgens de (nieuw toegevoegde) begripsbepaling van het bestemmingsplan moet het bij een recreatieobject gaan om een kampeermiddel zonder fundering. Volgens begripsbepaling “u” van het bestemmingsplan wordt onder kampeermiddel verstaan: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuigmiddel, geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet (thans: artikel 2.1 van de Wabo) een bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning) is vereist. Op de zitting heeft uw vertegenwoordiger gesteld dat het chalet voorzien is geweest van een wielas om het op een dieplader te kunnen plaatsen en naar het recreatieterrein te vervoeren en vervolgens naar de standplaats te brengen. Inmiddels is de wielas volgens uw vertegenwoordiger vervangen door een stabieler onderstel. Onze commissie stelt daarom vast dat er toen geen behoefte was een fundering aan te brengen. De aanwezigheid daarvan is op de zitting ontkend door bezwaarmaker. Er is daarom geen sprake van (het bouwen van) een bouwwerk. Reeds hierom kan niet worden gezegd dat voor dit onderkomen een omgevingsvergunning is vereist. U heeft de last ook alleen betrokken op de schuurtjes. De woning is dus niet als een recreatieobject te beschouwen. De vraag doet zich daarom voor of de woning als een recreatiewoonverblijf kan worden beschouwd. Volgens de (gewijzigde) begripsomschrijving “o” van het bestemmingsplan dient onder een recreatiewoonverblijf te worden verstaan: een permanent aanwezig gebouw of een bouwsel op wielen groter dan 45 m². Dat betekent dat de aanwezigheid van wielen op zichzelf geen beletsel hoeft te zijn om van een recreatiewoonverblijf te kunnen spreken. Voorts is niet van doorslaggevend belang of sprake is van een gebouw, omdat in ieder geval sprake is van een bouwsel. Dit bouwsel is weliswaar voorzien van een onderstel maar deze dient, zoals gezegd de woning stabiliteit te geven. De eerder aanwezige wielas was ,zoals eveneens hiervoor vermeld, slechts bedoeld om het chalet op een dieplader te kunnen plaatsen voor vervoer naar de standplaats. Het 'chalet' is daarom niet bestemd en geschikt om regelmatig te worden vervoerd en heeft een plaatsgebonden karakter 1 De woning is dus als recreatiewoonverblijf te beschouwen. Dat betekent dat uitgegaan moet worden van een maximum bebouwingsoppervlakte van 75 m². Dit maximum wordt, met een totale oppervlakte van de bebouwing van 62,75 m², niet overschreden. Het bezwaar is gegrond . Het besluit dient te worden herroepen. Uw vertegenwoordiger heeft op de zitting gewezen op het in het bestemmingsplan opgenomen maximum van 27 recreatiewoonverblijven. Hij heeft evenwel ook gesteld dat u hiervan bent afgeweken door bovenop dit maximum voor negen voormalige recreatieobjecten een vergunning te verlenen. De vergroting van het maximum zal worden vastgelegd in de in voorbereiding zijnde aanpassing van het bestemmingsplan. Nieuwe vergunningen worden volgens hem niet meer verleend. Nu u kennelijk voor de voormalige recreatieobjecten een uitzondering heeft willen maken, lijkt het de commissie redelijk dat u bezwaarmaker aan de hand van een door hem in te dienen aanvraag een omgevingsvergunning verleent voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan (overschrijding maximum). Verzoek om vergoeding proceskosten 1
www.rechtspraak.nl ECLI:NL:RVS:2011:BP2099
Volgens artikel 7:15 Awb worden de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken vergoed voor zover het besluit moet worden herroepen wegens aan het bestuur te wijten onrechtmatigheid. Zoals hiervoor aangegeven, is de commissie van mening dat het besluit moet worden herroepen. Er is daarom reden om de proceskosten te vergoeden volgens de methodiek van bijlage 5 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het bezwaar ziet op een juridisch inhoudelijk aspect. Volgens vaste jurisprudentie2 kan deze zaak daarom qua zwaarte als gemiddeld worden beschouwd, zodat een wegingsfactor van 1 kan worden aangehouden. De gemachtigde van bezwaarmaker is op de zitting verschenen. Hiervoor kan, evenals voor het indienen van het bezwaarschrift, een procespunt worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 472,--. Vermenigvuldiging van wegingsfactor, procespunten en de waarde levert dus een bedrag op van € 944,--.
Advies Gelet op het vorenstaande adviseert de commissie uw college het bezwaar gegrond te verklaren het bestreden besluit te herroepen bezwaarmaker in de gelegenheid te stellen om een aanvraag in te dienen voor een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 aanhef onder a van de Wabo voor wat betreft de schuurtjes een omgevingsvergunning ex artikel 2.1. aanhef onder b van de Wabo voor wat betreft de recreatiewoning. aan bezwaarmaker een proceskostenvergoeding toe te kennen ad € 944,--
Met vriendelijke groet,
Kamer I van de commissie voor de bezwaarschriften,
mr. A.O.R. Broek, 2
mr. G. Kasander,
o.a. afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State LJN BZ 3975,
secretaris
voorzitter