De commissie voor beroep- en bijzondere bezwaarschriften Gemeente Dordrecht Aan de gemeenteraad van Dordrecht
Onderwerp Advies op het bezwaarschrift van mr. A. van Diermen namens de Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman, M. Vendeloo en R. van Dijk tegen het raadsbesluit van 3 januari 2006, waarbij is verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor de locatie "Laan van Londen/Van der Steenhovenplein".
1.
Bestreden besluit De raad heeft bij besluit van 3 januari 2006 een voorbereidingsbesluit genomen voor de locatie "Laan van Londen/Van der Steenhovenplein". Tegen dit besluit heeft mr. A. van Diermen namens de Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman, M. Vendeloo en R. van Dijk (hierna: reclamant) bij brief, ingekomen op 13 februari 2006, een bezwaarschrift ingediend.
2.
Procedure
2.1
Het bezwaarschrift is om advies in handen gesteld van de commissie voor beroep- en bijzondere bezwaarschriften (hierna: de commissie).
2.2
De behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden in de openbare vergadering van de commissie van 13 maart 2006. Het advies is uitgebracht in de vergadering van 10 april 2006.
2.4
Reclamant is in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren mondeling toe te lichten en heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Het verslag van de hoorzitting is bijgevoegd en maakt deel uit van het advies.
3.
Feiten
3.1
Voor het onbebouwde terrein aan de Laan van Londen en het Van der Steenhovenplein is een plan ontwikkeld voor de bouw van een moskee. De locatie ligt in het gebied van het bestemmingsplan "Amstelwijck" en heeft hierin de bestemming "verkeersdoeleinden". Omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan heeft het college besloten toepassing te geven aan artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Gedeputeerde Staten hebben op 16 augustus 2005 een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van de moskee. Tegen dit besluit zijn bezwaarschriften ingediend.
3.2
Een vrijstelling krachtens artikel 19, eerste lid van de WRO kan op grond van het vierde lid van dit artikel niet worden verleend als het geldende bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar. Deze beperking geldt niet als voor de betreffende locatie een voorbereidingsbesluit is genomen. Het bestemmingsplan "Amstelwijck" is op 1 november 1995 in werking getreden. De vrijstelling en bouwvergunning zijn binnen de termijn van 10 jaar verleend. Om ook op het moment van de heroverweging van de vrijstelling aan artikel 19, vierde lid van de WRO te voldoen, heeft de gemeenteraad op 3 januari 2006 een voorbereidingsbesluit genomen. De bezwaren tegen de vrijstelling en bouwvergunning zijn bij beslissing van 28 februari 2006, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard. Het besluit van 13 september 2005 is in stand gelaten.
3.3
Reclamant heeft de rechtbank bij brief van 13 februari 2006 verzocht ten aanzien van het voorbereidingsbesluit een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 27 februari 2006 afgewezen.
4.
Ontvankelijkheid
4.1
Reclamant heeft bezwaar gemaakt namens de Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman, M. Vendeloo en R. van Dijk. De Belangenvereniging heeft blijkens artikel 2 van haar statuten o.a. tot doel het voorkomen van overlast in Amstelwijck en (het verwezenlijken van) verkeersveiligheid. Genoemde bewoners zijn woonachtig aan respectievelijk Houtenend 34, Houtenend 36 en Langedaal 105.
4.2
De commissie is gelet op de jurisprudentie (o.a. 200104563/1) van mening dat de ontvankelijkheid bij een voorbereidingsbesluit wordt bepaald aan de hand van het zicht- en nabijheidscriterium. Dit betekent dat de heer R. van Dijk, die buiten een straal van 300 meter van de onderhavige locatie woont en hier geen zicht op heeft, nietontvankelijk is in zijn bezwaar. Ook overigens is niet gebleken dat hij een objectief bepaalbaar belang heeft dat hem onderscheidt van andere omwonenden. Hetgeen reclamant hiertegen heeft ingebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
5.
Bezwaren
5.1
Aan het geldende bestemmingsplan komt veel gewicht toe. Het omvat een uitgebreide en zorgvuldige planologische afweging, welke niet aan het voorbereidingsbesluit ten grondslag ligt. Het voorbereidingsbesluit had niet mogen worden genomen, omdat reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk is dat het bouwplan voor de moskee in planologisch opzicht onaanvaardbaar is. De onaanvaardbaarheid van het bouwplan volgt uit: strijd met artikel 4.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) dat schade aan bomen verbiedt en aldus strekt tot bescherming van ruimtelijk relevante belangen. doorkruising van de hoofduitgangspunten van het bestemmingsplan, die behoud van groen benadrukken. een vergelijking tussen de geldende bestemming en de voorgenomen functie. de aanmerkelijke ruimtelijke uitstraling van het bouwplan in relatie tot de Flora- en faunawet, sociale veiligheid, verkeersveiligheid, verkeersbelasting van de ontsluitingswegen, parkeerdruk, luchtkwaliteit.
5.2
Het voorbereidingsbesluit voldoet niet aan de in artikel 22 van de WRO genoemde vereisten.
6.
Beoordeling bezwaren
6.1
Artikel 19, eerste lid van de WRO bepaalt dat de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling kan verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Het vierde lid van dit artikel stelt dat vrijstelling krachtens het eerste lid niet wordt verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor (sub b) geen vrijstelling overeenkomstig artikel 33, eerste lid, is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
6.2
Artikel 21, eerste lid van de WRO bepaalt dat de gemeenteraad kan verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit). Uit het tweede lid volgt dat bij een voorbereidingsbesluit wordt bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke dag het in werking treedt.
6.3
Artikel 22 van de WRO bepaalt dat de bekendmaking van een voorbereidingsbesluit geschiedt door terinzagelegging van dit besluit voor een ieder. Artikel 3:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Van het voorbereidingsbesluit wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.
6.4
Sinds de wetswijziging van de WRO van 3 april 2000 is tegen het voorbereidingsbesluit bezwaar en beroep mogelijk. Voordien was dit uitgesloten, omdat dit besluit geen zelfstandig karakter had. De samenhang met de vrijstellingsverzoeken is echter vervallen, waardoor er behoefte ontstond aan aparte rechtsbescherming voor het voorbereidingsbesluit. De samenhang is echter door de introductie van artikel 19, vierde lid van de WRO weer gedeeltelijk ingevoerd voor de vrijstellingsprocedures ex artikel 19, eerste lid in gebieden waar het bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar. Het bestreden besluit behoort tot dit type voorbereidingsbesluit.
6.5
Uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter (200104563/1) volgt dat de gemeenteraad bij het nemen van een voorbereidingsbesluit een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. Ook als het voorbereidingsbesluit wordt genomen om voor een bepaald bouwplan vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de WRO mogelijk te maken is slechts dan aanleiding voor de conclusie dat de gemeenteraad daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen, indien bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is.
6.6
De commissie is van oordeel dat van een dergelijk geval hier geen sprake is. De door reclamant aangevoerde strijdigheden met o.a. de APV en het geldende bestemmingsplan kunnen niet leiden tot de conclusie dat het bouwplan voor de moskee in planologisch opzicht evident onaanvaardbaar is. Door bouwvergunning en vrijstelling ex artikel 19, eerste lid van de WRO te verlenen, heeft het college nu juist geoordeeld dat het bouwplan past binnen het gemeentelijk planologisch beleid. Gedeputeerde Staten hebben voor de afwijking van het bestemmingsplan een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Dat het bouwplan in strijd is met provinciaal of rijksbeleid is niet gebleken. Strijd met de wet evenmin. De commissie wijst in dit kader op hetgeen het college heeft overwogen in de beslissing op bezwaar ten aanzien van de vrijstelling en bouwvergunning d.d. 28 februari 2006. Voorts overweegt de commissie dat de bezwaren van reclamant tegen de bouw van de moskee in volle omvang aan de orde kunnen komen in het kader van de rechtsbescherming tegen laatstgenoemd besluit. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van het voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan.
6.7
Het voorbereidingsbesluit is in overeenstemming met artikel 22 van de WRO op 11 januari 2006 gepubliceerd in zowel het Gemeentenieuws als in de Staatscourant. Het heeft vanaf genoemde datum voor een ieder ter inzage gelegen. De commissie concludeert dat aan de vereisten van artikel 22 van de WRO is voldaan.
7.
Vergoeding kosten bezwaarfase
7.1
Reclamant heeft verzocht om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Artikel 7:15, tweede lid Awb bepaalt dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7.2
De commissie is van oordeel dat de bezwaren van reclamant ongegrond zijn en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Van een herroeping van het besluit is geen sprake. Gelet op het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid Awb betekent dit dat reclamant geen recht heeft op de gevraagde kostenvergoeding. De commissie adviseert de raad het verzoek af te wijzen.
8.
ADVIES OP HET BEZWAARSCHRIFT De commissie adviseert de raad, met inachtneming van bovenstaande overwegingen, R. van Dijk niet-ontvankelijk té verklaren in zijn bezwaar, de bezwaren ingediend namens de Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman en M. Vendeloo ongegrond te verklaren, het bestreden raadsbesluit van 3 januari 2006 in stand te laten en het verzoek om vergoeding van de kosten gemaakt in de bezwaarfase af te wijzen.
Dordrecht, 10 april 2006 De commissie voor beroep- en bijzondere bezwaarschriften, de secretaris de voorzitter
mevr. mr.drs. J.E. Ossewaarde
-.,
mr. J.M. van der Klooster
commissie voor beroep- en bijzondere bezwaarschriften, Spuiboulevard 300, 3311 GR Dordrecht.
Verslag van de vergadering van 13 maart 2006 vastgesteld d.d. 10 april 2006.
Behandeling van het bezwaarschrift van A. van Diermen namens de Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman, M. Vendeloo en R. Van Dijk tegen het raadsbesluit van 3 januari 2006, waarbij is verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor de locatie "Laan van Londen/Van der Steenhovenplein"
Aanwezig:
mr. J.M. van der Klooster (voorzitter), A.G. Hoogerduijn, C. Donk, C. van Leuzen, H. Veenenbos en mevr. J.E. Ossewaarde (secretaris)
Reclamant:
mr. A. van Diermen (gemachtigde Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman, M. Vendeloo en R. Van Dijk)
Raad:
H.W.J. (Stafdiensten)
De voorzitter heet de aanwezigen welkom en stelt de leden van de commissie voor. Hij geeft het woord aan de heer Van Diermen. De heer Van Diermen deelt een pleitnota uit (bijlage 1) tezamen met stukken die hij bij de voorzieningenrechter heeft overgelegd (bijlage 2). Hij leest de pleitnota voor. De voorzitter merkt op dat hij in de statuten niet leest dat de belangenvereniging het verhinderen van de bouw van de moskee tot doel heeft. Hij vraagt zich daarom af of de vereniging wel belanghebbende is. De heer Van Diermen wijst erop dat de betrokken omschrijving niet temporaal maar causaal bedoeld is. Als de moskee gebouwd wordt, zal er overlast zijn. De voorzitter vraagt wat het gestelde onder punt 3 van de pleitnota met het voorbereidingsbesluit te maken heeft. De heer Diermen antwoordt dat sprake is van strijd met de APV en dat het voorbereidingsplan dientengevolge planologisch onaanvaardbaar is. De heer Visser wijst voor zijn reactie in eerste instantie naar het bij het commissiedossier opgenomen ambtelijk advies. Hij merkt op dat uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat tegen een voorbereidingsbesluit bezwaar mogelijk is. De raad is van mening dat de ontvankelijkheid van reclamanten op dezelfde wijze moet worden beoordeeld als bij het vrijstellingsbesluit, hetgeen betekent dat de heer Van Dijk op grond van het nabijheidscriterium niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar. De raad geeft de belangenvereniging het voordeel van de twijfel. Artikel 2 lid 1d van de statuten is wellicht van toepassing. Spreker legt uit dat het voorbereidingsbesluit hier een formaliteit betreft en alleen genomen is ter ondersteuning van de artikel 19-procedure. De gemeenteraad heeft bij het nemen van een voorbereidingsbesluit veel beleidsvrijheid. De bestuursrechter toetst of het besluit bij globale beschouwing planologisch onaanvaardbaar is. De APV en het bestemmingsplan zijn volgens spreker in dit verband niet relevant. Er dient sprake te zijn van strijd met hoger ruimtelijk beleid, zoals het Besluit luchtkwaliteit. Daar is hier geen sprake van. Spreker concludeert dat de bezwaren ongegrond zijn. De heer Van Diermen meent dat het voorbereidingsbesluit ook bedoeld is om de kwaliteit van de ruimtelijke onderbouwing te verhogen. Daarmee is een toets aan het bestemmingsplan en de ruimtelijk relevante bepalingen van de APV, zoals die over natuurbehoud, nodig. Spreker stelt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen het voorbereidingsbesluit in combinatie met het bestemmingsplan en in combinatie met een artikel 19-vrijstelling. In het laatste geval is een toets aan het bestemmingsplan noodzakelijk. Onder hoger ruimtelijk beleid verstaat spreker ook het streekplan, waarin gesproken wordt over het behoud van groen in Dordrecht.
5
Hij stelt tenslotte dat sprake is van strijd met planologische voorschriften, aangezien in strijd wordt gehandeld met de APV, het Besluit luchtkwaliteit en de beschrijving in hoofdlijnen van het bestemmingsplan. De heer Visser legt uit dat de wetgever het voorbereidingsbesluit bedoeld heeft voor de gevallen waarin het bestemmingsplan verouderd is. Door het voorbereidingsbesluit te nemen, geeft de gemeenteraad aan dat het akkoord is met de planologische procedure waarvoor het voorbereidingsbesluit nodig is. De heer Hoogerduijn vindt het kader zoals geschetst in het ambtelijk advies erg eng. In de heroverweging moet zijns inziens een volledige heroverweging plaatsvinden. De heer Visser antwoordt dat bij een heroverweging zowel op rechtmatigheid als doelmatigheid getoetst moet worden. De gemeenteraad heeft de vrijheid het besluit terug te nemen als dit niet doelmatig wordt gevonden. In het ambtelijk advies is gewezen op beleidsvrijheid die het bestuursorgaan volgens de jurisprudentie bij het bestreden besluit heeft. De heer Van Diermen vraagt of het klopt dat de raad de zaak heeft overgedragen aan het college. De heer Visser antwoordt dat sprake is van een raadsbesluit, zodat ook de beslissing op bezwaar door de raad genomen moet worden. De voorzitter deelt mee dat de commissie op 10 april op het bezwaarschrift advies zal uitbrengen. Reclamant kan over de inhoud bellen met de secretaris. Hij dankt de aanwezigen voor hun komst en sluit de vergadering.
commissie voor beroep^ en bijzondere bezwaarschriften, Spuiboulevard 300, 3311 GR Dordrecht.
Verslag van de vergadering van 10 april 2006
Openbaar gedeelte Aanwezig:
mr. J.M. van der Klooster (voorzitter), mevr. J.E. Ossewaarde (secretaris)
Advies op het bezwaarschrift van J.R. van Manen namens vof leniemini tegen het collegebesluit van 25 januari 2006, waarbij definitief en in overeenstemming met het advies van de SAOZ is besloten op het verzoek om nadeelcompensatie van de vof leniemini De commissie is van oordeel dat de adviezen van de SAOZ van april 2004 en april 2005 voldoende inzichtelijk zijn en dat hierin en in het nader advies van 29 augustus 2005 de bezwaren voldoende gemotiveerd worden weerlegd. Reclamante heeft geen deskundig tegenadvies overgelegd. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de adviezen van de SAOZ inhoudelijk onzorgvuldig zijn. De commissie concludeert dat het college de beslissing om reclamante een vergoeding ten titel van nadeelcompensatie toe te kennen in redelijkheid heeft kunnen baseren op de adviezen van de SAOZ. De commissie adviseert het college, met inachtneming van bovenstaande overwegingen, de bezwaren van reclamante ongegrond te verklaren, het besluit van 25 januari 2006, waarbij definitief en in overeenstemming met het advies van de SAOZ is besloten op het verzoek om nadeelcompensatie van de v.o.f. "leniemini", in stand te laten en het verzoek om vergoeding van de kosten gemaakt in de bezwaarfase af te wijzen.
Advies op het bezwaarschrift van A. van Diermen namens de Belangenvereniging Amstelwijck, J.T. Kooijman, M. Vendeloo en R. Van Dijk tegen het raadsbesluit van 3 januari 2006, waarbij is verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor de locatie "Laan van Londen/Van der Steenhovenplein" Ook als het voorbereidingsbesluit wordt genomen om voor een bepaald bouwplan vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de WRO mogelijk te maken, is slechts dan aanleiding voor de conclusie dat de gemeenteraad daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen, indien bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is. De commissie is van oordeel dat van een dergelijk geval hier geen sprake is. Het voorbereidingsbesluit is naar haar oordeel in overeenstemming met artikel 22 van de WRO. De commissie adviseert de raad, met inachtneming van bovenstaande overwegingen, de bezwaren van reclamant ongegrond te verklaren en het bestreden raadsbesluit van 3 januari 2006 in stand te laten.