Zaaknummer: CCBE02 Onderwerp:
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
Collegevoorstel Inleiding Vorige week heeft u een voornemenbesluit genomen inzake deelname aan de op te richten Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en aangegeven hiervoor een voorstel tegemoet te zien voor besluitvorming door uw college en de raad. Dit voorstel voorziet hierin. Feitelijke informatie Afgelopen woensdag 12 december 2012 is de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant opgericht. Door het Algemeen Bestuur is tijdens de oprichtingsvergadering besloten om in te stemmen met de toetreding van de gemeente Heusden tot de Gemeenschappelijke Regeling van de Omgevingsdienst Midden- en WestBrabant. Afweging U kunt nu definitief besluiten onder voorbehoud van toestemming van de raad en tegelijkertijd de raad voorstellen om u toestemming te geven voor toetreding tot de genoemde gemeenschappelijke regeling. Naast de financiering is het verder van belang om te besluiten welk takenpakket wordt ingebracht. Overeenkomstig het eerdere voornemen is het voorstel om het zogenaamde basistakenpakket in te brengen overeenkomstig de “packagedeal” tussen het rijk, VNG en IPO. Voor onze gemeente is dit eerder berekend op 1,9 fte. Een raadsvoorstel is bijgevoegd. Inzet van Middelen Zie raadsvoorstel Risico's Zie raadsvoorstel. Procedure Zie raadsvoorstel. Vooruitlopend op het besluit van de raad zullen al de nodige voorbereidingshandelingen plaatsvinden om er voor te zorgen dat de voortgang van de betrokken werkzaamheden niet of nauwelijks hinder ondervindt. Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
1
Zaaknummer: CCBE02 Onderwerp:
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant BESLUIT
Het college van Heusden heeft in de vergadering van 18 december 2012, gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, besloten: -
toe te treden tot de Gemeenschappelijke Regeling van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant onder het voorbehoud dat de raad hiervoor toestemming verleent; het zogeheten basistakenpakket (conform “packagedeal 2009”) ter grootte van 1,9 fte in te brengen in de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant; de raad voor te stellen om toestemming te geven en in te stemmen met de voorgestelde financiering overeenkomstig het bijgevoegde raadsvoorstel en conceptraadsbesluit.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
2
000584095 CCBE02 Onderwerp
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
Raadsvoorstel Inleiding Al geruime tijd wordt gewerkt aan de vorming van regionale omgevingsdiensten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (de zogenaamde VTH-taken). Belangrijke doelen zijn daarbij het verminderen van veiligheidsrisico‟s, de verhoging van de kwaliteit en het bevorderen van efficiëncy. Tot december 2012 namen wij deel aan het oprichtingsproces in de regio Brabant Noord. Het laatste besluit van ons college in dit proces werd genomen op 22 mei 2012. Dit besluit bevatte positief-kritische kanttekeningen over het concept van het bedrijfsplan dat voorlag. Sindsdien zijn er zodanige ontwikkelingen geweest waardoor wij hebben besloten om alsnog aansluiting te zoeken in de regio Midden- en West-Brabant en dus deel te nemen aan de omgevingsdienst in die regio. Hiervoor is financiering en toestemming van uw raad nodig. Dit voorstel voorziet hierin. Feitelijke informatie Hierna worden nog even de belangrijkste ontwikkelingen kort samengevat en chronologisch op een rijtje gezet: - 2008: aanbevelingen van de commissie Mans om regionale omgevingsdiensten op te richten. - 2009: “packagedeal” tussen het rijk, VNG en IPO waarin het verplichte basistakenpakket voor de te vormen omgevingsdiensten is bepaald. - 2009: Noord-Brabant kiest voor een beperkter takenpakket, „Brabants Bont‟. - 2010: het rijk kondigt een landelijke efficiëncykorting op het Gemeentefonds aan in relatie tot de vorming van de omgevingsdiensten. - 2010/2011: de nadere uitwerking voor het bedrijfsplan binnen regio Brabant Noord wordt opgesteld. De keuze wordt gemaakt voor een bestuursovereenkomst en twee uitvoeringsstations. - 2011: onder druk van de staatssecretaris volgt alsnog de keuze voor een „lichte‟ gemeenschappelijke regeling in de regio Brabant Noord. - In 2012 volgen de ontwikkelingen elkaar snel op: - De staatssecretaris houdt vast aan het landelijke overeengekomen basistakenpakket. - Het eerste conceptbedrijfsplan voor Brabant Noord wordt opgeleverd en dat levert kritische kanttekeningen op in een collegebesluit van 22 mei 2012. Wij besluiten om (nog) niet akkoord te gaan met dit bedrijfsplan omdat daarin geen rekening wordt gehouden met de landelijke efficiëncykorting en het daarnaast ook nog onvoldoende duidelijk is over een aantal aspecten. - De staatssecretaris maakt vervolgens in augustus duidelijk dat hij niet akkoord gaat met het bedrijfsplan voor Brabant Noord. Er komt uitstel tot 1 april 2013 en er moet alsnog een bedrijfsplan komen dat voldoet aan de gestelde eisen (kort gezegd: één gemeenschappelijke regeling (GR), één directeur en één organisatie). - Het aangepaste bedrijfsplan en de bijbehorende GR zijn half november in concept gereed en worden in het besluitvormingsproces gebracht. - Ondertussen wordt de samenwerkingsrelatie met de Langstraatgemeenten Waalwijk en Loon op Zand steeds intensiever; het gezamenlijke Sociaal Economisch Team en de fusie tussen de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) en het Werkbedrijf Midden-Langstraat (WML) vormen de meest in het oog springende voorbeelden maar het gaat verder dan dat. - Op dat moment wordt daarnaast ook de samenwerkingsovereenkomst met de Regio Hart van Brabant voorbereid die medio december wordt getekend. - Deze samenwerkingsrelatie met de Regio van Hart van Brabant en in de Langstraat wordt ondersteund door de inhoud van de rapporten over veerkrachtig bestuur in respectievelijk
1
000584095 CCBE02 Onderwerp
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant 1
-
Noordoost-Brabant (augustus 2012) en Midden-Brabant (november 2012) . Daarnaast is er inmiddels het regeerakkoord dat aanstuurt op de vorming van gemeenten met minimaal 100.000 inwoners. Ter voorbereiding op de omgevingsdienst is ondertussen in overleg, en aan de hand van een regionaal format, een berekening gemaakt van de hoeveelheid formatie die gemoeid is met de uitvoering van de taken uit het verplichte basistakenpakket dat wordt overgedragen. Deze berekening komt voor Heusden neer op 1,9 fte waarvan 1 fte vergunningverlening en 0,9 fte toezicht/handhaving.
Het is tegen deze feitelijke achtergrond dat wij hebben gekeken naar het bedrijfsplan van de Omgevingsdienst voor Brabant Noord. Daarbij is het volgende van belang: - Aanvankelijk hebben we vanuit Heusden ingestemd met de keuze voor het beperkte takenpakket „Brabants Bont‟. Toen begin 2012 alsnog duidelijk werd dat het uitgebreidere basistakenpakket moet worden overgedragen, heeft dat in relatie tot de landelijke efficiëncykorting op het Gemeentefonds, geleid tot een omslag in ons denken. De hoogte van de efficiëncykorting is namelijk gebaseerd op de wens en verwachting van het rijk dat uiteindelijk alle taken ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) door gemeenten bij de te vormen omgevingsdiensten worden ondergebracht. Alleen door als samenwerkende gemeenten zoveel mogelijk “massa” te maken is het dus mogelijk deze korting naar rato terug te verdienen via de omgevingsdienst. Daarbij moet bij een keuze voor een beperkter takenpakket rekening worden gehouden met extra inzet van uren voor coördinatie/regie binnen de gemeentelijke organisatie vanwege de achterblijvende taken. De betekenis van de landelijke efficiëncykorting en het belang om met elkaar zoveel mogelijk taken onder te brengen in de te vormen omgevingsdienst, is door ons meermaals in overleggen aan de orde gesteld maar kreeg niet of nauwelijks weerklank. Het voorliggende bedrijfsplan Brabant Noord kent ook geen betekenis toe aan de landelijke efficiëncykorting (voor onze gemeente oplopend tot een structureel bedrag van € 210.000,- vanaf 2014). - Het bedrijfsplan is daarnaast onzeker over de haalbaarheid van de in te verdienen aanloop- en extra kosten voor bovenlokale taken. - Verder wordt in het bedrijfsplan het begrip „level playing field‟ geïntroduceerd, dit is het niveau waaraan de taakuitvoering moet voldoen. Er wordt hierbij onder andere gerekend met opgestelde kengetallen waarvan in het plan al wordt opmerkt dat deze een minimale grootte hebben en waarschijnlijk na een half jaar nog moeten worden opgehoogd. Over deze kengetallen is nog veel discussie, ook binnen de werkgroep die ze heeft opgesteld. Niettemin zal de gemeentelijke taakuitvoering die wordt overgedragen aan de omgevingsdienst, vooraf worden getoetst aan dit „level playing field‟. Als deze daaraan niet voldoet, moet de betrokken gemeente een inhaalslag betalen om „schoon door de poort‟ te kunnen. Gelet op genoemde ervaringen en inhoud hebben we, rekening houdende met de samenwerkingsrelatie in de Langstraat, ook gekeken naar de inhoud en totstandkoming van het bedrijfsplan voor de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Het was inmiddels duidelijk dat deze dienst op 12 december 2012 zou worden opgericht. Dit leverde de volgende inzichten op: - In de tekst van het bedrijfsplan Midden- en West-Brabant wordt aandacht besteed aan de betekenis van de landelijke efficiëncykorting. Dit plan gaat bij een inbreng van het basistakenpakket uit van 17% van de taakstelling. - Het bedrijfsplan Midden- en West-Brabant is duidelijk over de te behalen taaktelling naar de toekomst. 1
Sinds begin 2012 onderzoeken de Vereniging van Brabantse Gemeenten en de provincie Noord-Brabant het vermogen van gemeenten om de Brabantse ambities mede te realiseren en het groeiende takenpakket adequaat te vervullen. De genoemde rapporten zijn in dit verband opgesteld.
2
000584095 CCBE02 Onderwerp -
-
-
-
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
Ook het bedrijfsplan Midden- en West-Brabant kent het „level playing field‟ maar dit wordt bij de start alleen gehanteerd voor de meest risicovolle bedrijven (BRZO en IPPC). Voor de overige werkzaamheden wordt dit niveau geleidelijk aan met betrokkenheid van alle deelnemers ingevuld. Aan de hand van een jaarlijks door de gemeente in te dienen werkprogramma berekent de omgevingsdienst vooraf de daarvoor benodigde inzet/kosten. Een goede zaak uit een oogpunt van budgetbeheersing. Het bedrijfsplan Midden- en West-Brabant bevat een aantal zaken die ons vanuit onze Heusdense bedrijfsfilosofie bijzonder aanspreken. Zo wordt expliciet stilgestaan bij aspecten van dienstverlening, wat dit van medewerkers vraagt en wordt uitgegaan van een flexibel kantoorconcept waarbij er veel gewerkt gaat worden bij opdrachtnemers ter plaatse. Gemeenten krijgen hiervoor naar rato dan ook een vergoeding. Tenslotte is ons uit overleg met de kwartiermaker voor de omgevingsdienst gebleken dat er al concrete initiatieven worden ontwikkeld om op vrijwillige basis meer taken te gaan onderbrengen in de omgevingsdienst. Op deze manier wil men de synergievoordelen voor gemeenten verder invulling geven.
De (structurele) financiële consequenties zijn indicatief vertaald in onderstaand overzicht, waarbij is uitgegaan van een overdracht van 1,9 fte aan taken door Heusden.
2700 uren (1,9 fte) x gemiddeld uurtarief van € 81,- * Extra kosten bovenlokale taken Subtotaal Efficiëncykorting
Bedrijfsplan Brabant Noord € 219.000,-
Bedrijfsplan Midden- en WestBrabant € 219.000,-
€ 32.000,€ 20.000,€ 251.000,€ 239.000,Op termijn wellicht Is al in tarieven verwerkt. mogelijk Besparing op salariskosten 1,9 fte € -113.000,€ -113.000,Totaal € 138.000,€ 126.000,*De tarieven zijn vooralsnog op het niveau van Midden- en West- Brabant gehouden omdat de tarieven van Brabant Noord naar verwachting nog zullen wijzigen en in de buurt zullen komen van Midden- en WestBrabant. Afweging Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de financiële verschillen niet wezenlijk zijn. Daar komt in beide situaties dan nog de structurele landelijke efficiëncykorting van € 210.000,- bij. Verder ontstaan er incidentele aanloopkosten die voor ons in Brabant Noord € 17.000,- en in Midden- en West-Brabant € 12.000,- bedragen. Het is teleurstellend om te moeten constateren dat het overdragen van taken aan de omgevingsdiensten op dit moment leidt tot extra kosten in plaats van dat er sprake is van budgettaire neutraliteit of kostenbesparing. Dit staat in schril contrast tot de landelijke efficiëncykorting en de daaraan ten grondslag liggende argumentatie die juist uitgaat van overdracht van alle Wabo-taken. Zoals opgemerkt hebben we in regionaal verband aangedrongen op andere benaderingen in dit opzicht (bijvoorbeeld een korting die oploopt naarmate men meer taken inbrengt), echter tot nu toe zonder resultaat. De meeste gemeenten blijken nog niet warm te lopen voor een grotere overdracht van taken. Onder deze omstandigheden is het nu niet aantrekkelijk om meer taken dan het verplichte basistakenpakket over te dragen aan een omgevingsdienst.
3
000584095 CCBE02 Onderwerp
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
Samenwerking in de Langstraat Hiervoor werd al gewezen op steeds intensievere samenwerking die ons met de andere Langstraatgemeenten Waalwijk en Loon op Zand voor ogen staat. De recente rapporten inzake veerkrachtig bestuur in Noordoost- Brabant en Midden-Brabant ondersteunen de met elkaar daarvoor opgestelde visie. Een keuze voor deelname in de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant past uitstekend in het groeimodel van onze samenwerking in de Langstraat. Immers, afgezien van de financiële consequenties van deze keuze, is het van belang om ons te realiseren dat er in ieder geval wel alvast synergievoordelen kunnen worden behaald in een nadere samenwerking met Waalwijk en Loon op Zand. Er worden dan ook nadrukkelijk kansen gezien in een gezamenlijke, Wabo-brede uitvoering van de VTH-taken. De betrokken portefeuillehouders zijn hierover inmiddels in overleg. De overtuiging bestaat dat met een dergelijke gezamenlijke uitvoering de kwaliteit zal toenemen en kosten worden bespaard. De op te richten omgevingsdiensten hebben een werkrelatie met de Veiligheidsregio. Met name de regionale brandweer is daarin een belangrijke partner voor de uitvoerende werkzaamheden. Een keuze voor één van beide omgevingsdiensten staat daaraan echter niet in de weg. In de praktijk moet hiervoor een oplossing mogelijk zijn en in de komende maanden kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Alles overziend is onze voorkeur uitgegaan naar de omgevingsdienst in Midden- en West-Brabant en hebben wij besloten om, onder voorbehoud van uw toestemming, toe te treden tot de Gemeenschappelijke Regeling Midden- en West-Brabant. Door het Algemeen Bestuur is tijdens de oprichtingsvergadering besloten om in te stemmen met de toetreding van de gemeente Heusden tot de Gemeenschappelijke Regeling van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. De gemeenschappelijke regeling (GR) De omgevingsdienst is niet vrijblijvend en is opgericht als een openbaar lichaam onder een functionele GR die is aangegaan door de colleges van de betrokken gemeenten en Gedeputeerde Staten. De tekst van de GR is bijgevoegd. Daarnaast zijn er individuele dienstverleningsovereenkomsten met de deelnemers. De deelnemers zijn samen eigenaar van de Omgevingsdienst. In de GR is vastgelegd, dat afspraken kunnen worden gemaakt over het inbrengen van takenpakketten. In de dienstverleningsovereenkomsten worden de praktische en zakelijke afspraken geregeld per deelnemer over de voor die deelnemer uit te voeren taken. Hier gaat het om de opdrachtgevers-opdrachtnemersrol, waarbij de deelnemers invulling kunnen blijven geven aan hun bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het beleidsveld. De Omgevingsdienst krijgt van de deelnemers de voor haar opdracht benodigde middelen en mandaten en voldoet operationeel aan de eisen die landelijk zijn gesteld. De Brabantbrede afstemming tussen de Brabantse omgevingsdiensten en andere overheden zoals rijk (openbaar ministerie/inspectie) en de waterschappen, wordt geborgd via een in te stellen afstemmingsplatform. Een nieuwe organisatie is gevormd, waarin de VTH-taken van gemeenten en provincie zijn ondergebracht. De nieuwe organisatie is ondergebracht in een nieuwe GR van gemeenten en provincie en heeft rechtspersoonlijkheid, middelen en personeel. Het gaat, zoals reeds opgemerkt, om een GR tussen colleges. Gemeenteraden en Provinciale Staten hebben dus toestemming moeten verlenen om deze aan te gaan. Wij vragen hierbij ook uw toestemming om deel te nemen in deze GR. De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant is dus een nieuwe organisatie met rechtspersoonlijkheid, middelen en personeel. Deze dienst wordt opgericht om een verdere verbetering tot stand te brengen in de dienstverlening bij de uitvoering van de VTH-taken en in de kwaliteit en veiligheid van de werk- en leefomgeving.
4
000584095 CCBE02 Onderwerp
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
De omgevingsdienst wordt maatschappelijk (bedrijven, burgers, belanghebbenden, etcetera) gezien als een professioneel verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur. Het is een uitvoeringsorganisatie, dat wil zeggen de vraaggestuurde backoffice van het bevoegd gezag (gemeenten en provincie Noord-Brabant). De loketfunctie en de besluitvormende regie blijven bij het bevoegd gezag, waarbij het bevoegd gezag mandaten kan afgeven aan de directeur van de omgevingsdienst. Voor de deelnemers en het bedrijfsleven is de omgevingsdienst een vakkundig kenniscentrum. De werkwijze wordt gericht op het zoveel mogelijk beperken van de uitvoeringskosten voor overheid én voor de samenleving. De omgevingsdienst is gehuisvest aan de Spoorlaan in Tilburg waarbij er wordt gewerkt volgens een flexibel kantoorconcept. Meer informatie is te vinden op de website www.routerud.nl. Inzet van Middelen Zoals uit het voorgaande blijkt, brengt de omgevingsdienst structureel extra kosten met zich mee. De belangrijkste financiële consequenties zijn in vorenstaande tabel op een rijtje gezet. Gelet op de inhoud van de betrokken bedrijfsplannen en de aard van de betrokken werkzaamheden zijn de kosten op dit moment echter niet volledig te berekenen. De verdere invulling van het begrip „level playing field‟ is bijvoorbeeld naar de toekomst een factor die invloed heeft op de kosten. Verplichte deelname aan een omgevingsdienst is echter een gegeven. De landelijke efficiëncykorting is reeds in onze gemeentelijke meerjarenbegroting verwerkt. Voor beide omgevingsdiensten geldt dat er sprake is van een structureel nadeel voor de gemeente. De structurele financiële consequenties voor deelname aan de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant zijn voor de gemeente Heusden nu berekend op een bedrag van € 126.000,-. Daarnaast is er sprake van incidentele aanloopkosten tot een bedrag van € 12.000,-. Met deze kosten is in de begroting 2013 nog geen rekening gehouden. Ze zullen worden opgenomen in de eerste bestuursrapportage van 2013. De overdracht van 1,9 fte aan taken wordt inmiddels uitgewerkt. Dit gebeurt uiteraard met inachtneming van het daarvoor opgestelde Sociaal Beleidskader en daarbij is de OR betrokken. Risico's Er zijn geen verdere risico's verbonden aan dit voorstel. Procedure Vervolgstappen Betrokken partijen zullen op de hoogte worden gesteld van uw besluit en de toetreding zal feitelijk plaatsvinden. Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
De burgemeester, drs. J. Hamming
5
000584095 CCBE02 Onderwerp
Besluit deelname Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 5 februari 2013; gezien het voorstel van het college van 18 december 2012; gelet op artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; gelet op de beraadslaging;
besluit: -
het college toestemming te geven om toe te treden tot de Gemeenschappelijke Regeling van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant; de gevolgen hiervan mee te nemen in de eerste bestuursrapportage 2013.
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
Drs. J. Hamming
6
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heusden; Gelet op het bepaalde in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de Gemeenteraad van Heusden; BESLUIT toe te treden tot de hierna opgenomen Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Waar in de regeling met betrekking tot personen, een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip wordt gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld. Artikel 1 Begripsbepaling 1. in deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. De regeling: deze gemeenschappelijke regeling; b. Het openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling; c. Deelnemers: alle aan de regeling deelnemende publiekrechtelijke lichamen en rechtspersonen; d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant; e. De Colleges: De Colleges van Burgemeester & Wethouders van de aan deze regeling deelnemende gemeenten; f. Regionale Uitvoeringsdienst (RUD): Het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling, ook wel aangeduid als Omgevingsdienst Midden- en West Brabant; g. De Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen; h. Boekjaar: Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar; i. Het werkgebied: het totale grondgebied van de aan deze Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, alsmede het daarmee overeenkomende grondgebied van de provincie Noord-Brabant. 2. Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin, respectievelijk de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
1
Artikel 2 Instelling, doel en beleid 1. Er is een openbaar lichaam dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet, genaamd Omgevingsdienst Midden- en West Brabant. 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te .................... 3. Het openbaar lichaam is ingesteld om ten behoeve van de deelnemers taken uit te voeren op het gebied van het omgevingsrecht en om als verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage te leveren aan een leefbare en veilige werk- en leefomgeving van de regio Midden- en West Brabant. Artikel 2a Openbaar lichaam 1. Het openbaar lichaam heeft geen verordenende bevoegdheid overgedragen gekregen van de deelnemers. 2. Het algemeen bestuur heeft een eigen verordenende bevoegdheid met betrekking tot de vaststelling van de verordeningen ex artikel 212 en 213 Gemeentewet juncto artikel 216 en 217 Provinciewet, de vaststelling van de organisatieverordening en de vaststelling van de arbeidsvoorwaardenverordening als bedoeld in artikel 125 Ambtenarenwet. 3. Het algemeen bestuur en dagelijks bestuur hebben voorts regelgevende bevoegdheid met betrekking tot de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen. Hoofdstuk 2 Taken en bevoegdheden Artikel 3 Landelijke Basistaken 1. De Omgevingsdienst is belast met het ten behoeve van de deelnemers uitvoeren van het verplichte Landelijk Basistakenpakket zoals dat is vermeld in bijlage 1 bij deze regeling. (bijlage 1: Beschrijving Landelijk Basistakenpakket gemeenten en Landelijk Basistakenpakket provincie) 2. Bij wijziging door landelijke wetgeving of anderszins van het Landelijk Basistakenpakket geldt het Landelijk Basistakenpakket na die wijziging en wordt de omschrijving daarvan zoals vermeld in bijlage 1 aangepast door het algemeen bestuur. 3. Tot het Landelijk Basistakenpakket wordt ook gerekend het in dit kader vervullen van adviserende taken op het terrein van de vergunningverlening, toezicht en handhaving ten behoeve van de deelnemers, alsmede coördinerende en afstemmende taken die voor de deelnemers tezamen worden verricht. Artikel 4 Verzoektaken 1. In aanvulling op de taken uit het Landelijk Basistakenpakket kan de Omgevingsdienst, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de taken uit het Landelijk Basistakenpakket, op verzoek van een of meer deelnemers ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden inzake de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op het gebied van de fysieke leefomgeving verrichten. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
2
2. Op verzoek van een of meer deelnemers kan de Omgevingsdienst naast de in lid 1 van dit artikel vermelde taken, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de fysieke leefomgeving verrichten. Artikel 5 Dienstverleningsovereenkomsten 1. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in artikel 3 en 4 genoemde taken worden door of namens het dagelijks bestuur enerzijds en elk van de deelnemers afzonderlijk anderzijds, schriftelijke werkafspraken gemaakt in de vorm van contracten, waarin in ieder geval is vastgelegd welke producten en diensten de Omgevingsdienst aan de deelnemers zal leveren en wat de vergoeding daarvoor zal zijn. 2. Met betrekking tot de beëindiging van de in artikel 4 genoemde taken worden door of namens het dagelijks bestuur enerzijds en de deelnemer die het aangaat anderzijds, in deze contracten eveneens schriftelijke afspraken gemaakt met betrekking tot in ieder geval de afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan, alsmede compensatie voor de overige rechten en verplichtingen. Artikel 6 Werkzaamheden voor derden Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 3 en 4 bedoelde taken, kan de Omgevingsdienst op verzoek van derden, indien dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de in beide artikelen aangeduide taken, adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de fysieke leefomgeving verrichten. Onder derden wordt verstaan: andere overheden dan de deelnemers. Hoofdstuk 3 Bestuursorganen Artikel 7 Bestuursorganen Het openbaar lichaam kent, onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van bestuurscommissies als bedoeld in artikel 20 van deze regeling de volgende bestuursorganen: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. §1. Het algemeen bestuur Artikel 8 Het Algemeen bestuur 1. Het openbaar lichaam heeft een algemeen bestuur. Gedeputeerde Staten en de colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het algemeen bestuur aan. Ook wijzen zij uit hun midden ieder tenminste één lid aan die het door hen benoemde lid bij ontstentenis vervangt. 2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van in principe 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad respectievelijk provinciale staten een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van een lid en plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
3
3. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door en uit het algemeen bestuur gekozen. 4. Wanneer het lidmaatschap van het college van gedeputeerde staten of van het college van burgemeester en wethouders eindigt, eindigt ook het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het algemeen bestuur. 5. Een (plaatsvervangend) lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door schriftelijke mededeling aan het algemeen bestuur. 6. Indien tussentijds de plaats van een (plaatsvervangend) lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college zo spoedig mogelijk een nieuw (plaatsvervangend) lid aan. 7. Een lid van het algemeen bestuur dat op basis van het vijfde lid van dit artikel zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen. 8. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen. 9. Wanneer iemand wordt aangesteld om een vacante plaats in het algemeen bestuur te vervullen, treedt hij af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou aftreden. 10. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht werkzaam zijn. Artikel 9 Werkwijze 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. 2. Het algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 15, tweede lid van deze regeling een of meer leden van het dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste 1/5e van de leden van het algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt. 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren zijn gesloten wanneer 1/5e van het aantal leden hierom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht. 4. Het algemeen bestuur kan zich in de vergaderingen laten bijstaan door adviseurs. 5. Artikel 15, eerste lid Gemeentewet en artikel 15, eerste lid Provinciewet en artikel X8 Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het algemeen bestuur. Artikel 10 Geheimhouding Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
4
Artikel 11 Vergaderquorum 1. Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is. 2. Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en rekening worden behandeld. 3. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in lid 1 niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. 4. Op vergaderingen als bedoeld in lid 3 is het bepaalde van lid 1 niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan in dat geval over alle onderwerpen, waaronder de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aanwezige quorum. Artikel 12 Besluitvorming 1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem. 2. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen van de aanwezige leden, tenzij in de regeling anders is bepaald. 3. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en jaarrekening worden genomen met een meerderheid van stemmen, met dien verstande dat de meerderheid van stemmen eveneens tenminste de helft van de omzet vertegenwoordigt welke de omgevingsdienst in het voorafgaande jaar heeft gegenereerd. 4. De omzet als bedoeld in het derde lid wordt bepaald op basis van de basistaken en verzoektaken als bedoeld in artikel 3 en 4. 5. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter. 6. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling. Artikel 13 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemers de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling. 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college van de gemeente of aan Gedeputeerde Staten die dit lid heeft aangewezen de door één of meerdere leden van deze raad of Provinciale Staten gevraagde of ongevraagde inlichtingen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dit bestuursorgaan is bepaald.
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
5
3. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college van de gemeente of door Gedeputeerde Staten die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald. §2. Het dagelijks bestuur Artikel 14 Samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 5 leden waaronder de voorzitter. 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is eveneens voorzitter van het dagelijks bestuur 3. De leden en plaatsvervangende leden worden uit en door het algemeen bestuur gekozen in de eerste vergadering, waarin het algemeen bestuur in een nieuwe samenstelling bijeen komt, dan wel in de eerst volgende vergadering van het algemeen bestuur, volgend op de beëindiging van het lidmaatschap van één of meer van de leden van het dagelijks bestuur. 4. Het algemeen bestuur bewaakt bij de aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur een evenwichtige spreiding in locatie over het werkgebied van het openbaar lichaam en in omvang deelnemer. In het reglement van orde van het algemeen bestuur kunnen daarover afspraken worden gemaakt. Artikel 15 Zittingsduur 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag neemt. 2. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan. Een tussentijds tot lid van het dagelijks bestuur benoemd lid treedt af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou aftreden. 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. 4. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.
Artikel 16 Werkwijze 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen. 2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur. 3. De voorzitter en elk lid hebben één stem. In het geval de stemmen staken, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
6
4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald. 5. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 6. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, binnen twee weken opnieuw een vergadering. 7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 8. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling. Artikel 17 Geheimhouding 1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft. 2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het algemeen bestuur haar opheft. Artikel 18 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. 2. Het dagelijks bestuur geeft, ieder tezamen en afzonderlijk, uit eigen beweging dan wel op verzoek van het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. 3. De aflegging van verantwoording als bedoeld in het eerste lid, alsmede het na voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het tweede lid, geschieden op de wijze zoals is aangegeven in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur. 4. Het algemeen bestuur is bevoegd in het reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop door het dagelijks bestuur dan wel de leden ervan inlichtingen dienen te worden verschaft respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
7
5. Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan. 6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter. §3 De voorzitter Artikel 19 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen. 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks bestuur. 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangende voorzitter. Deze wordt benoemd tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur. 4. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan worden, naast de secretaris, meeondertekend door de voorzitter. 5. De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen. §4
Commissies
Artikel 20 Commissies 1. Het algemeen bestuur kan adviescommissies als bedoel in artikel 24 van de Wet en bestuurscommissies als bedoeld in artikel 25 van de Wet instellen. 2. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld: a. De samenstelling; b. De bevoegdheid /bevoegdheden; c. De werkwijze; d. De openbaarheid van vergaderingen; e. Het toezicht van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; f. De verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; g. De verantwoording aan het algemeen bestuur; h. Wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld; i. De benoeming van de voorzitter van de commissie. Hoofdstuk 4 Bevoegdheden Artikel 21 Bevoegdheden Algemeen Bestuur 1. Aan het algemeen bestuur behoren, binnen het kader van deze regeling, alle bevoegdheden, die niet bij of krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
8
2. Het algemeen bestuur is bevoegd de toegekende bevoegdheden over te dragen aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter. Daarbij kan niet worden overgedragen de bevoegdheid tot: a. het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling; b. het vaststellen of wijzigen van de begroting; c. het vaststellen van de jaarrekening. Artikel 22 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur 1 Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot: a. Het algemeen beheer van het openbaar lichaam; b. De voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten; c. De uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur; d. Het toezicht op het beheren van de financiën van het openbaar lichaam; e. Het toezicht op en het beheren van de eigendommen van het openbaar lichaam; f. Het nemen van conservatoire maatregelen, voordat wordt besloten tot het voeren van rechtsgedingen, het instellen van bezwaar en beroep alsmede het vragen om een voorlopige voorziening. 2 Het dagelijks bestuur oefent de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, indien en voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar de door deze te stellen regels. Hoofdstuk 5 Organisatiebepalingen Artikel 23 Bestuurlijk Brabantbreed RUD-platform 1. Separaat aan deze regeling wordt tevens een Bestuurlijk Brabantbreed RUD-platform ingesteld. 2. De voorzitter van het algemeen bestuur van deze regeling neemt deel aan het RUD-platform, dan wel wijst een ander lid uit het algemeen bestuur hiervoor aan. 3. Het Bestuurlijk RUD-platform heeft tot doel om gezamenlijk de aanpak van Brabantbrede en regio-overstijgende zaken te bepalen en provinciebreed afstemming te regelen. 4. De instelling en werkwijze van het RUD-platform wordt geregeld in een bestuursconvenant zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van de regeling. Artikel 24 De directeur 1. De Omgevingsdienst heeft een directeur die onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur belast is met de leiding van de Omgevingsdienst en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de Omgevingsdienst. 2. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat op voordracht van het dagelijks bestuur de directeur. 3. Het algemeen bestuur legt de instructie van de directeur vast in een Directiestatuut. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
9
4. Het algemeen bestuur stelt de hoofdstructuur van de organisatie, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de ambtelijke organisatie vast. 5. Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de directeur. Artikel 25 De secretaris 1. De directeur van het lichaam fungeert als secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. 2. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden, naast de voorzitter, meeondertekend door de secretaris. Artikel 26 Personeel 1. Bij de Omgevingsdienst is personeel werkzaam. 2. Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van de Omgevingsdienst de arbeidsvoorwaardenverordening vast conform de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel (CAR/UWO), dan wel de (gewijzigde) collectieve arbeidsvoorwaardenregeling die daarvoor in de plaats komt. 3. Het algemeen bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden. 4. Het algemeen bestuur kan de bevoegdheid tot het vaststellen van overige arbeidsvoorwaarden zowel geheel als gedeeltelijk mandateren aan het dagelijks bestuur. 5. Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschieden door het dagelijks bestuur, behoudens het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur. Hoofdstuk 6 Financiën Artikel 27 Begroting 1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast inzake het financieel- en administratieve beheer van het lichaam. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet en de artikelen 216 en 217 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 1 april een ontwerpbegroting van het lichaam voor het komende kalenderjaar, met bijbehorende toelichting, toe naar de raden van de gemeenten en Provinciale Staten. 3. In de begroting wordt onder andere aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam. 4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. 5. De deelnemers kunnen binnen 6 weken na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijzen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt, alvorens verzending van de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur, de commentaren en zienswijzen van de deelnemers toe. 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waar deze voor dient, vast. Terstond na de vaststelling zendt het dagelijks bestuur de begroting naar de deelnemers, en in ieder geval voor 15 juli naar de minister van Binnenlandse Zaken. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
10
Artikel 28 Begrotingswijziging 1. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in artikel 27, uitgezonderd het vijfde lid, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. 2. Voor wijzigingen van de begroting, die door hun karakter niet leiden tot een wijziging van de bijdrage van de deelnemers, alsmede geen afwijking inhouden van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde financiële beleid, is artikel 27 niet van toepassing. Artikel 29 Jaarrekening 1. Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 1 juni ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur en de deelnemers. 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast op uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop zij betrekking heeft. 3. het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling in het algemeen bestuur met bijbehorende stukken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het jaarverslag dient in ieder geval voor 15 juli te worden verzonden. 4. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde negatieve resultaten geheel of ten dele: a. Af te boeken van reserves, voor zover aanwezig; b. Ten laste te brengen van de deelnemers naar rato van ieders afname (=omzet) in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. 5. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde positieve resultaten geheel of ten dele: a. Te bestemmen voor een egalisatiereserve; b. Uit te keren aan de deelnemers naar rato van ieders afname (=omzet) in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. Artikel 30 Vergoeding voor geleverde diensten 1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, nadere regels vaststellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen voorschotnota’s en financiële bijdragen. 2. De te betalen vergoeding voor de taken als bedoeld in hoofdstuk 2 wordt aan de hand van inzet/prestaties en/of afgenomen producten per deelnemer vastgesteld op basis van de door het bestuur vastgestelde prijzen en tarieven. 3. Bij de toerekening van de te betalen vergoeding worden naast de directe uitvoeringskosten tevens de overheadkosten verdisconteerd. 4. Op basis van de begroting kan iedere deelnemer aan de hand van de daarin vastgelegde tarieven en/of productprijzen berekenen welke bijdrage verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Voor elke deelnemer wordt een werkprogramma gemaakt waarin de beGemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
11
grote vergoeding voor de afname van taken zijn berekend. De verrekening van de gerealiseerde vergoeding is op basis van geleverde prestaties/inzet per deelnemer. 5. Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in artikel 29, lid 4 een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de deelnemers in het nadelig exploitatiesaldo, wordt bij het bepalen van de bijdrage per deelnemer het uitgangspunt gehanteerd, dat de financiële gevolgen worden toegedeeld aan de deelnemers die dat aangaat. 6. Het algemeen bestuur kan op basis van externe mandaten namens de betrokken deelnemers volgens de door hen gehanteerde norm geheven leges innen voor het op aanvraag leveren van diensten. Artikel 31 Opheffing en liquidatie 1. Deze gemeenschappelijke regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers. 2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd. 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel. 4. Toewijzing van personeel aan de deelnemers vindt plaats bij besluit van het algemeen bestuur naar rato van afname. 5. Bij de ontbinding van het lichaam in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft het lichaam voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is. Hoofdstuk 7 Overige bepalingen Artikel 32 Archief 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet 1995. 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbestanden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van ........................... Artikel 33 Geschillen 1. Voordat een geschil wordt neergelegd bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken, wordt geprobeerd gezamenlijk tot overeenstemming te komen. 2. Wanneer niet tot overeenstemming kan worden gekomen, ook niet door Onze Minister, zal het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter. Artikel 34 Toetreding 1. Indien het algemeen bestuur daarmee instemt kan een gemeente, provincie, waterschap, het Rijk toetreden krachtens daartoe strekkende besluiten van haar daartoe bevoegde bestuursorGemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
12
ganen. De deelneming gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en het orgaan van de deelnemer. Artikel 35 Uittreding 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden tenzij landelijke wetgeving of anderszins de mogelijkheid tot uittreding beperkt. Het algemeen bestuur regelt na overleg met de betrokken gemeente of de provincie, onder mededeling aan Gedeputeerde Staten en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Daarbij brengt het algemeen bestuur in elk geval de financiële consequenties van de uittreding in beeld en draagt zij er zorg voor dat het openbaar lichaam een redelijke periode krijgt om haar begroting en formatie in overeenstemming te brengen met het nieuwe aantal deelnemers. Verplichtingen die specifiek voor de uittredende gemeente zijn aangegaan zullen daarbij in principe ook door die gemeente nagekomen dienen te worden. 2. Uittreden kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden. Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 36 Slotbepalingen 1. Het algemeen bestuur beslist in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet. 2. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd en wordt uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding geëvalueerd door middel van een rapportage aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur bepaalt zo nodig nadien een nieuw evaluatiemoment. 3. Wijziging van deze regeling vindt op dezelfde wijze plaats als het aangaan van de regeling overeenkomstig artikel 51, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 37 Citeertitel 1. Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en treedt in werking d.d. 1 januari 2013.
Aldus vastgesteld door: Het college van burgemeester en wethouders van Heusden d.d. ....................................... Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Heusden d.d. ................................. De burgemeester, De secretaris,
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Versie d.d. 12 december 2012
13
Toelichting GR Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Algemeen De Omgevingsdienst Midden- en West Brabant wordt gevormd door 26 gemeenten en de provincie Noord-Brabant. De Omgevingsdienst is congruent met de Veiligheidsregio en op 1 januari 2013 operationeel. Dat laatste is afgesproken in overleg tussen de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Tweede Kamer. Het oprichten van de Omgevingsdienst is daarom niet vrijblijvend. Dat is vastgelegd in landelijke kaders en bestuurlijke afspraken. Dit betreft het basistakenpakket (versie 25 mei 2011), de checklist RUD-vorming (versie 26 februari 2011), de eindrapportage kwaliteitscriteria (versie 3 december 2009) en diverse brieven van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant over de RUD-vorming in deze provincie. De Omgevingsdienst wordt opgericht om een verdere verbetering tot stand te brengen in: de dienstverlening bij de uitvoering van de vergunningverlening, toezicht- en handhavingstaken; de kwaliteit en veiligheid van de werk- en leefomgeving. De Omgevingsdienst wordt maatschappelijk (bedrijven, burgers, belanghebbenden, etc.) gezien als een professioneel verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur. De Omgevingsdienst zal te boek staan als een qua aanpak slagvaardige, efficiënte en innovatieve organisatie die bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. De Omgevingsdienst is een uitvoeringsorganisatie, dat wil zeggen de vraaggestuurde back office van het bevoegd gezag (gemeenten en provincie Noord-Brabant). De loketfunctie en de besluitvormende regie blijven bij het bevoegd gezag, tenzij het bevoegd gezag een mandaat afgeeft aan de Omgevingsdienst. Voor de deelnemers en het bedrijfsleven is de Omgevingsdienst een vakkundig kenniscentrum De werkwijze is gericht op het zoveel mogelijk beperken van de uitvoeringskosten voor overheid én samenleving. De bestuurlijk-juridische verankering vindt plaats op basis van een gemeenschappelijke regeling en individuele dienstverleningsovereenkomsten met de deelnemers. De deelnemers worden samen eigenaar van de Omgevingsdienst. In de gemeenschappelijke regeling wordt vastgelegd, dat afspraken kunnen worden gemaakt over het inbrengen van takenpakketten. In de dienstverleningsovereenkomsten worden de praktische en zakelijke afspraken geregeld per deelnemer over de voor die deelnemer uit te voeren taken. Hier gaat het om de opdrachtgevers-opdrachtnemersrol, waarbij de deelnemers invulling kunnen blijven geven aan hun bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het beleidsveld. De Omgevingsdienst krijgt van de deelnemers de voor haar opdracht benodigde middelen en mandaten en voldoet operationeel aan de eisen die landelijk zijn gesteld aan Omgevingsdienst. De Brabantbrede afstemming wordt geborgd via het in te stellen afstemmingsplatform van Omgevingsdienstdirecteuren en het Openbaar Ministerie. Voor dit platform wordt een apart convenant gesloten tussen de Brabantse Omgevingsdienst’s en de provincie. In Midden- en West Brabant wordt voor de Omgevingsdienst een nieuwe organisatie gevormd, waarin de RUD-taken van gemeenten en provincie worden ondergebracht. De nieuwe organisatie wordt ondergebracht in een nieuwe gemeenschappelijke regeling van gemeenten en provincie, en krijgt rechtspersoonlijkheid, middelen en personeel. Het gaat om
Versie 4.2 dd 8-6-2012
1
een gemeenschappelijke regeling tussen colleges. Gemeenteraden en Provinciale Staten moeten toestemming verlenen om deze aan te gaan. Relatie gemeenschappelijke regeling, dienstverleningsovereenkomsten en werkprogramma‟s. Er is bewust gekozen voor een gemeenschappelijke regeling, waarin de van belang zijnde zaken in hoofdlijnen worden geregeld om te voorkomen, dat bij veranderingen in de manier van werken van de Omgevingsdienst telkenmale de regeling moet worden aangepast. Ook heeft in dat verband de overweging, dat met iedere individuele deelnemer apart bilaterale afspraken gemaakt moeten kunnen worden, een rol van betekenis gespeeld om in de gemeenschappelijke regeling niet alles in detail te regelen. Wel moet de tekst van de regeling voldoende zijn om de rechten en verplichtingen van de deelnemers naar elkaar toe tot zijn recht te laten komen. De kaderregeling, zoals die voorligt voldoet aan dat criterium. De bilaterale afspraken tussen Omgevingsdienst en iedere individuele deelnemer worden, zoals gezegd, vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten, waarnaar in de regeling op diverse plaatsen wordt verwezen. In deze overeenkomsten staan, meer in detail, de rechten en verplichtingen van de Omgevingsdienst en de deelnemers aan de regeling. Om te voorkomen dat met iedere deelnemer afwijkende rechten en verplichtingen worden afgesproken wordt een model-dienstverleningsovereenkomst opgesteld, die door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Tot slot worden met iedere deelnemer jaarlijkse afspraken gemaakt over de diensten die door de Omgevingsdienst aan die deelnemer geleverd moeten worden. Die afspraken worden vastgelegd in jaarlijkse werkprogramma’s. Op die manier ontstaat een instrumentarium van globaal naar gedetailleerd. Artikelsgewijze toelichting Artikel 2: In het derde lid is de doelstelling van het openbaar lichaam beschreven. De doelstelling lijkt op het eerste gezicht „ruim‟ geformuleerd, maar sluit op deze wijze optimaal aan bij de mogelijke taken en werkzaamheden die de uitvoeringsdienst gaat verrichten. Het gaat om werkzaamheden op het terrein van het omgevingsrecht. Dat wil zeggen dat milieutaken worden uitgevoerd in het kader van de basistaken voor gemeenten, maar ook milieutaken en Wabo-brede taken in het kader van de basistaken voor de provincie. De term omgevingsrecht komt daaraan tegemoet. Ook kunnen Wabo-brede-taken als verzoektaak voor gemeenten worden uitgevoerd. Kortom, de aanduiding „omgevingsrecht‟ sluit alle mogelijke werkzaamheden in zich. De uitvoeringsdienst is een gemeenschappelijke regeling op publiekrechtelijke leest geschoeid en in die zin verlengd lokaal en provinciaal bestuur. Alle opdrachtgevers zijn mede-eigenaar en bestuurlijk vertegenwoordigd. Uiteindelijk worden de werkzaamheden verricht met het oog op een „hoger‟ gelegen doel en dat is een bijdrage leveren aan een leefbare en veilige werk- en leefomgeving. Er worden bij deze regeling geen bevoegdheden overgedragen aan de gemeenschappelijke regeling. De autonomie blijft bij de opdrachtgevende gemeenten en provincie. Er is sprake van een „beleidsarme‟ uitvoeringsorganisatie. Wel zal de uitvoeringsdienst werken aan uniforme uitvoeringskaders ten behoeve van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Artikel 2a:
Versie 4.2 dd 8-6-2012
2
In dit artikel is expliciet neergelegd dat het openbaarlichaam geen verordenende bevoegdheid overgedragen heeft gekregen van de deelnemers. Het openbaar lichaam werkt op basis van dienstverleningsovereenkomsten voor de deelnemers. Elk van de deelnemers kan besluiten om middels het verstrekken van een extern mandaat aan het openbaar lichaam uitvoeringstaken op te dragen en/of besluiten namens de opdrachtgever te ondertekenen. Het is aan de deelnemers om hiertoe op enig moment te besluiten. Voor de bedrijfsvoering dient het openbaar lichaam wel te beschikken over verordenende bevoegdheid, omdat wetgeving dit voorschrijft. Dat is de reden dat in het tweede lid verwezen wordt naar een aantal met name genoemde verordeningen, die terug verwijzen naar wetgeving. Ingevolge artikel 33 juncto artikel 57 Wet gemeenschappelijke regeling betreft het de tekst van de Gemeentewet en de Provinciewet zoals deze luidden voor 2002 respectievelijk 2003. Ten overvloede wellicht wordt in het derde lid opgemerkt dat naast de in het tweede lid aangeduide verordenende bevoegdheid het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur ook regelgevende bevoegdheid hebben met betrekking tot de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen. Hierbij valt ondermeer te denken aan de vaststelling van het Treasurystatuut, een delegatiebesluit van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur en de vaststelling van een mandaatbesluit aan de directeur. Artikel 3: Het Landelijk Basistakenpakket is momenteel het resultaat van het overleg van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, het IPO en de VNG. Verwacht wordt dat dit takenpakket in de komende tijd nog aan wijziging onderhevig zal zijn, het zij op basis van aanvullende bestuursakkoorden (package deal), hetzij op basis van nieuwe wetgeving. Het is erg onpraktisch om telkenmale wijziging van regeling aan de deelnemers voor te leggen, zeker als ter zake geen beleidsvrijheid bestaat. Gekozen is voor de werkwijze om het basistakenpakket inhoudelijk te vermelden in bijlage 1. Aanpassing van deze bijlage geschiedt als daar aanleiding toe is door het algemeen bestuur waarin alle deelnemers vertegenwoordigd zijn. In de jaarlijkse begroting zal door het algemeen bestuur aan de deelnemers melding gedaan worden van de actuele omvang van het landelijk basispakket. In de op jaarbasis per deelnemer af te sluiten dvo zal inzichtelijk gemaakt worden wat hiervan voor de betreffende deelnemer de gevolgen zijn. De basistaken in artikel 3 worden in de regeling aangeduid met de term Landelijke Basistaken om duidelijk te maken dat deze taken voortvloeien uit het akkoord tussen Rijk, IPO, VNG (package deal). Dit is het juridisch kader voor het verplichte basistakenpakket. Over de basistaken kan op die wijze geen discussie bestaan. Hiermee wordt tevens voorkomen dat er verwarring ontstaat over de situatie dat deelnemers taken die niet tot de package deal (en dus tot het Landelijk Basistakenpakket) behoren, en deze wel als verzoektaak structureel willen inbrengen, als basistaak zouden willen aanmerken. Dit zijn geen basistaken. Een en ander kan los worden gezien van de vraag op welke wijze vanuit bedrijfsvoeringsoogpunt met structureel geborgde verzoektaken in de exploitatiebegroting wordt omgegaan. In het tweede lid wordt rekening gehouden met de situatie dat het Landelijk Basistakenpakket in de toekomst kan wijzigen. Deze wijziging kan wettelijk worden geregeld of in onderling overleg worden bewerkstelligd (zoals de package deal). Om dan niet de regeling te hoeven
Versie 4.2 dd 8-6-2012
3
wijzigen, is in dit artikel de flexibiliteit ingebouwd dat het algemeen bestuur de omschrijving in een bijlage bij deze regeling dienovereenkomstig aanpast. In het derde lid wordt gesteld dat tot het Landelijk Basistakenpakket ook de taken behoren die nodig zijn om een vergunning te kunnen maken. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de beoordeling van een bijgevoegd geluidrapport, luchtrapport, geurrapport, veiligheidsonderzoek, bodemonderzoek of MER-(beoordelings)rapport. Ook in het kader van toezicht of de follow-up van een vergunning worden rapporten beoordeeld. Ook deze werkzaamheden behoren tot het Landelijk Basistakenpakket. Artikel 4: Het eerste lid regelt dat naast het Landelijk Basistakenpakket de uitvoeringsdienst ook taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) die hier niet toe behoren kan verrichten op verzoek van een of meer deelnemers. Voorbeelden hiervan zijn de meest eenvoudige inrichtingen (meldingsplichtige-, mededelingsplichtige inrichtingen). Andere voorbeelden zijn de Wabo-vergunningen waarvoor de gemeenten bevoegd gezag zijn anders dan de voormalige vergunningen ingevolge de Wet milieubeheer (bouwvergunningen, reclamevergunningen, inritvergunningen, kapvergunningen, sloopvergunningen). Onder de werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid vallen onder meer adviserende en ondersteunende taken op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij kan gedacht worden aan het verrichten van allerlei milieu-onderzoeken ten behoeve van planvorming en bestemmingsplannen in gemeenten (gemeentelijke initiatieven). Artikel 5: Bekend is dat er deelnemers overwegen om meer dan het Landelijk Basistakenpakket onder te brengen bij de uitvoeringsdienst. Dat geldt bijvoorbeeld voor de provincie voor wat betreft de handhaving Wabo-breed. Deze taken vallen binnen het VTH-domein, maar kunnen ook daarbuiten vallen. De afspraken worden vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) die jaarlijks wordt geactualiseerd. In financieel opzicht geldt dat er door de uitvoeringsdienst twee afzonderlijke programmabegrotingen worden bijgehouden: een voor de taken als bedoeld in artikel 3 en een voor de taken als bedoeld in artikel 4. Artikel 5, tweede lid, regelt de grondslag voor beëindiging van verzoektaken in de dienstverleningsovereenkomst. In dezelfde contracten waarin werkafspraken worden gemaakt over de uitvoering van taken, worden ten aanzien van de verzoektaken afspraken gemaakt over de financiële afwikkeling indien een deelnemer een verzoektaak beëindigt. De wijze waarop dit geschiedt, wordt niet „dichtgeregeld‟in de GR zelf. Het kan hierbij gaan om structurele verzoektaken (die bijvoorbeeld langer dan 3 jaar worden uitgevoerd) of kortlopende (maximaal 1 jaar) c.q. incidentele verzoektaken. De financiële consequenties worden in de dienstverleningsovereenkomst met de deelnemer geregeld. Het algemeen bestuur zal zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van de GR een modeldienstverleningsovereenkomst vaststellen waarin onder andere de financiële afwikkeling van de beëindiging van verzoektaken uniform wordt geregeld. Artikel 6: Hier zijn bedoeld de incidentele opdrachten, die niet worden vastgelegd in een jaarlijkse dvo. Denkbaar is dat de uitvoeringsdienst werkzaamheden verricht voor een andere uitvoeringsdienst als er sprake is van specialisatie of tijdelijke bezettingsproblemen.
Versie 4.2 dd 8-6-2012
4
Denkbaar is ook dat niet deelnemende gemeenten of provincies ad hoc taken wegleggen bij de uitvoeringsdienst. Het uitvoeren van deze opdrachten kan ondersteunend werken voor de bedrijfsvoering. Geregeld wordt dat het algemeen bestuur uit hoofde van de budgetverantwoordelijkheid aard en omvang van de externe dienstverlening jaarlijks bepaald. De omvang van deze werkzaamheden voor derden mag op grond van Europese regelgeving niet meer bedragen dan 10%. Dat is zo geregeld in de voorstellen van de Europese commissie voor herziening van de aanbestedingsrichtlijnen, die naar verwachting in 2014 in werking treden. Wordt de norm overschreden dan dienen de gemeenten en de provincie de uit te besteden werkzaamheden aan te besteden. Het algemeen bestuur zal een “governance document protocol” vaststellen waarin het kader en de reikwijdte van de werkzaamheden voor derden worden beschreven. Artikel 8, derde lid: Op grond van artikel 13 lid 9 juncto artikel 52 Wet gemeenschappelijke regeling wordt de voorzitter door en uit het algemeen bestuur aangewezen. De voorzitter heeft stemrecht in het algemeen en dagelijks bestuur. Verantwoordelijk voor de keuze van de voorzitter is het algemeen bestuur. Het is wenselijk dat de te kiezen voorzitter voldoende beschikbaar is om te fungeren als aanspreekpunt voor de directeur en om leiding te geven aan een goed verloop van de bestuurlijke besluitvormingsprocessen binnen het openbaar lichaam. Het algemeen bestuur wijst ook een plaatsvervangend voorzitter aan. Artikel 9: Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Ingevolge het tweede lid vergadert het algemeen bestuur minimaal twee maal per jaar. Indien de intensiteit als te laag wordt ervaren, kan het algemeen bestuur bepalen vaker te vergaderen. Artikel 11: Het algemeen bestuur heeft in een tweede vergadering nadat in een eerste vergadering het vereiste quorum voor besluitvorming niet aanwezig is dezelfde bevoegdheden als een bestuur dat wel aan het quorumvereiste voldoet. De Provinciewet is geen belemmering voor de regeling zoals geformuleerd in artikel 10. In artikel 20, lid 1 van de Provinciewet staat: “De vergadering van provinciale staten wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.” Vervolgens staat in het tweede lid: “Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissaris van de Koning, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.”In het derde lid van artikel 20 staat dan: “Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.”Kortom: voor de tweede vergadering is men vrij zaken te regelen, als maar wordt voorkomen, dat er besluiten genomen worden over zaken die in de eerste vergadering niet aan de orde waren.
Versie 4.2 dd 8-6-2012
5
Artikel 12, derde en vierde lid: In bestaande gemeenschappelijke regelingen zien we zowel “one-man-one-vote”-constructies als gewogen stemverhoudingen terugkomen. In de DCMR (uitvoeringsdienst Rijnmond) hebben de provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam ieder 37,5% van de stemmen en de overige gemeenten samen 25%. De huidige Regionale Milieudienst West-Brabant kent het principe van “one-man-one-vote”. Het RMB te Cuijk kent eveneens het principe van “oneman-one-vote”. De SRE waarvan de milieudienst SRE deel uitmaakt kent wel een principe van gewogen stemverhouding. Vraag is of er in absolute zin een gewogen balans moet zijn tussen stemverhouding en financiële risico‟s die deelnemers lopen en of het belang van deelnemers die veel taken door de uitvoeringsdienst laten verrichten, en dus veel financiële inbreng hebben, ook anderszins goed geborgd kan worden. “One-man-one-vote” gaat uit van een bestuurscultuur op basis van vertrouwen en enige gelijkwaardigheid in inbreng. Dit principe komt in beginsel onvoldoende tegemoet aan de inbreng en financiële belangen/risico‟s van de grote deelnemers. Anderzijds, het feit dat het financieel belang van een kleine deelnemer in de uitvoeringsdienst vanuit eigen perspectief (lees: als percentage van de begroting van de eigen organisatie) net zo groot is als het belang van een grote deelnemer rechtvaardigt het zo simpel mogelijk houden van de stemverhouding: geen weging van stemverhoudingen, maar “one man one vote”. Randvoorwaarde hierbij is dan wel dat financiële belangen van grote deelnemers (in absolute zin) worden gewaarborgd. Het voorstel in het derde lid betreft een tussenoplossing, het goede van twee werelden. De praktijk in gemeenschappelijke regelingen leert dat het in het Algemeen Bestuur primair gaat over de koers van de organisatie en daarbij behorende impact op begroting, begrotingswijzigingen en jaarrekening. De gewenste zeggenschap focust zich bij uitstek hierop. De belangen van de deelnemers en het beginsel van vertrouwen als basis van de samenwerking komen gelijkelijk tot uitdrukking door iedere deelnemer één stem toe te delen. Door ten aanzien van begrotingsbesluiten en jaarrekening een voorwaarde te stellen dat de meerderheid van stemmen overeenkomt met tenminste de helft van de omzet wordt voorkomen dat deelnemers met grote financiële inbreng bij het minste of geringste „overruled‟ zouden kunnen worden. De zeggenschap en het belang van de deelnemers die een hoge omzet genereren, wordt hiermee (collectief) geborgd zonder afbreuk te doen aan de betrokkenheid en zeggenschap die kleine deelnemers ook toekomt in de vorm van “one man one vote”. Voorstel is om de omzet als criterium te hanteren voor de zeggenschap over financiële besluitvorming. Inwonertal is geen goede maatstaf vanwege het feit dat een gemeente met veel inwoners niet gelijk is aan een deelnemer met veel taakinbreng in de uitvoeringsdienst. Bovendien is inwonertal niet bruikbaar in gemeenschappelijke regelingen met de provincie. In het vierde lid is het voorstel de omzet te bepalen op basis van basistaken en verzoektaken. In beginsel zou alleen het landelijk basistakenpakket kunnen worden gehanteerd om de omzet te bepalen, omdat hierin het verplichtende karakter zit. Dat lijkt ook logisch, omdat de andere taken (verzoektaken) aanvullend en vrijwillig zijn en alleen mogen worden uitgevoerd als deze de wettelijke taakuitvoering niet verstoren. Het is logisch dat de afnemers van de „basistaken‟ deze afweging maken.
Versie 4.2 dd 8-6-2012
6
Anderzijds is er een aantal deelnemers dat de verzoektaken (geheel of gedeeltelijk) structureel zal inbrengen. Hieraan zou niet voorbijgegaan mogen worden. Door uit te gaan van basistaken én verzoektaken ter bepaling van de omzet worden gemeenten in de verleiding gebracht om verzoektaken bij de uitvoeringsdienst onder te brengen zodat een robuuste uitvoeringsdienst wordt gebouwd. Deelnemers worden uitgenodigd zoveel mogelijk taken bij de uitvoeringsdienst in te brengen in plaats van voorheen werkzaamheden uit te besteden aan adviesbureau‟s. Voorkomen moet worden dat gemeenten het idee hebben dat zij hierdoor „gedwongen‟ worden meer verzoektaken in te brengen om zeggenschap te hebben. Dit is niet het geval. Artikel 13: Artikel 13 eerste lid is een letterlijke vertaling van artikel 17 Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Artikel 13 tweede en derde lid zijn een vertaling van het bepaalde in artikel 18 en 19 Wet gemeenschappelijke regelingen, waarbij een relatie gelegd wordt naar artikel 16 Wet gemeenschappelijke regelingen dat betrekking heeft op raadsregelingen (amendement van der Burgt bij aanpassing van de Wgr. Artikel 18 Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat artikel 16 van de wet overeenkomstig van toepassing is op regelingen die uitsluitend getroffen zijn door colleges van burgemeester en wethouders. In artikel 19 is expliciet de verantwoordingsrelatie geregeld van het lid van het algemeen bestuur met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen aan de raad van de gemeente waar het lid van het algemeen bestuur zitting heeft in het college van burgemeester en wethouders (zie artikel 13 tweede lid) In artikel 13 derde lid is de individuele verantwoordingsplicht geregeld van een lid van het algemeen bestuur aan het college, dat hen heeft aangewezen (artikel 18 juncto artikel 16 Wet gemeenschappelijke regelingen). Dat college kan het door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ook ontslaan wegens gebrek aan vertrouwen. Artikel 14: Het dagelijks bestuur bestaat uit 5 personen waaronder de voorzitter. Dit wordt voldoende geacht. Het is zinvol om met elkaar afspraken te maken over de in het derde lid vermelde evenwichtige spreiding van de leden van het dagelijks bestuur over het werkgebied. Dit kan in het reglement van orde van het algemeen bestuur. Het voorstel is om de samenstelling van het dagelijks bestuur te baseren op de betrokkenheid van de deelnemers, dat wil zeggen op basis van omzet enerzijds, en geografische spreiding anderzijds. Het gaat hier om de bestuurlijke invulling van de „eigenaarsrol‟ van de uitvoeringsdienst. Deze wordt op een goede wijze geborgd door een vertegenwoordiging van deelnemers op basis van omzet en geografische spreiding. Hiervan wordt onderscheiden de ‟opdrachtgeversrol‟ welke meer het individuele belang van de deelnemers behelst en tot uitdrukking komt in de afzonderlijke DVO‟s. Gezien de zwaarte van het ingebrachte takenpakket en de solopositie van de provincie als middenbestuurslaag ten opzichte van de gemeenten is de provincie in alle gevallen vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur van de regeling. Voor de invulling van de overige 4 leden van het dagelijks bestuur is het voorstel 2 leden te betrekken die afkomstig zijn van de deelnemers behorend tot de top-8 qua bijdrage aan de omzet van de uitvoeringsdienst, respectievelijk 2 leden afkomstig van de overige deelnemers. Bij deze invulling wordt rekening gehouden met een evenwichtige spreiding naar aard van de gemeenten (stedelijk versus platteland).
Versie 4.2 dd 8-6-2012
7
De clustering van beoogde leden voor het dagelijks bestuur ziet er dan als volgt uit: - Provincie 1 lid; - Gemeenten uit top-8 omzet 2 leden; - Overige gemeenten 2 leden. Artikel 16: Dagelijks bestuur is een collegiaal bestuur. Het ligt in de rede daarin dan niet te werken met gewogen stemverhouding, maar voor de optie “one man one vote” te kiezen. Artikel 20: Voorgesteld wordt om uit oogpunt van flexibiliteit in de regeling geen advies of bestuurscommissies te noemen die aangewezen moeten worden. Doet men dat wel en als na de oprichting van de Omgevingsdienst op basis van voortschrijdend inzicht blijkt, dat een dergelijke commissie toch niet goed functioneert of anders moet worden georganiseerd, dan moet de regeling worden aangepast. De bevoegdheid om commissies in het leven te roepen is hier wel gegeven. Als de deelnemers er voor opteren om bij de oprichting van de uitvoeringsdienst de zekerheid te hebben dat een of meer commissies worden ingesteld, wordt voorgesteld om te kiezen voor de volgende regeling: Bij het aanbieden van de concept-gemeenschappelijke regeling wordt aangegeven welke commissies in de eerste vergadering van het algemeen bestuur zullen worden ingesteld. Ter toelichting zou dan een ontwerpinstellingsbesluit als bijlage bij de stukken kunnen worden gevoegd. Artikel 21: De benadering in dit artikel is dat het Algemeen Bestuur alle bevoegdheden heeft die niet aan de andere bestuursorganen toekomen. Het Algemeen Bestuur kan voorts alle bevoegdheden overdragen, behoudens die bevoegdheden waarvan dat wettelijk niet is toegestaan. Deze worden in het tweede lid onder a t/m c genoemd. Artikel 23: Al bij de totstandkoming van de afspraken in “Brabants Bont” is gesignaleerd dat een aantal zaken om bovenregionale aandacht vraagt. Deze bovenregionale afstemming krijgt vorm in een Brabantbreed RUD-platform van bestuurders.Het ligt niet voor de hand om dit platform in deze regeling op te nemen. Het platform heeft een reikwijdte die verder gaat dan de RUD‟s. Voor het platform wordt een apart bestuursconvenant tussen betrokken partijen ingesteld. Het platform zelf kan dus niet bij deze regeling worden ingesteld. Wat wel in deze regeling kan worden bepaald, is dat de Omgevingsdienst Midden en West Brabant deelneemt aan dit platform. De voorzitter van het algemeen bestuur van de regeling Midden- en West Brabant neemt, samen met de voorzitters van de algemene besturen van de andere omgevingsdiensten, deel aan het platform. De voorzitter voert deze taak uit vanuit twee rollen: als opdrachtnemer (eigenaar van de omgevingsdienst) en als opdrachtgever (vertegenwoordiging opdrachtgeversrol gemeenten). Het bestuurlijk RUD-platform zal tot doel hebben gezamenlijk de aanpak van Brabantbrede en regio-overstijgende zaken te bepalen en provinciebreed afstemming te regelen. Met bepalen wordt bedoeld dat in het platform gezamenlijk de agenda wordt gevormd om welke Brabantbrede en regio-overstijgende zaken het gaat. De besluitvorming hierover wordt voorgelegd aan en vindt plaats in het algemeen bestuur van de individuele omgevingsdienst. Versie 4.2 dd 8-6-2012
8
De werkwijze van het RUD-platform wordt geregeld in een bestuursconvenant. Het convenant zal worden gesloten zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van deze regeling. Artikel 24: Vastgelegd is dat de uitvoeringsdienst onder leiding staat van een directeur. In artikel 25 is neergelegd dat de directeur tevens fungeert als secretaris van de regeling. In het vierde lid van artikel 24 is neergelegd dat het algemeen bestuur de hoofdstructuur van de organisatie, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de ambtelijke organisatie vastlegt. Hierin zal worden geregeld wie als vervanger van de directeur optreedt en uit dien hoofde ook fungeert als loco secretaris van de regeling. Artikel 26, derde lid: Het algemeen bestuur beslist op basis van dit lid eveneens over de overige arbeidsvoorwaarden. Hieronder valt – naast de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling genoemd in het tweede lid – de Uitwerkingsovereenkomst voor het gemeentepersoneel (CARUWO), zoals deze nu luidt en in de toekomst zal luiden. Terzake van de onderwerpen waartoe de CAR/UWO opdracht geeft tot of ruimte biedt voor eigen regelingen kan het algemeen bestuur met toepassing van het overeenstemmingsvereiste met de commissie voor het Georganiseerd Overleg dan wel met toepassing van het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad deze regelingen vaststellen. Artikel 27: Het systeem van financieel- en administratief beheer wordt uitgewerkt in een Financiële verordening, waarvoor de grondslag is gelegd in de Gemeentewet en Provinciewet en artikel 27, eerste lid van deze regeling. Op dit moment hebben de gemeenten hun werkprogramma nog niet opgesteld voor de Omgevingsdienst. Derhalve kan niet goed duidelijk zijn welke bijdrage een gemeente verschuldigd is. Wel is mogelijk een wat grovere primitieve begroting op te stellen waarin de relevante ontwikkelingen zijn doorgerekend en waarmee rekening is gehouden met ingeschatte loon- en prijsontwikkeling. Dit kan geschieden via het reguliere begrotingsproces. Een exacte begroting kan dan bij begrotingswijziging (zie artikel 28) worden vastgesteld. Artikel 28: De uitgebreide inspraakprocedure is niet van toepassing als het gaat om „verschuivingen‟ binnen de begroting waarbij de vermogenspositie van de uitvoeringsdienst en/of de financiële bijdragen van de deelnemers niet wijzigen. Artikel 29: Het systeem van financiële verantwoording wordt uitgewerkt in de Financiële verordening. Onderhavig artikel bevat in het lid 4 een bepaling over afdekking van een nadelig exploitatiesaldo. Volgens dit lid kan dat op twee manieren: Door af te boeken van de reserves, dan wel ten laste te brengen van de deelnemers naar rato van ieders afname (=omzet) in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. Uitgangspunt is dat eventuele tekorten op jaarbasis tussen de deelnemers worden verrekend. Een en ander gebeurt vanzelfsprekend bij het bestaan van twee programmabegrotingen voor beide begrotingen afzonderlijk. Dat wil zeggen dat een gemeente die alleen het basistakenpakket inbrengt uitsluitend te maken krijgt met de begrotingsconsequenties die samenhangen met deze begroting. In artikel 30, lid 5 wordt dat tot uitdrukking gebracht door te stellen, dat bij het bepalen van de bijdrage per deelnemer het uitgangspunt wordt
Versie 4.2 dd 8-6-2012
9
gehanteerd, dat de financiële gevolgen worden toegedeeld aan de deelnemers die het aangaat. Dat betekent dat deelnemers die bijvoorbeeld uitsluitend verplichte basistaken door de dienst laten uitvoeren ook uitsluitend risico dragen voor die taken en de programmabegroting die daarop betrekking heeft. Overigens is de bepaling in artikel 29, lid 5, onder a, an sich niet beperkend, omdat aan het Algemeen Bestuur op basis van artikel 27, lid 1, de bevoegdheid toekomt voorschriften te stellen inzake het financieel en administratief beheer van het lichaam. Hierin kan worden geregeld hoe met reserves en voorzieningen wordt omgegaan. Het is verder niet noodzakelijk het bestaan van twee programmabegrotingen in de tekst van de regeling op te nemen. In de regeling wordt gesproken van dé begroting. In combinatie met het vast te stellen bedrijfsplan en deze toelichting is voldoende duidelijk dat de begroting bestaat uit twee begrotingen. Indien hierover de inzichten veranderen, zou de regeling weer moeten worden aangepast, hetgeen niet wenselijk is. De systematiek van het werken met twee begrotingen kan nader worden ingevuld in de Financiële verordening op basis van artikel 27, lid 1, door het Algemeen Bestuur. Artikel 30: Dit artikel geeft globale kaders voor de wijze waarop de kosten voor geleverde diensten worden bepaald. De specifieke invulling en verplichtingen op het niveau van de werkprogramma‟s vloeien voort uit de dienstverleningsovereenkomsten. Artikel 30, lid 5 maakt duidelijk dat indien gemeenten bij te dragen hebben aan een nadelig exploitatiesaldo dit enkel betrekking heeft op de taken voor zover het hen aangaat. Basistaken worden afgerekend in het kader van de begroting van basistaken; verzoektaken worden afgerekend in het kader van de begroting van verzoektaken. Indien een deelnemer geen verzoektaken bij de dienst neerlegt, draagt de deelnemer hiervoor geen financiële gevolgen. Artikel 32: Artikel 40 van de Archiefwet schrijft voor dat een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen tevens een voorziening in behoort te houden omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van bij die regeling ingestelde openbare lichamen of gemeenschappelijke organen (denk hierbij bijvoorbeeld aan vergaderstukken en besluitenlijsten van Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur, de personeelsdossiers, stukken betreffende het financieel beleid, financiële administratie en website van de Omgevingsdienst). Deze voorziening dient zoveel mogelijk te worden getroffen in lijn met de bepalingen in de Archiefwet. Concreet betekent dit ondermeer dat ervoor moet worden gezorgd dat er een Archiefverordening en een Besluit Informatiebeheer worden vastgesteld en dat er een archiefbewaarplaats wordt aangewezen voor de te bewaren archieven van de Omgevingsdienst. Voor alle deelnemers aan de Omgevingsdienst geldt als uitgangspunt dat het Landelijke Basistakenpakket bij de Omgevingsdienst wordt ondergebracht. Daarnaast kunnen gemeenten en de provincie besluiten om aanvullende taken te laten uitvoeren door de Omgevingsdienst. Duidelijk is dat de provincie en gemeenten bevoegd gezag blijven. Twee scenario‟s zijn dan mogelijk:
Versie 4.2 dd 8-6-2012
10
1. De Omgevingsdienst wordt door het bevoegd gezag gemandateerd om besluiten te nemen. In dit scenario wordt er bij de uitvoering van taken één dossier gevormd dat zowel de documenten uit de voorbereidingsfase bevat als het uiteindelijke besluit. 2. De Omgevingsdienst krijgt geen mandaat en doet enkel de voorbereiding voor de vergunningverlening. In dit scenario worden er twee dossiers gevormd; de Omgevingsdienst vormt een dossier met daarin de voorbereiding en de provincie / de gemeente vormt een dossier in het kader van de besluitvorming. Aangezien de provincie en gemeenten bevoegd gezag blijven, blijven zij ook zorgdrager. Met andere woorden: voor de dossiers die de Omgevingsdienst vormen bij het uitvoeren van taken voor de provincie blijft de provincie zorgdrager, voor de dossiers die de RUDs vormen bij het uitvoeren van taken voor een bepaalde gemeente blijft die gemeente zorgdrager. Dat betekent voor het archiefbeheer bij de Omgevingsdienst ondermeer het volgende: De analoge en digitale dossiers van de verschillende zorgdragers dienen van elkaar gescheiden te kunnen worden. Als de Omgevingsdienst met eigen systemen gaat werken dan zal er bij de inrichting van die systemen aan gedacht moeten worden dat de mogelijkheid wordt geboden om bij ieder dossier vast te leggen wie het bevoegd gezag is. Het bovenstaande in ogenschouw nemend dienen goede afspraken te worden gemaakt tussen bevoegd gezag en de Omgevingsdienst over het archiefbeheer. Medewerkers van de provincie en gemeenten die bij de Omgevingsdienst aan de slag gaan, zullen in dienst treden van de Omgevingsdienst. Dat betekent dat de personeelsdossiers van deze medewerkers op het moment van uitdiensttreding bij de provincie en gemeenten worden afgesloten en dat bij de Omgevingsdienst nieuwe personeelsdossiers worden gevormd. Artikel 33: Het betreft hier een geschil over de uitleg van de regeling en niet een geschil tussen een gemeente en de RUD over bijvoorbeeld de uitvoering van een opdracht. Het voorleggen van een geschil aan de minister van Binnenlandse Zaken is niet gebaseerd op een expliciete wettelijke bepaling in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Voor regelingen tussen uitsluitend gemeenten is dit in artikel 28 van de Wgr wel geregeld en ligt de bevoegdheid bij de provincie. Nu de provincie deel uitmaakt van deze gemeenschappelijke regeling ligt het in de rede om de minister van Binnenlandse Zaken hiertoe aan te wijzen. Een en ander is in lijn met andere bevoegdheden op grond van de Wgr die aan de minister worden toegedeeld in situaties waarin de provincie deel uitmaakt van een gemeenschappelijke regeling. Artikel 34: Hoewel het op dit moment niet voor de hand ligt dat andere overheden zouden toetreden aan de Omgevingsdienst kan in de toekomst niet uitgesloten worden dat de geografische indeling van de Omgevingsdienst wijzigt, of zelfs wordt losgelaten. Om op dat moment ook op die ontwikkelingen in te kunnen spelen zijn in deze regeling bepalingen opgenomen met betrekking tot zowel de toetreding als de uittreding. Artikel 35:
Versie 4.2 dd 8-6-2012
11
Als het gaat om het “Landelijk Basistakenpakket” kan een deelnemer de facto niet uittreden. Als een deelnemer geen gebruik meer wenst te maken van de uitvoeringsdienst met betrekking tot de “verzoektaken” dan is dat geen uittreding, maar een vermindering van “de omzet”.
Versie 4.2 dd 8-6-2012
12
Bijlage 1 Landelijk Basistakenpakket gemeenten en provincie Het landelijk basistakenpakket (versie 2.3 van 25 mei 2011) is maatgevend voor de toekomstige Omgevingsdienst. Het betreft de volgende typen bedrijven: - BRZO-bedrijven - IPPC-bedrijven - Een groot aantal Barim type B- en alle type C- bedrijven (type B = meldingsplichtig, type C = vergunningplichtig). Taken betreffen in hoofdzaak: (Hier worden de meest voorkomende taken uit het landelijk basistakenpakket genoemd; Voor het volledig overzicht zie het landelijk basistakenpakket versie 2.3 van 25 mei 2011). http://www.uitvoeringmetambitie.nl/bestanden/110525_werkdocument_basistakenpakket_RU Ds__def_[1].pdf Vergunningverlening 1. BRZO*-, IPPC- en Type C-bedrijven: De voorbereiding van het milieudeel van de omgevingsvergunning (Indien GS bevoegd gezag: alle Wabovergunningen). 2. Voor type B- en C-bedrijven de voorbereiding van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) indien van toepassing. Dit betreft inrichtingen in de categorieën windturbines, RWZI’s, autodemontage, metaalrecycling, opslag banden, combibedrijven. (Indien GS bevoegd gezag: alle Wabovergunningen) Toezicht 1. Het milieutoezicht bij vergunningplichtige (BRZO*-, IPPC- en type C-) bedrijven. (Indien GS bevoegd gezag: het toezicht op alle Wabovergunningen) 2. Het milieutoezicht op type B-bedrijven die: - OBM-plichtig zijn (Indien GS bevoegd gezag: het toezicht op alle Wabovergunningen) of; - vallen onder het Besluit landbouw, het Besluit glastuinbouw of het Vuurwerkbesluit inrichtingen of; - genoemd zijn in de limitatieve lijst onder punt 5 van het basistakenpakket versie 2.3 van 25 mei 2011. Toelichting: Het verdient de aanbeveling om deze lijst kritisch door te nemen op activiteiten die uitgezonderd worden. 3. Milieutoezicht, zijnde - Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit voor zover het die activiteiten betreft; - Het milieutoezicht bij bodemsanering, sanering van bedrijfsterreinen en lozing van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering voor zover het die activiteiten betreft; - (Ketentoezicht) Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen, grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven voor civiel gebruik of andere gevaarlijk stoffen, voor zover het die activiteiten betreft. - BOA-milieu bestuursrechtelijk (niet in basistakenpakket maar in PUmA-checklist criteria RUD-vorming).
Versie 4.2 dd 8-6-2012
13
*BRZO: Bevoegd gezag brengt de BRZO-taak in bij de Omgevingsdienst in de eigen regio. De Omgevingsdienst zorgt voor de uitvoering van BRZO-taak door de gespecialiseerde BRZO-Omgevingsdienst. Onder het milieutoezicht wordt ook verstaan het beoordelen van PRTR-verslagen
Versie 4.2 dd 8-6-2012
14
Definitief
Bedrijfsplan Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant
Colofon Datum
27 april 2012
Versie
6.0
Status
Definitief
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
1
Voorwoord Voor u ligt het bedrijfsplan voor de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Het u zo aanbieden van het Bedrijfsplan zonder te vermelden hoe dit plan tot stand is gekomen levert een onvolledig beeld op. Het plan zoals dat nu voor ligt is technocratisch van aard; de totstandkoming ervan is dat allerminst. Een vijftigtal medewerkers van de aan de Omgevingsdienst deelnemende organisaties hebben in een tiental werkgroepen intensief gewerkt aan dit bedrijfsplan. Er is in deze startfase van de Omgevingsdienst in wording al op een intensieve wijze met elkaar samengewerkt. Deze manier van werken levert nu al een bijdrage aan het creëren van het “wij gevoel” van de toekomstige Omgevingsdienst. Bij de oplevering van de eindproducten van de verschillende werkgroepen hoor ik enthousiaste reacties van de werkgroepleden terug. Ik heb een gevoel van sterke betrokkenheid bij de vorming van de Omgevingsdienst gesignaleerd. Er is een grote bereidheid om mee te blijven werken aan de verdere opbouw van onze Omgevingsdienst. Mooi! De gekozen vorm is aangeslagen en ik stel voor dat we daar in de komende fases van de vorming van de Omgevingsdienst mee verder gaan. Geen betere Omgevingsdienst dan een gedragen Omgevingsdienst. De rechtsvorm van de Omgevingsdienst wordt een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). De laatste maanden is uitvoerig gesproken over de taakinbreng in de Omgevingsdienst. Alle partijen hebben zich bestuurlijk gecommitteerd aan de inbreng van minimaal het landelijke basistakenpakket. Een belangrijke voorwaarde voor de inbreng van minimaal het landelijke basistakenpakket is dat er een zelfstandige BRZO-Omgevingsdienst in Noord-Brabant komt. In de provinciale bestuurlijke regiegroep van 25 januari 2012 is besloten dat de BRZOOmgevingsdienst van Noord-Brabant de Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant wordt. Er zijn diverse partijen die alle VTH milieutaken en aanvullende verzoektaken gaan onderbrengen bij de Omgevingsdienst. Hier en daar wordt gedacht over de inbreng van VTH Wabotaken. Een enkele gemeente legt ook een vergaand mandaat neer bij de Omgevingsdienst. Daarnaast zijn er gemeenten die overwegen om meer in te brengen, maar daarover nog niet hebben besloten. Een ander belangrijk resultaat is dat bestuurders het creëren van een level playing field voor burgers en bedrijven als een belangrijk doel zien. We hebben elkaar uitgedaagd om een uniform kwaliteit- en uitvoeringsniveau uit te werken voor de bedrijfsmilieutaken. In de inrichtingsfase krijgt dit de nodige aandacht en verdieping. Een zorg betreft de landelijke korting van het Gemeentefonds die gelieerd wordt aan de Omgevingsdienst. Deze omvangrijke korting (€ 100 miljoen per jaar landelijk) legt een grote druk op de beoogde kwaliteits- en uitvoeringscapaciteit van de Omgevingsdienst. Rest mij om u een sfeerbeeld te geven van de gesprekken over de vorming van de omgevingsdienst met bestuurders en gemeentesecretarissen van alle deelnemers aan de Omgevingsdienst. Deze prettige gesprekken leveren een beeld op van erkenning van het nut van de Omgevingsdienst. Bij collega bestuurders zie ik een toenemend vertrouwen in de vorming van de Omgevingsdienst en de voornemens om taken door de Omgevingsdienst uit te laten voeren. Een must, willen we de volgende stap in de vorming van de Omgevingsdienst succesvol zetten: de inrichtingsfase. Fons Naterop Burgemeester gemeente Aalburg, Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
2
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................... 5 1
2
3
4
5
Inleiding ...................................................................................................................... 11 1.1
Introductie .......................................................................................................... 11
1.2
Achtergrond en aanleiding voor Omgevingsdiensten ................................................ 12
1.3
Totstandkoming bedrijfsplan ................................................................................. 12
1.4
Doorkijk .............................................................................................................. 12
Profiel Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant ................................................... 14 2.1
Kernschets van de Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant (MWB) ..................... 14
2.2
Uitstraling en doelstellingen van de Omgevingsdienst MWB ...................................... 14
2.3
Kernwaarden en kernkwaliteiten ............................................................................ 15
Taken en formatie ........................................................................................................ 17 3.1
Uitgangspunten ................................................................................................... 17
3.2
Taakinbreng Omgevingsdienst ............................................................................... 18
3.3
Indicatieve formatie taakinbreng ........................................................................... 18
3.4
Gezamenlijk uitvoeringsniveau binnen de Omgevingsdienst ...................................... 18
3.5
Gemeenschappelijke taken .................................................................................... 19
Financiën ..................................................................................................................... 24 4.1
Uitgangspunten ................................................................................................... 24
4.2
Algemeen begrotingsprincipe ................................................................................. 24
4.3
Exploitatiebegroting ............................................................................................. 24
4.4
Weerstandsvermogen ........................................................................................... 26
4.5
Fiscale positie ...................................................................................................... 26
4.6
Kosten per fte en per productief uur ....................................................................... 27
4.7
Omgaan met desintegratiegevolgen ....................................................................... 28
4.8
Financieringsmodel Omgevingsdienst: van inputgericht naar outputgericht ................. 28
4.9
Aanloopkosten ..................................................................................................... 29
4.10
Werken met programmabegrotingen ...................................................................... 30
4.11
Efficiëntie ............................................................................................................ 31
4.12
Innovatie ............................................................................................................ 31
4.13
Efficiëntiekorting Gemeentefonds ........................................................................... 32
Juridische verankering ................................................................................................ 33 5.1
Uitgangspunten intentieverklaring .......................................................................... 33
5.2
Karakteristiek samenwerkingsvorm ........................................................................ 33
5.3
Mogelijkheden van een ‘lichte GR’ .......................................................................... 35
5.4
Opstellen gemeenschappelijke regeling .................................................................. 36
6
Besturing ..................................................................................................................... 38
7
Organisatie .................................................................................................................. 40 7.1
Uitgangspunten intentieverklaring .......................................................................... 40
7.2
Organisatievorm op hoofdlijnen ............................................................................. 40
7.3
Ontwerp organisatiestructuur ................................................................................ 40
7.4
Cultuur ............................................................................................................... 42
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
3
8
9
10
11
12
Opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap ............................................................. 43 8.1
Inleiding ............................................................................................................. 43
8.2
Opdrachtgever ..................................................................................................... 43
8.3
Opdrachtnemer .................................................................................................... 44
Kwaliteit ...................................................................................................................... 46 9.1
Inleiding ............................................................................................................. 46
9.2
Uniform kwaliteits- en uitvoeringniveau .................................................................. 46
9.3
Kwaliteitssysteem Omgevingsdienst ....................................................................... 49
9.4
Kwaliteitsparameters ............................................................................................ 50
9.5
Aandachtspunten ................................................................................................. 52
Informatievoorziening ................................................................................................. 53 10.1
Uitgangspunten ................................................................................................... 53
10.2
Principes ............................................................................................................. 54
10.3
Inrichting ............................................................................................................ 56
10.4
Groeipad deelnemers en Omgevingsdienst .............................................................. 59
10.5
Geschetst beeld per 1 januari 2016 ........................................................................ 60
10.6
Technische infrastructuur en persoonlijke voorzieningen........................................... 60
Personele aspecten .................................................................................................... 611 11.1
Sociaal Plan ....................................................................................................... 611
11.2
Personele overgang ............................................................................................ 622
11.3
Plaatsingsprocedure ........................................................................................... 633
11.4
Functies en schaalprofielen ................................................................................. 644
11.5
Medezeggenschap ................................................................................................ 66
11.6
Draaiboek Personeel ........................................................................................... 677
Huisvesting ................................................................................................................ 688 12.1
Eén of meer locaties ........................................................................................... 688
12.2
Situering in de regio ........................................................................................... 688
12.3
Criteria voor locatiekeuze ...................................................................................... 69
12.4
Criteria voor het gebouw....................................................................................... 69
12.5
Selectieproces huisvesting .................................................................................. 700
Bijlage 1:
Intentie taakinbreng Omgevingsdienst .......................................................... 711
Bijlage 2:
Omvang efficiëntiekorting Gemeentefonds..................................................... 744
Bijlage 3:
Aannames en kentallen exploitatiebegroting ................................................... 76
Bijlage 4:
Aanloopkosten .................................................................................................. 79
Bijlage 5:
Analyse juridische verankering Omgevingsdienst .......................................... 822
Bijlage 6:
Kwaliteitsparameters Omgevingsdienst ......................................................... 844
Bijlage 7:
ICT .................................................................................................................. 877
Bijlage 7A
Zaakgericht werken en de Omgevingsdienst .................................................. 888
Bijlage 7B
ProductBreakDown inrichting automatisering ................................................ 966
Bijlage 8:
Afkortingen ..................................................................................................... 988
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
4
Samenvatting 1.
Profiel De missie van de Omgevingsdienst is: als verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage leveren aan een leefbare en veilige werk- en leefomgeving voor de regio. De doelen zijn: o
verder verbeteren dienstverlening
o
verbeteren kwaliteit en veiligheid
o
eenduidige en gelijke behandeling bedrijven en burgers: level playing field
De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant wordt gevormd door de provincie en de 26 gemeenten in de regio. De directeur van de Omgevingsdienst is het aanspreekpunt voor strafrechtelijke organisaties zoals het Openbaar Ministerie, Functioneel Parket en de politie. De
waterschappen
hechten
aan
een
goede
samenwerking
en
afstemming
met
de
Omgevingsdiensten en zijn bereid om een overeenkomst met de Omgevingsdienst af te sluiten voor taken met betrekking tot indirecte lozingen. Deze vervangt bestaande overeenkomsten met de provincie en gemeenten. Er is landelijk bepaald dat er zes BRZO-Omgevingsdiensten komen die zijn gespecialiseerd in de regulering van complexe bedrijven. In Noord-Brabant komt één BRZO-Omgevingsdienst en bestuurlijk is vastgesteld dat dit de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant wordt. De verdere invulling en afstemming met de andere Omgevingsdiensten gebeurt conform een landelijk plan van aanpak. 2.
Taken en formatie Alle deelnemers brengen minimaal een takenpakket in dat gelijk is aan de landelijke basistaken. Dit zijn taken met betrekking tot ketentoezicht en met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied. De provincie en diverse gemeenten brengen aanvullende taken in. De huidige omvang van het in te brengen takenpakket bedraagt 250 formatieplaatsen. Dit is de omvang van de primaire productie (exclusief overhead). De formatieomvang van de Omgevingsdienst is voorlopig bepaald aan de hand van de bundeling van de huidige inzet van formatie (of budgetten) bij de deelnemers. De deelnemers zorgen als opdrachtgever voor aansturing van de Omgevingsdienst. Elke opdrachtgever maakt een werkprogramma waarin de gevraagde prestaties staan. De Omgevingsdienst geeft aan wat de inzet (uren) en kosten (benodigd budget) zijn voor uitvoering van het programma. De Omgevingsdienst voert overleg met elke opdrachtgever om te beoordelen of de verhouding tussen werkprogramma (gevraagde prestaties) en budget (beschikbare middelen) realistisch is. Dit overleg is er voordat de Omgevingsdienst operationeel is. Er zijn gemeenschappelijke taken die voor alle opdrachtgevers gezamenlijk worden uitgevoerd en die niet/nauwelijks zijn toe te rekenen aan een individuele opdrachtgever. De kosten voor gemeenschappelijke taken worden nauwkeuriger inzichtelijk gemaakt en er komt een voorstel voor een verdeelsleutel van deze kosten. Het grootste deel van de kosten worden nu ook (individueel) gemaakt door de opdrachtgevers.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
5
Er wordt een Brabantbreed Omgevingsdienst-Platform ingesteld voor coördinatie, afstemming en samenwerking tussen de 3 Omgevingsdiensten in Noord-Brabant. 3.
Financiën De operationele uitvoeringskosten bij de Omgevingsdienst zullen lager zijn dan bij elke opdrachtgever het geval is in de huidige situatie van taakuitvoering. Er is een voorlopige exploitatiebegroting opgesteld met berekening van de kostprijs per formatieplaats en uurtarieven voor verschillende salarisschalen. De begroting wordt definitief gemaakt als er meer duidelijkheid is over enkele kostenposten zoals huisvesting en de informatievoorziening. De definitieve (meerjaren)begroting wordt in het najaar aangeboden aan de colleges en raden/staten van de deelnemers. Op
basis
van
Omgevingsdienst
de
voorlopige
binnen
exploitatiebegroting
ervaringscijfers
blijkt
(benchmarks)
dat ligt.
de
overhead
van
de
Het
uurtarief
van
de
Omgevingsdienst is vergelijkbaar tot lager ten opzichte van de RMD en vergelijkbaar met de andere twee Omgevingsdiensten in Noord-Brabant. Als gevolg van het uitplaatsen van taken en formatie kunnen desintegratiegevolgen (doorlopende overhead) optreden bij een deelnemer. Elke deelnemer is zelf verantwoordelijk om maatregelen te nemen om de desintegratiegevolgen op te vangen. Het is mogelijk om – binnen spelregels – formatie van de overhead in te brengen in de Omgevingsdienst. Ook ontvangt elke deelnemer een vergoeding bij het gebruik van werkplekken op de locatie van de deelnemer. Daar deze twee afspraken worden desintegratiekosten beperkt. De
Omgevingsdienst
gaat
een
weerstandsvermogen
opbouwen
om
financiële
risico’s
zelfstandig op te kunnen vangen. De omvang wordt gebaseerd op een te maken financiële risicoanalyse en sluit aan op afspraken die zijn vastgelegd in de kadernota verbonden partijen. Er komt nog uitsluitsel over de fiscale positie. Er zijn twee vormen mogelijk voor het omgaan met de compensatie van BTW. Financiering van de Omgevingsdienst is op basis van een budget per deelnemer dat is gebaseerd op het werkprogramma van die deelnemer (financiering op afname van producten) + budget op basis van de verdeelsleutel voor kosten van gemeenschappelijke taken. Het budget per deelnemer is gebaseerd op P (Prestaties) x I (Inzet in uren) x T (uurtarief voor betreffende uren). Op basis van de jaarrekening van de Omgevingsdienst vindt een verrekening plaats per opdrachtgever op basis van geleverde inzet en uurtarieven. Er worden nog afspraken gemaakt over het omgaan met het exploitatiesaldo van de Omgevingsdienst. De Omgevingsdienst werkt na maximaal drie jaar zoveel mogelijk met productprijzen. Er worden aanloopkosten gemaakt voorafgaand aan de oprichting van maximaal € 650.000,-. De aanloopkosten worden voorgefinancierd door de provincie en volgens een verdeelsleutel (combinatie inwonersaantal en omvang bedrijfsmilieutaken) vanaf 2013 terugbetaald door de gemeenten met een overeen te komen afspraak over de rentelast. De voorinvesteringen van de Omgevingsdienst (aanschaf meubilair, IT voorzieningen, etc) worden gedaan door de gemeente Tilburg en met een rentelast terugbetaald uit de exploitatie van de Omgevingsdienst aan de gemeente Tilburg. Dit is verwerkt in de exploitatiebegroting van de Omgevingsdienst en de berekende tarieven.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
6
De
Omgevingsdienst
werkt
met
programmabegrotingen
om
de
financiële
risico’s
en
verrekeningen te splitsen over de takenpakketten die deelnemers inbrengen. De Omgevingsdienst werkt volgens het Lean-principe aan maximale efficiënte en maakt dit aantoonbaar. 4.
Juridische verankering De Omgevingsdienst is een openbaar lichaam onder een gemeenschappelijke regeling. Bevoegdheden blijven bij de bestuursorganen met de mogelijkheid om de Omgevingsdienst te mandateren. De Omgevingsdienst sluit een dienstverleningsovereenkomst met elke opdrachtgever over het uit te voeren takenpakket en de daarbij in te zetten formatie en financiële middelen.
5.
Besturing De besturing van de Omgevingsdienst volgt de principes van de gemeenschappelijke regeling met de installatie van een Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur en de gebruikelijke rollen van colleges en raden/staten als eigenaar en opdrachtgever. Om doelmatig en doeltreffend grip te kunnen houden vormen de provincie en de gemeenten een ‘Panel Opdrachtgeverschap’ en een ‘Panel Planning & Control’. Beide hebben een ambtelijke vertegenwoordiging en zijn adviserend.
6.
Organisatie De directeur en het management zorgen voor de centrale inhoudelijke en hiërarchische aansturing van de taakuitvoering en de inzet van personeel. Bundeling van kennis en expertise is het uitgangspunt. De Omgevingsdienst functioneert volgens de principes van het ‘Nieuwe Werken’ waarbij volop gebruik wordt gemaakt van decentrale werkplekken bij de opdrachtgevers. Dit versterkt de ‘couleur locale’ en de nabijheid van de taakuitvoering. Dienstverlening en klantgerichtheid staan centraal Medewerkers zijn professionals die vertrouwen krijgen en eigen verantwoordelijkheid nemen. De leidinggevende is integraal verantwoordelijk en zorgt dat een team rendabel functioneert. De cultuur is: o
kwaliteit – gezaghebbend
o
duidelijk, betrouwbaar en voorspelbaar
o
tevreden klanten – personeel is meedenkend
o
flexibel
o
kostenbewust
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
7
7.
Opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap De
Omgevingsdienst
maakt
meetbare
afspraken
over
dienstverlening,
prestaties
en
uitvoeringswijze met elke opdrachtgever. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de ‘wat’ vraag (doelen op outcome en output, prestatie indicatoren) en de Omgevingsdienst is verantwoordelijk voor de ‘hoe’ vraag. De opdrachtgever zorgt voor condities waarbinnen de Omgevingsdienst de opgedragen taken kan uitvoeren, bijvoorbeeld de afstemming met de front-office, doorwerking van beleid en een open informatievoorziening. De opdrachtgever en de Omgevingsdienst hebben ieder één vast aanspreekpunt in hun onderlinge relatie. De Omgevingsdienst hanteert een productencatalogus, werkt met vaste uurtarieven en uiterlijk vanaf 2016 met zoveel mogelijk productprijzen. 8.
Kwaliteit Een belangrijk doel is om in de regio een level playing field te creëren met een effectieve en eenduidige aanpak van slecht naleefgedrag van wet- en regelgeving. Daartoe ontwikkelt de Omgevingsdienst
een
uniform
uitvoeringsniveau
en
kwaliteitsniveau
voor
de
bedrijfsmilieutaken. De provincie en gemeenten besluiten over het door de Omgevingsdienst voorgestelde niveau. Dit bestaat uit de volgende onderdelen: o
Uniforme uitvoering van strategieën en werkprocessen
o
Uniform kwaliteits- en uitvoeringsniveau voor bedrijfsmilieutaken
o
Uniforme bedrijfsindeling
o
Uniforme uitvoeringsintensiteit
De Omgevingsdienst voldoet voor de opgedragen taken aan landelijke kwaliteitscriteria die zijn vastgelegd
in
het
Besluit
omgevingsrecht,
eindrapportage
kwaliteitscriteria
transitie
transitieprogramma (‘kritieke massa’) en geeft verdere invulling aan de output en outcome kwaliteitscriteria. De Omgevingsdienst volgt een fasering voor de opzet en invulling van een kwaliteitsysteem. 9.
Informatievoorziening De Omgevingsdienst beschikt over een informatiesysteem dat gegevens kan uitwisselen met de opdrachtgevers en dat voldoet aan (toekomstige) landelijke standaarden. Er wordt gebruik gemaakt van standaardoplossingen voor de informatievoorziening, dat wat beschikbaar is in de markt (proven technology). De focus ligt op het realiseren van noodzakelijke IT voorzieningen bij de start van de Omgevingsdienst en een doorontwikkeling daarna. De deelnemende gemeenten en de provincie zetten momenteel systemen in om de betreffende primaire processen te ondersteunen. Uitgangspunt is om op 1 januari 2013 operationeel te zijn. In eerste instantie wordt er daarom vanuit gegaan in de startsituatie te werken met bestaande systemen, omdat het niet haalbaar is om voor 1 januari 2013 majeure takenpakketten op andere systemen te zetten.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
8
Digitaal blijft digitaal. De Omgevingsdienst is in staat om informatie die digitaal binnenkomt ook digitaal af te handelen en digitaal aan te leveren aan opdrachtgevers.. Elke klantvraag wordt als een zaak behandeld, de Omgevingsdienst hanteert zaakgericht werken. De opdrachtgever is de front-office voor bedrijven en burgers, tenzij de opdrachtgever deze rol opdraagt aan de Omgevingsdienst. Het beheer en onderhoud van IT wordt ondergebracht bij een (samenwerking van) deelnemer(s) of extern. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het archief en kan dit voor de opgedragen taken uitbesteden aan de Omgevingsdienst. 10.
Personeel De bemensing bij de start van de Omgevingsdienst is op basis van indiensttreding vanuit de deelnemers. De personele overgang wordt geregeld in een sociaal beleidskader. Dit betreft aspecten zoals ‘mens volgt taak’, financiële garanties, keuze van CAO. De kaders worden verder uitgewerkt in een sociaal plan met de plaatsingsprocedure, flankerend beleid, overgangsmaatregelen. Iedere medewerker heeft het recht om over te gaan naar de Omgevingsdienst als zijn/haar taken
overgaan
naar
de
Omgevingsdienst.
In
principe
ontstaan
er
geen
dubbele
dienstverbanden. Er is aandacht voor medewerkers met een divers takenpakket dat voor een gedeelte naar de Omgevingsdienst overgaat. De plaatsingsprocedure borgt een zorgvuldige overgang van de medewerkers naar de Omgevingsdienst. Op basis van de functiebeschrijvingen van de Omgevingsdienst geven medewerkers aan voor welke functie ze belangstelling hebben. Medewerkers met een voortgezette functie worden rechtstreeks geplaatst, medewerkers met een gewijzigde functie op basis van hun belangstelling, een gesprek of een advies. Een plaatsingscommissie maakt het plaatsingsplan en adviseert de directeur Omgevingsdienst. De directeur neemt een voorgenomen besluit en legt het plaatsingsplan voor aan het Dagelijks Bestuur c.q. de bestuurlijke vertegenwoordiging die de functie van DB uitoefent. Het DB neemt een besluit tot plaatsing. Er worden afspraken gemaakt over de plaatsing van medewerkers in de personele overhead met het principe dat de inbreng van personele overhead gekoppeld is aan een verhouding van de inbreng van primaire formatie in de Omgevingsdienst. Er komt een formatieplan waarin is bepaald hoeveel medewerkers nodig zijn voor de uitvoering van de opgedragen taken. Er wordt een functieboek opgesteld (functiebeschrijving en functiewaardering) volgens de systematiek HR21. De vorming van de Omgevingsdienst wordt gezien als een reorganisatietraject waarin de medezeggenschap bevoegdheden heeft om toe te zien op de borging van de belangen van medewerkers. Om het overleg praktisch vorm te geven wordt gestreefd naar het instellen van een Bijzondere Ondernemingsraad en Bijzonder Georganiseerd Overleg.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
9
De BOR en het BGO worden zo ingericht dat zij een volwaardige gesprekspartner zijn voor de directeur Omgevingsdienst. 11.
Huisvesting De Omgevingsdienst krijgt één centrale huisvestingslocatie en de medewerkers werken volgens de principes van het ‘Nieuwe Werken’ vanuit de centrale locatie, werkplekken bij de opdrachtgevers en andere werkvormen. De flexfactor is hoog. Vooralsnog wordt de huisvesting van de faciliteiten van de meetdienst voortgezet op de huidige locatie. Voor een keuze van de situering van de centrale locatie en de gebouwkeuze zijn criteria geformuleerd en toetsbaar gemaakt. De deelnemers kunnen potentiële gebouwen voor de centrale locatie aanreiken en deze worden getoetst aan de criteria en voorzien van een advies. Het portefeuillehoudersoverleg neemt een besluit over de locatiekeuze en de gebouwkeuze.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
10
1 Inleiding 1.1
Introductie
Voor u ligt het bedrijfsplan voor de vorming van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Het bedrijfsplan is in intensieve samenwerking tussen de provincie, de 26 gemeenten en de Regionale Milieudienst (RMD) tot stand gekomen. Het is een verdere concretisering van de uitgangspunten en afspraken uit de bestuurlijke intentieovereenkomst. De waterschappen hebben in Brabant steeds in het ontwikkelproces van de Omgevingsdiensten deelgenomen. Samenwerkingsafspraken van de waterschappen
met
de
Omgevingsdienst
zullen
worden
vastgelegd
in
dienstverlenings-
overeenkomsten. Het bedrijfsplan beschrijft op hoofdlijnen de voorgenomen inrichting van de Omgevingsdienst Middenen West-Brabant. Meer specifiek is het volgende beschreven: Visie, profiel en identiteit Takenpakket en indicatie formatie Financiën Juridische verankering Organisatievorm Rollen van opdrachtgever en opdrachtnemer Kwaliteitsaspecten Informatievoorziening en ICT Personele aspecten Huisvesting Het bedrijfsplan vormt de basis voor bestuurlijke besluitvorming om te komen tot feitelijke oprichting van de Omgevingsdienst. Op basis van dit door de colleges en GS te nemen besluit kan de voorbereiding starten van de oprichting en feitelijke inrichting van de Omgevingsdienst. Alle deelnemers brengen minimaal het Landelijk basistakenpakket in de gemeenschappelijke regeling van de Omgevingsdienst Midden- en West - Brabant. Besluitvorming in afzonderlijke colleges moet nog plaatsvinden. Een belangrijke voorwaarde is dat er een zelfstandige BRZO-Omgevingsdienst in Noord-Brabant komt. Een tweede aspect is dat bestuurders het creëren van een level playing field voor burgers en bedrijven als een belangrijk doel zien. Daartoe wordt nog een uniform kwaliteits- en uitvoeringsniveau voor de bedrijfsmilieutaken uitgewerkt. De waterschappen hebben belang bij goede afstemming en samenwerking met de Omgevingsdienst. In de afgelopen jaren is de samenwerking vormgegeven met dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) in het kader van de Wabo met gemeenten en provincie. Op basis van deze DVO’s hebben de waterschappen personele capaciteit en specifieke kennis ingezet voor de uitvoering van de VTH-taken met betrekking tot de indirecte lozingen. De waterschappen hechten aan een goede samenwerking en afstemming met de Omgevingsdiensten en zijn in dat kader ten minste bereid om een DVO met betrekking tot de indirecte lozingen met de Omgevingsdienst Midden en West Brabant af te sluiten. De uitwerking daarvan dient nog nader vorm te worden gegeven.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
11
1.2
Achtergrond en aanleiding voor Omgevingsdiensten
In 2009 zijn landelijke afspraken gemaakt over de vorming van een dertigtal Omgevingsdiensten voor de uitvoering van VTH taken. De reden is de bestaande versnippering in de uitvoering (500 uitvoerende instanties) en dat het lastig is om grip te krijgen op slecht naleefgedrag. Er is gekozen voor een proces met ruimte voor regionaal maatwerk binnen landelijke kaders. Het takenpakket van de samenwerking is beperkt tot milieu. De Omgevingsdiensten moeten op 1 januari 2013 operationeel zijn. Kort samengevat zijn er de volgende redenen voor de vorming van de Omgevingsdiensten en de bundeling van de uitvoering van VTH milieutaken door provincie en gemeenten: Verminderen van de versnippering in de uitvoering van de VTH taken om eenduidiger en effectiever op te kunnen treden tegen slecht naleefgedrag. Versterken van de kritische massa, expertise en deskundigheid voor de taakuitvoering door het bundelen van personeel in één organisatie. Creëren van een 'level playing field' voor burgers en bedrijven met een gelijke benadering en behandeling. Een centraal punt met milieu informatie die de uitwisseling en afstemming verzorgt tussen bestuursrecht en strafrecht (politie, Openbaar Ministerie). De Omgevingsdienst gaat niet gepaard met overdracht van bevoegdheden. De bevoegdheden blijven bij
de
bestuursorganen.
Deze
hebben
wel
de
mogelijkheid
om
te
mandateren
naar
de
Omgevingsdienst. 1.3
Totstandkoming bedrijfsplan
Het eerste conceptbedrijfsplan is opgesteld in de periode oktober - november 2011, daarna besproken met bestuurders, VTH managers en op specifieke onderdelen met de gemeentesecretarissen en financieel consulenten van alle deelnemers. Vervolgens heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de intenties tot het overdragen en afnemen van taken. Er zijn 10 werkgroepen gevormd die op basis van een opdrachtbeschrijving een uitwerking hebben aangeleverd op de inhoudelijke onderdelen van het bedrijfsplan. Er zijn met alle deelnemers gesprekken gevoerd met bestuurders en met managers/financieel consulenten. De kwartiermaker en het kernteam hebben regie gevoerd op de inhoud en totstandkoming van het bedrijfsplan. De stuurgroep en het portefeuillehoudersoverleg bespreekt het bedrijfsplan, doet richtinggevende uitspraken en daarna volgt de aanbieding aan de colleges voor besluitvorming.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
12
1.4
Doorkijk
De tabel bevat een doorkijk van de verdere inrichting van de Omgevingsdienst en de mijlpalen.
Mijlpalen
Planning
Besluitvorming bestuurlijk
Aanstellen directeur
Mei
-
Instemming met GR door colleges
Mei
Colleges
Keuze locatie en gebouw
Mei
PHO
Level playing field voor risicobedrijven
Mei
PHO Colleges
Start werving sleutelposities (management, controller)
Juni
Indicatieve begroting met meerjarenraming
Juni
Aanstellen sleutelposities
Augustus
Toestemming voor GR door raden/staten
September
Raden/Staten
Installatie AB i.o. en DB i.o.
September
-
Start plaatsing medewerkers
September
-
Definitieve begroting 2013 met meerjarenperspectief
September
Colleges Raden/Staten
Dienstverleningsovereenkomst per opdrachtgever met uitvoeringsprogramma 2013 en budget Mandaatbesluit
Oktober
Start proefdraaien met taakuitvoering
November
-
Sleutelklaar centrale huisvesting
November
-
Ingerichte werkplekken en ICT
December
-
Start Omgevingsdienst MWB
Januari 2013
-
B e d r i j f s p l a n
PHO
Oktober
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
13
2 Profiel Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant 2.1
Kernschets van de Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant (MWB)
De Omgevingsdienst wordt gevormd door 26 gemeenten en de provincie Noord-Brabant. Andere partners zoals het Openbaar Ministerie en de waterschappen kunnen bij de organisatie aanhaken. De Omgevingsdienst is congruent met de Veiligheidsregio en op 1 januari 2013 operationeel. Het oprichten van de Omgevingsdienst is niet vrijblijvend. Er zijn landelijke kaders en afspraken. Dit betreft het landelijke basistakenpakket (25 mei 2011), checklist RUD-vorming (26 februari 2011), eindrapportage kwaliteitscriteria (3 december 2009) en brieven van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan GS over de vorming van de Omgevingsdiensten in de provincie. De colleges hebben een bestuurlijke intentieverklaring vastgesteld waarin de uitgangspunten voor de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant zijn geformuleerd. De Omgevingsdienst wordt opgericht om een verdere verbetering tot stand te brengen in: (1) de dienstverlening bij de uitvoering van de vergunningverlening- toezicht en handhavingstaken; (2) de kwaliteit en veiligheid van de werk- en leefomgeving; (3) het creëren van een 'level playing field' voor burgers en bedrijven met een meer gelijke benadering en behandeling. Hiervoor wordt nog een minimaal kwaliteits- en uitvoeringsniveau uitgewerkt voor de bedrijfsmilieutaken. De Omgevingsdienst is een uitvoeringsorganisatie, dat wil zeggen de vraaggestuurde backoffice van het bevoegd gezag. De loketfunctie, bevoegdheden en de regie blijft bij het bevoegd gezag. Voor de deelnemers en het bedrijfsleven is de Omgevingsdienst een vakkundig kenniscentrum. De werkwijze is gericht op het zoveel mogelijk beperken van de uitvoeringskosten voor overheid én samenleving. 2.2
Uitstraling en doelstellingen van de Omgevingsdienst MWB
Missie De Omgevingsdienst levert als verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage aan een leefbare en veilige werk- en leefomgeving voor de regio Midden- en West-Brabant De beoogde uitstraling van de Omgevingsdienst heeft de volgende kenmerken: De Omgevingsdienst MWB legt verbindingen De Omgevingsdienst is een uitvoerende dienst van en voor gemeenten en provincie. Samenspel staat centraal. De Omgevingsdienst legt verbindingen met de andere Omgevingsdiensten in Noord-Brabant en met andere overheden en is het knooppunt waar samenwerking ontstaat. De Omgevingsdienst MWB levert prima werk Wat wij aanbieden voldoet aan de afgesproken kwaliteitseisen. Bij opdrachtgevers bestaat geen twijfel over de kwaliteit, deze is vanzelfsprekend. Het gaat over de inhoud, deskundigheid, bejegening,
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
14
facturering, informatievoorziening en nazorg. Dat betekent dat wij daar allemaal verantwoordelijkheid in nemen: bestuur, management en medewerkers. Dit vinden wij belangrijk De Omgevingsdienst MWB is een dienstverlener die de opdrachtgevers een vooraf afgesproken resultaat biedt. We zijn betrouwbaar, transparant, verbindend en professioneel en persoonlijk integer. Dat zijn de dingen die we belangrijk vinden. De Omgevingsdienst MWB is partner De Omgevingsdienst MWB is partner voor de opdrachtgevers, zij halen maximaal voordeel uit onze dienstverlening. We bieden de beste oplossing in samenspel met de opdrachtgevers. Door het bieden van persoonlijke service, het aanpassen van producten en het tegemoet komen aan wensen. We weten wat er speelt bij de opdrachtgever en zijn experts in het oplossen van problemen. We creëren hechte relaties. Door die hechte contacten is ook duidelijk of de opdrachtgever tevreden is en waarom. De Omgevingsdienst MWB blinkt uit in het partner zijn. We staan, ook letterlijk, dichtbij en zijn flexibel. De Omgevingsdienst MWB is een autoriteit op het vakgebied Het jaar 2016. De organisatie van de Omgevingsdienst MWB is op orde. Iedere medewerker weet wat van hem of haar verwacht wordt. Opgebouwde relaties zijn hecht en kunnen tegen een stootje. De primaire processen zijn gestroomlijnd, de efficiëntie is geborgd. Onze opdrachtgevers spreken met waardering over ons, het bedrijfsleven en de bevolking herkennen ons als gezaghebbend. Op ons werkterrein staan we in de regio te boek als een autoriteit. 2.3
Kernwaarden en kernkwaliteiten
De Omgevingsdienst MWB is bij aanvang een smeltkroes van verschillende identiteiten van de medewerkers, afkomstig van organisaties met hun eigen culturen. Om daar richting aan te geven zijn kernwaarden en kernkwaliteiten gedefinieerd. Op basis hiervan wordt de naamgeving, beeldmerk en huisstijl ontwikkeld. Dat maakt het takenpakket zichtbaar voor de opdrachtgever en de medewerkers. Kernwaarden Als kernwaarden voor de nieuwe organisatie zijn benoemd: betrouwbaar transparant integer verbinden Kernkwaliteiten Als kernkwaliteiten (waar blinken wij in uit) zijn geformuleerd: deskundigheid dienstverlenend resultaatgericht verantwoordelijkheid nemen samenwerken flexibel
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
15
Besturingsprincipes De kernwaarden en kernkwaliteiten vormen een fundament voor de besturingsprincipes. De sturing is op hoofdlijnen op: Onze kernwaarden: Bij belangrijke beslissingen vormen de kernwaarden een onderliggend fundament. Mensen kunnen zich persoonlijk verbonden voelen met de kernwaarden en daarmee gezamenlijk tot resultaat komen. Concrete resultaten: Sturen op daadwerkelijk resultaat realiseren voor de opdrachtgevers. De opdrachtgever beoordeelt het resultaat en de manier waarop dit tot stand komt. Concrete resultaten geven een balans aan de kernwaarden Balans tussen eenheid en verscheidenheid: We zijn één organisatie waar medewerkers zich mee verbonden moeten voelen (= sturen op eenheid) en zitten tegelijkertijd dicht bij de opdrachtgever (= sturen op verscheidenheid).
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
16
3 Taken en formatie 3.1
Uitgangspunten
Het landelijke kader voor de vorming van de Omgevingsdienst en de berichtgeving van de staatssecretaris vereist dat een minimaal takenpakket door provincies en gemeenten wordt ingebracht dat aansluit op de afspraken en uitwerking van de landelijke ‘package deal’. De provincie en de gemeenten hebben zich bestuurlijk gecommitteerd aan de inbreng van dit Landelijke basistakenpakket in de Omgevingsdienst. Het Landelijke basistakenpakket bestaat uit de volgende taakonderdelen: Voorbereiden van de omgevingsvergunningverlening (in het geheel) voor activiteiten waarvoor GS op 19 juni 2009 bevoegd was op grond van de Wet milieubeheer. Voorbereiding van de omgevingsvergunningverlening door GS voor een project van provinciaal belang waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken volgens artikel 2.12 Wabo. Voorbereiding van het milieudeel van de omgevingsvergunningverlening voor het oprichten en in werking hebben van inrichtingen die onder het bevoegd gezag van B&W vallen. Voorbereiden omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM - voorheen vergunningplichtig nu onder algemene regels Activiteitenbesluit). Betreft inrichtingen in de categorie windturbine, RWZI, autodemontage, metaalrecycling, opslag banden, combibedrijven en apotheken. Milieutoezicht op omgevingsvergunningplichtige activiteiten: sloopwerkzaamheden bedrijven of instellingen, oprichten omgevingsvergunningplichtige inrichting waarvoor GS of B&W bevoegd zijn, activiteiten waarvoor krachtens de provinciale milieuverordening een vergunning is vereist, activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning volgens artikel 2.1 eerste lid sub b Wabo is vereist (voorheen aanlegvergunning Wro), activiteiten met stoffen / preparaten /GGO die vallen onder de Wm (9.2, 9.4, 10.3, Wet geluidhinder, Wet luchtverontreiniging. Milieutoezicht OBM inrichtingen en inrichtingen die vallen onder Activiteitenbesluit, Besluit landbouw, Besluit glastuinbouw en Vuurwerkbesluit en die vallen onder aangewezen categorieën1 Milieutoezicht opsporing en winning natuurlijke hulpbronnen. Milieutoezicht infrastructurele voorzieningen door bedrijven en instellingen. Milieutoezicht bedrijfsmatige activiteiten besluit bodemkwaliteit. Milieutoezicht
bodemsanering,
sanering
bedrijfsterreinen
en
lozing
grondwater
bij
bodemsanering en proefbronnering. Milieutoezicht ingezameld
bedrijfsmatige huishoudelijk
activiteiten
afval,
asbest,
gevaarlijke vuurwerk,
afvalstoffen, bouwstoffen,
bedrijfsafvalstoffen,
grond,
baggerspecie,
meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven. Het gaat hierbij om het ketentoezicht.
1
Het gaat om activiteiten en branches: glastuinbouw en open teelt, veehouderij (excl. melkrundveehouderij), champignonkwekerij, loonwerkers, metaal- en elektrotechnische industrie, afvalsector, vervaardiging voedingsmiddelen, groothandel voedingsmiddelen, koel- en vrieshuizen, textiel, kunststof (verwerking thermoplasten), schietbanen, ijsbanen en skihellingen, betonmortel en betonproducten, windturbines, warmtekracht, papier en karton, crematoria, grafische industrie, textielreiniging, timmerfabriek met coaten, chemische behandeling natuursteen, opslag vuurwerk, rwzi, bodemsanering, laboratoria, bunkerstations, fotoontwikkeling, haven, ziekenhuizen
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
17
3.2
Taakinbreng Omgevingsdienst
De provincie en de gemeenten hebben aangegeven welke intentie zij hebben voor de inbreng van taken naar de Omgevingsdienst. Dit betreft minimaal het landelijke basistakenpakket dat in de vorige paragraaf is benoemd. Daarnaast zijn de provincie en diverse gemeenten voornemens om verzoektaken door de Omgevingsdienst uit te laten voeren. In bijlage 1 staat de intentie per organisatie, ook voor de verzoektaken. Daarbij is tevens uitgevraagd welke taken/capaciteit van de bestaande milieusamenwerkingen (RMD, regio Tilburg) in de Omgevingsdienst komt. Uitgangspunt is dat de opdrachtgevers ervoor kiezen om de taken en bijbehorende personeel die zijn ondergebracht bij de RMD en de milieusamenwerking regio Tilburg over te laten gaan naar de Omgevingsdienst. Definitieve besluitvorming over de taakinbreng zal plaatsvinden door de individuele colleges. 3.3
Indicatieve formatie taakinbreng
De formatie van de Omgevingsdienst is een belangrijke basis voor de uitwerking van het bedrijfsplan. De formatie in omvang en samenstelling wordt als input gebruikt voor: Het bepalen van de omvang van de Omgevingsdienst. Het indelen van de Omgevingsdienst in logische organisatieonderdelen (afdelingen, teams, staf). De omvang van de overhead (wat is er als ondersteuning nodig). Het berekenen van de kosten (salaris, voorzieningen, huisvesting etc.) Het bepalen van de formatie kan op twee manieren plaatsvinden: Aan de hand van de beschikbare formatie en/of uitbestedingsbudget per deelnemer kan de totaal beschikbare formatie worden bepaald. Dit is gebaseerd op de methode dat iedere deelnemer de beschikbare formatie en/of uitbestedingsbudget inbrengt. Aan de hand van uitvoeringsfrequenties, kengetallen en dergelijke kan een referentieformatie worden bepaald voor de Omgevingsdienst en daarmee ook voor de inbreng van afzonderlijke deelnemers. De in de Omgevingsdienst in te brengen formatie is vooralsnog bepaald aan de hand van bundeling van bij gemeenten en provincie aanwezige capaciteit (of budget in geval van uitbesteding/inhuur). Er is uitgegaan van de intentie voor taakinbreng door de provincie en de gemeenten en vervolgens is de formatie opgeteld die op dit moment gemoeid is met de taakuitvoering. In dit bedrijfsplan werken we met een inbreng van 250 formatieplaatsen voor het primaire proces, conform het scenario dat minimaal het landelijke basistakenpakket wordt ingebracht, dat diverse gemeenten verzoektaken inbrengen en dat de provincie verzoektaken inbrengt. Uit de opgave van de deelnemers valt af te leiden dat 250 FTE de minimale omvang is van de Omgevingsdienst. Diverse gemeenten maken een voorbehoud voor inbreng van meer taken. 3.4
Gezamenlijk uitvoeringsniveau binnen de Omgevingsdienst
Tijdens het inventariseren van de formatie per deelnemer is naar voren gekomen dat de verhouding tussen de omvang van taken en de omvang van formatie tussen gemeenten varieert. Gemeenten hanteren verschillende ambitie- en uitvoeringsniveaus. Gemeenten hebben van oudsher een gevarieerde aanpak bij de uitvoering van wettelijke milieutaken. Die variatie vindt zijn oorsprong in het verschil in aspecten als risico-inschatting, prioritering, bedrijfsindeling en lokale omstandigheden.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
18
Het
uitgangspunt
is dat
elke
opdrachtgever een werkprogramma vaststelt
voor de
in de
Omgevingsdienst in te brengen taken en dat de Omgevingsdienst zorgt voor de uitvoering van dat werkprogramma. De opdrachtgever kan de Omgevingsdienst tevens vragen een voorstel voor een werkprogramma in te dienen. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het vastleggen van het geplande kwantitatieve uitvoeringsniveau van de in te brengen taken. De opdrachtgever bepaalt de uitvoeringsintensiteit
(hoeveel controles,
etc.) voor zover hierover
geen gemeenschappelijke
afspraken zijn gemaakt. De Omgevingsdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van het afgesproken werkprogramma van elke opdrachtgever. De Omgevingsdienst bepaalt met andere woorden de uitvoeringswijze (hoe controles worden uitgevoerd, welke tijdsinzet per controle). De opdrachtgevers en de Omgevingsdienst hebben er beide belang bij dat er een realistische verhouding is tussen het werkprogramma en de financiële middelen die de opdrachtgever aan de Omgevingsdienst beschikbaar stelt voor uitvoering van dat werkprogramma. Het budget wordt bepaald door de geplande inzet van de Omgevingsdienst – voor uitvoering van het programma van een opdrachtgever – te vermenigvuldigen met het uurtarief van de Omgevingsdienst. Het gaat hier om de systematiek voor de eerste drie jaren na start van de Omgevingsdienst, waarna zoveel als mogelijk financiering op basis van productprijzen plaatsvindt. Het voorstel is dat de Omgevingsdienst een bedrijfsvoeringtoets uitvoert op het werkprogramma van elke opdrachtgever. Het streven is om deze toets uit te voeren voorafgaand aan besluitvorming over de gemeenschappelijke regeling. De bedrijfsvoeringtoets geeft uitsluitsel of het budget van de opdrachtgever realistisch en voldoende is voor de uitvoering van het werkprogramma. Het is geen beoordeling van het uitvoeringsniveau in het werkprogramma (dit is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever), maar een toetsing of de opdrachtgever voldoende budget beschikbaar stelt aan de Omgevingsdienst voor uitvoering van het werkprogramma. In voorgaande verkenningen van de vorming van de Omgevingsdienst is afgesproken dat een uniform uitvoering-
en
kwaliteitsniveau
wordt
vastgelegd
en
gerealiseerd
voor
de
taken
die
de
Omgevingsdienst uitvoert. Belangrijke input hierbij zijn de kwaliteitscriteria die landelijk zijn vastgelegd en de inhoudelijke problematiek en de bestuurlijke ambities. Daarbij zal ook worden aangegeven wat de consequenties zullen zijn voor de individuele partijen en wat de snelheid zal worden van het toegroeien naar dit gezamenlijke niveau. Ook in de situatie dat de taken worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst blijven gemeenten en provincie verantwoordelijk voor de bestuurlijke afweging van risico’s en prioriteiten en daarmee dus ook voor de uitvoeringsintensiteit van het takenpakket 3.5
Gemeenschappelijke taken
In deze paragraaf worden gemeenschappelijke taken omschreven met als doel om nadere keuzes te maken inzake afbakening, omvang en financiering en of de Omgevingsdienst de genoemde gemeenschappelijke taken ook feitelijk gaat uitvoeren. De Omgevingsdienst kent voor het merendeel taken die voor een individuele opdrachtgever worden uitgevoerd. Er zijn ook gemeenschappelijke taken. Dit zijn taken:
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
19
waarvoor de Omgevingsdienst alle deelnemers als opdrachtgever heeft, die in het belang van de regio worden uitgevoerd, die op voorhand niet of nauwelijks zijn toe te wijzen aan individuele opdrachtgevers. De kosten voor de gemeenschappelijke taken worden via een nader te benoemen verdeelsleutel omgeslagen naar de deelnemers. Gemeenschappelijke taken kunnen worden bepaald door de opdrachtgevers (wij wensen gezamenlijk dat de Omgevingsdienst een voorziening of faciliteit aanbiedt) of een oorsprong hebben in landelijke of wetgevende eisen (bijvoorbeeld handhavingarrangement met de strafrechtelijke partners). Een ander voorbeeld is ketentoezicht waarbij stromen (asbest, grond) niet bij de gemeentegrens stoppen. Een aantal opdrachtgevers geeft op dit moment zelfstandig of via de RMD uitvoering aan (onderdelen van) gemeenschappelijke taken die binnen de Omgevingsdienst worden benoemd. Bijvoorbeeld: 24uurs bereikbaarheid, een klachtendienst en informatieanalyse, etc. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de gemeenschappelijke taken. Gemeenschappelijke taken
Toelichting
Inschatting formatie Omgevings dienst
Brabantbreed Omgevingsdienst Platform
Extra kosten: nauwelijks Het platform is een afstemmingsoverleg tussen de drie Omgevingsdiensten en deels gericht op een effectieve uitvoering van diverse gemeenschappelijke taken.
PM
Klachtendienst met 24-uurs beschikbaarheid
Extra kosten: nauwelijks Het gros van de deelnemers heeft zelf een dergelijke regeling of contract met een regionale milieudienst die dit verzorgt. Het gaat om de keuze om dit via de Omgevingsdienst te bundelen. De kosten voor het gemeenschappelijke gedeelte bestaat uit gezamenlijke faciliteiten zoals meldpunt voor klachten, incidenten en voorvallen, beschikbaarheid voor inzet (piket)en dergelijke. Het optreden na een klacht, melding of incident wordt ‘afgerekend’ met een individuele opdrachtgever.
4- 6
Ondersteuning hoofden Actiecentrum / ondersteuning rampenbestrijding en calamiteiten
Extra kosten: Nee Nu via waakvlamovereenkomst tussen gemeenten en Veiligheidsregio geregeld. De huidige regeling wordt in stand gehouden en staat voor een 24-uurs beschikbaarheid van deskundig personeel ter ondersteuning van het HAC
PM
Ketenhandhaving (afval, asbest, grondstromen, hennep).
Extra kosten: ja, intensivering Ketentoezicht/ketenaanpak vindt op dit moment ad-hoc en met verschillende intensiteit plaats. Het betreft intensivering van de taak als gevolg van landelijk gestelde eisen.
1-2 (excl uitvoering basistoezicht)
Informatievergaring t.b.v. informatiegestuurd handhaven
Extra kosten: ja, beperkt Informatiegestuurd handhaven is uit oogpunt van efficiënte handhaving als betere outcome van het proces noodzakelijk. Een aantal deelnemers heeft inmiddels ervaringen opgebouwd in dit proces; voor andere deelnemers is dit nieuw.
1-2
Innovatie
Extra kosten: ja, met mogelijkheid voor besparing in de uitvoering. O.a. digitalisering toezicht-, handhavings-, vergunningprocessen.
1-2
Implementatie nieuwe wetgeving
Extra kosten: nee, wordt door elke deelnemer al uitgevoerd Deze taak wordt door alle deelnemers nu ook uitgevoerd. Het betreft het aanpassen van de primaire processen en implementatie van de nieuwe regels
0,5-1,5
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
20
voorbereiden en uitvoeren (regionale) HH acties (bijv. estafette)
Extra kosten: nee Op dit moment werken de meeste deelnemers mee aan bv de HH-estafettes of laten deze door een regionale dienst uitvoeren
PM
Uitvoering geven aan handhavingsarrangementen
Extra kosten: ja Landelijke eisen voor het goed kunnen functioneren van de Omgevingsdienst met de overige handhavingspartners (Waterschap, Politie, etc.)
0,5
Coördineren en faciliteren handhavingsamenwerking
Extra kosten: nee De huidige SEPH-taken (faciliteren handhavingsamenwerking) gaan op in de Omgevingsdienst. Hiervoor is geen extra financiering nodig als de huidige bijdrage overgaat naar de Omgevingsdienst.
-
De indicatieve omvang van de gemeenschappelijke taken is 8 tot 14 formatieplaatsen. In de inrichtingsfase gaan we de omvang van de gemeenschappelijke taken nader onderbouwen, uitsluitsel geven welke (onderdelen) van gemeenschappelijke taken door de opdrachtgevers al worden uitgevoerd. Brabantbreed Omgevingsdienst-platform In
Noord-Brabant
komen
3
Omgevingsdiensten.
De
drie
diensten
gaan
samenwerken
op
bovenregionale taken, nieuwe ontwikkelen en mogelijk op andere onderdelen zoals kennisuitwisseling en instroom c.q. scholing. Een aantal provinciale taken wordt vanuit het principe van ondeelbaarheid en robuustheid ondergebracht bij één van de 3 Omgevingsdiensten die deze taken voor de gehele provincie gaat uitvoeren. Dit vraagt om coördinatie en afstemming tussen de drie diensten. Hiertoe wordt het Brabantbreed Omgevingsdienst-platform ingesteld. Het platform gaat bestaan uit tenminste de directeuren van de Omgevingsdiensten in Noord-Brabant en functioneert conform de volgende uitgangspunten: -
Bestuurlijk gremium stuurt het platform
-
De provincie bepaalt nog de afvaardiging.
-
Alle partijen committeren zich.
-
Het platform gaat over sturing en afspraken voor regio-overstijgende thema´s waarop provinciebrede afstemming nodig is.
-
Het platform voert geen regie op de uitvoering, dat is de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst.
-
De thema´s kunnen wisselen. Per thema kunnen de directeuren een trekker aanwijzen en medewerkers aan het thema werken. Waar nodig worden er werkgroepen ingesteld.
-
Het platform wordt geen staande organisatie.
-
De Omgevingsdienst voorziet in capaciteit om aan thema´s te werken.
-
Er komt onderscheid in verplichte thema´s (handhavingsamenwerking, afstemming OM en FP, bovenregionale casussen, etc.) en net verplichte afstemming (innovatie, informatie/uitwisseling, etc.).
De bovenregionale thema´s kunnen zijn: -
De coördinatie en uitvoering van de BRZO-taken.
-
De taken die door waterschappen en de rijksoverheid worden uitgevoerd.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
21
-
Ketentoezicht en milieucriminaliteit.
-
Afstemming bestuursrecht en strafrecht.
-
Handhavingstrategie.
-
Kwaliteit en innovatie.
Handhavingsamenwerking Voor het onderdeel ‘coördineren en faciliteren handhavingsamenwerking’ is nagedacht over de betekenis van de Omgevingsdienst voor de huidige structuur. De brief van GS (opgesteld in samenspraak
met
de
provinciale
Bestuurlijke
Regiegroep)
d.d.
16
september
2011
aan
staatssecretaris Atsma schetst: a. b.
Het huidige Servicepunt Handhaving (SEPH) wordt opgenomen in de Omgevingsdienst. De huidige Brabantse handhavingsamenwerking, die Wabo-breed geldt, gaat op in het Omgevingsdienststelsel en de handhavingsamenwerking wordt aldus verder geprofessionaliseerd. c. De verstevigde samenwerking krijgt vorm in een RUD-platform. Dit platform kent zowel een ambtelijke (directeuren van de Omgevingsdiensten) als een bestuurlijke component. d. Het RUD-platform (bestuurlijk en ambtelijk) is het aanspreekpunt voor de strafrechtkolom/justitie en andere handhavingspartners. e. Het platform is een beleidsbepalend overleg waarin Brabantbreed strategische afspraken worden gemaakt. f. Deze afspraken gelden voor de drie Omgevingsdiensten, gemeenten en de provincie. g. het platform vormt tevens de –Brabantbrede- ingang voor de landelijke afstemming. Ketenhandhaving Het onderwerp ‘aanpak ketens en milieucriminaliteit’ is een onderdeel van de landelijke basistaken. In veel situaties valt de start van de keten onder het regulier toezicht. Daarna volgen een aantal activiteiten
die
soms
onttrokken
worden
aan
het
oog
van
het
bevoegd
gezag.
Voor
de
Omgevingsdienst wordt de ketenaanpak een taak, waarvan de omvang zich vooraf moeilijk laat inschatten. In onderstaande tabel is het proces bij de ketenaanpak omschreven. Dit is een cyclisch proces waar verschillende actoren een rol in spelen en kunnen spelen. ←
←
↓
←
↓↑
Proces
←
↓↑
Basis-toezicht
Informatie-
↓↑ Informatie-analyse
verzameling Actoren
↑ Prioritering
Interventie
Acteren
Bestuursrecht Strafrecht
Omgevingsdienst,
Omgevingsdienst,
Omgevingsdienst,
Omgevingsdienst, OM,
Omgevingsdienst,
Provincie,
RMT
RMT, RIEC
RMT, RIEC
Provincie,
Gemeenten
Gemeenten, OM, Belastingdienst
De Omgevingsdienst wordt verantwoordelijk voor de coördinatie en de (aansturing van) de uitvoering van de aanpak van ketens en milieucriminaliteit op de volgende onderdelen: Aanspreekpunt voor het Openbaar Ministerie/Functioneel Parket. Beoordelen van
onderzoeken en
houden van toezicht
op
ketenactiviteiten zoals de
verwijdering van asbest, grondverzet, afval. (organiseren van) het maken van ketenanalyses, stellen van prioriteiten en het maken van afspraken met partners over de feitelijke aanpak van malafide praktijken. Regisseren, coördineren en (aansturen van) uitvoeren van gericht toezicht.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
22
(voorbereiden van) bestuurlijk repressief optreden en ondersteunen bij strafrechtelijk onderzoek. Een aantal keuzes is nog van belang in de inrichtingsfase: Wat wordt de afbakening voor de uitvoering van het basistoezicht tussen Omgevingsdienst en provincie/gemeenten?
Het
landelijke
basistakenpakket
geeft
hiervoor
geen
duidelijke
omschrijving voor wat precies tot de uitvoeringstaak van de Omgevingsdienst hoort. Wat wordt de werkverdeling tussen de diverse actoren? Hoe financieren we de uitvoering?
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
23
4 Financiën 4.1
Uitgangspunten
De structurele uitvoeringskosten voor de taakuitvoering bij de Omgevingsdienst zullen niet hoger zijn dan de uitvoeringskosten bij elke opdrachtgever. Dit onder de volgende uitgangspunten: Er is geen sprake van – kwantitatieve en/of kwalitatieve - achterstanden in de uitvoering. Het wegwerken van (achterstanden is voor eigen rekening van de betreffende deelnemer. De inzet voor het oppakken van nieuwe taken of ambities (zoals de aanpak van ketens) wordt duidelijk zichtbaar gemaakt in omvang en dekking. De invloed van bevoegdheidsverschuivingen tussen provincie en gemeenten en de financiële consequenties voor de taakuitvoering worden niet meegenomen met het beoordelen van het principe van kostenneutraliteit (het gaat bijvoorbeeld om de verschuiving van bevoegdheden tussen provincie en gemeenten van inrichtingen). Frictie- en desintegratiekosten zijn voor rekening van de betreffende deelnemer. 4.2
Algemeen begrotingsprincipe
De Omgevingsdienst heeft een begroting en rekening en zal tussentijds voortgangsinformatie geven. De Omgevingsdienst zal haar begroting in de pas laten lopen met de voorbereiding van de provinciale begroting en de gemeentelijke begrotingen. Met het oog op de vertaling van eventuele financiële consequenties voor deelnemers is de begroting van de Omgevingsdienst jaarlijks vóór 1 april in concept gereed. De begroting wordt voor 15 juli bij GS aangeboden. In principe volgt de Omgevingsdienst ten aanzien van de planning en control cyclus de afspraken die zijn vastgelegd in de kaderrichtlijn verbonden partijen. Bij de financiering van de Omgevingsdienst wordt een onderscheid gemaakt in: 1. Tot individuele deelnemers herleidbare prestaties/activiteiten en kosten 2. Gemeenschappelijke taken met niet tot individuele deelnemers herleidbare kosten Ad 1. Tot individuele deelnemers herleidbare kosten Dit betreft alle activiteiten die de Omgevingsdienst voor een opdrachtgever uitvoert en die tot herleidbare prestaties voor die opdrachtgever leiden. De bekostiging van deze activiteiten vindt uiterlijk vanaf 1/1/2016 zoveel mogelijk plaats op basis van productprijzen en als dat niet mogelijk is op offertebasis. De zakelijke afspraken hierover worden in een contract vastgelegd. Ad 2. Kosten voor gemeenschappelijke taken Dit betreft alle activiteiten die de Omgevingsdienst collectief voor de gehele regio uitvoert en die niet direct te herleiden zijn tot individuele opdrachtgevers. Het gaat om algemene voorzieningen of faciliteiten (zie paragraaf 3.6 voor toelichting). Deze kosten worden verdeeld op basis van een nog vast te leggen verdeelsleutel. 4.3
Exploitatiebegroting
Er is een voorlopige exploitatiebegroting gemaakt van de structurele kosten van de Omgevingsdienst. In het kader van dit bedrijfsplan is een kostprijs per fte bepaald, inclusief een opslag voor de
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
24
formatieve en materiële overhead. De exploitatiebegroting is gebaseerd op het vormgeven van de Omgevingsdienst op basis van de huidige formatie inzet van de deelnemers. De exploitatiebegroting ziet er als volgt uit:
NUMMER
POST
BEGROTING
1
PERSONEEL Primair proces
1.0
Fte
1.1
Personeelskosten
€
15.892.421
1.2
Opleidingskosten
€
317.848
1.3
Mobiliteitsbudget/loopbaanbegeleiding
€
317.848
1.4
Algemene personeelskosten
€
1.748.166
1.5
Inhuur bij ziekte (opvang in primaire productie)
€
190.709
1
PERSONEEL Overhead
1.0
Fte
1.1
Personeelskosten
€
3.857.058
1.2
Opleidingskosten
€
77.141
1.3
Algemene personeelskosten
€
192.853
UITBESTEDING
€
254.545
2.1
Onderzoeken, advies
€
254.545
3
KAPITAALLASTEN
€
464.878
3.1
Kapitaallasten meubilair
€
40.168
3.2
Kapitaallasten vergaderruimtes
€
6.475
3.3
Kapitaallasten ICT
€
217.287
3.4
€
200.948
4
Extra kosten met betrekking tot ICT (activeren aanloopkosten ICT gedurende 5 jaar) OVERIGE DIRECTE KOSTEN
€
56.000
4.1
Materiële lasten primair proces
€
-
4.2
Wagenpark / materieel
€
56.000
5
INDIRECTE KOSTEN
€
1.813.408
5.1
Huisvesting (pandgebonden)
€
1.147.616
5.2 5.3
Huisvesting (dienstgebonden ex kantoorautomatisering) ICT jaarlijkse exploitatielasten
€ €
313.275 307.517
5.4
Accountant / Advies financieel, belastingen
€
45.000
6
ONVOORZIEN
€
129.442
6.1
Onvoorzien
€
129.442
€
25.312.318
250,0
67,5
Totaal
Voor de exploitatie van de Omgevingsdienst is een realistische begroting gemaakt die uitvoerig is besproken in de werkgroep Financiën en met de financieel consulenten van provincie en gemeenten. De begroting en de aannames en kentallen zijn in een separaat Excel-bestand opgenomen dat digitaal beschikbaar is. Bijlage 3 bevat een verkorte toelichting op de aannames en kentallen.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
25
Op basis van de aannames en kentallen is de overhead van de Omgevingsdienst doorgerekend. Onderstaand is een vergelijking gemaakt van de integrale overhead van de Omgevingsdienst met andere organisaties waarvan vergelijkbare informatie beschikbaar is. Vergelijking Overhead Personele overhead (fte overhead – fte totaal) Omgevingsdienst Middenen WestBrabant Gemeenten landelijk ZBO Tabel 1: Vergelijking overhead
27%
Totale overhead (kosten personele en materiële overhead – totale kosten) 38%
33% 28%
45%2
Uit de tabel blijkt dat de personele overhead van de Omgevingsdienst vergelijkbaar is met het gemiddelde van zelfstandige bestuursorganisaties. 4.4
Weerstandsvermogen
De Omgevingsdienst loopt – net als iedere andere organisatie – financiële risico´s bij de taakuitvoering. Deze risico´s kunnen resulteren in een negatief resultaat. Om te voorkomen dat de Omgevingsdienst in een dergelijke situatie de eigenaren moet aanspreken bouwt de Omgevingsdienst een gemaximeerd weerstandsvermogen op dat kan worden aangewend om financiële risico´s zelfstandig op te vangen. Een eventuele financiële tegenvaller heeft dan geen gevolgen voor de financiële
huishouding
van
de
eigenaren.
De
omvang
en
de
wijze
van
opbouw
van
het
weerstandsvermogen wordt bepaald aan de hand van een uit te voeren financiële risicoanalyse. Daarbij wordt ook gekeken naar de andere Omgevingsdiensten in Noord-Brabant die beide voornemens zijn om een weerstandsvermogen op te gaan bouwen. 4.5
Fiscale positie
Met betrekking tot de BTW-aspecten zijn twee situaties mogelijk. In de inrichtingsfase winnen we fiscaal advies in om een keuze te maken. Er zijn verschillen in beide varianten in de totale omvang van BTW die wordt gecompenseerd, de administratieve lasten voor de Omgevingsdienst en het rentenadeel bij de opdrachtgevers. Daarbij nog de opmerking dat de huidige milieudiensten in NoordBrabant de tweede methode hanteren. Fiscaal geen ondernemerschap De BTW op inkopen die te maken hebben met overheidshandelen kan door gemeenten en provincie worden gecompenseerd bij het BTW Compensatiefonds (BCF). Dat kan niet direct door een samenwerkingsverband
zoals
de
Omgevingsdienst.
In
die
situatie
moet
de
BTW
worden
´doorgeschoven´ naar de deelnemers die op hun beurt de BTW compenseren bij het BCF. De door te schuiven BTW moet geschieden op basis van een verdeelsleutel van de kosten. Deze constructie is vastgelegd in artikel 11, lid 1 sub U van de Wet op de Omzetbelasting. Het gaat daarbij om de BTW die de Omgevingsdienst op de inkoop heeft betaald.
2
Bron: In de landelijke rapportage ‘ kosten en terugverdientijd regionale uitvoeringsdiensten’ is de huidige kostenstructuur voor de taakuitvoering door gemeenten bepaald.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
26
Fiscaal ondernemerschap Het is mogelijk om de prestaties van de Omgevingsdienst in fiscale zin aan te merken als ´ondernemers´ prestaties. Een voorwaarde is dat het tarief tenminste kostendekkend is. In dat geval worden de diensten van de Omgevingsdienst aan de deelnemers gezien als belaste prestaties en brengt de Omgevingsdienst over het gehele factuurbedrag de BTW in rekening. De Omgevingsdienst draagt de BTW af aan de fiscus onder vooraftrek van de betaalde BTW op de inkoop. De gemeenten en de provincie kunnen de aan de Omgevingsdienst betaalde BTW compenseren bij het BCF. 4.6
Kosten per fte en per productief uur
Op basis van de voorlopige exploitatiebegroting zijn de kosten per fte en per productief uur bepaald. De tarieven betreffen de integrale kostprijs. Dat wil zeggen voor het primaire proces, personele overhead en materiële overhead. In de begroting van de Omgevingsdienst zijn kosten meegerekend om een vergoeding te betalen aan de provincie en gemeenten voor het gebruik van decentrale werkplekken. Dit is opgenomen als kostenpost en maakt onderdeel uit van het tarief. De provincie en gemeenten ontvangen een vergoeding voor het gebruik van decentrale werkplekken. In de tabel is – ter indicatie - een uurtarief berekend op basis van salarisschalen. Dit tarief is zo berekend dat de Omgevingsdienst voldoende dekking realiseert voor de kosten. Tarieven Omgevingsdienst Schaal Kostprijs fte Uurtarief 6 € 74.800 € 55 7 € 79.500 € 59 8 € 85.500 € 64 9 € 94.000 € 70 10 € 101.250 € 75 10A € 107.000 € 79 11 € 113.000 € 84 11A € 119.250 € 88 12 € 125.500 € 93 13 € 134.250 € 99 Tabel 2: Voorlopige kostprijs en tarieven Omgevingsdienst
In de volgende tabel zijn de tarieven opgenomen die de RMD gaat hanteren conform de begroting 2012 en de tarieven van de Omgevingsdienst. Deze vergelijking is gemaakt door de procentuele verdeling over de salarisschalen te hanteren die de RMD gebruikt bij de tariefcategorieën en om deze door te rekenen met de corresponderende uurtarieven van de Omgevingsdienst. De tarieven van de Omgevingsdienst zijn vergelijkbaar met de RMD. De tarieven die de RMD hoofdzakelijk heeft afgeleid van tarieven van marktpartijen (‘*’) liggen lager dan de berekende tarieven van de Omgevingsdienst. Tarieven RMD voor eigenaren
Tarieven Omgevingsdienst MBO € 64,00 € 62,30 Specialisten € 90,50 € 90,40 HBO € 78,30 € 77,30 Klachten (kantoortijd) € 78,30 € 79,50 BOA (kantoortijd)* € 42,00 € 55,00 Specialist bouwen/RO* € 76,50 € 77,20 Adviseur* € 66,50 € 77,00 Medewerker* € 56,50 € 60,20 Tabel 3: Tarieven RMD conform begroting 2012 en bijbehorende tarieven Omgevingsdienst *: De tarieven van de RMD zijn afgeleid van tarieven die marktpartijen hanteren.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
27
4.7
Omgaan met desintegratiegevolgen
Elke opdrachtgever kan te maken hebben met desintegratiegevolgen bij het uitplaatsen van taken en formatie naar de Omgevingsdienst. Dit zijn kosten die achterblijven in de organisaties als gevolg van het uitplaatsen van formatie. Denk daarbij aan kosten van ondersteuning. Elke opdrachtgever moet zelf maatregelen nemen om de kosten op te vangen. In relatie tot de Omgevingsdienst is het mogelijk om desintegratiegevolgen voor een deel op te vangen door: inbreng overhead in Omgevingsdienst (uitgaande dat de gemeente overheadfuncties kan inbrengen in de Omgevingsdienst naar rato van inbreng primaire formatie, voorlopig geldt een rato van 27% personele overhead (1 direct productieve fte betekent 0,27 fte personele overhead) en de gemiddelde personeelskosten voor een ‘fte overhead’ zijn € 58.000,Werkplekvergoeding (betaalt Omgevingsdienst aan gemeente voor gebruik werkplekken) Elke organisatie heeft mogelijkheden om met desintegratiekosten om te gaan. In de eerste plaats zijn ze tijdelijk. Normaal worden desintegratiekosten binnen drie jaar afgebouwd door het verminderen van de omvang van de overhead. Op de tweede plaats zijn er mogelijkheden om de tijdelijk doorlopende overhead op te vangen: Tariefverhoging gemeentelijke taken. Er zijn minder fte’s die de overhead dekken; bij gelijkblijvende overhead wordt de kostprijs van fte’s tijdelijk hoger. Opvangen binnen alle veranderingen in de formatie. Er kan op diverse gemeentelijke beleidsterreinen sprake kan zijn van verandering in de formatie (bezuiniging, taakverzwaring, decentralisatie extra taken). 4.8
Financieringsmodel Omgevingsdienst: van inputgericht naar outputgericht
Het uitgangspunt van het financieringsmodel van de Omgevingsdienst is dat de eerste jaren wordt gewerkt aan de hand van een werkprogramma per opdrachtgever en het per opdrachtgever beschikbaar stellen van het bij het werkprogramma behorende budget. Na enkele jaren volgt een systematiek
waarbij
de
Omgevingsdienst
zoveel
mogelijk
werkt
met
productprijzen.
Elke
opdrachtgever kan dan voor een groot deel het budget bepalen op basis van de gevraagde prestaties. De ontwikkeling van het financieringsmodel is: Methode 2013-2015 Elke opdrachtgever stelt een werkprogramma op voor het overgedragen takenpakket. Op basis van dit werkprogramma bepaalt elke opdrachtgever het beschikbare budget. Dit gebeurt op basis van de formatie inzet en uurtarieven van de Omgevingsdienst. De Omgevingsdienst heeft dekking voor de uitvoering op basis van de budgetten van alle opdrachtgevers. Op basis van de geleverde inzet/prestaties per opdrachtgever vindt verrekening plaats met elke opdrachtgever. Er worden nog voorstellen gedaan over het omgaan met het exploitatiesaldo (verrekening, reservevorming) en op welke wijze wordt omgegaan met onderbesteding van de afgesproken prestaties/inzet voor een opdrachtgever. Methode 2016 en verder De kosten van de Omgevingsdienst worden zoveel mogelijk op basis van geleverde prestaties en afgenomen producten gedekt (kostprijs per prestatie/product). De verwachting is dat na de eerste 2-3 jaar een stabiele situatie optreedt en de dekking wordt gebaseerd op het zoveel mogelijk hanteren van vastgelegde prestaties en productprijzen.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
28
Samenvattend Dit betekent dat voor de eerste jaren een dekkingsmethode wordt voorgesteld op basis van een vooraf vastgesteld budget per opdrachtgever op basis van het werkprogramma van een opdrachtgever en de inzet en tarieven van de Omgevingsdienst. Er is een jaarlijkse verrekening op basis van geleverde inzet/prestaties. In de periode na de eerste drie jaren wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van dekking op basis van uniforme productprijzen. Om tot productprijzen te komen zal ervaring moeten worden opgedaan met gegevens ten aanzien van aantallen producten en tijd per product. Wat betreft de taken die de Omgevingsdienst voor andere Omgevingsdiensten uitvoert vindt financiering plaats op basis van programmatische en contractuele afspraken met de andere Omgevingsdiensten. Op vergelijkbare wijze vindt verrekening met andere Omgevingsdiensten plaats die taken voor deelnemers in de Omgevingsdienst MWB uitvoeren. 4.9
Aanloopkosten
Aanloopkosten zijn kosten: die worden gemaakt voorafgaand aan het feitelijk functioneren van de Omgevingsdienst, die geen verband houden met materiële aanschaf, waarvan het niet mogelijk c.q. gewenst is voor de Omgevingsdienst om die kosten te activeren en in de exploitatiebegroting op te voeren. In bijlage 4 zijn de aanloopkosten nader gespecificeerd en uitgewerkt. De aanloopkosten zijn ongeveer € 650.000,-. De aanloopkosten betreffen alle proceskosten. Uitgaven die de Omgevingsdienst i.o. in 2012 doet en die de Omgevingsdienst kan activeren (d.w.z. opnemen in de exploitatiebegroting en dekken via de tarieven gedurende een bepaalde periode) zijn niet opgenomen. Dit betekent dat de Omgevingsdienst een werkbudget beschikbaar dient te hebben van € 650.000,- om aanloopkosten (proceskosten) te dekken. Het voorstel is dat de provincie fungeert als voorfinancier en een werkbudget beschikbaar stelt van maximaal € 650.000,- voor de aanloopkosten in 2012. De provincie en gemeenten verdelen onderling de terugbetaling van deze aanloopkosten en eventuele rentevergoeding. De gemeenten betalen hun aandeel in de aanloopkosten in 2013 terug aan de provincie via een verdeelsleutel (zie bijlage 4) en leggen de afspraken over terugbetaling vast. Een tweede punt is dat de Omgevingsdienst i.o.. financiële middelen (“cash”) nodig heeft om in 2012 uitgaven te doen voor investeringen (aanschaf meubilair, computers). Dit zijn uitgaven die via de exploitatie zijn gedekt, maar waarvan de ‘uitgaven eerder zijn dan de inkomsten’. Het voorstel is dat de gemeente Tilburg optreedt als rechtspersoon voor de Omgevingsdienst i.o. voor de uitgaven totdat de Omgevingsdienst is opgericht en zelfstandig uitgaven kan doen, De gemeente Tilburg maakt afspraken met de Omgevingsdienst over terugbetaling uit de exploitatie van de Omgevingsdienst en een vergoeding voor de rentelast.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
29
De twee voorstellen betekenen: Dat de provincie optreedt als voorfinancier voor de aanloopkosten (een werkbudget van maximaal € 650.000,-) met terugbetaling vanaf 2013 door gemeenten voor hun aandeel. Dat Tilburg uitgaven doet namens de Omgevingsdienst i.o., schatting maximaal € 1.000.000,en dat de Omgevingsdienst dit terugbetaalt uit de exploitatie waarin de kosten zijn gedekt. 4.10 Werken met programmabegrotingen In de businesscase is opgenomen dat er twee programmabegrotingen komen bij de Omgevingsdienst: één voor de basistaken en één voor de verzoektaken. De basistaken waren gedefinieerd als de taken die alle deelnemers minimaal inbrengen. De reden voor het werken met twee programmabegrotingen is dat dit het mogelijk maakt om de financiële verrekening van het saldo te splitsen over deelnemers die de basistaken inbrengen (allen) en apart voor deelnemers die alleen verzoektaken laten uitvoeren. Simpel gezegd: de financiële afrekening is gescheiden tussen beide groepen van deelnemers: basistaken – verzoektaken. In de werkgroep Financiën is geconstateerd dat er financiële spelregels zijn voor het werken met programmabegrotingen. Deze zijn: een programmabegroting heeft een aanmerkelijk volume er is aantoonbaar verschil in deelname of risico’s het is administratief eenvoudig te verwerken wat in welke programmabegroting valt Dit heeft ertoe geleid dat we een aangepaste definitie voorstellen voor welke taken in de programmabegrotingen vallen. Het voorstel is om twee programmabegrotingen als volgt in te delen: Programmabegroting 1: VTH Milieutaken en Gemeenschappelijke Taken Kenmerken: uitvoering is structureel overgedragen aan de Omgevingsdienst, de uitvoeringsintensiteit en de omvang zijn stabiel en goed van tevoren in te schatten, lager risico Programmabegroting 2: Overige taken (waaronder verzoektaken) Kenmerken: grotendeels verzoektaken, uitvoering is niet constant, hoger risico In de inrichtingsfase gaan we na of het wenselijk is om een aparte programmabegroting te maken voor de taken die verband houden met de meetdienst die de provincie inbrengt in de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Per programmabegroting wordt na het uitvoeringsjaar het exploitatieverschil vastgesteld (verschil begroting en rekening) en per programmabegroting verrekend met de opdrachtgevers naar rato van ieders afname (‘omzet’) in het betrokken jaar.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
30
De twee programmabegroting bestaan uit:
Programmabegroting 1 Milieuvergunningen
X
Milieutoezicht bedrijven
X
Milieuklachten
X
Gemeenschappelijke taken
X
Programmabegroting 2
Adviezen
X
Onderzoek
X
Overig milieutoezicht
X
Omgevingsrecht
X
Alle overige taken
X
4.11 Efficiëntie Als verlengd lokaal bestuur heeft de Omgevingsdienst een belangrijke opgave om de opgedragen taken efficiënt uit te voeren. Efficiënt betekent: minimaliseren van de kosten (uiteindelijk zichtbaar in het tarief) en het zodanig inzetten van (regulerings)instrumenten dat er maximale effecten worden gerealiseerd met minimale inspanningen. Processen van de Omgevingsdienst worden volgens het lean-principe ingericht. De Omgevingsdienst zal daarnaast continue prikkels krijgen om de (uitvoerings)organisatie zo efficiënt mogelijk te laten functioneren. Bijvoorbeeld indien als gevolg van landelijke bezuinigingen de deelnemers financieel gekort worden, dan werkt dat door in de Omgevingsdienst. Dat komt tot uiting in de aangescherpte individuele dienstverleningsovereenkomsten. De individuele opdrachtgevers, het panel opdrachtgeverschap, het bestuur en het management zullen de efficiëntie aantoonbaar maken. Bijvoorbeeld door middel van benchmarking, innovatie, wegnemen van
dubbele
werkzaamheden
(één
keer
invoeren
nieuwe
regelgeving)
en
dergelijke.
De
opdrachtgevers kunnen bijdragen aan de efficiëntie van de Omgevingsdienst door: het afnemen van integrale
producten
en
diensten
van
de
Omgevingsdienst
(geen
‘secretariemodel’
bij
de
opdrachtgever), degelijke (meerjaren)werkprogramma’s waardoor de Omgevingsdienst de bezetting optimaal kan inrichten. 4.12 Innovatie De Omgevingsdienst voert bij de meeste gemeenten een onderdeel uit van het Wabo-proces. Het mandaat ligt in veel gevallen bij de gemeenten. Naast het lean inrichten van het Wabo-deelproces wat bij de Omgevingsdienst komt te liggen is innovatie op het hele Wabo-proces door de Omgevingsdienst beperkt mogelijk. Dit blijft een taak van de gemeente. Voor die onderdelen waar de Omgevingsdienst wel het mandaat krijgt het breed Wabo-takenpakket uit te voeren (voor een enkele gemeenten en de provincie) is het mogelijk over te schakelen op een andere benaderingswijze van de uitvoering van de VTH-taken. Door scherp te formuleren wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft in het Wabo-proces kan tot andere en eenvoudiger (overheid/Omgevingsdienst) processen komen.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
31
Landelijk worden hier reeds op beperkte schaal in de bouwwereld en in de sociale sector positieve ervaringen opgedaan. Het op deze wijze aanpakken van het gehele Wabo-proces biedt perspectief in termen van proceduretijdverkorting, minder administratieve last voor bedrijfsleven en lagere Omgevingsdienst/opdrachtgevers-kosten. Tevens treedt bij slagen van deze aanpak een vliegwiel in werking. Gemeenten zien op dit onderdeel een zeer efficiënte Omgevingsdienst opereren waarbij het verleidelijk wordt meer Wabo-taken onder te brengen bij de Omgevingsdienst. Het voorstel is om bovengenoemde innovatieverkenning tijdens de inrichtingsfase gezamenlijk uit te voeren waarbij ook vertegenwoordigers bedrijfsleven en adviesbureaus betrokken worden en om uitwerkingsvoorstellen in 2013 voor te leggen aan het AB/DB. 4.13 Korting Gemeentefonds Het Gemeentefonds is vanaf 2012 verlaagd met een landelijke efficiëntiekorting. Formeel heeft deze geen relatie met de Omgevingsdienst, maar deze is wel gelieerd aan een landelijke berekening van te behalen efficiencywinst bij het oprichten van Omgevingsdiensten. Het landelijke bedrag is berekend op de situatie dat er Omgevingsdiensten zijn gevormd waarin de provincie en gemeenten alle Wabotaken inbrengen. Het bedrag dat is uitgenomen uit het Gemeentefonds wordt landelijk gereserveerd voor eventuele tegenvallers bij de hervorming van de sociale werkvoorziening. Als de gereserveerde middelen niet nodig zijn dan kunnen uiterlijk in 2015 landelijke afspraken worden gemaakt over de bestemming van de gereserveerde middelen. De jaarlijkse korting vanaf 2014 (100%) is ruim €5,6 miljoen in de regio Midden- en West-Brabant. De landelijke efficiëntiekorting is gebaseerd op de vorming van een omgevingsdienst met maximaal te realiseren efficiëntievoordelen en die alle VTH Wabo taken uitvoert voor de provincie en gemeenten. De gemeentelijke landelijke basistaken zijn in omvang 17% van de omvang voor de inzet van VTH Wabo taken van provincies en gemeenten waarop de korting is berekend. In bijlage 1 is de omvang van de korting weergegeven voor de gemeente en de regio en vervolgens de omvang in verhouding tot de landelijke basistaken. De Omgevingsdienst zou een jaarlijkse kostenvoordeel moeten opleveren van € 950.000,- voor gemeenten als de efficiëntiekorting evenredig met de omvang van landelijke basistaken wordt doorvertaald naar de Omgevingsdienst. Dit betekent dat gemeenten dan zelf het overige deel van de korting opvangen. In de op te stellen begroting en meerjarenbegroting wordt aangegeven of en hoe de omgevingsdienst de korting van in totaal € 950.000,- kan verwerken voor het aandeel van de landelijke basistaken.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
32
5 Juridische verankering 5.1
Uitgangspunten intentieverklaring
Ten aanzien van de juridische verankering is in de intentieverklaring opgenomen: De provincie Noord-Brabant en de 26 gemeenten in de regio Midden- en West-Brabant vormen samen de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. De deelnemers aan de Omgevingsdienst hebben in meerderheid geen bezwaar tegen deelname aan een Wgr-constructie, maar pas nadat gezocht is naar alternatief en/of een invulling van de Wgr die voor alle partijen acceptabel is. Voor de juridische verankering van de Omgevingsdienst geeft het landelijke kader voor de vorming van de Omgevingsdienst aan om te kiezen voor het oprichten van een Openbaar Lichaam onder de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Het is mogelijk om van dit landelijke kader af te wijken als alle partijen voorstander zijn van een andere juridische verankering en dit voldoende is onderbouwd. Er is een analyse gemaakt van mogelijke juridische vormen (bijlage 4). Uit de analyse volgt het advies dat de Omgevingsdienst een juridische entiteit wordt in de vorm van een Openbaar Lichaam onder een gemeenschappelijke regeling. Dit biedt de beste kansen voor het samen bouwen en verantwoording dragen voor een gezamenlijke taakuitvoering. Een tweede advies is om een functionele gemeenschappelijke regeling aan te gaan. Dat wil zeggen een regeling die specifiek wordt opgericht om een uitvoeringsdienst te vormen voor de VTH taken. Het advies is daarmee om niet te opteren om de uitvoeringsdienst onder te brengen bij een bestaande gemeenschappelijke regeling. Een functionele GR biedt de minste bestuurlijke drukte en de meest heldere bestuurlijke verantwoordelijkheid. 5.2
Karakteristiek samenwerkingsvorm
Om een idee te krijgen over de manier waarop de gemeenschappelijke regeling kan werken voor de Omgevingsdienst volgt een beschrijvende karakteristiek. Gemeenschappelijke regeling van colleges De rechtsvorm van de
Omgevingsdienst
is een openbaar lichaam
op grond
van de Wet
gemeenschappelijke regelingen. De door de Omgevingsdienst uit te voeren taken betreffen voor een groot deel vergunningverlening, toezicht en het voorbereiden van handhaving. Bij wet is het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van de gestelde regels een bevoegdheid die ligt bij het college van burgemeester en wethouders c.q. het college van gedeputeerde staten. Om deze reden is de gemeenschappelijke regeling aangegaan door de colleges van de deelnemers. Bevoegdheden De Omgevingsdienst heeft geen bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders of het college van Gedeputeerde Staten die aan deze colleges zijn toegekend krachtens de Wet algemene
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
33
bepalingen omgevingsrecht3. Besluiten over de toepassing van dwangmiddelen (dwangsom of bestuursdwang) zijn niet aan de directeur Omgevingsdienst gemandateerd. De directeur van de Omgevingsdienst is namens het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst bevoegd om met het Openbaar Ministerie en de politie een handhavingsarrangement aan te gaan voor minimaal de landelijke basistaken. Dit houdt in dat de Omgevingsdienst de ruimte heeft om de handhavingsstrategie vast te stellen en om afspraken te maken over de uitwisseling van informatie. De 3 Omgevingsdiensten in Noord-Brabant stellen gezamenlijk een handhavingsstrategie vast. Rollen en verantwoordelijkheden binnen de gemeenschappelijke regeling De 26 gemeenten en de provincie zijn de eigenaren van de Omgevingsdienst. Daarnaast zijn zij opdrachtgever en afnemer van diensten van de Omgevingsdienst. Dat betekent dat de betrokken partners meerdere rollen vervullen. Hierna volgt een beschrijving op hoofdlijnen van de mogelijke invulling van de rollen. 1)
Verantwoordelijkheid als eigenaar: beheer gemeenschappelijke regeling
De te vormen gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant wordt bestuurd door een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Een veelgenoemd punt bij een gemeenschappelijke regeling (zeker als het gaat om een groot aantal partijen) is dat het bestuur veel aansturende en controlerende verantwoordelijkheden heeft en dat de zeggenschap van een individuele eigenaar door middel van vertegenwoordiging in het bestuur als beperkt wordt gezien. Om deze reden wordt de gemeenschappelijke regeling zo ingericht dat er mogelijkheden worden geboden om beheerstaken van en uit het algemeen en dagelijks bestuur neer te leggen bij een ambtelijke vertegenwoordiging van de eigenaren. Dit kan leiden tot de volgende rollen: Algemeen Bestuur: In zijn algemeenheid is het algemeen bestuur verantwoordelijk voor het beheer van de Omgevingsdienst. Het AB bepaalt het uitvoeringsbeleid van de Omgevingsdienst en stelt de begroting en het jaarverslag vast. Het algemeen bestuur wordt gevormd door één lid van elk college van de deelnemers. Dit is in de praktijk de bestuurder die milieu c.q. het omgevingsrecht in portefeuille heeft. Voor de bestuurder is de Omgevingsdienst een uitvoeringsorganisatie ter realisatie van beleidsdoelen. Dagelijks Bestuur: Het dagelijks bestuur wordt gekozen uit leden van het algemeen bestuur. Om reden van doelmatigheid draagt het AB een aantal beheersbevoegdheden over aan het dagelijks bestuur.
Het
dagelijks
bestuur
is
verantwoordelijk
voor
het
operationele
beheer
van
de
Omgevingsdienst. Dat houdt onder andere in dat het dagelijks bestuur de rol van werkgever vervult en uitvoering geeft aan het beleid dat door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het dagelijks bestuur 3
De colleges kunnen bevoegdheden mandateren aan de directeur Omgevingsdienst. Dit mandaat kan betrekking hebben op het
verlenen van vergunningen (enkelvoudige milieuvergunning binnen de Wabo of voor zover de Omgevingsdienst als verzoektaak de hele omgevingsvergunning behandelt), het behandelen van meldingen Wm en aanschrijven bedrijven naar aanleiding van een controle.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
34
wordt geïnformeerd door de directie over zaken met betrekking tot de exploitatie en op financieel, organisatorisch en personeelsgebied. Binnen het DB is een portefeuilleverdeling aangebracht waarbij portefeuillehouders (bijvoorbeeld financiën en personeel) bevoegdheden van het dagelijks bestuur uitoefenen. College van B&W/Gedeputeerde Staten: Gaan de gemeenschappelijke regeling aan, stellen het takenpakket vast en de middelen die gemoeid zijn met de taakuitvoering en kunnen voorstellen doen over de wijziging en de opheffing van de regeling. Ze wijzen hun vertegenwoordiger aan in het AB en zorgen dat hun vertegenwoordiger kan voldoen aan de informatie- en verantwoordingsplicht aan gemeenteraad/PS. Het college en GS geven in de paragraaf verbonden partijen in de gemeentebegroting en jaarrekening informatie over het functioneren van de gemeenschappelijke regeling. Gemeenteraad/Provinciale Staten: De raden kunnen op de ontwerpbegroting (of begrotingswijziging) zienswijzen inbrengen. De raden doen dat om te beoordelen of de gemeenschappelijke regeling voor de gemeente risico’s inhoudt. De raden beoordelen de begroting van de Omgevingsdienst op aspecten als: heeft de Omgevingsdienst zich gehouden aan de spelregels bij het opstellen van de begroting, is de continuïteit van de Omgevingsdienst gewaarborgd, functioneert de Omgevingsdienst zoals de deelnemers dat verwachten, zijn de risico’s goed in beeld gebracht en zijn er voldoende maatregelen genomen om die risico’s te voorkomen of te beperken? 2)
Verantwoordelijkheid als opdrachtgever: sturen op doelrealisatie
De gemeenschappelijke regeling functioneert binnen het duale stelsel. Dat stelt eisen aan de rollen van het college (GS) en de raad (PS). College/Gedeputeerde Staten: Geeft uitvoering binnen door de raad vastgelegde financiële kaders (programmabegroting) . Het is aan het college om te organiseren of het budget geheel of gedeeltelijk wordt besteed aan taakuitvoering door de Omgevingsdienst. Het college bepaalt als opdrachtgever, vanuit het belang om de eigen doelen te realiseren, welke omvang de taakuitvoering door de Omgevingsdienst heeft. Dit vormt voor de Omgevingsdienst de input voor de opstelling van de begroting. Het college toetst of de prestaties overeenkomen met de afgesproken programmering. Het college legt over de uitvoering verantwoording af aan de raad. Raad/Provinciale Staten: De raad van een gemeente (en Provinciale Staten) hebben het budgetrecht via het vaststellen van de begroting. De raad stelt de financiële (en meestal ook beleidsmatige) kaders vast waarbinnen het college haar taken uitvoert. De raad bepaalt hoeveel budget er naar de programmabegroting gaat (voor de Omgevingsdienst is relevant het deel voor milieu c.q. voor het omgevingsrecht). De raad stelt conform artikel 4.20 en 4.21 van de Wet milieubeheer tevens het milieuprogramma en milieuverslag vast. Het college bereidt beiden voor. 5.3
Mogelijkheden van een ‘lichte GR’
Sinds enige tijd wordt landelijk gewerkt aan de aanpassing van de bestaande Wgr om de mogelijkheid te bieden aan overheden om een ‘lichte GR’ aan te kunnen gaan. In oktober 2011 heeft een presentatie van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wgr (juli 2011) plaatsgevonden door het
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
35
ministerie van BZK aan IPO, VNG, ministerie van Justitie, PUmA, RMD en de provincie NoordBrabant. Geconcludeerd is dat de beoogde wijzigingen onvoldoende aansluiten bij de werkelijke problematiek die met de rechtsvorm voor de Omgevingsdienst gepaard gaat. De wijzigingen zijn ingegeven door andere motieven. De voorstellen bieden zowel in tijd (op zijn vroegst 1-1-2014 in werking) als inhoudelijk geen oplossing in de zin van een ‘lichtere’ GR-vorm voor de Omgevingsdienst. Conclusie: Ten behoeve van de Omgevingsdienst MWB i.o. dient de bestaande Wgr als wettelijke basis te worden genomen voor het opstellen van een GR als openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid. 5.4
Opstellen gemeenschappelijke regeling
Bouwstenen 1. In de GR worden standaard onderwerpen en specifieke onderwerpen (naar aanleiding van de wensen in Midden en West Brabant) geregeld. 2. Voor het benoemen van de standaard onderwerpen wordt aangesloten bij de Model gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst d.d. 22 januari 2010. 3. Uitgangspunten voor de GR zijn: de bevoegdheid tot het aangaan van een GR (art. 1 Wgr), inhoudende dat de GR een regeling wordt van colleges van B&W en GS, en dat Gemeenteraden en Provinciale Staten hiervoor toestemming dienen te verlenen welke slechts kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. duidelijkheid en helderheid in de bevoegdheidsverdeling (AB-DB-directeur); flexibiliteit (regeling geeft grondslag en bevoegdheid om zaken gezamenlijk te doen, maar regelt niet alles dicht); vertrouwen (deelnemers moeten weten wat ze ‘weggeven’, wat ze ervoor krijgen en voor welke prijs). 4. Wat de bevoegdheidsverdeling en taakverdeling betreft, wordt aangesloten bij de verdeling zoals die in veel regelingen, waaronder de RMD, bestaat: algemeen beleid bij het AB, algemeen beheer gedelegeerd aan het DB, dagelijks beheer gemandateerd aan de directeur. 5. De GR wordt geen gedetailleerde, maar een flexibele en globale regeling. De regeling geeft de benodigde grondslagen en bevoegdheden om de Omgevingsdienst te laten functioneren. Nadeel van alles regelen in de GR waar het de uitvoering van werkzaamheden of in het leven roepen van commissies betreft, is dat bij elke wijziging de GR dient te worden aangepast en langs alle deelnemers moet. Voordeel van het uitsluitend regelen van grondslagen en bevoegdheden en bijvoorbeeld (advies)commissies later in het leven roepen en niet in de GR zelf of werkzaamheden in een DVO regelen in plaats van in de GR zelf, is dat de GR niet steeds hoeft te worden aangepast. Eventuele nadelen van een flexibele regeling, in de zin dat er onvoldoende waarborgen in de GR zijn geregeld, kunnen worden gecompenseerd door specifieke wensen in een toelichting bij de GR op te nemen. 6. Het takenpakket dat de deelnemers inbrengen is als specifieke onderwerp benoemd dat in de GR regeling behoeft. Ten behoeve van nadere input voor de GR bestaan in ieder geval raakvlakken
met
financiën,
taken
en
formatie,
personeel
en
opdrachtgever-
/opdrachtnemerschap.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
36
7. De samenhang met financiën en taken en formatie is gelegen in eventueel te regelen stemverhoudingen in de bestuurlijke zeggenschap en financiële verdeelsleutels afhankelijk van de inbreng van taken en de omvang daarvan. 8. De samenhang met personeel komt tot uitdrukking in de plaatsingsprocedures en plaatsing / benoeming van het personeel in de tijd en in relatie tot het moment waarop de GR gereed / vastgesteld moet zijn.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
37
6 Besturing Dit hoofdstuk gaat over de besturing van de GR. In het vorige hoofdstuk is de meer algemene (bestuurlijke) verankering en sturing toegelicht. Dit hoofdstuk gaat over twee specifieke aspecten in de besturing vanuit een ambtelijke vertegenwoordiging: ‘Panel Opdrachtgeverschap’ en ‘Panel Planning & Control. Daarnaast zal de directeur van de Omgevingsdienst overleg voeren met directeuren c.q. gemeentesecretarissen en met de afdelingshoofden van de opdrachtgevers. Nut en noodzaak Overheidsorganisaties besteden steeds meer taken uit. Dat gebeurt in diverse vormen / constructies. Uitbesteden van taken betekent niet het afstoten van verantwoordelijkheid voor effectiviteit, efficiency, budgetten en dienstverlening. Dit betekent dat de provincie en gemeenten als eigenaar en als opdrachtgever nauw betrokken dienen te zijn bij bedrijfsvoeringaangelegenheden,
zodat
bestuurders zich vooral kunnen richten op strategische zaken, visie, richting geven, beleid en inhoud. Het bestuur van de GR Omgevingsdienst wordt gevormd door leden van de colleges die de regeling zijn aangegaan. Dat is in de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaald en geldt voor het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. De aansturing vanuit het algemeen bestuur zal op hoofdlijnen plaatsvinden. Het dagelijks bestuur zal dichter op de praktijk functioneren, maar ook sturen met een beleidsmatige invalshoek. Daarbij zullen beide zich laten adviseren door hun ambtenaren. De Omgevingsdienst is een uitvoeringdienst: het verlengstuk van de provincie en de gemeenten voor uitvoering van opgedragen taken. Voor de aansturing van de Omgevingsdienst zijn bedrijfsmatige aspecten van groot belang. Het gaat immers (vooral) om deskundige, efficiënte en kwalitatief goede uitvoering. Vraag is hoe dit in te richten zodat: bestuurders ondersteund worden zodat ze zich kunnen richten op strategische zaken, visie, richting geven, beleid en inhoud provincie/gemeenten als eigenaar en opdrachtgever op een doeltreffende en doelmatige manier grip houden op de Omgevingsdienst Voorstel voor praktische invulling Het voorstel is om de ambtelijke vertegenwoordiging op de volgende manieren in te vullen: 1) Een Panel Opdrachtgeverschap te formeren dat bestaat uit een beperkte ambtelijke vertegenwoordiging van de 27 opdrachtgevers. Op bepaalde onderwerpen vertegenwoordigt dit team de 27 opdrachtgevers. Het Panel Opdrachtgeverschap krijgt als taken: Advisering over de uitvoering van de gemeenschappelijke taken van de Omgevingsdienst Faciliteren
van
uniformering
van
uitvoeringsprocessen
Omgevingsdienst
voor
alle
opdrachtgevers Advisering over de kwaliteit van de uitvoering
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
38
Advisering
over
innovatie
door
de
Omgevingsdienst
op
de
uitvoering
van
de
werkprocessen Faciliteren dat de Omgevingsdienst zo goed mogelijk adequaat kan inspelen op de beleidskaders van de opdrachtgevers die van invloed zijn op de taakuitvoering door de Omgevingsdienst. Advisering
over
uniformering
van
contractering,
onder
andere
opstellen
dienstverleningsovereenkomst Advisering
over
verantwoording,
standaardisatie
van
opdrachtverstrekking,
formats
(werkprogramma’s,
facturering,
betaling,
rapportage,
omgaan
met
overschrijdingen, etc.). Het Panel Opdrachtgeverschap adviseert over de onderwerpen de directeur Omgevingsdienst en de ambtelijke opdrachtgevers. 2) Panel Planning & Control. De Omgevingsdienst en de deelnemers hebben beide belang bij een goede inrichting van de planning en control. Het gaat dan om zaken als de begroting, tussentijdse verantwoordingen en de jaarrekening. Voor de eigenaren en de Omgevingsdienst kan het zinvol zijn om hierover niet telkens met alle 27 eigenaren in overleg te gaan. Het voorstel
is
om
een
‘Panel
Planning
&
Control’
te
laten
functioneren
met
een
vertegenwoordiging vanuit de eigenaren. Gelet op de omvang van overgedragen taken zou de provincie voorzitter van dit panel kunnen zijn. Het panel heeft een adviserende rol, geen formele status en de volgende taken: advies geven over functioneren van de planning en control van de Omgevingsdienst beoordeling aan de hand van het kader voor verbonden partijen beoordeling van de ontwerpbegroting en de ontwerpjaarrekening
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
39
7 Organisatie 7.1
Uitgangspunten intentieverklaring
Ten aanzien van het organisatiemodel is in de intentieverklaring opgenomen: Oprichting van de Omgevingsdienst Midden en West-Brabant op 1 januari 2013. De RMD gaat geheel op in de Omgevingsdienst. Op basis van de businesscase worden besluiten genomen over de grondvorm van de organisatie van de Omgevingsdienst. Van twee organisatiemodellen wordt een businesscase opgesteld: de klassieke uitvoeringsorganisatie (met en zonder decentrale werkstations) en de netwerkorganisatie. Bij de inrichting van de uitvoeringsorganisatie maximaal gebruikmaken van bestaande voorzieningen, uitvoeringscapaciteit en expertise bij deelnemers om zoveel als mogelijk de transitiekosten en eventuele frictiekosten te beperken. De ontmanteling van de RMD is een zaak van de eigenaargemeenten en maakt geen onderdeel uit van dit bedrijfsplan. 7.2
Organisatievorm op hoofdlijnen
Bij het opstellen van de businesscase (juli - september 2011) zijn vier organisatiemodellen beoordeeld aan de hand van een programma van eisen. Dit programma bevatte prestatiekenmerken van de Omgevingsdienst. Op basis van deze beoordeling kwam het organisatiemodel ‘uitvoeringsdienst met gedeconcentreerd werken’ als meest geschikte naar voren. Dit organisatiemodel kent de volgende elementen: Eén organisatie met bestuur en uitvoeringsorganisatie waar taken en middelen / formatie zijn ondergebracht. De organisatie fungeert als juridische, financiële en personele eenheid. Eenheid van leiding op taakuitvoering en HRM Medewerkers zijn in dienst Centrale programmering van taakuitvoering. Deze centrale programmering koppelt de geplande taakuitvoering aan aanwezige capaciteit en expertise binnen de Omgevingsdienst en leidt ertoe dat voor elke medewerker een werkpakket wordt bepaald en wat voor welke opdrachtgever(s) dit werkpakket is. Gedeconcentreerd werken betekent dat er een centrale locatie is als ‘thuisbasis’ en dat medewerkers hun werkzaamheden kunnen uitvoeren bij deelnemers (principe van bundelen van expertise in de dienst en functioneren als verlengstuk van de deelnemers met behoud lokale binding). Dit gebeurt op basis van de centrale programmering (het is niet zo dat medewerkers ‘blijven zitten waar ze nu zitten’). De deelnemers (provincie, gemeenten) bieden flexibele werkplekken aan de Omgevingsdienst vanuit bestaande faciliteiten 7.3 Deze
Ontwerp organisatiestructuur paragraaf
bevat
de
inrichtingsprincipes
voor
de
Omgevingsdienst.
Deze
vormen
de
uitgangspunten om de organisatie vorm te geven. Er zijn twee hoofdprincipes: externe- en interne passendheid.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
40
Externe passendheid: Hoofdthema: vanuit de klant. Uitgaan, inrichten vanuit de klant. De waardecreatie waar de Omgevingsdienst in uit wil blinken is ’klantenpartner’. Klantfocus is uitgangspunt. De voorkant is flexibel. De achterkant is strak, optimale processen (standaardisatie van producten en processen). Hier gaat flexibiliteit anders ten koste van efficiency en dus geld. De klant heeft één aanspreekpunt. Denken in horizontale processen, productlevering is dominant. Gedeconcentreerd werken brengt de Omgevingsdienst dichtbij de klant en geeft maximale flexibiliteit. Balans voor medewerker en klant. Hoe vaak de medewerker bij een gemeente op locatie is, is afhankelijk van de situatie en de functie. Interne passendheid Uitgangspunt is dat de Omgevingsdienst professionals in dienst heeft die vertrouwen krijgen en eigen verantwoordelijkheid nemen. Platte organisatie (span of control), zelfstandig functioneren Efficiëntie in de uitvoering. Mandaat zo laag mogelijk in de organisatie. Afdelingshoofden sturen teamleiders aan. Zo min mogelijk afdelingen zodat de afdelingshoofden een team van teamleiders aanstuurt. Deskundigheid (kwaliteiten) flexibel inzetten. Evenwichtigheid, in de grootte van de verschillende teams en afdelingen. Het team is het thuishonk voor de medewerker. De adviseurs die nodig zijn voor het hoofdproces hiermee ook organisatorisch koppelen. Functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving. Relatiemanagement is een apart vak. Hiervoor één aparte functie maken. Er komt in de staf een functie controller. Managementfilosofie: De leidinggevende heeft als taakinhoud te zorgen dat het team rendabel kan functioneren. Hij zorgt dat de randvoorwaarden optimaal zijn. Hij is verantwoordelijk voor alle PIOFA taken. Een leidinggevende is 100% overhead (zelf geen declarabele uren). Kwaliteiten die we aan de leidinggevenden stellen zijn: 1e prioriteit is aandacht voor de mensen, invulling geven aan de P-verantwoordelijkheid moet visie hebben, strategisch kunnen meedenken op zijn hiërarchisch niveau. sturen op optimale processen stimulerend, coachend leiderschap werken vanuit vertrouwen
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
41
Ondersteuning De Omgevingsdienst zal zich vanaf de startdatum moeten bewijzen. Naast de primaire productie is het van belang dat alle ondersteunende functies naar behoren functioneren. Het uitgangspunt is dat strategische en beleidsmatige ondersteunende functies door de Omgevingsdienst worden ingevuld en uitgevoerd. Meer uitvoerende functies (zoals automatisering, salarisverwerking, etc.) komen in aanmerking voor uitbesteding. Aansluiting bij een Shared Service Centrum is een mogelijkheid. 7.4
Cultuur
De gewenste eigenschappen van de Omgevingsdienst: sterk merk – vanuit geleverde kwaliteit gezaghebbend; duidelijk, betrouwbaar en voorspelbaar; tevreden klanten – personeel denkt mee en is dienstbaar zonder gezag te verliezen; flexibel – zowel de medewerkers als de organisatie door de inzet van (ICT) techniek; kosten bewust. De gewenste eigenschappen vraagt het nodige van de medewerkers. Het is daarom goed om duidelijk te maken vanuit welke visie de Omgevingsdienst werkt om bovenstaande gewenste eigenschappen in de praktijk te brengen en te ondersteunen. We gaan in op medewerkers, leidinggevenden en organisatie. Medewerkers De medewerkers van de Omgevingsdienst komen vanuit verschillende organisaties. Het zijn mensen die zich opnieuw moeten kunnen gaan identificeren met de doelstellingen en waarden van de nieuwe Omgevingsdienst. Voor wie het belangrijk is dat die waarden niet alleen op papier staan, maar ook herkenbaar zijn in de praktijk. Mensen houvast zoeken in: erkenning voor het vakmanschap, ruimte voor ontwikkeling, integriteit, vertrouwen van collega’s en leiding. Medewerkers
van
de
Omgevingsdienst
zullen
worden
aangesproken
op
het
nemen
van
verantwoordelijkheid: voor het realiseren van objectieve doelstellingen en het dagelijks werk, voor een hechte samenwerking met collega’s, leidinggevende en klanten, voor de eigen loopbaan. De Omgevingsdienst is in ieder geval op vakinhoudelijk gebied een aantrekkelijk werkgever. Medewerkers krijgen de kans om mee te bouwen aan hun organisatie. Leidinggevenden Voor leidinggevenden ligt er een belangrijke opdracht: zij creëren samenhang in de opgaven, taken en ontwikkelingen van de Omgevingsdienst. In een omgeving die nieuw en uitdagend is. De leidinggevende weet een brug te slaan tussen productiecijfers en de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker. Dat maakt de leidinggevende de belangrijkste begeleider van veranderingsprocessen. Richting
aangeven,
visie
ontwikkelen,
structuur
aanbrengen
en
mensen
erbij
betrekken,
afdelingsgrenzen overbruggen. Vrijheid, vooral vertrouwen en het geven van verantwoordelijkheid kenmerken de Omgevingsdienst. Een visie hebben, op grond daarvan afspraken maken op hoofdlijnen, coachen en afrekenen op resultaten zijn de sleutelwoorden voor leidinggevenden in de Omgevingsdienstorganisatie.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
42
8 Opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap 8.1
Inleiding
Als uitgangspunt hanteren we: Tussen opdrachtgever en opdrachtnemer worden meetbare afspraken gemaakt over aspecten aangaande
opdrachtgeverschap
en
opdrachtnemerschap,
zodat
een
kwalitatief
hoogwaardige
uitvoering van VTH-taken tegen een marktconform tarief wordt gewaarborgd. De opdrachtgever heeft hierin een regierol. 8.2
Opdrachtgever
26 gemeenten en de provincie (27 partners) zullen de rol van opdrachtgever gaan vervullen richting de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Belangrijke uitgangspunten bij het vormgeven van het opdrachtgeverschap, welke de basis van de relatie vormen, zijn: Sturen: 1. Er is een professionele relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer: Opdrachtgever is verantwoordelijk voor de ‘wat’-vraag. Wederzijdse verwachtingen zijn transparant en worden naar elkaar uitgesproken. Afspraak is afspraak! Wederzijds respect en vertrouwen. Afgesproken kernwaarden zijn leidend 2. Er is sprake van gezamenlijk opdrachtgeverschap voor gemeenschappelijke taken (panel opdrachtgeverschap, zie hoofdstuk 6). 3. Er is sprake van individueel opdrachtgeverschap voor alle andere taken. De opdrachtgever baseert de inkoopvoorwaarden op afspraken die vastliggen in: Kaderstellende spelregels verbonden partijen Basismodel gemeentelijke samenwerkingsverbanden. 4. Opdrachtgever is regisseur. De regisseursrol is: Kaderstellend. Binnen deze kaders wordt de opdrachtnemer vrij gelaten in invulling. Buiten de kaders dient direct afstemming tussen opdrachtnemer en opdrachtgever plaats te vinden, zodat tijdig en juist kan worden bijgestuurd/bijgesteld. Evaluatiemomenten worden ingepland. Het
organiseren
van
een
benchmark
en
klanttevredenheidsonderzoek
door
de
opdrachtgever blijft mogelijk. De opdrachtnemer werkt hieraan mee. 5. Opdrachtgever stuurt op outcome en output. Vanuit het inhoudelijke primaire proces worden outcome- en outputdoelen geformuleerd (maatschappelijke effecten) op basis van de relevante beleidskaders, zoals bijvoorbeeld beleidsplannen van de partners. Deze outcome- en outputdoelen worden door de partners, in samenwerking met de Omgevingsdienst, vertaald in output (concrete prestatie) in een
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
43
operationeel
werkprogramma
op
basis
waarvan
kritische
prestatie
indicatoren
geformuleerd worden. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor dit jaarlijks aanleveren van een operationeel uitvoeringsprogramma. 6. Opdrachtgever werkt transparant via een dienstverleningsovereenkomst en een jaarlijks werkprogramma en met offerteverzoeken voor incidentele verzoektaken. 7. Opdrachtgever zorgt voor de condities dat de opdrachtnemer de taken adequaat kan uitvoeren Dit
gaat
over
afstemming
van
de
frontoffice
(gemeente)
met
de
backoffice
(Omgevingsdienst), afstemming van adviezen van de Omgevingsdienst om te zorgen voor integrale
afwegingen
en
besluiten,
heldere
uiteenzetting
van
beleid,
open
informatievoorziening. Verantwoording: 8. Opdrachtgever neemt verantwoordelijkheid voor opdrachtverstrekking. 9. Afrekenen op output. Relatiebeheer: 10. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met opdrachtnemer. 11. Iedere opdrachtgever heeft voor de Omgevingsdienst 1 aanspreekpunt (vorm van accountmanagement).
8.3
Opdrachtnemer
De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant is voor 26 gemeenten en de provincie opdrachtnemer. Belangrijke uitgangspunten bij het vormgeven van het opdrachtnemerschap, welke de basis van de relatie vormen, zijn: Sturen: 1. Er is een professionele relatie tussen opdrachtnemer en opdrachtgever. Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de ‘hoe’-vraag. 2. Opdrachtnemer is een uitvoeringsorganisatie. De Omgevingsdienst voert alleen taken uit waarvoor ze via het werkprogramma of via individuele opdrachten opdracht heeft gekregen van een opdrachtgever. 3. Opdrachtnemer stelt een productencatalogus gericht op output op en betrekt hierbij de opdrachtgever. Uiterlijk vanaf 2016 zoveel mogelijk vaste productprijzen per product en standaard uurtarieven voor de diverse disciplines. 4. Opdrachtnemer werkt transparant via een dienstverleningsovereenkomst en een jaarlijks werkprogramma en offertes voor incidentele verzoektaken.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
44
Verantwoording: 5. Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor juiste en tijdige uitvoering van de opdracht / het werkprogramma. 6. Opdrachtnemer legt verantwoording af aan de opdrachtgever. Hierbij heeft de opdrachtnemer 1 aanspreekpunt (vorm van accountmanagement) per opdrachtgever. Relatiebeheer: 7. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met opdrachtgever. Overleg en afspraken komen tot stand op basis van een gesprek tussen twee gelijkwaardige partijen. Beide partijen zijn verantwoordelijk en aanspreekbaar op hun eigen rol, maar vullen deze in overleg nader in. Dit betekent dat de partners voor het opstellen van de inhoudelijke
beleidskaders
gebruik
maken
van
de
expertise
en
ervaring
van
de
Omgevingsdienst en dat de Omgevingsdienst actief overlegt met de opdrachtgevers voor een naadloze verbinding tussen beleid en uitvoeringspraktijk. 8. De
opdrachtnemer
faciliteert
een
opdrachtgeversoverleg
(contactambtenaren).
Het
opdrachtgeversoverleg vindt minimaal 1 keer per jaar plaats onder voorzitterschap van de opdrachtgevers. De opdrachtnemer faciliteert dit overleg (locatie, secretariaat, etc.).
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
45
9 Kwaliteit 9.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in drie paragrafen in op de volgende aspecten van kwaliteit: het streven naar een uniform kwaliteits- en uitvoeringsniveau, een beschrijving van inhoud en werking van het kwaliteitssysteem van de Omgevingsdienst en de verwachte kwaliteitsverandering van taakuitvoering door de Omgevingsdienst. 9.2
Uniform kwaliteits- en uitvoeringniveau
Landelijke kwaliteitscriteria vormen de referentie voor Omgevingsdiensten Het kwaliteitsniveau voor vergunningverleners, toezichthouders en specialisten is beschreven in landelijke kwaliteitscriteria voor kritieke massa. De criteria gelden als referentiekader voor alle Omgevingsdiensten. De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant onderschrijft deze kwaliteitscriteria. Level playing field De deelnemers van de Omgevingsdienst hechten veel belang aan het creëren van een level playing field voor bedrijven en burgers. Dit kan worden bereikt door het uitwerken van een uniform kwaliteitsen uitvoeringsniveau met de volgende onderdelen: 1) Strategieën en werkprocessen 2) Uniform kwaliteits- en uitvoeringsniveau voor de VTH-taken 3) Een uniforme bedrijfsindeling 4) Uniforme uitvoeringsintensiteit Strategieën en werkprocessen De uitvoeringswijze van de bedrijfsmilieutaken wordt vastgelegd in strategieën (toezichtstrategie, handhavingsstrategie, toezichtprotocol, toetsingsprotocol, etc.) en werkprocessen (administratieve organisatie, checklisten, voorschriftenpakket, etc.). De Omgevingsdienst zal als uitvoeringsorganisatie op een uniforme manier werken aan de hand van de strategieën en werkprocessen. De Omgevingsdienst kent met andere woorden één manier om een product te leveren. Dit biedt de opdrachtgevers uniformiteit in de manier waarop de bedrijfsmilieutaken worden uitgevoerd. Het level playing field krijgt daarmee invulling op uitvoeringsniveau: een uniforme manier waarop producten worden
geleverd
(dat
wil
zeggen
uniformering
in
de
afhandeling
van
de
vergunning,
de
vergunningvoorschriften, de punten waarop soortgelijke bedrijven worden gecontroleerd, de opvolging bij overtredingen, etc.) Uniform kwaliteits- en uitvoeringsniveau voor de VTH taken Het kwaliteitsniveau voor vergunningverleners, toezichthouders en specialisten is beschreven in landelijke kwaliteitscriteria voor kritieke massa. De criteria gelden als referentiekader voor de Omgevingsdienst.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
46
Er zijn een twintigtal deskundigheden voor milieugerelateerde taken en een tiental voor nietmilieutaken. Elke deskundigheid kent normen voor het minimaal aantal benodigde medewerkers, frequentie van taakuitvoering (tijdsbesteding per medewerker), opleiding en werkervaring. Met de voorgenomen taakinbreng van provincie en gemeenten en uitgaande van het principe van uitvoering van BRZO-taken is de Omgevingsdienst in staat om geheel te voldoen aan de normen van de kwaliteitscriteria. Dit geeft zekerheid over de robuustheid, deskundigheid en continuïteit van de taakuitvoering. Uniforme bedrijfsindeling Het voorstel voor de uniforme bedrijfsindeling is om aan te sluiten bij de indeling zoals deze is opgenomen in het BARIM (besluit algemene regels voor inrichting milieubeheer) en de definiëring van het basistakenpakket voor Regionale uitvoeringsdiensten versie 2.3 van 25 mei 2011. Op deze manier kan onderscheid worden gemaakt tussen taken die “verplicht” dienen te worden ingebracht en taken waarvoor deze verplichting niet geldt. Er is voor gekozen om de RIS bedrijven (dit zijn bedrijven die zijn opgenomen in het Risico Informatie Systeem) een aparte status te geven vanwege de mogelijk grotere effecten van deze bedrijven op de omgeving. Voorbeelden van RIS bedrijven zijn o.a. bedrijven met ammoniakkoelinstallaties of opslagen gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton. Voor de BRZO-bedrijven is een aparte categorie gemaakt vanwege de extra wetgeving die daarop van toepassing is. Conform voorgaande wordt de volgende indeling voorgesteld. A:
niet meldingsplichtig
B1: meldingsplichtig BARIM niet landelijke basistakenpakket B2: meldingsplichtig BARIM wel landelijke basistakenpakket C1: Vergunningsplichtig (niet zijnde C2, D1, D2) C2: RIS inrichtingen. Deze kunnen zowel vergunningsplichtig als meldingsplichtig zijn. D1: IPPC vergunningsplichtig: Dit betreft zowel veehouderijen als overige IPPC bedrijven D2: BRZO vergunningsplichtig (inclusief BRZO-inspectie en onaangekondigde inspectie en afstemming met handhavingspartners) Uniforme uitvoeringsintensiteit voor de VTH taken Voor de meest risicovolle bedrijven, de BRZO- en IPPC-bedrijven, wordt in heel Brabant vanaf de start van de Omgevingsdienst per 1 januari 2013 gewerkt met een level playing field. Voor de overige taken is dit op dit moment nog niet mogelijk om een acceptabel en getoetst uniform uitvoeringsniveau voor alle deelnemers in de Omgevingsdienst vast te stellen. Hiervoor moet eerst meer informatie bekend zijn over de huidige programmeringswijze van de deelnemers en de kentallen die elke deelnemer daarbij hanteert. De basis voor een level playing field begint bij de risicoanalyse en prioriteitstelling. De uitkomsten hiervan zijn kaderstellend voor de uitvoering van bedrijfsmilieutaken. Het voorstel is om een regionale systematiek te gaan hanteren bij het maken van de risicoanalyse en prioriteitstelling. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van lokale kennis, informatie en betrokkenheid van alle deelnemers.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
47
Voor het landelijke basistakenpakket kunnen dan regionale prioriteiten volgen en een regionale basisprogrammering
voor
handhavingstrategie.
De
de
uitvoering,
prioriteiten
en
op
de
basis
van
een
basisprogrammering
bestuurlijk worden
vast
te
voorgelegd
stellen aan
de
deelnemers die aanvullende prioriteiten en uitvoeringswensen kunnen inbrengen. Bijvoorbeeld eisen met betrekking tot de intensiteit van de uitvoering, thema’s of onderwerpen. De benadering is risicogestuurd, waarbij het naleefgedrag mede bepalend is voor het aantal controles.
Voorbeelduitwerking Level Playing Field Het level playing field krijgt nog concrete invulling en uitwerking. In dit kader wordt een voorbeelduitwerking gegeven van het werken met een level playing field. De essenties zijn: -
Er wordt een regionale systematiek gehanteerd voor risicoanalyse en prioriteitstelling
-
De landelijke basistaken worden (op termijn) uitgevoerd conform de regionale prioriteiten en een regionale basisprogrammering van de uitvoering
-
Start met een basisprogrammering voor risicobedrijven (BRZO, IPPC, RIS)
-
Elke opdrachtgever kan aanvullende prioriteiten stellen en aanvullende uitvoeringswensen toevoegen
Onderstaand een fictieve situatie van mogelijke gevolgen van het werken met een level playing field. Allereerst zijn twee taken opgenomen waarop het level playing field betrekking heeft: vergunningverlening en toezicht voor de risicobedrijven. In de volgende kolom een fictieve berekening van de huidige situatie bij een opdrachtgever. Aan de hand van Prestaties (aantal vergunningen, aantal controles), Inzet (uren per product) en het Tarief volgen de kosten. Daarna is de fictieve situatie weergegeven van de Omgevingsdienst die werkt volgens het level playing field. Veranderingen liggen in het aantal producten (in dit voorbeeld: meer vergunningen vanwege actualisatie, minder controles in de basisprogrammering), de tijdsinzet en het uurtarief. Taken
Huidige situatie opdrachtgever
Omgevingsdienst met level
PxIxT
playing field PxIxT
Vergunningen risicobedrijven Toezicht risicobedrijven Kosten
3 x 85 uur x € 95,-
4 x 90 uur x € 85,-
20 x 25 uur x € 90,-
22 x 22 uur x € 80,-
€ 69.225,-
€ 69.230,-
Het werken met een level playing field kan kostengevolgen hebben. Dit moet worden afgewogen bij de vaststelling van het level playing field door de provincie en gemeenten. Als er veranderingen zijn in de kosten dan kan dit gevolgen hebben voor het budget van een opdrachtgever of in de aantallen gevraagde prestaties op andere taken (de niet-risicobedrijven). De Omgevingsdienst zal dit altijd in overleg met de opdrachtgever vastleggen in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma tussen Omgevingsdienst en opdrachtgever.
Het proces naar een volledig level playing field Alle onderdelen van het level playing field worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur. Het kan voorkomen dat onderdelen voor besluitvorming worden voorgelegd aan de colleges van de deelnemers. De basis voor een level playing field begint bij de risicoanalyse en prioriteitstelling. De uitkomsten hieraan zijn kaderstellend voor de uitvoering van VTH-taken. Het proces naar een level playing field ziet er als volgt uit:
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
48
Stap 1
ontwerp voor een systematiek voor het maken van de risicoanalyse en
2012-2013
prioriteitstelling. Afstemming hierover tussen de Brabantse Omgevingsdiensten is noodzakelijk. Stap 2
Leg systematiek voor aan het AB/DB van de Omgevingsdienst.
2012 - 2013
Stap 3
Stel bestuurlijk toezicht en handhavingstrategie vast.
2013
Stap 4
Voor het landelijke basistakenpakket kunnen dan regionale prioriteiten volgen en een
2013 - 2014
regionale basisprogrammering voor de uitvoering, op basis van het in stap 3 bestuurlijk vastgestelde toezicht- en handhavingstrategie. Stap 5
De prioriteiten en de basisprogrammering worden voorgelegd aan de deelnemers die
2014
aanvullende prioriteiten en uitvoeringswensen kunnen inbrengen. Bijvoorbeeld eisen met betrekking tot de intensiteit van de uitvoering, thema’s of onderwerpen. Uitvoeringswensen worden in de DVO ’s opgenomen. Stap 6
9.3
Level playing field operationeel.
2015
Kwaliteitssysteem Omgevingsdienst
Deze paragraaf geeft aan hoe de Omgevingsdienst invulling gaat geven aan het kwaliteitssysteem, met daarbij als eerste vraag: wat verstaan we onder kwaliteit? Het gaat om het aan te leveren product zelf en om een goede verhouding tussen product/dienst en prijs, de mate waarin product/dienst tegemoet komt aan de wensen en verwachting van de opdrachtgevers. Het kwaliteitssysteem moet een bijdrage leveren aan het realiseren van de ambitie om de kwaliteit en professionaliteit van toezicht, handhaving, vergunningverlening binnen het omgevingsrecht op een hoger peil te brengen. Als taken zijn overgedragen dan moet het kwaliteitssysteem een bijdrage leveren aan een hoogwaardige uitvoering van de opgedragen taken. Deze ambitie zal niet in één slag gemaakt kunnen worden. Hierbij hebben wij het volgende groeitraject voor ogen: Fase 1: Voorbereidend traject tot start Omgevingsdienst op 1 januari 2013. De inrichting van de Omgevingsdienst heeft tot doel te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardig product en/of hoogwaardige dienst. Het gaat om de inrichting van bedrijfsprocessen en de organisatiestructuur, de cultuur en noodzakelijke ondersteunende middelen en systemen. De eerste fase betreft de inrichting van bedrijfsprocessen. In de voorbereiding zal de aandacht gericht moeten zijn op de bedrijfsprocessen en dan vooral op de inrichting van de primaire processen (VTH). Op het moment dat de Omgevingsdienst van start gaat moet de taakoverdracht zo geruisloos mogelijk verlopen. De volgende aspecten zullen in dat verband de aandacht verdienen: De hoofdprocessen dienen beschreven te zijn, waarbij duidelijk is hoe de overdracht tussen Omgevingsdienst en bevoegd gezag is geregeld en hoe intern binnen de Omgevingsdienst het proces verloopt; In het proces moet helder zijn welke eisen worden gesteld aan de dienstverlening. Binnen welke termijn moet geleverd worden? Welk budget is beschikbaar? Hoe wordt het product geleverd en hoe vindt de communicatie en informatie-uitwisseling plaats?
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
49
Een tweede onderdeel, dat voor de start van de Omgevingsdienst geregeld moet zijn, is het ontwikkelen van een monitoringssysteem voor de dienstverlening. Met dit systeem vindt monitoring plaats van afspraken op productniveau en van afgesproken werkprogramma’s (de planning- en control cyclus op dienstverleningsniveau). Vanaf de start van de Omgevingsdienst vindt monitoring volgens dit systeem plaats. Fase 2: Completeren kwaliteitssysteem. De tweede fase voltrekt zich in de eerste drie jaar van Omgevingsdienst. Voor zover nodig worden aanpassingen gedaan in de bedrijfsprocessen, de monitoringsgegevens en/of als de informatie uit de planning- en controlcyclus daartoe aanleiding geven. Ten aanzien van dat onderdeel wordt dan ook direct gestart met het invullen van de kwaliteitscyclus. Vervolgens wordt het kwaliteitssysteem gecompleteerd met het beschrijven van de ondersteunende processen en de managementprocessen. Bij het vullen van het systeem zullen de aandachtspunten, en de kwaliteitsparameters, vermeld in de bijlage, een belangrijke rol spelen. Deze zijn richtinggevend voor de wijze waarop de processen zullen worden beschreven en het systeem zal worden ingericht. Bij het completeren van het systeem zal duidelijk moeten worden of gekozen zal worden voor certificering. De werkgroep meent dat certificering gewenst is. Naast certificering kunnen ook andere vormen van borging van het systeem, zoals benchmarking, bijdragen aan kwaliteitsverbeteringen. Fase 3: Continue verbetering van kwaliteit. In de derde fase is het systeem ingevuld en draait de kwaliteitscyclus zodat er voortdurende verbetering
plaatsvindt.
Kwaliteitsregistraties
klanttevredenheidsrapporten,
in
de
monitoringsrapportages,
vorm
van
interne
klachtenregistraties
auditrapporten, en
andere
kwaliteitsmetingen leiden tot maatregelen. Als het gaat om de in het systeem op te nemen doelstellingen zal de beoogde kwaliteit in de loop der jaren steeds vaker besproken worden in termen van gewenste effecten, ambities en de synergie van alle inspanningen. 9.4
Kwaliteitsparameters
Rondom de uitvoering van taken is via een vragenlijst aan alle deelnemers gevraagd wat hun verwachting is over de kwaliteitsverandering als de Omgevingsdienst taken gaat uitvoeren. Dit is een vergelijk tussen de Omgevingsdienst en de huidige situatie. Het gaat om een subjectief oordeel dat bij alle deelnemers is gebaseerd op de op dit moment beschikbare kennis over hoe de Omgevingsdienst gaat functioneren. De vraag is gesteld op 10 kwaliteitsaspecten. Het gaat daarbij om aspecten die vooral te maken hebben met de feitelijke taakuitvoering. De afbeelding omvat de respons op de 10 kwaliteitsaspecten.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
50
0%
1. Expertise en deskundigheid
20%
40%
60%
80%
100%
120%
2. Continuïteit
1
3. Procesbeheersing (termijnen)
2
4. Inhoudelijke kwaliteit vergunningen
3
5. Inhoudelijke kwaliteit toezicht
4
Slechter
6. Juridische borging in procedures
5
gelijk
7. Informatiegestuurd toezicht
6
beter
8. Verantwoording over prestaties
7
9. Voldoen aan kwaliteitscriteria kritieke massa
8
10. Integraal werken
9 10
De Omgevingsdienst zal de kwaliteitsparameters in samenspraak met de opdrachtgevers vaststellen en daarvoor normen ontwikkelen. Gedacht wordt aan de volgende kwaliteitsparameters: Dienstverlening Termijn – en budgetafspraken worden nageleefd Inlevingsvermogen, weten wat er speelt per klant. Mensen en producten zijn beschikbaar op moment dat het er toe doet. Procesafspraken worden nageleefd. Kwaliteitssysteem Voldoen aan eisen kwaliteitssysteem (externe audit en interne audits) Monitoring kwaliteitssysteem volgens planning uitgevoerd Vergunningverlening X% van de vergunningen is Raad van State proof x% van de (ontwerp)beschikkingen is binnen de termijn Actuele kentallen met evaluatie Handhaving X% van het aantal controles uit de werkprogramma’s wordt gehaald x% van de bezoekverslagen is binnen x dagen opgesteld x% van de aanschrijvingsbrieven is binnen x verzonden Actuele kentallen met evaluatie Klachten X% van de klachten wordt op tijd onderzocht x% van de klachten wordt op tijd teruggemeld aan opdrachtgever x% van de klachten wordt op tijd teruggemeld aan de klager X% van de klachten wordt op tijd afgerond Vakinhoudelijk geborgd kennisniveau van de medewerkers van de Omgevingsdienst volgen vakinhoudelijke ontwikkelingen door Omgevingsdienst en delen van kennis
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
51
De kwaliteitsaanpak van deze aspecten zal op de volgende wijze invulling krijgen: Professional judgement: via interviews/gesprekken in beeld brengen welke kwaliteitsaspecten en risico’s met name spelen; Procesbeoordeling: beoordeling van de aanwezige borging in de processen en vaststellen van de resterende kwaliteitsrisico’s; Steekproeven: inrichting van juist onderbouwde steekproeven aan de hand van de resterende kwaliteitsrisico’s; Klanttevredenheidsonderzoek. 9.5
Aandachtspunten
Het kwaliteitssysteem is niet een op zichzelf staand iets maar ontleent haar bestaansrecht aan het goed
en
in
onderlinge
harmonie
functioneren
van
alle
facetten
van
de
anisatie
van
de
Omgevingsdienst. Te weten: Takenpakket: Omgevingsdienst dient te beschikken over voldoende kritieke massa om taken uit te voeren. Omgevingsdienst dient structureel capaciteit beschikbaar te stellen voor ketenhandhaving, handhavingssamenwerking met strafrechtelijke partners, Brabantbrede platform van de Omgevingsdiensten. Organisatie De structuur en cultuur van de organisatie stellen de Omgevingsdienst in staat vakinhoudelijke kwaliteit te leveren. Het louter hebben van kritieke massa is niet voldoende. Sturing van management op competenties is onmisbaar wil het kwaliteitssysteem een gewenst niveau van dienstverlening kunnen bereiken en vasthouden. De Omgevingsdienst is een organisatie die enerzijds de krachten van medewerkers bundelt om voldoende expertise te genereren en anderzijds (ook fysiek) nadrukkelijk in verbinding is met de opdrachtgevers (provincie en gemeenten). De Omgevingsdienst is goed bekend met de lokale situatie en met de bedrijven waarvoor men werkzaam is. Bedrijfsvoering Bedrijfsprocessen zijn zodanig ingericht dat het kwaliteitssysteem de Omgevingsdienst in staat stelt de vereiste/afgesproken vakinhoudelijke kwaliteit te leveren en te excelleren in dienstverlening. De processen zijn op orde en lean, de P&C-cyclus is helder, de financiële huishouding is transparant, de dossiervorming en de archivering zijn op orde.
B e d r i j f s p l a n
O m g e v i n g s d i e n s t
M i d d e n -
e n
W e s t - B r a b a n t
52
10
Informatievoorziening
10.1 Uitgangspunten Een goede informatievoorziening is een belangrijke voorwaarde voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de taken van de Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant. In dit hoofdstuk schetsen wij
een
beeld
van
het
ontwikkelingstraject
dat
de
Omgevingsdienst
op
het
gebied
van
informatievoorziening gaat doorlopen. Kernbegrippen bij het ‘eindbeeld’ zijn het toepassen van landelijke architectuurprincipes - met name op het gebied van informatiemodellen -, het zaakgericht werken, het mogelijk maken van informatie-uitwisseling tussen ketenpartners en digitaal werken binnen de Omgevingsdienst. Daarnaast gaan we in op datgene dat moet worden gedaan om per 1 januari 2013 een organisatie in uitvoering te zijn. De informatievoorziening van de Omgevingsdienst gaat uit van de volgende uitgangspunten: Centraal
informatiesysteem:
De
Omgevingsdienst
beschikt
bij
de
start
over
een
informatiesysteem voor de primaire processen dat gegevens kan uitwisselen met de opdrachtgevers. Geen maatwerkoplossingen: Gebruiken wat beschikbaar is in de markt. Hergebruik gaat voor standaard, standaard gaat voor maatwerk; Kiezen voor proven technology: Geen nieuwe oplossingen die zich nog moeten bewijzen; E-overheid: de Omgevingsdienst gebruikt landelijke bouwstenen en standaarden van de eoverheid; Realistisch niveau van IT voorzieningen: Nu realiseren wat noodzakelijk is voor de start Omgevingsdienst op 1/1/13, meerjarige doorontwikkeling naar wat wenselijk is. Digitaal blijft digitaal. Aansluiting bij het landelijke informatiemodel RUD-i
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
53
Een voorwaarde voor een robuuste, goed functionerende uitvoeringsorganisatie is het op orde zijn van de primaire, ondersteunende en sturende processen. In de volgende figuur is een generiek procesmodel opgenomen met daarin alle relevante processen.
10.2 Principes In deze paragraaf staan we stil bij een aantal principes. Zaakgericht werken: De Omgevingsdienst werkt zaakgericht. Elke klantvraag wordt als een zaak beschouwd. Onderbouwing Het overgrote deel van het werk is zaakgericht. Het betreft standaardprocessen waar kwaliteit en beheersing dominant zijn. Daarom wordt het begrip zaak centraal gesteld zodat van daaruit verbanden kunnen worden gelegd naar de opdrachtgever, het product en de gebruikte middelen. Adviestaak leidt tot subzaak: De Omgevingsdienst maakt voor de behandeling van een adviestaak een subzaak aan. De adviestaak wordt zaakgericht afgehandeld. Onderbouwing De zaak wordt opgebouwd bij de opdrachtgever. Bij adviestaken maakt de Omgevingsdienst een subzaak.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
54
Voor de verdere organisatie van de informatievoorziening worden de volgende uitgangspunten voorgesteld:
Centraal informatiesysteem bij de Omgevingsdienst Frontoffice op maat. Gemeenten zijn de frontoffice. Beheer en onderhoud IT-voorzieningen niet in Omgevingsdienst. Breng de praktische IT voorzieningen niet onder bij de Omgevingsdienst maar bij een deelnemer of extern. Mobiel werken mogelijk: De Omgevingsdienst wordt een organisatie met een hoge flexfactor. Centrale huisvesting en huisvesting bij de deelnemers op gedeconcentreerde werkplekken. Om die reden is het noodzakelijk dat medewerkers van de Omgevingsdienst digitaal kunnen werken. De Omgevingsdienst werkt volledig digitaal. Het streven is zoveel als mogelijk papierloos te werken. Dossiers van zaken worden digitaal opgebouwd. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het volledig digitaal aanbieden van de voor de zaak relevante informatie De Omgevingsdienst communiceert ook digitaal. Met opdrachtgevers (gemeente, provincie) wordt digitaal gecommuniceerd, zowel over de inhoud van het zaakdossier als over de status van het proces. Digitaliseren dossiers buiten de opdracht. Het digitaliseren van bestaande papieren archieven bij de opdrachtgevers (gemeente, provincie) vallen buiten de scope van de opdracht van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Voor de inrichting van de processen en informatievoorziening stellen we voor om uit te gaan van, in elk geval, de volgende principes die aansluiten op de principes van zaakgericht werken. Mandaat volgt regie: Als de Omgevingsdienst de regie voert over de uitvoering, dan wordt ook het mandaat voor de procesafhandeling bij de Omgevingsdienst belegd. Onderbouwing De regievoerende partij is tevens de partij die de aanvraag afhandelt en het bijbehorende besluit verzorgt. Implicatie Dit is voor de gemeenten het geval voor de enkelvoudige aanvraag milieu en voor de meervoudige aanvraag met accent milieu (tenzij de gemeente de regie niet overdraagt, in dat geval is maatwerk nodig). Regie bepaalt zaak: De partij die regie voert zorgt dat de zaak wordt bijgehouden, en zet de taken uit die nodig zijn voor uitvoering van de zaak. Onderbouwing Dit is bijna per definitie zo. Middels de zaakregistratie houdt de regievoerder overzicht over de uitvoering. Implicatie Als de Omgevingsdienst wel de regie voert dan levert de Omgevingsdienst het eindproduct. Hiervoor wordt een zaak gedefinieerd.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
55
Als de Omgevingsdienst niet de regie voert dan levert de Omgevingsdienst een deelproduct van het eindproduct. De Omgevingsdienst levert werkdocumenten aan degene die regie voert of die een advies heeft gevraagd aan de Omgevingsdienst. Hiervoor wordt wel een (interne) deelzaak gedefinieerd, die aansluit op de zaak van de regievoerder. Dossier volgt regie: Degene die regie voert houdt de zaak bij en daar is binnen de Omgevingsdienst het dossier onlosmakelijk mee verbonden. Onderbouwing Als de Omgevingsdienst de regie voert en de zaak bijhoudt dan is het logisch om ook de dossiervorming daar te laten plaatsvinden. Dit is het dynamisch dossier, niet het semi-statisch dossier / archief. Implicatie Als de Omgevingsdienst niet de regie voert dan wordt het dossier opgebouwd bij de opdrachtgever. Dit is het geval als de Omgevingsdienst een deel van de zaak uitvoert of als de medewerker van de Omgevingsdienst op verzoek van de opdrachtgever regie voert bij de opdrachtgever. In dat geval levert de Omgevingsdienst een deelproduct: een advies of een deelbesluit. De Omgevingsdienst levert werkdocumenten aan voor de regievoerder die het dossier voert. Archivering volgt opdrachtgever: De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het archief, is de zorgdrager. De opdrachtgever kan de uitvoering uitbesteden (aan de Omgevingsdienst of aan een andere archiefvormende partij). Onderbouwing Dit volgt uit de archiefwet. In de archiefregeling wordt onderscheidt gemaakt in zorgdragen (bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen voor het archief) en uitvoeren (zorgen dat de archivering conform de archiveringsregels plaatsvindt). Implicatie Gemeenten doen archivering zelf. Provincie draagt uitvoering over aan Omgevingsdienst. 10.3 Inrichting Per 1 januari 2013 zal de Omgevingsdienst moeten beschikken over: Processen en informatiesystemen (en bijbehorende data) Technische infrastructuur en persoonlijke voorzieningen Organisatie van de informatievoorziening Ten aanzien van de inrichting van de Omgevingsdienst wordt voor de ICT onderscheid gemaakt tussen dat wat noodzakelijk is per 1 januari 2013 en de gewenste doorontwikkeling de eerste jaren na oprichting.
Daarnaast
wordt
onderscheid
gemaakt
in
inrichtingsactiviteiten
voor
de
informatievoorziening (processen en informatiesystemen) en de automatisering (met name hardware en infrastructuur).
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
56
Processen en informatiesystemen Uiterlijk op 1 januari 2013 zal er een operationele informatievoorziening moeten zijn. Dit maakt dat gezocht moet worden naar een situatie die haalbaar is (beperkte kosten, beperkte aanpassingen) maar die tevens doorontwikkelingen ondersteund, een zogenaamd instapmodel. Een instapmodel biedt deelnemers de ruimte om het meest natuurlijke (investerings)moment van aanhaken te kiezen en om verschillend
in
te
stappen.
Belangrijke
verschillen
bij
de
deelnemers
bij
de
start
van
de
Omgevingsdienst ten aanzien van processen en informatievoorziening zijn: Digitalisering: Er zijn bij de deelnemers verschillende niveaus van digitalisering aanwezig. Zaakgericht werken: Het zaakgericht werken is bij veel deelnemers mogelijk, echter nog niet bij alle deelnemers . Procesinrichting: De processen zijn door de deelnemers ingericht zodat deze aansluiten op de interne processen van de eigen organisatie. Startsituatie Omgevingsdienst Vanaf de start per 1 januari 2013 moeten de processen van de deelnemers en de Omgevingsdienst op elkaar zijn afgestemd. Als Omgevingsdienst is een eigen systeem noodzakelijk om de primaire processen van de Omgevingsdienst te ondersteunen. Het is zeer wenselijk dat de Omgevingsdienst vanaf de start over één eigen systeem voor de primaire processen beschikt. Inrichting primaire processen en informatiesystemen Om het primaire proces te ondersteunen, is op hoofdlijnen een drietal functionaliteiten te onderkennen. Deze komen in verschillende benamingen voor, maar zijn samen te vatten tot: a. Werkstroombesturing
(andere
benamingen:
workflow
management
of
procesapplicatie).
Werkstroombesturing omvat het gecontroleerd, geautoriseerd en geautomatiseerd uitvoeren van werkprocessen. Deze functionaliteit wordt bijvoorbeeld geboden door applicaties als SQUIT, SBA etc. b. Digitale Archivering (andere benaming: Document Management). Digitale Archivering omvat de functionaliteit voor het digitaal opslaan van documenten, het rubriceren en indexeren en het terugvinden van documenten. Deze functionaliteit wordt bijvoorbeeld geboden door applicaties als OpenText/LifeLink, DMS/Plato, Corsa etc. c. Expertise Systemen. De Expertise systemen omvatten de applicaties die gebruikt worden om ter ondersteuning van het primaire proces, specifieke werkzaamheden uit te voeren zoals geluidberekeningen of het raadplegen van juridische databanken. De deelnemende gemeenten en de provincie zetten momenteel systemen in om de betreffende primaire processen te ondersteunen. Uitgangspunt is om op 1 januari 2013 operationeel te zijn. In eerste instantie wordt er daarom vanuit gegaan in de startsituatie te werken met bestaande systemen, omdat het niet haalbaar is om voor 1 januari 2013 majeure takenpakketten op andere systemen te zetten. Wat er mogelijk is (met name juridisch) en wat er wenselijk is aan conversie van systemen zal onderzocht moeten worden. Wanneer moet bijvoorbeeld worden aanbesteed of kun je een systeem van een deelnemer uitbreiden voor de Omgevingsdienst?
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
57
Het
is
belangrijk
vooraf
heldere
afspraken
te
maken
over
de
leveren
producten
door
de
Omgevingsdienst en het te produceren eindproduct door de afnemer. Vragen die vooraf helder moeten zijn is waar het mandaat en de regie ligt. Dat bepaalt ook in welk systeem gewerkt wordt. Inrichting ondersteunende processen en informatiesystemen Onder ondersteunende functies worden alle managementfuncties, secretariaatsfuncties en functies als ICT, P&O en Financiën verstaan. Binnen de uitvoering van deze functies kan gebruik worden gemaakt van een geautomatiseerd systeem. Voor de functies die geautomatiseerd moeten worden ondersteund, voorziet de werkgroep ICT een aantal systemen, zoals: Financiële administratie, Salaris administratie, HR, Toegangsbeveiliging, Managementinformatie, Tijdschrijven en een Website. Vooralsnog hebben we niet geïnventariseerd wat hiervoor nodig is, omdat dit eerst een beslissing vergt op welke wijze deze processen worden geborgd. Deze ondersteunende processen kunnen worden ondergebracht bij een van de uitvoerende gemeenten, kunnen worden uitbesteed aan de markt of worden ondergebracht bij de nieuwe te vormen Omgevingsdienst zelf. Afhankelijk op welke wijze dit geschied, zijn de vragen voor ICT ondersteuning voor de ondersteunende processen uit te werken. De centrale vraag is dan ook: ‘Hoe worden de ondersteunende processen zoals personeel, financiën en communicatie organisatorisch ondergebracht?’ Daarnaast moet in de komende periode antwoord komen op de vraag of voor de ondersteunende processen de informatievoorziening bij de huidige milieudienst als basis voor de start per 1 januari 2013 kan dienen. Informatie-uitwisseling De gemeenten blijven als frontoffice fungeren. Leidend principe voor de provincie is dat alle taken worden overgeheveld naar de Omgevingsdienst. Dit betekent dat de frontoffice hiervan naar de gemeente kan of dat de Omgevingsdienst een eigen frontoffice heeft voor deze taken. Ten aanzien van deelnemende gemeenten zullen zoveel als mogelijk via standaardafspraken faciliteiten ingericht moeten worden ter ondersteuning van hun frontoffice en hun archieffunctie. Bij de ondersteuning van het gemeentelijke frontoffice wordt gedacht aan inzicht in voortgang van de werkzaamheden van de Omgevingsdienst en/of bereikbaarheid van de Omgevingsdienst in de tweede lijn. De medewerkers van de Omgevingsdienst werken op verzoek van de deelnemer/opdrachtgever in de systemen van die deelnemer/opdrachtgever. Of in de systemen van de deelnemer/opdrachtgever wordt gewerkt hangt af van de wijze waarop de opdrachtgever opdracht aan de Omgevingsdienst heeft gegeven. Eén van de principes van het zaakgericht werken is dat dossier volgt op regie. In de huidige situatie kan de communicatie rondom een dossier en de procesinformatie binnen hetzelfde informatiesysteem van een gemeente of provincie worden gedeeld of ingeval sprake is van samenwerking met de bestaande milieudienst kan een dossier en de procesinformatie tussen meerdere partijen en bijbehorende systemen worden gedeeld. Dit gebeurt aan de hand van een voorziening die deze uitwisseling mogelijk maakt. Deze uitwisselingsvoorziening kan voor het vergunningenproces worden ingevuld door “Omgevingsloket Online”. Het omgevingsloket is een systeem waar zowel de dossiers als de procesinformatie in kunnen worden opgeslagen en dat een loketfunctie kent via het
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
58
internet. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat het OLO geen mogelijkheden heeft voor informatie-uitwisseling voor handhavingszaken. De informatie-uitwisseling met de ketenpartners en het OM zal op 1 januari 2013 vanuit verschillende bestaande systemen via de Omgevingsdienst plaats vinden. Dit betekent dat de Omgevingsdienst, op afstand, toegang heeft tot de systemen van alle deelnemers. 10.4 Groeipad deelnemers en Omgevingsdienst De Omgevingsdienst en deelnemende partijen zullen na oprichting verder naar elkaar toegroeien wat tevens wordt versterkt door het toepassen van landelijke standaarden en basisregistraties. Het wordt aanbevolen hiervoor op korte termijn een separate werkgroep op te starten. Deze werkgroep kan zich richten op het aanbrengen van steeds meer structuur en harmonisatie en het toepassen van standaarden en basisregistraties. Dit zal kwaliteitverhogend en kostenbesparend werken. Op basis van deze architectuur zou vervolgens een informatieplan kunnen worden opgesteld om de benodigde aanpassingen voor de periode na 1 januari 2013 te realiseren. Welke systemen zijn voor de Omgevingsdienst wenselijk, welke koppelingen zijn wenselijk? Hoe ziet de informatie-uitwisseling met de ketenpartners (OM etc.) eruit. Hoe kan de Omgevingsdienst een spin in het web zijn in een omgeving met allerlei decentrale informatiesystemen? Centraal inrichtingenbestand voor alle deelnemers en de Omgevingsdienst De Omgevingsdienst heeft voor de uitvoering van taken voor het afstemmingsplatform (afstemming met OM etc.) een centrale informatievoorziening nodig. En vanuit deze centrale informatievoorziening zou ook het nog in ontwikkeling zijnde InspectieView Milieu gevuld kunnen gaan worden. Logische stappen om tot een centrale informatievoorziening te komen zijn: het vaststellen van informatiebehoefte;
Welke minimale zaken ten aanzien van bedrijfsvoering wil je als Omgevingsdienst in huis registreren?
Hoe doe je dat?
Aan welke kwaliteit dienen de registraties te voldoen?
het maken van afspraken over toe te passen (landelijke) standaarden; het implementeren van de standaarden bij alle partijen die leveren aan de informatievoorziening; Het ontwerpen en realiseren van de centrale informatievoorziening. De stappen kunnen gedeeltelijk parallel worden uitgevoerd. De benodigde landelijke basisregistraties zijn waarschijnlijk pas na 1 januari 2013 gereed. Onder andere hierdoor is het niet realistisch om de centrale informatievoorziening voor die tijd gereed te hebben. Aangezien het samenwerken en uitwisselen van informatie met de ketenpartners wel een hoofddoelstelling van de Omgevingsdienst is wordt wel aangeraden om parallel aan de landelijke ontwikkelingen van standaarden voorzichtig te starten met dit traject, bijvoorbeeld in de vorm van een proeftuin met een klein aantal deelnemende partijen. Zo wordt alvast kennis en ervaring opgebouwd. Geadviseerd wordt te onderzoeken welke uitgangspunten bij de provincie en/of het Rijk gehanteerd worden voor subsidiemogelijkheden van een pilot.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
59
10.5 Geschetst beeld per 1 januari 2016 De
Omgevingsdienst
beschikt
over
één
systeem
voor
de
primaire
werkprocessen
van
de
Omgevingsdienst, afgestemd op de behoefte van de Omgevingsdienst en de deelnemers. De afstemming van de processen van de Omgevingsdienst en de deelnemers zijn in de systemen ingeregeld,
zogenaamde
koppelvlakken
tussen
de
systemen
van
alle
deelnemers
en
de
Omgevingsdienst zijn gereed. Daarnaast is er een centraal inrichtingenbestand. In het centrale inrichtingenbestand
staan
de
meest
actuele
gegevens
van
de
inrichtingen.
Het
centraal
inrichtingenbestand wordt gevoed door de systemen van de Omgevingsdienst en van de deelnemers. Dit betekent dat zowel de Omgevingsdienst als alle deelnemers geen ‘eigen’ administratie bijhouden in eigen systemen, maar centraal. Dit inrichtingenbestand dient als bron voor de Omgevingsdienst als het gaat om informatie-uitwisseling naar de ketenpartners en voor het maken van afspraken met het OM, maar dus ook voor de primaire processen van de Omgevingsdienst en van de deelnemers. 10.6 Technische infrastructuur en persoonlijke voorzieningen Om de informatievoorziening voor de Omgevingsdienst te kunnen faciliteren, moeten een aantal producten worden geleverd. Om alle medewerkers die werkzaam zijn binnen de Omgevingsdienst efficiënt te ondersteunen in hun werkprocessen, is een basis werkplekautomatisering een vereiste. Onder basis werkplekautomatisering wordt een PC of laptop verstaan met daarop aanwezig de toepassing Microsoft Office (Word, Excel, PowerPoint) en email, agendabeheer en contactinformatie. Voor de Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant geldt het principe van centraal en decentraal werken. Onder een decentrale werkplek wordt verstaan een werkplek bij een deelnemer of bij een medewerker thuis. Veel van de applicaties die de processen ondersteunen zijn niet geïnstalleerd op de werkplek, maar op centrale computersystemen (servers). Alle computersystemen zijn met elkaar verbonden middels een netwerk. Naast de computersystemen is randapparatuur benodigd om documenten te printen en/of te scannen. In de in bijlage 6 getoonde Product Breakdown Structure zijn deze producten weergegeven. Elk blokje stelt een keuze voor die gemaakt moet worden door de Omgevingsdienst. Naar aanleiding van deze keuze is duidelijk wat op 1 januari 2013 gerealiseerd moet zijn. De Product Breakdown Structure kan hiermee worden gebruikt als basis voor de te realiseren producten in een projectplan. De kosten voor ICT van de Omgevingsdienst zijn sterk afhankelijk van de taken die de Omgevingsdienst gaat uitvoeren en de daarmee samenhangende pakketten en kosten van die pakketten en evt. systemen.
Daarnaast
zijn
de
kosten
ook
afhankelijk
van
het
aantal
medewerkers
van
de
Omgevingsdienst. Bij een berekeningen moet worden uitgegaan van aantal medewerkers met vaste en mobiele werkplekken bij de Omgevingsdienst. Onduidelijk is wat die aantallen voor de Omgevingsdienst zullen zijn. Vraag is ook of rekening moet worden gehouden met bijzondere voorzieningen zoals mobiele applicaties die door middel van handhelds, ipads etc. zijn te gebruiken. Nadat helder is welke taken in de Omgevingsdienst worden ondergebracht en voor hoeveel werkplekken voorzieningen moeten worden ingericht kunnen de kosten worden berekend. Daarnaast zullen de vooren nadelen van het principe ‘ bring your own device’ inzichtelijk moeten worden gemaakt.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
60
11 Personele aspecten De vorming van de Omgevingsdienst heeft voor het personeel van wie de taken overgaan grote gevolgen. Dit gaat om rechtspositionele consequenties (welke regelingen zijn voor mij straks van toepassing? Heb ik nog wel een baan in de Omgevingsdienst en welke dan?) en persoonlijke gevolgen (Wie worden mijn collega’s? Wie wordt mijn leidinggevende?). In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de personele aspecten die hierbij aan de orde komen. 11.1 Sociaal Plan Voor het regelen van de personele gevolgen bij de vorming van de Omgevingsdienst is het wenselijk een Sociaal Beleidskader op te stellen. Op landelijk niveau zijn de VNG en de vakbonden al ver gevorderd met een “Landelijk Sociaal
Beleidskader voor de vorming van Uitvoeringsdiensten
Omgevingsrecht”. De tekst van dit kader ligt in klaar. Het is niet definitief vastgesteld, omdat (ten tijde van het schrijven van het bedrijfsplan) het overleg is stopgezet na de vastgelopen onderhandelingen over een nieuwe gemeente CAO. In dit Landelijk Sociaal Beleidskader worden de hoofdlijnen geregeld van de personele overgang. Zo is beschreven
het
uitgangspunt
“mens
volgt
taak”.
Daarnaast
zijn
de
verplichtingen
van
de
Omgevingsdienst omschreven in die zin dat de Omgevingsdienst verantwoordelijk is voor de plaatsing van de toegewezen ambtenaren. Ook de verplichtingen van de ambtenaar zijn beschreven in die zin dat de ambtenaar alles moet doen om een gelijke of passende functie te verkrijgen, en ook verplicht is een dergelijke functie te aanvaarden. Daarnaast zijn al afspraken opgenomen over financiële garanties. Aangezien over dit Landelijk Sociaal Beleidskader al verregaande overeenstemming is tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties
stellen
wij voor
dit
plan voor
de
vorming van de
Omgevingsdienst in Midden- en West-Brabant over te nemen. Ook in andere regio’s van vorming van de Omgevingsdienst wordt het Landelijk Sociaal Beleidskader als leidraad gebruikt. Aangezien het op landelijk niveau nog niet is vastgesteld dient hierover lokaal nog wel overeenstemming te worden bereikt van de vakbonden. In het Sociaal Beleidskader kunnen afspraken gemaakt worden over welke CAO van toepassing is op de nieuwe organisatie. Aangezien de organisatie een Gemeenschappelijke Regeling als rechtspersoon wordt, is de Omgevingsdienst een zelfstandige publiekrechtelijke werkgever. Het personeel komt in dienst van de Omgevingsdienst. Dit personeel behoudt dus de ambtelijke status en het deelnemerschap aan het ABP. Uitgangspunt voor het hanteren van de rechtspositie van de Omgevingsdienst is het aantal ambtenaren dat onder de gemeentelijke dan wel provinciale CAO valt. De verwachting is dat het grootste deel van de ambtenaren onder de gemeente CAO (CAR-UWO) valt en ligt het dus voor de hand ook deze CAO over te nemen voor de nieuwe organisatie. De nieuwe organisatie zal als zelfstandig werkgever ook een eigen pakket aan arbeidsvoorwaarden krijgen. Inmiddels is een uitvraag uitgezet bij de latende organisatie om te inventariseren welke
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
61
arbeidsvoorwaarden gebruikt worden. Aan de hand daarvan worden voorstellen gedaan voor het nieuwe pakket aan arbeidsvoorwaarden. Het Sociaal Beleidskader geeft kaders op hoofdlijnen volgens welke de overgang van het personeel naar de Omgevingsdienst wordt geregeld. Er zal een Sociaal Plan voor de Omgevingsdienst Midden- en WestBrabant moeten worden opgesteld. In het Sociaal Plan worden de kaders uitgewerkt. In het Sociaal Plan wordt opgenomen de plaatsingsprocedure, nader flankerend beleid, eventuele overgangsmaatregelen enz. 11.2 Personele overgang Het uitgangspunt voor de personele overgang is “mens volgt taak”. Dat betekent in principe dat iedere medewerker (die een dienstverband voor onbepaalde tijd heeft of uitzicht daarop) waarvan de latende werkgever
aangeeft
dat
zijn
taken
overgaan
naar
de
Omgevingsdienst,
overgaat
naar
de
Omgevingsdienst. Het uitgangspunt is dat ambtenaren volledig overgaan. Dat betekent dat er in principe geen dubbele dienstverbanden gaan ontstaan (0,5 naar de Omgevingsdienst en 0,5 bij de oude gemeente) of een verplichting tot een dienstverband voor een ander urenaantal. De werkgever heeft het recht om gelijk aan de in te brengen formatie ook mensen te plaatsen, maar niet de plicht hiertoe. Extra aandacht verdient de situatie van medewerkers met een divers takenpakket, waarvan een klein onderdeel Omgevingsdienst taken. Dit zal zich vooral voor kunnen doen in de kleinere gemeenten. Er kunnen twee mogelijkheden ontstaan: de latende organisatie draagt de Omgevingsdienst taken over (stel 0,3 fte) en wijst de medewerker die de taken uitvoert aan in de pre-allocatiefase (stel: met de resterende formatieomvang van niet Omgevingsdienst taken is 0,4 fte gemoeid). Moet in dit geval de Omgevingsdienst 0,4 fte formatieruimte vullen met taken en wat als dat niet lukt? de latende organisatie draagt in hetzelfde voorbeeld alleen de Omgevingsdienst taken over aan de Omgevingsdienst en zoekt in haar eigen organisatie naar aanvulling van taken voor de medewerker. Er zijn nog geen afspraken of regelingen die hierover uitsluitsel geven. Het advies is vooralsnog: de organisatie wijst in de preallocatie fase in ieder geval die medewerkers aan waarvan de betrekkingsomvang gelijk is aan de formatieomvang van de over te dragen taken; medewerkers met een gecombineerde taakinhoud gaan alleen over naar de Omgevingsdienst als de functie minimaal 0,5 fte over te dragen taken bevat; Er dient aandacht te zijn voor de ondersteunende functies (overhead). Daarbij stellen we voor om nadere afspraken te gaan maken die erop neerkomen dat de latende organisatie de personele overhead berekent die verbonden is aan de primaire formatie via de rekenmodule beschreven in bijlage 2 (aannames met kentallen voor opbouw personele overhead). Met betrekking tot de invulling van de overhead zal geput worden uit de deelnemende organisaties, waarbij de omvang van de overhead en de functies daarbinnen door de Omgevingsdienst wordt bepaald. Er worden nadere afspraken gemaakt over de plaatsing van medewerkers op functies van de personele overhead en de omvang waarbij
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
62
plaatsing is te realiseren. Uitgangspunt daarbij is een werkbare balans tussen de Omgevingsdienst en de latende organisatie. Bij teveel aanmeldingen binnen op een functie binnen de overhead zal plaatsing worden gerealiseerd door een kwalitatieve beoordeling van kandidaten door de Omgevingsdienst. Uitgangspunt is in ieder geval dat de personele inbreng in de Omgevingsdienst in evenwicht moet zijn met de financiële inbreng. In totaliteit kunnen de plussen en minnen tegen elkaar wegvallen. Indien geen ondergrens gehanteerd wordt, bestaat een reëel gevaar dat de Omgevingsdienst te veel bezetting krijgt ten opzichte van het takenpakket. Het voorstel is om een formatieplan Omgevingsdienst te maken. Daarin wordt bepaald hoeveel medewerkers er nodig zijn om de taken waar de nieuwe organisatie voor staat, uit te voeren. Deze inschatting zal zeker voor de eerste jaren afwijkingen kunnen vertonen, omdat de organisatie zich nog moet “settelen”. Zonder een formatieplan worden in eerste instantie alle aangeduide medewerkers geplaatst. Zonder de toets of er wel voldoende werk is. Het gevaar bestaat dat na een (paar) jaar blijkt dat de organisatie met minder mensen toe kan, en er een grootscheepse reorganisatie moet plaatsvinden. Indien bij aanvang van de organisatie duidelijk is met hoeveel mensen de taken gedaan kunnen worden, kan er directer gestuurd worden op het in overeenstemming brengen met elkaar van de taken en de formatie. Dit zal leiden tot minder kosten. 11.3 Plaatsingsprocedure In het Sociaal Plan wordt opgenomen volgens welke plaatsingsprocedure het personeel geplaatst gaat worden binnen de Omgevingsdienst. Hierover dient overeenstemming te worden bereikt met de vakbonden. De provincie heeft als wens om de plaatsing in de 3 Omgevingsdiensten gelijktijdig plaats te laten vinden. In grote lijnen zal de plaatsingsprocedure er als volgt uit zien: Duidelijk moet zijn welke taken en welke medewerkers overkomen naar de Omgevingsdienst; Er wordt een organisatiestructuur voor de nieuwe organisatie gemaakt; Deze organisatiestructuur is uitgewerkt in functiebeschrijvingen; Er wordt een overzicht gemaakt met een vergelijking van de oude functies met de nieuwe functies (was/wordt lijst); Alle medewerkers geven door middel van een belangstellingsregistratie aan voor welke functies zij in aanmerking willen komen; Een Plaatsingsadviescommissie stelt een plaatsingsplan op, waarbij alle medewerkers op een functie worden geplaatst. Medewerkers met een voortgezette functie zijn rechtstreeks geplaatst op deze functie. Medewerkers met een gewijzigde functie worden op basis van de belangstellingsregistratie, een gesprek of advies van derden, geplaatst; De Plaatsingsadviescommissie brengt het advies uit aan de directeur. De directeur maakt aan de medewerkers het voorgenomen besluit bekend. De medewerkers kunnen bij de directeur hun bedenkingen aangeven; De directeur legt het plaatsingsplan voor aan het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst. Deze besluit tot plaatsing; De medewerker ontvangt een ontslagbesluit uit zijn oude functie onder gelijktijdige aanstelling in de nieuwe functie;
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
63
Na het aanstellingsbesluit heeft de ambtenaar de mogelijkheid bezwaar te maken op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht. De functies in de nieuwe organisatie worden ingevuld door de medewerkers van wie de functie overgaat naar de Omgevingsdienst. Alleen als er functies daarna onbezet blijven worden ze opengesteld binnen de latende organisatie en daarna extern. Dit geldt ook voor de functies binnen de overhead. Een bijzonder rol in het plaatsingsproces nemen de sleutelposities in. Dit gaat om bijvoorbeeld de functie van directeur (externe procedure) en het nieuwe management (belangstellingsregistratie en keuze alleen uit geprealloceerde leidinggevenden van de latende organisaties). Voor deze functies geldt een andere procedure. Deze functies worden als eerste vervuld en op basis van geschiktheid. 11.4 Functies en schaalprofielen Als de organisatievorm van de nieuwe organisatie duidelijk is, worden alle functies van de nieuwe organisatie beschreven. Er wordt een functieboek opgesteld. Er dient daarom een keuze gemaakt te worden voor een systeem van functie beschrijven en functie waarderen. Veel in de Omgevingsdienst deelnemende organisaties beschrijven de functies nu al op een generieke wijze. Wij stellen daarom voor een systeem te kiezen dat hiermee overeenkomt. HR21 In juli 2010 is in opdracht van de VNG gestart met de ontwikkeling van een op de sector gemeenten toegesneden systeem van functiebeschrijving, dat tegemoet komt aan de wens om meer eenduidigheid te krijgen in functiewaardering en beloning. HR21 is gebaseerd op de drie-eenheid functiebeschrijving, competentieprofiel en resultaatbeschrijving: De generieke functiebeschrijving weerspiegelt de essentie van de functie in termen van niveaubepalende
taken
en
de
daarmee
samenhangende
verantwoordelijkheden
en
bevoegdheden. Het competentieprofiel beschrijft welk gedrag, houding en vaardigheden hiervoor nodig zijn. De resultaatbeschrijving is een weergave van concrete resultaatafspraken en de criteria op basis waarvan beoordeling plaatsvindt. Inmiddels zijn alle generieke functiebeschrijvingen voor gemeenten (101 normfuncties) beschreven en gewaardeerd. Al meer dan 30 gemeenten hebben dit systeem geïmplementeerd of zijn daarmee bezig. Circa 75 gemeenten hebben de intentie aan te sluiten en/of hebben belangstelling getoond. Ook de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft de intentie om aan te sluiten. Op dit moment wordt begonnen met de ontwikkeling van de twee volgende delen: competenties en de resultaatbeschrijvingen. Naar verwachting is dit in april 2012 afgerond.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
64
Omgevingsdienst – HR21 Het biedt voor de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant veel voordelen om te kiezen voor HR21: er is een compleet functieboek voorhanden; de functies hoeven dus niet meer beschreven te worden, maar bij de inrichting van de Omgevingsdienst kan gekozen worden uit de 101 reeds beschreven normfuncties; de functies zijn al gewaardeerd; er hoeft geen waardering meer plaats te vinden. Dat betekent dat aan de functies een bepaalde puntenscore is toegekend. Wel dient voor de Omgevingsdienst een conversietabel te worden opgesteld. Uit de conversietabel vloeit voort welke puntenaantal correspondeert met welke functieschaal. Pas aan de hand van de conversietabel is duidelijk welke schaal bij welke functie hoort. een korte implementatietijd; omdat er gebruik kan worden gemaakt van een kant en klaar systeem is een korte implementatietijd mogelijk. Een veel gehoord nadeel van generieke functies is dat deze zo algemeen zijn beschreven dat een medewerker zich er niet meer in herkent. Veel organisaties die generieke functies gebruiken maken dan ook daarnaast een vertaalslag van de functie naar het taakniveau van de medewerker. Dit kan in de vorm van prestatieafspraken, een aanvullende taakinhoud. Bekeken zal moeten worden in hoeverre deze verdiepingsslag ook gemaakt moet worden voor de Omgevingsdienst. Afhankelijk van hoever de ontwikkelaars van het systeem zijn met de uitwerking van fase twee (de competenties en resultaatbeschrijvingen) op het moment dat de Omgevingsdienst het functieboek overneemt, zal besloten worden tot het al dan niet opstellen van een aanvullende tekst bij de functiebeschrijvingen. Kosten Bij aansluiting bij HR21 moet een licentie betaald worden. De licentiekosten per maand zijn afhankelijk van het aantal fte’s van de organisatie. Voor de Omgevingsdienst zal dit naar verwachting uitkomen op € 650,- per maand (uitgaande van tussen de 200 en 400 fte’s). Dit zijn kosten voor de Omgevingsdienst. De implementatiekosten zijn afhankelijk van de keuze om het zelf te doen, uit te besteden of een mix. Als ervoor wordt gekozen om het zelf te doen, dan dienen enkele mensen een training tot ‘vakbekwaam toepasser HR21’ te volgen en te slagen voor het hieraan verbonden examen. De kosten bedragen per persoon € 725,-. De werkgroep Personeel schat in dat zij als werkgroep de implementatie voor haar rekening kan nemen. In ieder geval zijn twee personen uit die werkgroep bereid de cursus te volgen. (De cursus is inmiddels al gevolgd incl. examen) Voorstel: Het advies is om aan te sluiten bij HR21. Dit voorstel behoeft de instemming van de Bijzondere Ondernemingsraad. Over het opstellen van de conversietabel dient overeenstemming te worden bereikt met het Bijzonder Georganiseerd Overleg.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
65
11.5 Medezeggenschap In een reorganisatietraject heeft de medezeggenschap (OR en GO) bepaalde bevoegdheden. De vorming van de Omgevingsdienst, waarin gemeenten en provincie bepaalde taken en personeel overdragen, dient gezien te worden als een reorganisatietraject. De medezeggenschapsorganen hebben de taak om er op toe te zien dat de belangen van de werknemers in zo’n proces op een juiste manier gewaarborgd worden. Het is belangrijk de medezeggenschapsorganen in een zo vroeg mogelijk stadium in het proces te betrekken. In de situatie van de vorming van de Omgevingsdienst zouden we met 28 organisaties (26 gemeenten, RMD en Provincie) overleg moeten voeren over de personele gevolgen. Om dit overlegproces praktisch vorm te geven is het wenselijk om een Bijzondere Ondernemingsraad (BOR) en een bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) in te stellen. Bij het instellen van een BOR (en hetzelfde geldt voor het BGO) maken partijen gezamenlijk de afspraak dat zij bepaalde bevoegdheden mandateren aan het bijzondere orgaan, zodat zij namens alle deelnemers overleg kan voeren met de Omgevingsdienst i.o. Om het besluitvormings- en overlegproces zo efficiënt mogelijk in te richten, en de BOR en het BGO een volwaardige gesprekspartner te laten zijn van de projectorganisatie Omgevingsdienst, dienen zij volledig de rol van de lokale OR’en te kunnen overnemen op het specifieke terrein van de vorming van de Omgevingsdienst. Het is verstandig in een convenant naast de bevoegdheden ook vast te leggen hoe de samenstelling en werkwijze van de BOR en het BGO zal zijn. Uiteraard moeten goede afspraken gemaakt worden over welke onderwerpen op tafel van de BOR moet komen en welke bij het BGO. Op dit terrein lopen al initiatieven. De gezamenlijke OR’en hebben een werkgroep opgericht die de vorming van een BOR gaat voorbereiden. (Op 3 april 2012 is inmiddels de BOR opgericht) De provincie Noord-Brabant neemt in deze een bijzondere positie in. Daar gaan de medewerkers over naar drie verschillende Omgevingsdiensten. De provincie heeft de wens dat er zoveel mogelijk uniformiteit is tussen de 3 Omgevingsdiensten op het vlak van CAO-keuze, arbeidsvoorwaarden, functiewaardering, functiewaardering en om eventuele verschillen te ondervangen via een sociaal statuut.
Voor
de
provinciale
medewerkers
is
het
wenselijk
om
het
proces
tussen
de
3
Omgevingsdiensten op elkaar af te stemmen. Dit zou kunnen door het opstellen van een Provinciaal Sociaal Beleidskader. De onderhandelingen hiervoor zouden dan gevoerd worden door een provinciaal GO. Aandachtspunt hierbij is wel dat de vorming van de Omgevingsdiensten in Noord-Brabant qua fasen erg uit elkaar loopt, met ieder zijn eigen dynamiek. Een gezamenlijk optrekken mag het proces in Midden- en WestBrabant niet frustreren. Over welke concrete onderwerpen dient dan overleg plaats te vinden met het BGO? Vaststellen Sociaal Beleidskader inclusief keuze CAO (eventueel P-BGO); Vaststellen Sociaal Plan, incl. plaatsingsprocedure; Vaststellen conversietabel bij functiewaarderingssysteem; Op de CAO aanvullende financiële arbeidsvoorwaarden (reiskosten woon-werk verkeer, enz.).
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
66
Over welke concrete onderwerpen dient overleg plaats te vinden met de BOR? inrichting van de organisatie (advies); werving van de directeur (advies); vestigingslocatie (advies) keuze functiewaarderingssysteem (instemming); arbeidsvoorwaarden op het gebied van arbeidstijden, vakantieverlof e.d. (instemming). In deze fase van vorming van de Omgevingsdienst worden arbeidsvoorwaarden voorgelegd die voor het van start gaan van de Omgevingsdienst per 1 januari 2013 noodzakelijk zijn. Daarna zullen eigen medezeggenschapsorganen worden opgericht, die het overleg met de werkgever verder overnemen. 11.6 Draaiboek personeel In de paragrafen hiervoor is een schets gegeven van de stappen die gevolgd moeten worden om ervoor te zorgen dat het personeel op een zorgvuldige wijze de overstap kan maken naar de Omgevingsdienst. Per 1 januari 2013 is de Omgevingsdienst de werkgever voor het eigen personeel. De hiervoor beschreven stappen zijn weergegeven in een draaiboek dat is opgenomen als bijlage 7.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
67
12 Huisvesting 12.1 Eén of meer locaties De Omgevingsdienst wordt een organisatie met een hoge flexfactor. Daarmee is een belangrijk deel van de vraag naar huisvesting beantwoord. De medewerkers werken voor een deel op de decentrale werkplekken bij de opdrachtgevers en via andere vormen van het ‘Nieuwe Werken’. Het is belangrijk dat er een thuisbasis (één centrale huisvesting) voor alle betrokkenen is. Vanuit 28 organisaties komen de medewerkers, en die moeten elkaar kunnen vinden en een eenheid vormen. Het zal inspanning vragen om de medewerkers het gevoel te geven bij ‘de Omgevingsdienst’ te werken, zich te kunnen identificeren met hun nieuwe werkgever en saamhorigheid te creëren met hun nieuwe collega’s. De nieuwe werkwijze in de Omgevingsdienst vraagt om extra inzet van de leidinggevende qua aansturing. Werken met nevenvestigingen zou deze problematiek alleen maar versterken. Er is sprake van een nieuwe organisatie, met een voor de overheid nieuwe organisatievorm, die zijn eigen dynamiek moet kunnen hebben. Centrale huisvesting is meestal goedkoper dan decentrale huisvesting. Dat heeft te maken met de voorzieningen (dubbele receptie, postverwerking etc.). Decentrale huisvesting is alleen interessant als het gaat om logistieke vraagstukken. Een bijzondere situatie doet zich voor als het gaat om het Bureau Milieumetingen van de provincie. Deze taken worden ondergebracht in de Omgevingsdienst MWB. In het provinciehuis is specifieke huisvesting voor de meetwagens en laboratoria aanwezig. Verplaatsing hiervan brengt onevenredige kosten met zich mee. Het bureau verricht straks metingen voor de drie Omgevingsdiensten en om die reden is een centrale uitvalsbasis van de meetwagens wenselijk. Advies De Omgevingsdienst huisvesten op 1 locatie met gedeconcentreerde werkplekken bij de deelnemers. Uitzondering; huisvesting meetwagens/laboratoria vooralsnog handhaven op de huidige locatie. 12.2 Situering in de regio De Omgevingsdienst kan centraal worden gehuisvest ten opzichte van het werkaanbod, geografisch centraal of centraal bezien vanuit de woon-werk afstand van de medewerkers. Het aantal verkeersbewegingen met de auto moet worden beperkt. Reistijd is duur, tijdens kantooruren en woon-werk verkeer. Het aantal verkeersbewegingen wordt pas inzichtelijk als duidelijk wordt welke gemeenten welke taken zullen inbrengen. Het landelijke basistakenpakket is de minimale inbreng voor elke deelnemer. Dit kan worden gehanteerd in de locatiekeuze: het zwaartepunt van de omzet bepaald de
locatie.
Het
woon-werkverkeer
van
medewerkers
fluctueert
door
verandering
van
het
personeelsbestand en verhuizingen. Dit is geen stabiele factor voor de locatiekeuze. De locatie van de deelnemers van de Omgevingsdienst is constant. Centrale geografische keuze binnen het gebied is een optie. Advies Bij de situering van de Omgevingsdienst de bereisbaarheid mee laten wegen als factor en dit af te wegen aan de hand van centrale situering in het gebied of op basis van zwaartepunt van de omzet.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
68
12.3 Criteria voor locatiekeuze Voor de locatie in het gebied is onderzocht welke criteria voor de Omgevingsdienst belangrijk zijn. Het is wenselijk dat de locatie bereikbaar is per openbaar vervoer. Het hoeft geen stationslocatie te zijn, maar de afstand van het openbaar vervoer tot de locatie moet goed beloopbaar zijn. Veel medewerkers zullen vanwege de inhoud van het werk, bezoek aan bedrijven op bedrijventerreinen en bezoek aan de deelnemers/opdrachtgevers, met eigen vervoer (auto) komen. Een goede bereikbaarheid met eigen vervoer is een must. Bij de locatie dient parkeergelegenheid voldoende en gratis beschikbaar te zijn voor de medewerkers. Indien gekozen wordt voor bedrijfsauto’s, dan moet de parkeervoorziening hiervoor goed afsluitbaar zijn. Het is wenselijk om een winkelvoorziening in de nabijheid te hebben; het blijkt dat dit door medewerkers aantrekkelijk wordt gevonden. Advies Ligging in het gebied, de reistijd van medewerkers tussen hoofdvestiging en gedeconcentreerde werkplekken moet acceptabel zijn Bereikbaar per openbaar vervoer Stationslocatie niet nodig Acceptabele loopafstand tot openbaar vervoer Goede bereikbaarheid eigen vervoer Gelegen nabij uitvalswegen Voldoende parkeergelegenheid Gratis parkeren voor de medewerkers Parkeervoorziening afsluitbaar (voor de bedrijfsauto’s) Nabijheid van winkelvoorziening gewenst maar niet doorslaggevend 12.4 Criteria voor het gebouw Onderzocht is welke criteria aan het gebouw van de Omgevingsdienst zou moeten worden gesteld. Landelijk gezien wordt volgens de NEN 2748 uitgegaan van 20 m2 bvo per werkplek. Hierin zijn kantine, werkplek, gangen, toilet, vergaderruimte en archief en sobere ontvangstruimte (receptie) opgenomen; De grote vergaderkamers (denk hierbij aan vergaderingen van alle deelnemers) veronderstellen we aanwezig bij de deelnemers. Om de flexibilisering maximaal te houden, rekening houden met mogelijke groei en krimp van de Omgevingsdienst, bestaat de voorkeur voor huisvesting in een bedrijfsverzamelgebouw en bestaat de voorkeur voor een huurpand voor de Omgevingsdienst. Het gebouw dient 24 uur per dag (7 dagen per week) benaderbaar te zijn. Dit in verband met de beschikbaarheid van dossiers in geval van calamiteiten (niet alle dossiers zullen zijn gedigitaliseerd). Als overheid en zeker als Omgevingsdienst heb je een voorbeeldfunctie. Hierop dient de mate van duurzaamheid afgestemd te
worden. Bij de
keuze
van een gebouw
dient
het
energielabel
/duurzaamheidsaspecten in de afweging een factor te zijn.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
69
De Omgevingsdienst vormt de backoffice van de organisaties van de deelnemers. De uitstraling van het pand moet daarbij passen. Een sobere en doelmatige huisvesting wordt voorgesteld. Het pand moet flexibel indeelbaar zijn, moet het nieuwe werken ondersteunen. Hetgeen betekent dat er veel aandacht moet zijn voor ICT-faciliteiten én een inrichting waarbij de medewerker een werkplek kan kiezen die past bij de soort werkzaamheden die hij gaat doen. Bijvoorbeeld een stiltewerkplek, plek voor overleg met een paar collega’s, open werkplek, gezamenlijke keukentafel, inloopwerkplek enz. Binnen 20 m2 bvo per werkplek is dit te realiseren. Advies Tenminste 3.500 m2 bvo, uitgaande van 20m2 bvo per werkplek en rekening houdend met de flexfactor Huurpand Huurprijs max. € 140,00/m2 bvo per jaar Facilitaire kosten max. € 130,00/m2 bvo per jaar 24/7 toegang tot het gebouw Aanwezigheid energielabel/duurzaamheidsaspecten; speelt rol bij keuze voor gebouw Voorkeur voor bedrijfsverzamelgebouw; gebouw leent zich voor inkrimping en uitbreiding Sober en doelmatige huisvesting Flexibel indeelbaar Gebouw is per 1/1/13 beschikbaar en kan dan ingericht zijn 12.5 Selectieproces huisvesting In dit hoofdstuk zijn adviezen benoemd voor de keuze van de locatie en het gebouw voor de centrale huisvesting van de Omgevingsdienst. De vermelde adviespunten worden aangescherpt tot criteria met beoordelingspunten voor de locatiekeuze en de gebouwkeuze. De deelnemers kunnen potentiële gebouwen voor de centrale huisvesting van de Omgevingsdienst aandragen. Deze worden beoordeeld op basis van de criteria en voorzien van een advies voorgelegd aan de portefeuillehouders voor een definitieve keuze. Het proces voor de keuze van de locatie en het gebouw wordt in een apart document uitgewerkt.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
70
Bijlage 1:
Intentie taakinbreng Omgevingsdienst
Een belangrijke pijler voor de Omgevingsdienst MWB is de taakinbreng van de deelnemers en de formatie / budgetten die gemoeid zijn met de taakinbreng. De taakinbreng bepaalt: - De omvang van de Omgevingsdienst en daarmee de organisatiestructuur, doorrekening en hoogte van de exploitatie, omvang van huisvesting, etc.; - De aard van de werkzaamheden van de Omgevingsdienst en ondersteunende faciliteiten die nodig zijn; - De personele bezetting van de Omgevingsdienst en de toekomstige plaatsing van personeel. In februari is een laatste uitvraag gedaan bij alle deelnemers naar de voorgenomen taakinbreng in de Omgevingsdienst en de formatie en/of budgetten die in de huidige situatie (uitvoeringswijze 2012) worden ingezet voor de over te dragen taken. Er is inzicht gevraagd in de bedrijfsmilieutaken en de verzoektaken. De tabel bevat de resultaten van de inventarisatie. Vervolgens een toevoeging om een volledige indicatie te kunnen geven van de omvang van de Omgevingsdienst. Dit resulteert in een totale formatie omvang van de Omgevingsdienst van 250 fte. Daarmee is de begroting van de Omgevingsdienst doorgerekend in dit bedrijfsplan. De formatie omvang van de Omgevingsdienst MWB is 250 fte. In een voorgaande versie van het bedrijfsplan was de omvang berekend op 275 fte (scenario met minimale inbreng landelijke basistaken door alle deelnemers). Het verschil is te verklaren door:
Enkele gemeenten die een projectbudget inzetten voor uitvoering door RMD hebben dit nog niet definitief opgegeven als een budget dat beschikbaar wordt voor de Omgevingsdienst.
Er is nauwelijks formatie opgegeven voor ketentoezicht. Sommige gemeenten geven aan dat de formatie onderdeel is van hun totaalopgave voor de landelijke basistaken. Bij veel gemeenten is het twijfelachtig of de volledige formatie is opgegeven die nodig is voor uitvoering van het ketentoezicht wat valt onder de landelijke basistaken
Resultaten taakinventarisatie
Formatie
1) Budgetinbreng deelnemers omgerekend in fte
61
2) Formatie inbreng deelnemers in fte
159
Subtotaal taakinventarisatie
220
Toevoeging taken 3) Formatie BRIKS taken provinciale bedrijven
5
4) SEPH taken / Gemeenschappelijke taken
10
5) ‘Optionele’ taken
15
Subtotaal toevoeging taken
30
Totaal omvang Omgevingsdienst MWB
250
Tabel 1: Resultaten inventarisatie taakinbreng op hoofdlijnen
Toelichting op de tabel Ad 1: De door deelnemers opgegeven budgetten (uitbesteding adviesbureaus, uitvoering door RMD) zijn gedeeld door € 102.600,- (gemiddelde kostprijs per fte) om deze om te rekenen naar formatie.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
71
Ad 2: Totaal van de opgegeven formatie bij provincie en gemeenten voor in te brengen taken. Ad 3: Inschatting van de formatie op basis van analyses die zijn gemaakt bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen provincie en gemeenten om deze taken door gemeenten uit te laten voeren. Ad 4: Uitgaande van de opgave van de RMD dat hiermee 3200 uur per jaar is gemoeid en uitgaande van de inschatting van de omvang van gemeenschappelijke taken in het bedrijfsplan (circa 10 fte) minus de formatie/budgetten die zijn opgegeven voor deze taken (deze zitten al in 1 of 2) Ad 5: Veel gemeenten geven aan om (verzoek)taken in te willen brengen maar hebben hiervoor geen indicatie afgegeven voor de omvang in fte of budgetten. Ook geven gemeenten aan dat ze projectgebudgetteerde taken willen inbrengen maar dat de omvang zich daarvan vooraf laat bepalen. Het gaat om een behoorlijk volume. Dit is conservatief geraamd op een omvang van 15 fte. Hierover komt snel meer duidelijkheid.
De volgende tabel geeft meer gedetailleerd inzicht met per deelnemer de totale budgetten en formatie voor de taakinbreng. Dit is een specificatie van onderdelen 1) en 2) van tabel 1 Deelnemer
Budgetinbreng totaal
Formatie inbreng totaal
Aalburg
€
173.930
Alphen-Chaam
€
25.000
1,5
Baarle-Nassau
€
12.050
1,7
Bergen op Zoom
€
1.152.360
Breda
€
7.426
17,1
Dongen
0,9
Drimmelen
€
64.000
0,4
Etten-Leur
1,8
Geertruidenberg
€
215.000
Gilze en Rijen
€
45.000
Goirle
€
73.000
Halderberge
€
385.000
Hilvarenbeek
€
30.000
2,5
2,0
Loon op Zand
2,6
Moerdijk
€
677.100
9,5
Oisterwijk
€
63.000
3,0
Roosendaal
€
820.558
Rucphen
€
173.000
Steenbergen
€
200 000
Oosterhout
5,8
Tilburg
21,3
Waalwijk
5,0
Werkendam
1,0
Woensdrecht
€
155.000
Woudrichem
€
28.000
Zundert
€
45.000
2,0
Milieusamenwerking regio Tilburg
6,2
Provincie Noord-Brabant
€
1.900.000
75,0
Totalen
€ 6.244.424
159,3 fte
Tabel 2: Opgave budgetten en formatie voor taakinbreng per deelnemer
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
72
Tenslotte is een overzicht opgenomen van de taakinbreng per deelnemer op de bedrijfsmilieutaken en de verzoektaken. Dit inzicht maakt het volgende inzichtelijk: -
17 van de 27 deelnemers brengen minimaal alle VTH Milieutaken in; 10 gemeenten brengen minimaal de landelijke basistaken in
-
er is een grote bereidheid tot afname van verzoektaken. Op alle van de gedefinieerde verzoektaak zijn er intenties bij de deelnemers om deze taak in de Omgevingsdienst onder te brengen.
X
X
X
Baarle-Nassau
X
X
X
Bergen op Z.
X
X
Breda
X
X
Dongen
X
Drimmelen
X
Etten-Leur
X
Geertr.berg
X
X
Gilze en Rijen
X
X
Goirle
X
Halderberge
X
Hilvarenbeek
X
X
Loon op Zand
X
X
Moerdijk
X
X
Oisterwijk
X
Oosterhout
X
X
Roosendaal
X
X
Rucphen
X
X
Steenbergen
X
Tilburg
X
Waalwijk
X
Werkendam
X
Woensdrecht
X
Woudrichem
X
Zundert
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
BOA leefbaarheid
Bijzondere Wetten
APV
gegevensbeheer
Milieukaarten /
Externe veiligheid X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
?
X
X
?
?
?
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X X
X
X
X
X
?
X
X
Lucht
X
X
X
Geluid
Milieu onderzoek
Beleidsadvisering
inrichtingsgebonden
Milieutoezicht nietX
X
X
vergunningen Wabo
Milieuadvisering
Milieuzonering
X
Milieucommunicatie
Alphen-Chaam
ruimtelijke plannen
X
BOA milieu
X
Toezicht Wabo
X
Vergunningen Wabo
Aalburg
Milieuadvisering
Repressief (juridisch)
Overig VTH Milieu
LBT
Bijlage: Inventarisatie bedrijfsmilieutaken en verzoektaken
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
73
Bijlage 2:
Omvang efficiëntiekorting Gemeentefonds
Inleiding In het landelijke bestuursakkoord is vastgelegd dat een efficiëntiekorting wordt doorgevoerd in het Gemeentefonds die € 100 miljoen bedraagt vanaf 2014 en € 50 miljoen en € 80 miljoen in 2012 en 2013. De korting is verwerkt in de septembercirculaire. Dat betekent dat gemeenten de gevolgen in hun begroting tot uitdrukking brengen. Deze bijlage bevat een weergave van de korting per gemeente, een toelichting op de berekening van het bedrag en een vertaling van de korting naar de Omgevingsdienst op basis van de uitgangspunten die zijn gevolgd bij de landelijke berekening van de korting. Omvang efficiëntiekorting De uitkering van het Gemeentefonds per gemeente is gebaseerd op ruim 60 maatstaven. Op basis van deze maatstaven is in de tabel per gemeente aangegeven wat de bijdrage uit het Gemeentefonds is in 2011 en de omvang van de efficiëntiekorting van € 100 miljoen op jaarbasis. De bedragen per gemeente zijn indicatief, want ze zijn gebaseerd op de algemene maatstaven (verdeelsleutels) van het gemeentefonds. Bij diverse gemeenten moet er een correctie plaatsvinden voor de decentralisatieuitkeringen en de uitkering WMO. Daardoor kunnen er verschillen tussen het bedrag in de tabel en het werkelijke bedrag. De korting is ruim €5,6 miljoen in de regio Midden- en West-Brabant. Onderbouwing De
omvang
van
de
efficiëntiekorting
is
afkomstig
uit
het
onderzoek
‘kosten-batenanalyse
Omgevingsdiensten’ van juni 2009. In dit onderzoek staat dat de omgevingsdiensten in de meest verregaande variant (= uitvoering alle taken omgevingsrecht) een besparing kunnen opleveren van € 215 miljoen per jaar. Daarbij is berekend dat de huidige uitvoeringskosten voor overheden ruim € 1,2 miljard zijn. Overigens is ook berekend dat de kosten de eerste twee jaren toenemen (in totaal circa € 600 miljoen) door initiële en achterblijvende kosten. Bij de totstandkoming van het landelijke regeerakkoord zijn de uitkomsten uit het onderzoek vertaald in een landelijke efficiëntiekorting van € 100 miljoen. De landelijke efficiëntiekorting is afgeleid van de kosten-batenanalyse die uitgaat van de vorming van een omgevingsdienst die alle VTH Wabo-taken uitvoert voor de provincie en gemeenten. In totaal gaat het dan landelijk om de inzet van circa 11.200 fte4. De formatie voor uitvoering van de gemeentelijke landelijke basistaken zijn 1.934 fte5. De gemeentelijke landelijke basistaken zijn in omvang 17% van de omvang voor de inzet van VTH Wabo-taken van provincies en gemeenten waarop de korting is berekend.
4
5
De uitvoeringskosten voor VTH Wabo taken van provincies en gemeenten zijn € 1.256 miljoen. Uitgaande van een gemiddelde kostprijs van € 112.000 per fte (dat is de gemiddelde kostprijs voor de regio die in de Businesscase is berekend) is de inzet 11.200 fte. Het rapport ‘Regionale uitvoeringsdiensten, initiële kosten en terugverdientijd’ van februari 2011 bevat een berekening van de gemeentelijke inzet voor de landelijke basistaken. Dit is 1.934 fte (directe en overhead).
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
74
De tabel bevat de omvang van de efficiëntiekorting voor 17%.
Korting vanaf 2014 Gemeente
Totale uitkering GF
(100%) o.b.v.
in 2011
verdeelsleutels
Omvang gerelateerd
gemeentefonds
aan landelijke basistaken (17%)
Aalburg
9.699.567
53.871
€
9.158
Alphen-Chaam
7.290.419
40.491
€
6.883
Baarle-Nassau
7.277.271
40.418
€
6.871
69.253.090
384.629
€
65.387
185.613.618
1.030.891
€
175.251
Dongen
20.296.993
112.729
€
19.164
Drimmelen
19.123.974
106.214
€
18.056
Etten-Leur
35.265.763
195.865
€
33.297
Geertruidenberg
17.183.753
95.438
€
16.224
Gilze en Rijen
19.659.722
109.189
€
18.562
Goirle
18.280.506
101.529
€
17.260
Halderberge
23.772.887
132.034
€
22.446
Hilvarenbeek
10.851.993
60.272
€
10.246
Loon op Zand
17.712.328
98.374
€
16.724
Moerdijk
27.776.054
154.267
€
26.225
Oisterwijk
20.083.154
111.541
€
18.962
Oosterhout
46.829.038
260.087
€
44.215
Roosendaal
74.970.348
416.382
€
70.785
Rucphen
17.837.318
99.068
€
16.842
Steenbergen
19.831.006
110.141
€
18.724
236.738.498
1.314.837
€
223.522
Waalwijk
39.162.122
217.505
€
36.976
Werkendam
20.093.083
111.596
€
18.971
Woensdrecht
17.896.001
99.394
€
16.897
Woudrichem
11.138.663
61.864
€
10.517
Zundert
16.741.125
92.980
€
15.807
1.010.378.294
5.611.606
€
953.973
Bergen op Zoom Breda
Tilburg
Totaal
Tabel: Uitkering Gemeentefonds per gemeente en omvang efficiëntiekorting
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
75
Bijlage 3:
Aannames en kentallen exploitatiebegroting
Bij de doorrekening in de exploitatiebegroting is gebruik gemaakt van een groot aantal financiële kentallen. Deze zijn uitvoerig besproken en getoetst in de werkgroep Financiën en in werkgroepen die de betreffende onderdelen aangaan. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de financiële kentallen die zijn gehanteerd. Deze zijn ontleend aan ramingen van andere Omgevingsdiensten en getoetst aan de praktijk bij provincie en gemeenten. Financiële kentallen exploitatiebegroting op basis van 175 fte primaire productie. (gebaseerd op eerste inventarisatie Brabants maatwerk) 1. Personeelskosten 1.0 Productiviteit 1.1 Salariskosten
1.350 uur per fte primair proces Jaarsalaris = Maandsalaris trede 9 salarisschaal x 13,70 Gemeentelijke schaal
Trede 8 is gemiddelde inschaling. 13,70 = 12 mnd salaris, 8% vak. geld, 6% eindejaarsuitkering, toeslag levensloop. 1,27 is opslag voor sociale lasten, wachtgeld, etc
1.2 Werkgeverslasten
27% opslag op salariskosten
1.3 Opleiding
2% opslag op salariskosten
1.4 Overige personeelskosten primair
11% opslag op salariskosten
1.5 Overige personeelskosten overhead
5% opslag op salariskosten
1.6 Mobiliteitsfonds/ loopbaanbegeleiding
2% opslag op salariskosten primair
1.6 Inhuur bij ziekte
1,2% opslag op salariskosten (4% ziekte, 20% ziekte vervangen via inhuur, inclusief opslag voor marktprijs inhuur van 50%)
1.7 Personele overhead
Omvang in fte per 100 fte totaal Financiën: 3 Controller: 0,3 P&O: 1,9 Marketing en communicatie: 0,6 Facilitaire Zaken: 4,1 Management: 4,1 Secretariaat: 4,7 Kwaliteitszorg: 0,5 I&A: 1,7
2. Uitbesteding 2.1 Inhuur van derden
Verplichting CAO gemeenten: budget € 120.000,- voor organisatie met 200 medewerkers. Betreft langdurig verzuim bovenop normale verzuim van 4% waar opvang voor nodig is in primaire productie. Omgevingsdienst heeft geen budget om deze inhuur te bekostigen. Schaalverdeling (aannames!) Financiën: schaal 9 Controller: schaal 13 P&O: schaal 9 Marketing en comm: schaal 10 Facilitaire zaken: schaal 6 Management: schaal 13 Secretariaat: schaal 6 Kwaliteitszorg: schaal 10 I&A: schaal 9
Stelpost opgenomen voor onderzoek en extern advies
3. Overige directe kosten 3.1 Kosten taakgebonden auto’s 4. Indirecte kosten A. Huisvesting 4.A.1 Correctie bezetting
Regionale
Reis- en verblijfkosten, telefoon/data, ARBO, representatie, personeelsactiviteiten Reis- en verblijfkosten, telefoon/data, ARBO, representatie, personeelsactiviteiten
€ 14.000,- per auto
Het gaat om terreinwagens, bijvoorbeeld voor het buitengebied
43%
Gebaseerd op onderling delen van werkplekken door medewerkers bij ‘natuurlijke’ afwezigheid en invulling van gedeconcentreerd werken
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
76
4.A.2 Kosten meubilair per werkplek 4.A.3 Inrichting vergaderruimte 4.A.4 Omvang werkplek 4.A.5 Huurprijs 4.A.6 gas/water/elektra/onderhoud 4.A.7 Vergoeding decentrale huisvesting bij fulltime bezetting
B. ICT 4.B. Afschrijving investering ICT ICT begroting 5. Onvoorzien 5.1 Post onvoorzien
€ 265,-
Per werkplek €1750,- / 10 jaar (incl. rente). Rente en afschrijving is opgenomen bij de kapitaallasten € 50.000,- / 10 jaar (incl. rente)
20 m2 totaal bvo per persoon € 140,- per m2 € 30,- per m2 € 5.400,- per werkplek per jaar
Opgenomen als kosten voor de Omgevingsdienst, de organisaties die werkplekken beschikbaar stellen ontvangen deze vergoeding naar rato van gebruik.
In 5 jaar wordt er afgeschreven Budget circa € 4.500,- per fte voor ICT In het Excelbestand is een gedetailleerde begrotingsopzet opgenomen voor ICT 5% opslag op kosten excl. personeelskosten
Opslag op personele en materiële overhead. De Omgevingsdienst is een nieuwe organisatie waarbij onvoorziene kosten kunnen optreden.
Productiviteitsnorm De productiviteitsnorm (uren die in rekening worden gebracht) van 1.350 uur is als volgt berekend: URENBEREKENING VOOR PRODUCTIEVE MEDEWERKERS Werkweek van 36 uur - > 7,2 uur / dag bruto beschikbare uren volgens CAR/UWO af: werkgeversverlof *) bruto beschikbaar ziekteverzuim 4% (=norm) bruto beschikbaar na ziekteverzuim basisverlof 22 dagen **) netto beschikbaar af aan indirect productief: werkoverleg, afdelingsoverleg opleidingen, vakliteratuur overig indirect productief
1.836,0 -24,7 1.811,3 -72,5 1.738,9 -158,4 1.580,5 60,0 100,0 70,5 230,5 1.350,0
netto productieve uren (declarabel) *) optioneel: werkgeversverlof (aanvulling op CAO): - Bevrijdingsdag - carnaval - vrijdag na hemelvaart - ½ dag voor kerstmis - ½ dag op oudjaar
wisselend di vr wisselend wisselend 7,2
*
0,71 1,00 1,00 0,36 0,36 3,43
=
24,7
**) dus excl. evt. leeftijdsverlof
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
77
Huisvesting In de huisvesting is een deeltijdfactor toegepast van 90% en een correctiefactor toegepast van 43% om het aantal werkplekken te berekenen op basis van de formatie en de personeelsinbreng. Daarbij is de volgende onderbouwing gehanteerd: % formatie op omvang Omgevingsdienst
functieprofiel
basisoppervlakte
21% Overhead
20 m2
0,90
19% vergunningverleners Handhavers/toezichtho 40% uders
20 m2
0,68
20 m2
0,27
14% Adviseurs
20 m2
0,72
4% projectleiders
20 m2
0,63
2% BOA
20 m2
0,18
gemiddelde flexfactor
0,56
100% FTE
Omvang productieve formatie Omvang overhead Totaal omvang organisatie
Regionale
flexfactor
250,0 fte
gemiddelde oppervlakte per fte x gemiddelde flexfactor minimaal benodigde oppervlakte gebouw
67,5 fte 317,5 fte
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
11,16 m2 3544 m2 BVO
78
Bijlage 4:
Aanloopkosten
Onderstaande tabel bevat de aanloopkosten voor de vorming van de Omgevingsdienst. In de tabel zijn alle mogelijke kosten opgenomen. Daarbij wordt onderbouwd of er sprake is van aanloopkosten die dekking behoeven door deelnemers of dat het gaat om mogelijke kosten die niet worden gemaakt (bijvoorbeeld door acties met inzet van medewerkers van deelnemers te doen) of dat het kosten voor de latende organisatie zijn (te dekken door iedere deelnemer afzonderlijk).
Type kosten
Omvang
Frictie (achterblijvend personeel) Boventallig personeel primaire proces
Eventuele frictiekosten maken geen onderdeel uit van de aanloopkosten. Ze worden opgevangen door de latende organisatie. Uitgangspunt is het
Boventallig
personeel
primaire
overhead
vermijden van frictiekosten door afspraken te maken over onderlinge herschikking binnen de gemeente en mogelijk tussen gemeenten. In principe blijft hetzelfde aantal medewerkers nodig voor de taakuitvoering
Flankerend beleid
en management en ondersteuning. Frictiekosten nemen af bij integrale overdracht
van
taken.
Frictiekosten
zijn
beperkt
door
bestaande
taakoverdracht van eigenaar-gemeenten naar RMD en door integrale overdracht van provinciale vergunningstaken.
Sociaal Plan (medewerkers naar Omgevingsdienst) Afwijkende arbeidsvoorwaarden
Kosten doordat medewerker hun individuele rechten behouden en hogere personeelsasten kennen dan op grond van hun functie indeling. Dergelijke
Individuele rechten (uitloopschaal e.d)
meerkosten
doen
zich voor
na
plaatsing
van
personeel
naar
de
Omgevingsdienst en maken onderdeel uit van de exploitatie van de Omgevingsdienst. Projectkosten Externe ondersteuning
€ 125.000,- / € 150.000,- voor algemene externe ondersteuning € 100.000,- voor kwartiermaker (12 maanden) € 40.000,- voor (secretariële) ondersteuning kwartiermaker
Oprichten GR
Eigen
beheer
(juristen
provincie,
gemeenten,
RMD,
landelijke
voorbeelden), geen kosten Inhuur voor compensatie deelnemers
ureninzet
Er
vindt
geen
secretarissen,
compensatie
managers
en
voor
de
ureninzet
medewerkers
door
gedurende
bestuurders, de
vorming
Omgevingsdienst. Het uitgangspunt is om een evenredige verdeling te maken over de deelnemers qua inzet.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
79
Type kosten
Omvang
Vergaderkosten
Er vindt geen verrekening plaats van vergaderkosten. Uitgangspunt is spreiding over de deelnemers met gesloten beurzen.
P&O:
begeleiding
plaatsing,
functiewaardering, bijzondere OR
€ 100.000,- voor werving en selectie sleutelposities, het maken van een systeem
van
functiebeschrijving
en
functiewaardering,
afhandeling
bezwaren en begeleiding bij plaatsing Opleiding
€ 100.000,- voor een integratie en introductieprogramma voor beoogde medewerkers Omgevingsdienst voor onderlinge
binding,
gedrag en
vaardigheden Automatisering
Kosten voor ICT (inclusief eenmalige aanloopkosten) zijn opgenomen in de exploitatiebegroting. Uitgangspunt is dat de Omgevingsdienst dit beschouwt als een te activeren post. Dit betekent dat kosten in de exploitatie zijn opgenomen en via het tarief worden doorbelast vanaf 2013. Er is rekening gehouden met kapitaallasten (aantrekken van geld om investeringen te doen en het betalen van rente). Dit betekent wel dat de Omgevingsdienst i.o. in 2012 over liquide middelen moet beschikken om investeringen te kunnen doen.
Verhuizing, communicatie
€ 50.000,- / € 75.000,-
Milieu informatie in ICT systeem
Opgenomen in exploitatiebegroting. Betreft overzetten van historische milieugegevens van de deelnemers naar het ICT systeem van de Omgevingsdienst.
Inrichten planning en control systeem
Kosten voor alle systemen (financieel, tijdregistratie, P&O etc.) zijn opgenomen in de exploitatiebegroting
Onvoorzien
€ 100.000,-
Samenvatting voorlopige raming aanloopkosten De voorlopige raming heeft betrekking op de proceskosten. Alle overige kosten maken onderdeel uit van de exploitatie van de Omgevingsdienst en worden vanaf 2013 gedekt via de tarieven.
Type kosten
Omvang
Kwartiermaker en algemene ondersteuning
€
265.000
Personeel (plaatsing, functiewaardering)
€
100.000
Opleiding
€
100.000
Communicatie en verhuizing
€
50.000
Onvoorzien
€
100.000
Totaal
€
615.000
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
€
- 290.000
€
- 75.000
tot €
665.000
en
West-Brabant
80
Omgevingsdienst
Verdeling aanloopkosten vorming RUD Inbreng bedrijven landelijke basistakenpakket
Gemeenten
Verdeelsleutel op basis van 2/3e taakinbreng en 1/3e deel op basis van inwoneraantal
Inwoneraantal
Taakinbreng landelijk basistakenpakket naar uren in VTH voor een gedefinieerd uitvoeringsniveau
Inwoners
Bedrag
%
987
12.614 €
4.611
0,71%
Alphen-Chaam
3680
9.436 €
11.875
1,83%
Baarle-Nassau
5611
6.703 €
17.018
2,62%
Bergen op Zoom
2513
65.845 €
16.512
2,54%
Breda
9181
173.299 €
50.814
7,82%
Dongen
1426
25.061 €
7.631
1,17%
Drimmelen
2015
26.591 €
9.533
1,47%
Etten-Leur
2166
41.524 €
12.078
1,86%
Geertruidenberg
1823
21.087 €
8.204
1,26%
Gilze en Rijen
4997
25.975 €
17.986
2,77%
Goirle
1410
22.761 €
7.258
1,12%
Halderberge
2466
29.291 €
11.206
1,72%
Hilvarenbeek
6727
14.978 €
21.386
3,29%
Loon op Zand
1733
23.016 €
8.221
1,26%
Moerdijk
6159
36.536 €
22.809
3,51%
Oisterwijk
3675
25.827 €
14.181
2,18%
Oosterhout
6336
54.136 €
25.807
3,97%
Roosendaal
4215
77.529 €
23.040
3,54%
Rucphen
2823
22.484 €
11.267
1,73%
Steenbergen
3514
23.224 €
13.351
2,05%
11187
204.853 €
61.022
9,39%
Waalwijk
4065
45.751 €
18.114
2,79%
Werkendam
2638
26.371 €
11.286
1,74%
Woensdrecht
6089
21.635 €
20.501
3,15%
Woudrichem
1278
14.430 €
5.701
0,88%
Zundert
7197
21.025 €
23.586
3,63%
€
195.000
30,00%
€
650.000
100%
Aalburg
Tilburg
Provincie
-
Totale aanloopkosten
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
81
Bijlage 5:
Analyse juridische verankering Omgevingsdienst
Mogelijke vormen van de juridische verankering De juridische verankering van de Omgevingsdienst kan op basis van een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke vorm. De volgende varianten zijn denkbaar: Publiekrechtelijke samenwerkingsvorm: 1) Bezit
Openbaar Lichaam rechtspersoonlijkheid
en
kan
zelfstandig
functioneren
in
het
maatschappelijk
verkeer.
Deelnemende gemeenten en provincie kunnen taken en eventueel bevoegdheden overdragen. Het openbaar lichaam oefent de taken en verantwoordelijkheden onder eigen verantwoordelijkheid uit. 2)
Gemeenschappelijk Orgaan
Oprichting
van
een
gezamenlijk
bestuursorgaan
waaraan
(beschikkings)bevoegdheden
zijn
overgedragen. Geen rechtspersoon. Eén van de partners richt een bestuur voor op voor de aansturing van
gemeenschappelijke
activiteiten.
Het
gemeenschappelijk
orgaan
oefent
de
taken
en
verantwoordelijkheden onder eigen verantwoordelijkheid uit. 3)
Centrumconstructie
Eén van de samenwerkende partijen oefent bepaalde bevoegdheden uit namens partijen. Het bestuursorgaan van de centrumpartij oefent de bevoegdheden uit namens deelnemers. 4)
Lichte gemeentelijke regeling
In een publiekrechtelijke overeenkomst (convenant, bestuursovereenkomst) leggen de deelnemers hun onderlinge afspraken vast. De regeling biedt geen basis voor delegatie of mandaat. Het is feitelijk een afspraak tussen bestuursorganen. 5)
Zelfstandig Bestuursorgaan
Een ZBO wordt ingesteld bij wet. De wet bepaalt wat de taken en bevoegdheden van het bestuursorgaan zijn en hoe het orgaan wordt samengesteld. Privaatrechtelijke samenwerkingsvorm: 6)
Vennootschap (NV of BV)
BV en NV zijn rechtspersonen waarvan het kapitaal in aandelen is verdeeld. Aandelen van een NV zijn vrij verhandelbaar en van een BV niet. Vennootschappen hebben een bestuur, algemene vergadering van aandeelhouders en eventueel raad van commissarissen. 7)
Stichting
Een stichting is een rechtspersoon met een bestuur maar geen controlerend mechanisme in de vorm van een vergadering van aandeelhouders of leden. Wel kan een raad van toezicht worden ingesteld. Een
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
82
stichting wordt opgericht om met een vermogen een doel te realiseren; in de statuten staat vermeld welk doel dat is. De sturingsmogelijkheden zijn beperkt, mede omdat overheidsinstanties in beginsel niet deelnemen aan het bestuur. Beoordeling van samenwerkingsvormen Voor de Omgevingsdienst gelden criteria waar een te kiezen samenwerkingsvorm aan dient te voldoen. De samenwerkingsvormen zijn aan deze criteria getoetst. Deze toetsing is gebaseerd op een analyse van
een
provinciale
werkgroep
en
vergeleken
en
aangevuld
met
landelijke
analyses
van
samenwerkingsvormen door het ‘Programma Uitvoering met Ambitie’. De criteria zijn: Rechtspersoon om overheveling van personeel mogelijk te maken en om zelfstandig op te kunnen treden. Continuïteit op lange termijn: een financieel gezonde organisatie met een takenpakket dat continuïteit garandeert voor de lange termijn. Aansturing/uniformiteit: mogelijkheid van efficiënt opdrachtgeverschap door een rechtsvorm die uniform kan functioneren voor de deelnemers. Flexibel: de mogelijkheid om te gaan met budgetaanpassingen en taakveranderingen die de deelnemers wensen. Inbreng mogelijk van provinciale en gemeentelijke taken Verantwoording: een goede beheersstructuur voor eigenaren en opdrachtgever met duidelijke aanspreekbaarheid en verantwoordingsplicht Betrokkenheid: het bevoegd gezag maakt deel uit van de samenwerkingsvorm en neemt een besluitvormende positie in. De beoordeling levert het volgende beeld (toelichting op de beoordeling staat in bijlage 1): Publiekrechtelijk Criteria
Privaatrechtelijk
Openbaar
Gemeen-
Centrum-
Lichte
Zelfstandig
Vennoot-
lichaam
schappelijk
constructie
regeling
bestuurs-
schap
orgaan
Stichting
orgaan
1) rechtspersoon
+
-
+
-
+
+
+
2) continuïteit
+
+
-
-
+
+
+
3) aansturing
+
+
-
+
+
-
-
4) flexibel
+
+
-
-
-
+
+
5) inbreng
+
+
+
+
+
+
+
6) verantwoording
+
+
-
-
-
-
-
7) betrokkenheid
+
+
-
+
-
-
-
bevoegd gezag Tabel : Beoordeling van mogelijkheden juridische verankering
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
83
Bijlage 6:
Kwaliteitsparameters Omgevingsdienst
In onderstaande tabel worden in hoofdlijnen de parameters gegeven voor de gewenste situatie en monitoring
voor
de
onderwerpen:
dienstverlening,
vakinhoud,
organisatie
en
bedrijfsvoering.
Vervolgens zijn aan de hand van de parameters de te bereiken doelen aangegeven. Tevens is daarbij aangegeven in welk jaar deze doelen bereikt moeten zijn. Tot slot is de ongewenste situatie benoemd. Deze ongewenste situatie is een soort noodremsysteem. Als een dergelijke ongewenste situatie optreedt, betekent dit dat de kwaliteit niet op orde is ofwel dat er actie moet worden ondernomen. Toelichting tabel Dienstverlening: 1. De medewerkers van de Omgevingsdienst zijn op de hoogte van de lokale situatie. Ofwel de Omgevingsdienst denkt mee en is daarmee een verlengde backoffice van de klant. 2. Advisering omtrent vergunningverlening gebeurt zoveel mogelijk conform het werkproces van de desbetreffende klant. Kanttekening: het geheel leveren van maatwerk zal niet gaan met 27 opdrachtgevers c.q. klanten (daarin moet een balans worden gevonden). De Omgevingsdienst is hiermee de verlengde backoffice van de klant en is betrouwbaar. 3. Terugkoppeling vindt regelmatig en tijdig plaats. Dus niet alleen op de wettelijke momenten in het vergunningen- of handhavingsproces. 4. Goede bereikbaarheid door 1 aanspreekpunt per klant bij de Omgevingsdienst (een soort relatiebeheerder). Dit voorkomt het ‘kastje naar de muur’-effect. Hierdoor is de Omgevingsdienst een betrouwbare partner, waarbij ‘afspraak is afspraak’ voorop staat. 5. De afspraken tussen klant en Omgevingsdienst verlopen goed, het werken met 1 aanspreekpunt loopt goed enzovoort. 6. De advisering (taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving incl. de specialistische werkzaamheden) gebeurt correct, accuraat en duidelijk, waarbij meedenken met de klant voorop staat. Het gaat hierbij om leveren van kwaliteit, tijdigheid en inlevingsvermogen. Dit inlevingsvermogen mag echter niet de objectiviteit in de weg staan. De Omgevingsdienst adviseert tenslotte vanuit zijn deskundigheid. 7. De advisering vindt zo spoedig mogelijk maar tenminste binnen de afgesproken termijn plaats. Vakinhoud: 1. Zie punt 6 bij dienstverlening. 2. Er is sprake van uniformiteit in advisering. De medewerkers van de Omgevingsdienst passen weten regelgeving, handhaving e.d. uniform toe (level playing field). 3. Er is een opleidingsplan op organisatieniveau en op medewerkersniveau. Het gaat daarbij niet alleen om vakinhoudelijke opleidingen, maar bijvoorbeeld ook om sociale vaardigheden. Dit opleidingsplan moet per 1 januari 2013 gereed zijn, uitvoering hiervan vindt vanaf 2013 plaats. 4. Het gaat hier om de borging in de begroting en in uren van voldoende personeel, om functieomschrijvingen, om opleidingen enzovoort. 5. De medewerkers moeten voldoende zijn ingeburgerd bij de klanten waarvoor zij hun werkzaamheden uitvoeren. Kennis van culturen, collega’s ‘kennen’ etc. Organisatie: 1. De processen moeten zodanig worden ingericht dat er voldoende flexibiliteit is om klantwensen te kunnen honoreren. 2. De medewerkers moeten zich prettig voelen in de organisatie (sfeer, ontwikkelingsmogelijkheden, ruimte voor nemen initiatieven e.d.). 3. – 4. De managers zijn transparant in hun doen en laten, geven medewerkers de ruimte om zich te ontwikkelen en geven de medewerkers de ruimte om eigen initiatieven en eigen verantwoordelijkheid te nemen bij hun werkzaamheden. 5. De afgesproken controlcyclus wordt gevolgd.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
84
6. Het gaat hier om de realisatie van het afgesproken uitvoeringsprogramma tussen opdrachtgever (gemeenten, provincie) en opdrachtnemer (Omgevingsdienst): aantal adviezen rond vergunningen, aantal controles, aantal termijnoverschrijdingen, aantal bezwaar- en beroepprocedures enzovoort. 7. De ingevoerde werkprocessen worden gevolgd en verbeterd waar nodig. 8. Benchmarking intern door collega’s met elkaar mee te laten lopen en benchmarking extern door collega’s van andere Omgevingsdiensten mee te laten lopen/meelopen met collega’s van andere Omgevingsdiensten. Hierdoor leert men van elkaars ervaringen. Dit verhoogt de kwaliteit. Bedrijfsvoering: 1. De hoofdprocessen (werkprocessen) voor de VTH-taken zijn gereed voordat met de werkzaamheden wordt gestart. 2. – 3. Zie toelichting bij punt 2 dienstverlening. 4. – 5. De automatisering van de gemeenten/provincie en Omgevingsdienst is op elkaar afgestemd. Dit moet in ieder geval resulteren in werkbare afspraken per 1 januari 2013 voor informatieuitwisseling (gelet op het feit dat verschillende gemeenten op dit gebied recentelijk investeringen hebben gedaan m.b.t. de Wabo). Uiteindelijk moet dit leiden tot één vergunningensysteem (met termijnbewaking) en één managementsysteem. Verder moet de interne automatisering bij de Omgevingsdienst zelf per 1 januari 2013 dusdanig gereed zijn dat de medewerkers per 1 januari 2013 hun werkzaamheden kunnen verrichten. Daarbij is het van belang dat de aangeschafte ICTmiddelen toekomstbestendig zijn. Het optimaliseren van de automatisering binnen de Omgevingsdienst is vervolgens een groeiproces. 6. De financiële middelen, die nodig zijn voor het uitoefenen van de taken van de Omgevingsdienst (incl. overhead e.d.) moeten beschikbaar zijn. 7. – 8. Zie toelichting bij punt 2 van vakinhoud. 9. Zie toelichting hij punt 6 van de organisatie. 10. Zie toelichting bij punt 8 van organisatie. 11. -
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
85
Parameters
Dienstverlening
Vakinhoud
Organisatie
Bedrijfsvoering
Gewenste situatie
Hoge mate van klanttevredenheid:
Autoriteit
Structuur en cultuur in balans:
Processen op orde en lean:
1) 2)
Vakbekwaamheid:
1) 2) 3) 4) 5)
1) 2) 3)
Bereikbaarheid/tijdigheid/ reactiesnelheid
Kritieke massa/opleidingen/
INK model
Werkprocessen VTH gereed Heldere P&C-cyclus Zoveel mogelijk conform werkproces opdrachtgever 4) Werken conform werkprocessen en controlcyclus 5) Automatisering Omgevingsdienst op orde en afgestemd op de klanten 6) Borging financiële middelen 7) Efficiënte inkoop Periodiek externe audit:
5) 6)
Werkaanbod:
Audit:
8) Uniformiteit in advisering
3)
6)
9)
3) 4)
Monitoring
7)
Inlevingsvermogen medewerkers. Zoveel mogelijk conform werkproces opdrachtgever. Regelmatige terugkoppeling. 1 aanspreekpunt per klant bij de Omgevingsdienst
Goede werking klantcontacten Advisering is correct, accuraat en tijdig Advisering minimaal binnen afgesproken termijn
1) 2)
4) 5)
Advisering is correct, accuraat en tijdig Uniformiteit in advisering
Opleidingsplan op organisatie- en medewerkersniveau Borging voldoende kwalitatief personeel Inburgering medewerkers Omgevingsdienst bij klanten
Concreet doel
2013:
2013:
2012
2014
De Omgevingsdienst is bereikbaar, resultaatgericht, betrouwbaar (afspraak is afspraak. 2014:
e.v.
2013
(wanneer bereikt)
Ongewenste
De Omgevingsdienst is de verlengde backoffice met feeling voor de lokale situatie, zonder dat daarbij inbreuk wordt gedaan op de objectiviteit van de Omgevingsdienst.
klachten
De Omgevingsdienst voldoet aan de criteria kritieke massa van de KPMG. 2014: De robuustheid van de Omgevingsdienst wordt gewaarborgd door voldoende kwalitatief personeel
Ondeskundigheid
7) 8)
Flexibiliteit Tevredenheid medewerkers Open communicatie intern en extern Open managementstijl Serieus omgaan met controlcyclus
Mate realisatie uitvoeringsprogramma VTH Werken conform werkprocessen Benchmarking intern en extern
2013: De Omgevingsdienst werkt gestructureerd: volgens vastgestelde en verbeterde werkprocessen. 2014: De Omgevingsdienst is transparant, zowel intern als extern. De Omgevingsdienst komt zijn afspraken na ofwel is een betrouwbare partner. 2015: De medewerkers van de Omgevingsdienst vinden de Omgevingsdienst een aantrekkelijke werkgever. De Omgevingsdienst is een kwalitatief hoogwaardige organisatie. Onbalans, chaos
Gebeurtenis
Regionale
Mate realisatie uitvoeringsprogramma VTH 10) Benchmarking intern en extern 11) Mate werken conform werkprocessen en controlcyclus 2012:
De financiële middelen om de Omgevingsdienst operationeel te laten zijn, zijn geborgd. 2013: De Omgevingsdienst is dusdanig ingericht dat medewerkers hun werk zo optimaal mogelijk kunnen doen. 2015: De Omgevingsdienst organisatie is lean. De Omgevingsdienst levert hoogwaardige kwaliteit. De Omgevingsdienst is een betrouwbare partner. Geen processen geïmplementeerd Verspilling
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
86
Bijlage 7:
ICT
Inventarisatie huidige situatie deelnemers Er heeft een inventarisatie naar bestaande ICT voorzieningen bij de deelnemers plaatsgevonden. Aan de hand van de antwoorden op de vragen uit die vragenlijst zijn een aantal eerste conclusies getrokken. Hieronder volgen die conclusies. Vergunningen/handhaving applicatie Uit de inventarisatie valt op dat er drie meest voorkomende pakketten zijn voor de ondersteuning van de primaire processen bij de deelnemers. De pakketten zijn SBA van Stadsbeheer, SquitXO van Roxit en MPM/OVX van Centric. Voor de handhaving hebben een beperkt aantal deelnemers maatwerkpakketten. Dat geldt met name voor de grote gemeenten en de provincie. Tijdens de inventarisatie zijn de kosten van deze pakketten niet eenduidig door de deelnemers opgegeven. De applicatie van de primaire processen wordt in bijna alle gevallen voor meer dan enkel de milieutaken ingezet. Dit vergroot de complexiteit bij mogelijke ontvlechting. Koppelingen De applicaties van de primaire processen hebben in veel gevallen een koppeling naar de frontoffice/digitale loket van de deelnemers. Dit betekent dat ingeval het loket bij de deelnemende partij blijft hier extra aandacht aan besteed moet worden. Aangegeven is dat registratie van aanvragen, maken van afspraken en doorgeven van statusinformatie activiteiten zijn die vanuit de frontoffice op dit moment bij veel deelnemers mogelijk zijn. Gebruik van het omgevingsloket Er wordt door de deelnemers verschillend van het omgevingsloket (OLO) gebruik gemaakt. In ongeveer de helft van de gevallen wordt alleen gebruik gemaakt van de aanvraagmodule van het OLO. In de andere helft van de gevallen wordt OLO gebruikt als behandelmodule. Uitbesteden of zelf doen? Een aantal deelnemers heeft de hosting van de applicatie(s) uitbesteed aan een centrumgemeente of aan een gemeenschappelijke regeling (Equalit). De meeste deelnemers besteden de hosting van hun applicatie niet uit, maar doen dat intern. Applicaties voor ondersteunende processen Er zijn deelnemers die aangeven dat de door hun gebruikte ondersteunde systemen geschikt zijn voor gebruik door de Omgevingsdienst. Nader onderzoek is gewenst om de mogelijkheden in beeld te krijgen en een keuze te kunnen voorleggen. In bijlage 6B bij dit document vindt u de vragenlijst en een tabel met de antwoorden van de deelnemers op de gestelde vragen
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
87
Bijlage 7A
Zaakgericht werken en de Omgevingsdienst
Zaakgericht werken en de Omgevingsdienst Binnen de Omgevingsdienst zijn er verschillende soorten afdelingen, functies en rollen met flink variërende werkzaamheden aanwezig. Wel werken alle medewerkers volgens bepaalde afspraken zoals vastgesteld in het Omgevingsdienst kwaliteitsysteem. Deze afspraken zorgen voor een continue kwaliteit en optimale dienstverlening richting klanten. Er is voor de Omgevingsdienst medewerkers een aantal softwaretoepassingen beschikbaar. Dit document probeert in vogelvlucht het centrale werkproces van de Omgevingsdienst uit te leggen met verschillende subprocessen en dit te koppelen aan mogelijke softwaretoepassingen. Waarom een uniforme werkwijze voor de Omgevingsdienst? Medewerkers van de Omgevingsdienst gaan ‘zaakgericht werken’. Deze uniforme werkwijze is de basis van de wijze waarop het centrale werkproces binnen de Omgevingsdienst wordt ingericht. Een
uniforme
opdrachtgevers
werkwijze
is
verwachten
noodzakelijk van
de
voor
een
dienst
Omgevingsdienst,
naast
als
de
Omgevingsdienst.
vakinhoudelijke
kennis,
De een
professionele efficiënte manier van werken waarin klantgerichtheid en dienstverlening centraal staan. Het goed invullen van deze aandachtspunten door de Omgevingsdienst volgens het zaakgericht werken draagt direct bij aan de continuïteit van de Omgevingsdienst.
Wat is zaakgericht werken? Het principe van zaakgericht werken is eenvoudig. Binnen zaakgericht werken staat het perspectief van de klant centraal. Van alle binnenkomende klantvragen en verzoeken wordt, ongeacht het binnenkomende kanaal (brief, mail, fax etc.) digitaal een ’zaak’ aangemaakt. De gangbare definitie van een zaak is: “Een samenhangende hoeveelheid werk met een gedefinieerde aanleiding en een gedefinieerd resultaat, waarvan de doorlooptijd en de kwaliteit bewaakt moeten worden. Een zaak heeft een begin en een einde en een bepaalde duur en is de unieke uitvoering van een proces. Een zaak valt onder een zaaktype en resulteert in een product”. De klantvraag wordt intern in behandeling genomen en gedurende de behandeling/uitvoering worden aanvullende documenten en informatiestukken aan de digitale map, het zogenaamde ’zaakdossier’ toegevoegd. Medewerkers hebben per klant inzage in alle zaken en hebben dus kennis over de context van binnenkomende klantverzoeken. Deze informatie stelt ze in staat om gericht informatie te verstrekken aan de klant of aan intern betrokken medewerkers. In het kader van de dienstverlening richting klanten is het belangrijk dat de informatie centraal en dus op één plaats wordt vastgelegd en beschikbaar is voor alle betrokkenen. De zaak is benoemd als het centrale gegeven (knooppunt) waaromheen informatie wordt vastgelegd,
zoals
informatie
over
de
aanleiding/de
klantvraag,
klantinformatie,
planning,
documenten en besluiten. Aan een zaak wordt tevens de urenregistratie gekoppeld. Binnen een zaak worden dié gegevens vastgelegd die nodig zijn om als organisatie een werkproces uit te voeren en daarbij een product of dienst te leveren aan de klant.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
88
Het zaakgericht werken heeft vier pijlers. De zaak is het middelpunt en is verbonden met te leveren producten, opgeslagen gegevens (data/documenten) en financiële informatie. Dit alles vanuit een proces gericht op de vraag van de klant. Product Kenmerkend voor het zaakgericht werken en een zaak is dat er, naar aanleiding van een vraag, altijd een product of een dienst opgeleverd wordt aan een opdrachtgever (intern of extern). Er is binnen het zaakgericht werken dus altijd een einddoel dat behaald moet worden. Dit moet vooraf altijd helder zijn. Het product dat opgeleverd wordt komt tot stand door middel van de werkprocessen. Data/documenten De juiste omgang met gegevens heeft in het zaakgericht werken een belangrijke rol. Gegevens die behoren bij een afhandeling van een zaak worden op een centrale toegankelijke plaats in digitale vorm opgeslagen. Het zaakgericht werken heeft een essentiële rol in het digitale archiveringsproces van de Omgevingsdienst. Belangrijke informatie is dus altijd direct beschikbaar. Financiële informatie/ tijdregistratie Aan het zaakgericht werken zit tevens een financiële administratie gekoppeld. De Omgevingsdienst is een dienst die werkzaamheden voornamelijk voor klanten uitvoert tegen betaling. Rondom een zaak is de urencalculatie en –registratie de basis voor de facturatie na oplevering van het product of dienst. Alle werkzaamheden van Omgevingsdienst medewerkers zijn gekoppeld aan uren die zoveel als mogelijk aan (declarabele)zaken zijn gekoppeld. Ook wordt de inkoop van middelen t.b.v. een zaak geregistreerd. Proces Het proces van zaakgericht werken stelt de klantvraag centraal. Het verbindt Zaakmanagement, Documentmanagement, Relatiebeheer en Financiële administratie. Dit alles met als doel om op een uniforme,
klantgerichte,
efficiënte
en
dienstverlenende
manier
te
kunnen
werken.
De
werkzaamheden om tot een op te leveren product te komen worden altijd volgens het Omgevingsdienst kwaliteitsysteem uitgevoerd. De status (voortgang en afhandeling) van een zaak is door de centraal vastgelegde gegevens op ieder moment inzichtelijk. Deze informatie kan helpen bij de verantwoording met betrekking tot een zaak. Tevens worden gegevens vastgelegd die belangrijk zijn voor de archivering van de zaak. Het zaakgericht werken heeft dus een essentiële rol in het digitaal archiveren van informatie voor de Omgevingsdienst. Het zaakgericht werken heeft impact op alle onderdelen van de Omgevingsdienst. Vanuit verschillende functies en rollen zijn Omgevingsdienst medewerkers gekoppeld aan zaken. Medewerkers voeren specifieke werkzaamheden uit gekoppeld aan zaken welke weer gekoppeld zijn aan klanten.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
89
Welke softwaretoepassingen zouden kunnen worden gebruikt? De Omgevingsdienst zal een aantal softwaretoepassingen gaan gebruiken die zijn ingevoerd of geactualiseerd om medewerkers volgens het zaakmodel te laten werken. Er wordt bij de start van de Omgevingsdienst onderscheid gemaakt tussen: -
centraal beschikbare toepassingen van de Omgevingsdienst (blauw)
-
combinatie
centraal
en
decentraal
beschikbare
toepassingen
van
opdrachtgevers,
afhankelijk van overeen gekomen dienstverlening met de opdrachtgever (oranje) -
landelijke toepassingen (groen)
RUD loket
RUD processen
RUD data
Zaak en tijdregistratiesysteem
subject
Werkstroomondersteuning
object
RUD-Zaakloket
Managementinformatiesystemen
Klantrelatiebeheersysteem WEBcontent Documentmanagementsysteem
Publicaties
Primair (WABO) systeem v VTH/Klachten&meldingen/ Bezwaar&Beroep
Risicokaart
Expert systemen BIS/GIS/VMK/etc
actor
Zakenmagazijn Projectregistratie
Materiegegevens PIOFACH data Managementdata
PIOFACH systemen Kantoorautomatisering
Samenwerkings ruimte
Uitwisselings ruimte
InspectieView Milieu
RUD interactieve samenwerking
Inspectieruimte BRZO
RUD ketenpartners
Welke stappen zijn er te onderscheiden in het zaakmodel? Om als Omgevingsdienst volgens het zaakmodel te kunnen werken zullen er voor medewerkers een aantal werkprocessen worden ingericht. Iedere Omgevingsdienstmedewerker zal vanuit zijn functie of rol een verantwoordelijkheid hebben in de werkprocessen. De toegankelijkheid van de ondersteunende softwaretoepassingen of delen hiervan zijn tevens afhankelijk van functie, rol en hieraan gekoppelde rechten. We bespreken de hoofdzaken van de werkprocessen ten behoeve van het zaakgericht werken binnen de Omgevingsdienst.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
90
Plan In de planfase wordt georganiseerd dat de beschikbare capaciteit en expertise is afgestemd op de te verwachten klantvragen. (o.a. opdrachtgevers leveren hiertoe tijdig werkprogramma’s aan, er wordt een schatting gemaakt voor overige taken, en de benodigde capaciteit wordt ingeschat en de Omgevingsdienst zorgt ervoor dat deze aanwezig is of tijdig kan worden aangetrokken) Order Een zaak begint altijd met een vraag van de klant, een order. Dit kan zowel een interne als een externe vraag betreffen. De klantvraag kan via verschillende kanalen binnenkomen. Bijvoorbeeld: Via het OLO Via een bedrijf dat een melding doet Via contactpersonen bij opdrachtgevers, mondeling, telefonisch per e-mail Via een werkprogramma toezicht & handhaving welke door de Omgevingsdienst direct te vertalen is naar uit te voeren zaken Etc. Deze klantvraag wordt altijd geregistreerd in het zakenloket van de Omgevingsdienst. De mate waarin dit geautomatiseerd kan gebeuren of wie dit doet is afhankelijk van het kanaal, echter het eindresultaat van de registratie is gelijk. En vanaf dat moment start er een kanaalonafhankelijk werkproces. De geregistreerde klantvraag wordt vervolgens doorgezet naar het behandelende team van de Omgevingsdienst. Opdracht In deze stap start het zaakmanagement. In principe is zaakmanagement het beheerproces rondom het
verloop
van
een
zaak,
van
begin
tot
eind.
Het
zaakmanagement
ligt
bij
de
zaakverantwoordelijke medewerker. Per afdeling worden hier interne afspraken over gemaakt. Naar aanleiding van een (klant)verzoek wordt een zaak aangemaakt door de zaakverantwoordelijke persoon. De zaakverantwoordelijke controleert de voorgaande stappen, plan en order, of deze op elkaar aansluiten, volledig zijn en conform overeengekomen afspraken. Zo ja, dan wordt de zaak geaccepteerd en gaat men beginnen met het uitvoeren van de opdracht. Dit begint met het inrichten van de zaak. Het op te leveren product wordt eraan toegekend, de verwachte uren/capaciteit en middelen worden aan de zaak gekoppeld. De verschillende activiteiten die nodig zijn om een zaak tot een goed einde te brengen worden toegewezen aan personen met hieraan gekoppeld een aantal te besteden uren. Afhankelijk van het product in welke mate het hier om een standaard workflow betreft, waarbij activiteiten, te besteden uren en doorlooptijden uit templates kunnen worden overgenomen. Iedere Omgevingsdienstmedewerker dient alle gewerkte uren te verantwoorden, zowel intern als extern. Registratie van gewerkte uren vindt plaats in de tijdschrijfmodule.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
91
Afhankelijk van de afgesproken dienstverlening wordt de calculatie nog voorgelegd aan de opdrachtgever in de vorm van offerte alvorens de Omgevingsdienst overgaat tot uitvoering van de opdracht. De zaakverantwoordelijke medewerker stelt na afronding van de zaak factuurvoorstellen op voor de klant. Ook beheert deze persoon het volledige verloop van de zaak: van het aanmaken tot het opleveren van het product of dienst gekoppeld aan de facturatie. De betreffende documenten, en ook de eerder geregistreerde klantvraag worden bij de zaak vastgelegd. Resultaatdocumenten worden aan de opdrachtgever opgeleverd. Wanneer het bevoegd gezag verantwoordelijk is voor de archivering zijn dit voor de Omgevingsdienst ‘slechts’ adviesdossiers die onderdeel uitmaken van het organisatiearchief. Wanneer het bevoegd gezag ook de archivering heeft overgedragen aan de Omgevingsdienst dan zullen de stukken gearchiveerd worden als Wabo-dossiers. Er zal door de Omgevingsdienst altijd zaakmanagement plaatsvinden vanuit de centrale systemen. Het is echter mogelijk dat de Omgevingsdienst en opdrachtgevers overeenkomen dat de Omgevingsdienstmedewerker werkt met het primaire Wabo systeem van de opdrachtgever. Dit om voor de opdrachtgever een betere procesintegratie te bewerkstelligen. In dat geval worden de inhoudelijke documenten ook bij de opdrachtgever opgeslagen. Echter ook in deze gevallen zal er bij de Omgevingsdienst een zaak aangemaakt en ingericht worden, opdat de Omgevingsdienst overzicht houdt over alle werkzaamheden en in staat is deze te monitoren. Overzicht Er zijn verschillende overzichten denkbaar. Te verwachten valt dat er overzichten gemaakt moeten worden ten einde de diverse aspecten van de van een dienstverlenende organisatie als Omgevingsdienst te kunnen monitoren. Op het niveau van de zaak is het in ieder geval van belang dat de zaakverantwoordelijk overzicht heeft of de zaak op tijd is, binnen budget en voldoet aan de afgesproken kwaliteit. Periodiek dan wel na afloop van de zaak worden de gemaakte uren middels een factuur in rekening gebracht. Instructie Om volgens het zaakmodel te kunnen werken zullen hiervoor instructies en opleidingen nodig zijn. Speciale aandacht vraagt hierbij het gebruik van de decentrale systemen. Medewerkers hebben ook hiervoor instructie nodig. Hier dient in de planfase al rekening meegehouden te worden. Richtlijn Hierin
liggen
in
ieder
geval
de
afspraken
over
de
werkwijze
van
elk
proces
vast.
(kwaliteitsysteem?)
Hoe zou dit straks in de praktijk kunnen gaan werken? Om wat meer inzicht te krijgen in hoe dit zaakmodel straks in de praktijk kan gaan werken zijn met de werkgroep een paar mogelijke praktijksituaties doorlopen.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
92
Situatie: Wabo-aanvraag gemeente Tilburg Gemeente Tilburg wordt een van de opdrachtgevers voor de Omgevingsdienst. Deze gemeente gaat het minimale basispakket afnemen bij de Omgevingsdienst. Daarnaast wordt waarschijnlijk overeengekomen dat de medewerkers van Omgevingsdienst bij Tilburg op locatie gaan werken en daar ook gebruik maken van het Wabo-systeem en het DMS van gemeente Tilburg. Planfase:
Gemeente
Tilburg
en
dienstverleningsovereenkomst
afgesloten
basispakket
Verder
gaat
afnemen.
de waarin
is
Omgevingsdienst staat
dat
overeengekomen
hebben
Tilburg dat
het
een
minimale
medewerkers
van
Omgevingsdienst bij Tilburg op locatie gaan werken en daar ook gebruik maken van het Wabo-systeem en het DMS van gemeente Tilburg. OP basis van deze afspraken wordt jaarlijks een werkprogramma begroot en de Omgevingsdienst plant hiervoor capaciteit. Bovendien houdt de Omgevingsdienst er rekening mee dat de medewerkers die voor gemeente Tilburg gaan werken bekent zijn met de daar te gebruiken systemen. Order: Bedrijf A, dient bij het OLO een aanvraag in. Deze wordt door gemeente Tilburg in behandeling genomen. Men ziet dat ook het milieuaspect onderdeel van de aanvraag is en schakelt de Omgevingsdienst in rechtstreeks vanuit het OLO, of door tussenkomst van een medewerker. Het resultaat is de registratie van een klantvraag in het zaakloket van de Omgevingsdienst. De klantvraag wordt doorgezet naar het betreffende team. Opdracht: De zaakverantwoordelijke beoordeelt de aanvraag en na acceptatie wordt de zaak ingericht als opdracht en er wordt een medewerker aan toegekend, die bekend is met de Tilburgse werkwijze. Voor het uitvoeren van de activiteiten, de benodigde inhoudelijke informatie etc. wordt gebruik gemaakt van het Wabo-systeem, het DMS, maar ook kantoorautomatisering van gemeente Tilburg. Uren worden geregistreerd in het systeem van de Omgevingsdienst en na afronding van de zaak meldt hij/zij deze ook af bij de Omgevingsdienst. Overzicht Gemeente Tilburg behoudt het totale over zicht op de afhandeling van de Waboaanvraag. Dit houdt in dat de Omgevingsdienst beperkte mogelijkheden heeft om de doorlooptijd en kwaliteit te bewaken. Wel kan de Omgevingsdienst het afgesproken budget bewaken. En de Omgevingsdienst blijft de werkzaamheden factureren. Instructie Gemeente Tilburg is verantwoordelijk voor het geven van de instructie over haar systemen. De Omgevingsdienst is verantwoordelijk om geïnstrueerde medewerkers in te zetten. Richtlijn Voor dat gedeelte dat de Omgevingsdienst medewerkers afhandelen in de systemen van gemeente Tilburg, daarvoor gelden dan ook de richtlijnen van de gemeente Tilburg.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
93
Situatie: Wabo-toezicht en handhaving gemeente Oisterwijk De gemeente Oisterwijk wordt een van de opdrachtgevers voor de Omgevingsdienst. Deze gemeente gaat diensten afnemen in het kader van VTH bij de Omgevingsdienst. Hierbij wordt waarschijnlijk overeengekomen dat de medewerkers van de Omgevingsdienst in Oisterwijk op locatie komen werken en daar ook gebruik maken van het WABO systeem en het DMS van de gemeente Oisterwijk. Planfase:
de
gemeente
Oisterwijk
en
de
Omgevingsdienst
hebben
een
dienstverleningsovereenkomst afgesloten waarin staat welke diensten Oisterwijk gaat afnemen in het kader van VTH. Het betreft zowel taken op het gebied van V als taken in het kader van T en H. Op basis van deze afspraken wordt jaarlijks een werkprogramma gemaakt
en
de
Omgevingsdienst
plant
hiervoor
capaciteit.
Bovendien
houdt
de
Omgevingsdienst er rekening mee dat de medewerkers die voor de gemeente Oisterwijk gaan werken bekend zijn met de daar te gebruiken systemen. Order:
De
gemeente
Oisterwijk
levert
aan
de
Omgevingsdienst
een
milieucontroleprogramma voor het komend jaar aan. Hierin staan de controles die door de Omgevingsdienst worden uitgevoerd. De Omgevingsdienstmedewerker plant deze controles in zijn persoonlijke werkprogramma. Voor het uitvoeren van de milieucontrole maakt de Omgevingsdienstmedewerker gebruik van de bestaande registratiesystemen in Oisterwijk. Indien ten behoeve van de controle een ‘oud’ (analoog) dossier nodig is (bijvoorbeeld een milieuvergunningdossier) wordt hiervan gebruik gemaakt. De Omgevingsdienstmedewerker is op de hoogte van de toezicht- en handhavingsprotocollen van de gemeente Oisterwijk. Ook kent hij de afspraken in het kader van dienstverlening van de gemeente (o.a. doorlooptijden, werkafspraken etc.). Ter voorbereiding op de controle stemt hij af met de interne en externe handhavingspartners (o.a. de bouwinspecteur, brandweer, waterschap of politie) en wordt een integrale controle uitgevoerd. Uitgangspunt is een minimum aantal controles, uitgevoerd door een maximum aantal disciplines. De controleresultaten en de correspondentie naar de houder van de inrichting worden geregistreerd in de systemen van de gemeente Oisterwijk, conform de daar aanwezige handleidingen en werkinstructies. Opdracht:
De
zaakverantwoordelijke
(teammanager?)
beoordeelt
het
ingediende
milieucontroleprogramma en na acceptatie worden de hierin opgenomen controles ingepland. Er wordt een Omgevingsdienstmedewerker aan toegekend, die bekend is met de Oisterwijkse werkwijze. Voor het uitvoeren van de activiteiten, de benodigde inhoudelijke informatie etc. wordt gebruik gemaakt van het Wabo-systeem, het DMS, maar ook de kantoorautomatisering (incl. de toughbooks) van de gemeente Oisterwijk. Uren worden geregistreerd in het systeem van de Omgevingsdienst en na afronding van de zaak meldt hij/zij deze ook af bij de Omgevingsdienst. Overzicht De gemeente Oisterwijk behoudt het totaaloverzicht van de afhandeling van de Wabo-controle (zowel voor toezicht als voor handhaving). De frontoffice (loketfunctie) blijft bij de gemeente. De Omgevingsdienst kan in de systemen van de gemeente Oisterwijk de voor haar benodigde managementinformatie halen (doorlooptijden, aantal controles,
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
94
kwaliteit etc.) Verder kan de Omgevingsdienst het afgesproken budget bewaken en worden de werkzaamheden bij de gemeente Oisterwijk in rekening gebracht (gefactureerd). Instructie De gemeente Oisterwijk is verantwoordelijk voor het geven van instructies over haar systemen. De Omgevingsdienst is verantwoordelijk om geïnstrueerde medewerkers in te zetten. Richtlijn Voor dat gedeelte dat de Omgevingsdienstmedewerkers afhandelen in de systemen
van
gemeente
Oisterwijk
gelden
ook
de
richtlijnen,
werkafspraken,
handleidingen, protocollen van de gemeente Oisterwijk.
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
95
Bijlage 7B
Regionale
ProductBreakDown inrichting automatisering
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
96
vervolg bijage 7B
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
97
Bijlage 8:
Afkortingen
AB
Algemeen Bestuur
Amvb
Algemene maatregel van bestuur
APV
Algemene Plaatselijke Verordening
B&W
College van Burgemeester en Wethouders
BGO
Bijzonder Georganiseerd Overleg
BOA
Buitengewoon Opsporingsambtenaar
BOK
Bestuursovereenkomst
BOR
Bijzondere Ondernemingsraad
BRZO
Besluit Risico's Zware Ongevallen
BZK
(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
DB
Dagelijks Bestuur
DVO
Dienstverleningsovereenkomst
GO
Georganiseerd Overleg
GR
Gemeenschappelijke Regeling
GS
Gedeputeerde Staten
I&M
(Ministerie van) Infrastructuur en Milieu
ICT
Informatie en Communicatie Technologie
IPO
Interprovinciaal Overleg
IPPC
Integrated Pollution Prevention and Control
KCC
Klantcontactcentrum
M-RHO
Managers Regionaal Handhavingsoverleg
MWB
Midden- en West Brabant
OLO
Omgevingsloket Online
OM
Openbaar Ministerie
OR
Ondernemingsraad
PIM
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Pho
Portefeuillehoudersoverleg
PS
Provinciale Staten
PUmA
Programma Uitvoering met Ambitie
RIEC
Regionaal Informatie en Expertisecentrum
RMD
Regionale Milieudienst
RMT
Regionaal Milieuteam (politie)
SEPH
Servicepunt Handhaving
VTH
Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
Vvgb
Verklaring van geen bedenkingen
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wbb
Wet bodembescherming
Wgr
Wet gemeenschappelijke regelingen
Wm
Wet milieubeheer
Regionale
Uitvoeringsdienst
Midden -
en
West-Brabant
98
OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD BEDRIJFSPLAN
Auteur Projectgroep en werkgroepen RUD-‐vorming Brabant Noord Datum 22 november 2012 Versie 1.7 Status Concept
VOORWOORD Voor u ligt het bedrijfsplan voor de Omgevingsdienst Brabant Noord. Een omgevingsdienst als openbaar lichaam op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Aanleiding voor het opstellen van een bedrijfsplan is het landelijk politieke besluit om te komen tot Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD's) die invulling geven aan een kwalitatieve en uniforme aanpak van onder meer de toezicht en handhavingstaak op het gebied van milieu. De Omgevingsdienst Brabant Noord is één van de 28 RUD's die landelijk worden opgericht. De omgevingsdienst wordt gevormd door de twintig gemeenten In Noordoost Brabant en de Provincie Noord-‐Brabant. De weg hier naar toe is geen geplaveid pad geweest maar een zoektocht naar de juist passende vorm en maat. Dit heeft voor de nodige vertraging gezorgd waardoor pas medio oktober 2012 aan dit bedrijfsplan vorm kon worden gegeven. Toen moest ook geconstateerd worden dat de oorspronkelijk beoogde realisatiedatum van 1 januari 2013 niet meer haalbaar was. Het vizier is nu gericht op 1 april 2013. Het voorliggend bedrijfsplan is gebaseerd op de landelijke checklist waaraan de op te richten uitvoeringsdiensten moeten voldoen. De werkzaamheden die de Omgevingsdienst Brabant Noord gaat uitvoeren voor de partners betreffen minimaal de taken uit het basistakenpakket. Verschillende deelnemers in de regeling hebben aangegeven meerdere werkzaamheden bovenop het takenpakket bij de omgevingsdienst neer te willen leggen. Het bedrijfsplan is tot stand gekomen met ongelofelijk veel energie en inzet van de deelnemers van de 5 werkgroepen die hiervoor zijn samengesteld. In drie fasen is de projectgroep van informatie voorzien om dit bedrijfsplan uiteindelijk vorm te geven. Die informatie moest bij 22 deelnemers, 20 gemeenten, provincie en het RMB, worden opgehaald. Deze informatie was niet altijd eenduidig en direct toepasbaar voor het bedrijfsplan en leidde tot veelvuldige discussies over onder andere het level-‐playing-‐field, de uurtarieven, het 'schoon door de poort’ – principe enzovoort. In alle gevallen is dit niet ten koste gegaan van de samenwerking en is overeenstemming bereikt over de discussiepunten. Dit geeft vertrouwen in de samenwerking van 22 deelnemende partijen in de nieuwe organisatie Omgevingsdienst Brabant Noord. Het bedrijfsplan biedt voldoende basis en informatie om het uiteindelijke inrichtingsplan op te stellen. Het inrichtingsplan omvat de uitwerking en invulling van de gekozen organisatiestructuur, de huisvesting en het werkplan voor 2013. Deze onderdelen bepalen mede de uiteindelijke exploitatiebegroting die dan kan worden opgesteld. Op deze plaats willen wij de betrokken bestuurders, de leden van de werkgroepen en de projectgroep, de betrokken ambtenaren en medewerkers van het RMB bedanken voor hun inzet. Berry Berendsen Jan Cremers Wim Amesz kwartiermakers Omgevingsdienst Brabant Noord
Versie 1.7 22 november 2012
2
INHOUD INLEIDING ................................................................................................................................................................. 5 1.1 TOTSTANDKOMINGSPROCES .............................................................................................................................. 5 1.2 LEESWIJZER .................................................................................................................................................... 5 2 PROFIEL VAN DE OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD ............................................................................... 6 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
MISSIE .......................................................................................................................................................... 6 VISIE ............................................................................................................................................................. 6 STRATEGIE ..................................................................................................................................................... 7 KERNSCHETS .................................................................................................................................................. 7 WERKGEBIED ................................................................................................................................................. 8 PRODUCTAANBOD ........................................................................................................................................... 9
3 BESTURING ...................................................................................................................................................... 10 3.1 ALGEMEEN BESTURINGSMODEL ....................................................................................................................... 10 3.2 ALGEMEEN BESTUUR...................................................................................................................................... 10 3.3 DAGELIJKS BESTUUR ...................................................................................................................................... 10 3.4 DIRECTEUR OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD .............................................................................................. 11 3.4.1 Provinciebrede aanpak in Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht .................................................... 12 3.5 ORGANISATIESTRUCTUUR ............................................................................................................................... 12 3.6 PLANNING-‐ EN CONTROL CYCLUS ...................................................................................................................... 13 4 TAKENPAKKET OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD ................................................................................ 14 4.1 INLEIDING .................................................................................................................................................... 14 4.2 BASISTAKEN ................................................................................................................................................. 14 4.3 AANTAL INRICHTINGEN EN TAKENPAKKET ........................................................................................................... 15 4.3.1 Taken gericht op aanpak ketens en criminaliteit ............................................................................ 16 4.3.2 VICK (Voorziening Innovatie, Coördinatie en Kwaliteit) .................................................................. 17 4.3.3 Verzoektaken .................................................................................................................................. 17 4.3.4 Taken buiten VTH van huidige RMB ................................................................................................ 17 5 KWALITEIT ....................................................................................................................................................... 19 5.1 UNIFORME KWALITEITSCRITERIA EN UITVOERINGSNIVEAU VOOR DE VTH TAKEN ...................................................... 19 5.1.1 Uniforme bedrijfsindeling ............................................................................................................... 19 5.1.2 Level-‐playing-‐field ........................................................................................................................... 19 5.1.3 In te brengen kwaliteit: schoon door de poort ............................................................................... 20 5.1.4 Expertise .......................................................................................................................................... 20 5.2 WERKPROCESSEN EN KWALITEITSSYSTEMEN ....................................................................................................... 21 5.2.1 Werkprocessen. ............................................................................................................................... 21 5.2.2 Kwaliteitsysteem ............................................................................................................................. 21 6 INFORMATIE, ICT EN COMMUNICATIE .......................................................................................................... 22 6.1 INLEIDING .................................................................................................................................................... 22 6.2 UITGANGSPUNTEN ICT .................................................................................................................................. 22 6.3 STARTSITUATIE 2013..................................................................................................................................... 23 6.3.1 Informatie-‐uitwisseling ................................................................................................................... 24 6.4 GEWENSTE SITUATIE 2015 ............................................................................................................................. 24 6.5 HOE BEREIKEN WE DIT TOEKOMSTBEELD? .......................................................................................................... 25 7 FINANCIËN .................................................................................................................................................. 26 Versie 1.7 22 november 2012
3
7.1 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN ......................................................................................................................... 26 7.2 BUDGETTAIR NEUTRAAL.................................................................................................................................. 26 7.3 BEGROTINGSSYSTEMATIEK .............................................................................................................................. 26 7.4 RISICOVERHOUDING / AANDEELHOUDERSCHAP ................................................................................................... 27 7.5 RESERVES .................................................................................................................................................... 27 7.6 FISCAAL ....................................................................................................................................................... 27 7.7 FRICTIEKOSTEN ............................................................................................................................................. 28 7.8 FINANCIERINGSMODEL ................................................................................................................................... 28 7.9 KOSTEN SOCIAAL PLAN ................................................................................................................................ 28 7.10 BIJDRAGE PER INWONER ............................................................................................................................. 28 7.11 BEGROTING ............................................................................................................................................... 29 7.12 KOSTEN PER FTE EN PER PRODUCTIEF UUR ...................................................................................................... 33 8 BEZUINIGINGEN .............................................................................................................................................. 34 8.1 8.2 8.3 8.4
REGULIERE BEZUINIGINGEN............................................................................................................................ 34 TERUGVERDIENEN AANLOOPKOSTEN ................................................................................................................ 34 INVERDIENEN BOVENLOKALE KOSTEN ............................................................................................................... 34
CONCLUSIE BEZUINIGINGEN ............................................................................................................................ 35
9 PERSONEEL ...................................................................................................................................................... 37 9.1 INLEIDING .................................................................................................................................................... 37 9.1.1 Medezeggenschapsstructuur .......................................................................................................... 37 9.1.2 Landelijk Sociaal Beleidskader RUD (SBK) ....................................................................................... 37 9.1.3 Sociaal Plan ...................................................................................................................................... 37 9.1.4 P&O beleid omgevingsdienst .......................................................................................................... 38 9.1.5 Management ................................................................................................................................... 38 9.1.6 Medewerkers .................................................................................................................................. 39 9.1.7 Functie beschrijvings-‐ en waarderingssysteem ............................................................................... 39 9.2 PLAATSINGSPROCEDURE ................................................................................................................................. 39 9.3 FORMATIE NIEUWE ORGANISATIE ..................................................................................................................... 40 10 COMMUNICATIE (NOG UIT TE WERKEN) ......................................................................................................... 41 BIJLAGE 1: OVERZICHT UITGANGSPUNTEN BASISTAKENPAKKET ..................................................................... 42 BIJLAGE 2: Vraag en antwoord over basistakenpakket ....................................................................... 45 BIJLAGE 3: Samenvattend overzicht inventarisatie bedrijven en eerste inzicht in te ................................. 51 brengen verzoektaken ................................................................................................................................. 51 BIJLAGE 4: Kengetallen en basis level-‐playing-‐field voor gemeentelijke inrichtingen ......................... 52 MINIMAAL KWALITEITSNIVEAU VTH-‐TAKEN: VISIE OP TOEZICHT EN HANDHAVING ............................................................... 52 MINIMAAL KWALITEITSNIVEAU VTH-‐TAKEN: VISIE OP VERGUNNINGVERLENING .................................................................. 54 MINIMAAL KWALITEITSNIVEAU VTH-‐TAKEN: VISIE OP HET TOETSEN MELDINGEN ACTIVITEITENBESLUIT ................................... 56 BIJLAGE 5: KENGETALLEN EN MINIMAAL UITVOERINGSNIVEAU VOOR PROVINCIALE BEDRIJVEN ........................................ 58 VERGUNNINGVERLENING .......................................................................................................................................... 58 TOEZICHT EN HANDHAVING ...................................................................................................................................... 60
Versie 1.7 22 november 2012
4
INLEIDING Totstandkomingsproces Het bedrijfsplan is in opdracht van de bestuurlijke kopgroep RUD1 opgesteld. De kwartiermakers hebben na overleg met de toekomstige deelnemers een verkenningsverslag opgesteld waarin de voorwaarden, uitgangspunten en aandachtspunten voor samenwerking staan beschreven. Het verkenningsverslag bevat de uitgangspunten voor dit bedrijfsplan. De bestaande projectstructuur in Noordoost is uitgebreid met deelnemers vanuit de Meierij waardoor de hele regio is vertegenwoordigd. De projectgroep en werkgroepen hebben de uitgangspunten vervolgens uitgewerkt. De adviezen van werkgroepen zijn door de projectgroep ook grotendeels verwerkt in dit bedrijfsplan. Het concept-‐bedrijfsplan is besproken in de projectgroep, in hoofdlijnen voorgelegd aan de (verzamelde) VTH-‐managers. Waar nodig en doelmatig heeft afstemming plaatsgevonden met de andere omgevingsdiensten in Noord-‐Brabant. Strekking en status bedrijfsplan Dit bedrijfsplan beschrijft de inrichting van de Omgevingsdienst Brabant Noord. Meer specifiek wordt het volgende beschreven: § Profiel van de Omgevingsdienst Brabant Noord § Het takenpakket § De bestuurlijk-‐juridische verankering § De algemene besturing van de Omgevingsdienst Brabant Noord § De operationele organisatie en formatie § Informatie en ICT § Kwaliteitsborging § Personeel § Financiën Het bedrijfsplan is de basis voor de te verrichten werkzaamheden en de organisatorische samenhang waarbinnen de taken moeten worden verricht. Vervolgens zorgt de bestuurlijke besluitvorming voor de feitelijke oprichting van de omgevingsdienst, het vastleggen van de uitgangspunten en de rechtsvorm (gemeenschappelijke regeling) en de toekomstige sturing van de omgevingsdienst. Op basis van dat besluit start de feitelijke inrichting van de omgevingsdienst. Dit betekent onder andere het opstellen van de benodigde inrichtingsdocumenten (mandaatbesluiten, plaatsingsbesluiten personeel, exploitatiebegroting, te volgen werkprocessen, dienstverleningsovereenkomsten etc.) en het treffen van de noodzakelijke voorzieningen (ICT, inrichting werkplekken etc.). 1.1
Leeswijzer Het bedrijfsplan is opgebouwd rondom de verschillende bouwstenen die nodig zijn om de organisatie vorm te geven. De vorige paragraaf benoemt deze bouwstenen. Bij dit bedrijfsplan zitten een aantal bijlagen met nadere onderbouwingen en uitwerkingen, een concept-‐gemeenschappelijke regeling en een model dienstverleningsovereenkomst. 1.2
1
De bestuurlijke kopgroep bestaat uit de wethouders van de gemeenten Boxtel, Cuijk, 's-Hertogenbosch, Oss, de voorzitter van het RMB, de voorzitter van het SEPH en de gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant
Versie 1.7 22 november 2012
5
2
PROFIEL VAN DE OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD
Missie De Omgevingsdienst Brabant Noord wordt op het schaalniveau van de Veiligheidsregio Brabant Noord opgericht om de kwaliteit, veiligheid en gezondheid van de leefomgeving in de regio te verbeteren. We dragen zorg voor de uitvoering van het aan ons toevertrouwde takenpakket en daaraan gelieerde opdrachten. Deze taken voeren we kwalitatief goed uit op een doelmatige en doeltreffende wijze. We bundelen kennis en kunde uit de regio, maar houden oog voor maatwerk. De Omgevingdienst Brabant Noord brengt het evenwicht tussen people, planet en profit als duurzaamheidprincipe, meer in balans. Gemeenten en provincie hebben nu een kwalitatief hoogwaardige uitvoeringsorganisatie binnen handbereik die dit mede mogelijk maakt. 2.1
"De Omgevingsdienst Brabant Noord draagt met kwalitatief hoogwaardige uitvoering van VTH-‐ taken en het adviseren van het openbaar bestuur bij aan een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving voor burgers en bedrijven in Brabant Noord." Visie De professionele medewerkers van de Omgevingsdienst Brabant Noord dragen bij om de lokale, regionale en landelijke doelen te realiseren. Met bestuurlijke sensitiviteit weten zij burgers en bedrijven te bewegen deze doelen na te streven en waar nodig af te dwingen. Transparantie en integriteit zijn kernwaarden van de medewerkers die dit proces ondersteunen. Professionals die het beste uit zich zelf halen, vormen de kracht van de Omgevingsdienst Brabant Noord om aan de missie invulling te geven. We hanteren daarnaast de volgende uitgangspunten: § Onze omgevingsdienst voldoet aan de kwaliteitscriteria die landelijk zijn gesteld. We spreken een gezamenlijk kwaliteitsniveau van de taakuitvoering af. § Onze focus ligt op taken en zaken waar de meeste milieuwinst valt te halen. De deelnemers brengen minimaal het landelijke basistakenpakket in. Beter zicht en grip krijgen op risicovolle inrichtingen, activiteiten en milieucriminaliteit is een belangrijk speerpunt van de Omgevingsdienst Brabant Noord. De Omgevingsdienst Brabant Noord is de schakel tussen bestuurlijke en strafrechtelijke partners, zeker waar het gaat om de bovenregionale aanpak. § De Omgevingsdienst Brabant Noord wil zich ontwikkelen als (landelijk) kenniscentrum voor de intensieve veehouderijbedrijven en specialistisch uitvoeringscentrum van de zogenoemde 'groene' wetten. Deze expertise zal actueel worden gehouden en als bron beschikbaar zijn voor alle deelnemers in de omgevingsdienst en externe overheidspartijen. § We willen een dienstverlenende organisatie zijn die optimaal presteert en haar producten tegen een uitstekende prijs kwaliteitsverhouding aan haar opdrachtgevers aanbiedt. De prijs kwaliteitsverhouding zal scherp worden gehouden door innovaties in de te leveren producten en diensten door te voeren. § Wij zijn in staat om op verzoek een ‘omgevingsbrede’ taakuitvoering voor onze rekening te nemen. Dit betekent dat in de beleidscyclus van idee tot de beheersfase alle taken op het gebied van de fysieke leefomgeving kunnen worden uitgevoerd. 2.2
Versie 1.7 22 november 2012
6
§
§
§
§
§ §
Wanneer nodig of gewenst bekijken we of de benodigde kennis bij een van onze deelnemers aanwezig is. De provincie en de gemeenten blijven als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de frontoffice en het besluit om handhavend op te treden. Het staat gemeenten en provincie vrij om de Omgevingsdienst Brabant Noord een verdergaand beschikkingsmandaat te geven. Er is ruimte voor maatwerk. We investeren in samenwerking tussen de deelnemers, de Omgevingsdienst Brabant Noord en andere regionale uitvoeringsdiensten. Het netwerk en de professionele uitwisseling van kennis worden versterkt. De Omgevingsdienst Brabant Noord ondersteunt dat proces. De Omgevingsdienst Brabant Noord wordt maatschappelijk (bedrijven, burgers, belanghebbenden, etc.) gezien als een professioneel verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur. De bestaande samenwerking en kwaliteit van organisaties is het vertrekpunt voor de inrichting van de Omgevingsdienst Brabant Noord. Er moeten geen onnodige kosten worden gemaakt en wat goed is, behouden we. De Omgevingsdienst Brabant Noord streeft naar het continu verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering. We stellen ons tot doel dat de uitvoeringskosten voor overheden en samenleving niet toenemen en waar mogelijk dalen. De Omgevingsdienst Brabant Noord doet dit door een slimme bundeling van capaciteit en deskundigheid. We maken gebruik van moderne middelen op het vlak van informatievoorziening en communicatie. De Omgevingsdienst Brabant Noord is een aantrekkelijke werkgever voor medewerkers. De Omgevingsdienst Brabant Noord zorgt voor een programmering van haar activiteiten. Doelmatig en doeltreffend zijn de kernwoorden voor deze programmering. In deze programmering wordt rekening gehouden met ervaringsgegevens en inbreng vanuit justitie en politie.
Strategie In opdracht van het lokale en provinciale bestuur wordt invulling gegeven aan de uitvoering van meerjaren beleidsplannen die op de verschillende (deel-‐)terreinen zijn vastgesteld of worden ontwikkeld. De Omgevingsdienst Brabant Noord kan indien gewenst het bevoegd gezag daarin ondersteunen. De relatie met onze opdrachtgevers moet goed, open en betrouwbaar zijn. Dat betekent dat de medewerkers goed moeten luisteren naar onze opdrachtgevers wat zij willen en wat zij van ons verwachten. Open communicatie, doen wat je zegt en zeggen wat je doet zijn daarvoor belangrijke voorwaarden. Door de bedrijfsvoering zakelijk in te richten worden de beperkte overheidsmiddelen optimaal ingezet voor een doelmatig en doeltreffend resultaat. Een gecertificeerd kwaliteitszorgsysteem draagt bij aan een continue verbetering van processen en producten. Innovatieve ontwikkelingen worden ingezet voor aanpassing van producten en diensten aan de eisen van de tijd. De opdrachtgeverrelatie, de bedrijfsvoering en het kwaliteitszorgsysteem zijn vaste elementen die de strategie van de Omgevingsdienst Brabant Noord bepalen. In het jaarlijks vast te stellen jaarbedrijfsplan zijn dat dan ook terugkerende elementen. 2.3
Kernschets Alle 20 gemeenten in de regio Brabant Noord en de Provincie Noord-‐Brabant nemen deel aan de Omgevingsdienst Brabant Noord. De organisatie wordt gevormd door het samenvoegen van personeel van de deelnemers en het Regionaal Milieubedrijf in Cuijk. Er 2.4
Versie 1.7 22 november 2012
7
ontstaat een robuuste organisatie met één directeur die verantwoordelijk is voor het hele takenpakket en het personeel. De Omgevingsdienst Brabant Noord gaat op 1 april 2013 van start en wordt jaarlijks beoordeeld op basis van het jaarverslag en jaarrekening. De drie kernwaarden die de omgevingsdienst mee krijgt zijn: Kwaliteit: De bundeling van kunde en expertise zorgt voor een kwalitatief hoogwaardig product dat aan deelnemers wordt geleverd. Kosten: Werkprocessen zijn zodanig ingericht dat de uitvoering van de werkzaamheden doeltreffend en doelmatig zijn. Medewerkers werken bedrijfsmatig en zijn zich ervan bewust dat het voor deelnemers van belang is dat opdrachten binnen de daarvoor gestelde budgetten worden uitgevoerd. Klantgericht: De omgevingsdienst wil een goede relatie met haar opdrachtgevers. De medewerkers moeten voldoen aan de verwachtingen van hun opdrachtgevers. . De omgevingsdienst ontwikkelt een klantmanagementvisie vanuit de ketensamenwerking. Werkgebied De omgevingsdienst voert werkzaamheden uit voor de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende overheden. Daarnaast worden werkzaamheden uitgevoerd voor niet aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende overheden. Deze werkzaamheden worden door de omgevingsdienst uitgevoerd op basis van specifieke opdrachten. De omvang van dienstverlening aan niet aan de gemeenschappelijk regeling deelnemende overheden mag niet meer zijn dan 10% van de totale omzet. 2.5
Versie 1.7 22 november 2012
8
Productaanbod De Omgevingsdienst Brabant Noord ondersteunt overheden op het gebied van de fysieke leefomgeving. De kerntaken zijn opgenomen in het basistakenpakket voor de RUD's, versie 2.3, zie hoofdstuk 7 Dit betreffen de zogenaamde verplichte taken voor de omgevingsdienst: § Voorbereiding en ondersteuning bij repressieve handhaving; § Vergunningverlening, uitvoering toezicht en ondersteuning bij de handhaving voor het milieudeel van de VTH-‐taken. Voor de provincie is Wabo-‐breed verplicht; § Uitvoering inspecties in het kader van ketenbeheer voor zover het verwijdering van asbest, grondverzet en (gevaarlijk) afval betreft; § Het samen met het strafrecht maken van analyses, het stellen van prioriteiten en het gericht houden van toezicht bij malafide praktijken in de omgang met asbest, verontreinigde grond en (gevaarlijk) afval; § Daarnaast krijgt de RUD de opdracht om (de samenwerking bij) innovatie en de verhoging van de doelmatigheid en kwaliteitsborging en –verbetering te stimuleren en te faciliteren. Naast de verplichte taken op het gebied van de Wabo, wordt ook een breder takenpakket aangeboden dat aansluit bij de inrichting van de fysieke leefomgeving. Dit takenpakket zijn de verzoektaken die de deelnemers in de gemeenschappelijke regeling maar ook niet-‐ deelnemers aan de Omgevingsdienst kunnen opdragen. De Omgevingsdienst Brabant Noord kijkt naar de verschillende fases die deze producten in de levenscyclus van de fysieke leefomgeving vervullen. De integrale benadering in de levenscyclus in de fysieke leefomgeving loopt van initiatief via ontwerp naar uitvoering naar beheer en toezicht. Na evaluatie van de fase beheer en toezicht start de cyclus opnieuw. Binnen deze cyclus wordt de kwaliteit van de advisering op verschillende thema’s geborgd. Daarnaast worden ook op verzoek een aantal onderwerpen aangeboden. Voorbeelden van de thema's zijn: flora en fauna, geur, lucht, bodem, water, infrastructuur, groen, externe veiligheid, gezondheid, duurzame inrichting enz. Voor de te verrichten werkzaamheden worden dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) met de opdrachtgevers afgesloten. De uit te voeren taken uit het basistakenpakket zijn als bijlage 1 in het plan opgenomen. 2.6
Versie 1.7 22 november 2012
9
3
BESTURING
Algemeen besturingsmodel Er komt een algemeen bestuur dat verantwoordelijk is voor de koers van de Omgevingsdienst Brabant Noord. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, het toezicht op de kwaliteit van de organisatie en de behartiging van de belangen van de Omgevingsdienst Brabant Noord. De directeur geeft leiding aan de ambtelijke organisatie. 3.2 Algemeen bestuur Er is een algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Brabant Noord bestaande uit één bestuurder / portefeuillehouder van elk van de 20 gemeenten in de regio en de provincie. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een dagelijks bestuur voor een periode van telkens 4 jaar en kan leden van het dagelijks bestuur – indien deze niet meer het vertrouwen hebben van het algemeen bestuur – ontslag verlenen. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de uitgangspunten, ambities en prioriteiten van de Omgevingsdienst vast: § missie, visie en ambities; § de kadernota, begroting, en jaarrekening; § de met het OM en andere partners door de directeur van de Omgevingsdienst Brabant-‐ Noord overeengekomen handhavingprioriteiten. Besluiten betreffende de vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en jaarrekening worden genomen met een meerderheid van stemmen, mits de meerderheid van stemmen ten minste de helft van de omzet vertegenwoordigt welke de omgevingsdienst in het voorafgaande jaar heeft gegenereerd. Overige besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen van de aanwezige leden (one man-‐one vote). De stemverhouding in het algemeen bestuur wordt vastgesteld in de gemeenschappelijke regeling. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur. 3.3 Dagelijks bestuur Een evenwichtige samenstelling van het dagelijks bestuur, leidt tot voldoende representativiteit van de deelnemers. Deze samenstelling is op basis van het principe “gelijkwaardigheid”, zonder door te schieten naar “belangenbehartiging”. Gezien dat er in 2014 gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden zal de huidige Bestuurlijke Kopgroep tot het aantreden van het nieuwe gemeentebestuur, medio 2014 als dagelijks bestuur fungeren. Na de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 zal het dagelijks bestuur bestaan uit 5 leden, waaronder de voorzitter. De clusters van gemeenten waaruit het dagelijks bestuur wordt gevormd zijn: § collegelid van één van de Meierij gemeenten; § collegelid van één van gemeenten uit het Maasland en de regio Uden/Veghel; § collegelid van één van de Land van Cuijk gemeenten § collegelid van Gedeputeerde Staten van de provincie; § collegelid van een 70.000+ gemeente Deze keuze voor de samenstelling van het DB wordt nog nader vastgesteld in het reglement van orde van het algemeen bestuur. 3.1
Versie 1.7 22 november 2012
10
De leden van het dagelijks bestuur zijn tevens lid van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor: § Het voorbereiden van wat ter overweging en besluitvorming aan het algemeen bestuur moet worden voorgelegd; § Het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur; § Toezien op de kwaliteit van de uitvoering van de taken. Het dagelijks bestuur adviseert daarover aan het algemeen bestuur; § Toezien op doelmatige en rechtmatige besteding van middelen conform de vastgestelde begroting; § Het in algemene zin behartigen van de belangen van de Omgevingsdienst Brabant Noord en haar deelnemers; § De benoeming van de directeur; § De voorzitter van het dagelijks bestuur (en voorzitter van het algemeen bestuur) is tevens de extern bestuurlijke vertegenwoordiger van de Omgevingsdienst Brabant Noord. 3.4 Directeur Omgevingsdienst Brabant Noord De Omgevingsdienst Brabant Noord heeft een directeur. De directeur heeft een vervanger met gelijkluidend mandaat. De directeur heeft naar het bestuur toe een collectieve verantwoordelijkheid voor het ambtelijk functioneren van organisatie en voorzieningen. De rechten en plichten van de directeur worden geregeld in de daarbij behorende functiebeschrijving. Rechtspositioneel volgt de functie de CAR/UWO en gemeenschappelijke regeling. De directeur is tevens secretaris van het dagelijks en algemeen bestuur van de Omgevingdienst Brabant Noord. Daarnaast zal hij als WOR-‐ bestuurder optreden in het overleg met de Ondernemingsraad. Ambtelijke afstemming als verlengd lokaal bestuur. Om de binding tussen de Omgevingsdienst Brabant Noord en de deelnemende gemeenten plus organisaties te versterken, zal een ambtelijke adviesgroep (bijvoorbeeld enkele leden van het management van de deelnemers) periodiek overleg voeren met de directeur van de omgevingsdienst. Tijdens dit overleg komen de actuele onderwerpen die betrekking hebben op de omgevingsdienst en de taakuitvoering aan de orde. Dit draagt ertoe bij dat de regeling van en voor de deelnemers blijft. De samenstelling van deze adviesgroep wordt vastgesteld in het AB.
Versie 1.7 22 november 2012
11
3.4.1 Provinciebrede aanpak in Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht In Noord-‐Brabant komen drie omgevingsdiensten. De drie diensten gaan samenwerken op bovenregionale taken, nieuwe ontwikkelingen en mogelijk op andere onderdelen zoals kennisuitwisseling en instroom c.q. scholing. Een aantal provinciale taken worden vanuit het principe van ondeelbaarheid en robuustheid ondergebracht bij één van de 3 omgevingsdiensten die deze taken voor de gehele provincie gaat uitvoeren. Dit vraagt om coördinatie en afstemming tussen de drie diensten. De voorzitter van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Brabant Noord neemt deel aan het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht, of wijst een ander lid uit het algemeen bestuur hiervoor aan. Ambtelijke voorbereiding en ondersteuning vindt plaats via de directeur van de Omgevingsdienst Brabant Noord. De directeur van de Omgevingsdienst Brabant Noord is lid van het Directeuren Platform Omgevingsdiensten. De Brabantbrede Bestuurlijke Regiegroep (BRG) heeft besloten een Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht in te richten, waarin de huidige provinciale handhavingssamenwerking wordt ingebed. Dit platform moet gaan functioneren als hét strategisch platform waarin, gezamenlijk met betrokken partners, de aanpak van Brabantbrede en regio-‐overstijgende thema’s in het omgevingsrecht wordt bepaald (gezamenlijke agendavorming). In de BRG van 11 oktober 2012 zijn bovenregionale thema´s aangeduid waar bestuurlijke afstemming over zal plaatsvinden: § Bespreking voortgang projecten handhavingssamenwerking in 2013; § Evaluatie handhavingsstrategie ‘Zo handhaven we in Brabant’; § Samenwerking met waterschappen en rijk; § Ketenaanpak; § Afstemming bestuur met strafrechtelijke partners (OM/FP); § Aanpak milieucriminaliteit; § Innovatie en borging kwaliteit uitvoering; § Nieuwe wetgeving; § BRZO; § WABO taken die niet tot het takenpakket van de RUD’s behoren (kwaliteit, strategie); § Behartiging Brabantse belangen richting landelijke instanties; § Brabantbreed klachtenloket; § Indirecte lozingen; § Externe veiligheid; § Toezicht en handhaving Natura 2000. 3.5 Organisatiestructuur De organisatiestructuur van de Omgevingsdienst Brabant Noord kent niet meer dan drie managementlagen. De structuur wordt gevormd op basis van het klassieke lijn-‐staf model. Binnen de lijnafdelingen zullen clusters van teams opereren Omdat in de organisatie integraal management wordt toegepast kan de stafafdeling beperkt in omvang blijven. De stafafdeling werkt als ondersteunende afdeling voor de lijnafdelingen. De onafhankelijkheid van de lijnafdelingen wordt hiermee versterkt waardoor doelmatig en doeltreffend kan worden gewerkt, terwijl dit gelijk de overhead beperkt. Versie 1.7 22 november 2012
12
Planning-‐ en control cyclus Onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur wordt jaarlijks een kadernota, begroting, en een jaarrekening opgesteld. De directeur van de Omgevingsdienst Brabant Noord rapporteert periodiek aan het dagelijks bestuur. De deelnemers aan de regeling worden periodiek geïnformeerd op uniforme wijze over de voortgang van de werkzaamheden en het budget wat is gereserveerd voor de werkzaamheden. Algemeen Bestuur (20 gemeenten + provincie) 3.6
Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht (3 omgevingsdiensten & provincie)
Dagelijks Bestuur (5 leden)
Directie
Versie 1.7 22 november 2012
13
4
TAKENPAKKET OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD
Inleiding Op landelijk niveau zijn afspraken gemaakt over een minimum basistakenpakket voor elke RUD. In deze zogenaamde package deal hebben VROM, IPO en VNG vastgelegd welke taken minimaal door gemeenten en provincies worden ingebracht. Alle deelnemers brengen minimaal het landelijk basistakenpakket in. Deelnemers kunnen op verzoek meer taken bij de omgevingsdienst onderbrengen. Verder krijgt de omgevingsdienst extra taken op het vlak van innovatie en kwaliteitsborging. In dit hoofdstuk is de aard van de werkzaamheden nader gespecificeerd. 4.2 Basistaken Door alle deelnemers wordt het landelijk basistakenpakket (versie 2.3 van 25 mei 2011) ingebracht. Dit zijn de verplicht over te dragen taken. Het basistakenpakket bevat inrichting-‐gebonden taken en niet-‐inrichting-‐gebonden taken. Inrichting-‐gebonden taken: De volgende typen inrichtingen vallen onder het basistakenpakket; § BRZO; § IPPC; § Een groot aantal Barim type B-‐ en alle type C-‐inrichtingen (Type B = meldingplichtig, type C = vergunningplichtig). De taken betreffen in hoofdzaak: § de voorbereiding van het milieudeel van de omgevingsvergunning; § de voorbereiding van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM); § het milieutoezicht bij vergunningplichtige (BRZO-‐, IPPC-‐ en type C-‐) inrichtingen; § het milieutoezicht op een groot aantal type B-‐inrichtingen (incl. beoordelen melding); § de voorbereiding en ondersteuning van de handhaving voor het milieudeel van de VTH taken; § het ketentoezicht (milieu) op bedrijfsmatige activiteiten Voor toezicht op bodemsanering zal de reikwijdte nader afgestemd worden, zie ook paragraaf 4.3.1.) Indien de provincie het bevoegde gezag is geldt de taak Wabo-‐breed. BRZO: In het bestuurlijk overleg Rijk/IPO/VNG van 28 juni 2012 is het volgende besloten: De directeuren van de BRZO-‐RUD’s worden door het bevoegd gezag gemandateerd onder meer om bestuursrechtelijk op te treden tegen milieuovertredingen door een BRZO-‐ of IPPC-‐ categorie 4-‐bedrijf. De directeur van de BRZO-‐RUD is eindverantwoordelijk voor de inzet, de kwaliteit en de aansturing van de medewerkers, ongeacht de locatie van de medewerkers. Afspraken tussen het bevoegd gezag en de directeur van de BRZO-‐ RUD en over de BRZO-‐ RUD en de overige RUD’s worden in een mandaatregeling vastgelegd. In Noord-‐Brabant is de Omgevingsdienst Midden-‐ en West-‐Brabant de BRZO-‐RUD. In bijlage 1 en 2 is een overzicht van het basistakenpakket opgenomen en een overzicht van aanvullende vragen en antwoorden van I&M over het basistakenpakket. Deze twee bijlagen worden als basis voor het landelijk basistakenpakket gehanteerd. De werkgroep en projectgroep hebben bewust voor deze uitleg gekozen omdat er met betrekking tot versie 2.3 nog veel interpretatieverschillen mogelijk zijn. Ter validatie/verdieping worden deze interpretatieverschillen voorgelegd aan het Ministerie en wordt de uitleg van het Ministerie 4.1
Versie 1.7 22 november 2012
14
overgenomen. Deze uitleg van het basistakenpakket zal overigens voor alle drie de omgevingsdiensten in Noord Brabant gelijk moeten zijn. Naar verwachting wordt in het eerste halfjaar van 2013 een AMvB basistakenpakket van kracht waarmee het basistakenpakket een wettelijk kader heeft. Niet-‐inrichting-‐gebonden taken Vanuit het verplichte basistakenpakket geredeneerd zal de omgevingsdienst taken op het gebied van toezicht en handhaving, die niet inrichting gebonden zijn, uitvoeren. Dit zijn ketengerelateerde activiteiten. Het toezicht op de individuele activiteiten dient van dien aard te zijn dat inzicht wordt verkregen in de keten (niet enkel locatiegericht, maar bijvoorbeeld ook controle afzet afvalstromen). De verkregen informatie uit de keten kan aanleiding zijn voor het instellen van een keteninterventie-‐onderzoek of het gericht toezicht houden op één speler in de keten met de gezamenlijke partners binnen de omgevingsdienst. Het betreft hier een gezamenlijke regionale opgave. De kosten van deze taak worden dan ook als bijdrage per inwoner verdeeld over alle deelnemers. Het aandeel van de provincie voor deze taak wordt gebaseerd op de verhouding van de uurafname van de provincie voor het basistakenpakket ten opzichte van de totale uurafname voor het basistakenpakket. Het betreffen hier bedrijfsmatige activiteiten. Verkregen toezichtinformatie dient dan ook gedeeld te worden binnen, als onderling tussen RUD’s. Qua taken moet worden gedacht aan milieutoezicht bij onder andere sloopwerken, aanleg, Besluit bodemkwaliteit, bodemsaneringen, proefbronnering. 4.3 Aantal inrichtingen en takenpakket Voor het bepalen van het aantal inrichtingen en het takenpakket dat iedere deelnemer inbrengt wordt gewerkt met een uniforme bedrijfsindeling. Er wordt aangesloten bij de bedrijvenindeling zoals deze is opgenomen in het Activiteitenbesluit/Barim (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) en de definiëring van het basistakenpakket voor Regionale Uitvoeringsdiensten versie 2.3 van 25 mei 2011 en de daaraan gekoppelde uitleg van het Ministerie van I&M. De volgende indeling van het bedrijvenbestand is gehanteerd: Bedrijvenbestand Toelichting type en categorie Type A niet meldingplichtig Type B meldingplichtig categorie B categorie B+ (zwaar) waarvan OBM-‐plichtig veehouderijen, windturbines, RWZI’s autodemontage, milieustraten, metaalrecycling, opslag banden, combibedrijven en apotheken Type C vergunningplichtig agrarisch categorie C IPPC en agrarisch categorie C+ (zwaar) Versie 1.7 22 november 2012
15
Industrieel categorie C IPPC en industrieel categorie C+ (zwaar) BRZO Bijlage 3 bevat de opgave die iedere deelnemer heeft gedaan over de hoeveelheid bedrijven per categorie ingebracht gaan worden. De deelnemers zelf zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de opgave en gehanteerde indeling in categorieën. 4.3.1 Taken gericht op aanpak ketens en criminaliteit De Omgevingsdienst Brabant Noord wordt verantwoordelijk voor de coördinatie en uitvoering van een aantal ketengerelateerde taken en de aanpak van milieucriminaliteit. De Omgevingsdienst Brabant Noord voert de volgende taken uit voor alle deelnemers: § Jaarlijks opstellen en uitvoeren regionaal programma; § Binnen het programma eindverantwoordelijkheid voor de coördinatie en organisatie van basistoezicht en basisinzicht bij ketenactiviteiten (beoordelen van inventarisatierapporten, uitvoeren toezicht, registratie etc.); § Het samen met het strafrecht en andere partners (ook buiten de regio) organiseren van het maken van analyses van ketens en netwerken gebaseerd op naleefgedrag en risico’s en het op basis daarvan stellen van (regionale) prioriteiten; § Het regionaal organiseren van gericht samenhangend toezicht op malafide netwerken en ketens (operationele samenwerking tussen bestuurlijke-‐ en strafrechtelijke partners en waar nodig bijzondere opsporingsdiensten) § Uitvoering(regie) van repressief doorpakken, inclusief inzet BOA's, in ketenzaken. § Algemene afstemming met het Openbaar Ministerie/Functioneel Parket, waaronder voorbereiding van handhavingsarrangementen en doorgeleiding van processen verbaal via de omgevingsdienst voor zover die taken zijn ondergebracht bij de omgevingsdienst. § In het basistakenpakket is voor ketentoezicht het toezicht op het bedrijfsmatig verwijderen van asbest opgenomen met ook het toezicht op het Besluit Bodemkwaliteit. Stromen van grond, asbest en (gevaarlijke) afvalstoffen houden niet op bij de gemeentegrenzen. Een ervaring vanuit de recente uitgevoerde pilot: Met grond, asbest en (gevaarlijk) afval kan veel geld worden verdiend. Zeker als de grond, asbest en (gevaarlijk) afval buiten de hierop van toepassing zijnde regelgeving kan worden afgezet. Strikte interpretatie van het basistakenpakket voor de verwijdering van asbest zou betekenen dat als binnen een (Wet milieubeheer)-‐inrichting asbest wordt verwijderd de gemeente de (sloop)melding toetst en vervolgens de RUD (omgevingsdienst) toezicht uitvoert op verwijdering. Van belang is dat alle meldingen (dus ook bij sloop bij particulieren) op uniforme wijze worden getoetst en gericht gecontroleerd. Bij controle is aansluiting met werkzaamheden van justitie, politie en landelijke inspecties van belang. Zo wordt alle relevante informatie ontsloten en kan conform de landelijke handhavingsstrategie voor asbest worden gewerkt. Bundeling van regionale kennis en capaciteit is hiervoor noodzakelijk. Dit betekent dat iedere gemeente in de regio Brabant Noord hiervoor kosten moet gaan maken. Voorgesteld wordt hiervoor in onze regio 5 fte in te zetten bij de Omgevingsdienst Brabant Noord. Dit naast de noodzakelijke capaciteit voor het programmabureau. Voorgesteld wordt de middelen hiervoor pondsgewijs per gemeente en Versie 1.7 22 november 2012
16
provincie te verdelen. Wat betreft de uitvoering van het toezicht op het bouwstoffenbesluit wordt voorgesteld 3 fte in te zetten. Belangrijk is om op te merken, dat iedere gemeente in de regio reeds geld krijgt van het gemeentefonds, om bijvoorbeeld de taak van grondstromenketen uit te voeren. De breedte en diepgang van de uitvoering van ketengerelateerde taken zullen bepaald worden door afstemming en overleg tussen de individuele deelnemers, het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht en afspraken op landelijk niveau. 4.3.2 VICK (Voorziening Innovatie, Coördinatie en Kwaliteit) De Omgevingsdienst Brabant Noord krijgt de opdracht om innovatie, verhoging doelmatigheid en kwaliteitsverbetering te bevorderen. Daarnaast moet de omgevingsdienst ook borgen dat het (netwerk)samenwerkingsproces in zijn algemeenheid goed kan verlopen. Meer specifiek krijgt de Omgevingsdienst Brabant Noord de taak tot: § Bevordering en onderhoud van (professionele) netwerkvorming, kennis-‐ en informatiedeling in de regio als geheel (ook in relatie met provinciale schaal en andere omgevingsdiensten). Hiertoe behoort ook het periodiek beleggen van (themagericht of generiek) overleg tussen alle of een deel van de partners. § Wabo-‐brede bevordering van innovatie en verhoging van doelmatigheid en kwaliteit van de VTH-‐taken van de deelnemers (methodieken, aanpak, bedrijfsvoering, procesbeheersing en inzet van ICT/ gebruik social media etc.). § Ondersteunen kennis-‐ en informatie-‐uitwisseling binnen regio en provincie. Organiseren van (vakmatige) kennisoverdracht vanuit landelijke ontwikkelingen, veranderingen in wetgevingen en programma’s (zoals PIM). § Borgen en verbeteren kwaliteit van organisatie en de taakuitvoering deelnemers. § Bevorderen dat deelnemers die niet of moeilijk (ondoelmatig) aan de afgesproken kwaliteitseisen kunnen voldoen, meer taken onderbrengen bij de omgevingsdienst. Innovatie en kwaliteitsborging vinden in samenwerking met de andere omgevingsdiensten plaats. 4.3.3 Verzoektaken Door de Omgevingsdienst Brabant Noord worden naast het landelijk basistakenpakket, ook een breder takenpakket aangeboden dat aansluit bij de inrichting van de fysieke leefomgeving. Dit takenpakket zijn de verzoektaken die deelnemers bij de omgevingsdienst kunnen leggen. Hieronder vallen onder meer inrichtingsgebonden wettelijke milieutaken die buiten het basistakenpakket vallen of overige Wabo taken. Een bijzondere verzoektaak is de expertise op het gebied van agrarische zaken. Gezien het door de provincie overbrengen van deze substantiële taak zien wij kansen om onze omgevingsdienst te ontwikkelen tot een kennis expertise centrum voor agrarische zaken en Groene Wetten. 4.3.4 Taken buiten VTH van huidige RMB Binnen de Omgevingsdienst Brabant Noord zullen ook specifieke taken worden uitgevoerd die buiten de VTH-‐taken vallen en als zelfstandig product in de markt gezet worden bij gemeenten en provincies. De betreffende taken vallen binnen het domein van het omgevingsrecht en hebben betrekking op de ontwikkeling, afstemming en coördinatie van Versie 1.7 22 november 2012
17
regionaal milieubeleid, afvalverwerking, afvalinzameling, volkshuisvesting en sanering verkeerslawaai. Het betreft taken die vanuit het huidige RMB worden uitgevoerd en worden voortgezet in de Omgevingsdienst Brabant Noord. Voor deze taken is in de gemeenschappelijke regeling van de omgevingsdienst specifiek voorzien. In de gemeenschappelijke regeling zijn deze taken opgenomen als 'Eerbiediging bestaande taken'.
Versie 1.7 22 november 2012
18
5
KWALITEIT
5.1 Uniforme kwaliteitscriteria en uitvoeringsniveau voor de VTH taken De Omgevingsdienst Brabant Noord voldoet aan de landelijke kwaliteitscriteria. Het kwaliteitsniveau van de uitvoering van de VTH-‐taken voldoet aan de eisen voor kritieke massa en aan de procescriteria. Met de voorgenomen taakinbreng van provincie en gemeenten is de omgevingsdienst in staat om geheel te voldoen aan de normen van de kwaliteitscriteria. Dit geeft zekerheid over de robuustheid, deskundigheid en continuïteit van de taakuitvoering. 5.1.1 Uniforme bedrijfsindeling De Omgevingsdienst Brabant Noord is verantwoordelijk voor de uitvoering van het takenpakket (basistaken en verzoektaken) en het uitvoeringsprogramma dat per individuele deelnemer wordt vastgesteld. Het is van groot belang dat er een realistische verhouding is tussen programmering en beschikbaar budget. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een uniforme bedrijfsindeling waar alle kengetallen op zijn gebaseerd. 5.1.2 Level-‐playing-‐field Een level-‐playing-‐field is een rechtvaardigheidsprincipe, waarbij het niet noodzakelijk is dat elke speler evenveel kansen heeft om te slagen, maar wel dat alle spelers het spel spelen volgens dezelfde regels. Als definitie voor een level-‐playing-‐field wordt gehanteerd: een gelijke behandeling van bedrijven door de overheid, waarbij-‐ in gelijke gevallen-‐ rechtsongelijkheid zo veel mogelijk wordt voorkomen. De overheid streeft naar een gelijkheid in spelregels voor bedrijven en burgers. De huidige uitvoering van VTH-‐taken door de deelnemers aan de Omgevingsdienst Brabant Noord is gevarieerd, geformuleerd vanuit eigen methodieken, analyses, prioritering en lokale omstandigheden. De deelnemers van de Omgevingsdienst Brabant Noord hechten belang aan het creëren van een level-‐playing-‐field voor bedrijven en burgers. Dit kan onder andere worden bereikt door het uitwerken van een uniform kwaliteits-‐ en uitvoeringsniveau met de volgende onderdelen: 1. Strategieën en werkprocessen 2. Uniform kwaliteits-‐ en uitvoeringsniveau voor de VTH-‐taken 3. Een uniforme bedrijfsindeling 4. Uniforme uitvoeringsfrequentie Naast het streven naar uniformiteit, dat een level-‐playing-‐field en doelmatigheid bevordert, blijft er ruimte voor verantwoord maatwerk en bijzondere situaties. Het level-‐playing-‐field is een minimale handelswijze. Elke opdrachtgever kan altijd meer laten uitvoeren, niet minder. Het level-‐playing-‐field is geen blijvend vastgesteld niveau, maar dit wordt bijgesteld door nieuwe inzichten, innovatie en ervaring. Door de werkgroep Taken en Kwaliteit is geconstateerd dat er een flinke variatie is in de gehanteerde kengetallen bij de verschillende deelnemers in de omgevingsdienst. Het door de Omgevingsdienst Brabant Noord geleverde product moet voor alle deelnemers voldoen aan een minimale kwaliteit, het level-‐playing-‐field. In dit bedrijfsplan is een basis gelegd voor de kengetallen die naast een gekozen frequentie leiden tot het level-‐playing-‐field. Voorgesteld wordt om richtinggevende kengetallen uit bijlage 4 te hanteren als level-‐ Versie 1.7 22 november 2012
19
playing-‐field bij de start van de organisatie. De richtinggevende kengetallen zullen binnen 6 maanden na de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord verder worden verfijnd. Naast het level-‐playing-‐field heeft elke deelnemer de mogelijkheid om aanvullend op dit minimale kwaliteitsniveau het zijn eigen wensen vast te leggen. Deze individuele wensen worden per deelnemer, aanvullend op het level-‐playing-‐field, vastgelegd in de dienstverleningsovereenkomst Het level-‐playing-‐field is het minimum uitvoeringsniveau. Er zijn gemeenten die, op basis van ervaringen (informatie vanuit vergunningverlening / handhaving), bewust kiezen voor een hogere inzet. Dit behoort vanzelfsprekend tot de mogelijkheden. 5.1.3 In te brengen kwaliteit: schoon door de poort De samenwerkende partijen worden geconfronteerd met een takenpakket dat wordt toegevoegd/overgenomen. Bij de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord wordt gewerkt met de huidige inbreng van de deelnemers (kwaliteit, fte, budget) Iedere deelnemer stelt zelf vast aan welk kwaliteitsniveau de uitvoering van zijn takenpakket voldoet. Dit kwaliteitsniveau wordt door de Omgevingsdienst Brabant Noord getoetst aan de minimale productkwaliteit die de samenwerking nastreeft, het level-‐playing-‐field. Bij de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord zullen de kengetallen uit bijlage 4 gehanteerd worden voor het toetsen van de huidige inbreng van de deelnemers. Het level-‐playing field is overigens een Brabantbreed te hanteren systematiek. Uit deze toets zal blijken of deelnemers kunnen voldoen aan het level-‐playing-‐field, of dat zij onder dan wel boven het level-‐playing-‐field hun taken inbrengen. De Omgevingsdienst Brabant Noord zal al direct bij de start de werkzaamheden voor het overgedragen inrichtingenbestand uitvoeren conform het level-‐playing-‐field. Dit is de ondergrens. Indien gemeenten een uitgebreider product willen kan dit vanzelfsprekend. Hierover worden in de nog af te sluiten dienstverleningsovereenkomst afspraken gemaakt. Achterstanden waarvoor bij de start geen extra middelen worden gereserveerd blijven bestaan. De inbreng van iedere deelnemer dient te voldoen aan het level-‐playing-‐field. Gedurende drie jaar kunnen extra inzet of middelen nodig zijn om de achterstand weg te werken. De deelnemer heeft dan drie jaar om extra ruimte in zijn begroting op te nemen voor het wegwerken van deze achterstanden. 5.1.4 Expertise Om aan de productkwaliteit te kunnen voldoen dient ook het personeel aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen. In een redelijke algemeenheid zijn deze opgenomen in de PUmA Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wabo. Een goed kennis-‐ en expertiseniveau van personeel moet worden geborgd in relatie tot de te realiseren kwaliteit van de producten en diensten. Een landelijk traject zorgt voor implementatie van de kwaliteitscriteria. Versie 1.7 22 november 2012
20
5.2
Werkprocessen en kwaliteitssystemen
5.2.1 Werkprocessen. De Omgevingsdienst Brabant Noord zal op termijn als uitvoeringsorganisatie op een uniforme manier werken aan de hand van de strategieën en werkprocessen waarin de uitvoeringswijze van de VTH-‐taken wordt vastgelegd. Werkprocessen zijn beschreven en gekoppeld aan systemen, samen met de daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Dit biedt opdrachtgevers uniformiteit in de manier waarop de taken worden uitgevoerd en waarop producten worden geleverd. Bij de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord zal dit systeem nog niet gereed zijn en worden ICT voorzieningen getroffen om gedurende een overgangsfase gebruik te kunnen maken van de huidige werkprocessen van de deelnemers. 5.2.2 Kwaliteitsysteem De Omgevingsdienst Brabant Noord zal beschikken over een kwaliteitssysteem dat geïmplementeerd en geborgd is in haar bedrijfsvoering. Dit systeem wordt gecertificeerd. Het kwaliteitssysteem wordt gerealiseerd via het systeem van de werkprocessen.
Versie 1.7 22 november 2012
21
6
INFORMATIE, ICT EN COMMUNICATIE
Inleiding Goede informatievoorziening is een belangrijke voorwaarde voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de taken van de omgevingsdienst. In dit hoofdstuk wordt het beeld geschetst van het ontwikkelingstraject dat de Omgevingsdienst Brabant Noord op het gebied van informatievoorziening zal doorlopen. Kernbegrippen bij het “eindbeeld” zijn het toepassen van landelijke architectuurprincipes -‐ met name op het gebied van informatiemodellen -‐, het zaakgericht werken, het mogelijk maken van informatie-‐ uitwisseling tussen ketenpartners en digitaal werken binnen de Omgevingsdienst Brabant Noord. Daarnaast wordt ingegaan op datgene dat moet worden gedaan om per 1 april 2013 een organisatie in uitvoering te zijn. 6.2 Uitgangspunten ICT De informatievoorziening van de Omgevingsdienst Brabant Noord bevat de volgende uitgangspunten: § Geen maatwerkoplossingen: Gebruiken wat beschikbaar is in de markt. Hergebruik gaat voor standaard, standaard gaat voor maatwerk; § Kiezen voor bewezen technieken: Geen nieuwe oplossingen die zich nog moeten bewijzen; § E-‐overheid: de Omgevingsdienst Brabant Noord gebruikt landelijke bouwstenen en standaarden van de e-‐overheid; § Realistisch niveau van ICT voorzieningen: Nu realiseren wat noodzakelijk is voor de start op 1 april 2013, meerjarige doorontwikkeling naar wat wenselijk is. § Digitaal blijft digitaal. § Aansluiting bij het landelijke informatiemodel RUDi Een voorwaarde voor een robuuste, goed functionerende uitvoeringsorganisatie is het op orde zijn van de primaire, ondersteunende en sturende processen. In het volgende figuur is een generiek procesmodel opgenomen met daarin alle relevante processen. Onderstaand figuur geeft de gewenste situatie weer van de processen binnen de Omgevingsdienst Brabant Noord in 2015: 6.1
Versie 1.7 22 november 2012
22
Startsituatie 2013 Voor wat betreft de informatievoorziening en ICT regelen we de meest noodzakelijke voorzieningen om op 1 april 2013 een goed functionerende omgevingsdienst te zijn. Vervolgens werken we toe naar de gewenste situatie in 2015. We maken gebruik van de bestaande ICT-‐ voorzieningen voor de ondersteuning van de infrastructuur, de primaire processen en de besturing en ondersteuning van de uitvoering van de toegewezen taken. We gaan zoveel mogelijk digitaal werken om het flexwerken te bevorderen. Op 1 april 2013 moet het volgende aanvullend geregeld zijn bij alle deelnemers van de Omgevingsdienst Brabant Noord: § Indien beheer bedrijfsgegevens niet wordt overgedragen aan de Omgevingsdienst Brabant Noord, zijn inlogmogelijkheden in lokale applicaties geregeld voor het uitvoeren van het ingebrachte takenpakket. § Dossiers van BRZO-‐ en IPPC-‐ bedrijven zijn gedigitaliseerd en digitaal ontsluitbaar; overige dossiers worden vanaf 1 april 2013 gedigitaliseerd op het moment dat ze behandeld worden.. § Indien Wabo breed wordt ingebracht zijn de meest kritische koppelingen (BAG, GBA, OLO) gereed. § Het starten van de registratie voor de aanpak van ketens en milieucriminaliteit noodzakelijke informatie. Op 1 april 2013 is het volgende geregeld bij de Omgevingsdienst Brabant Noord: § Inlogvoorzieningen / webservice voor deelnemers die gegevensbeheer (geheel) hebben overgedragen aan het uitvoeringsstation. § Uitwisselbaarheid en mogelijkheid aggregatie bedrijfsinformatie, minimaal voor zover het de taken uit het landelijk basistakenpakket betreft. 6.3
Versie 1.7 22 november 2012
23
§ § § § §
De voor keten-‐ en netwerkanalyses start noodzakelijke digitale registratie van beoordeling rapporten, vergunningaanvragen en inspectierapporten is gewaarborgd. Waar nodig installatie applicaties voor bedrijfsvoering (tijdschrijven, factureren, WFM) en waar nodig afstemming van formats en procedures. Beheer applicaties ligt bij de omgevingsdienst. De kosten maken onderdeel uit van de exploitatie. Technische infrastructuur en persoonlijke voorzieningen. Inrichting communicatiestructuur gefaciliteerd door één website voor internet en extranet.
6.3.1 Informatie-‐uitwisseling De frontoffice blijft bij het bevoegd gezag. In overleg met de verschillende bevoegde gezagen wordt komend half jaar uitgezocht hoe smal of hoe breed de informatie-‐uitwisseling tussen het bevoegd gezag als frontoffice en de omgevingsdienst als backoffice moet zijn. De Omgevingsdienst Brabant Noord heeft bij aanvang zijn eigen archief ingericht en in gebruik genomen. 6.4 Gewenste situatie 2015 Zaakgericht werken is volledig ingevoerd, ook voor de ondersteunende processen en werkt tot volle tevredenheid. Planning, voortgangsbewaking en verantwoording zijn gestandaardiseerd mede door het zaaksysteem. Ook de informatievoorziening naar de opdrachtgevers en deelnemers aan de Omgevingsdienst Brabant Noord is uniform opgezet. Iedereen houdt de vinger aan de pols om scherp te blijven ten aanzien van de kwaliteit, de processen en de ondersteuning vanuit de informatievoorziening. In Brabant werken alle omgevingsdiensten op dezelfde wijze en wordt gebruik gemaakt van één integraal informatiesysteem: omdat we op dezelfde manier werken, dezelfde producten maken en diensten verlenen, kan dit. Ook maken we gebruik van één bestand met alle inrichtingen met daaraan gekoppeld integrale dossiers. Zeker bezien van uit de ongedeelde verzoektaken van de provincie is een centraal inrichtingenbestand noodzakelijk. De onderlinge informatie-‐uitwisseling tussen de drie omgevingsdiensten wordt hiermee een stuk doelmatiger en doeltreffender. Op landelijk niveau kan de Omgevingsdienst Brabant Noord eenvoudig voldoen aan de informatievragen van partners en andere omgevingsdiensten en levert de Omgevingsdienst Brabant Noord een bijdrage aan het op een hoger plan brengen van onderwerpen als ketentoezicht. Hierbij voldoet de Omgevingsdienst Brabant Noord aan de landelijke richtlijnen op het gebied van de informatievoorziening en heeft de Omgevingsdienst Brabant Noord grip op de doorontwikkeling van de informatievoorziening en ICT. Het nieuwe werken is de tweede natuur geworden bij alle medewerkers: zelfbewuste en gekwalificeerde medewerkers zijn zelf verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren en verantwoorden van het werk. De invoering van het flexwerken en het tijd-‐ en plaatsonafhankelijk werken zijn ondersteunend aan de medewerkers bij het uitvoeren van hun taken. Versie 1.7 22 november 2012
24
Hoe bereiken we dit toekomstbeeld? Er bestaat nog geen overall planning om in 2015 tot de gewenste situatie op het gebied van de informatievoorziening te bereiken. Een belangrijke stap die we in 2013 moeten zetten is de invoering van zaakgericht werken. Dit zullen we als project in het tweede kwartaal van 2013 starten. Met de betrokken medewerkers wordt een dergelijk traject van verandering van werkwijze gestart. Een onderdeel van dit project is de selectie, aanschaf en implementatie van een zaaksysteem en VTH-‐ systeem. De omgevingsdienst moet in staat zijn om alle werkprocessen in een “eigen VTH-‐ informatiesysteem’ uit te voeren. Besluitvorming over de aanschaf zal door de directie van de Omgevingsdienst Brabant Noord plaatsvinden. 6.5
Versie 1.7 22 november 2012
25
7 FINANCIËN 7.1 Algemene uitgangspunten In deze financiële paragraaf worden de kaders geschetst van de Omgevingsdienst Brabant Noord. Door de leden van de werkgroep financiën zijn de begrotingsuitgangspunten benoemd. Deze zijn verwerkt in de normatieve begroting die verder in dit hoofdstuk is opgenomen. Er is gekozen voor een normatieve begroting omdat op dit moment nog niet alle input voor de begroting bekend is. Zo is er nog geen keuze gemaakt voor een huisvestingslocatie (naast de locatie Cuijk), en zijn nog niet alle gegevens bekend over de formatie die wordt ingebracht. 7.2 Budgettair neutraal Uitgangspunt bij de vorming van de Omgevingsdienst Brabant Noord is dat de operatie budgettair neutraal is op het moment dat men schoon door de poort gaat op basis van het level-‐playing-‐field. Belangrijk uitgangspunt hierbij is de term “schoon door de poort”. Hiermee wordt bedoeld dat het milieudeel van de VTH-‐taken, van de inrichtingen die worden overgedragen, adequaat zijn uitgevoerd. Adequaat hier te lezen als: voldoen aan het minimale kwaliteitsniveau zoals door het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Brabant Noord zijn/worden vastgesteld. In het hoofdstuk over Taken en Kwaliteit wordt dit verder gedefinieerd. Of de overgang van inrichtingen naar de omgevingsdienst budgettair neutraal verloopt, is dus vooral afhankelijk van de vraag of de budgetten van deelnemers in hun begroting voldoende zijn om de taken volgens het minimale kwaliteitsniveau uit te voeren. De omgevingsdienst gaat van start op basis van het level-‐playing-‐field (het minimale kwaliteitsniveau). Daar waar er bij individuele deelnemers sprake is van achterstanden zullen deze in een periode van 3 jaren worden ingehaald. Hierover worden in de dienstverleningsovereenkomst (DVO) afspraken gemaakt. Belangrijk is nog om te vermelden dat de omgevingsdienst de eerste jaren zal factureren op basis van de werkelijke tijdbesteding voor de deelnemers. Indien bij een van de deelnemers achterstanden bestaan komt het inhalen van deze achterstanden dus voor rekening van de betreffende deelnemer, niet ten laste van het collectief. 7.3 Begrotingssystematiek De omgevingsdienst werkt met een begroting waarin drie programma’s worden opgenomen. De reden voor het werken met drie programma’s is dat hiermee mogelijk is dat een afrekening van het exploitatiesaldo gesplitst kan plaatsvinden. Het eerste programma betreft het basistakenpakket. Het tweede programma betreft de verzoektaken. Het derde programma betreft de huidige taken van het RMB die niet behoren tot verzoektaken en/of basistaken.
Versie 1.7 22 november 2012
26
7.4 Risicoverhouding / aandeelhouderschap De risico’s van de deelnemers worden verdeeld op basis van het contractvolume dat in de, nog af te sluiten, langjarige dienstverleningsovereenkomsten (DVO) is opgenomen. Dit geldt voor alle taken met uitzondering van de verzoektaken zoals opgenomen in artikel 7 van de GR (afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel, afvalverwerking, sanering verkeerslawaai). 7.5 Reserves In 2001 is door het Algemeen Bestuur van het RMB de notitie “risicoreductie en –fixatie” vastgesteld. In het kort komt het neer op het volgende: Gemeenschappelijke regelingen (zoals het RMB en ook de Omgevingsdienst) worden door deelnemers vooral beschouwd als risicofactor. Om dit om te buigen is het risico gekoppeld aan het RMB berekend (circa € 2,7mln). Voor dit bedrag mocht het RMB een reserve vormen (te financieren uit de exploitatieresultaten). Hiermee is het risicobedrag voor de RMB deelnemers gereduceerd tot nihil. Bovenstaande methode is een aan twee kanten snijdend mes: § Het beleid van het RMB kon worden beoordeeld op basis van inhoud en niet op basis van risico’s. § De reserve die door het RMB, vooral door de inzet van zijn medewerkers, is gevormd zorgde voor rente-‐inkomsten waarmee tarieven laag konden blijven. Bovenstaande systematiek wordt ook voor de omgevingsdienst aangehouden. Reserves en voorzieningen van het RMB blijven in stand bij de omgevingsdienst, maar worden wel geoormerkt aan de gemeenten op basis van de “RMB-‐verhouding”. De huidige algemene reserve wordt dus geoormerkt voor de huidige RMB-‐contractgemeenten op basis van hun contractomvang. Er wordt een risicoberekening gemaakt van het totale risico per 1 april 2013. Hierbij wordt dan op basis van de contractomvang van de DVO’s bepaald wat het aandeel van de deelnemer in de nieuw te vormen reserve dient te zijn. De opgebouwde reserve van de RMB-‐gemeenten wordt daarop in mindering gebracht. Vanzelfsprekend beseffen wij ons dat de financiële speelruimte van gemeenten en provincie op dit moment zeer beperkt is. De vraag aan de deelnemers is dan ook niet om dit bedrag te storten. Dit bedrag zal in de loop van de jaren worden opgebouwd uit de voordelige exploitatiesaldi. Indien voor een deelnemer het benodigde bedrag bereikt is (dit zal bijvoorbeeld bij de huidige contractgemeenten eerder het geval zijn) wordt het aandeel van deze deelnemer, in het voordelige exploitatiesaldo aan deze deelnemer uitgekeerd. Als blijkt dat het aandeel van deelnemers in de huidige reserve hoger is dan het risicoaandeel per 1 april 2013, dan wordt het meerdere aan deze deelnemer uitgekeerd. 7.6 Fiscaal De omgevingsdienst opteert, evenals dat bij het RMB het geval was, voor ondernemerschap in de zin van de wet op de omzetbelasting. De omzetbelasting wordt door de omgevingsdienst in rekening gebracht bij de opdrachtgevers. De opdrachtgevers kunnen de in rekening gebrachte BTW compenseren bij het BTW Compensatiefonds. Op dit moment overweegt het kabinet om het BTW-‐compensatiefonds voor gemeenten en provincies te schrappen. Mocht het kabinet deze maatregel daadwerkelijk effectueren dan Versie 1.7 22 november 2012
27
heeft dit gevolgen voor de fiscale positie van de omgevingsdienst, en vanzelfsprekend ook voor de begroting en de tarieven van de omgevingsdienst. 7.7 Frictiekosten Gemeenten en provincie kunnen geconfronteerd worden met frictiekosten bij het uitplaatsen van taken en medewerkers. Deze frictiekosten bestaan uit bijvoorbeeld ongedekte kosten van ondersteuning en overhead. Frictiekosten komen ten laste van de latende organisatie. Een deel van deze frictiekosten kan worden verminderd door het inbrengen van overhead in de omgevingsdienst. Uitgangspunt is dat de personele overhead 22% bedraagt van de totale personele omvang. De minimale inbreng van overhead bedraagt 0,5 FTE (zie ook hoofdstuk Personeel). 7.8 Financieringsmodel De omgevingsdienst wil, op termijn, zoveel mogelijk werken met productprijzen. Doelstelling is om vanaf 2015 op basis van productprijzen af te rekenen met deelnemers. Voor de jaren 2013 en 2014 zal de verrekening met deelnemers, voor wat betreft het basistakenpakket en de verzoektaken, plaatsvinden op basis van de werkelijke tijdbesteding. Uitgangspunt is de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) waarin de uurafname en takenpakket zijn vastgelegd. Elk jaar wordt in overleg met de deelnemer een werkprogramma opgesteld. In dit werkprogramma wordt vastgelegd welke taken en prioriteiten voor dat jaar gelden en wordt een raming gemaakt van de kosten behorend bij dat programma. De werkelijke tijdbesteding wordt in rekening gebracht. Deelnemers ontvangen elk kwartaal een overzicht van de verrichte activiteiten en de daarbij behorende tijdbesteding. Mocht daartoe aanleiding bestaan kan gedurende het jaar nog worden bijgestuurd. 7.9 Kosten Sociaal Plan De kosten voor het sociaal plan / sociaal beleidskader zijn als p.m. opgenomen. Deze kosten zullen, zodra het sociaal plan / sociaal beleidskader zijn vastgesteld, en duidelijk is wat dit voor de individuele medewerkers betekent, inzichtelijk worden gemaakt. 7.10 Bijdrage per inwoner In de onderstaande begroting zijn de exploitatiekosten van de omgevingsdienst opgenomen. Er is nog geen onderscheid gemaakt in de programma’s die in de begroting worden opgenomen (basistaken, verzoektaken, het oude RMB takenpakket). Er wordt rekening gehouden met de volgende, structurele, bijdrage per inwoner voor de bovenlokale taken: Ketentoezicht en criminaliteitsbestrijding € 350.000,00 VICK € 250.000,00 Bestuursondersteuning, horizontale kwal. borging € 75.000,00 Totaal € 675.000,00
Versie 1.7 22 november 2012
28
Gerekend wordt met een bijdrage van de provincie in deze bovenlokale kosten van € 168.750,00 en met een bijdrage van de waterschappen van € 18.225,00. Voor de gemeenten resteert dan een bijdrage van € 488.025,00. Dit is een bijdrage per inwoner van € 0,76. Voor aanloopkosten wordt rekening gehouden met een totale kostenpost van € 364.700,00. Hiervan komt voor rekening van de provincie € 109.410. Voor de gemeenten resteert dan nog een bijdrage van € 225.290,00. Dit is een bijdrage per inwoner van € 0,40. 7.11 Begroting Er is een voorlopige normatieve exploitatiebegroting gemaakt van de structurele kosten van de Omgevingsdienst Brabant Noord. In het kader van dit bedrijfsplan is een kostprijs per fte bepaald, inclusief een opslag voor de personele en materiële overhead. De normatieve exploitatiebegroting is gebaseerd op het vormgeven van de omgevingsdienst op basis van level-‐playing-‐field en schoon door de poort. Voor zover gegevens niet bekend waren is uitgegaan van een aannames. Bij het opstellen zijn de uitgangspunten gehanteerd zoals die voor de drie omgevingsdiensten in Brabant zijn aangegeven. Door het hanteren van aannames zijn er onzekerheden en risico’s in de begroting aanwezig die wel te benoemen zijn maar niet financieel te kwantificeren. Het tarief wat uit deze begroting resulteert dient dan ook bekeken te worden met een foutmarge van 5 tot 10%. De onzekerheden en risico’s betreffen onder meer: § De huisvestingskosten (er is nog geen keuze gemaakt voor een locatie), en de hieraan gekoppelde kosten; § De organisatiestructuur en de bijbehorende kosten voor management; § De feitelijke formatie en de bijbehorende personeelslasten (o.a. inschaling); § Eventueel vervallen van het BTW compensatiefonds; § Hogere kosten die nodig zijn voor het bereiken van de ICT doelen; § Behalen van doelstellingen voor wat betreft de productiviteit in het eerste jaar. Door samenvoeging van een groot aantal organisaties zal extra tijd benodigd zijn voor het wennen aan nieuwe systemen en werkwijzen. 7.11.1. Begrotingsuitgangspunten De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd voor de begroting: De organisatie overhead primair proces is als volgt bepaald § 1 directeur § 2 Afdelingshoofden § Per 30 fte 1 teamleider Dit is een voorlopige aanname omdat er nog geen organisatiestructuur is opgesteld. 1.0 Productiviteit 1.1 Salariskosten
1.2 Werkgevers lasten 1.2 Opleiding 1.4 Overige Versie 1.7 22 november 2012
1.350 uur per fte. primair proces Salarissen worden berekend op Salarissen primair proces worden basis van salaristabel 1 april opgenomen tegen max. schaal 10. 2012 gemeenteambtenaren 27 % van de salariskosten 2 % van loonsom
4 % van loonsom
Telefoon-‐/data, ARBO, representatie, 29
personeelskosten primair proces 1.5 Reis en verblijfkosten primair proces 1.4 Overige personeelskosten overhead 1.5 Reis en verblijfkosten overhead 1.6 Mobiliteitsfonds/ loopbaanbegeleiding
personeelsactiviteiten 7 % van loonsom
Reis-‐ en verblijfkosten.
4 % van loonsom
Telefoon-‐/data, ARBO, representatie, personeelsactiviteiten Reis-‐ en verblijfkosten.
3 % van loonsom € 500 per medewerker
1.6 Inhuur bij ziekte
1,2% opslag op loonsom (4% ziekte, 20% ziekte vervangen via inhuur, inclusief opslag voor marktprijs inhuur van 50%)
1.7 Personele overhead
Op basis van bestaande bezetting geëxtrapoleerd. Wel rekening te houden met het behalen van efficiencyvoordelen.
1.8 Huisvesting
Uitgaande van kosten bestaande huisvesting aangevuld met de kosten voor een tweede vestiging. Uitgaande van kosten bestaande automatiseringslasten aangevuld met de gegevens uit de ICT werkgroep zijn deze kosten opgenomen Maximaal 22% wordt als personele overhead toegestaan
1.9 Automatisering
2.0 Personele overhead
2.1 Materiële overhead
Het aandeel van de totale overhead mag niet hoger zijn dan 40% van de totale kosten
Versie 1.7 22 november 2012
30
Verplichting CAO gemeenten: budget € 120.000,-‐ voor organisatie met 200 medewerkers. Betreft langdurig verzuim bovenop normale verzuim van 4% waar opvang voor nodig is in primaire productie. Omgevingsdienst heeft geen budget om deze inhuur te bekostigen. Gekozen kan worden voor het doteren aan een fonds en de dekking vanuit dit fonds te onttrekken Schaalindeling [aannames] Financiën: schaal 9 Controller: schaal 13 P&O: schaal 9 Marketing en comm: schaal 10 Facilitaire zaken: schaal 6 Management: schaal 13 Secretariaat: schaal 5 Kwaliteitszorg: schaal 10 I&A: schaal 9 Afhankelijk van de standplaats en hiermee gepaarde kosten.
Uitgegaan wordt van de bestaande manier van werken. Als het zaakgericht werken wordt ingevoerd zal dit zeker financiële consequenties hebben.
7.11.2 Exploitatiebegroting De bovenstaande uitgangspunten leiden tot de volgende exploitatiebegroting voor 2013 (op basis van een volledig kalenderjaar): LASTEN Nummer Post Begroting 1 Personeelslasten primair proces € 11 304 289 1 Fte 143.25 Medewerkers 171.00 1.1 Personeelskosten € 9 823 799 1.2 Opleidingskosten € 196 480 1.3 Mobiliteitsbudget/loopbaanbegeleiding € 85 500 1.4 Algemene personeelskosten 4% € 392 950 1.5 Reis-‐ en verblijfkosten 7% € 687 670 1.6 Inhuur bij ziekte (opvang primaire productie) 1.2% € 117 890 € -‐ € -‐ 1 Overhead primair proces € 864 160 1 Fte 8.00 Medewerkers 8.00 1.1 Personeelskosten € 789 140 1.2 Opleidingskosten € 15 780 1.3 Mobiliteitsbudget/loopbaanbegeleiding € 4 000 1.4 Algemene personeelskosten 4% € 31 570 1.5 Reis-‐ en verblijfkosten 3% € 23 670 € -‐ € -‐ 1 Overhead Ondersteuning € 2 153 788 1 Fte 35.53 Medewerkers 43.00 1.1 Personeelskosten € 1 956 228 1.2 Opleidingskosten € 39 120 1.3 Mobiliteitsbudget/loopbaanbegeleiding € 21 500 1.4 Algemene personeelskosten 4% € 78 250 1.5 Reis-‐ en verblijfkosten 3% € 58 690 € -‐ 2 Uitbesteding € -‐ 2.1 Onderzoeken, advies € -‐ 2.1 Uitzendkrachten/inhuur overhead € -‐ 2.1 Uitzendkrachten/inhuur primair proces € -‐ 3 Kapitaallasten € 39 518 3.1 Kapitaallasten € 39 518 € -‐ 4 Overige directe kosten € 43 029 4.1 Materiële lasten primair proces € 43 029 Versie 1.7 22 november 2012
31
5 5.1 5.2 5.3 5.4 6 6.1 6.2 7 7.1 7.2 8 8.1 8.2 8.3 9 10 10.1 10.2 10.3 11 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8
Huisvesting Huur pand/huisvesting Dotatie voorziening groot onderhoud Kapitaallasten huisvesting Telefoon Automatisering & informatisering ICT jaarlijkse exploitatielasten Kapitaallasten automatisering Interne doorberekeningen Dekking doorbelasting Bestuurscommissie Lvc en Boekel Dekking doorbelasting Voormalige stortplaatsen Overige lasten Accountant / Advies financieel, belastingen Rentelasten Aanloopkosten Onvoorzien Voormalige stortplaatsen Directe lasten Werk derden externe advisering Doorbelasting RMB Bestuurscommissie Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel Kapitaallasten bestuurscommissie Directe kosten afvalinzameling Doorbelasting RMB bestuurscommissie Indirecte kosten afvalinzameling Indirecte personeelslasten Werk derden externe advisering Huisvestingslasten Automatisering & informatisering BC Directe lasten Directe projectkosten
Versie 1.7 22 november 2012
32
€ -‐ € 637 865 € 475 007 € 30 000 € 114 408 € 18 450 € -‐ € 752 245 € 350 490 € 401 755 € -‐ € -‐ € 430 994-‐ € 421 094-‐ € 9 900-‐ € -‐ € 54 554 € 54 554 € -‐ € -‐ € -‐ € -‐ € -‐ € 20 200 € 7 900 € 2 400 € 9 900 € 6 308 175 € 50 127 € 5 616 590 € 421 094 € -‐ € 2 385 € 73 122 € 3 087 € 609 € 93 853 € 47 309 € -‐ € 21 746 827
7.12 Kosten per fte en per productief uur Op basis van de voorlopige exploitatiebegroting zijn de kosten per fte en per productief uur bepaald. De tarieven betreffen de integrale kostprijs. Dat wil zeggen voor het primaire proces, personele overhead en materiële overhead. In de tabel is – ter indicatie -‐ een uurtarief berekend op basis van salarisschalen. Dit tarief is zo berekend dat de Omgevingsdienst Brabant Noord voldoende dekking realiseert voor de kosten. Tarieven Omgevingsdienst Brabant Noord: Schaal Loonsom Gemiddeld uurtarief 6 7 8 9 10 11 12 13
€ 44 006.00 € 48 212.00 € 54 620.00 € 61 696.00 € 68 578.00 € 79 016.00 € 89 859.00 € 97 499.00
€ 52.59 € 57.62 € 65.28 € 73.73 € 81.96 € 94.43 € 107.39 € 116.52
Op basis van de te hanteren tarieven en een procentuele verdeling in zwaarte van de werkzaamheden kan een gemiddeld tarief bepaald worden waarvoor de werkzaamheden voor de afnemers kunnen worden uitgevoerd. MBO MBO+ HBO HBO+
€ 54.35 € 60.75 € 75.25 € 99.85
Versie 1.7 22 november 2012
33
8
BEZUINIGINGEN
Deelnemers aan de omgevingsdienst worden geconfronteerd met bezuinigingen. Logisch dat ook de omgevingsdienst een bijdrage moet leveren aan deze bezuinigingen. In de onderstaande paragrafen staan de aan de Omgevingsdienst Brabant Noord opgelegde bezuinigingsopgaven. 8.1 Reguliere bezuinigingen Door de huidige deelnemers opgelegde bezuinigingen die doorwerken voor de omgevingsdienst. Het betreft hier bezuinigingen van in totaal 10% voor de periode 2011 t/m 2014. Hiervan is reeds 5% ingevuld voor de jaren tot en met 2012. In 2013 en in 2014 dient dus nog een bezuiniging van 5% gerealiseerd te worden. Tevens dient gedurende deze periode de indexering voor loon-‐ en prijsontwikkeling op 0% gesteld te worden. Uitgaande van een loon-‐ en prijsontwikkeling van 2% per jaar bedraagt de totale, reële, bezuiniging dus 9% over de jaren 2013 en 2014. Voor de provincie geldt dat die de eigen bezuinigingen reeds heeft verwerkt voor overdracht aan de omgevingsdienst. De provincie heeft aangegeven in de jaren 2013 en 2014 geen bezuinigingen te willen doorvoeren. Voor de jaren 2015, 2016 en 2017 wil de provincie een jaarlijkse bezuiniging van 3% realiseren. 8.2 Terugverdienen aanloopkosten In het eerdere bedrijfsplan van de RUD Brabant Noord is aangegeven dat eventuele aanloopkosten in een periode van 3 – 5 jaar moeten worden inverdiend. Onder aanloopkosten wordt verstaan, de kosten die niet behoren tot de normale bedrijfsvoering en die benodigd zijn voor het realiseren van de omgevingsdienst per 1 april 2013 en die niet geactiveerd kunnen worden. De omgevingsdienst houdt rekening met een bedrag aan aanloopkosten van € 364.700,00. Dit bedrag wordt meegenomen als inverdienopdracht. 8.3 Inverdienen bovenlokale kosten In het eerdere bedrijfsplan RUD Brabant Noord is met betrekking tot de bovenlokale kosten het volgende opgenomen: ‘De omgevingsdienst moet de extra structurele bovenlokale kosten naar verloop van tijd terugverdienen. Het streven is een maximale terugverdientijd van 3-‐4 jaar. De efficiencywinst moet daarbij worden behaald op het totale VTH takenpakket (dus inclusief de gemeentelijke uitvoering). De inzet daarbij is wel dat de kwaliteitswinst opweegt tegen eventueel kwaliteitsverlies op andere taakonderdelen’. Om de aanloopkosten en de extra structurele kosten voor de bovenlokale voorzieningen op te vangen, moet een besparing van 3 tot 5% worden gerealiseerd. De Omgevingsdienst Brabant Noord krijgt de opdracht om deze efficiëntieslag binnen 3 tot 4 jaar te maken. Deze besparing moet vorm krijgen door: § Harmonisatie en verhogen efficiëntie werkprocessen in de regio als geheel; § Innovatie in de aanpak van vergunningverlening, toezicht en handhaving; § (Beperkte) schaalvoordelen in bijvoorbeeld toekomstige investeringen en organisatie ICT; Versie 1.7 22 november 2012
34
§
Verhoging effectiviteit handhaving en preventief optreden in de reguleringsketen waardoor er een afname van de toezichtlast ontstaat; Inverdienen op de taken die door de omgevingsdienst worden uitgevoerd.
§ Inverdienen op taken die bij de omgevingsdienst worden belegd kan ook voor individuele deelnemers een aanvullende besparing opleveren. De te realiseren besparing is afhankelijk van de omvang van het takenpakket dat wordt ingebracht, het mandaat dat de omgevingsdienst krijgt, de efficiëntie van de huidige uitvoering en de vraag of taken nu al zijn uitbesteed. De directeur van de omgevingsdienst legt aan het bestuur verantwoording af over de behaalde efficiencywinst door middel van een plan van aanpak met een jaarlijkse actieprogramma. Uit het voorgaande blijkt dat een besparing op het gehele VTH-‐takenpakket moet worden gerealiseerd van 3% tot 5%. Dit is dus inclusief de gemeentelijke taakuitvoering. Voor de omgevingsdienst wordt rekening gehouden met een structurele besparing van 2,5% over een periode van 3 tot 4 jaar. Het resterende deel van de bezuinigingstaakstelling moet door gemeenten worden inverdiend op het bij de gemeenten resterende takenpakket. 8.4 Conclusie bezuinigingen De volgende bezuinigingsdoelstellingen gelden dus voor de periode 2013 – 2016: § Structureel 5% over de periode 2013 – 2014 (opgelegde bezuiniging i.h.k.v. ‘samen trap op, samen trap af’) § Structureel 4% over de periode 2013 – 2014 (indexering op nihil, uitgaande van loon-‐ prijsstijging van 2% per jaar die niet doorberekend kan worden) § Structureel 2,5% over de periode 2013 – 2016 (bovenlokale kosten) § Incidenteel € 364.700,00 over de periode 2013 – 2016, de aanloopkosten. Per 1 april 2013 gaat de omgevingsdienst van start. Het lijkt op voorhand niet mogelijk om in het eerste jaar direct bezuinigingen te realiseren. Het eerste jaar zal in het teken staan van het integreren van de medewerkers en werkwijzen van drie verschillende organisaties. De bezuinigingsdoelstelling per jaar wordt dan: § 2013 0% § 2014 9% (gemeentelijke deelnemers) § 2015 1,25% voor alle deelnemers + 3% voor de provinciale taakuitvoering § 2016 1,25% en € 364.700,00 voor alle deelnemers en 3% voor de provinciale taakuitvoering § 2017 3% voor de provinciale taakuitvoering Vooralsnog gaan we uit van het realiseren van de bezuinigingsdoelstelling door efficiënter werken. Anders en slimmer inrichten van werkprocessen (onder meer door inzet ICT) moet tot lagere kosten voor de deelnemers leiden. Meer werk met minder mensen. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor het personeelsbestand. Bij een gelijkblijvend werkaanbod zal in 2017 het personeelsbestand met 11,5% moeten krimpen ten opzichte van 2013. We gaan er vanuit dat deze krimp door natuurlijk verloop kan worden ingevuld. Bovenstaande constatering leidt dan tevens tot de conclusie dat er binnen de omgevingsdienst een zogenaamde flexibele schil in het personeelsbestand van ongeveer Versie 1.7 22 november 2012
35
10% moet zijn. Dit betreft dan zowel inhuurkrachten als medewerkers met tijdelijke contracten. Er worden overigens kanttekeningen geplaatst bij de haalbaarheid van de opgelegde bezuinigingsdoelstelling en de ambitieuze doelstellingen die aan de omgevingsdienst worden opgelegd. Het samenbrengen van medewerkers van 22 partners (gemeenten, provincie en RMB), het verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening, en het gelijktijdig bezuinigen op de dienstverlening is, voorzichtig uitgedrukt, een uitdagende maar lastige opdracht.
Versie 1.7 22 november 2012
36
9
PERSONEEL
9.1 Inleiding Voordat op 1 april 2013 de omgevingsdienst daadwerkelijk operationeel kan zijn, zullen er op het gebied van personeel en organisatie de nodige processtappen genomen moeten worden. Er komen immers medewerkers van drie organisaties bij elkaar die gezamenlijk de nieuwe organisatie gaan vormen. Dit samenbrengen door (her-‐)plaatsing van de betreffende medewerkers moet zorgvuldig gebeuren. Als uitgangspunt daarbij wordt het principe gehanteerd van ‘mens volgt taak’. In dit bedrijfsplan zullen deze P&O processtappen nader uitgewerkt worden. In bijlage 1 is een tijdsplanning van het te volgen proces opgenomen. 9.1.1 Medezeggenschapsstructuur In verband met dit reorganisatietraject is een aparte medezeggenschapstructuur wenselijk c.q. noodzakelijk. De eigen GO en OR dienen hiervoor een convenant vast te leggen voor het mandateren van deze bevoegdheden aan het BGO en BOR. § Brabant Breed Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) – Brabantbrede bestuurlijke afvaardiging: § Onderwerpen: § Vaststellen Sociaal Beleidskader inclusief plaatsingsprocedure en arbeidsvoorwaarden en rechtspositie2 § Uitgangspunt is zoveel als mogelijk te komen tot een harmonisatie van arbeidsvoorwaarden provincie, gemeenten en RMB, waarbij compensatie middels afkoop van rechten de voorkeur heeft. Redenen hiervoor zijn dat dit de integratie bevorderd (cultuuraspect) en de bedrijfsvoering eenvoudig wordt gehouden doordat niet met uitzonderingsregels c.q. afwijkingen rekening dient te worden gehouden.3 § Regionaal BGO: Regionaal Sociaal plan om regiospecifieke rechtspositionele zaken af te spreken. § Vaststellen Regionaal sociaal plan inclusief rechtspositie voor zover deze al niet zijn vastgesteld in het Provinciaal Sociale Beleidskader. § Regionaal BOR: § Onderwerpen: § Bedrijfsplan Omgevingsdienst Brabant Noord (inrichtingsplan / structuur) en functieboek HR21 Omgevingsdienst Brabant Noord (advies) § Vestigingslocatie 9.1.2 Landelijk Sociaal Beleidskader RUD (SBK) Er is geen landelijk sociaal beleidskader. Dit houdt in dat nu onderhandelingen worden gevoerd om te komen tot een provinciaal sociaal beleidskader. De huidige verwachting is dat in december 2012 het provinciaal sociaal beleidskader kan worden vastgesteld. 9.1.3 Sociaal Plan Afgeleid van het Provinciaal Sociaal Beleidskader zal een Sociaal Plan moeten worden opgesteld. In het Sociaal Plan worden de specifieke rechtspositionele zaken geregeld en georganiseerd voor zover deze al niet zijn afgesproken in het Provinciaal Sociaal Versie 1.7 22 november 2012
37
Beleidskader. Het Regionaal Sociaal Plan (RSP) is van toepassing op de medewerkers van de RMB, de provincie en de gemeenten die overgaan naar de omgevingsdienst. De in het sociaal beleidskader vastgestelde afspraken zijn hierbij leidend. Het huidige concept sociaal beleidskader is een zogenaamde plus variant. Hierbij worden ook een groot aantal zaken meegenomen die normaal gesproken in een sociaal plan worden geregeld zoals de plaatsingsprocedure en arbeidsvoorwaarden en rechtspositie. In het Regionaal Sociaal Plan zullen nog enkele onderwerpen van het Provinciaal Sociaal Plan verder worden uitgewerkt. Dit zal echter beperkt zijn. Op regionaal niveau (Omgevingsdienst Brabant-‐Noord) zal een Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) en Bijzonder Ondernemingsraad (BOR) komen. De regionale bestuurders zullen in overleg treden met het BGO en BOR onder andere over het vast te stellen regionaal sociaal plan. De BOR is inmiddels operationeel. Totdat een directeur voor de omgevingsdienst is benoemd zal de gemeentesecretaris van Oss als WOR-‐bestuurder optreden. Het SBK en RSP worden niet in dit bedrijfsplan beschreven, maar in hoofdlijnen zullen de volgende zaken worden vastgelegd:. § primaire arbeidsvoorwaarden § mens volgt taak § plaatsingsprocedure § functiehuis dat gehanteerd wordt. 9.1.4 P&O beleid omgevingsdienst Het uitgangspunt voor de personele overgang is “mens volgt taak”. Dat betekent in principe dat iedere medewerker (die een dienstverband voor onbepaalde tijd heeft of uitzicht daarop) waarvan de latende werkgever aangeeft dat zijn taken onvoorwaardelijk overgaan naar de omgevingsdienst, overgaat naar de omgevingsdienst. Het uitgangspunt is dat ambtenaren volledig overgaan. Dat betekent dat er in principe geen dubbele dienstverbanden gaan ontstaan (0,5 naar de omgevingsdienst en 0,5 bij de latende werkgever) of een verplichting tot een dienstverband voor een ander urenaantal. De latende werkgever heeft het recht om gelijk aan de in te brengen formatie ook mensen te plaatsen, maar niet de plicht hiertoe. Als pre-‐allocatiedatum wordt in 1 januari 2013 gehanteerd. Er dient aandacht te zijn voor de ondersteunende functies en managementfuncties (overhead). Daarbij stellen we voor om nadere afspraken te gaan maken die erop neerkomen dat de latende organisatie de personele overhead berekent die verbonden is aan de primaire formatie. De organisatie gaat uit van een personele overhead van 22% van het totaal aan formatie. Er worden nadere afspraken gemaakt over de plaatsing van medewerkers op functies van de personele overhead en de omvang waarbij plaatsing is te realiseren. Uitgangspunt daarbij is een werkbare balans tussen de omgevingsdienst en de latende organisatie. Er dienen nog nadere afspraken te worden gemaakt over hoe de behoeften aan overhead bij de drie omgevingsdiensten zoveel als mogelijk in overeenstemming wordt gebracht met het aanbod vanuit de provincie en gemeenten. 9.1.5 Management In het concept-‐SBK is opgenomen dat het principe “mens volgt taak” niet geldt voor de sleutelfuncties. Uitgangspunt voor de sleutelfuncties is de kwaliteit, type taken en de span Versie 1.7 22 november 2012
38
of control. De basis hiervoor is de organisatiestructuur. Dit vormt dan ook de basis voor de functieprofielen van het management. Er is sprake van maximaal drie managementlagen 9.1.6 Medewerkers Voor de medewerkers in de primaire en ondersteunende, secundaire lijn wordt het principe “mens volgt taak” gehanteerd. Iedere medewerker waarvan de latende werkgever aangeeft dat zijn taken onvoorwaardelijk overgaan naar de omgevingsdienst, gaat over naar de omgevingsdienst. De latende organisatie berekent de overhead die verbonden is aan de primaire formatie. De organisatie gaat uit van een overhead van 22% van het totaal aan formatie. 9.1.7 Functie beschrijvings-‐ en waarderingssysteem De organisatie gaat gebruik maken van het landelijke erkende functie beschrijvings-‐ en waarderingssyteem HR21. Deze methodiek is nieuw en wordt momenteel bij veel gemeenten geïmplementeerd. Ook de twee andere omgevingsdiensten in Noord Brabant hebben aangegeven over te gaan tot dit waarderingssysteem. Bij de inrichting van het systeem wordt zoveel als mogelijk met de twee andere omgevingsdiensten samengewerkt om tot een zo uniform mogelijke inrichting te komen. 9.2 Plaatsingsprocedure De plaatsingsprocedure zal in het Provinciaal Sociaal Beleidskader worden opgenomen. Op dit moment worden hierover onderhandelingen gevoerd tussen werkgevers en vakbonden. In grote lijnen zal de plaatsingsprocedure er als volgt uitzien (het Sociaal Beleidskader is uiteindelijk bepalend): § Duidelijk moet zijn welke taken en welke medewerkers van de latende organisaties een plaats moeten krijgen in de nieuwe organisatie; § De organisatiestructuur is het format waarbinnen het personeel geplaatst gaat worden; § De functiebeschrijvingen worden ontleend aan de systematiek van HR 21; § Er wordt een overzicht gemaakt met een vergelijking van bestaande functiebeschrijvingen met functiebeschrijvingen in HR 21. De verschillen worden inzichtelijk gemaakt met een advies hoe de conversie kan plaatsvinden; § Een plaatsingscommissie brengt advies uit aan de directeur, die het plaatsingsplan opstelt, waarbij alle medewerkers op een functie worden geplaatst; § De directeur stuurt aan de medewerkers een aankondiging van het voorgenomen besluit; § De medewerkers kunnen bij de plaatsingscommissie hun bedenkingen uiten op de aankondiging van het voorgenomen besluit. De Plaatsingscommissie brengt advies uit aan de directeur; § De directeur stuurt aan de medewerkers het voorgenomen besluit; § De directeur legt het plaatsingsplan voor aan het Dagelijks Bestuur van de omgevingsdienst. Deze besluit tot plaatsing; § De medewerker ontvangt een ontslagbesluit c .q. herplaatsingsbesluit uit zijn oude functie onder gelijktijdige aanstelling in de nieuwe functie; § Na het aanstellingsbesluit heeft de ambtenaar de mogelijkheid bezwaar te maken op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB); § Als er geen mens aanwezig is op de taak die wordt overgedragen, ontstaat hiervoor bij de omgevingsdienst een vacature. De Omgevingsdienst Brabant Noord draagt zorg voor de werving en selectie; Versie 1.7 22 november 2012
39
§ § §
Formatieplaatskosten gaan over van de latende organisatie naar de omgevingsdienst; Medewerkers van de latende organisaties worden gedurende een nog vast te stellen periode aangemerkt als interne sollicitant; Interne sollicitanten (provincie, gemeenten en RMB) hebben voorrang op externe sollicitanten. De periode zoals bedoelt, is gelijk aan de garantieperiode zoals deze met de vakbonden zal worden afgesproken, waarbinnen geen nieuwe reorganisaties mogen plaatsvinden.
9.3 Formatie nieuwe organisatie De partijen die samen de omgevingsdienst gaan vormen is gevraagd een opgave te doen van de over te dragen medewerkers. In de afgelopen maanden is gebleken dat een aantal gemeenten nog geen definitief aantal heeft bepaald. Dit heeft onder andere te maken met de keuze die enkele gemeenten nog moeten maken om eventueel meer dan het basistaken pakket in te brengen, eigen medewerkers intern herplaatsen e.d. De provincie heeft de omvang van de te plaatsen overhead nog niet bepaald. Daarvoor is wel het algemene uitgangspunt vastgesteld dat die 22% maximaal bedraagt. Van de gemeenten in de Meierij wordt op korte termijn een opgave verwacht. In onderstaand overzicht is rekening gehouden met 15 fte voor gemeenten uit de Meierij Per 16 november is de volgende formatie opgave gedaan van over te dragen fte’s. § RMB : 95,6 fte § Provincie : 38,3 fte § Gemeenten : 35,27 fte § Totaal : 169,17 fte Voor de formatie van de provincie zijn niet alle fte’s bezet met medewerkers, dat betekent dat er in formatie omvang vacatureruimte zit. Een enkele gemeente heeft aangegeven wel de taken maar geen personeel over te dragen aan de omgevingsdienst.
Versie 1.7 22 november 2012
40
10
COMMUNICATIE (nog uit te werken)
Versie 1.7 22 november 2012
41
BIJLAGE 1: Overzicht uitgangspunten basistakenpakket
Versie 1.7 22 november 2012
42
Versie 1.7 22 november 2012
43
Versie 1.7 22 november 2012
44
BIJLAGE 2: Vraag en antwoord over basistakenpakket 1. Vraag In het basistakenpakket wordt gesproken over de voorbereiding van de omgevingsvergunning. Ik kan nergens vinden wat dat precies is. Is dat alleen het opstellen van de ontwerp beschikking. Of ook het vooroverleg, het behandelen van zienswijzen, het publiceren, het maken van de definitieve vergunning? Kunt u deze vraag beantwoorden of aan mij aangeven waar ik het antwoord kan vinden. Antwoord I&M Van: Sievers, I.P. (Inge) [mailto:
[email protected]] Onder "voorbereiding" wordt verstaan alle handelingen en activiteiten in het kader van uitvoering van milieuvergunningverlening en toezicht, tot en met het voorleggen van het concept besluit aan B&W (de "definitieve" vergunning of handhavingsbeschikking behoudens goedkeuring door het bevoegd gezag). Alle onderdelen die je noemt, vallen onder het begrip "voorbereiding" en moeten dus door de RUD worden uitgevoerd. 2. Vraag Hoort specialistische advisering (bodem, geluid, lucht, externe veiligheid) ook tot de voorbereiding van een omgevingsvergunning? Antwoord Werkgroep Taken en Kwaliteit RUD Zuidoost i.o. Ja, voor zover deze nodig is om te kunnen voldoen aan artikel 2.14 Wabo. In dit artikel staat wat het bevoegd gezag bij het beslissen op de aanvraag in acht neemt, betrekt en waar het rekening mee moet houden. Zie ook bovenstaande uitleg Ministerie I&M Basistakenpakket noemt geen ontwerpbeschikking. Veronderstelt wordt dat het behandelen van zienswijzen en het maken van de definitieve beschikking hoort tot het voorbereiden. Basistaak betreft echter (voor B&W) alleen het milieudeel, hieruit volgt dat het publiceren bij meervoudige aspecten niet onder het basistakenpakket hoort. NB: Voorzover het advies van de regionale brandweer een verplichting is dat volgt uit het Bevi, hoort het vragen en het verwerken van het brandweeradvies tot het basistakenpakket. 3. Vraag Juridische check, toets, is basistaak? Antwoord Werkgroep Taken en Kwaliteit RUD Zuidoost i.o. Ja Zorgvuldigheidsbeginsel. De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de aanvrager, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb). Motiveringsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb). Rechtszekerheidsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten zó formuleren dat de aanvrager precies weet waar hij aan toe is of wat de overheid van hem verlangt. Bovendien moet de overheid de geldende rechtsregels juist en consequent toepassen. Gelijkheidsbeginsel. De overheid moet gelijke gevallen op gelijke wijze behandelen (art. 1 Grondwet). Daarnaast horen op grond van art 2.14 Wabo de 3 principes -‐in acht nemen-‐, -‐ rekening houden met-‐ en -‐betrekken bij-‐ bij het voorbereiden van de vergunning, hier zit ook Versie 1.7 22 november 2012
45
een juridische component in. Tot slot: De collegiale toets is onderdeel van de kwaliteitscriteria. 4. Vraag Is handhaving (repressief optreden) wel of geen basistaak? Het basistakenpakket (versie 2.3 van 25 mei 2011) noemt alleen (milieu-‐)toezicht, geen handhaving. Geconcludeerd kan worden dat repressieve handhaving bij bevoegd gezag kan blijven. RUD is backoffice, geen bevoegd gezag. Vanuit deze gedachte wordt zeer waarschijnlijk repressieve handhaving niet genoemd in het basistakenpakket en wordt alleen gesproken over (milieu-‐)toezicht. Steviger handhaven is echter een van de kerndoelen van de RUD (Jan Mans). Kunt u aangeven hoe handhaving moet worden gezien in relatie tot de RUD's? Wel of geen basistaak? Welk deel van de taak blijft (qua uitvoering) bij het bevoegd gezag? Antwoord I&M (Inge Sievers Ministerie van Infrastructuur & Milieu Directie Veiligheid & Risico) De RUD’s zijn geen bevoegd gezag. Het uiteindelijke besluit tot sanctietoepassing (dwangsom, bestuursdwang e.a.) moet dus door het bevoegd gezag genomen worden, maar alle voorbereidende handelingen (opstellen concept-‐besluit e.a.) behoren tot het basistakenpakket. De directeur RUD kan gemandateerd worden om in aangewezen gevallen het sanctiebesluit te nemen. Vervolgvraag: Mag ik concluderen dat niet alleen de voorbereidende handelingen die leiden tot een handhavingsbesluit, maar ook de (voorbereidende) handelingen horend bij de uitvoering (effectueren) van een handhavingbesluit behoren tot het basistakenpakket? Ik constateer dat het landelijk basistakenpakket (versie 2.3 van 25 mei 2011) en de PUmA checklist criteria RUD vorming geen duidelijkheid geven over repressieve handhaving irt de RUD. Mandatering is een keuze. Antwoord I&M Ja, dat mag je concluderen. Volgens mij is het steeds de bedoeling geweest dat alleen de finale bestuurlijke besluitvorming bij het bevoegd gezag zou blijven maar alle uitvoerende werkzaamheden, in elke fase, door de RUD zouden worden uitgevoerd. Helaas kan er op korte termijn weinig veranderd worden aan de tekst van de lijst van het Basistakenpakket zoals dat nu op de PUmA-‐site staat. Zoals je ongetwijfeld weet, is de lijst het eindproduct van een lang onderhandelingsproces. Maar bij een volgende versie zal zeker rekening met je opmerkingen worden gehouden. Over dat mandateren: de keuze is of B&W c.q. GS ook het nemen van het (formele) besluit overlaten aan de directeur RUD in bepaalde gevallen: die mag dan namens het bevoegd gezag een sanctiebesluit nemen. De keuze is niet wie de voorbereidende werkzaamheden (tot en met opstellen concept-‐sanctiebesluit) uitvoert: dat doet de RUD. Verzamelde info en conlusie: De Packagedeal zegt: "De regionale uitvoeringsorganisaties opereren als ondersteunende diensten voor de deelnemende bestuursorganen. Die bestuursorganen (de colleges van B&W en het college van GS) blijven het bevoegd gezag en dragen de eindverantwoordelijkheid voor de taken van de regionale dienst. Het Wabo-‐loket voor burgers en bedrijven blijft bij de gemeenten en de provincies." Versie 1.7 22 november 2012
46
Het basistakenpakket (versie 2.3 van 25 mei 2011) spreekt over milieutoezicht voor de activiteiten aldaar genoemd. Gaandeweg valt inmiddels op te maken dat het Rijk stevig inzet om handhaving als RUD-‐taak te organiseren. Zo is te lezen in de PUMA CHECKLIST CRITERIA RUD-‐VORMING (Versie 1.0 van 14 januari 2011): § Elke RUD beschikt over voldoende kritieke massa (volgens de KPMG-‐criteria) voor de aan de RUD opgedragen taken en de bsb-‐bevoegdheid milieu (= de bevoegdheid om een bestuurlijke strafbeschikking voor een aantal eenvoudig te constateren milieudelicten op te leggen; (Uit de KPMG-‐criteria blijkt dat een RUD over voldoende kritieke massa moet beschikken om te kunnen handhaven) § Elke RUD beschikt over voldoende bezoldigde milieuboa’s afgezet tegen werkterrein, takenpakket en de bsb-‐bevoegdheid milieu. § De RUD-‐directeur is gemandateerd tot: § het maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie-‐ en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingarrangementen met het OM en de politie, § het toepassen van de bsb-‐bevoegdheid milieu § het toepassen van bestuurlijke sancties (behoudens in politiek gevoelige zaken). § De RUD-‐directeur is in staat tot het vaststellen van de prioriteiten en het werkprogramma van de RUD, op basis van onder meer het handhavingarrangement met het OM en de politie, de opdrachten van de betrokken besturen en de vastgestelde landelijke prioriteiten. § De RUD participeert in een bestuurlijk handhavingoverleg van OM, politie en andere ketenpartners. § De RUD-‐directeur is in staat tot het maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het FP over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de RUD werkzame BOA’s. § Elke RUD is in staat samen te werken met de landelijk opererende handhavingorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen RUD. Ook in Brabant steken we gezamenlijk in op het onderbrengen van handhavingstaken in de RUD. In de antwoordbrief van Brabant aan Atsma (brief van 16 september 2011) staat o.a.: “Met het Brabantse RUD-‐stelsel wordt een oplossing geboden die Wabo-‐breed zijn uitwerking heeft. Zowel de borging van de kwaliteit als de versnippering van de handhaving wordt aangepakt. Gemeenten en provincie hebben afspraken gemaakt over de samenwerking bij de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) over de volle breedte van taken. De borging van deze afspraken wordt georganiseerd in het RUD-‐ stelsel.” “Als de Bestuurlijke strafbeschikking beschikbaar komt, zullen gemeenten dit instrument willen inzetten voor feiten zowel binnen als buiten het basistakenpakket. Gemeenten en provincie kunnen daartoe gebruik maken van BOA’s in dienst van de RUD’s” Versie 1.7 22 november 2012
47
Conclusie: Handhaving voor de activiteiten genoemd het landelijk basistakenpakket wordt overgedragen aan de RUD. Waar de scheiding ligt? De uitwerking van (de reikwijdte van) het mandaat van de RUD-‐ directeur moet nog beginnen, ook landelijk. Het is veilig te concluderen dat in ieder geval alle voorbereidende handhavingswerkzaamheden (t/m concept-‐besluit) door de RUD wordt gedaan. De bevoegdheid gaat niet over naar de RUD. Specifieke toevoegingen vragen werkgroep Taken en Kwaliteit aan Ministerie van I&M, mevrouw Sievers Vraag Het is onduidelijk of beroepszaken milieu onder het basistakenpakket vallen of niet. Kunt u hierin duidelijkheid verschaffen door aan te geven wat het standpunt is van het Ministerie. Antwoord Ja, beroepszaken rond alle activiteiten die onder het Basistakenpakket vallen, horen thuis bij de RUD. Tot “voorbereiding” behoort alles dat moet gebeuren voordat er een onherroepelijke vergunning (of een sanctiebesluit) is, behalve het nemen van het besluit zelf, dat doet het bevoegd gezag (college van B&W of GS). Tenzij dit laatste aan de directeur RUD gemandateerd is, dan kan deze het zelf afhandelen. Vraag Uit een schema op een pagina van InfoMil concludeer ik dat in de RUD enige mer-‐expertise moet worden georganiseerd, want mer-‐beoordeling art. 7.17 Wm = basistaak als het hoort tot voorbereiding van de omgevingsvergunning of OBM. Dit houdt ook in dat deze basistaak overgedragen moet worden aan de RUD. Antwoord De voorbereiding van de vergunning valt onder het Basistakenpakket en voor zover milieueffectrapportage plaatsvindt in het kader van vergunningverlening is het voorbereiding en dus BTP. Vraag Zijn er met betrekking tot het basistakenpakket meerdere uitzondering inzake agrarische bedrijven dan alleen melkrundveehouderijen Antwoord Jullie vraag heb ik zoals beloofd hier intern nog even besproken met Monica Muiser, die destijds bij het opstellen van het basistakenpakket betrokken was. Dat leidt niet tot een andere conclusie dan wat ik aan de telefoon al zei. Zoals ik al eerder aangaf: van de agrarische bedrijven horen alleen de melkrundveehouderijen niet tot het basistakenpakket. Die uitzondering is gemaakt omdat de VNG dat per se wilde. Er is niet, zoals een van jullie aan de telefoon suggereerde, een “grijs gebied”, als gemeenten andere bedrijven dan melkrundveehouderijen niet overdragen aan de RUD’s, wijken ze af van de Package Deal. De uitzondering gaat om bedrijven die uitsluitend meldrundveehouderij zijn: zodra ze ook andere activiteiten uitoefenen die wel onder het basistakenpakket vallen, valt de hele inrichting onder het basistakenpakket. Zie de aanhef van punt 5 van het basistakenpakket: Versie 1.7 22 november 2012
48
“Het milieutoezicht op niet-‐omgevingsvergunningplichtige inrichtingen die vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit of onder het Besluit landbouw, het Besluit glastuinbouw of het Vuurwerkbesluit inrichtingen en die deel uitmaken van een hierna genoemde branche of een hierna genoemde activiteit uitvoeren.” Vraag Het klopt toch dat het behandelen/toetsen van een melding in het kader van het activiteitenbesluit NIET onder het basistakenpakket valt en door de gemeente in alle gevallen zelf mag worden uitgevoerd? Antwoord Nee, het klopt niet. Beoordeling van de melding wordt gerekend tot toezicht: allereerst zal gecheckt moeten worden of de bij de melding verstrekte gegevens juist zijn. Bij alle onder 5. in het basistakenpakket 2.3. (meest recente versie) genoemde niet-‐vergunningplichtige activiteiten moet het toezicht, en dus ook het verrichten van handelingen met betrekking tot de melding, plaatsvinden bij/door de RUD. Als op basis van de melding en controle naar voren komt dat maatwerkvoorschriften moeten worden gesteld, kan de RUD daarover adviseren aan de gemeente. Vervolgvraag Begrijp ik het dus goed dat het toetsen van een melding in het kader van het activiteitenbesluit aan de indieningsvereisten (bij ons valt dit onder vergunningverlening) voor zover de inrichting valt onder artikel 5 van versie 2.3 basistakenpakket valt onder het basistakenpakket en dus door de RUD wordt uitgevoerd. Het toezicht en de toetsing voor zover niet genoemd in artikel 5 valt dus niet onder het basistakenpakket en mag dus door de gemeenten zelf worden afgehandeld? Klopt het vervolgens dat het opstellen van maatwerkvoorschriften gekoppeld aan een melding in zijn geheel valt onder het basistakenpakket of wordt hier ook nog een onderscheid in gemaakt? Definitief antwoord In antwoord op je vragen: Ja, de toetsing van de melding voor zover de inrichting valt onder artikel 5 van versie 2.3 basistakenpakket, behoort tot het basistakenpakket en moet dus door de RUD wordt uitgevoerd. Dat dit bij jullie tot vergunningverlening wordt gerekend, lijkt me alleen maar reden te meer het wel tot het basistakenpakket te rekenen: het voorbereiden van omgevingsvergunningen behoort immers ook tot het BTP (punt 3). De inrichtingen waarvoor toetsing en toezicht uitgevoerd mag worden door de gemeente staan opgesomd in bijgevoegde lijst. Voor deze inrichtingen mag de gemeente dus ook maatwerkvoorschriften opstellen. Maar er is natuurlijk veel voor te zeggen, alleen al uit efficiencyoverwegingen, ook deze taken over te hevelen naar de RUD .
Versie 1.7 22 november 2012
49
Een enkele activiteit uit de lijst uitvoeren, is dus voldoende om de hele inrichting onder het milieutoezicht van de RUD te laten vallen. Verder is er bij de onderhandelingen over het basistakenpakket met VNG expliciet voor gekozen om niet met ondergrenzen te werken. Het basistakenpakket is dus de basis (in de zin van onderste grens). Ik snap jullie punt dat dit ertoe kan leiden tot inrichtingen met een zwaardere milieubelasting (grote melkrundveehouderijen waar geen sprake is van een andere activiteit die onder het BTP valt) niet bij de RUD’s komen en inrichtingen met een geringe milieubelasting (kleine akkerbouwbedrijven) wel, maar dat is helaas de consequentie van de eis van de VNG om de melkrundveehouderijen uit te zonderen en de afspraak om geen ondergrenzen te hanteren. Maar er is natuurlijk veel voor te zeggen, ook al noopt de Package Deal daar niet toe, om ook de melkrundveehouderijen bij de RUD’s onder te brengen.
Versie 1.7 22 november 2012
50
BIJLAGE 3: Samenvattend overzicht inventarisatie bedrijven en eerste inzicht in te brengen verzoektaken Gemeente
Aantal bedrijven Gemeentelijk Totaal Inbreng andere Opmerking/ basistakenpakket takenpakket bedr. taken aandachtspunten Type B Type C BRZO Type A Type B Besluit Verg. Besluit plicht Maasdonk 71 49 0 30 282 432 Nee Boxmeer 978 115 1 54 0 1148 Alle taken VTH-‐milieu Uden 301 40 1 260 697 1299 Geluid, lucht en EV Veghel 414 188 0 261 615 1478 Mogelijk alle taken Afhankelijk van bestuurlijk besluit milieu
Mill
256
44
0
100
153
553
Alle taken VTH-‐milieu
Mogelijk later Wabo-‐breed en BRIKS afhankelijk Land van Cuijk samenwerking
Grave Landerd
24 100
11 50
0 0
49 235 15 394 (1)
319 559
Nee
Alle taken VTH incl.
1.zie nadrukkelijk uitgebreide
type A (1)
toelichting in uitvraag
Cuijk
0
55
1
155
828
Deel van de
1.zie uitvraag over specifiek
verzoektaken (1)
takenpakket
Oss St. Anthonis
309
389
198
89
0 0
807 71
617 658 467
2163 825
Deel van de
1.zie voor specifiek takenpakket
verzoektaken (1)
de uitvraag
Ja, alles vwb VV dus
ook toetsen meldingen
Boekel St. Oedenrode Bernheze
311 58 406
31 65 95
0 0 0
56 -‐ 182
213 -‐ 605
611 123 1288
Totaal VTH-‐milieu
Nee
Nee
Gemeente heeft bij categorie B een onderscheid gemaakt tussen T&H en VV-‐takenuitvoering. Hierdoor dubbeltellingen. Feitelijk aantal is 847en geen 406+605=1011 (zie voor specificatie uitvraag.
Boxtel Haaren Heusden Schijndel
121 206 210 129
50 27 21 27
0 0 2 0
n.b. 25 260 55
500 287 921 496
671 545 1131 707
Nee
Nee
Nee
Nee
’s-‐ Hertogenbosch St. Michielsgestel Vught
206
149
2
349
2209
2915
Nee
146
50
0
113
n.b.
196
Nee
61
11
0
155
283
510
Nee
Provincie
30
207
5
0
0
242
Ja
Provincie brengt wabo breed in, inclusief specialisten en groene wetten
TOTAAL
4591
1764
12
2884
7177
18828
De opgenomen aantallen zijn afkomstig van opgaven door de gemeenten en provincie. Versie 1.7 22 november 2012
51
BIJLAGE 4: Kengetallen en basis level-‐playing-‐field voor gemeentelijke inrichtingen Minimaal kwaliteitsniveau VTH-‐taken: visie op toezicht en handhaving Iedere gemeente heeft op basis van beleid keuzes gemaakt via welke methode de bedrijven worden gecontroleerd. Zo zijn er partijen die de oude “BUGM” methode hanteren, partijen die een eigen afwegingsmodel hebben en zijn er partijen die werken met koploperstrategieën die ieder bevoegd gezag vervolgens weer op zijn eigen wijze invult. Op basis van de deze in-‐ en outputcriteria is het aanvangsniveau level-‐playing-‐field gedefinieerd. Voor de BRZO-‐bedrijven bestaat er al een landelijke maatlat waarin afspraken worden gemaakt op welke wijze en hoe er wordt gecontroleerd (www.latrb.nl). Inhoudelijke kwaliteit Uitgangspunt In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd dat het bevoegd gezag dient te beschikken over een handhavingsbeleid en een -‐programma. De Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) beschrijft vervolgens de (minimale) kwaliteitseisen van de handhaving. De Bor en de Mor vormen de basis voor het minimum kwaliteitsniveau van de uitvoering, in dit geval het milieutoezicht en -‐handhaving. Bij het vaststellen van een minimum kwaliteitsniveau van de uitvoering gaat het om inhoudelijke verplichtingen waaraan een controle dient te voldoen. De in het handhavingsbeleid gehanteerde controlefrequentie en methodiek om een controleprogramma op te stellen, is hierbij niet aan de orde. Echter, de inhoud van een controle kan niet volledig los worden gezien van de eisen zoals gesteld aan het Handhavingsbeleid en -‐ programma. Immers, het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van wetten. Om deze analyse te kunnen uitvoeren dienen naast de gevolgen van een overtreding voor de fysieke leefomgeving ook de kansen te worden bepaald dat een overtreding plaatsvindt (artikel 10.3 Regeling omgevingsrecht). Om vervolgens de kans te kunnen bepalen op een overtreding dient inzicht te zijn in het naleefgedrag en aanwezigheid en kwaliteit van eventuele verplichte voorzieningen. Het milieutoezicht dient daarom op een niveau plaats te vinden dat ten minste inzicht geeft in deze onderdelen. De resultaten dienen vervolgens als input voor de verplichte evaluatie, en mogelijke bijstelling, van het beleid. De in de Regeling opgenomen kwaliteitseisen zijn onlosmakelijk verbonden met de eisen zoals gesteld aan het Handhavingsbeleid. De kwaliteitseisen dienen dan ook zodanig ingevuld te worden dat een evaluatie van het beleid op basis van voldoende kennis kan plaatsvinden. Het minimale kwaliteitsniveau van milieutoezicht dient de volgende onderdelen te bevatten: § controle van administratieve bescheiden; § controle en verificatie van de controlemaatregelen die door of in opdracht van inrichtinghouders zelf worden uitgevoerd; § toezicht op het bereiken van emissienormen; Versie 1.7 22 november 2012
52
§ §
toezicht aanwezigheid en kwaliteit verplichte voorzieningen om (ongeoorloofde) emissie te voorkomen; inzicht verschaffen over de voorlichting aan bedrijven en instellingen over de voor deze geldende milieuvoorschriften, waarbinnen verslaglegging, collegiale toets en administratieve verwerking vallen.
Toezichtfrequentie De toezichtfrequentie geeft het verwachte percentage (jaarlijks aantal) toezichtcontroles per bedrijfstype en zwaartecategorie. Dit betekent naarmate een bedrijf in een zwaardere bedrijfstype en categorie valt de frequentie hoger zal zijn. Voor de integrale milieucontroles worden voor gemeentelijke inrichtingen de volgende toezichtfrequenties door de Omgevingsdienst Brabant Noord als basis voor het level-‐playing-‐ field gehanteerd: Bedrijfstype en zwaartecategorie Toezichtfrequentie IPPC en agrarisch C+ (zwaar) 1 x 3 jaar Agrarisch C 1 x 3 jaar IPPC en industrieel C+ (zwaar) 1 x 2 jaar Industrieel C 1 x 3 jaar Activiteitenbesluit B 1 x 10 jaar Activiteitenbesluit B+ 1 x 4 jaar OBM 1 x 10 jaar Tijdsbesteding De tijdsbesteding per controle verschilt uiteraard per bedrijfstype en zwaartecategorie. Dit betekent naarmate een bedrijf in een zwaardere bedrijfstype en categorie valt de verwachting is dat voor het toezicht meer uren zijn benodigd. Voor de integrale milieucontroles wordt voor gemeentelijke inrichtingen de volgende tijdsbesteding door de Omgevingsdienst Brabant Noord als basis voor het level playing field gehanteerd: Taken toezicht Aantal uren IPPC-‐agrarisch (C+) 24 Agrarisch (C) 18 IPPC-‐industrieel (C+) 24 Industrieel (C) 18 Activiteitenbesluit (B) 8 Activiteitenbesluit (B+) 12 OBM (B+) 0* *hierbij gaat het om een nieuw product. Hiervoor hoeft geen aparte controle te worden uitgevoerd. Dit kan in de reguliere integrale controle voor het betreffende activiteitenbesluit waarbij de Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) aanhaakt worden meegenomen. Versie 1.7 22 november 2012
53
Vervolgens dienen na de controles nog een aantal hercontroles te worden uitgevoerd. Er wordt vanuit gegaan dat in 75% van alle controles er een eerste hercontrole dient te worden uitgevoerd. In 25% van die gevallen dient weer een tweede hercontrole te worden uitgevoerd. Er worden ook opleveringscontroles uitgevoerd in het kader van vergunningverlening. Daar waar een vergunning wordt verleend wordt binnen een bepaalde periode na vergunningverlening een zogenaamde opleveringscontrole uitgevoerd. Daarna valt de procedure in het reguliere programma. Taken toezicht Aantal uren e 1 hercontrole 75% 4 uur e 2 hercontrole 25% 4 uur Opleveringscontrole 8 uur De genoemde frequenties en uren zullen in de Omgevingsdienst Brabant Noord gehanteerd worden als basis voor het level-‐playing-‐field voor gemeentelijk inrichtingen. Binnen 6 maanden na de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord worden deze kengetallen verder verfijnd. Minimaal kwaliteitsniveau VTH-‐taken: visie op vergunningverlening Wat voor toezicht en handhaving geldt, geldt in mindere mate vergunningverlening. In het kader van de wet-‐ en regelgeving wordt procesmatig duidelijk aangegeven wat de wettelijke procedure is voor een vergunningenproces. Op basis hiervan kan makkelijker ook de inhoudelijke kwaliteit worden gedefinieerd. In het vergunningenproces zijn een aantal “fasen” te onderscheiden, te weten: initiatief, realisatie en (na)zorg. Hierbij gaan we er van uit dat het initiatief en realisatiefase een minimaal onderdeel uitmaken van het proces en dus de minimale kwaliteit bepalen. De (na)zorg is optioneel. Nieuw fenomeen is de Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM). Hierbij gaat het om een beperkte toets gekoppeld aan een melding in het kader van het Activiteitenbesluit. De toetsing van de meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit ligt bij de gemeenten en valt niet onder het basistakenpakket. Inhoudelijke kwaliteit Vergunningverlening Het minimale kwaliteitsniveau van vergunningverlening dient de volgende onderdelen te bevatten: § dossieronderzoek; § bedrijfsbezoek (vooroverleg); § In behandeling nemen/beoordelen van de (concept)aanvraag; § beoordelen van de aanvraag; § opstellen van de ontwerpbeschikking; § verwerken van ingekomen zienswijzen en opstellen definitieve beschikking; § Bezwaar en beroepsprocedure. Na het verlenen van de vergunning zal deze worden overgedragen aan toezicht door middel van een opleveringscontrole. De opleveringscontrole is een integrale controle. Dat betekent dat de volgende integrale controle dan ook weer later dan eigenlijk gepland terugkomt in het uitvoeringsprogramma. Versie 1.7 22 november 2012
54
Mutatiefrequentie vergunningverlening De frequentie in het kader van vergunningverlening geeft het verwachtte percentage (jaarlijks aantal) vergunningen per bedrijfstype en zwaartecategorie dat afgegeven wordt. Dit betekent naarmate een bedrijf in een zwaardere bedrijfstype en categorie valt het bedrijf meer vergunningen in een bepaalde periode zal aanvragen, bijvoorbeeld voor een uitbreiding. Taken Mutatiefrequentie vergunningverlening IPPC en agrarisch C+ 1 x 5 jaar (zwaar) Agrarisch C 1 x 5 jaar IPPC en industrieel C+ 1 x 5 jaar (zwaar) Industrieel C 1 x 5 jaar Activiteitenbesluit type 1 x 5 jaar B en B+ OBM 1 x 7 jaar Tijdbesteding Voor de takenuitvoering is een bepaalde tijdsbesteding nodig. Afhankelijk van de aard en complexiteit van het bedrijf en de soort vergunningprocedure kan hier een bepaalde vastgestelde urenbesteding aan worden gekoppeld. Dit is gebaseerd op landelijke uitgangspunten en specifieke gemeentelijke ervaringscijfers. Hierbij moet uitgegaan worden dat het bij de uitvoering van vergunningverlening en toezicht gaat om alle handelingen en activiteiten in het kader van de uitvoering dus tot en met het voorleggen van het concept besluit aan B&W. In onderstaand overzicht zijn zoveel mogelijk onderdelen van het proces benoemd. Categorie IPPC en agrarisch Agrarisch C IPPC en ind C+ Ind C C+ Oprichting 68 47 90 47 Verandering 35 27 45 27 Revisie 68 47 90 47 Milieu neutraal 18 13 20 13 veranderen Actualisatie 25 21 35 27 Maatwerk Nacal. Nacal. Nacal. Nacal. gekoppeld aan activiteiten besluit Aanmeldings-‐ 20 notitie kort Aanmeldings-‐ 30 notitie lang Mer-‐toets 45 Vormvrije Mer 15 25 Zienswijzen Nacal. Nacal. Nacal. Nacal Beroep Nacal. Nacal. Nacal. Nacal. Versie 1.7 22 november 2012
55
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: § Inclusief de administratieve afhandeling van de enkelvoudige procedures; § Exclusief standaard juridische-‐ en handhaafbaarheidstoets per procedure (verzoektaak); § Specifieke juridische advisering wordt op basis van nacalculatie in rekening gebracht; § Exclusief beheer inrichtingenbestand en databanken (WebBVB, IPPC, RRGS e.d.); Voor specialistische technische advisering wordt gewerkt met de volgende kengetallen. Beoordeling onderzoek agrarische geurbelasting: § standaard situatie: 2 uur § overbelaste situatie: 4 uur Beoordeling onderzoek industriële geurbelasting: A) vaststellen geuremissie a.d.h.v. metingen § eenvoudig: 3 uur § complex: 6 uur B) bepalen geurbelasting voor bedrijven met bijzondere regeling NeR § eenvoudige situatie: 3 uur § complexe situatie: 5 uur C) bepalen geurbelasting voor bedrijven zonder bijzondere regeling NeR § eenvoudige situatie: 4 uur § complexe situatie: 6 uur § indien het bevoegd gezag geen eigen industrieel geurbeleid heeft, vaststellen acceptabel hinderniveau: 10 uur Beoordeling luchtonderzoek: A) onderzoek Wet luchtkwaliteit (NOx, fijn stof) § standaard situatie: 4 uur § complexe situatie: 6 uur B) emissieonderzoek NeR § standaard: 3 uur § met reductiemaatregelen: 5 uur Beoordeling bodemonderzoek: § verkennend onverdachte locatie: 3 uur § verkennend verdachte locatie: 5 uur Beoordeling akoestisch onderzoek: § standaard: 4 uur § complex: 6 uur P.M.: De kengetallen voor beoordelingen in het kader van Externe Veiligheid volgen. De genoemde frequenties en uren zullen bij de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord gehanteerd worden als basis voor het Level-‐playing-‐field. Binnen 6 maanden na de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord worden deze kengetallen verder verfijnd. Minimaal kwaliteitsniveau VTH-‐taken: visie op het toetsen meldingen Activiteitenbesluit De melding wordt getoetst aan de in het Activiteitenbesluit benoemde indieningvereisten. Daar waar niet aan deze vereisten wordt voldaan zal eenmaal om aanvullende gegevens Versie 1.7 22 november 2012
56
worden gevraagd. Ook wordt getoetst of er nadere eisen (maatwerkvoorschriften) opgelegd moeten worden. Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) Een OBM is een vergunning zonder voorschriften met een beperkt aantal weigeringsgronden. Deze vormen dan ook het toetsingskader en verschillen per bedrijfstype. Zo zal een agrarische OBM moeten worden getoetst aan fijnstof en MER-‐plicht. Bij een RWZI is geluid weer een belangrijke toetsingsgrond. De OBM bestaat als product ook bij provinciale (type B en type C) bedrijven. Tijdbesteding Voor de takenuitvoering is een bepaalde tijdsbesteding nodig.. Deze is gebaseerd op landelijke uitgangspunten alsmede specifieke gemeentelijke ervaringscijfers. Hierbij moet uitgegaan worden dat het gaat om alle handelingen en activiteiten in het kader van de uitvoering dus tot en met het voorleggen van het concept besluit, c.q. acceptatie aan B&W. In onderstaand overzicht zijn de verschillende onderdelen van het proces benoemd. Taken Aantal uren vergunningverlening Activiteitenbesluit B 8 uur Activiteitenbesluit B+ 15 uur OBM 15 uur* *Hierbij gaat het om een nieuw product. Het betreft een inschatting op basis van de uit te voeren activiteit. Toekomst; actualiseren en bijstellen level-‐playing-‐field Op basis van de in-‐ en outputcriteria worden in de Omgevingsdienst Brabant Noord de resultaten gemonitord. Monitoring van gegevens is essentieel om bij een level-‐playing-‐field de uitgangspunten voor de toekomstige inspecties vast en bij te stellen. Aan de hand van gedefinieerde uitgangspunten wordt in een level-‐playing-‐field de omvang van de frequentie en de tijdsbesteding bepaald. Zo kan bijvoorbeeld op basis van naleefgedrag, klachtenpatroon, aantal overtredingen, specifieke omgevingsfactoren het uitvoeringsniveau van de toezichtstaken worden aangepast. Dit zal in een later stadium (vanaf 2014) worden ontwikkeld. Ook kan worden gezocht naar andere manieren van handhaving zoals systeemhandhaving, zelfcontrole, uitbreiding integraal toezicht, risico-‐analyses. Het onderdeel VICK binnen de omgevingsdienst zal hier vanaf de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord een belangrijke rol in gaan vervullen. Hoe snel de gehele organisatie zal voldoen aan het level-‐playing-‐field is afhankelijk van kwaliteit die de verschillende deelnemers in de Omgevingsdienst Brabant Noord inbrengen. Wanneer een minder adequaat niveau dan het gehanteerde level-‐playing-‐field wordt ingebracht, wordt in de DVO met de betreffende deelnemer opgenomen hoe en binnen welkt tijdsbestek aan het level-‐playing-‐field zal worden voldaan. Wanneer wel aan de minimale kwaliteit wordt voldaan is er mogelijk zelfs minder tijd benodigd. Ook kunnen er verzwarende omstandigheden zijn waardoor meer tijd benodigd is. Kortom, bij de start van de Omgevingsdienst Brabant Noord zal met deze basiskengetallen worden gewerkt. Onder invloed van doelmatig en doeltreffend werken zullen deze kengetallen regelmatig moeten worden geëvalueerd en zonodig worden bijgesteld. Versie 1.7 22 november 2012
57
BIJLAGE 5: Kengetallen en minimaal uitvoeringsniveau voor provinciale bedrijven Vergunningverlening De provincie wenst voor provinciale bedrijven de volgende onderdelen door de Omgevingsdienst Brabant Noord te laten uitvoeren: § Vooroverleg / conceptaanvraag; § Bedrijfsbezoek; § Gebruik standaarden (IPO-‐kaderstelling); § coördinatie/afstemming wettelijke adviseurs; § behandelen zienswijze en (ondersteuning) bezwaar en beroep; § indien gewenst door aanvrager bespreking concept-‐OB met aanvrager; § overdracht aan toezicht; § bij bijzonderheden evaluatie proces en inhoud. Dat gaat verder dan het level-‐playing-‐field. De provincie heeft haar bedrijvenbestand ingedeeld naar VRV-‐codes (Van Rijn Vellekoop) en IOO-‐klassen. De VRV-‐code geeft aan in welke branche een bedrijf in hoofdzaak valt. Voorbeelden zijn procesindustrie, voedingsmiddelenbedrijven, milieustraten, puinbrekers, energiebedrijven etc. In totaal zijn er 39 verschillende branches gedefinieerd. Voor de tijdsbesteding heeft de provincie aan elke provinciale inrichting een zogenaamde IOO-‐klasse toegekend (geldt voor het gehele provinciale inrichtingenbestand). De IOO-‐klasse wordt o.b.v. de aangevraagde activiteiten binnen de inrichting en ervaring toegekend. De spreiding in zwaarte binnen één VRV-‐code kan groot zijn. Bijvoorbeeld, een sorteerinrichting (VRV-‐code: A03) kan vallen onder één van de IOO-‐klasse 2 t/m 6. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat er binnen een branche grote verschillen tussen de omvang en complexiteit van de inrichtingen zit. Door de provincie worden de volgende kengetallen (uren) gehanteerd: Kengetallen HBW 10% 20% 55% 10% 5% IOO-‐ administ technisc proj. klasse proc. Tijd ratief juridisch h Leider 2e Lezer proc. Tijd 1 65% 15 29 80 15 7 146 2 75% 17 34 92 17 8 168 3 100% 224 22 45 123 22 11 224 4 120% 27 54 148 27 13 269 5 140% 31 63 172 31 16 314 6 220% 49 99 271 49 25 493 A 55% 10 20 56 10 5 102 B 100% 186 19 37 102 19 9 186 C 140% 26 52 143 26 13 260 D 180% 33 67 184 33 17 335 E 300% 56 112 307 56 28 558 De kengetallen stemmen overeen met het uitvoeringsniveau dat volgt uit het provinciale kwaliteitssysteem voor vergunningverlening.
Versie 1.7 22 november 2012
58
De tijdsinzet voor een oprichtingsvergunning is anders dan bijvoorbeeld voor een veranderingsvergunning. Op het kengetal wordt dan een factor toegepast. Zie de tabel hieronder. Vergunning equivalenten Beschrijving FACTOR MERB 0,6 Mer beoordeling INTR 0,2 Intrekking OV 1,0 Oprichtingsvergunning RV 1,0 Revisievergunning VI 0,5 Veranderingsvergunning VV 0,5 Ambsthalve wijziging WV 0,3 Wijziging op verzoek van derden WVVH 0,3 Wijziging op verzoek vergunninghouder ME 0,1 Milieu neutrale wijziging Omgevingsvergunning beperkte OBM 0,1 milieutoets Act. B 0,1 Activiteitenbesluit milieubeheer INVZ 0,3 Intrekking op verzoek WVVD 0,3 Wijziging op verzoek van derden De gehanteerde uren per procedure zijn inclusief de follow-‐up die voortkomt uit de desbetreffende procedure of verbonden is aan de inrichtingen (dus inclusief het beoordelen van bijvoorbeeld energie-‐efficiencyplannen (EEP’s), PRTR-‐rapportages enz.). De provincie beschikt over meerjaren cijfers waaruit de gemiddelde mutatiegraad (eventueel op inrichtingsniveau) te bepalen is. Hieruit is de gevraagde capaciteitsinzet voor vergunningverlening nauwkeurig vast te stellen. Natuurbeschermingswet: Vergunningverlening in het kader van Natuurbeschermingswet gekoppeld aan BRZO en IPPC inrichtingen is een bestaande taak. Dit wordt een intern advies. Vergunningverlening in het kader van Nbw gekoppeld aan voormalig provinciale inrichtingen waarvan de bevoegdheid is overgedragen aan gemeenten in de vorm van een vvgb (vervangt eigen vergunningverlening). Voor interne adviezen/vvgb's wordt het kengetal gehanteerd van 33 uur per product. Voor de Verordening Stikstof: Uit ervaring is gebleken dat het behandelen van een melding in het kader van de Verordening stikstof gemiddeld 8 uur in beslag neemt. Boswet: De beoordeling van meldingen in het kader van de Boswet is een taak van het Ministerie van EL&I. Op dit moment vraagt de Dienst Regelingen van EL&I advies aan de provincie Noord-‐ Brabant bij uitvoering van deze beoordeling. Het kengetal voor de beoordeling van een melding is 4,4 uur per melding inclusief administratieve ondersteuning.
Versie 1.7 22 november 2012
59
Toezicht en Handhaving P.M. De kengetallen voor het toezicht en de handhaving van provinciale inrichtingen zijn nog niet beschikbaar. Door de provincie worden de benodigde personele en financiële middelen voor de gevraagde uitvoering van deze taak beschikbaar gesteld. Informatie wordt geleverd via het uitvoeringsprogramma voor 2013.
Versie 1.7 22 november 2012
60
WET van 20 december 1984, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, nieuwe bepalingen vast te stellen met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Regelingen tussen gemeenten § 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling Artikel 1 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van twee of meer gemeenten kunnen afzonderlijk of te zamen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten. 2. De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. 3. Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling. Hoofdstuk IV. Regelingen tussen gemeenten en provincies § 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling Artikel 51 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of te zamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. 2. Een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester, onderscheidenlijk een college van gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning gaat niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraad, onderscheidenlijk provinciale staten. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. 3. Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.