Chinese ontwikkelingshulp in Sub-Sahara Afrika Olie, niet inmenging en wederzijds voordeel in Soedan. De opkomst van China als ontwikkelingspartner na 1995
Louis Felix Jaeger 0466239
[email protected]/
[email protected] Master scriptie Begeleider: N. Pas Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen 21-02-2012
Inhoudsopgave Inleiding
1
1. China in Afrika
8
1.1. Historische legitimiteit
9
1.2. Ideologische legitimiteit
12
1.3. Politieke overwegingen
16
1.4. Verandering van ontwikkelingshulp
20
1.5. Analyse
24
2. Visies op de Chinese ontwikkelingshulp
26
2.1. China als economisch rivaal
27
2.2. China als ontwikkelingspartner
34
2.3. De omvang van de Chinese ontwikkelingshulp
39
2.4. Analyse
45
3. China in Soedan
47
3.1. China’s historische verbintenis met Soedan
47
3.2. Olie in Soedan
51
3.3. Chinese investeringen, handel en wapens
55
3.4. Diplomatieke betrekkingen
61
3.5. Darfur
65
3.6. Wederzijds voordeel
68
Conclusie
71
Literatuurlijst
77
Inleiding
In februari 2009 vierden China en Soedan het bestaan van 50 jaar diplomatieke betrekkingen. Soedan was in 1959 het vierde Afrikaanse land dat de Volksrepubliek China erkende, waarna China in Soedan zijn derde diplomatieke post in een Afrikaans land opende. Met een oppervlakte van 2,5 miljoen vierkante kilometer was Soedan toen het grootste land van Afrika. In 2011 werd het land opgesplitst in twee staten, Noord- en Zuid-Soedan. De diplomatieke relatie tussen China en Soedan is wellicht de meest controversiële van de Chinese betrekkingen met Afrika. De reden daarvoor is gelegen in Chinese ontwikkelingshulp aan een land dat al lange tijd wordt beheerst door opeenvolgende wrede regimes, die zich aan genocide schuldig maken. In Westerse ogen leidt de Chinese steun tot bescherming van leiders van die regimes tegen internationale druk en sancties.1 In de aanloop naar de Olympische spelen van 2008 in Peking, groeide in de internationale politiek, publieke opinie en de media de kritiek op de Chinese houding ten opzichte van Soedan. Mia Farrow, een Amerikaanse actrice, gebruikte de Olympische spelen in een campagne om druk uit te oefenen op China. Het doel was om China er van te overtuigen dat het land invloed moest uitoefenen op de regering in Khartoem, zodat eindelijk een einde zou komen aan het langslepende conflict in Darfur. 2 De burgeroorlog in Darfur heeft er voor gezorgd dat de Chinese invloed in Soedan in opspraak is geraakt. De oorlog heeft aan honderdduizenden mensen het leven gekost; de Verenigde Staten spreken zelfs van genocide. Juist vanwege de kritische houding van de rest van de wereld op de Chinese positie in Soedan met betrekking tot mensenrechten, slecht bestuur, de ondermijning van de lokale economie en milieu, is het interessant om Soedan centraal te stellen in een studie naar het Chinese ontwikkelingsbeleid in Afrika. Ondanks dat de hiervoor bedoelde kritiek mogelijk gerechtvaardigd is, staat daar tegenover dat China veel in Soedan heeft geïnvesteerd. Het land heeft een aantal belangwekkende infrastructurele projecten in Soedan gerealiseerd, zoals bruggen over de Nijl, de Merowe Dam en een oliepijpleiding van Oost-Soedan naar de Rode Zee. 3 De Soedanese president was op 8 en 9 november 2009 aanwezig bij de vierde ministeriële vergadering van het Forum on China-African cooperation (FOCAC). De Chinese premier Wen Jiabo meldde in het Egyptische Sharm el-Sheikh dat China Afrika met heel zijn
1
D. Large, ‘China and the changing context of development in Sudan’, Development 50 3 (2007) 57-62, aldaar 57. 2 M.P. van Dijk, ‘The political impact of the Chinese in Sudan’, in: M.P. van Dijk ed., The new Presence of China in Africa (Amsterdam 2009) 141-156, aldaar 149. 3 A. Askouri, ‘China’s investment in Sudan. Displacing villages and destroying communities’, in: F. Manji en S. Marks ed., African perspectives on China in Africa (2007) 71-86, aldaar 76.
1
hart steunde en hielp met ontwikkelingshulp. 4 De vergadering was bedoeld om een verdere uitwerking te geven aan de toekomstige samenwerking tussen China en Afrika. De Chinese premier onderstreepte tijdens deze bijeenkomst dat alle afspraken over handel, ontwikkelingshulp en het uitbreiden van bilaterale relaties, die tijdens de derde ministeriële vergadering waren gemaakt, door alle betrokkenen waren nagekomen. China had, volgens Wen Jiabo, inmiddels 2200 kilometer aan wegen en 3300 kilometer aan spoorwegen aangelegd. Door de Chinese hulp en mede dankzij de eigen inzet van Afrika, groeide de welvaart op het continent snel. De lokale bevolking profiteerde optimaal van die ontwikkeling, waarbij ook het milieu werd beschermd. 5 De Chinese premier geeft een zeer rooskleuring beeld en spreekt bovendien over Afrika als één gebied. Volgens hem heeft de hulp, die China in de laatste jaren heeft gegeven, een aantoonbare positieve invloed gehad. De vraag is natuurlijk of dat ook werkelijk zo is geweest. Het is pas een aantal jaren geleden dat het Chinese ontwikkelingshulp programma uit de schaduw trad en meer aandacht kreeg in de (Westerse) wereld. 6 Het is nog steeds onbekend hoe groot de hulp is die China aan Afrikaanse landen verstrekt; de Volksrepubliek China geeft niet veel informatie over haar beleid ten aanzien van haar ontwikkelingshulp in Afrika. 7 De in deze scriptie te beantwoorden hoofdvraag is dan ook wat het doel is van de Chinese ontwikkelingshulp in Sub-Sahara Afrika. Streeft China daadwerkelijk naar economische ontwikkeling en samenwerking? Het Chinese Afrika beleid heeft, volgens China, een aantal doelstellingen voor ogen, wellicht beter beschreven als richtlijnen. Allereerst is het land opzoek naar vriendschap door middel van oprechtheid en gelijkheid. China houdt zich hierbij aan vijf principes van vreedzame co-existentie, waarbij het Afrikaanse landen respecteert in hun onafhankelijke keuze naar ontwikkeling. Ten tweede moet wederzijds voordeel en gemeenschappelijke welvaart kunnen ontstaan. China steunt het streven van Afrikaanse landen naar economische ontwikkeling en opbouw van hun naties. Ten derde is de wederzijdse ondersteuning en nauwe coördinatie. Door samenwerking met Afrika in de Verenigde Naties en in andere multilaterale systemen versterken China en Afrikaanse landen hun wederzijdse posities. Tevens blijft China een beroep doen op de internationale gemeenschap om vrede en ontwikkeling in Afrika een hogere prioriteit te geven. Het laatste punt waar China zich op wil richten is dat landen van
4
Wen Jiabao, ‘China comes to help Africa with aid and whole heart. Chinese premier’, (9 november 2009), http://www.focac.org/eng/dsjbzjhy/t625624.htm (geraadpleegd december 2010). 5 Ibidem. 6 D. Brautigam, ‘China’s foreign aid in Africa. What do we know?’ in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 197-216, 197. 7 T. Lum, ‘China’s foreign aid activities in Africa, Latin America and South east Asia’, Congressional research service (2009), http://www.fas.org/sgp/crs/row/R40361.pdf (geraadpleegd december 2010).
2
elkaar leren en zoeken naar gemeenschappelijke ontwikkeling. Hierbij dienen China en Afrika een beroep te doen op elkaars ervaring in bestuur en ontwikkeling. 8 Uit documenten, die in 2010 door Wikileaks online zijn geplaatst, blijkt dat de Verenigde Staten de rol van China in Afrika nauwlettend in de gaten houden.
9
Een
Amerikaanse diplomaat, Johnnie Carson, werkzaam in de Nigeriaanse stad Lagos, bericht dat de Chinezen een zeer agressieve en verderfelijke economische concurrent zijn, zonder enige vorm van moraal. Volgens deze diplomaat is China niet in Afrika aanwezig uit altruïstische redenen, maar uit eigen winstbejag. Het voor zich winnen van stemmen van Afrikaanse landen in de Verenigde Naties wordt daarnaast als secundaire reden genoemd. De groeiende invloed van China in Afrika heeft in het laatste decennium tevens de aandacht getrokken van veel onderzoekers. Dat heeft geleid tot een aantal publicaties over China's aanwezigheid in Afrika en in het laatste decennium van de vorige eeuw is een debat ontstaan over hoe de Chinese activiteiten verklaard moeten worden. Dat debat is vrij recent, omdat China pas halverwege de jaren negentig van de twintigste eeuw in Afrika actiever werd. Deze scriptie zal grotendeels zijn gebaseerd op literatuuronderzoek. Door het bestuderen van de meest recente literatuur en de verschillende visies van auteurs, wordt een antwoord gezocht op de hoofdvraag. Door het analyseren van de meningen van auteurs, ruwweg te verdelen in twee kampen, namelijk China als economisch rivaal en China als ontwikkelingspartner, wordt een overzicht geschetst van de Chinese ontwikkelingshulp in Afrika. Veel van de aangehaalde auteurs hebben meerdere artikelen over China in Afrika geschreven. Een aantal belangwekkende artikelen is in verschillende werken gebundeld, die in de literatuurlijst zijn opgenomen. De artikelen behandelen veel verschillende onderwerpen, zoals de evolutie die de Chinese ontwikkelingshulp heeft doorgemaakt, de situatie van Afrikaanse arbeiders en handelaren die te maken hebben met Chinese bedrijven, de Chinese olie-investeringen en de Chinese wapenhandel. Voor dit onderzoek is alleen gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur. Hierdoor worden meteen de limieten van het onderzoek erkend, omdat literatuur in andere talen, bijvoorbeeld Mandarijn en Frans, een andere visie kunnen bieden. Naast de opzichtige taalbarrière voor Chinese werken, worden dergelijke werken helaas niet in grote getallen buiten China gepubliceerd. Toch is een aantal gepubliceerde werken van Chinese en Afrikaanse onderzoekers beschikbaar. In het gebundelde werk Chinese and African Perspectives on China in Africa komen Chinese onderzoekers, waaronder historici,
A. Kwesi en D. Lecoutre, ‘ China’s ventures in Africa’, African Security Review 17 (2010) 39-50, aldaar 41. 9 Geen auteur, ‘US embassy cables: US monitors China and its expanding role in Africa’, The Guardian (8 december 2010), http://www.guardian.co.uk/world/us-embassy-cables-documents/250144 (geraadpleegd december 2010). 8
3
politicologen en sociologen, aan het woord. 10 De meeste Chinese artikelen zijn echter bijzonder subjectief. De samenwerking tussen China en Afrika is in zulke artikelen altijd al bij voorbaat positief en er worden nauwelijks vraagtekens gezet bij de uitwerking van deze samenwerking. Dergelijke publicaties staan haaks op het bericht van Carson en hebben het debat over hoe men de Chinese houding tegenover Afrika moet verklaren, dan ook verder aangewakkerd. Het onderzoek blijft echter wetenschappelijke relevant, omdat het mogelijk is om, aan de hand van Engelstalige literatuur, verschillende visies te kunnen bestuderen. Daarnaast sluit dit onderzoek aan bij een recentelijk debat over China in Afrika en de situatie in Soedan, een land dat nog steeds geteisterd wordt door geweld. Chris Alden, werkzaam bij de afdeling internationale betrekkingen van de London School of Economics, heeft in zijn werk China in Africa het debat onderverdeeld in verschillende visies. Het hiervoor aangehaalde citaat van de Amerikaanse diplomaat past duidelijk in een van die specifieke visies. 11 De eerste visie luidt dat China kan worden gezien als een ontwikkelingspartner. Het land is op zoek naar een vruchtbare relatie met Afrikaanse landen, die het probeert op te bouwen door middel van een lange termijn verbintenis van ontwikkelingssamenwerking. De tweede visie houdt in dat China een economische rivaal is, zowel van het Westen als van de Afrikaanse landen. China probeert zo snel mogelijk de meeste grondstoffen van Afrika te ontginnen. Het belangrijkste aspect is de eigen welvaart, waardoor China geen rekening houdt met lokale Afrikaanse belangen zoals milieu, plaatselijke ontwikkeling en mensenrechten. Tenslotte als laatste visie de opvatting dat China de Afrikaanse landen wil koloniseren. China wil uiteindelijk politieke controle uitoefenen op Afrikaanse ontwikkelingslanden om zo de traditionele oriëntatie van Afrika naar de Westerse wereld in te dammen. De laatste visie is sterk afhankelijk van welke definitie van het begrip kolonialisme wordt uitgegaan. Kolonialisme omvat verschillende aspecten. Het is daarom lastig te bepalen of China zich inderdaad opstelt als kolonisator. Jürgen Osterhammel heeft in zijn werk Colonialism. A theoretical overview een definitie gegeven. Volgens de auteur is kolonialisme een relatie tussen een inheemse, of onder dwang geïmporteerde, meerderheid en een minderheid van buitenlandse indringers. De fundamentele beslissingen die het leven van de gekoloniseerde mensen bepalen, worden gemaakt en uitgevoerd door de koloniale heersers in het najagen van belangen die vaak zijn vastgelegd in een verre metropool. Culturele compromissen met de gekoloniseerde bevolking worden verworpen, doordat de kolonisten overtuigd zijn van hun eigen superioriteit en hun mandaat om te regeren.12
10
A. Harneit-Sievers, S. Marks en S. Naidu ed., Chinese and African Perspectives on China in Africa (Oxford 2010). 11 C. Alden, China in Africa (Londen 2010) 5. 12 J. Osterhammel, Colonialism. A theoretical overview. Vertaald door S. Frisch (New Jersey 2005) 16.
4
Daarnaast bestaan tevens nog verschillende aanverwante begrippen, zoals neokolonialisme. Deze term is bedacht door de eerste leider van onafhankelijk Ghana, Kwame Nkrumah. In zijn werk Neo-Colonialism. The last stage of imperialism werkt hij het idee uit dat in neokolonialisme buitenlands kapitaal gebruikt wordt voor exploitatie, in plaats van voor de ontwikkeling van de minder ontwikkelde delen van de wereld.13 Politieke invloed is hierbij niet noodzakelijk. Wanneer in dit onderzoek het begrip kolonisatie wordt gebezigd, zal echter de definitie van Osterhammel worden bedoeld. Het is wel belangrijk om te beseffen dat onderzoeken naar China als kolonisator andere definities kunnen hanteren. Naast de literatuur zal ik studies gebruiken van onder andere de Small Arms Survey, de Human Rights Watch, en de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD). De onderzoeken van de OECD laten zien wat China aan ontwikkelingshulp besteed in Afrika. Wel moet een kanttekening worden geplaatst bij de bronnen die bij die onderzoeken zijn gebruikt. Veel cijfers over de Chinese investeringen van bijvoorbeeld de Wereldbank, IMF en de OECD zijn eerder schattingen dan keiharde data. De Chinese regering heeft pas in 2006 enige openheid gegeven over de bedragen die naar Afrika stromen. De grootste investeringen vinden echter nog steeds plaats achter gesloten deuren, waardoor het vaak moeilijk te bepalen is hoeveel China nu aan hulp besteed in een land. Van belang is het verder om in het kader van dit onderzoek het gebruik van het begrip Sub-Sahara toe te lichten. Het werk van Keukeleire en MacNaughtan geeft een indeling van het continent Afrika. De Europese Unie, of eigenlijk de voorloper daarvan, heeft sinds de ontwikkelingen van het Europese integratieproces veel geïnstitutionaliseerde relaties gehad met delen van Afrika. In december 2005 is echter voor het eerst een strategie ontwikkeld voor het hele continent. Afrika is in de strategie opgedeeld in drie gebieden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Noord-Afrika, de landen aan de Middellandse Zee, en de landen die geografisch onder de Sahara liggen. Deze landen, exclusief Zuid-Afrika, worden daarom aangeduid als Sub-Sahara Afrika. 14 Wanneer in dit onderzoek over Afrika wordt geschreven, wordt dan ook Sub-Sahara Afrika bedoeld, tenzij anders is aangegeven. Als gesproken wordt van Sub-Sahara Afrika, worden tientallen landen tegelijk aangesproken, terwijl men moet beseffen dat elk land op zich uniek is. Er bestaat tussen de staten veel variatie op terreinen als politiek, economie, cultuur en sociale omstandigheden. De Chinese betrokkenheid in een Afrikaans land is sterk afhankelijk van de unieke (politieke) situatie in een bepaald land. 15 Het generaliseren van China's relatie tot Sub-Sahara Afrika is daarom slechts in beperkte mate mogelijk.
13
K. Nkrumah, Neo-Colonialism. The last stage of imperialism (Londen 1965). S. Keukeleire en J. Macnaughtan, The foreign policy of the European Union (Londen 2008) 288. 15 I. Taylor, China’s new role in Africa (Londen 2009) 9. 14
5
Desalniettemin is het toch mogelijk om in algemene zin over China in Afrika te spreken en te schrijven. Meredith maakt in The State of Africa. A History of fifty years of independence duidelijk dat de landen in Sub-Sahara Afrika sinds hun onafhankelijkheid bijna allemaal hetzelfde proces in staatsvorming hebben gevolgd. 16 In veel staten is de macht van de staat een functie van een patronagesysteem. De Afrikaanse elite, die de staat erfde van de kolonisatoren, hadden die staat snel omgevormd tot een privé-instelling. Dit proces had verschillende redenen, maar de uitkomst was overal hetzelfde. De nieuwe Afrikaanse leiders zagen de staat meer als een privé-instelling dan als een publieke instelling voor het volk; de staat werd al snel gebruikt als middel voor zelfverrijking. De staatsinkomsten werden voor privédoeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om opstandige landgenoten te onderdrukken en een cliëntensysteem te kopen en te onderhouden. Naast overeenkomsten in staatsvorming zijn, volgens de auteur, de bevolkingsstructuur, niveaus van technologische ontwikkeling, de omvang van materiële welvaart en de gemeenschappelijke ervaringen met het kolonialisme aanknopingspunten om te kunnen generaliseren. Dit onderzoek is verdeeld in drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk zal de Chinese interactie met Afrika tijdens de Koude Oorlog in historisch perspectief worden gezet. Het eerste hoofdstuk zal op de historische verbondenheid van China met verschillende vrijheidsbewegingen wijzen (historische legitimiteit). Vervolgens zal worden aangetoond dat China een ideologische band met de Derde Wereldlanden heeft geprobeerd te creëren (ideologische legitimiteit). Tenslotte zal worden aangetoond dat China opbouwende relaties aangaat met Afrikaanse landen gebaseerd op de principes van non-interventie en neutraliteit (politieke legitimiteit). Dit is belangrijk, omdat zo kan worden aangetoond wat de Chinese ervaringen zijn met Afrikaanse landen en hoe het huidige Chinese ontwikkelingsbeleid vorm heeft gekregen. In het tweede hoofdstuk wordt de huidige Chinese ontwikkelingshulp in Afrika besproken, waarbij de standpunten van de verschillende auteurs die China als ontwikkelingspartner zien aan bod komen. Dit tegen de achtergrond van de andere visie: China als economische rivaal. De derde visie, China als kolonisator, wordt in deze scriptie vrijwel onbesproken gelaten. Het argument dat China de Afrikaanse landen wil koloniseren berust op meningen en niet op feiten. Chan-Fishel geeft dat goed weer door te schrijven dat onderzoekers China beschuldigen van een nieuwe scramble for Africa, omdat China veel grondstoffen weet te bemachtigen in Afrika. 17 Dat op zich is nog geen bewijs dat sprake is van kolonisatie.
16
M. Meredith, The State of Africa. A history of fifty years of independence (Londen 2006). M. Chan-Fishel, ‘Environmental impact. More of the same?’ in: F. Manji en S. Marks ed., African perspectives on China in Africa (Oxford 2007) 139-152, aldaar 108.
17
6
In het derde hoofdstuk zal ik aan de hand van een casestudie bestuderen hoe China zijn invloed in Soedan door middel van ontwikkelingshulp heeft vergroot. Soedan heeft al decennia te maken met oorlogen en hongersnood. De Westerse wereld heeft zich, door de instabiele situatie in het land, uit Soedan bijna volledig teruggetrokken. China heeft echter miljarden euro’s in het land geïnvesteerd, voornamelijk in de oliesector en is de grootste handelspartner geworden. Soedan is als casestudie genomen, omdat China in dit land niet hoeft te concurreren met Westerse landen of bedrijven. Bovendien bevestigen de investeringen van China in de oliesector van Soedan voor velen dat het China alleen te doen is om grondstoffen. Onderzocht wordt of dat echt zo is. Dat zal worden gedaan door naar de investeringen van China te kijken en bouwprojecten in Soedan te bestuderen. Het uiteindelijke doel is om aan de hand van Soedan te bepalen of er een Chinese ontwikkelingsmodel is op te zetten.
7
I China in Afrika
Een belangrijke stap in de samenwerking tussen China en de Afrikaanse staten was het ontstaan van het FOCAC aan het begin van het nieuwe millennium. Maar liefst vierenveertig Afrikaanse landen stuurden hun ministers van Buitenlandse Zaken of personen verantwoordelijk voor het economische beleid naar de vergadering.
18
Tijdens de
bijeenkomsten werd gesproken over nieuwe samenwerkingsprogramma’s, schuldsanering en trainingsprogramma’s. In dit opzicht hebben de fora een duidelijk doel, namelijk het benadrukken van de Chinese activiteiten in Afrika. Het platform voor de fora is niet ineens in het leven geroepen. Tijdens de derde vergadering, in november 2006, benadrukte de Chinese president Hu Jintao dat de ChineesAfrikaanse vriendschap geworteld is in eeuwen van geschiedenis. Zowel Afrika als China hebben grootse beschavingen voortgebracht en de vriendschap tussen de volkeren is altijd sterk gebleven.
19
De Chinese president doelt in zijn speech meerdere keren op de
gezamenlijke geschiedenis die de Chinezen met de Afrikanen hebben. Door het benadrukken van deze geschiedenis proberen de Chinezen een historische legitimiteit te ontwikkelen, die hun activiteiten in Afrika moet verklaren. De fora zijn simpelweg een volgende stap in deze geschiedenis. Aan het eind van de derde FOCAC vertrok de Chinese premier Wen Jiabao met een delegatie om Afrikaanse landen te bezoeken. Sinds 2004 hadden meerdere hoge Chinese regeringsleiders Afrika bezocht. De reizen bleven niet onopgemerkt in het Westen. De angst bestond dat China een grotere machtspositie in Afrika wilde creëren. 20 Ongetwijfeld hadden de reizen een politiek doel, want in dezelfde periode werden de banden tussen Soedan en China verstevigd. Om een duidelijk beeld van de huidige Chinese intenties in Soedan te krijgen is het van belang om te onderzoeken op welke wijze de Chinese ontwikkelingshulp voor Afrika is geëvolueerd en om de historische legitimiteit, waarop Jintao doelde, nader te bestuderen. Heeft China inderdaad een historische link met Afrika? Of is de link gecreëerd uit politieke of ideologische overwegingen?
18
D. Brautigam, The dragon’s gift. The real story of China in Africa (New York 2009) 23. FOCAC, ‘Address by Hu Jintao President of the People's Republic of China at the Opening Ceremony of the Beijing Summit of the Forum on China-Africa Cooperation’, (4 november 2006), http://www.focac.org/eng/ltda/dscbzjhy/SP32009/t606840.htm (geraadpleegd juni 2011). 20 W. Jiang, ‘China’s emerging strategic partnerships in Afrika’, in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 50-64, aldaar 51. 19
8
1.1. Historische legitimiteit
Een belangrijk werk over de Chinese geschiedenis in Afrika komt van Philip Snow. Alhoewel Snow zichzelf in de introductie van zijn werk The star raft. China’s encounter with Africa tekort doet door te melden dat het werk meer voor leken dan voor academici is bedoeld, is het werk vandaag in academische kringen nog steeds belangrijk. Snow is zelf ook nog actief en heeft bijvoorbeeld het voorwoord geschreven in China returns to Africa. A rising power and a continent embrace. In The star raft benadrukt Snow de historische dimensie tussen de twee werelddelen: ‘China didn’t suddenly start to exist with the Communist revolution, nor Africa at independence.’ 21 Het werk van Snow biedt een goed overzicht van de vroegere connecties tussen China en Afrika. Aan de hand van overgeleverde verslagen en archeologisch onderzoek schat hij dat de eerste contacten tussen China en Afrika in de eerste helft van het eerste millennium ontstonden. 22 Vanaf het einde van de late Han-dynastie, rond 200 na Christus, tot de Tangdynastie (618-907), was China onderworpen aan oorlogen en verdeeld in vele onafhankelijke, en soms strijdende, staten of dynastieën. Onder de Tang-dynastie werd het hele land verenigd en werd China opnieuw krachtig en welvarend. Het was ook rond deze periode, in de zevende eeuw, dat de Arabieren grote delen van West-Azië en Noord-Afrika veroverden. De handel tussen China en de Arabische handelaren groeide langzaam; in de negende en tiende eeuw vonden grote hoeveelheden Afrikaanse producten door middel van Arabische handelaren de weg naar de Chinese markt. 23 Ook zijn bij archeologische opgravingen in Egypte, Kenia, en Zanzibar uit deze periode veel Chinees porselein, stenenwaren en munten gevonden. 24 Echter, menselijk contact tussen de Tang-dynastie en de Arabieren of Afrikanen was eenrichtingsverkeer. Het waren de Arabieren die naar China kwamen, soms brachten zij zwarte slaven mee. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen gevonden dat China tijdens de Tangdynastie ooit een groot aantal gezanten of burgers naar Afrika heeft gestuurd. Wel is een goed beschreven verhaal overgeleverd uit halverwege de achtste eeuw over een officier uit de Tang-dynastie. De officier, genaamd Du Huan, geeft een gedetailleerde beschrijving over een land genaamd Molin, dat zuidwestelijk van Jeruzalem is gelegen. Het is voor onderzoekers niet duidelijk welk land Du Huan heeft bezocht. Snow vermoedt dat hij het gebied in het hedendaagse Eritrea heeft bezocht. 25 Jinyaun geeft in het artikel China and Africa. The
21
P. Snow, The star raft. China’s encounter with Africa (New York 1989) introduction. Ibidem 2. 23 Ibidem, 5. 24 G. Jinyuan, ‘China and Africa. The development of relations over many centuries’, African Affairs 83 331 (1984) 241-250, aldaar 243. 25 Snow, The star raft, 4. 22
9
development of relations over many centuries verschillende mogelijkheden, waaronder Egypte, Kenia, of Soedan. 26 In ieder geval bouwden de Chinezen ten tijde van de Tang-dynastie grote schepen en hadden zij daarmee de middelen om verre (handels)expedities te ondernemen. In deze periode van de Chinese geschiedenis hadden de Chinezen nog interesse in verre reizen. Er zijn verhalen bekend van Chinese handelaren die diep in de Arabische wateren voeren en zelfs verder. Een verslag van een Arabische handelaar uit de negende eeuw, Shulama - Snow schreef zijn naam als Suleiman - beaamde dat Chinese handelaren in grote schepen de rivier de Eufraat naderden.27 De handel groeide ten tijde van de Chinese Song-dynastie (960-1279). In deze periode had China te maken met vijandelijke staten aan de noordelijke grenzen. Daarom werd handel via zee in het zuiden aangemoedigd. Met schepen die veel geavanceerder waren dan de Europese schepen uit die tijd voerden Chinese handelaren naar Egypte en naar de Oostelijke kusten van Afrika. Archeologische vondsten die dateren uit de Song-dynastie zijn gedaan in Zanzibar, Zimbabwe en in het Noorden van Zuid-Afrika, de provincie Limpopo. 28 De vondsten leveren bewijs van veel uitwisseling van goederen. Echter, daaruit blijkt niet dat ook daadwerkelijk sprake was van directe interactie tussen Chinezen en Afrikanen. Waarschijnlijk ging de meeste handel via Arabische tussenhandelaren. Gedurende de periode tot en met de Chinese Yuan-dynastie (1271-1368) hadden vermoedelijk maar enkele Chinezen daadwerkelijk een reis naar Afrika gemaakt. Door de groei van de handel tussen de twee gebieden werd ook de kennis over Afrika vergroot. Zo schreef een douanebeambte, Zhoa Rugua, zijn werk Zhufan Zhi, door Jinyuan vertaald als Ju Fan Zhi en in het Engels Records of Foreign Countries, op basis van verhalen van handelaren die zijn haven binnenvoeren. 29 Tevens vertelde hij over een landschap wat volgens Snow de huidige Somalische kust kan zijn. 30 De groeiende kennis, de toenemende handel, en wellicht de interesse naar gebieden buiten China zorgden sporadisch voor de eerste directe contacten tussen Chinezen en Afrikanen. Het was echter pas aan het begin van de vijftiende eeuw dat de grootste Chinese expedities naar Afrika plaatsvonden. Elke interactie met Afrika onder vorige dynastieën viel hierbij in het niet. De expedities vonden plaats ten tijde van de Ming-dynastie (1368-1644) en zijn goed beschreven in bewaard gebleven Chinese documenten. In 1405 voer een gigantische vloot, onder leiding van de eunuch-admiraal Zheng He, voor de eerste keer uit. In een periode van 29 jaar zette hij zeven keer zeil, waarin in ieder 26
Jinyuan, ‘China and Africa’, 244. Snow, The star raft, 9. 28 Jinyuan, ‘China and Africa’, 244 29 Ibidem. 30 Snow, The star raft, 11 27
10
geval driemaal Afrika werd aangedaan.31 In 1414 voer de vloot vanuit de Zuid-Chinese Zee via de Indische Oceaan naar de Perzische Golf en Afrika voor een reis van handel en exploratie. 32 De onderneming overtrof, naar wordt aangenomen, alle voorgaande reizen in de wereldgeschiedenis. In de vloot waren tenminste tweeënzestig enorme handelsgaljoenen opgenomen. De grootste galjoenen waren meer dan 130 meter lang en 40 meter breed. Elk schip kon ongeveer 1500 ton lading vervoeren. Bovendien voeren meer dan honderd kleinere schepen met de galjoenen mee. De bemanning bestond uit bijna 30.000 Chinezen, waarvan het grootste deel soldaten waren. 33 Door dit vlootbezoek groeide de interactie tussen China en Afrika. Verschillende afgezanten van Afrikaanse staten, zoals ambassadeurs van het Koningrijk Mogadishu, bezochten de Chinese keizer. Zheng He vertrok bij zijn expedities met veel giften voor de nieuw ontdekte gebieden. De Afrikaanse afgezanten gaven op hun beurt weer eerbetoon aan de Chinese keizer. De huidige Chinese ontwikkelingshulp vertoont overeenkomsten met het eerbetoonsysteem in de Chinese oudheid. Het systeem had een lange traditie van uitwisseling van goederen met kleinere, soms zwakkere, staten, die in de Chinese invloedsfeer lagen. De staten gaven eerbetoon aan de Chinese keizer, die hen beloonde met giften en handelsrechten. Vaak werd daarbij duidelijk gemaakt dat de giften van de keizer ongebonden waren; het moest ook letterlijk als gift worden gezien. Bij recente Chinese ontwikkelingsprojecten of staatsbezoeken werden vaak ook gunstige voorwaarden gesteld aan Afrikaanse landen of werden zelfs schulden kwijtgescholden. 34 De tochten van Zeng He bleken de laatste reizen van China naar Afrika te zijn. Ook in de tijd dat de Mongolen China veroverden en de Yuan-dynastie stichtten, werden restricties opgelegd aan de handel via zee naar het Westen. Ming-keizer Yongle had de reizen van Zeng He bekostigd, met name om zijn status te verhogen en de Chinese aanwezigheid op de zeeën te bevestigen. 35 Na zijn dood in 1424 leek voor dat laatste minder belangstelling te bestaan. De betrekkingen koelden af, de communicatie en contacten kwamen zelfs tot een abrupt einde. Jinyuan geeft twee redenen hiervoor, een interne en een externe. Allereerst was er de verandering van het beleid van de Ming-dynastie. De verandering kan het gevolg zijn geweest van rivaliteit of machtsstrijd tussen verschillende facties aan het hof, waarin de maritieme handel zelf een onderwerp in deze machtsstrijd werd. De externe reden is de komst van Europese machten op het Afrikaanse en Aziatische continent. 36 De Chinezen kozen voor een
31
Jinyuan, ‘China and Africa’, 245. S.M. Wilson, The Emperor’s giraffe and other stories of cultures in contact (Boulder 1999) 121. 33 Snow, The star raft, 21. 34 Brautigam, The dragon’s gift, 24. 35 Wilson, The Emperor’s giraffe, 123. 36 Jinyuan, ‘China and Africa’, 246. 32
11
zelf opgelegde isolatie van bijna vierhonderd jaar. De ontdekkingsreizen naar Afrika werden vergeten en documenten over de reizen werden vernietigd. De reizen van Zheng He hebben
weinig
herinneringen
achtergelaten
op
het
Afrikaanse continent. Wel bestaan legendes over deze reizen. Zo is er een verhaal op het Lamu eiland over twee Chinese schepen die kapot sloegen op rotsen voor de oostkust van Kenia. Twintig matrozen overleefden het incident, zwommen aan wal en mengden zich met de lokale bevolking. In 2002 waren Chinese onderzoekers naar het dorp van Mwamaka Sharifu, een negentienjarige Keniaanse, gekomen om een DNA test te doen. Uit de test bleek volgens de onderzoekers dat zij inderdaad van Chinese afkomst was. Zij zou een afstammeling zijn van de Chinese matrozen uit de tijd van Zheng He. 37 Het is moeilijk na te gaan of zij ook daadwerkelijk een afstammeling van de matrozen is. Het kan even goed zijn dat zij afstamt van latere Chinese bezoekers. Voor de Chinese onderzoekers was het echter duidelijk. Sharifu kreeg een reis naar haar verloren vaderland en tevens een volledige studiebeurs om medicijnen te studeren in China.38
1.2. Ideologische legitimiteit
Ondanks dat aan het begin van de twintigste eeuw wel degelijk Chinezen naar Afrika vertrokken, vond de eerste officiële interactie tussen China en Afrika na de reizen van Zheng He plaats in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Vóór deze periode had China weinig interesse in Afrika. Dat veranderde na de Conferentie van Bandung in 1955. In totaal waren daar 29 Aziatische en Afrikaanse landen aanwezig, waaronder Soedan. Tijdens de conferentie werd gesproken over kolonialisme, imperialisme en de hegemoniale status van de Westerse machten. De diplomatieke banden tussen China en de Afrikaanse landen werden hier voor het eerst aangehaald, alhoewel China voornamelijk met de Egyptische leider Nasser sprak. 39 Larkin geeft met zijn werk China and Africa 1949-1970 The foreign policy of the people’s republic of China een duidelijk overzicht van de Chinese activiteiten sinds de Bandung conferentie tot 1970. 40 Zijn onderzoek is een van de eerste werken die de Chinese activiteiten in Afrika loskoppelde van de Sovjet Unie. Het werk legt een grote nadruk op de ideologische gedachte van China. De achterliggende motivatie van het verstrekken van hulp door China is, volgens Larkin, China’s steun aan de communistische revolutie. Het doel van China was om de Afrikaanse landen, via het steunen van bevrijdingslegers, naar een revolutie te leiden die uiteindelijk het hele continent zou omvatten. 37
Brautigam, The dragon’s gift, 23. Ibidem. 39 B.D. Larkin, China and Africa 1949-1970. The foreign policy of the People’s Republic of China (Londen 1971) 17. 40 40 Larkin, China and Africa 1949-1970. 38
12
Gedurende de jaren vijftig van de twintigste eeuw bleef China interesse houden in de Afrikaanse onafhankelijkheidsstrijd. China gaf een aantal officiële verklaringen uit dat het de onafhankelijkheid steunde, maar de aandacht ging vooral uit naar gebeurtenissen in Azië zelf, waaronder Vietnam. 41 Dat veranderde aan het begin van de jaren zestig om twee redenen. Ten eerste ging een kleine groep Afrikaanse landen formele diplomatieke banden aan met China.42 De nieuwe relaties kwamen voort uit de eerste All-African Peoples’Conference, gehouden in Accra, 1958. Op deze conferentie waren acht van de negen onafhankelijke Afrikaanse staten aanwezig. Daarnaast kwamen Chinese diplomaten in contact met bevrijdingsbewegingen. De Bandungconferentie was het startpunt van de Chinese ontmoetingen met Afrikaanse nationale vrijheidsbewegingen. Afrikaanse staten waren op zoek naar bondgenoten om hen te helpen bij het winnen van hun strijd voor onafhankelijkheid. Zij hadden behoefte aan financiële steun om de strijd voort te zetten. Na de conferentie ondersteunde China Afrikaanse landen met economische, technische en militaire hulp in een poging om de dominantie van Westerse mogendheden te beperken en een nieuwe politieke en internationale orde te stichten. 43 Yang Shuo, een Chinese diplomaat, kwam als eerste in contact met Angolese bevrijdingsbewegingen in 1958.
44
Angola had meerdere bewegingen, zoals de Movimento
Popular de Libertação de Angola (MPLA), de Frente Nacional de Libertação de Angola (FNLA), en de União Nacional para a Independência Total de Angola (UNITA). Onderling waren er veel verschillen tussen de groeperingen. Wat hen van elkaar onderscheidde waren de meningen over ras, assimilatie en rassenvermenging, etniciteit en de rol van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE), een intergouvernementele organisatie die in 2002 werd opgevolgd door de Afrikaanse Unie. 45 De Chinezen zagen in de voortdurende strijd van de bewegingen een directe link met de revolutie die in China had plaats gevonden. De strijd kon dan ook het beste verlopen via het Maoïstische model, de People’s War. Het belangrijkste aspect in dit model was dat de bewegingen het vertrouwen wonnen van de bevolking, voornamelijk van de boeren. Kort samengevat zou de revolutie in drie fases verlopen. In de eerste fase was het noodzakelijk om basissen veilig te stellen in moeilijk gangbare gebieden, waarbij de omwonenden in omliggende gebieden te vriend gehouden moesten worden. In de tweede fase werden andere revolutionaire basisgebieden onder controle gebracht en werd de invloed vergroot in het 41
G. Segal, ‘China and Afrika’, Annals of the American Academy of Political and Social Science 519 (1992) 115-126, aldaar 117. 42 Snow, The star raft, 74. 43 B.D. Larkin, ‘Chinese aid in political context 1971-73’, in: W. Weinstein ed., Chinese and Soviet aid to Africa (New York 1975) 1-28, aldaar 22. 44 S.F. Jackson, ‘China's Third World Foreign Policy. The Case of Angola and Mozambique 1961-93’, The China Quarterly 142 (1995) 388-422, aldaar 394. 45 Jackson, ‘China's Third World Foreign Policy’, 392.
13
omliggende platteland, opdat de revolutionaire partij de regerende macht zou worden in deze gebieden. In de derde fase zou de beweging genoeg kracht hebben gekregen om uiteindelijk de macht te grijpen in de steden en daardoor in het hele land. Om de revolutie te laten slagen moest men gebruik maken van guerrilla’s en in de laatste fase tevens van een conventioneel leger. Een enkele fase kon jaren duren. Bovendien hoefden de fases elkaar niet op te volgen. Wanneer het noodzakelijk was kon men een fase teruggaan, om daarna opnieuw te beginnen. 46 Volgens Jackson in China's Third World Foreign Policy the Case of Angola and Mozambique 1961-93 schreef de Chinese pers, met name tussen 1961 en 1973, consequent over Afrikaanse groeperingen. De strijd werd altijd vergeleken met de Chinese communistische revolutie. Hoewel er volgens hem vergelijkbare elementen waren, waren de revoluties in Afrika geen herhaling van de Chinese revolutie. Landen zoals Angola hadden hun eigen specifieke kenmerken. China begreep deze kenmerken waarschijnlijk niet, omdat deze verschilden van de eigen revolutie.47 China zag een ideologie bij bevrijdingsbewegingen die er meestal niet was, omdat onafhankelijkheid voor de groeperingen een grotere rol speelde. Dat wil echter niet zeggen dat sommige bewegingen niet geïnspireerd waren door de Chinese ideologie. De ideologie van het bevrijdingsfront Frente de Libertação de Moçambique (FRELIMO), opgericht in 1962, was gebaseerd op het gedachtegoed van één van de oprichters, Eduardo Mondlane. Zijn ideeën waren beïnvloed door marxistische schrijvers, waaronder Mao Zedong. 48 De leiders van de beweging zagen de strijd in Mozambique als een klassenstrijd. Bovendien was het volgens hen deel van een wereldomvattende revolutie tegen kolonialisme, dat aansloot bij de Chinese visie in deze periode. Het was volgens de Chinese leiders belangrijk dat eerst een aantal nationale revoluties zouden plaatsvinden, waarna de revoluties zouden overslaan op het gehele Afrikaanse continent.49 Toch was er nog niet veel contact tussen China en de bevrijdingsbewegingen. Contacten met de nieuwe onafhankelijke Afrikaanse landen waren evenmin noemenswaardig, alhoewel China in een aantal landen ambassades had geopend. Het bezoek van de Chinese premier Zhou Enlai in eind 1963 aan Afrika zorgde ervoor dat de contacten toenamen. De eerste taak van de Chinese premier was om de bezochte overheden te garanderen dat het Chinese bezoek geen schokkende gevolgen zou hebben voor deze landen. In deze periode waren nog veel landen onderhevig aan Europese invloed. De voormalige Europese leiders van onder andere Ghana, onafhankelijk sinds 1957, zagen China als een gevaar en wensten dat Ghana geen contact met China zou onderhouden.50 De reis had 46
R.B. Asprey, War in the shadows. The guerrilla in history. Volume I (Lincoln 2002) 253-260. Jackson, ‘China's Third World Foreign Policy’, 393. 48 Ibidem, 392. 49 Larkin, China and Africa 1949-1970, 167. 50 Snow, The star raft, 74. 47
14
daarnaast een specifiek doel, namelijk het benadrukken van de geschiedenis van de Afrikaanse volken en China, waarbij de reizen van Zheng He en de contacten met OostAfrika in de belangstelling stonden. China en Afrika hadden een gezamenlijke geschiedenis en konden een nieuwe verbintenis aangaan die later bekend werd als de Zuid-Zuid Samenwerking. 51 De Chinese delegatie bezocht ook Soedan. De regering in Soedan, onder leiding van President Abboud, wilde graag meewerken aan het tot stand brengen van een tweede Bandung Conferentie. 52 Soedan wenste de relatie met China te verbeteren, omdat China een belangrijk exportland voor de katoensector was. Voordat Soedan onafhankelijk werd had het land geen belangrijke economische connecties met China. Na de onafhankelijkheid in 1956, niet lang na de Bandung conferentie, bezochten Chinese diplomaten voor het eerst Soedan. In 1959 werd daar een Chinese diplomatieke post opgezet. De diplomatieke relatie tussen de twee landen was echter niet noemenswaardig. Een historische link tussen de twee landen, die in het derde hoofdstuk van dit onderzoek wordt besproken, was alleen symbolisch. Bovendien scheen het gesprek tussen Zhou en Abboud niet erg succesvol te zijn geweest.53 Zhou reisde in de jaren zestig drie keer met een delegatie door Afrika en China kreeg steeds meer contact met bevrijdingsbewegingen. Bijna elke Afrikaanse groep had wel direct of indirect steun van China ontvangen. De steun bestond uit wapens, financiering, of training in bijvoorbeeld guerrillaoorlogvoering van Chinese experts.54 Afrika was onder de indruk van de Chinese interesse in het continent. De reizen van Zhou hadden het effect dat zowel het Westen als Afrika geloofde dat China specifieke intenties had. Zo had Zhou tijdens zijn bezoek aan Somalië gemeld dat er perfecte revolutionaire condities in Afrika bestonden. Zhou doelde niet op de noodzaak om de staten te hervormen tot communistische landen. De Chinese premier wilde twee punten maken. Ten eerste, Afrikaanse gebieden vochten voor hun onafhankelijkheid. Ten tweede, de al onafhankelijke staten probeerden nog steeds de oude Europese invloeden te elimineren. Volgens Mao zou de revolutie van onderen moeten beginnen en niet moeten worden opgelegd. De nieuwe Afrikaanse staten hadden het recht verdiend om hun eigen weg te kiezen. Daarom zou China landen pas bijstaan, zodra deze om hulp vroegen. 55 De uitspraak van Zhou zorgde voor opschudding, omdat het Westen dacht dat China de Afrikaanse staten tot het communisme wilde bekeren. Zhou legde later uit dat hij goede condities zag voor de Afrikaanse onafhankelijkheidsstrijd en voor economische
51
Segal, ‘China and Afrika’, 117. W.A.C. Adie, ‘Chou En-lai on Safari’, Chinese Quarterly 18 (1964) 174-194, aldaar 192. 53 D. Large, ‘Sudan foreign relations with Asia. China and the politics of looking East’, ISS Paper 158 (2008) 2. 54 Jinyuan, ‘China and Africa’, 248. 55 Snow, The star raft, 74. 52
15
zelfstandigheid zodra de onafhankelijkheid was gewonnen. 56 De uitleg van Zhou was een bewijs dat hij inzag dat een ideologische verbintenis niet kon worden gelegd. Zhou legde immers de nadruk op onafhankelijkheid voor Afrika en niet op een communistische revolutie. Toch probeerde China constant een verbondenheid met Afrika te zoeken. Zo zou Mao tegen de president van Mali, Maoussa Traore, hebben gezegd dat zowel China als Afrika bij de Derde Wereld hoorden. 57 Een aantal jaren later, in 1974, kwam Mao met zijn Drie Werelden Theorie. Volgens deze theorie behoorden de Verenigde Staten en de Sovjet Unie tot de Eerste Wereld, Europa en Japan tot de Tweede Wereld, en onderontwikkelde landen, waaronder China, tot de Derde Wereld. Deze visie week af van het Westerse model, dat China en de Sovjet Unie in de Tweede Wereld plaatste. Volgens China lag de macht bij de landen van de Derde Wereld en zij moesten dan ook gezamenlijk gebruik maken van hun kracht. Mao had in de jaren vijftig al gemeld, dat het de plicht van China was om kleine en zwakke staten te helpen, ook al was China zelf een ontwikkelingsland. Deze verbondenheid was puur ideologisch. 58 China heeft gedurende de Afrikaanse strijd voor onafhankelijkheid veel bevrijdingsbewegingen gesteund. Het is echter niet mogelijk te concluderen dat een Afrikaanse staat de onafhankelijkheid te danken heeft aan China. De partijen die contacten aangingen met China deden dat op eigen initiatief en kregen steun via wapens, trainingen of geld. China zocht naar een gezamenlijke ideologische identiteit en is goede contacten aangegaan met Afrikaanse regeringen na het verkrijgen van onafhankelijkheid. 59
1.3. Politieke overwegingen
Ondanks dat China een ideologische link probeerde te creëren met Afrikaanse staten en bevrijdingsbewegingen, ging China ook contacten aan met landen en bewegingen waarmee geen ideologische link bestond. Het belang van een ideologische band moet in het kader van een analyse van het Chinese beleid in dat continent daarom bekeken worden tegen de achtergrond van
het
werkelijke
Chinese
beleid.
Elke
studie
naar de
Chinese
ontwikkelingshulp in Afrika moet bezien worden in een groter, globaal geheel. De ontwikkelingssteun van China in de Koude Oorlog is dan ook niet los te zien van de internationale politiek. 60 56
P. Snow, ‘China and Africa. Consensus and camouflage’, in: T.W. Robinson en D. Shambaugh ed., Chinese foreign policy. Theory and practice (Oxford 1994) 283-321, aldaar 302. 57 Larkin, ‘Chinese aid in political context’, 5. 58 H. Kissinger, On China (Londen 2011) 303. 59 G. Dobler, ‘Solidarity, xenophobia and the regulation of Chinese businesses in Namibia’, in: Chris Alden e.a. ed., China returns to Africa. A rising power and a continent embrace (Londen 2008) 237256, aldaar 238. 60 Alden, China in Africa, 32.
16
China is in Afrika opzoek naar vriendschap door middel van oprechtheid en gelijkheid. China houdt zich hierbij aan de vijf principes van vreedzame co-existentie, waarbij het Afrikaanse landen respecteert in hun onafhankelijke keuze naar ontwikkeling. De vijf principes van vreedzame co-existentie werden voor het eerst voorgesteld door Zhou, tijdens de onderhandeling tussen China en India over Tibet in 1954 en waren ontwikkeld om de relaties tussen landen op een vreedzame manier te regelen. De principes hielden in: wederzijds respect voor elkaars territoriale integriteit en soevereiniteit, wederzijdse non-agressie, geen interventie in binnenlandse gelegenheden van een ander land, gelijkheid en gezamenlijk voordeel en vreedzame co-existentie. Tijdens de Bandung conferentie werden deze punten wederom naar voren gebracht. Zij zouden de hoeksteen gaan vormen van de Chinese interactie met Afrikaanse landen. De belangrijkste verandering in de Chinese politiek tijdens de jaren zestig was de stap van het vormen van een alliantie met de Sovjet Unie tegen het Westen naar een internationale politiek die was gericht tegen twee supermachten. De relatie tussen China en de Sovjet Unie verslechterde snel aan het einde van de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Toen president Chroesjtsjov aan het einde van 1960 besloot om alle Sovjet hulp aan China in te trekken, waardoor veel Sovjet specialisten zich terugtrokken uit China, stond China er alleen voor. In de nasleep van de Sovjet-Chinese breuk, beschuldigde China verschillende communistische partijen in Afrika van revisionisme. 61 China zag de Sovjet Unie daarna als een politieke en ideologische rivaal. Een direct gevolg daarvan was dat China bepaalde groeperingen in Afrika steun ontzegde. Zo werden verzoeken tot samenwerking van de Parti congolais du travail (PCT) in Congo-Brazzaville door de Communistische Partij van China (CPC) in 1967, 1968 en 1969, meerdere keren afgewezen. 62 China vond dat de PCT te Sovjet georiënteerd was. De relatie tussen Soedan en China werd echter door de breuk met de Sovjet Unie versterkt. In 1971 probeerde communisten de regering in Khartoem omver te werpen, omdat de Soedanese president Numeiri te rechts georiënteerd was. Een direct gevolg hiervan was dat Numeiri een heksenjacht begon tegen de communisten in Soedan. 63 De Sovjet Unie had het regime in Khartoem sinds 1967 veel militaire steun gegeven om rebellen in het zuiden van het land te bestrijden. Daarnaast kocht de Sovjet Unie veel katoen op uit Soedan, om het vervolgens weer onder de marktprijs te verkopen. Na 1971 verdacht Numeiri de Sovjet Unie van het steunen van de coup. Bovendien protesteerden de Sovjet leiders hevig toen Numeiri de hoofdverdachten van de coup executeerde. China had
61
Larkin, China and Africa 1949-1970, 63. L. Anshan, ‘China and Afrika. Policy and challenges’, China Security 3 3 (2007) 69-93, aldaar 88. 63 C. Collins, ‘Colonialism and class struggle in Sudan’, MERIP Reports 41 (1976) 3-17, aldaar, 14. 62
17
daarentegen tijdens de coup geen commentaar gegeven. Wel feliciteerde China Numeiri direct met zijn overwinning, toen bleek dat de coup was mislukt. 64 China bleef de regering in Khartoem steunen, ondanks dat communisten werden vervolgd. De Soedanese Communistische Partij werd zelfs verboden. Het feit dat China Soedan bleef steunen had te maken met de verschuiving van de diplomatieke betrekkingen in de Koude Oorlog en dus niet uit ideologische overwegingen. De ideologische link die China probeerde te creëren had bovendien een grote tegenslag gekregen tijdens de Culturele Revolutie. Tijdens deze periode in de Chinese geschiedenis was de Chinese focus vooral gericht op binnenlandse problemen. De Grote Revolutie van het Proletariaat was een rectificatie campagne, gericht tegen de meer conservatieve leden in de Chinese Communistische Partij en wilde de dominantie van de maoïstische ideologie over meer economische visies herstellen. 65 Gedurende de revolutie was de hulp aan Afrikaanse landen strikt gebonden. In ruil voor de ontvangen steun uit China, was het namelijk een vereiste dat de Afrikaanse landen publieke steun gaven aan de doelstellingen van de Culturele Revolutie.66 Weinig Afrikaanse landen en bewegingen bleken iets te voelen voor de radicale Chinese ideologie, maar China stelde het beleid niet alleen op aan de hand van zijn ideologie. 67 Tijdens de eerste tocht door Afrika in 1963-1964 had Zhou de Afrikaanse landen acht principes voor economische hulp voorgelegd. Het is van belang om bij deze principes stil te staan, omdat deze aan de basis liggen van de Chinese ontwikkelingshulp. 68 Het eerste principe hield in dat de Chinese regering zich altijd baseerde op het principe van gelijkheid en wederzijds voordeel bij het verstrekken van hulp aan andere landen. Hulp diende niet beschouwd te worden als een soort van eenzijdige actie, maar als iets wederzijds. China had sinds de Bandung Conferentie altijd al voorop gesteld dat China en Afrika op basis van gelijkheid en wederzijds voordeel moesten handelen. Het was daarom logisch dat Zhou dit punt weer onderstreepte. De overige principes waren: bij het verstrekken van hulp aan andere landen zou de Chinese regering strikt de soevereiniteit van de ontvangende landen respecteren en nooit voorwaarden stellen of privileges vragen; China zou economische hulp in de vorm van renteloze of laagrentende leningen bieden en, wanneer noodzakelijk, de termijn voor terugbetaling verlengen om de last van ontvangende landen te verlichten; het verstrekken van hulp aan andere landen had niet als doel de ontvangende landen afhankelijk van China te
64
Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 2. Kissinger, On Africa, 192-197. 66 A. Hutchinson e.a., China’s African Revolution, (Londen 1975) 142. 67 Segal, ‘China and Afrika’, 118. 68 P. Oboku-Mensah, ‘China and the international aid system. Challenges and opportunities’, Development Research Series working paper 141 (2009) 5. 65
18
maken, maar hen stap voor stap op weg te helpen naar zelfredzaamheid en onafhankelijke economische ontwikkeling; de Chinese regering zou de ontvangende landen zo goed mogelijk helpen bij projecten die minder investering eisten, waardoor snelle resultaten behaald konden worden, zodat de ontvangende regeringen hun inkomen en kapitaal konden verhogen; de Chinese regering zou de beste kwaliteitsapparatuur en het beste materiaal van zijn eigen productie leveren tegen internationale marktprijzen. Als geleverde apparatuur en materiaal niet aan de overeengekomen specificaties en kwaliteit zou voldoen, dan zou de Chinese regering stappen ondernemen om die te vervangen; China zou ervoor zorgen dat het ontvangende land voldoende eigen gekwalificeerd personeel had om technische bijstand te ontvangen. Het laatste punt hield in dat Chinese deskundigen in de ontvangende landen dezelfde levensstandaard als de experts van het ontvangende land zouden hebben. Het was de Chinese deskundigen niet toegestaan om speciale eisen te stellen of van speciale voorzieningen te genieten.69 Er waren twee redenen waarom China in deze periode naar Afrikaanse steun zocht. De Chinezen zochten steun van de Derde Wereld in de ideologische strijd tijdens de Koude Oorlog, een strijd die zowel tegen de Verenigde Staten als de Sovjet Unie was gericht. De tweede reden was dat China op zoek was naar landen die China wilden ondersteunen in de strijd tegen Taiwan voor internationale erkenning als de Chinese staat. Als gevolg van de Chinese burgeroorlog tussen de nationalisten en de communisten in de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw, ontstonden in 1949 twee Chinese staten. Eén communistisch, de ander nationalistisch. Sinds de oprichting van de communistische Volksrepubliek China en het ontstaan van de Republiek China op Taiwan, heeft de communistische regering in de kwestie Taiwan consequent altijd hetzelfde standpunt ingenomen. Beide staten eisten het recht op van de enige vertegenwoordiging van de Chinese staat. Tijdens de eerste decennia van de Koude Oorlog erkenden de Westerse landen Taiwan als de soevereine Chinese staat; het Oost Blok erkende de Volksrepubliek China. Nadat China de steun van Chroesjtsjov verloor en na 1961 openlijk in conflict met de Sovjet Unie kwam, versnelde China de samenwerking met Afrikaanse landen. Het doel was om de internationale positie te versterken door erkenning in de Verenigde Naties. 70 Het consequent uitgedragen Chinese standpunt in zake Taiwan was dat China de steun aan Afrikaanse landen stopte en terugtrok zodra een land de regering in Taiwan erkende. 71 China ziet de situatie met Taiwan namelijk als een binnenlandse kwestie. Volgens
69
Oboku-Mensah, ‘China and the International Aid System’, 6. Brautigam, ‘China’s foreign aid in Africa’, 203. 71 Alden, China in Africa, 32. 70
19
de principes die China had opgezet sinds het conflict met India over Tibet in 1954, had geen enkel land het recht om zich te bemoeien met Chinese binnenlandse aangelegenheden. Copper is in zijn werk China’s foreign aid. An instrument of Peking’s foreign policy er van overtuigd, dat de Chinese hulp in de jaren zestig vooral politieke bedoelingen had. De belangrijkste reden was dat China niet erkend werd als land en voorts voelde China de druk van de Sovjet Unie aan de noordelijke grenzen. Toen Zhou Soedan in 1964 bezocht, beloofde Abboud steun voor de Chinese erkenning in de Verenigde Naties om de relatie te versterken. 72 Met het vergaren van het lidmaatschap van de Verenigde Naties zou China in staat zijn om steun tegen de dreiging van de Sovjet Unie te vinden. Diplomatieke erkenning was de belangrijkste reden voor Chinese hulp aan Afrikaanse landen.73 Hoewel China in het begin inderdaad banden aanhaalde met Afrikaanse landen op basis van een ideologische verbintenis, was dat zeker geen onwrikbaar Chinees standpunt. Ideologische standpunten werden snel losgelaten als de politieke situatie dat vereiste. In Soedan stapte China in het gat dat werd achtergelaten door de Sovjet Unie, ondanks dat Soedan communisten vervolgde. De principes van Zhou zorgden ervoor dat Chinese samenwerking met Afrika niet gebaseerd behoefde te zijn op een ideologie. De politieke steun van Soedan en andere Afrikaanse landen was belangrijker. Er is geen bewijs te vinden dat China in deze periode op lange termijn op zoek was naar een communistisch Afrika. China handelde overwegend uit eigen politieke belangen.
1.4. Verandering van ontwikkelingshulp
Door steun te verwerven van Afrikaanse landen verkreeg de Volksrepubliek China in 1971 een permanente zetel in de VN-veiligheidsraad. Dat ging ten kosten van Taiwan, waarvan de regering tot 1971 als de enige officiële regering van China werd beschouwd. 74 Na de erkenning in de Verenigde Naties steeg het aantal landen dat hulp kreeg van China snel. Aan het einde van de jaren zeventig ontvingen wereldwijd meer dan zeventig landen hulp, onder andere via een aantal grote projecten zoals de constructie van de spoorlijn tussen Tanzania en Zambia, ook wel bekend als TANZARA. Hoewel de hulp vaak met een politieke achtergrond werd gegeven, is het duidelijk dat dergelijke projecten de lokale industrie tijdelijk een positieve impuls gaven. 75 Het bouwen van de TANZARA was een gigantische onderneming en voor de buitenwereld het symbool van Chinese ontwikkelingshulp gedurende de daarop volgende 72
W.A.C. Adie, ‘Chou En-lai on Safari’, 192. J.F. Copper, China’s foreign aid. An instrument of Peking’s foreign policy (Toronto 1976) 85. 74 Alden, China in Africa, 32. 75 J. Tu, ‘Sino-African relations. Historical development and long-term challenges’, China. An International Journal 2 (2008) 330-343, aldaar 332. 73
20
decennia. China liet met de bouw van de spoorweg zien dat het land grote projecten kon ondernemen, terwijl andere landen dat niet wilden.
76
In september 1967 werd
overeengekomen dat China de aanleg van het spoor zou financieren en begeleiden. Het project zou een enorme druk leggen op de Chinese ontwikkelingsprojecten. Een schatting door de Wereldbank in 1963 van de kosten kwam uit op een bedrag van rond 164 miljoen dollar. 77 Met het creëren van een verbinding tussen Tanzania en Zambia, zou de Zambiaanse economie minder afhankelijk worden van de blanke staten. Een gevolg was dat China Engeland na 1971 verving als grootste handelspartner van Tanzania. De gunstige voorwaarden die China voor leningen, ontwikkelingshulp en het verlenen van technische expertise stelde, moesten aantonen dat de Chinese hulp aantrekkelijker was dan steun van de twee grootmachten.
78
Dergelijke projecten zouden daarna echter niet meer worden
ondernomen, omdat de Chinese ontwikkelingshulp aan het eind van de jaren zeventig afnam. De afname van de Chinese ontwikkelingshulp kwam door een aantal zaken. Allereerst werden vanaf 1978 in China, onder leiding van Deng Xiaoping, hervormingen doorgevoerd. De Chinese economie werd steeds meer marktgeoriënteerd en had behoefte aan buitenlandse investeringen. Economische doelstellingen werden belangrijker. China focuste zich hierdoor op het Westen. Daarnaast speelde Afrika geen dominante rol in het Chinese buitenlands beleid, omdat China het continent niet meer als een plek zag waar het moest wedijveren met de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. Het aangaan van diplomatieke banden met de Verenigde Staten in de jaren zeventig verkleinde het strategisch belang van de Afrikaanse landen voor China. 79 Tot slot begon China Afrikaanse landen te bekritiseren voor fouten in de binnenlandse politiek. Vooral het economische beleid was volgens China vaak niet in orde en teveel gericht op socialistische modellen. Dit resulteerde in een verlaging van de ontwikkelingshulp naar Afrika. 80 Dat wil echter niet zeggen dat de ontwikkelingshulp van China in deze periode geheel tot stilstand kwam, maar de hervormingen in China hadden wel gevolgen voor de vorm van de ontwikkelingshulp. 81 Ten eerste werd steun nu niet meer zozeer gegeven uit politieke overwegingen, maar meer om economische groei te bewerkstelligen. 82 Het Chinese beleid verschoof van het steunen van maoïstische geïnspireerde revoluties naar een zoektocht naar nieuwe 76
Segal, ‘China and Afrika’, 118. G.T. Yu, ‘Chinese aid to Africa. The Tanzania-Zambia railway’, in: W. Weinstein ed., Chinese and Soviet aid to Africa (New York 1975) 29-55, aldaar 39. 78 Segal, ‘China and Afrika’, 118. 79 Tu, ‘Sino-African relations, 333. 80 I. Taylor, ‘China’s foreign policy towards Africa in the 1990s’, The Journal of Modern Africa Studies 36 3 (1998) 443-460, aldaar 445. 81 Brautigam, ‘China’s foreign aid in Africa’, 204. 82 M. Tan Mullins en G. Mohan e.a., ‘Redefining aid in the China-Africa context’, Development and Change 41 (2010) 857-881, 867. 77
21
economische ontwikkelingen die de economie van de Volksrepubliek konden versterken. Xiaoping zette een beleid van non-interventie op, wat Afrikaanse landen moest stimuleren een model van politieke en economische verbetering te vinden die het best aansloot bij de situatie in eigen land. Ten tweede werd hulp nu vooral gegeven in de vorm van Chinese goederen en diensten, die Afrikaanse landen konden betalen met het behulp van leningen. Daarbij was de non-interventie doelstelling voor veel landen aantrekkelijk. De Chinese regering kondigde aan dat er geen grote projecten meer werden ondernomen. Het doel was om wederzijds voordeel te halen uit de hulp die China aan Afrikaanse landen gaf. Grote projecten werden nu vervangen door verzoeken van Afrikaanse landen om technische hulp, omdat Afrikaanse landen zelf de technische expertise misten om een aantal oude projecten van China te onderhouden. Zo sloten Tanzania en China in de jaren tachtig een overeenkomst, waarin werd bepaald dat Chinese staatsbedrijven maar liefst zestig oude projecten zouden renoveren en onderhouden. 83 De jaren tachtig waren voor de Afrikaanse landen economisch zeer zwaar. Zij hadden te kampen met groeiende schulden. Twee oliecrises hadden een negatief effect gehad op de Afrikaanse economie, onder andere doordat geïmporteerde producten duurder werden. De aanhoudende economische problemen van Afrikaanse regeringen zorgden ervoor dat verschillende structurele aanpassingsprogramma´s werden ontwikkeld door de Wereldbank en het International Monetaire Fonds. Terwijl het Westen de hulpprogramma’s veranderde en structurele aanpassingen eiste in de landen waaraan het hulp gaf, deed China dat niet. China verbreedde juist de middelen van ontwikkeling met leningen, investeringen en gezamenlijke projecten. 84 Toch moet de Chinese hulp qua omvang niet worden overschat. Uit cijfers van het OECD bleek dat China tussen 1960 en 1989 minder dan 5 miljard aan Amerikaanse dollars aan Afrika had gegeven. 85 In de daarop volgende jaren zou de ontwikkelingshulp echter sterk groeien en de Chinese relatie met Afrika versterken. Ian Taylor geeft in China’s new role in Africa drie ontwikkelingen die zorgden voor betere betrekkingen tussen China en Afrika. 86 Allereerst vond er in China een verandering plaats in het buitenlandse beleid na de protesten op het Tiananmen-plein, 1989. China had de protesten hard neergeslagen en de relaties met het Westen kwamen, althans voor een korte
83
Brautigam, ‘China’s foreign aid in Africa’, 205. Y. Samy, 'China's aid policies in Africa.Opportunities and challenges', The Round Table 99 (2010) 75-90, aldaar 79. 85 OECD, ‘China’s Outward Direct Investment’, (2008), http://www.oecd.org/dataoecd/25/11/41792683.pdf (geraadpleegd november 2010). 86 I. Taylor, China’s new role in Africa (Londen 2009) 13. 84
22
periode, onder druk te staan. China had niet gerekend op sterke reacties vanuit het Westen; er werden zelfs sancties ingesteld.87 Het was voor China niet direct duidelijk hoe om te gaan met de Westerse verontwaardiging en sancties. Uiteindelijk vond China heil in de vijf principes van vreedzame co-existentie. China benadrukte dat de soevereiniteit en niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden door buitenlandse machten erg belangrijk was. De principes werden herbevestigd en drongen na 1989 weer diep door in het buitenlandse beleid.
88
De Afrikaanse
reactie op de gebeurtenissen op het Tiananmen-plein was echter voorzichtiger en sommige leiders steunden de actie openlijk. Het resultaat was dat China zich meer wilde en moest richten op het Afrikaanse continent. 89 Er waren drie reden waarom de ontwikkelingslanden een dergelijke standpunt in namen. De Afrikaanse elite had er belang bij om de prodemocratische protesten te veroordelen, omdat zij zelf onder druk stonden om democratische hervormingen door te voeren. Daarnaast was er sprake van een bepaald Derde Wereld solidariteitsgevoel. Het Westen moest stoppen met de imperialistische houding ten opzichte van de binnenlandse aangelegenheden van ontwikkelingslanden. De laatste reden was, net zoals de eerste reden, puur uit eigen belang. Afrikaanse heersers vreesden een stop op de Chinese ontwikkelingsmiddelen, zodra ze kritiek zouden uitten op de Chinezen.90 De tweede door Taylor genoemde ontwikkeling, die er voor zorgde dat de relatie tussen China en Afrika werd versterkt, was economisch van aard. Gedurende het laatste decennium van de twintigste eeuw kreeg China meer en meer de indruk dat de Afrikaanse economische situatie verbeterde. Door de uitgebreide economische hervormingen die Afrikaanse landen doorvoerden, zag China kansen om te investeren en de onderlinge handel te vergroten. Dit was gebaseerd op het feit dat Afrikaanse landen actief hun markten privatiseerden, waardoor voor buitenlandse bedrijven mogelijkheden ontstonden om in te stappen. 91 China probeerde voordeel te behalen uit dit proces door Chinese bedrijven aan te moedigen de internationale en Afrikaanse markten te betreden. Wellicht de belangrijkste waren de Chinese banken, die een groot deel van de internationale financiering op zich namen. 92 De derde ontwikkeling was in China zelf te vinden. De Chinese economie groeide in deze periode hard, hetgeen vooral te danken was aan de Chinese export. De Chinese regering 87
L. Anshan, ‘ China’s new policy toward Africa’, in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 21-49, aldaar 28. 88 S. Cornelissen, 'The political economy of China’, 618. 89 Taylor, China’s new role in Africa, 14. 90 Taylor, ‘China’s foreign policy, 447. 91 Taylor, China’s new role in Africa, 14. 92 W. Jiang, ‘China’s emerging strategic partnerships in Africa’ in: R.I. Rotberd ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 50-64, aldaar 58.
23
vertrouwde op de continue groei van de economie sinds de hervormingen van Xiaoping, waardoor de marxistische ideologie werd losgelaten. 93 De Chinezen exporteerden veel producten die in China werden gemaakt, maar de materialen voor deze producten kwamen uit het buitenland. Door onder andere de groeiende vraag naar materiaal in China, stegen geleidelijk ook de importprijzen en de energiebehoeftes.. Om de export op hoog niveau te houden en daarmee de economische groei veilig te stellen, was het voor China al snel duidelijk dat het land grip moest krijgen op ruwe materialen en grondstoffen. Afrika was met de vele natuurlijke hulpbronnen, mede ook vanwege de twee andere door Taylor beschreven ontwikkelingen, een logische keuze. China nam internationale stappen om de energieproblemen in eigen land voor te blijven. De Chinese overheid besloot Chinese oliebedrijven aan te moedigen meer grondstoffen te verwerven op internationale markten. Daarnaast zou de Chinese overheid de aankopen
van
buitenlandse
grondstoffen
ondersteunen
en
trachtten
buitenlandse
grondstofreserves in bezit te krijgen. De laatste maatregel diende ervoor te zorgen dat de Chinese economie kon rekenen op een vaste toestroom van grondstoffen en paste bovendien in het nieuwe plan van China om de bedrijven meer internationaal georiënteerd te maken. Deze maatregelen traden rond 1995 in werking en zorgden voor een grotere Chinese aanwezigheid in Afrika en in Soedan. 94
1.5. Analyse
De Chinese hulp in Afrika kwam na het einde van de Koude Oorlog in een stroomversnelling. Soms wordt gesproken van een hernieuwde belangstelling van China in Afrika. Het historisch overzicht dat hiervoor is geschetst toont echter aan dat China vanaf de jaren 50 van de twintigste eeuw altijd al in Afrika aanwezig is geweest. China doelt graag op de gezamenlijke geschiedenis tussen de twee werelddelen, maar deze geschiedenis is in feite pas vanaf de twintigste eeuw relevant. De reizen van Zeng He en de contacten daarvóór richtten zich op Oost-Afrika en niet op een heel continent. De ideologische legitimiteit lijkt op het eerste gezicht een goed argument voor China om zich in Afrika te manifesteren. Echter uit bovenstaand overzicht komt nu niet direct een robuust Chinees beleid naar voren om Afrika te winnen voor de Chinese communistische ideologie. Door vaak het initiatief te laten aan Afrikaanse Staten is de Chinese benadering nogal omzichtig en werd China wellicht ook geremd door het uitgangspunt van nietinmenging. Pogingen om een ideologische link te creëren zijn wellicht mede daardoor mislukt. Nergens heeft een bevrijdingsgroepering een socialistische model opgezet aan de 93 94
Taylor, China’s new role in Africa, 14. Ibidem, 40.
24
hand van een Chinese ideologie. Alhoewel de ideologische legitimiteit, zeker in de jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw, van belang was, is deze qua belang uiteindelijk toch ondergeschikt geworden aan politieke overwegingen. Als het om macro politieke overwegingen nodig was om banden aan te gaan met bewegingen en landen die niet direct warm liepen voor China’s ideologie, dan deed China dat wel degelijk. Erkenning en steun in de Verenigde Naties werd voor China belangrijker dan de steun aan communistische partijen. Daarnaast moesten de principes van Zhou aantonen dat de Chinese ontwikkelingshulp een beter model vormden dan de hulp van het Westen en de Sovjet Unie. Het belang van China’s aanwezigheid in Afrika werd door de Chinese leiders steeds meer getrokken in het kader van de wereldpolitiek en China’s wens daarin een leidende rol te spelen. China zag Afrika als een plek waar het kon wedijveren met de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. De historische, ideologische en politieke legitimiteit zijn in een bepaalde periode de drijvende kracht geweest van China’s betrokkenheid bij Afrika, waarbij de historische legitimiteit niet zozeer op zich van belang was, maar vooral diende als legitimatie voor de beide andere. De historische, ideologische en politieke legitimiteit verklaren vanuit het verleden waarom China vandaag in Afrika aanwezig is. De groeispurt in de laatste decennia van de Chinese interesse in Afrika kan echter niet verklaard worden door te wijzen op een historische, ideologische of politieke legitimiteit. Wel hebben de ontwikkelingen in de Koude Oorlog ervoor gezorgd dat China een grotere interesse kreeg in Afrika en een beleid tot stand gebracht hoe China wenste om te gaan met de Afrikaanse landen. De toename van de ontwikkelingshulp moet echter in een groter geheel worden geplaatst, namelijk met de economische opkomst van China en de zoektocht naar grondstoffen.
25
II Visies op de Chinese ontwikkelingshulp
In 2004 introduceert Joshua Ramo, voormalig editor van Time Magazine en adviseur bij Goldman Sachs voor Chinese politieke en economische ontwikkelingen, de term Beijing Consensus. In zijn werk The Beijing Consensus beschrijft hij de Chinese ontwikkelingshulp, investeringen en handel, waar Westerse landen of internationale instellingen, zoals de Wereldbank, geen controle op hebben 95 De auteur geeft drie brede richtlijnen voor economische ontwikkeling, die volgens hem bij elkaar de Beijing Consensus vormen. De eerste richtlijn is het streven naar innovatie en de rol van het constant experimenteren. Het is niet mogelijk om volgens een vast plan een land te ontwikkelen. De ideeën van onder andere het IMF zijn geen gouden regels voor ontwikkeling en moeten daarom ook worden losgelaten. Verschillende strategieën zijn noodzakelijk voor verschillende situaties. Elk land heeft unieke condities en daarnaar moet worden gehandeld. Strategieën moeten constant worden aangepast. 96 De tweede richtlijn richt zich op de manier hoe welvaart, en daarmee de ontwikkeling van een land, wordt gemeten. Het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking moet niet de maat zijn om de welvaart van een land te bepalen. Er moet meer worden gekeken naar een ontwikkelingsmodel, waarin het behoud van en gelijkheid in welvaart belangrijkere indicatoren zijn voor het meten van welvaart.97 Daarnaast, de derde richtlijn, moeten landen worden gerespecteerd in hun onafhankelijke keuze naar ontwikkeling. De landen moeten zelf de soevereiniteit over hun financiële situatie behouden. Eventuele grootmachten die hierop inbreuk willen maken moeten op afstand worden gehouden. 98 De drie richtlijnen komen overeen met de Chinese richtlijnen voor Afrika, die de Chinese premier Wen Jiabo tijdens het FOCAC wederom aanhaalde. 99 Toch omvat de Beijing Consensus niet een duidelijke algemeen omarmde universele theorie. Wu Shuqing, voormalig president van de Universiteit van Beijing, geeft de beperkingen aan van de term Beijing Consensus. De term consensus doet denken aan een gevestigd idee of model, maar zo kan het echter nog niet gezien worden. Het gevaar bestaat derhalve, dat de Beijing Consensus wordt overgenomen zonder te beseffen wat de term exact inhoudt, omdat de inhoud daarvan nog steeds onderdeel is van een breder debat. 100 Voor een 95
J.C. Ramo, The Beijing Consensus (Londen 2004). Ibidem, 12. 97 Ibidem. 98 Ibidem. 99 Zoals in de inleiding beschreven, waren de richtlijnen: vriendschap doormiddel van oprechtheid en gelijkheid door de vijf principes van vreedzame co-existentie te hanteren; wederzijds voordeel en gemeenschappelijke welvaart; wederzijdse ondersteuning en nauwe coördinatie; gemeenschappelijke ontwikkeling. 100 Geen auteur, ‘The Washington Consensus and Beijing Consensus’, Peoples daily (18 juni 2005), http://english.peopledaily.com.cn/200506/18/eng20050618_190947.html (geraadpleegd augustus 2011). 96
26
beter begrip van de Beijing Consensus is het van belang om eerst te kijken naar de wijze van optreden van China in Afrika.
2.1. China als economisch rivaal
Het is niet verrassend dat op de Beijing Consensus kritiek uit China komt. De term is bedacht in de Westerse literatuur. De regering van de Volksrepubliek China heeft geen behoefte om een model te vormen of te ontwikkelingen voor het beleid in Afrika. Zij hanteert de principes die zijn opgezet tijdens de FOCAC en waarnaar ze de afgelopen zestig jaar, volgens eigen zeggen, heeft gehandeld. China heeft op deze wijze in vijftig Afrikaanse landen projecten ondernomen. 101 Welke invulling ook aan de Beijing Consensus wordt gegeven, het blijft duidelijk dat er tegenstanders zijn van de Chinese activiteiten in Afrika. Dat blijkt onder meer uit de vele krantenartikelen die zijn verschenen, waarin de aanwezigheid van China in Afrika als oorzaak wordt gezien van een nieuwe scramble of Africa. Een artikel in The Guardian beschuldigt China van het bewust steunen van corrupte regimes. Journalisten van de krant zijn tot de conclusie gekomen, dat de acties van China, en tevens van Westerse bedrijven, zeer nadelige gevolgen hebben voor Afrika in deze eeuw. 102 Westerse bedrijven kunnen door hun regeringen in het gareel worden gehouden of door internationale organisaties tot de orde worden geroepen, hoewel dat niet altijd gebeurd. Het probleem bij de Chinese bedrijven is dat deze meestal worden aangestuurd door de regering in Beijing en dat de CPC geen onderscheid wil maken tussen democratieën en andere bestuursvormen. De rol van de Chinese bedrijven in Afrika is dan ook een mikpunt van kritiek in de Westerse wereld. Ten tweede wijst ook de politiek op de negatieve aspecten van de Chinese activiteiten. In juni 2005 heeft een subcommissie van de U.S.-China Economic and Security Review Commission, op verzoek van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, een onderzoek ingesteld naar de Chinese activiteiten in Afrika. De conclusie van de commissie was dat de Chinese greep naar grondstoffen in Afrika, en het handelen met corrupte regimes, negatieve
gevolgen
energiebelangen. 103
zal
hebben
voor
101
Afrikaanse
landen
en
Amerikaanse
A. Zafar, ‘The growing relationship between China and Sub-Saharan Africa. Macroeconomic, trade, investment, and aid links’, The World Bank Research Observer 22 1 (2007) 103-130, aldaar 105. 102 D. Leigh en D. Pallister, ‘Revealed. The new scramble for Africa’, The Guardian (1 juni 2005), http://www.guardian.co.uk/uk/2005/jun/01/g8.development (geraadpleegd augustus 2011). 103 U.S.-China Economic and Security Review Commission, ‘Testimony of Carolyn Bartholomew. Commissioner (2005) (versie 28 juli 2005), http://www.uscc.gov/testimonies_speeches/testimonies/2005/05_07_29_bartholomew.php (geraadpleegd augustus 2011).
27
Dergelijke rapporten en artikelen doelen op een aantal gevolgen. Allereerst
ondermijnen Chinese activiteiten in Afrika Westerse doelstellingen. Sommige Chinese projecten hebben wellicht goede intenties, maar blokkeren in de meeste gevallen
Westerse en Afrikaanse pogingen om de Afrikaanse overheden en bedrijven transparant te maken. 104 Ten tweede versterkt de Chinese zoektocht naar grondstoffen de
patrimoniale vorm van de staat en bemoeilijkt deze de ontwikkeling van een duurzame, egalitaire, en democratische regering.
De negatieve aspecten worden door bewijs onderbouwd.. In 2004 kwam Human Rights Watch met een rapport over de slechte situatie in Angola. Een groot deel van de bevolking leefde nog in armoede en had geen profijt van de grote olie-industrie, die bovendien erg corrupt bleek te zijn. 105 Dit was een reden voor het IMF om de druk op de Angolese regering op te voeren, door onder andere leningen op te schortten. De Angolese regering besloot daarom op zoek te gaan naar andere investeerders, die niet aan het IMF gebonden waren. Zij vonden gehoor bij Chexim. De Chinese bank bood een lening aan van twee miljard dollar om onder andere de infrastructuur te verbeteren, en overheidsgebouwen te renoveren of opnieuw op te bouwen. Een voorwaarde was wel dat alle opdrachten naar Chinese bedrijven moesten gaan. 106 Angola kon de lening goed gebruiken, omdat de infrastructuur erg had geleden onder de burgeroorlog, die het land tot 2002 in zijn greep had gehouden. Bovendien kon het via deze weg de voorwaarden van het IMF omzeilen. Het opbouwen van het land door Chinese bedrijven zou tevens (nog) geen kosten met zich meebrengen, omdat de lening later in olie kon worden terugbetaald. 107 De lening werd precies op het juiste moment gegeven, want niet veel later vroeg het Franse bedrijf Total of het bestaande contract voor olie-exploitatie in Angola kon worden verlengd. De Angolese regering stemde hier niet mee in en de olierechten gingen naar het Chinese staatsbedrijf Sinopec. Niet alleen het Franse bedrijf viste naast het net, ook Shell en India verloren contracten in Angola aan de Chinezen. In 2007 was Angola één van de grootste olie-exporteurs naar China. 108 In Angola, en de meeste andere Afrikaanse landen, moet China concurreren met Westerse bedrijven, die vaak een betere positie hebben, simpelweg omdat zij al langer 104
Africa Research Bulletin, ‘Africa-China. Friend or foe?’, Africa Research Bulletin 43 2 (2006) 16854-16855, aldaar 16855. 105 Human Rights Watch, ‘Transparency and accountability in Angola’, (13 april 2010) http://www.hrw.org/sites/default/files/reports/angola0410webwcover_1.pdf (geraadpleegd augustus 2010) 106 Chan-Fishel en R. Lawson, ‘Bankrolling the going out strategy. China’s financing of African aid and investment, and implications for Africa’s debt and development’ in: M. Kitissou ed., Africa in China’s Global strategy (Londen 2007) 108-132, aldaar 118. 107 H. Lee, ‘ Searching for oil. China’s oil strategies in Africa’ in: R.I. Rotberd ed., China into Africa. Trade, aid, and influence, 109-136, aldaar 119. 108 M.E. Ferreira, ‘China in Angola. Just a passion for oil?’ in: Chris Alden e.a. ed., China returns to Africa. A rising power and a continent embrace (Londen 2008) 295-318, aldaar 302.
28
aanwezig zijn. Die bedrijven hebben een betere kennis van lokale gebruiken, wetten en instituties. Het is daarom moeilijk voor China om zich in landen te vestigen waar Westerse bedrijven al lange tijd zitten. Voor China is Soedan daarom een perfecte gelegenheid om toegang te krijgen tot hoogwaardige olie. Door de politieke situatie in Soedan zijn daar nauwelijks Westerse bedrijven actief. Het land wordt geteisterd door burgeroorlogen en hongersnood. Tijdens de burgeroorlog in Darfur, een regio in Soedan, zijn sinds 2003 meer dan 300.000 doden gevallen. De aanwezigheid van China in dit land heeft veel kritiek teweeg gebracht, met name in het Westen, en vormt een belangrijk argument voor critici die vinden dat China alleen in Afrika is voor de grondstoffen. 109 China lijkt dus actief te handelen met dictatoriale regimes, die Westerse landen links laten liggen. Naast de voorwaarden die China stelt bij het verlenen van de ontwikkelingshulp - het land investeert alleen als het daarna ook wat terugkrijgt, meestal grondstoffen -, is tevens de positie van China ten opzichte van de mensenrechten onderwerp van discussie, hetgeen de oorzaak vormt voor de negatieve beeldvorming in de Westerse media van de Chinese steun aan Afrika. 110 Een belangrijke reden waarom de Westerse wereld niet met landen zoals Soedan wil handelen, is dat in deze landen de mensenrechten grof worden geschonden. Het Chinese beleid van non-interventie in binnenlandse gelegenheden schiet in Westerse ogen in dergelijke situaties te kort. China kan vaak indirect verantwoordelijk worden gehouden voor de schending van deze rechten, omdat China aan veel landen wapens levert waar de mensenrechten openlijk worden geschonden. In Soedan is China tussen 2001-2008 verantwoordelijk geweest voor het grootste deel van de invoer van kleinere hand- en schouderwapens. 111 De Chinese steun aan Soedan krijgt in de pers veel aandacht. Minder bekend is dat China ook steun biedt aan landen zoals Mauritius en Botswana, die beschouwd worden als redelijk stabiele democratische landen. Deze negatieve beeldvorming van de Chinese steun en bedrijven door de Westerse media en analisten is voor een groot deel misplaatst gezien het eigen verleden van de Westerse landen. Die hebben immers gedurende de Koude Oorlog eveneens ook steun verleend aan corrupte regimes in Afrika. Momenteel zijn meer dan 800 Chinese staatsbedrijven actief in Afrika. Doordat de bedrijven moeten concurreren, hebben ze volgens Alden daarom een strategie ontwikkeld die drie hoofdpunten omvat. 112 De strategie wordt onder meer toegepast in Soedan. Dit zal in het derde hoofdstuk naar voren komen.
109
Lee, ‘ Searching for oil’, 124. Samy, 'China's Aid Policies in Africa’, 87. 111 D. Large, ‘Arms, oil and Darfur’, Small Arms Survey 7 (2007) 1-12, aldaar 6. 112 Alden, China in Africa, 42. 110
29
Allereerst zijn Chinese bedrijven op zoek naar een competitief politiek voordeel. Dat houdt in dat Chinese bedrijven met elk land willen samenwerken, op basis van noninterventie. 113 China is daarom bereid zaken te doen met Soedan, terwijl het Westen wil dat het land stopt met de onderdrukking en moorden. Het non-interventie beleid is daarom voor Soedan heel aantrekkelijk en China is inmiddels de grootste handelspartner van Soedan geworden. Het tweede uitgangspunt is dat de Chinezen diplomatieke steun en ontwikkelingshulp geven. China is bereid om landen giften te geven of leningen te verstrekken. Daarnaast zal diplomatieke steun op internationaal gebied worden geleverd. Als één van de landen die een permanente zetel in de VN-veiligheidsraad bekleedt, kan China sancties tegenhouden.114 Het Amerikaanse Congres heeft in 2004 economische sancties tegen Soedan geëist, omdat de situatie in Darfur verslechterde. De Verenigde Naties, de Europese Unie en de Afrikaanse Unie hebben toen tevens bezorgdheid geuit over het toenemende geweld in de regio. 115 China heeft sancties tegen Soedan kunnen tegenhouden, door meerdere malen met een veto in de Verenigde Naties te dreigen. 116 Het derde punt, comparatief economisch voordeel, houdt in dat China iets kan leveren, wat het Westen niet kan. China heeft namelijk de mogelijkheid om zeer snel een grote groep goedkope Chinese werkers in te zetten bij projecten in Afrika. 117 Voor Chinese bedrijven zal dit een aanzienlijk voordeel betekenen, omdat de kosten worden gedrukt. Voor de bouw van Soedanese oliepijpleidingen zijn tienduizenden Chinese arbeiders gehaald. Bij andere grote projecten in Soedan, zoals de Merowe Dam, zijn tevens veel Chinese werknemers betrokken. Er zijn berichten dat de Afrikaanse bevolking niet tevreden is met de nieuwe werknemers. Dergelijke berichten komen onder andere uit Oeganda. De Chinese relaties met Oeganda gaan terug tot de jaren zestig van de twintigste eeuw. Aan het begin van het millennium is er geen sector in Oeganda, die niet te maken heeft met Chinese investeringen. 118 Het is de Kampala City Traders Association (KACITA) die als eerste de negatieve aspecten van Chinese werkers op de lokale economie probeert duidelijk te maken. De KACITA is opgericht in 2001 om voor de rechten van lokale handelaren op te komen. In 2006 heeft KACITA een document naar de regering gezonden, om aan te geven dat de Chinezen een negatieve invloed hebben op de lokale economie. 119 Het document bevat vier
113
Ibidem, 42. Ibidem. 115 H. Wenping, ‘The Darfur issue and China’s role’, in: Harneit-Sievers ed., Chinese and African Perspectives 176-193, aldaar 179. 116 Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 7. 117 Alden, China in Africa, 42. 118 M.C. Lee, ‘Uganda and China. Unleashing the power of the dragon’, Current African Issues 33 (2007) 26-40, aldaar 30. 119 Lee, ‘Uganda and China’, 35. 114
30
klachten. Allereerst zijn de lokale handelaren ontevreden over de oneerlijke concurrentie met de Chinezen. De lokale handelaar dient zich te houden aan allerlei tarieven, terwijl de overheid Chinese handelaren bewust toelaat goedkope producten uit China te importen. De tweede klacht vindt hier direct aansluiting op, omdat men verwacht dat de overheid de lokale economie uit handen geeft. Hierdoor kunnen in de recente toekomst economische, sociale en politieke problemen ontstaan. Klacht drie uit kritiek op het feit dat de overheid niets doet tegen belastingontduikende Chinese handelaren.120 De laatste klacht van KACITA heeft betrekking op de grote werkloosheid van het land. Terwijl China veel projecten in dit land opzet, profiteert de lokale arbeider daar niet van. De Chinezen mogen ongelimiteerd, zoals waarschijnlijk is afgesproken in de verdragen tussen de landen, goedkope Chinese arbeidskrachten importeren. Deze arbeidskrachten vertrekken, nadat het werk is afgerond, niet terug naar China, maar zetten een eigen bedrijf op. Zij importeren vervolgens Chinese goederen, waarmee zij de positie van lokale handelaren ondermijnen. Een bijkomend nadeel is dat de geïmporteerde goederen vaak van lage kwaliteit zijn. 121 Dergelijke berichten zijn niet uniek en worden gretig overgenomen in Westerse artikelen. In een artikel van The New York Times komt naar voren dat de Chinese aanwezigheid problemen oplevert voor de lokale arbeiders. Volgens het artikel zijn in Zimbabwe, Zambia en de aangrenzende landen tienduizend banen verloren gegaan, omdat Chinese handelaren goedkope Chinese producten importen van lage kwaliteit. 122 Naar aanleiding van deze berichten is het aannemelijk dat elk Afrikaans land te kampen heeft met een Chinese concurrent in de lokale economie. Naast de lokale weerstand tegen Chinese immigranten waren er ook protesten tegen Chinese bedrijven. De grootste protesten waren in Zambia te horen. In een Chinese kopermijn kwamen in april 2006 51 mijnwerkers door een explosie om het leven. Het verlies van levens had tot onvrede bij de bevolking geleid. De anti-Chinese protesten werden nu niet alleen op lokaal niveau gehoord. Michael Sata, presidentskandidaat bij de verkiezingen van oktober 2006, had herhaaldelijk de Chinese veiligheidsvoorschriften in de mijnen bekritiseerd. Tevens had hij constant gemeld dat de Chinese immigranten de Zambiaanse economie ondermijnden. Het was een controversiële uitspraak, omdat China meer dan 300 miljoen dollar in Zambia had geïnvesteerd en meer dan 10.000 Zambianen in dienst had.123
120
Ibidem, 34. Ibidem, 37. 122 M. Wines, ‘Chinese influence in Africa arouses some resistance’, New York Times (10 februari 2007), http://www.nytimes.com/2007/02/10/world/africa/10assess.html (geraadpleegd november 2011). 123 J. Reilly en W. Na., ‘China’s corporate engagement in Africa’ in: M. Kitissou ed., Africa in China’s Global strategy (Londen 2007) 132- 155, aldaar 148. 121
31
De uitspraken van de populaire Sata hebben er toe geleid dat Chinese winkels in Lusaka, de hoofdstad van Zambia, doelwit werden van ontevreden handelaren. 124 Als antwoord hierop heeft de Chinese ambassadeur gedreigd de relaties met Zambia te beëindigen, indien Sata tot president zou worden verkozen. Dergelijke uitspraken passen niet in het model van non-interventie. China heeft later afstand genomen van de uitspraken van de ambassadeur, maar pas nadat Sata de verkiezingen had verloren.125 Deze berichten vormen echter geen afdoende bewijs dat China een economisch rivaal is voor de kleine handelaar. Ten eerste is het Chinese beeld in Afrika lang niet zo negatief is als de Westerse media doen geloven. Hoewel handelaren soms een aversie hebben tegen Chinese concurrenten, bestaat er in het algemeen geen Chinees probleem, zolang althans de politiek een dergelijk probleem niet creëert. 126 Sata heeft tijdens zijn verkiezingscampagne de woede van China over zich heen gehaald, door Taiwan een soevereine staat te noemen. 127 Bovendien zijn er geruchten dat zijn campagne door Taiwanese zakenlieden werd gefinancierd. Er zijn twee conclusies mogelijk. Eén: de Chinese ambassadeur heeft gedreigd de relaties met Zambia te verbreken omdat Sata Taiwan wilde erkennen en niet vanwege de rellen tegen Chinese handelaren. China wil niet dat Zambia zich bemoeit met een interne aangelegenheid. Twee: Sata heeft bewust de Chinese bevolkingsgroep uitgekozen, om later een beleidsverschuiving naar Taiwan te kunnen verdedigen. Beide conclusies kunnen echter niet bevestigd worden, omdat Sata altijd heeft ontkend afspraken met Taiwan te hebben gemaakt. 128 Daarnaast hebben Chinese investeringen wel degelijk een positieve impact op de lokale economie. Hoewel veel Chinese handelaren oneerlijk concurreren, hebben veel Afrikanen nu de mogelijkheid om goedkopere producten te kopen. De Afrikaanse overheden dienen daarbij wel op te treden en afspraken te maken over de Chinese import. China zelf zal voor de Afrikaanse overheden geen strategisch beleid ontwikkelen hoe om te gaan met concurrenten op de markt. De kwaliteit van de producten zijn in het verleden vaak slecht geweest, maar China erkent de problemen. Chinese bedrijven zullen zich actief inzetten om de kwaliteit van Chinese producten te verbeteren.129
124
J. Kurlantzick, Charmoffensive. How China’s soft power is transforming the world (Londen 2007) 163. 125 Reilly, ‘China’s corporate engagement’, 148. 126 B. Sautman en Y. Hairong, ‘African perspectives on China- Africa relations’, Chinese Quarterly 199 (2009) 728-759, aldaar 730. 127 Geen auteur, ‘Taiwan quick take. China warns Zambia’, Taipei Times (6 september 2006), http://www.taipeitimes.com/News/taiwan/archives/2006/09/06/2003326389 (geraadpleegd november 2011). 128 Geen autuer, ‘Profile. Zambia’s King Cobra’, BBC News (29 september 2006), http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-15034694 (geraadpleegd november 2011). 129 Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 2.
32
Ten derde hebben veel Afrikaanse handelaren problemen ondervonden van de gevolgen van de structurele aanpassingsprogramma’s van het IMF uit de jaren tachtig. Er zijn door deze programma’s veel banen verloren gegaan en handelaren hebben hun afzetmarkt zien krimpen. De komst van Chinese handelaren en werknemers heeft de arbeidersmarkt wellicht extra onderdruk gezet, maar is niet hoofdoorzaak van de grote werkloosheid. In hoofdstuk 3 komt naar voren dat de Chinese investeringen in Soedan zelfs tot extra banen hebben geleid. Ten slotte heeft de Chinese overheid, in de aanloop naar de FOCAC in 2006, een aantal specifieke projecten ondernomen die de spanningen moesten wegnemen. Zo hebben de Chinezen onder andere toegezegd zich meer te richten op het kopen van lokale producten, katoen in dit geval, die door West-Afrikaanse producenten worden geproduceerd. 130 Het Chinese gebrek aan aandacht voor goed bestuur, democratie, mensenrechten en de ontkoppeling van ontwikkelingshulp aan politieke hervormingen hebben de vrees gewekt dat de Chinese steun de bestuurlijke hervormingen van openheid en verantwoording in Afrikaanse landen vertraagt of zelfs tegenwerkt. Daarnaast bestaat de angst dat bij het ontbreken van transparantie in de grondstoffenmarkt en het ontbreken van instituties die daar toezicht op houden, de toch al sterke neiging tot corruptie in het beheer van natuurlijke bronnen in Afrika wordt vergroot. Voeg daarbij, zoals hierboven aangegeven, de oneerlijke concurrentie tegenover lokale ondernemingen en China's lage prioriteitstelling van het milieu in Afrika en alle ingrediënten zijn aanwezig om de ontwikkelingsplannen van veel Afrikaanse landen in de toekomst te schaden. Bovenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat de visie waarin China kan worden gezien als een economisch rivaal voor het Westen en Afrika - China probeert zo snel mogelijk de meeste grondstoffen van Afrika te ontginnen en heeft alleen oog voor de eigen welvaart zeker aannemelijk is te maken. Daarmee wordt echter niet verklaard waarom China investeert in landen zoals Oeganda. Hoewel de impact van de Chinezen op de lokale bevolking groot is, blijft Oeganda een kleine handelspartner van China. Het land heeft geen aanzienlijke grondstoffen en is strategisch niet relevant. Feit is dat het handelsvolume tussen China en Afrika aanzienlijk is toegenomen. Afrika exporteert veel producten, voornamelijk grondstoffen, waarvoor het veel terugkrijgt. De vraag is vervolgens of Afrika daar op de lange termijn iets aan heeft.
130
Alden, China in Africa, 82.
33
2.2.China als ontwikkelingspartner
Als opkomende macht past China bepaalde heersende praktijken in de ontwikkelingshulp constant aan. Wellicht is het daarom niet mogelijk om met betrekking tot de Chinese strategieën tot één bepaalde consensus te komen. China onderscheidt zich van het Westen door hulp te bieden in de vorm van agressieve diplomatie, het creëren van vriendschapsbanden, en no-strings attached financiële en technische bijstand. De enige echte voorwaarde die China stelt, is steun voor het één China beleid met betrekking tot Taiwan. De belofte van non-interventie in binnenlandse aangelegenheden en het ontbreken van politieke condities aan de hulp hebben, anders dan veel artikelen doen vermoeden, positieve reacties gehad van ontvangende overheden. Er zijn drie redenen te geven waarom het negatieve beeld vaak de bovenhand heeft. Ten eerste zijn krantenberichten overwegend negatief. De negatieve kijk op de Chinese ontwikkelingshulp in de dagelijkse berichtgeving is door Emma Mawdsley aangekaart. In het artikel ‘Fu manchu versus Dr Livingstone in the Dark Continent? Representing China, Africa and the West in British broadsheet newspapers’ beschuldigt zij de Britse kranten van subjectieve berichtgeving. 131 De Chinese activiteiten in Afrika zijn complex en verschillen van land tot land. De media hebben echter de neiging om zich alleen te richten op negatieve aspecten van de Chinese activiteiten, zoals geweld, politieke onrust en corruptie in Soedan en zij zetten de Afrikanen bij voorkeur neer als slachtoffer of als schurk. De Chinese actoren worden als homogeen gezien. In de media worden bovendien de Westerse intenties geplaatst tegenover de gevolgen van de Chinese hulp. Wanneer diezelfde media over de Westerse activiteiten in Afrika schrijven, blijft een dergelijke vergelijking uit. 132 Westerse bedrijven en instituties worden in de meeste gevallen als goedwillig geportretteerd. Hoewel er enige basis is voor zulke aannames, moet men niet zomaar een vergelijking maken van het goedwillende Westen en het kwaadaardige China. Een andere oorzaak van het negatieve beeld is dat studies die over de Chinese ontwikkelingshulp verschijnen, vaak zijn gebaseerd op secundaire literatuur. Brautigam poogt in The dragon’s gift. The real story of China in Africa systematisch het Westerse negatieve beeld van de Chinese rol in Afrika af te breken. 133 Dat beeld is soms goed onderbouwd, maar vaak op verkeerde data gebaseerd. Rapporten van de Wereldbank worden in het algemeen als betrouwbaar gezien; deze data kunnen echter niet zomaar worden overgenomen. Zo heeft de Wereldbank een team samengesteld om onderzoek te doen naar de Chinese bouwprojecten in
131
E. Mawdsley, ‘Fu manchu versus Dr Livingstone in the Dark Continent? Representing China, Africa and the West in British broadsheet newspapers’, Political Geography 27 (2008) 509-529. 132 Ibidem, 518. 133 Brautigam, The dragon’s gift.
34
Afrika. De data voor dit rapport blijkt voornamelijk uit kranten en internetartikelen te komen; het team is, volgens Brautigam, zelf niet in Afrika geweest. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat de infrastructuur vooral wordt opgezet om belangrijke grondstoffen sneller naar China te verschepen. 134 Ten derde richten artikelen zich voornamelijk op de grondstoffensectoren. Onderzoekers, journalisten, en soms politici, vergeten dat China ook direct investeert in andere sectoren, zoals de gezondheidszorg, textielindustrie, en landbouw. Bovendien is China niet alleen in landen aanwezig met de meeste grondstoffen. China is in Afrikaans land vertegenwoordigd en investeert in die landen, met uitzonderingen landen die Taiwan erkennen. 135 China is er van overtuigd dat de ontwikkelingshulp effectief is, zodra het wordt gebruikt voor het financieren van projecten, zoals het opzetten van infrastructuur. Het land is daarom voorstander van directe buitenlandse investeringen. Dit zijn directe investeringen in de productie van een ander land. De geïnvesteerde bedragen worden gegeven als leningen, die de Afrikaanse landen dan gebruiken om Chinese bedrijven in te huren om verbeteringen aan te brengen of projecten op te zetten.136 China houdt zich daarnaast aan het laatste van de acht , door Zhou geformuleerde, principes, zodat projecten goedkoper en in moeilijkere omgevingen kunnen worden uitgevoerd. 137China prefereert deze manier van ontwikkelingshulp, omdat het sneller werkt dan Westerse ontwikkelingsmodellen. De investeringen hebben vaak direct een positief effect op de ontwikkeling van een land, omdat rechtstreeks in de lokale economie wordt geïnvesteerd. De leningen hoeven bovendien niet altijd in financiële middelen te worden betaald. De lening die Angola in 2004 heeft ontvangen, kan worden betaald in grondstoffen. China heeft zich zo verzekerd van 10.000 vaten olie per dag. De waarde van de olievaten volgt de marktprijs, Angola heeft daarom baat bij een hogere marktwaarde van een vat. Het aangaan van complete projecten, waarbij de lening voor het project kan worden terugbetaald in grondstoffen, staat bekend als het Angola model. 138 Daarnaast is China tegenwoordig meer bereid om de internationale gemeenschap in Verenigde Naties-verband tegemoet te komen. Het land begint in te zien dat bepaalde missies van de Verenigde Naties kunnen bijdragen aan een vreedzame internationale omgeving. Dit werkt in het voordeel van de Chinese nationale en internationale belangen die gericht zijn op
134
Ibidem, 280. Ibidem, 278. 136 Ibidem. 137 J.R. Chaponniè, ‘Chinese aid to Africa, origins, forms and issues’, in: M.P. van Dijk ed., The new presence of China in Africa (Amsterdam 2009) 55-82, aldaar 71. 138 M. Davies e.a., ‘How China delivers development assistance to Africa’, Center for Chinese Studies (2008) 53. 135
35
economische en sociale ontwikkelingen. 139 Zo heeft China in juli 2007 in de Verenigde Naties vóór resolutie 1769 gestemd. De resolutie heeft geleid tot het vormen van een vredesmacht van 20.000 soldaten voor Darfur. De vredesmacht is, mede door Chinese druk, in Khartoem geaccepteerd. In de afgelopen jaren kiezen dan ook steeds meer academici voor een kritische benadering van de negatieve berichtgeving over China in Afrika. 140 Er blijft echter veel kritiek op China bestaan, vooral op het non-interventie principe. Het Westen wil dat China zich meer inzet voor de mensenrechten in Afrika. China vindt dat de schending van mensenrechten niet een reden mag zijn om in te grijpen in de binnenlandse aangelegenheden van een ander land. Het Westen ziet het non-interventie principe vooral als een manier om het vertrouwen te winnen van Afrikaanse landen en de Chinese positie in Soedan te rechtvaardigen. Het principe van non-interventie is echter niet bedoeld om als schild te dienen voor het niet ingrijpen in situaties zoals Darfur. China respecteert met het principe de soevereiniteit van Soedan en erkent daarmee de eigen beperkingen om het conflict op te lossen. Dat neemt niet weg dat China soms via een diplomatieke weg een discussie tracht op te zetten over goed bestuur en rechtenschendingen. Het land doet dit in een vriendschappelijke omgeving, gebaseerd op non-interventie en wederzijds voordeel. Het Westen creëert daarentegen vaak een dwingende situatie door eisen te stellen. Hierdoor wordt de soevereiniteit van een land geschonden. 141 De Chinese regering vindt de kritiek op non-interventie dan ook niet gerechtvaardigd, omdat in haar ogen dat principe een beter uitgangspunt is om internationale politiek te bedrijven. De kritiek van het Westen op het Chinese handelen heeft een aantal gevolgen gehad voor het ontwikkelingsbeleid. Om te beginnen is er een tegenreactie ontstaan onder Chinese academici, die aantonen dat China niet alleen aanwezig is in Afrika vanwege de grondstoffen. Het gebundelde werk Chinese and African perspectives on China in Afrika geeft toegang tot een aantal Chinese artikelen. 142 In de meeste artikelen worden de punten van FOCAC vergadering overgenomen en de positieve effecten voor Afrika opgesomd. Er zijn echter wel uitdagingen geformuleerd waar China rekening mee dient te houden. De uitdagingen omvatten de Chinese interesses versus de Afrikaanse interesses, de Chinese interesses versus de Westerse interesses, en de Chinese noodzaak van toegang tot grondstoffen versus de Afrikaanse verwachtingen voor blijvende ontwikkeling. 143 De Chinese overheid heeft al verschillende gesprekken gevoerd met academici en politieke analisten om
139
Taylor, China’s new role in Africa, 151. Zie Brautigam, The dragon’s gift, en Sautman, ‘African perspectives’. 141 Anshan, ‘China and Africa’, 76. 142 A. Harneit-Sievers e.a.,ed., Chinese and African Perspectives on China in Africa (Oxford 2010). 143 Z. Qiang, ‘China’s strategic relations with Africa’, in A. Harneit-Sievers, S. Marks en S. Naidu ed., Chinese and African Perspectives on China in Africa 56-69, aldaar 69. 140
36
de verschillende uitdagingen aan te pakken. Zij zijn ervan overtuigd dat de uitdagingen serieus moeten worden genomen; het negeren van oplossingen kan negatieve gevolgen hebben. 144 Een ander gevolg is dat door Westerse kritiek het Chinese ontwikkelingsmodel steeds meer gedefinieerd wordt. In 2006 heeft de Chinese regering voor het eerst een officieel beleidsdocument voor Afrika geformuleerd. Het opstellen van een dergelijke document is een teken dat Afrika een steeds grotere rol gaat spelen in de Chinese buitenlandse betrekkingen. Het document benadrukt in feite de principes die sinds de Koude Oorlog worden gehanteerd, het beleid krijgt hierdoor een steeds duidelijker profiel. 145 Door het opstellen van het document komt naar voren dat China een geplande langetermijnvisie heeft, die niet alleen gericht is op grondstoffen. Op het politieke vlak groeit de samenwerking met politieke partijen en lokale overheden. De landen sturen steeds vaker politieke delegaties en er vinden met enige regelmaat staatsbezoeken plaats. Bovendien groeit de economische coöperatie door handel, investeringen, schuldsanering en financiële bijstand. Daarnaast werkt China samen met Afrikaanse landen op gebieden als onderwijs, gezondheidszorg, vrede en veiligheid. Dit zijn allen tekenen dat de Chinese betrekkingen met Afrika zorgvuldig zijn gepland. De FOCAC bijeenkomsten produceren verschillende doelstellingen, die gehaald dienen te worden voor de volgende ministeriële vergadering. 146 Het herhaaldelijke plannen van nieuwe vergaderingen, kan wijzen op de intentie van een duurzame samenwerking. Omdat China het ontwikkelingsbeleid beter definieert, en nadenkt over de uitdagingen in Afrika, kunnen de Chinese actoren in Afrika niet meer als homogeen worden gezien. De interesses en doelstellingen van de CPC en Chinese (staats)bedrijven komen steeds verder uit elkaar te liggen. De bedrijven handelen vaker op eigen initiatief, zonder dat de Chinese overheid controle uitoefent.147 De go out strategie, die de Chinese overheid heeft opgezet, heeft in de afgelopen jaren voor strategische, economische en diplomatieke successen gezorgd, en tot een beter investeringsklimaat geleid. 148 De strategie heeft echter een groot nadeel. De Chinese overheid heeft te weinig grip gehouden op de meeste bedrijven. Toezichthoudende instellingen, die door de Chinese overheid in het leven zijn geroepen, hebben geen directe autoriteit over Chinese bedrijven die in Afrika handelen. 149 Sommige 144
Ibidem. Ibidem, 62. 146 Ibidem, 63. 147 Anshan, ‘China and Africa’, 83. 148 L. Fijalkowski, ‘China’s soft power in Africa’, Journal of Contemporary African Studies 29 2 (2011) 223-232, aldaar 226. 149 B. Gill en J. Reilly, ‘The tenuous hold of China Inc. in Africa’, Washington Quarterly 30 3 (2007) 37-52, aldaar 49. 145
37
bedrijven tasten de reputatie van China aan. De protesten in Afrika zijn daar een voorbeeld van. China neemt hierdoor meer wetten aan en roept instellingen in het leven om de Chinese bedrijven overzee te controleren. Door de grote hoeveelheid aan bedrijven, en de manier waarop er gecontroleerd wordt, wat kort in de volgende paragraaf aan bod komt, lijkt het aannemelijk dat de Chinese overheid de controle op bedrijven in Afrika verliest. De Chinese staatsbedrijven hebben goede contacten met regeringen in Afrika. Zij handelen daarom vaak direct met regeringsfunctionarissen, buiten de Chinese overheid om. In 2008 bezocht de Soedanese minister van Energie en Mijnbouw, op verzoek van China National Petroleum Company (CNPC), China. Het bedrijf en de minister hebben gesproken, over de onderlinge relatie tussen het ministerie en CNPC. 150 De Chinese overheid wil de bedrijven in het gareel houden en inspelen op de uitdagingen, om er voor te zorgen dat wederzijds voordeel kan worden aangetoond. Bij de FOCAC bijeenkomsten wordt altijd gemeld dat zowel China als Afrika voordeel halen uit de betrekkingen. Beide werelddelen moeten baat hebben bij de Chinese investeringen en toenemende handel. Het handelsvolume tussen China en Afrika is opgelopen tot ruim 55 miljard dollar, waarvan het grootste deel Afrikaanse exportproducten betreft. 151 Daarnaast stimuleert China de handel door importtarieven te beperken. Het uiteindelijke doel van de handel is de ontwikkeling van Afrikaanse landen te bespoedigen. Om deze reden heeft China besloten de tarieven te verlagen of zelfs af te schaffen. In 2007 was het voor Afrikaanse landen mogelijk om 454 producten belastingvrij naar China te exporteren. 152 Door het beleid van wederzijds voordeel, importeert China nu het grootste deel van de Soedanese olie. De Chinese investeringen hebben er toe geleid dat Soedan voor het eerst in de geschiedenis een olie-exporteur is. Soedan heeft nu de beschikking over olieraffinaderijen, transportmogelijkheden en productieplatformen. 153 Er is veel literatuur verschenen over handelsovereenkomsten en de handel zelf. Het blijft moeilijk om een onderscheid te maken tussen de vele studies. Als men kijkt naar Westerse literatuur over dit specifieke onderwerp dan wordt vooral de handel in grondstoffen belicht en wordt vaak geconcludeerd dat China alleen in grondstoffen is geïnteresseerd. Aan de andere kant staan bijvoorbeeld de Chinese academici, die handel in het grotere geheel zien van de Chinese interesses in Afrika. Door middel van het creëren van handelsnetwerken probeert China inkomsten en banen te genereren in Afrika en de ontwikkeling van een land zo
150
D. Large, ‘China Sudan engagement. Changing northern and southern political trajectories in peace and war’, China Quarterly 199 (2009) 610-626, aldaar 617. 151 Anshan, ‘China and Africa’,78. 152 M.P. van Dijk, ‘Competing trade policies with respect to Africa’, in M.P. van Dijk ed., The new presence of China in Africa (Amsterdam 2009) 101-113, aldaar 103. 153 Anshan, ‘China and Africa’,78.
38
te bespoedigen. De vraag is of de investeringen echt leiden tot wederzijds voordeel. Duidelijk is wel dat China mogelijkheden en uitdagingen biedt voor Afrika. De negatieve kijk op de groeiende Chinese invloed in Afrikaanse landen via ontwikkelingshulp wordt in de literatuur langzaam losgelaten, mede omdat positieve effecten zichtbaar worden. De snelle, efficiënte, no strings attached bilaterale aanpak is populair in Afrika. De steun van Westerse donoren wordt te vaak geleverd met strikte voorwaarden en bovendien duurt het vaak lang voordat fondsen worden uitgekeerd. Het Westen eist eerst een goed economisch beleid, goed bestuur, ecologische duurzaamheid, arbeidsnormen en naleving van de mensenrechten. 154 Via de eigen doelstellingen - vriendschap door middel van oprechtheid en gelijkheid, wederzijds voordeel en gemeenschappelijke welvaart, de samenwerking met Afrika in de Verenigde Naties en andere multilaterale instanties, en gemeenschappelijke ontwikkeling probeert China zijn invloed in Afrikaanse landen te vergroten. Door middel van hulp in de vorm van investeringen, leningen en giften heeft China zich in Afrikaanse landen kunnen vestigen. China onderneemt grote projecten en bouwt energiecentrales, vernieuwt de infrastructuur en is verantwoordelijk voor veel nieuwe scholen en ziekenhuizen. Een arm continent heeft hier veel vraag naar. Investeringen in Botswana, Mauritanië en Oeganda leveren China (nog) geen directe winsten op. Men kan daarom niet simpelweg concluderen dat China het alleen om de grondstoffen te doen is. China is op zoek naar een bredere relatie. Het lijkt aannemelijk dat China als ontwikkelingspartner in de toekomst steeds belangrijker voor Afrikaanse landen wordt. Chinese leningen hebben andere voorwaarden dan die van Westerse landen. Er hoeven geen structurele veranderingen plaats te vinden in de overheid van een land, voordat de lening wordt verstrekt. Dit gegeven is voor veel Afrikaanse landen, zoals Soedan, een aanzienlijk voordeel, omdat het Westen niet in deze landen wil investeren.
2.3. De omvang van de Chinese ontwikkelingshulp
Zoals uit het voorgaande blijkt heeft China een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkelingshulp in Afrikaanse landen. China heeft sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw ontwikkelingshulp gegeven uit ideologische, economische en politieke overwegingen. In de huidige periode lijkt het dat China de ontwikkelingshulp koppelt aan de mogelijkheid tot het vergaren van grondstoffen, noodzakelijk voor de groei van het eigen land. Het Westen heeft lange tijd, althans zo lijkt het, een monopolie op ontwikkelingshulp gehad. Wellicht om die reden is juist het Westen angstig om ontwikkelingshulp uit handen te
154
Samy, 'China's Aid Policies in Africa’, 87.
39
geven aan opkomende machten, zoals China. China heeft zich ook niet aangesloten bij instellingen zoals de OECD. De OECD zelf heeft China bestempeld als een opkomende donor. 155 De term is niet helemaal gerechtvaardigd, omdat China zelf al decennia aan ontwikkelingshulp doet. Bovendien laakt China de term donor, omdat het insinueert dat de ontvangende partij onderdanig is aan de gevende partij. China spreekt liever van wederzijdse samenwerking. Maar hoeveel besteedt China eigenlijk aan ontwikkelingshulp? Halverwege
het
laatste
decennium
begint
de
handel
tussen
China
en
ontwikkelingslanden te groeien. Hier beginnen de lijnen te vervagen tussen wat China aan ontwikkelingshulp geeft en wat de economische investeringen van Chinese staatsbedrijven in de Afrikaanse landen zijn. In de Westerse wereld is consensus ontstaan over wat nu precies onder het begrip ontwikkelingshulp wordt verstaan. De richtlijnen hiervoor zijn opgenomen door de OECD Development Assistance Committee (DAC). Daarmee bestaat duidelijkheid over wat geldt als official development assistance (ODA). De definitie van ODA luidt:
Flows of official financing administered with the promotion of the economic development and welfare of developing countries as the main objective, and which are concessional in character with a grant element of at least 25 percent (using a fixed 10 percent rate of discount). 156
Er zijn drie problemen bij het bepalen van de hoeveelheid van Chinese ontwikkelingshulp. Allereerst is China geen lid van de OECD. De OECD houdt keurig de ODA bij van de landen die bij de instelling zijn aangesloten en geeft jaarlijks een overzicht van de ODA. China wordt niet in deze lijst opgenomen. 157 Het land geeft de ontwikkelingshulp niet op aan dergelijke instellingen. Ten tweede is het niet duidelijk of China de middelen die het land aan ontwikkelingshulp besteedt ook zelf gedetailleerd bijhoudt. Deze onduidelijkheid blijkt, als gekeken wordt naar de Chinese instellingen voor ontwikkelingshulp. Wie bepaalt hoeveel er wordt gegeven? In de jaren vijftig van de vorige eeuw beschikte China nog niet over een ministerie, dat leiding gaf aan de ontwikkelingshulp. Ontwikkelingshulp was toen direct onder de autoriteit van de Staatsraad, het Chinese kabinet, geplaatst. 158 De Staatsraad had een commissie ingesteld, de Commissie van Buitenlandse Economische Zaken, die samen met het
155
N. Woods, ‘Whose aid? Whose influence? China, emerging donors and the silent revolution in development assistance’, International Affairs 84 6 (2008) 1 -18, aldaar 1. 156 OECD.org, http://stats.oecd.org/glossary/detail.asp?ID=6043 (geraadpleegd augustus 2011). 157 OECD, ‘Development aid. Net Official development assistance’, (December 2010). http://www.oecdilibrary.org/docserver/download/fulltext/190100011e1t002.pdf?expires=1316000767&id=id&accname =freeContent&checksum=55E0BC9F1E7E594FD51CF36EC76CE6A6 (geraadpleegd augustus 2011). 158 Brautigam, The dragon’s gift, 106.
40
Ministerie van Buitenlandse Zaken nieuwe ontwikkelingshulpprojecten in beschouwing nam. De sterke toename van de Chinese ontwikkelingshulp in de jaren zeventig heeft er voor gezorgd dat de commissie een ministerie werd. 159 In
1982
werden
verschillende
ministeries
samengevoegd
en
kwam
de
verantwoordelijkheid voor ontwikkelingshulp te liggen bij een divisie van het Ministerie van Buitenlandse Economische Zaken en Handel, het Departement van Buitenlandse Ontwikkelingshulp. Het Ministerie van Financiën bepaalde sindsdien elk jaar de middelen die besteed werden aan ontwikkelingshulp, met name de financiële giften, rentesubsidies, en rentevrije leningen. 160 Daarnaast werden in dezelfde periode verschillende ministeries omgezet in bedrijven. Zo was het Ministerie van Spoorwegen, onderdeel van wat later het Departement van Buitenlandse Ontwikkelingshulp werd, in 1979 omgezet in de China Civil Engineering Construction Corporation. Het nieuwe bedrijf had veel ervaring met buitenlandse projecten, want het was als (onderdeel van een) ministerie nauw verbonden bij de bouw van TAZARA. Tegenwoordig wordt de ontwikkelingshulp grotendeels in banen geleid door het Ministerie van Handel van de Volksrepubliek China, vaak afgekort als MOFCOM. Alhoewel de huidige benaming uit 2003 stamt, bestaat het ministerie al een geruime tijd; het is min of meer een voortzetting van het Ministerie van Buitenlandse Economische Zaken en Handel. Naast het ministerie van Handel zijn er echter andere ministeries, provincies, en bedrijven die eveneens ontwikkelingshulp geven. 161 Het hoogste orgaan is de Staatsraad. De raad is verantwoordelijk voor alle ontwikkelingshulp en bepaalt uiteindelijk het budget. Het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor het opzetten van het buitenlandse ontwikkelingshulpbudget en voor de ontwikkelingshulp die gegeven wordt via multilaterale organisaties. Het ministerie doet dit in samenwerking met het Ministerie van Handel. Het Ministerie van Handel heeft twee departementen die de uitgaande ontwikkelingshulp dienen te overzien. Het departement van Buitenlandse Economische Samenwerking overziet de Chinese bedrijven in het buitenland. Elk bedrijf dat meer dan 10.000 dollar investeert in het buitenland, dient zich in te schrijven bij dit departement. 162 Het ministerie van Handel is bovendien vertegenwoordigd in de Chinese ambassades, omdat tijdens diplomatieke bezoeken vaak zakendelegaties meereizen. De ambassades dienen op hun beurt alle activiteiten van Chinese ontwikkelingshulp in hun eigen land te overzien en te evalueren. De ambassades vallen onder de jurisdictie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die een adviserende rol heeft bij het opstellen van
159
Ibidem. Chaponniè, ‘Chinese aid to Africa’, 60. 161 Taylor, China’s new role in Africa, 23. 162 Gill, ‘The tenuous hold of China’, 42. 160
41
ontwikkelingshulp. De Ministeries van Volksgezondheid, Landbouw en Onderwijs zijn ook betrokken bij het leveren van ontwikkelingshulp. Landbouwprojecten, uitwisselingsstudenten, onderwijsprojecten, of het zenden van medisch personeel of materiaal worden vaak door deze ministeries begeleid. Staatsbedrijven zijn tevens betrokken bij het geven van ontwikkelingshulp. Staatsbanken zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van concessionele leningen en overzien de Chinese investeringen in Afrikaanse landen. De banken coördineren samen met het Ministerie van Handel de bevoegdheid van Chinese bedrijven om mee te bieden op ontwikkelingsprojecten. De bedrijven hebben een belangrijke rol in het opmaken van het beleid voor ontwikkelingshulp. De banken dienen immers middelen vrij te maken voor Chinese bedrijven om te investeren. Vaak worden deze middelen op verzoek van regeringsleiders vrijgemaakt. 163 In sommige gevallen hebben bepaalde Chinese provincies kantoren geopend in Afrikaanse landen, die niet onder toezicht van de centrale Chinese overheid staan. 164 Door het verschuiven van de verantwoordelijkheid voor ontwikkelingshulp, de decentrale status van provincies, de chaotische vorm, teveel instellingen die zijn betrokken bij het geven en bepalen van ontwikkelingshulp, en het uitblijven van één toezichthouder, is het onduidelijk hoeveel alle instellingen aan ontwikkelingshulp besteden. 165 Bovendien hebben regeringsleiders direct inspraak bij het vrijmaken van gelden voor ontwikkelingshulp, meestal voor politieke doeleinden. Wanneer dit los staat van het budget dat door de Staatsraad wordt bepaald, kan de ontwikkelingshulp hoger liggen dan China zelf aangeeft. Het derde probleem is dat China de cijfers met betrekking tot ontwikkelingshulp als een staatsgeheim beschouwt. De gesloten vorm van de Chinese overheid en het gebrek aan transparantie bij de instellingen zijn waarschijnlijk de redenen waarom de Chinese overheid geen statistieken publiceert. De informatie die wel beschikbaar komt, wordt vaak afgegeven aan de pers tijdens belangrijke toppen zoals de FOCAC. De Chinese premier, Wen Jiabao, heeft in 2008 gemeld dat China in ruim vijftig jaar 30 miljard dollar aan officiële ontwikkelingshulp heeft gegeven. Het grootste gedeelte daarvan is ontvangen door Aziatische landen; ongeveer zes miljard dollar is naar Afrika gegaan. Die cijfers kunnen echter niet worden gecontroleerd en het is vaak moeilijk te bepalen wat geldt als ODA en wat niet. De bedragen worden als één totaal weergegeven. Een specifieke lijst met een opsomming van giften, leningen en investeringen ontbreekt.
163
Ibidem, 43. Chaponniè, ‘Chinese aid to Africa’, 60. 165 Davies ,‘How China delivers development’, 2. 164
42
Doordat het Chinese ontwikkelingsbeleid steeds beter gedefinieerd wordt, en China bewust nadenkt over de uitdagingen op het Afrikaanse land, lijkt het erop dat China nadruk gaat leggen op transparantie van zijn ontwikkelingshulp. China heeft recent een document gepubliceerd, dat meer duidelijkheid moet geven over de middelen die het land besteedt aan ontwikkelingshulp. Het document, een witboek uitgebracht in april 2011, geeft data over leningen. Volgens het witboek heeft China in 2009, 256,29 miljard yuan aan ontwikkelingshulp gegeven, waarvan 106,2 miljard yuan in giften, 76,54 miljard yuan in rentevrije leningen, en 73,55 miljard yuan in concessionele leningen. Omgerekend, zonder inflatie te hebben meegenomen, zou de totale waarde op ongeveer 40 miljard dollar liggen, waarvan 45,7 procent, inclusief Noord-Afrika, naar Afrika is gegaan. 166 Het witboek geeft ook zicht op wat China als ontwikkelingshulp beschouwt. China levert ontwikkelingshulp in acht verschillende vormen, waaronder het afleveren van complete projecten, schuldsanering, en goederen. Tevens wordt duidelijk dat 61 procent van de concessionele leningen zijn bedoeld voor de ontwikkeling van infrastructuur, communicatie, en het aanleggen van elektriciteitsnetwerken. Nog geen 9 procent gaat naar de ontwikkeling van de grondstofsectoren. De looptijd van de leningen is gemiddeld tussen de vijftien en twintig jaar. Ondanks dat het witboek meer duidelijkheid geeft over de Chinese ontwikkelingshulp, blijven er vragen bestaan. Het witboek geeft niet specifiek een lijst van alle projecten of leningen. Het witboek blijft een beleidsrapport en is niet bedoeld als een jaarverslag van ontwikkelingshulp. Bovendien is het nog maar de vraag of alles wel als ontwikkelingshulp kan worden gezien. De lening aan Angola in 2004 kan niet als ODA worden beschouwd, omdat de rente is bepaald London Interbank offered Rate (Libor), een gemiddelde interbancaire referentievoet. Een concessionele lening dient volgens het OECD een rente te hanteren, die lager is dan de marktrentes. Wanneer de Chinese ontwikkelingshulp in beschouwing wordt genomen, moet verder worden gekeken dan de traditionele definities van ontwikkelingshulp. 167 China geeft een andere invulling aan concessionele leningen. Het land gebruikt de term wel, maar dit betekent niet dat het officiële ontwikkelingshulp is of vergeleken kan worden met concessionele leningen van traditionele donors. 168 Doordat er onduidelijkheid is over de Chinese ontwikkelingshulp zijn zowel academici en instellingen genoodzaakt eigen schattingen te maken. Op basis van eigen berekeningen dienen zij een overzicht te geven van de Chinese ontwikkelingshulp. Brautigam 166
Information Office of the State Council The People’s Republic of China, ‘White paper China’s Foreign Aid’, (21 April 2011), http://www.gov.cn/english/official/2011-04/21/content_1849913.htm (geraadpleegd augustus 2011). 167 Kurlantzick, Charmoffensive, 97. 168 Brautigam, ‘China’s foreign aid in Africa’, 162.
43
is één van de onderzoekers die een schatting geeft. Aan de hand van verslagen van Chexim en verschillende ministeries heeft zij berekend, dat China van 2001 tot 2006 ongeveer 3 miljard dollar aan ontwikkelingshulp heeft gegeven. In 2007
is de officiële ontwikkelingshulp
opgelopen tot 1,4 miljard dollar. In 2009 zal het bedrag volgens de auteur gegroeid zijn naar 2,5 miljard dollar. In deze berekening heeft zij tevens schuldsanering meegenomen. Zij concludeert dat de Chinezen, vergeleken met andere donoren die lid zijn van de OECD, een kleine speler zijn als het gaat om officiële ontwikkelingshulp. Een andere schatting is gebaseerd op cijfers die door de Chinese overheid naar buiten zijn gebracht. In deze berekening is de Chinese ontwikkelingshulp sinds 1994 gegroeid van 100 miljoen dollar per jaar tot 2,7 miljard in 2004.169 Als deze schattingen worden vergeleken met de data die naar buiten zijn gebracht tijdens de FOCAC in 2006, dan valt op dat de schattingen lager liggen. Dit wil niet meteen zeggen dat China de beloftes niet nakomt door minder te besteden. Zo wordt bijvoorbeeld de exportkrediet in het algemeen niet als officiële ontwikkelingshulp gezien. In simpele vorm houdt de lening in dat deze wordt verstrekt om door het ontvangende land direct goederen of diensten te kopen in het gevende land. Deze leningsvorm voldoet daarmee niet aan de criteria van ODA. Exportkrediet wordt daarom niet meegenomen in de schattingen. Ook het aantrekken en geven van directe buitenlandse investeringen worden niet in de schattingen opgenomen of beschouwd als officiële ontwikkelingshulp. Zolang China niet wil of kan aantonen hoeveel ontwikkelingshulp het land geeft, blijven onderzoekers en Westerse instellingen gissen naar de omvang. Duidelijk is wel dat in het afgelopen decennia veel middelen van China naar Afrika zijn gestroomd. Het FOCAC is een belangrijk platform geworden voor samenwerking tussen de verschillende landen. Via deze toppen komt naar voren dat de Chinese ontwikkelingshulp in de komende jaren hard zal groeien. Het is niet na te gaan of China daadwerkelijk alle afspraken nakomt, maar de intentie voor verdere samenwerking is zeker aanwezig. De Chinese manier van financieren van ontwikkelingshulp wijkt duidelijk van de OECD af. China hanteert immers niet dezelfde standaarden en normen op transparantie, definities, en het beheer van de concessionele exportkredieten. Op het gebied van milieu, sociale bescherming, corruptie en bestuur zijn er gemengde resultaten. China is van mening dat het aangaan van complete projecten corruptie niet in de hand werkt. Er wordt immers geen bedrag overgemaakt, dat Afrikaanse leiders eventueel kunnen doorsluizen naar hun eigen rekeningen. Wel zijn de regels minder duidelijk omschreven en zijn in China handhaving en controles minder ontwikkeld. Hoewel voor de traditionele donoren en financiers richtlijnen
169
Kurlantzick, Charmoffensive, 98.
44
bestaan, blijkt China niet eenduidige regels toe te passen. Toch zijn er aanwijzingen dat China het Westen tegemoet komt, door onder andere transparanter te worden.
2.4 Analyse
Naar aanleiding van de eerste twee hoofdstukken zijn een aantal belangrijke kenmerken van de Chinese ontwikkelingshulp aan te duiden. Ten eerste stelt China geen condities aan landen die binnenlandse aangelegenheden van de ontvangende landen beïnvloeden. China eist geen democratische hervormingen of goed bestuur. Daarnaast is de schending van mensenrechten geen reden om niet met een land te handelen. Ten tweede maakt China gebruik van Chinese bedrijven, werknemers en technologie om de handel te verbeteren. China prefereert het aangaan van complete projecten of het leveren van goederen. Volledige projecten omvatten productieve of civiele projecten in ontvangende landen, die gebouwd worden met de hulp van Chinese financiële middelen. China is verantwoordelijk voor het hele proces, van studie en onderzoek tot het ontwerp en de constructie. Tevens zorgt het voor alle of een deel van de apparatuur en bouwmaterialen, en stuurt ingenieurs en technisch personeel voor het organiseren en begeleiden van de bouw, installatie, en industriële productie van deze projecten. Nadat een project is afgerond, levert China het complete project af aan het ontvangende land. Momenteel omvat 40 procent van de Chinese ontwikkelingshulp zulke projecten. 170 Ten derde mogen landen Taiwan niet erkennen. Dit is de enige conditie die China stelt bij het geven van ontwikkelingshulp. Vanaf het moment dat China erkenning heeft gezocht in de Verenigde Naties, heeft het land consequent aan dit standpunt vastgehouden. Daarnaast verwacht China steun in de Verenigde Naties van de landen die ontwikkelingshulp ontvangen. Ten vierde poogt China een historische band te creëren met Afrikaanse landen, om aan te tonen dat de landen al jaren vriendschappelijk met elkaar omgaan. Door op deze band te wijzen moet duidelijk worden, dat China relaties aangaat op basis van gelijkheid, gezamenlijk voordeel en vreedzame co-existentie. Ook speelt mee dat China de behoefte heeft zich te bewijzen tegenover de veronderstelde Westerse superioriteit. De Chinees-Afrikaanse banden uit het (verre) verleden leveren daarvoor goede argumenten. Ten vijfde handelt China met dictatoriale regimes, omdat het in deze landen niet hoeft te concurreren met Westerse bedrijven. China beschermt dergelijke landen in de Verenigde Naties, maar dit is geen bewijs dat China bewust op zoek is naar een relatie met autoritaire staten. 170
Information Office of the State Council The People’s Republic of China, ‘White paper China’s Foreign Aid’.
45
Tenslotte is de Chinese ontwikkelingshulp erg gesloten. Dit heeft niet zozeer te maken met het feit dat China de ontwikkelingshulp ziet als een staatsgeheim, maar met de ongeordende vorm van het beleid. Te veel instellingen zijn betrokken bij de ontwikkelingshulp, die niet gecontroleerd worden door één toezichthouder. In het derde hoofdstuk wordt onderzocht op welke wijzen deze aspecten naar voren komen bij de Chinese steun aan Soedan. Kan aan de hand van Soedan een model worden gevormd voor de ontwikkelingssteun?
46
III China in Soedan
Dit hoofdstuk zal eerst ingaan op de geschiedenis van de betrekkingen tussen Soedan en China. Het uiteindelijke doel van de casestudie is om te kijken of een bepaald Chinees ontwikkelingsmodel kan worden vastgesteld. Om dit doel te bereiken zullen een aantal aspecten aan de orde komen. Naast een overzicht van historische activiteiten zal het hoofdstuk zich richten op de huidige economische samenwerking, de multilaterale samenwerking van China in de Verenigde Naties en de ontwikkelingen in Darfur. Een belangrijke vraag die in dit kader om beantwoording vraagt, is of daadwerkelijk sprake is van wederzijds voordeel.
3.1. China’s historische verbintenis met Soedan
Persoonlijke diplomatie speelde altijd een belangrijke rol voor de Chinezen. De eerste Chinezen die in de twintigste eeuw diplomatieke contacten moesten zoeken met Afrikaanse landen, waren moslims. Dat was een bewuste keuze bij het zoeken van contacten met islamitische landen. China probeert altijd een link te creëren tussen volkeren. China wil ook in Soedan aantonen dat de twee landen een historische link hebben. Deze link werd gevonden in de persoon van een Britse officier, Charles George Gordon. Gordon had zowel in China als in Soedan gediend en werd een symbool voor de Westerse koloniale onderdrukking teneinde de relatie tussen China en Soedan te versterken. In China had Gordon in jaren zestig van de negentiende eeuw naam gemaakt. In die tijd, waarin Engeland China probeerde open te stellen voor het verkopen van opium, vocht Gorden voor de Engelse belangen. Gordon verdedigde Shanghai tegen de Taping-rebellen en was aanwezig bij de vernietiging van het Zomerpaleis in Peking. 171 Door zijn rol bij de onderdrukking van de opstand kreeg Gorden zijn bijnaam, Chinese Gordon. Na tijdelijk terug te zijn gekeerd in Engeland vertrok Gordon naar Egypte en Soedan, waar hij gouverneur-generaal werd. Engeland had zich in 1882 meester van Egypte gemaakt en had daardoor ook controle over Soedan gekregen. Onder leiding van de Mahdi (een enigszins met de Messias te vergelijken islamitische figuur die de wereld komt reinigen) ontstond met steun van boeren, nomaden en slaven een sterke nationalistische beweging, die ontaarde in een guerrillastrijd tegen de bezetter. Gordon was opgedragen om een regeling te treffen met de opstandelingen en om de Egyptische troepen veilig uit Soedan te halen.
171
D. Large, ‘From non-interference to constructive engagement. China’s evolving relations with Sudan’, in: C. Alden e.a. ed., China returns to Africa. A rising power and a continental embrace (Londen 2009) 275-294, aldaar 277.
47
Uiteindelijk belegerde de Mahdi Khartoem, in welke stad Gordon zich ophield. Na een belegering van 9 maanden werd de stad ingenomen en werd Gordon onthoofd.172 Zhou refereerde aan de dood van Gordon tijdens zijn bezoek aan Soedan in 1964. Voor de premier, en voor een aantal burgers, politici en hoge militaire die waren meegereisd, was Gordon een symbool van gedeelde ervaring tussen China en Soedan. In een speech die Zhou gaf in Khartoem, bedankte de premier de Soedanezen voor het doden van Gordon in 1885. Zijn daden waren volgens de premier nog steeds een belediging voor het Chinese volk. 173 Wat hiervoor als historische legitimiteit is beschreven, is ook dit verband niet meer dan wat de omschrijving zegt: een legitimiteit. De historische legitimiteit is geen doel op zich, maar wordt gebruikt om aan te tonen dat China op basis van gelijkheid, gezamenlijk voordeel en vreedzame co-existentie handelt. De geschiedenis tussen Soedan en China is niet bijzonder, en na het bezoek heeft het nog jaren geduurd voordat China actief is gaan investeren in Soedan. De relatie tussen China en Soedan versterkte kort door een aantal redenen. Allereerst verbrak Soedan de betrekkingen met de Sovjet Unie na de mislukte staatsgreep in 1971. China gaf Soedan uit politiek oogpunt steun, omdat de relatie tussen China en de Sovjet Unie eveneens was verslechterd. De financiële steun steeg tot 80 miljoen dollar, dat werd verstrekt via lange termijn, rentevrije leningen en giften. 174 Tevens begon China militaire steun aan de regering in Khartoem te verlenen. China bood aan om te helpen bij de training van het Soedanese leger en leverde oorlogsmateriaal..175 Ten tweede werd een vredesakkoord in Abbis Abeba in 1972 ondertekend. Het akkoord maakte een einde aan de burgeroorlog in Soedan tussen de regering in Khartoem en de rebbelen in het zuiden. Soedan begon daardoor meer kapitaal aan te trekken, met name vanuit het Westen. De Chinezen startten echter ontwikkelingsprojecten in de agricultuur en infrastructuur. Naast het aanleggen van rijstvelden en wegen, bouwden zij ook fabrieken en overheidsgebouwen. Bovendien zocht Soedan toenadering tot de Verenigde Staten, om kapitaal aan te trekken. 176 In dezelfde periode verbeterde ook de relatie tussen China en Amerika. Net zoals in elk ander land werden Chinezen naar Soedan gehaald om te helpen bij de realisatie van deze projecten. De Chinezen werknemers hielden zich aan de acht punten van 172
Collins, ‘Colonialism and class struggle’, 5. H. Lee en D. Shalmon, ‘Searching for oil. Chinese oil strategies in Africa’, in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 109-136, aldaar 112. 174 Collins, ‘Colonialism and class struggle’, 15. 175 D. Large, ‘Arms, oil and Darfur. The evolution of relations between China and Sudan’, Sudan Issue Brief Human Security Baseline Assessment 7 (2007) 1. 176 V. Nmoma, ‘The shift in United States-Sudan relations. A troubled relationship and the need for mutual cooperation’, The Journal of Conflict Studies 26 2 (2006) 44-70, aldaar 51. 173
48
Zhou en wonnen het respect van de Soedanese arbeiders. Die kregen de indruk dat de Chinezen de enige buitenlanders waren die niet de indruk gaven van superioriteit.177 Soedan profiteerde van Chinese leningen, giften en technische expertise. Het grote conferentiegebouw, Friendship Hall, dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw door de Chinezen werd gebouwd, is vandaag nog steeds een symbool van de vruchtbare samenwerking in deze periode. 178 De Chinese ontwikkelingshulp was echter kleinschalig. China was geen belangrijke economische partner van Soedan. De handel tussen de twee landen was niet noemenswaardig en China had bovendien weinig belangen in Soedan. Gedurende de jaren tachtig groeide de handel enigszins en werden er enkele stappen ondernomen om bestaande handelsrelaties uit te bouwen. 179 Dit werd echter bemoeilijkt door een aantal zaken. Ten eerste hield het vredesverdrag tussen het noorden en het zuiden geen stand. Aan beide kanten bestonden groeperingen die nooit achter de compromissen van het verdrag hadden gestaan. De centrale overheid in Khartoem bleef controle houden over de economische planning in heel Soedan, waardoor weinig middelen werden besteed aan de ontwikkeling in het zuiden. 180 In 1983 besloot Numeiri de balans tussen het zuiden en het noorden te verbreken. Ten tweede werd een islamitische revolutie uitgeroepen. Soedan zou vanaf 1983 een islamitische staat zijn, waar islamitische wetten golden. De regionale zuidelijke regering, die na 1972 over een redelijke autonomie beschikte, werd ontbonden. Na een periode van vrede stortte Soedan wederom in een burgeroorlog, die tot 2005 zou duren. De hervatte burgeroorlog leidde tot hevige gevechten tussen de Sudanese People's Liberation Movement (SPLM) en de overheid. De situatie werd er niet beter op toen Numeiri in 1985 werd afgezet en werd opgevolgd door Sadiq. Toen de oorlog in 1989 in het voordeel van de SPLM keerde, Khartoem had weinig meer in te brengen in het zuiden, wilde Sadiq overgaan tot vredesoverleg. Sadiq werd echter afgezet in een coup door islamitische militanten, die geen concessies aan het zuiden wilden doen. Onder leiding van generaal Omar Al-Bashir werden de gevechten gecontinueerd. 181 Na de machtswisseling kwam het National Islamic Front (NIF) aan de macht. China wist niet direct welke houding het moest innemen ten opzichte van deze machtswisseling. De nieuwe regering in Khartoem nam een hard standpunt ten opzichte van het zuiden in. Het NIF wilde niets minder dan van geheel Soedan een islamitische staat te maken en het zuiden van Soedan met geweld daartoe te dwingen.
177
Snow, The Star Raft, 162. Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 2. 179 Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 2. 180 Meredith, The state of Africa, 356. 181 Ibidem, 361. 178
49
De ambivalente houding van China ten opzichte van Soedan had verschillende redenen. Ten eerste richtte China zich meer op economische ontwikkeling en stopte met het steunen van Maoïstische geïnspireerde opstanden. Ideologie was niet meer het uitgaanspunt van China. Een land verscheurd door een burgeroorlog was economisch niet aantrekkelijk. Ten tweede had de nieuwe richting van China tot gevolg dat de CPC een kritische houding innam ten opzichte van het tot dan toe gevoerde terughoudende interne beleid met betrekking tot etnische minderheden. Vanaf 1981 kregen de minderheden de mogelijkheid om contacten te zoeken met buitenlandse gelijken. Voor het eerst sinds jaren werd het voor buitenlandse islamitische groeperingen mogelijk om toegang te krijgen tot Chinese moslims. Niet alle Chinese leiders waren direct gerust op deze aanpak. De angst bestond dat verstorende ideeën of buitenlandse hulp de Chinese moslimseparatisten zouden bereiken, wat de interne rust zou schaden. Het religieuze extremisme dat de burgeroorlog in Soedan in 1989 weer aanwakkerde, bevestigde voor veel Chinese leiders de angst voor een politiek ongeremde Islam. 182 China keerde zich sinds de eigen hervormingen niet van Afrika af, maar het land richtte zich wel meer op het rijke Westen. In de jaren tachtig had China daarom weinig in Soedan geïnvesteerd. In 1984 gaf het land wel voedselhulp in de vorm van duizenden tonnen maïs aan de landen grenzend aan de Sahara, waaronder Soedan.183 Het leverde tevens wapens aan de regering in Khartoem, gefinancierd door Iran, tussen 1986 en 1989.184 Na de coup van het NIF koelde de relatie tussen de twee landen echter verder af. China had sinds de onafhankelijkheid van Soedan tot aan de coup in 1989 over het algemeen goede relaties met de verschillende regeringen in Khartoem. De bilaterale relatie van ontwikkelingshulp richtte zich vooral op handelscontracten, waaronder medicijnen en wapens en ontwikkelingsprojecten. De Soedanese export naar China omvatte vooral katoen. 185 China was dus al ruim drie decennia in Soedan aanwezig. Daniel Large stelt echter dat de Chinese rol in Soedan in deze periode absoluut niet overschat moet worden. China was één van de meerdere handelspartners van Soedan en het land was niet belangrijk in de Soedanese buitenlandse relaties of interne aangelegenheden.186 Dat Soedan niet belangrijk was voor China kwam naar voren in november 1990, toen de Soedanese leider, Omar Al-Bashir, Peking bezocht. De generaal reisde naar China om de samenwerking tussen de twee landen op te hemelen en de Chinese ontwikkelingshulp veilig te stellen. Voorafgaand aan zijn bezoek had de Chinese pers al sporadisch bericht gegeven van
182
L.C. Harris, China considers the Middle East (Londen 1993) 202-211. Snow, The Star Raft, 182. 184 Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 4. 185 Large, ‘China and the changing context’, 57. 186 Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 277. 183
50
de zwakke economische situatie en de verslechterde veiligheid in Soedan. 187 Door de instabiele situatie in Soedan, de Chinese nadruk sedert 1978 op economische ontwikkeling en het gebrek aan Chinese investeringen en belangen in Soedan, was het bezoek van Omar AlBashir geen succes. Alhoewel de nieuwe voorzitter van de Communistische Partij van China, Jiang Zemin, de historische vriendschap tussen de twee landen benadrukte, deed hij geen toezeggingen tot extra hulp.188 De steun in de jaren zeventig werd gegeven uit politieke overwegingen en niet omdat China een historische of ideologische link had met Soedan. Dit komt overeen met de bevindingen uit het eerste hoofdstuk. De ontwikkelingen in de jaren tachtig hadden voor Soedan dezelfde gevolgen als voor heel Afrika, de Chinese ontwikkelingshulp en investeringen namen af. De interne ontwikkelingen in Soedan hadden bovendien het gevolg dat China in 1990 niet bereid was om Soedan te hulp te schieten. China vond dat Soedan eerst voor politieke stabiliteit diende te zorgen. Volgens hen was het zonder politieke stabiliteit niet mogelijk om de economie van Soedan te laten groeien. De huidige Chinese ontwikkelingshulp was volgens de voorzitter kleinschalig en onbelangrijk. Het was alleen bedoeld om Chinese sympathie te tonen voor de Soedanese bevolking. 189 China bleef Soedan formeel wel steunen, maar die steun bleek toch vooral symbolisch. Het was pas in de jaren negentig dat de diplomatieke en economische relaties tussen de landen werden verstevigd. Dit proces werd versneld door de aanwezigheid in Soedan van olie. Aangezien de olie-industrie een belangrijke rol speelt in de betrekkingen tussen de twee landen, is het van belang om de oliesector in Soedan nader te belichten.
3.2. Olie in Soedan
Olie werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw in Soedan ontdekt. Het duurde echter bijna dertig jaar voordat Soedan daadwerkelijk het eerste olievat exporteerde. 190 Toen China de eerste onderhandelingen met Soedan aanging om te investeren in de oliesector, was deze sector nog grotendeels onontwikkeld en waren de meeste oliegebieden nog niet ontdekt. Om meer duidelijkheid te krijgen over de Chinese investeringen is het van belang deze eerst in een historische context te plaatsen. Net zoals in de meeste Afrikaanse landen was de Soedanese economie vooral afhankelijk van buitenlandse ontwikkelingshulp en investeringen. Vergeleken met de Westerse steun boden de Chinese economische en politieke steunpakketten in de jaren
187
Harris, China considers the Middle East, 211. Ibidem. 189 Ibidem. 190 Lee, ‘Searching for oil’, 125. 188
51
zeventig en tachtig weinig. De steun vanuit Amerika, Europese landen en het IMF aan Soedan was veel groter dan de Chinese bijdrage. 191 Het was dan ook niet verrassend dat een Amerikaanse bedrijf, Chevron, in 1974 de rechten kreeg om naar olie te boren.192 Chevron had eind jaren zeventig succes. In de jaren na de eerste ontdekking werd in verschillende regio’s in Soedan olie gevonden. In 1983 besloot Chevron om samen met de Soedanese overheid en andere oliemaatschappijen een consortium te vormen om een pijplijn van de olievelden naar de Rode Zee aan te leggen. Het project zou ongeveer 1 miljard dollar kosten, maar werd nooit uitgevoerd. De reden hiervoor was de hervatting van de burgeroorlog. Chevron besloot de operaties te staken, ondanks succesvolle olieboringen, na een aanval van zuidelijke rebellen op één van de werkplekken, waarbij een aantal doden viel. 193 De exploitatie van de relatief kleine bewezen olievoorraden wogen niet op tegen de risico’s. Dit leidde tot woede bij de regering in Khartoem. De leiders erkenden de argumenten van Chevron om te stoppen niet en dreigden de oliecontracten te verbreken indien het bedrijf niet verder ging met de ontwikkeling van de oliesector. 194 Chevron wilde echter wachten tot de regio stabieler werd. Olie heeft altijd een dominante rol in de burgeroorlog gespeeld. De grote Soedanese oliereserves liggen in het midden en zuiden van Soedan. Het zelfstandige zuiden kon kortstondig van de oliesector genieten. Dat veranderde toen bekend werd hoe groot de aanwezige reserves zouden kunnen zijn. De regering in Khartoem heeft snel een greep naar de macht over de olievelden gedaan. Numeiri kondigde in 1980 een plan aan om de grenzen tussen de zuidelijke en noordelijke provincies te veranderen. Onder het verdrag van 1972 had de zuidelijke autonome regering het recht op alle inkomsten van de export uit de eigen regio. Door de verandering van grenzen zou een nieuwe provincie worden gecreëerd, waardoor de olievelden onder het noordelijke bestuur zouden komen. Het voorstel leidde tot hevig verzet in de zuidelijke regio’s. Men was bang dat de regering in Khartoem de rechten op de olie-inkomsten van het zuiden wilde afpakken. 195 De zuidelijke provincies verzetten zich bovendien tegen de pijplijn naar de Rode zee. Zij wilden geen pijplijn via de noordelijke gebieden, maar liever een pijplijn, via Kenia, naar de Indische Oceaan. Daarnaast wensten zij dat er een raffinaderij in het zuiden, vlakbij de olievelden, werd gebouwd. Zij wilden liever de olie in hun eigen gebied bewerken. Dat zou
191
Collins, ‘Colonialism and class struggle’, 15. Lee, ‘Searching for oil’, 125. 193 L.A. Pathey, ‘States rules. Oil companies and armed conflict in Sudan’, Third World Quartely 28 5 (2007) 997-1016, 1002. 194 Ibidem, 1003. 195 Human Rights Watch, ‘Sudan, oil, and human rights’, Human Rights Watch (report 24 november 2003) 96. 192
52
banen en welvaart opleveren. 196 Het noorden ging met deze plannen niet akkoord. De regering was bezorgd over de levering en veiligheid en besloot de raffinaderij bij Khartoem te plaatsen, duizend kilometer van de olievelden verwijderd.197 Via deze weg kreeg het noorden controle op de olie-inkomsten en de voordelen daarvan. Deze conflicten, die gingen over de controle over olie, leidden uiteindelijk tot een toenemend wantrouwen tussen de betrokken partijen. De centrale overheid had duidelijke intenties om volledige controle te krijgen over de olie, wat in strijd was met het vredesverdrag uit 1972. De angst en het verzet in het zuiden leidde uiteindelijk tot een uitbarsting van geweld. Toen Numeiri in 1983 zijn plannen voor een islamitische staat aankondigde, werd in het zuiden de Sudan People’s Liberation Army (SPLA) opgericht, de militante tak van de SPLM. Door de burgeroorlog en politieke onrust in Khartoem, duurde het pas tot na de coup van 1989 dat het lot van Chevron werd bepaald. Het bedrijf was zelf moe geworden van de wisselende militaire en democratische regeringen in Khartoem in de jaren tachtig en was er niet van overtuigd dat het NIF lang aan de macht zou blijven. 198 Hoewel het NIF graag wilde dat het bedrijf de Soedanese oliesector zou ontwikkelen, zette de nieuwe regering het bedrijf onder druk om snel te starten of anders de verliezen te nemen. Vanwege de politieke onduidelijkheid en de slechte economische omstandigheden in Soedan besloot Chevron Soedan te verlaten. Bovendien, wat wellicht nog zwaarder meewoog, keerde de Amerikaanse overheid zich tegen de islamitische regering in Khartoem. De regering in Khartoem stond namelijk open voor steun aan andere islamitische landen en groeperingen. De steun die Soedan gaf aan Irak tijdens de eerste Golfoorlog zorgde uiteindelijk voor problemen vanuit Amerika en Europa. Soedan werd ook in verband gebracht met een (mislukte) moordaanslag op de Egyptische president Mubarak in 1995 en de aanslag op het World Trade Center in New York, 1993. Het gevolg was dat het NIF in verband werd gebracht met terrorisme, waardoor Amerika, Europa en de Verenigde Naties sancties instelden. 199 Door de steun aan Irak en Saddam Hoessein en de vermoedelijke betrokkenheid bij de aanslag op Mubarak, had Soedan tevens de Arabische wereld tegen. De Amerikaanse pogingen om de destabiliserende rol van Soedan in de regio te controleren, beperkte de mogelijkheden om de oliesector te ontwikkelen.200 Chevron besloot in 1992 om het verlies van een investering van meer dan 1 miljard dollar te incasseren en verkocht zijn oliebelangen aan een Canadese bedrijf, Arakis. Dat bedrijf boekte een paar successen. Er werd een aantal olieontdekkingen gedaan en het bedrijf begon zendingen van 196
Ibidem. Lee, ‘Searching for oil’, 126. 198 Pathey, ‘States rules’, 1003. 199 Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 2. 200 Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 2. 197
53
ruwe olie naar de binnenlandse raffinaderij te sturen. Het lukte Arakis echter niet om genoeg kapitaal aan te trekken om het project op eigen kracht te kunnen voortzetten. Het bedrijf kwam later in de problemen door een fraudezaak. Voeg daaraan toe de Amerikaanse druk om te stoppen met oliewinning in Soedan en het bleek voor Arakis niet meer mogelijk om door te gaan. Het bedrijf verkocht uiteindelijk in 1996 het grootste deel van zijn oliebelangen. 201 De burgeroorlogen hadden de economie van Soedan kapot gemaakt. De economische problemen verergerden verder toen Soedan geen middelen uit het Westen meer kon betrekken. Soedan, nu op de lijst van terroristische bolwerken van de Verenigde Staten, begon steeds verder geïsoleerd te raken. Het land ging bovendien gebukt onder grote schulden, die niet konden worden afbetaald. De hervatte burgeroorlog kostte ongeveer 1 miljoen dollar per dag, een bedrag dat niet meer was op te brengen. Het platteland was verwoest, de agrarische productie minimaal. 202 De enige manier om direct geld op te halen was om de oliesector te ontwikkelen en de olieproductie op te schroeven. Aangezien alle Westerse bedrijven Soedan hadden verlaten, de Arabische landen geen optie waren vanwege de Soedanese steun aan Irak in de eerste Golfoorlog en het land geen eigen middelen had om zelf de ontwikkeling ingang te zetten, was Soedan genoodzaakt om zich te richten op het Oosten. Zoals hiervoor vermeld wilde China in 1990 geen investeringen in Soedan doen. Een aantal ontwikkelingen zorgde echter voor een verandering. Allereerst werden onontwikkelde landen na 1989 voor China weer belangrijk. Het harde optreden tegen de protesten op het Tiananmen-plein had tot hevige kritiek geleid vanuit het Westen. China had niet gerekend op deze sterke reacties; er werden zelfs sancties ingesteld. 203 De Afrikaanse leiders steunden China echter in het neerslaan van de protesten voor meer democratie. Daarnaast had het uiteenvallen van de Sovjet Unie de angst gewekt dat een Amerikaans gedomineerde wereldorde zou ontstaan. China was zich er altijd al van bewust dat de Westerse landen een aanzienlijke minderheid vormden in internationale instanties zoals de Verenigde Naties. De steun van Afrikaanse landen was daarom voor China noodzakelijk. Deze landen blokkeerden bijvoorbeeld de gesprekken in de Verenigde Naties omtrent het Tiananmen-plein. Ten derde was de binnenlandse economische groei van China, zoals eerder al aangegeven, belangrijk. China zag in dat als het land de economische groei wilde behouden, het over een grotere diversiteit aan grondstofleveranciers diende te beschikken. Het was essentieel om er voor te zorgen dat China altijd kon genieten van een vaste stroom aan grondstoffen. De maatregelen die rond 1995 werden ingesteld, waardoor China zich meer profileerde in Afrika, hadden ook betrekking op Soedan. 201
HRW, ‘Sudan, oil, and human rights’, 121. Lee, ‘Searching for oil’, 125. 203 Anshan, ‘ China’s new policy toward Africa’, 28. 202
54
Tenslotte raakte Soedan internationaal geïsoleerd. Het was voor China een ideaal moment om de banden te versterken. China had Soedan altijd al als een vriendelijke staat gezien, ondanks de politieke schommelingen eind jaren tachtig. China zag problemen in het door oorlog verscheurde land, maar de potentie in de economische groeimogelijkheden en de oliesector was aantrekkelijk. 204 Dit waren twee belangrijke aspecten waarin China was geïnteresseerd.
3.3. Chinese investeringen, handel en wapens
De ontwikkelingen in Soedan en China zorgden ervoor dat Al-Bashir in 1995 met succes de Chinese hoofdstad bezocht. Er werd afgesproken dat Soedan een gunstige lening met lage rente bij China kon afsluiten. Tevens volgde niet veel later een nieuw akkoord. In de overeenkomst werd afgesproken dat China een financiële bijdrage zou leveren aan de ontwikkeling van de Soedanese oliesector. Al in 1994 had de Soedanese overheid de Chinezen gevraagd om een bijdrage te leveren aan deze sector, waardoor CNPC, de grootste Chinese oliemaatschappij, een onderzoek instelde naar de mogelijkheden.205 Na het onderzoek startte de Chinese bedrijven de aankoop van olievelden en begonnen veel te investeringen. De website van European Coalition on Oil in Sudan (ECOS) geeft een overzicht van alle investeringen in Soedan, ook die van China. Op de kaart van Soedan zijn de gebieden waar olie wordt gewonnen onderverdeeld in een aantal blokken. 206 De eerste stap van betekenis van CNPC was de aankoop van een belang in de Greater Nile petroleum Operating Company (GNPOC), een consortium opgericht nadat Arakis het grootste deel van zijn oliebelangen had verkocht. Het bedrijf kreeg in 1996 een belang van 40 procent en kon beginnen met de ontwikkeling van de olie-industrie in het zuiden van Soedan. Het doel van het nieuwe consortium was om de olievelden te ontwikkelen en klaar te maken voor exploitatie. 207 In april 1999 was de bouw van een 1500 kilometer lange pijplijn van de olievelden naar Port Soedan afgerond. Een maand later werd het Heglig olieveld in productie genomen met een capaciteit van 150.000 vaten per dag. 208 In november 2000 verwierf CNPC de rechten om de blokken 3 en 7 te exploiteren. Het bedrijf kreeg 41 procent in handen van het tweede grote Soedanese olieconsortium, Petrodar Operating Company (PDOC), waarin Sinopec tevens een belang had van 6
204
Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 3. Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 1. 206 ECOS, ‘Oil Map showing concession areas in Sudan and involved oil companies’ (versie juli 2007) http://www.ecosonline.org/oilmap/resources/Soedan%20A5%20zw.pdf (geraadpleegd september 2011). 207 Lee, ‘Searching for oil’, 125. 208 CNPC, ‘CNPC in Sudan’, www.cnpc.com.cn/eng/cnpcworldwide/africa/Sudan/. (geraadpleegd september 2011). 205
55
procent. 209 In november 2002 werd in deze blokken een grote olie- en gasontdekking gedaan. Het gebied bleek een olievoorraad van 5 miljard vaten te hebben. Wederom werd naar Port Soedan een pijplijn aangelegd, ditmaal bijna 1400 kilometer lang. De pijplijn werd in 2006 in gebruik genomen en de productie werd verhoogd toen aan het einde van de pijplijn een productieplatform werd aangelegd. 210 Een belangrijk moment in de betrekkingen tussen de twee landen was de oplevering van de olieraffinaderij in Khartoem. Het was een gezamenlijk project van CNPC en het Soedanese ministerie van Energie. De raffinaderij was op tijd af voor het tienjarig jubileum van de coup van het NIF in 1999, alhoewel het pas een jaar later volledig in gebruik werd genomen. Voor het eerst in de Soedanese geschiedenis was het land zelfvoorzienend in olie. 211 De raffinaderij had een jaarlijkse productiecapaciteit van 2,5 miljoen ton olie en de Soedanese staat en CNPC waren elk voor 50 procent eigenaar. 212 De Chinese investeringen in de Soedanese olie-industrie vormen een voorbeeld van wederzijds voordeel. Ten eerste opereren de bedrijven in de vorm van consortia, waarin zowel Soedanese bedrijven als de overheid zijn vertegenwoordigd. Door gezamenlijk te opereren laat China zien de soevereiniteit van Soedan te respecteren. Ten tweede wordt zo duidelijk dat zowel China als de Soedanese overheid baat hebben bij de investeringen. De investeringen worden door de Chinese bedrijven gedaan, maar beide landen maken aanspraak op de inkomsten. In ruil daarvoor worden olierechten verkocht met gunstige voorwaarden. Zo worden Chinese bedrijven bijvoorbeeld uitgesloten van Soedanese belastingen, alhoewel zij wel royalty’s betalen. 213 Ten derde is het voor China een uitgelezen moment om de buitenlandse oliesector te ontwikkelen. 214 De groeiende economische reus wil zich de onbeperkte toegang verzekeren tot buitenlandse olie. Soedan geldt als test voor verdere investeringen in Afrika. De investering van CNPC in GNPOC is tot dan toe de grootste Chinese overzeese onderneming in de oliesector ooit. De relatie tussen de twee landen is dus in de jaren negentig gevormd door de investeringen in de oliesector. Een direct gevolg daarvan is dat China nu ook investeert in dammen, hydro-elektrische energiecentrales, textielfabrieken en de agricultuur. De Chinezen hebben toegezegd om 750 miljoen dollar bij te dragen aan de bouw van een nieuw vliegveld in Khartoem en nog eens 750 miljoen dollar aan de bouw van een dam in de Nijl. 215
209
Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 282. CNPC, ‘CNPC in Sudan’. 211 Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 282. 212 CNPC, ‘CNPC in Sudan’. 213 Lee, ‘Searching for oil’, 126. 214 Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 3. 215 Askouri, ‘China’s investment in Sudan’, 75. 210
56
Zoals in de Chinese manier van opereren gebruikelijk worden de projecten toegewezen en uitgevoerd door Chinese bedrijven. Met de contracten zijn grote bedragen gemoeid. De Chinese overheid staat garant voor de investeringen van de bedrijven en Soedan kan tevens leningen verwachten om de Chinese bedrijven te betalen. De projecten en de financiering daarvan liggen dus ook in Soedan volledig in Chinese handen; er wordt nauwelijks geld naar de regering in Khartoem overgemaakt. Een voorbeeld van een groot project was de bouw van de Merowe Dam in de Nijl, in het noorden van Soedan. De dam werd aangelegd door de Chinese bedrijven China National Water Resources, Hydropower Engineering en China Water Engineering (CCMDJV). De aanleg van de dam zou ongeveer 1,8 miljard dollar kosten en de Soedanese energieproductie verdubbelen. Het was een controversieel plan en had tot kritiek geleid. De Chinese overheid en Chinese bedrijven zouden bereid zijn projecten uit te voeren ongeacht de gevolgen voor de lokale bevolking en het milieu.216 Die kritiek bleek gerechtvaardigd. De bouw van de dam leidde er toe dat verschillende dorpen onder water zouden komen te staan. De lokale bevolking was niet bereid om hun huizen te verlaten. Vanaf 2003 kwamen er berichten dat de lokale bevolking werd gedwongen om de gebieden te verlaten. Verschillende dorpen werden door politie-eenheden vernietigd. Dat leidde tot verzet bij de bevolking in de regio. De Chinese bedrijven werkten al die tijd samen met de regionale politie en gewapende eenheden, die de constructieplaatsen dienden te beschermen. In april 2006 viel één van die eenheden een school aan waar de lokale bevolking was samengekomen om zich te organiseren tegen het gedwongen vertrek. Gewapend met machinegeweren schoot de militie 3 mensen dood en verwonden er nog eens 50. 217 Het voorval was geen reden om de bouw te stoppen en terwijl de gesprekken tussen de lokale bevolking en de Soedanese overheid waren vastgelopen werd in 2008 besloten de sluizen van de dam alvast dicht te doen. Het gevolg was dat zeven dorpen onderliepen en voor tientallen dorpen het gevaar van overstroming dreigde. 218 Dergelijke berichten zetten het beleid van wederzijds voordeel onder druk. Ten eerste was het gewelddadige optreden bij de bouw van de Merowe Dam niet een eenmalig incident. In de gebieden waar olie werd gewonnen probeerde de overheid de veiligheid te waarborgen. Er werd een scorched-earth beleid gevoerd, dat als doel had om de oliegebieden te ontdoen van de bevolking. Tegelijk was de olieontwikkeling erg gemilitariseerd en verbonden met de conflicten in Zuid-Soedan. 219 De aanleg van de infrastructuur had als gevolg dat de Soedanese overheid de wegen als militaire corridors kon 216
Aldan, China in Africa, 88. Askouri, ‘China’s investment in Sudan’, 80. 218 Geen auteur, ‘ Sudanese farmers say Merowe dam flooding villages’, Sudan Tribune ( 31 juli 2008) http://www.sudantribune.com/spip.php?article28086. (geraadpleegd september 2011). 219 Large, ‘China and the changing context’, 59. 217
57
gebruiken. Offensieven tegen de zuidelijke rebellen waren eerst seizoensgebonden en vonden alleen plaats in droge maanden.220 Nu de gebieden ook in het regenseizoen goed bereikbaar waren, werd de SPLA gedurende het hele jaar door overheidstroepen onder druk gezet. De SPLA zag daarom de oliesector als een legitiem doelwit. De leider van de SPLA, John Garang, kondigde in 1999 aan dat zijn troepen de olieindustrie zouden aanvallen. In 2000 verloor de Soedanese overheid rond de 1 miljoen dollar aan inkomsten per dag door aanslagen op de pijplijn gebouwd door GNPOC. 221 Arbeiders werden ook als doelwit aangewezen. In 2004 werden twee Chinese werknemers ontvoerd en na hun vrijlating werden niet veel later twee andere werknemers gedood. 222 De regering beantwoordde geweld met geweld. Vliegtuigen werden gebruikt om dorpen te bombarderen en milities werden ingezet om de bevolking te verdrijven. 223 De bevolking in olierijke gebieden werd gezien als een veiligheidsrisico en werd daarom verdreven van hun land. Bewoners zochten heil in Zuid-Soedan of werden gedwongen zich in door de regering gecontroleerde gebieden en steden te vestigen. Hierdoor werd het voor de Zuid-Soedanese bevolking duidelijk dat de Chinese investeringen en hulp de militaire doelstellingen van de regering in Khartoem steunde. Die indruk werd bevestigd toen de oplopende olie-inkomsten werden geïnvesteerd in de Soedanese wapenindustrie en China oorlogsmateriaal ging leveren. 224 Een tweede punt dat het wederzijds voordeel onder druk zet was dat de Soedanese wapenindustrie zich sterk ontwikkelde sinds China begon met de investeringen. In 2007 had de Soedanese minister van defensie gemeld dat Soedan zelfvoorzienend was in conventionele wapens. 225 China was sinds de jaren negentig een belangrijke leverancier daarvan. In 1991 had Soedan, dankzij Iranese financiering, Chinees militair materiaal aangeschaft. China leverde tanks, helikopters en munitie. Tevens hielp China met de bouw van verschillende wapenfabrieken. Rond het millennium leverde China vliegtuigen en stuurde het technisch personeel naar Soedan om soldaten te trainen en piloten op te leiden. 226 De regering in Khartoem gebruikt een groot deel van de financiële middelen, gegenereerd door Chinese investeringen in de olie-industrie, voor het aanschaffen van wapens en het continueren van het conflict in het zuiden. In een schema van Human Rights First is te zien dat de wapenhandel tussen China en Soedan toeneemt, naar mate de olieopbrengsten
220
Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 282. Large, ‘China and the contradictions’, 97. 222 Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 282. 223 Large, ‘China and the contradictions’, 97. 224 Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 283. 225 D.H. Shinn, ‘Military and security relations. China, Africa, and the rest of the world’, in: Rotberg ed., China into Africa 155-196, aldaar 171. 226 Ibidem. 221
58
groter worden. 227 Bij dit schema moet wel een kanttekening worden geplaatst. China en Soedan geven aan instanties zoals de Verenigde Naties weinig inzicht in hun onderlinge wapenhandel. Het aantal Chinese wapens dat geleverd wordt is daarom niet precies bekend; alle gegevens zijn gebaseerd op inschattingen. Er zijn echter veel verslagen over aanvallen door helikopters, vliegtuigen en tanks die van Chinese afkomst zijn. 228 Duidelijk is dat China vanaf het jaar 2000 meer militair materiaal levert. Ten derde groeide de Chinese bevolkingsgroep in Soedan vanwege de Chinese investeringen. Net als in elk ander Afrikaans land werden duizenden Chinezen arbeiders uit China ingevlogen. Voor de bouw van oliepijpleidingen werden alleen al tienduizenden Chinese arbeiders gehaald. De eerste Chinese handelaren werden in Khartoem al tussen 1992 en 1994 gesignaleerd. Enkele honderden Chinezen begonnen als straathandelaar goedkope Chinese producten aan de Soedanezen te verkopen. Een aantal van deze nieuwe werknemers begon te werken in de huizenbouw, terwijl andere kleine commerciële bedrijven oprichtten.229 In ruim tien jaar zou het aantal Chinezen werknemers in Soedan zijn gestegen naar 24000. 230 De intrede van Chinese handelaren biedt voor Soedan zowel mogelijkheden als uitdagingen. Aan de ene kant wordt de Soedanese markt overspoeld met goedkope Chinese producten. De lokale handelaar heeft te maken met, soms oneerlijke, concurrentie. China erkent de problemen en probeert voor een goede reputatie van de Chinese handelaren te zorgen. President Jintao heeft tijdens zijn bezoek in 2007 beklemtoont dat Chinese bedrijven zich actief zullen inzetten om de Soedanese economie te verbeteren en op de kwaliteit van Chinese producten te zullen letten. 231 Aan de andere kant worden verschillende sectoren ontwikkeld door de Chinese handelaren en ondernemers. Hoewel Chinese investeringen voornamelijk gericht zijn op de olie- en energiesector, gaat de Chinese handel verder dan olie en wapens. In 2005 zijn meer dan 124 officiële Chinese bedrijven in Soedan actief. Veel van deze bedrijven richten zich op mijnactiviteiten. In het noorden van Soedan zijn Chinese bouwbedrijven aan het uitbreiden en Chinese ondernemers hebben in de bouwsector verschillende nieuwe bedrijven opgezet. Bovendien zijn meerdere bedrijven werkzaam in de agricultuur. De Chinese bedrijven voeren verschillende ontwikkelingsprojecten uit in deze sector.
232
Het groeiende aantal Chinese
zaken in Khartoem, zoals restaurants en winkels, is een teken van toenemende interesse van de Chinese kleine ondernemer in Soedan.
227
Human Rights First, ‘China’s arms sales to Sudan. Fact sheet’, http://www.humanrightsfirst.org/wpcontent/uploads/pdf/080311-cah-arms-sales-fact-sheet.pdf (geraadpleegd september 2011). 228 Taylor, China’s new role, 122. 229 Askouri, ‘China’s investment in Sudan’, 74. 230 Lee, ‘Searching for oil’, 125. 231 Ibidem. 232 Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 287.
59
Daarnaast leiden de investeringen ook tot banen voor de Soedanese bevolking. CNPC heeft duizenden Soedanezen in dienst en nog eens duizenden contracten met tijdelijke werknemers. 233 Soedan heeft te kampen met grote werkloosheidcijfers. De investeringen halen enige druk van de arbeidsmarkt af. Daarnaast investeert CNPC sinds 1998 in opleidingen voor Soedanese werknemers. 234 In 2007 was 93 procent van de arbeiders in dienst de Chinese oliebedrijven in Soedan van Soedanese afkomst. 235 In 2004 en 2005 was Soedan de derde grootste handelspartner in Afrika van China geworden. De totale bilaterale handel liep in die jaren op van 2,52 miljard dollar tot 3,91 miljard dollar. In 2006 droeg China voor 20,8 procent bij aan de totale import van Soedan en voor 75 procent aan de export. 236 Door de Chinese investeringen werden veel producten uit China geïmporteerd, zoals constructiematerialen, textielproducten en elektronica. Deze producten, die voornamelijk door Chinese bedrijven in Soedan ingekocht werden, waren goedkoper dan Afrikaanse producten. Soedan was tevens een groot ontvanger van directe buitenlandse investeringen. In 2004, 2005, en 2006 stroomde respectievelijk 1,5 miljard dollar, 2,3 miljard dollar en 3,5 miljard dollar Soedan binnen.237 Uit deze cijfers kunnen twee conclusies worden getrokken. Ten eerste, Chinese investeringen leiden tot een toename van handel. Alhoewel exportproducten voornamelijk uit grondstoffen bestaan, leiden investeringen in andere sectoren tot een bredere ontwikkeling van de economie. Ten tweede dat Soedan geheel van China afhankelijk is. De Soedanese overheid ontvangt de meeste inkomsten
door handel met China. Het is echter daardoor niet te
concluderen dat wederzijds voordeel niet opgaat. Beide landen hebben baat bij de relatie. Investeringen zijn voor Soedan belangrijk, omdat het land zo kan worden opgebouwd. China ontvangt voor die investeringen rechten op grondstofexploitatie. Het is daarbij niet aannemelijk dat China, door al de investeringen in het land, de contacten zal opbreken, wat direct invloed zal hebben op de Soedanese economie. Bovendien is China in 2010 verantwoordelijk voor een minder groot deel van de Soedanese import en export. Soedan heeft in 2010 voor 11,4 miljard aan goederen geëxporteerd, waarvan 65,3 procent naar China. Soedan importeerde in dezelfde periode 10 miljard, waarvan 16,6 procent uit China. 238 Het is te vroeg om te stellen of dit een voortzettende dalende trend is. Wellicht dat de Soedanese economie in de toekomst minder 233
H. Zhao, ‘China’s oil ventures in Africa’, East Asia 24 (2007) 399-415, aldaar 406. Ibidem. 235 Lee, ‘Searching for oil’, 135, noot 32. 236 Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 4. 237 Van Dijk, ‘The political impact of the Chinese in Sudan’, 144. 238 World Trade Organisation, ‘Sudan trade profile’. http://stat.wto.org/CountryProfile/WSDBCountryPFView.aspx?Language=E&Country=CN,SD (Geraadpleegd november 2011). 234
60
afhankelijk van China wordt. Zolang de politieke instabiliteit in Soedan voortduurt, en Westerse landen niet willen handelen met het regime, is dat echter onwaarschijnlijk.
3.4. Diplomatieke betrekkingen
De bilaterale relatie tussen China en Soedan wordt sinds de jaren negentig vooral gedomineerd door economische motieven. De handelsrelatie is echter onderdeel van sterke politieke relaties. Er vinden met regelmaat staatsbezoeken plaats, waaraan zowel hoge regeringsleiders als belangrijke zakenmensen van beide landen meedoen. De Chinese politieke en zakelijke elite is heel succesvol geweest in het vormen van banden met de Soedanese overheid. Zowel onder Zemin als Jintao zijn de bilaterale banden in goede banen geleid door ervaren politieke leiders, die ondersteund worden door verschillende takken van de Chinese overheid. 239 De bilaterale betrekking omvat vier vormen. Zoals eerder is vermeld, is persoonlijke diplomatie belangrijk voor de Chinezen. Sinds de onafhankelijkheid van de Afrikaanse landen bezoeken Chinese staatsleiders regelmatig het continent. Soedan wordt, door de groeiende Chinese belangen in het land, tijdens deze rondreizen vaak bezocht. Tijdens het derde bezoek van Jintao aan Afrika in 2007 lag de nadruk op handelsrelaties, investeringen en ontwikkelingshulp. In Soedan meldde Jintao dat China een deel van de Soedanese schulden zal kwijtschelden en tevens 117 miljoen dollar aan extra leningen en giften zal verstrekken. 240 Andere belangrijke betrekkingen vinden plaats tussen de nationale politieke partijen. De National Congress Party (NCP), de enige toegestane politieke partij in Soedan sinds 1998, en de CPC spreken op politieke fora vaak steun voor elkaar uit. In 2003 is de secretarisgeneraal van de NCP, Ibrahim Ahmed Omar, uitgenodigd door de CPC voor een bezoek aan China. Tijdens dat bezoek is het eerste samenwerkingsakkoord getekend tussen de twee partijen. 241 Het akkoord heeft een basis gelegd voor verdere samenwerking in de toekomst. In ruil voor de steun van de CPC houdt de regering in Soedan zich aan het één China beleid. 242 In 2008 bezocht een delegatie van de CPC, ditmaal op invitatie van de NCP, Soedan. De delegatie heeft verschillende Soedanese politieke leiders ontmoet en er is gesproken over de zakelijke contacten tussen de twee landen.243
239
Large, ‘China Sudan engagement’, 616. D. Shinn, ‘An opportunistic ally. China’s increasing involvement in Africa’, Harvard International Review 29 2 (2007) 52-57, aldaar 53. 241 Geen auteur, ‘Sudanese rulling party general secretary speaking highly of China’, People’s Daily (27 septermber 2003), http://english.peopledaily.com.cn/200309/27/eng20030927_125075.shtml (geraadpleegd novermber 2011). 242 Large, ‘China Sudan engagement’, 617. 243 Ibidem, 616. 240
61
De politieke leiders zijn niet de enige die invloed uitoefenen in zakelijke onderhandelingen. De Chinese staatsbedrijven hebben zelf ook goede contacten met de regering in Khartoem. In 2008 bezocht de Soedanese minister van Energie en Mijnbouw, op verzoek van CNPC, China. Het bedrijf en de minister hebben gesproken over de onderlinge relatie tussen het ministerie en CNPC. De minister was tevens te gast bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Beijing. 244 De laatste vorm van bilaterale betrekkingen is de militaire relatie tussen de twee landen. De militaire relatie bestaat al sinds de jaren zeventig, toen China president Numeiri steun toegezegde Vanaf 2002 zijn de militaire banden sterk gegroeid. In dat jaar heeft het hoofd van de generale staf van het Soedanese leger voor het eerst een bezoek gebracht aan China om de mogelijkheden tot militaire samenwerking te verkennen. In hetzelfde jaar werd, een aantal maanden na het eerste bezoek, een militaire top gehouden. In dat kader hebben verschillende hooggeplaatste Chinese legerleiders de Soedanese stafchef en minister van Defensie ontmoet. 245 Een aantal punten komen naar voren bij bilaterale betrekkingen. Allereerst wordt persoonlijke diplomatie toegepast om ontwikkelingshulp te geven in de vorm van leningen en schuldsanering. Ten tweede ontvangt Soedan steun vanuit China door zich te houden aan het één China beleid. Daarnaast handelen bedrijven in Soedan los van de Chinese overheid. De Chinese actoren dienen ook in Soedan niet als homogeen te worden gezien. Ten slotte heeft het aangaan van militaire betrekkingen invloed op het beleid van niet inmenging. In 2003, 2005, en 2007 zijn meerdere militaire toppen gehouden. Een groot deel van deze bijeenkomsten hebben plaatsgevonden in een periode van onderhandelingen ter beëindiging van de burgeroorlog in Soedan. Na ruim twee decennia vechten, tekenden de strijdende partijen in 2005 een vredesakkoord, de Comprehensive Peace Agreement (CPA). Het akkoord heeft gezorgd voor de eerste formele betrekkingen tussen China en Zuid-Soedan. De CPA heeft een periode van officiële vrede ingeluid tussen de regering in Khartoem en de SPLM. Het akkoord bestaat uit een aantal protocollen en heeft uiteindelijk tot de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan geleid. Na het inwerkingstellen van het akkoord, zijn in het noorden en in het zuiden twee regeringen ontstaan. Als onderdeel van een zesjarige interim-periode is de regering in Khartoem hervormd tot een regering van nationale eenheid, waarin zowel de NCP als de SPLM zijn vertegenwoordigd. Het zuiden heeft een semiautonome regering gevormd, onder controle van de SPLM, in de zuidelijke hoofdstad Juba. Zuid-Soedan kon in 2011 beslissen over een eventuele afscheiding doormiddel van een
244 245
Ibidem, 617. Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 6.
62
referendum. 246 Het referendum is inmiddels gehouden en sinds 9 juli 2011 is het land onafhankelijk. Het eerste officiële contact tussen China en Zuid-Soedan ontstond in maart 2005, twee maanden na het sluiten van het vredesakkoord. Een delegatie van de SPLM, onder leiding van de Zuid-Soedanese vicepresident Salva Kiir Mayardit, bezocht China om te discussiëren over economische samenwerking. In 2007 bezocht Salva Kiir China nog tweemaal en ontmoette daar Jintao. Bij zijn tweede bezoek in 2007 bekleedde Salva Kiir twee posten; hij was zowel president van Zuid-Soedan als vicepresident van Soedan. 247 Er waren drie redenen waarom China contacten zocht met Zuid-Soedan. Allereerst was er de mogelijkheid dat het gebied in 2011 onafhankelijk zou worden waardoor een nieuwe staat zou ontstaan. Ten tweede moest China wel met Zuid-Soedan onderhandelen. De rebellenlegers hadden herhaaldelijk Chinese bedrijven aangevallen en werknemers ontvoerd. China werd daardoor gedwongen om te onderhandelen met de rebellen, omdat zij wilden dat China stopte met de onverbiddelijke steun aan Khartoem. Als laatste, wellicht nog belangrijker, beschikte het zuiden over enorme oliereserves. Bij het vormen van een nieuwe staat zouden de Chinese investeringen in het geding komen. De bezoeken van Kiir stonden daarom niet los van de olie investeringen. Hij had beloofd dat de Chinese olierechten zouden worden gerespecteerd. 248 Naar aanleiding van de bezoeken beloofden de Chinezen aan ZuidSoedan hulp te verstrekken. De contacten tussen China en Zuid-Soedan bleven niet alleen beperkt tot bezoeken van hoge regeringsleiders. De CPC nodigde een delegatie van de SPLM uit om een relatie te ontwikkelen tussen de partijen. De secretaris-generaal van de SPLM bevestigde dit verzoek bij de tweede nationale conventie van de partij. Hij meldde dat de partij een relatie zou ontwikkelen met de heersende partijen in China, Maleisië, en India. Het aangaan van betrekkingen met deze landen diende er voor te zorgen, dat de ontwikkeling, controle en de opbrengsten van de oliesector ten goede zouden komen aan het Soedanese volk. 249 De CNPC en de Chinese overheid zochten tevens contact met regionale Soedanese leiders. Gatluak Deng Garang, gouverneur van de olierijke Zuid-Soedanese regio Upper Nile, bezocht China in 2008. De gouverneur ontmoette enkele regeringsleiders en bezocht CNPC om te overleggen over eventuele nieuwe investeringen in zijn gebied.250 De investeringen in Zuid-Soedan en de vrede zorgen voor economische groei, wat vooral te danken is aan de inkomsten van de olie-export. De Chinese manier van investeren in 246
Large, ‘China Sudan engagement’, 622. Ibidem, 623. 248 Large, ‘From non-interference to constructive engagement’, 292. 249 Organisational report, ‘Presented to the 2nd National Convention of the Sudan People Liberation Movement by SPLM Secretary-General Pa'gan Amum Okiech’ (18 mei 2008), http://www.splmtoday.com/docs/Report-Final_SG.pdf (geraadpleegd november 2008). 250 Large, ‘China Sudan engagement’, 624. 247
63
Zuid-Soedan is hetzelfde als in het noorden. Vóór 2005 investeerde China in het zuiden alleen in de door het noorden gecontroleerde oliesector. Na het akkoord hebben Chinese bedrijven uit omliggende landen, zoals Oeganda, de markt in Zuid-Soedan betreden en projecten gestart. De snelheid van het uitvoeren van de projecten hebben indruk gemaakt op de nieuwe gevormde regering van Zuid-Soedan. 251 China leek er dus deels in geslaagd om succesvolle betrekkingen met Zuid-Soedan te starten. In oktober 2011 bracht de CPC een bericht naar buiten dat de partij de bilaterale relatie wilde uitbreidden. De partij voegde daaraan toe dat China de Zuid-Soedanese soevereiniteit zou respecteren. De samenwerking zou zich ontwikkelen aan de hand van de vijf principes van vreedzame co-existentie om zo een goede lange termijn relatie tot stand te brengen. Zuid-Soedan wilde graag gebruik maken van de Chinese expertise op terreinen zoals de economie en handel, grondstofontwikkeling, cultuur en educatie.252 De realiteit is echter genuanceerder. In Zuid-Soedan bestaat nog steeds een afkeer van de Chinese overheid en oliemaatschappijen. Deze worden door de Zuid-Soedanese bevolking direct gelinkt aan het geweld tegen de populatie in de olierijke gebieden. Toch wordt China over het algemeen, ook in Zuid-Soedan, gezien als een land dat meehelpt aan de groeiende welvaart van de Soedanese boven- en middenklas. 253 De Zuid-Soedanezen blijven zich echter de vraag stellen of de Chinese investeringen inderdaad ten goede komen van Zuid-Soedan. Dit is begrijpelijk aangezien de Chinese bilaterale betrekkingen zich voornamelijk op NoordSoedan richten. Daarnaast verloopt de relatie tussen Noord- en Zuid-Soedan niet erg vlekkeloos. In 2007 heeft de semiautonome regering in Juba alle ministers uit Khartoem teruggehaald. Volgens de zuidelijke regering heeft de NCP meerdere malen het CPA niet nageleefd. De partijen zijn niet tot een overeenstemming gekomen over de jurisdictie van het olierijke gebied Abyei. In 2008 braken tussen beide partijen gevechten uit. Alhoewel snel daarna de vrede werd hersteld, is de relatie tussen de partijen verslechterd. 254 In mei 2011 zijn noordelijke troepen de regio binnengetrokken, en hebben het gebied bezet. Een ander punt van aversie vormt de Chinese steun aan Noord-Soedan in multilaterale organisaties, zoals de Verenigde Naties. China probeert niet alleen via een bilaterale relatie invloed in Khartoem uit te oefenen, maar tevens via multilaterale platformen. China heeft er meerdere malen voor gezorgd dat de Verenigde Naties niet in Soedan hebben ingegrepen. China heeft, naar eigen zeggen, de soevereiniteit van Soedan altijd beschermd door het Chinese beleid van non-interventie. De houding van China ten aanzien van Soedan in 251
Ibidem. Geen auteur, ‘CPC to forge stronger bonds with South Sudan's ruling party’ (21 oktober 2011), http://ss.chineseembassy.org/eng/sbjw/t869768.htm (geraadpleegd november 2011). 253 Sautman, ‘African perspectives’, 757. 254 Lee, ‘Searching for oil’, 125. 252
64
multilaterale fora is echter in de loop van het laatste decennium bijgesteld. Dit komt door een conflict in de regio Darfur, in het westen van Soedan.
3.5. Darfur
Het conflict begon in 2003 toen twee gewapende groeperingen, beide bestaande uit Afrikaanse stammen uit de Darfur regio, een grote anti-overheidscampagne startten. De twee partijen, de Sudan Liberation Army (SLA) en de Justice and Equality Movement (JEM), begonnen militaire doelen aan te vallen. De Soedanese overheid sloeg terug met een harde militaire campagne. Dorpen werden gebombardeerd en lokale Arabische milities, de Janjaweed, werden ingezet om de bevolking te verjagen en te onderdrukken. Darfur werd een probleem voor China door drie ontwikkelingen. Allereest evolueerde het conflict in 2004 van een regionale crisis naar het internationale veld, doordat de situatie in een jaar tijd was verslechterd en had geleid tot een humanitaire crisis. De Verenigde Staten nam in juli 2004 een resolutie aan waarin de moorden in Darfur werden bestempeld tot genocide. Het Amerikaanse Congres eiste dat de overheid actie zou ondernemen door economische sancties tegen Soedan in te stellen. De Verenigde Naties, de Europese Unie en de Afrikaanse Unie spraken niet van genocide, maar uitten wel bezorgdheid over het toenemende geweld in de regio. 255 De veiligheidsraad stemde in september 2004 in met een resolutie waarin het geweld werd veroordeeld. Ten tweede verbonden Westerse instellingen en non-gouvernementele organisaties de crisis in Darfur al snel met de Chinese steun aan Soedan. Chinese investeringen en hulp gaven de Soedanese overheid de mogelijkheid om het conflict uit te breiden. Bovendien werd vastgesteld dat Chinees oorlogsmateriaal in Darfur werd gebruikt tegen de bevolking. China leverde militaire goederen aan de regering in Khartoem. De wapens werden naar Darfur doorgevoerd, ondanks een internationale wapenembargo. Dergelijke berichten zorgden voor scherpe krantenkoppen in de Verenigde Staten, waar de Olympische Spelen in 2008 in China werden omgedoopt tot de Genocide Olympics. 256 Ten derde werkte China hard om sancties vanuit de Verenigde Naties tegen te houden. De Chinese ambassadeur in de Verenigde Naties zorgde ervoor dat een resolutie, waarin werd opgeroepen tot verdere acties tegen de regering in Khartoum, werd aangepast. De resolutie gaf uiteindelijk aan dat overwogen werd om eventueel verdere stappen tegen Soedan te ondernemen. 257 De Chinese positie ten opzichte van Darfur hangt samen met het non-
255
H. Wenping, ‘The Darfur issue and China’s role’, in: Harneit-Sievers ed., Chinese and African Perspectives 176-193, aldaar 179. 256 Taylor, China’s new role, 52. 257 Kurlantzick, Charmoffensive, 222.
65
interventie beleid en steun voor de Soedanese regering. China is tegen sancties en ziet liever dat de crisis intern wordt opgelost, door Soedan, de Afrikaanse Unie of een regionale groep. 258 Liu Guijin, de Chinese speciale gezant voor de regio Darfur, gaf dat aan door te meldden dat: ‘It is not China’s Darfur, it is first Sudan’s Darfur and then Africa’s Darfur.’ 259 Voor de Westerse landen was dit echter het bewijs dat China bewust dictatoriale regimes steunde, waardoor de kritiek op China groeide. De situatie in Darfur verslechterde snel. Soedanese overheidstroepen en milities waren verantwoordelijk voor duizenden doden. China wilde in 2006 nog steeds geen sancties tegen Soedan steunen en dreigde meerdere malen zijn veto te gebruiken in de Verenigde Naties. China had echter nooit eerder een veto ingezet. Het land richtte zich meer op het aanpassen van resoluties of onthield zich van stemming. 260 Nog voordat beroemde Hollywood sterren, als Steven Spielberg en George Clooney, een campagne opzetten om Darfur te helpen, was er al een verandering merkbaar in de Chinese houding. In 2006 werd in de Verenigde Naties overlegd om Darfur onder het mandaat te laten vallen van de missie van UNMIS, een vredesmissie van de Verenigde Naties, die in Soedan al werkzaam was om toe te zien op het in werking stellen van de CPA. China stond voor het eerst achter het idee om vredesoldaten toe te laten in Darfur en moedigde Khartoem aan om de resolutie te accepteren.261 China had er overigens wel voor gezorgd dat de resolutie alleen kon worden geïmplementeerd met toezegging van Khartoem. Het duurde daardoor nog zeven maanden voordat de resolutie volledig kon worden uitgevoerd. Desalniettemin was het een eerste stap naar een constructieve rol die China voor ogen had. China probeerde het beleid van non-interventie aan te passen aan de noodzaak om in de situatie in Darfur de bovenhand te houden. In 2007 werd een Chinese olieveld aangevallen in de regio grenzend aan Darfur. Chinese investeringen hadden baat bij een stabiele omgeving. Gedurende deze jaren begonnen Chinese diplomaten zich meer in te zetten om een oplossing voor Darfur te vinden. China steunde het vredesverdrag in 2006, het Dafur Peace Agreement (DPA). Alhoewel het verdrag niet stand hield en de situatie zelfs escaleerde, merkten Westerse diplomaten de verandering op. De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Margaret Beckett, gaf aan dat ondanks alle kritiek op China, het land een positieve rol bij het vredesoverleg speelde.262 Het bezoek van Jintao aan Soedan in 2007 was een signaal dat China bereid was om te werken aan een oplossing voor het conflict. De president gaf vier principes hoe om te gaan
258
Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 7. S. Qiang, ‘Confrontation over Darfur will lead us nowhere’, China Daily (27 juli 2007), http://www.chinadaily.com.cn/2008/2007-07/27/content_5445062.htm (geraadpleegd december 2011). 260 Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 7. 261 Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 7. 262 Taylor, China’s new role, 53. 259
66
met de crisis, namelijk: de soevereiniteit van Soedan diende te worden gerespecteerd, het conflict moest worden opgelost door dialoog en coördinatie gebaseerd op gelijkheid, alle meningen en visies moesten worden gerespecteerd en het was noodzakelijk om de situatie in Darfur samen met de levensomstandigheden van de lokale bevolking te verbeteren. 263 Het aanstellen van een speciale gezant voor Darfur, Guijin, en het bezoek van Zhia Jun, een andere speciale gezant en assistent van de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, aan de vluchtelingkampen, gaven tevens de indruk dat China zich kritischer opstelde. 264 De Chinese diplomatie veranderde gedurende het Darfurconflict, mede omdat in de laatste jaren Chinese investeringen en belangen vaker in gevaar kwamen door de instabiele situaties in bepaalde regio’s van Soedan. De Chinese regering had moeite met het uitvoeren van een non-interventie beleid en tegelijk te proberen om de investeringen in de olie-industrie te beschermen. Daarnaast waren Chinese leiders niet overtuigd dat de regering in Khartoem de problemen in het land snel zouden oplossen. China wenst politieke stabiliteit in een land. Wanneer opstanden of protesten in China uitbreken, probeert het land deze snel op te lossen. Vaak worden de protesten met harde hand neergeslagen, zoals op het Tiananmen-plein. De maatregelen die de regering in Khartoem nam, om de situatie in Darfur aan te pakken, verergerde het conflict. Dit was een reden om een actievere rol te spelen in het zoeken naar een vredesregeling. 265 De internationale druk, alsmede het risico dat de Olympische Spelen in Peking zouden worden overschaduwd door de honderdduizenden doden in Darfur, hebben ongetwijfeld een grote rol gespeeld bij het onder druk zetten van de regering in Khartoem om een vredesmacht te accepteren. China is wel degelijk geïnteresseerd in een oplossing voor een blijvende vrede en stabiliteit in Soedan, alleen de manier hoe dit te bereiken verschilt van het Westen. De Chinese terughoudendheid om in te grijpen in Darfur heeft nog een andere reden. De vrees bestaat dat als China instemt met sancties tegen een land om mensenrechten te beschermen, dergelijke maatregelen op een gegeven moment zich tegen China keren. In 2004 hebben de Verenigde Staten een resolutie gesteund van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties, om China aan te sporen meer nadruk te leggen op mensenrechten. China diende daarop een motie in, zodat de resolutie niet besproken zou worden. Met steun van Afrikaanse landen, waaronder Soedan, werd de motie aangenomen. 266 China is daarom wantrouwig tegenover de Amerikaanse interesse in Darfur. Bovendien staan Amerikaanse bedrijven, zoals Chevron, met een geschiedenis in Soedan te 263
Ibidem, 54. Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 9. 265 Z. Hong, ‘China’s energy relations with Africa’, in: C.L. Currier en M. Dorrajed., China’s energy relations with the developing world (Londen 2011) 101-124, aldaar 112. 266 Kurlantzick, Charmoffensive, 147. 264
67
springen om de oliemarkt wederom te betreden zodra de stabiliteit toeneemt. 267 Door zich terughoudend op te stellen in multilaterale fora probeert China zich niet alleen te houden aan het beleid van niet inmenging, maar tevens zijn eigen belangen te beschermen. De investeringen in Soedan zijn te groot om op te geven en concurrenten toe te laten. De stemming voor een resolutie gericht tegen Soedan was daarom geen draai in de Chinese buitenlandse politiek. De resolutie werd pas door China aangenomen, toen de eisen voor economische sancties werden weggehaald. 268 Daarnaast blijft Peking steun toezeggen aan de regering in Khartoem. Het bezoek van Jintoa bracht een eigen vredesvoorstel naar voren, maar hij zegde tevens toe schulden te saneren, ontwikkelingshulp te geven en economische en militaire samenwerking te stimuleren. China toonde hiermee aan hoe flexibel het buitenlands beleid kon werken. Aan de ene kant bleef het land steun toezeggen aan President Al-Bashir. Aan de andere kant kwam het de internationale gemeenschap tegemoet, door Khartoem onder druk te zetten om een vredesmacht te accepteren.
3.4 Wederzijds voordeel
De bilaterale relatie tussen China en Soedan is in de jaren negentig van de twintigste eeuw ontstaan uit een economische perspectief. Vanuit dit perspectief heeft de Chinese ontwikkelingshulp zich in Soedan ontwikkeld. De Chinese leiders en het Ministerie van Buitenlandse Zaken zien ontwikkelingshulp als een middel om de bilaterale relatie tussen landen te verbeteren. De manier van opereren van het Chinese ontwikkelingsbeleid heeft er voor gezorgd, dat de hulp werd gegeven in gebieden met veel olievoorraden. Economische voordelen en handelsgroeimogelijkheden worden door het Ministerie van Handel geprioriteerd bij het toewijzen aan ontwikkelingshulp. Chinese bedrijven krijgen opdrachten en de Chinese werkgelegenheid wordt gestimuleerd. Ondanks dat de Chinese ontwikkelingshulp onderworpen is aan bredere Chinese doelstellingen, is er wederzijds voordeel. Op staatsniveau hebben de landen samen veel bereikt. De Chinese samenwerking met de regering in Khartoem heeft er toe geleid dat Soedan voor het eerst in de geschiedenis een olie-exporteur is geworden. Bovendien hebben de Chinese investeringen in Soedan wel degelijk geleid tot banen en economische groei. De verschillende sectoren, waarin Chinese bedrijven actief zijn, profiteren van deze investeringen. Zuid-Soedan begint langzaam kennis te maken met de Chinese investeringen en de stappen voor een betere samenwerking zijn al genomen. De Chinese en Soedanese banden zijn een voorbeeld van wederzijds voordeel op staatsniveau. Dat wil echter niet zeggen dat iedereen profiteert van deze samenwerking. Op 267 268
Wenping, ‘The Darfur issue’, 180. Large, ‘Arms, oil and Darfur’, 9.
68
regionaal en lokaal niveau ondervinden veel bevolkingsgroepen direct of indirect hinder van de Chinese investeringen. Chinese oliebedrijven zijn verantwoordelijk voor het verplaatsten, en soms vernietigen, van dorpen. Daarnaast is de onverbiddelijke steun aan president Albashir door de Chinese regering een punt van discussie onder bepaalde bevolkingsgroepen in Soedan en multilaterale fora. China wordt medeverantwoordelijk gehouden voor het buitengewone harde optreden van de Soedanese regeringstroepen en milities in Darfur, wat heeft geleid tot honderdduizenden doden en vluchtelingen. De Chinese steun en investeringen zorgen er voor dat de regering in Khartoem overeind blijft. In grote delen van Soedan heeft de regering geen controle en heeft lang gevochten om afscheiding van het zuiden te voorkomen. Zonder de inkomsten uit de olie, waardoor het een wapenindustrie heeft kunnen opbouwen, is het onwaarschijnlijk dat de regering kon ingrijpen in Darfur. Darfur is voor China belangrijker in het buitenlandse beleid geworden dan ZuidSoedan ooit is geweest. 269 Het conflict geeft de complexe situatie van de Chinese positie in Soedan aan. Ten eerste is de Chinese aanwezigheid in Soedan mede te danken aan de politieke instabiliteit. 270 Dit betekent niet dat China een lange termijn visie van instabiliteit voor Soedan heeft. China heeft in het begin van de jaren negentig al op het feit gewezen, dat Soedan politiek stabiel moet zijn om economisch rendabel te worden. De mogelijkheid om toegang te krijgen tot hoogwaardige olie is voor China uiteindelijk belangrijker geweest. Ten tweede heeft de continuïteit van de conflicten er voor gezorgd dat de olieindustrie zich langzamer heeft kunnen ontwikkelen. Het is voor China duidelijk geworden dat Soedan de problemen niet zelf zal oplossen. Hierdoor stapte China deels af van het beleid van non-interventie. Bovendien heeft de groeiende kritiek op China geleid tot reputatieschade. Hoewel China al stappen vóór de Olympische Spelen heeft gemaakt om de situatie in Darfur op te lossen, heeft de angst voor een boycot van het evenement China doen inzien dat de investeringen gevolgen hebben voor China zelf. Daarnaast wordt China gedwongen om te onderhandelen met verschillende partijen in Soedan. Chinese investeringen en werknemers zijn doelwit van aanslagen om Chinese druk op Khartoem op te voeren. Zolang Khartoem de Chinese investeringen niet kan beschermen, zal China het beleid van niet inmenging verder moeten loslaten. Ten slotte is China zich er van bewust dat groeiende stabiliteit in Soedan, de interesse van buitenlandse investeerders, voornamelijk Westerse bedrijven en overheden, opwekt. Momenteel zijn er al andere Aziatische landen actief in Soedan, namelijk India en Maleisië. Wanneer Westerse bedrijven de Soedanese markt betreden, zal dat ten kosten gaan van de Chinese positie. Vanuit dit perspectief is het verklaarbaar dat China veel en snel investeert in 269 270
Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 14. Y. Shichor, ‘Sudan. China's Outpost in Africa’, China Brief 5 21 (2005) 9-11, aldaar 11.
69
Soedan, en daarbij de regering in Khartoem te vriend wenst te houden door internationale sancties te blokkeren. China creëert zo een solide basis voor de toekomstige samenwerking. 271 Een resultaat daarvan is dat China’s grootste oliemaatschappij, CNPC, een stevige positie heeft in de Soedanese oliemarkt. De Chinese invloed in Khartoem moet niet overschat worden. Soedan heeft een lange geschiedenis in het handelen met buitenlandse overheden en bedrijven. Toen Chevron in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw niet de wensen van de Soedanese regering heeft willen uitvoeren, heeft de regering besloten om alle contracten open te breken. China wil Khartoem niet al te veel onder druk wilt zetten uit angst voor een breuk in de huidige relatie. Niet voor niets is in de CPA opgenomen dat de huidige oliecontracten niet kunnen worden herzien of worden opgebroken voor nieuwe onderhandelingen.272 De complexe situatie toont aan dat het Chinese beleid niet vast ligt en veranderd ten behoeve aan de situatie. Deze flexibiliteit is tevens te zien in het ontwikkelingsbeleid in de Koude Oorlog. Ideologieën zijn in het verleden losgelaten voor politieke overwegingen. Het is te concluderen dat China met Soedan in de jaren negentig banden aan is gegaan voor grondstoffen. De relatie is echter in de jaren daarna veel breder geworden. China investeert in andere sectoren die niets met grondstoffen te maken hebben. De conclusie dat China dit alleen doet om toegang te krijgen tot de Soedanese oliemarkt, is niet te onderbouwen. Chinese bedrijven kunnen immers alleen handelen en worden niet volledig gedirigeerd door de overheid. Aannemelijker is dat China nu investeert in het land om de handelsmogelijkheden te vergroten, waarvan grondstoffen een onderdeel zijn. Wederzijds voordeel en non-interventie blijven belangrijke aspecten in het Chinese ontwikkelingsbeleid. Door de situatie in Soedan en de scheve verhouding in de handelsrelatie, China importeert veel meer uit Soedan dan andersom, behaalt China momenteel veel meer voordeel. Pas wanneer de politieke stabiliteit toeneemt en Soedan toegang krijgt tot Westerse handelsmarkten, waardoor Soedan minder afhankelijk wordt van China, is er pas echt te spreken van wederzijds voordeel.
271 272
Ibidem. Large, ‘Sudan foreign relations with Asia’, 13.
70
Conclusie
China besefte in de jaren negentig dat het land grondstoffen uit het buitenland moest halen. Soedan was één van de landen waar China toegang kon krijgen tot grote hoeveelheden olie. Sindsdien is de Chinese aanwezigheid in Soedan een punt van discussie, maar China werd pas echt bekritiseerd toen de situatie in Darfur internationale aandacht kreeg. De discussie laaide op dat Chinese olie-investeringen het conflict verergerde en dat China alleen in Soedan en Afrika zat voor eigen belang. De kritiek is te kortzichtig en verklaart niet de grote investeringen in Soedan. Hoe zijn de investeringen dan wel te verklaren? De bilaterale relatie tussen China en Soedan is in de jaren negentig van de twintigste eeuw ontstaan uit een economische perspectief en heeft te maken met ontwikkelingen aan het einde van de Koude Oorlog. De Chinese hulp in Afrika is daarna in een stroomversnelling gekomen. Soms wordt gesproken van een hernieuwde belangstelling van China in Afrika. Het historisch overzicht dat is geschetst, toont echter aan dat China vanaf de jaren 50 van de twintigste eeuw altijd in Afrika aanwezig is geweest. De Chinese interactie met Afrika is in te delen in vier periodes. Allereerst is er de periode voor de oprichting van de Volksrepubliek China. China doelt graag op de gezamenlijke geschiedenis tussen de twee werelddelen. China wijst op deze geschiedenis, om aan te tonen dat het land geen geschiedenis in Afrika van exploitatie heeft. Het is enigszins logisch dat het land refereert aan een tijd waarin China contacten met de wereld aan is gegaan. China bevindt zich, na een lange periode van een eigen opgelegde isolatie, pas relatief kort op het internationale vlak. Verwijzingen naar een tijd van exploratie kunnen helpen om Chinezen in het buitenland te laten investeren. De geschiedenis tussen Afrika en China is echter in feite pas vanaf de twintigste eeuw relevant. De tweede periode loopt van 1949 tot 1978. In deze periode kwam China in contact met de onafhankelijke Afrikaanse staten en bevrijdingsbewegingen. De eerste steun werd gegeven uit ideologische overwegingen. De ideologische legitimiteit lijkt op het eerste gezicht een goed argument voor China om zich in Afrika te manifesteren. Uit dit onderzoek komt echter niet een robuust Chinees beleid naar voren om Afrika te winnen voor de Chinese communistische ideologie. Door vaak het initiatief te laten aan Afrikaanse Staten was de Chinese benadering nogal omzichtig en werd China wellicht ook geremd door het uitgangspunt van niet-inmenging. Pogingen om een ideologische link te creëren waren wellicht mede daardoor mislukt. Nergens had een bevrijdingsgroepering een socialistische model opgezet aan de hand van een Chinese ideologie. Alhoewel de ideologische legitimiteit, zeker in de jaren zestig en begin jaren zeventig, van belang was, was deze qua belang uiteindelijk toch ondergeschikt geworden aan politieke overwegingen. Als het om macro politieke overwegingen nodig was
71
om banden aan te gaan met bewegingen en landen die niet direct warm liepen voor China’s ideologie, dan deed China dat wel degelijk. Erkenning en steun in de Verenigde Naties werd voor China belangrijker dan de steun aan communistische partijen. Daarnaast moesten de principes van Zhou aantonen dat de Chinese ontwikkelingshulp een beter model vormden dan de hulp van het Westen en de Sovjet Unie. Het belang van China’s aanwezigheid in Afrika werd door de Chinese leiders steeds meer getrokken in het kader van de wereldpolitiek en China’s wens daarin een leidende rol te spelen. China zag Afrika als een plek waar het kon wedijveren met de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. Dit kwam duidelijk naar voren in Soedan. De derde periode, 1978 tot 1995, had voor Soedan het gevolg dat de relatie met China afkoelde. Dit had zowel te maken met ontwikkelingen in Soedan, het land was politiek instabiel, als in China, waar economische ontwikkeling vanaf 1978 belangrijk werd. De Chinese ontwikkelingshulp nam af, maar het land hield wel contact met Soedan. De historische, ideologische en politieke legitimiteit zijn in een bepaalde periode de drijvende kracht geweest van China’s betrokkenheid bij Afrika, waarbij de historische legitimiteit niet zozeer op zich van belang was, maar vooral diende als legitimatie voor de beide andere. De historische, ideologische en politieke legitimiteit verklaren vanuit het verleden waarom China vandaag in Afrika aanwezig is. De groeispurt in de laatste decennia van de Chinese investeringen in Afrika kan echter niet worden verklaard door te wijzen op een historische, ideologische of politieke legitimiteit. Wel hebben de ontwikkelingen in de Koude Oorlog ervoor gezorgd dat China een grotere interesse kreeg in Afrika en een beleid tot stand gebracht hoe China wenste om te gaan met de Afrikaanse landen. De toename van de ontwikkelingshulp moet echter in een groter geheel worden geplaatst, namelijk met de economische opkomst van China en de zoektocht naar grondstoffen. Vanaf de vierde periode, 1995 tot nu, stegen de Chinese investeringen en ontwikkelingshulp in Afrika aanzienlijk. Deze stijging had te maken met drie ontwikkelingen in de derde periode. Allereerst richtte China zich meer op onontwikkelde landen na het neerslaan van de protesten op het Tiananmen-plein. Ten tweede nam China internationale maatregelen om de energieproblemen in eigen land voor te blijven. De economische hervormgingen leidden tot een groeiende economie en een stijgende vraag naar grondstoffen. De Chinese overheid besloot Chinese oliebedrijven aan te moedigen meer grondstoffen te verwerven op internationale markten. De maatregelen traden rond 1995 in werking. Ten derde speelde de economische potentie van Afrika een rol. Vanaf 1995 begon China meer te investeren in Soedan. De drie ontwikkelingen hadden hier een rol in, maar de internationale isolatie van Soedan zorgde voor een unieke kans voor China. In Soedan hoefde het land niet te concurreren met Westerse bedrijven.
72
China was aan het einde van 1990 niet bereid te investeren in het land door de politieke instabiliteit. China legde de nadruk op economische ontwikkeling, en om die ontwikkeling tot stand te brengen was politieke stabiliteit noodzakelijk. De mogelijkheid om olierechten in bezit te krijgen was uiteindelijk belangrijker dan politieke stabiliteit. Het is te concluderen dat de relatie tussen China en Soedan na 1995 groeide door de aanwezigheid in Soedan van olie. Het is echter niet mogelijk om aan te nemen dat de exploitatie van grondstoffen het enige doel van China is. Sinds 1995 heeft China in tal van andere sectoren geïnvesteerd en ontwikkelingsprojecten opgezet. Het argument dat China alleen in deze sectoren investeert, om vervolgens een greep te doen naar de grondstoffen, is niet aanneembaar. China investeert namelijk in elk land dat zich houdt aan het één China beleid. Grondstoffen zijn belangrijk voor China, maar ontwikkelingshulp wordt veel breder ingezet, zoals uit het gepubliceerde witboek blijkt. De Chinese ontwikkelingshulp heeft in de vierde periode de interesse van de Westerse wereld gewekt. Er wordt veel kritiek geleverd, soms gerechtvaardigd, soms niet. De Chinese activiteiten in Afrika zijn complex en verschillen van land tot land. De media hebben echter de neiging om zich alleen te richten op negatieve aspecten van de Chinese activiteiten, zoals geweld, politieke onrust en corruptie in Soedan en zij zetten de Afrikanen bij voorkeur neer als slachtoffer of als schurk. De Chinese actoren worden als homogeen gezien, terwijl Chinese bedrijven los kunnen handelen van de Chinese overheid. De kritiek richt zich voornamelijk op de Chinese interesse in grondstoffensectoren. Onderzoekers, journalisten, en soms politici vergeten dat China ook direct investeert in andere sectoren, zoals de gezondheidszorg,
textielindustrie,
en
landbouw.
Zij
bekritiseren
het
Chinese
ontwikkelingsbeleid, zonder te beseffen wat het beleid precies inhoudt. Het doel van het Chinese ontwikkelingsbeleid is om met de Afrikaanse landen een sterkere, economische en politieke relatie te bouwen. China creëert nieuwe handelsmarkten en poogt Afrikaanse landen minder afhankelijk van het Westen te maken. Grondstoffen zijn slechts een onderdeel van de handelsmogelijkheden die China wenst te creëren. Het Chinese ontwikkelingsbeleid houdt zich aan het principe van non-interventie. Het principe is echter niet bedoeld om als schild te dienen voor het niet ingrijpen in situaties zoals Darfur. China respecteert met het principe de soevereiniteit van Soedan en erkent daarmee de eigen beperkingen om het conflict op te lossen. China vindt het principe een beter uitgangspunt om internationale politiek te bedrijven. De casestudie van Sudan heeft een aantal punten naar voren gebracht. Allereerst is het duidelijk dat het Chinese ontwikkelingsbeleid niet vaststaat. China heeft in Soedan aangetoond hoe flexibel het beleid kan werken. Aan de ene kant blijft het land steun toezeggen aan de regering in Khartoem. Aan de andere kant komt het de internationale gemeenschap tegemoet door Khartoem onder druk te zetten om een vredesmacht in Darfur te
73
accepteren. Het is daarom in beperkte mate mogelijk om een model van het Chinese ontwikkelingsbeleid te vormen. China speelt in op de situatie en wensen van een land en laat belangrijke punten, zoals niet inmenging, deels vallen als dat noodzakelijk wordt geacht. De flexibiliteit bestaat echter voornamelijk door eigen belang, omdat in de laatste jaren Chinese investeringen en belangen vaker in gevaar kwamen door de instabiele situaties in bepaalde regio’s van Soedan. De Chinese regering had moeite met het uitvoeren van een non-interventie beleid en tegelijk te proberen om de investeringen in de olie-industrie te beschermen. Daarnaast waren Chinese leiders niet overtuigd dat de regering in Khartoem de problemen in het land snel zouden oplossen. De internationale druk, alsmede het risico dat de Olympische Spelen in Peking zouden worden overschaduwd door de gebeurtenissen in Darfur, dwongen China tevens het beleid aan te passen. Ten tweede is de Chinese ontwikkelingshulp gelinkt aan investeringen in de olieindustrie. Chinese bedrijven hebben sinds 1995 consortia gevormd om de olie-industrie te ontwikkelen. De Chinese overheid geeft veel leningen en giften aan de regering in Khartoem om de bedrijven te betalen. China maakt echter geen geld over naar Soedan, omdat het gehele ontwikkelingsproces in handen van China ligt. Ten derde is wederzijds voordeel een belangrijke kenmerk in het Chinese ontwikkelingsbeleid. De investeringen in Soedan leidden tot banen, handel en economische groei. Toch is er van echt wederzijds voordeel in Soedan nog geen sprake, maar dat kan veranderen wanneer de politieke stabiliteit toeneemt. China kan daaraan bijdragen. China is indirect verantwoordelijk voor misdaden in Darfur. Het levert wapens aan de regering in Khartoem, die vervolgens worden doorgegeven aan de milities. Bovendien houden de Chinese olie-inkomsten een zwakke overheid aan de macht. Ten vierde biedt de relatie tussen China en Soedan, en ook voor andere Afrikaanse landen, uitdagingen. China moet beseffen dat de investeringen in Soedan consequenties hebben voor China zelf, een besef dat al merkbaar is. Aan de andere kant dienen Afrikaanse landen de relatie met China beter te definiëren. Afrikaanse landen dienen een eigen politiek op te zetten hoe om te gaan met de Chinese investeringen en de gevolgen die dat met zich meebrengt. De Chinese handelaren en werknemers zijn al punt van kritiek, alhoewel die kritiek voornamelijk uit politieke redenen wordt opgezet. In Soedan zal het opzetten van een beleid moeilijk blijken, omdat de regering in Khartoem geen controle heeft over het hele land en geen intentie heeft om Chinese investeringen in de weg te staan. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn er een aantal belangrijke kenmerken van de Chinese ontwikkelingshulp aan te duiden. Ten eerste stelt China geen condities aan landen die binnenlandse aangelegenheden van de ontvangende landen beïnvloeden. China eist geen democratische hervormingen of goed bestuur. Daarnaast is de schending van mensenrechten geen reden om niet met een land te handelen.
74
Ten tweede maakt China gebruik van Chinese bedrijven, werknemers en technologie om de handel te verbeteren. China prefereert het aangaan van complete projecten of het leveren van goederen. Tevens zorgt het voor alle of een deel van de apparatuur en bouwmaterialen, en stuurt ingenieurs en technisch personeel voor het organiseren en begeleiden van de bouw, installatie, en industriële productie van deze projecten. Nadat een project is afgerond, levert China het complete project af aan het ontvangende land. Ten derde mogen landen Taiwan niet erkennen. Dit is de enige conditie die China stelt bij het geven van ontwikkelingshulp. Vanaf het moment dat China erkenning heeft gezocht in de Verenigde Naties, heeft het land consequent aan dit standpunt vastgehouden. Daarnaast verwacht China steun in de Verenigde Naties van de landen die ontwikkelingshulp ontvangen. Ten vierde poogt China een historische band te creëren met Afrikaanse landen, om aan te tonen dat de landen al jaren vriendschappelijk met elkaar omgaan. Door op deze band te wijzen moet duidelijk worden, dat China relaties aangaat op basis van gelijkheid, gezamenlijk voordeel en vreedzame co-existentie. Ook speelt mee dat China de behoefte heeft zich te bewijzen tegenover de veronderstelde Westerse superioriteit. De Chinees-Afrikaanse banden uit het (verre) verleden leveren daarvoor goede argumenten. Ten vijfde handelt China met dictatoriale regimes, omdat het in deze landen niet hoeft te concurreren met Westerse bedrijven. China beschermt dergelijke landen in de Verenigde Naties, maar dit is geen bewijs dat China bewust op zoek is naar een relatie met autoritaire staten. Tenslotte is de Chinese ontwikkelingshulp erg gesloten. Dit heeft niet zozeer te maken met het feit dat China de ontwikkelingshulp ziet als een staatsgeheim, maar met de ongeordende vorm van het beleid. Te veel instellingen zijn betrokken bij de ontwikkelingshulp, die niet gecontroleerd worden door één toezichthouder. Al deze kenmerken zijn terug te vinden in Soedan. Wanneer deze kenmerken worden samengevoegd, dan kan worden gesproken van een ontwikkelingsbeleid. China hanteert deze punten bij het aangaan van ontwikkelingshulp. Doordat de ontwikkelingshulp in China steeds beter wordt gedefinieerd, is het mogelijk om voor academici een beleid op te zetten. Dit wel niet zeggen dat China akkoord gaat met de beleidspunten die naar voren worden gebracht. Het land wijst altijd naar de afspraken van de FOCAC: vriendschap doormiddel van oprechtheid en gelijkheid door de vijf principes van vreedzame co-existentie te hanteren; wederzijds voordeel en gemeenschappelijke welvaart; wederzijdse ondersteuning en nauwe coördinatie; gemeenschappelijke ontwikkeling. Het is niet te concluderen dat China dit beleid vormt om alleen grondstoffen uit Soedan, en Afrika, te halen. Hoewel grondstoffen de reden is dat China in Soedan aanwezig is, is de relatie tussen de twee landen inmiddels uitgebreid. China investeert in veel sectoren en
75
heeft baat bij politieke stabiliteit in Soedan. China kan deels verantwoordelijk worden gehouden voor de huidige instabiliteit in Soedan, maar is absoluut niet de hoofdoorzaak daarvan. De campagnes van filmsterren om Darfur te helpen, simplificeren de complexe situatie in het land. Er zijn veel partijen en factoren aanwezig die verantwoordelijk zijn voor het geweld. China heeft de eerste stappen al gemaakt om een grotere rol te spelen bij een vredesproces, alhoewel het nog steeds vasthoudt aan niet inmenging. In de toekomst zal het waarschijnlijk moeilijker worden om dit beleid toe te passen. Een referendum in 2011 heeft de afsplitsing van Zuid-Soedan mogelijk gemaakt. Het nieuwe land beschikt over de meeste oliereserves, terwijl Noord-Soedan, dankzij China, de middelen heeft om de olie te vervoeren en te bewerken. De relatie tussen de twee gebieden is, op zijn zachtst gezegd, fragiel. Beide landen gebruiken militaire middelen om eigen belangen veilig te stellen. Wanneer de landen in oorlog raken, zullen Chinese investeringen in gevaar komen. Juist door die investeringen zal China gedwongen worden om een grotere rol te spelen in de zoektocht naar stabiliteit. Het is interessant om verder te onderzoeken hoe de relatie tussen China en ZuidSoedan zich zal ontwikkelen. Momenteel zijn de ontwikkelingen te recent om conclusies te trekken. Naar alle waarschijnlijkheid zal China de relaties verstevigen door middel van het ontwikkelingsbeleid dat in dit onderzoek is opgezet.
76
Literatuurlijst − Adie, W.A.C., ‘Chou En-lai on Safari’, Chinese Quarterly 18 (1964) 174-194. − Africa Research Bulletin, ‘Africa-China. Friend or foe?’, Africa Research Bulletin 43 2 (2006) 16854-16855. − Alden, C., China in Africa (Londen 2010). − Anshan, L., ‘African studies in China in the twentieth century. A historiographical survey’, African Studies Review 48 1 (2005) 59-87. − Anshan, L., ‘African studies in China. A historiographical survey’ in A. Harneit-Sievers, S. Marks en S. Naidu ed., Chinese and African Perspectives on China in Africa (Oxford 2010) 2-24. − Anshan, L., ‘China and Afrika. Policy and challenges’, China Security 3 3 (2007) 69-93. − Anshan, L., ‘ China’s new policy toward Africa’, in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 21-49. − Askouri, A. ‘China’s investment in Sudan. Displacing villages and destroying communities’, in: F. Manji en S. Marks ed., African perspectives on China in Africa (2007) 71-86. − Asprey, R.B., War in the shadows. The guerrilla in history. Volume I (Lincoln 2002) 253-260. − Brautigam, D., ‘China’s foreign aid in Africa. What do we know?’ in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 197-216. − Brautigam, D., Chinese aid and African development Exporting Green Revolution (Londen 1998). − Brautigam, D. The dragon’s gift. The real story of China in Africa (New York 2009). − Chan-Fishel, M., ‘Environmental impact. More of the same?’ in: F. Manji en S. Marks ed., African perspectives on China in Africa (Oxford 2007) 139-152. − Chan-Fishel, M. en R. Lawson, ‘Bankrolling the going out strategy. China’s financing of African aid and investment, and implications for Africa’s debt and development’ in: M. Kitissou ed., Africa in China’s Global strategy (Londen 2007) 108-132. 77
− Chaponniè, R., ‘Chinese aid to Africa, origins, forms and issues’, in: M.P. van Dijk ed., The new presence of China in Africa (Amsterdam 2009) 55-82. − CPC to forge stronger bonds with South Sudan's ruling party, Chinese Embassay (21 oktober 2011), http://ss.chineseembassy.org/eng/sbjw/t869768.htm (geraadpleegd november 2011). − China’s Outward Direct Investment, OECD (2008), http://www.oecd.org/dataoecd/25/11/41792683.pdf (geraadpleegd november 2010). − CNPC in Sudan’, CNPC, www.cnpc.com.cn/eng/cnpcworldwide/africa/Sudan/. (geraadpleegd september 2011). − Collins, C., ‘Colonialism and class struggle in Sudan’, MERIP Reports 41 (1976) 3-17. − Copper, J.F., China’s foreign aid. An instrument of Peking’s foreign policy (Toronto 1976). − Davies, M. e.a., ‘How China delivers development assistance to Africa’, Center for Chinese Studies (2008). − Development aid. Net Official development assistance, OECD (December 2010).http://www.oecdilibrary.org/docserver/download/fulltext/190100011e1t002.pdf?expires=13160 00767&id=id&accname=freeContent&checksum=55E0BC9F1E7E594FD51C F36EC76CE6A6 (geraadpleegd augustus 2011). − Dobler, G., ‘Solidarity, xenophobia and the regulation of Chinese businesses in Namibia’, in: C. Alden, D. Large en R.S. De Oliveira ed., China returns to Africa. A rising power and a continent embrace (Londen 2008) 237-256. − Ferreira, M.E., ‘China in Angola. Just a passion for oil?’ in: Chris Alden e.a. ed., China returns to Africa. A rising power and a continent embrace (Londen 2008) 295-318. − Fijalkowski, L., ‘China’s soft power in Africa’, Journal of Contemporary African Studies 29 2 (2011) 223-232. −
Gill, B. en J. Reilly, ‘The tenuous hold of China Inc. in Africa’, Washington Quarterly 30 3 (2007) 37-52.
78
− Harneit-Sievers, A. en S. Marks en S. Naidu ed., Chinese and African Perspectives on China in Africa (Oxford 2010). − Harris, L.C., China considers the Middle East (Londen 1993). − Hong, Z., ‘China’s energy relations with Africa’, in: C.L. Currier en M. Dorrajed., China’s energy relations with the developing world (Londen 2011) 101-124. − Human Rights Watch, ‘Sudan, oil, and human rights’, Human Rights Watch Report (24 november 2003). − Hutchinson, A., China’s African Revolution, (Londen 1975). − Jackson, S.F.,‘China's Third World Foreign Policy. The Case of Angola and Mozambique 1961-93’, The China Quarterly 142 (1995) 388-422. − Jiang, W., ‘China’s emerging strategic partnerships in Afrika’, in: R.I. Rotberg ed., China into Africa. Trade, aid, and influence (Washington 2008) 50-64. − Jinyuan, G., ‘China and Africa. The development of relations over many centuries’, African Affairs 83 331 (1984) 241-250.. − Junbo, J., ‘China’s role in Africa’, Beijing Review (6 februari 2007). http://www.bjreview.com/world/txt/2007-02/05/content_55414.htm (geraadpleegd augustus 2011). − Keukeleire, S. en J. Macnaughtan, The foreign policy of the European Union (Londen 2008). − Kissinger, H., On China (Londen 2011). − Kurlantzick, J., Charmoffensive. How China’s soft power is transforming the world (Londen 2007). − Kwesi, A. en D. Lecoutre, ‘ China’s ventures in Africa’, African Security Review 17 (2010) 39-50. − Large, D., ‘Arms, oil and Darfur’, Small Arms Survey 7 (2007) 1-12. − Large, D., ‘Arms, oil and Darfur. The evolution of relations between China and Sudan’, Sudan Issue Brief Human Security Baseline Assessment 7 (2007). − Large, D., ‘China and the changing context of development in Sudan’, Development 50 3 (2007) 57-62. − Large, D., ‘China Sudan engagement. Changing northern and southern political trajectories in peace and war’, China Quarterly 199 (2009) 610-626.
79
− Large, D., ‘From non-interference to constructive engagement. China’s evolving relations with Sudan’, in: C. Alden e.a. ed., China returns to Africa. A rising power and a continental embrace (Londen 2009) 275-294. − Large, D., ‘Sudan foreign relations with Asia. China and the politics of looking East’, ISS Paper 158 (2008). − Larkin, B.D., China and Africa 1949-1970. The foreign policy of the People’s Republic of China (Londen 1971). − Larkin, B.D., ‘Chinese aid in political context 1971-73’, in: W. Weinstein ed., Chinese and Soviet aid to Africa (New York 1975) 1-28. − Lee, H., ‘ Searching for oil. China’s oil strategies in Africa’ in: R.I. Rotberd ed., China into Africa. Trade, aid, and influence, 109-136. − Lee, H. en D. Shalmon, ‘Searching for oil. Chinese oil strategies in Africa’, in: R. Rotberg 109-136, aldaar 112. − Lee, M.C., ‘Uganda and China. Unleashing the power of the dragon’, Current African Issues 33 (2007) 26-40. − Leigh, D. en D. Pallister, ‘Revealed. The new scramble for Africa’, The Guardian
(1
juni
http://www.guardian.co.uk/uk/2005/jun/01/g8.development
2005), (geraadpleegd
augustus 2011). − Lum, T.,‘China’s foreign aid activities in Africa, Latin America and South east Asia’, Congressional research service (2009), http://www.fas.org/sgp/crs/row/R40361.pdf (geraadpleegd december 2010). − Mawdsley, E., ‘Fu manchu versus Dr Livingstone in the Dark Continent? Representing China, Africa and the West in British broadsheet newspapers’, Political Geography 27 (2008) 509-529. − Meredith, M., The state of Africa. A history of fifty years of independence (Londen 2006). − Nkrumah, K., Neo-Colonialism. The last stage of imperialism (Londen 1965). − Nmoma, V., ‘The shift in United States-Sudan relations. A troubled relationship and the need for mutual cooperation’, The Journal of Conflict Studies 26 2 (2006) 44-70. − Oboku-Mensah, P., ‘China and the International Aid System. Challenges and Opportunities’, Development Research Series working paper 141 (2009). 80
− OECD.org,
http://stats.oecd.org/glossary/detail.asp?ID=6043 (geraadpleegd
augustus 2011). − Osterhammel, J., Colonialism. A theoretical overview. Vertaald door S. Frisch (New Jersey 2005). − Organisational report Presented to the 2nd National Convention of the Sudan People Liberation Movement by SPLM Secretary-General Pa'gan Amum Okiech, SPLM Today (18 mei 2008), http://www.splmtoday.com/docs/ReportFinal_SG.pdf (geraadpleegd november 2008). − Pathey, L.A., ‘States rules. Oil companies and armed conflict in Sudan’, Third World Quartely 28 5 (2007) 997-1016. − Profile.
Zambia’s
King
Cobra,
BBC
News
(29
september
2006)
http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-15034694 (geraadpleegd november 2011). − Qiang, S., ‘Confrontation over Darfur will lead us nowhere’, China Daily (27 juli 2007), http://www.chinadaily.com.cn/2008/200707/27/content_5445062.htm (geraadpleegd december 2011). − Qiang, Z., ‘China’s strategic relations with Africa’, in A. Harneit-Sievers, S. Marks en S. Naidu ed., Chinese and African Perspectives on China in Africa 56-69. − Ramo, J.C., The Beijing Consensus (Londen 2004). − Reilly, J. en W. Na., ‘China’s corporate engagement in Africa’ in: M. Kitissou ed., Africa in China’s Global strategy (Londen 2007) 132- 155. − Samy, Y., 'China's aid policies in Africa. Opportunities and challenges', The Round Table 99 (2010) 75-90. − Sautman, B. en Y. Hairong, ‘African perspectives on China- Africa relations’, Chinese Quarterly 199 (2009) 728-759. − Segal, G., ‘China and Afrika’, Annals of the American Academy of Political and Social Science 519 (1992) 115-126. − Shichor, Y., ‘Sudan. China's Outpost in Africa’, China Brief 5 21 (2005) 9-11. − Shinn, D.H., ‘An opportunistic ally. China’s increasing involvement in Africa’, Harvard International Review 29 2 (2007) 52-57. − Shinn, D.H., ‘Military and security relations. China, Africa, and the rest of the world’, in: Rotberg ed., China into Africa 155-196. 81
− Snow, P., ‘China and Africa. Consensus and camouflage’, in: T.W. Robinson en D. Shambaugh ed., Chinese foreign policy. Theory and practice (Oxford 1994) 283-321. − Snow, P., The star raft. China’s encounter with Africa (New York 1989). − Sudanese farmers say Merowe dam flooding villages, Sudan Tribune (31 juli 2008)
http://www.sudantribune.com/spip.php?article28086.
(geraadpleegd
september 2011). − Sudan trade profile, World Trade Organisation (oktober 2011), http://stat.wto.org/CountryProfile/WSDBCountryPFView.aspx?Language=E& Country=CN,SD (Geraadpleegd november 2011). − Sudanese rulling party general secretary speaking highly of China, People’s Daily (27 septermber 2003), http://english.peopledaily.com.cn/200309/27/eng20030927_125075.shtml (geraadpleegd novermber 2011). − Taiwan quick take. China warns Zambia, Taipei Times (6 september 2006), http://www.taipeitimes.com/News/taiwan/archives/2006/09/06/2003326389 (geraadpleegd november 2011) − Tan Mullins, M., G. Mohan en M. Power, ‘Redefining aid in the China-Africa context’, Development and Change 41 (2010) 857-881. − Taylor, I., ‘China’s foreign policy towards Africa in the 1990s’, The Journal of Modern Africa Studies 36 3 (1998) 443-460. − Taylor, I., China’s new role in Africa (Londen 2009). − Testimony of Carolyn Bartholomew. Commissioner, U.S.-China Economic and Security Review Commission (versie 28 juli 2005), http://www.uscc.gov/testimonies_speeches/testimonies/2005/05_07_29_barth olomew.php (geraadpleegd augustus 2011). − The Washington Consensus and Beijing Consensus, Peoples daily (18 juni 2005), http://english.peopledaily.com.cn/200506/18/eng20050618_190947.html (geraadpleegd augustus 2011). − Transparency and accountability in Angola, Human Rights Watch (13 april 2010)
82
http://www.hrw.org/sites/default/files/reports/angola0410webwcover_1.pdf (geraadpleegd augustus 2010). − Tu, J., ‘Sino-African relations. Historical development and long-term challenges’, China. An International Journal 2 (2008) 330-343. − ‘US embassy cables: US monitors China and its expanding role in Africa’, The Guardian (8 december 2010), http://www.guardian.co.uk/world/us-embassycables-documents/250144 (geraadpleegd december 2010). − Van Dijk, M.P., ‘Competing trade policies with respect to Africa’, in: Idem, The new presence of China in Africa (Amsterdam 2009) 101-113. − Van Dijk, M.P., ‘The political impact of the Chinese in Sudan’, in: Idem, The new Presence of China in Africa (Amsterdam 2009) 141-156. − Wen Jiabao, ‘China comes to help Africa with aid and whole heart. Chinese premier’, (9 november 2009), http://www.focac.org/eng/dsjbzjhy/t625624.htm (geraadpleegd december 2010). − Wenping, H., ‘The Darfur issue and China’s role’, in: Harneit-Sievers ed., Chinese and African Perspectives 176-193. − Wilson, S.M., The Emperor’s giraffe and other stories of cultures in contact (Boulder 1999) 121. − Wines, M., ‘Chinese influence in Africa arouses some resistance’, New York Times (10 februari 2007). − White paper China’s Foreign Aid, Information Office of the State Council The People’s Republic of China (21 April 2011), http://www.gov.cn/english/official/2011-04/21/content_1849913.htm (geraadpleegd augustus 2011). − Woods, N., ‘Whose aid? Whose influence? China, emerging donors and the silent revolution in development assistance’, International Affairs 84 6 (2008) 1 -18. − Yonghong, H., ‘Trade, investment and legal cooperation between China and Africa’, Chinese and African perspective on China in Africa (2010) 82-89. − Yu, G.T., ‘Chinese aid to Africa. The Tanzania-Zambia railway’, in: W. Weinstein ed., Chinese and Soviet aid to Africa (New York 1975) 29-55.
83
− Zafar, A., ‘The growing relationship between China and Sub-Saharan Africa. Macroeconomic, trade, investment, and aid links’, The World Bank Research Observer 22 1 (2007) 103-130. − Zhao, H., ‘China’s oil ventures in Africa’, East Asia 24 (2007) 399-415.
84