REIZEN IN
IN
ZUID-AFRIKA
DE HOLLANDSE
.TIJD
UITGEGEVEN DOOK
Dr. E. C.
GODEE MOLSBERGEN
MET INLEIDING VAN
R.
POSTHUMUS MEYJES
DERDE DEEL
TOCHTEN LANGS DE Z. O.-KUST EN NAAR HET OOSTEN 1670-1752 MET 6 KAARTEN EN
8,
PLATEN
S-GRAVENHAGE
MARTINUS NIJHOFF 1922
Jbbf
11
INHOUD Voorrede van
het Bestuur der Linschoten Vereeniging en van E. C.
Godeé
Molsbergen
XIII
Inleiding door R. Posthumus Meyjes
i
VIII. Journael off daghregister gehouden by den schipper Gerrit Gerrits
Ridder Muys op de gedaene voyagie met de Hoecker d'Grundel
om
d' oostcust
van Cabo de Boa Esperance.
6
bl.
—
26.
IX. Journael off Dagregister gehouden op d' Hoekerboot de Grundell
op de voyagie van de oostcust van Cabo de Boa Esperance (door den Opperstuurman-kaartenmakerSiewertJans Boom),
27
bl.
—
47.
X. Relaas van Adriaan Jansz. Kind van Maaslandsluys geweesen Boots-
man op de gestrande fluyt Stavenesse,
mitsgaders Jan Pietersz. van
Sluys geweesen jonge van den Opper-Stuurman, en Isak Jansz. van
Amsterdam, matroos. Alle bescheyden de voorsz.
Comp. op
in dienst der E.
fluyt.
59
bl.
— 68.
XI. Dagregister gehouden int vaartuyg de Centaurus, zeilende van de
Caab na
't
land van terra de Natal.
bl.
68
—
98.
XII. Daghregister, gehouden by den Vaandrig Isaq Schryver op syn
landtogt na de Inquahase Hottentots, beginnende den 4 Januar.y
en eyndigende den 10 April 1689. XIII.
Voyage gedaan
in
bl.
de Noord bestaande in i9persoonen en gedistineerd
na de Bhay de
la
Goa leggende op de
Z, Br.-
van 26
Instructie
waarna
ren bescheiden op
— 123.
om
sig Pieter Jansz. 's
Comps.
de bhayen Natal en de
la
Timmerman en
galjoot de
Goa hnn
te
123
— 164.
verdere
officie-
Noord gaande van
sullen
hebben
gaan
gr. bl.
XIV.
98
den jaare 1688 den 19 October met het galjoot
hier
na
te rigten. bl.
164
— 166.
XV. Verhaal van Theunis Gerbrantszn. van der Schelling, geweesen stuurman op 't gestrande galjot de Noord. Nopende desselfs jongste togt en hoe 't is komen te verongelukken. bl. 166 171. XVI. Dagregister gehouden in 't galjoot de Postlooper zeylende van Cabo
—
XII
de Goede
XVII. Raport
Hoop na Terra de
ter
Natal.
bl.
172
— 195.
ordre van d' wel Edele Heer Maurits Pasques de Cha-
vonnes Raad Extraordinaris van India en Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop. Gedaan door Ferdinandus Marschand uyt
's
Gra-
venhage, Corporaal van soldaten, Fredrik Jansz. van Amsterdam, Gerrit van der Pypen,
beyde matroosen,
Compe Jongst beschyden geweest op
't
der E.
alle ten dienste
retourschip Bennebroeck. bl.
195
— 200.
XVIII. Instructie voor Roeland Roos, opperstuurman en gezaghebber, en verdere officieren, bescheyden op
van hier
om de oost
der na herwaarts.
't
galjoot de Postloper,
van Africa na Terra de Natal, en vandaar we-
Waarna hun
zullen
hebben
te reguleeren. bl.
XIX. Journaal gehouden
int galjoot
Hoop na Terra de
de Goede
Natal, door
Snuffelaar,
my
— 202.
Roeland Roos gesagbl.
Dagregister door
200
de Postlooper, zeylende van Cabo
hebber.
XX.
gaande
ondergeteekende gehouden
202
— 218.
de hoeker de
in
inhoudende principalyk de voornaamste voorvallen, de
negotie betreffende, geduurende de vojagie langs de N.O. kust van Africa;
weesende gedestineert geweest na de
Niambani en
rivieren
de Lagoa, mitsgaders soodanige andere baayen
of rivieren, als
op
de kust van Terra de Natal, voornamentlyk van Bay d'a lagoa af tot
op de hoogte van 29330 graden vaarbaar souden bevonden wor-
den. Zullende deese met eenen dienen voor needrig rapport aan den
Wel Ed. gestrengen Heere jan de Lafontaine, Gouverneur etc. a
be-
neevens den E.agtbaren politiquen raad aan Cabo de Goede Hoop. bl.
220
— 257.
XXI. Journaal gehouden door Adsistend Carel Albregt Haupt op de togt door
den Vaandrig August Frederik Beutier
van den Wel Edelen Gestr. Heere Directeur van etc. etc.
ter g'eerde
ordre
Ryk Tulbagh Gouverneur en
Cabo de Goede Hoop met den
ressorte
van dien etc.
beneevens den E.Agtbaarenpoliticquen Raad aldaar in den
jaare 1752
ondernoomen
ter
ontdekkinge van de waare gesteltheyd
der hier binnen waarts leggende landen en dies bewoonders. bl.
CARTO- EN BIBLIOGRAFIE door R.
P.
M
265—336. 337
Naamregister
351
Verbeteringen
368
XIII
Blad.
Kaarten: i
.
Panorama-kaart van de Plettenberg B>;
R.
I.
B',
Frontispice
2.
ZO-kust van Afrika, van na 1688
3.
Delagoa Baai; Corn. Heeremans, 1688
4. Zuid-kust
van Afrika;
CD. Wen tzel,
5.
Zuid- en ZO-kust van Afrika; R.
6.
Overzichtskaart.
Platen
de Mossel B' en de Algoa
Gordon 1779
(uit
R.
I.
I.
tegenover
50
„
129
„
265
„
283
1752
Gordon. 1779
.
.
met carton dd. 1660
achterin
Gordon's Collectie teekeningen, 1778/9, Rijks-
Prenten Kabinet, Amsterdam): 1.
„Caapse Wilde Honde"
2.
Wijze van begraven van een Klein-Namaqua Hottentot
3.
„Sogenaamde Schoorsteenveger"
4. „Differente attitudes"
100
....
van een veldrat, of zoogen. „Graatje"
in 120
.
.
280
5.
Kaffer kraal
295
6.
Het vangen van „Zeekoeyen"
303
7.
Bosjesmans familie op stap
314
8.
Bosjesmans huishonden
324
VOORREDE. Het uitgeven van
dit deel heeft eigenaardige moeilijkheden
met zich
meegebracht, voornamelijk veroorzaakt door hel onverwacht vertrek van
den samensteller naar Indië, waardoor deze niet meer in de gelegen-
hand te nemen. Ook ontbraken hem aldaar de noodige gegevens om eene Inleiding op te stellen en was hij niet in staat, bij de keus der kaarten en illustraties de helpende hand heid was, de correctie persoonlijk
te leenen.
Wel zond ons de
ter
heer Molsbergen het Register en eenige op-
merkingen omtrent hetgeen
hij in een Inleiding
nader had willen
omschrijven.
Door deze omstandigheden zou de bewerking van dit deelniet geheel aan de verwachtingen van het Bestuur hebben beantwoord, indien niet zijn medelid, de heer R. Posthumus Meyjes bereidwillig ter hulp ware gekomen, de zorg voor het nog eenmaal nauwkeurig nagaan der journalen en het bijeenbrengen en leekenen der noodzakelijke kaarten
en illustraties op zich genomen had, waarvoor het Bestuur
hem
bij
dezen zijn hartelijken dank betuigt.
opmerkingen van den heer Gode'e Molsdeel vooraf wenschte te doen gaan en daarop
Allereerst volgen hierop de
bergen, welke deze
aan
dit
de Inleiding van den heer Posthumus Meyjes, waaruit voldoende blijkt,
welk aandeel aan deze uitgave het zijne
is.
Het Bestuur der L.-V.
Evenals de geschiedenis van Zuid- Afrika in de Hollandse
dag
tot
dag
uit gezien,
te
na
volgen te
is,
tijd
zo is de bekendwording der kusten,
gaan en
te
uit de hier geboden uitgave
kennen
tot
van
van
zee
in kleine biezonderheden toe
van reisverhalen, mijl voor mijl, graad voor
graad.
Voor hen die nimmer de
zee bevoeren tussen
Kaapstad en Durban
zij
vermeld dat dit stuk oceaan een der meest ontstuimige
bij
de verzekering-maatschappijen,
is,
waar mailboten verdwenen
berucht (als
de
XIV
Waratch in igog) zonder regel
Op
waar
het minste spoor achter te laten en
uitlading der reizigers per kraan en
mand
in bepaalde jaargetijden
is.
zulk gevaarlik water, in kleine scheepjes, durfde
men
het
aan
te
varen, terwijl onbekende inboorlingen, wier bedoelingen ongeweten en te
vrezen waren in het Binnenland leefden, dat
af.
,
men inkeek van de steng
Zo, met de dood voor ogen, bewees het scheepsvolk de Compagnie-
ën de ivetenschap diensten, de eenvoudige mannen anonymi bijna voor ,
ons, uit wier levensloop alleen belangrijk is voor het nageslacht,
moeitvolle tocht
om
Afrika 's Oostkust.
Hun
tmestal zo in alledaagsheid terug, dat het
hun
vorige verdere fata vallen
moeite der vermelding
niet loont.
Niet
vrij
van eentonigheid is soms een reisverhaal,
vol berichten over
ondiepten, aard van de zeebodem, stromingen, windrichting en al dat-
gene wat deze joemalen voor de zeeman belangwekkend maakt.
Maar daarnevens is er nog zoveel gegeven, zoals hieronder zal blijken, wat niel-zeevar enden
boeit.
Dit deel bevat de uitvoering der bevelen van Heren Zeventien
ter
verkenning van Afrika's Zuidoostkust.
In
het biezonder
worde nog de aandacht gevestigd op
het volgende:
de verkoop van Nalal, rassenvermenging, verbreiding van tabakgebruik, verspreiding en vindplaatsen van dieren en planten, het roken
van dagga, „rites de passage" verontreiniging doe» voedsel en aanraken van zieken, verhuizing der verwanten na overlijden, werk van ie toverdokter, reiniging na ziekte, gillen aan pasgeborenen, erfrecht, korenberging, begroeting, verhouding van Kaffers lot Boesmans, teelt ,
van veldproducten, praerogatieven van verklaren van
namen op
het opperhoofd, het geven en
Schrijver' s en Beutier' s landtochten, vet mel-
ding van inlandse namen, terechtstelling van inlanders door hun landgenoten, visvangen door middel van een assegaai, kerving van het
bouwen van hutten en kano's, zeventiende- en achttiende- eeuwse spreekwoorden, de tegenwerking op koloniaal gebted
lichaam
bij koorts, het
van Engelsen en Fransen, de onjuiste haudelsopgaven door vreemdenaam van opperhoofd en land, Portugal' s aan-
lingen, verband tussen
spraken op de Oostkust, hel gebruik van peniskokers van
riet of
darmen, de vraag naar gekleurde koralen, de prijs der olifantstanden. landmeterswerk, plaatsen van bakens, pijlengift, jachtgebruiken en
Boesmansteken ingen
Ook
dit deel
werke mee
tol
voorbericht uitgesproken wens.
de in deel
XII aan
het slot
van het
XV
De
boekbespreking van Dr. C. P. Burger Jr., den bewerker ge-
worden in „Overdruk
uit
„Het Boek" tweede reeks van
het tijdschrift
324/325, was hem achtige aanwijzing der voor- en nadelen uiterst welkom. voor Boek- en Bibliotheekwezen
Tot
slot
bl.
om
de kern-
een woord van hartelike dank aan de Heer 1'HonoréNaber
voor diens waardevolle hulp bij het afdrukken tijdens mijn verblijf in
de tropen.
Weltevreden (Java) 20 Maart 1921.
E. C. Godée Molsbergen.
ginlettung
Reizen
in
Zuid-Afrika
II.
INLEIDING. Wanneer men op de hedendaagsche
zeekaarten, de hieronder vermelde
reizen in de 17e en 18e eeuw, langs de Zuid-kust
men
stuit
van Afrika,
wil nagaan,
telkens op de eigenaardigheid dat baaien, kapen, eilanden, enz. in
de Journalen genoemd, meermalen met een onjuisten naam aangeduid en daardoor soms moeilijk
te identificieeren zijn.
dit voort uit het feit dat het
In de eerste plaats spruit
Lengte-bestek in die
dagen steeds gegist was, zoodat de plaatsbepaling van het schip hierdoor onzeker werd. Tengevolge toch van de Oostelijke strekking der Zuid-kust, waar-
door deze vrijwel overal op dezelfde Breedte ligt, gaven Breedte-observatiën
— de eenige soort waarneming waarop men vertrouwen — schip stond. Uit zee komend geen aanwijzing waar het en ergens de kon op de zon
destijds
kust aanloopende, wist
men
dus eigenlijk niet juist waar
dan de een of andere baai of kaap die naal vermeld
met den naam
men
men was
en werd
vóór zich zag, maar in het Jour-
die daar ongeveer op de kaart voorkwam.
—
In de tweede plaats waren de kaarten waarop men destijds voer, allesbehalve
nauwkeurig, vooral wat betreft de Lengte.
Voor schepen „met den
wil" naar de
O o s t-kust, naar de baaien van Na-
Lucia of Delagoa, stond de zaak daarentegen anders. Door de Noor-
tal, S.
delijke strekking dier kust,
kon toch daar zooals het heet „op Breedte"
ge-
varen worden. Gaf nl. een middaghoogte der zon, de Breedte der gezochte baai,
dan was men daardoor onafhankelijk geworden van vroegere fouten
in het gegist bestek;
men had dan
slechts
gaats" te zijn en ter bestemder plaatse te
Wat de trekkelijk
op l)
„De
te
kaarten betreft
goed en
herkennen.
zijn
:
West
te sturen,
kunnen binnenloopen.
van Tafelbaai
tot
Mossel Baai
')
zijn zij
nog be-
de opeenvolgende inhammen en rivieren er nog wel
De namen
zijn
meerendeels Hollandsch en wijst
Zie over het gegist en waar bestek in vroegere tijden, o.a. Dl. reizen van A. J.
om weldra „voor-
Tasman
enz.", p. 199 en vv.
dit
XVII der Linsch
dus
-Ver.
IV
op een in-kaart-brengen door de Hollanders, van
hetzij
uit zee.
Portugeesch
van
hetzij
en dus de Portugeesche kaarten
zijn
uit het
binnenland,
Maar van Mossel Baai Oostwaarts op, waar
alle
namen
nageteekend,
zijn
is
de
verwarring soms zeer groot.
Dat
verschil tusschen
de nieuwere en de oudere kaarten
is
niet toe te schrij-
ven aan verandering der kust in den loop der tijden, dat brengt de formatie
mede; de eenige oorzaak
dier kust niet
de daarmee samenhangende
Waar zijn, is
meermalen met elkaar verwisseld worden
het begrijpelijk dat deze
de bekende kaartenmaker Tirion
bijv.
Atlas van 1744, plaatst
—
dus de gebrekkige opneming en
op die kust beoosten Mossel Baai veel groote riviermondingen
er
maar dat
is
fantaisie der kaartenmakers.
zij
')
de
hij
maar op
los
O ste „Baai de Lagoa" noemt — is wel een
teekenen.
Te minder
begrijpelijk
Joannes van Keulen (A'dam 1680) te dier plaatse
voorkomt
l
)
— zooals dan ook
Een eigenaardig punt op de ZO-kust
en
is
het in volle zee,
in werkelijkheid het geval
Pa
ook
is
dan heet het
toch moet dit alles fantaisie geweest
want
deze on-
terwijl die
oude kaarten bijna
zeer duidelijk uitstekenden
zijn,
allen
:
tot
Primeira; bijna geen
vrij
meent dien hoek
op de Lengte van P»
op ongeveer 32 zetten,
3
Natal Baai, d.
nergens zulk een kenbaar landmerk voor. toonig beloop ; wèl liggen er vele
„zijn
waarom
P.".
De
)
i.
20' Z.Br. bij
komt
er
van 34
een
op de tegentot
30° Z.Br.,
kust heeft daar juist een een-
hooge rotsen langs die kust en
moedelijk werd dus nu de eene, dan weer de andere, voor die aangezien. Een aanwijzing
is.
elkaar nateekenen en napraten
hoek dien naam
woordige zeekaarten, van Algoa Baai
')
enF.de Witt(A'dam) 2 ) maar één baai
schip toch dat de kust in die dagen daar aanloopt, of het
En
is
waar op de oudere kaarten van Pieter van Alphen (R'dam 1 660),
juistheid,
te peilen
in zijn
op die kust twee groote Algoa Baaien vlak naast elkaar
het dan dat
kras staaltje van er
Amsterdam, nog
te
Pa
ver-
Primeira
op de Portugeesche kaarten, en in na-
volging van deze op de Hollandsche, dat punt zoo merkwaardig schijnt en in
de Journalen zooveel wordt vermeld, geeft wellicht het
bijschrift
t. tl.
p.
op F. de Witt's kaart en anderen „Premeira Entrado de Terra de Natal". :
Voorde Portugeezen gaf het dus de belangrijke aanduiding, dat hier, komend 1)
Geogr.
2)
Un.
Inst. Utr.
Bibl.
dat jaar verrichte 3)
Zie o.a.
Utr.
;
de kaart
is
ongedateerd maar vin
opname der Delagoa
op
Baai, er
Krt. 5 hierachter, verkleind
van 1778/9, Kijks-i'rcntcnkab.
Adam. —
latir
datum dan
i68ij. wijl
de
in
op voorkomt. overgenomen
uit k.
Zie ook carton op Krt
6.
I.
Ciordon's
MS. Atlas
Westen, voor het eerst Portugeesche grond betreden werd en sugges-
uit het
tief
werkte dit dan mogelijkerwijs
bij
Thans een nadere beschouwing van de Voor een groot weest
te zijn,
x
de Hollanders na.
)
hierachter gepubliceerde reizen.
deel schijnt de aanleiding tot het
maken van die tochten ge-
de mededeelingen die een „seecker hoogduytsche pape ge-
naempt, Martinus Martiny"
(S. J.) in
Riebeeck, in het Casteel de
1653 deed aan Gouverneur Jan van
Goede Hoop, over den rijkdom van
die
ZO-
Afrikaansche gewesten. „Veel gout, oliphantstanden, ebbenhout ende schoo-
ne Caffers ofte slaven" heet het in van R.'s daarop gevolgde missive aan
Heeren XVII,
2 )
waren daar „seer
het intusschen niet, gelijk
De
A.
reis
— Maar zoo'n vaart
liep
zal.
van den hoeker de „Grundel", langs de Zuid-kust
van Afrika, Juli
Twee Journalen
civil te crijgen".
men bemerken
—
Sepl. 1670. (pag.
betreffende deze
reis, zijn
6—47).
hierachter afgedrukt dat van :
den Schipper Gerrit Gerrits Ridder Muys, den geheelen tocht beschrijvende en dat van den Opperstuurman-kaartenmaker Sieuwert Jans Boom, alleen de
uitreis
behandelend. Een derde Journaal, bijgehouden door den Stuur-
man Huybreght Batten Gruy t, geen meerder nieuws opleverend,
is
niet weer-
gegeven.
Vergeleken ook bij o u d e r e Journalen van onze groote zeevaarders, staan deze uiteraard in nauwkeurigheid en duidelijkheid verre ten achter;
zij bij
aan schippers en stuurlieden van kleine schepen kunnen dan ook geen hooge
Maar toch had met de beschikbare
eischen op dat gebied gesteld worden.
hulpmiddelen wellicht meer geleverd kunnen worden dan geschied is en het is
dan ook
mogelijk
slechts
aan de hand van zeekaarten van het grootste bestek
— en dan nog soms na veel zoeken —
de kust hebben aangedaan. Daarbij toenmaals reeds bekende baai (zoo terwijl het
1)
canon
d.i.
blijkt o. a. dat zij
bijv.
1° 30'
meer
om
de Noord,
leest
de Algoa Baai)
men op die oude
)
maken, waar zij overal
soms meenden een te
hebben bezocht,
bestek en hun plaatselijke beschrijving uitmaken dat
Ongeveer
Natal"
uit te
3
zij
in
een
kaarten „Aderradeira de :
„het laatste" van Natal, dus het eindpunt van het Portugeesch grondgebied. Zie
Krt. 6.
2)
In extenso medegedeeld p.
3)
Eng. zeekaarten 2083/9.
1
en vv.
VI andere bocht
de tegenwoordige
(c. q.
Krom
West van de A.
Baai,
B>) zijn
geweest.
Muys
In onduidelijkheid en onjuistheid van beschrijving spant schipper
de kroon, trouwens stuurman deskundige maar ;
hierbij laat
één van zulke geeft
Boom was
tevens kaartenmaker en dus meer
deze het dan ook, want geen enkele kaart
meer dan ellenlange beschrijvingen —
is
aan
— en
zijn Jour-
naal toegevoegd. Als typeering van het bovenstaande, het volgende. Bij het
bezoeken der Contant of Content Baai (de Plettenberg B> van heden) persisteert
Muys steeds van het „Ile Contant" te spreken, ofschoon
len ver geen eiland
op de kust voorkomt. Blijkbaar
baai (K. Seal) voor een eiland aan
— omdat „aende West
zij is
— hoewel
een kloof;"
Boom
')
Muys
vermeldt
is
de volgende. D.d. 19
NW
d' fonte
Juli
van ons,"
den W-hoek der
ze er zeer dicht langs zeilden
noteert dit laatste ook,
maar
— Een andere vergissing van schipper
trekt niet die verkeerde conclusie.
punt
ziet hij
er aldaar mij-
terwijl
een peiling van een „bhaeij
hij
op geen enkele kaart die naam voor-
komt. Indien daarmede niet gemeend werd een „baaipunt de fonte" dus een
„punt
in
't
diepst der baai,"
dan
zal
der ongeveer aldaar gelegen rivier
bedoeld
zijn
de baaivormige monding
Peneda das Fontes
(zie
carton Krt. 6) ; in
het eerste geval alsdan een verbastering, in het tweede een verschrijving van
„Penedo da Fontes" of „rots der fonteinen (bronnen)."
het Portugeesche
2 )
Schipper en stuurman geven ieder in het algemeen een massa détails omtrent loodingen, peilingen, kustbeloop, riviermondingen enz. die echter zeer
weinig hydrographische waarde hebben, daar het bijna niet mogelijk
is
na
te
gaan voor welke punten ze gelden. Meerdere peilingen plaatsen
'o.
a.
het
schip „in het land" en zullen de opgaven dus foutief genoteerd
zijn.
Uit
en peiling rechtwijzend
zijn
d.d. 28 Juli, blijkt dat koers
Boom's journaal, opgegeven, want
3 15 gr. N. Westering" )
De naam
1)
te
aldaar
hij schrijft
„Eil ."
A'dam, 1744 (Geogr.
—
Zij
„'s
morgens
compassen op
leijden onse
deden beiden Breedte-waarnemingen gewoon;
Kontant" komt Inst.
:
Utr.)
bij
o.a.
nog voor op een kaart
in
een Atlas van Tirion
3 eilanden aan de Oostzijde der Algoa Baai, tegen-
woordig Vogel Eil." gehecten zoover Oostwaarts was de „Grundel" echter nog lang 1
;
DeHeerS.P
2)
1'
Hon. N'aber die mij deze en ook
hand deed. voegde er terecht aan toe „dus een :
lijk
met een
3)
riviertje daarbij
schepen
te
niet.
aan de
waar men levend water aantreft, natuur-
geteckend; een aanwijzing op de zeekaarten van veel belang
Tegenwoordig aldaar
ijzeren
rots
latere vertalingen uit het I'ort.
2>j°
NW.«.
— Toen
men
in
de 2e
helft der
1
aeeeun
v.
"
inving
bouwen, ondergingen de kompassen behalve den invloed van het
.i.ird-
magnctisme ook nog dien van het in het scheepsijzer opgewekte magnetisme. De kompassen met verschuifbare rozen geraakten daarbij
in
onbruik,
wijl het
gewoonte werd de
totale
VII
loopen deze eenige minuten
lijk
(i
a 15') uiteen en
een dergelijk bedrag kleiner dan de ware Breedte.
dus voor dien
tijd
goed
te
het resultaat meestal
Hunne
observatiën zijn
noemen.-
In sterke mate ondervond in
is
men den
invloed van den zwaren stroom die
ZW ke enWke richting langs de kust van Afrika trekt. Zoo werd het schip van
29 Juli t/m mijl
om
met
stilte
2
Aug.
— tusschen Durban en East-London — ongeveer 200
ZW
Z
de
t
gezet.
Daar de wind
in die
zee-
dagen meestal variabel was
of „labbercoelte", was de voortgang door het water in de ge-
NO e
wenschte
richting dus weinig of niets en
is
die terugzetting derhalve
geen resultante van stroom èn vaart, maar alleen een gevolg van stroom. Die stroomverleiding van 200 mijl, afgeleid uit de middagbreedten op de 5 ge-
noemde dagen schrift
t
in
verband met den koers, komt geheel overeen met het
op de Eng. zeekaart 2095 aldaar
d. p.
staat toch genoteerd
;
current generally sets to the S.W., 2 knots an hour".
Zij is
*)
:
bij-
„the
dus destijds
goed waargenomen.
De men
reis
had een minder gelukkigeinde. In de
tot 27° 17' Z.Br.
aan de
van Aguaboa of Aguboa
rivier
2* helft
van Augustus was
de Oost-kust gevolgd, naar het schijnt met het plan 2 )
door
te
tot
gaan. Voortdurende tegen-
stroom en tegenwind, deden evenwel op 23 Aug. den scheepsraad besluiten
om met te
oog op den geringen water- en brandhoutvoorraad, dat reisdoel op
geven en
te
trachten die benoodigdheden in te
Medos de Sura of Lury.
3 )
nemen
bij
het riviertje
Os
Hier, eenige dagen te voren ten anker liggende,
was men namelijk juist daarmede begonnen, toen een onverwachts doorko-
mende Zuidelijke wind het raadzaam had gemaakt, de reis Noordwaarts naar de rivier van Aguaboa
te
werd daarop stuurman kompas-afwijkingen
De
vervolgen.
Boom met
te neutraliseeren
Teruggekomen voor genoemd riviertje, 13
door het aanbrengen van magneten of op andere wijze.
overblijvende geringe fouten werden dan voor elk
aangaf wat men op het kompas moest sturen 1)
2 knots of 2 zeemijl p. u.
—
van 29 Juli 2) te
man, waaronder een korporaal met
Op
2
dus 48
in
een tabel vereenigd, die koers op te gaan.
m p. etm., en ongeveer gelijk 200 m in de 4 dagen
Aug.
een kaart in de „Nieuwe Zee-atlas of Waterwerelt" uitg. door Pieter
R'dam, 1660. (Geogr.
Kaap das
is
kompas
om een gewenschte ware
Inst.
Utr.)
komt
Correntes, een rivier van dien
v.
Alphen
voor, halverwege tusschen de Delagoa Baai en
naam
;
vermoedelijk dus de Limpopo. (Zie carton
Krt. 6). 3)
Waarschijnlijk het riviertje Kosi, bezuiden P*
p. VI genoemde
schrijffout
kaart,
is iets
Noordelijker de
riv.
Oro
in zee loopende.
Op
de
in
noot
1
Os Medos de Oro geteekend. Medos is een
voor Medoes (Portugeesch voor „duinen").
VIII
om
eenige soldaten, aan wal gezonden
gen
kwam
later
hij
de voorraden aan
te vullen.
Twee da-
met een gedeelte der manschappen weder aan boord,
ging dien dag opnieuw naar land, doch keerde daarna niet meer terug. Ver-
moedelijk werden
zij
door inboorlingen vermoord of weggevoerd, want
dert werd niets meer van hen vernomen.
gedaan
te
hebben, werd
daar de bemanning 13 Sept.
Het
i
te klein
Sept.
Na vergeefsche pogingen tot redding
de terugreis naar de Tafelbaai aanvaard,
was geworden
kwam men weder voor het
om de reis verder voort
te zetten.
Kasteel ten anker.
van dezen tocht was niet groot. Geen betrekkingen met
resultaat
se-
in-
boorlingen waren aangeknoopt en weinig vermeerdering van kennisvan het kustgebied of achterland was verkregen. Alleen had
men
herhaaldelijk on-
dervonden met hoe groote kracht een ZYVke stroom langs de ZO-kust van Afrika trekt. Bij latere kustreizen zal blijken dat
men
zich deze ervaring ten
nutte maakte.
Het stranden van
B.
liet
fhtüsckip de „Stavenisse" op de ZO-kust
van Afrika, iy Febr. 1686 (pag. 50
Twee ven.
De
—68). — Met
kaart.
verklaringen betreffende deze stranding zijn hierachter weergegeeerste
is
van den Schipper Willem Knijf.de tweede van den Opper-
stuurman, de Onderstuurlieden en nog eenige opvarenden.
Het schip kwam van Java, via Bengalen, met'de bestemming naar de Kaap en maakte op de ZO-kust van Afrika, nabij de Baai van Natal, volgens hen
op 30
30' Z.Br-,
')
voor het eerst land. Zeer kort daarop volgde de stranding, 2 )
waarvan de onmiddellijke oorzaken waren: slechte Volgens den Schipper was perstuurman.
hierbij opzet in
't
spel
uitkijk
van de
en windstilte.
zijde
van den Op-
3 ).
Aanvankelijk werd het voornemen opgevat overland naar de reis
voort te zetten.
Een
dertiental,
scheepsofficieren, zag hiervan evenwel' spoedig af en keerde naar
1)
Z.Br. Baai van Natal .'9°5J'.
2)
Dr. G. M. vergist zich door op p.
5
1
in
Kaap de
waaronder de Schipper en de meeste
een noot „sic"
te zetten.
Maar
de
al te
stran-
goed kan
toch een sloep, voortgeschoven op de landzij-helling van een zwaren roller, „cndelijnx" over
de kop gaan,
als het
ondereinde van den voorsteven den grond raakt. Daar wordt de sloep
dus tegengehouden en dan werpt de achteraankomende zee haar met het roer door de lucht, in
de lengte onderste boven voorover. 3)
P. 54. 3* al-
IX
Daar de sloep
dingsplaats terug.
en na een die sloep
niet
meer zeeklaar was, werd een nieuw
waarmede men een jaar na de scheepsramp
vaartuig gebouwd,
van 13 dagen de Tafel baai bereikte.
reis
in zee stak
— Het vervaardigen van
met behulp van de meest primitieve werktuigen was een knap stuk
werk geweest; een zaag werd gemaakt
den
uit
ijzeren beugel
van een luik
der „Stavenisse", bouten en spijkers uit de handen en armen van een der ankers, terwijl een stuk
Ook de
van de schacht hiervan voor aambeeld dienst deed.
goedgeslaagde overtocht was een kranige prestatie op zeevaartkun-
dig gebied,
hadden dan blijkbaar weer en wind op
al
die
soms zoo onher-
bergzame kusten gelukkigerwijze mede gewerkt.
De
47
man
die onder
slaagden hierin echter
Bootsman Kind de
niet.
Door
mige stammen der inboorlingen, werden en vestigden 2 jaar
zich ten slotte
zij
zij
houding van som-
gedwongen hun plan op te geven
op ongeveer 32°5o'Z.Br. 1 ) aan de kust. Bijna
na de stranding, deed toevalligerwijze de „Centaurus"
om hen
Kaapsche Regeering speciaal uitgezonden aan,
landreis wilden doorzetten,
ziekte en de vijandige
om
op
te
sporen
— door de — die plek
haar water- en brandhoutvoorraad aan te vullen. 18 Schipbreuke-
lingen der „Stavenisse" werden er aangetroffen en
de Kaap aanvaard.
Van de
overigen was het grootste gedeelte door ziekte,
verwonding of andere ongevallen omgekomen, Kind, met nog enkele anderen en hen die verbinding
met hen de terugreis naar
juist
terwijl
om
afwezig was,
zich met
den Schipper
dezen achtergebleven waren bij de strandingsplaats, weder in
bij
te stellen.
Hier aangekomen, vernamen zij echter van de inboor-
lingen dat de Schipper en de zijnen eenjaar geleden vaartuig in zee waren gestoken. Dit bericht wilde
geblevenen overbrengen,
gen en met
de leider Bootsman
om hen
hem eveneens
te
vragen zich
een vaartuig
met een eigen gebouwd
men daarop de
bij
18 achter-
Bootsman Kind
te voe-
bouwen. Doch inmiddels waren
te
deze 1 8 man met de „Centaurus" vertrokken; Kind en zijn metgezellen bleven toen aan de Baai van Natal, totdat
zij,
weder een jaar later, in Januari 1689,
door de galjoot de „Noord" a/b genomen
2 )
en naar de Kaap werden over-
gebracht.
Hierachter 3 )
is
ook weergegeven het door den Bootsman opgestelde
port, over hetgeen
hem en
zijn
rap-
metgezellen in die 3 jaar omzwerven door het
binnenland en langs de kust, wedervoer. Het belangrijkste gedeelte ervan, 1)
Ongeveer
z)
P-IS3-
3)
P.59—68.
ter
hoogte waar thans East-London
ligt.
is
een uitvoerig verslag over de zeden en gewoonten der volksstammen waar-
mede
zij
zelve,
zoowel van den Schipper
De
aanraking kwamen.
in
verklaringen omtrent de scheepsramp
van de anderen, hebben
als
uit nautisch
of
ander oogpunt weinig waarde.
Dat deze stranding de gemoederen aan de Kaap nog lang
bemerken
niet alleen uit
schipbreukelingen alsnog op
MS.kaarten wal
en
uit die
fragment eener MS.kaart
De
C.
van
reis
halen,
te
bijschrift
blijkt.
het schip de
waar de „Stavenisse" op den
teekenden, zooals o.a.
uit
nevensgaand
').
„Centaurus" langs de Zuid-kust va» Afrika,
1687— Febr.
Nov.
'88. (pag.
68— 96).
November 1687 werd de „Centaurus" uitgezonden om de 47 nog
In
is te
om de
maar ook hieraan dat verscheidene
later tijden, ter plaatse
een scheepje met
liep,
bezighield,
de herhaalde pogingen in de volgende jaren
ver-
miste schipbreukelingen der „Stavenisse" op te sporen.
men
Aanvankelijk ondervond
werd de Kaap de goede Hoop van de Tafelbaai,
kwam
zulk slecht weer, dat te vergeefs beproefd
te
ronden een maand toch na het vertrek ;
de „Centaurus" weder onder het benoorden daar-
van gelegen Robben Eiland ten anker, wachten.
Na
Z.Br. te halen,
weder de kust
Van
in
B werd vermeld
nisse"
't
zicht
in
te
aanvaard en gelukte het
waardoor
men
vrij
was van het
Toch
den omtrek van Mossel Baai voor het
werd geloopen.
hieraf ging het verder
slecht weer of zwaren
sub
reis
land en de Oostwaartsche bestemming kon opvolgen.
duurde het nog 14 dagen, alvorens eerst
aldaar beter gelegenheid af
eenige dagen werd opnieuw de
thans den parallel van 36 Zuii lelijkste
om
om
de Oost, meermalen daarbij tegenwind,
ZWen stroom ondervindend, totdat
— op 32
— zooals hierboven
50' Z.Br. 18 schipbreukelingen der „Stave-
op de kust werden aangetroffen en met hen naar de Tafelbaai werd
teruggekeerd
D.
Landreis door den
I
'aandrig Isaq Schrijver naar de Inquuhase
Hottmtotten, Jan. In
Febr. 1687 ontving
— Apr. 16S9. (pag. 98 — 123).
men op
het Kasteel aan de
Kaap een bezoek van
den Kapitein der Trakomkwa.se Hottentotten, „hoofd der Struykrovers, 1)
Zie Cartographie sub
3.
XI een magtig volck" wonende aan gene zijde der Breede
„om met
Comp.
d. E.
in kennisse te treden."
Dat
met het doel
rivier,
zelfs
een volksstam die
zich blijkens zijn bijnaam, zulk een voor Westersche begrippen ietwat
eigenaardige levenstaak had gekozen, met de Kaapsche Regeering in aan-
mag
raking zocht te komen,
Bestuur
digheid en welwillendheid
Nog andere
zeker tot bewijs strekken dat het Hollandsche
dagen zich onder de inboorlingen
uit die
mocht verheugen
een roep van onpartij-
!
werden ontvangen en dientengevolge
dergelijke bezoeken
besloot Gouverneur
in
Simon van der Stel een zijner ambtenaren uit te zenden,
om met die volksstammen verdere betrekkingen te gaan aanknoopen. Vaanwerd hiermede belast en begin Jan. 1689 reisde hij, voor-
drig Isaq Schrijver
van de noodige ruilmiddelen, met een gewapend geleide van 20 man
zien
van Tafelbaai
af.
Aanvankelijk ging het langs min of meer gebaande wegen en paden, x
door Hottentots Holland, over de Palmiet en de Bot Rivier
daarna meer
ONO
soms
eerst
aankwam. Van
2)
hieraf
„menigte van ruygten
stoken worden, voor het
3)
nu „over bergen en
.
halt
gehouden werd
NO k
,
dus dieper het land
overgestoken, werd de Kalniga Riv.
4)
soms ook langs
om
de „beesten"
voor het eerst zebra's, in den
van wilde
rare soort
de groote van een paard en bruijn en grau gestreept."
nu de koers meer
brand ge-
in
en wagens verder kon. Steeds ging
men ook
genoemd „een
de groote
bij
an kant" gemaakt en
.
valleijen" en door vele rivieren;
voeren. In deze streken zag
tekst (dd. 28 Jan.)
.
men
werd de marsch zwaarder en moest
men met menschen
„goede weiden", waar dan dankbaar bij te
OZO k op,
over de Zonder end en de Breede Rivier, totdat
na 17 dagen trekken, waarin ruim 300 K.M. waren afgelegd, Gauris Riv.
)
in.
Na
esels
.
.
hebbende
.
— Geleidelijk werd
de Zoute Riv.
te zijn
en hiermede het land der Inquahase
Hotten totten, het einddoel der reis bereikt zes weken had de tocht geduurd. ;
Weldra was men met „Cap
1)
Zie Kaart
2)
De
zijn,
G. Riv. valt toch 30
K
„om met
hij
kleijne vaartuijgen uijt
M. meer om de West
Dit aardige oud-Holl. woord voor
meent
was
(p. ior, 21 Jan.) dat „deselve
de Mosselbhaij
De Kariega
Riv.
in ... te vaaren,"
de
in zee.
„ struikgewas", leeft o.a.
„de Ruyge Hoek" van het buitenverblijf van H.M. de Koningin. 4)
tijds
6.
Gourits Riv.. Vaandrig S. vergist zich als
bekwaam" zoude
3)
in vriend-
weken
nog voort
in
den naam
XII het resultaat hiervan: 500 stuks vee en een „parthij schapen", een goede
men
aanvulling derhalve van de voorraden die felbaai behoefde,
om de schepen
Kasteel aan de Ta-
in het
der retourvloot te victualieeren
tocht kon nu aangevangen worden. Bij
;
de terug-
het vertrek liet Captn Hijkon „sig ten
hoogsten in de gunst van d'E. Comp. en den grooten Cap
hij
den wensch dat men „haast weder mogten komen"
— zeker
een bewijs dat de onderhandelingen onzerzijds met beleid waren gevoerd.
De
terugreis, die
eveneens 6 weken
in beslag
nam, ging langs hetzelfde
pad. Eén maal moest echter onderweg hardhandig tegen veedieven van den
stam der Hongliquase Hottentotten worden opgetreden. Verscheidene
dagen hadden
zij
het konvooi reeds lastig gevallen, lankmoedigheid was
daarbij tegenover hen ruimschoots betoond,
Vaandrig Schrijver
ken ansien"
te
machtig
schrijft hij
slotte werd het onzen
Zoo gezegd, zoo gedaan en
onder de voet" geschooten, tot straf
maar ten
„wij kosten dit niet langer sonder naden-
terecht en „resolveerden wij gesamentlijck een
salvo onder haar te doen."
koos en zich
:
„de
terwijl
rest
.
.
voerder een groote voldoening geweest
E.
fris
en gesond"
De
reis
Oct.
van
te zijn
van d'overige" het hazenpad
zijn,
het galjoot de
te
123—164).
— Met
op de Zuidoost-kust
te vestigen
per,
in
't
Gasteel de
maar zoo goed
als
C.
is,
om zich zoo
of aldaar handelsbe-
Goede Hoop",
is
niet
uit het
„Dagregister
afkomstig van den Schip-
zeker bijgehouden door stuurman Gornelis lleere-
mans, den teekenaar van nevensgaande kaart Journaal wordt evenwel
1)
I.
kaart.
knoopen.
Het hierachter weergegeven Journaal, overgenomen
Gehouden
den aan-
„Noord" naar de Delagoa Baai,
(pag.
Deze reis is belangrijk daar het de eerste poging der O.
trekkingen aan
zal het
trots „veel perijkulen alte
teruggekeerd.
1688— F ebr. '8g
ver beoosten de Kaap,
„30 stux [lagen]
hun eigen vee zag afnemen. Zonder verdere noe-
menswaardige ongevallen werd de Tafelbaai bereikt en
samen
.
zijn
naam
niet
l)
van de Delagoa Baai
genoemd en is dit ook
niet
;
in het
door hem
Alg. Rijks-Arch. N°. 103 (suppl.). Blijkens noot 2,p. 123 hierachter, was destijds deze
kaart aan Dr.
Godtc Morbergen
Zuid-Natal,
niet in het
is
niet
bekend; de andere aldaar bedoelde kaart, betreffende
A. R. A. aanwezig-
XIII
Een en ander wordt
onderteekend.
hierachter bij Cartographie sub
i,
nader
besproken.
gekomen,
om ZWe en later ZO e koersen; op de Z.Br. van bijna 39 werd daarop om de ONO en NO gehouden. Bij ondervinding
men
toch thans, dat langs de kust van Z-Afrika veeltijds sterke stroom
Den
i9en Oct. 1688 werd uit deTafelbaai vertrokken en aanvankelijk
de Zuid gegaan met
wist
om
de West gaat en daarentegen op hooger Zuidelijke Breedte, het daar
overheerschende VVestenwindenweer Oostdijken stroom veroorzaakt. Al
werd door de Ze route
te
nemen de zeeweg dus
langer, de reisduur
werd
er
niettemin door verkort.
Op
vermeenende ver genoeg Oost gevorderd
12 Nov.,
toen naar gissing
NW*
op 59 O.L.
op de kust aan en
v.
liep
Teneriffe
zoodoende den 15e"
het verlaten der Tafelbaai, land in
het schip door den stroom 16'
26
o'
W
't
om
zicht.
— men was
te zijn
— stuurde men nu
d.a.v.
voor het eerst na
De middagbreedte gaf aan
dat
de Zuid was gezet en zich bevond op
men was dus dwars van de Delagoa Baai, de plaats van bestemN hierop aansturende, verkende men weldra den ingang der
Z.Br.
ming.
en 29 Z.Br.
*)
;
t
baai en liep deze nu binnen.
Het
verblijf alhier
duurde van 15 Nov.
tot
30 Dec. en werd besteed aan
de hierboven besproken opname van baai en riviermonden en aan het aan-
knoopen van handelsbetrekkingen. Bevat het verslag van het aard niets tingen
als
—
een drooge opsomming van loodingsgetallen en peilingsrich-
met inlanders en vreemdelingen
het relaas van de aanraking
daarentegen,
is
zooals hieronder blijken kan, niet
onwillekeurige als opzettelijke. In de baai werd
men,
getroffen en al spoedig trachtte
1)
Op
deze L. het behoud
dien dag 56
eerste uiter-
ie/.
Na daarop
tot 15
8>»
bij
van humor ontbloot, zoo
nl.
een Engelsch schip aan-
een bezoek, over en weer met „be-
Nov. toepassend, vond men nu voor de middaglengte
W
t
N
r.w. te
hebben gestuurd (de kompassen werden
destijds bij kustreizen steeds rechtwijzend gelegd; zieo.a. p. 38, reg. 14 v. b.)
vooruit de ingang der D.
B verkend en kwam deze dus 1
Teneriffe. Volgens de tegenwoordige zeekaarten
O.L. Greenw.
+
44',
was
(af te leiden uit het
baai
— Delagoa
W
1
p.
il.
dit
te
echter
liggen op
zijn
dus
te
— 22
Oct.).
De
5
10'
groot werd genomen,
te kleine grootte die
49° 37'
Het verschil a
daar de afgevaren Lengte van de Tafelbaai
bestek van 20
B' destijds
stroom en de
ook noot
moet
16° 39' Lengteverschil Greenw.-Teneriffe).
minderd worden met
,D
volgens hen
dit
werd op 31'
55
(d.i.
5° 54'
32 58'
moet
bedrag
11»
O.L.
te
ver-
groot
welke het Lengteverschil Tafelis
veroorzaakt door onbekenden
men toenmaals voor een Geogr.
mijl
aannam.
(Zie
XIV leevdheid" van elkaar
En
te
weten te komen, wat men eigenlijk hier kwam doen.
ofschoon beide partijen natuurlijk hetzelfde doel beoogden handeldrij:
ven, heet het dan met vermakelijke laatdunkendheid over den Engelschman:
dat ze wel konden „bespeuren dat
Begrijpelijkerwijs plaatse,
t
een lorrendraijer was alsoo
Hollanders hier voor
ruijlen lagh." Alsof onze brave
iets
anders
hij
daar
te
kwamen
had de Engelsche kapitein met de „koninghen"
ter
door het geven van goede geschenken reeds vriendschap trachten
te sluiten
en was
hem
dit blijkbaar
ook
gelukt.
De
schipper van de „Noord"
was met zijncadeaux evenwel niet zoo scheutig, zij het volgens 's Compagnie's
Geen wonder dan ook
orders of uit eigen beweging.
hiervan in het Journaal genoteerd werd „soodat
ken van den Engelsman
vrij
den Engelsman hem soo wat
dat naar aanleiding
hem [den vorst] de geschen-
wat angenaamer waren dan d'onse en maakte
wijs",
waarop dan de verzuchting volgt „soo dat :
onsen hanng daar gantsch niet braaden".
Den volgenden dag was het dan ook „sijn koninklijke majesteit de pijne waard" met de Hollanders
te
spreken en droeg
hij dit
.
.
.
kwalijk
aan hunEn-
gelschen concurrent op, „welke wel in onse presentie seide als dat wij goed volk waaren." maar van wien het dan verder heet: „dog wat
dede konden
sentie
gasten, zoude
men
wij wel
hier
hij in
onse ab-
denken." Zoo de waard, zoo vertrouwt
hij zijn
kunnen opmerken.
Intusschen kon later op dien dag nog een meevaller geboekt worden en lezen
we dan ook
keerende, vond
dat „hier viel de coe op de regter zijde." Naar boord terug-
men
nl.
„een
partije seer
goeden honing." Wel
kwam
kort
daarop een inboorling die ze daar had opgeborgen de honing terugvragen, er
„een mantje met slangen of palingen en krabben" voor
dende, maar hierop ging lijnwaat," zegge: een
men
oude
genadigde „soo vriendelijk
Den
3osten Dec.
werd de
niet in
lap. als
Te
in ruil aanbie-
en scheepte hem afmet „een stukje oud
begrijpen dan ook, dat de hiermede be-
een oirwurm" keek
thuisreis
!
aanvaard en daarbij thans, met oog op
den ZW«n stroom, de route langs de kust genomen. De Baai van Natal
in-
loopende, werden daar twee schipbreukelingen der „Stavenisse"aan boord
genomen, die bijna 3 jaar in die streken hadden rondgezworven en nu God dankten „dat sij [weer] bij Christen menschen waaren." Men bracht hier eenige zieken tot herstel aan wal en dreef tusschentijds wat ruilhandel.
een bijna drieweeksch
verblijf,
gedurende hetwelk enkele zieken
Na
u\ erleden,
werd de kustreis w eder voortgezet.
Ongeveer
ter
hoogte waar thans East-London aan de monding der Buf-
XV falo Riv. ligt, ter plaatse
waar
in
1687 de „Centaurus" een deel der schip-
breukelingen van de ,Stavenisse" had opgepikt,
met den
wal,
met één
hield het schip hier,
de
reis
men weer voeling
zwemmen. Nog twee dagen
te
ondanks zwaren stroom en harde veranderlijke winden
maar de gelegenheid verbeterde
niet en
noodgedwongen meest
toen worden voortgezet.
In het „Dagregister Gehouden in
dan „Saturdag den :
ken
zocht
dezer, daar de anderen niet door de zware bran-
ding naar de sloep van de „Noord" durfden
neer,
)
om thans ook de toen niet medegenomenen in te schepen. Maar
dit gelukte slechts
op en
x
lugt,
't
5 do [Febr. 1689]
Casteel de
Goede Hoop"
leest
men
's morgens mistigh weeder en betrok-
de welke opgeklaard zijnde,
men
siet
tegens den middaghhierge-
lukkigh van Rio de La Goa en de oostkust van Africa, terrhede wederkeren 't
Galjoot d'Noord, zijnde den 19 Octob r
vertrokken.
." .
— Hierop volgt dan
in
lest leden hier
genoemd
van daan, derwaard
register het achter weerge-
geven reisverhaal en in onmiddellijke aansluiting daaraan „Sondag den 6d° :
Variable wind, heet weder, en
is
'Heeren Sabbath onder 't anhooren van den
duijtsche en een franse preedicant stigtelijk gevierd." Is het niet
een „kostelijk teeken diens
tijds" dat hier in het officièele ver-
geen woord van waardeering voorkomt voor wat die mannen a/b van
slag
de „Noord" op hun zoo juist beëindigde standigheden, hadden gepresteerd ?
reis,
onder soms gevaarvolle om-
— maar dat daarentegen wèl gememo-
reerd wordt, dat het weer zoo heet was en de Sabbath zoo stichtelijk gevierd
— Te hopen en ook wel
te
denken, dat dat „woord" dien morgen ten minste
van den kansel af zal gesproken
Hoewel men
zijn.
er niet in geslaagd
was op deze
reis
nieuwe handelsrelaties
„giving too aan knoopen — wellicht ten gevolge van de oude and taking too much" — zoo bracht men toch met de kaart der Delagoa fout
te
Baai een goed stuk werk mede; schaal,
van de
De
F.
reis
later
vrij
De goede 2 )
is
little
het de eerste kaart welke op die
zoo bekend geworden baai
is
vervaardigd.
van het galjoot de „Noord" naar de Baai van Natal en de
Algoa Baai en de stranding aldaar,
reize
zeker
:
Oct.
i68g
—Jan. 'go (pag. 164 — 172).
ontvangst van de „Noord" in de Baai van Natal ter vorige
en de gunstige berichten omtrent de vruchtbaarheid van het land
1)
Zie sub
2)
ld.
B
sub E.
hierboven.
XVI deden H.H. XVII
besluiten, aldaar
grond
gen. In de Instructie voor den Schipper
om een
koopen
te
post te vesti-
een en ander nader aangegeven
is
en werd daarin tevens bevolen nogmaals pogingen
te
doen
om de achter-
gebleven schepelingen van de „Stavenisse" te vinden. Slechts een kort verslag van deze rampspoedige
man Theunis Van
gende.
Gerbrantszn,
is
Tafelbaai werd langs de Zuidelijke route
Baai van Natal gestuurd en na een
Al aanstonds
men daar nog
trof
den deze met een jongen
hem
bij
te
mogen
blijven
afkomstig van stuur-
reis,
bewaard gebleven en daaruit
reis
drie
blijkt het vol-
rechtstreeks
')
naarde
van 22 dagen aldaar binnengeloopen.
man van de
„Stavenisse" aan en wer-
een volgeling van een hunner die smeekte
kaffer,
„om met hem
een en deselve fortuijn
te
loopen",
aan boord genomen. In de bijna 4 jaar sedert dien scheepsramp verloopen,
had het inderdaad
niet
aan pogingen van Bestuurswege ontbroken
om
de
schipbreukelingen, waar ze ook langs de kust verspreid waren, op te halen
geen schip toch stevende Oostwaarts of het kreeg de lastgeving naar hen
Ten
zoeken.
waren nu die pogingen met den gewenschten
slotte
te
uitslag
bekroond.
Het doel van de in
reis zelve,
werd eveneens
bereikt,
want men slaagde
er
de geheele Baai met omliggend land ten behoeve van „d'E. Compagnie"
aan
te
koopen. Drie houten palen met
's
Compagnie's wapen er in gesneden,
werden ten bewijze van de inbezitneming aan het strand opgesteld en daarna de
terugreis,
na een maand aldaar \ ertoefd
Aanvankelijk wilde
geen veilige ankerplaats, daar
er
winden
W
t
te veel
Z en
booven
later
te
open
te
hebben, aanvaard.
men ook nog de Algoa Baai binnenloopen, doch vond
ligt.
zij
voor de toen doorstaande harde Ooste
De Zuidhoek
der baai werd daarop gerond en eerst
nog een streek Zuidelijker gestuurd „om
alle vuijligheden te
loopen" maar deze voorzorg mocht niet baten, want in den vóór;
nacht van 16 Jan. 1Ó90, ,,na gissing 14 mijlen" van genoemden hoek, liep het schip, vóór
den wind met
op de klippen. Zoo goed
als ze-
Francis, de Zuidhoek van
Krom
alle zeilen bij,
ker waren dit de uitloopers van
Kaap
S.
Baai en waar dit voorland ruim 200 voet hoog dat de uitkijk aan boord slecht geweest reeds gepasseerd te
Baai
ligt
zijn,
daar
hij
is.
m
kan
niet
ontkend worden
Blijkbaar meende men dezen hoek
ongeveer
en het gegist behoud 14
is,
l 1
aangaf.
/,
m West van Zuidhoek Algoa
Maar
klaarblijkelijk
deeltelijk-nachtelijke vaartgissing te groot geweest en liad
1)
ZieiubKj'al.
was de ge.
men
— dicht
XVII onder de kust varende
— tegenstroom ondervonden
de afstand over den
');
grond afgelegd, was dus kleiner dan die door het water. Of hetlood had kun-
nen waarschuwen, op
l
slechts
steil
„lam en
hij
van Kp.
in
/4
dus daarna
gelijk
H.H. XVII opmerken,
S.
oploopt.
siekelijk
Francis, nog ruim 20
— Den Schipper
van lichaam"
wachthebbenden stuurman wat
hij
met
.
.
.
)
valt te betwijfelen, daar
vm water staat
treft
kooi
te
2
en de grond
ten deze geen blaam, daar
lag,
maar wel
op den
valt die
Cornelis Heeremans, die hier dus verspeelde
mooie opname van de DelagoaBaai ten vorige jare, verdiend
zijn
had s ). Jammer genoeg betaalde
hij
het
met
zijn leven,
want hoewel
alle op-
varenden van het reddeloos verloren schip, over de klippen den vasten wal bereikten, zoo
noch van hem noch van 13 anderen
er
is
nomen. Slechts een
viertal
kwam na ruim
schepelingen
langs het strand en door het binnenland,
Was men
aanvankelijk in het doel der
behouden
reis,
2
in
ooit
meer
iets ver-
maanden trekken
de Tafelbaai
terug.
de grondaankoop in de Natal
Baai, geslaagd, zoo gingen echter met het verongelukken van het schip
vens
te-
scheepspapieren en dus ook de koopacte verloren. Bovendien
alle
Compagnie
overleed de schipper kort na de stranding en zag de
zich dus
door het een en ander van haar pas verkregen rechten weder beroofd.
De
G.
van het galjoot de „Postloofier" naar de Baai van Natal,
reis
,
Nov. 1705—Mrt.
De
uitreis
Op
gaan.
geschiedde, evenals
40
:
werd voor het
meende, op
m
laatste reizen,
5
32'
eerst land
gemaakt, naar
men
1)
Op :
men
te
dagen de
Dagen
volgens het gegist bestek
Harde
N ke
meer naar buiten
:
dagen geleden,
men dus ook op de „Postlooper"
winden
in
in
ZWe
pijlen die
ken-
richting langs Afrika's
de eerstvolgende dagen, nood-
de Eng. zeekrt. N°. 2085 staan aldaar stroompijlen
occasional;
17
te sturen. 10
sinds de laatste zonswaarneming, 3
de Zuid was gezet en had
Zuidoost-kust trekt.
schrift
men na
en begon daarna in den wal
gemaakt met den zwaren stroom die
nis
door eerst Zuid op
bezuiden de Baai van Natal. Maar de middaghoogte gaf
dien dag aan, dat
45 m om
de
— IQ5).
de Lengte van de Algoa Baai, bereikte
hoogste Breedte later
bij
'06 (pag. 172
in Oost 1 ' richting,
met
bij-
den bekenden constanten stroom o/d West
aangeven. 2)
Pag. 172,
3)
Zie sub E.
Reizen
in
r.
5 v. b.
Zuid-Afrika
II.
II
XVIII zaakten daarop het schip
weer de kust
daad
uit
't
om
omstandigheden van wind en
Van den aankoop En
houden en verloor men dus
te
te
zee,
maken en
binnen
te
gelukte het, ditmaal inder-
deze,
zij
het onder zorgelijke
loopen.
was
'),
bij
de bevolking nauwelijks de herinnering
toen „den koning van dit gewest ... na de copy vande coopbriev,
die wij hier
hadden gelaaten
in
't
jaar 1690,
werd, maakte Z. M. er zich handig
en
O
der baai, 16 jaar geleden door den Schipper van de
„Noord" bewerkstelligd over.
en
Doch na ruim een week
zicht.
de Baai van Natal, land
bij
ZO
de
wist, dewijl sijn
ven" was
!
af,
inde maand Januarij" gevraagd
door
te
daar niet af
al zijn
goed begra-
:
vader versturven was" en „die met
Sinds nu het origineel klaarblijkelijk
*)
hij
zeggen „dat
bij
de stranding van de
„Noord" verloren was gegaan, kon de Schipper van de „Postlooper" geen Compagnie's rechten meer doen gelden blijkens het Journaal, deed ;
ook geen verdere pogingen
om op de
Een maand lang verdreef men
zaak terug
zich hier
den
te
en schoon
te
met eenigen ruilhandel
nemen van „3 koopere dekzelsvan de bijl" er
springtij
steert
zij
met het mede-
pannen, en van de koopere pot,
van door gingen. Daar evenwel „mannekes" zoomin alskeu-
kengerei, op een klein schip zonder bezwaren te missen zijn, zette ijverig
na
—
droog
maaken". Een tweetal schepelingen, een matroos en
een soldaat, scheen het aan wal zoo goed te bevallen, dat
en een
dan
komen.
tijd
en door het schip tegen een hoek van een bank „met het te zetten,
hij
men
ze
echter zonder resultaat. Waarschijnlijk wilden ze het voor-
beeld volgen van een hier aangetroffen Engelschen schepeling, die er sinds 6 jaar woonde.
aan, daar
hij
Wel hoorde deze op de „Postlooper" „Gods woord mede
een groot behagen in schepte", zóó dat
met deese Heijdenen
te
leeven"
schen het water en vuur", gaf
met
zijn 2
vrouwen en
5
Het
„een inkeer [kreeg]
— maar toen het op kiezen aankwam
„tus-
toch maar aan den huiselijken haard
hij
kinderen er
andermaal op het water wagen
hij
om
heen, de voorkeur, boven het zich
!
verlaten van de Baai van Natal ging, wegens de branding
vóór den ingang, met dezelfde bezwaren gepaard
op de baar
als destijds het
binnen-
komen. Daarbij geraakte thans de aan dek vastgesjorde sloep door hetstooten en slingeren van het schip „'t ondersteboven, alles daaruijt en
derhok aan stukkend", zijn borst
terwijl
de Schipper zoo „swaarlijk van
geslaagen [werd], dat
1)
Zie sub F.
2)
Zie Journ.
ilii. (>
en
S Jan.
hij
voor dood
lij."
't
't
hoen-
roer teegen
XIX
De
thuisreis langs
de
was ook
kust,
niet zeer voorspoedig. Zeer veel stilte,
men
„labber lugje's" en tegenwind worden gerapporteerd, zoodat
26 Febr. nog zich
den i4 en reeds bevonden had
die een 10 mijls-stoomer in 3
ten slotte
1
/2
l ).
Na
God
Resultaat
weken sukkelen over een afstand
5
dag zoude afgelegd hebben,
„op de binnenreede" vóór het
en „dankte
bijv.
den zelfden hoek was (Westhoek Struijsbay) waarbij men
bij
voor een behouden
kwam men
kasteel aan de Tafelbaai ten anker
reijs."
Te begrijpen
geen duurzame handelsbetrekkingen aangeknoopt, geen ver-
:
meerdering van kennis van kustgebied of achterland.
H.
Rapport over de stranding van
Feb.
het retourschip de
„Bennebroek"
17 13 (pag. 195—200).
Ongeveer midden tusschen Natal en East-London, op ruim 3 1 ° Z.Br., liep in Febr. 17 13 het retourschip
de „Bennebroek", komende
uit
Ceylon, met
„heel dik en dijsigh" stormweer op de kust en was kort daarop uiteen geslagen.
Een
80-tal der
opvarenden bereikte den wal en trachtte in
lende groepen langs de kust of door het binnenland de
Van nagenoeg geen hunner drietal, dat
is
later ooit
meer
Kaap
verschil-
te bereiken.
vernomen; alleen een
iets
na eénig rondzwerven weer naar de strandingsplaats terugkeerde
en daar ruim een jaar onder de inboorlingen verbleef, werd ten
slotte
door
een Engelsch kustvaartuigje aan boord genomen en naar de Tafelbaai overgebracht.
Het rijks.
hier
bedoelde Rapport
Vermeldingswaardig
is
is
van hen afkomstig en bevat weinig belang-
daarin de mededeeling dat bovengenoemd
vaartuigje „langh 28 Engelse voeten en 9 dito wijt",
land aldaar weder
uit
na den bouw
in
Enge-
elkaar was genomen, aldus naar Z. Afrika verscheept
en hier opnieuw in elkaar gezet. Dit geschiedde ook reeds in vroeger jaren
door de Hollanders op de kust van Guinea plaats, bijv. in
1)
Kp.
Struijsbay kan het intusschen niet geweest
S. Francis.
2)
vrij
)
en ook thans nog heeft het
O. Indië, wegens het beperkt aantal overzeesche werven.
veel Westelijker lag, nl. even
aangezien;
2
— De op zeker
is
zijn,
daar deze óók op kaarten
uit
dien
tijd,
beO. Kp. Agulhas zeer waarschijnlijk was die Westhoek ;
8 en 13 Febr. vermelde Mosselbay,
is
eveneens voor een andere
de Algoa Baai bedoeld.
Zieo.a. S. P. 1'Hon. Naber, Linsch.-Ver. Dl. V, p.
7,
noot
2.
XX Journaal van Schipper Roeland Roos, gezaghebber
I.
Instructie voor, en
op
het galjoot de „Postlooper"
gedurende een reisnaar de Delagoa Baai
,
Baai van Natal, Nov. IJ14
en de
— Mei
'75, (pag.
—218).
200
In 1687 was Roos stuurman op de „Centaurus" toen dit schip voor een kustreis
werd uitgezonden,
„Stavenisse" op te zoeken
met het doel de schipbreukelingen van de
o. a.
Waar
l
).
thans de overgeblevenen van de „Ben-
nebroek" moesten worden opgespoord en len
dit schip slechts
lijke
kennis de aangewezen
wijzers
(!)
mede
in
zijn
man om
wel op het Kasteel goed gezien,
van slechts
tiental mij-
— zooals het het scheepsjar— achtte men Roos met het oog op plaatse-
meer Zuidwaarts „omhoog" was gegaan
gon voor „stranden" heet
een
het onderzoek te leiden.
hem
ter opfrissching zijner
Het was evenherinneringen
27 jaar geleden, de 3 geredden van de „Bennebroek" als aante
geven. Tevens moest er van het wrak nog worden afge-
haald, wat er na de twee jaar sinds de stranding,
ondanks overgeloopen
zeeën en overgekomen Kaffers, nog aan boord was gebleven. later
evenwel niets meer
Voor
Men vond
— ook geen wrak.
het in kaart brengen van „alle de rivieren, bhayen en plaatsen langs
gemelte cust" en tevens „tot
't
houde van
consumptieboekje,
't
als
boek-
houder", werd een speciaal teekenaar medegegeven. Bovendien moest behalve aan
's
Compagnie's negotie, ook gedacht worden aan het meebren-
gen van „zo veel mogelijk alderhande zaden en plantzoenen, mitsgaders levendige gediertens". „Kruytkenners" ren aan de
Kaap aanwezig
om de
eersten te onderzoeken, wa-
2 ).
Het begin van het Journaal
is
hierachter niet weergegeven; het vangt
daar aan met een bezoek aan de Delagoa Baai. Met ter niet
name wordt deze
ech-
genoemd, maar wel medegedeeld dat men ten anker ging „agter
het eijland Jaca", dat
het eiland gelegen aan den ingang dier baai en
is
Heeremans' kaart (Krt
3)
genaamd „Janijaco" en weer
elders (Krt.
op 2)
„Jan Jaques".
De ontmoeting met „haaren Coning oud geweest of naar 27 jaar vroeger
—
zijn
vader genoemd
wordt
vrij
Sin Jaco" te zijn,
— deze schijnt dus
want Heeremans was
vermakelijk beschreven.
Omringd van
adel en gevolg", langs het strand hen tegemoet getrokken, troffen ze
daarop „onder een boom, op B en
1)
Zie sub
2)
Zie noot p. ?oi.
C.
zijn agter casteel
zittende" aan, alwaar ze
vrij
hier
„zijn
hem „met
XXI een zeer stadige tronie ontfangen wierden". Nadat aracq beschonken" was, „feliciteerden
welke
hier of hieromtrent"
waarmede
kortswil
't
).
in
den volke een groot
alle
[zoo leest men verder] om d'een en de andre
't
hooft van zijn Majes* ... de welke
gejuijg en gelach veroorsaackten."
„met een arakje op een
kaas,
(die hij als een
Nadat men
om een
hier twee
zoopje als
niets
aan
M. telkens
te troggelen".
weken gelegen had en bemerkt dat men „wegens
konde
verrigten",
—
grijs etc»
terwijl
ende
tot
ook zonder
voordeel van
resultaat „plig-
was nagespeurt" of er „ten opsigt van eenig aangebleeven manschap
telijk
ofte
Compe
.
werd en „meest dagelijx aan ons
om wat
den handel der olifants tanden en amber de de E.
.
koe water zoop) nevens witte busquit en
deftige wijze" getracteerd
kwam, „zoo
.
— Veel schoten
toen en ook later de onderhandelingen echter niet op, hoewel Z.
boort"
de Tafel-
lachen en zettende doenmaals onse S r [Boekhouder Ver-
hoed en paruijk op
zeijl] zijn
het kustvaartuigje in elkaar ge-
Ondertusschen ging de „aracq"-flesch blijkbaar
J
en „geraeckte wij
aan
nl.
de drie geredden der „Bennebroek"
indertijd
baai waren aangebracht lustig rond
te
van Hollanders had gehoord ; wel van Portugeezen en
Engelschen. Deze laatsten hadden hier zet,
„met een zoopje
hem wegens d'E Compe aan de hebben", daar men „nooijt al-
[zij]
geen offweijnigh kennis scheen
hij
hij
's
Comps dienaaren"
gelicht en de
thuisreis
Zes dagen later liep
alhier iets
men de
— werd het anker weder
Baai van Natal binnen, waarbij de „Postloo-
per", evenals 9 jaar geleden, weer ze over de baar was. Schipper nis begroet, nl.
bekend was
aangevangen.
menige harde
stoot te verduren
had vóór
Roos werd hier aanstonds door een ouden ken-
den Engelschman Goodwin, die
destijds in 1705
„groot behagen" den kerkdienst aan boord had bijgewoond
2 ).
met zoo Hij had
echter blijkbaar in die jaren, zijn toenmaals opgewekte „inkeer met deese
Heijdenen
om
te
leeven" weder volkomen overwonnen, want zat
den huiselijken haard met
2
vrouwen en
hij destijds
5 kinderen, thans
was deze
kring uitgebreid tot 9 vrouwen „ende daer by geprocureert 40 kinderen,
waarvan
1
7 int
leeven"
!
Nog 3 Engelschen
zich sedertdien hier gevestigd en,
beeld, het reeds ieder tot 4
Doux
en een Fransche dokter hadden
aangemoedigd door Goodwins voor-
vrouwen en verscheidene kinderen gebracht.
pays.
Ruim
6
weken vertoefde de „Postlooper"
1)
Zie laatste
2)
Zie sub G.
al.
sub H.
alhier.
En
toen het schip van
XXII buiten was schoongemaakt, de negotie afgeloopen en de zieken waren her-
— 3 olifantstanden kunnen verkrijgen — werd
in ruil
steld
van de „Bennebroek"
te
de
voor één pond koper, was reis
alles wat
men had
om nu
het wrak
Zuidwaarts vervolgd,
gaan opsporen.
Vier dagen later was men, volgens gegist bestek, ongeveer
de strandingsplaats.
Men had veel tegenwind
en
stilte
plek te zijn
hoogte van
ondervonden endoor
de zware regens geen middaghoogten kunnen nemen. Toen gelukte, bleek echter het schip door
ter
den stroom ongeveer
dit
den 4e" dag
bezuiden die
i°
weggezet. In den daarop gehouden scheepsraad achtte men het
zeer ongeraden,
ook met oog op den gezondheidstoestand der equipage en
de ongunstige weersgesteldheid, alsnog die vermoedelijke strandingsplaats
op
te
trachten tegen den stroom
werken.
te
Men
in,
naar
om diereden
bes'.oot
de terugreis naar de Tafelbaai te aanvaarden en bracht dit voornemen tot uitvoering.
— Het resultaat van dezen tocht was derhalve gering.
Dagregisler gehouden op den hoeker de „Snuffelaar"
K.
1731—Febr.
naar de Delagoa Baai en verder, Sept.
van een
,
'32 (pag.
reis
220—257).
Nautische of geographische bizonderheden komen hierin niet voor, daar
vanden onderkoopman Jan van de Capelle afkomstig
het
is
en derhalve
„principalijk de voornaamste voorvallen, de negotie betreffende," vermeldt.
De
hoeker de „Zeepost" werd aan de „Snuffelaar" toegevoegd, maar
reeds na 5 dagen verloren
zij
elkaar uit
't
zicht en vervolgde ieder voorloo-
pig de reis opeigen gelegenheid. Later bleek dat de „Zeepost" door „swaare leckagie, het over
de andere boeg hadde moeten wenden, en alsoo van" het
andere schip af was geraakt. Drie weken na vertrek
uit
Tafelbaai,
maakte de „Snuffelaar" voor
't
eerst
land, en wel benoorden de Delagoa Baai. Zij volgde daarna de kust Noord-
waarts tot voorbij Kp. das Correntes
gen Baai van Inhambana
2 )
')
en
liep
de benoorden daarvan
binnen; deze was in de Instructie
gele-
als verste
reisdoel opgegeven.
Men
scheen a'b niet
te
weten, dat de „Coning" van Portugal „reeds
ruijm twechondert jaaren dit land hadde bcseeten", of hield zich gemaks-
halve maar zoo. Al zeer spoedig vernam 1)
In het Dagregister „Corinthas"
2)
ld.
,Niambani".
genaamd.
men
echter van den
Commandant
XXIII van de daargelegen Portugeesche „vastigheijd", dat handel met inboorlingen streng verboden was en werd tevens beleefd maar duidelijk
te
verstaan
gegeven, dat de „Snuffelaar" na innemen van verversching en brandhout,
weder vertrekken moest. In twee weken kwam
men
hiermede, met samenwerking der autoriteiten,
gereed en „met betuijging van groot contentement en vriendschap, wen-
sende
sijl.
ons en wij haar
veel vertrouwen
alle
welvaart toe," verliet het schip de baai. Heel
had men echter
in
de bedoelingen van den Hollander niet
gehad, zooals op vermakelijke wijze kort vóór het vertrek aan den dag kwam.
Toen namelijk op
nu aan een werpanker wat verhaalde
zich te
het laatst, de „Snuffelaar" de zware ankers gelicht had, en
komen
liggen,
geankerd Portugeesch oorlogsscheepje hier a/b echter niet begrepen,
enteren,
om goed midden in
de vaargeul
zwaaide het schip door den stroom, dicht naar een daar toe. Blijkbaar
en dacht
men
werd die manoeuvre
dat de Hollander hen wilde
want onmiddelijk „geraakten daar alles in allarm, de proppen wier-
den van haar schut gehaalt en alleman was op de been." Maar weldra was door den scheepsroeper de noodige uitlegging gegeven en ,,raakte[n]
wederom
in rust en riepen
weederom „bon, bon,
's
sij
amigo," zoodat de ma-
noeuvre verder vreedzaam verliep en de goede stemming niet meer verstoord werd.
Tien dagen
later,
31 Oct., liep de „Snuffelaar" de Delagoa Baai binnen
en trof hier, op het afgesproken rendez-vous, de „Zeepost" aan. Beide sche-
pen bleven hier drie maanden liggen om handel resultaat jens".
te drijven;
het voornaamste
was daarbij ongeveer 40 „eliphandstanden" en 14 „slave meijs-
— Op de
terugreis naar
de Tafelbaai, moest door ziekte onder de
bemanning van een voorgenomen bezoek aan de
S.
Lucia Baai worden
af-
gezien.
L.
Instructie voor den Vaandrig
A ugust F reder ik
Beutier en Journaal
gehouden door den Adsistent Carel Albregt Haupt, op een landtockt
naar het Oosten, Febr.
—Nov. 1752 (pag. 257—336). — Met
Beoosten de Mossel-Baai was, land van
Z.
tot in het
kaart.
midden der i8« eeuw, het binnen-
Afrika voor de Kaapsche Regeering nog vrijwel terra incognita.
Wel had men de
kust, zooals uit
daar aangeloopen — maar
bovenstaande reisverhalen
dit geschiedde steeds
blijkt, hier
op dezelfde plaatsen
:
in
en de
XXIV baaien van Algoa, Natal,
S.
Lucia of Delagoa. Tot blijvende vestiging en het
dientengevolge aanbinden van duurzame handelsbetrekkingen, was het nooit
ernstige poging in die richting
gekomen; de eenige
van grond rondom de Baai van Natal
in 1689,
door het verloren gaan der koopacte niets uitgeloopen,
De
bij
:
hetaankoopen
was gelijk wij vroeger zagen
'),
de stranding van de „Noord", op
en sedertdien waren die pogingen niet herhaald.
geringe kennis omtrent het achterland, berustte dan ook geheel op
vage mededeelingen van inboorlingen en op verhalen van schipbreukelingen, welke die streken op
weg naar de Tafelbaai waren doorgetrokken.
In 1752 besloot dientengevolge Rijk Tulbagh, destijds „Gouverneur en
Cabo de Goede Hoop met den
Directeur van
ressorte
van dien etc.
etc. etc."
gehouden overleg met
(zooals hetBestuurshoofd officieel betiteld werd), na
den „E. Agtbaaren politicquen Raad", ter verkrijging van die zoozeer gewenschte meerdere kennis omtrent het Oostelijk binnenland, een expeditie derwaarts uit
te
zenden.
De
tocht werd goed opgezet.
Aan den bevelhebber,
Vaandrig August Frederik Beutier, werd een staf toegevoegd van bekwame helpers: de „adsistent Carel Albregt Haupt, denwelken sig bovensdien tot alle
andere besoignes'die de Pen betreffen,
sal
moeten laaten Employeeren", David Wentzel, de on-
voorts de „Lantmeeter en Caartemaaker" Carel
derstuurman Pieter Clement speciaal voor de observatiën, een chirurgijn en een botanicus.
— Op
1 1
wagens, ieder met
5
span ossen, werden vivres
ammunitie en ruilmiddelen, benevens „een schuyt dienende waadbare Rivieren ryders", een
te
om
over de on-
kunnen koomen" opgeladen, en daarvoor 25 „waagen-
smid en een wagenmaker medegenomen,
aan een detachement van 30
man onder
2 sergeants
terwijl
de bewaking
en 4 korporaals werd
toevertrouwd.
Aldus uitgerust en van een uitvoerige Instructie
2 )
voorzien, werd 29 Febr.
1752 het Kasteel verlaten. Tot aan de Mossel Baai volgde
meenen en bekenden weg", met waarts op
te
deze plannen
men „den
ge-
voornemen om van daar meer Noord-
het
gaan „ter ontdekkinge van het midden des Lands". Maar
kwam onverwachts
in
verandering.
Kort namelijk nadat de colonne
uit
de Tafelbaai was vertrokken,
kwam
daar „een Franse snaauwscheepje genaemt Le Necessaire" aan, medc-
deelende een sloep met 9
man op de
naar land was gezonden
om
1)
Zie sub F.
2)
In extenso p. 259 en v.v.
water
Zuid-kust verloren te halen.
te
hebben, toen die
Vaandrig Beutier werd nu per
XXV brief, via
den Landdrost van Swellendam, wiens
trekkende was, verzocht
behulpsaam
te sijn",
„sonder
:
om
sig
.
.
op
.
die schipbreukelingen
koomen". Maar zoo onschuldig was dat ongeval dat die brief het in vrij
kamp aan de
de expeditie door-
Kaapwaarts
niet geweest.
te laten
„op-
Den dag toch
Gourits Riv. bereikte, arriveerde ook aldaar
haveloozen en uitgehongerden toestand, de bootsman dier veronge-
lukte sloep en
komene
kwam men nu van
dezen
te
weten, dat de Franschen „op be-
ordre van de admiraal of eerste minister van Vrankrijk over de vier
maanden geleeden met
drie vaartuygen
om deese Oostkust op
waaren te
district
houden ofte belemmeren,
te
van
't
eyland Mauritius geseyld
neemen, en voorts een bequaam haven op
te
soeken alwaar een colonie konde aangelegt worden en dat se verscheyde
maaien
in eenige
baayen aan land geweest waaren." Dus een rechtstreeksche
poging door vreemdelingen gedaan,
om te trachten vasten voet te verkrijgen,
in een gebied dat de Compagnie, par droit de
de!
Kon het erger?! En
gedachtig aan het
Vaandrig Beutier dan ook aanstonds
:
. . .
égoisme, tot het hare reken-
„boer pas opje kippen," besloot
— wetende dat in deze zoowel de Gou-
verneur en zijn geheele „politicque Raad", als alle H.H. achter hem stonden —
nenland
zijn reisplan te
XVII
te setten,
Holland,
veranderen en in stede van het bin-
in te trekken, voorloopig „soveel als het mogelijk
de reyze voort
in
om by ontdekkinge van
is,
strand langs
eenige baayen ten blyke
van dies besitneeminge en verydelinge van het oogmerk der Franssen
Compagnies merk aldaar op Aldus geschiedde voor
kende
letters
't
te regten".
aan de Cabeljousche Baai
eerst
mond
der riviere". Eenige dagen later
wijzing van den capitein der
alle
Z
„Om
te
zijn, nl.
bij
aan-
plek waar
den mond der
kunnen komen" en behoefde het derhalve
wekken, dat de pogingen daartoe destijds mislukt
de hoog gaande brandingen" die
verder onderzoek gedaan worden en „lieten zooals in het dagregister
S. Francis B.'
er thans stonden,
kon geen
wy het daarby bly ven berusten",
werd opgeteekend. Toch werd ook
strand „'s E. Compagnies
i)
kwam men, op
lyke winden bloot leggende" kust, „niet als
uyterste gevaar aan land
geen verwondering waren.
waar de be-
Riv. aan de AlgoaBaai. „Volgens sustenue van den stuurman"
zoude men, op deze „voor
met het
*),
Damasonqua Hottentotten, aan de
„de schuyt dier Fransen" zoude verongelukt
Kop
E.
V. O. C. „in een steen gehouwen [werden] op een verheeven
eylandje aan de
Swarte
's
merk" aangebracht,
om
hier
aan het
een „hands off' toe
te
XXVI roepen aan lijke
alle
vreemdelingen, die er zich, ondanks de ongunstige plaatse-
omstandigheden, niettemin zouden willen vestigen. Het „Franse"
incident was hiermede, voorloopig althans, beëindigd.
Een paar weken steeds was liteit
later,
men de
het was intusschen reeds 27
op ethnographisch gebied
verstandig geweest
bij
in te
boeken.
te
om
betrokken werd, dien „gang",
zij
— begeleiden
in het groote
door het
van zang en muziek.
hunner kralen het kamp betrokken hebbende,
te
geven.
De
om
van de trommel by de
—
zoo
— Nu wilde het geval dat
')
in
de nabijheid van een
morgens na
's
;
zacht slaande of
al
reveille eenige
weg
kwamen echter terug met de tijding,
vinden waren, daar „alle mannen op het hooren
te
daaruyt gevlugt waaren alsoo se presumeer-
reveille
den dat den leeuw op haar alleen overgebleven"
den „goeden
inlichtingen over den te volgen
daartoe afgezonden gidsen
dat er geen Hottentotten
er
het in anderen zin, te bevorderen als
zoo
kampement dat 's avonds
men, onder de Gonaqua Hottentotten gekomen en
dier bewoners wilde laten roepen,
in het Kasteel
nl.
ook een tamboer-hoorn-
onder het marcheeren
houden, en verder om ook
door het geven van de noodige seinen, blazende
Men was
het bewakings-detachement
blazer in te deelen, eensdeels
gang"
Mei geworden en nog
kust langs trekkende, viel er de volgende abnorma-
craal
waren
!
aan kwam,
.
.
.
[en] in die craal de wijven
Uit volkenkundig oogpunt dus de niet-alle-
daagsche bizonderheid, dat de „wijven" hier huis en hof te verdedigen hadden, terwijl de helden van
mannen
het hazenpad c.q. het boschpad kozen
Steeds ging het Oostwaarts verder, de kust daarbij in
en eerlang met haar
in
meer
vrij
zicht
Bij
de Visch of Groote ZoutRiv. was de
bezwaarlijk wegens de vele „klipbanken", zoodat
om
en bylen gebruyken [moesten]
de doordrift passabel
weder werkte gelukkig mede, want het was landsch opgeteekend staat
houdende,
NO ke richting afbuigende. De eene rivier voor,
de andere na, werd overgetrokken. passage
't
!
— „in deese
2
— zooals het
dagen
te
in
zij
„pikken
maken". Het
zoo aardig Hol-
regt verquikkent geweest en
de windjes hebben sagt en variabel doorgecoelt". Bij
de Chys
trokken en
1)
Chamma
Riv.
nam Vaandrig
2 )
werd
7
Juni het Kafferland
3 )
binnenge-
Beutier extra-voorzorgen voor de veiligheid van
Elk marine-man weet hoe aardige concerten
's
kunnen worden, onder accompagnement van „Tijs"
avonds aan boord „vooruit" gegeven (de vocativus van eiken
tamboer a/b)
en met behulp van een spekhaak als triangel en van andere geïmproviseerde instrumenten. 1)
Keiskamma
3)
Nog
in
1876
R. in Stieler's Atlas,
op
krt. ft, als „British
Caftraru
aangeduid.
XXVII daar „de CarTers
zijn troep,
Ook bemerkte men
.
.
.
voor sterk en dapper worden gehouden."
spoedig dat
al
„seer leugenagtig en van een bedrie-
zij
gelyken inborst" waren, zoodat „se in dat stuk den besten smous niet sou-
Men
den toegeeven".
bleef dan ook „geduurig in de waapenen" en van Kaf-
naar de reden daarvan gevraagd zijnde, werd daarop geantwoord
ferszijde
„dat dit ons manier van doen was".
Dank
zij
deze voorzorgen, werd
men
echter voor overlast bewaard. Iets
boven de plek waar thans East-London ligt, werd den l
of Buffels Riv.
)
overgetrokken en zag
landers op eigenaardige wijs jacht
Na
men de
twee weken had
Zand
Riv.
vorige
3
eeuw
de Kauka
maken op „zeekoeyen" of hippopotami. 2 )
Oostgrens van Cafferland bereikt, de
en betrad nu het Tamboegiesland, nog
),
1 7
men in die omgeving voor 't eerst in-
Y
of
tot in het laatst der
„Vrij Kafferland" geheeten. In het Dagregister treffen
een uitvoerige beschrijving aan van het land en volk dat
men
zoo
we
t.d.p.
juist ver-
laten had, evenals zulke bizonderheden opgeteekend werden betreffende de
Hottentotten,
ruim 3 weken
bij
te
het afscheidnemen van hen, bij de
viel
gids uit Kafferland bleek
zoodat
Chamma
Riv.,
voren.
In Tamboegiesland
te zijn,
Chys
men
de ontvangst niet mede.
na eenige dagen „met een
dus niemand meer
bij
zich
De
eenig overgebleven
stille
had „die
trom weggegaan"
in dit land
bekend
bekomen „niettegenstaande
alle
de
aangewende moeyte" en door een Hoofd werd hen dan ook „rond uyt
ge-
was". Slachtvee was nagenoeg niet
segt" dat
te
men niet wilde ruilen en de inboorlingen ook „niet souden komen",
daar „se met
al
haar vee in het gebergte na de zeekant gevlugt waaren" ; de
verlaten kralen die
vernam men
men
passeerde,
wezen
dit ten overvloede uit. Daarbij
dat dit land zich nog ver langs de zeekust uitstrekte en het volk
der Ambonas, dat verderop woonde, „ten eenemaal nakend liep en nog vee
nog
iets
anders hadde", terwijl de benoorden gevestigde stammen der „Bos-
jesmans Hottentotten
.
.
.
meede
Onder deze omstandigheden des raads by een
Oostwaarts voort
komen en te
in
Buffalo R.
2)
Zie plaat 6.
3)
KejrR.
Vaandrig Beutier „hier op de leeden
stelde deselve voor"
om de
zetten, doch naar de Tafelbaai terug
was in de Instructie vrijheid gelaten
:)
de uyterste armoede en ellende leefden".
liet
dit
tocht niet verder te
keeren.
— Nu
eventueel te doen, langs den grooten
XXVIII
omweg
over de Koperbergen
aan de Westkust van Afrika bezuiden de
'),
Oranje Rivier gelegen, — maar een nadere beschouwing deed ging komen, dat
tot
de overtui-
onderhavige geval aan het volgen van deze route
in het
groote bezwaren verbonden zouden
te
„Volgens het seggen van den
zijn.
stuurman en landmeeter" zouden toch hiermede „wel agt maanden" ge-
moeid
en daar
zijn,
men
hoogstwaarschijnlijk geen slachtvee zou
kunnen
koopen, zouden de „trekbeesten" dus opgeofferd moeten worden. Voor langer dan zes
maanden zouden deze evenwel
dersteld nog dat die onderweegen niet
den dus
alle
meende men afgryselijk
niet toereikend zijn „(veron-
quamen
te
verrecken)" en dan zou-
wagens en bagage achtergelaten moeten worden. Bovendien „dat de voor en beseyden
waaren dat het
.
.
.
.
leggende bergen
.
.
.
genoegsaam ondoenelijk was
.
.
so hoog en
om
daardoor
kunnen komen". Vermoedelijk zouden ook gidsen en dragers
te
men
krijgen zijn en achtte
swaare ongemakken en
niet te
met het oog op „de bereyts geleedene
het dus,
fatiguen", tengevolge
waarvan meerderen „met
verscheyde siektens en onder andere met dicke beenen gequelt" waren, „regt dollemans werk" het Koperberg-plan alsnog ten uitvoer te brengen.
Ook was de
doorkomende en zou „men hierdoor
regentijd
de opgeswollene rivieren
om
in
de marsch
.
.
dikwils door
—
terugge gehouden worden"
.
van het daardoor „geexponeert blijven" aan koude en nattigheid, „al
quam
het gebrek van voedsel daar niet by", nog niet eens te spreken; het
genomen
besiuit
was dus zeker ten
volle gerechtvaardigd.
En
toch, voort-
varend en tevens beleidvol aanvoerder gelijk Vaandrig Beutier zich in deze maanden getoond had
—
hij
wilde het plan nog niet geheel opgeven
daartoe trok het interessante en avontuurlijke er van, wijze te veel aan.
Op
al
hem
;
begrijpelijker-
den terugweg door Kafferland zoude men daarom
nog trachten zooveel vee in te ruilen „als tot het doen der terugge reyse
midden door het land nodig soude worden geoordeelt". En gelukte,
dan ging het
:
„direct na de
Caab"
„Ingevolge het bovengemelde naamen"
zij
nu
i
o Juli „de terugge reyse
aan" en bereikten den volgenden dag de voorlaatste trok
men daarop de Y
of
Key
Riv.
eerst als dit niet
!
weder over en
rustplaats.
kwam dus
Den
i
2«>
Kafferland
weer binnen. Zoo ging het voorloopig van de eene vorige „leeger plaatse",
op de andere aan en zag men 9 dagen
1)
In 1685/6
waren dete voor
Dl. XI, Linsch.-Ver.
'teerst
later,
opnieuw,
bij
het passeeren van
overgetrokken door Gouv. Simon van der Stel;
tie
XXIX de Goenoebe of Gonoebie Riv., de zee
De
ZZO
volgende dagen gelukte het eenig slachtvee
komstig het vroeger genomen niet
in het
den ouden weg
te blijven
voor zich liggen.
in te ruilen
vervolgen,
maar „wat dieper
trekken en den stam der „so genoemt klijn Chineesen"
fer-
de
3osten de
te
gaan bezoeken.
Chys Chamma, de grensstroom tusschen Kaf-
en Hottentotland, veel dichter
uitreis
te
land"
in het
WNW tot NW, in stede van WZW, verder en zoo-
Het ging dientengevolge doende werd den
en overeen-
werd nu „geresol veert'' voorshands
besluit,
oorsprong gepasseerd dan op
zijn
bij
*).
Men bevond
evenwel spoedig „dat het land in deese contry dor en
als
uytgedroogt" was, en eenige vooruitgezondenen berichtten „dat het gantsch ondoenelijk was sig niet als
om verder het land
in te
kunnen komen", daar men „voor
woestynen sonder lof of gras sag ... en geen de minste droppel
water wierd gesien ... en ook niet wist of aldaar inwoonders waaren ofte niet,
en eyndelijk dat se geen d'Gauas [de zgn e Kleine Chineezen] hadden .
kunnen krygen, dewelke op haare aannaderinge sig gesalveert". definitief te
Redenen doen
te
over derhalve,
besluiten, langs de
hadden
in het gebergte
om Vaandrig Beutier thans,
iSAug.,
oude route verder Kaapwaarts te gaan.
Achtereenvolgens werden nu de Visch- of Groote Zout-, de Bosjesmans-,
de Zondags-, de Swarte Kop-, de Gamtoos- en de i5 en
overgetrokken, deze den
men opnieuw
last
Kromme
Rivier weer
September. Eenige dagen verder West, kreeg
van de „Franse" nachtmerrie, want „men verstond"
van de Hottentot Captain Faitje „dat
vijflfvan
de scheepelingen van de
verongelukte Franse schuyt haaren weg door het Houteniquas land en de overige hier door haaren
presumeeren
weg na de Caab hadden geschied
te sullen sijn
het strand te ontdecken." i)
Ongeveer
te
om
— Nog éénmaal
dezer plaatse
in het
voortgeset, hetwelk
wy
het land so wel binnen in als langs
Dagverhaal
intusschen zou die „Franse"
(p.
319) en ook te voren
(p.
297) wordt
gesproken over de „Duytschers" en de „Duytsche natie" en daarmede zeer duidelijk de „Hollanders" bedoeld. Het
is
niet waarschijnlijk dat
de Duitsche landaard of afstamming
zeker niet Hollandsen, evenmin als
— hun namen Beutier, Haupt en Wentzel klinken want ook hun voornamen — er de oorzaak van
Vaandrig Schrijver heeft het ondanks
zijn
van Vaandrig, Assistent en Landmeter
p. 114).
noemt
Het (p.
schijnt dat bij
326)
—
de
uit
is
„landgangers"
— zooals Assistent Haupt zichzelf en
zijn
makkers
de I7 d 'eeuv> zoo bekende betiteling der Nederlandsche natie
„Duytsche" (Nederduitsche), langer geen hunner scheepsjournalen
uit
in
dezen
gebruik tijd treft
is
gebleven dan
bij
als
de zeelieden, want
men die benaming meer aan
daar geschreven „Hollandsch" of „Nederlandsen". :
;
goed-HolIandschen naam over de „Duijtsmans"
;
in
steeds wordt
XXX hun verschijnen en wel
geest
dam, van den Landdrost drig Beutier
een
in
brief,
te laten besigtigen"
mylen beoosten de Mosselbaay strekkende inwoonderen genoemd swaare rivieren van
„vaste praesumptie
sig in zee uytgieten."
is
gebleeven" en
sijn
zelf ook,
en daarom besloot dit
ophouden, zond
hij
2
7
.
.
.,
ZHEG.
ruym
vlakte eerst
Het was des Gouverneurs sijn laatste sloep in
wenschte nu
weten „wat
te
slotte zeker
het voorgeschreven onderzoek in persoon te
hij
de hoofdmacht niet doelloos een paar weken wiide
hij
haar den volgenden dag onder het bevel van een sergeant
Kaapwaarts door en keerde
In
oorsake dat twee
ter
),
met een kleinen troep vlugger geschieden kon dan met de
geheele karavaan, en
coppen
2
moge". Nu — dat wenschte Vaandrig Beutier ten
daarvan
Daar
Oude Niquasland '), by onse
dat dien Fransen Luytenant met
.
. .
't
gebergte en uyt het bosch in een
't
baay aan de wal
in
een „seekere baay omtrent 30
de Twee Valleyen
...
twee valley uytmakende
leiden.
werd aan Vaan-
namens den Gouverneur opgedragen „door den stuurman en
landmeter nauwkeurig
die
één dagmarsch vóór Swellen-
aldaar, ontvangen. Hierbij toch
zelf
„met het overig volk
de cours wederom oost stellende", op
dagen had
hij
die „seekere
wagens op „seekere
plaats",
baay" 3 )
schreden terug.
zijn
bereikt,
Keerom genaamd,
ten getalle van 25
na den dag
te
te
voren
zijn
hebben achtergelaten,
en verbleef hij nu 3 dagen aan het strand. Het onderzoek bracht hem echter niets anders als
de overtuiging, dat „geen aankomen
schuyten of boot
te
vinden
swaare rotsen behebt"
is
is",
1)
Outeniqua land.
Onder „Valley"
uitwalerende
Op
3)
— tegenwoordig
.
.
door eenige onder-
is
deze plek zeer goed
beschrijving, waarin
en een „Rond Vlei" dicht aan zee.
hij o.a.
-± 30'
geven afstand van „omtrent 30 mylen"
— Op Wentzel's kaart
meer
om
Baai, aldus
en
is
Oost
dus
te
(zie Krt. 4 alhier) is
te
herkennen, dank
zij
Vaandrig
zegt dat de Valley „dewelke naast aan is.
v. d.
Op die
kaart liggen
M.
De door den Gouv.' opge-
B.'
groot en had deze moeten
de „Plaats van de
Twee
nl.
een „Lang
zijn
ongeveer
valleijen" aange-
teekend; een bepaalde baai komt aldaar niet voor, evenmin als op zeekaart 2034. iets
in-
rivier.
de Eng. zeekaart 2084
Beutier s nauwkeurige
3 mijl.
.
— werd verstaan een meer met een
„Vlei"
de Mosselbaay legt langwerpig en de andere rond" Vlei
van de „twee swaare
in zee"
moeten worden verstaan, dat „deselve
2)
voor
en hierdoor „de rollingen der zee aldaar... seer
hoog" gaan. Ook bleek onder het „uytgieten rivieren", te
te dier plaatse
daar het strand „doorgaans met klippen en
de Oost, waar de Keurboom Kiv.
genoemd naar
Cabo de Goede Hoop".
Bar.»
v.
in
zee loopt,
is
De
baai
de tegenwoordige Plcttenberg
Pleltenberg, in het laatst der i8»
eeuw „Gouverneur van
XXXI aardsche canaalen communicatie met de daarby leggende zee hebben" dus ;
wel
iets
anders
— Met
!
afdoende hoewel negatieve
dit
de terugweg aanvaard. 10 Dagen
later
.
.
.
Hoop alle
8
.
.
.
den Almagtigen hertgrondig" dank brengende.
maanden had de
tocht geduurd, vele moeielijkheden waren te
overwinnen geweest en het strekt den aanvoerder zeker stelt
arri-
in redelijke
voor de verdere ... op sulk een lange en gevaarlyke reyse
beweese.ne weldaden
Ruim
werd nu
passeerdennen Swellendam en
veerde ten leste 6 November „in het Casteel de Goede
gesondheyd,
resultaat,
tot groote eer
en
zijn beleid in helder daglicht, dat niet alleen allen behouden „huis toe"
waren gebracht, maar dat ook zeer veel wetenswaardigs betreffende de doorgetrokken landen en de daarin wonende volkstammen, was verzameld.
Verder dan ooit
men
voren was
te
Oostwaarts opgerukt,
zij
het dan door
invloed van het „Franse" spook, niet zoo diep het binnenland in als
aanvankelijk
gemeend had
doen
te zullen
;
men
voor het eerst waren daarbij
was hiermede den nako-
die landstreken behoorlijk in kaart gebracht en
mers groote dienst bewezen. Over deze kaart hierachter nader ').
...
*
*
•
In het korte overzicht hierboven gegeven, van deze reizen langs dè kust
van Zuid-Afrika, zoo te water als te land een aanmerking
te
maken op de
der gegeven opdracht.
En dan
val zijn ?
Het
is
—
er
Wanneer zou is
een barre open kust, waar uit,
wordt wel bewezen door het
nog
viel uiteraard hier
en daar wel eens
dit bij zulke
gelegenheden niét het ge-
veel tot verontschuldiging aan te voeren.
land strekt de zee zich hier
slechts 36° Z.Br.,
'),
wijze van uitvoering van eenig onderdeel
zij
langs voeren.
Tot aan het Zuidpool-
en hoezeer de invloed daarvan merkbaar
feit
dat op
1
7 mijl
bezuiden
talrijke ijsbergen gezien zijn
2 ).
Kaap
is,
Agulhas, op
Geen wonder dan ook,
dat het klimaat daar ruw en onbetrouwbaar, de zee onstuimig en de
winden hard en veranderlijk 17 15 leest
men
zijn.
in het Journaal
Eén voorbeeld
uit
van de „Postlooper"
:
velen: dd. i2Febr.
„Na de middag de
wint N.O.*, topzeijls coelte ... Int laast van de platvoet[-wacht], de wint
Z.Z.W.* een vliegende storm met donder en weerligt met harden reegen, zoo dat wij geen hand
zeijl
konde voeren. Staande den hemel
zoo dat het wel na de staart van een orkaan geleek."
in
— Dus
een
ligte
vlam,
in nauwelijks 6
uur, van een frissche bries uit den eenen hoek, tot een orkaan uit de tegen-
Cartographie sub
1)
Zie
2)
Zie o.a. Eng. zeekrt. 2095.
bij
2.
XXXII overgestelde richting, en geen barometer
aan daar
kondigen; en dan
te 's
Zóó
in
om de nadering van dat noodweer
den Zuidelijken zomer! Dus hoe kan het
winters spoken troffen
zij
het herhaaldelijk
:
stormweer met hooge aanschietende
zeeën buiten, zware branding op de kust, en daar binnen soms vijandige
houding van inboorlingen
— en
dat met die slecht bezeilde en uitgeruste
kleine scheepjes van toenmaals
Toch
hielden
zij
vol,
„they carried on", zooals de Engelschen het ook zoo
goed uitdrukken, en men kan dan ook
niet
anders
als
oprechte hulde bren-
gen aan die stoere eenvoudige mannen, die dikwijls met gevaar van hun leven, naar beste
weten en krachten, de hun gegeven opdracht volvoerden.
Hun namen
voor het meerendeel onbekend of vergeten, het waren dan
zijn
ook maar de „kleine luyden" van de „groote Compagnie", doch wel
is
ten-
minste het resultaat van hun werken behouden gebleven en de wetenschap
op verschillend gebied ten goede gekomen. In hoe sobere bewoordingen, nu eens zij
naif,
dan weer
vol
humor, wordt
in die
Journalen weergegeven wat
aan ontbering hebben doorgemaakt, aan ervaring hebben opgedaan
Moge
dat,
hun
ter eere, bij
de lezing blijken.
!
—