C02-monitor stadsregio Rotterdam 2012
m DCMR milieudienst
Rijnmond
C02-monitor stadsregio Rotterdam 2012
Auteur (s) Afdeling Bureau Documentnummer Datum Kwaliteitstoets Paraaf
\i 1
Naam
AJ
Koldo Verheij
DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 Postbus 843 3100 AV Schiedam T
010-246 80 00
F
010-246 82 83
E
[email protected]
W www.dcmr.nl
:K. Groen :Expertisecentrum :KenV :21435803 :19 februari 2013 Autorisatie
Naam Functie
Paraaf
J^JÉ^or) Gelissen -bureauhoofd KenV
Inhoud Samenvatting
5
1
Inleiding
6
1.1 1.2 1.3
6 7 7
2
Totale C02-uitstoot regio 2.1 2.2
3.
4
Ambitie stadsregio Rotterdam Doel monitoring Afbakening monitor
9
Trend vanaf 2008 Analyse en conclusies van indicatoren 2.1 en 2.2
9 11
Resultaten samenwerkingsprojecten regionale Klimaatagenda
12
3.1 Energie in prestatieafspraken met woningcorporaties 3.2 Energieloket stadsregio Rotterdam 3.3 Energieprestatie-eisen optimaal toetsen bij nieuwbouw 3.4 Opleggen rendabele maatregelen bedrijven 3.5 Stimuleren maatregelen bedrijven energiebesparing 3.6 Aanpak energieverspilling gemeentelijke gebouwen 3.8 Hernieuwbare energie Creëren ruimte voor windmolens Warmte- en koudenetten
13 14 15 16 17 18 22 22 23
Bijlagen:
25
Bijlage 1 Overzicht aangeleverde gegevens gemeenten
26
Bijlage 2 Verschil tussen bron- en gebruikersbenadering
27
Bijlage 3 C02-uitstoot per gemeente
29
blad 4 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Samenvatting De monitor 2012 voor de regionale Klimaatagenda geeft de trend weer in de totale C02-uitstoot voor de regio Rotterdam over de jaren 2008, 2009 en 2010. Ook is de totale C02-uitstoot in 1990 berekend. De C02-uitstoot in het Haven- en industrieel complex (HIC) van Rotterdam is niet meegenomen in deze monitor, omdat de C02-doelstelling van de stadsregio geen betrekking heeft op het HIC. De regiogemeenten, met uitzondering van Rotterdam, hebben ook weinig tot geen invloed op de activiteiten in het HIC. In deze monitor is ook de trend in de C02-uitstoot per gemeente over de jaren 2008, 2009 en 2010 inzichtelijk gemaakt. Deze kan echter niet worden vergeleken met 1990 omdat het niet mogelijk is om op het schaalniveau van de gemeenten een betrouwbare berekening te maken van de COz-uitstoot in 1990. Voor vele landelijke gegevensbronnen voor COz-data, zoals de Emissieregistratie, duurt het gemiddeld anderhalfjaar voordat er voldoende betrouwbare cijfers op regionale schaal beschikbaar zijn om de COz-uitstoot te berekenen. De effecten op de COz-uitstoot van maatregelen die in 2011 en 2012 zijn genomen zijn dus niet zichtbaar in deze monitor. De COz-uitstoot is berekend via de gebruikersbenadering. De rapportage 2011 (over 2009) is gebaseerd op de bronbenadering, waarbij het elektriciteitsgebruik buiten beschouwing blijft. In de gebruikersbenadering wordt de COz-uitstoot van elektriciteitsgebruik toegerekend aan de gebouwen waar de elektriciteit gebruikt wordt (woningen, kantoren, scholen, e t c ) ; in de bronbenadering wordt de COz-uitstoot van elektriciteitsgebruik toegewezen aan de bron van de uitstoot, veelal een energiecentrale. De twee verschillende rapportages (die van 2012 en die van 2011) zijn dus niet met elkaar te vergelijken. Naast de trend van de COz- uitstoot, zowel op de schaal van de stadsregio als per gemeente, zijn in de COz-monitor 2012 voor een aantal samenwerkingsprojecten uit de regionale Klimaatagenda indicatoren opgenomen. Deze samenwerkingsprojecten waren veelal faciliterend van aard zoals het creëren van randvoorwaarden, het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld om op termijn COz-reductie te bereiken. Hierdoor is het vaak niet mogelijk de inspanningen in een project rechtstreeks te koppelen aan COzreductie. Resultaten De belangrijkste resultaten uit de COz-monitor zijn: • De COz-uitstoot in de regio is in 2010 3,7% lager dan in 1990. • Over de jaren 2008, 2009 en 2010 is op regioniveau een licht stijgende lijn zichtbaar. Een belangrijke oorzaak is waarschijnlijk het gestegen gasverbruik door de koude winters. De tijdreeks is nog te kort om betrouwbare uitspraken te doen over oorzaken. • De trend van de COz-uitstoot per gemeente vertoont wisselende beelden. Sommige gemeenten hebben een dalende lijn, sommige een stijgende. Wel valt op dat, met uitzondering van Bernisse, elke gemeente in 2010 meer COz heeft uitgestoten dan in 2009. Ook hier geldt dat de tijdreeks nog te kort is om betrouwbare uitspraken te doen over de oorzaken. • De samenwerkingsprojecten laten ondanks de vele inspanningen van de regiogemeenten slechts kleine verschuivingen zien in de projectindicatoren over 2010 en 2011 in termen van energiebesparing en gedragsverandering. • De dataverzameling zowel bij gemeenten intern als bij landelijke databronnen verliep beter dan vorig jaar. Meer gemeenten hebben gegevens aangeleverd en ook over meerjaren.
blad 5 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Inleiding 1.1
Ambitie stadsregio Rotterdam
In de stadsregio Rotterdam werken de vijftien regiogemeenten sinds 2008 samen aan het verminderen van de COz-uitstoot door het tegengaan van energieverspilling en het benutten van duurzame energiebronnen. Hiervoor heeft de Regioraad in november 2008 een Plan van aanpak Klimaatagenda stadsregio Rotterdam 2008 - 2012 (hierna Plan van aanpak Klimaatagenda) vastgesteld, dat nu in uitvoering is. De regiogemeenten en de stadsregio hebben afgesproken in 2025 te komen tot 40% minder COz-uitstoot ten opzichte van 1990. Het betreft hier de COz-uitstoot in de regio, exclusief de uitstoot binnen het haven- en industrieel complex (HIC). Bij de vaststelling van het Plan van Aanpak Klimaatagenda in 2008 is er van uitgegaan dat, als globale indicatie, de helft van de reductie van 40% gerealiseerd kan worden met beleid en maatregelen waar de gemeenten en de stadsregio direct invloed op hebben. De andere helft moet komen uit nationaal en Europees beleid en maatregelen. Om dit gezamenlijke doel te bereiken hebben de gemeenten de krachten gebundeld en hebben ze samenwerkingsprojecten op het gebied van klimaat en energie uitgevoerd. Daarnaast voeren de gemeenten eigen lokale klimaatprojecten uit. Elk samenwerkingsproject uit de regionale Klimaatagenda werd getrokken door een regiogemeente namens de andere gemeenten. Het eerste Plan van aanpak Klimaatagenda loopt tot en met 2012. De meeste samenwerkingsprojecten zijn op regionaal niveau afgerond. Voor een aantal projecten geldt dat de verdere uitvoering op lokaal niveau ligt. De regionale klimaatagenda is geëvalueerd en hierin is geconcludeerd dat 'samen leidt tot meer'; meer effectiviteit en meer efficiency. Effectiviteit soms in termen van concrete COz-reductie, maar meestal in de vorm van het creëren van randvoorwaarden om op termijn samen doelen te kunnen bereiken. Efficiency in termen van het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld. Zo is het convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam en het convenant verbeteren energieprestatie nieuwbouw getekend en zijn er afspraken over de reductie van COz-uitstoot opgenomen in de Woningmarktafspraken. Daarnaast is er een pilot energiemonitoring en energiebesparing in 21 gemeentelijke gebouwen, hebben de regiogemeenten diverse activiteiten georganiseerd om burgers en bedrijven te informeren en te ondersteunen bij het verminderen van de COz-uitstoot. Ook zijn er energievisies opgesteld voor gebiedsontwikkelingen en zijn de mogelijkheden voor duurzamere verwerking van gemeentelijk groenafval in kaart gebracht.
blad 6 van 30 COr-monitor stadsregio Rotterdam
1.2
Doel monitoring
Deze monitor heeft tot doel: • de trend van de COz-uitstoot te tonen van alle gebruikers in het gebied van de stadsregio, excl. het HIC, in relatie tot de doelstelling, zowel op schaal van de stadsregio als per gemeente; • het resultaat, waar mogelijk vertaald naar COz-reductie, te presenteren van de samenwerkingsprojecten uit het Plan van aanpak Klimaatagenda voor de gehele regio.
1.3
Afbakening monitor
Reikwijdte In het Plan van aanpak Klimaatagenda is besloten om in de reikwijdte van de regionale Klimaatagenda het haven- en industrieel complex van Rotterdam niet mee te nemen. Het HIC betreft de Rotterdamse bedrijven die voornamelijk onder provinciaal bevoegd gezag vallen. De redenen hiervoor zijn dat zowel de stadsregio als organisatie als de regiogemeenten, exclusief Rotterdam, weinig invloed hebben op de ontwikkelingen in het HIC. Tevens is de COz-uitstoot binnen het HIC een factor vijf groter dan de uitstoot in de rest van de regio. De effecten van de lokale maatregelen zouden ondersneeuwen als het HIC in het beleid van de regionale Klimaatagenda en in de monitor wordt meegenomen. De cijfers over COz-uitstoot en -reductie worden in deze monitor dus exclusief het HIC gepresenteerd. Van bronbenaderinq naar qebruikersbenaderinq De stuurgroep Klimaat heeft op 16 februari 2012 besloten met de COz-monitor over te stappen op de gebruikersbenadering. In de gebruikersbenadering wordt de COz toegewezen aan de verbruiker van de energie (zoals bewoners, bedrijven en overheden) en daarmee aan het gebied waar de gebruiker is gevestigd. In de vorige COz-monitor is gebruik gemaakt van de bronbenadering. In de bronbenadering wordt de COz volledig toegewezen aan de bron van de uitstoot en daarmee aan het gebied waar deze bron zich bevindt. De belangrijkste reden voor de overstap is de relatie met sturingsmogelijkheden van gemeenten en de stadsregio. De regiogemeenten hebben nauwelijks tot geen mogelijkheden om de COz-uitstoot van energieopwekkende bedrijven te beïnvloeden. Ze hebben wel sturingsmogelijkheden om de energievraag van eindgebruikers te beïnvloeden. Het effect van energiebesparende maatregelen wordt in de gebruikersbenadering op den duur zichtbaar in de COz-uitstoot cijfers per gemeente. Vooral bij elektriciteitsgebruik leidt de keuze voor de gebruikersbenadering tot een grote aanpassing in de cijfers van COz-uitstoot per gemeente. De gebruikersbenadering rekent de COzuitstoot van elektriciteitsgebruik toe aan de eindgebruikers (huishoudens en bedrijven) en daarmee aan het grondgebied van de betreffende gemeenten. De bronbenadering rekent de COz-uitstoot toe aan elektriciteitscentrales en daarmee aan die gemeenten waar een elektriciteitscentrale staat. De COz-uitstoot die hoort bij het gasverbruik van huishoudens en bedrijven is in beide benaderingen wel hetzelfde, omdat de verbranding van gas over het algemeen daar plaatsvindt (bron) waar de gebruiker ook gevestigd is (gebruiker). Een verdere toelichting op de verschillende benaderingen en de effecten voor de COz-monitor regionale Klimaatagenda staat in bijlage 2.
blad 7 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Relatie met andere monitorinqsinstrumenten Het overstappen op de gebruikersbenadering sluit ook aan bij de landelijke Klimaatmonitor van AgentschapNL. In opdracht van het Rijk heeft AgentschapNL een monitor en website ontwikkeld waarin per gemeente cijfers worden gepresenteerd die relevant zijn voor lokaal en regionaal klimaatbeleid. Deze landelijke monitor volgt de systematiek van de gebruikersbenadering. Gemeenten wordt gevraagd de achterliggende data voor hun eigen situatie aan te vullen om zodoende een steeds nauwkeuriger beeld te krijgen. De Klimaatmonitor is in opbouw. Aan het begin van 2012 waren nog niet alle cijfers voor de regio beschikbaar. In het vierde kwartaal van 2012 zijn verbruikscijfers voor de gebouwde omgeving beschikbaar gekomen, zodat inmiddels een redelijk compleet beeld van de trends in COz-uitstoot in de regio kan worden gegenereerd. Naast de data uit de Klimaatmonitor wordt er veel gebruik gemaakt van data uit de Emissieregistratie. Beide databases hebben bijgewerkte data tot en met 2010. De vertraging in data is meestal minimaal anderhalfjaar. Uitstootgegevens over 2011 zijn dus op z'n vroegst halverwege 2013 beschikbaar. De COz-monitor regionale Klimaatagenda stadsregio Rotterdam 2012 maakt voor het overgrote deel gebruik van de landelijke Klimaatmonitor. Daar waar de regio nauwkeurigere cijfers heeft, bijvoorbeeld over de aantallen en soorten vervoersbewegingen over de weg, worden deze toegepast en ook toegevoegd aan de database van AgentschapNL. De stadsregio heeft bij de vorige COz-monitor in eerste instantie gekozen voor de bronbenadering vanwege de vergelijkbaarheid met de resultaten uit de monitoren van de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland. De vergelijkbaarheid van de cijfers in de regionale COzmonitor met de Rotterdamse (RCI) monitor gaat bij gebruik van de gebruikersbenadering verloren omdat de Rotterdamse monitor de bronbenadering blijft gebruiken. De vergelijkbaarheid met andere Nederlandse gemeenten (buiten de regio) neemt toe omdat naar verwachting de meeste gemeenten gebruik gaan maken van de gebruikersbenadering. Stadsgewest Haaglanden heeft momenteel nog geen eigen COz-monitor. Haaglanden heeft wel de voorkeur om de gebruikersbenadering te gebruiken. De provincie Zuid-Holland maakt voor haar COz-monitor ook gebruik van de bronbenadering. In de provinciale monitor wordt de COz-uitstoot uitgesplitst naar de verschillende regio's. De DCMR beschikt over aparte software om de data van de gebruikersbenadering om te rekenen naar bronbenadering en vice versa. Zo kan optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande gegevens.
blad 8 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
2
Totale C02-uitstoot regio
Dit hoofdstuk toont de totale COz-uitstoot als gevolg van alle energiegebruik in de regio, met uitzondering van dat in het haven- en industrieel complex (HIC) van Rotterdam. De uitstoot is verdeeld over vier verschillende hoofdsectoren. Deze indeling naar vier hoofdsectoren is gekozen omdat die aansluit bij de onderverdeling die de Emissieregistratie, één van de belangrijkste gegevensbronnen voor emissies in Nederland, hanteert. De Klimaatmonitor van AgentschapNL, waaraan de meeste informatie in dit rapport is ontleend, volgt eveneens die hoofdindeling. Dit rapport is gebaseerd op de gebruikersbenadering en kan daarom niet vergeleken worden met de eerdere versies die op de bronbenadering gebaseerd waren. De cijfers over de totale uitstoot zijn vooral bedoeld om ontwikkelingen in COz-uitstoot te signaleren. AgentschapNL geeft bijvoorbeeld aan dat met de cijfers uit de Klimaatmonitordatabase ongeveer 50 tot 80 procent van de uitstoot per gemeente in beeld gebracht wordt. Een beperkt deel van de benodigde gegevens is namelijk niet beschikbaar, vooral doordat het niet geregistreerd wordt. Er kunnen dus geen harde conclusies getrokken worden over de absolute COzuitstoot. De resultaten moeten gezien worden als een beschrijving van de ontwikkelingen zoals een stijgende of dalende trend voor het totaal of per sector.
2.1
Trend vanaf 2008
Doel De stadsregio streeft naar een reductie van de COz-uitstoot in de regio, exclusief het havenindustrieel complex (HIC) van 40% ten opzichte van de uitstoot van 1990. De helft van de reductie moet komen uit landelijke maatregelen, de andere helft uit maatregelen in de regio. Indicator Trend COz-emissie stadsregio 1990, 2008, 2009 en 2010 exclusief HIC volgens de gebruikersbenadering (SRR16).
Stadsregio excl. HIC CO2 - emissie
10.000
8000
6 000 -
D Totaal C O j - emissie
I
D Onbekend 1) Verkeer en vervoer 4 000
(2) Land- en tuinbouw (3) Gebouwde omgeving (4) Industrie en energie
2 000
1990
2008
2009
2010 SRR 16
blad 9 van 30 C02-monilor stadsregio Rotterdam
Toelichtinq Deze figuur toont de COz-uitstoot van de gebruikers in het gebied van de stadsregio met uitzondering van het haven- en industrieel complex (HIC) per jaar. Ook wordt de totale berekende uitstoot van 1990 getoond en het beoogde doel voor 2025. Bij het herrekenen van de COzuitstoot van 1990 volgens de gebruikersbenadering is het helaas niet mogelijk om een onderverdeling in sectoren aan te geven. De Klimaatmonitor van AGNL hanteert nog een vijfde categorie: onbekend. In deze categorie zijn de bedrijven ondergebracht die te goed herkenbaar zouden zijn in hun eigen sector, bijvoorbeeld omdat er maar één groot bedrijf is. Om vergelijkingen tussen de Klimaatmonitor en deze rapportage zo eenvoudig mogelijk te houden is de categorie onbekend ook hier weergegeven. De cijfers voor wegverkeer, onderdeel van de sector verkeer en vervoer, zijn voor 2010 ontleend aan de RVMK in de regio. In de gebruikersbenadering wordt elektriciteitsgebruik toegerekend aan de eindgebruikers. De uitkomsten zijn daardoor hoger dan bij de bronbenadering. Vergelijking met de vorige COzmonitor is hier dan ook niet zinvol. Indicator COz-emissie stadsregio 2010 exclusief HIC (SRR19).
A a n d e e l naar sector 2 0 1 0 excl. HIC CO2 - emissie 2% ,1) 12% (4) 2 0 %
(2) 9% • Onbekend n (1) Verkeer en vervoer •
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Gebouwde omgeving
•
(4) Industne en energie
(3) 5 7 % SRR 19
Toelichtinq Deze figuur toont het aandeel van de gebruikers in de vier sectoren en de sector onbekend voor het jaar 2010, exclusief het haven- en industrieel complex (SRR19).
blad 10 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
2.2
Analyse en conclusies van indicatoren 2.1 en 2.2
In 1990 is in de regio exclusief het HIC - berekend op grond van de gebruikersbenadering - op jaarbasis 8.538 kton COz uitgestoten. Om in 2025 aan de doelstelling te voldoen, mag dan maximaal 5.123 kton COz op jaarbasis worden uitgestoten, een reductie van 3.415 kton. De uitstoot is sinds 1990 met 3,7% gedaald tot 8.223 kton in 2010. De COz-uitstoot in 2010 in de regio ligt weliswaar 3,7% lager dan de berekende COz voor 1990, maar vergelijking van de jaren 2008 tot en met 2010 levert toch een stijgende trend op. Deze stijging kan veroorzaakt zijn door de strenge winters. De tijdreeks is nog te kort om betrouwbare uitspraken te doen over oorzaken. De grootste bijdrage aan de COz-uitstoot in de regio wordt geleverd door de sector gebouwde omgeving. Deze sector bepaalt meer dan de helft van de COz-uitstoot en betreft het gasverbruik, elektriciteitsverbruik en warmteverbruik van bijna alle gebouwen in deze regio zoals woningen, kantoren, kleine bedrijven, scholen, gemeentelijke gebouwen, sporthallen en theaters. Alleen de gebouwen van de grote industrie en de land- en (glas)tuinbouw vallen buiten deze sector.
blad 11 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
3.
Resultaten samenwerkingsprojecten regionale Klimaatagenda
In de regionale Klimaatagenda hebben de gemeenten met veel inzet gewerkt aan een groot aantal projecten. Deze projecten waren veelal faciliterend van aard zoals het creëren van randvoorwaarden, het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld om op termijn COz-reductie te bereiken. Hierdoor is het vaak niet mogelijk de inspanningen in een project rechtstreeks te koppelen aan COz-reductie. Zo is voor windenergie de afgelopen jaren hard gewerkt om een regionaal convenant op te stellen voor het plaatsen van nieuwe windturbines. De komende jaren moet dat leiden tot daadwerkelijke plaatsing en daarmee opwekking van duurzame energie. Ook zijn de gemeenten bijvoorbeeld actief geweest met het informeren, faciliteren en stimuleren van burgers en bedrijven om energie te besparen, onder andere door middel van het Energieloket. Het is echter niet mogelijk aan te geven hoeveel COz-uitstoot door middel van deze gemeentelijke inzet is bespaard. Door de aard en opzet van de samenwerkingsprojecten en de tijdsduur waarover gemeten is, kan dus meestal geen uitspraak worden gedaan over de effecten van het betreffende project op de COz-reductie. Dit hoofdstuk moet vooral gelezen worden als een visualisatie van de stand van zaken die (meestal indirect) invloed hebben op energiebesparing en COz-reductie. De samenwerkingsprojecten die pas in de loop van 2011 zijn gestart, zijn niet opgenomen in deze monitor. Dit betreft de projecten "energieprestatie-eisen aanscherpen bij nieuwbouw woningen' en 'energieprestatie als criterium bij gronduitgifte nieuwe bedrijven'. De grafieken bevatten in principe de opgetelde totaalcijfers voor alle gemeenten. Echter, niet alle gemeenten doen aan alle projecten mee. In bijlage 1 is te zien welke gemeenten aan welke projecten meedoen en welke gemeenten waarvoor gegevens hebben aangeleverd. Als er wijzigingen zijn geweest in de deelname van gemeenten aan projecten dan zijn deze voor zover mogelijk met terugwerkende kracht in de figuren meegenomen. Dit betekent dat de cijfers in de projectindicatoren van deze monitor niet kunnen worden vergeleken met de cijfers van de vorige COz-monitor. De grafieken en tabellen die hier worden gepresenteerd zijn de meest actuele. Als een gemeente niet aan een specifiek samenwerkingsproject meedoet, kunnen er wel eigen activiteiten opgezet zijn op dat gebied. Die eigen activiteiten worden niet besproken in deze monitor. Voor het presenteren van de bijdrage van de samenwerkingsprojecten aan de doelstelling voor COz-reductie is per project eerst een nulmeting nodig. Waar nog geen nulmeting kan worden gegeven is per project de stand van zaken weergegeven op basis van het aantal gemeenten dat wel informatie heeft aangeleverd. Waar bij de vorige COz-monitor de gegevensverzameling bij de gemeenten moeizaam verliep, zijn de ervaringen bij deze rapportage veel positiever. Meer gemeenten hebben gegevens aangeleverd en ook over meerjaren, waardoor de betrouwbaarheid van de onderliggende data toeneemt. In het vorige hoofdstuk is te zien dat de COz-uitstoot met 3,7% is afgenomen ten opzichte van 1990. In hoofdstuk 3 valt op dat veel projecten ondanks de vele inspanningen van de regiogemeenten slechts kleine verschuivingen laten zien in termen van energiebesparing en gedragsverandering. In zijn algemeenheid is dit terug te leiden tot de aard van de problematiek. Energieverbruik en de daarmee samenhangende COz-uitstoot is namelijk in hoge mate het gevolg van individuele beslissingen en gedrag. Gemeenten en andere overheden hebben slechts beperkte mogelijkheden om met collectief beleid en activiteiten invloed uit te oefenen op de keuzes en het gedrag van individuen. blad 12 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
3.1
Energie in prestatieafspraken met woningcorporaties
Doel Verbeteren van de energetische kwaliteit van de bestaande woningvoorraad in de huursector uitgedrukt in de vermindering van de COz-uitstoot met minimaal 20% in de periode van 20102020. Indicator CO;-uitstoot Corporatiewoningen 2011 De gemiddelde COz-uitstoot per woning voor het totaal aantal corporatiewoningen per gemeente (SRR12b).
Corporatiewoningen 2011 4.000 -
gemiddelde COz P^r woning 3 500 3.000 2.500
nn
2.000 1.500 1.000 500
[ .
SRR 12b
Toelichtinq De doelstelling moet worden bereikt door middel van woningmarktafspraken tussen de stadsregio Rotterdam en de regiogemeenten en de doorwerking van die afspraken in de prestatieafspraken tussen regiogemeenten en de woningcorporaties. Cijfers over COz-uitstoot van corporatiewoningen worden verzameld in Shaere, het monitoringssysteem van Aedes, de overkoepelende organisatie van woningbouwcorporaties in Nederland. De hoeveelheid gegevens over 2010 is echter nog te beperkt om hier weer te geven. Over 2011 zijn betrouwbaarder gegevens voorhanden. De gemeenten Schiedam en Ridderkerk zijn in een afwijkende kleur weergegeven. Dit komt omdat een paar corporaties die juist in deze gemeenten actief zijn nog niet deelnemen aan Shaere. Cijfermatig zijn er te weinig gegevens van de corporatiewoningen in die twee gemeenten om betrouwbare gemiddeldes te tonen. De indicator is gebaseerd op 81% van de corporatiewoningen, ofwel ruim 191.000 woningen van de ruim 237.000 corporatiewoningen in de regio. Vijfentwintig corporaties nemen momenteel deel aan het project; elf nog niet. Van de 25 deelnemende corporaties hebben er veertien hun gegevens tot en met 2011 ingevoerd. Het is de bedoeling om alsnog met terugwerkende kracht de gegevens over 2010 beschikbaar te krijgen, die kunnen dan als nulmeting dienen.
blad 13 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Analyse en conclusie De gemiddelde hoeveelheid uitgestoten COz per woning per jaar per gemeente vertoont een grote bandbreedte: van 1.730 kg. tot 3.600 kg. Van de ingevoerde woningen in Shaere heeft momenteel 48% een energielabel C of hoger. Dit is hier niet in een grafiek weergegeven. De meerderheid van de corporatiewoningen heeft daarmee een relatief slecht energielabel. Qua woningverbetering zit hier nog veel potentieel.
3.2
Energieloket stadsregio Rotterdam
Doel Het doel van het energieloket is om bewoners aan te zetten tot energiebesparing zoals het uitvoeren van energiemaatregelen in bestaande woningen en energiezuinig gedrag. Indicator bezoekers website enerqieloket Het aantal bezoekers van het digitale energieloket is gekozen als indicator voor de belangstel ling van bewoners en bedrijven voor energiebesparingsmaatregelen (SRR3).
Bezoekers Energieloket.nl per hoofddeel 2500
2000 ^
1500
Thuis Bedrijf Zakelijke aanbieders
1000
500
2010 03
2010 04
2011 01
2011 Q2
2011 03
2011 04
2012 01
2012 02
SRR3
Toelichtinq Het energieloket levert informatie over energiebesparing en stimuleert bewoners door effectieve communicatie. Er wordt ingezet op bewustwording (woonlasten, energieverbruik en besparingsmogelijkheden) en motivatie (campagnes in gemeenten, toepassingen laten zien, berekeningen besparing). Voor dit project kan geen directe relatie worden gelegd tussen de activiteiten en daadwerkelijke COz-reductie. Analyse en conclusie In juli 2010 is de website online gegaan. In heel 2011 is de website bijna 4.900 keer benaderd via de homepage. Omdat het bewonersgedeelte van de website tevens de homepage is, is het niet bekend of dit bewust bezoekers zijn die het bewonersgedeelte hebben bezocht, of bezoekers die informatie zochten in het bedrijvengedeelte. Het verloop van de grafiek geeft wel aan dat de belangstelling voor de site terugloopt.
blad 14 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
3.3
Energieprestatie-eisen optimaal toetsen bij nieuwbouw
Doel Het project heeft ten doel om bij minimaal 70% van de aanvragen voor een bouwvergunning zowel vooraf als op de bouwplaats te toetsen conform het wettelijk kader van EPCberekeningen en de Energieprestatienorm. Indicator EPC-toetsinq nieuwbouw Aantal afgegeven omgevingsvergunningen activiteit bouwen, aantal vooraf getoetst aan EPCnormen en aantal keren dat de vergunningen op de bouwplaats zijn getoetst. SRR4.
EPC - toetsing nieuwbouw
•
2009
2010
(1) Bouwvergunningen
•
(2) EPC - toets vooraf
•
(3) Toezicht bouwplaats
2011
Toelichtinq De verzamelde cijfers houden direct verband met de doelstelling, waarbij zowel toetsing vooraf van de bouwaanvragen als controle achteraf op de bouwplaats inzichtelijk wordt gemaakt. Controle op de bouwplaats moet er toe leiden dat de in de vergunning genoemde maatregelen daadwerkelijk en op de juiste manier worden uitgevoerd en dat eventuele aanpassingen tijdens de bouw geen negatieve gevolgen hebben voor de energieprestatie van het gebouw. De categorie 'aantal bouwvergunningen' betreft het in dat jaar totaal aantal afgegeven omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. In de legenda is vanwege de beperkt beschikbare ruimte de oude benaming aangehouden. Voor dit project kan geen directe relatie worden gelegd tussen de activiteiten en daadwerkelijke COz-reductie. Analyse en conclusie Aan het project hebben dertien gemeenten deelgenomen. Over 2010 is van negen gemeenten informatie verkregen; over 2011 van tien gemeenten. De grafiek geeft de resultaten hiervan weer. Het meenemen van de gegevens van een extra gemeente over 2011 heeft geen consequenties voor het bereikte percentage. Het aantal toetsingen van bouwaanvragen op EPC en toezicht EPN op de bouwplaats is gestegen van 12% in 2010 naar 24% in 2011, maar staat nog ver af van de doelstelling van 70%. Het project is in 2011 van start is gegaan.
blad 15 van 30 COrmonitor stadsregio Rotterdam
3.4
•
Opleggen rendabele maatregelen bedrijven
Doel Het doel van het project is dat alle relevante bedrijven en instellingen hun rendabele besparingsmaatregelen hebben getroffen, zoals ook in de Wet milieubeheer is voorgeschreven.
Indicator rendabele maatreqelen bedrijven Voortgang van bezoeken aan relevante bedrijfstakken en bepalen van mogelijk COz-reductie. (MSR1002) Project milieudoel energie mogelijke COp - reductie 120 Geschal bespanngspolentieel 100
er:
• (1) Bouwmarkten
• I 2008
(•)
2009
m
• (2) Grooiriandels met koel- en vriesinslallatles
(*i
• (3) Kantoren
• (4) Ziekentiuizen
(•) (•I
• (5) Gemeentelijke Instellingen
m
2010
i'i
1
• (6) Zorginslellingen
• (7) Voortgezet onderwijs • (8) Supermarkten
2011
MSR 1002
Toelichting Relevante bedrijven zijn bedrijven die jaarlijks meer dan 50.000 kWh elektriciteit en of meer dan 25.000 m^ gas verbruiken. De verwachting is dat het project leidt tot een jaarlijkse vermindering van COz-emissies met tenminste 5%, ofwel ongeveer 110 kiloton per jaar. Als de maatregelen eenmaal genomen zijn blijft die besparing jaarlijks terugkomen. Het is dus niet zo dat een bedrijf na 10 jaar 50% minder energie moet verbruiken.
In de praktijk wordt dit project uitgevoerd als het project Milieudoel energie van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Per branche worden bedrijven bezocht en wordt de potentiële besparing op basis van mogelijk uit te voeren maatregelen in kaart gebracht. Bedrijven moeten daarna binnen een afgesproken termijn de reductie realiseren. In deze indicator is de te realiseren besparing door het project zichtbaar gemaakt. De kleuren van de balk geven aan hoeveel COz er met zekerheid gereduceerd kan worden na controlebezoeken bij de in de legenda genoemde branches. Er moeten nog meer branches worden bezocht. Na afloop van alle bezoeken kan het daadwerkelijke besparingspotentieel bepaald worden. Bij vervolgbezoeken aan de bedrijven wordt nagegaan of de gemaakte besparingsafspraken zijn nagekomen.
Analyse en conclusie Bij de tot en met 2011 bezochte bedrijven is een besparingspotentieel van 77 kton COz geconstateerd. Dit betreft ruim een kwart van de relevante bedrijven. Naar verwachting kan daarom het eerder geschatte besparingspotentieel van 110 kton ruimschoots worden gehaald. Er moeten nog een aantal branches worden bezocht, waaronder ICT, hotels en MKB. Naar aanleiding van vervolgbezoeken kunnen daadwerkelijke besparingen worden berekend en gepresenteerd. Tot eind 2011 zijn er nog te weinig bedrijven voor een tweede maal bezocht om een betrouwbare uitspraak over resultaten in de praktijk te kunnen doen. blad 16 van 30
COp-monitor stadsregio Rotterdam
3.5
Stimuleren maatregelen bedrijven energiebesparing
Doel De hoofddoelstelling die voor het project is opgenomen in de regionale klimaatagenda is "het verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2% per jaar". De doelstelling is door de projectgroep vertaald naar de volgende subdoelstellingen: Ondernemers van 20% van de (MKB) bedrijven in de regio Rijnmond bewust maken van energiebesparing en duurzame energie en het stimuleren van energiebesparende maatregelen. Uitwisselen van ervaringen op het gebied van energiebesparende maatregelen en duurzame energie tussen ondernemers (van ondernemer tot ondernemer). Hiertoe is een website opgezet en zijn onder andere diverse sub-regionale bijeenkomsten georganiseerd. Via het instrument Milieubarometer hebben bedrijven inzicht in gebruik- en verbruikscijfers. Aan de hand hiervan kunnen zij besparingen doorvoeren waar dat het meeste (financiële) effect heeft. De Kansen bij Verkassen scan geeft bedrijven bij renovatie, verbouw nieuwbouw of verhuizing inzicht in maatregelen voor onder andere energiebesparing. Indicator bezoekers energieloket bedriiven Het aantal bezoekers van het digitale energieloket is bepaald als indicator voor de belangstelling van bedrijven voor energiebesparingsmaatregelen (SRR3). Conclusie bij indicator energieloket In het bedrijvengedeelte van de website is ruim 900 keer bewust informatie gezocht en is het onderdeel zakelijk ruim 400 keer bekeken. Dit is grafisch weergegeven in indicator SRR3 in paragraaf 3.2. Indicator C09-besparing door bedriiven met Milieubarometer en Kansen bij Verkassen Aantal bedrijven in de regio met een abonnement op de online Milieubarometer en aantal bedrijven dat gebruikt maakt van Kansen bij Verkassen (SRR7). Verduurzamingsinstrumenten deelnemende bedrijven per jaar
• (1) Kansen bij verkassen • (2) Milieubarometers
2008
2009
2010
2011
SRR 7
blad 17 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Toelichtinq Via de Milieubarometers wordt een COz-besparing per bedrijf berekend. Deze besparing betekent echter niet altijd een COz-besparing voor de regio en is hier daarom niet gepresenteerd. Kansen bij Verkassen en de Milieubarometer worden door de stadsregio Rotterdam kosteloos aangeboden aan bedrijven of instellingen die gevestigd zijn of zich gaan vestigen in de regio. Kansen bij Verkassen is een milieuwijzer voor bedrijven bij nieuwbouw, verbouw, renovatie en verhuizing. Deze online wegwijzer geeft bedrijven inzicht in kansen voor duurzaamheid en kostenbesparing. Ook dit instrument leidt tot COz-besparing, die echter niet inzichtelijk gemaakt kan worden omdat bedrijven niet rapporteren over behaalde resultaten. Conclusie bii indicator verduurzaminqsinstrumenten In de jaren 2008 tot en met 2011 zijn 268 bedrijven geabonneerd geweest op de Milieubarometer. Vanaf 2010 biedt de stadsregio via het samenwerkingsproject actief de Milieubarometer aan. In 2011 is het aantal ingevulde Milieubarometers verdubbeld ten opzichte van 2010. Kansen bij Verkassen is in totaal 32 keer gebruikt; in 2011 minder dan in 2010. Analyse en conclusie De belangstelling voor het Energieloket loopt terug. Die voor de verduurzamingsinstrumenten stijgt daarentegen.
3.6
Aanpak energieverspilling gemeentelijke gebouwen
Doel In het Plan van aanpak Klimaatagenda staat dat de gemeenten 3% energiebesparing per jaar moeten realiseren voor wat betreft het energieverbruik van de eigen gemeentelijke gebouwen en dat 70% van de gebruikte hoeveelheid energie uit eigen opwekking en/of inkoop duurzame energie afkomstig is. Indicator enerqielabels gemeentelijke gebouwen Als een van de indicatoren voor energiebesparing is gekozen voor het energielabel van de gemeentelijke gebouwen. (SRR12) Energielabels 2010
Energielabels 2011
gemeenteliike gebouwen
gemeentelijke gebouwen
(9)32% (4)6%
(7)10%
• • • • • D • • • •
(1)A" (2)A. (3) A (4)B (5)C (6)0 (7)E (8) F (9)G (10) Onbekend
(6) l i l Indicalor SRR 12
blad 18 van 30 COrmonitor stadsregio Rotterdam
I I I I I I • I I I
(1)A.» (2)A» (3) A (4)B (5)C (6)0 (7)E (8) F (9)G (10)Onbekend
Toelichting Het project draagt er zorg voor dat regiogemeenten inzicht hebben in het besparingspotentieel van de gebouwenvoorraad en dat ze investeringsscenario's daarop afstemmen. Aan het project nemen elf gemeenten deel. Van zeven gemeenten is informatie ontvangen. De informatie in de grafiek is gebaseerd op de geleverde informatie. Conclusie bii indicator energielabels gemeenteliike gebouwen Veel gemeentelijke gebouwen hebben inmiddels een energielabel. Uit de grafiek blijkt dat bijna 43% van de gemeentelijke gebouwen in 2011 een energielabel C of hoger heeft. In 2010 was dit 38%. Indicator energieverbruik gemeenteliike gebouwen Elektriciteitsgebruik in gemeentelijke gebouwen en verbruik van gas en warmte in gemeentelijke gebouwen (SRR13 en SRR13A). Gemeentelijke gebouwen
Gemeentelijke gebouwen
energieverbruik
energieverbruik
GM
(X miljoen)
Warmle GJ Gewogen graaddagen (x 1000)
Bron graaddagen: KWA Bedrijfsadviseurs, www.i<wa.nl, gebaseerd op dagelijl<se metingen KNMI.
Toelichting In deze indicator wordt geen COz-uitstoot aangegeven, maar energieverbruik voor gas en warmte enerzijds en elektriciteit anderzijds. Presentatie van enkel de COz-cijfers zou een verkeerd beeld geven. Gebruik van groene stroom of groen gas heeft namelijk invloed op de COzuitstoot, maar niet op het energiegebruik zelf. Het projectdoel is ook geformuleerd als energiebesparing. In de linker grafiek is het verbruik van gas en warmte weergegeven, in de rechter grafiek het gebruik van elektriciteit. Het betreft alleen die panden waarover zowel van 2010 als van 2011 gegevens bekend zijn. Het gaat hier dus niet om het totale energieverbruik van alle deelnemende gemeenten. De splitsing van de grafieken is enerzijds ingegeven vanwege het verschil in eenheden, waardoor gezamenlijke presentatie een vertekend beeld zou geven. Anderzijds wordt het verbruik van gas en warmte beïnvloed door weersomstandigheden. Hoe hoger het aantal graaddagen, hoe kouder het geweest is in dat jaar. Bij elektriciteitsverbruik is dit verband veel kleiner. Aan het project nemen elf gemeenten deel. Acht gemeenten hebben gegevens aangeleverd. Conclusie bii indicator energieverbruik gemeenteliike gebouwen In 2011 is minder warmte en gas verbruikt dan in 2010. Omdat de winter in 2011 minder streng was dan in 2010, kan niet worden bepaald of dit uitsluitend het gevolg is van de weersomstandigheden of dat ook de gevolgen van de genomen maatregelen te zien zijn. Het elektriciteitsverbruik in gemeentelijke gebouwen is licht gestegen. blad 19 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Indicator groene energie bii gemeenten Percentage groene stroom en groen gas dat gemeenten gebruiken voor de eigen energievoorziening (SRR14). Toelichting In de doelstelling is aangegeven dat ook eigen opwekking meetelt voor het te bereiken percentage van 70%. Het aandeel eigen opwekking in de regio is minimaal en daarom (nog) niet meegenomen bij de berekeningen. Conclusie indicator energieverbruik gemeentelijke gebouwen Voor het gezamenlijke energiegebruik bij de regiogemeenten in 2011 is door de acht gemeenten die gegevens geleverd hebben bij 100% van het elektriciteitsgebruik gebruik gemaakt van groene stroom en 92% van het gasverbruik was groen gas. Analyse en conclusie In de vorige COz-monitor zijn op deze plaats geen conclusies getrokken vanwege het geringe aantal gemeenten dat gegevens geleverd had. Voor dit rapport hebben méér gemeenten hun gegevens ingezonden, waardoor 64 tot 73% van de totale informatie beschikbaar is. De hierna verwoorde conclusies gelden dus niet voor alle deelnemers, maar geven wel een indicatie van de voortgang van het project. In het samenwerkingsproject werken de gemeenten onder andere aan het structureel bijhouden van hun energiegegevens. Hierdoor komen voor volgende jaren nog meer gegevens beschikbaar. Het percentage energielabels boven label C van gemeentelijke gebouwen stijgt langzaam. Alle aanleverende gemeenten voldoen aan de doelstelling van 70% van groene stroom en groen gas. Het elektriciteitsgebruik van gemeentelijke gebouwen is in 2011 licht gestegen ten opzichte van 2010, het gas- en warmtegebruik is daarentegen gedaald. Het verbruik van gas en warmte beweegt mee met de weersinvloeden.
3.7
Verduurzaming openbare verlichting
Doel In het plan van Aanpak Klimaatagenda staat dat de gemeenten 3% energiebesparing per jaar moeten realiseren wat betreft het energiegebruik van de openbare verlichting en dat 70% van de gebruikte hoeveelheid energie uit eigen opwekking en/of inkoop duurzame energie afkomstig is. Indicator energieverbruik openbare verlichting (SRR15) De indicator geeft het elektriciteitsgebruik aan van de openbare verlichting (straatlantaarns). Toelichting In 2012 is op basis van een regionale benchmark geconcludeerd dat de overall doelstelling van 3% doelstelling niet haalbaar is. De besparingsmogelijkheden verschillen per gemeente. Voor de regio als geheel is een besparing mogelijk van maximaal 2,2% Het project heeft de gemeenten gefaciliteerd bij het opstellen van gemeentelijke beslispuntennotities, afgestemd op lokale ambities. In een gemeentelijk plan van aanpak worden een of meer eigen projecten opgenomen ter verduurzaming van de openbare verlichting. De grafiek is, vanwege de vergelijkbaarheid van de cijfers, alleen gebaseerd op de verbruiken van de gemeenten die zowel over 2011 als 2012 informatie hebben aangeleverd. Er komt steeds meer informatie beschikbaar van gemeenten. Zeven gemeenten hebben gegevens aangeleverd over 2009, elf over 2010 en veertien over 2011.
blad 20 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Conclusie indicator energieverbruik openbare verlichting Om een uitspraak over trends te kunnen doen is gekeken naar de elf gemeenten die in 2010 én 2011 gegevens hebben aangeleverd. Hieruit blijkt een daling van ruim 1.650 MWh in elektriciteitsgebruik. Openbare verlichting
Openbare verlichting
energieverbruik
lichtpunten
45 000 40 000 35 000 30 000 25 000 20 000 15 000 1O0O0 5000
Indicator aantal lichtpunten in de regio Een lichtpunt is gedefinieerd als 1 lamp in een lantaarnpaal (SRR 20). Toelichting Het totale energieverbruik en daarmee de COz-uitstoot voor openbare verlichting is mede afhankelijk van het aantal lichtpunten. Ook hier is alleen de informatie van gemeenten in de grafiek opgenomen die zowel voor 2010 als 2011 beschikbaar is. Conclusie indicator aantal lichtpunten in de regio Om een uitspraak over trends te kunnen doen is gekeken naar de elf gemeenten die in 2010 én 2011 gegevens hebben aangeleverd. Hieruit blijkt een stijging van het aantal lichtpunten van ruim 7.100. In 2011 bedroeg het totaal aantal lichtpunten 218.553. Indicator groene energie voor openbare verlichting Het percentage groene stroom voor openbare verlichting (SRR14). Toelichting Slechts 6 van de 15 gemeenten hebben deze vraag beantwoord. Conclusie indicator groene energie voor openbare verlichting. Voor het energiegebruik bij de regiogemeenten voor openbare verlichting is bij de zes gemeenten die antwoord hebben gegeven voor 100% gebruik gemaakt van groene stroom. Van de overige gemeenten is niet bekend of ze groene stroom gebruiken voor de openbare verlichting. Analyse en conclusie Steeds meer gemeenten leveren informatie aan, ook gemeenten die niet aan het project deelnemen. Het gaat goed met de energiebesparing bij openbare verlichting. Er zijn méér lichtpunten gekomen en toch is er minder elektriciteit gebruikt. Van slechts zes gemeenten is bekend dat ze in 2011 groene stroom gebruikten voor de openbare verlichting.
blad 21 van 30 COrmonitor stadsregio Rotterdam
3.8
Hernieuwbare energie
Hernieuwbare energieprojecten worden apart besproken. Het opwekken van hernieuwbare energie is namelijk niet een op een te koppelen aan COz-reductie. Energie die op duurzame manier is opgewekt kan pas als COz-reductie worden gezien als het in de plaats komt van opwekking van grijze energie. Die relatie is meestal niet een op een te leggen. Daarom kent de opwekking van duurzame energie vaak een eigen doelstelling in procenten van de totale hoeveelheid opgewekte energie, zoals de landelijke doelstelling van 14% in 2020.
Creëren ruimte voor windmolens Doel Het doel van het project is om het aandeel duurzame energie dat binnen gemeentegrenzen wordt opgewekt of geleverd door toepassing van windenergie te vergroten. Indicator opgesteld vermogen windenergie Aantal MW opgesteld vermogen aan windenergie in de regio, exclusief het havengebied (SRR21). Toelichting Op 21 juni 2012 is het Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam ondertekend. Hierbij is een regionale ambitie voor 2020 van 150 MW afgesproken, waarvan 100 MW is geoormerkt op basis van concrete locaties en 50 MW op basis van studielocaties. Dit convenant is exclusief het gebied zoals vastgelegd in het Havenconvenant in 2009. Met het convenant vervult de stadsregio de bijdrage aan de ambitie van de provincie ZuidHolland om in 2020 in de provincie 720 MW windenergie op land gerealiseerd te hebben. Conclusie indicator opgesteld vermogen windenergie Eind 2011 bedroeg het opgesteld vermogen aan windenergie in de regio, exclusief het havengebied, 4 MW. Dit cijfer is al jaren constant.
2005
2006
Windenergie
Windenergie
opgesteld vermogen excl HIC
opbrengst
2007
2008
2009
2010
2005
blad 22 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Indicator opbrengsten windenergie Aantal GWh opgewekte elektriciteit door opgesteld vermogen per jaar (SRR22). Toelichting Deze indicator geeft aan welke hoeveelheid elektriciteit is opgewekt. Van de windturbines in de regio buiten het havenindustrieel complex zijn gemiddelde jaaropbrengsten bekend. Het CBS berekent jaarlijks de zogeheten 'windex': een maat voor de hoeveelheid wind in dat jaar. Aan de hand van deze gegevens wordt de windenergieopbrengst berekend. Conclusie indicator opbrengsten windenergie De opbrengsten variëren per jaar afhankelijk van de hoeveelheid, sterkte en richting van de wind. Analyse en conclusie Het aantal MW opgesteld vermogen is de afgelopen jaren constant gebleven. Naar verwachting gaat dit de komende jaren oplopen nu het Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam ondertekend is. Van de opbrengst aan duurzame energie in 2011 kunnen gemiddeld 2.650 huishoudens van energie voorzien worden (bron Nibud, 3.300 kWh per huishouden gemiddeld).
Warmte- en koudenetten Doel Het doel van het project is om het aandeel duurzame energie dat binnen gemeentegrenzen wordt opgewekt of geleverd door toepassing van collectieve warmtesystemen te vergroten. Alle opties voor warmtesystemen zijn van toepassing. In het plan van aanpak Klimaatagenda staat dat in 2025 3% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt, duurzaam opgewekt en geleverd moet worden via grootschalige en/of collectieve opties. Indicator Hernieuwbare warmte Aantal terajoules (TJ) hernieuwbare warmte Hernieuwbare warmte
• (6) Zonnewarmte • (5) Houtkachels woningen • (4) Houtketels bedrijven • (3) Geothennie • (2) Buitenluchtwarmte • (1) Afvalverbrandingsinstallatie
2009
2010
SRR 011
blad 23 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Toelichting De grafiek toont het aantal TJ aan hernieuwbare warmte volgens inschatting van de Klimaatmonitor op basis van een modelmatige verdeling van de hoeveelheden over Nederland. Een deel van de Nederlandse cijfers kan (nog) niet aan gebieden toegerekend worden. Deze zijn dan ook uit de grafiek weggelaten. Cijfers over ondiepe bodemenergie (WKO) komen pas in het eerste kwartaal van 2013 beschikbaar via de provinciale Energiemonitor. Analyse en conclusie Volgens de modelmatige verdeling van de Klimaatmonitor is de hoeveelheid hernieuwbare warmte toegenomen. Het aandeel geothermie is zelfs meer dan verdubbeld. Het aandeel van houtkachels bij woningen en bedrijven is aanzienlijk. Houtkachels worden meestal niet als vorm van collectieve warmtevoorziening gezien, omdat ze meestal toegepast worden in individuele woningen of bedrijven. Het gebruik van houtkachels ligt qua milieudruk gevoelig, omdat veel kachels een hogere uitstoot van fijn stof. roet en andere schadelijke stoffen kent dan de gemiddelde CV-ketel. Een conclusie over WKO-ontwikkelingen kan nog niet getrokken worden omdat er geen betrouwbare cijfers verzameld worden over de opwekking van energie door middel van WKO.
blad 24 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
Bijlagen: 1.
Aangeleverde gegevens (J/N) per gemeente per jaar inclusief deelname gemeenten aan projecten Klimaatagenda 2. Verschillen tussen bron- en gebruikersbenadering 3. Indicatoren per gemeente
blad 25 van 30 C02-monitor stadsregio Rotterdam
O O
2009 NVT Albranijswaard JA Bernisse NEE JA Bnelle Capelle aan (jen IJssel JA JA Hellevoetsluis Knmpen aan den IJssel JA NEE Lansingeriand Maassluis NEE Ridderkerk NVT Rotterdam NEE Schiedam JA JA Spijkenisse Vlaardingen JA Westvoome NEE
5 = ^.: 2010 NVT JA NEE JA JA JA JA NEE NEE NVT NEE JA JA JA NEE
2011 NVT JA NEE JA JA JA JA NEE NEE NVT NEE JA JA JA JA
2009 NEE NEE NEE JA JA JA NEE NVT NVT NVT NEE JA NEE JA NVT
SRR12 2010 NEE NEE NEE JA JA JA NEE NVT NVT NVT NEE JA NEE JA NVT
2011 NEE NEE NEE JA JA JA NEE NVT NVT NVT NEE JA NEE JA NVT
2009 NEE JA NEE JA JA JA JA NVT NVT NVT NEE JA NEE JA NVT
SRR13 2010 NEE JA NEE JA JA JA JA NVT NVT NVT JA JA NEE JA NVT
2011 NEE JA NEE JA JA JA JA NVT NVT NVT JA JA NEE JA NVT
2009 NEL JA NEE JA JA JA JA NVT NVT JA JA JA NEE JA NVT
SRR15 2010 NEE JA NEE JA JA JA JA JA NVT JA JA JA JA JA JA
1
2011 JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
2009 NEE JA NEE JA JA JA JA NVT NVT JA JA JA NEE JA NVT
SRR20 2010 NEE JA NEE JA JA JA JA JA NVT JA JA JA JA JA JA
2011 JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
03 ÖT O <
3. O 0) QJ
3
3
O
INEE - Niet ontvangen JA - Wel ontvangen
cn
I CD
SRR SRR SRR SRR SRR
4 = Toetsing EPC bij nieuwbouw 12 = Energielabel gemeentelijke gebouwen 13 = Energieverbruik gemeentelijke gebouwen 15 = Energieverbruik openbare verlichting 20 = Aantal lichtpunten openbare verlichting
i & < (/)
(O
3 3
Bijlage 2 Verschil tussen bron- en gebruikersbenadering De COz-uitstoot kan op verschillende wijzen bepaald worden. De stadsregio Rotterdam hanteert het internationaal gebruikte Greenhouse gas (GHG) protocol. Het GHG-protocol onderscheidt drie scopes. De bron- of gebiedsbenadering (scope 1) bepaalt de uitstoot van COz op basis van de hoeveelheden die door bronnen in de regio worden uitgestoten. Het gaat hierbij om wat er daadwerkelijk binnen de regio gebeurt. Gemeenten die bijvoorbeeld geen elektriciteitscentrale hebben, krijgen daarom ook geen COz voor energieopwekking toegerekend. De gebruikersbenadering (scope 2) relateert de uitstoot aan het gebruik in een gebied. In dit geval zou de regio de COz toegerekend krijgen voor de hoeveelheid elektriciteit die de inwoners en bedrijven in de regio gebruiken. Deze benadering leidt tot andere hoeveelheden COzuitstoot. De derde stroom (scope 3) behelst de COz-uitstoot van de activiteiten die samenhangen met activiteiten die in deze regio worden uitgevoerd, maar mogelijk buiten de regio plaatsvinden, bijvoorbeeld de productie van bedrijven die aan regionale bedrijven leveren, reizen en vakanties van mensen die hier wonen.
/WIRK VERKttR
UrTBCSTEDC ACTMTEtTEN
C02-monitor stadsregio Rotterdam blad 27 van 30
De verschillen tussen de bronbenadering en de gebruikersbenadering in de COz-monitor regionale Klimaatagenda zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Ook de gevolgen voor de vergelijkbaarheid met andere COz monitorrapporten in deze regio staat in de tabel. Bronbenadering
Gebruikersbenadering
- COz-uitstoot elektriciteitscentrales wordt volledig meegenomen.^
- COz-uitstoot elektriciteitscentrales wordt gecompenseerd voor gebruik.^
- Rekent afvalven^/erking toe aan de venwerkende industrie.
- Rekent afvalven/verking toe aan bewoners en bedrijven.
COz-uitstoot land- en tuinbouw
Neemt elektriciteitsgebmik niet mee.
Neemt elektriciteitsgebmik wel mee (bijvoorbeeld groeilampen in de glastuinbouw).
COz-uitstoot gebouwde omgeving
Neemt elektriciteitsgebruik niet mee.^
Neemt elektriciteitsgebruik wel mee.
C02-uitstoot verkeer en vervoer
- Neemt elektriciteitsgebruik van openbaar vervoer niet mee.
- Neemt elektriciteitsgebruik van openbaar vervoer wel mee.
-Neemt vervoer op (auto)snelwegen wel mee.
- Neemt vervoer op (auto)snelwegen niet mee.
Vergelijkbaarheid tussen regiogemeenten
Goed
Goed
Vergelijkbaarheid met RCI-monitor
Goed De gemeente Rotterdam heeft gekozen te blijven werken met de bronbenadering.
Slecht, maar de DCMR beschikt over aparte software om de data van de gebruikersbenadering om te rekenen naar bronbenadering en vice versa.
Vergelijkbaarheid met andere gemeenten die de Klimaatmonitor hanteren
Slecht
Goed
MSR
In de brede milieumonitor stadsregio Rotterdam (MSR) worden grafieken getoond van zowel de gemeente Rotterdam (RCI) als de regio (afkomstig uit COz-monitor regionale klimaatagenda).
Vergelijkbaarheid met de provincie Zuid-Holland
De provincie werkt met de bronbenadering. In de monitor van de provincie Zuid-Holland wordt de COz-uitstoot onden/erdeeld naar regio's.
Vergelijkbaarheid met Haaglanden
Haaglanden heeft de voorkeur om de gebruikersbenadering toe te gaan passen. Op dit moment heeft Haaglanden geen eigen monitor waarin de COz-uitstoot in de regio wordt weergegeven.
COz-uitstoot industne en energie
Voor de huidige COz-uitstoot gaat Haaglanden uit van de inventarisatie, die is gemaakt in het kader van de Routekaart Haaglanden klimaatneutraal. De inventarisatie gaat grotendeels uit van de gebruikersbenadering. Wel zijn er verschillen met betrekking tot de glastuinbouw, verkeer en vervoer, afval- en afvalwatervenA/erking. 1) Het effect op de COz-uitstoot is in de regionale COz-monitor niet zichtbaar, omdat het havenen industrieel complex niet wordt meegeteld. 2) De DCMR houdt de COz-uitstoot van het elektriciteitsgebruik van de eindgebruikers in de sector gebouwde omgeving wel bij, en dit wordt ook gepresenteerd in de monitor van Rotterdam. De gegevens zijn namelijk wel handig voor het monitoren van de effecten van Rotterdams beleid in de gebouwde omgeving. Voor de RCI COz-doelstelling is het elektriciteitsgebruik echter niet relevant. blad 28 van 30
C02-monitor stadsregio Rotterdam
Bijlage 3 C02-uitstoot per gemeente Vanwege de grootte is deze bijlage alleen als apart bestand beschikbaar. De monitoring van de regionale Klimaatagenda richt zich in eerste instantie op de uitkomsten van de regio als geheel. Deze bijlage is bedoeld om enig inzicht te geven in de verschillen in de COz-uitstoot per gemeente. Daarnaast kan deze dienen als hulpmiddel bij het bepalen van beleidsvelden waarop inzet het meest efficiënt is. De totaalcijfers per gemeente zijn ook hier onderverdeeld naar de vier landelijk gebruikelijke hoofdsectoren ((zie toelichting per indicator). Daarnaast is per hoofdsector één subsector belicht. De vier subsectoren zijn wegverkeer, glastuinbouw, woningen en huishoudelijk afval. De mate van gemeentelijke invloed is bepalend geweest voor de keuze van de vier beschreven subsectoren, zo is wegverkeer meestal interessanter voor de gemeente dan scheepvaart- of vliegverkeer. Inhoud geeft vooral trend weer De cijfers zijn veelal ontleend aan gegevensbestanden die vooral tot doel hebben de broeikasgassen landelijk te volgen. Deze bestanden zijn modelmatig ingericht. De beheersinstanties van deze gegevensbronnen geven zelf aan dat de cijfers zich niet goed lenen voor gebruik voor een beperkt geografisch gebied. De Klimaatmonitor van AgentschapNL is een eerste aanzet om te komen tot beter betrouwbare informatie. Veel van die informatie moet echter door gemeenten zelf worden aangeleverd. De indicatoren in deze bijlage vertellen daarom ook niet 'de' waarheid, maar geven een indicatie van trends en ontwikkelingen. De trend van de COz-uitstoot per gemeente vertoont een wisselend beeld. Sommige gemeenten hebben een dalende lijn, sommige een stijgende. Wel valt op dat, met uitzondering van Bernisse, elke gemeente in 2010 meer COz heeft uitgestoten dan in 2009. Bij de conclusies is niet gezocht naar lokale omstandigheden die van invloed konden zijn op de uitkomsten. Daarbij is de tijdreeks nog te kort om betrouwbare uitspraken te doen over oorzaken. Kanttekeningen per indicator De glastuinbouwindicator (SRR 027) komt niet voor bij de gemeenten Bernisse, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Schiedam, Spijkenisse en Vlaardingen. De grens voor het opnemen van deze indicator is een uitstoot van 1 kiloton. De wegverkeersindicator (SRR 024 ) is ontleend aan de RVMK van de stadsregio Rotterdam. Ook hier geldt dat het om een model gaat en dat inhoudelijke informatie veelal van gemeenten zelf moet komen. Verschillen tussen de jaren kunnen daarom ook veroorzaakt zijn door (gebrek aan) inhoudelijke wijzigingen van het model. Niet vergelijken met bronbenadering In de COz-nulmeting uit 2008 is ook een uitwerking per gemeente gegeven. Die uitwerkingen zijn gebaseerd op de bronbenadering. Dit rapport gaat uit van de gebruikersbenadering. Vergelijking van de oude en nieuwe presentatie per gemeente heeft daarom geen zin.
C02-monitor stadsregio Rotterdam blad 29 van 30
Toelichting per indicator Totale CO?-emissie en verdeling per sector In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COzuitstoot in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. De verdeling is weergegeven in de vier gebruikelijke hoofdsectoren, 'verkeer en vervoer', 'land- en tuinbouw', 'gebouwde omgeving' en 'industrie en energie'. Wegverkeer (verkeer en vervoer) De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen het eigen grondgebied. In deze grafiek is de COz-uitstoot weergegeven die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelaten. Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart (RVMK). Glastuinbouw (land- en tuinbouw) Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor verwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de COz-uitstoot is vanwege het gasverbruik in de jaren 2008 tot en met 2010. Daarnaast is een negatieve COz-uitstoot gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit. De cijfers zijn tot stand gekomen door de totalen van Nederland te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte glas' per gemeente. Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen. Woningen (gebouwde omgeving) In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COz-uitstoot afkomstig van woningen. In deze indicator is de COz-uitstoot van 2008, 2009 en 2010 voor elke gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid COz produceerden. Huishoudelijk afval (industrie en energie) Mede omdat het aandeel zware industrie en energieproducenten in de regiogemeenten meestal zeer beperkt is, is binnen de hoofdsector industrie en energie gekozen om afvalverwijdering inzichtelijk te maken. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COz in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door het gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COz bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordt energie bespaard op het winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel COz aan per saldo wordt bespaard.
blad 30 van 30
C02-monitor stadsregio Rotterdam
Albrandswaard Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008. 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitstoot in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale CO^-uitstoot met 4 kiloton gedaald ten opzichte van 2008. De uitstoot in de sector Gebouwde omgeving nam toe, die in de sector Verkeer en vervoer nam af. SRR 16 ABW
Albrandswaard COj - emissie
B (1) VarkMr v •
2008
venoar
(2) Land- er tuinbouw
•
(3) Industrie en energie
•
(4) Gebouwde omgeving
2009
Albrandswaard aandeel naar sector 2010 co? - emissie (1)15%
(2)4%
•
(1) Verkeer en vervoer
•
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industne en enarga
•
(4) Gebouwde omgeving
Albrandswaard CO2 - emissie wegverkeer
(1) Buitenweg I (2) Bebouwde kom
2008
2009
2010
2011
2015
2020
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen het meeste rendement kan opleveren. In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Het gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is Voor Verkeer en vervoer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuintx)uw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), vcxjr de Getx)uwde omgeving zijn dat de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26) Conclusie De gebouwde omgeving levert 73% van de totale uitstoot van de gemeente SRR19 ABW
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitstoot weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale veri<eersmilieukaart. Conclusie: De CO^-uitstoot in de gemeente vertoont een wisselend beeld. In 2008 en 2009 werd de meeste CO^ uitgestoten op buitenwegen. In 2010 steeg het aandeel bebouwde kom en daalde het aandeel buitenwegen In 2011 is de uitstoot ongeveer evenredig verdeeld over de beide categorieën In 2009 is meer C O j uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uitst(X)t door schonere motoren gaat grotendeels verioren dcxjrdat voertuigen zwaarder zijn geworden Naar venwachting zal de COj-uitstoot door wegverkeer binnen de bebouwde kom komende jaren stijgen ten opzichte van 2011. SRR24 ABW
-1-
• Toelichting Regionaal gezien stoot de glastuinbouwsector niet veel C0_, uit Op hel niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor venwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit In de grafiek is aangegeven hoe groot de CO^-uitstoot is vanwege het gasverbruik in de jaren 2008 tot en met 2010 Daamaast is een negatieve CO^uitstoot gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit De lijn geeft aan hoeveel CO^ per saldo is uitgestoten De cijfers in de Klimaatmonitor van AgentschapNL zijn tot stand gekomen door de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen.
Albrandswaard
CO; - emissie glastuinbouw
(1)
(1)
I
(1)
m O —
2
•
(2) Elektnoleit |1)Gas Saldo
Conclusie Het jaar 2010 was kouder dan 2009 De verbruikscijfers variëren overeenkomstig In 2010 is ondanks het koude weer nauwelijks meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren Er is wel meer elektriciteit opgewekt De hoeveelheid vermeden CO., door het opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten CO^. Per saldo vertoont de COj-uitstoot over de beschouwde jaren een stijgende trend SRR27 ABW
3 2010
Toelichting In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitstoot afkomstig van woningen. In deze indicator is de CO^-uitsloot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid CO, produceerden De gepresenteerde COj-uitstoot is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik Volgens de Klimaatmonitor van AgentschapNL wordt er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen
Albrandswaard
COJ - emissie woningen
50
18
45
16
40 35
1
Conclusie De CO^-uitstoot in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter In 2010 zijn er circa 750 woningen meer dan in 2008 SRR23 ABW
1
- Won
"
30
°
r 20
10 1
^ i
20
6
15
• 4
10
2
5 n u
~
. n
2008
2010
2009
SUR 023
Toelichting Afvalvenwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen In de grafiek is aangegeven hoeveel CO, in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen Door het gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO^ bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordt energie bespaard op het winnen van grondstoffen en opnieuw produceren De lijn geeft aan hoeveel CO^ aan per saldo wordt t)espaard Conclusie Uit oogpunt van CO^ is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer C O , bespaard dan uitgestoten In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend SRR25/26
Albrandswaard
CO2 - emissie huishoudelijk afval
(1)
(1)
II)
(2) Vermeden emissie I (1) Emissie Saldo
2009
2010
-2-
Barendrecht Toelichting In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008. 2009 en 2010 weergegeven De COj-uitstoot in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale CO^-uitstoot met 19 kiloton gestegen ten opzichte van 2008. De stijging doet zich in alle sectoren voor SRR16BDR
Barendrecht CO? - emissie 2'V
(1)
200
•
(1) Verkeer en vervoer
•
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industrie en energie
•
(4) Gebouwde omgeving
(*1
2009
2008
Toelichting In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar vemoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van t)eleidsmaatregelen het meeste rendement kan opleveren In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Het gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en ven/oer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Barendrecht aandeel naar sector 2010 COJ - emissie (1) 16%
•
(1) Verkeer en vervoer
•
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industne en energie
•
(4) Getxxjwde omgeving
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 74% van de totale uitsloot van de gemeente. SRR19 BDR
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitsloot van hel wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is en/oor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitsloot weergegeven van 2008 tol en met 2011 die samenhangt mei hel wegverkeer binnen en builen de bebouwde kom. Snelwegen zijn builen beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de ven/vachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De CO^-uitsloot in de gemeente vertoont een wisselend beeld In 2008 en 2009 werd de meeste COj uitgesloten op buitenwegen. In 2010 steeg het aandeel bebouwde kom en daalde hel aandeel buitenwegen aanzienlijk. In 2011 is de uitsloot evenredig verdeeld over de beide categorieën. In 2009 is meer CO^ uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uitstoot door schonere motoren gaal grotendeels verioren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar venA'achting zal de COj-uitslool door wegverkeer binnen de bebouwde kom komende jaren beperi
Barendrecht COJ - emissie wegverkeer
D (1) Buitenweg •
2008
2009
2010
2011
2015
(2) Bebouwde kom
2020
-3-
• Barendrecht
COj - emissie glastuinljouw
6 (1)
(ii
(1)
m (2) Elektnciteit O (l)Gas — Saldo
3
90
r 20 18
80 -
16
70 -
14
60 50 c
10
O
- 30 20
Conclusie Hel jaar 2010 was kouder dan 2009. De verbruikscijfers variëren overeenkomstig. In 2010 is meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren. Er is ook meer elektriciteit opgewekt. De hoeveelheid vermeden C0_, door hel opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten CO^. Per saldo vertoont de CO-,-uilslool over de beschouwde jaren een licht stijgende trend. SRR27 BDR
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitslool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uilslool van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid CO^ produceerden. De gepresenteerde COj-uitslool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordt er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Barendrecht
COj - emissie woningen
Toelichting: Regionaal gezien stool de glasluintwuwsector niet veel CO, uil Op hel niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn. Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor verwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de COj-uitslool is vanwege hel gasverbruik in de jaren 2008 lol en mei 2010. Daarnaast is een negatieve CO^uilslcxit gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit. De lijn geeft aan hoeveel CO^ per saldo is uitgesloten. De cijfers in de Klimaalmonilor van AgentschapNL zijn lol stand gekomen door de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente. Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen.
Conclusie De CO^-uilstool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter. In 2010 zijn er circa 650 woningen meer dan in 2008. SRR23 BDR
"l
8
-
6
~
• 4
10
2
' 0
0
2008
2009
2010
SRR 023
Barendrecht
COJ - emissie huishoudelijk afval
2:
-•: 15
5
C
-5
-15
...
(1)
r :
(1)
ZJ
(1)
• (2) Vermeden emissie B (1) Emissie
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO^ bespaard: grondstoffen en prcxlucten worden hergebmikt. Hiermee wordt energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren De lijn geeft aan hoeveel CO^ aan per saldo wordt bespaard Conclusie Uil oogpunt van CO^ is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer CO^ bespaard dan uitgestoten In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend SRR25/26
2
-4-
Bernisse Toelichting In de grafiek is de uilstool in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitstool in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitslool met 1 kiloton gedaald len opzichte van 2008 De uitstcwt in de sector Gebouwde omgeving nam licht loe, die in de sector Verkeer en vervoer nam af. SRR 16 BRN
Bernisse COj - emissie
D (1) Verkeer en vervoer •
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industne en energie
•
(4) Get)ouwde omgeving
2009
2008
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitsloot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen het meeste rendement kan opleveren. In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Hel gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Veri^eer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Getxjuwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Bernisse aandeel naar sector 2010 CO; - emissie
1)31%
a (1) Verkeer en vervoer •
(2) Land- en tuintxxiw
•
(3) Industrie en energie
•
(4) Getxxjwde omgeving
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 6 1 % van de totale uitsloot van de gemeente, de sector veri<eer en vervoer 3 1 % SRR19 BRN
(4)60«
Toelichting De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen hel eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegveri<eer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de CO^-uitstoot weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de betrauwde kom Snelwegen zijn builen beschouwing gelaten. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op hel milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meeste COj-uitstoot in de gemeente vindt plaats op buitenwegen. In 2009 is iels meer COj uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere COj-uilstoot door schonere motoren gaat grotendeels verioren doordat voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar venwachting zal de CO^-uitstoot door wegverkeer binnen de bebouwde kom de komende jaren stijgen ten opzichte van 2011. SRR24 BRN
Bernisse COJ - emissie wegverkeer
2008
2009
2010
2011
2015
•
(1) Buitenweg
•
(2) Bebouwde kom
I
2020
-5-
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de CO^-uilslool afkomstig van woningen. In deze indicator is de CO_,uilslool van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid CO^ produceerden. De gepresenteerde CO^-uitstoot is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de Klimaatmonitor van AgentschapNL wordt er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Bernisse C O j - emissie woningen
Conclusie De CO^-uitslool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren Er is meer energie verbruikl in verband met de strenge winter. In 2010 zijn er 26 woningen meer dan in 2008 SRR23 BRN
Bernisse COj - emissie huishoudelijk afval
• (2) Vermeden emissie D (1) Emissie — SaWo
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uitgesloten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO_, bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt Hiermee wordt energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel CO^ aan per saldo wordt bespaard. Conclusie Uil oogpunt van CO^ is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer CO^ bespaard dan uitgesloten In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend SRR25/26
-6-
Brielle Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven De COj-uitstoot in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare t)erekeningen te maken.
Brielle COj - emissie
Conclusie: In 2010 is de totale CO^-uitsloot met 30 kiloton geslegen ten opzichte van 2008. De stijging doet zich voor in de sectoren Gebouwde omgeving en Land- en tuinbouw. De uitsloot in de sector Veri^eer en vervoer vertoont een lichte daling. SRR16 BRI (1) Verkeer en vervoer (2) Land- en tuinbouw (3) Industrie en energie (4) Getjouwde omgeving
2009
2008
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meeste rendement kan opleveren. In deze bijlage wordl één subsector per hoofdseclor nader beschouwd Het gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Bhelle aandeel naar sector 2010 COJ - emissie
(4) 4 2 %
O (1) Verkeer en vervoer •
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industne en energie
•
(4) GetMuwde omgeving
Conclusie: De land- en tuinbouwsector levert 4 4 % van de uitstoot, de gebouwde omgeving 42%. SRR19 BRI
(2) 4 4 %
(3)4%
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitsloot van hel wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegvericeer van de sector Veri<eer en Vervoer uil te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de CO^-uitstool weergegeven van 2008 lot en met 2011 die samenhangt met hel wegveri<eer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meesle COj-uitsloot in de gemeente vindt plaats op buitenwegen. In 2009 is meer 0 0 ^ uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere CO^-uitstcwt door schonere motoren gaat grotendeels verioren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de COj-uitstool door wegverkeer de komende jaren beperkt stijgen ten opzichte van 2011. SRR24 BRI
Brielle COJ - emissie wegverkeer
n (i> • •
(1) Buitenweg (2) Bebouwde kom
I I I I I I
2008
2009
2010
2011
2015
2020
-7-
Brielle COj - emissie glastuinbouw
• (2) Elektriciteit EZl ( l ) G a s — Saldo
Toelichting Regionaal gezien sloot de glastuinbouwsector niet veel CO. uit. Op het niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn. Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor verwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de CO^-uilsloot is vanwege hel gasverbruik in de jaren 2008 tot en met 2010. Daarnaast is een negatieve CO^-uitstool gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit. De lijn geeft aan hoeveel CO^ per saldo is uitgestoten. De cijfers in de Klimaalmonilor van AgentschapNL zijn tol stand gekomen door de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente. Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen. Conclusie: Hel jaar 2010 was kouder dan 2009, in de grafiek is dit niet terug Ie zien. In 2010 is ondanks hel koude weer nauwelijks meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren. Er is wel meer elektriciteit opgewekt. De hoeveelheid vermeden C0_, door hel opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgesloten CO^. Per saldo vertoont de CO^-uilstoot over de beschouwde jaren een wisselende trend SRR27 BRI
lïi
2009
Toelichting In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uilstool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uitstoot van 2004, 2006, 2008. 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O , produceerden. De gepresenteerde CO^-uitstool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de Klimaatmonitor van AgentschapNL wordt er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Brielle COJ - emissie woningen
40
r 10 \ ®
35
8 30
_
7
Conclusie: De CO^-uitslool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter. In 2010 zijn er circa 150 woningen meer dan in 2008. SRR23 BRI
— Wonii
25
1-
>• 5
%
•
15 3
~
10 2 5
1 0
0 2008
2009
2010 SRR 023
Brielle COJ - emissie huishoudelijk afval
e t
4 (1)
2 O
•
(2) Vermeden emissie
O
(1) Emissie
•2 -4
-10 2008
2009
SRR 025 / C26
-8-
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uitgesloten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door het gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO^ bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel CO^ aan per saldo wordt bespaard. Conclusie. Uil oogpunt van CO-, is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer CO^ bespaard dan uitgestoten. In 2010 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
C a p e l l e a a n den I J s s e l Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uilsloot in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is hel niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale CO^-uitstoot met 30 kiloton gestegen ten opzichte van 2008. De stijging doel zich in alle voorkomende sectoren voor, maar is vooral fors in de sector Verkeer en vervoer Land- en tuinbouw komt niet voor. SRR16 CAP
Capelle aan den IJssel COJ - emissie
• (1) Verkeer en vervoer •
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industrie en energie
•
(4) Gebouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen het meesle rendement kan opleveren. In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Hel gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dat de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Capelle aan den IJssel aandeel naar sector 2010 COJ - emissie
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 74% van de totale uitstoot van de gemeente. SRR19 CAP
(3) 5%
•
(1) Verkeer en vervoer
•
(2) Land- en tuinbouw
•
(3) Industrie en energie
B (4) Gebouwde omgeving
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitstool weergegeven van 2008 lol en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn builen beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de venwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op hel milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meeste CO^-uitstoot in de gemeente vindt plaats binnen de bebouwde kom. In 2009 en 2010 is meer 0 0 ^ uitgestoten dan in 2011. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere COj-uitsloot door schonere motoren gaat grotendeels verioren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de CO^ uitstoot door wegverkeer binnen de bebouwde kom de komende jaren stijgen en komt de categorie 'buitenweg' niet meer voor. SRR24 CAP
Capelle aan den IJssel COJ - emissie wegverkeer
O
O (1) Buitenweg
40
B (2) Bebouwde kom
30
20
10
2008
2009
2010
2011
2015
2020
-9-
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitslool afkomstig van woningen. In deze indicator is de CO^uilslool van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daamaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid CO^ produceerden. De gepresenteerde COj-uitstool is gebaseerd op elektriciteits- gas- warmteverbruik.
Capelle aan den IJssel C O J - emissie woningen
Conclusie De CO^-uitstool in 2010 lag ondanks de strenge winter lager dan in de voorgaande jaren.. In 2010 zijn er circa 650 woningen meer dan in 2008 SRR23 CAP
•
60
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uitgesloten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO, bespaard: grondstoffen en producten worden hergebmikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De grafiek is leeg omdat er geen cijfers van uw gemeente bekend zijn bij het CBS. De Klimaalmonilor gebruikt de CBS-cijfers als basis. Conclusie: Een conclusie kan wegens het ontbreken van cijfers in de Klimaalmonilor niet worden bepaald. SRR25/26
Capelle aan den IJssel COJ - emissie huishoudelijk afval 1,00 0,90 0,80 0,70 0,60 1
B (2) Vermeden emissie
0,50
•
(1) Emissie
0,40 0,30 0,20 0,10 0.00 2008
SRR 025 / 026
- 10-
Hellevoetsluis Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven De COj-uilstoot in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken.
Hellevoetsluis COj - emissie
Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitsloot 7 kiloton gedaald ten opzichte van 2008. De uitstool in de sector Gebouwde omgeving nam licht toe, die in de andere sectoren nam af. SRR16 HVS
O (1) Vorkeer en vervoer B (2) Land- en tuinbouw B (3) Industrie en energie B (4) Gebouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen het meesle rendement kan opleveren .In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd Hel gaal hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dat de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Hellevoetsluis aandeel naar sector 2010 COj - emissie
^ ^ ^ ( 2 ) 4 %
^^^Ê
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 7 1 % van de totale uitsloot van de gemeente. SRR19 HVS
H (3)8% / /
G (1) Verkeer en vervoer B (2) Land- en tuinbouw B (3) kidustrle en energie
/
(4) 7 1 % ^ ^ B
B (4) Gebouwde omgeving
SRR 019
Hellevoetsluis COj - emissie wegverkeer
•!
n (')
,35
30
HI
a (1) Buitenweg
B (2) Bebouwde kom S
20
1.5
10
Toelichting De gemeente heeft invloed op de uilstool van hel wegverkeer binnen hel eigen grondgebied Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Veri<eer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek In deze grafiek is de COj-uitstool weergegeven van 2008 lol en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn builen beschouwing gelaten Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart Conclusie: De meesle COj-uitslool in de gemeente vindt vanaf 2010 plaats binnen de bebouwde kom In 2009 is meer COj uitgesloten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere CO^-uitstool door schonere motoren gaat grotendeels verioren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de COj-uitstool door wegverkeer, voornamelijk in de bebouwde kom, de komende jaren stijgen ten opzichte van 2011. SRR24 HVS
5 0
2008
2009
2010
2011
2015
2020
- 11 -
• Hellevoetsluis
COj - emissie glastuinbouw
1,5
(1)
(1)
§
0.5
E
(1)
• Q —
(2) Elektnciteit (1)Gas Saldo
3
Toelichting Regionaal gezien stool de glasluinbouwsector niet veel C O J uil. In Hellevoetsluis is de uitsloot beperkt, maar toch meer dan een kiloion. Daarom is deze indicator toch opgenomen Glasluinbouwt)edrijven verbruiken gas voor venwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de CO^-uitstoot is vanwege hel gasverbruik in de jaren 2008 lol en met 2010. Daarnaast is een negatieve CO^-uitstoot gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit De lijn geeft aan hoeveel CO^ per saldo is uitgesloten De cijfers in de Klimaalmonilor van AgentschapNL zijn tot stand gekomen door de totalen van Nederiand Ie verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen Conclusie: Hel jaar 2010 was kouder dan 2009. De verbruikscijfers variëren overeenkomstig In 2010 is meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren. Er is ook meer elektriciteit opgewekt. De hoeveelheid vermeden CO door hel opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten CO-,. Per saldo vertoont de COj-uilslool over de beschouwde jaren een licht stijgende trend. SRR27 HVS
2009
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uilstool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uilsloot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O J produceerden. De gepresenteerde COj-uitslool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordl er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Hellevoetsluis
100
8C
:
I
50 -1
• 40 30 2'-: 10 O
COJ - emissie woningen
Conclusie: De COj-uilstool in 2010 lag iels hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter. In 2010 zijn er circa 400 woningen meer dan in 2008. SRR23 HVS
Hellevoetsluis
COJ - emissie huishoudelijk afval
(1)
O •
•5 -I -10
-15
-20
-25
(1)
• (2) Vermeden emissie O (1) Emissie — SaWo
2009
2010
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uilgesloten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO^ bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel CO^ aan per saldo wordl bespaard. Conclusie: Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer CO^ bespaard dan uitgestoten In 2010 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend SRR25/26
SRR 025 I 026
-12-
Krimpen a a n den I J s s e l Toelichting In de grafiek is de uilstool in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitsloot in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk mei terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitstool met 4 kiloton gestegen ten opzichte van 2008. De stijging doet zich in de sectoren Gebouwde omgeving en Industrie en Energie. De uitstoot van de sector Verkeer en ven/oer blijft tussen 2008 en 2010 gelijk In 2009 vertoonde deze sector een kleine daling Land- en tuinbouw komt niet voor. SRR16 KRI
Krimpen aan den IJssel COJ - emissie
B (1) Verkeer en vervoer B (2) Land- en tuintxxjw B (3) Industrie en energie B (4) Get>ouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitsloot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meesle rendement kan opleveren. In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Hel gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en ven/oer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Krimpen aan den IJssel aandeel naar sector 2010 COJ - emissie (1) 14%
(3) 13% •
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 73% van de totale uitstoot van de gemeente. SRR19 KRI
(11 Verkeer en ven/oer
B (2) Land- an tuinbouw B (3) Industrie en energie B (4) Gebouwde omgeving
7i .
Krimpen aan den IJssel COJ - emissie wegverkeer
B (1) Buitenweg B (2) Bebouwde kom
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uilstool van het wegveri<eer binnen hel eigen grondgebied Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitstool weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en builen de bebouwde kom. Snelwegen zijn builen beschouwing gelaten. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De tserekening is gebaseerd op hel milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie De meeste COj-uilsloot in de gemeente vindt plaats binnen de bebouwde kom In 2009 is iels meer CO^, uitgestoten dan in 2010 en 2011 De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uilstoot door schonere motoren gaat grotendeels verioren doordat voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar ven/vachling zal de COj-uitslool door wegverkeer de komende jaren beperkt stijgen. SRR24 KRI
2020
-13-
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitsloot afkomstig van woningen. In deze indicator is de CO,uitsloot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O J produceerden De gepresenteerde COj-uitslool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordl er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Krimpen aan den IJssel COJ - emissie woningen
80
r ^*
70
12
60
10
Conclusie. De CO.-uitslool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer gas verbruikt in vertDand met de strenge winter. In 2010 zijn er bijna 100 woningen meer dan in 2008. SRR23 KRI
1
50
1 40
8
s 1
6
ï"
30 4
20 2
10 (1 U
• 0 2008
2009
2010 SRR 023
Krimpen aan den IJssel COJ - emissie huishoudelijk afval
(1)
WB (2) Vermeden emissie IZD (1) Emissie
Toelichting: AfvalvenA/ijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebmikt. Hiermee wordl energie bespaard op het winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel CO, aan per saldo wordt bespaard. Conclusie: Uit oogpunt van CO. is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer CO, bespaard dan uitgestoten. In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
SRR 025 026
- 14-
Lansingeriand Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitsloot in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is hel niet mogelijk met temgwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitsloot met 150 kiloton gestegen ten opzichte van 2008. De stijging doet zich in alle sectoren voor, maar is hel grootst in de sector Land- en tuinbouw. SRR16 LAN
Lansingeriand COj - emissie
n •
(1) Verkeer en vervoer
B (2) Land- en tuinbouw B (3) Industrie en energie B (4) Getxiuwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitsloot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meesle rendement kan opleveren. In deze bijlage wordl één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Hel gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente. SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Lansingeriand aandeel naar sector 2010 COj - emissie
(4)3
Conclusie: De land- en tuinbouwsector levert 53% van de uitsloot, de gebouwde omgeving 3 1 % . SRR19 LAN
1(1) Verkeer en vervoer (2) Land- en tuintiouw (3) Industrie en energie I (4) Gebouwde omgeving
(2)54% (3i8'V.
Lansingeriand COj - emissie wegverkeer
ft:
B (1) Buitenweg B (2) Bebouwde kom
S 40
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van hel wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om hel onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitstoot weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de venwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumtxJel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meesle COj-uitstoot in de gemeente vindt plaats buiten de bebouwde kom. In 2009 en 2010 is meer COj uitgestoten dan in 2011. Vanaf 2010 is het aandeel van de categorie 'buitenweg' fors gedaald De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uilstoot door schonere motoren gaal grotendeels verioren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de COj-uitslool door wegverkeer binnen de bebouwde kom de komende jaren beperi
2020
-15-
Toelichting Regionaal gezien stool de glasluinbouwsector niet veel C O J uit. Op hel niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn. Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor venwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de COj-uitsl(X)l is vanwege het gasverbruik in de jaren 2008 tol en met 2010 Daarnaast is een negatieve COj-uilsloot gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit. De lijn geeft aan hoeveel C O , per saldo is uitgestoten. De cijfers in de Klimaatmonitor van AgentschapNL zijn lol stand gekomen door de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente. Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen.
Lansingeriand COj - emissie glastuinbouw
£::
700 600 500 400 • B i (2) Elektriciteit • (1)Gas — Saico
300 J
E
Conclusie: Hel jaar 2010 was kouder dan 2009. De verbruikscijfers variëren overeenkomstig. In 2010 is meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren. Er is ook meer elektriciteit opgewekt. De hoeveelheid vermeden COj door hel opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten COj Per saldo vertoont de COj-uitsloot over de beschouwde jaren een stijgende trend SRR27 LAN
5 200 100 ] O -100 ] -200 -300
Lansingeriand COJ - emissie woningen
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitsloot afkomstig van woningen. In deze indicator is de COjuitslool van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O J produceerden. De gepresenteerde COj-uilstool is gebaseerd op elektriciteits-, gas- en warmteverbruik.
2=
Conclusie: De COj-uitslool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter In 2010 zijn er bijna 1.500 woningen meer dan in 2008. SRR23 LAN 15 O
5
60
n
Lansingeriand COJ - emissie huishoudelijk afval
11)
(1)
• (2) Vermeden emissie a (1) Emissie — SaWo
I
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook CO, bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt Hiermee wordt energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordt bespaard. Conclusie Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer COj Ijespaard dan uitgestoten. In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend SRR25/26
-10
•5
-20
-25
2009
SRn c:t
j.'-:
- 16-
Maassluis Toelichting: In de grafiek is de uilstool in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitslool in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is hel niet mogelijk met terugwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie In 2010 is de totale COj-uitsloot met 11 kiloton gedaald ten opzichte van 2008 De uilstool in de sector Gebouwde omgeving nam toe, die in de sector Verkeer en vervoer nam a f SRR16 MSL
Maassluis COJ - emissie
(1) Verkeer en vervoer (2) Land- en tuintiouw (3) Industrie en energie (4) Gebouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meeste rendement kan opleveren. In deze bijlage wordl één subsector per hoofdseclor nader beschouwd. Hel gaal hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Maassluis aandeel naar sector 2010 C O J - emissie _
(1) 11% (2) 1%
^ ^ ^ k
^ ^ ^ ^
(3)
^ 1 1 / /
•
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 79% van de totale uitsloot van de gemeente. SRR19 MSL
(1) Verkeer en vervoer
B (2) Land- en tuinbouw B (3) Industne en energie B (4) Gebouwde omgeving
(4)79%^^^H
SRR 019
Maassluis COJ - emissie wegverkeer
li
• (1) Buitenweg B (2) Bebouwde kom
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting De gemeente heeft invloed op de uitsloot van hel wegverkeer binnen hel eigen grondgebied Daarom is ervoor gekozen om hel onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uilslool weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegveri<eer binnen en builen de betxjuwde kom. Snelwegen zijn builen beschouwing gelalen Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op hel milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meesle COj-uitslool in de gemeente vindt sinds 2010 plaats binnen de bebouwde kom. In 2010 is meer COj uitgestoten dan in 2009 en 2011. De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uitslool door schonere motoren gaal grotendeels verloren doordat voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar venA'achling zal de COj-uilsl(X)l door wegverkeer de komende jaren beperkt stijgen en komt de categorie 'buitenweg' niet meer voor SRR24 MSL
2020
- 17-
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitslool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uilslool van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O J produceerden De gepresenteerde COj-uilslool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Maassluis heeft in 2010 651 woningen met een warmteaansluiting Deze gegevens zijn nog niet verwerkt in de Klimaalmonilor van AgentschapNL en worden daarom niet geloond in de grafiek.
Maassluis C O j - emissie woningen
Conclusie: De CO,-uitsloot in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter In 2010 zijn er niet meer woningen dan in 2008. SRR23 MSL
Maassluis COJ - emissie huishoudelijk afval
(1)
(1)
• (2) Vermeden emissie Q (1) Emissie — Sakkj
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordt bespaard Conclusie Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer COj bespaard dan uitgestoten. In 2010 was er minder afval en daardoor ook minder besparing Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
- 18-
Ridderkerk
• Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitsloot in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk mei lerugweri<ende kracht betrouwbare tierekeningen te maken.
Ridderkerk COJ - emissie
I g :
Conclusie In 2010 is de totale COj-uitstool met 29 kiloton gestegen ten opzichte van 2008. De uitstoot in de sector Industrie en Energie is heel licht gedaald. In alle andere sectoren doet zich een stijging voor. De stijging doet zich vcxjral voor in de sector Verkeer en vervoer. SRR16RDK
111
•
(1) Verkeer en vervoer
B (2) Land- en tuinbouw
B (3) Irxlustrle en energie
B (4) Getiouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitsloot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen het meesle rendement kan opleveren. In deze bijlage wordl één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Hel gaal hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is V(X)r Verkeer en vervoer is dat wegveri<eer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Ridderkerk aandeel naar sector 2010 co? - emissie
1) 18%
B (1) Verkeer en vervoer B (2) Land- en tuinbouw
B (3) Industne en energie
B (4) Getiouwde omgeving
Conclusie De gebouwde omgeving levert 62% van de totale uitsloot van de gemeente, de sector veri<eer en vervoer 18%. SRR19 RDK
(2)11%
(4) 6 2 %
(3) 9%
Ridderkerk
COJ - emissie wegverkeer
n (1)
O (1) Buitenweg
B (2) Bebouwde kom
(1)
IIL
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen hel eigen grondgebied. Daarom is en/oor gekozen om hel onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uil te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uilslool weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegveri<eer binnen en builen de t)ebouwde kom. Snelwegen zijn builen beschouwing gelaten. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de venAOChtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven De t)erekening is gebaseerd op hel milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meeste COj-uitstool in de gemeente vindt sinds 2010 plaats binnen de bebouwde kom. In 2009 is meer COj uitgestoten dan in 2010 en 2011. Vanaf 2010 is het aandeel van de categorie 'buitenweg' fors gedaald. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere COj-uilstool door schonere motoren gaat grotendeels verloren doordat voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de COj-uilstool door wegverkeer binnen de bebouwde kom de komende jaren beperkt stijgen len opzichte van 2011. SRR24 RDK
2020
- 19-
Ridderkerk C O J - emissie glastuinbouw
65: 4.
• (2) Elektncileil a (1)Gas — Saldo
20 1
Toelichting Regionaal gezien stoot de glasluinbouwsector niet veel COj uit Op het niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn. Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor verwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit In de grafiek is aangegeven hoe groot de COj-uitstoot is vanwege het gasverbruik in de jaren 2008 tot en met 2010 Daarnaast is een negatieve COjuilstool gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit De lijn geeft aan hoeveel CO, per saldo is uitgestoten De cijfers in de Klimaatmonitor van AgentschapNL zijn tol stand gekomen dcxir de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente. Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen. Conclusie Hel jaar 2010 was kouder dan 2009 De verbruikscijfers variëren overeenkomstig. In 2010 is meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren Er is ook meer elektriciteit opgewekt De hoeveelheid vermeden COj door hel opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten CO , Per saldo vertoont de COj-uitslool over de beschouwde jaren een stijgende trend SRR27 RDK
O -10 -20 -30 -
Toelichting In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitstoot afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uilsloot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O J produceerden De gepresenteerde COj-uitstoot is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbmik Volgens de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordl er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen
Ridderkerk C O J - emissie woningen
120
r 25
100 ' 20
1 1 \
80
1
60
•
10
Conclusie: De COj-uitstool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter. In 2010 zijn er krap 500 woningen meer dan in 2008 SRR23 RDK
1
40
• 5
20
. 0
0
2009
2008
2010 SRR 023
Ridderkerk COJ - emissie txjishoudelijk afval 23 15
•O (1) 5
(1)
C
(1)
• D
(2) Vermeden emissie (1) Emissie
Toelichting Afvalverwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordl bespaard. Conclusie Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer COj bespaard dan uitgestoten. In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
-5 -10 -15
:: -25
2009
SRR 025 026
-20-
Rotterdam Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente exclusief havengebied in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. In hel kader van de RCI-monitoring is een doelstelling bepaald voor Rotterdam inclusief havengebied. Dit doel is niet in de grafiek openomen omdat het doel is gebaseerd op de bronbenadering, terwijl in dit rapport uitgegaan wordt van de gebmikersbenadering Ook stemt het rapportagegebied niet overeen.
Rotterdam COj - emissie 4500 4000
Conclusie: In 2010 is de totale COj-uilstool met 213 kiloton gestegen ten opzichte van 2008. De uitsloot in de sector Industrie en Energie is heel licht gedaald. In alle andere sectoren doet zich een stijging voor. De stijging doel zich vooral voor in de sector Verkeer en vervoer. SRR16 RDM.
3500 3000 (1) Verkeer en vervoer
2500
(2) Land- en tulnt>ouw (3) Industne an energie
2000
(4) Gebouwde omgevmg
1500 1000 500 O
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitsloot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt voor Rotterdam exclusief het havengebied. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meesle rendement kan opleveren. In deze bijlage wordl één subsector per hoofdseclor nader beschouwd. Het gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Rotterdam aandeel naar sector 2010 c o , - emissie excl. HIC
(2)2%
(1) Verkeer en vervoer (2) Land- en tuinbouw (3) Irylustne en energie (4) Gebouwde omgeving
(4) 56%
(3) 30%
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 56% van de totale uitstoot van de gemeente, de sector industrie en energie 30%. SRR19 RDM
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek In deze grafiek is de COj-uitstoot weergegeven van 2008 tot en mei 2011 die samenhangt met hel wegverkeer binnen en builen de t)et)Ouwde kom exclusief hel havengebied. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de verwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op hel milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart.
Rotterdam COJ - emissie wegverkeer
Conclusie: De meesle COj-uitst(X)t in de gemeente vindt plaats binnen de t)ebouwde kom. In 2009 is meer COj uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere COj-uitstoot door schonere motoren gaat grotendeels vertoren doordat voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar venwachting zal de COj-uilstool door wegverkeer binnen de bebouwde kom de komende jaren beperirt stijgen ten opzichte van 2011. SRR24 RDM 2008
2009
2010
2011
2015
2020
-21 -
Rotterdam COj - emissie glastuinbouw
• (2) Elektriciteit a (l)Gas — SakJo
Conclusie: Hel jaar 2010 was kouder dan 2009 De verbruikscijfers variëren overeenkomstig. In 2010 is meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren. Er is ook meer elektriciteit opgewekt. De hoeveelheid vermeden COj door hel opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten COj. Per saldo vertoont de COj-uilstoot over de beschouwde jaren een stijgende trend. SRR27 RDM
7
--0
Toelichting Regionaal gezien stoot de glasluinbouwsector niet veel C O J uit. Op hel niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn. Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas voor verwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de COj-uilslool is vanwege hel gasverbruik in de jaren 2008 tol en met 2010. Daarnaast is een negatieve COj-uitslool gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit De lijn geeft aan hoeveel COj per saldo is uitgestoten. De cijfers in de Klimaalmonilor van AgentschapNL zijn tol stand gekomen door de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente. Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen.
2009
2008
Toelichting In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitstool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COjuitstoot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid COj produceerden. De gepresenteerde COj-uitslool is gebaseerd op elektriciteits-, gas- en wamleverbaiik.
Rotterdam
C O J - emissie woningen
Conclusie: De COj-uilslool in 2010 lag ondanks de strenge winter lager dan in de voorgaande jaren. In 2010 zijn er circa 1.350 woningen meer dan in 2008. SRR23 RDM
2008
Rotterdam COJ - emissie huishoude ijk afval 250 200 • 150 100
(1)
dl
(1)
50 0
rr
•
1 .» -100
(2)
(2)
200?l
2010
B i (2) Vermeden emissie a (1) Emissie — Saldo
Toelichting: Afvalven^/ijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door het gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordl bespaard Conclusie: Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer COj bespaard dan uilgesloten. In 2010 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
-150 -200 250 -300
—' ^
,
SRR 025' 026
2008
-22-
Schiedam Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uilstool in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is hel niet mogelijk met lerugweri^ende krachl betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uilstool met 19 kiloton geslegen ten opzichte van 2008. De uitstoot in de sector Getxjuwde omgeving nam loe, die in de sector Verkeer en vervoer nam a f SRR16 SDM
Schiedam COj - emissie
y
B (1) Verkeer en vervoer B (2) Land- en tuintxxiw B (3) Industne en energie B (4) Gebouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar vemoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meesle rendement kan opleveren In deze bijlage wordl één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Hel gaal hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. V(X)r Verkeer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glasluintXDuw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dat de woningen (SRR 23) en vtxir Industrie en energie is dal huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Schiedam aandeel naar sector 2010 COJ - emissie ^ ^ ^ ( 1 ) 1 2 %
n
^ ^ ^ ^ ^ ^
1
O (1) Veriieer en vervoer
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 78% van de totale uitstool van de gemeente. SRR19 SDM
B (2) Lar>d- en tuinbouw /
B |3| Industne en energie
/
(4) 78% ^ ^ ^ H
SRR 019
Schiedam COJ - emissie wegverkeer
(1) Buitenweg (2) Bebouwde kom
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitslool weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de venivachtingen voor 2015 en 2020 op basis van t)ekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meesle COj-uitstool in de gemeente vindt plaats binnen de tiebouwde kom. In 2009 is meer C O , uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere COj-uitstoot door schonere motoren gaat grotendeels verioren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden Naar verwachting zal de COj-uitstoot door wegverkeer de komende jaren niet hoger worden dan in 2011 en komt de categorie 'buitenweg' niet meer voor SRR24 SDM
2020
-23-
Toelichting In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uilstool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uitstoot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid COj produceerden De gepresenteerde COj-uilsloot is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de cijfers van de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordl er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Schiedam C O j - emissie woningen
•4-
Conclusie: De COj-uitstool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter In 2010 zijn er mim 100 woningen meer dan in 2008 SRR23 SDM
100 •
80 60 40 20 O •
Schiedam COj - emissie huishoudelijk afval
(1)
• (2) Vermeden emissie a (1) Emissie — Saklo
Toelichting Afvalvenwijdering is onderdeel van de seclor Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door het gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordt energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordl bespaard. Conclusie Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend In elk jaar is meer COj bespaard dan uitgestoten. In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaant)od bekend SRR25/26
-24-
Spijkenisse Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitstoot in hel basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met terugwerkende krachl betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitsloot met 3 kiloton gedaald ten opzichte van 2008. De uitstoot in de seclor Gebouwde omgeving nam loe, die in de sector Verkeer en vervoer nam af. SRR16 SPK
Spijkenisse CO? - emissie
a (1) Verkeer en venroer B (2) Land- en tuinbouw B (3) Industrie en energie B (4) Gebouwde omgevirtg
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meesle rendement kan opleveren. In deze bijlage wordl één subsector per hcxafdseclor nader beschouwd. Hel gaat hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dal wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glasluintxjuw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dat de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Spijkenisse aandeel naar sector 2010 COj - emissie
(3) 10%
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 74% van de totale uitstool van de gemeente. SRR19 SPK
B (1) Verkeer en vervoer B (2) Land- en tuinbouw B (3) lixJustrie en erwrgie B (4) Getxjuwde omgeving
(4) 74%
Spijkenisse COj - emissie wegverkeer
B (1) Buitenweg B (2) Bebouwde kom
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitsloot van hel wegvericeer binnen hel eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om hel onderdeel wegvert^eer van de sector Verkeer en Vervoer uit Ie lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uilslool weergegeven van 2008 tot en met 2011 die samenhangt met hel wegverkeer binnen en builen de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelaten. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de venwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meeste COj-uitstool in de gemeente vindt plaats binnen de bebouwde kom. In 2009 is meer COj uitgestoten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uitstoot door schonere motoren gaat grotendeels vertoren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de COj-uitstoot door wegverkeer binnen de betxjuwde kom de komende jaren beperi^t stijgen ten opzichte van 2011. SRR24 SPK
2020
-25-
Toelichting: In de seclor gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uitslool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uitstool van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven. Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid COj produceerden. De gepresenteerde COj-uitslool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens Klimaalmonilor van AgentschapNL wordl er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Spijkenisse C O j - emissie woningen
180
• 40
160
>• 35
140
f 30
1 •
Conclusie: De COj-uilslool in 2010 lag slechts een fractie hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter In 2010 zijn er circa 450 woningen meer dan in 2008. SRR23 SPK
1 1
120 100
5* 'g
20
80
3
^ 15
60
O
1
^ 10
40
^ 5
20
Q 2008
2009
2010
SRR 023
Spijkenisse COj - emissie huishoudelijk afval
• O —
(2) Vermeden emissie (1) Emissie Saldo
Toelichting: Afvalverwijdering is onderdeel van de seclor Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door hel ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordl bespaard. Conclusie: Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer COj bespaard dan uitgesloten. In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
SRR 025 ' 026
-26-
Vlaardingen Toelichting: In de grafiek is de uitsloot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven. De COj-uitsloot in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met lemgweri<ende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitslool 7 kiloton gedaald ten opzichte van 2008 De daling vindt in alle sectoren plaats. Land- en tuinbouw komt nauwelijks voor. SRR16 VLD
Vlaardingen CO2 - emissie
B (1) Verkeer en vervoer B (2) Land- en tuinbouw B (3) lr>dustne en energie B (4) Gebouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen hel meeste rendement kan opleveren. In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd Het gaal hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Verkeer en vervoer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dal glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), vtxir de Getxjuwde omgeving zijn dat de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Vlaardingen aandeel naar sector 2010 COj - emissie (1)12%
(3) 9%
•
(1) Verkeer en vervoer
Conclusie: De gebouwde omgeving levert 79% van de totale uitsloot van de gemeente. SRR19 VLD
B (2) LarxS- en tuinbouw B (3) Industne en energie B (4) Gebouwde omgeving
(4) 79%
Vlaardingen COJ - emissie wegverkeer
(1) Buitenweg (2) Bebouwde kom
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitsloot van hel wegverkeer binnen hel eigen grondgebied Daarom is ervoor gekozen om hel onderdeel wegveri<eer van de seclor Vert^eer en Vervoer uil te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitsloot weergegeven van 2008 lol en met 2011 die samenhangt met het wegverkeer binnen en buiten de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelalen. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen. Ook de venwachlingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op het milieumodel van de regionale verkeersmilieukaart. Conclusie: De meeste COj-uitstoot in de gemeente vindt plaats binnen de bebouwde kom. In 2009 is meer COj uitgesloten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordt vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens De lagere COj-uitstoot door schonere motoren gaal grotendeels vertoren doordal voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar venwachling zal de COj-uitstool door wegverkeer de komende jaren stijgen ten opzichte van 2011 en komt de categorie 'buitenweg' niet meer voor SRR24 VLD
2020
-27-
Toelichting: In de sector gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uilsloot afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uitsl(X)l van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven Daamaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid CO, produceerden De gepresenteerde COj-uilstool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik. Volgens de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordl er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Vlaardingen
180
C O j - emissie woningen
160 140
Conclusie: De COj-uitsloot in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter In 2010 zijn er circa 200 woningen minder dan in 2008. SRR23 VLD
120 100 \
I B
60 60 j 40 ] 20 j
ol Vlaardingen COJ - emissie huishoudelijk afval
• (2) Vermeden emissie • (1) Emissie — Saldo
Toelichting: Afvalvenwijdering is onderdeel van de sector Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel COj in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door hel gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren. De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordl bespaard. Conclusie: Uil oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer COj bespaard dan uitgestoten. In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing. Er is een verband lussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
-28-
Westvoorne Toelichting: In de grafiek is de uitstoot in uw gemeente in 2008, 2009 en 2010 weergegeven De COj-uitstoot in het basisjaar 1990 kan op gemeenteniveau helaas niet worden gegeven. Op dit kleine schaalniveau is het niet mogelijk met temgwerkende kracht betrouwbare berekeningen te maken. Conclusie: In 2010 is de totale COj-uitstoot mei 30 kiloton geslegen ten opzichte van 2008. De uitstoot in de sector Veri^eer en vervoer Energie is licht gedaald. In alle andere sectoren doet zich een stijging voor De stijging doel zic:h vooral voor in de sectoren Industrie en Energie en Land- en tuinbouw SRR 16 WVR
Westvoorne COj - emissie
(1) Veikeer en vervoer (2) Land- en tmnbouw (3) Industne en energie (4) Getiouwde omgeving
Toelichting: In de grafiek is aangegeven hoe de uitstoot van de sectoren in 2010 zich met elkaar verhoudt. Deze verdeling geeft een indicatie in welke sectoren eventuele inzet van beleidsmaatregelen het meeste rendement kan opleveren. In deze bijlage wordt één subsector per hoofdsector nader beschouwd. Het gaal hier om subsectoren waarop gemeentelijk beleid van invloed is. Voor Vert<eer en vervoer is dat wegverkeer (SRR 24), voor Land- en tuinbouw is dat glastuinbouw (alleen indien relevant voor uw gemeente, SRR 27), voor de Gebouwde omgeving zijn dal de woningen (SRR 23) en voor Industrie en energie is dat huishoudelijk afval (SRR 25/26)
Westvoorne aandeel naar sector 2010 COj - emissie (1)8%
(1) Varitear an vervoer (2) Land- en tuinbouw
Conclusie: De land- en tuinbouwsector levert 46% van de uitstool, de gebouwde omgeving 30%. SRR19 WVR
(3) Industrie en energie (4) C3et>ouwde omgeving
(2) 46%
(3) 16%
Westvoorne COj - emissie wegverkeer
• (1) Buitenweg B (2) Bebouwde kom
3 10
2008
2009
2010
2011
2015
Toelichting: De gemeente heeft invloed op de uitstoot van het wegverkeer binnen het eigen grondgebied. Daarom is ervoor gekozen om het onderdeel wegverkeer van de sector Verkeer en Vervoer uit te lichten in een aparte grafiek. In deze grafiek is de COj-uitslool weergegeven van 2008 tol en met 2011 die samenhangt met hel wegverkeer binnen en builen de bebouwde kom. Snelwegen zijn buiten beschouwing gelaten. Hierdoor is geen vergelijking mogelijk met landelijke ontwikkelingen Ook de venwachtingen voor 2015 en 2020 op basis van bekende ontwikkelingen zijn weergegeven. De berekening is gebaseerd op hel milieumcxjel van de regionale verkeersmilieukaart Conclusie: De meeste COj-uilstool in de gemeente vindt plaats op buitenwegen. In 2009 is meer COj uitgesloten dan in 2010 en 2011. De daling in de recente jaren wordl vooral toegeschreven aan de economische crisis, hogere brandstofprijzen en lagere inkomens. De lagere COj-uitstoot door schonere motoren gaal grotendeels verioren doordat voertuigen zwaarder zijn geworden. Naar verwachting zal de COj-uitstoot door wegverkeer op de buitenwegen de komende jaren stijgen. SRR24 WVR
2020
-29-
• Toelichting: Regionaal gezien stool de glasluinbouwsector niet veel C O J uil. Op hel niveau van gemeenten kan de bijdrage echter aanzienlijk zijn. Glastuinbouwbedrijven verbruiken gas vcxjr verwarming van de kas, maar produceren daarbij elektriciteit. In de grafiek is aangegeven hoe groot de COj-uitsloot is vanwege hel gasverbruik in de jaren 2008 lot en met 2010. Daarnaast is een negatieve CO,-uitstoot gepresenteerd voor de geproduceerde elektriciteit. De lijn geeft aan hoeveel CO, per saldo is uitgestoten De cijfers in de Klimaatmonitor van AgentschapNL zijn tot stand gekomen door de totalen van Nederiand te verdelen naar gemeenten aan de hand van de oppervlakte 'glas' per gemeente Door deze manier van verdelen kunnen plaatselijke details wegvallen.
Westvoorne
COj - emissie glastuinbouw
100
80
60
(1)
40
(1)
c 2 20 Q
T
-20
-40 2008
5,4-
35 30 -
I
25 -
• 20 15 10 -
(1)
m (2) Elektnciteit Q (1) Gas — SaWo
Conclusie: Het jaar 2010 was kouder dan 2009. De verbruikscijfers variëren overeenkomstig. In 2010 is meer gas gebruikt dan in voorgaande jaren. Er is ook meer elektriciteit opgewekt De hoeveelheid vermeden COj door het opwekken van elektriciteit ligt in 2010 op ongeveer 30-35% van de totaal uitgestoten COj. Per saldo vertoont de COj-uilsloot over de beschouwde jaren een stijgende trend. SRR27 WVR
2009
SRR 027
Toelichting: In de seclor gebouwde omgeving is een groot deel van de COj-uilslool afkomstig van woningen. In deze indicator is de COj-uilsloot van 2008, 2009 en 2010 voor uw gemeente weergegeven Daarnaast is aangegeven hoeveel woningen deze hoeveelheid C O J produceerden. De gepresenteerde COj-uilslool is gebaseerd op elektriciteits- en gasverbruik Volgens de Klimaalmonilor van AgentschapNL wordt er in uw gemeenten geen warmte gebruikt voor woningen.
Westvoorne COj - emissie woningen
Conclusie: De COj-uitstool in 2010 lag hoger dan in de voorgaande jaren. Er is meer energie verbruikt in verband met de strenge winter. In 2010 zijn er circa 200 woningen meer dan in 2008. SRR23 V\A/R
Westvoorne
COj - emissie huishoudelijk afval
• (2) Vermecen emissie O (1) Emissie — Saldo
6
Toelichting: AfvalvenA/ijdering is onderdeel van de seclor Industrie en Energie. Op dit onderdeel kan de gemeente invloed uitoefenen. In de grafiek is aangegeven hoeveel CO^ in 2008, 2009 en 2010 is uitgestoten door het ophalen en verbranden van afvalstoffen. Door het gescheiden inzamelen van afvalstoffen is ook COj bespaard: grondstoffen en producten worden hergebruikt. Hiermee wordl energie bespaard op hel winnen van grondstoffen en opnieuw produceren De lijn geeft aan hoeveel COj aan per saldo wordl bespaard. Conclusie: Uit oogpunt van COj is gescheiden inzamelen lonend. In elk jaar is meer COj bespaard dan uitgesloten In 2009 was er minder afval en daardoor ook minder besparing Er is een verband tussen economische omstandigheden en afvalaanbod bekend. SRR25/26
2009
-30-