B U L L E T I N VA N D E V E R E N I G I N G R E M B R A N D T
J A A R G A N G 12 N O 3 N A J A A R 2 0 0 2
Schenking Van Dedem aan het Mauritshuis ■ Kunst verzamelen: Willem baron van Dedem ■ Professor Henk van Os op open zee ■ Een gemiste kans ■ Nelleke Noordervliet in het Drents Museum ■
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin Jhr G.E. Loudon Drs Ing. C. Maas Drs H.J.A.T. Meertens Drs R.C.J. Meijer Dr D. Overbosch Mr L. R. J. ridder van Rappard Mr S.A. Reinink M.J.M. van Rooy Prof. dr P. Schnabel Drs J.J.Th. Sillevis Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas Mevrouw Dr N.C. Sluijter-Seijffert Drs C.B. Smithuijsen A.L. Stal Dr E.J. van Straaten Drs M.J.F. Weck Jhr M.A. van Weede
BESTUUR
RAAD VAN ADVISEURS
Mr J.M. Boll, voorzitter Jhr Mr A.A. Loudon, vice-voorzitter Mevrouw Mr A.A. van Berge, secretaris Drs H.B. van Wijk, penningmeester Prof. Dr C.H. Blotkamp Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht Prof. Drs R. de Leeuw Dr J.R. ter Molen Drs M. Sanders Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken Mr J.G. de Vries Robbé
Prof. dr J. Th. M. Bank Drs M.A. van den Bergh Mevrouw Drs M.H. Breitbarth-van der Stok Mr Drs L.C. Brinkman Mevrouw Prof. Dr C.A. ChavannesMazel Drs H.L.M. Defoer Prof. Mr E.J. Dommering Drs F.J. Duparc Mevrouw Prof. Dr C.W. Fock R.H. Fuchs Mevrouw A. van Grevenstein-Kruse Mr R.W.J. Groenink Drs J.H. van Heijningen Nanninga Prof. Dr C.J.A. Jörg J.M.N. Leighton Dr J.L. Locher
BUREAU (9 – 13 UUR)
REKENINGEN
Leden van de Vereniging Rembrandt
Drs B.F. van Ittersum, directeur
Bank Mees Pierson, Amsterdam 25 22 00 861 (voor betaling contributie) Bank Mees Pierson, Amsterdam 21 33 99 385 Postbank 11 71 21 ten name van de Vereniging Rembrandt, Den Haag
kunnen bij het secretariaat extra Bulletins
Contacten Musea/PR
Mevrouw Drs F.M. Bijl de VroeVerloop Fondsenwerving
Mevrouw Mr E.M. van der Dussen Mevrouw Drs C.S. de Witt WijnenJansen Schoonhoven
bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten).
Lange Voorhout 15, 2514 EA Den Haag T: 070-4271720 F: 070-4271940 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
illustratie omslag: De pier van Boulogne-sur-mer (detail) Edouard Manet. 1868. Olieverf op doek, 59,5 x 73,3 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
I N H O U D
De Vereniging Rembrandt is een particuliere organisatie,
A A N W I N S T E N
4 Nieuws van de directeur
13 Portretpenning Robertus Jansen van Bant
B.F. van Ittersum
opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare
KONINKLIJK PENNINGKABINET, LEIDEN
Abraham Jacobsz 5 De verwerkelijking van een droom
Frits Duparc Het Mauritshuis in Den Haag werd in september van dit jaar op bijzondere wijze verrijkt met vijf schilderijen door een schenking van Willem baron van Dedem. Frits Duparc, de directeur van het Mauritshuis, spreekt in zijn dankrede van de verwerkelijking van een droom.
verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM
9 Kunst verzamelen: Willem baron van Dedem
Adrie van Griensven
16 De pier van Boulogne-sur-mer
Edouard Manet
Naar aanleiding van zijn bijzondere schenking aan het Mauritshuis in Den Haag zocht Adrie van Griensven van Het Financieele Dagblad de heer Van Dedem op in zijn woonplaats Londen en sprak met hem over zijn verzameling. 12 Ogenblik
Prof. dr H.W. van Os Tijdens een zeiltocht, met de blik op de eindeloze horizon, vraagt Henk van Os zich af of schilderkunst dezelfde overweldigende ervaringen kan geven als de natuur. BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
25 Een gemiste kans
Dr J.L.L. Haspels De directeur-conservator van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement te Utrecht, de heer J.L.L. Haspels, reisde in juni van dit jaar met een medewerker van de Vereniging Rembrandt naar New York om mee te bieden op een unieke spinetklok... 30 De Hangplek
Nelleke Noordervliet In haar laatste column voor het Bulletin beschrijft Nelleke Noordervliet de indrukken die zij opdeed in het Drents Museum te Assen: van veenlijk tot Van Gogh. 32 Nieuws van de Vereniging Rembrandt 34 Algemeen
Twee vazen (prototypes) 22 Frank Lloyd Wright
N I E U W S VA N D E D I R E C T E U R
B.F. VAN ITTERSUM
belangstelling hiervoor bij leden en belangstellenden zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit is in de eerste plaats te danken aan de grotere naamsbekendheid, waarbij de cruciale steun van de Vereniging ten behoeve van een aantal spectaculaire aankopen een centrale rol heeft gespeeld. Ik denk hierbij niet alleen aan de verwerving van het prachtige schilderij Portret van een oude man van Rembrandt door het Mauritshuis, maar ook aan de aankoop door het Rijksmuseum van drie fraaie portretten van Jacob Jordaens en de verwerving van twee ‘Nederlandse’ schilderijen van Monet en meer recent een belangwekkend schilderij van Manet
Fotografie: Luuk Kramer
door het Van Gogh Museum. Deze prestaties hebben terecht de voorpagina’s van de kranten gehaald en de lezers meer bewust gemaakt van het belang van ons openbaar kunstbezit en de onmisbare rol van de particuliere giften hierbij. Dit geldt ook voor de actieve betrokkenheid van Het Financieele Dagblad, in het bijzonder bij de jaarlijkse Rembrandtlezing, en de sponsorrol van F. van Lanschot Bankiers. Zij hebben alle bijgedragen tot de toename van het aantal leden en de bereidheid tot het geven voor dit goede doel. Overigens houdt de concentratie van de berichtgeving over de ‘toppers’ het gevaar in dat het publiek de indruk krijgt dat het bij aankopen ten behoeve van het openbaar kunstbezit uitsluitend om zeer grote bedragen gaat. De Vereniging steunt, zoals telkens uit de Bulletins blijkt, zowel grote als kleinere musea met uiteenlopende bedragen en voor uiteenlopende kunstwerken. In het afgelopen jaar werden in totaal 18 verschillende musea gesteund. Voor alle betreffende verwervingen was onze bijdrage onmisbaar, terwijl voor de meer spectaculaire aankopen de additionele steun van overheid, loterijen, bedrijfsleven en fondsen gemobiliseerd moest worden. Hierbij werkten de Vereniging Rembrandt en de betrokken musea nauw samen.
4
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Het nieuwe elan van de afgelopen jaren trekt nieuwe belangstelling en activiteiten aan en het is zaak dat deze ontwikkeling doorgaat nu de Vereniging de wind in de zeilen heeft. Ik denk hierbij aan een verdere verbreding van de belangstelling door een actieve promotie, alsmede een nauwere samenwerking met de musea en met andere geldgevers zoals de loterijen. In samenwerking met het Prins Bernhard Cultuurfonds, waarvan de gewaardeerde jaarlijkse bijdragen afkomstig uit loterijgelden een onmisbaar onderdeel van het steunvolume vormen, zullen wij ons moeten inspannen voor een substantiële vergroting van de bijdrage van de loterijen aan versterking en behoud van ons openbaar kunstbezit. De Vereniging Rembrandt is daarvoor de meest geëigende tussenschakel, gegeven haar lange ervaring in het beoordelen van kwaliteit, belang en waarde van de kunstwerken en in het scheppen van consensus en draagvlak. Voor de komende jaren is een punt van bijzondere aandacht de bewustwording bij de jongere generaties voor ons openbaar kunstbezit als onderwerp van particuliere zorg. Nagegaan moet worden op welke wijze de Vereniging hierbij, bijvoorbeeld in de sfeer van de educatie, een rol kan spelen. Om dit alles te kunnen realiseren is een verdere versterking van de interne organisatie noodzakelijk en daarom is het moment gekomen om een volgende stap in het proces van professionalisering te zetten door het aanstellen van een fulltime directeur als mijn opvolger. Ik vertrouw erop dat deze samen met het Bureau adequaat inhoud zal kunnen geven aan de volgende groeifase van de Vereniging. Ten slotte: ik ben dankbaar dat ik in goede samenwerking met Bestuur, Raad van Adviseurs, Werkgroep en Bureau gedurende vier jaar een bijdrage heb kunnen leveren aan de groei en de bloei van de Vereniging Rembrandt. Ik heb hieraan veel plezier beleefd ◆
Bijschrift Maken 9 september 2002. De directeur van het Mauritshuis, Drs F. J. Duparc, houdt ten overstaan van het echtpaar Van Dedem, de staatssecretaris van cultuur en andere genodigden, een gepassioneerde redevoering.
FOTO: PRIMAPLAATJES
De activiteiten van de Vereniging Rembrandt en de
De verwerkelijking van een droom R e d e v a n D r s F. J . D u p a rc , d i re c t e u r v a n h e t M a u r i t s h u i s
FRITS DUPARC
Op 9 september 2002 werd de collectie van het Mauritshuis te Den Haag op bijzondere wijze verrijkt met vijf 17de-eeuwse schilderijen van Hollandse meesters door een schenking van Mr W. baron van Dedem. De directeur van het Mauritshuis, Drs F. J. Duparc, hield bij die gelegenheid ten overstaan van het echtpaar Van Dedem, de staatssecretaris van cultuur en andere genodigden, onder wie eerdere schenkers aan het museum of hun familie, een gepassioneerde redevoering. Het komt zelden voor dat een particuliere verzamelaar een
van Dedem, de collectie in het museum en daarmee de collectie Nederland, op spectaculaire wijze verbeterd en uitgebreid. Zo wordt een grote stap voorwaarts gezet op het pad van de collectievorming, een van de kerntaken van het museum. Voor alle duidelijkheid zij het nog maar eens gezegd: het is een misvatting te veronderstellen dat een collectie van welk museum ook, ooit afgerond zou zijn.’
zo belangrijke schenking doet. Hieronder volgt de rede van Duparc, waarbij hij kort ingaat op de ontstaansgeschiedenis van de collectie van het Mauritshuis en uitlegt waarom de donatie van Van Dedem zo indrukwekkend is. ‘Het is vandaag een bijzondere dag. Het is een feestelijke dag voor het museum. Ik durf zelfs te stellen dat het een van de gedenkwaardigste dagen in de toch al rijke
geschiedenis van het museum is. Wij zijn hier bijeen om getuige te zijn van een unieke schenking aan het Mauritshuis. Vandaag wordt, dankzij de vrijgevigheid van Willem
COLLECTIE EN PARTICULIERE VERZAMELAARS
‘Het Mauritshuis heeft als belangrijkste doelstelling de bezoeker een overzicht te tonen van de Hollandse en Vlaamse schilderkunst van de 15de tot het midden van de 18de eeuw. Uitgangspunt daarbij is de eigen collectie. De totstandkoming van die collectie, die thans grotendeels rijkseigendom is, is vooral te danken aan particuliere
Bijschrift.
verzamelaars en weldoeners. Juist omdat de collectie ook vandaag weer door een particuliere verzamelaar wordt verrijkt, is het relevant in sneltreinvaart de ontstaansgeschiedenis van onze verzameling te schetsen. De kern van onze collectie wordt gevormd door het schilderijenkabinet van stadhouder Willem V. In 1815 droeg diens zoon, koning Willem I, de toen juist met veel moeite uit Parijs gerecupereerde schilderijen over aan de Staat. Onder de ruim 125 doeken bevonden zich talrijke kernstukken zoals Rembrandts Simeon in de tempel en diens Suzanna, het Aardse paradijs van Rubens en Brueghel en de Stier van Potter. In de jaren na 1815 zorgde Willem I persoonlijk voor aanwinsten zoals Vermeers Gezicht op Delft. Tussen 1830 en 1874 vond slechts één noemenswaardige aanwinst plaats. Jonkheer Van Panhuys schonk een meesterwerk van Maerten de Vos. Vooral dankzij de onvermoeibare Victor de Stuers waren er vanaf 1874 – zij het bescheiden – overheidsfondsen beschikbaar voor aankopen. Maar het waren ook na
6
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
‘De schilderijen kwamen in een dikke, warme verpakking van vriendschap en enthousiasme.’ 1874 vooral particulieren en stichtingen – met name de Vereniging Rembrandt – die zorg droegen voor de belangrijkste aanwinsten, met als hoogtepunten de legaten van Des Tombe in 1902, dus precies honderd jaar geleden, en Abraham Bredius in 1946. Naast Vermeers Meisje met de parel liet Des Tombe het museum nog 11 schilderijen na, waaronder het bloemstilleven van Ambrosius Bosschaert en het Winterlandschap van Esaias van de Velde. Bredius, die naast zijn directeurschap van dit museum ook actief verzamelde of, beter nog, die naast zijn activiteiten als verzamelaar ook directeur van het Mauritshuis was, had Des Tombe bij de vorming van zijn collectie geadviseerd. Zelf liet Bredius bij zijn dood in 1946 maar liefst 25 schilderijen aan het
museum na, waaronder klassiekers als Rembrandts Homerus, diens Andromeda, de Saul en David en het grote Rivierlandschap van Salomon van Ruysdael. Veel eerder, in 1913, had intensieve samenwerking tussen de Vereniging Rembrandt en een aantal particulieren, onder wie onze koninklijke familie, geresulteerd in de verwerving van een reeks topwerken uit de collectie Steengracht. In de periode van het Interbellum springt één mecenas in het oog: Sir Henri Deterding. Het is bij ingewijden bekend dat hij Vermeers Straatje aan het Rijksmuseum schonk. Zijn bijdrage aan het Mauritshuis lijkt soms wat vergeten te zijn. Op de veiling Six in 1928 verwierf hij de Briefschrijfster van Ter Borch voor het Mauritshuis. In 1936 schonk hij nog eens vier meesterwerken, waaronder het Oestereetstertje van Jan Steen. Gelukkig is het museum ook in recenter tijden regelmatig verblijd met particuliere giften en legaten. In die laatste categorie verdient vooral het legaat Thurkow-van Huffel vermelding. Een drietal schilderijen, waaronder een bloemstilleven van Jan
FOTO’S: PRIMAPLAATJES
Brueghel, werd in 1987 door Mevrouw Thurkow, de weduwe van een van de eerste bestuursleden van onze Vriendenstichting, aan het museum nagelaten. De tijd ontbreekt helaas om een complete opsomming te geven van de indrukwekkende reeks legaten en schenkingen. Het is overigens goed om te zien dat diverse schenkers of verwanten van hen hier vandaag aanwezig zijn. Het verwervingsbeleid van het Mauritshuis is er heel bewust op gericht de belangrijkste hiaten in de verzameling op te vullen. Daarbij wordt niet alleen naar de eigen collectie maar ook naar de zogenaamde collectie Nederland gekeken. Van sommige lacunes is men zich eerst vrij recent bewust geworden. De veranderende smaak zal hier een rol hebben gespeeld maar vooral ook onze toegenomen kunsthistorische kennis. Bij die collectievorming is het Mauritshuis uiteraard niet geheel afhankelijk van particulieren. De afgelopen decennia nam het aanbod weliswaar af en stegen de prijzen aanzienlijk, maar wanneer een belangrijk werk op de markt komt, zijn de mogelijkheden voor verwerving de afgelopen jaren zeker niet minder geworden. Het is gebleken
dat juist wanneer particulieren, particuliere stichtingen, zoals de Vereniging Rembrandt en het Prins Bernhard Cultuurfonds, de SponsorBingo Loterij, de Rijksoverheid, het bedrijfsleven, het Fonds 1818 en onze eigen Vriendenstichting de handen ineenslaan, er nog heel veel mogelijk is. Ik roep graag nog even het Landschap van Hobbema en Rembrandts Portret van een oude man in gedachten.’ DROOM
‘Maar zoals ik reeds memoreerde, zonder de particuliere verzamelaars was het nooit wat geworden met het Mauritshuis. Die traditie, die een aanvang nam in 1815, wordt vandaag voortgezet. Het is de droom van elke museumdirecteur. Er meldt zich een particuliere verzamelaar die bereid is een deel van zijn met zorg en passie opgebouwde verzameling af te staan met het oogmerk het publiek een nog mooier en completer overzicht te kunnen bieden. Willem van Dedem heeft die droom werkelijkheid laten worden. Natuurlijk allereerst en vooral vanwege de uitzonderlijke kwaliteit van de schilderijen in deze schenking. Maar deze schenking betekent meer. Juist ook door de
wijze waarop zij tot stand kwam. De schilderijen kwamen in een dikke, warme verpakking van vriendschap en enthousiasme. Welke schilderijen maken deel uit van de schenking? Op de uitnodiging voor vandaag prijkt het letterlijk en figuurlijk schitterende Ontbijtje van Pieter Claesz. Merkwaardig genoeg ontbrak zo’n subliem karakteristiek monochroom Haarlems stilleven in het Mauritshuis. Ik noem het hier als eerste omdat het Willem van Dedems favoriete paneel is. Het museum beschikte evenmin over een topwerk van de stillevenschilder Willem Kalf. Het getuigt van Willem van Dedems kennis, durf en visie, dat hij de Kalf, ondanks twijfels van kunsthistorici en handelaren, kocht. Die twijfels, veroorzaakt door een dubieuze signatuur, bleken bij een restauratie onterecht. De atypische handtekening verdween en later werd zelfs de authentieke signatuur gevonden. Zo blijkt eens te meer dat verzamelen meer is dan al dan niet op advies van specialisten kunst kopen bij een vertrouwde handelaar. Verzamelen is kijken, kijken, nogmaals kijken, studeren en vergelijken in combinatie met een grote dosis passie, geduld en durf. Voor Willem van Dedem geldt dat bij uitstek.
Bijschrift. Dankwoord de heer Van Dedem.
1.
2.
Onlangs organiseerde het Mauritshuis de tentoonstelling Winters van weleer. Tussen de vele topstukken schitterde het IJsgezicht bij Arnhem van Salomon van Ruysdael. Het Mauritshuis beschikte reeds over diverse vroeg-17de-eeuwse wintertjes, bijvoorbeeld van Avercamp, maar een representatief winterlandschap uit de klassieke fase van de Hollandse landschapschilderkunst ontbrak tot op heden. Met deze Salomon van Ruysdael kan het museum nu ook dat belangrijke facet laten zien. Frans Post heeft een speciale betekenis voor het Mauritshuis. Het was immers op uitnodiging van de bouwheer van dit huis dat de jeugdige schilder in 1636 Johan Maurits vergezelde op diens ongewisse tocht naar Brazilië. Zijn Braziliaanse landschappen zijn uniek in de Europese schilderkunst. Tot nu toe was hij in het Mauritshuis slechts vertegenwoordigd met een overigens zeer fraai bruikleen uit het Rijksmuseum, ontstaan in Brazilië, en een middelmatig werk uit zijn Hollandse periode. De Frans Post uit de collectie Van Dedem is een van de mooiste en best bewaarde stukken die hij na zijn terugkeer in Patria schilderde. Het vijfde en laatste schilderij in de schenking betreft Roelant Savery’s meesterwerk Dansende boeren voor een herberg. Deze vrolijke Bruegheliaanse voorstelling vormt een geweldige verbetering van de kleine collectie Vlaamse meesters in het museum. Voor talloze Hollandse en Vlaamse kunstenaars in de 17de eeuw is het werk van de Vlaming Pieter Brueghel de Oude een onuitputtelijke bron van inspiratie geweest. Dit paneel is daar een van de allermooiste voorbeelden van. Tezelfdertijd vormt de voorstelling een soort inleiding op de ongeëvenaarde groep Hollandse genrestukken in het Mauritshuis. Elk van de schilderijen munt uit in kwaliteit en staat. Elk van de schilderijen vormt een geweldige aanwinst voor het Mauritshuis. Nu vormen ze nog een wezenlijk onderdeel van een collectie die gedurende
1. Stilleven (Ontbijtje) Pieter Claesz (1597/1598-1660) 1636. Olieverf op paneel, 44 x 61 cm SCHENKING MR W. BARON VAN DEDEM AAN HET MAURITSHUIS, DEN HAAG
2. Stilleven met fruit op een zilveren schaal en glazen Willem Kalf (1619-1693) ca 1659-1660. Olieverf op doek, 49,3 x 42,9 cm SCHENKING MR W. BARON VAN DEDEM AAN HET MAURITSHUIS, DEN HAAG
KUNST VERZAMELEN
de afgelopen 25 jaar met zorg, passie en geduld is opgebouwd. Een ieder kan zich vergewissen van de kwaliteit van de collectie want vandaag ziet de catalogus van de gehele collectie Van Dedem het daglicht. Deze voortreffelijke publicatie werd samengesteld door Peter Sutton, een goede vriend van zowel de Van Dedems als het Mauritshuis.’ BESLUIT
‘Willem en zijn vrouw Ronnie leven met en tussen hun schilderijen. Zij hebben daarbij zowel voor zichzelf als voor hun collectie de best denkbare huisvesting gevonden, even buiten Londen. In een perfecte ambiance komen de Hollandse en Vlaamse kabinetstukken schitterend tot hun recht. Daar zijn zij altijd weer bereid liefhebbers en kunsthistorici te ontvangen en mee te laten genieten van wat zij met zoveel zorg hebben opgebouwd. Hun gastvrijheid is, zoals ik bij herhaling heb mogen ervaren, ongeëvenaard. Ook als bruikleengever aan tentoonstellingen hebben zij inmiddels naam gemaakt. Verzamelen is, zoals ik reeds memoreerde, meer dan alleen kunst kopen. Passie, visie, geduld, studie en durf zijn onontbeerlijk. Zijn visie ten aanzien van verzamelen is niet beperkt gebleven tot de eigen collectie. Willem bekommert zich ook om de opbouw van andere collecties. Dat deed hij reeds lang binnen het kader van de Vereniging Rembrandt. Maar hij is verder gegaan. Om na al die jaren van collectioneren vervolgens een deel van die met zoveel zorg bijeengebrachte verzameling te doneren aan een publieke collectie, vereist naast ruime visie nog veel meer. Naast grote vrijgevigheid gaan dan ook emoties een belangrijke rol spelen. Dat te kunnen is ronduit groots. Dat is een kunst. De kunst van het schenken. Het is een bijna niet te bevatten voorrecht voor een museumdirecteur zo’n schenking in ontvangst te mogen nemen. Mede namens het Mauritshuis en de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, en namens alle toekomstige bezoekers van het Mauritshuis spreek ik mijn diepe en oprechte dank uit voor deze ongelofelijke vrijgevigheid. Ik spreek de hoop uit dat jullie samen nog heel veel jaren intens van jullie prachtige collectie en jullie vorstelijke woning mogen genieten. Vandaag is er dankzij jou, Willem, geschiedenis geschreven.’ ◆
9
Willem baron van Dedem: ‘Bezoek aan Delft was openbaring’ ADRIE VAN GRIENSVEN Mr W. baron van Dedem heeft jarenlang in het bestuur van de Vereniging Rembrandt gezeten en trad in 1999 toe tot de Raad van Adviseurs, die hij dit jaar vanwege het bereiken van de leeftijdsgrens heeft verlaten. Wegens zijn bijzondere verdiensten voor zowel de Vereniging Rembrandt als voor het Nederlands openbaar kunstbezit in het algemeen, werd hem tijdens de Algemene Ledenvergadering op 12 oktober j.l. per acclamatie het erelidmaatschap van de Vereniging aangeboden. Ter gelegenheid van de bijzondere schenking van vijf schilderijen die Van Dedem op 9 september 2002 deed aan het Mauritshuis in Den Haag, reisde Adrie van Griensven van Het Financieele Dagblad naar Londen om de schenker te interviewen. Zijn artikel is met toestemming van Het Financieele Dagblad overgenomen en hiernaast integraal afgedrukt.
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
‘Kijken met het oog van de schilder oefent je oog om het mooie te zien in je eigen omgeving. Die schoonheid zou me anders vaak niet zijn opgevallen. Een eenvoudig broodje en een roemer op een stilleven van Pieter Claesz. De wolkenluchten van Van Goyen. Ze hebben me intens bewust gemaakt van de schoonheid van het landschap en de gewone dingen om me heen’, zegt Willem baron van Dedem, terwijl hij vanuit zijn werkkamer naar de wolken blikt in de blauwe septemberlucht. ‘Deze bewustwording dank ik aan de oude meesters.’ Kijken naar schilderijen doen Van Dedem en zijn vrouw Ronaldina iedere dag. In hun met antieke meubelen, zilver, porselein en sculpturen ingericht woning nabij Londen met de tuin uitziend op de Theems, sieren de Vlaamse en Hollandse schilderijen de wanden. Landschappen, stillevens en genrescènes vooral. ‘Op een gegeven moment denk je na over de toekomst van je collectie’, zegt Van Dedem. ‘Het was voor mij geen punt dat die uiteen zal vallen. Mijn kinderen hebben daar evenmin moeite mee. Het is jóuw collectie, redeneren ze. Ze willen wel een of twee werken als aandenken – zoals ik ooit een wintergezicht van Hendrick Avercamp heb geërfd – maar geen kostbare collectie aan de muur.’ Samen met de schenking wordt een catalogus van de collectie Van Dedem gepresenteerd. Van Dedem: ‘Iemand zei me een paar jaar geleden: waarom schrijf je geen catalogus? Dan laat je een document na. Zo is het ook gebeurd. Peter Sutton schreef hem. Op een bewonderswaardige manier vertelt hij in de introductie over de Hollandse 17de eeuw. Hij heeft daar mijn schilderijen doorheen geweven. Mijn vrouw en ik aarzelden vanwege de drukte die zo’n presentatie met zich meebrengt. Het ligt niet in onze aard, maar het argument dat goed voorbeeld misschien goed doet volgen vonden we overtuigend.’ Dat Van Dedem het Mauritshuis vijf 17de-eeuwse meesterwerken schenkt – de belangrijkste schenking van de afgelo-
pen halve eeuw – is allesbehalve toevallig. Het Mauritshuis is bij uitstek een museum voor Vlaamse en Hollandse schilderkunst uit de 16de tot de 18de eeuw. Verder speelde de goede relatie met directeur Frits Duparc een rol. ‘Meer dan enig ander museumdirecteur is Duparc uit zijn ivoren toren getreden. Hij is erin geslaagd mensen om zich heen te verzamelen, zowel de vrijwilligers in de museumwinkel en de rondleiders, als bestuursleden. Toen ik zo’n veertig jaar geleden begon te verzamelen, zou ik het niet gedurfd hebben om een museumdirecteur te benaderen voor advies bij de aankoop van een schilderij. Wat is mooier voor een verzamelaar dan de raad van een onafhankelijke museumdirecteur? In Amerika gebeurt dat vaker. Het werkt naar twee kanten. Natuurlijk denkt zo’n museumdirecteur: misschien heb ik er uiteindelijk ook voordeel bij, voor mijn museum.’ Duparc mocht enkele schilderijen uitkiezen, mits hij kon aantonen dat het Mauritshuis er daarmee op vooruitgaat. Zo heeft het museum nog geen Savery, wel een Pieter Claesz, ‘maar die in mijn collectie is beter’, zegt Van Dedem. ‘Dat mijn schilderijen in een topmuseum prominent op zaal komen te hangen is een voorwaarde en een bijzonder aantrekkelijk vooruitzicht. Duparc en ik hebben er vaak en lang over gepraat en zijn uiteindelijk op deze vijf schilderijen uitgekomen.’ Het Mauritshuis is niet het enige museum waaraan Van Dedem schenkt. Neil Mac-
4.
5.
Gregor van de National Gallery in Londen (‘ook zo’n fantastische directeur’) heeft met Christopher Brown een stilleven met kruisbessen en een testje aardbeien van Adriaan Coorte gekozen en een panorama op de destijds nog niet ingepolderde Schermer met Egmond in de verte van Jan van Goyen, een van Van Dedems lievelingsschilderijen. Als derde De doornenkroning door David Teniers. ‘Een bijzondere Teniers,’ volgens Van Dedem, ‘groot voor een op koper geschilderd werk en interessant doordat het bijbelse verhaal naar een Vlaams wachtlokaal is getransponeerd. Je ziet allemaal typisch Vlaamse figuren, op de Christus na.’ Van Dedem woont inmiddels zeventien jaar in Londen. ‘Mijn toen toekomstige vrouw woonde daar en ik ben anglofiel, al vanaf mijn jeugd. Ik herinner me hoe ik als knaap op vakantie in Vught in oktober 1944 de bevrijding meemaakte en met maar een jaar Engels op school honderduit met de Engelse en Canadese militairen praatte.’ Hij is nog steeds Nederlands staatsburger, maar omdat hij al meer dan tien jaar uit Nederland weg is, zijn zijn giften vrij van het Nederlandse schenkings- en successierecht. Daarentegen valt Van Dedem als ‘non domiciled resident’ onder de Engelse successie, die nog zwaarder is en een uniform tarief van 40% hanteert. Willem baron van Dedem werd in 1929 in Vught geboren, de woonplaats van zijn grootouders Van Beuningen-Fentener van Vlissingen. Zijn vader was officier van justitie. Na het gymnasium in Rotterdam en zijn studie Nederlands recht in Utrecht werkte hij vijftien jaar bij SHV. In 1968 verliet hij het familiebedrijf om samen met zijn Duitse partner – naar zijn idee – een eigen bedrijf te beginnen: UTA. Een in heel
3. IJsgezicht bij Arnhem Salomon van Ruysdael (1600/1603-1670) 1653. Olieverf op paneel, 56 x 80 cm SCHENKING MR W. BARON VAN DEDEM AAN HET MAURITSHUIS, DEN HAAG
4. Braziliaans landschap met een huis in aanbouw in Serinhaém Frans Post (ca 1612-1680) ca 1660. Olieverf op paneel, 46 x 70 cm SCHENKING MR W. BARON VAN DEDEM AAN HET MAURITSHUIS, DEN HAAG
5. Dansende boeren voor een herberg Roelant Savery (1576-1639) 1605 of 1615. Olieverf op paneel, 47 x 61 cm SCHENKING MR W. BARON VAN DEDEM AAN HET MAURITSHUIS, DEN HAAG
FOTO: PRIMAPLAATJES
3.
‘Waardering van gewone dingen dank ik aan oude meesters’
Willem baron van Dedem en zijn vrouw Ronaldina.
Europa actief creditkaartbedrijf voor internationale wegtransporten. ‘Ik heb me beziggehouden met de Benelux en ben nog voorzitter van de raad van commissarissen.’ De liefde voor de oude kunst ontwaakte toen in de jaren vijftig Van Dedems directeur van de SHV hem vroeg of hij al in Delft was geweest. ‘Ik wist niet waarover hij het had, was net getrouwd, modern ingericht, maar wilde voor mijn goeie fatsoen kunnen zeggen dat ik er geweest was. Bleek hij de oude kunst- en antiekbeurs te bedoelen. Ik ben er als een haas naartoe gegaan op een vrije middag. Alles vond ik mooi, meubels, zilver, porselein, schilderijen, beelden – een openbaring! Ja, als jongen mocht ik eens per week bij mijn oom D.G. van Beuningen het middagmaal gebruiken. Die had Pieter Brueghels Toren van Babel hangen, nu in Boijmans Van Beuningen. Keek ik met een vergrootglas naar al die scheepjes en steentjes, maar die ervaring was in vergetelheid geraakt. Delft, ja, dat is zo’n moment dat alles verandert.’ Van Dedem begon niet meteen met verzamelen, omdat hij het zich niet kon permit-
11
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
teren. ‘Maar je koopt voorzichtig een schilderijtje, en nog een, en gaat je erin verdiepen. Je komt erachter dat het niet helemaal dat is, ruilt in en koopt er een veel mooier schilderij voor, met bijbetaling. Toch ben je bezig iets moois aan de muur te hangen, totdat het steentje grotere kringen krijgt. Je gaat naar musea en tentoonstellingen, praat met kunsthandelaren, die boeiend weten te vertellen.’ Intussen heeft Van Dedem een notitieboek gepakt waarin alle aankopen chronologisch staan genoteerd. ‘In 1963 kocht ik mijn eerste schilderij. Van Adriaen Verdoel voor ƒ 3.500, in 1981 heb ik dat verkocht voor ƒ12.000. Ik heb nu ruim vijftig schilderijen, maar heb er in de loop der tijd honderd ingeruild en verkocht – dan ben je echt aan het verzamelen.’ De verrijking van zijn leven met kunst heeft nog een ander aspect: Van Dedem raakte betrokken bij musea en instellingen, zat in het bestuur of de raad van toezicht. Bij de National Gallery, Boijmans en bij de Vereniging Rembrandt ruim twintig jaar. ‘De bestuursvergaderingen waren buitengewoon interessant. Bij de behandeling
van een aanvraag heb ik soms eerbiedig toegeluisterd wat experts te zeggen hadden, vooral over moderne en eigentijdse kunst. De Vereniging Rembrandt vertegenwoordigt een deskundigheid, die als een katalysator fungeert voor andere, vaak vermogender fondsen. Doet Rembrandt mee, dan zij ook.’ Sinds 1998 is Van Dedem president van de Maastrichtse kunst- en antiekbeurs Tefaf. ‘Het geeft me een fascinerend kijkje achter de schermen. In het dagelijks bestuur kan ik als enige die van de kunsthandel onafhankelijk is, afwegen of de belangen van de betrokkenen in een aanvaardbare balans worden vertegenwoordigd.’ Van Dedem is zeer te spreken over banken en bedrijven die hun cliënten naar de beurs uitnodigen. Mensen die vaak met succes een bedrijf hebben opgebouwd, verkocht en vijftig miljoen bezitten. Is dat hun enige levensvervulling? ‘Misschien wordt Tefaf voor hen net zo’n openbaring als mijn bezoek aan Delft.’ ◆ © Het Financieele Dagblad
• OGENBLIK •
Oplossen in de ruimte
voor Caroline Tisdall
P R O F. D R H . W. V A N O S Zeilen op zee. Rondom horizon. De onbegrensde ruimte geeft een ongekend gevoel van vrijheid. Zon weerschijnt op het water en schept een stralend pad naar de einder. Steeds verandert het licht de kleur. Het uitspansel wordt van strakblauw gloeiend oranjeroze en de zee is nu eens doorzichtig als glas, dan weer ondoordringbaar vaalgroen. De wolken gedragen zich soms heel zelfstandig, maar doen zich meestal voor als witte stapelingen. Dit theater van de natuur kan het stellen zonder schilderachtige details. Geen mens die er iets aan veranderen kan. Het heeft de allure van eeuwigheid.
toch over iets anders dan wat ik op zee beleef. De eenzame monnik is niet zomaar de enige verticaal in de oneindig weidse wereld. Hij heeft ook veel te zeggen, zoals: alleen aan religieuze eenlingen wordt de ware horizonblik gegund. Uiteindelijk is deze indrukwekkende voorstelling óók een pathetische moralisatie. Maar wie op zee zeilt en om zich heen kijkt heeft geen praatjes meer. Hij heeft ook geen vast punt tegenover de oneindigheid zoals die monnik op zijn duin. Hij leeft van de wind in de wetenschap dat hij te maken heeft met krachten die hem kunnen maken tot een pluisje dat verwaait. Zijn uitzicht wekt bij hem het verlangen op om op te lossen in de ruimte, om elk ‘tegenover’ te verliezen.
Is zo’n overweldigende ervaring ook mogelijk voor een schilderij? Zijn er kunstenaars in staat geweest Er zijn wel enkele schildede ruimte van de zee zichtrijen die aan dit verlangen baar te maken? Ik zou het tegemoet komen, maar dat niet kunnen bedenken. zijn vreemd genoeg geen Zeegezichten met schepen zeegezichten. Het werk van zijn zo behendig gecomMark Rothko bijvoorbeeld poneerd dat je vooral beseft hoe machteloos de is ervoor gemaakt om de schilder moet zijn geweest toeschouwer zichzelf te lategenover de weidsheid van ten verliezen in een eindede werkelijkheid, hoe goed loze wereld van kleur. Zijn hij ook licht, lucht en water schilderijen wekken een mekon voorstellen. ditatieve vorm van aanGeschilderde zeestormen dacht, die kan overgaan in de mystieke ervaring van zeggen meestal meer over opgaan in het niets. Aan de breekbaarheid van de mens dan over krachten van het einde van zijn leven de natuur. Daarom zijn het wilde Rothko het liefst praMark Rothko, Earth and Green,1955 (Beyeler Foundation, Bazel) ten over Meister Eckhart, vaak zulke theatrale voorstellingen. Is het misschien Caspar David Friedrich gelukt, toen die voor de weg naar het niets, dat alles is, woorden heeft gehij in 1809 zijn beroemd geworden Mönch am Meer schilderde? vonden. Rothko schilderde niet naar de natuur en juist daarom was hij in staat om met zijn kunst te beantwoorden aan mijn Hij kwam van alle schilders het dichtst bij mijn zeezicht. Hij verlangen bij het zeilen. Dat komt doordat heel grote kunstenaars durfde tenminste een horizonlijn te schilderen die niet wordt niet mijn kijkwereld afbeelden, maar hun eigen werkelijkheid onderbroken door allerlei geruststellende repoussoirs als bootscheppen. jes, vogels of schilderachtige oevers. Maar het schilderij gaat
• OGENBLIK •
Portretpenning Robertus Jansen van Bant Abraham Jacobsz (van 1639 tot 1641 werkzaam in Amsterdam) Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet Leiden
Ca 1640. Gravure in zilver, ovaal, 51,5 x 62,5 mm Gesigneerd recto m.o.: Abramus Jacobus fecit Herkomst: Veiling Sotheby’s Amsterdam, 13 november 2000, nr. 87
De penning met het portret van Robertus Jansen van Bant is een zeldzaam voorbeeld van een burgerportret in de penningkunst. Van Bant is met een burijn in een dun zilveren plaatje gegraveerd – evenals zijn naam – en de penning is bij uitzondering gesigneerd. Zo zijn zowel de geportretteerde als de maker bekend. De Vereniging Rembrandt heeft Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet in staat gesteld dit unieke stuk voor zijn verzameling aan te kopen.
13
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Reproduceerbaarheid is een van de kenmerken van munten en penningen. Zij kunnen in serie worden gegoten of geslagen en zijn dan dus niet uniek. In de noordelijke Nederlanden en in Noord Duitsland verschijnen vanaf het laatste kwart van de 16de eeuw ook gegraveerde penningen. Deze zijn op grond van hun niet seriematige techniek wel uniek. Anders dan ‘reguliere’ penningen zijn ze tweedimensionaal, waarbij de voorstelling niet langer op de penning ligt, maar in het metaal is aangebracht met behulp van een burijn. Gegraveerde penningen zijn bijna zonder uitzondering gemaakt in zilver of goud. Op dergelijke penningen werden allerlei verschillende voorstellingen gegraveerd, maar burgerportretten zijn in de 17de-eeuwse penningkunst verre van algemeen. Dit verhoudt zich op geen enkele manier tot de schilderkunst of de prentkunst van die tijd, wanneer het burgerportret juist tot grote bloei komt. Dit is verklaarbaar door de functie die geschilderde portretten hadden: zij waren bedoeld voor de woonvertrekken van burgers, waar bezoekers ze konden zien. Door hun intieme karakter en kleinschaligheid lenen penningen zich daar minder gemakkelijk voor. Er is slechts een handvol gegraveerde portretpenningen van burgers bekend en in openbare verzamelingen bevinden zich er drie: het Rijksmuseum in Amsterdam bezit een door Hendrik Goltzius gegraveerd portret van de Haarlemmer Erasmus Vollevens (1583) en Het Koninklijk Penningkabinet heeft een penning met het portret van Vondels nicht Tanneken Erpekom (1665) en een met het borstbeeld van Cornelia Six (1685). De penningkunst is schatplichtig aan de prentkunst en die laatste was vaak een inspiratiebron voor penningkunstenaars. Penninggraveurs waren meestal ook prentgraveurs en dat geldt tevens voor Abraham Jacobsz die deze penning vervaardigde. Toch is het portret van Robertus Jansen van Bant waarschijnlijk niet gebaseerd op een bestaand prentvoorbeeld, maar op een voorbereidende schets waar Van Bant voor heeft geposeerd. De penning toont het portret van een jonge man, het bovenlijf naar links gewend. Zijn hoofd heeft hij iets terug gedraaid, zodat hij oogcontact kan maken met de beschouwer. Dat directe oogcontact trekt ons naar het portret toe en leidt tot een meer persoonlijke ontmoeting. Het gezicht is gedetailleerd uitgewerkt. De man heeft een ronde kin, volle lippen, een lichte wipneus met welvende neusbrug en enigszins vooruitspringende oogkassen. Het halflange haar valt in stevige krullen over het hoofd en langs de oren naar beneden. Van Bant draagt een donkere jas met opengewerkte mouwen en met aan de voorzijde tal van kleine gestoffeerde knoopjes, waarvan de meesten opengelaten zijn. Hieronder is een licht gekleurd hemd zichtbaar, waarvan de kraag, die met een sierrandje is afgewerkt, over de jas heen valt. De knoopjes
14
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
van de jas lopen onder de kraag door tot de hals: de graveur is erin geslaagd ze zichtbaar te houden door de kraag heen. Opvallend is de lichtval schuin van opzij. De graveur heeft hierbij optimaal gebruik gemaakt van de lichtweerkaatsende eigenschap van het glanzende zilver. Het licht komt voor de kijker van links en valt op Van Bants schouder, bovenlijf en rechterwang. De lichtbron is zo sterk dat zijn bovenlichaam een schaduw werpt op de wand rechts achter hem. Het randschrift onthult meer over de geportretteerde: Roobartus Jansen van Bant geboren inden Jare 1621. De tekst vervolgt dan in een fijner lijntje ende getrout met Grietie Popkes An. 1641 den 20 Januarij. De ondertrouwakte van het paar bevindt zich in het Gemeentearchief van Amsterdam, waarin staat dat Den 5 januari 1641 Robbert Jansz van de Bant en Grietie Popkes in ondertrouw gingen.1 De akte leert dat de bruid bij die gelegenheid 28 jaar oud was, de bruidegom – zo is uit de penning af te leiden – moet 19 of misschien 20 jaar oud zijn geweest. Voor zover de akte verder duidelijkheid schept, woonde Jansen van Bant destijds in de Pieter Jacobszdwarsstraat in het centrum van Amsterdam, nabij de Oudezijds Voorburgwal. De akte is ondertekend met robbert Janssen van en een kruisje. Was Grietie analfabete? De keerzijde van de penning bevat een toevoeging die leidt tot een kleine verrassing: Itien Robbers is gebooren den 13 Maert 1642. De doopakte van dit meisje is eveneens bewaard gebleven: op 16 maart 1642 werd in de Nieuwe Kerk te Amsterdam IJtje gedoopt, dochter van Robbert Jansz en Grietje Popkes. Doopgetuige was Abram Jacobsz.2 De penning is direct onder het portret gesigneerd door Abramus Jacobus. Het leidt weinig twijfel dat doopgetuige en graveur een en dezelfde persoon zijn. Van de graveur Abraham Jacobsz zijn slechts twee prenten bekend: een afbeelding van een alchemist en zijn vrouw, en een dubbelportret van Willem II en zijn vrouw Mary.3 Tussen 1639 en 1641 woonde en werkte Jacobsz in ieder geval in Amsterdam. In 1639 werd in de Oude Kerk van Amsterdam zijn zoon Jan gedoopt. De akte in het doopboek vermeldt zijn beroep: plaetsnyder. Jacobsz was getrouwd met Dirckje Jans, en een van de andere doopgetuigen heette Trijntjen Jans. Het is zeker mogelijk, gezien ook Jacobsz’ aanwezigheid bij de doop van IJtje Robbers, dat hij via zijn echtgenote gelieerd was aan de familie Jansen van Bant.4 Het is niet helemaal duidelijk welke functie de penning heeft gehad. Een verlovingsgeschenk lijkt het meest aannemelijk.5 Al eerder is opgemerkt dat het tweede deel van het randschrift op de voorzijde in een andere letter en met een fijnere burijn is gegraveerd dan het eerste deel. Het is zeer aannemelijk dat Jansen van Bant dit uitermate persoonlijke portret door Abraham Jacobsz liet graveren als geschenk voor zijn verloofde, en het vervolgens in januari 1641 liet aanvullen met de naam van zijn vrouw
Inscriptie op de achterzijde van de portretpenning, Itien Robbers is gebooren den 13 Maert 1642.
en de datum van hun huwelijk. Immers, de naam van de man is alleen op de rechterhelft gegraveerd, waarmee de linkerzijde werd opengelaten om ten tijde van de huwelijksvoltrekking de ontbrekende gegevens in te vullen. De penning moet dan gemaakt zijn vóór de huwelijksdatum 20 januari 1641. Als het stuk als verlovingsgeschenk was bedoeld, is gezien de leeftijd van Van Bant een datering vóór 1639 niet erg waarschijnlijk. De datering 1640 lijkt het meest waarschijnlijk en dat sluit aan bij de tot nu toe bekende jaren waarin de graveur Abraham Jacobsz werkzaam was ◆ Carolien Voigtmann
15
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Noten 1. Gemeentearchief Amsterdam: huwelijksregister (ondertrouw). 2. Gemeentearchief Amsterdam: doopakten. 3. F.W.H. Hollstein, Dutch and Flemish engravings and woodcuts, ca. 14501700, vol. IX p.175. 4. Zie noot 3. 5. Het zou eventueel ook kunnen gaan om een ‘meesterstuk’ van de graveur Abraham Jacobsz.
16
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
De pier van Boulogne-sur-Mer Edouard Manet (1832-1883) Van Gogh Museum Amsterdam
1868. Olieverf op doek, 59,5 x 73,3 cm Gesigneerd r.o. (op de boei): Manet Herkomst: particuliere verzameling (via de Parijse en New Yorkse kunsthandel Giraud-Pissarro-Segalot)
Afgezien van Van Gogh, is het Franse Impressionisme en PostImpressionisme in de Nederlandse openbare kunstcollectie niet bijzonder goed vertegenwoordigd. Wie bijvoorbeeld Aukje Vergeests The French Collection. Ninetheenth-century French paintings in Dutch public collections doorbladert, zal de gehele afwezigheid van Edgar Degas opvallen, maar ook de zwakke presentatie van Edouard Manet, die in ons land slechts met twee schilderijen getoond kan worden.1 Dat zijn het vroege, in 1941 verworven mansportret in het Kröller-Müller Museum te Otterlo, waarvan de stijl vooral de invloed toont van zijn leermeester, Thomas Couture (1815-1879), en het stilleven met pioenrozen in het Museum Boijmans Van Beuningen, dat in 1958 werd gekocht, maar waarvan de toeschrijving thans niet geheel zeker is. Deze langdurige verwaarlozing van de vader van het Impressionisme (zoals Manet wel wat obligaat wordt genoemd) behoort thans evenwel tot de verleden tijd. Het Van Gogh Museum verwierf in juni 2002 een fraai en typerend zeegezicht van de meester: De pier van Boulogne-sur-Mer uit 1868. De aankoop past in het streven van het Amsterdamse museum om de collectie vooral met het werk van Impressionisten te verrijken, waarbij Manet hoog op de verlanglijst stond. Het museum kon reeds bogen op een fraai, maar weinig typerend stilleven van Camille Pissarro, en op twee late en drie vroege Monets, waarvan er twee recent met onder meer steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven, maar een Manet, die ontbrak tot dusver. Dat was des te pijnlijker, omdat Van Gogh deze meester hoog had aangeslagen. Hoewel hij in zijn Hollandse jaren nog van mening was dat ‘niet Manet, doch Millet die essentieel moderne schilder [was] die de horizon opende voor velen’, na zijn verblijf in Parijs (1886 begin 1888) en zijn kennismaking aldaar met de moderne schilderkunst, dacht hij er anders over. De kunst van de toekomst lag naar zijn toenmalige opinie in handen van coloristen, en ‘Manet heeft het voorbereid’. Hij roemde zijn ‘eenvoud van techniek’ en sprak lovend over zijn Stilleven met pioenen uit 1864 (Parijs, Musée d’Orsay), dat hij in Arles als voorbeeld nam voor zijn eigen serie van zonnebloemen.2 BOULOGNE-SUR-MER
Manets reputatie als zeeschilder werd gevestigd in 1864, toen hij in het vlakbij Calais gelegen Boulogne-sur-Mer zijn eerste grote proeven in het genre vervaardigde. Zij waren van meet af aan vernieuwend, maar in de daarop
17
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
volgende jaren liet hij het onderwerp links liggen. Pas in de zomermaanden van 1868 vervaardigde hij opnieuw zeegezichten. Hij was toen naar dezelfde badplaats teruggekeerd, waarvan de populariteit bij de Parijse beau monde in de tussentijd sterk was toegenomen. De kunstenaar legde zijn impressies in een schetsboek vast, en aan de hand daarvan stelde hij in zijn hotelkamer – of later in zijn Parijse atelier – meerdere haven-, strand- en zeegezichten samen. Tot deze groep werken behoort ook het thans verworven zeegezicht, De pier van Boulogne-sur-Mer. Het centrale motief wordt gevormd door de twee pieren aan het uiteinde van de monding van de Liane bij Boulogne, die toegang verschaften tot de verderop gelegen haven. Als we de voorstelling vertalen naar de situatie ter plekke, dan is de blik gericht naar het zuiden en kijken we op de voorgrond tegen de zogeheten oostelijk pier aan, met de kust buiten het gezichtsveld aan de linkerkant. De voorovergebogen toeschouwers bewonderen een pleziervaartuig dat tussen de twee pieren in ligt en derhalve voor ons weinig van haar schoonheid prijsgeeft. Door de balken heen zien we wel het silhouet van de romp, waaruit blijkt dat het om een vrij lage en kleine boot gaat, met een boegspriet die recht naar voren steekt. Hoogstwaarschijnlijk is het een zogeheten centreboard, dat als type rond 1840 in Amerika was ontwikkeld.3 De boot is afgemeerd, want de gaffel van het grootzeil is wat gezakt en de giek opgetild – de standaard manier om het zeildoek te laten drogen, zonder dat het al te veel wind vangt. De pier van Boulogne-sur-Mer blijkt over een eerdere voorstelling heen te zijn geschilderd die ten dele zichtbaar te maken is met behulp van strijklicht, infraroodreflectografie en radiografie. Het betrof vermoedelijk een zeegezicht met een vuurtoren en schepen, waarvoor het schilderij een kwartslag naar links zou moeten worden gedraaid.4 Dit werk was oorspronkelijk groter. Het doek werd echter op een bepaald moment afgesneden tot het huidige formaat, waarna het een stijfselbedoeking kreeg. Vervolgens werd het overgebracht op het huidige spieraam, dat een standaardformaat heeft (figure 20: 73 x 60 cm.). Vermoedelijk was het Manets bedoeling om verder te werken aan het overgebleven deel van de oude, oorspronkelijke voorstelling, zoals hij in andere gevallen wel deed, maar het bleef hier bij een voornemen.5 De opbouw van de thans zichtbare voorstelling is complex en zal pas na gedetailleerd technisch onderzoek nauwkeurig kunnen worden bepaald. Duidelijk is wel dat er meerdere schildersessies waren. De twee boten links
Verworven door het Van Gogh Museum met financiële steun van de SponsorBingo Loterij, de Vereniging Rembrandt (mede dankzij het Prins Bernhard Cultuurfonds), het VSB Fonds, de Mondriaan Stichting, de Vincent van Gogh Stichting, de Rabobank en het Ministerie van OCenW.
1
1 Studie van figuren langs de balustrade Edouard Manet, 1868. Parijs, MUSEE DU LOUVRE, CABINET DES DESSINS
2 Studie van de fundering van de oostelijke pier Edouard Manet, 1868. Parijs, MUSEE DU LOUVRE, CABINET DES DESSINS
3 Meisje op de rug gezien Edouard Manet, 1868. Parijs, MUSEE DU LOUVRE, CABINET DES DESSINS
4 Jonge vrouw met parasol Edouard Manet, 1868. Parijs, MUSEE DU LOUVRE, CABINET DES DESSINS
Boven, de pier van 2
Boulogne-sur-Mer (detail).
18
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
3
maakten deel uit van de allereerste opzet. Aanvankelijk hadden zij gezelschap van een vrij grote zeilboot geheel rechts, die op een gegeven moment echter is weg geschilderd. Of ook de voorste pier tot die eerste opzet heeft behoord, valt moeilijk te zeggen. De achterste wandelpier lijkt in ieder geval een later idee te zijn geweest, want dit element werd over de zee geschilderd, evenals overigens het zeilschip rechts. Manet kon het kennelijk niet laten steeds kleine wijzigingen aan te brengen, en dat blijkt ook bij de randen van het doek. Ergens in het schilderproces, toen de pier op de voorgrond in ieder geval reeds was geschilderd, zijn zij afgeplakt met bruin papier, zoals dat gebruikelijk was bij gedoubleerde doeken. De kunstenaar beschouwde het werk kennelijk toen als voltooid, maar later voegde hij toch weer het een en ander toe, waarbij over de afgeplakte randen heen werd geschilderd. KUNSTMATIGE NATUURLIJKHEID
Voor het samenstellen van de voorstelling maakte Manet gebruik van tekeningen uit zijn schetsboek, die hem soms als aides-memoires en soms als letterlijk voorbeeld dienden. Zo is de houten pier op de voorgrond slechts geïnspireerd op zijn schetsen van dit motief, net als de groep mensen tegen de balustrade op de achtergrond (afb. 1-2). De man met de verrekijker daarentegen werd in zijn geheel aan zo’n schetsboekblad ontleend (afb. 1), evenals het meisje met de strohoed in het midden en de vrouw met de parasol uiterst rechts (afb. 3, 4), die we overigens ook in een gelijktijdig geschilderd strandgezicht aantreffen (Richmond, Virginia Museum of Fine Arts). Van de boot in het midden zijn geen getekende voorbeelden bekend, maar het is niet onaannemelijk dat ze er wel geweest zijn. De charme van het schilderij schuilt voor een belangrijk deel in de behandeling van het hoofdmotief, de pieren.6 Manet schilderde ze dwars over het doek en deze eenvoudige, maar brutale presentatie ontleende hij zonder twijfel aan de zojuist in Europa ontdekte Japanse prentkunst, waarin zulke horizontale composities vaak voorkomen (afb. 5). Manet was een groot bewonderaar van Japanse prenten en ook de verdeling van de andere hoofdelementen in de ruimte doet vermoeden dat hij deze als inspiratiebron heeft gekozen. De pier op de voorgrond is recht van voren afgebeeld, maar die op de achtergrond zien we juist vanuit een hoog standpunt, net als de horizon. Manet gaf dus de voorkeur aan een toneelmatige verdeling van de voor- en achtergrond boven een juist perspectief, en ook hierin toonde hij zich schatplichtig aan het Japanse voorbeeld. Manet bracht in de voorste pier verder een speels effect aan, bestaande uit de ritmische herhaling van gekruiste palen. Dit was gebaseerd op zijn tekeningen van het motief, waarin de wandelpier van opzij is afgebeeld en die
19
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Boven, de pier van Boulogne-sur-Mer (detail).
4
Foto van de salon in de villa van Oscar Schmitz te Dresden, circa 1920. Op de achterwand hangt Manets De pier van Boulogne-sur-Mer. Onbekende fotograaf. (Particulier bezit)
hij dus vanaf het strand moet hebben gemaakt (afb. 2). Aangezien dit element in het schilderij juist recht van voren werd getroffen, alsof de kunstenaar in een bootje voor de pier zat, is dit effect hier geheel kunstmatig. Het laat echter goed zien dat Manet bij het samenstellen van de voorstelling zich bovenal door picturale mogelijkheden liet leiden. Hij streefde als het ware naar een ‘artificiële’ natuurlijkheid, en alle pogingen om De pier van Boulognesur-Mer te willen begrijpen als een natuurgetrouwe weergave van de situatie ter plekke, zijn derhalve gedoemd te mislukken.7 Schuilt de kracht van de voorstelling voornamelijk in het beeld van de pier, ook andere details in de uitvoering eisen onze aandacht op. Het noordelijke zeewater is fraai getroffen met dat bijzondere groenblauw van de kunstenaar, en de voorovergebogen figuren in het midden zijn
20
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
met enkele vloeiende penseelstreken trefzeker afgebeeld, net als de boten op de achtergrond, waarin Manet zijn schilderkunstige virtuositeit wilde tonen. Het schilderij is tegelijk gedetailleerd en schetsmatig, en het spel van horizontale, verticale en diagonale lijnen is bijzonder geraffineerd. AANKOOP
Manet verkocht De pier bij Boulogne-sur-Mer in 1873 voor 500 FF aan de Parijse kunsthandelaar Paul Durand-Ruel. Vervolgens werd het verworven door Félix Gerard, ook een handelaar, die het in 1884 uitleende voor de (postume) overzichtstentoonstelling van Manets werk in de École des Beaux-Arts te Parijs, waar het schilderij een plaats kreeg boven het beroemde Le bon bock uit 1873 (Philadelphia, Philadelphia Museum of Art). Na Gerards
MANET EN DE PERS De aankoop van Manets De pier van Boulogne-sur-mer door het Van Gogh Museum te Amsterdam kon in de eerste week van augustus op een indrukwekkende persontvangst rekenen. Alle landelijke dagbladen en vele regionale kranten waren bijzonder positief gestemd over deze ‘buitenkans’ en benadrukten de belangrijke rol die de diverse fondsen en instellingen speelden om de aankoop mogelijk te maken. Ook de buitenlandse pers pikte de verwerving door het Van Gogh Museum op, van The New York Times in Amerika tot de regionale editie van La Voix du Nord in Frankrijk die de inwoners van Boulogne-sur-mer op de hoogte bracht. Het schilderij werd voor € 7 miljoen via de kunsthandel Giraud-Pissarro-Segalot verworven van een particulier. Een medewerker van de kunsthandel benadrukte tegenover The New York Times dat het in een dergelijk geval belangrijk is dat de verkoper van het schilderij niet al te gehaast is, zodat de koper – een museum – enige tijd wordt geboden de financiering te regelen. De Vereniging Rembrandt leverde met € 500.000 de grootste bijdrage uit haar bestaansgeschiedenis. In Het Financieele Dagblad wees John Leighton, de directeur van het Van Gogh Museum, nog eens op de motiverende rol die de Vereniging Rembrandt bij de verwerving speelde: ‘Met hun adviseurs beschik je over een brede groep mensen die meedenken. […] Die reageren soms met scepsis, soms enthousiast. Als klankbord betekent de Vereniging veel. Hun steun is toch een soort keurmerk. Het idee van een aankoop moet breed worden gedragen. Wanneer Rudi Fuchs van het Stedelijk Museum binnenloopt en zonder aarzelen zegt: “Wat een mooi schilderij”, en Ronald de Leeuw van het Rijksmuseum het “een goed werk” noemt, geeft dat vertrouwen, ook al ben je concurrenten voor hetzelfde geld.’
5 Miyako: the great Sanjo¯ bridge Utagawa Hiroshige AMSTERDAM, VAN GOGH MUSEUM,
Geschenk van de To¯ kyo¯ Shimbun
overlijden in 1904, kwam het in het bezit van de vooraanstaande verzamelaar Oscar Schmitz uit Dresden. Zijn erfgenamen verkochten het in 1936 aan de Parijse kunsthandel Wildenstein, waarna het ergens tussen 1951 en 1955 werd verworven door de parfumeur en verzamelaar Jacques Guérlin. De vorige eigenaar bracht het recent op de kunstmarkt en – mede dankzij snelle en doortastende hulp van de Vereniging Rembrandt – kon het Van Gogh Museum het zeegezicht binnen korte tijd verwerven. Manet is eindelijk met een aantrekkelijk topstuk in Nederland vertegenwoordigd. ◆ Louis van Tilborgh Met dank aan Juliet Bareau. Een andere versie van dit artikel zal verschijnen in het Van Gogh Museum Journal 2002
21
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Noten: 1. Zie Aukje Vergeest, The French Collection. Nineteenth-century French paintings in Dutch public collections, Amsterdam 2000, p. 217, cats. 656 en 657. 2. De citaten zijn afkomstig uit de brieven 429/355 (circa 24 januari 1884), 606/482 (circa 4 mei 1888) en 672/ 527 (eind augustus 1888). De briefnummers verwijzen naar De brieven van Vincent van Gogh, bezorgd door Han van Crimpen en Monique Berends-Albert, Den Haag 1990. Onvermeld mag voorts niet blijven dat zijn broer Theo meerdere etsen van Manet voor zijn eigen collectie had verworven, alsmede een tekening, waarvan de toeschrijving aan de Franse meester overigens vandaag de dag echter aan discussie onderhevig is (Amsterdam, Van Gogh Museum).
3. Robert L. Herbert, Impressionism. Art, Leisure, & Parisian Society, New Haven & Londen 1988, pp. 274-75, meende ten onrechte dat het om een vissersboot ging, die door Manet verkeerd zou zijn weergegeven. De centreboard was een vrij breed en plat schip met een ophaalbaar zwaard, dat als het ware over het water heen moest glijden. Het hier getoonde model heeft – naast uiteraard het grootzeil – twee voorzeilen en een gaffeltopzeil, dat gestreken is. Met dank aan Kees Posthuma (Van Gogh Museum) en Anton Kos (Het Zuiderzee Museum). 4. Deze en andere technische informatie is afkomstig van René Boitelle (Van Gogh Museum). 5. Zoals bij De kelnerin (Londen, National Gallery) en In het café (Winterthur, Oskar Reinhart Collectie), beide uit 1878. Het andere
deel van de voorstelling is niet bewaard gebleven of in Manets oeuvre niet als zodanig herkenbaar. 6. Pieren waren als onderwerp in de jaren vijftig geïntroduceerd door Eugène Boudin (1824-1898); zie hiervoor Vivian Hamilton, Boudin at Trouville, London & Glasgow 1993, pp. 91-98. 7. Zo lijken de figuren op de pier op de achtergrond alleen maar toegevoegd om levendigheid in de voorstelling te krijgen. Deze zuidelijke pier was namelijk niet vanaf het strand toegankelijk, maar alleen vanaf een onherbergzaam terrein met duinen, waar toeristen vermoedelijk geen voet zetten, zoals opgemaakt kan worden uit een plattegrond van Boulogne uit 1844 (Boulogne-sur-Mer, Bibliothèque Municipale).
Twee vazen (prototypes) Frank Lloyd Wright (1868-1959) Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
Ontwerp 1928, uitvoering Glasfabriek Leerdam, 1929 Vormgeblazen en geslepen meerblauw glas, H 30 cm en 25,3 cm Herkomst: veiling Christie’s Amsterdam, 6 november 2001, nrs. 112 en 113
Voor het Museum Boijmans Van Beuningen steunde de Vereniging Rembrandt eind vorig jaar, samen met het Prins Bernhard Cultuurfonds/ Hugo van Winfonds en de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen, de aankoop van twee unieke vazen die de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright in 1928 ontwierp voor de Glasfabriek Leerdam. De aanwinst is een belangrijke aanzet voor een nieuwe beleidsrichting van de afdeling Moderne Kunstnijverheid en Industriële Vormgeving van het museum om zich in de toekomst nadrukkelijker te gaan richten op de ontstaansgeschiedenis van diverse kunstvoorwerpen. Het komt niet vaak voor dat een aankoop van twee belangrijke historische designobjecten samenvalt met de ontdekking van een grote hoeveelheid archiefmateriaal, waardoor deze voorwerpen in een geheel nieuw daglicht kunnen worden geplaatst. Over de samenwerking tussen de Glasfabriek Leerdam en Frank Lloyd Wright (1868 - 1959) leek reeds veel bekend te zijn, omdat een groot deel van de correspondentie tussen de Amerikaanse architect en P.M. Cochius, de directeur van de fabriek, alsmede een tiental tekeningen, bewaard zijn gebleven.1 De vondst van een dagboek uit 1928, bijgehouden door Cochius tijdens een zakenreis naar Amerika, leverde echter zoveel nieuwe aanknopingspunten op, dat archiefonderzoek in Nederland en Amerika tot een geheel herzien inzicht leidde over de samenwerking van een toonaangevende Nederlandse industrie en een kunstenaar met grote artistieke aspiraties. Zo weten we nu precies hoe onderhandeld werd over de opdracht, het auteursrecht, de commissiepercentages en de technische problemen bij de uitvoering. Bovendien is duidelijk geworden dat Wright veel meer ontwerpen heeft gemaakt dan aangenomen werd. Meer dan 60 ontwerpen zijn inmiddels teruggevonden.
voor de export is veel minder bekend. Met name Amerika was in die tijd een belangrijke afnemer van grote hoeveelheden rijk gedecoreerd gebruiksglas, waarvan de vormgeving geheel indruiste tegen de hoge artistieke pretenties van directie en kunstenaars. Om de export van kunstnijverheidsglas, alledaags gebruiksglas en bouwmateriaal, zoals bouwstenen en graniver mozaïek, overzee te bevorderen, ondernam de fabriek allerlei pogingen ter promotie en verkoop. Zo werd hard gewerkt aan toonzalen door het hele land, een netwerk van vertegenwoordigers, tentoonstellingen en het ontwerpen van producten die zouden aansluiten bij de smaak van de Amerikaanse markt.2 Grootste troef in al deze plannen was de samenwerking met de architect Frank Lloyd Wright. Tijdens zijn reis naar Amerika in 1928 werd Cochius steevast hierin bevestigd. ‘t Lijdt geen twijfel dat hij hier in Amerika de groote man is, die niettegenstaande al de tegenwerking die hij ondervindt, toch als de man wordt beschouwd – Otto Kahn de bekendste in N.Y. skyscraperarchitect zeide: ‘We are the businessmen but Frank is the genius’. Wij mogen er dus trotsch op zijn dat hij zich nu bereid heeft verklaard uitsluitend door en voor ons te werken niet alleen voor tafelglas maar ook voor bouwglas. 4 DE SAMENWERKING
Tot voor kort werd aangenomen dat Berlage de stimulerende kracht was achter het aantrekken van Wright als Amerikaanse partner. Uit het recent ontdekte archiefmateriaal blijkt nu dat het Cochius zelf was die al in 1922 via Berlage contact zocht met de Amerikaanse architect: Zeer geachte Heer Berlage, Gaarne zou ik in relatie treden met den Heer Frank Lloyd Wright, over wien U in het laatste nummer van Wendingen hebt geschreven, teneinde hem te verzoeken glas voor Amerika voor ons te ontwerpen. Mag ik U derhalve vragen, ons een introductie bij genoemden Heer te willen bezorgen? 5
DE AMERIKAANSE MARKT
In de literatuur over de Glasfabriek Leerdam wordt steevast de nadruk gelegd op de productie van de kunstnijverheidscollectie, een assortimentsgroep waarvoor door tientallen beroemde kunstenaars (ontwerpers, schilders en architecten) een bijdrage werd geleverd. Klinkende namen als De Bazel, Berlage, De Lorm, Lebeau en vanzelfsprekend Copier leverden gezichtsbepalende ontwerpen die synoniem werden voor Nederlands avant-garde design. Mondjesmaat werkte de fabriek ook met buitenlandse ontwerpers. Dat de fabriek zich daarnaast wat betreft omzet en productie voor een veel groter deel moest toeleggen op bouwmateriaal, verpakkingsglas en alledaags glaswerk
22
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Berlage, die zelf in Amerika was geweest en het werk van de architect kende, had Wright door omstandigheden nooit zelf ontmoet. Zijn aanbevelingsbrief, tezamen met een introductiebrief van Cochius hadden de architect nooit bereikt, omdat deze was verhuisd en Berlage hiervan ongewis was gebleven. Pas in 1927 lukte het via M. Das, de Amerikaanse vertegenwoordiger van Leerdam, om contact te leggen. De interesse om wederom met de architect contact te zoeken werd ongetwijfeld aangewakkerd door het verschijnen van een reeks van zes nummers van Wendingen, die in 1926 gewijd was aan het werk van Wright. Er volgde een intensieve correspondentie tussen Cochius en Wright. Om de samenwerking meer kracht bij te zetten
23
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
hoekig [dit blijkt zeshoekig te zijn] en rond, geblazen, en zoo mogelijk geperst, in verschillende afmetingen te verkleinen. De geperste m/naden in ‘t midden, in primitief glas. Liefst in wit glas of _ kristal. In Amerika bestaan geen goede bloemenvazen. L.W. zal er nog andere teekenen; die wij tot dusverre in Holland hebben gemaakt vindt hij zeer mooi. Hij is echter van meening dat de Amerikaanse behoefte gaat in andere richting. Voor A. [Amerika] zullen de bloemenvazen grooter moeten zijn. Minder verfijnd, primitiever. De geperste zullen de naden mogen vertoonen, hoewel er geen bezwaar tegen staat de naden af te slijpen evenmin dat ‘t glas persfouten vertoont. De kleur moet echter goed zijn.
Voor zover bekend heeft de fabriek twee verschillende modellen uitgevoerd. De bekendste is een zeshoekige vaas die in twee maten is uitgevoerd. Van de grootste maat zijn vier exemplaren bekend. De kleinste maat, waarvan slechts één exemplaar bekend is, is nu door Museum Boijmans Van Beuningen aangekocht. Tot voor kort was de uitvoering van deze zogenaamde budvase onbekend. Dit obeliskvormige vaasje, bestemd voor een bloemknop, rust op een piramidevormige voet. Een door Wright aangepaste schets, waarbij de voet een zigzagbeweging vertoont, ligt aan de uitvoering van deze vaas ten grondslag. Ook dit model kon voor de verzameling worden aangekocht. PROTOTYPES Detail vaas (prototype)
bezocht Cochius Wright tijdens zijn zakenreis in het najaar van 1928 meerdere keren in zijn huis in Taliesin. In korte tijd werden onderhandelingen gevoerd, plannen ontwikkeld, tekeningen gemaakt, contracten getekend en afspraken vastgelegd over de productie. Alle afspraken werden tot in het kleinste detail in het dagboek en later in brieven beschreven. Terug in Nederland bleek de communicatie per post – brieven, telegrammen en zendingen van tekeningen en proefmodellen per boot – dermate vertragend op het totale proces te werken dat de productie van de ruim 60 ontwerpen voor een compleet zeskantig eet- en drinkservies, verschillende kandelaars en vazen, twee plastieken en diverse bouwmaterialen niet verder kwam dan een handvol proefmodellen voor vazen en één glazen bouwsteen. Een belangrijke reden hiervoor lag besloten in de onuitvoerbaarheid van veel van de ontwerpen. Ook zal de toenemende economische recessie de marktpositie van Leerdam in Amerika geen goed hebben gedaan waardoor de samenwerking een stille dood is gestorven.
De aankoop van de twee proefmodellen zet de toon voor het nieuwe beleid van de collectie Moderne Kunstnijverheid en Industriële Vormgeving in Museum Boijmans Van Beuningen. Zij streeft ernaar een verzameling prototypes aan te leggen die de ontstaansgeschiedenis van de voorwerpen vastlegt. Met behulp van het bewaard gebleven archiefmateriaal en de ontwerptekeningen geven de vazen een fascinerend beeld van een intrigerende maar moeizame samenwerking tussen een geniale architect en een idealistische fabrikant. In de loop van dit jaar verschijnt een lijvig boek waarin het bewaard gebleven archiefmateriaal integraal wordt gepubliceerd. Door de opmerkelijke compleetheid kunnen we de samenwerking tot in het kleinste detail volgen waardoor een nauwkeurig beeld ontstaat van het Amerikaanse avontuur van een vooraanstaande Nederlandse industrie. De vazen zullen het middelpunt vormen van de designtentoonstelling Het ontstaan der dingen, die wordt georganiseerd ter gelegenheid van de officiële heropening van het museum in het voorjaar van 2003 ◆
HET ARCHIEFMATERIAAL
Thimo te Duits
Uit het rijke archiefmateriaal laat zich het ontwerp- en productieproces van de vazen nauwkeurig reconstrueren. In het dagboek dat Cochius tijdens zijn Amerikaanse reis bijhield lezen we veel wetenswaardigs. Zo schrijft hij op 20 november 1928: Heeft bloemenvaas ontworpen 14’’ hoog rond & driehoekig. Kunnen in proportie kleiner gemaakt worden. Een dag later: Heden morgen heeft Mr. L.W. zijn eerste teekeningen afgemaakt; drie bloemenvazen driehoekig, acht-
24
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Noten
Nederlandse Kunstnijverheid in San Francisco 1930’, Vormen uit vuur, 154 (1995), 1, pp. 23-29.
1. J. Ambaum, ‘Ontwerpen van Frank Lloyd Wright voor de glasfabriek Leerdam’, Jong Holland, 1 (1984), 1, pp. 35-51; Thimo te Duits, Geperst glas uit Leerdam, Assen & Leerdam 1991, pp. 97-100.
3. Reisdagboek P.M. Cochius, 20-11-1928, Archief Vereenigde Glasfabrieken, Schiedam, met dank aan de heer J.A. Soetens.
2. T.G. te Duits, ‘Een Amerikaans avontuur, Leerdam en Zuid-Holland op de tentoonstelling Hedendaagse
4. Brief P.M. Cochius aan H.P. Berlage, gedateerd 4-10-1922, N.A.I., Rotterdam.
Een gemiste kans DR J.J.L. HASPELS
In mei 2002, ruim een maand voor de veilingdatum, viel bij ons in het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement te Utrecht een 352 bladzijden tellende, schitterend uitgevoerde catalogus van Sotheby’s New York in de bus. Het betrof de veiling van het tweede gedeelte van de ‘Masterpieces from the Time Museum’ te Rockford, Illinois, U.S.A., die op woensdag 19 juni 2002 zou plaatsvinden. Over een periode van 40 jaar had de eigenaar van de collectie – veruit de belangrijkste uurwerkenverzameling in Amerika – zich ten doel gesteld om, in zijn eigen woorden, ‘… to collect timepieces which tell the history of horology; never to compromise this historical objective and to purchase only museumquality artefacts.’ Omdat in de ontwikkeling van de tijdmeters niet alleen de zogenaamde gaande werken maar ook de slagwerken, speelwerken en automatenwerken een belangrijke rol spelen, lag het voor de hand dat het Time Museum ook een aanzienlijke hoeveelheid klokken met speelwerken bevatte. Een twintigtal hiervan zou op 19 Juni worden geveild en één daarvan trok onze warme belangstelling.
SPEELKLOKKEN
Rond 1300 wordt het mechanische, tikkende raderuurwerk geboren. Het reeds genoemde gaande werk zorgt voor de visuele tijdsaanduiding. Het meest gebruikelijk is de wijzerplaat met twaalf cijfers van 1-12 of van I-XII, in combinatie met allereerst een uurwijzer, vervolgens een minuutwijzer en tenslotte – soms – een secondewijzer. Vrijwel gelijktijdig ontstaat het slagwerk dat de hele uren (later ook de halve uren en kwartieren) op een of meer slagklokken aangeeft. Deze akoestische tijdsaanduiding was belangrijk omdat men lang niet altijd en overal de wijzerplaten op openbare gebouwen (kerktorens, raadhuizen, kloosters e.d.) kon zien. In de late middeleeuwen waren huisuurwerken nog uiterst zeldzaam en was men, vooral ook ‘s nachts, aangewezen op deze hoorbare tijdsignalen. Het is de verdienste van de Lage Landen geweest om reeds in de 15de eeuw een derde werk aan de combinatie uurwerk/slagwerk toe te voegen: het speelwerk, dat de uurslag op melodieuze wijze aankondigt. Het automatisch spelende carillon is reeds vele eeuwen een welluidend visitekaartje van ons land en de voornamelijk Amsterdamse productie van vele duizenden 17de- en 18de-eeuwse staande horloges en tafelklokken met bellenspeelwerk vindt dan ook een duidelijke neerslag in de collectie van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement. AUTOMATISCHE SPEELWERKEN MET ORGELPIJPEN EN/OF SNAREN
Een sterke beperking van de muziek van bellenspeelklokken wordt gevormd door de geringe toonomvang van een bellenreeks: twee octaven is zo ongeveer het maximum. Ook het wat diffuse en lang doorklinkende
25
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
geluid van een reeks belletjes rechtvaar-
digt alleen zeer simpele notaties op de speelrol. Eenvoudige melodietjes met hier en daar een tweede stemmetje klinken doorgaans aardig, maar ingewikkelder muziek met drieklanken en dergelijke komt niet tot zijn recht. Geheel anders ligt dit met speelklokken waarbij de muziekrol een reeks snaren of pijpen bespeelt. Weliswaar is ook hier de toonomvang beperkt – tweeënhalf octaaf is niet ongebruikelijk – maar door de aard van de klankbronnen klinken drie- en vierstemmige zettingen voortreffelijk. Grote componisten als Hans Leo Hassler, Georg Friedrich Händel, Joseph Haydn en Wolfgang Amadeus Mozart hebben speciaal voor klokken met een automatisch spinet of orgel muziek gecomponeerd. De reden dat zij dit deden was simpel: dit soort speelklokken was meestal het trotse bezit van welgestelde lieden die goed betaalden voor welluidende, vaak virtuoos gezette composities en arrangementen. Een van de muzikaal meest fascinerende speelklokformules bestond uit het samengaan van orgelpijpen en snaren, niet alleen vanwege de talrijke mogelijkheden van afwisselend spel maar ook vanwege het samenspel van beide klankbronnen, bijvoorbeeld in lyrische, op de orgelpijpen klinkende melodieën met een lichtvoetige omspeling op de snaren.
Tafelklok met gaand werk, slagwerk, orgel/spinet speelwerk en automaten. Vervaardigd door Veit Langenbucher, Augsburg, ca. 1620.
ZELDZAAMHEID
Staande klokken of tafelklokken met een bellenspeelwerk zijn bepaald niet zeldzaam. Ze zijn, in vergelijking met snaren- of orgelklokken, relatief makkelijk te produceren: de uurwerkmaker krijgt niet te maken met métiervreemde materialen als tin, hout en leer voor orgelpijpen, windladen, blaasbalgen of zangbodems. Slechts een extraatje, in de vorm van een reeks van 10 tot 15 welluidend gestemde bellen en een met louter pennetjes geprogrammeerde muziekrol, is nodig om een speelwerk te vervaardigen dat bovendien nooit ontstemt. Geheel anders ligt dit bij de speelklokken met een spinetwerk en/of een orgelwerk. Een belangrijk aandeel moet hier worden geleverd door een ervaren orgel- of snaarinstrumentenbouwer. De muziekrol moet worden geprogrammeerd met stiften en bruggen van verschillende lengte – overeenkomstig de duur van de te spelen noten – en het in de klok ingebouwde speelwerk zal regelmatig moeten worden gestemd. Klokken met een orgelspeelwerk zijn dan ook vele malen zeldzamer en kostbaarder dan die met een bellenspeelwerk en klokken met een automatisch spinet komen slechts hoogstzelden voor. Het behoeft dan ook nauwelijks betoog dat een speelklok die is toegerust met zowel een orgelwerk als een spinetwerk niet alleen voor een klokkenverzamelaar of uurwerkenmuseum maar uiteraard ook voor de collectioneur van antieke muziekinstrumenten of voor een museum met een historische muziekinstrumentenafdeling een ‘once in a lifetime’ object is.
Telkens weer kwam mij het beeld voor ogen van het ons ontglippende stuk in New York voor het voor ons veruit interessantste stuk: een Augsburger speelklok met spinet, orgel en Commedia-dell’-Arte-achtige figuren die op de maat van de muziek een statige dans uitvoerden in een spiegelprieel dat diende als bekroning van deze wel zeer spectaculaire tafelklok. De geschatte opbrengst was nogal globaal gesteld op $100.000 -150.000. Ik vermoedde dat deze inschatting nogal aan de lage kant was en zei dat wij, om een redelijke kans van verwerving op de veiling te hebben, de schatting van Sotheby’s zouden moeten verdubbelen. Wij beseften meteen dat daarmee onze kans was verkeken. Immers: reeds geruime tijd waren wij bezig fondsen bijeen te brengen voor een belangrijke interieurverbouwing van het museum en we dienden ons onverminderd op dat doel te concentreren. Jammer dus, maar verstandig beleid dwong ons om – zij het met een traan in het oog – de spinet/orgel/ automaten speelklok uit ons hoofd te zetten. Maar dat was niet gemakkelijk! Wel hadden wij enige jaren geleden de kans gekregen om een replica van een vergelijkbaar automatisch spelend renaissancespinet in eigen
DE LANGENBUCHER SPEELKLOK
De bovenstaande uitvoerige informatie is nodig om de emoties, reacties en stappen van het museum in de weken voorafgaande aan 19 juni 2002 te kunnen begrijpen. Wij hadden terstond na het ontvangen van de catalogus met verlekkerde blikken de bonte processie van antieke uurwerken doorgebladerd en waren meteen gevallen
Het speelwerk met, boven, de snaren; links het aandrijvende raderwerk en rechts de blaasbalg. De orgelpijpen (niet zichtbaar) zijn tegen de onderzijde van de bodem aangebracht. [foto’s: veilingcatalogus Sotheby’s New York]
27
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
beheer te vervaardigen. Ook hadden we een weliswaar zeer gehavend maar origineel Augsburger spinet – eveneens van de hand van Veit Langenbucher – in bruikleen gekregen van Museum Schloss Bruchsal, maar dat stuk moest worden geretourneerd, zodat ons thans enkel de weliswaar voortreffelijk spelende, maar helaas uit 1995 daterende kopie rest. Telkens weer kwam mij in die weken het beeld voor ogen van het ons ontglippende stuk in New York. Hoe fraai toegesneden was het op vrijwel alle aspecten van de collectie van speelklok tot pierement: als spelende klok uiteraard, maar tevens passend in de deelcollectie van salon-cilinderdraaiorgels, met haar snarenspel aansluitend aan de deelcollectie automatische snaarinstrumenten van Harfenuhr tot pianola en vioolspeler, en met haar dansende figuren als prefiguraties van de in de museumcollectie ruim vertegenwoordigde 18de- en 19de-eeuwse tableaux-vivants en de bewegende orgelbeelden van onze Hollandse straatorgels! Nee dus, en wij concentreerden ons opnieuw op de financiële perikelen rond de verbouwing. EEN AVONDONTVANGST
Op 10 juni, een week voor de veilingdatum, was er een avondontvangst in het museum. De formule van ontvangsten buiten de openingsuren was ontwikkeld in de jaren
1970 -‘71 en hield in dat men tegen betaling van een niet onaanzienlijk uurtarief een borrel en/of diner in de museumruimten kon geven. Kernpunt van deze formule was – en is nog steeds – een verplichte uitgebreide rondleiding van tweemaal circa 40 minuten: het eerste gedeelte met meelopende borrel en het tweede gedeelte als ludiek intermezzo tussen de maaltijdgangen. Deze formule – en met name de inhoud en toonzetting van de presentaties – heeft het museum in de achterliggende decennia een stroom van goodwill, P.R., subsidies, schenkingen, legaten en, uiteraard, met plezier voldane rekeningen opgeleverd. Bovengenoemde avondontvangst had meteen een uitzonderlijk goede toonzetting en sfeer en toen ik tijdens de borrelrondleiding een paar renaissancedansen op onze spinetkopie liet horen was het hele – zeer kleurrijke – gezelschap en bloc diep onder de indruk. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om te noemen dat er een paar dagen later toevallig een origineel automatisch spinet, compleet met klok, orgelwerk en automaten bij Sotheby’s New York geveild zou worden, maar dat wij vanwege de financiën geen poging zouden ondernemen om dit stuk te bemachtigen. Kennelijk verdroot dit een paar aanwezigen dermate, dat zij – na korte ruggespraak – mij ter plekke € 100.000 als schenking en € 40.000 als renteloze lening aanboden, met de mededeling dat zij enerzijds beseften dat dit niet genoeg was, maar anderzijds meenden dat deze zeer aanzienlijke injectie mij voldoende redenen zou geven om mij in de luttele resterende dagen met alle beschikbare energie te storten op het verwerven van aanvullende gelden om met een reële kans van slagen te kunnen bieden op de spinetklok. Snel handelen was nu geboden: er restten nog drie werkdagen om alles te regelen. Wij benaderden de Vereniging Rembrandt met het hele verhaal en met het verzoek om evenals het bedrijfsleven €100.000 te schenken. En zowaar ontvingen wij binnen een dag van deze werkelijk razendsnel reagerende Vereniging het bericht dat we tot een maximum van € 100.000 op haar konden rekenen. Met een daaraan toegevoegde schenking van het K.F. Hein Fonds van maximaal € 50.000 – een besluit dat niet
28
binnen enkele dagen maar binnen enkele uren werd genomen – beschikten wij nu over € 290.000, misschien iets aan de krappe kant maar, zo meenden wij, genoeg om redelijk succesvol te kunnen bieden. Er was trouwens in het geheel geen tijd meer om verdere wervingsacties te ondernemen. Dit was mede het resultaat van de strenge maar zeer te respecteren eis van de Vereniging Rembrandt om het fel begeerde stuk ter plekke te bekijken en beluisteren (ik kende de spinetklok van uitvoerige beschrijvingen en tientallen foto’s, maar had haar nooit in mijn handen gehad). Mede afhankelijk van deze ‘live’-inspectie zou ik van een daartoe speciaal meegereisde Vereniging Rembrandt-functionaris een definitief fiat voor de mogelijke aankoop ontvangen. SOTHEBY’S NEW YORK
Ik kreeg te horen dat namens de Vereniging Rembrandt mevrouw F. Bijl de Vroe-Verloop mee zou gaan. Ik was hierdoor uiterst aangenaam verrast omdat dit ongetwijfeld Fusien Verloop zou moeten zijn die in haar Utrechtse studententijd als bijbaan had rondgeleid in het museum en de collectie met kennis en toewijding aan vele duizenden bezoekers had gepresenteerd. De tijd begon intussen te dringen. De eerste vlucht Amsterdam-New York die we konden boeken zou landen als de veiling al aan de gang was, maar zonder al te grote vertragingen van vliegtuig of taxi moest het kunnen lukken: de spinetklok zat nogal aan het eind van de veiling. Natuurlijk had ik geprobeerd mij een beeld te vormen van concurrerende interesse voor het stuk. Ik wist dat de drie belangrijkste verzamelaars op dit gebied om uiteenlopende redenen geen voor ons gevaarlijke biedingpogingen zouden ondernemen en het New Yorkse Metropolitan Museum of Art leek vanwege zijn horological priorities geen probleem te vormen. Wij landden op tijd en ook de taxirit van Newark Airport naar York Avenue verliep voorspoedig. Alvorens naar de veilingzaal te gaan moesten we eerst dus ter plekke de klok aan een final examination onderwerpen, waartoe deze op mijn verzoek in een aparte ruimte was opgesteld. Alhoewel ik het stuk uit de mij toegezonden uitvoerige documentatie en uit mijn bestudering van
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Details van uur- en slagwerk.
twee vergelijkbare Augsburger stukken van binnen en buiten kende, was de kennismaking ‘in levende lijve’ een ervaring op zich: de klok was nog veel mooier dan ik me had voorgesteld. Voor mij stond vast, meer nog dan ik van tevoren had kunnen denken, dat deze bijna vier eeuwen oude spinetklok van een opvallende algehele gaafheid was, zowel technisch als muzikaal van hoge kwaliteit en ook qua materiaalgebruik en -bewerking (ebbenhout, zilveren figuren, vuurvergulding, gravering, klankbodembeschildering) een schitterend voorbeeld van een Augsburger meesterstuk uit de vroege 17de eeuw. Na kort overleg en een uitdrukkelijk fiat mijnerzijds belde mijn begeleidster met de voorzitter van de Vereniging Rembrandt, rapporteerde onze bevindingen en verkregen wij het groene licht. DE VEILING
Er zat vaart in de veiling. Wij waren achterin gaan zitten en de uurwerken kwamen voor duizenden, tienduizenden en zelfs honderdduizenden dollars onder de hamer. De spinetklok kwam aan de beurt en de veilingmeester zette hem in op $ 50.000. Zonder de zaal in te kijken riep hij, met in zijn handen een aantal schriftelijke biedingen: ‘…en ik heb hier $ 60.000, 70.000, 80.000, 90.000, 100.000 en [wijzende naar een eerste biedende hand in de zaal] een bod van $ 110.000.’ Met sprongen van $ 10.000 liepen de biedingen, zowel uit de zaal als via de telefoon, op naar $ 190.000. Voor het eerst was er nu een aarzeling, maar na enige gedempte ruggespraak bracht een telefonisch bod de prijs op $200.000. Nu werd het spannend. Ik wachtte nog even met het opsteken van mijn biednummer en opeens was het Metropolitan Museum of Art (MMA) mij voor. ‘Tweehonderd-vijf-en-twintig-duizend dollar’, riep de veilingmeester en wees naar de nieuwe bieder. Ik kende hem. Hij was van het MMA; niet van de uurwerkenafdeling (waar ik naar hun eventuele belangstelling had geïnformeerd), maar van de muziekinstrumentenafdeling. Ik had hem ooit rondgeleid in Utrecht en hem uitvoerig gewezen op de schoonheid en muziektechnische relevantie van historische muziekautomaten. Ik wachtte even en liet deze onvermoede
29
wending tot mij doordringen. In zijn ruim honderdjarige bestaan had het MMA nimmer een zelfspelend muziekinstrument aangekocht. Waarom nu dan wel? Hoe dit ook zij, ik kon – zij het slechts één keer – een bod uitbrengen. Dat zou dan (de sprongen boven de $200.000 in aanmerking nemende) $ 250.000 zijn. Met het opgeld van 19.5% (!) over de eerste $ 100.000 en 10% over de rest zat ik met mijn totaalbedrag van $290.000 wel wat krap, maar daar zou later allicht een oplossing voor te vinden zijn. Ik stak mijn paddle omhoog. ‘Tweehonderd-en-vijftig-duizend dollar’ riep de veilingmeester, met uitgestrekte arm en hamer wijzend in mijn richting. Even bleef de zaal bewegingloos en even dacht ik dat we de spinetklok te pakken hadden. Toen ging opnieuw het biednummer van het MMA omhoog. Dat was dus voor $275.000. De hele zaal keek nu naar mij. ‘Two-hundredand-seventy-five against you, Sir. Are you bidding?’ Als in een flits zag ik de achterliggende dagen met alle geluk van snel besliste schenkingen en leningen. Met alle hectiek van volgeboekte vliegtuigen. Met alle trots dat het museum in minder dan een week $ 290.000 bijeen had kunnen brengen. Maar vooral ook met de afgrijselijke wetenschap dat – als de spinetklok niet gekocht werd – al die dollars voor 100 % retour zouden gaan naar de gulle gevers. En ik kon het gewoonweg niet maken om een bod van $ 300.000 te doen. Ik merkte dat ik ‘nee’ schudde en het MMA had zijn spinetklok. Wij niet. MORAAL
Voor de bovengeschetste gang van zaken heb ik besloten mij niet te generen. Vele mensen – tot in het museumbestuur toe – hebben mij na afloop verteld hoe ik het
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
eigenlijk had moeten aanpakken. Dat ik toch $ 300.000 had moeten bieden en dan in hernieuwd overleg het verschil had kunnen overbruggen. Dat ik nog één extra fonds had moeten aanboren om ‘losser in de pols te zitten’ met mijn biedingen. Dat er bij voorbaat een soort overbruggingslening had moeten zijn. Dat ik niet alleen de laatste dagen voor de veiling, maar de gehele periode mei-half juni had moeten benutten voor geldwerving. Enzovoorts. Ik heb dit verhaal, desgevraagd, voor het Bulletin van de Vereniging Rembrandt geschreven en heb dat, na ommekomst van een klein halfjaar, zelfs met enig plezier gedaan. Voor de royale en pijlsnel besliste schenking is het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement – met of zonder spinet – de Vereniging Rembrandt bijzonder dankbaar. Ondanks de New Yorkse déconfiture was het een ronduit aangename, nuttige en leerzame excursie. Leerzaam ook omdat dit verhaal nog eens onderstreept hoe belangrijk de Vereniging Rembrandt en de door haar beheerde fondsen kunnen zijn bij het verwerven van kunstvoorwerpen. Hoe belangrijk het is om geldelijke middelen – nog meer geldelijke middelen – ter beschikking te kunnen stellen aan musea en andere openbare verzamelingen voor hun collectievorming. Ditmaal hoefde de Vereniging Rembrandt – evenals trouwens de andere geldschieters – de toegezegde gelden niet uit te geven. Jammer, althans voor ons. Toch ben ik deze geweldige Vereniging onverminderd dankbaar voor het hebben kunnen instappen in dit spannende en louterende avontuur – voor het royale bieden van een kans op een gemiste kans. ◆ Dr. J.J.L. Haspels is directeur-conservator van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement te Utrecht
Keurmerken in de ebbenhouten kast en het brandmerk van de maker.
De Hangplek NELLEKE NOORDERVLIET
Voor het AVRO-televisieprogramma Museumgasten bezocht ik samen met de (pop)musicus Daniël Lohues het Drents Museum in Assen. Ik ben wel eens bang dat die regionale musea louter gezien worden als een tijdverdrijf voor toeristen op een regenachtige dag. Dat is jammer, want op alle dagen valt er veel te genieten. Ik wil niet beweren dat elk provinciaal museum ‘vaut le voyage’, maar het Drents Museum wel.
Interieuropnamen an het Drents Museum te Assen.
30
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2002
Voordat de opnamen begonnen, werd met de crew een broodje gegeten en over van alles en nog wat gepraat. Dat ongedwongen tafelgesprek bezorgde mij als luisteraar een bijzonder genoegen. Een blijde verwondering. De mannen (het waren vooral mannen) spraken met passie en plezier over de dingen die ze graag deden. Hobby’s kun je het niet noemen. Het is meer. Een van de aardige dingen van veel mannen vind ik dat ze jongens blijven met jongensdromen. Ze blijven Titaantjes. Zo klopt Lohues bij elk kerkje aan dat hij op zijn tochten tegenkomt en vraagt of hij even op het orgel mag spelen. Dat mag altijd. Ik heb een groot zwak voor dat soort mensen. Hun enthousiasme gaf me opeens inzicht in het belangeloze genoegen
het aanleggen of het bezichtigen van een verzameling. Dat hobbyisme nam in sommige gevallen buitenissige vormen aan. Een rijke vrouw als Catharina de Grote kon zich wel het een en ander in die sfeer permitteren. Er is nauwelijks een gebied te noemen waarin ze niet liefhebberde. Van schilderijen tot meubels tot cameeën tot vreemde woorden uit vreemde talen, je kunt het zo gek niet bedenken of ze verzamelde het. Haar paleis was als een rovershol waar zich almaar meer buit opstapelde. Maar ook zij deed het vanuit een intense nieuwsgierigheid en een grote liefde voor de voorwerpen van kunst en ambachtelijkheid.
waarmee menig verzamelaar zijn collectie stuk voor stuk bijeenbracht. Ik zag voor me hoe in de 17de en 18de eeuw de rariteitenkabinetten ontstonden, hoe de liefhebber vol trots en tederheid zijn nieuwste exotica uitpakte en in vitrines of laden legde. Hoe hij vol spanning wachtte op een schip uit de Baltische zee, waarvan de kapitein hem had beloofd bijzonderheden mee te nemen uit Rusland. Ambergris of sabelbont. Hoe er eindeloos met vrienden over werd gepraat en gedelibereerd. Hoe ze elkaar wezen op bijzondere details en hoe daardoor hun kennis van de wereld groeide. In een tijd zonder kranten of andere media, toen de mogelijkheid voor verre reizen beperkt was en boeken met plaatwerken kostbaar waren, was er geen andere manier voor nieuwsgierigen dan
hebben de dilettanten vervangen. Verzamelen is voor velen een beroep geworden. Nu kun je elk beroep met gedrevenheid uitoefenen; grote, professionele kennis van zaken hoeft zeker niet een kinderlijk plezier in het werk in de weg te staan, maar toch is verzamelen meer en meer geïnstitutionaliseerd. Ik doel nu niet op prullaria, op het sparen van dinky toys uit de jaren zestig of filmsterrenfoto’s of luciferdoosjes: die amateurs bevolken nog altijd met hun spulletjes de verzamelaarbeurzen, waar de commercie ook al stevig heeft toegeslagen en plezier wordt vertaald in geld, ik denk toch vooral aan voorwerpen van kunst. Het verzamelen daarvan is voornamelijk aan de musea voorbehouden. Musea zijn een voortzetting van de rariteitenkabinetten.
Het amateurisme is verdwenen uit het serieuze verzamelen. Echte deskundigen
Idealiter moeten musea dus hun spullen glimmend van trots laten zien. Kijk eens wat voor moois we hebben. Hoe leuk dit is, hoe interessant dat, hoe grappig, eigenaardig, bijzonder, afwijkend, welgevormd, hoe nooit-vertoond. Een museumdirecteur haalt handenwrijvend zijn publiek binnen en doet doosjes en laatjes voor hen open, waarop het publiek de handen ineenslaat van verbazing om zoveel oogstrelends. En wat een prachtig doosje ook, en wat een handig laatje! De musicus Daniël Lohues, een Drent van geboorte en gepast trots op zijn geboortegrond en zijn museum, had zijn lievelingsschilderij voor het laatste bewaard om aan me te laten zien. Het was een Van Gogh. Dat ze in Assen een echte Van Gogh hadden was al
31
geweldig, maar ik zou zien dat het ook nog eens een heel mooie van Gogh was. We stonden voor een wandje met een fraai uitgelicht, niet al te groot schilderij van een vaart met een turfschuit, een weg, een tweetal mensen en in de verte velden en bomen. ‘Ik weet precies waar dit is’, zei Daniël. ‘Het is er nog net zo. En kijk, daarachter, daar woon ik.’ Hij wees naar de bosschages aan de horizon. Schilderij en werkelijkheid schoven over elkaar heen. Ik zag met genoegen dat De turfschuit was aangeschaft met steun van de Vereniging Rembrandt. Waarom kon Daniël Lohues zo enthousiast zijn? Natuurlijk omdat het schilderij in Drente thuishoort, waar het is ontstaan, maar ook omdat het deel uitmaakt van een collectie schilderijen,
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
De turfschuit Vincent van Gogh (1853-1890), oktober 1883, olieverf op doek op paneel DRENTS MUSEUM, ASSEN
Verworven met steun van de Vereniging Rembrandt.
kunstnijverheid, archeologie en zilver, waarvan ik kan zeggen dat alles met liefde, trots en plezier aan het publiek wordt getoond. Het is een buitengewoon heterogene collectie, het is van alles wat, van een veenlijk – een jong meisje waarvan de reconstructie veel lijkt op het meisje van Nulde – tot een Jugendstil theeservies. Kan zo’n eenzame Van Gogh daar dan wel lekker hangen in een opstelling die met recht een ‘gemengde opstelling’ genoemd mag worden, een opstelling waar het Rijksmuseum nog op studeert, maar die in een provinciaal museum als van Drente, dat kunst, kunstnijverheid en lokale geschiedenis combineert onvermijdelijk is? Ja, ik verzeker u, hij hangt daar prima. Ik zou geen betere plek voor hem weten.
N
Ik ken musea – namen zal ik niet noemen – die vanuit een esthetiserende, bijna religieuze visie hun kunstvoorwerpen zo koel en afstandelijk mogelijk presenteren. Daar loop je met geknepen billen langs de kostbaarheden, plechtig knikkend, langzaamaan blinder wordend, leger wordend. Onverschilliger. Er zijn musea waar ik armer uitkom dan ik erin ging, armer aan illusies, armer aan verwachtingen, een beetje treurig en doelloos. Dat was niet het geval in het Drents Museum. Daar zie je door de manier waarop de kunstvoorwerpen zijn tentoongesteld – en aan publiek van verschillende leeftijd en verschillend niveau worden gepresenteerd en uitgelegd – hoe een heterogene collectie ook het intense
plezier en de trots kan weerspiegelen van het verzamelen en presenteren. Voor de kinderen wordt in de kelder van het museum op aanschouwelijke manier het leven van de hunebedbouwers verbeeld. Ze malen er zelf meel en kneden er deeg dat vervolgens aan een stok boven een echt vuur op de binnenplaats wordt gebakken, terwijl intussen in de 18de-eeuwse vertrekken een hoogbepruikte en behoepelrokte dame van haar leven vertelt, en Van Goghs De turfschuit op zijn eigen rustige plek met zijn prachtige diepe kleuren de kern van het Drentse leven treft. Museumdirecteuren en conservatoren moeten jongens en meisjes blijven, aardige jongens en meisjes, Titaantjes. Je moet in hun museum verwoed aan het dromen worden gezet. ◆
32
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
I
E
U
W
S
Erelid In de loop van haar bijna 120-jarig bestaan werden er door de Vereniging Rembrandt zestien ereleden benoemd. Tijdens de Algemene Ledenvergadering op 12 oktober j.l. is daar een zeventiende bijgekomen: Mr W. baron van Dedem. Dit gebeurde per acclamatie, nadat de voorzitter van de Vereniging, Mr J.M. Boll, kort de beweegredenen hiertoe had toegelicht. De heer Van Dedem was jarenlang bestuurslid van de Vereniging Rembrandt en als groot kenner van Mr W. baron van de schilderkunst Dedem en Mr J.M. Boll, voorzitter van de uit de Gouden Vereniging Rembrandt. Eeuw was zijn oordeel bij het toekennen van steunverlening altijd uiterst waardevol. Niet alleen werd er door zijn kennis en kundig oog menig kunstwerk voor het openbaar kunstbezit verworven, met even grote scherpzinnigheid wist hij de Vereniging en ons cultureel erfgoed voor eventuele miskopen te behoeden. Na zijn bestuurswerk maakte de heer Van Dedem enige jaren deel uit van de Raad van Adviseurs, maar deze functie heeft hij vanwege het bereiken van de leeftijdsgrens inmiddels moeten opgeven. Zoals u elders in dit Bulletin kunt lezen, schonk de heer Van Dedem onlangs vijf prachtige schilderijen uit zijn verzameling aan het Mauritshuis in Den Haag; een dergelijke schenking is uiterst zeldzaam in Nederland. Om al deze redenen heeft het Bestuur van de Vereniging Rembrandt haar zeer gewaardeerde voormalige bestuurslid het erelidmaatschap aangeboden, in de hoop ook in de toekomst van zijn kennis en oordeelvermogen te mogen profiteren. Drents
Lidmaatschapskaart
Museum
In de voorgaande jaren werd de acceptgiro voor de contributie van het nieuwe jaar meegestuurd met het najaarsnummer van het Bulletin. Dit jaar krijgt u de acceptgiro en de lidmaatschapskaart apart toegestuurd. Dit houdt in dat u binnenkort een geheel nieuwe kaart zult ontvangen en niet, zoals vorig jaar, een stickertje op uw huidige lidmaatschapskaart hoeft te plakken. Nu de feestdagen weer voor de deur staan, willen wij u eraan herinneren dat u ook een lidmaatschap cadeau kunt geven. U hoeft daarvoor alleen maar de bijgevoegde antwoordkaart in te vullen en op te sturen naar het Bureau van de Vereniging Rembrandt. Op deze wijze kunt u ook uw vrienden en familieleden direct betrekken bij de voordelen die de leden van de Vereniging Rembrandt genieten en daarmee bij ons openbaar kunstbezit.
te Assen.
Schenking Stortenbeker De Vereniging Rembrandt speelt soms een bemiddelende rol bij het schenken van kunstwerken door particulieren aan musea, zoals afgelopen zomer een stuk linnendamast voor de textielafdeling van het Rijksmuseum. Hieronder volgt de dankbrief van prof. dr J.P. Sigmond, Directeur Collecties van het Rijksmuseum, aan het bestuur van de Vereniging Rembrandt:
V
A
N
D
E
V
E
R
E
N
I
G
I
N
G
Zeer geacht bestuur, Op 24 mei 2002 ontving het Rijksmuseum van mevrouw E. Stortenbeker namens de familie Stortenbeker een linnendamasten dekservet uit 1714 of kort daarna ten behoeve van de verzameling van het museum. Mevrouw Stortenbeker had enige tijd daarvoor contact opgenomen met de Vereniging Rembrandt ten einde het stuk aan U te schenken met de bedoeling dat U een museale instelling zou zoeken waar het stuk het beste zou passen. Aldus is gebeurd middels contacten tussen mevrouw Van der Dussen van Uw instelling, de conservator textiel bij het Rijksmuseum, mevrouw Hartkamp-Jonxis, en mevrouw Stortenbeker. Ik dank U hartelijk voor de schenking van dit zeldzame stuk linnendamast. Historische en eigentijdse gebeurtenissen zijn veelvuldig weergegeven op linnendamast. Zo werd aan het einde van de zeventiende en in het begin van de achttiende eeuw in Kortrijk linnendamast geweven met voorstellin-
gen van de Turkenoorlogen en van de Spaanse Successieoorlog. Merkwaardig genoeg is linnendamast met voorstellingen naar aanleiding van het einde van de Spaanse Successieoorlog, dat wil zeggen naar aanleiding van de Vrede van Rastadt in 1714, zeer zeldzaam. Des te meer zijn wij verheugd dat een dekservet met een zinnebeeldige voorstelling daarvan tot ons is gekomen, welk onderwerp een prachtige aanvulling is op de verzameling linnendamast van het Rijksmuseum. Die verzameling telt reeds een aanzienlijk aantal stukken linnendamast waarop veldslagen en stedenbelegeringen uit genoemde oorlogen zijn ingeweven. Het dekservet heeft het inventarisnummer BK-2002-7 ontvangen.
KLACHTENREGELING FONDSENWERVING
4. Klachten worden uiterlijk zes maanden na de gebeurtenis die aanleiding is tot de klacht onderbouwd ingediend en gezonden aan de VR, ter attentie van de Voorzitter van de commissie, met afschrift aan het Bestuur van de VR.
Het Bestuur heeft in het kader van de verwerving van het certificaat van het Centraal Bureau Fondsenwerving besloten tot een formele klachtenprocedure fondsenwerving. Volgens deze procedure wordt een Klachtencommissie ingesteld die klachten van gevers of leden behandelt tegen de wijze van fondsenwerven, propaganda en voorlichting door de Vereniging. Het Bestuur is verheugd mr S. Royer bereid te hebben gevonden deze commissie voor te zitten. De procedure wordt op 1 januari 2003 van kracht. KLACHTENREGELING FONDSENWERVING VERENIGING REMBRANDT
I. Algemeen
Met gevoelens van de meeste hoogachting, Prof. dr J.P. Sigmond Directeur collecties
5. Alle klachten dienen zo spoedig mogelijk in behandeling te worden genomen. II. Procedure 1. De klacht wordt door het Bureau van de VR geregistreerd op het daarvoor bestemde formulier onder vermelding van naam, adres en telefoonnummer van de klager en vervolgens naar de secretaris van de Klachtencommissie ter behandeling verzonden.
1. Het Bestuur van de Vereniging Rembrandt (hierna ook te noemen VR) benoemt een commissie bestaande uit drie leden en een plaatsvervangend lid, de zogenaamde Klachtencommissie Fondsenwerving. Het Bestuur benoemt één van de leden tot Voorzitter. Het Bestuur hoort de Raad van Adviseurs over de benoemingen.
2. De klager krijgt binnen twee weken na ontvangst van de klacht een ontvangstbevestiging met daarin de datum waarop de klacht is ontvangen op het Bureau van de VR en informatie over de verdere afhandeling (tijdsduur, verloop, contactpersoon e.d.).
2. Deze commissie is uitsluitend belast met de behandeling van klachten van gevers, dan wel hun rechtsopvolgers onder algemene titel, en leden van de VR, die bezwaar maken tegen de wijze van fondsenwerven, propaganda en voorlichting. De commissie onderzoekt al naar gelang de klacht of de VR of organen van de VR of functionarissen van de VR zich bij fondsenwerving, propaganda en voorlichting behoorlijk hebben gedragen.
3. De commissie handelt de klacht voortvarend af. Zij wint inlichtingen in bij de betrokken functionarissen van de VR. Zij hoort de klager in persoon, tenzij de klacht kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, of de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Zij doet verslag van haar bevindingen aan de klager en brengt advies uit aan het Bestuur.
3. De leden van de commissie worden benoemd voor een periode van drie jaar. De leden zijn eenmaal herbenoembaar. Leden van het Bestuur en leden van de Raad van Adviseurs komen niet voor benoeming in aanmerking. De commissie stelt een rooster van aftreden op dat erin voorziet dat elk jaar één lid aftreedt. De commissie kan zich laten bijstaan door een secretaris die op voordracht van de commissie door het Bestuur van de VR wordt benoemd. De secretaris heeft een adviserende stem. Eventuele kosten van de secretaris komen voor rekening van de VR.
4. Het Bestuur van de VR neemt zo spoedig mogelijk een standpunt in naar aanleiding van het advies. Het Bestuur geeft een nadere toelichting als zijn standpunt afwijkt van het advies.
33
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
5. De commissie brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad van Adviseurs, indien in het betreffende jaar klachten zijn ingediend of afgehandeld. De Raad van Adviseurs kan de Voorzitter van de commissie vragen in een vergadering van de Raad om toelichting te geven op het verslag.
ALGEMEEN
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no V40531186. LIDMAATSCHAP
De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging
Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partners leden ontvangen één Bulletin). Ingevolge besluit van de Algemene Ledenvergadering 2000 zijn de contributies met ingang van 2002 als volgt vastgesteld: ■ gewoon lidmaatschap: ten minste 50 euro per jaar ■ echtpaar/partners lidmaatschap (twee personen): ten minste 75 euro per jaar ■ jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): ten minste 20 euro per jaar
Leden die in een jaar in aanvulling op de contributie een gift van (ten minste) 250 euro doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
G E V E N O M K U N S T ? D E K U N S T VA N H E T G E V E N ! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en successiebelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenkings- en successierechten. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? ■ Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of periodieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200 per termijn. ■ Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van successierechten.
34
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
■ U kunt door tussenkomst van de Vereniging
Rembrandt een aanzienlijk bedrag aan successierechten besparen bij een zogeheten schenking of legaat aan derden vrij van rechten en kosten. Wij geven u hierover graag een nadere toelichting. ■ Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijkheid dat erfgenamen het successierecht gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunstwerken op een bepaald verzamelgebied. Nieuwe mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten.
Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000. Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen, die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. In een Themafonds kunt u participeren vanaf € 5.000. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Mr Eva M. van der Dussen, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
Stedelijk Museum
ALKMAAR •
Kasteel Amerongen
AMERONGEN •
Museum Flehite
AMERSFOORT •
Allard Pierson Museum
AMSTERDAM •
•
Amsterdams Historisch Museum
•
Bijbels Museum
•
Joods Historisch Museum
•
Museum Amstelkring
•
Museum het Rembrandthuis
•
Museum Willet-Holthuysen
•
Nederlands Scheepvaartmuseum
•
Pijpenkabinet & Smokania
•
Rijksmuseum
•
Stedelijk Museum
•
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam
•
Tropenmuseum
•
Van Gogh Museum Paleis Het Loo - Nationaal Museum
APELDOORN •
Museum Stad Appingedam
APPINGEDAM •
• • GRONINGEN • HAARLEM •
• HATTEM •
ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
HELMOND •
Het Markiezenhof
BERGEN OP ZOOM •
• HEUSDEN A/D MAAS • HILVERSUM • HOORN • KATWIJK • LAREN • LEEK • LEENS • LEERDAM • LEEUWARDEN •
•
Breda’s Museum
BREDA •
Historisch Museum Den Briel
BRIELLE •
Museum Lambert van Meerten
DELFT •
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
•
LEIDEN •
•
Gemeentemusea
DEVENTER •
Dordrechts Museum
DORDRECHT •
Museum Mr. Simon van Gijn
•
Museum Kempenland
EINDHOVEN •
Stedelijk Van Abbemuseum
•
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
ENKHUIZEN •
Rijksmuseum Twenthe
ENSCHEDE •
Gorcums Museum
GORINCHEM •
Stedelijke Musea
GOUDA •
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag
Wereldmuseum Rotterdam/
•
NAi Nederlands Architectuur-
•
• • • LIMMEN •
LOOSDRECHT • MAARSSEN • MAASTRICHT •
Frans Halsmuseum Voerman Museum Gemeentemuseum Helmond Noordbrabants Museum Het Gouverneurshuis
ROZENDAAL • DE RIJP • RIJSWIJK (ZH) • SCHIEDAM • SCHOONHOVEN • SLUIS •
Westfries Museum Katwijks Museum
SNEEK • TIEL •
TILBURG •
Fries Museum Museum Het Princessehof/
UDEN • UITHUIZEN • UTRECHT •
•
Rijksmuseum Het Koninklijk
• VAASSEN • VELSEN-ZUID •
De Pont, Stichting voor Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum Nationaal Museum van Museum Catharijneconvent Kasteel de Cannenburch Museum Beeckestijn
Rijksmuseum van Oudheden
Museum Swaensteyn
Rijksmuseum voor Volkenkunde
WEESP •
Gemeentemuseum
Stedelijk Museum De Lakenhal
WIJHE •
Kasteel het Nijenhuis
Hortus Bulborum (bereikbaar via
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
Gemeentehuis)
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
ZALTBOMMEL •
Maarten van Rossummuseum
Uurwerk
Kasteel-Museum Sypestyn Slot Zuylen Bonnefantenmuseum
ZIERIKZEE •
Zeeuws Museum
ZUTPHEN •
Kröller-Müller Museum Nederlands Tegelmuseum Purmerends Museum
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
•
Koninklijk Kabinet van
ROTTERDAM •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis (Historisch Museum Rotterdam) Maritiem Museum Rotterdam
Maritiem Museum Zierikzee Stadhuismuseum Museum Henriëtte Polak in De Wildeman
Museum Het Valkhof
PURMEREND •
•
Streekmuseum De Groote
Stedelijk Museum
MIDDELBURG •
Schilderijen Mauritshuis
Fries Scheepvaart Museum
VOORBURG •
•
•
Oudheidkundige Verzameling
Penningkabinet
Marker Museum
OTTERLO •
Goud-, Zilver-, en Klokkenmuseum
VLISSINGEN •
MARKEN •
NIJMEGEN •
Stedelijk Museum
Speelklok tot Pierement
Museum Boerhaave Prentenkabinet der Rijks-
Museum Het Tollenshuis
hedendaagse kunst
Borg Verhildersum Nationaal Glasmuseum
Rijper Museum In ‘t Houten Huis
Sociëteit
Singer Museum Nationaal Rijtuigenmuseum
Kasteel Rosendael
Belfort Sluis
Goois Museum
Haags Historisch Museum
Museum Het Paleis
instituut
Teylers Museum
•
•
Museum voor Volkenkunde
Groninger Museum
universiteit
Volkenkundig Museum Nusantara
•
Museum Mesdag
Nederlands keramiekmuseum
Museum Kennemerland
BEVERWIJK •
Museum Boijmans Van Beuningen
•
’ S-HERTOGENBOSCH • Museum het Kruithuis
Afrika Museum
BERG EN DAL •
•
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh
Gemeentemusea
ARNHEM •
Museum Meermanno
•
Stedelijk Museum
ZWOL LE •
Stedelijk Museum
Samenstelling: Teio Meedendorp, Amsterdam. Vormgeving: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam. Lithografie: Scan Profile, Oisterwijk. Druk: Waanders Drukkers, Zwolle.
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de musea, die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
COLOFON
35
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
In 2001 met steun van de Vereniging Rembrandt aangekochte werken:
AMSTERDAM
Van Gogh Museum
HAARLEM
Teylers Museum
Twee schilderijen: Molens in het Westzijderveld bij
Olieverftekening: De verdrijving van de
Zaandam, 1871 en Gezicht op de Prins Hendrik-
wisselaars uit de Tempel, 1581-1587
kade en de Kromme Waal te Amsterdam, 1874
Dirk Barendsz.
Claude Monet DEN HAAG NIJMEGEN
Museum Het Valkhof Schilderij: Het Valkhof te Nijmegen in de tijd van Karel de Grote, 1862
Gemeente Museum Den Haag Glasobject: Ostuni, 1999 Lino Tagliapietra (schenking uit het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds)
Cornelis Springer LOOSDRECHT GRONINGEN
Groninger Museum Zes thee- en koffieserviezen met dienblad uit
Kasteel-Museum Sypesteyn Loosdrechts porselein: De Hollandse maagd, circa 1780
de serie Tea & Coffee Piazza ROTTERDAM OTTERLO
Museum Boijmans Van Beuningen
Kröller-Müller Museum
Tekening: De bewening van Christus,
Drie kunstwerken van Anselm Kiefer
circa 1625 Abraham Bloemaert
AMSTERDAM
Rijksmuseum Schilderij: De roof van Europa, circa 1730 Nicolaes Verkolje
WOERDEN
Stadsmuseum Woerden Schilderij: Italianiserend, boomrijk landschap met reizigers, 1648 Herman van Swanevelt
ASTEN
Nationaal Beiaardmuseum Zes aardewerken klokken uit de periode van de Strijdende Staten in China, 475-221 voor
AMSTERDAM
Rijksmuseum Drie portretten van Jacob Jordaens, 1635
Christus
AMSTERDAM
Stedelijk Museum Videosculptuur: Washing Hands Bruce Nauman
AMSTERDAM
Amsterdams Historisch Museum Parelmoeren plaque met mythologische voorstelling, tweede helft 17de eeuw Cornelis Bellekin
UDEN
Museum voor Religieuze Kunst Beeldengroep: Christus in de Hof van Olijven met zijn drie discipelen Johannes, Petrus en
AMSTERDAM
Stedelijk Museum Twee stuks Venetiaans glas
Jacobus, Utrecht circa 1470
ENSCHEDE
Rijksmuseum Twenthe Schilderij: Portret van een onbekende man Toegeschreven aan Jan de Bray
’S-HERTOGENBOSCH
Noordbrabants Museum Twee zilveren tafelkandelaars, Breda 1665 Guilliam Domis
ROTTERDAM
Museum Boijmans Van Beuningen Glas: Twee vazen (prototypes), 1928-1929 Frank Lloyd Wright
DEVENTER
Historisch Museum Deventer Zilveren beker, circa 1675 Lucas Luijcksen
LEGE PAGINA
LEGE PAGINA
B U L L E T I N VA N DE VERENIGING REMBRANDT J A A R G A N G 12 N O 3 NAJAAR 2002
Schenking Van Dedem aan het Mauritshuis Kunst verzamelen: Willem baron van Dedem Professor Henk van Os op open zee Een gemiste kans Nelleke Noordervliet in het Drents Museum
LEGE PAGINA
B U L L E T I N VA N DE VERENIGING REMBRANDT J A A R G A N G 12 N O 3 NAJAAR 2002
Schenking Van Dedem aan het Mauritshuis Kunst verzamelen: Willem baron van Dedem Professor Henk van Os op open zee Een gemiste kans Nelleke Noordervliet in het Drents Museum
LEGE PAGINA
B U L L E T I N VA N D E V E R E N I G I N G R E M B R A N D T
J A A R G A N G 12 N O 3 N A J A A R 2 0 0 2
Schenking Van Dedem aan het Mauritshuis ■ Kunst verzamelen: Willem baron van Dedem ■ Professor Henk van Os op open zee ■ Een gemiste kans ■ Nelleke Noordervliet in het Drents Museum ■