1
Buitenschoolse logopedie voor school-‐gerelateerde problemen Engagementsverklaring van de Vlaamse onderwijswereld en de Vlaamse Vereniging voor Logopedisten (Oudervriendelijke versie) Inleiding Steeds meer ouders doen een beroep op buitenschoolse logopedie wanneer er problemen zijn met het leren op school. Ouders zetten deze stap soms op advies van de school, soms op eigen initiatief. De sessies gaan door tijdens de lestijden of daarbuiten. Sommige behandelingen worden terugbetaald via de ziekteverzekering (RIZIV), anderen worden door ouders zelf betaald. Om meer duidelijkheid te scheppen over het inzetten van buitenschoolse logopedie en de samenwerking zo goed mogelijk te laten verlopen, hebben verschillende koepelorganisaties van ouders en van de onderwijswereld1 afspraken gemaakt met de Vlaamse Vereniging voor Logopedisten. De afspraken zijn vastgelegd in een engagementsverklaring. Ze is in eerste instantie gericht op het basisonderwijs maar zeker ook relevant voor het secundair onderwijs. Alle partijen beloven om: 1. onderstaande tekst na te leven en te gebruiken als houvast bij de samenwerking tussen het onderwijs en de buitenschoolse logopedie; 2. de mensen die ze vertegenwoordigen te informeren over de inhoud van de tekst; 3. de mensen die ze vertegenwoordigen te sensibiliseren over hoe de school en de buitenschoolse logopedie best samenwerken Onder school-‐gerelateerde problemen verstaan we leerproblemen, leerstoornissen zoals dyslexie en dyscalculie, problemen met de taalontwikkeling of een stoornis in de taalontwikkeling. Andere problemen zoals spraakstoornissen of therapie die nodig is na een ziekte of ongeval vallen buiten deze engagementsverklaring. 1
Vlaamse Onderwijsraad (VLOR), Vlaamse vereniging voor Logopedisten (VVL), Overleggroep ouders van normaal- en hoogbegaafde kinderen met specifieke leer- en/of ontwikkelingsproblemen, koepelorganisatie van de Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding (VCLB), GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!), Onderwijssecretariaat van Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV), Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV), Koepel van Ouderverenigingen van het Officieel gesubsidieerd onderwijs (KOOGO), GO! ouders, Algemene Centrale voor Openbare Diensten – onderwijs (ACOD), Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt (VSOA), Gezinsbond, Verenigde Verenigingen.
2
Iedereen is het erover eens dat het starten van buitenschoolse logopedie weloverwogen moet gebeuren. Het maakt deel uit van de bredere zorg voor een leerling. Zowel de ouders, de school, het CLB als de logopedist spelen elk een rol en moeten hun verantwoordelijkheid opnemen.
Buitenschoolse logopedie voor school-‐gerelateerde problemen Uitgangspunt Het leren spreken, lezen, foutloos schrijven (spellen) en rekenen verloopt voor de meeste kinderen vanzelfsprekend. De ouders en de school zijn de eerste verantwoordelijken om dit leerproces in goede banen te leiden. Het onderwijs zet alles in het werk om de meeste problemen rond leren en taal op te lossen. Alle kinderen moeten immers gelijke kansen krijgen en hebben evenveel recht op goed onderwijs. Die taak behoort duidelijk tot de verantwoordelijkheid van de school, waar nodig ondersteund door het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). De trend in onze maatschappij om problemen medisch te benaderen en etiketten (labels) te kleven op (leer)problemen, straalt ook af op het onderwijs. Steeds meer kinderen krijgen een diagnose van bijvoorbeeld dyslexie en ouders zoeken hulp bij buitenschoolse logopedie. Dit is niet altijd nodig. We mogen van scholen verwachten dat ze een goede basiszorg opzetten zodat kinderen geen buitenschoolse logopedie nodig hebben om (goed) te leren lezen, spellen, rekenen... Alles wat nodig is om deze basisvaardigheden te verwerven is binnen het onderwijs kosteloos aanwezig. In sommige situaties is er wel nood aan een intensieve individuele begeleiding die de school niet kan bieden. Dan is een samenwerking tussen meerdere partners (kind, ouders, school, CLB, buitenschoolse logopedie) aangewezen. Deze partners vullen mekaar aan en in onderling overleg streven ze de beste ondersteuning na voor elk kind. De engagementsverklaring verduidelijkt de rol van de partners in het samenwerkingsproject.
Begeleiden van leer-‐ en/of taalproblemen: Welke stappen kunnen (bij voorkeur) worden gevolgd? Start van de begeleiding De begeleiding start vaak met een vraag van de leerling en zijn ouders over moeilijkheden met het leren. Met die vraag willen ze ‘ergens’ terecht kunnen. In andere gevallen maakt de leerkracht zich zorgen over het leerproces en is hij/zij zelf op zoek naar ondersteuning. Het is
3
belangrijk dat de ouders van bij de start betrokken zijn bij het leer-‐ en ontwikkelingsproces van hun kind op school. Ouders of leerkrachten met een vraag over het leren, moeten die al vanaf de eerste signalen open binnen de school kunnen stellen. De school is immers de plek waar het kind leert lezen, spellen, rekenen en zijn taal verder ontwikkelt. Ouders moeten ook bereid zijn de leerkracht als eerste vertrouwenspersoon aan te spreken. Zo kan men vermijden dat ouders zich rechtstreeks richten naar een buitenschoolse logopedist zonder de school te betrekken. Zowel leerlingen, ouders als het schoolteam kunnen met hun vraag rechtstreeks terecht bij het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Bij vragen van ouders en leerlingen en op voorwaarde dat ze ermee instemmen, zal het CLB de school zo snel mogelijk betrekken. De vraag van ouders moet altijd ernstig genomen worden. Binnen een redelijke termijn moeten ze een antwoord krijgen of er iets aan de hand is en welke begeleiding zal worden opgestart. Fasen van het zorgtraject Op het moment dat de school of het CLB een zorgvraag krijgen van ouders, starten ze samen met hen een handelingsgericht ondersteuningstraject op. Handelingsgericht betekent dat men kijkt naar wat de leerling nodig heeft en dat men de begeleiding hierop afstemt. In de leerlingenbegeleiding zijn er vier fasen die zich op een continuüm bevinden. Tussen de verschillende fasen zijn er geen strikte grenzen: -‐ basiszorg -‐ verhoogde zorg -‐ uitbreiding van zorg en -‐ overstap naar een school op maat. Er zijn algemene afspraken gemaakt tussen scholen en CLB over de aanpak van lees-‐ en spellingproblemen, rekenproblemen en spraak-‐ en taalproblemen bij leerlingen die vastgelegd zijn in procedures. Deze ‘handelingsgerichte protocollen’ zijn gebaseerd op de vier fasen van de leerlingenbegeleiding. (Zie www.prodiagnostiek.be voor meer info.) Basiszorg door de school -‐
Voor alle leerlingen
De hoofdopdracht van de (basis)school is kinderen, ook kinderen met leerproblemen, leren lezen, foutloos schrijven (spellen) en rekenen. Dit gebeurt door heel veel te lezen, te schrijven en te rekenen met kinderen. De school houdt hierbij rekening met de verschillen in niveau tussen de leerlingen (differentiatie). Met andere woorden: leren lezen, foutloos spellen, rekenen en het stimuleren van de taalontwikkeling zijn opdrachten voor de school. De school stimuleert de ontwikkeling van alle leerlingen en tracht problemen te voorkomen.
4
De meeste scholen gebruiken een leerlingvolgsysteem (LVS) om de vorderingen van de leerlingen vanaf de kleuterklas systematisch in kaart te brengen. Op die manier komt een eventuele achterstand in het leerproces sneller en duidelijker aan de oppervlakte. -‐
Voor leerlingen die extra zorg nodig hebben
De school is verantwoordelijk voor het uitwerken van een zorgbeleid met aandacht voor leerproblemen. Zij kan daarbij rekenen op de ondersteuning van het CLB en de pedagogische begeleidingsdienst (PBD). De school bespreekt alle informatie waarover ze beschikt (vorderingen van de leerling, gegevens uit het leerlingvolgsysteem…) met de ouders. Ze informeren hen over hoe ze zullen werken met de kinderen. Dit is van belang omdat ouders die niet geïnformeerd zijn over de ondersteuningsmogelijkheden binnen de school, zelf initiatief nemen en (te snel) buitenschoolse logopedisten gaan aanspreken. Op het moment dat de school of het CLB een zorgvraag krijgen van ouders, leerlingen of zelf achterstand vaststellen op basis van het leerlingvolgsysteem, observaties… starten ze een intern overleg op. Dit kan leiden tot het overgaan naar de fase van verhoogde zorg. De klasleerkracht overlegt met het zorgteam van de school hoe de vraag kan worden beantwoord. De ouders krijgen binnen de week een eerste feedback over de verdere stappen. In de fase van basiszorg wordt buitenschoolse logopedie in principe niet betrokken. Buitenschoolse logopedie is niet bedoeld om over te nemen wat leerkrachten in de school zelf kunnen doen, ook niet om leerproblemen van leerlingen te verhelpen. De logopedist is immers geen leerkracht en zal inzetten op een gespecialiseerde individuele aanpak. Buitenschoolse logopedie wordt dus pas ingezet op een moment dat alle begeleidingsmogelijkheden door school en CLB uitgeput zijn (zie verder). Een systematische, jaarlijkse screening van alle leerlingen door het CLB of een buitenschoolse logopedist om problemen op te sporen, is niet aangewezen en ook niet wenselijk. Het gebruiken van zo’n screening om door te verwijzen naar een privépraktijk is deontologisch niet correct. Wanneer uit het leerlingvolgsysteem blijkt dat de leerwinst voor lezen, rekenen of taal van meerdere leerlingen beneden de verwachtingen blijft, worden de PBD en het CLB aangesproken. Verhoogde zorg door de school Wanneer de basiszorg niet de gewenste oplossing biedt gaat de school bijkomende maatregelen nemen (verhoogde zorg). Een aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hebben extra ondersteuning nodig. Dit zijn bijvoorbeeld leerlingen die zich volgens het leerlingvolgsysteem bij de 25% laagst scorende leerlingen bevinden. De ondersteuning die nodig is, blijft de opdracht van het schoolteam. De leerkracht biedt de nodige zorg zoveel mogelijk in de klas, in overleg met het zorgteam. De ouders worden hierbij betrokken.
5
In de fase van de verhoogde zorg gebeurt de begeleiding binnen de gewone werking van de school en steeds in samenwerking met de ouders en de leerling. Het zorgteam en de leerkracht(en) zoeken samen een aanpak op maat van de leerling(en) en bepalen verdere stappen. De klassenleerkracht heeft een belangrijke rol bij het begeleiden van deze leerling(en). De ouders worden steeds geïnformeerd en mogelijk actief betrokken. Indien nodig kunnen ook het CLB en de PBD betrokken worden. Het is in deze fase van verhoogde zorg in principe niet nodig buitenschoolse logopedie in te schakelen. Als de school (en het CLB) tijdig de nodige stappen zetten, moeten ouders geen onderzoek laten uitvoeren bij een logopedist naar de leerproblemen en spraak-‐ en taalontwikkeling van hun kind. Wanneer dit toch zou gebeuren moet de logopedist, vooraleer aan de slag te gaan, de vraag terugkoppelen naar de school en het CLB. Dit gebeurt met toestemming van de ouders. Zo krijgt de logopedist zicht op wat er al gebeurt voor deze leerling, of er nog ondersteuningsmogelijkheden zijn binnen de school, hoe hij/zij kan samenwerken… Biedt de intensieve begeleiding onvoldoende antwoord op de zorgvraag en loopt de leerling achterstand op in vergelijking met leeftijdsgenoten, dan zal het CLB in samenwerking met de school en de ouders de handelingsgerichte diagnostiek opstarten. Dit is een proces waarin men samen op zoek gaat naar de oorzaak van het probleem. Uitbreiding van de zorg door school en CLB Als de verhoogde zorg geen voldoende oplossing biedt, is het CLB verantwoordelijk voor het opstarten van een proces van handelingsgerichte diagnostiek. Dit gebeurt steeds in samenwerking met de school en de ouders. Dit proces omvat: -‐ een uitgebreide analyse van de onderwijs-‐ en opvoedingsbehoeften van de leerling; -‐ een overzicht van de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders en -‐ een overzicht van de reeds geboden zorg. -‐ Naar een diagnose in samenwerking met het CLB Het CLB zal in deze fase afwegen welke diagnostiek ze zelf kan uitvoeren of waarvoor ze de expertise van externen aan de ouders kan aanbevelen. Ouders en scholen kunnen bij het CLB terecht voor een diagnose van leerstoornissen. De logopedist kan op vraag van het CLB bijvoorbeeld een gericht logopedisch onderzoek uitvoeren waarin de spraak-‐ en taalontwikkeling (ook articulatie, stemgebruik, spreekvloeiendheid…) worden beoordeeld. Het CLB communiceert met de school en de ouders ook een duidelijke tijdsplanning waarbinnen het zijn onderzoek en advies kan afwerken.
6
-‐
Wanneer ouders zich rechtstreeks tot de logopedist wenden Ouders kunnen om bepaalde redenen soms toch rechtstreeks de stap zetten naar een buitenschoolse logopedist om een onderzoek uit te voeren. Een van de eerste vragen die de logopedist zich zal stellen is welke stappen reeds ondernomen zijn en of de school of de zorgcoördinator al op de hoogte zijn, of er al zorgondersteuning werd gegeven (zie basiszorg en verhoogde zorg), of het CLB al betrokken is, of er al tests werden afgenomen -‐ waarom wel of niet -‐ welke?... Ook dan is het belangrijk dat er goede afspraken zijn tussen CLB en logopedist over wie welke stappen zal zetten in het proces naar een diagnose. Soms stappen ouders naar een buitenschoolse logopedist maar willen ze niet dat de school mee in beeld komt of ingeschakeld wordt. In die gevallen zal de logopedist de ouders motiveren om toch in samenwerking met de school te stappen omdat de therapie meer effect zal hebben als er samengewerkt kan worden met de school. -‐
School en logopedist werken aanvullend
Het handelingsgericht diagnostisch traject moet leiden tot voldoende aanknopingspunten voor verdere ondersteuning binnen de school. Het is niet de bedoeling dat de logopedist de normale zorgtaken van een school overneemt. De logopedie mag niet gebruikt worden als schoolgebonden aanbod. Onder schoolgebonden aanbod wordt verstaan: -‐ het gewone pedagogisch-‐didactische aanbod voor alle leerlingen; -‐ de aanvullende zorgmaatregelen in de school of scholengemeenschap, en -‐ de dienstverlening die binnen het onderwijs wordt voorzien. Hieronder verstaan we bijvoorbeeld de ondersteuning door CLB en PBD en de ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs (GON)2. Wanneer de individuele leerhulp in de school niet voldoende is, kan de logopedist wel een meerwaarde bieden bij de ondersteuning van de leerling in samenwerking met de leerkracht. De buitenschoolse logopedie gaat dus verder dan wat in de school kan gebeuren. De aanpak op klasniveau is soms niet genoeg voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie waardoor ze een intensief individueel aanbod nodig hebben. Leerkracht en buitenschoolse logopedist kunnen dan aanvullend werken waarbij de logopedist vertrekt vanuit de basistekorten van een kind en van daaruit de therapie geleidelijk gaat opbouwen. -‐
Buitenschoolse logopedie: praktisch
De buitenschoolse logopedie kan geboden worden buiten de schooluren, maar kan ook plaatsvinden tijdens de lestijden. Wanneer de revalidatie gebeurt tijdens de lestijden, kan dit voor maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen. De leerling is op het moment van de therapie afwezig op school. Om deze afwezigheid te wettigen moet de school beschikken over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat: 2
Voetnoot over GON.
7
1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lestijden moet plaatsvinden; 2) een advies, geformuleerd door het CLB in overleg met de klassenraad en de ouders; 3) een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de logopedist/ revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijs voor de leerling in kwestie zal aanvullen en de manier waarop de informatie-‐uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het centrum voor leerlingenbegeleiding; 4) een toestemming van de directeur, die jaarlijks vernieuwd en gemotiveerd moet worden, rekening houdend met het evaluatieverslag waarvan sprake in punt 3). Ouders kunnen er ook bewust voor kiezen om, naast wat de school al doet voor hun kind, toch buitenschoolse logopedie in te schakelen buiten de lestijden. In dat geval pleiten we eveneens voor een goede samenwerking. -‐
Buitenschoolse logopedie: wanneer verantwoord?
Volgende elementen kunnen het inzetten van buitenschoolse logopedie verantwoorden: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
de grote kloof met de klasgroep qua leerprestaties waar de school met individuele leerhulp niet meer aan kan tegemoet komen; de nood aan een strikt individuele aanpak (een specifieke individueel aangepaste gestructureerde aanpak uitgaande van een taakanalyse, in een één-‐op-‐één-‐relatie); het intensief karakter van de hulp; het inzetten van (ortho)didactische werkvormen en hulpmiddelen op maat van het kind als aanvulling op de lees-‐ of rekenmethode die de leerkracht inzet; de complexiteit van de ondersteuningsvraag waarbij de noodzaak van logopedische therapie aangegeven wordt, al dan niet in een multidisciplinaire context; de noodzakelijke continuïteit in ondersteuning (met name begeleiding die tijdens vakantieperiodes niet mag stopgezet worden).
Indien buitenschoolse logopedie wordt ingezet, blijft overleg, op initiatief van het CLB en de logopedist, met alle betrokken partijen (leerling, ouders, school, andere hulpverleners…) essentieel. Dit is vooral van belang in functie van: -‐ -‐
het regelmatig evalueren (bijvoorbeeld na 6 maanden) en bijsturen van het begeleidings-‐ en therapieplan en van de nood aan ondersteunende maatregelen; het werken aan motivatie en een beter zelfbeeld.