Bijlagen Profielschets Drie leden voor de nieuw in te richten Raad van Commissarissen van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel
In deze PDF vindt u de volgende statenvoorstellen (let op; in totaal 282 pagina’s):
Statenvoorstel investeringsbesluit breedbandinfrastructuur
nr. PS/2013/126
Statenvoorstel oprichting IFO-I BV en IFO-II BV
nr. PS/2014/578
Statenvoorstel oprichting HFO BV
nr. PS/2014/306
Statenvoorstel verplaatsing Stork Hengelo
nr. PS/2013/184
Statenvoorstel nr. PS/2013/126 Investeringsvoorstel Breedbandinfrastructuur Datum
GS-kenmerk
Inlichtingen bij
16 april 2013
2013/0125542
dhr. J.G. Meijerhof, telefoon 06 10 341 375 e-mail
[email protected] dhr. R. Teunis, telefoon 038 499 74 81 e-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten Onderwerp Investeringsvoorstel Breedbandinfrastructuur Overijssel. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2013/(bijgevoegd) II. Financiële consequenties Investeringsbesluit III. Begrotingswijziging
Samenvatting van het voorgestelde besluit In het Hoofdlijnenakkoord is de opgave Breedband opgenomen onder hoofdstuk 5 Regionale Economie. In de Kerntakenbegroting 2013 staat het vermeld onder kerntaak 5 Regionale Economie, beleidsdoel 5.1, investeringsprestatie 5.1.6. Provinciale Staten stemmen in met de investering in de deelopgave Breedbandinfrastructuur, met inbegrip van de volgende prestaties: -
-
-
-
het faciliteren en door lokale en regionale initiatieven doen oprichten, zonder daarin deel te nemen, van de koepelcoöperatie en het daarmee op afstand organiseren van de maatschappelijke actieve operator functie, de ondersteuning aan gemeenten en coöperaties met kennis, expertise en capaciteit voor het initiëren van breedbandprojecten, bovenlokale afstemming en vraagbundeling; het instellen en op afstand organiseren van het breedbandfonds ten behoeve van de financiering van de breedband projecten van lokale en regionale initiatieven, georganiseerd in rechtspersonen; het beschikbaar stellen van leningen en subsidies voor de aansluiting van 38.000 particuliere adressen en 2.000 zakelijke adressen in de buitengebieden en de aansluiting van 150 bedrijventerreinen op snelle breedbandnetwerken; te streven naar vroeg realisatie van lokale glasvezelprojecten die buiten het staatssteunkader gerealiseerd kunnen worden.
Leeswijzer Dit statenvoorstel ziet op de investering voor opgave 64 'Breedbandinfrastructuur', onderdeel van kerntaak 5 Regionale Economie, investeringsprestaties 5.1.6 uit de Kerntakenbegroting 2013. In de afgelopen periode is deze opgave uitgewerkt . In dit voorstel wordt uiteengezet hoe een provinciedekkend, toekomstvast, open en snel breedbandnetwerk gerealiseerd kan worden. Onder “Inleiding en probleemstelling” worden de context van het investeringsbesluit en de te realiseren prestaties uitgewerkt. Daarna wordt onder “Overwegingen” de voorgenomen opzet van de uitvoeringsorganisatie beschreven, de aanwijzingen vanuit de aangenomen moties behandeld en de vervolgstappen aangegeven. Ten slotte worden onder “Conclusies” de beleidsafwegingen samengevat. Met het kadervoorstel Breedband (PS/2012/444) hebben uw Staten ook ingestemd met de uitwerkingsrichting voor het stimuleren van de toepassing van breedband door maatschappelijk relevante diensten en bijbehorende prestaties. Het investeringsvoorstel Breedbanddiensten zal later dit jaar ter besluitvorming aan uw Staten worden voorgelegd (planning: vierde kwartaal 2013).
Inleiding en probleemstelling Het Internet bestaat 25 jaar en heeft voor grote veranderingen in onze samenleving gezorgd. Veranderingen die niet voorzien konden worden en zich steeds sneller en met meer impact op ons leven ontwikkelen. De huidige generaties mensen maken steeds intensiever gebruik van internet en bedrijven kunnen geen minuut meer zonder goede en steeds snellere verbindingen. Breedband en het gebruik van het Internet zijn van toenemende invloed hoe we met elkaar communiceren, hoe we plaats- en tijdsonafhankelijk winkelen, werken, leren en hoe we bijvoorbeeld onze zorg, het onderwijs en bedrijfsprocessen inrichten. Dat is dagelijks te zien via diensten zoals Google, Youtube, Facebook, zorg op afstand, digitale leeromgevingen in het onderwijs, camerabeveiliging op bedrijventerreinen, intelligente energienetwerken en cloud computing. Het gebruik van deze diensten vraagt om steeds snellere en open netwerken. Nog niet alle burgers en bedrijven in Overijssel hebben en krijgen op korte termijn toegang tot open breedbandnetwerken. Marktpartijen investeren op dit moment in de meest rendabele gebieden, de kernen en de steden. Zonder een stimulerende, faciliterende en financiële rol van de provincie blijven belangrijke delen van de provincie, het buitengebied en een aantal bedrijventerreinen, verstoken van breedband. Er is op dit punt sprake van marktfalen. Dit leidt tot een ‘digitale tweedeling’ en zal de komende jaren in toenemende mate tot problemen leiden bij het behoud en aantrekken van economische dragers in het landelijk gebied. Het zal tevens beperkingen opleggen aan het gebruik van de van open breedbandnetwerken afhankelijke maatschappelijk diensten. De provincie Overijssel heeft daarom de ambitie om een open, toekomstvast en provinciedekkend breedbandnetwerk te realiseren. Uitgangspunt is dat ook bewoners in het buitengebied en bedrijven op bedrijventerreinen in Overijssel een optimale toegang hebben tot voldoende breedbandcapaciteit en daarbij vrij kunnen kiezen tussen de verschillende leveranciers van de diensten. Dit is een randvoorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in Overijssel. Het versterkt onze kenniseconomie en het stimuleert de ontwikkeling en het uitrollen van (innovatieve) maatschappelijke diensten. Ook draagt het bij aan de leefbaarheid en nieuwe economische dragers op het platteland en het bevordert de bereikbaarheid.
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
2
Het voorliggende investeringsvoorstel is gebaseerd op de door Provinciale Staten in 2010 vastgestelde ambities (PS/2010/0167847), het kaderbesluit Breedband (PS/2012/444) en de bij de behandeling in Provinciale Staten aangenomen moties. Zonder een stimulerende, faciliterende en financiële rol van de provincie blijven belangrijke delen van de provincie verstoken van breedband. Dat zal de komende jaren in toenemende mate tot problemen leiden bij het behoud en aantrekken van economische dragers in het landelijk gebied en op een aantal bedrijventerreinen. Het zal tevens beperkingen opleggen aan het gebruik van internet en de van open en snel breedband afhankelijke maatschappelijk relevante diensten. Met dit investeringsvoorstel maakt u de middelen vrij voor het realiseren van de opgave Breedband.
Overwegingen Uw Staten hebben in het kaderbesluit (PS/2012/444) ingestemd met de uitwerkingsrichting van de opgave Breedband bestaande uit: 1.
2.
het versnellen van de aanleg van een provincie dekkend, open, toekomst vaste en snelle breedbandinfrastructuur in gebieden (buitengebieden en bedrijventerreinen) waar marktpartijen geen snelle breedbandnetwerken aanleggen; het stimuleren van de toepassing van breedband door maatschappelijk relevante diensten.
Uw Staten hebben ons tevens opdracht gegeven tot uitwerking van de onder 1. aangegeven richting in een investeringsvoorstel Breedband waarin de volgende prestaties zijn opgenomen: A.
investeren door het beschikbaar stellen van leningen en subsidies voor de aansluiting van 38.000 particuliere adressen en 2.000 zakelijke adressen in de buitengebieden en de aansluiting van 150 bedrijventerreinen op snelle breedbandnetwerken; B. ondersteuning van gemeenten en coöperaties met kennis, expertise en capaciteit voor het initiëren van breedbandprojecten, bovenlokale afstemming en vraagbundeling; C. stimuleren van de ontwikkeling van diensten, maatschappelijke operators en digitale marktplaatsen als onderdeel van het streven naar open netwerken en het toepassen daarvan in verschillende maatschappelijke sectoren in het bijzonder op het gebied van platteland en economie, energie en mobiliteit; D. waar nodig financiële ondersteuning te verlenen in de vorm van leningen en subsidies. Uw Staten hebben voor de uitwerking van het nu voorliggend investeringsvoorstel de volgende overwegingen meegegeven: a) b) c) d) e)
maximale ruimte voor lokale initiatieven van burgers en bedrijven; de netwerken moeten daadwerkelijk en in de praktijk open en toegankelijk zijn voor alle leveranciers van diensten; de aanleg van de netwerken moet zodanig georganiseerd worden dat de noodzakelijke professionaliteit en schaalgrootte geborgd kunnen worden; de uitvoeringsorganisatie dient op afstand van de provincie te staan, zodat de provincie niet operationeel betrokken raakt; waar mogelijk te werken met leningen in plaats van subsidies.
In het investeringsvoorstel stellen wij de volgende keuzes voor: 1. 2. 3. 4. 5.
het realiseren van de totale opgave via een aanpak met maximale ruimte voor lokale initiatieven gericht op het professionaliseren van de vraag; het via de koepelcoöperatie organiseren van de noodzakelijke professionaliteit en schaalgrootte van lokale initiatieven; het realiseren van maximale openheid van het netwerk door middel van een maatschappelijke operator; het op afstand zetten van de uitvoeringsorganisatie en het op afstand sturen via het breedbandfonds; het zo maximaal mogelijk inzetten op leningen en minimaliseren van subsidies waarbij de realisatie van de opgaven volgens het kaderbesluit het uitgangspunt blijven.
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
3
Uitvoeringsorganisatie. Met de opzet van de uitvoeringsorganisatie (koepelcoöperatie, de maatschappelijke operator en het breedbandfonds) wordt invulling gegeven aan belangrijke overwegingen van Provinciale Staten: ruimte voor lokale burgerinitiatieven, maximaal open netwerken en sturen op afstand. Dit laat de aanbodzijde zoveel mogelijk ongemoeid. Alle marktpartijen kunnen meedingen om hun marktaandeel te handhaven of uit te breiden. Ad. 1. Lokale initiatieven Lokale en regionale breedbandinitiatieven van burgers en bedrijven worden door de provincie, in samenwerking met gemeenten, gefaciliteerd om zich (coöperatief) te organiseren. De coöperaties kunnen kiezen tussen het in eigendom nemen van het netwerk of het afsluiten van een samenwerkingscontract met een marktpartij. Het ontwikkelen van lokale coöperaties is een concrete invulling van ‘modern noaberschap’, het samenleven, samenwerken en voor elkaar klaarstaan in deze nieuwe tijd. In deze tijd waarin de overheid terug treedt, is het van groot belang dat de overheid bijdraagt aan een economische structuur waarin burgers en ondernemers in staat zijn de maatschappelijke belangen te borgen. Met coöperatief kiest de provincie Overijssel er voor de vraag te professionaliseren. Ad.2. Koepelcoöperatie De koepelcoöperatie is er op gericht lokale breedbandinitiatieven te faciliteren zodat zij de operationele activiteiten doelmatig en professioneel kunnen laten uitvoeren. Deze organisatie stimuleert een bottom-up benadering waarbij de inbreng van burgers veel aandacht krijgt, maar voorkomt tegelijkertijd risico’s zoals versnippering en het niet benutten van mogelijke inkoopvoordelen. De koepelcoöperatie draagt zorg voor meer efficiëntie via kennisdeling en schaalvergroting. De belangrijkste taak van de koepelcoöperatie is het indammen van inefficiënties, bijvoorbeeld door het opstellen van blauwdrukken, standaardcontracten, en het zorg dragen voor administratie, financiering, en facturatie. Bovendien voorkomt de koepelcoöperatie via kennisdeling dat initiatiefnemers en gemeenten het wiel steeds opnieuw moeten uitvinden. De provincie faciliteert de oprichting van een koepelcoöperatie, zonder daar in deel te nemen. De kracht van de coöperatie moet zijn dat deze gedragen wordt door de burgers. De provincie wil zich terughoudend opstellen bij het beleidsmatig instrumenteel maken van de coöperaties en deze daarmee als het ware te institutionaliseren. De lokale coöperaties zijn lid
van de koepelcoöperatie. Ad.3. Maatschappelijke operator/maximale openheid Met de keuze voor het faciliteren en (mede)financieren van een maatschappelijke operator wordt invulling gegeven aan een belangrijke overweging van Provinciale Staten. Zo wordt voorkomen dat er technische en of economische drempels voor toegang tot het netwerk ontstaan voor dienstenaanbieders. Voor de netwerken die eigendom zijn van de eindgebruikers wordt het beheer van het netwerk via de koepelcoöperatie uitbesteed aan een professionele marktpartij. Hiermee wordt de vanuit maatschappelijk belang te stellen eisen met betrekking tot openheid geborgd. Ad.4. Breedbandfonds Voor de uitvoering wordt een breedbandfonds uitgewerkt, mogelijk in samenwerking met andere provincies. Het breedbandfonds acquireert projecten om een eigen portfolio op te bouwen, aansluitend bij de taakstelling van de fondsmanager. Met het breedbandfonds kiest de provincie voor een professioneel fondsmanagement dat op hoofdlijnen handelt als marktpartij. De provincie beschikt zelf niet over de kennis om business cases op haalbaarheid te beoordelen. Het fonds hanteert strikte criteria (beleidsinhoudelijk, financieel, technisch en juridisch) voor de uiteindelijke toekenning van middelen. Waar sprake is van subsidies is het streven de afhandeling daarvan ook onder te brengen bij de uitvoeringsorganisatie van het fonds. Op deze wijze stuurt de provincie op afstand en kan zij de gewenste technische kwaliteit, economische duurzaamheid en openheid van het netwerk realiseren. De uitwerking en organisatie van het fonds is gemarkeerd als bestuurlijke mijlpaal. Mocht er sprake zijn van een nieuwe deelneming om het fonds vorm te geven dan zullen Provinciale Staten conform artikel 158 van de Provinciewet in staat worden gesteld haar wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Ad.5. Subsidies Met het voorgestelde provinciale financieringsinstrumentarium, bestaande uit leningen en subsidies, kan de gehele opgave uit het kaderbesluit gerealiseerd worden: 38.000 woningen en 2.000 bedrijven in het buitengebied en 150 bedrijventerreinen. Uit onderzoek en marktconsultatie blijkt dat een aansluiting in het buitengebied gemiddeld € 3.000 kost. Vanuit gerealiseerde projecten blijkt dat maximaal € 2.500 per aansluiting met leningen gefinancierd Statenvoorstel nr. PS/2013/126
4
kan worden. Er blijft dan een bedrag van € 500 over dat met subsidie afgedekt moet worden. Het handhaven van het subsidieaandeel vergroot de slagkracht van de provincie. Dit is met name van belang voor het verglazen van alle bedrijventerreinen. Waar sprake is van subsidies wordt bekeken of deze verstrekt kunnen worden door het shared service centrum van de provincie. Social Return on Investment Bij de realisatie van de lokale projecten zal er ook aandacht zijn voor de gemeentelijke sociale agenda in het kader van ‘social return on investment’. De uitwerking daarvan dient met beleid te geschieden, waarbij daadwerkelijke toegevoegde waarde en effectiviteit belangrijke aandachtspunten zijn. In samenwerking met lokale partijen is het voor gemeenten mogelijk om cliënten van de gemeentelijke sociale dienst terug te brengen naar de arbeidsmarkt. Op dit punt kunnen gemeenten inhaken en zo bijdragen aan het verlagen van de aanlegkosten. Interprovinciale samenwerking Verschillende taken in relatie tot de opzet van de uitvoeringsorganisatie zijn niet alleen voor de provincie Overijssel relevant. Onder andere zaken als het opzetten van een breedbandloket, omgang met Europese en nationale wet- en regelgeving, en contact met marktpartijen spelen in meerdere provincies. De verwachting is dat een interprovinciale samenwerking aanzienlijke schaalvoordelen zal opleveren. Wij zijn daarom voorstander van interprovinciale samenwerking en zijn samen met Noord-Brabant, Friesland, Gelderland en het ministerie van Economische Zaken één van de initiatiefnemers van een interprovinciale aanpak op de volgende onderwerpen:
staatssteunaanvraag met coördinatie van het ministerie van Economische Zaken; opzet en inrichting breedbandfonds; opzet en inrichting van een expertisecentrum breedband.
Motie Westert c.s. (Eisen/ criteria open netwerk) In de motie Westert c.s. roept u ons op om in de verdere uitwerking nadrukkelijk mee te nemen dat investeren en subsidiëren door de overheid eisen stelt aan openheid, toegankelijkheid en keuzevrijheid. “Het stellen van eisen aan openheid, toegankelijkheid en keuzevrijheid op het moment dat de overheid een bijdrage levert aan het realiseren van breedbandnetwerken” wordt door ons volledig onderschreven en is expliciet meegenomen in de uitwerking van de voorgenomen opzet van de uitvoeringsorganisatie. Daarmee nemen wij de motie over. De gewenste openheid wordt gerealiseerd doordat er aan twee voorwaarden wordt voldaan: 1) 2)
Naast de leverancier van het passieve netwerk hebben ook andere leveranciers van diensten toegang tot het passieve netwerk; Er is een maatschappelijke actieve operator die met een digitale marktplaats dienstenleveranciers toegang biedt en zo voorkomt dat er technische of economische drempels voor toegankelijkheid ontstaan.
Motie Heskamp c.s. (Breedband) In de motie Heskamp c.s. roept u ons op het alternatief ‘Glasmij Overijssel’ uit te werken. De motie bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de aanleg van breedbandinfrastructuur en het tweede deel betreft de dienstenontwikkeling (brief Novay). In dit investeringsvoorstel is alleen het eerste deel van de motie uitgewerkt. Het tweede deel komt aan de orde in de uitwerking van het investeringsvoorstel voor Breedbanddiensten. In het alternatief ‘GlasMij’ is een aantal uitgangspunten en taken benoemd voor een koepelorganisatie om de rol van kleinere coöperaties op gemeenteniveau (gedeeltelijk) over te nemen. Zoals verwoord in de motie zien uw Staten de nodige risico’s verbonden aan de implementatie van breedbandnetwerken via losse coöperaties. Aansturing van coöperaties vanuit de provincie blijkt in de praktijk lastig te realiseren. Daarom is een nieuwe organisatie nodig, waarbij aansprakelijkheden en risico’s wat betreft beheer en onderhoud van het netwerk goed geregeld zijn. Ook dienen financiële risico’s, zoals die kunnen ontstaan bij verkoop met winst van netwerken door coöperaties of marktpartijen, op basis van door de provincie verstrekte subsidies zo goed mogelijk te worden beheerst. Uw Staten verzoeken ons vervolgens om de genoemde risico’s afdoende af te dekken. Daarom stellen uw Staten voor om een zelfstandige organisatie 'GlasMij' op te richten, met als doel het bevorderen van de aanleg van glasvezel in de zogenaamde witte gebieden.
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
5
Bij de uitwerking van het investeringsvoorstel voeren wij de motie voor een groot deel uit. De koepelcoöperatie zal alle in de motie aangegeven taken van de ‘Glasmij’ vervullen. Daarnaast willen wij met de voorgenomen opzet van de uitvoeringsorganisatie zo goed mogelijk aansluiten bij twee belangrijke beleidsoverwegingen van de motie Heskamp c.s.. 1) 2)
Ruimte voor lokale initiatieven van burgers en bedrijven. Op afstand organiseren om financiële risico’s en ongewenste aansprakelijkheden te voorkomen.
De ‘Glasmij’ heeft in de uitwerking het karakter van een nutsbedrijf, zonder lokale initiatieven. Een organisatievorm die uitstekend past bij een top-down benadering, waarbij op methodische wijze glasvezelnetwerken worden aangelegd in de gehele provincie. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het cruciale belang van de bottom-up benadering zoals door uw Staten gewenst. Burgers en bedrijven moeten zich maximaal betrokken voelen om de gewenste en noodzakelijke (financiële) bijdragen te leveren aan de realisatie van de projecten. Bovendien is alleen daarmee de noodzakelijke vraagverificatie ‘geïncorporeerd’ in de uitvoering en is de noodzakelijke transparantie van het gehanteerde business model te borgen. Tenslotte stellen we vast dat het beschikbare budget niet toereikend is om de ‘Glasmij’ benadering in de gehele provincie breedbandnetwerken in onrendabele gebieden aan te leggen. Wanneer we kijken naar de invulling van het organisatiemodel dan zijn wij van mening dat de combinatie van het de koepelcoöperatie, de maatschappelijke operator (zie motie Westert c.s.) en het breedbandfonds als uitvoeringsorganisatie, het best aansluit op de in het kaderbesluit en de moties geformuleerde overwegingen en doelstellingen.
Het breedbandfonds kan proactief en op efficiënte wijze streven naar een breed portfolio aan investeringsvoorstellen uit de markt. Zij kan zelf overeenkomsten aangaan met marktpartijen en/of lokale initiatiefnemers, mits wordt voldaan aan de vooraf gestelde randvoorwaarden. Via de koepelcoöperatie kunnen zowel lokale initiatieven als initiatieven van bestaande marktpartijen en eventueel een combinatie van nieuwe (toetredende) marktpartijen goed bottom-up worden gefaciliteerd. Daarnaast kan de koepelcoöperatie samen met de gemeenten in een faciliterende rol de stagnerende verglazing van stedelijke gebieden ondersteunen.
Op deze manier vindt de provincie de balans tussen optimale gebruikersbetrokkenheid enerzijds, en schaalbaarheid en marktefficiëntie anderzijds. De provincie streeft ernaar zo veel mogelijk taken bij marktpartijen te beleggen. De provincie houdt regie op openheid, toegankelijkheid en keuzevrijheid door het opstellen van de criteria die het breedbandfonds ter beoordeling en goedkeuring van de financiering van projecten hanteert. Deze criteria worden met regelmaat op basis van de dan geldende marktdynamiek tegen het licht gehouden en indien nodig herzien. De projectvoorstellen die verzoeken om de verstrekking van fondsmiddelen dienen aan de nodige criteria te voldoen om de beleidsdoelen van de provincie te waarborgen, waar onder:
minimale projectgrootte bedraagt de omvang van een gehele gemeente; initiatiefnemers zijn verplicht lid te worden van de koepelcoöperatie en werken daarmee volgens nader door de uitvoeringsorganisatie op te stellen technische, financiële, juridische, organisatorische richtlijnen opdat voldoende standaardisatie en daarmee schaalgrootte en professionaliteit ontstaat; openheid van netwerken voor actieve operators en toegang tot het netwerk voor dienstenaanbieders is op werkbare en redelijke wijze geregeld en gewaarborgd.
Heroverweging inzet financieringsinstrumentarium Bij de behandeling van het kadervoorstel is door uw Staten de aanwijzing gegeven dat het toekennen van subsidies in het kader van de uitrol van breedbandnetwerken waar mogelijk beperkt dient te worden. Doelstelling daarvan is dat het geïnvesteerde geld terug komt en niet, zoals bij een subsidie, met het vergoeden van de verrichte gesubsidieerde activiteit, eenmalig wordt besteed. Hierbij maken we de kanttekening dat de leningen (en garanties) voor een belangrijk deel onder de subsidieregels vallen (subsidiebegrip Awb). Derhalve zal bij de uitwerking van de contouren en voorwaarden waaronder leningen worden verstrekt, de wettelijke grondslag in overweging worden genomen. Het deels of geheel wegvallen van de subsidie zal met name effect hebben op: • De hoogte van de eigen bijdrage en daarmee mogelijk ook op het aantal deelnemers. Statenvoorstel nr. PS/2013/126
6
• •
De termijn en fasering waarbinnen de opgaven gerealiseerd kunnen worden. De mate waarin de opgaven gerealiseerd in de eerste fase kunnen worden.
Voor de uitwerking van de keuzeopties, ten aanzien van de verhoudingen tussen subsidies en leningen in het financieringsinstrumentarium, verwijzen wij naar bijlage II. Wij adviseren de opgaven zoals opgenomen in het kaderbesluit te handhaven en een geen veranderingen aan te brengen in de in het kader voorstel opgenomen bedragen voor leningen en subsidies. Subsidies vergroten de slagkracht van het financieringsinstrumentarium aanzienlijk. Op deze wijze is de provincie in staat om tempo te maken met het realiseren van deze ambitie uit het hoofdlijnenakkoord. Financiële gevolgen De opgave Breedband maakt onderdeel uit van het investeringsprogramma Kracht van Overijssel. Bij de verwerking van het Hoofdlijnenakkoord in de Perspectiefnota 2012 is de opgave breedband in eerste instantie opgenomen als een PM-post. Bij de initiële uitwerking was sprake van een inzet van € 60 – 80 miljoen aan subsidies. Bij de definitieve uitwerking in de Perspectiefnota 2013 en de daaruit voortvloeiende Kerntakenbegroting is het bedrag teruggebracht naar € 33.12 miljoen. Conform bijlage II wordt aan uw Staten voorgesteld: 1. Leningen te verstrekken voor een bedrag van € 34,0 miljoen. Dit betekent een beslag op de liquiditeitspositie en dit zal worden meegenomen in de liquiditeitsprognoses. Dit bedrag is lager dan in het kadervoorstel PS/2012/444 is aangegeven (was € 35,5 miljoen). Dit is het gevolg van het splitsen van het kaderbesluit in twee investeringsvoorstellen (infrastructuur en diensten); 2. Voor aansluitsubsidies en de kosten voor de start- en aanloopkosten van de koepelcoöperatie en lokale coöperaties een bedrag van € 26,5 miljoen over te hevelen van de algemene reserve ‘Kracht van Overijssel’ naar de bestemmingsreserve uitvoering ’Kracht van Overijssel’; 3. Voor risicoafdekking € 4,0 miljoen over te hevelen van de algemene reserve ‘Kracht van Overijssel’ naar de bestemmingsreserve uitvoering ‘Kracht van Overijssel’. Effecten Wet HOF De inwerkingtreding van de wet HOF en het schatkistbankieren heeft gevolgen voor het investeringsprogramma ‘Kracht van Overijssel’. Dit kan zich uiten in de omvang en het tempo van het programma en daarmee mogelijk ook voor dit investeringsvoorstel. Risicodekking De belangrijkste risico’s die in dit stadium voor het project worden voorzien zijn: 1. Operationele risico’s: de betrokken partijen zoals gemeenten, netwerkbedrijven, dienstenleveranciers en uiteraard de coöperatief te organiseren toekomstige particuliere en zakelijke gebruikers van het netwerk moeten elkaar vinden om tot realisatie van de doelstelling te komen. Een actieve inzet van de provincie op basis van een vraag gestuurde aanpak kan hieraan een belangrijke stimulans geven. 2. Financiële risico’s: Het voorgestelde instrumentarium bestaat voor een belangrijk deel uit financiële ondersteuning in de vorm van leningen en subsidies. Voor het totaal van de leningen zal een bedrag ter dekking van de risico’s worden gereserveerd van € 4,0 miljoen. Het bedrag voor subsidies en leningen zal uitsluitend worden uitgegeven indien daadwerkelijk netwerk uitrol plaatsvindt. 3. Juridische risico’s: complicaties rond staatssteun en mededinging kunnen tot vertraging leiden. De op te stellen cofinancieringsregeling wordt met de Europese Commissie afgestemd. Wij willen bevorderen dat staatssteunaanvragen zoveel mogelijk gebundeld worden ingediend, dan wel een algemene toestemming voor onze bijdrage wordt verkregen. Het totaal van de gekwantificeerde risico’s is het risico dat gedekt dient te worden door de weerstandscapaciteit van de provincie. Het risico voor het programma Breedband maakt hier deel van uit. Jaarlijks wordt de bepaling van de weerstandscapaciteit weergegeven in de paragraaf weerstandsvermogen in het jaarverslag van de provincie. Onze inzet is om het management van het breedbandfonds zo ‘lean en mean’ mogelijk te organiseren, waarbij het de voorkeur heeft gebruik te maken van bestaande deelnemingen en interprovinciale samenwerking. Mocht dit niet lukken, zodat er toch sprake kan zijn van een nieuwe deelneming, dan wordt dit conform artikel 158 Provinciewet en conform de aangegeven bestuurlijke mijlpaal, aan uw Staten voorgelegd: u wordt in de gelegenheid gesteld uw wensen en bedenkingen te uiten.
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
7
Conclusie De voorgestelde invulling van de uitvoeringsorganisatie wordt sterk bepaald door een tweetal centrale afwegingen. Belang van lokaal initiatief en burgerbetrokkenheid. Omdat wij een groot belang hechten aan modern ‘noaberschap’ en duurzame zelfredzaamheid, is het faciliteren van het coöperatief organiseren van lokale burgerinitiatieven een bottom-up benadering vereist. Om te zorgen voor de noodzakelijke coördinatie en het tegengaan versnippering van lokale coöperaties, hebben wij gekozen voor het doen oprichten van een koepelcoöperatie. Marktgerichtheid, efficiëntie en rendement gedreven management. Daarnaast hechten wij er aan om onze financiële bijdrage aan de uitrol van breedbandnetwerken in het buitengebied en bedrijventerreinen door een efficiënte markt- en resultaatgerichte organisatie te laten aansturen. Hiervoor vormt het breedbandfonds de meest geëigende organisatievorm. Bij een ‘lean’ ingericht breedbandfonds zal het professioneel fondsmanagement in de markt worden aanbesteed, of bij een geschikte bestaande publieke uitvoeringsorganisatie worden inbesteed.
Voorstel Gelet op het voorgaande stellen wij u voor het besluit te nemen, als in concept in bijlage I verwoord.
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter, MW. DRS. A.TH.B. BIJLEVELD-SCHOUTEN
secretaris, DHR. MR. H.A. TIMMERMAN MBA
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
8
Bijlage I: Ontwerpbesluit nr. PS/2013/126 Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 16 april 2013, overwegende dat: a. b.
c.
d.
e. f.
g. h.
i.
j.
Provinciale Staten op 10 oktober 2012 hebben ingestemd met de kaderstelling breedband(PS/2012/444); Provinciale Staten van mening zijn dat Overijssel nu al een belangrijke positie inneemt op het gebied van innovatie en kenniseconomie en deze waar mogelijk moet versterken om relatief sterker uit de economische crisis te komen en dat een provincie dekkende toegang tot breedband internetverbindingen voor het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen een belangrijke impuls zal betekenen; in de ‘Kracht van Overijssel’ goede internetvoorzieningen zoals breedband/glasvezel als een belangrijke vestigingsplaatsfactor wordt gezien. Dat dit niet alleen economisch van belang is maar ook de leefbaarheid vergroot (Vitaal Platteland); er sprake is van marktfalen in dit zin dat het onrendabele buitengebied alleen met financiële steun van snel breedband wordt voorzien omdat de marktpartijen zich in de huidige fase op de meest rendabele gebieden richten; een rol van de overheid noodzakelijk is om de komende jaren een glasvezelnetwerk te realiseren op een groot deel van de bedrijventerreinen in de buitengebieden; in de uitwerking van de beoogde uitvoering nadrukkelijk is meegenomen dat investeren en subsidiëren door de overheid eisen stelt aan een duurzame openheid, toegankelijkheid en ten aanzien van keuzevrijheid bij het kiezen van dienstenleveranciers op het actieve netwerk; het van belang is de toegang voor dienstenaanbieders tot het actieve netwerk op bedrijfseconomisch haalbare basis duurzaam te borgen; er in de uitvoering van de realisatie van het breedbandnetwerk in Overijssel maximale ruimte moet zijn voor lokale en regionale initiatieven van burgers en bedrijven, met als doel een zodanige betrokkenheid van burgers te bewerkstelligen dat men bereid is zelf voldoende bij te dragen aan de realisatie van het lokale glasvezelnetwerk; het bovendien van belang is oog te hebben voor ‘Social Return on Investment’ en dat er in dit kader bij de uitvoering van de realisatie van het breedbandnetwerk in Overijssel nauw samengewerkt zal worden met gemeenten en lokale aannemers om hier zo adequaat mogelijk invulling aan te geven; de inzet van verschillende stimulerende en faciliterende instrumenten noodzakelijk is om de ambitie te realiseren en dat er een herijking van de inzet van het financieringsinstrumentarium heeft plaatsgevonden;
besluiten: 1.
Als uitwerking van het kaderbesluit Breedband (PS/2012/444) in te stemmen met de investering inzake de opgave Breedband (investeringsprestatie 5.1.6), waarin de volgende prestaties zijn opgenomen: a. het faciliteren en door lokale en regionale initiatieven doen oprichten, zonder daarin deel te nemen, van de koepelcoöperatie en het daarmee op afstand organiseren van de maatschappelijke actieve operatorfunctie, de ondersteuning aan gemeenten en coöperaties met kennis, expertise en capaciteit voor het initiëren van breedbandprojecten, bovenlokale afstemming en vraagbundeling; b. het instellen en op afstand organiseren van het breedbandfonds ten behoeve van de financiering van de breedbandprojecten van lokale en regionale initiatieven, georganiseerd in rechtspersonen; c. investeren door het beschikbaar stellen van leningen en subsidies voor de aansluiting van 38.000 particuliere adressen en 2.000 zakelijke adressen in de buitengebieden en de aansluiting van 150 bedrijventerreinen op snelle breedbandnetwerken; d. te streven naar vroeg realisatie van lokale glasvezelprojecten die buiten het staatssteunkader vallen.
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
9
2.
In te stemmen met de begrotingswijziging conform bijlage III: a. (achtergestelde) leningen voor een bedrag van € 34,0 miljoen; b. voor aansluit subsidies en kosten procesondersteuning een bedrag van € 26,5 miljoen over te hevelen van de algemene reserve ‘Kracht van Overijssel’ naar de bestemmingsreserve uitvoering ’Kracht van Overijssel’ (t.b.v. investeringsprestatie 5.1.6); c. voor risicoafdekking € 4,0 miljoen over te hevelen van de algemene reserve ‘Kracht van Overijssel’ naar de bestemmingsreserve uitvoering ’Kracht van Overijssel’ (t.b.v. investeringsprestatie 5.1.6).
3.
In te stemmen met de bestuurlijke mijlpalen: a. het ter besluitvorming voorleggen aan Provinciale Staten van een afzonderlijk investeringsvoorstel voor het stimuleren van de toepassing van breedband door maatschappelijk relevante diensten (Investeringsvoorstel; 4de kwartaal 2013); b. het ter besluitvorming voorleggen aan Provinciale Staten over de uitkomst van de staatssteunprocedure aangaande het aantal aansluitingen dat als opgave binnen staatssteunkader gerealiseerd kan worden, indien deze uitkomst effecten heeft die groter zijn dan plus of min 15% op de opgaven en/of de inzet van middelen (Statenvoorstel; 1e kwartaal 2014); c. het informeren van Provinciale Staten over de wijze waarop de koepelcoöperatie wordt ingericht en specifiek over de statutaire inrichting en de invulling van de maatschappelijke operator functie (Statenbrief; 4de kwartaal 2013); d. het informeren van Provinciale Staten over de opzet en inrichting van het breedbandfonds en/of subsidieregelingen (Statenbrief; 4de kwartaal 2013); e. het ter besluitvorming voorleggen aan Provinciale Staten van de inrichting van het breedbandfonds, indien dit leidt tot een nieuwe deelneming, conform artikel 158 Provinciewet, voor het uiten van wensen en bedenkingen (Statenvoorstel; 4de kwartaal 2013); f. het ter besluitvorming voorleggen aan Provinciale Staten van de beëindiging van het breedbandfonds na de looptijd van 6 jaar, indien dit heeft geleid tot een nieuwe deelneming, conform artikel 158 Provinciewet, voor het uiten van wensen en bedenkingen.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/2013/126
10
BIJLAGE II Financiële consequenties van het Investeringsbesluit
Middelen benodigd voor
achtergestelde
aansluit-
lening
subsidies, overige kosten
1. Versnellen aanleg Infrastructuur a. Buitengebied -leningen ad 3%
€ 27.000.000
-risicoreservering leningen -aansluitsubsidies
€ 20.500.000
b. Bedrijventerreinen -leningen ad 3%
€ 4.500.000
-risicoreservering leningen -aansluitsubsidies
€ 1.500.000
c. Projecten laag 2 operators -leningen ad 3 %
€ 2.500.000
-risicoreservering leningen 2.
Maximaal te reserveren voor advies en ondersteuning a.
€ 4.500.000
kosten op start Noabernet en ondersteuning regionale organisaties
b.
beheerkosten breedbandfonds
c.
kosten juridische en financiële expertise breedband en fonds
3. Toepassing breedbanddiensten1 -leningen ad 3%
pm
-risicoreservering leningen -subsidies totaal
pm € 34.000.000
€ 26.500.000
Tabel 1: Overzicht benodigde middelen
Voor het totaal van de leningen zal daarnaast een bedrag ter dekking van de risico’s worden gereserveerd (€ 4,0 miljoen). Het EMU-effect in het kader van de Wet HOF bedraagt € 30.5 miljoen.
1
3: Toepassing van breedband door diensten Dit deel van de investering wordt doorgeschoven naar het nog volgende Investeringsbesluit ICT Dienstenontwikkeling en zal eerst gereserveerd blijven in Reserve KVO. Zie bestuurlijke mijlpalen.
Bestedingsritme
Budget
Infrastructuur buitengebied
L S
27.000 20.500
Infrastructuur bedrijventerreinen
L S
4.500 1.500
Open operator laag 2
L
2.500
Aankoopkosten waaronder koepelcoöperatie
K K
4.500
2013 verloop
60.500
300
583 200
2014 20%
2015 35%
2016 2017 2018 2019 Totaal 20% 10% 10% 5% 100%
5.400 4.100
9.450 7.175
5.400 2.700 2.700 1.350 27.000 4.100 2.050 2.050 1.025 20.500
840 300
1.470 525
840 300
420 150
420 150
210 75
4.500 1.500
1.000
1.000
500
0
0
0
2.500
783 400
1.371 300
783 300
392 200
392 100
190 100
4.494 1.600
883 12.423 20.991 11.923 5.712 5.712 2.850 60.494
Tabel 2: Bestedingsfrequentie Onderstaande toelichting bij tabel 1 (vorige pagina).
1. Versnellen aanleg infrastructuur door de markt De middelen voor infrastructuur (aanleg en operationaliseren laag 1 en 2 breedbandverbindingen) worden verdeeld over de volgende drie onderdelen: 1.a.: Buitengebied Bij de berekening van de noodzakelijke middelen voor de aanleg van infrastructuur in het buitengebied zijn verschillende modellen gehanteerd voor het financieren van het tekort dat ontstaat doordat de gemiddelde kosten van een aansluiting (€ 3.000) hoger zijn dan de investering die door marktpartijen rendabel wordt geacht (€ 1.000). Een derde van de investering (€ 1.000) wordt betaald door de coöperatie of de commerciële investeerder (provider). Het Breedbandfonds verstrekt een lening van € 1.400 euro en een subsidie van € 500. De lening van € 1.400 bestaat uit 2 leendelen, waarvan de provincie € 650 voor haar rekening neemt en € 750 door een financiële partij. De afnemer dient minimaal een aanbetaling van € 100 te doen, maar kan ook beslissen een groter deel van het leningbedrag bij aanvang te betalen, vervroegd af te lossen of geheel af te zien van de lening en het volledige bedrag eenmalig te voldoen. (punt 3) Als stimulering is een subsidie van € 500 nodig. Indien de gemeente en/of de coöperatie een extra bijdrage levert dan kan het potentiële deelnemerspercentage worden verhoogd waardoor snel breedband voor meer burgers beschikbaar komt. De leningen bestaan uit een lening op commerciële basis en een lening tegen gereduceerde rente, die samen voor de afnemer een extra maandlast (‘buitengebiedtoeslag’) veroorzaken van circa € 15 - € 20. Dit lijkt een maximum in relatie tot de totale kosten van de verbinding. Een klein aantal aansluitingen is zo afgelegen dat een vaste glasvezelaansluiting niet haalbaar is. Hiervoor kan een draadloos alternatief worden uitgewerkt, waarvan de investeringen naar verwachting ongeveer gelijk zijn. 1.b.: Bedrijventerreinen Verder zijn de effecten het grootst ten aanzien van de realisatie van de verglazing van de bedrijventerreinen. Naar mate er minder subsidie beschikbaar is reduceert het aantal te realiseren verglazingen van respectievelijk 150, naar 120 tot 80. De reden is het feit dat de aanleg- en aansluitkosten van de terreinen in het geval van kleine terreinen niet of uiterst moeizaam betaald kunnen worden uit de exploitatie. M.a.w. de aanloopverliezen zijn te hoog. Als deze niet met subsidie weggenomen kunnen worden, dan strandt de business case en wordt er niet verglaasd. Voor de infrastructuur op bedrijventerreinen is uitgegaan van een gemiddelde investering van € 4.000 per aansluiting. Er is rekening gehouden met een financiering van meer dan 50% door de afnemer en eventueel deels door de netwerkleverancier. De investering van de afnemer is minimaal € 500 en kan oplopen tot € 2.500. De rest van de aansluitkosten wordt gefinancierd vanuit de provincie. Als er aanvullend op de leningen subsidie beschikbaar is, is het eenvoudiger de netwerkexploitatie en de business case sluitend te krijgen. Hierbij spelen de aanloopkosten een belangrijke rol. Deze zijn met name aan de orde als er over een grotere afstand gegraven moet worden om het terrein aan te kunnen sluiten op de hoofdinfrastructuur.
1.c.: Maatschappelijke (laag 2) operator Budget beschikbaar voor het inrichten van de maatschappelijke, actieve operator. Het gaat om een marktconforme lening, eventueel ter ondersteuning van een financiering via PPM Oost. De technische uitvoering wordt uitbesteed aan een marktpartij of ingevuld door een overname van of participatie in een bestaande leverancier.
Afbeelding 1: Glasvezelnetwerkstructuur in relatie tot openheid netwerken
2: Start- en aanloopkosten uitvoeringsorganisatie In totaal is het beslag voor het onderdeel ondersteuning koepel- en lokale coöperaties € 4,5 miljoen gedurende de totale projectperiode. Tevens ten behoeve van adviesdiensten, ondersteuning gemeenten en coöperaties, ontwikkeling kennisfunctie, opstellen en uitvoering cofinancieringsregeling etc.
Afbeelding 2: Structuur en opzet uitvoeringsorganisatie
e
Bijlage III: overzicht budgettaire gevolgen van de 6 wijziging van de Kerntakenbegroting 2013 Investeringsbesluit Breedband (bedragen x € 1.000) KernVolgnummer taak 1
Beleidsdoel
Investerings- I/S Omschrijving prestatie
20 5.1.6 5.1.6
I I I
Lasten
Financiering en algemene dekkingsmiddelen - programmakosten (Reserve Kracht van Overijssel) - programmakosten (Reserve uitvoering Kracht van Overijssel) - programmakosten (Reserve uitvoering Kracht van Overijssel; risico-afdekking)
30.500 26.500 4.000
30.500 LEGENDA nr. kerntaak 1 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer 2 Milieu en Energie 3 Inrichting landelijk gebied 4 Regionale bereikbaarheid, regionaal OV 5 Regionale Economie 6 Culturele infrastructuur en monumentenzorg 7 Kwaliteit Openbaar Bestuur 8 Sociale infrastructuur, jeugdzorg en overige niet-kerntaken 9 Gebiedsontwikkeling geen kerntaak, wel gegroepeerd 20 Financiering en algemene dekkingsmiddelen
2013 Baten
Lasten:
Saldo
Lasten
2014 Baten
Saldo
Lasten
2015 Baten
Saldo
Lasten
2016 Baten
Saldo
30.500 26.5004.000-
30.500
- = verlaging + = verhoging
Baten:
- = verlaging + = verhoging
Saldo:
- = financiële ruimte neemt af + = financiële ruimte neemt toe
I/S: betreft incidentele lasten & baten (I) of structurele lasten & baten (S) conform uitgangspunten Kerntakenbegroting 2012, paragraaf 4.4.2
Bijlage behorend bij Statenvoorstel PS/2013/126
Pagina 1 van 1
Statenvoorstel nr. PS/2014/578 Oprichting Innovatiefonds Overijssel B.V.
Datum
GS-kenmerk
Inlichtingen bij
8 juli 2014
2014/0192869
dhr. C.J. Timmer, telefoon 038 499 87 77 e-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten Onderwerp Oprichting Innovatiefonds Overijssel I B.V. en Innovatiefonds II B.V. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2014/578 (bijgevoegd) II. III. IV. V. VI. VII. VIII.
Verordening Innovatiefonds Overijssel (bijgevoegd) Verordening Innovatiekrediet Overijssel (bijgevoegd) Investeringsreglement IFO I B.V. (bijgevoegd) Statuten Innovatiefonds Overijssel I B.V. (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) Statuten Innovatiefonds Overijssel II B.V. (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) Structuur HFO B.V. (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PSkenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) Directiereglement Innovatiefonds Overijssel I B.V. en Innovatiefonds Overijssel II B.V. (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
Samenvatting van het voorgestelde besluit Op 12 december 2012 stelden uw Staten de Kaderstelling voor het Innovatiefonds Overijssel vast. Daarbij heeft u ons college opgedragen het fonds verder uit te werken en conform art. 158 van de Provinciewet aan u voor te leggen. Op 28 mei 2014 stemde uw Staten in met de oprichting van de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel (hierna: “HFO”). Hiermee legde u kaders voor toekomstige werkfondsen onder HFO vast. Via dit voorstel leggen wij de oprichting van het Innovatiefonds Overijssel aan u voor. Innovatiefonds Overijssel is het eerste werkfonds dat conform de kaders voor de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel aan uw Staten wordt voorgelegd. Het Innovatiefonds Overijssel zal zich richten op nieuwe en bestaande innovatieve MKB-bedrijven met groeimogelijkheden en op samenwerkingsverbanden met betrokkenheid van innovatief MKB, groter bedrijfsleven en kennisinstellingen binnen de in het regionaal economisch beleid geformuleerde topsectoren High Tech Systemen en Materialen (waaronder de maakindustrie), Health/Lifesciences en Kunststoffen/Chemie. Daarnaast zetten wij in op cross-overs met de sectoren Agrofood, Vrijetijdseconomie, Energie en Bouw. Via leningen en participaties kunnen kansrijke businesscases ondersteund worden, die moeten leiden tot sterkere ondernemingen met meer exportwaarde en werkgelegenheid. Wij stellen voor € 19,5 miljoen beschikbaar te stellen voor participaties. Ook willen wij € 4,5 miljoen beschikbaar stellen voor innovatiekredieten voor innovatieve bedrijven. Dit is aanvullende op de € 17,5 miljoen die wij eerder beschikbaar stelden voor een voorlopige provinciale subsidieregeling voor leningen aan innovatieve bedrijven. Wij verwachten met deze € 41,5 miljoen door het aantrekken van cofinanciering een totale investeringsomvang van minimaal €150 miljoen te kunnen realiseren en een werkgelegenheidseffect van 2000 arbeidsplaatsen bij de aan het fonds deelnemende bedrijven.
Inleiding en probleemstelling Op 12 december 2012 hebben uw Staten ingestemd met de Kaderstelling voor het Innovatiefonds Overijssel (PS/2012/945). Bij deze kaderstelling is voorgesorteerd op een toekomstige fondsenstructuur. Daarbij is gesproken over het inrichten van een holding en onderliggende werkfondsen. Het besluit tot oprichting van het dakfonds, de Houdstermaatschappij Overijsselse Fondsen (PS/2014/306) nam u op 28 mei 2014. Met het vaststellen van de kaders voor de Houdstermaatschappij is met uw Staten afgesproken dat u ook ten aanzien van het Innovatiefonds, conform art. 158 Provinciewet, in staat wordt gesteld wensen en bedenkingen (materieel: instemming) te uiten. In dit Statenvoorstel wordt de uitwerking van het Innovatiefonds Overijssel aan u voorgelegd. Eind juni 2014 hebben wij ons voorgenomen besluit over de oprichting van HFO ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Op het moment van het toezenden van dit voorstel aan uw Staten was deze goedkeuring nog niet ontvangen. Aangezien het onze voorkeur heeft het Innovatiefonds nog in 2014 op te richten en het op de juiste wijze doorlopen van de procedures tijd vraagt, hebben wij er voor gekozen om ons voornemen tot het oprichten van het Innovatiefonds, nu aan u voor te leggen. Uw besluiten zijn daarom ook onder voorbehoud van de goedkeuring van de Minister voor de oprichting van HFO en onder voorbehoud van de daadwerkelijk oprichting van HFO. Dit besluit zal door ons als aandeelhouder van HFO genomen worden. Wij zullen u schriftelijk informeren over deze oprichting. De goedkeuring van de Minister heeft betrekken op de HFO structuur. Dit heeft tot gevolg dat, na goedkeuring van de Minister, de oprichting van IFO I en IFO II niet ook ter goedkeuring, aan de minister voorgelegd hoeft te worden.
Overwegingen 1. Maatschappelijke behoefte en beleidskader Bedrijven moeten, om succesvol te kunnen zijn, voortdurend inspelen op nieuwe vragen van de markt. Ze innoveren om te overleven, een nieuwe levenscyclus te starten of concurrentievoordeel te behalen. Bestaande banen blijven daardoor behouden en/of nieuwe banen worden gecreëerd. Innoveren kost geld, geld dat in het huidige economische klimaat niet makkelijk beschikbaar wordt gesteld door private kapitaalverschaffers en banken. Er is daarmee sprake van marktfalen en dat legitimeert het vanuit de overheid beschikbaar stellen van kapitaal. Gezien de lange doorlooptijd van het proces en de behoefte in de markt is er door ons college gekozen voor tijdelijke subsidieregelingen op basis van het Uitvoeringsbesluit subsidies (Ubs), vooruitlopend op de thans voorliggende oprichtingsvoorstel. Hierover zijn uw Staten per brief geïnformeerd (PS/2013/470 en 2014/0142429). De daaruit voortkomende leningen zijn vooralsnog opgenomen op de balans van de provincie Overijssel, maar zullen na oprichting van het fonds worden overgedragen aan het Innovatiefonds Overijssel II B.V., hetgeen nog juridisch uitgezocht c.q. uitgewerkt zal worden en waar GS ten tijde van de oprichting van IFO II over zal besluiten De uitgangspunten en beleidskaders van het fonds zijn eerder met u besproken op 18 april 2012 (PS/2012/107) en 12 december 2012 (PS/2012/945). Op 12 december 2012 hebben uw Staten de volgende kaders voor het fonds vastgesteld: 1. de focus van het Innovatiefonds Overijssel richt zich op bedrijven binnen de topsectoren High Tech Systemen en Materialen (waaronder de maakindustrie), Kunststoffen/Chemie en Gezondheidszorg/Lifesciences, te weten: a. nieuwe of bestaande technologische, kapitaalintensieve MKB-ondernemingen (conform definitie Europese Unie) die op het punt staan door te groeien en daar financiering voor nodig hebben maar dat vanwege hoge technologische risicoprofielen niet kunnen krijgen; b. bedrijven of samenwerkingsconsortia die de werking van hun innovatie willen aantonen om bewijs te kunnen leveren dat het ontwikkelde concept geschikt is voor marktintroductie; c. samenwerkingsverbanden met MKB en kennisinstellingen binnen de in het regionaal economisch beleid geformuleerde topsectoren;
2
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
2. 3.
4.
5.
d. cross-overs met sectoren zoals agrofood, vrijetijdseconomie, energie, bouw en crossovers met andere sectoren waarmee onverwachte innovatieve mogelijkheden opdoemen die tot unieke productinnovaties leiden. het fonds ondersteunt het bedrijfsleven door vanuit het fonds financiering beschikbaar te stellen via leningen en participaties/deelnemingen; het fonds zet in op provinciale schaal, met de mogelijkheid om tot maximaal 10% van het budget in te zetten op businesscases die van buiten de provincie komen, maar in hun effecten aantoonbaar neerslaan in de provincie; het fonds is in de basis revolverend. Gezien het risico dat gepaard gaat met innovatieprojecten wordt aanvaard dat niet is uit te sluiten dat het fonds op de lange termijn langzaam zal leeglopen. Revolverend wil zeggen dat de uitgezette middelen uiteindelijk weer terugvloeien in het fonds, om vervolgens weer binnen de door uw Staten vastgestelde kaders uit te zetten; een onafhankelijk investeringscomité adviseert de fondsbeheerder op de te honoreren businesscases waarbij de businesscases mede worden beoordeeld op de mate waarin ze bijdragen aan het beoogde werkgelegenheidseffect.
2. Doelstellingen van het fonds Het Innovatiefonds Overijssel heeft tot doel: het stimuleren van innovatie als bron voor economische groei; invulling te geven aan het in het Hoofdlijnenakkoord vastgelegde voornemen om andere financiële arrangementen te hanteren dan alleen subsidies in de klassieke zin a fonds perdu; te voorzien in risicokapitaalbehoefte van innovatieve, snelgroeiende Overijsselse bedrijven, waarmee het ook aantrekkelijker wordt voor andere financiers om mee te gaan financieren; de ontwikkeling naar een marktgerichte benadering tussen samenwerkende bedrijven en kennisinstellingen te stimuleren; het versterken van het ondernemerschap van (door)groeiende bedrijven in de benoemde sectoren; het ondersteunen van totstandkoming van cross-overs tussen bovengenoemde topsectoren en de regionale sectoren Agrofood, Vrijetijdseconomie, Bouw en Energie. 3. Beoogde resultaten en effecten Het Innovatiefonds Overijssel heeft betrekking op Beleidsdoel 5.3 uit de Kerntaken begroting. De hieronder beschreven resultaten en effecten zijn reeds in de betreffende investeringsprestaties verwerkt. Met het instellen van Innovatiefonds Overijssel beogen wij de volgende resultaten en effecten: na 5 jaar een portefeuille van ongeveer 50 deelnemingen (participaties en leningen) opgebouwd; met co-investeringen van derden een investeringsomvang van het fonds van € 150 miljoen zal bedragen. Let wel dit investeringsvolume wordt bereikt, doordat de middelen revolverend zijn en er, per geïnvesteerde euro, dus meerdere malen sprake is van cofinanciering van private partijen; een werkgelegenheidseffect van 2000 arbeidsplaatsen bij de deelnemende bedrijven. Dit heeft betrekking op zowel het behoud van bestaande bedrijven als op het creëren van nieuwe werkgelegenheid. 4. Omvang en werking van het fonds Conform de opbouw van het Energiefonds zullen wij een onderscheid maken tussen het verstrekken van leningen enerzijds (publiekrechtelijk) en het aangaan van participaties (privaatrechtelijk) anderzijds. Beide activiteiten zijn juridisch lastig te verenigen in één entiteit. Vandaar dat daartoe twee B.V.’s worden opgericht Innovatiefonds Overijssel I B.V. (verder IFO I B.V.) en Innovatiefonds Overijssel II B.V. (verder IFO II B.V.) waarbij IFO I B.V. zich zal richten op het aangaan van participaties, IFO II B.V. richt zich op het verstrekken van leningen. In IFO I B.V. zullen wij uiteindelijk maximaal € 19,5 miljoen storten, in IFO II maximaal €22 miljoen, met uitzondering van de € 17,5 miljoen die reeds vooruitlopend op de oprichting via de provinciale subsidieregeling zijn uitgeleend. De werkwijze voor de funding staat separaat beschreven. Voor beide fondsen geldt dat voor het toekennen van de middelen de business case leidend is. Op basis van de businesscase wordt bepaald welke instrumentarium vanuit het fonds wordt ingezet. Innovatiefonds Overijssel werkt binnen de door de Europese Commissie vastgestelde staatssteunkaders.
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
3
Naast reguliere leningen (zijnde subsidies), wordt een deel van het budget (€ 4,5 miljoen van de in totaal €22 miljoen) bestemd voor MKB-leningen, de Innovatiekredieten. Dit betreft kleine leningen, naar analogie van de regeling Gelderland voor Innovaties. Deze leningen hebben een maximum van € 75.000 en voor het aangaan van de leningen zijn de administratieve lasten beperkt. Tot deze verdeling zijn wij gekomen op basis van ervaringscijfers vanuit PPM Oost en de ingeschatte behoefte in de markt. Het fonds is in aanleg revolverend. Aflossingen, rentebaten en verkoopopbrengsten van participaties vloeien terug naar het fonds om herinzet op innovatie mogelijk te maken. Onze inzet op risicovolle trajecten, maar die wel leiden tot innovatieve en maatschappelijk waardevolle projecten, leiden er toe dat een grotere kans op verlies ontstaat. Gezien deze kans bestaat de mogelijkheid dat het fonds op de lange termijn langzaam zal leeglopen. Het Innovatiefonds Overijssel is complementair aan het Innovatiefonds dat onlangs door de Regio Twente is opgericht. De wens van de Regio Twente is, dat wij een deel van het fonds reserveren voor de Regio Twente. Wij hebben tijdens de behandeling van de kaders van het Innovatiefonds Overijssel in december 2012 echter al aangegeven, geen middelen te willen reserveren voor een specifieke regio. Het betreft hier immers een fonds dat bestemd is voor bedrijven in geheel Overijssel. Wij verwachten echter dat, gezien de kenmerken van de Twentse economie, het merendeel van de middelen in de regio Twente zal worden ingezet. Dit wordt onderschreven door de ervaringen uit de eerste tranche van de voorloper van het innovatiefonds, waarbij 10 van de 13 leningen aan ondernemers uit Twente zijn verleend. Wijze van funding Op basis van een door de Algemene Vergadering (AV, voorheen Algemene Vergadering van Aandeelhouders of AvA) vastgestelde geconsolideerde begroting krijgt de HFO via een agiostorting, dan wel een lening de beschikking over de voor dat jaar (verwachte) benodigde middelen ten behoeve van de investeringsbesluiten van de Werkfondsen (bewaarfunctie). IFO I en IFO II kunnen vervolgens per investeringsbesluit een fundingsverzoek doen aan de directeur HFO. Deze zal als aandeelhouder van de IFO I en IFO II vervolgens moeten besluiten tot het doen van een agio-storting dan wel lening ter funding van het investeringsbesluit. Hiertoe zal hij het investeringsbesluit marginaal toetsen op overeenstemming met het investeringsreglement en/of de verordening. Bij (constatering van) een afwijking van dit reglement of de verordening moet de directeur HFO vooraf goedkeuring vragen aan de Algemene Vergadering (lees: GS) voordat hij tot funding kan overgaan. Vanuit de provincie geven we strakke kaders mee aan de fondsbeheerder ter uitvoering van investeringsbesluiten. Als een investeringsbesluit binnen deze kaders past, dan moet de fondsbeheerder ook snel tot uitvoering van het investeringsbesluit kunnen overgaan. Bovenstaande werkwijze maakt dit mogelijk, maar biedt tevens ook zekerheden voor de provincie, te weten: Er is een extra (marginale) controle op de investeringsbesluiten bij de funding door de directeur HFO; GS geeft bij een investeringsbesluit dat afwijkt van de kaders, voorafgaande goedkeuring, met betrokkenheid van PS via de voorhangprocedure; Op basis van de liquiditeitsprognose die onderdeel uitmaakt van de begroting, kan GS goed beoordelen wat de voor funding noodzakelijke middelen zijn. 5. Voorwaarden bij besteding van middelen De middelen worden besteed binnen de door uw Staten vastgestelde kaders (zie punt 1.). Attributie bevoegdheden voor aangaan leningen In het statenvoorstel over de HFO (PS/2014/306) hebben wij u voorgesteld te bepalen dat, voor zover vanuit de werkfondsen-BV’s bestuursrechtelijke bevoegdheden worden uitgeoefend, deze in principe rechtstreeks worden toegekend/gecreëerd op basis van provinciale verordeningen die ter instemming aan Provinciale Staten zullen worden voorgelegd (ex art. 145 van de Provinciewet). Attributie geniet onze voorkeur omdat de verantwoordelijkheid voor de individueel (per businesscase) te nemen bestuursrechtelijke beslissingen rust bij de werkfondsen-BV’s (in casu IFO II B.V.). Daarmee geven wij uitdrukking aan de onafhankelijkheids- respectievelijk deskundigheidsmotieven die ten grondslag liggen aan de uitvoering op afstand. Daar vindt
4
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
ook de behandeling van eventueel bezwaar en beroep plaats. Onze (GS) zeggenschap en sturing is op dat moment zuiver gericht op de behartiging van het publiek belang ingegeven door het indirect aandeelhouderschap (via HFO – IFO II). Uw zeggenschap (PS) is gelegen in het toekennen/creëren van die subsidiebevoegdheid bij IFO II. U oefent governance uit door het vaststellen van de kaders in de verordeningen, welke u ook kunt wijzigen c.q. intrekken. Voor het verstrekken van leningen en innovatiekredieten vanuit het fonds is er sprake van het uitoefenen van een bestuursrechtelijke bevoegdheid (verlenen subsidie) door IFO II B.V.. Daarom vragen uw Staten de bijgevoegde verordeningen (bijlage II, Verordening Innovatiefonds Overijssel en bijlage III, Verordening Innovatiekrediet Overijssel) vast te stellen. Er is bewust gekozen voor twee verschillende regelingen. De voornaamste verschillen zijn: - De omvang van de lening (maximaal € 1 miljoen, versus maximaal € 75.000) - De aanvraagprocedure (businesscase versus projectplan) - De complexiteit van de aanvraagprocedure (grondige beoordeling versus korte doorlooptijd) - De wijze van verantwoording (uitgebreid versus eenvoudig) - En de mogelijkheid tot kwijtschelding bij de Innovatiekredieten. Deze werkwijze past in ons streven de uitvoering op afstand op passende wijze in te vullen qua risicobeheer, revolverendheid en governance. Aangaan participaties Het aangaan van participaties is een privaatrechtelijke aangelegenheid, er is daarom geen sprake van attributie van bevoegdheden of mandatering. Voor het aangaan van participaties door IFO I B.V. is een concept investeringsreglement opgesteld. Dit document wordt ten tijde van de formele oprichting van IFO I B.V. formeel vastgesteld door de aandeelhouder van IFO I, zijnde HFO B.V.. Dit gebeurt, conform het governancereglement, na raadpleging van de aandeelhouder van HFO (Lees GS). Het investeringsreglement is het kader waarbinnen de fondsbeheerder en het investeringscomité kunnen besluiten c.q. adviseren over het al dan niet aangaan van participaties. Het concept investeringsreglement is als bijlage IV aan dit voorstel toegevoegd. Dit document zullen wij als voorstel inbrengen tijdens de constituerende vergaderingen van IFO I B.V. en IFO II B.V.. 6. Statutaire directie en fondsbeheerder Voor het Innovatiefonds Overijssel worden twee BV’s opgericht. De statuten van deze BV’s zijn als bijlage V (IFO I B.V., participaties) en bijlage VI (IFO II B.V., leningen) aan dit voorstel toegevoegd. IFO I B.V. en IFO II B.V. zijn 100% dochters van de Houdstermaatschappij Overijssel. Instrumenten voor zeggenschap en sturing hangen samen met onze rol als aandeelhouder en opdrachtgever van HFO B.V.. Vanuit deze rollen kunnen wij op actieve wijze de voortgang monitoren en, zo nodig, bijsturen. IFO I B.V. en IFO II B.V. hebben een statutaire directeur, deze rol zal worden ingevuld door de beoogd fondsbeheerder. In de praktijk zullen deze functies dus door dezelfde partij ingevuld worden. De directiereglementen zijn als bijlagen VII (IFO I B.V.) en VIII (IFO II B.V.) aan dit statenvoorstel toegevoegd. PPM Oost is de beoogd fondsbeheerder. Met de fondsbeheerder wordt door HFO B.V. een managementovereenkomst afgesloten. Voor IFO I B.V. en IFO II B.V. worden aparte jaarrekeningen opgesteld, die worden goedgekeurd door de provincie als aandeelhouder van de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V., IFO I B.V. en IFO II B.V. worden met de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. geconsolideerd. De directeur van HFO B.V. analyseert de risico’s verbonden aan de beide B.V.’s aan de hand van het risicoraamwerk. Op basis van deze analyses maakt de directeur van HFO met de fondsbeheerder nadere afspraken over de wijze waarop de beide B.V.’s voorzien in de inhoudelijke en financiële verantwoording en rapportages. In de directiereglementen worden zowel de bevoegdheden van de directie van IFO I B.V. en IFO II B.V. vastgelegd, alsook de situaties waarin toestemming van de aandeelhouder van IFO I en IFO II (in deze de directeur HFO), dan wel GS dan wel uw Staten
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
5
noodzakelijk is. Eén en ander conform het aan uw Staten voorgelegde concept Governancereglement voor HFO. 7. Inzet van een investeringscommissie PPM Oost is de beoogde fondsbeheerder van de beide fondsen. De investeringsvoorstellen worden beoordeeld door de investeringscommissie Directe Investeringen van PPM Oost. Dit is een breed opgezette commissie die zowel voor de fondsen van Overijssel en Gelderland als het hoofdfonds van PPM Oost wordt ingezet. De leden voor deze commissie worden door een gespecialiseerd bureau geworven op basis van het als bijlage IX bijgesloten profiel. De investeringscommissie adviseert de directie van de B.V.. Ook bij de tijdelijke regelingen wordt gebruik gemaakt van deze investeringscommissie. De directie van de B.V. neemt een besluit op basis van het advies van de investeringscommissie. De statutair directeur van het Innovatiefonds neemt de beslissing. Indien de beoogde investering, meer dan 15% van het investeringvolume bedraagt, dan wordt het voorstel voorafgaand ter goedkeuring voorgelegd aan de AV. Het door ons voorgestelde investeringsvolume bedraagt € 19,5 miljoen. Indien er sprake is van tegenstrijdige belangen, dan wordt de besluitvorming voorgelegd aan de Raad van Commissarissen van de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel. Er is sprake van tegenstrijdige belangen, zodra de aanvrager al een relatie heeft met PPM Oost. Ook als de statutair directeur afwijkt van het advies van de investeringscommissie, wordt het besluit getoetst door de Raad van Commissarissen. Indien wordt afgeweken van de verordeningen, dan wel het investeringsreglement, dan dient conform het governancereglement van HFO B.V., de met uw Staten afgesproken voorhangprocedure te worden doorlopen. Materieel houdt dit instemming van uw Staten in. 8. Tussentijdse evaluatie(s) Elke vier jaar wordt het Innovatiefonds geëvalueerd te beginnen in 2018. Hierbij wordt getoetst of en in welke mate het fonds voldoet aan de gestelde doelstellingen en randvoorwaarden. Ook worden de kwalitatieve uitgangspunten van het desbetreffende beleidskader hierbij betrokken, zodat de maatschappelijke effecten goed in kaart worden gebracht. De evaluatie is ook het moment om eventuele gewijzigde maatschappelijke inzichten te betrekken bij de opdracht aan het fonds. Wij rapporteren via de reguliere Planning en Control cyclus. Dat wil zeggen bij de Kerntakenbegroting, de Monitor (I en II) en het Jaarverslag. Voor de voeding maken wij gebruik van de periodieke rapportages van het bestuur van de Houdstermaatschappij. U ontvangt bovendien het geconsolideerde jaarverslag, alsook de enkelvoudige jaarverslagen van de Houdstermaatschappij en alle Werkfondsen BV’s. Zodoende hebben uw Staten gedetailleerd zicht op de financiële prestaties, de risico’s, de mate van revolverendheid, de compliance aan wet- en regelgeving en dergelijke. Wij beschouwen het door de directeur van HFO te hanteren en onderhouden risicomanagementraamwerk als kaderstellend voor de rapportages van en over Innovatiefonds Overijssel. Tussentijds kan er aanleiding zijn voor actieve informatievoorziening aan uw Staten, bijvoorbeeld indien (om moverende redenen) op essentiële punten is afgeweken van de aandeelhoudersinstructie, relevante economische of maatschappelijke ontwikkelingen en belangrijke bestuurlijke wijzigingen. In die gevallen zullen wij u per Statenbrief op de hoogte stellen van bijvoorbeeld de uitkomsten van een AV. 9. Extra lid RvC HFO B.V. Het toezicht op het bestuur Innovatiefonds Overijssel BV wordt uitgeoefend door de Raad van Commissarissen (RvC) van de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. Het voorstel is dat de RvC niet zal worden aangevuld met een extra commissaris. Bij de werving van de leden van de RvC van de HFO is al rekening gehouden met kennis die noodzakelijk is voor het houden van toezicht op deze beide IFO B.V.’s. 10. Exit-strategie Het Innovatiefonds kent op voorhand geen einddatum. De verwachting is wel dat, gezien het risicoprofiel en de revolverende inzet van middelen, het fonds langzaam zal leeglopen. Op voorhand kan echter niet worden gesteld wanneer dit het geval zal zijn. Het ontbreken van een einddatum wil echter niet zeggen dat de provincie Overijssel het fonds ook altijd
6
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
operationeel dient te houden. Een periodieke afweging van nut en noodzaak van het fonds is gewenst. Als onderdeel van de eerder genoemde evaluatie van het fonds (iedere 4 jaar) zal conform het dan geldende deelnemingenbeleid een inschatting worden gemaakt van de maatschappelijke noodzaak van het Innovatiefonds. Op basis van deze inschatting kan PS worden voorgesteld het fonds te beëindigen, met daaraan gekoppeld een voorstel voor de wijze van afhandeling. Voor IFO I geldt dat in het investeringsreglement is opgenomen dat ook voor iedere afzonderlijke participatie een exit-strategie wordt geformuleerd. 11. Innovatiefonds versus Energiefonds Bij het uitwerken van het Innovatiefonds is gebruik gemaakt van de ervaringen met het inrichten van het Energiefonds. Toch verschilt het Innovatiefonds op een aantal punten van het Energiefonds. Om te beginnen kent het Innovatiefonds geen einddatum. De vrijkomende middelen worden revolverend ingezet, zolang u de kaders op de vlak niet wijzigt. Het Energiefonds Overijssel II voert een provinciale subsidieregeling uit namens de provincie, bij IFO II zal middels verordening subsidierechtelijke bevoegdheid worden toegekend/gecreëerd. 12. Innovatieloketten Het Innovatiefonds is afhankelijk van de toelevering van goede businesscases. De Innovatieloketten (Kennispark Twente, Stedendriehoek Innoveert en Kennispoort Zwolle) spelen hierin een leidende rol. Vooral in de regio’s Zwolle en Stedendriehoek blijft de ontwikkeling achter en is er behoefte aan ondersteuning door de innovatieloketten. We reserveren daarom € 500.000 voor de financiering van de ondersteuning in Zwolle en de Stedendriehoek. Voor Kennispark Twente is via de het voorstel over Sanderink Technology Centre (PS/2014/360) al voorzien in een structurele financiering. Vervolg en uitvoering Gehoord uw eventuele wensen en/of bedenkingen (materieel: instemming) volgt eind 2014 een definitief besluit tot oprichting van IFO I en IFO II. De vennootschapsrechtelijke oprichtingsbesluiten worden genomen door (de directie van) HFO. Op dat moment worden tevens de akte van oprichting (statuten), investeringsreglement en directiereglement definitief vastgesteld. Hiervoor is onze voorafgaande goedkeuring (en de reeds dan doorlopen voorhangprocedure bij uw Staten) als aandeelhouder van HFO nodig op grond van het Governancereglement. Op het moment dat de goedkeuring is verleend, volgt de constituerende Vergadering van Aandeelhouders en zal een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden. Risico’s en risicoafdekking In lijn met de eerdere besluitvorming over de voorlopers van het Innovatiefonds (eerste en tweede subsidieregeling van € 10 respectievelijk € 7,5 miljoen) wordt gegeven het hoge risicoprofiel van beoogde doelondernemingen, de revolverende inzet van middelen en een niet uit te sluiten leegloop van het fonds, vooralsnog een risicovoorziening gevormd ter grootte van de volledige fondsomvang (€ 41,5 miljoen). Dit betekent dat aan de bestaande voorziening € 24 miljoen zal worden toegevoegd. Bij de uitwerking van het beleid rondom de financieringsreserve, zullen ook de risicovoorzieningen in ogenschouw worden genomen. Dit kan aanleiding zijn om de risicovoorziening te herzien. Staatssteun De leningen vanuit IFO II worden conform de daarvoor geldende voorschriften van de Europese Commissie ingezet. Door de toepassing van deze voorschriften is er voor wat betreft de leningen geen sprake van staatssteun. Voor de participaties vanuit IFO I geldt dat er wel sprake is van Staatsteun. Het investeringsreglement is echter gebaseerd op de Omnibus Decentraal Regeling. Door het investeringsreglement te baseren op deze Regeling is er geen sprake van ongeoorloofde steun en hoeft vooraf geen melding aan of goedkeuring van de Europese Commissie te worden gevraagd, Gevolgen Wet HOF De financiering van IFO I en IFO II vormen zogeheten’ financiële transacties’. Deze hebben geen effect op het EMU saldo, zolang de deelnemingen niet afgewaardeerd en de voorziening moet worden aangesproken. Indien het fonds na verloop van tijd leeg zal lopen, zal dit leiden
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
7
tot afwaardering van de deelnemingen en het aanspreken van de voorziening. Als gevolg daarvan zal het EMU effect over de jaren maximaal € 41,5 miljoen kunnen bedragen (de omvang van het gehele fonds).
Conclusie Het nu voorliggende voorstel voor de oprichting van het Innovatiefonds Overijssel voldoet aan de door uw Staten vastgestelde kaders. In combinatie met ons voorstel voor de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel hebben wij een balans gecreëerd tussen een op de ondernemers gerichte en zakelijke afhandeling van verzoeken tot financiering aan de ene kant en een actieve sturende rol als aandeelhouder aan de andere kant.
Voorstel Gelet op het voorgaande stellen wij u voor het besluit te nemen, als in concept in bijlage I verwoord. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitti secretaris,
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2014/578
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 8 juli 2014 - kenmerk 2014/0192869 overwegende 1. dat in het Hoofdlijnenakkoord de ambitie uitgesproken is meer om andere financiële arrangementen te hanteren dan alleen subsidies; 2. dat met het Innovatiefonds een impuls wordt gegeven aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid bij innovatieve bedrijvigheid in de topsectoren, waaronder de maakindustrie en met name het MKB; 3. dat met het voorliggende voorstel invulling wordt gegeven aan de op 12 december 2012 (PS/2012/945) vastgestelde kaders; 4. dat (met de oprichting van) Innovatiefonds Overijssel I B.V. en Innovatiefonds Overijssel II B.V. is uitgewerkt conform de voorwaarden beschreven in het voorstel voor de oprichting van de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel (PS/2014/306); 5. dat ten ter afdekking van de risico’s van de leningen en participaties vanuit IFO I en IFO II een voorziening is ingesteld en dat deze met € 24 miljoen zal worden verhoogd; 6. dat het verzoek tot goedkeuring door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor het oprichten van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. is ingediend; 7. dat na ontvangen goedkeuring van de Minister HFO wordt opgericht en dan het college van Gedeputeerde Staten in zijn rol als aandeelhouder van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. (HFO) het besluit tot voorafgaande goedkeuring voor oprichting van IFO I BV en IFO II BV door HFO neemt met inachtneming van onderstaande besluiten van PS; 8. dat voor het oprichten van IFO I B.V. en IFO II B.V. geen aanvullende goedkeuring door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties noodzakelijk is; 9. dat Gedeputeerde Staten via voorliggend Statenvoorstel Provinciale Staten in de gelegenheid stellen desgewenst wensen en bedenkingen te uiten; besluiten: Onder voorbehoud van goedkeuring van de oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen
Overijssel B.V. door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en onder voorbehoud van de feitelijke oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V.: 1. met instemming kennis te nemen van het voornemen van Gedeputeerde Staten tot (het verlenen van goedkeuring aan HFO voor) de oprichting van de vennootschap Innovatiefonds Overijssel I B.V. ten behoeve van het aangaan van participaties 2. met instemming kennis te nemen van het voornemen van Gedeputeerde Staten tot (het verlenen van goedkeuring aan HFO voor) de oprichting van de vennootschap Innovatiefonds Overijssel II B.V. ten behoeve van het verstrekken van leningen 3. het College van Gedeputeerde Staten te verzoeken Provinciale Staten schriftelijk te informeren over de feitelijke oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V., IFO I B.V. en IFO II B.V.. Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
9
Bijlage II Onder voorbehoud van goedkeuring van de oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en onder voorbehoud van de feitelijke oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. vast te stellen de navolgende: Verordening voor Innovatiefonds Overijssel
10
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
Bijlage III Onder voorbehoud van goedkeuring van de oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en onder voorbehoud van de feitelijke oprichting van Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. vast te stellen de navolgende: Verordening voor Innovatiekredieten Overijssel
Statenvoorstel nr. PS/2014/578
11
INVESTERINGSREGLEMENT INNOVATIEFONDS OVERIJSSEL Vastgesteld bij besluit van het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel d.d. […] in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE OVERIJSSEL, welke heeft gehandeld als enig aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Innovatiefonds Overijssel I B.V., statutair gevestigd te [invullen], kantoorhoudende aan [invullen] te [invullen] (hierna te noemen: “Innovatiefonds Overijssel”). A. OVERWEGINGEN: 1. In het hoofdlijnenakkoord “De Kracht van Overijssel” zijn de ambities opgenomen voor het stimuleren van innovatie en het versterken van de regionale economische structuur. Het regionaal economische beleid is een kerntaak van de provincie Overijssel (hierna: de “Provincie”) en is door Provinciale Staten op 18 april 2012 vastgesteld met het investeringsbesluit Kerntaak Regionale Economie. In dat besluit is tevens de opdracht geformuleerd een innovatiefonds uit te werken. Met de oprichting van Innovatiefonds Overijssel geeft de Provincie invulling aan de doelstelling om de innovatie in de Provincie te stimuleren. 2. Innovatiefonds Overijssel dient deze doelstelling onder meer te bereiken door middel van het tezamen met anderen verstrekken van Risicokapitaal aan technologisch-innovatieve ondernemingen in de sectoren High Tech Systems & Materials (HTSM), waaronder de maakindustrie; Kunststoffen & chemie; Gezondheidszorg/Life Sciences en crossovers die tot stand komen tussen de genoemde sectoren en de volgende sectoren: Agro-food, Vrije tijdseconomie, Energie en Bouw. 3. Innovatiefonds Overijssel zal uitsluitend Risicokapitaal verstrekken binnen de kaders van Module 9 “Risicokapitaal voor MKB” van de Omnibus Decentraal Regeling of diens opvolger, dan wel met voorafgaande instemming van de Europese Commissie. 4. Teneinde te verzekeren dat de investeringsbeslissingen van Innovatiefonds Overijssel ter zake van de verstrekking van Risicokapitaal plaatsvinden op een zakelijke grondslag heeft de Provincie erin voorzien dat (i) de vergoeding van de Directie/Beheerder van Innovatiefonds Overijssel prestatiegerelateerd is, (ii) de doelstellingen van Innovatiefonds Overijssel en het tijdschema voor de investeringen in een met een externe fondsbeheerder te sluiten managementovereenkomst worden vastgelegd, (iii) bij het fondsbeheer goede praktijken en bedrijfstoezicht worden toegepast en (iv) een Adviescommissie wordt aangewezen waarvan de meerderheid van de leden uit particuliere partijen (zoals deskundigen) bestaat. Deze Adviescommissie is betrokken bij de investeringsbeslissingen middels het verstrekken van onafhankelijke adviezen aan Innovatiefonds Overijssel ter zake de verstrekking van Risicokapitaal. 5. Teneinde te verzekeren dat Innovatiefonds Overijssel winstgericht is, heeft de Provincie erin voorzien dat vooraf aan de investeringsbeslissing (i) voor elke Participatie en elk ingezet Hybride kapitaalinstrument een Businesscase aanwezig dient te zijn dat de levensvatbaarheid van de activiteit die onderwerp is van de Businesscase aantoont en dat (ii) voor iedere Participatie en ieder ingezet Hybride kapitaalinstrument een heldere en realistische Exitstrategie voorhanden is.
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 1/9
6. In dit Reglement wordt nader uiteengezet (i) aan welke ondernemingen Risicokapitaal ter beschikking kan worden gesteld, (ii) op welke wijze Innovatiefonds Overijssel Risicokapitaal kan verstrekken aan deze ondernemingen en (iii) de wijze waarop Innovatiefonds Overijssel beslissingen over het verstrekken van Risicokapitaal neemt, dit mede in verband met de Europese regelgeving inzake staatssteun. 7. Innovatiefonds Overijssel kan uitsluitend investeren onder de voorwaarden zoals in dit Reglement bepaald. 8. Wijzigingen in het Reglement kunnen alleen worden aangebracht met instemming van de Algemene Vergadering. B. REGLEMENT 1.
Definities Aanbeveling: Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (Pb. L 124/36). Aanloopkapitaal: Risicokapitaal dat aan Doelondernemingen wordt verstrekt voordat zij beginnen met commerciële productie of dienstverlening en voordat zij winst maken, en die voor productontwikkeling en marktintroductie is bedoeld, zoals bedoeld in Module 9 van de ODR. Adviescommissie: het adviescomité als bedoeld op pagina 15, punt 6, onder b, van Module 9 van de ODR, waarvan de meerderheid van de leden uit particuliere partijen (zoals deskundigen) bestaat en bij de besluitvorming betrokken is om te verzekeren dat Innovatiefonds Overijssel ten aanzien van de verstrekking van Risicokapitaal op zakelijke grondslag wordt beheerd. Algemene Vergadering: de algemene vergadering van Innovatiefonds Overijssel. Beginkapitaal: Risicokapitaal dat aan een Doelonderneming wordt verschaft om een initieel concept te bestuderen, te beoordelen en te ontwikkelen, voordat er sprake is van een stadium waarin Aanloopkapitaal kan worden verschaft, een en ander als bedoeld in de ODR. Behouden of gecreëerde arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis (1 fte), gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden welke met de Businesscase wordt geschapen of in stand wordt gelaten. Businesscase: een document met informatie waarin de aanvrager aangeeft hoe hij verwacht geld te gaan verdienen met het te ontwikkelen product, proces of de dienst (hierna gezamenlijk als “product” aangeduid). Voor de onderbouwing van de Businesscase moeten actuele gegevens worden gebruikt. Naast een beschrijving van eventuele bestaande activiteiten, dient duidelijk het belang van de Businesscase voor de onderneming te blijken. In het bijzonder dient te worden ingegaan op de volgende aspecten:
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 2/9
-
aanwezige kennis en ervaring bij ondernemer(s), management en/of belangrijke medewerkers met organigram; aandeelhouders en juridische structuur van de (groep van) onderneming(en); een beschrijving van het product; een beschrijving van de levensvatbaarheid van de activiteit die onderwerp is van de Businesscase; strategie en businessmodel; marktanalyse van bestaande alternatieven, concurrenten en trends; onderscheidend vermogen van het te ontwikkelen product in vergelijking tot bestaande producten; getalsmatige onderbouwing van commercieel perspectief, marktomvang, concrete meerwaarde voor eindgebruiker, beoogde marktaandeel en kostprijsopbouw; wijze van vermarkten; omzet-, en resultaat-en liquiditeitsprognose; rendementsberekeningen voor de Businesscase.
ODR: Omnibus Decentraal Regeling, “Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OO&I)”, die ten tijde van het vaststellen van dit Reglement op de website van Europa Decentraal is gepubliceerd. College van GS: het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel. Directiereglement: het directiereglement van Innovatiefonds Overijssel. Directie: het bestuur van Innovatiefonds Overijssel. Doelonderneming: een onderneming waaraan Innovatiefonds Overijssel Risicokapitaal verschaft of overweegt te verschaffen. Exitstrategie: strategie voor de beëindiging van Participaties en ingezette Hybride kapitaalinstrumenten door Innovatiefonds Overijssel volgens een plan om een maximaal rendement te behalen, zoals (maar niet uitputtend) commerciële verkoop, afschrijvingen, terugbetaling van preferente aandelen/leningen, verkoop aan een durfkapitaalverschaffer, verkoop aan een financiële instelling en verkoop via een openbaar aanbod (met inbegrip van beursintroductie). Hybride kapitaalinstrumenten: instrumenten waarvan het rendement voor de houder (Innovatiefonds Overijssel) in hoofdzaak gebaseerd is op de winst of het verlies van de onderliggende doelonderneming; de instrumenten zijn ongedekt bij niet-nakoming. Innovatiefonds Overijssel: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Innovatiefonds Overijssel I B.V. Kleine Onderneming: een onderneming in de zin van de Aanbeveling, met minder dan 50 werknemers en met een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 10 miljoen. Een onderneming wordt niet als een Kleine onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten,
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 3/9
behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van de Aanbeveling bedoelde gevallen. Maatschappelijk rendement: behouden of gecreëerde arbeidsplaatsen in Overijssel. Middelgrote Onderneming: een onderneming in de zin van de Aanbeveling, met minder dan 250 werknemers en met een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Een onderneming wordt niet als een Middelgrote onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van de Aanbeveling bedoelde gevallen. Micro-ondernemingen: een onderneming in de zin van de Aanbeveling, met minder dan 10 werknemers en met een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 2 miljoen. Een onderneming wordt niet als een micro-onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van de Aanbeveling bedoelde gevallen. Module 9: Module 9 “Risicokapitaal voor MKB”, dat onderdeel is van de ODR. Onderneming in moeilijkheden: een Doelonderneming die in moeilijkheden verkeert in de zin van de “Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden” (Pb. C 244/2). Ontwikkelingskapitaal: Risicokapitaal dat wordt verstrekt ten behoeve van de groei en expansie van een Doelonderneming. Dit kapitaal mag worden gebruikt voor het financieren van extra productiecapaciteit, voor markt- of productontwikkeling of als extra werkkapitaal. Participatie: een deelneming van Innovatiefonds Overijssel als bedoeld in art. 2:24c BW. Private investeerder: een particuliere marktinvesteerder die Risicokapitaal verstrekt aan de Doelondernemingen Provincie: de publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Overijssel. Reglement: dit investeringsreglement. Risicokapitaal: risicodragend vermogen in de vorm van aandelenkapitaal en Hybride kapitaalinstrumenten. Algemene bepalingen 2.1
Innovatiefonds Overijssel kan overeenkomstig dit Reglement Risicokapitaal verschaffen aan Doelondernemingen voor de uitvoering van de Businesscase in de Provincie. Tevens kan Innovatiefonds Overijssel, overeenkomstig de bepalingen die in het Directiereglement
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 4/9
zijn opgenomen, Risicokapitaal verschaffen aan andere fondsen die risicokapitaal verschaffen. 2.2
Innovatiefonds Overijssel kan enkel Risicokapitaal verschaffen aan Doelondernemingen die actief zijn in de sectoren High Tech Systems & Materials (HTSM), waaronder de maakindustrie; Kunststoffen & chemie; Gezondheidszorg/Life Sciences en crossovers die tot stand komen tussen de genoemde sectoren en de volgende sectoren: Agro-food, Vrije tijdseconomie, Energie en Bouw.
2.3
Innovatiefonds moeilijkheden.
2.4
Innovatiefonds Overijssel verstrekt geen Risicokapitaal aan Doelondernemingen voor activiteiten die verband houden met de uitvoer (“exportsteun”), waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden, aan de oprichting en exploitatie van een distributienet of aan andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden inzake de uitvoer en/of steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten.
2.5
Innovatiefonds Overijssel verstrekt geen Risicokapitaal aan ondernemingen in de scheepsbouw-, kolen-, ijzer-, staal-, wapen-, of nucleaire industrie.
2.6
Innovatiefonds Overijssel verstrekt geen Risicokapitaal aan Doelondernemingen ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en/of onverenigbaar met de gemeenschappelijke of interne markt is verklaard.
2.7
De Directie vergewist zich ervan dat de Doelonderneming niet betrokken is bij afspraken die strijdig zijn met de wet- en regelgeving. Tevens vergewist de Directie zich ervan of de Doelonderneming eerder staatssteun heeft ontvangen in de vorm van Risicokapitaal en hybride kapitaalinstrumenten zoals bedoeld in Module 9 van de ODR.
3
Aard van de Doelondernemingen
3.1
Innovatiefonds Overijssel kan Risicokapitaal verstrekken aan Kleine, Middelgrote en Micro-ondernemingen. Innovatiefonds Overijssel vergewist zich ervan of een Doelonderneming een Kleine, Middelgrote en Micro-onderneming is alvorens daaraan Risicokapitaal te verstrekken. Het voorgaande geldt niet indien Innovatiefonds Overijssel kapitaal verstrekt aan andere fondsen zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Reglement.
3.2
Om in aanmerking te komen voor de verstrekking van Risicokapitaal door Innovatiefonds Overijssel dient de Doelonderneming te worden gedreven door een rechtspersoon.
3.3
Innovatiefonds Overijssel dient zeker te stellen dat het verstrekte Risicokapitaal direct ten goede komt aan de uitvoering van de Businesscase waarvoor het Risicokapitaal wordt verstrekt en niet ten goede komt aan moeder-, dochter-, of zusterondernemingen van de Doelonderneming. Een Participatie vindt plaats in de Doelonderneming die de Businesscase uit zal voeren.
4
Aard van de investering
Overijssel
verstrekt
geen Risicokapitaal
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
aan
Ondernemingen
in
Pagina 5/9
4.1
Voor zover de Doelonderneming een Kleine of Micro-onderneming is, kan Innovatiefonds Overijssel Beginkapitaal, Aanloopkapitaal en/of Ontwikkelingskapitaal verstrekken.
4.2
Voor zover de Doelonderneming een Middelgrote Onderneming is, kan Innovatiefonds Overijssel Beginkapitaal en Aanloopkapitaal verstrekken.
4.3
In alle gevallen verstrekt Innovatiefonds Overijssel niet meer dan 50% van het in de Doelonderneming geïnvesteerde of te investeren Risicokapitaal.
4.4
De investering van Innovatiefonds Overijssel bedraagt in alle gevallen niet meer dan € 2.500.000,-- per periode van twaalf maanden per Doelonderneming. Indien de Doelonderneming in de afgelopen twaalf maanden staatssteun heeft ontvangen in de vorm van Risicokapitaal, dient het door Innovatiefonds Overijssel te verstrekken Risicokapitaal dusdanig te worden verlaagd dat de totale steun in de vorm van Risicokapitaal, het bedrag van € 2.500.000,-- per twaalf maanden niet overschrijdt.
4.5
De investering van Innovatiefonds Overijssel bedraagt minimaal € 100.000,--.
5
Voorwaarden voor investering
5.1
Innovatiefonds Overijssel kan alleen Risicokapitaal verstrekken indien uit de Businesscase blijkt dat aan de voorwaarden van artikelen 2 tot en met 4 van dit Reglement is voldaan.
5.2
Innovatiefonds Overijssel kan alleen Risicokapitaal verstrekken indien voor de investering een heldere en realistische Exitstrategie voorhanden is.
5.3
Innovatiefonds Overijssel kan alleen Risicokapitaal verstrekken aan een Doelonderneming wanneer één of meerdere Private investeerders zich schriftelijk hebben verbonden om, onder dezelfde voorwaarden als Innovatiefonds Overijssel, of onder minder gunstige voorwaarden dan Innovatiefonds Overijssel, ten minste een gelijk bedrag aan Risicokapitaal als Innovatiefonds Overijssel te verstrekken aan de Doelonderneming. De Private investeerders kunnen geen A en B aandelen verkrijgen of andere preferente constructies aangaan.
5.4
De Private investeerders bedoeld in artikel 6.3 van dit Reglement dienen onafhankelijk te zijn van de Doelonderneming. De Directie dient vast te stellen dat deze Private investeerders daadwerkelijk onafhankelijk zijn.
5.5
Innovatiefonds Overijssel verlangt van de Doelonderneming ten minste eenmaal per kwartaal een rapportage over de voortgang van de Businesscase, ten aanzien van door de Directie per Businesscase nader te bepalen parameters.
5.6
De Directie verlangt van de Doelonderneming dat de jaarrekening, bestaande uit de balans en winst- en verliesrekening en toelichting daarop, voorzien van accountantsverklaring afgegeven door een registeraccountant, binnen zes maanden na het einde van het boekjaar is opgemaakt en openbaargemaakt.
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 6/9
5.7
Innovatiefonds Overijssel kan alleen Risicokapitaal verstrekken, wanneer de aandeelhouders van de Doelonderneming zich ten aanzien van de bezoldiging van de bestuurder(s) van de Doelonderneming conformeren aan het beloningsbeleid als vastgelegd in PS/2009/140 en haar eventuele latere updates.
6
Besluitvorming over investering
6.1
De Directie zal ervoor zorgdragen dat ter zake van investeringen in Doelondernemingen de bepalingen uit zowel dit Reglement als het Directiereglement worden nageleefd.
6.2
De Doelonderneming die voor een investering door Innovatiefonds Overijssel in aanmerking wil komen dient een Businesscase in bij Innovatiefonds Overijssel.
6.3
De Doelonderneming geeft bij indiening van de Businesscase aan of, en zo ja, welke, Private investeerder bereid is ten behoeve van de uitvoering van de Businesscase Risicokapitaal te verstrekken aan de Doelonderneming.
6.4
De Doelonderneming geeft bij indiening van de Businesscase tevens aan waarom zonder de verstrekking van Risicokapitaal door Innovatiefonds Overijssel de te bereiken doelstellingen van de Doelonderneming niet of minder goed kunnen worden bereikt, waarbij een vergelijking wordt gemaakt met de verstrekking van Risicokapitaal door één of meerdere private ondernemingen.
6.5
De Doelonderneming geeft bij indiening van de Businesscase aan wat het Maatschappelijk rendement is bij de realisatie van de Businesscase.
6.6
Wanneer de Doelonderneming geen geïnteresseerde Private investeerder kan noemen/aandragen, kan de Directie bezien of hij een Private investeerder kan interesseren voor de Businesscase, mits na een eerste verkenning van de Businesscase blijkt dat de investering binnen de doelstellingen en prioriteiten van Innovatiefonds Overijssel valt. Innovatiefonds Overijssel mag enkel tot de verstrekking van Risicokapitaal overgaan indien tussen de Doelonderneming en de Private investeerder contractueel is vastgelegd dat de Private investeerder Risicokapitaal verstrekt zoals bedoeld in artikel 5.3 van dit Reglement.
6.7
De Directie bepaalt, al dan niet in overleg met een Private investeerder, of een due diligence bij de Doelonderneming gewenst is.
6.8
De uitkomsten van het due diligence onderzoek en/of de beoordeling door de Directie van de Businesscase inclusief Exitstrategie wordt opgenomen in het voorstel tot verstrekken van Risicokapitaal. In het voorstel tot verstrekken van Risicokapitaal gaat de Directie tevens in op het al dan niet verlangen van garanties, als uitkomst van het due diligence onderzoek, en de motivering van zijn bevindingen ter zake. Voorts gaat de Directie in op de wijze waarop de Doelonderneming zal rapporteren, welke gegevens de Directie in het kader van de rapportage als bedoeld in artikel 5.5 van dit Reglement verlangt, en hoe Innovatiefonds Overijssel de resultaten van de uitvoering van de Businesscase zal monitoren.
6.9
De Businesscase en het voorstel tot verstrekken van Risicokapitaal worden voorgelegd aan de Adviescommissie.
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 7/9
6.10
De Adviescommissie adviseert de Directie over het voorstel tot het verstrekken van Risicokapitaal en geeft haar eigen oordeel over het al dan niet investeren in dat concrete geval. De Adviescommissie toetst daarbij in welke mate Businesscases voldoen aan dit Reglement, met name wat betreft de levensvatbaarheid en winstgevendheid van de Businesscase en de Exitstrategie.
6.11
De Directie zal bij de investeringsovereenkomst die de Directie wenst te sluiten ter zake van de verstrekking van Risicokapitaal blijven binnen de kaders die volgen uit het advies van de Adviescommissie in elk concreet geval.
7
Uitvoering Businesscase
7.1
Onverminderd de rapportageverplichtingen die de Doelonderneming worden opgelegd ten aanzien van de voortgang van de Businesscase, bepaalt de Directie dat de Doelonderneming in ieder geval gedurende de looptijd van de investeringsovereenkomst voldoet aan de geldende wet- en regelgeving.
8
Desinvesteringen
8.1
De Directie rapporteert ten minste éénmaal per jaar aan de Adviescommissie over de waardecreatie en de strategie tot desinvestering (Exitstrategie).
8.2
Een voorstel tot beëindiging van een Participatie of een ingezet Hybride kapitaalinstrument wordt voorgelegd aan de Adviescommissie. Wanneer de Adviescommissie positief adviseert over een voorstel tot het beëindigen van een Participatie of een ingezet Hybride kapitaalinstrument, en na daartoe verkregen goedkeuring door de Algemene Vergadering zoals voorzien in het Directiereglement, gaat de Directie over tot zo spoedig mogelijke beëindiging onder de voorwaarden waarmee de Algemene Vergadering heeft ingestemd. Bij een negatief advies van de Adviescommissie kan de Directie het beëindigingsvoorstel alsnog ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering voorleggen of het voorstel intrekken.
8.3
De Directie kan in het voorstel tot verstrekken van Risicokapitaal voorstellen dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde rapportage voor het eerst wordt uitgebracht uiterlijk aan het eind van het tweede jaar nadat het Risicokapitaal is verschaft.
8.4
In de investeringsovereenkomst wordt bepaald dat Innovatiefonds Overijssel, in nauw overleg met de daartoe aangewezen organen, een Participatie of ingezet Hybride kapitaalinstrument met onmiddellijke ingang kan beëindigen, indien de Doelonderneming betrokken wordt in een strafrechtelijk onderzoek, dan wel een onderzoek door de Autoriteit Consument & Markt naar mogelijke overtredingen van de Mededingingswet.
9
Communicatie met betrekking tot investeringen
9.1
De Doelonderneming en Innovatiefonds Overijssel stellen in gezamenlijkheid een communicatieplan op. Onderdeel van het communicatieplan is in elk geval dat de bekendmaking van investeringen en desinvesteringen, met name in de vorm van persberichten, uit naam van en gezamenlijk met het College van GS geschiedt.
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 8/9
10
Afwijking van het Reglement
10.1
In bijzondere gevallen en op voordracht van de Directie kan in afwijking van de bovenstaande bepalingen Risicokapitaal worden verschaft met inachtneming van de volgende bepalingen. In zijn voordracht besteedt de Directie aandacht aan de vraag of een staatssteunaanmelding bij de Europese Commissie noodzakelijk is en of de Europese Commissie naar verwachting goedkeuring zal verlenen aan verstrekking van Risicokapitaal.
10.2
Het voorgenomen besluit tot verstrekking van Risicokapitaal wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Algemene Vergadering. Indien de Algemene Vergadering besluit een aanmelding bij de Europese Commissie te doen, bereidt de Directie deze aanmelding voor.
10.3
Innovatiefonds Overijssel maakt te allen tijde jegens de Doelonderneming een uitdrukkelijk voorbehoud van goedkeuring door de Algemene Vergadering zoals voorzien in het Directiereglement, zowel ten aanzien van de vraag of Risicokapitaal zal worden verstrekt als ten aanzien van de vorm van het Risicokapitaal.
11
Werking
11.1
Dit Reglement kent geen rechten aan derden toe, met name geen rechten tot verstrekking van Risicokapitaal door Innovatiefonds Overijssel aan een Doelonderneming.
12
Wijziging en duur Reglement
12.1
Dit Reglement geldt totdat het door de Algemene Vergadering wordt gewijzigd of ingetrokken.
12.2
De Algemene Vergadering is te allen tijde bevoegd dit Reglement te wijzigen. Bij wijziging van het Reglement bepaalt de Algemene Vergadering de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen. Wijzigingen in het Reglement hebben geen gevolgen voor Participaties die reeds tot uitgifte van aandelen in de Doelonderneming aan Innovatiefonds Overijssel hebben geleid of voor de reeds ingezette Hybride kapitaalinstrumenten.
13
Toepasselijk recht
13.1
Dit Reglement en de uitleg ervan worden beheerst door Nederlands recht.
Investeringsreglement Innovatiefonds Overwijssel - versie 17-02-2014
Pagina 9/9
-1OPRICHTING INNOVATIEFONDS OVERIJSSEL I B.V. (participaties) 504734 TR/MK versie d.d. 25 juni 2014/15 oktober 2013 Op verscheen voor mij, mr. THEODORUS ALEXANDER RITSEMA, notaris, gevestigd te Zwolle: *** te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde ter vertegenwoordiging van de te Zwolle gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V., kantoor houdend te Zwolle op het adres: **, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer ** De comparante, handelend als gemeld, verklaarde een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op te richten welke wordt geregeerd door de volgende STATUTEN: Artikel 1. NAAM EN ZETEL. 1. De vennootschap draagt de naam: Innovatiefonds Overijssel I B.V. 2. Zij heeft haar zetel te Zwolle. Artikel 2. DOEL. 1. De vennootschap heeft ten doel: a. het direct en indirect ondersteunen, versterken en verankeren van het economisch klimaat en economisch beleid voor en met name in de Provincie Overijssel door middel van het – al dan niet tezamen met een of meer derden - deelnemen in en besturen van andere ondernemingen en vennootschappen – in hoofdzaak - in de provincie Overijssel welke zich bezig houden met of onderscheiden op het gebied van de bevordering of ontwikkeling van innovatieve kennis, toepassingen of technieken; b. het geven van adviezen op vorenbedoeld gebied, alsmede het verrichten van alle handelingen, welke in de ruimste zin verband kunnen houden met of bevorderlijk kunnen zijn voor het vorenstaande. 2. De vennootschap is -voor zover daarop in deze statuten niet een uitzondering is gemaakt- voorts bevoegd tot het verstrekken van of meewerken aan de financiering van vennootschappen die met haar in een groep verbonden zijn, alsmede tot het stellen van zekerheden en het zich op andere wijze sterk maken of zich hoofdelijk of anderszins verbinden voor of naast anderen. 3. Bij het nastreven van het doel zal de vennootschap, binnen het kader van een evenwichtig beleid, rekening houden met de belangen van haar aandeelhouder(s). 4. Ter verwezenlijking van haar in dit artikel omschreven doel zal de vennootschap niet voorzien in de financieringsbehoefte van natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 3. KAPITAAL EN AANDELEN. 1. Het kapitaal van de vennootschap bestaat uit één of meerdere aandelen, (elk) met een nominale waarde van *** euro (€ ***), en doorlopend genummerd van 1 af. 2. Alle aandelen luiden op naam.
-23. Er kunnen geen aandeelbewijzen worden uitgegeven. Artikel 4. BEGRIPSBEPALINGEN. 1. In deze statuten wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders wordt vermeld, verstaan onder: a. de directie: het bestuur in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; b. directeur(en): bestuurder(s) in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; c. de algemene vergadering: de algemene vergadering van aandeelhouders; d. certificaten: certificaten op naam van aandelen in het kapitaal van de vennootschap; e. certificaathouders: houders van certificaten; f. vergadergerechtigden: aandeelhouders, houders van certificaten waaraan vergaderrechten zijn verbonden, stemgerechtigde vruchtgebruikers van aandelen en stemgerechtigde pandhouders van aandelen; g. vergaderrecht: het recht om de algemene vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren; h. jaarrekening: de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting; i. e-mail: een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht . 2. Onder het begrip: "schriftelijk" wordt in deze statuten tevens begrepen: per telefax of per e-mail. 3. De begrippen zoals gedefinieerd in lid 1 hebben in het enkelvoud dezelfde betekenis als in het meervoud en omgekeerd. Artikel 5. REGISTER 1. De directie houdt ten kantore van de vennootschap een register waarin de volgende gegevens zijn opgenomen: a. de namen en adressen van alle aandeelhouders met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening, alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag; b. de namen en adressen van hen die een recht van vruchtgebruik of een pandrecht op aandelen hebben, met vermelding van de datum waarop zij het recht hebben verkregen en de datum van erkenning of betekening, alsmede met vermelding welke aan de aandelen verbonden rechten hen toekomen; c. de namen en adressen van de houders van certificaten van aandelen waaraan vergaderrecht is verbonden, met vermelding van de datum waarop het vergaderrecht aan het betreffende certificaat is verbonden en de datum van erkenning of betekening; d. de e-mailadressen van de vergadergerechtigden die instemmen met oproeping voor de algemene vergadering door middel van e-mail, zomede de vermelding dat de betreffende vergadergerechtigde met zodanige oproeping heeft ingestemd. e. het van rechtswege ontstane pandrecht op aandelen waarvoor certificaten met vergaderrecht zijn uitgegeven; en f. ieder verleend ontslag van aansprakelijkheid voor nog niet gedane stortingen. Het register wordt regelmatig bijgehouden. Iedere aantekening in het register wordt getekend door een directeur. 2. Zodra door een vergadergerechtigde de instemming met oproeping per e-
-3mail is ingetrokken, wordt de vermelding van het e-mailadres uit het register verwijderd. 3. Aandeelhouders en anderen van wie gegevens ingevolge lid 1 in het register moeten worden opgenomen, verschaffen aan de directie tijdig de nodige gegevens. 4. De directie verstrekt desgevraagd aan een aandeelhouder, een vruchtgebruiker en een houder van een certificaat van een aandeel waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden om niet een uittreksel uit het register met betrekking tot zijn recht op een aandeel of certificaat van een aandeel. Rust op het aandeel een recht van vruchtgebruik, dan vermeldt het uittreksel welke aan de aandelen verbonden rechten hen toekomen. 5. De directie legt het register ten kantore van de vennootschap ter inzage van de vergadergerechtigden. De gegevens van het register omtrent nietvolgestorte aandelen zijn ter inzage van ieder van de vergadergerechtigden; een afschrift of uittreksel van deze gegevens wordt ten hoogste tegen kostprijs verstrekt. 6. Vergadergerechtigden en vruchtgebruikers zonder stemrecht zijn verplicht er zorg voor te dragen dat hun woonplaats en adres – daaronder een emailadres begrepen – te allen tijde bij de vennootschap bekend zijn; zij zijn zelf aansprakelijk voor de schade die uit het niet voldoen aan deze verplichting voor hen mocht voortvloeien. 7. Oproepingen, kennisgevingen, verklaringen, verzoeken, opgaven, mededelingen en, in het algemeen, alle berichten die bestemd zijn voor de in het vorige lid bedoelde personen, worden gericht aan de bij de vennootschap bekende adressen als bedoeld in het vorige lid. Artikel 6. AANDELEN BEHORENDE TOT EEN GEMEENSCHAP. 1. Behoren één of meer aandelen of een recht van vruchtgebruik of een pandrecht daarop, dan wel één of meer certificaten of een recht van vruchtgebruik of een pandrecht daarop tot een gemeenschap waarop titel 3:7 Burgerlijk Wetboek van toepassing is, dan kunnen de deelgenoten zich slechts door één persoon tegenover de vennootschap doen vertegenwoordigen. 2. De aanwijzing van een vertegenwoordiger als in lid 1 van dit artikel bedoeld of een wijziging daarvan heeft tegenover de vennootschap eerst effect, zodra haar daarvan -indien de vennootschap zulks verlangt- op deugdelijke wijze is gebleken. Artikel 7. UITGIFTE VAN AANDELEN. VOORKEURSRECHT. 1. Onder uitgifte van aandelen wordt mede begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, alsmede het vervreemden door de vennootschap van aandelen in haar kapitaal die zij zelf houdt, tenzij deze statuten anders bepalen. Onder uitgifte van aandelen wordt niet begrepen het uitgeven van aandelen aan iemand, indien en voor zover deze een voordien reeds verkregen recht tot het nemen van aandelen uitoefent. 2. Uitgifte van aandelen geschiedt door de directie ingevolge een besluit van de algemene vergadering. Voor de uitgifte van aandelen, waaronder niet begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, is vereist een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. 3. Bij het besluit tot uitgifte van aandelen worden de koers en de verdere voorwaarden van uitgifte door de algemene vergadering bepaald. Tevens
-4wordt bepaald of aan het aandeel stemrecht verbonden is. 4. De vennootschap kan bij uitgifte van aandelen geen eigen aandelen nemen. 5. Iedere aandeelhouder heeft bij uitgifte van aandelen een voorkeursrecht naar evenredigheid van het gezamenlijke bedrag van zijn aandelen, onverminderd het hierna in lid 6 bepaalde. Een niet toewijsbaar overschot wordt per aandeel -op een door de directie te bepalen wijze- onder de gegadigde aandeelhouders verloot. Telkens indien en voor zover er van het voorkeursrecht geen gebruik wordt gemaakt, komt het toe aan de overige gegadigde aandeelhouders in evenredigheid van hun bezit aan aandelen. Het voorkeursrecht kan telkens voor een enkele uitgifte worden beperkt of uitgesloten bij besluit van de algemene vergadering. 6. Aandeelhouders hebben geen voorkeursrecht bij uitgifte van aandelen aan werknemers van de vennootschap of van een groepsmaatschappij. 7. De vennootschap kondigt de uitgifte met voorkeursrecht en het tijdvak waarin dat kan worden uitgeoefend schriftelijk aan alle aandeelhouders aan. Het voorkeursrecht kan worden uitgeoefend gedurende ten minste vier weken na de dag van verzending van de aankondiging. 8. Bij het nemen van een aandeel moet daarop het nominale bedrag worden gestort. Bedongen kan worden dat het nominale bedrag of een deel daarvan eerst behoeft te worden gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat de vennootschap het zal hebben opgevraagd. Storting op een aandeel moet in geld geschieden, voor zover niet een andere inbreng is overeengekomen. Storting in geld in een andere geldeenheid dan die waarin het nominale bedrag van de aandelen luidt, kan slechts geschieden met toestemming van de vennootschap. Artikel 8. VERKRIJGING VAN (EIGEN) AANDELEN/CERTIFICATEN. 1. De directie beslist over de verkrijging van aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Verkrijging door de vennootschap van niet-volgestorte aandelen in haar kapitaal is nietig. 2. De vennootschap mag, behalve om niet, geen volgestorte eigen aandelen verkrijgen indien: a. het eigen vermogen van de vennootschap, verminderd met de verkrijgingsprijs, kleiner is dan de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden; of b. de directie weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging van de aandelen niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden; c. geen machtiging tot de verkrijging is verleend door de algemene vergadering of een daartoe door de algemene vergadering aangewezen ander vennootschapsorgaan. 3. Verkrijging van eigen aandelen is niet toegestaan, indien en voor zover door die verkrijging niet ten minste een (1) aandeel met stemrecht door een ander dan de vennootschap of een dochtermaatschappij wordt gehouden. 4. Indien de vennootschap na een verkrijging anders dan om niet, niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de directeuren die dat ten tijde van de verkrijging wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien, jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging is ontstaan met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. Niet verbonden is de directeur die bewijst dat het niet
-5aan hem te wijten is dat de vennootschap de aandelen heeft verkregen en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. De vervreemder van de aandelen die wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden is jegens de vennootschap gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging van zijn aandelen is ontstaan, voor ten hoogste de verkrijgingsprijs van de door hem vervreemde aandelen, met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. De directeuren en de vervreemder zijn niet bevoegd tot verrekening van hun schuld uit hoofde van dit artikel. 5. Ingeval van een verkrijging onder algemene titel door de vennootschap van aandelen als gevolg waarvan de vennootschap samen met haar dochtermaatschappijen alle aandelen houdt, is het bepaalde artikel 2:207a lid 2 Burgerlijk Wetboek van toepassing. 6. Onder het begrip aandelen in dit artikel zijn certificaten daarvan begrepen. Artikel 9. KAPITAALVERMINDERING. 1. De algemene vergadering kan besluiten tot vermindering van het geplaatste kapitaal door intrekking van aandelen of door het bedrag van aandelen bij statutenwijziging te verminderen. In dit besluit moeten de aandelen waarop het besluit betrekking heeft, worden aangewezen en moet de uitvoering van het besluit zijn geregeld. 2. Een besluit tot intrekking kan slechts betreffen aandelen die de vennootschap zelf houdt of waarvan zij de certificaten houdt. In andere gevallen kan slechts tot intrekking worden besloten met instemming van de betrokken aandeelhouders. 3. Vermindering van het nominale bedrag van aandelen zonder terugbetaling en zonder ontheffing van de verplichting tot storting moet naar evenredigheid op alle aandelen van een zelfde soort of aanduiding plaatsvinden. Van het vereiste van evenredigheid mag worden afgeweken met instemming van alle aandeelhouders. 4. Een ontheffing van de verplichting tot volstorting is slechts mogelijk ter uitvoering van een besluit tot vermindering van het bedrag van de aandelen. Zulk een ontheffing, alsmede een terugbetaling die geschiedt ter uitvoering van een besluit tot vermindering van het bedrag van de aandelen, moet naar evenredigheid op alle aandelen geschieden, tenzij voor de uitgifte van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding of nadien met instemming van alle houders van aandelen van de desbetreffende soort of aanduiding in de statuten is bepaald dat ontheffing of terugbetaling kan geschieden uitsluitend op die aandelen; voor die aandelen geldt de eis van evenredigheid. Van het vereiste van evenredigheid mag worden afgeweken met instemming van alle betrokken aandeelhouders. 5. Het bepaalde in artikel 33 leden 2 tot en met 4 is van overeenkomstige toepassing. 6. Op een besluit tot vermindering van het kapitaal met terugbetaling zijn de leden 3 tot en met 8 van artikel 31 van overeenkomstige toepassing. BLOKKERINGSREGELING. Artikel 10A. GOEDKEURING VOOR DE OVERDRACHT VAN AANDELEN. 1. Elke overdracht van aandelen behoeft de goedkeuring van de algemene vergadering. 2. De goedkeuring wordt aan de vennootschap verzocht onder opgave van het aantal aandelen, dat de aandeelhouder -hierna in dit artikel te noemen: de
-6verzoeker- wenst over te dragen en van de naam van degene(n) aan wie hij het aandeel of de aandelen wil overdragen. 3. De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend: a. indien binnen vijfenveertig (45) dagen na het verzoek om goedkeuring geen beslissing ter kennis van de verzoeker is gebracht; b. indien de algemene vergadering niet gelijktijdig met de weigering van de goedkeuring aan de verzoeker opgave doet van een of meer gegadigden, die bereid zijn al de aandelen waarop het verzoek betrekking heeft tegen contante betaling te kopen voor de prijs, vast te stellen in onderling overleg tussen de verzoeker en de gegadigde(n) en bij gebreke daarvan door een onafhankelijke deskundige. Deze deskundige wordt aangewezen door partijen; indien zij omtrent de aanwijzing van de deskundige binnen een maand geen overeenstemming bereiken, geschiedt die aanwijzing door de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in welker gebied de vennootschap feitelijk is gevestigd. 4. De kosten, verbonden aan de prijsvaststelling door de deskundige overeenkomstig lid 3 van dit artikel, komen ten laste van: a. de verzoeker, indien deze zijn verzoek intrekt; b. de verzoeker voor de helft en de koper(s) voor de andere helft, indien een of meer aandelen worden gekocht door een of meer aandeelhouders of door een of meer door de algemene vergadering aangewezen personen, in dier voege dat iedere koper in de kosten bijdraagt in verhouding van het aantal door hem gekochte aandelen; c. de vennootschap, indien de aandeelhouders van het aanbod geen gebruik hebben gemaakt. 5. De overdracht kan slechts plaatsvinden binnen drie maanden nadat de goedkeuring is verleend of geacht wordt te zijn verleend. 6. De vennootschap zelf kan alleen maar gegadigde zijn met instemming van de verzoeker. De verzoeker kan voorwaarden verbinden aan zijn instemming. 7. De verzoeker is bevoegd het verzoek in te trekken, mits dit geschiedt binnen een maand, nadat hem is medegedeeld aan welke gegadigde(n) hij de aandelen waarop het verzoek betrekking heeft, kan verkopen en tegen welke prijs. Artikel 10B. VOORKEURSRECHTEN. Het in artikel 10A bepaalde is van overeenkomstige toepassing op overdracht of andere overgang van: a. voorkeursrechten bij uitgifte van aandelen; of b. rechten tot het nemen van aandelen. Artikel 11. LEVERING VAN AANDELEN. Voor de levering van aandelen is vereist een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. Een levering als in de vorige zin bedoeld werkt mede van rechtswege tegenover de vennootschap. Behoudens in het geval dat de vennootschap zelf bij de rechtshandeling partij is, kunnen de aan de desbetreffende aandelen verbonden rechten eerst worden uitgeoefend nadat zij de rechtshandeling overeenkomstig de wet heeft erkend of de akte overeenkomstig de wet aan haar is betekend. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de levering van een certificaat waaraan vergaderrecht is verbonden. Artikel 12. VRUCHTGEBRUIK OP AANDELEN. 1. Op aandelen kan een recht van vruchtgebruik worden gevestigd.
-7De aandeelhouder heeft het stemrecht op aandelen waarop een recht van vruchtgebruik is gevestigd. 3. De vruchtgebruiker heeft geen vergaderrechten. 4. Uit het aandeel voortspruitende rechten, strekkende tot het verkrijgen van aandelen, komen aan de aandeelhouder toe, met dien verstande dat hij de waarde daarvan moet vergoeden aan de vruchtgebruiker, voor zover deze krachtens zijn recht van vruchtgebruik daarop aanspraak heeft. 5. Het bepaalde in artikel 11 vindt overeenkomstige toepassing op de vestiging, de afstand en de levering van een recht van vruchtgebruik op aandelen. Artikel 13. PANDRECHT OP AANDELEN. Op aandelen kan geen pandrecht worden gevestigd. Artikel 14. DIRECTIE. BESLUITVORMING. 1. De vennootschap wordt bestuurd door een directie, bestaande uit een of meer directeuren. 2. Een meerhoofdige directie vergadert zo dikwijls een directeur daarom verzoekt. 3. Een meerhoofdige directie besluit met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen is de algemene vergadering bevoegd ter zake een besluit te nemen. 4. Indien een directeur direct of indirect een persoonlijk tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap neemt hij geen deel aan de beraadslaging en besluitvorming ter zake binnen de directie. Indien hierdoor geen directiebesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering. 5. De directie kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk geschiedt en alle stemgerechtigde directeuren met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. De leden 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing. 6. De directie is zonder goedkeuring van de algemene vergadering, bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 2:204 lid 1 Burgerlijk Wetboek. 7. De directie is zonder opdracht van de algemene vergadering niet bevoegd tot het doen van aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap. Artikel 15. BENOEMING EN BEZOLDIGING VAN DIRECTEUREN. 1. Het aantal directeuren wordt vastgesteld door de algemene vergadering. 2. Directeuren worden benoemd door de algemene vergadering. Ook een rechtspersoon kan tot directeur worden benoemd. De algemene vergadering kan één of meer directeuren de titel algemeen directeur verlenen en te allen tijde ontnemen. 3. De bezoldiging van de directeuren, hun overige arbeidsvoorwaarden waaronder begrepen een eventueel winstrecht, alsmede de verdere bijzonderheden en voorwaarden omtrent de aanstelling worden vastgesteld door de algemene vergadering. Bij een besluit tot bezoldiging als hiervoor bedoeld neemt de algemene vergadering in acht het door Provinciale Staten van de Provincie Overijssel gehanteerde beloningsbeleid, zoals vastgelegd in het terzake door Provinciale Staten van Overijssel genomen besluit met kenmerk 2009-140, danwel zoals vastgelegd in latere op het beloningsbeleid betrekking hebbende besluitvorming. Artikel 16. SCHORSING EN ONTSLAG. 1. Een directeur kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de algemene vergadering, doch niet dan nadat hij in de gelegenheid is gesteld in 2.
-8de vergadering waarin tot zijn schorsing of ontslag wordt besloten, te worden gehoord, waarbij hij zich door een raadsman kan doen bijstaan of vertegenwoordigen. 2. Een besluit tot schorsing kan door de algemene vergadering worden genomen ongeacht het vertegenwoordigde aandelenkapitaal. Een besluit tot ontslag, anders dan op eigen verzoek, kan door het orgaan dat tot zijn benoeming bevoegd is slechts worden genomen in een vergadering waarin meer dan helft van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. 3. Indien de algemene vergadering niet binnen zes weken na de datum van ingang van de schorsing beslist over de ten aanzien van de geschorste te nemen maatregelen, is deze schorsing vervallen. Artikel 17. DIRECTIEREGLEMENT. TAAKVERDELING DIRECTEUREN. 1. De directie kan, met inachtneming van deze statuten, een reglement opstellen, waarin aangelegenheden betreffend de taakverdeling en werkwijze van de directie worden geregeld. Goedkeuring van de algemene vergadering is nodig voor besluiten van de directie, strekkende tot het vaststellen, wijzigen of opheffen van een directiereglement. Voorts kunnen de directeuren, al dan niet bij reglement, hun werkzaamheden onderling verdelen. Bij gebreke van overeenstemming kan de algemene vergadering besluiten met welke taken ieder van de directeuren meer speciaal zal zijn belast. 2. Elke directeur is tegenover de vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de directeur behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere directeuren zijn toebedeeld. Bij de vervulling van hun taak richten de directeuren zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Elke directeur draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Hij is voor het geheel aansprakelijk ter zake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Artikel 18. ONTSTENTENIS OF BELET. 1. Ingeval van ontstentenis of belet van een of meer directeuren zijn de overblijvende directeuren of is de enig overblijvende directeur tijdelijk met het bestuur belast, onverminderd het bepaalde in artikel 14. 2. Ingeval van ontstentenis of belet van alle directeuren of van de enig directeur is de persoon die daartoe door de algemene vergadering is aangewezen tijdelijk met het bestuur belast, als ware hij bestuurder. 3. Indien lid 2 van dit artikel toepassing vindt, is de daar bedoelde persoon verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering bijeen te roepen, teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. 4. Indien geen persoon als bedoeld in lid 2 is benoemd, is iedere aandeelhouder bevoegd een algemene vergadering bijeen te roepen, teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. 5. Onder belet wordt in ieder geval verstaan: a. schorsing; b. ziekte; c. onbereikbaarheid, in de gevallen onder b en c bedoeld zonder dat gedurende een termijn van veertien dagen de mogelijkheid van contact tussen de directeur en de
-9vennootschap heeft bestaan, tenzij de algemene vergadering in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt. Artikel 19. VERTEGENWOORDIGING. 1. De directie vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt bovendien toe aan iedere directeur afzonderlijk. 2. De directie is bevoegd om, onverminderd hetgeen geldt op grond van artikel 20, te besluiten tot het aanstellen van procuratiehouders met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ieder hunner vertegenwoordigt de vennootschap met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. Hun titulatuur wordt door de directie bepaald. 3. Indien alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap worden gehouden door één aandeelhouder, worden, indien deze aandeelhouder tevens de vennootschap vertegenwoordigt, rechtshandelingen van de vennootschap met deze enig aandeelhouder schriftelijk vastgelegd. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op een deelgenoot in een huwelijksgemeenschap of een gemeenschap van geregistreerd partnerschap waartoe de aandelen behoren, maar is niet van toepassing op rechtshandelingen die onder de bedongen voorwaarden tot de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap behoren. Artikel 20. GOEDKEURING VOOR BESLUITEN VAN DE DIRECTIE. AANWIJZINGEN. 1. De algemene vergadering is bevoegd in een door haar vast te stellen en desgewenst door haar te wijzigen reglement te bepalen, welke besluiten van de directie zijn onderworpen aan goedkeuring door de algemene vergadering. Zodra een reglement als hiervoor bedoeld is vastgesteld dan wel gewijzigd dient van de inhoud van het reglement mededeling te worden gedaan aan de directie. 2. De directie is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Artikel 21. JAARLIJKSE ALGEMENE VERGADERING. 1. Elk jaar wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen twee maanden nadat de directie de jaarrekening van de vennootschap heeft opgemaakt. 2. De agenda voor deze vergadering bevat de volgende onderwerpen: a. verslag van de directie omtrent de zaken van de vennootschap in het afgelopen boekjaar en het gevoerde bestuur; b. vaststelling van de jaarrekening; c. bestemming van de winst respectievelijk vaststelling van de wijze waarop een geleden verlies zal worden gedelgd; d. kwijting van de directeuren; e. voorzien in eventuele vacatures; f. behandeling van al hetgeen verder in de oproeping tot de algemene vergadering aan de orde zal zijn gesteld. 2. In plaats van een vergadering als bedoeld in lid 1 kunnen besluiten ook worden genomen op de wijze als bedoeld in artikel 28 van deze statuten. Artikel 22. BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERINGEN. 1. Een buitengewone algemene vergadering wordt bijeengeroepen zo dikwijls de directie of een directeur, onverminderd het bepaalde in artikel 18. 2 Bovendien is iedere aandeelhouder, met inachtneming van de wet en deze
- 10 statuten, tot bijeenroeping van een buitengewone algemene vergadering bevoegd, onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen, zonder daartoe de machtiging van de voorzieningenrechter van de rechtbank te behoeven. Artikel 23. PLAATS VAN DE VERGADERINGEN. 1. Algemene vergaderingen worden gehouden in de gemeente waar de vennootschap haar woonplaats heeft. Een besluit tot statutenwijziging waarbij een vergaderplaats buiten Nederland wordt aangewezen, kan slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd en voor zover alle vergadergerechtigden met de statutenwijziging hebben ingestemd. 2. In een elders gehouden algemene vergadering kunnen geldige besluiten slechts worden genomen, indien alle vergadergerechtigden hebben ingestemd met de plaats van vergadering en de directeuren voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit brengen. Artikel 24. OPROEPING. AGENDA. 1. Behoudens het bepaalde in artikel 22 lid 2 worden vergadergerechtigden tot een algemene vergadering opgeroepen door de directie of door een directeur, onverminderd het bepaalde in artikel 18. De oproeping geschiedt per brief dan wel - indien de desbetreffende vergadergerechtigde daarmee heeft ingestemd - per e-mail, niet later dan op de achtste dag voor de dag waarop de vergadering wordt gehouden. Was de oproepingstermijn korter of heeft de oproeping niet of niet op de juiste wijze plaatsgehad, dan kunnen toch wettige besluiten worden genomen, mits alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de directeuren voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. 2. De oproeping vermeldt de te behandelen onderwerpen, alsmede het tijdstip waarop en de plaats waar de vergadering zal worden gehouden. Mededelingen welke krachtens de wet of de statuten aan de algemene vergadering moeten worden gericht, kunnen geschieden door opneming in de oproeping. 3. Voorstellen van degenen die ter vergadering worden opgeroepen, worden op de agenda geplaatst, mits deze voorstellen ten minste zeven dagen voor de uiterste dag van oproeping schriftelijk bij de directie zijn ingediend. 4. Omtrent onderwerpen waarvan de behandeling niet bij de oproeping is aangekondigd met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, kan niet wettig worden besloten, tenzij alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de directeuren voorafgaand aan de besluitvorming over die onderwerpen in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. Artikel 25. VERGADERRECHT. 1. Iedere vergadergerechtigde is bevoegd, in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, het hem eventueel toekomende stemrecht uit te oefenen in een algemene vergadering en voorts om zich ter vergadering te laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, naar het oordeel van de voorzitter van de vergadering toereikende, volmacht. 2. De directie kan besluiten dat iedere vergadergerechtigde bevoegd is om door middel van een elektronisch communicatiemiddel rechtstreeks kennis te nemen van en/of deel te nemen aan de verhandelingen van de algemene vergadering en om -voor wat betreft de stemgerechtigde
- 11 vergadergerechtigde- het stemrecht uit te (doen) oefenen. Daartoe is vereist dat de desbetreffende vergadergerechtigde via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd en rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen van de vergadering, aan de beraadslaging en het hem toekomende stemrecht kan uitoefenen. 3. De directie kan voorwaarden verbinden aan het gebruik van het elektronische communicatiemiddel. In de oproeping worden deze voorwaarden genoemd of zal worden vermeld waar deze kunnen worden geraadpleegd. 4. Aan certificaten kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 25 lid 5 vergaderrechten worden verbonden. 5. De algemene vergadering is bevoegd het vergaderrecht aan één of meer certificaten te verbinden of te ontnemen. 6. De directeuren zijn bevoegd de algemene vergaderingen bij te wonen en hebben als zodanig in de algemene vergaderingen een raadgevende stem. Artikel 26. BESLUITVORMING. 1. Elk aandeel geeft recht op het uitbrengen van één stem. 2. De algemene vergadering besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen, tenzij de wet of deze statuten anders voorschrijven. 3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde, kan een besluit tot statutenwijziging dat een wijziging van lid 1 van dit artikel omvat slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. 4. Het door de voorzitter uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van vorenbedoeld oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming. 5. Indien bij een eerste stemming over personen geen volstrekte meerderheid is verkregen, wordt terstond een tweede stemming gehouden. Wordt ook bij de tweede stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een herstemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich verenigden. Komen door gelijkheid van het aantal verworven stemmen meer dan twee personen voor de herstemming in aanmerking, dan zal bij een tussenstemming worden beslist welke twee personen in herstemming komen, respectievelijk wie met de persoon die de meeste stemmen op zich verenigde, in herstemming zal komen. 6 Staken over enig voorstel de stemmen, dan is dit voorstel verworpen. 7. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden geacht niet te zijn uitgebracht. 8. Stemming over zaken geschiedt mondeling, stemming over personen schriftelijk bij gesloten ongetekende briefjes, tenzij de voorzitter in beide gevallen zonder tegenspraak in de vergadering van de zijde der stemgerechtigden een andere wijze van stemmen toelaat. 9. Voor een aandeel dat toebehoort aan de vennootschap of aan een dochtermaatschappij daarvan kan in de algemene vergadering geen stem worden uitgebracht; evenmin voor een aandeel waarvan een van hen de certificaten houdt. Vruchtgebruikers en pandhouders van aandelen die aan
- 12 de vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen toebehoren, zijn evenwel niet van hun stemrecht uitgesloten, indien het vruchtgebruik of het pandrecht was gevestigd voordat het aandeel aan de vennootschap of een dochtermaatschappij daarvan toebehoorde. De vennootschap of een dochtermaatschappij daarvan kan geen stem uitbrengen voor een aandeel waarop zij een recht van vruchtgebruik of een pandrecht heeft. 10. Waar in deze statuten is bepaald dat de geldigheid van een besluit afhankelijk is van het ter vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal en dit (gedeelte) niet vertegenwoordigd was, kan, voor zover deze statuten niet anders bepalen, een tweede vergadering worden bijeengeroepen waarin het besluit kan worden genomen onafhankelijk van het in deze vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het in die vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal. Een oproeping tot een tweede vergadering als hiervoor bedoeld heeft plaats na de eerste vergadering. De tweede vergadering dient binnen dertig dagen na de eerste vergadering te worden gehouden, zulks met inachtneming van het overigens hieromtrent in artikel 24 bepaalde. Artikel 27. LEIDING VAN EEN ALGEMENE VERGADERING. NOTULEN. 1. De leiding van een algemene vergadering berust bij de ter vergadering aanwezige directeur die het oudst in leeftijd is en bereid is de vergadering voor te zitten. Indien geen directeur aanwezig is of indien de aanwezige directeur(en) er de voorkeur aan geeft/geven de vergadering niet voor te zitten, voorziet de algemene vergadering in de leiding. 2. Van het verhandelde worden, tenzij daarvan een notarieel proces-verbaal wordt opgemaakt, door een door de voorzitter aan te wijzen secretaris notulen gehouden. Die notulen worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en de secretaris van de desbetreffende vergadering, dan wel vastgesteld in een volgende vergadering en alsdan ten blijke van vaststelling door de voorzitter en de secretaris van die volgende vergadering getekend. 3. Zowel de voorzitter van een vergadering als iedere directeur is te allen tijde bevoegd op kosten van de vennootschap opdracht te geven tot het opmaken van een notarieel proces-verbaal. Artikel 28. BESLUITVORMING BUITEN VERGADERING. 1. Besluitvorming van aandeelhouders kan op andere wijze dan in een vergadering geschieden, mits alle vergadergerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. 2. De stemmen worden schriftelijk uitgebracht. 3. De directeuren worden voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. Artikel 29. BOEKJAAR. JAARREKENING. 1. Het boekjaar van de vennootschap valt samen met het kalenderjaar. 2. Door de directie wordt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar van de vennootschap, behoudens verlenging van deze termijn met maximaal zes maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, een jaarrekening opgemaakt, welke voor de vergadergerechtigden ter inzage wordt gelegd ten kantore van de vennootschap.
- 13 Binnen deze termijn legt de directie ook het door haar opgestelde jaarverslag over. 3. De jaarrekening wordt ondertekend door de directeuren. Ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt. 4. De vennootschap zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het jaarverslag en de krachtens artikel 2:392 lid 1 Burgerlijk Wetboek, toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot hun behandeling, te haren kantore aanwezig zijn. Vergadergerechtigden kunnen de stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen. 5. De algemene vergadering stelt de jaarrekening vast. Voorts besluit de algemene vergadering omtrent kwijting van de directie voor het in het afgelopen boekjaar gevoerde bestuur ter zake van de haar opgedragen taak, behoudens de wettelijke bepalingen. 6. Ondertekening van de jaarrekening door alle directeuren geldt niet als vaststelling in de zin van artikel 2:210 lid 3 Burgerlijk Wetboek. 7. De jaarrekening kan niet worden vastgesteld, indien de algemene vergadering geen kennis heeft kunnen nemen van de verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 30, tenzij onder de overige gegevens een wettige grond wordt medegedeeld waarom de verklaring ontbreekt. 8. Indien de jaarrekening gewijzigd wordt vastgesteld, kunnen de vergadergerechtigden daarvan kosteloos een afschrift verkrijgen. 9. Het in dit artikel bepaalde omtrent het jaarverslag en de krachtens artikel 2:392 lid 1 Burgerlijk Wetboek, toe te voegen gegevens blijft buiten toepassing indien artikel 2:396 lid 7 dan wel artikel 2:403 Burgerlijk Wetboek, voor de vennootschap geldt. Artikel 30. ACCOUNTANT. 1. De vennootschap zal aan een accountant als bedoeld in artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek de opdracht verlenen om de door de directie opgemaakte jaarrekening te onderzoeken overeenkomstig lid 3 van dat artikel. 2. Tot het verlenen van de opdracht is de algemene vergadering bevoegd. 3. De aan de accountant verleende opdracht kan worden ingetrokken door de algemene vergadering en door degene die de opdracht heeft verleend. De opdracht kan enkel worden ingetrokken om gegronde redenen met inachtneming van artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek. 4. De accountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan de directie en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Artikel 31. WINST. UITKERINGEN. 1. De algemene vergadering is bevoegd tot bestemming van de winst die door de vaststelling van de jaarrekening is bepaald en tot vaststelling van uitkeringen. 2. De vennootschap kan aan de aandeelhouders en eventuele andere gerechtigden tot uitkeringen slechts uitkeringen doen voor zover het eigen vermogen groter is dan de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden. Voor de vaststelling van het eigen vermogen en de reserves is de laatst vastgestelde jaarrekening bepalend. 3. Een besluit dat strekt tot uitkering heeft geen gevolgen zolang de directie geen goedkeuring heeft verleend. De directie weigert slechts de goedkeuring indien zij weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar
- 14 opeisbare schulden. 4. Indien de vennootschap na een uitkering niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de directeuren die dat ten tijde van de uitkering wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. 5. Niet verbonden is de directeur die bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de uitkering heeft gedaan en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. 6. Degene die de uitkering ontving terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, is gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan, ieder voor ten hoogste het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. 7. Indien de directeuren de vordering uit hoofde van lid 4 hebben voldaan, geschiedt de in lid 6 bedoelde vergoeding aan de directeuren, naar evenredigheid van het gedeelte dat door ieder van de directeuren is voldaan. 8. Ten aanzien van een schuld uit hoofde van lid 4 of lid 6 is de schuldenaar niet bevoegd tot verrekening. 9. Bij de berekening van het bedrag, dat op ieder aandeel zal worden uitgekeerd, komt slechts het nominale bedrag van de aandelen in aanmerking. 10. De vennootschap ontleent aan aandelen die zij in haar kapitaal houdt geen recht op enige uitkering. Zodanig recht kan evenmin worden ontleend aan aandelen waarvoor certificaten zijn toegekend welke de vennootschap houdt, tenzij op de certificaten een recht van vruchtgebruik of een pandrecht rust. Bij de berekening van iedere uitkering tellen de aandelen die de vennootschap in haar kapitaal houdt niet mee, tenzij deze aandelen of de certificaten daarvan belast zijn met een vruchtgebruik of pandrecht ten behoeve van een ander dan de vennootschap. 11. De leden 4 en 6 zijn niet van toepassing op uitkeringen in de vorm van aandelen in het kapitaal van de vennootschap of bijschrijvingen op niet volgestorte aandelen. Artikel 32. DIVIDEND. 1. Dividenden worden veertien dagen na vaststelling ter beschikking gesteld, tenzij de algemene vergadering op voorstel van de directie anders besluit. 2. Dividenden welke vijf jaren na ter beschikkingstelling niet zijn opgeëist, vervallen aan de vennootschap. Artikel 33. STATUTENWIJZIGING EN ONTBINDING. 1. Besluiten tot wijziging van deze statuten, alsmede het besluit tot ontbinding van de vennootschap, worden genomen door de algemene vergadering. 2. Wanneer aan de algemene vergadering een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, zullen degenen die de oproeping doen tegelijkertijd een afschrift van dat voorstel waarin de voorgestelde wijziging woordelijk is opgenomen, ten kantore van de vennootschap neerleggen ter inzage voor iedere vergadergerechtigde tot de afloop van de vergadering. 3. Indien het bepaalde in lid 2 niet is nageleefd, is het bepaalde in artikel 24 lid 4 van toepassing. 4. De vergadergerechtigden moeten in de gelegenheid worden gesteld van de dag der nederlegging tot die der algemene vergadering een afschrift van het voorstel tot statutenwijziging te verkrijgen. Deze afschriften worden kosteloos
- 15 verstrekt. 5. Een besluit tot statutenwijziging dat specifiek afbreuk doet aan enig recht van houders van aandelen van een bepaalde aanduiding, behoeft, tenzij ten tijde van de toekenning van het recht de bevoegdheid tot wijziging bij die bepaling uitdrukkelijk was voorbehouden, een goedkeurend besluit van deze groep van aandeelhouders, onverminderd het vereiste van instemming waar dit uit de wet voortvloeit. Artikel 34. VEREFFENING. 1. De vennootschap blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dat tot vereffening van haar vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van de ontbonden vennootschap uitgaan moet aan haar naam worden toegevoegd: in liquidatie. 2. Van de ontbinding van de vennootschap dient inschrijving te geschieden in het handelsregister. 3. Tenzij de wet anders bepaalt, treden ter vereffening van het vermogen van de ontbonden vennootschap de directeuren als vereffenaars op. 4. De algemene vergadering stelt bij het nemen van het besluit tot ontbinding van de vennootschap de beloning van de vereffenaars vast. 5. De vereffening geschiedt met inachtneming van de wettelijke bepalingen. 6. Hetgeen na de voldoening van de schuldeisers is overgebleven van het vermogen van de ontbonden vennootschap, wordt aan de aandeelhouders en eventuele andere rechthebbenden uitgekeerd. 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden vennootschap gedurende de door de wet voorgeschreven termijn berusten onder degene die daartoe schriftelijk door de vereffenaars is aangewezen. Artikel 35. OVERGANGSBEPALING Het eerste boekjaar zal eindigen op eenendertig december van het jaar waarin de vennootschap is opgericht. Dit artikel vervalt tezamen met zijn opschrift zodra het eerste boekjaar is geëindigd. SLOTBEPALINGEN: De comparante, handelend als gemeld, verklaarde tenslotte: I. Voor de eerste maal ***wordt▐ ***worden▐ tot directeur benoemd: *** II Met het van kracht worden van onderhavige oprichting zijn *** (***) aandelen, genummerd 1 tot en met ***, geplaatst, zodat het geplaatste kapitaal *** euro (€ ***) bedraagt. De oprichter neemt alle geplaatste aandelen. III. Op de datum in het hoofd van deze akte vermeld bedraagt het op ieder geplaatste aandeel gestorte kapitaal nihil; de oprichter en de vennootschap zijn overeengekomen dat op elk door de oprichter genomen aandeel de nominale waarde van dat aandeel eerst hoeft te worden gestort na verloop van *** dagen na de datum in het hoofd van deze akte vermeld. Volmacht Van het bestaan van de volmacht is mij, notaris, genoegzaam gebleken uit een aan deze akte gehecht schriftelijk stuk. De comparante is zijn mij, notaris, bekend. Van de verklaringen van de comparante heb ik, notaris, in Zwolle op de datum aan het begin van deze akte gemeld deze akte opgemaakt. De zakelijke inhoud van deze akte heb ik medegedeeld en toegelicht aan de comparante.
- 16 De comparante heeft verklaard voor het tekenen van deze akte kennis te hebben genomen van de inhoud van deze akte en daarmee in te stemmen. Vervolgens heb ik deze akte beperkt voorgelezen en hebben de comparante en ik deze akte onmiddellijk daarna ondertekend.
-1OPRICHTING INNOVATIEFONDS OVERIJSSEL II B.V. (subsidies) 504791 TR/MK versie d.d. 25 juni 2014/15 oktober 2013 Op verscheen voor mij, mr. THEODORUS ALEXANDER RITSEMA, notaris, gevestigd te Zwolle: *** te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde ter vertegenwoordiging van de te Zwolle gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V., kantoor houdend te Zwolle op het adres: **, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer ** De comparante, handelend als gemeld, verklaarde een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op te richten welke wordt geregeerd door de volgende STATUTEN: Artikel 1. NAAM EN ZETEL. 1. De vennootschap draagt de naam: Innovatiefonds Overijssel II B.V. 2. Zij heeft haar zetel te Zwolle. Artikel 2. DOEL. 1. De vennootschap heeft ten doel: a. het direct en indirect ondersteunen, versterken en verankeren van het economisch klimaat en economisch beleid voor en met name in de Provincie Overijssel door middel van het – al dan niet tezamen met een of meer derden - verstrekken van geldleningen, kredieten en garanties op basis van het ****besluit 20** van de Provincie Overijssel, danwel een daarvoor in de plaats tredend besluit van of genomen door Provinciale Staten van de Provincie Overijssel, aan vennootschappen en ondernemingen – in hoofdzaak - in de provincie Overijssel die zich bezig houden met of onderscheiden op het gebied van de bevordering of ontwikkeling van innovatieve kennis, toepassingen of technieken. Deze geldleningen, kredieten en garanties houden tevens in subsidies als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht; b. het geven van adviezen op vorenbedoeld gebied, alsmede het verrichten van alle handelingen, welke in de ruimste zin verband kunnen houden met of bevorderlijk kunnen zijn voor het vorenstaande. 2. De vennootschap is -voor zover daarop in deze statuten niet een uitzondering is gemaakt- voorts bevoegd tot het verstrekken van of meewerken aan de financiering van vennootschappen die met haar in een groep verbonden zijn, alsmede tot het stellen van zekerheden en het zich op andere wijze sterk maken of zich hoofdelijk of anderszins verbinden voor of naast anderen. 3. Bij het nastreven van het doel zal de vennootschap, binnen het kader van een evenwichtig beleid, rekening houden met de belangen van haar aandeelhouder(s). 4. Ter verwezenlijking van haar in dit artikel omschreven doel zal de vennootschap niet voorzien in de financieringsbehoefte van natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 3. KAPITAAL EN AANDELEN.
-2Het kapitaal van de vennootschap bestaat uit één of meerdere aandelen, (elk) met een nominale waarde van tien euro (€ 10,00), en doorlopend genummerd van 1 af. 2. Alle aandelen luiden op naam. 3. Er kunnen geen aandeelbewijzen worden uitgegeven. Artikel 4. BEGRIPSBEPALINGEN. 1. In deze statuten wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders wordt vermeld, verstaan onder: a. de directie: het bestuur in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; b. directeur(en): bestuurder(s) in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; c. de algemene vergadering: de algemene vergadering van aandeelhouders; d. certificaten: certificaten op naam van aandelen in het kapitaal van de vennootschap; e. certificaathouders: houders van certificaten; f. vergadergerechtigden: aandeelhouders, houders van certificaten waaraan vergaderrechten zijn verbonden, stemgerechtigde vruchtgebruikers van aandelen en stemgerechtigde pandhouders van aandelen; g. vergaderrecht: het recht om de algemene vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren; h. jaarrekening: de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting; i. e-mail: een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht . 2. Onder het begrip: "schriftelijk" wordt in deze statuten tevens begrepen: per telefax of per e-mail. 3. De begrippen zoals gedefinieerd in lid 1 hebben in het enkelvoud dezelfde betekenis als in het meervoud en omgekeerd. Artikel 5. REGISTER 1. De directie houdt ten kantore van de vennootschap een register waarin de volgende gegevens zijn opgenomen: a. de namen en adressen van alle aandeelhouders met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening, alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag; b. de namen en adressen van hen die een recht van vruchtgebruik of een pandrecht op aandelen hebben, met vermelding van de datum waarop zij het recht hebben verkregen en de datum van erkenning of betekening, alsmede met vermelding welke aan de aandelen verbonden rechten hen toekomen; c. de namen en adressen van de houders van certificaten van aandelen waaraan vergaderrecht is verbonden, met vermelding van de datum waarop het vergaderrecht aan het betreffende certificaat is verbonden en de datum van erkenning of betekening; d. de e-mailadressen van de vergadergerechtigden die instemmen met oproeping voor de algemene vergadering door middel van e-mail, zomede de vermelding dat de betreffende vergadergerechtigde met zodanige oproeping heeft ingestemd. e. het van rechtswege ontstane pandrecht op aandelen waarvoor certificaten met vergaderrecht zijn uitgegeven; en f. ieder verleend ontslag van aansprakelijkheid voor nog niet gedane 1.
-3stortingen. Het register wordt regelmatig bijgehouden. Iedere aantekening in het register wordt getekend door een directeur. 2. Zodra door een vergadergerechtigde de instemming met oproeping per email is ingetrokken, wordt de vermelding van het e-mailadres uit het register verwijderd. 3. Aandeelhouders en anderen van wie gegevens ingevolge lid 1 in het register moeten worden opgenomen, verschaffen aan de directie tijdig de nodige gegevens. 4. De directie verstrekt desgevraagd aan een aandeelhouder, een vruchtgebruiker en een houder van een certificaat van een aandeel waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden om niet een uittreksel uit het register met betrekking tot zijn recht op een aandeel of certificaat van een aandeel. Rust op het aandeel een recht van vruchtgebruik, dan vermeldt het uittreksel welke aan de aandelen verbonden rechten hen toekomen. 5. De directie legt het register ten kantore van de vennootschap ter inzage van de vergadergerechtigden. De gegevens van het register omtrent nietvolgestorte aandelen zijn ter inzage van ieder van de vergadergerechtigden; een afschrift of uittreksel van deze gegevens wordt ten hoogste tegen kostprijs verstrekt. 6. Vergadergerechtigden en vruchtgebruikers zonder stemrecht zijn verplicht er zorg voor te dragen dat hun woonplaats en adres – daaronder een emailadres begrepen – te allen tijde bij de vennootschap bekend zijn; zij zijn zelf aansprakelijk voor de schade die uit het niet voldoen aan deze verplichting voor hen mocht voortvloeien. 7. Oproepingen, kennisgevingen, verklaringen, verzoeken, opgaven, mededelingen en, in het algemeen, alle berichten die bestemd zijn voor de in het vorige lid bedoelde personen, worden gericht aan de bij de vennootschap bekende adressen als bedoeld in het vorige lid. Artikel 6. AANDELEN BEHORENDE TOT EEN GEMEENSCHAP. 1. Behoren één of meer aandelen of een recht van vruchtgebruik of een pandrecht daarop, dan wel één of meer certificaten of een recht van vruchtgebruik of een pandrecht daarop tot een gemeenschap waarop titel 3:7 Burgerlijk Wetboek van toepassing is, dan kunnen de deelgenoten zich slechts door één persoon tegenover de vennootschap doen vertegenwoordigen. 2. De aanwijzing van een vertegenwoordiger als in lid 1 van dit artikel bedoeld of een wijziging daarvan heeft tegenover de vennootschap eerst effect, zodra haar daarvan -indien de vennootschap zulks verlangt- op deugdelijke wijze is gebleken. Artikel 7. UITGIFTE VAN AANDELEN. VOORKEURSRECHT. 1. Onder uitgifte van aandelen wordt mede begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, alsmede het vervreemden door de vennootschap van aandelen in haar kapitaal die zij zelf houdt, tenzij deze statuten anders bepalen. Onder uitgifte van aandelen wordt niet begrepen het uitgeven van aandelen aan iemand, indien en voor zover deze een voordien reeds verkregen recht tot het nemen van aandelen uitoefent. 2. Uitgifte van aandelen geschiedt door de directie ingevolge een besluit van de algemene vergadering. Voor de uitgifte van aandelen, waaronder niet begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, is vereist een daartoe bestemde ten
-4overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. 3. Bij het besluit tot uitgifte van aandelen worden de koers en de verdere voorwaarden van uitgifte door de algemene vergadering bepaald. Tevens wordt bepaald of aan het aandeel stemrecht verbonden is. 4. De vennootschap kan bij uitgifte van aandelen geen eigen aandelen nemen. 5. Iedere aandeelhouder heeft bij uitgifte van aandelen een voorkeursrecht naar evenredigheid van het gezamenlijke bedrag van zijn aandelen, onverminderd het hierna in lid 6 bepaalde. Een niet toewijsbaar overschot wordt per aandeel -op een door de directie te bepalen wijze- onder de gegadigde aandeelhouders verloot. Telkens indien en voor zover er van het voorkeursrecht geen gebruik wordt gemaakt, komt het toe aan de overige gegadigde aandeelhouders in evenredigheid van hun bezit aan aandelen. Het voorkeursrecht kan telkens voor een enkele uitgifte worden beperkt of uitgesloten bij besluit van de algemene vergadering. 6. Aandeelhouders hebben geen voorkeursrecht bij uitgifte van aandelen aan werknemers van de vennootschap of van een groepsmaatschappij. 7. De vennootschap kondigt de uitgifte met voorkeursrecht en het tijdvak waarin dat kan worden uitgeoefend schriftelijk aan alle aandeelhouders aan. Het voorkeursrecht kan worden uitgeoefend gedurende ten minste vier weken na de dag van verzending van de aankondiging. 8. Bij het nemen van een aandeel moet daarop het nominale bedrag worden gestort. Bedongen kan worden dat het nominale bedrag of een deel daarvan eerst behoeft te worden gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat de vennootschap het zal hebben opgevraagd. Storting op een aandeel moet in geld geschieden, voor zover niet een andere inbreng is overeengekomen. Storting in geld in een andere geldeenheid dan die waarin het nominale bedrag van de aandelen luidt, kan slechts geschieden met toestemming van de vennootschap. Artikel 8. VERKRIJGING VAN (EIGEN) AANDELEN/CERTIFICATEN. 1. De directie beslist over de verkrijging van aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Verkrijging door de vennootschap van niet-volgestorte aandelen in haar kapitaal is nietig. 2. De vennootschap mag, behalve om niet, geen volgestorte eigen aandelen verkrijgen indien: a. het eigen vermogen van de vennootschap, verminderd met de verkrijgingsprijs, kleiner is dan de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden; of b. de directie weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging van de aandelen niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden; c. geen machtiging tot de verkrijging is verleend door de algemene vergadering of een daartoe door de algemene vergadering aangewezen ander vennootschapsorgaan. 3. Verkrijging van eigen aandelen is niet toegestaan, indien en voor zover door die verkrijging niet ten minste een (1) aandeel met stemrecht door een ander dan de vennootschap of een dochtermaatschappij wordt gehouden. 4. Indien de vennootschap na een verkrijging anders dan om niet, niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de directeuren
-5die dat ten tijde van de verkrijging wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien, jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging is ontstaan met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. Niet verbonden is de directeur die bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de aandelen heeft verkregen en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. De vervreemder van de aandelen die wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden is jegens de vennootschap gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging van zijn aandelen is ontstaan, voor ten hoogste de verkrijgingsprijs van de door hem vervreemde aandelen, met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. De directeuren en de vervreemder zijn niet bevoegd tot verrekening van hun schuld uit hoofde van dit artikel. 5. Ingeval van een verkrijging onder algemene titel door de vennootschap van aandelen als gevolg waarvan de vennootschap samen met haar dochtermaatschappijen alle aandelen houdt, is het bepaalde artikel 2:207a lid 2 Burgerlijk Wetboek van toepassing. 6. Onder het begrip aandelen in dit artikel zijn certificaten daarvan begrepen. Artikel 9. KAPITAALVERMINDERING. 1. De algemene vergadering kan besluiten tot vermindering van het geplaatste kapitaal door intrekking van aandelen of door het bedrag van aandelen bij statutenwijziging te verminderen. In dit besluit moeten de aandelen waarop het besluit betrekking heeft, worden aangewezen en moet de uitvoering van het besluit zijn geregeld. 2. Een besluit tot intrekking kan slechts betreffen aandelen die de vennootschap zelf houdt of waarvan zij de certificaten houdt. In andere gevallen kan slechts tot intrekking worden besloten met instemming van de betrokken aandeelhouders. 3. Vermindering van het nominale bedrag van aandelen zonder terugbetaling en zonder ontheffing van de verplichting tot storting moet naar evenredigheid op alle aandelen van een zelfde soort of aanduiding plaatsvinden. Van het vereiste van evenredigheid mag worden afgeweken met instemming van alle aandeelhouders. 4. Een ontheffing van de verplichting tot volstorting is slechts mogelijk ter uitvoering van een besluit tot vermindering van het bedrag van de aandelen. Zulk een ontheffing, alsmede een terugbetaling die geschiedt ter uitvoering van een besluit tot vermindering van het bedrag van de aandelen, moet naar evenredigheid op alle aandelen geschieden, tenzij voor de uitgifte van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding of nadien met instemming van alle houders van aandelen van de desbetreffende soort of aanduiding in de statuten is bepaald dat ontheffing of terugbetaling kan geschieden uitsluitend op die aandelen; voor die aandelen geldt de eis van evenredigheid. Van het vereiste van evenredigheid mag worden afgeweken met instemming van alle betrokken aandeelhouders. 5. Het bepaalde in artikel 33 leden 2 tot en met 4 is van overeenkomstige toepassing. 6. Op een besluit tot vermindering van het kapitaal met terugbetaling zijn de leden 3 tot en met 8 van artikel 31 van overeenkomstige toepassing. BLOKKERINGSREGELING. Artikel 10A. GOEDKEURING VOOR DE OVERDRACHT VAN AANDELEN.
-6Elke overdracht van aandelen behoeft de goedkeuring van de algemene vergadering. 2. De goedkeuring wordt aan de vennootschap verzocht onder opgave van het aantal aandelen, dat de aandeelhouder -hierna in dit artikel te noemen: de verzoeker- wenst over te dragen en van de naam van degene(n) aan wie hij het aandeel of de aandelen wil overdragen. 3. De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend: a. indien binnen vijfenveertig (45) dagen na het verzoek om goedkeuring geen beslissing ter kennis van de verzoeker is gebracht; b. indien de algemene vergadering niet gelijktijdig met de weigering van de goedkeuring aan de verzoeker opgave doet van een of meer gegadigden, die bereid zijn al de aandelen waarop het verzoek betrekking heeft tegen contante betaling te kopen voor de prijs, vast te stellen in onderling overleg tussen de verzoeker en de gegadigde(n) en bij gebreke daarvan door een onafhankelijke deskundige. Deze deskundige wordt aangewezen door partijen; indien zij omtrent de aanwijzing van de deskundige binnen een maand geen overeenstemming bereiken, geschiedt die aanwijzing door de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in welker gebied de vennootschap feitelijk is gevestigd. 4. De kosten, verbonden aan de prijsvaststelling door de deskundige overeenkomstig lid 3 van dit artikel, komen ten laste van: a. de verzoeker, indien deze zijn verzoek intrekt; b. de verzoeker voor de helft en de koper(s) voor de andere helft, indien een of meer aandelen worden gekocht door een of meer aandeelhouders of door een of meer door de algemene vergadering aangewezen personen, in dier voege dat iedere koper in de kosten bijdraagt in verhouding van het aantal door hem gekochte aandelen; c. de vennootschap, indien de aandeelhouders van het aanbod geen gebruik hebben gemaakt. 5. De overdracht kan slechts plaatsvinden binnen drie maanden nadat de goedkeuring is verleend of geacht wordt te zijn verleend. 6. De vennootschap zelf kan alleen maar gegadigde zijn met instemming van de verzoeker. De verzoeker kan voorwaarden verbinden aan zijn instemming. 7. De verzoeker is bevoegd het verzoek in te trekken, mits dit geschiedt binnen een maand, nadat hem is medegedeeld aan welke gegadigde(n) hij de aandelen waarop het verzoek betrekking heeft, kan verkopen en tegen welke prijs. Artikel 10B. VOORKEURSRECHTEN. Het in artikel 10A bepaalde is van overeenkomstige toepassing op overdracht of andere overgang van: a. voorkeursrechten bij uitgifte van aandelen; of b. rechten tot het nemen van aandelen. Artikel 11. LEVERING VAN AANDELEN. Voor de levering van aandelen is vereist een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. Een levering als in de vorige zin bedoeld werkt mede van rechtswege tegenover de vennootschap. Behoudens in het geval dat de vennootschap zelf bij de rechtshandeling partij is, kunnen de aan de desbetreffende aandelen verbonden rechten eerst worden uitgeoefend nadat zij de rechtshandeling overeenkomstig de wet heeft erkend of de akte overeenkomstig de wet aan haar is betekend. Het 1.
-7bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de levering van een certificaat waaraan vergaderrecht is verbonden. Artikel 12. VRUCHTGEBRUIK OP AANDELEN. 1. Op aandelen kan een recht van vruchtgebruik worden gevestigd. 2. De aandeelhouder heeft het stemrecht op aandelen waarop een recht van vruchtgebruik is gevestigd. 3. De vruchtgebruiker heeft geen vergaderrechten. 4. Uit het aandeel voortspruitende rechten, strekkende tot het verkrijgen van aandelen, komen aan de aandeelhouder toe, met dien verstande dat hij de waarde daarvan moet vergoeden aan de vruchtgebruiker, voor zover deze krachtens zijn recht van vruchtgebruik daarop aanspraak heeft. 5. Het bepaalde in artikel 11 vindt overeenkomstige toepassing op de vestiging, de afstand en de levering van een recht van vruchtgebruik op aandelen. Artikel 13. PANDRECHT OP AANDELEN. Op aandelen kan geen pandrecht worden gevestigd. Artikel 14. DIRECTIE. BESLUITVORMING. 1. De vennootschap wordt bestuurd door een directie, bestaande uit een of meer directeuren. 2. Een meerhoofdige directie vergadert zo dikwijls een directeur daarom verzoekt. 3. Een meerhoofdige directie besluit met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen is de algemene vergadering bevoegd ter zake een besluit te nemen. 4. Indien een directeur direct of indirect een persoonlijk tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap neemt hij geen deel aan de beraadslaging en besluitvorming ter zake binnen de directie. Indien hierdoor geen directiebesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering. 5. De directie kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk geschiedt en alle stemgerechtigde directeuren met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. De leden 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing. 6. De directie is zonder goedkeuring van de algemene vergadering, bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 2:204 lid 1 Burgerlijk Wetboek. 7. De directie is zonder opdracht van de algemene vergadering niet bevoegd tot het doen van aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap. Artikel 15. BENOEMING EN BEZOLDIGING VAN DIRECTEUREN. 1. Het aantal directeuren wordt vastgesteld door de algemene vergadering. 2. Directeuren worden benoemd door de algemene vergadering. Ook een rechtspersoon kan tot directeur worden benoemd. De algemene vergadering kan één of meer directeuren de titel algemeen directeur verlenen en te allen tijde ontnemen. 3. De bezoldiging van de directeuren, hun overige arbeidsvoorwaarden waaronder begrepen een eventueel winstrecht, alsmede de verdere bijzonderheden en voorwaarden omtrent de aanstelling worden vastgesteld door de algemene vergadering. Bij een besluit tot bezoldiging als hiervoor bedoeld neemt de algemene vergadering in acht het door Provinciale Staten van de Provincie Overijssel gehanteerde beloningsbeleid, zoals vastgelegd in het terzake door Provinciale Staten van Overijssel genomen besluit met kenmerk 2009-140, danwel zoals vastgelegd in latere op het beloningsbeleid betrekking
-8hebbende besluitvorming. Artikel 16. SCHORSING EN ONTSLAG. 1. Een directeur kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de algemene vergadering, doch niet dan nadat hij in de gelegenheid is gesteld in de vergadering waarin tot zijn schorsing of ontslag wordt besloten, te worden gehoord, waarbij hij zich door een raadsman kan doen bijstaan of vertegenwoordigen. 2. Een besluit tot schorsing kan door de algemene vergadering worden genomen ongeacht het vertegenwoordigde aandelenkapitaal. Een besluit tot ontslag, anders dan op eigen verzoek, kan door het orgaan dat tot zijn benoeming bevoegd is slechts worden genomen in een vergadering waarin meer dan helft van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. 3. Indien de algemene vergadering niet binnen zes weken na de datum van ingang van de schorsing beslist over de ten aanzien van de geschorste te nemen maatregelen, is deze schorsing vervallen. Artikel 17. DIRECTIEREGLEMENT. TAAKVERDELING DIRECTEUREN. 1. De directie kan, met inachtneming van deze statuten, een reglement opstellen, waarin aangelegenheden betreffend de taakverdeling en werkwijze van de directie worden geregeld. Goedkeuring van de algemene vergadering is nodig voor besluiten van de directie, strekkende tot het vaststellen, wijzigen of opheffen van een directiereglement. Voorts kunnen de directeuren, al dan niet bij reglement, hun werkzaamheden onderling verdelen. Bij gebreke van overeenstemming kan de algemene vergadering besluiten met welke taken ieder van de directeuren meer speciaal zal zijn belast. 2. Elke directeur is tegenover de vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de directeur behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere directeuren zijn toebedeeld. Bij de vervulling van hun taak richten de directeuren zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Elke directeur draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Hij is voor het geheel aansprakelijk ter zake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Artikel 18. ONTSTENTENIS OF BELET. 1. Ingeval van ontstentenis of belet van een of meer directeuren zijn de overblijvende directeuren of is de enig overblijvende directeur tijdelijk met het bestuur belast, onverminderd het bepaalde in artikel 14. 2. Ingeval van ontstentenis of belet van alle directeuren of van de enig directeur is de persoon die daartoe door de algemene vergadering is aangewezen tijdelijk met het bestuur belast, als ware hij bestuurder. 3. Indien lid 2 van dit artikel toepassing vindt, is de daar bedoelde persoon verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering bijeen te roepen, teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. 4. Indien geen persoon als bedoeld in lid 2 is benoemd, is iedere aandeelhouder bevoegd een algemene vergadering bijeen te roepen, teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. 5. Onder belet wordt in ieder geval verstaan: a. schorsing;
-9b. ziekte; c. onbereikbaarheid, in de gevallen onder b en c bedoeld zonder dat gedurende een termijn van veertien dagen de mogelijkheid van contact tussen de directeur en de vennootschap heeft bestaan, tenzij de algemene vergadering in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt. Artikel 19. VERTEGENWOORDIGING. 1. De directie vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt bovendien toe aan iedere directeur afzonderlijk. 2. De directie is bevoegd om, onverminderd hetgeen geldt op grond van artikel 20, te besluiten tot het aanstellen van procuratiehouders met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ieder hunner vertegenwoordigt de vennootschap met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. Hun titulatuur wordt door de directie bepaald. 3. Indien alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap worden gehouden door één aandeelhouder, worden, indien deze aandeelhouder tevens de vennootschap vertegenwoordigt, rechtshandelingen van de vennootschap met deze enig aandeelhouder schriftelijk vastgelegd. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op een deelgenoot in een huwelijksgemeenschap of een gemeenschap van geregistreerd partnerschap waartoe de aandelen behoren, maar is niet van toepassing op rechtshandelingen die onder de bedongen voorwaarden tot de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap behoren. Artikel 20. GOEDKEURING VOOR BESLUITEN VAN DE DIRECTIE. AANWIJZINGEN. 1. De algemene vergadering is bevoegd in een door haar vast te stellen en desgewenst door haar te wijzigen reglement te bepalen, welke besluiten van de directie zijn onderworpen aan goedkeuring door de algemene vergadering. Zodra een reglement als hiervoor bedoeld is vastgesteld dan wel gewijzigd dient van de inhoud van het reglement mededeling te worden gedaan aan de directie. 2. De directie is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Artikel 21. JAARLIJKSE ALGEMENE VERGADERING. 1. Elk jaar wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen twee maanden nadat de directie de jaarrekening van de vennootschap heeft opgemaakt. 2. De agenda voor deze vergadering bevat de volgende onderwerpen: a. verslag van de directie omtrent de zaken van de vennootschap in het afgelopen boekjaar en het gevoerde bestuur; b. vaststelling van de jaarrekening; c. bestemming van de winst respectievelijk vaststelling van de wijze waarop een geleden verlies zal worden gedelgd; d. kwijting van de directeuren; e. voorzien in eventuele vacatures; f. behandeling van al hetgeen verder in de oproeping tot de algemene vergadering aan de orde zal zijn gesteld. 2. In plaats van een vergadering als bedoeld in lid 1 kunnen besluiten ook worden genomen op de wijze als bedoeld in artikel 28 van deze statuten.
- 10 Artikel 22. BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERINGEN. 1. Een buitengewone algemene vergadering wordt bijeengeroepen zo dikwijls de directie of een directeur, onverminderd het bepaalde in artikel 18. 2 Bovendien is iedere aandeelhouder, met inachtneming van de wet en deze statuten, tot bijeenroeping van een buitengewone algemene vergadering bevoegd, onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen, zonder daartoe de machtiging van de voorzieningenrechter van de rechtbank te behoeven. Artikel 23. PLAATS VAN DE VERGADERINGEN. 1. Algemene vergaderingen worden gehouden in de gemeente waar de vennootschap haar woonplaats heeft. Een besluit tot statutenwijziging waarbij een vergaderplaats buiten Nederland wordt aangewezen, kan slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd en voor zover alle vergadergerechtigden met de statutenwijziging hebben ingestemd. 2. In een elders gehouden algemene vergadering kunnen geldige besluiten slechts worden genomen, indien alle vergadergerechtigden hebben ingestemd met de plaats van vergadering en de directeuren voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit brengen. Artikel 24. OPROEPING. AGENDA. 1. Behoudens het bepaalde in artikel 22 lid 2 worden vergadergerechtigden tot een algemene vergadering opgeroepen door de directie of door een directeur, onverminderd het bepaalde in artikel 18. De oproeping geschiedt per brief dan wel - indien de desbetreffende vergadergerechtigde daarmee heeft ingestemd - per e-mail, niet later dan op de achtste dag voor de dag waarop de vergadering wordt gehouden. Was de oproepingstermijn korter of heeft de oproeping niet of niet op de juiste wijze plaatsgehad, dan kunnen toch wettige besluiten worden genomen, mits alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de directeuren voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. 2. De oproeping vermeldt de te behandelen onderwerpen, alsmede het tijdstip waarop en de plaats waar de vergadering zal worden gehouden. Mededelingen welke krachtens de wet of de statuten aan de algemene vergadering moeten worden gericht, kunnen geschieden door opneming in de oproeping. 3. Voorstellen van degenen die ter vergadering worden opgeroepen, worden op de agenda geplaatst, mits deze voorstellen ten minste zeven dagen voor de uiterste dag van oproeping schriftelijk bij de directie zijn ingediend. 4. Omtrent onderwerpen waarvan de behandeling niet bij de oproeping is aangekondigd met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, kan niet wettig worden besloten, tenzij alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de directeuren voorafgaand aan de besluitvorming over die onderwerpen in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. Artikel 25. VERGADERRECHT. 1. Iedere vergadergerechtigde is bevoegd, in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, het hem eventueel toekomende stemrecht uit te oefenen in een algemene vergadering en voorts om zich ter vergadering te laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, naar het oordeel van de voorzitter van de vergadering toereikende, volmacht.
- 11 De directie kan besluiten dat iedere vergadergerechtigde bevoegd is om door middel van een elektronisch communicatiemiddel rechtstreeks kennis te nemen van en/of deel te nemen aan de verhandelingen van de algemene vergadering en om -voor wat betreft de stemgerechtigde vergadergerechtigde- het stemrecht uit te (doen) oefenen. Daartoe is vereist dat de desbetreffende vergadergerechtigde via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd en rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen van de vergadering, aan de beraadslaging en het hem toekomende stemrecht kan uitoefenen. 3. De directie kan voorwaarden verbinden aan het gebruik van het elektronische communicatiemiddel. In de oproeping worden deze voorwaarden genoemd of zal worden vermeld waar deze kunnen worden geraadpleegd. 4. Aan certificaten kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 25 lid 5 vergaderrechten worden verbonden. 5. De algemene vergadering is bevoegd het vergaderrecht aan één of meer certificaten te verbinden of te ontnemen. 6. De directeuren zijn bevoegd de algemene vergaderingen bij te wonen en hebben als zodanig in de algemene vergaderingen een raadgevende stem. Artikel 26. BESLUITVORMING. 1. Elk aandeel geeft recht op het uitbrengen van één stem. 2. De algemene vergadering besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen, tenzij de wet of deze statuten anders voorschrijven. 3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde, kan een besluit tot statutenwijziging dat een wijziging van lid 1 van dit artikel omvat slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. 4. Het door de voorzitter uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van vorenbedoeld oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming. 5. Indien bij een eerste stemming over personen geen volstrekte meerderheid is verkregen, wordt terstond een tweede stemming gehouden. Wordt ook bij de tweede stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een herstemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich verenigden. Komen door gelijkheid van het aantal verworven stemmen meer dan twee personen voor de herstemming in aanmerking, dan zal bij een tussenstemming worden beslist welke twee personen in herstemming komen, respectievelijk wie met de persoon die de meeste stemmen op zich verenigde, in herstemming zal komen. 6 Staken over enig voorstel de stemmen, dan is dit voorstel verworpen. 7. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden geacht niet te zijn uitgebracht. 8. Stemming over zaken geschiedt mondeling, stemming over personen schriftelijk bij gesloten ongetekende briefjes, tenzij de voorzitter in beide gevallen zonder tegenspraak in de vergadering van de zijde der stemgerechtigden een andere wijze van stemmen toelaat. 2.
- 12 Voor een aandeel dat toebehoort aan de vennootschap of aan een dochtermaatschappij daarvan kan in de algemene vergadering geen stem worden uitgebracht; evenmin voor een aandeel waarvan een van hen de certificaten houdt. Vruchtgebruikers en pandhouders van aandelen die aan de vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen toebehoren, zijn evenwel niet van hun stemrecht uitgesloten, indien het vruchtgebruik of het pandrecht was gevestigd voordat het aandeel aan de vennootschap of een dochtermaatschappij daarvan toebehoorde. De vennootschap of een dochtermaatschappij daarvan kan geen stem uitbrengen voor een aandeel waarop zij een recht van vruchtgebruik of een pandrecht heeft. 10. Waar in deze statuten is bepaald dat de geldigheid van een besluit afhankelijk is van het ter vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal en dit (gedeelte) niet vertegenwoordigd was, kan, voor zover deze statuten niet anders bepalen, een tweede vergadering worden bijeengeroepen waarin het besluit kan worden genomen onafhankelijk van het in deze vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het in die vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal. Een oproeping tot een tweede vergadering als hiervoor bedoeld heeft plaats na de eerste vergadering. De tweede vergadering dient binnen dertig dagen na de eerste vergadering te worden gehouden, zulks met inachtneming van het overigens hieromtrent in artikel 24 bepaalde. Artikel 27. LEIDING VAN EEN ALGEMENE VERGADERING. NOTULEN. 1. De leiding van een algemene vergadering berust bij de ter vergadering aanwezige directeur die het oudst in leeftijd is en bereid is de vergadering voor te zitten. Indien geen directeur aanwezig is of indien de aanwezige directeur(en) er de voorkeur aan geeft/geven de vergadering niet voor te zitten, voorziet de algemene vergadering in de leiding. 2. Van het verhandelde worden, tenzij daarvan een notarieel proces-verbaal wordt opgemaakt, door een door de voorzitter aan te wijzen secretaris notulen gehouden. Die notulen worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en de secretaris van de desbetreffende vergadering, dan wel vastgesteld in een volgende vergadering en alsdan ten blijke van vaststelling door de voorzitter en de secretaris van die volgende vergadering getekend. 3. Zowel de voorzitter van een vergadering als iedere directeur is te allen tijde bevoegd op kosten van de vennootschap opdracht te geven tot het opmaken van een notarieel proces-verbaal. Artikel 28. BESLUITVORMING BUITEN VERGADERING. 1. Besluitvorming van aandeelhouders kan op andere wijze dan in een vergadering geschieden, mits alle vergadergerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. 2. De stemmen worden schriftelijk uitgebracht. 3. De directeuren worden voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. Artikel 29. BOEKJAAR. JAARREKENING. 1. Het boekjaar van de vennootschap valt samen met het kalenderjaar. 2. Door de directie wordt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar van de vennootschap, behoudens verlenging van deze termijn met
9.
- 13 maximaal zes maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, een jaarrekening opgemaakt, welke voor de vergadergerechtigden ter inzage wordt gelegd ten kantore van de vennootschap. Binnen deze termijn legt de directie ook het door haar opgestelde jaarverslag over. 3. De jaarrekening wordt ondertekend door de directeuren. Ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt. 4. De vennootschap zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het jaarverslag en de krachtens artikel 2:392 lid 1 Burgerlijk Wetboek, toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot hun behandeling, te haren kantore aanwezig zijn. Vergadergerechtigden kunnen de stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen. 5. De algemene vergadering stelt de jaarrekening vast. Voorts besluit de algemene vergadering omtrent kwijting van de directie voor het in het afgelopen boekjaar gevoerde bestuur ter zake van de haar opgedragen taak, behoudens de wettelijke bepalingen. 6. Ondertekening van de jaarrekening door alle directeuren geldt niet als vaststelling in de zin van artikel 2:210 lid 3 Burgerlijk Wetboek. 7. De jaarrekening kan niet worden vastgesteld, indien de algemene vergadering geen kennis heeft kunnen nemen van de verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 30, tenzij onder de overige gegevens een wettige grond wordt medegedeeld waarom de verklaring ontbreekt. 8. Indien de jaarrekening gewijzigd wordt vastgesteld, kunnen de vergadergerechtigden daarvan kosteloos een afschrift verkrijgen. 9. Het in dit artikel bepaalde omtrent het jaarverslag en de krachtens artikel 2:392 lid 1 Burgerlijk Wetboek, toe te voegen gegevens blijft buiten toepassing indien artikel 2:396 lid 7 dan wel artikel 2:403 Burgerlijk Wetboek, voor de vennootschap geldt. Artikel 30. ACCOUNTANT. 1. De vennootschap zal aan een accountant als bedoeld in artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek de opdracht verlenen om de door de directie opgemaakte jaarrekening te onderzoeken overeenkomstig lid 3 van dat artikel. 2. Tot het verlenen van de opdracht is de algemene vergadering bevoegd. 3. De aan de accountant verleende opdracht kan worden ingetrokken door de algemene vergadering en door degene die de opdracht heeft verleend. De opdracht kan enkel worden ingetrokken om gegronde redenen met inachtneming van artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek. 4. De accountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan de directie en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Artikel 31. WINST. UITKERINGEN. 1. De algemene vergadering is bevoegd tot bestemming van de winst die door de vaststelling van de jaarrekening is bepaald en tot vaststelling van uitkeringen. 2. De vennootschap kan aan de aandeelhouders en eventuele andere gerechtigden tot uitkeringen slechts uitkeringen doen voor zover het eigen vermogen groter is dan de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden. Voor de vaststelling van het eigen vermogen en de reserves is de laatst vastgestelde jaarrekening bepalend.
- 14 Een besluit dat strekt tot uitkering heeft geen gevolgen zolang de directie geen goedkeuring heeft verleend. De directie weigert slechts de goedkeuring indien zij weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. 4. Indien de vennootschap na een uitkering niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de directeuren die dat ten tijde van de uitkering wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. 5. Niet verbonden is de directeur die bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de uitkering heeft gedaan en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. 6. Degene die de uitkering ontving terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, is gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan, ieder voor ten hoogste het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. 7. Indien de directeuren de vordering uit hoofde van lid 4 hebben voldaan, geschiedt de in lid 6 bedoelde vergoeding aan de directeuren, naar evenredigheid van het gedeelte dat door ieder van de directeuren is voldaan. 8. Ten aanzien van een schuld uit hoofde van lid 4 of lid 6 is de schuldenaar niet bevoegd tot verrekening. 9. Bij de berekening van het bedrag, dat op ieder aandeel zal worden uitgekeerd, komt slechts het nominale bedrag van de aandelen in aanmerking. 10. De vennootschap ontleent aan aandelen die zij in haar kapitaal houdt geen recht op enige uitkering. Zodanig recht kan evenmin worden ontleend aan aandelen waarvoor certificaten zijn toegekend welke de vennootschap houdt, tenzij op de certificaten een recht van vruchtgebruik of een pandrecht rust. Bij de berekening van iedere uitkering tellen de aandelen die de vennootschap in haar kapitaal houdt niet mee, tenzij deze aandelen of de certificaten daarvan belast zijn met een vruchtgebruik of pandrecht ten behoeve van een ander dan de vennootschap. 11. De leden 4 en 6 zijn niet van toepassing op uitkeringen in de vorm van aandelen in het kapitaal van de vennootschap of bijschrijvingen op niet volgestorte aandelen. Artikel 32. DIVIDEND. 1. Dividenden worden veertien dagen na vaststelling ter beschikking gesteld, tenzij de algemene vergadering op voorstel van de directie anders besluit. 2. Dividenden welke vijf jaren na ter beschikkingstelling niet zijn opgeëist, vervallen aan de vennootschap. Artikel 33. STATUTENWIJZIGING EN ONTBINDING. 1. Besluiten tot wijziging van deze statuten, alsmede het besluit tot ontbinding van de vennootschap, worden genomen door de algemene vergadering. 2. Wanneer aan de algemene vergadering een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, zullen degenen die de oproeping doen tegelijkertijd een afschrift van dat voorstel waarin de voorgestelde wijziging woordelijk is opgenomen, ten kantore van de vennootschap neerleggen ter inzage voor iedere vergadergerechtigde tot de afloop van de vergadering. 3. Indien het bepaalde in lid 2 niet is nageleefd, is het bepaalde in artikel 24 lid 3.
- 15 4 van toepassing. 4. De vergadergerechtigden moeten in de gelegenheid worden gesteld van de dag der nederlegging tot die der algemene vergadering een afschrift van het voorstel tot statutenwijziging te verkrijgen. Deze afschriften worden kosteloos verstrekt. 5. Een besluit tot statutenwijziging dat specifiek afbreuk doet aan enig recht van houders van aandelen van een bepaalde aanduiding, behoeft, tenzij ten tijde van de toekenning van het recht de bevoegdheid tot wijziging bij die bepaling uitdrukkelijk was voorbehouden, een goedkeurend besluit van deze groep van aandeelhouders, onverminderd het vereiste van instemming waar dit uit de wet voortvloeit. Artikel 34. VEREFFENING. 1. De vennootschap blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dat tot vereffening van haar vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van de ontbonden vennootschap uitgaan moet aan haar naam worden toegevoegd: in liquidatie. 2. Van de ontbinding van de vennootschap dient inschrijving te geschieden in het handelsregister. 3. Tenzij de wet anders bepaalt, treden ter vereffening van het vermogen van de ontbonden vennootschap de directeuren als vereffenaars op. 4. De algemene vergadering stelt bij het nemen van het besluit tot ontbinding van de vennootschap de beloning van de vereffenaars vast. 5. De vereffening geschiedt met inachtneming van de wettelijke bepalingen. 6. Hetgeen na de voldoening van de schuldeisers is overgebleven van het vermogen van de ontbonden vennootschap, wordt aan de aandeelhouders en eventuele andere rechthebbenden uitgekeerd. 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden vennootschap gedurende de door de wet voorgeschreven termijn berusten onder degene die daartoe schriftelijk door de vereffenaars is aangewezen. Artikel 35. OVERGANGSBEPALING Het eerste boekjaar zal eindigen op eenendertig december van het jaar waarin de vennootschap is opgericht. Dit artikel vervalt tezamen met zijn opschrift zodra het eerste boekjaar is geëindigd. SLOTBEPALINGEN: De comparante, handelend als gemeld, verklaarde tenslotte: I. Voor de eerste maal ***wordt▐ ***worden▐ tot directeur benoemd: *** II Met het van kracht worden van onderhavige oprichting zijn *** (***) aandelen, genummerd 1 tot en met ***, geplaatst, zodat het geplaatste kapitaal *** euro (€ ***) bedraagt. De oprichter neemt alle geplaatste aandelen. III. Op de datum in het hoofd van deze akte vermeld bedraagt het op ieder geplaatste aandeel gestorte kapitaal nihil; de oprichter en de vennootschap zijn overeengekomen dat op elk door de oprichter genomen aandeel de nominale waarde van dat aandeel eerst hoeft te worden gestort na verloop van *** dagen na de datum in het hoofd van deze akte vermeld. Volmacht Van het bestaan van de volmacht is mij, notaris, genoegzaam gebleken uit een aan deze akte gehecht schriftelijk stuk. De comparante is zijn mij, notaris, bekend.
- 16 Van de verklaringen van de comparante heb ik, notaris, in Zwolle op de datum aan het begin van deze akte gemeld deze akte opgemaakt. De zakelijke inhoud van deze akte heb ik medegedeeld en toegelicht aan de comparante. De comparante heeft verklaard voor het tekenen van deze akte kennis te hebben genomen van de inhoud van deze akte en daarmee in te stemmen. Vervolgens heb ik deze akte beperkt voorgelezen en hebben de comparante en ik deze akte onmiddellijk daarna ondertekend.
Structuur Innovatiefonds Overijssel Provincie Overijssel
100% Fondsbeheerder HFO BV
100% IFO 1
Op basis van reglement: 1. Participaties 2. Fonds in Fonds
IFO 2
Op basis van verordening: 1. Leningen 2. MKB-krediet
SPV Hart van Zuid
DIRECTIEREGLEMENT INNOVATIEFONDS OVERIJSSEL I B.V. EN INNOVATIEFONDS OVERIJSSEL II B.V.
1
Inhoud
Onderdeel A: Vaststelling en reikwijdte
3
Onderdeel B: Directiereglement
5
1.
Definities
5
2.
Holdingstructuur
8
3.
Provincie – Groep – GS - PS
8
4.
Directie IFO I en Directie IFO II
10
4.1
Algemene taken en bevoegdheden
10
4.2
Bilaterale overleggen Directeur HFO en Directeur
11
4.3 Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II
11
4.4
Besluiten Directie IFO I en Directie IFO II
12
4.5
Funding
13
4.6
(Financiële) verslaggeving
14
4.7
Bezoldiging en verzekering
16
4.8
Tegenstrijdig belang
16
4.9
Nevenfuncties
18
4.10 Vertrouwelijkheid
18
4.11 Diversen
18
5.
Algemene bepalingen
19
5.1
Toepassing
19
5.2
Werking
20
5.3
Wijziging en duur Directiereglement
20
5.4
Toepasselijk recht
20
Bijlage 1
22
2
ONDERDEEL A: VASTSTELLING EN REIKWIJDTE 1.
Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. (de “HFO”) is opgericht door de provincie Overijssel (de “Provincie”) met als doel het direct en indirect ondersteunen, versterken en verankeren van het economisch klimaat en economisch beleid in de provincie Overijssel hetgeen de Provincie als een publiek belang beschouwt.
2.
De HFO dient deze doelstellingen onder meer te bereiken door het: i. al
dan
niet
tezamen
met
anderen
deelnemen
in
andere
ondernemingen
en
vennootschappen, samenwerken met andere vennootschappen of ondernemingen, zoals in dit Directiereglement en de Investeringsreglementen van haar dochtermaatschappijen (de “Werkfondsen”), nader uitgewerkt onder welke Werkfondsen zijn begrepen Innovatiefonds Overijssel I B.V. (“IFO I”) en Innovatiefonds Overijssel II B.V. (“IFO II”); ii. verstrekken van financieringen aan de Werkfondsen die vervolgens op hun beurt direct of indirect investeren in doelondernemingen (“Doelondernemingen”) en/of doelprojecten (“Doelprojecten”) in de provincie Overijssel. 3.
Hierbij
staat
steeds
voorop
dat,
alhoewel
is
gekozen
voor
een
privaatrechtelijke
organisatiestructuur, de HFO en de Werkfondsen mede opereren binnen het publieke domein. Dit betekent dat de besturen van de HFO en de Werkfondsen en de raad van commissarissen van de HFO bij de uitvoering van hun taken en bevoegdheden, onder meer in het kader van de besluitvorming, alsmede terzake van de verantwoordingsplicht en informatievoorziening, eveneens rekening dienen te houden met bijzondere wetten en regels die gelden voor personen en vennootschappen die opereren binnen het publieke domein. 4.
Teneinde te verzekeren dat het verstrekken van financieringen door de Provincie aan de HFO en door de HFO aan de Werkfondsen plaatsvindt op een zakelijke grondslag heeft de Provincie erin voorzien dat: i. de doelstellingen en de governance van de HFO en de Werkfondsen (de “Governance”), en de voorwaarden voor het verstrekken van financieringen in diverse documenten (waaronder Directiereglementen en Investeringsreglementen van de Werkfondsen) worden vastgelegd; ii. bij de HFO en haar Werkfondsen professionele bedrijfsvoering en- toezicht worden toegepast, hetgeen onder andere in een Managementovereenkomst met de bestuurders van de Werkfondsen (de “Fondsbeheerder(s)”) wordt vastgelegd; iii. de vergoeding van de leden van de organen van de HFO en de Werkfondsen in overeenstemming met de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (de “Wnt”) en provinciaal bezoldigingsbeleid is en niet prestatie gerelateerd, tenzij dit op grond van wet- en regelgeving (b.v. regels omtrent staatssteun) is vereist; iv. de
verantwoordings-
en
informatieplicht
van
de
HFO
en
de
Werkfondsen
in
overeenstemming is met de wettelijke regels uit o.a. de Provinciewet en het daarop gebaseerde provinciaal beleid; v. de HFO en de Werkfondsen in lijn met het Risicomanagement raamwerk handelen en rapporteren,
waaronder
het
door
de
Werkfondsen
geregeld
opstellen
van
een
risicoanalyse en hierover periodiek gerapporteerd wordt aan de HFO respectievelijk de Provincie.
3
5.
Bij de vormgeving van de Governance is tevens aandacht besteed aan de geldende normen rond integriteit en behoorlijk bestuur zoals opgenomen in het deelnemingenbeleid van de Provincie (het “Deelnemingenbeleid”). Daardoor wordt van de Directeur HFO, de Fondsbeheerders en de leden van de Raad van Commissarissen
voorafgaand aan
infunctietreding een Verklaring Omtrent Gedrag en een integriteitsverklaring verlangd. 6.
In dit Directiereglement worden nader uiteengezet de rollen van en verhoudingen tussen de Provincie, de HFO en de Werkfondsen in de hieronder vermelde hoedanigheden:
De Provincie is de investeerder en in die hoedanigheid treedt zij op als opdrachtgever voor de HFO en de Werkfondsen. Tevens verstrekt zij financiële middelen op basis van een eigen gewenste allocatie van investeringen (het investeringsbeleid) ten behoeve van de realisatie van beleidsdoelen/-prestaties: ofwel de Provincie verstrekt middels de HFO en de Werkfondsen financieringen voor investeringen in Doelondernemingen en/of Doelprojecten.
De HFO is de bewaarder, houdt aandelen in de Werkfondsen en ontplooit daarmee samenhangende activiteiten. Dat wil zeggen:
het toezicht houden op en controleren van de Fondsbeheerders inzake de naleving van het investeringsbeleid, de kasstromen en de waardering van investeringen;
het toezicht houden op en controleren van de Fondsbeheerders inzake de naleving van de wettelijke regels en provinciale kaders (bijvoorbeeld het Provinciale bezoldigingsbeleid);
het toezicht houden op en controleren van de Fondsbeheerders inzake de naleving van het Risicomanagement raamwerk voor risicomanagement/-beheer;
het periodiek rapporteren over de gerealiseerde prestaties van de Werkfondsen richting de Provincie;
het financieel consolideren van het totaal van HFO en de Werkfondsen op HFO (holding)niveau.
Deze activiteiten geven richting aan, en zijn bepalend voor, de uitoefening van het aandeelhouderschap van de HFO in de Werkfondsen. Vanuit de HFO worden derhalve geen rechtstreekse investeringen in Doelondernemingen en Doelprojecten gedaan. De HFO kan uitsluitend financiële middelen aan de Werkfondsen verstrekken onder de voorwaarden zoals in dit Directiereglement en Investeringsreglementen van de Werkfondsen bepaald.
De Werkfondsen hebben ieder een eigen bestuurder (de “Fondsbeheerder”), die de eigenlijke investeringsbeslissingen neemt met betrekking tot de beoogde Doelondernemingen en Doelprojecten. Tot de activiteiten van de Fondsbeheerder behoren o.a.:
het verstrekken van leningen respectievelijk het aangaan van participaties op basis van businesscases conform de Verordeningen c.q. de Investeringsreglementen;
het voeren van de administratie van de investeringen (het portefeuillebeheer);
het risicomanagement/-beheer conform het Risicomanagement raamwerk.
4
ONDERDEEL B: DIRECTIEREGLEMENT 1.
Definities De navolgende met een hoofdletter aangeduide begrippen hebben in dit Directiereglement de daarachter vermelde betekenis: Algemene Vergadering HFO: de algemene vergadering van de HFO. Algemene Vergadering IFO I: de algemene vergadering van IFO I. Algemene Vergadering IFO II: de algemene vergadering van IFO II. Begroting IFO I: de individuele begroting van IFO I voor enig Boekjaar. Begroting IFO II: de individuele begroting van IFO II voor enig Boekjaar. Beleidsbrief: de brief waarin de beleidsdoelstellingen voor de Funding voor het voorliggende Boekjaar zijn aangegeven. Bilateraal overleg: het overleg tussen de Directeur HFO en de Directeur. Boekjaar: 1 januari tot en met 31 december van enig jaar, overeenkomstig het boekjaar van de Provincie. Deelnemingenbeleid: het deelnemingenbeleid zoals verwoord in het Statenvoorstel nr. PS/2008/279 Deelnemingenbeleid Overijssel met inachtneming van alle wijzigingen en diens opvolgers. Directie HFO: het bestuur van de HFO. Directeur HFO: een door de Algemene Vergadering HFO benoemde statutair bestuurder van de HFO. Directie IFO I: het bestuur van IFO I. Directie IFO II: het bestuur van IFO II. Directeur: een statutair bestuurder van IFO I respectievelijk IFO II. Directeur IFO I: een door de Algemene Vergadering IFO I benoemde statutair bestuurder van IFO I. Directeur IFO II: een door de Algemene Vergadering IFO II benoemde statutair bestuurder van IFO II. Directiereglement: dit door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II vastgestelde directiereglement voor IFO I respectievelijk IFO II, waarin nadere regels worden gesteld ter zake van de uitoefening van taken en bevoegdheden van respectievelijk Directie IFO I en Directie IFO II. Doelonderneming: een onderneming waarin IFO I respectievelijk IFO II investeert of overweegt te investeren. Doelproject: een project waarin IFO II investeert of overweegt te investeren. Externe Accountant: een Registeraccountant (RA) die overeenkomstig artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek is belast met het onderzoek van de Jaarrekening.
5
Financiële Verordening: de door PS ten aanzien van IFO II vastgestelde Financiële Verordening 2013 (PS/2013/549), of diens opvolger. Fondsbeheerder: een bestuurder van een Werkfonds (waaronder de Directeur IFO I en Directeur IFO II). Funding: een door de Provincie te storten bedrag op de door haar gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van de HFO bovenop het gestorte nominale bedrag van de aandelen (“agiostorting”), dan wel, ter keuze van de Provincie, het verstrekken van een geldlening aan de HFO onder nader overeen te komen voorwaarden. Geconsolideerde Begroting: de geconsolideerde begroting van de HFO en de Werkfondsen over enig Boekjaar, tevens vormende een onderdeel van het Jaarplan, waarin onder meer zijn opgenomen: 1. een schatting van de Funding en Investeringen voor het betreffende Boekjaar (onderverdeeld in onderbouwde individuele posten) per Werkfonds; 2. een schatting van de (bedrijfs)kosten van de HFO en de Werkfondsen; en 3. een kasstroomoverzicht. Geconsolideerde Jaarrekening: de geconsolideerde jaarrekening van de HFO en de Werkfondsen over enig Boekjaar, bestaande uit een balans en winst- verliesrekening met toelichting en kasstroomoverzicht. Governance: de wijze van besturen, het geheel aan (gedrags)regels, de beschikbare instrumenten, risicomanagement en toezicht, alsmede de bevoegdhedenverdeling binnen de HFO en de Werkfondsen, alsmede de relatie met de Provincie en de organen binnen de HFO en de Werkfondsen. Governance Reglement: het ten aanzien van de HFO door de Algemene Vergadering HFO vastgestelde governance reglement, waarin de taken en bevoegdheden van de Directie HFO en de Raad van Commissarissen nader zijn uitgewerkt. Groep: de HFO en de Werkfondsen tezamen. GS: het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie. HFO: Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. IFO: IFO I en IFO II tezamen IFO I: Innovatiefonds Overijssel I B.V. IFO II: Innovatiefonds Overijssel II B.V. Inkoopbeleid: het door de Directeur HFO ten aanzien van de HFO en de Werkfondsen op te stellen inkoop- en aanbestedingsbeleid, vastgesteld door de Algemene Vergadering HFO. Investeringen: het verstrekken van financiering aan of het als aandeelhouder participeren in Doelondernemingen en/of Doelprojecten conform een Investeringsreglement (t.b.v. een participatie) of op basis van een van de Verordeningen (t.b.v. verstrekken van een subsidie in de vorm van een geldlening).
6
Investeringsreglement: het door de Algemene Vergadering IFO I vastgestelde investeringsreglement van IFO I. Investeringsvolume: het door PS vastgestelde maximum bedrag aan Investeringen. Jaarplan: een door respectievelijk de Directie IFO I en Directie IFO II voor ieder Boekjaar op te stellen jaarplan, onder meer inhoudende een actualisering en concretisering van het Strategisch Beleidsplan met opgave van doelstellingen, te behalen prestaties/resultaten en acties zoals omschreven in onderdeel A van dit Directiereglement, inclusief de Begroting. Jaarrekening: de enkelvoudige jaarrekening van respectievelijk IFO I en IFO II over enig Boekjaar, bestaande uit een balans en winst- verliesrekening met toelichting. Managementovereenkomst: de tussen respectievelijk de Directeur IFO I en Directeur IFO II en IFO I respectievelijk IFO II te sluiten overeenkomst van opdracht tot het verrichten van management- en beheerwerkzaamheden. P&C cyclus van de Provincie: Perspectiefnota, Begroting , voortgangsrapportages en Jaarrekening van de Provincie. Provinciaal/Provinciale bezoldigingsbeleid: het beleid ten aanzien van de beloning van bestuurders en medewerkers van door de Provincie gesubsidieerde instellingen en haar verbonden partijen, zoals vastgesteld in PS/2014/211, of diens opvolger. Provincie: de publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Overijssel. PS: de Provinciale Staten van de Provincie. Raad van Commissarissen: de raad van commissarissen van de HFO. Revolverendheid: geheel of gedeeltelijk terugontvangen Investeringen (inclusief eventuele rendement hierop) opnieuw te gebruiken voor Investeringen, begrensd door het Investeringsvolume en nader uitgewerkt in documenten op Werkfonds niveau. Risicomanagementbeleid: het door de Provincie voor de Groep vastgestelde beleid ter zake van risicomanagement, inclusief het Risicomanagement raamwerk. Risicomanagement raamwerk: het risicomanagement raamwerk zoals vastgesteld door de Algemene Vergadering HFO. Statuten: de statuten van respectievelijk IFO I en IFO II zoals die op enig moment van kracht zijn. Strategisch Beleidsplan: het strategisch beleidsplan waarin de verwezenlijking van de missie en de doelstellingen van de Groep worden uiteengezet overeenkomstig onderdeel A van dit Directiereglement. Uitvoeringsregeling Treasury: de door GS vastgestelde Uitvoeringsregeling Treasury (kenmerk: 2011/0157929, gepubliceerd in Provinciaal blad nr. 2011/0337411), of diens opvolger. Verordeningen: de verordeningen die voor IFO II door PS zijn vastgesteld en op grond waarvan publiekrechtelijke bevoegdheden aan IFO II worden toegekend.
7
Voorhangprocedure: de procedure ex artikel 167 lid 4 Provinciewet waarbij alvorens GS een besluit nemen PS in de gelegenheid stelt, in lijn met het Deelnemingenbeleid, ten aanzien van dat voorgenomen besluit wensen of bedenkingen kenbaar te maken. Werkfonds: een vennootschap waarvan aandelen door de HFO worden gehouden. WOB: Wet openbaarheid van bestuur (WOB), zoals laatst gewijzigd bij Staatsblad 2009, 384, of diens opvolger. WNT: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) (Staatsblad 2012, 583), of diens opvolger. 2.
Holdingstructuur
2.1
De Provincie (de “investeerder”) is de enig aandeelhouder van de HFO en de HFO is op haar beurt aandeelhouder van de Werkfondsen. De Directie HFO oefent het bestuur uit over de HFO, en de Fondsbeheerders het bestuur over de Werkfondsen.
2.2
Bij de HFO is een Raad van Commissarissen ingesteld die een toezichtsfunctie uitoefent ten aanzien van de Groep.
2.3
De HFO (de “bewaarder”) heeft ten opzichte van haar Werkfondsen een bewaarfunctie, hetgeen onder meer betekent dat zij: a.
aandelen in de Werkfondsen houdt;
b.
goedkeuring dient te verlenen voor bepaalde besluiten van de Fondsbeheerder(s); en
c.
een functie vervult bij de Funding van de Werkfondsen. De Werkfondsen investeren in Doelondernemingen
en
Doelprojecten,
welke
worden
beheerd
door
de
Fondsbeheerders (de “beheerders”). 2.4
De Directie HFO, de Raad van Commissarissen en de Fondsbeheerders dienen zich te realiseren dat de Groep een geheel van vennootschappen is, ressorterend onder de Provincie Overijssel als enig aandeelhouder van de HFO, met de daarbij horende publiekrechtelijke
voorschriften
en
verantwoordelijkheden.
Zij
dienen
zich
bij
de
uitoefening van hun taken en bevoegdheden hiervan steeds rekenschap te geven. 3.
Provincie – Groep – GS - PS
3.1
De Provincie als publiekrechtelijke rechtspersoon en haar organen GS en PS zijn betrokken bij de Groep, namelijk: a.
de Provincie als verstrekker van financiële middelen ter zake van de Funding;
b.
de Provincie als enig aandeelhouder van de HFO, daarmee vormend de Algemene Vergadering HFO;
c.
GS als orgaan van de Provincie bevoegd is tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaronder het namens de Provincie nemen van besluiten als enig aandeelhouder van de HFO, met dien verstande dat GS de bevoegdheid tot het verrichten van bepaalde handelingen kan mandateren;
8
d.
PS als orgaan van de Provincie bevoegd om op grond van de Voorhangprocedure ter wensen en bedenkingen aan GS kenbaar te maken en voorts bevoegd tot het vaststellen van verordeningen, waaronder de Verordeningen.
3.2
De rol, taak en bevoegdheden van de Provincie ten opzichte van de Groep is geregeld in de statuten van de HFO, het Governance Reglement (en als afgeleide daarvan dit Directiereglement) en de Verordeningen. Uit hoofde daarvan is de Provincie als enig aandeelhouder van de HFO onder meer bevoegd tot: a.
de
vaststelling
van
de
Geconsolideerde
Jaarrekeningen
en
Geconsolideerde
Begrotingen; b.
vaststellen van de Beleidsbrieven ten behoeve van het opstellen van de Strategische Beleidsplannen en Jaarplannen van de HFO en de Werkfondsen;
c.
goedkeuren van het Strategisch Beleidsplan van de HFO en elk van de Werkfondsen;
d.
het verlenen van voorafgaande goedkeuring aan de in Bijlage 1A en 1B bij het Governance Reglement opgenomen besluiten van de Directie HFO, met dien verstande dat voor goedkeuringsbesluiten zoals opgenomen in Bijlage 1B de Voorhangprocedure dient te worden gevolgd.
3.3
De HFO is aandeelhouder van respectievelijk IFO I en IFO II. De Directie IFO I respectievelijk de Directie IFO II dient ervoor zorg te dragen dat de in Bijlage 1 opgenomen besluiten ter goedkeuring
worden voorgelegd
aan
respectievelijk
de
Algemene Vergadering IFO I en Algemene Vergadering IFO II. 3.4
GS informeren PS conform het Deelnemingenbeleid over de financiële prestaties, de risico’s, de mate van revolverendheid, de compliance aan wet- en regelgeving en dergelijke van de Groep. GS doet dit door: a.
de reguliere Planning en Control cyclus;
b.
middels Statenbrief informatie over de uitkomsten van de Algemene Vergadering HFO;
c.
afschrift van het Geconsolideerde Jaarrekening, de enkelvoudige jaarrekeningen van de HFO en de Werkfondsen, inclusief de verklaring(en) van de Externe Accountant.
3.5
De provincie is gemachtigd om eigenstandig audits uit te (laten) voeren naar de gevoerde processen binnen de Groep. Deze audits richten zich op de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de door de Groep gevoerde processen.
3.6
GS informeren PS tussentijds per Statenbrief conform het Protocol actieve informatieplicht (PS/203/854) als bijvoorbeeld op essentiële punten is afgeweken van de Governance (voorstellen
voor
strategiewijzigingen,
ingrijpende
wijziging
in
de
Statuten,
het
Governance Reglement, het Directiereglement, het Investeringsreglement, omvangrijke wijzigingen in de structuur van de deelneming), er zich relevante economische of maatschappelijke/politieke ontwikkelingen en/of belangrijke bestuurlijke wijzigingen hebben voorgedaan.
9
4.
Directie IFO I en Directie IFO II
4.1
Algemene taken en bevoegdheden
4.1.1
Een Directeur wordt benoemd op de wijze als bepaald in de Statuten IFO I respectievelijk Statuten IFO II en het benoemingsbesluit. Elke Directeur is volledig zelfstandig en onverkort verantwoordelijk voor nakoming van verplichtingen uit de Statuten IFO I respectievelijk Statuten IFO II en dit Directiereglement.
4.1.2
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II is belast met het besturen van respectievelijk IFO I en IFO II, hetgeen betekent dat de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II onder meer verantwoordelijk is voor: a.
de realisatie van de doelstellingen van IFO I respectievelijk IFO II zoals onder meer vastgelegd in de de Statuten IFO I respectievelijk Statuten IFO II en onderdeel A van dit Directiereglement;
b.
de
strategie,
het
(financiële)
beleid
en
de
daaruit
voortvloeiende
resultatenontwikkeling van IFO I respectievelijk IFO II; c.
de inrichting en het (risico-)beheer van IFO I respectievelijk IFO II;
d.
het uitvoeren van de bezwaar- en beroepsprocedure ten behoeve van IFO II;
e.
het erop toezien dat de Verordeningen door IFO II op juiste wijze wordt nageleefd en uitgevoerd;
g.
het erop toezien en ervoor zorgdragen dat het Risicomanagementbeleid door IFO I respectievelijk IFO II op juiste wijze wordt nageleefd en uitgevoerd;
h.
het uitvoeren van het Inkoopbeleid;
i.
het instellen en handhaven van interne procedures ten behoeve van de interne beheersing en de volledigheid en juistheid van de verslaggeving;
j.
het ervoor zorgdragen dat de rapportages mede inzicht bieden in de ontwikkeling van het risicoprofiel van IFO I respectievelijk IFO II, Doelondernemingen en Doelprojecten (risicomanagement) en de continuïteit van de organisatie (o.a. beoordelen solvabiliteit en liquiditeit van IFO I respectievelijk IFO II);
k.
de naleving van het Deelnemingenbeleid, de Statuten IFO I respectievelijk de Statuten IFO II, dit Directiereglement, het Investeringsreglement, de Verordeningen, het voor IFO I respectievelijk IFO II geldende Provinciale bezoldigingsbeleid, de bevoegdelijk aan de Directie IFO I respctievelijk Directie IFO II verleende instructies en alle relevante wet- en regelgeving (waaronder en indien van toepassing de Algemene wet bestuursrecht, aanbestedingswet- en regelgeving en staatssteun).
4.1.3
Bij afwezigheid van een Directeur van meer dan twee maanden is de persoon die daartoe is aangewezen door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II tijdelijk met het bestuur van respectievelijk IFO I en IFO II belast.
4.1.4
De Directeur IFO I respectievelijk Directeur IFO II vertegenwoordigt IFO I respectievelijk IFO II op de wijze als bepaald in de Statuten IFO I respectievelijk Statuten IFO II en voert zijn werkzaamheden uit onder toezicht van de Raad van Commissarissen, doch blijft te allen tijde zelf verantwoordelijk voor zijn functioneren.
10
4.2
Bilaterale overleggen Directeur HFO en Directeur
4.2.1
De Directeur HFO vergadert in beginsel drie keer per jaar in een Bilateraal overleg met de Directeur afzonderlijk, of zoveel vaker als door de Directeur HFO en/of de Directeur wenselijk of noodzakelijk wordt geacht. De planning van de overleggen en het opleveren van de benodigde documenten sluit zoveel mogelijk aan op de P&C cyclus van de Provincie. De concrete oplevermomenten worden in de Beleidsbrief opgenomen.
4.2.2
Bilaterale overleggen kunnen door de Directeur HFO en/of de Directeur bijeen worden geroepen.
4.2.3
De Directeur HFO stelt de agenda van een Bilateraal overleg op en zal deze bij voorkeur zeven dagen voor het Bilaterale overleg aan de Directeur toezenden. De Directeur is eveneens gerechtigd agendapunten aan te dragen en zendt deze bij voorkeur zeven dagen voor het Bilateraal overleg aan de Directeur HFO. Ten aanzien van elk agendapunt wordt zoveel mogelijk schriftelijke uitleg verschaft en worden alle relevante stukken bijgevoegd.
4.2.4
Het Bilaterale overleg wordt geleid door de Directeur HFO.
4.2.5
Tijdens het Bilaterale overleg zullen in ieder geval aan de orde komen de (financiële) ontwikkelingen en risicobeheer van IFO I respectievelijk IFO II. Voorts zullen de financiële kwartaal rapportages van IFO I respectievelijk IFO II worden getoetst aan respectievelijk de Begroting IFO I en de Begroting IFO II , alsmede de Geconsolideerde Begroting.
4.2.6
De Directeur HFO en de Directeur kunnen perso(o)n(en) aanwijzen die de Bilaterale overleggen namens hen kunnen bijwonen.
4.2.7
Omtrent het toelaten tot het Bilaterale overleg van andere personen dan de Directeur HFO en de Directeur beslissen de bij het Bilaterale overleg aanwezige Directeur HFO en Directeur gezamenlijk.
4.2.8
Van het verhandelde in het Bilaterale overleg wordt een verslag opgemaakt door de Directeur HFO. Het verslag verschaft inzicht in de besluitvorming in het Bilaterale overleg. Het verslag wordt vastgesteld door de Directeur HFO en de Directeur in dezelfde of de eerstvolgende vergadering en vervolgens toegezonden aan de Raad van Commissarissen.
4.3
Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II
4.3.1
De voorzitter van de Raad van Commissarissen is in de relatie tussen de Directie en de Raad van Commissarissen het eerste aanspreekpunt voor de Directeur.
4.3.2
De Directeur is verplicht de vergaderingen van de Raad van Commissarissen bij te wonen, indien deze daartoe wordt uitgenodigd.
4.3.3
De Directeur draagt er zorg voor dat de Raad van Commissarissen van alle informatie wordt voorzien die nodig is voor de juiste uitoefening van de taken van de Raad van Commissarissen. Daartoe voert de Directeur regelmatig overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen en, indien zulks noodzakelijk of wenselijk wordt geacht, met de andere leden van de Raad van Commissarissen.
11
4.3.4
De Directeur is verplicht de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II bij te wonen, en desgevraagd de Algemene Vergadering HFO.
4.3.5
De Directeur draagt zorg voor het opstellen van een voorstel voor de agenda van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en het voorbereiden daarvan, eventueel in overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen.
4.3.6
De Directeur verschaft de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II alle relevante informatie die zij behoeven voor de uitoefening van hun bevoegdheden. De Directeur verschaft de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II ook alle door hen verlangde informatie, tenzij een zwaarwichtig belang van IFO I respectievelijk IFO II zich daartegen verzet. Indien door de Directeur op een zwaarwichtig belang een beroep wordt gedaan, wordt dit beroep gemotiveerd toegelicht.
4.3.7
Indien de wet, de Statuten IFO I respectievelijk Statuten IFO II of dit Directiereglement een goedkeuringsrecht aan de de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II verlenen, of de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II een dergelijk goedkeuringsrecht op andere gronden hebben, licht de Directeur de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II minimaal drie weken voor de vergadering waarin het goedkeuringsbesluit zal worden geagendeerd in over alle feiten die relevant zijn voor de te verlenen goedkeuring en verstrekt de voor besluitvorming benodigde documenten c.q. adviezen onder gelijktijdige toezending daarvan aan de Raad van Commissarissen. Ingeval het gaat om een Investeringsbesluit geeft de Directeur aan of dit besluit past binnen de Geconsolideerde Begroting en de Begroting van IFO I danwel IFO II.
4.4
Besluiten Directie IFO I en Directie IFO II
4.4.1
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II is verantwoordelijk voor het nemen van directiebesluiten ten aanzien van IFO I respectievelijk IFO II.
4.4.2
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II is er mede voor verantwoordelijk dat de door de organen van de Provincie te nemen besluiten conform de daarvoor krachtens de wet en binnen de Provincie geldende procedures, en binnen de wettelijke termijnen (vb vaststelling van een Jaarrekening) kunnen worden voorbereid en aan de juiste publiekrechtelijke organen van en eenheden binnen de Provincie worden gericht.
4.4.3
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II dient zich ervan te vergewissen of een besluit past binnen de Begroting I respectievelijk Begroting II.
4.4.4
Voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II is vereist voor besluiten van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II als vermeld in Bijlage 1, met uitzondering van die besluiten ten aanzien waarvan de Directie HFO na de in artikel 4.5.4 bedoelde marginale toetsing van mening is dat deze vallen binnen de Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II en behoudens besluiten die vallen onder het Investeringsreglement en de Verordeningen.
4.4.5
De Directeur is zich ervan bewust dat de Directie HFO voor het verlenen van goedkeuring aan de besluiten als genoemd in Bijlage 1 de goedkeuring behoeft van hetzij de Algemene
12
Vergadering HFO danwel de Raad van Commissarissen. Voorts is de Directeur zich ervan bewust dat voor besluiten waarvoor de Directie HFO goedkeuring behoeft van de Algemene Vergadering HFO de bij de Provincie geldende besluitvormingsprocedures dienen te worden gevolgd, zoals nader uiteen gezet in het Governance Reglement De Directeur zal hiermee zoveel als mogelijk rekening houden en eraan meewerken dat de binnen de Provincie geldende besluitvormingsprocedures kunnen worden gevolgd. In Bijlage 1A van het Governance Reglement zijn opgenomen de besluiten die door GS namens de Provincie worden genomen, of door een specifiek daarvoor aangewezen persoon namens GS op basis van een daartoe door GS verstrekt mandaat. In Bijlage 1B van het Governance Reglement zijn opgenomen de besluiten die eveneens door GS namens de Provincie worden genomen, doch nadat de Voorhangprocedure is gevolgd. Dit betekent dat GS ter zake van de bedoelde goedkeuringsbesluiten vooraf inlichtingen geven aan PS, in welk geval GS geen goedkeuringsbesluit zal nemen dan nadat PS hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van GS hebben kunnen brengen. 4.4.6
Door splitsing van handelingen kan aan de strekking van het in artikel 4.4.4 bepaalde geen afbreuk worden gedaan.
4.4.7
Ingeval op grond van de Statuten, dit Directiereglement of anderszins voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk de Algemene Vergadering IFO II vereist is voor een besluit van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II, zal de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II slechts mogen overgaan tot het nemen van bestuursbesluit onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van de benodigde goedkeuringen. Voor zover het besluit tot een wederpartij is gericht en externe werking heeft, zal de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II derden bij het handelen namens de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II wijzen op de interne bevoegdheidsbeperking en deze vertegenwoordigingshandeling slechts mogen verrichten onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van de benodigde voorafgaande goedkeuring Algemene Vergadering IFO I respectievelijk de Algemene Vergadering IFO I.
4.5
Funding
4.5.1
De Geconsolideerde Begroting is leidend voor de omvang van de Investeringen in enig Boekjaar en de daarvoor benodigde Funding. Bij de omvang van de Funding zal rekening worden gehouden met de reeds aanwezige liquide middelen bij IFO I respectievelijk IFO II.
4.5.2
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II dient zich ter zake van de Funding te houden aan de eisen, voorwaarden en procedures zoals vastgelegd in onder meer dit Directiereglement.
4.5.3
Ingeval van wijziging van het door PS vastgestelde Investeringsvolume kan dit resulteren in een tussentijdse wijziging van de Geconsolideerde Begroting respectievelijk de Begroting IFO I en de Begroting IFO II Dit kan van invloed zijn op de mogelijkheden tot het doen van Investeringen. In dat kader is mede van belang dat de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II zich houdt aan de in dit Directiereglement voorgeschreven besluitvormingsprocedures ter zake van het doen van Investeringen.
4.5.4
Het bepaalde in het vorige lid neemt niet weg dat er desondanks Investeringen kunnen worden gedaan die vallen buiten de Geconsolideerde Begroting respectievelijk de
13
Begroting IFO I en Begroting IFO II. De Directie HFO zal ten aanzien van ieder voorgenomen besluit tot het doen van een Investering op marginale wijze toetsen of dat besluit valt binnen de Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II. Onder deze marginale toetsing valt in ieder geval de toetsing of een voorgenomen besluit naar zijn aard en qua bedrag valt binnen Voor voorgenomen besluiten tot het doen van een Investering ten aanzien waarvan de Directie HFO na vorenbedoelde marginale toetsing van mening is dat deze binnen de Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II vallen, is geen goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II als bedoeld in artikel 4.4.4 vereist. 4.5.5
Indien de Directie HFO na vorenbedoelde marginale toetsing wel van mening is dat een voorgenomen besluit tot het doen van een Investering niet binnen de Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II valt, dient de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II conform het bepaalde in 4.4.4 een besluit tot het doen van een dergelijke Investering goed te keuren. Een dergelijk goedkeuringsbesluit dient door de Directie HFO te worden genomen, die daar op haar beurt goedkeuring voor nodig heeft van de Algemene Vergadering HFO. Tegelijk met het verzoek om goedkeuring van het betreffende besluit tot Investering zal door de HFO op gemotiveerde wijze een verzoek tot Funding aan de Provincie worden gedaan. In het geval de Provincie goedkeuring verleent aan het betreffende besluit tot Investering zal de Provincie tevens zorgdragen voor de daarmee benodigde Funding op de door de Provincie te bepalen wijze.
4.6
(Financiële) verslaggeving
4.6.1
De financiële verslaggeving van de HFO en IFO sluit aan op de P&C cyclus van de Provincie en het Risico management raamwerk.
4.6.2
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II zal over de bezoldiging van de Directeur, alsmede over de beloning van de ten behoeve van IFO I respectievelijk IFO II werkzame personen op transparante wijze rapporteren en verantwoording afleggen aan de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en de Raad van Commissarissen, tenminste één maal per Boekjaar.
4.6.3
De Directeur draagt jaarlijks tijdig zorg voor het opstellen, (intern) rapporteren aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en het zo nodig publiceren van de Jaarrekeningen, een en ander in overeenstemming met de daaraan gestelde wettelijke en statutaire vereisten en de eisen die krachtens artikel 201 Provinciewet voor de provinciale jaarstukken gelden. In de Jaarrekeningen zullen conform het provinciaal beloningsbeleid en/of de WNT ook expliciet de bezoldiging van de Directeur gepubliceerd worden.
4.6.4
De personen die ten behoeve van IFO I respectievelijk IFO II belast zijn met het uitvoeren van controleactiviteiten, zullen hierover rechtstreeks dienen te rapporteren aan de Raad van
Commissarissen
en
over
hun
bevindingen
rechtstreeks
met
de
Raad
van
Commissarissen overleg voeren. De Directeur zal hieraan alle benodigde medewerking verlenen. 4.6.5
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II biedt jaarlijks vóór 31 maart na afloop van een Boekjaar een Jaarrekening, jaarverslag en de daarbij behorende controleverklaring
14
van de Externe Accountant aan de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II aan. 4.6.6
De Directeur rapporteert minimaal drie keer per jaar, en daar waar nodig mede in het licht van de publieke verantwoordingsplicht gewenst ook tussentijds, inhoudelijk over het bestaan en de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen van IFO I respectievelijk IFO II aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II.
4.6.7
De Directeur rapporteert minimaal drie keer per jaar en daar waar nodig mede in het licht van de publieke verantwoordingsplicht gewenst ook tussentijds, aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II over de gerealiseerde Investeringen.
4.6.8
De Directeur zal jaarlijks vóór ieder Boekjaar een Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II.
4.6.9
Onderdeel van de Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II dient te zijn een liquiditeitsbegroting (kasstroomoverzicht) voor het door IFO I respectievelijk IFO II benodigde werkkapitaal.
4.6.10
De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II zal tenminste iedere drie jaren in concept een Strategisch Beleidsplan opstellen en ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering IFO
I
respectievelijk
Algemene
Vergadering
IFO
II
voorleggen.
De
Raad
van
Commissarissen brengt een advies uit over het Strategisch Beleidsplan. Dit advies wordt samen met een reactie van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II meegestuurd bij de aanbieding van het plan aan de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II. In dit Strategisch Beleidsplan wordt tevens een omschrijving opgenomen van de door de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II in die periode te verrichten activiteiten en de prestaties/resultaten die de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II in die periode wil behalen, om de in het onderdeel A van dit Directiereglement opgenomen beoogde doelstellingen te bereiken. 4.6.11
De Directeur HFO zal jaarlijks de door de Algemene Vergadering HFO vastgestelde Beleidsbrief aan de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II sturen. Deze Beleidsbrief zal de Directeur gebruiken voor het opstellen van een door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II goed te keuren Jaarplan, dat voor elk volgend Boekjaar wordt opgesteld. In dit Jaarplan is in ieder geval een risicoanalyse opgenomen aan de hand van het Risicomanagementbeleid, alsmede eventuele wijzigingen in de jaarlijkse risicoanalyse. Voor het eerste Boekjaar van IFO I respectievelijk IFO II zal de Directeur uiterlijk 12 weken na benoeming de eerste Beleidsbrief ontvangen. Uiterlijk 4 weken daarna zal het eerste Jaarplan ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II worden aangeboden. Binnen 4 weken na ontvangst van de eerste Beleidsbrief zal de Directeur het eerste Strategisch Beleidsplan ter
goedkeuring
aan
de
Algemene
Vergadering
IFO
I
respectievelijk
Algemene
Vergadering IFO II aanbieden.
15
4.6.12
Na goedkeuring van het Jaarplan en het Strategisch Beleidsplan zal de Directeur ten behoeve van de P&C Cyclus van de Provincie schriftelijk rapporteren aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II omtrent de voortgang, in het bijzonder zal een overzicht worden verstrekt van de Investeringen, realisatiecijfers ten opzichte van de betreffende Begroting(en) en de daarmee gerealiseerde doelstellingen (zoals opgenomen in een Jaarplan en zoals vermeld in onderdeel A van dit Directiereglement). Deze rapportages moeten mede inzicht bieden in de ontwikkeling van het risicoprofiel van de verbonden partij (risicomanagement) en de continuïteit van de organisatie (o.a. beoordelen solvabiliteit en liquiditeit)
4.6.13
Indien dit door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II, Raad van Commissarissen of de Directeur wenselijk wordt geacht (bijvoorbeeld bij dreigende
overschrijding
van
de
Geconsolideerde
Begroting
of
Begroting
IFO
I
respectievelijk Begroting IFO II, dreigende vertraging, veranderende omstandigheden, wenselijkheid van beëindigen van Investering of indien spoedeisende handelingen dienen te worden verricht), zal de Directeur omtrent de Investeringen tussentijds schriftelijk rapporteren. 4.6.14
De Directeur ziet erop toe dat jaarlijks in het jaarverslag van IFO II verslag wordt gedaan van de wijze waarop door IFO II – voor zover aan de orde – uitvoering is gegeven aan de Verordeningen.
4.7
Bezoldiging en verzekering
4.7.1
De bezoldiging van een Directeur vastgesteld door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II zal passen binnen de kaders van het Provinciaal bezoldigingsbeleid, de WNT en andere relevante wet- en regelgeving.
4.7.2
De HFO zal ten behoeve van de Directeur een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten ter dekking van kosten (voor zover mogelijk) in verband met civielrechtelijke, strafrechtelijke of administratiefrechtelijke procedures waarin deze is betrokken vanwege het feit dat deze de Directeur is of was.
4.8
Tegenstrijdig belang
4.8.1
De Directeur meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang dat van materiële betekenis is of kan zijn voor IFO I respectievelijk IFO II terstond aan de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en de voorzitter van de Raad van Commissarissen
en
verschaft
daarover
alle
relevante
informatie.
De
Algemene
Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en de Raad van Commissarissen besluiten ieder voor zich, buiten aanwezigheid van de Directeur, of sprake is van een tegenstrijdig belang. De Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en de Raad van Commissarissen zullen elkaar alsook de Directeur terstond van hun besluit in kennis stellen. 4.8.2
Voor
de
goede
orde:
het
participeren
door
IFO
I
als
aandeelhouder
in
een
Doelonderneming en het verstrekken van een subsidie in de vorm van een geldlening op basis van de Verordeningen aan diezelfde Doelonderneming levert geen tegenstrijdig belang als bedoeld in dit artikel 4.8 op. Het aangaan van vorenbedoelde participatie danwel het verstrekken van vorenbedoelde subsidie in de vorm van een geldlening aan
16
ondernemingen waarin de Directeur, of een aan de Directeur gelieerde (rechts)persoon als aandeelhouder participeert levert wel een tegenstrijdig belang als bedoeld in dit artikel 4.8 op. 4.8.3
Een Directeur zal: a.
niet in concurrentie met IFO I respectievelijk IFO II treden;
b.
ten laste van IFO I respectievelijk IFO II derden of zichzelf geen ongerechtvaardigde voordelen verschaffen of verkrijgen;
c.
niet zonder goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II namens IFO I respectievelijk IFO II transacties met derden aangaan, die vanuit andere door de Directeur beheerde fonds(en) een belang in de ruimste zin des woords, al dan niet financieel, hebben of zullen verkrijgen.
4.8.4
Onverminderd het bepaalde in dit artikel zal de Directeur: a.
geen (al dan niet substantiële) schenkingen van IFO I respectievelijk IFO II en/of derden gelet op de uitoefening van de functie voor zichzelf, en, voor zover de Directeur een natuurlijk persoon is, voor zijn echtgenote, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad vorderen of aannemen;
b.
geen zakelijke kansen die aan IFO I respectievelijk IFO II toekomen voor zichzelf, en voor zover de Directeur een natuurlijk persoon is, of voor zijn echtgenote, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad benutten.
4.8.5
In het geval de Directeur een natuurlijk persoon is, bestaat een tegenstrijdig belang in elk geval wanneer IFO I respectievelijk IFO II voornemens is een transactie aan te gaan met een echtgenote, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van de betreffende Directeur, dan wel een rechtspersoon: a.
waarin de Directeur persoonlijk al dan niet middellijk een materieel al dan niet financieel belang houdt;
b.
die direct dan wel indirect betrokken is bij een Investering;
c.
waarvan
een
al
dan
niet
middellijk
bestuurslid
of
aandeelhouder
een
familierechtelijke verhouding heeft met de Directeur; of d.
waarbij de Directeur een bestuurs- of toezichthoudende functie vervult;
e.
met wie de Directeur een dienstbetrekking heeft of een aan die rechtspersoon gelieerde rechtspersoon.
4.8.6
Een Directeur neemt niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming over een onderwerp
of
transactie
waarbij
hij
een
tegenstrijdig
belang
heeft
met
IFO
I
respectievelijk IFO II. Indien daardoor geen besluit van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II tot stand kan komen wordt het besluit van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II genomen door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II conform de daartoe geldende wettelijke regeling. 4.8.7
Alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van een Directeur spelen worden overeengekomen onder voorwaarden die gebruikelijk zijn voor marktconforme transacties
17
in de branche waarin IFO I respectievelijk IFO II actief is. Beslissingen om transacties aan te gaan waarbij tegenstrijdige belangen van dergelijke personen spelen die al dan niet potentieel van materiële betekenis zijn voor IFO I respectievelijk IFO II en/of de Directeur behoeven
de
voorafgaande
goedkeuring
van
de
Algemene
Vergadering
IFO
I
respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en worden schriftelijk vastgelegd. 4.9
Nevenfuncties
4.9.1
De aanvaarding door de Directeur (en ingeval een Directeur een rechtspersoon is de bestuurder(s) van die rechtspersoon) van een bestuurlijke functie dan wel lidmaatschap van een bestuurlijk toezichthoudende functie (zoals lidmaatschap van een bestuurlijk danwel toezichthoudend orgaan) van een rechtspersoon buiten de Groep, behoeft de voorafgaand overleg met de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II. De Directeur biedt de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II voldoende tijd om te overleggen alvorens de functie wordt aanvaard.
4.9.2
Andere belangrijke nevenfuncties van de Directeur (en ingeval een Directeur een rechtspersoon is de bestuurder(s) van die rechtspersoon) dienen te worden gemeld aan de Raad van Commissarissen.
4.9.3
De Directeur, ongeacht of deze een natuurlijke persoon dan wel een rechtspersoon is, aanvaardt niet zonder voorafgaand overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen
een
andere
betaalde
functie,
inclusief
van
adviserende
of
toezichthoudende aard. 4.10
Vertrouwelijkheid
4.10.1
Iedere Directeur verbindt zich gedurende de periode waarin hij IFO I respectievelijk IFO II bestuurt als ook daarna, op geen enkele wijze aan wie dan ook enige mededeling te doen van
gegevens
van
vertrouwelijke
aard
betreffende
de
onderneming
van
IFO
I
respectievelijk IFO II, die de Directeur ter kennis is gekomen in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden voor IFO I respectievelijk IFO II en waarvan hij weet of dient te weten dat deze vertrouwelijk is, tenzij hij zulks verplicht is bij wet
of
krachtens een provinciale (beleids)regel. 4.10.2
De Directeur realiseert zich dat op het handelen van IFO I respectievelijk IFO II tevens de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing kan zijn en dat voor GS en de Commissaris
van
(PS/2003/854)
de
geldt.
Koning De
richting
Directeur
PS
een
voorziet
de
Protocol
actieve
Algemene
informatieplicht
Vergadering
IFO
I
respectievelijk Algemene Vergadering IFO II van relevante informatie die GS evident op basis van dit Protocol gelet op de activiteiten van de Groep aan PS moet/wil melden. 4.10.3
De Directeur HFO stelt voor de Groep een beleid t.a.v. de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) op.
4.11
Diversen
4.11.1
Indien en voor zover de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II op enig moment bestaat uit meerdere Directeuren, dan rusten voor de Directeur in dit Directiereglement
18
opgenomen verplichtingen op de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II als collectief, en daardoor hoofdelijk op iedere afzonderlijke Directeur. 4.11.2
Iedere Directeur verklaart bij aanvaarding van zijn functie schriftelijk aan IFO I respectievelijk IFO II dat hij de inhoud van dit Directiereglement aanvaardt en daarmee instemt, en verbindt zich jegens IFO I respectievelijk IFO II de bepalingen van dit Directiereglement te zullen naleven.
4.11.3
Indien een Directeur een rechtspersoon is, rusten de verbintenissen en andere verplichtingen uit hoofde van dit Directiereglement tevens hoofdelijk op een ieder die ten tijde van het ontstaan daarvan middellijk bestuurder is van de betreffende rechtspersoon. Iedere Directeur ziet erop toe dat hij schriftelijk aan IFO I respectievelijk IFO II verklaart de inhoud van dit Directiereglement te aanvaarden en daarmee in te stemmen en zich jegens IFO I respectievelijk IFO II verbindt de bepalingen van dit Directiereglement te zullen naleven.
4.11.4
De Directeur kan afwijken van dit Directiereglement, maar slechts na de daaraan voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II. Indien het om moverende redenen niet mogelijk is de schriftelijke goedkeuring vooraf te ontvangen, draagt de Directeur zorg voor het zo spoedig mogelijk informeren van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II en het verkrijgen van goedkeuring achteraf.
5.
Algemene bepalingen
5.1
Toepassing
5.1.1
Dit Directiereglement is een aanvulling op de bepalingen omtrent IFO I respectievelijk IFO II en de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II zoals vervat in toepasselijke wet- en regelgeving, en de Statuten.
5.1.2
De ondertekening van dit Directiereglement door de Directeur betekent instemming met de inhoud van dit Directiereglement.
5.1.3
De betekenis van een aantal, al dan niet met een hoofdletter geschreven begrippen die in dit Directiereglement worden gehanteerd, is weergegeven in de definitielijst die is opgenomen in artikel 1.
5.1.4
Behoudens voor zover uit de context anders voortvloeit, geldt in dit Directiereglement: a.
begrippen
en
uitdrukkingen
waar
aangegeven
in
enkelvoud
hebben
tevens
betrekking op het meervoud en omgekeerd; en b.
woorden en begrippen waar aangegeven in de mannelijke vorm hebben tevens betrekking op de vrouwelijke vorm en omgekeerd; en
c.
een
verwijzing
naar
een
wetsbepaling
geldt
als
verwijzing
naar
zodanige
wetsbepaling met inachtneming van alle wijzigingen, uitbreidingen en vervangende regelgeving daarvan die van tijd tot tijd zullen gelden. 5.1.5
Bijlagen vormen een onlosmakelijk en integraal onderdeel van dit Directiereglement.
5.1.6
Kopjes van artikelen en andere kopjes in dit Directiereglement zijn slechts opgenomen ten
behoeve
van
de
overzichtelijkheid
en
vormen
geen
onderdeel
van
het
Directiereglement voor interpretatiedoeleinden.
19
5.2
Werking
5.2.1
Dit
Directiereglement
kent
geen
rechten
aan
derden
toe
(en
bevat
dus
geen
derdenbedingen), met name geen rechten op Funding. 5.2.2
In geval van onduidelijkheid of verschil van mening over de betekenis van enige bepaling uit dit Directiereglement is het oordeel van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II daaromtrent beslissend.
5.3
Wijziging en duur Directiereglement
5.3.1
Dit Directiereglement geldt totdat het door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II wordt gewijzigd of ingetrokken.
5.3.2
De Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II is te allen tijde bevoegd dit Directiereglement te wijzigen. De Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II kan bij de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II een voorstel indienen tot wijziging, welk voorstel moet zijn voorzien van een advies van de Raad van Commissarissen.
5.3.3
Bij wijziging van het Directiereglement bepaalt de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen.
5.4
Toepasselijk recht
5.4.1
Dit Directiereglement en de uitleg ervan worden beheerst door Nederlands recht.
5.4.2
De bevoegde rechter van de Rechtbank Overijssel, zittingslocatie Zwolle, is exclusief bevoegd om geschillen als gevolg van of in verband met dit Directiereglement (inclusief geschillen omtrent het bestaan, de geldigheid of de beëindiging van dit Directiereglement) te beslechten.
5.4.3
Waar dit Directiereglement niet in overeenstemming is met Nederlands recht, overige toepasselijke Nederlandse of EU regelgeving of de Statuten, prevaleren die laatsten.
5.4.4
Indien een of meer bepalingen van dit Directiereglement ongeldig zijn of worden, tast dit de geldigheid van de overblijvende bepalingen niet aan. Ongeldige bepalingen kunnen bij schriftelijke goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II worden vervangen door geldige bepalingen waarvan de gevolgen, gegeven inhoud en doel van dit Directiereglement, zoveel mogelijk overeenkomen met de ongeldige bepalingen.
5.4.5
De Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II neemt door ondertekening van dit Directiereglement een aandeelhoudersbesluit buiten vergadering als bedoeld in artikel [****] van de Statuten van IFO I respectievelijk IFO II waardoor de besluiten van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II als genoemd in Bijlage 1 aan de voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II worden onderworpen.
Vastgesteld bij besluit van het College van GS van de Provincie Overijssel d.d. […] in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE OVERIJSSEL (hierna te noemen: “Provincie”), welke heeft gehandeld als enig aandeelhouder van
20
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V., statutair gevestigd te Zwolle, kantoorhoudende aan de Luttenbergstraat 2, 8012 EE te Zwolle.
21
BIJLAGE 1
Lijst van besluiten Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II die goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II behoeven Voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II is vereist voor besluiten van de Directie IFO I respectievelijk Directie IFO II strekkende tot het: a.
verkrijgen of vervreemden van aandelen in Doelondernemingen, verminderen en/of vermeerderen van het aandelenkapitaal in Doelondernemingen;
b.
het maken, wijzigen en beëindigen van afspraken met de Belastingdienst;
c.
het verlenen, wijzigen en intrekken van een volmacht, niet zijnde het verstrekken van volmachten voor het aangaan van Investeringen;
d.
het
verstrekken,
intrekken,
beëindigen
of
anderszins
wezenlijk
wijzigen
van
financiering(en) aan dochtermaatschappijen; e.
verkrijgen, vervreemden, bezwaren, leasen, huren en verhuren en opzeggen van huur van registergoederen, het vestigen, wijzigen en/of afstand doen van beperkte rechten op registergoederen, alsmede het vestigen van (stil) pandrecht op goederen;
f.
het
kwijtschelden
van
schulden
voor
een
bedrag
van
meer
dan
€
250.000,00
(tweehonderdvijftig duizend euro); g.
oprichten, amoveren, uitbreiden en verbouwen van gebouwen;
h.
vestigen, verplaatsen en opheffen van nevenvestigingen, het uitbreiden van de zaken met een nieuwe tak van bedrijf en het sluiten, anders dan tijdelijk, of het overdragen, in welke zin ook, van het bedrijf of een deel ervan of het aanbrengen van een belangrijke wijziging in de werkzaamheden van IFO I respectievelijk IFO II;
i.
het hoofdelijk of anderszins naast of voor anderen verbinden van IFO I respectievelijk IFO II, waaronder doch niet beperkt tot het aangaan van borgtochten, garantstellingen en overeenkomsten met een soortgelijke strekking;
j.
verlenen, schorsen, ontnemen en wijzigen van de bevoegdheden van een procuratiehouder respectievelijk van diens persoonlijke titulatuur;
k.
verrichten van andere handelingen dan hiervoor vermeld of namens en voor rekening aangaan van een verplichting of geheel van verplichtingen, waarvan het onderwerp een bedrag
of
waarde
overstijgt
van
de
voor
diensten
geldende
Europese
aanbestedingsdrempel, of zoveel meer of minder als door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II is vastgesteld, te boven gaat; l.
verkrijgen van zekerheden alsmede het opzeggen of afstand doen van zekerheden;
m.
het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van IFO I respectievelijk IFO II met een andere rechtspersoon of vennootschap;
n.
het wijzigen, verlengen en beëindigen van de Managementovereenkomst, alsmede (i) het vaststellen
van
de
Vergoeding
en
overige
vergoedingen
als
bedoeld
in
de
Managementovereenkomst, (ii) het ter beschikking stellen van personen ter uitvoering van de Opdracht als omschreven in de Managementovereenkomst, (iii) het inschakelen van
22
Onderopdrachtnemers als bedoeld in de Managementovereenkomst en (iv) de overdracht van rechten en verplichtingen uit de Managementovereenkomst; o.
een voorstel tot wijziging van de Statuten;
p.
doen van aangifte van faillissement en aanvragen van surseance van betaling van IFO I respectievelijk IFO II;
q.
het aangaan en wijzigen van een rechtshandeling tussen IFO I respectievelijk IFO II enerzijds en een vennootschap of onderneming waarbij een commissaris en/of de Directeur en als bestuurder of commissaris in de zin van de wet is betrokken anderzijds;
r.
nemen van besluiten waarbij de Begroting IFO I respectievelijk Begroting IFO II in totaal / per daartoe bestemde begrotingspost wordt overschreden;
s.
het aangaan en beëindigen van de opdracht met een Externe Accountant;
t.
overnemen of kopen van aandelen van derden;
u.
nemen van een Investeringsbesluit waarvan de verplichting van IFO I respectievelijk IFO II groter is dan 15% van Investeringsvolume;
v.
Besluiten tot
investeringen die
afwijken van het
Investeringsreglement en/of de
Verordeningen; w.
Besluiten die afwijken van het Provinciaal bezoldigingsbeleid;
x.
aangaan of wijzigen van geldleningen o/g en kredietovereenkomsten dan wel uitgifte van schuldbrieven ten laste van IFO I respectievelijk IFO II;
y.
voeren van rechtsgedingen, met uitzondering van het nemen van rechtsmaatregelen, die geen uitstel gedogen of van louter conservatoire aard zijn, het opdragen van geschillen aan de beslissing van scheidsmannen en het berusten in rechtsvorderingen, het aangaan van overeenkomsten van bindend advies -een en ander voorzover niet verplicht ingevolge algemene
voorwaarden-,
alsmede
het
aangaan
van
vaststellingsovereenkomsten,
compromissen en akkoorden, met uitzondering van het voeren van bestuursrechtelijke procedures op basis van de Verordeningen; z.
aangaan en beëindiging van arbeidsovereenkomsten alsmede het verhogen van salarissen, anders dan volgens gebruikelijk indexeringen en/of reguliere salarisverhogingen;
aa.
toekennen van tantièmes, gratificaties en/of pensioenrechten anders dan ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst;
bb.
ingrijpend wijzigen van de arbeidsomstandigheden van werknemers;
cc.
verrichten van andere handelingen dan hiervoor vermeld, daaronder begrepen het doen van investeringen of namens en voor rekening van IFO I respectievelijk IFO II aangaan van een verplichting of geheel van verplichtingen, waarvan het onderwerp een bedrag of waarde vertegenwoordigt van vijfenzeventig duizend euro (€ 75.000,--) tot de voor diensten geldende Europese aanbestedingsdrempel, of zoveel meer of minder als door de Algemene Vergadering IFO I respectievelijk Algemene Vergadering IFO II is vastgesteld;
dd.
verrichten van handelingen, anders dan hiervoor bedoeld, waardoor IFO I respectievelijk IFO II voor langer dan twee jaar wordt gebonden.
23
Statenvoorstel nr. PS/2014/306 Datum
GS-kenmerk
Inlichtingen bij
15.04.2014
2014/0102434
Wim van de Griendt Telefoon 038 499 8758 / E-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten
Onderwerp Fondsenstructuur / Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel (HFO)
Bijlagen I.
Ontwerpbesluit nr. PS/2014/306 (bijgevoegd)
II.
Opvolging pre-advies Rekenkamer (PS/2014/203) en evaluatieonderzoek Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o (PS/2014/235) (bijgevoegd)
III.
Schematische weergave rollenstructuur bij Werkfondsen (bijgevoegd)
IV.
Schematische weergave vennootschapsrechtelijke holdingstructuur (bijgevoegd)
V.
Statuten – akte van oprichting Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
VI.
Governancereglement (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
VII.
Raamwerk risicomanagement/-beheer (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
VIII.
Profielschets Raad van Commissarissen Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
IX.
Positie/Bevoegdheden PS/GS inzake leningen/subsidies (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
X.
Afweging deelnemingenladder (PS/2008/279) (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
XI.
Juridisch advies ten aanzien van terugbrengen middelen in de begroting en intrekken van provinciale verordening (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
XII.
Overzicht positie + informatievoorziening PS en GS t.a.v. belangrijke besluiten en documenten (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
Samenvatting van het voorgestelde besluit Met het Hoofdlijnenakkoord gevoegd bij het Regionaal Economisch Beleid is een nieuwe werkwijze voorgesteld om provinciale middelen als werkkapitaal in te zetten via leningen en participaties, in plaats van subsidies zonder terugbetaling. Deze werkwijze is in het achterliggende jaar vastgelegd via kaderstellende Statenvoorstellen: het Innovatiefonds Overijssel, het Breedbandfonds Overijssel en de SPV Stork – Hengelo. De waarde van deze fondsen is gelegen in de structurele impact op de Overijsselse samenleving: met de publieke middelen wordt een basis geboden waardoor ook andere (private) investeerders durven mee te investeren. Dit alles draagt bij aan een gunstig vestigingsklimaat en is van groot belang voor de Overijsselse welvaart en werkgelegenheid. Wij hebben aangegeven het uitvoeringsvraagstuk slagvaardig en marktgericht te willen organiseren, via een zogenaamde ‘fondsenstructuur’. De toegevoegde waarde van de fondsenstructuur is gelegen in de bescherming van het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen. Tegelijkertijd beoogt de fondsenstructuur de democratische legitimatie en –controle te borgen. In deze fondsenstructuur zijn de rollen van investeerder, bewaarder en beheerder eenduidig belegd; de verankering bestaat uit (de oprichting van) een Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV en enkele Werkfondsen BV’s inclusief bijbehorende governance. Oost NV / PPM Oost is beoogd fondsbeheerder van deze werkfondsen BV’s. Uw Staten worden gevraagd in te stemmen met het voorgenomen besluit van ons college tot de oprichting van de ‘Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV’, te bepalen dat elk voorgenomen besluit van ons college tot het aangaan of beëindigen van Werkfondsen BV’s onder de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV separaat aan uw Staten zal worden voorgelegd alsook te bepalen dat voor zover vanuit de Werkfondsen BV’s bestuursrechtelijke bevoegdheden worden uitgeoefend, deze in principe rechtstreeks worden toegekend op basis van provinciale verordeningen die ter instemming aan Provinciale Staten zullen worden voorgelegd.
Inleiding en probleemstelling Het Hoofdlijnenakkoord stelt dat de provincie bijdraagt aan de ontwikkeling van een gunstig vestigingsklimaat voor specifieke economische ontwikkelingen. Onder andere ten aanzien van innovatie als motor van werkgelegenheid en de uitrol van breedband voor de ontwikkeling van de kenniseconomie. De kaderstelling Regionaal Economisch Beleid (PS/2012/107) benoemt de uitgangspunten voor onze inzet van middelen: Bij initiatieven die dicht tegen de markt aanliggen, werken wij zoveel mogelijk met businesscases die een verdienmodel hebben (…) en met marktfalen worden geconfronteerd. Deze businesscases kennen een relatief hoog risicoprofiel. Onze middelen zetten wij bij voorkeur in via leningen en participaties, in plaats van subsidies zonder terugbetaling. Wij hebben hiermee gekozen voor een nieuwe werkwijze. Het impliceert een samenwerking tussen ons en (private) partijen. Wij stellen ons op als partner van (private) investeerders en zijn bereid tot gezamenlijke investeringen inclusief het nemen van risico‟s, zolang daarmee onze beleidsdoelen/-prestaties bereikt worden. Daartoe worden onze middelen via fondsen ingezet als werkkapitaal ten behoeve van leningen en participaties. Door de rente en aflossing, dividenduitkeringen en de verkoop van participaties vloeit het werkkapitaal terug naar de fondsen. Zodoende blijft het werkkapitaal beschikbaar voor meerdere generaties en de lange termijn. Het klassieke subsidie-instrument wordt (deels) verlaten.
2
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Deze nieuwe werkwijze is in het achterliggende jaar vastgelegd via kaderstellende Statenvoorstellen rondom fondsvorming: het Innovatiefonds Overijssel (PS/2012/945), het Breedbandfonds Overijssel (PS/2013/126) en de SPV Stork – Hengelo (PS/2013/184). Bij de uitwerking zijn wij gestuit op de vraag hoe deze werkwijze slagvaardig en marktgericht kan worden uitgevoerd, hoe het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen moet worden beschermd en hoe de democratische legitimatie en –controle geborgd blijft. Met het voorliggende Statenvoorstel (PS/2014/306) geven wij antwoord op dit uitvoeringsvraagstuk.
Leeswijzer Wij zijn voornemens het uitvoeringsvraagstuk op te lossen via een zogenaamde „fondsenstructuur‟. In deze fondsenstructuur worden de rollen van investeerder, beheerder en bewaarder belegd; de verankering bestaat uit (de oprichting van) een Houdstermaatschappij en enkele Werkfondsen BV‟s inclusief bijbehorende governance. Het besluitvormingstraject voor uw Staten is vorig jaar gestart met het Statenvoorstel „Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel‟ (PS/2013/808). De bespreking in de Statencommissie d.d. 06.11.2013 markeerde de complexiteit en veelomvattendheid van het onderwerp. Dat vormde voor uw Staten tevens aanleiding een pre-advies van de Rekenkamer te vragen (PS/2013/992). Tijdens een technische informatiesessie voor uw Staten d.d. 12.02.2014 is een concept Statenvoorstel gepresenteerd inclusief de bevindingen/ adviezen van de Rekenkamer. Met voorliggend (nadien aangepast) Statenvoorstel leggen wij de uitkomst van dit traject aan uw Staten voor. Gezien de voorgeschiedenis geven wij een korte toelichting op het vervolg (onder „Overwegingen‟). In § 1 wordt kort/bondig de historische context geschetst. Vervolgens geven wij in § 2, gebaseerd op het pre-advies van de Rekenkamer, inzicht in de verschillende rollen die gepaard gaan met fondsvorming. Op het gebied van fondsmanagement hebben de fondsensector en wetgever immers op veel vragen antwoorden gevonden. De juridische verankering en de governance van de fondsen worden uitgebreid in § 3 besproken, bezien vanuit deze rollen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de zeggenschap en sturing. § 4 gaat in op de wijze waarop wij de bescherming van het provinciaal vermogen willen vormgeven. In deze paragraaf gaat het over de vorming van een fiscale eenheid ter versterking van de revolverendheid; tevens wordt inzicht geboden in het raamwerk voor risicomanagement/beheer. § 5 biedt een handreiking hoe uw Staten uw kaderstellende en controlerende taken kunnen uitoefenen. In § 6 wordt de rechtstreekse toekenning van bestuursrechtelijke bevoegdheden aan de fondsen toegelicht, die nodig is om rechtmatig geldleningen te kunnen verstrekken. In § 7 worden tenslotte overige aandachtspunten kenbaar gemaakt. Aan voorliggend Statenvoorstel ligt uitgebreide documentatie ten grondslag, die ook in het besluitvormingsproces goed moet kunnen worden overgebracht. Alle relevante stukken zijn als bijlagen bijgesloten, wij verwijzen hier actief naar.
Overwegingen § 1 Historische context In de afgelopen twee jaar zijn meerdere provincies, waar onder Noord-Brabant, Gelderland en Drenthe, gaan nadenken over de wijze waarop zij hun middelen inzetten voor de structuurversterking van de regionale economie. Zij doen dit via de instelling van fondsen, die beheerd worden door de eigen ontwikkelingsmaatschappijen (BOM, Oost NV / PPM Oost en NOM), en van waaruit leningen worden verstrekt en participaties worden aangegaan. Hierbij staat de gedachte centraal dat middelen schaars zijn en – zodra de leningen worden afbetaald respectievelijk participaties worden verkocht – meerdere keren (revolverend) ingezet worden om beleidsdoelen/-prestaties te realiseren. Een lijn die helemaal past in de huidige tijdgeest. Het klassieke subsidie-instrument zonder terugbetaling biedt dat voordeel niet.
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
3
Ook wij geven uitvoer aan deze nieuwe werkwijze die in het achterliggende jaar is vastgelegd via kaderstellende Statenvoorstellen: het Innovatiefonds Overijssel, het Breedbandfonds Overijssel en de SPV Stork – Hengelo. De waarde van deze fondsen is gelegen in de structurele impact op de Overijsselse samenleving: met onze publieke middelen bieden wij een basis waardoor ook andere (private) investeerders durven mee te investeren. Dit alles draagt bij aan een gunstig vestigingsklimaat en is van groot belang voor de Overijsselse welvaart en werkgelegenheid. De uitvoering vereist onafhankelijkheid en deskundigheid voor de afweging van businesscases. Het verstrekken van leningen en het aangaan van participaties geschiedt, binnen de vastgestelde kaders, op basis van een neutrale en bedrijfsmatige afweging. Het vergt specifieke expertise, ervaring en een relevant netwerk in Overijssel en daarbuiten. In het kader van de uitwerking hebben wij bij de Perspectiefnota 2014 (PS/2013/390) aangegeven het uitvoeringsvraagstuk op te willen lossen via een zogenaamde fondsenstructuur. In de Statenbrief „Governance Verbonden Partijen‟ (PS/2013/719) hebben wij uw Staten geïnformeerd dat wij onderzoeken hoe naar de toekomst toe invulling kan worden blijven gegeven aan een eenduidige sturing (op afstand) van de verschillende fondsen (in oprichting), met transparante rekening, verantwoording, toezicht en een goed ontwikkeld risicomanagement. Wij stellen uw Staten voor het uitvoeringsvraagstuk slagvaardig en marktgericht te organiseren, via een zogenaamde fondsenstructuur. De toegevoegde waarde van de fondsenstructuur is gelegen in de bescherming van het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen. Tegelijkertijd beoogt de fondsenstructuur de democratische legitimatie en –controle te borgen. § 2 Rollen bij fondsvorming Fondsvorming, een onderwerp dat heden veel aandacht krijgt vanuit de publieke sector, is gebaseerd op de professionele fondsen die sinds jaar en dag door institutionele en particuliere beleggers over de hele wereld worden gebruikt. Op het gebied van fondsmanagement, risicomanagement-/beheer en toezicht hebben de fondsensector en wetgever op veel vragen antwoorden gevonden. In het kader van fondsvorming worden ten behoeve van de functiescheiding drie rollen onderscheiden: die van investeerder1, beheerder en bewaarder. Bijlage III van voorliggend Statenvoorstel bevat een schematische weergave van de rollenstructuur. In toelichting daarop:
De investeerder legt middelen in, op basis van een eigen gewenste allocatie van investeringen (het investeringsbeleid), ten behoeve van de realisatie van beleidsdoelen/-prestaties.
De bewaarder wordt aangesteld ten behoeve van de toezicht- en controletaken op de beheerder c.q. het gevoerde investeringsbeleid, dat hij uitvoert in het belang van de investeerder. Bovendien draagt de bewaarder zorg voor de bewaring van de middelen, ter afscherming van het economisch risico dat gelopen wordt door de kernactiviteit van de beheerder. Voor de bewaarder geldt de vereiste dat deze onafhankelijk van de beheerder optreedt, hetgeen betekent dat de beheerder geen invloed op de bewaarder zal kunnen uitoefenen.
De beheerder van het fonds is degene die de eigenlijke beslissingen neemt met betrekking tot het investeringsbeleid. Kernactiviteit van de beheerder is het verstrekken van leningen respectievelijk het aangaan van participaties.
Voor het slagen van fondsvorming is het juiste ontwerp van een fondsenstructuur essentieel. In de volgende paragrafen geven wij inzicht in de wijze waarop de fondsenstructuur juridisch respectievelijk qua governance wordt verankerd, hoe wordt voorzien in de bescherming van het provinciaal vermogen en hoe uw Staten de kaderstellende en controlerende taak kunnen uitoefenen.
1
4
Wij vinden de term „belegger‟ ietwat ongelukkig, omdat het de associatie oproept van (maximalisatie van) rendement. In het vervolg van voorliggende Statenvoorstel hanteren wij om die reden de term „investeerder‟. Statenvoorstel nr. PS/2014/360
§ 3 Verankering fondsenstructuur Een vennootschapsrechtelijke holdingstructuur Wij zijn, in overeenstemming met de rollen (zie § 2 Rollen in het kader van fondsvorming), voornemens een vennootschapsrechtelijke holdingstructuur op te richten. De provincie wordt 100% eigenaar van de „Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV‟ die op haar beurt alle aandelen van de Werkfondsen BV‟s houdt. Naar onze mening is de opzet van een holdingstructuur, waarbij geleerd is van de fondsenindustrie, de wetgever en ervaringen bij collega-provincies, logisch vanuit de beleidsdoelen/-prestaties die wij willen bereiken (zie ook het pre-advies van de Rekenkamer). Bijlage IV van voorliggend Statenvoorstel bevat een schematische weergave van de vennootschapsrechtelijke holdingstructuur. De holdingstructuur bezien vanuit de rollen De holdingstructuur omvat meerdere rechtspersonen die ieder hun eigen rol hebben(zie § 2 Rollen in het kader van fondsvorming). In toelichting daarop:
De provincie is de investeerder en vanuit die hoedanigheid opdrachtgever voor de Houdstermaatschappij (bewaarder; verricht toezicht- en controletaken) respectievelijk de drie Werkfondsen BV‟s (beheerder; verricht de eigenlijke beslissingen ten aanzien van de investeringen in doelprojecten/-ondernemingen).
De Houdstermaatschappij is de bewaarder, houdt alle aandelen in de Werkfondsen BV‟s en ontplooit daarmee samenhangende activiteiten. Dat wil zeggen: het toezicht houden op en controleren van de beheerders inzake de naleving van het investeringsbeleid, de kasstromen en de waardering van investeringen; het toezicht houden op en controleren van de beheerders inzake de naleving van de wettelijke regels en provinciale kaders (bijvoorbeeld bezoldigingsbeleid); het toezicht houden op en controleren van de beheerders inzake de naleving van het raamwerk voor risicomanagement /-beheer; het periodiek rapporteren over de gerealiseerde prestaties van de Werkfondsen BV‟s richting de provincie; het financieel consolideren van het totaal van de Werkfondsen BV‟s op holdingniveau. Deze activiteiten geven richting aan en zijn bepalend voor de uitoefening van het aandeelhouderschap van de Houdstermaatschappij in de Werkfondsen BV‟s. Vanuit de Houdstermaatschappij worden derhalve geen rechtstreekse activiteiten verricht die het verstrekken van leningen respectievelijk het aangaan van participaties betreffen met doelondernemingen/-projecten. De Houdstermaatschappij kan uitsluitend financiële middelen aan de Werkfondsen BV‟s verstrekken onder de voorwaarden zoals in het Governancereglement, Directiereglementen en Investeringsreglementen van de Werkfondsen BV‟s bepaald.
De Werkfondsen BV‟s hebben ieder een eigen beheerder, die de eigenlijke beslissingen neemt met betrekking tot de investeringen in doelondernemingen/-projecten. Tot de activiteiten van de beheerder behoren: het verstrekken van leningen respectievelijk het aangaan van participaties op basis van businesscases conform de Verordeningen c.q. de Investeringsreglementen; het voeren van de administratie van de investeringen (het portefeuilleheer); het risicomanagement /-beheer conform het risico management raamwerk.
Governance De governance moet gericht zijn op realisatie van de beleidsdoelen/-prestaties en wordt vastgelegd in verschillende documenten:
De Houdstermaatschappij en Werkfondsen BV‟s kennen ieder voor zich eigen Statuten. Bijlage V van voorliggend Statenvoorstel bevat de Statuten Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV. (De Statuten van de Werkfondsen BV‟s zijn niet bijgevoegd; volgen bij de Statenvoorstellen inzake de oprichting van de betreffende Werkfondsen BV‟s.)
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
5
De Houdstermaatschappij en Werkfondsen BV‟s moeten zich houden aan de voorwaarden van „bewaring en beheer‟ ter bescherming van het provinciaal vermogen. Deze zijn vastgelegd in het Governancereglement (Bijlage VI). Aanvullende bepalingen op werkfondsniveau worden voor alle werkfondsen nog vastgelegd in een afzonderlijk directiereglement. (Deze zijn niet bijgevoegd; volgen bij de Statenvoorstellen inzake de oprichting van de betreffende Werkfondsen BV‟s.)
De Houdstermaatschappij houdt toezicht op de Werkfondsen BV‟s en ziet o.a. op de naleving van het risicomanagement /-beheer. Bijlage VII van voorliggend Statenvoorstel bevat het raamwerk voor risicomanagement/-beheer.
De Werkfondsen BV‟s voeren een investering in de vorm van een participatie uit zoals vastgelegd in een Investeringsreglement. De bevoegdheid tot het verstrekken van een investering in de vorm van leningen door Werkfondsen BV‟s wordt geregeld door een provinciale verordening (zie § 6 Toekenning bestuursrechtelijke bevoegdheden). (Deze documenten zijn niet bijgevoegd; volgen bij de Statenvoorstellen inzake de oprichting van de betreffende Werkfondsen BV‟s.)
Uitwerking governance (op hoofdlijnen) De provincie wordt 100% eigenaar middels aandeelhouderschap van de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV. De provincie is enig aandeelhouder en als zodanig vertegenwoordigd in de Algemene Vergadering (AV). Besluiten in de Algemene Vergadering worden genomen als die de normale besluitvormingsprocedure binnen GS (en bij belangrijke beslissingen na wensen of bedenkingen van uw Staten) is doorlopen. De Houdstermaatschappij houdt op haar beurt alle aandelen van de Werkfondsen BV‟s. Het bestuur van de Houdstermaatschappij zal gevormd worden door een statutair directeur. Omwille van de onafhankelijkheid is een personele unie met de statutaire directie (lees: de fondsbeheerders) van de Werkfondsen BV‟s uitgesloten. De benoeming van de statutair directeur van de Houdstermaatschappij vindt plaats door ons tijdens de Algemene Vergadering van de Houdstermaatschappij. Het bestuur per Werkfonds BV zal gevormd worden door een fondsbeheerder. Reeds bij de kaderstellende Statenvoorstellen voor het Innovatiefonds Overijssel, het Breedbandfonds Overijssel en de SPV Stork – Hengelo hebben wij aangegeven te opteren voor quasiinbesteding aan Oost NV / PPM Oost. Dit omdat Oost NV / PPM Oost onze vaste uitvoeringsorganisatie voor het regionaal economisch beleid is alsook een bewezen trackrecord geniet op het gebied van fondsmanagement (zie ook PS/2013/756). De benoeming vindt plaats door de statutair directeur van de Houdstermaatschappij tijdens de Algemene Vergadering van de Werkfonds BV. In het Governancereglement (bijlage 1A) is vastgelegd dat de fondsbeheerder door de provincie wordt voorgedragen en de statutair directeur pas tot benoeming mag besluiten als hij hiervoor voorafgaand goedkeuring van ons heeft verkregen tijdens de Algemene Vergadering van de Houdstermaatschappij. Het toezicht op het bestuur van Houdstermaatschappij en de Werkfondsen BV‟s wordt uitgeoefend door één Raad van Commissarissen (RvC), met een minimum aantal van drie leden. De commissarissen van de Houdstermaatschappij zullen op voordracht van ons door middel van een open en transparante procedure worden geworven. In het profiel van de RvC (bijlage VIII) wordt een nadrukkelijk accent gelegd op specifieke competentie- en ervaringseisen op de financieel-technische aspecten van het risicomanagement/-beheer en over de nodige ervaring die een gedegen beoordeling van risico‟s mogelijk maakt, alsook op grondige kennis van financiële verslaglegging, interne beheersing en audit die een gedegen toezicht op deze onderwerpen mogelijk maakt. De benoeming vindt plaats door ons tijdens de Algemene Vergadering van de Houdstermaatschappij. Naast bovenstaande zeggenschap over de personele benoemingen geven wij sturing via ons aandeelhouderschap: wij richten ons op de behartiging van het publiek belang gevoegd bij het realiseren van de beleidsdoelen/-prestaties waarvoor de Werkfondsen zijn opgericht.
6
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
In de Statuten van de Houdstermaatschappij is bovendien een aanwijzingsbevoegdheid (art. 20) opgenomen. Deze aanwijzingsbevoegdheid zal ook worden opgenomen in de Statuten van de Werkfondsen BV‟s. Zodoende kunnen wij via een besluit van de Algemene Vergadering, algemene of specifieke instructies geven aan de directeur/statutair bestuurder van de Houdstermaatschappij en via hem ook aan het bestuur van een Werkfonds BV. Deze instructies moeten worden opgevolgd, tenzij in strijd met het belang van de vennootschap (lees: een Werkfonds mag door een besluit niet failliet gaan). Voor de Houdstermaatschappij en ieder van de Werkfondsen BV's wordt een aparte begroting en jaarrekening opgesteld, die (tevens) door ons worden goedgekeurd tijdens de Algemene Vergadering van de Houdstermaatschappij. De jaarrekeningen en begrotingen van de Werkfondsen BV's worden met de Houdstermaatschappij geconsolideerd. § 4 Bescherming van het provinciaal vermogen De toegevoegde waarde van de fondsenstructuur is gelegen in de bescherming van het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen. De Werkfondsen BV‟s ontplooien economische activiteiten op initiatieven die dicht tegen de markt aanliggen en – relatief – risicovol zijn. Om die reden worden de economische activiteiten vanuit aparte Werkfondsen BV's uitgeoefend, wat scheiding en spreiding van risico‟s met zich meebrengt. De Werkfondsen BV's lopen dus het daadwerkelijke risico. Het risico ten aanzien van het optreden van de Houdstermaatschappij is nihil. Hieronder wordt de bescherming van het provinciaal vermogen uitgewerkt op drie onderdelen, te weten de fiscale eenheid, het veiligstellen van resultaatreserves en (gebaseerd op het pre-advies van de Rekenkamer) het raamwerk voor risicomanagement /-beheer. Fiscale eenheid (verrekening van winst en verlies) In het kader van de fondsenstructuur hebben wij de toekomstige heffing van vennootschapsbelasting (Vpb) betrokken. Het huidige (vrijstelling)regime voor overheidsbedrijven is met grote waarschijnlijkheid onhoudbaar. De Europese Commissie heeft op 02.05.2013 geoordeeld dat Nederland passende maatregelen moet treffen om de bestaande vrijstelling van overheidsbedrijven af te schaffen in verband met staatssteun aspecten. Het Ministerie van Financiën werkt aan een nieuwe wetswijziging van de Vpb-plicht voor overheidslichamen. De nieuwe wetgeving zal naar verwachting vanaf 01.01.2016 in werking treden. De fondsenstructuur zal een fiscale eenheid vormen. In dat geval wordt de Vpb geheven alsof er slechts één belastingplichtige is. De Vpb wordt geheven bij de Houdstermaatschappij. Het is mogelijk om winsten en verliezen, die in een bepaald jaar optreden bij de Werkfondsen BV‟s, met elkaar te verrekenen. Daardoor wordt voorkomen dat onnodig Vpb wordt afgedragen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat zoveel mogelijk werkkapitaal behouden blijft voor de activiteiten van de Werkfondsen BV‟s (versterking mate revolverendheid). (Ook bij de liquidatie van een Werkfonds BV mag het liquidatieverlies worden verrekend met de winsten van de andere besloten vennootschappen binnen de fiscale eenheid.) Veiligstellen resultaatreserves De provinciale financiering van de Werkfondsen BV's verloopt via de Houdstermaatschappij. De Werkfondsen BV‟s moeten jaarlijks in hun begroting, op basis van een kasstroomanalyse, hun kapitaalbehoefte aantonen bij de Houdstermaatschappij, op basis waarvan de laatste kapitaal beschikbaar stelt aan de Werkfondsen BV‟s. De Houdstermaatschappij zal vervolgens gebruikt worden om eventuele resultaatreserves van de Werkfondsen BV‟s veilig te stellen – de bewaarfunctie – (conform de deelnemingsvrijstelling mag de Houdstermaatschappij onbelast winstuitkeringen uit al haar onderliggende Werkfondsen BV‟s ontvangen). Bij het uitzetten van de middelen die de Houdstermaatschappij tijdelijk bewaart moet de directeur van de Houdstermaatschappij zich houden aan dezelfde kaders en regels die gelden voor het uitvoeren van de financieringsfunctie door de Provincie (zie art. 4.5.5 van het Governancereglement). Deze kaders zijn opgenomen in de provinciale Financiële Verordening en de Uitvoeringsregeling Treasury. In afwijking van deze kaders, zo is in het Governance reglement opgenomen, mag de Directie geen middelen bewaren in de vorm van derivaten. Dit betekent in concreto dat de HFO haar liquide middelen alleen mag uitzetten/bewaren op een rekening courant, een spaarrekening of een kortlopende spaardeposito.
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
7
De opgebouwde resultaatreserves in de Houdstermaatschappij worden naderhand weer als werkkapitaal gebruikt. Hier geldt bovendien een belangrijke beperking: de resultaatreserves dienen gescheiden te worden en dienen niet ter kruisfinanciering van andere activiteiten. Bovendien mag het totaal van de uitgezette middelen per Werkfonds BV niet de door uw Staten, in het oprichtingsbesluit van het betreffende Werkfonds, vastgestelde limiet overschrijden. Raamwerk voor risicomanagement/-beheer Uitgangspunt is dat de beheerder van een Werkfonds BV alle risico‟s van de (voorgenomen) investeringen en andere risico‟s waaraan het Werkfonds BV blootstaat dient te herkennen, meten, beheersen en bewaken en hierover te rapporteren. De beheerder dient daarbij te zorgen voor een functionele en hiërarchische scheiding van de risicobeheerfunctie met andere functies, zoals het portefeuillebeheer, om belangenconflicten te voorkomen en de onafhankelijkheid van de risicobeheerfunctie te waarborgen. In het directiereglement zal worden vastgelegd dat de controllers van de Werkfondsen directe toegang hebben tot de Raad van Commissarissen. De bewaarder i.c. het bestuur van de Houdstermaatschappij houdt toezicht op de beheerders inzake de naleving van het risicomanagement /-beheer zoals die door de beheerders van de Werkfondsen BV‟s wordt uitgevoerd. Wij zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor alle provinciale risico‟s en de maatregelen die worden ondernomen om deze te beheersen. Daartoe hebben wij voor de fondsenstructuur een raamwerk voor risicomanagement /-beheer opgesteld. Dit raamwerk sluit aan bij de onlangs geactualiseerde nota Risicomanagement (PS/2013/873). § 5 Kaderstellende en controlerende taken Provinciale Staten Uw Staten hebben een kaderstellende en controlerende taak bij de uitvoering van provinciaal beleid. Bijgaande handreiking biedt uw Staten handvatten deze taak nader in te vullen. Kaderstellende taak Uw Staten worden, volgend uit het Deelnemingenbeleid (PS/2008/279) gevraagd in te stemmen met ons voorgenomen besluit tot oprichting van de Houdstermaatschappij (ex art. 158 Provinciewet; wensen en bedenkingen). Vervolgens zullen wij elk voornemen rondom het oprichten van, deelnemen in of beëindigen van Werkfondsen BV‟s onder de Houdstermaatschappij separaat aan uw Staten voorleggen. Daarmee wordt de democratische legitimatie– het oprichtingen c.q. plaatsen van Werkfondsen BV‟s onder de Houdstermaatschappij - geborgd. Voor oprichting van of deelneming in elk Werkfonds BV zullen wij een apart Statenvoorstel aan u voorleggen, waarbij wij ingaan op de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Maatschappelijke behoefte en beleidskader; Doelstellingen van het fonds; Beoogd resultaten en effecten, inclusief voorstel tot monitoring; Omvang en werking van het fonds; Voorwaarden bij besteding van middelen; Statutaire directie/bestuurder en fondsbeheerder; De (mogelijke) inzet van een advies-/investeringscommissie; De wijze van tussentijdse evaluatie(s); De afweging wel/niet een lid met extra expertise toe te voegen aan de RvC; De exit-strategie.
Controlerende taak Om uw controlerende taak te kunnen uitvoeren, moeten uw Staten zich adequaat geïnformeerd weten. De informatievoorziening loopt (in de regel) via ons:
8
Wij rapporteren via de reguliere Planning en Control cyclus. Dat wil zeggen bij de Kerntakenbegroting, de Monitor (I en II) en het Jaarverslag. Voor de voeding maken wij gebruik van de periodieke rapportages van het bestuur van de Houdstermaatschappij en op haar beurt van de Werkfondsen BV‟s. Onze rapportages vinden plaats aan de hand van de beleidsdoelen/-prestaties zoals opgenomen in de doelenboom bij de Kerntakenbegroting, en de gevraagde informatie vanuit het risicomanagement raamwerk. Op deze wijze krijgen uw Staten inzicht in de realisatie van de prestaties en in toelichting daarop de belangrijkste risico‟s. Statenvoorstel nr. PS/2014/360
De Houdstermaatschappij wordt daarnaast als „verbonden partij‟ verantwoord. Als onderdeel van de toelichting zal ook worden ingegaan op elk van de onderliggende werkfondsen.
Wij rapporteren over de uitkomsten van de Algemene Vergadering van de Houdstermaatschappij per Statenbrief. Naast het geconsolideerde jaarverslag, ontvangt u ook de enkelvoudige jaarverslagen van de Houdstermaatschappij en alle Werkfondsen BV‟s inclusief de verklaring van de externe accountant. Zodoende hebben uw Staten gedetailleerd zicht op de financiële prestaties, de risico‟s, de mate van revolverendheid, de compliance aan wet- en regelgeving en dergelijke.
Wij rapporteren tussentijds per Statenbrief zoals onze actieve informatieplicht jegens uw Staten van ons vereist. Bijvoorbeeld als (om moverende redenen) op essentiële punten is afgeweken van de governance (voorstellen voor strategiewijzigingen, ingrijpende wijziging in de statuten, het governance-, directie- of investeringsreglement(en), omvangrijke wijzigingen in de structuur van de deelneming), er zich relevante economische of maatschappelijke/politieke ontwikkelingen en/of belangrijke bestuurlijke wijzigingen hebben voorgedaan.
Sturingspositie De informatiepositie zoals hierboven beschreven kan voor uw Staten aanleiding vormen tot de wens bij te sturen. Omdat sprake is van 100% eigenaarschap van de Houdstermaatschappij (die op haar beurt alle aandelen van de Werkfondsen BV‟s houdt), is de sturingspositie substantieel. U heeft via wettelijke en in het governancereglement opgenomen instrumenten mogelijkheden tot bijsturen, met dien verstande dat directe invloed van uw Staten strikt genomen is uitgesloten. Uw invloed loopt via ons (Gedeputeerde Staten), als aandeelhouder van de Houdstermaatschappij. Uw sturingspositie komt vooral tot uitdrukking in aan ons als Gedeputeerde Staten appelerende instrumenten. Uw Staten kunnen zich direct tot ons richten en een kaderstellend verzoek indienen (het krijgen van een toezegging) of kaderstellend signaal afgeven (per motie). In aanvulling daarop hebben wij gemeend uw sturingspositie te formaliseren bij belangrijke en politiekgevoelige besluiten. Uw Staten kunnen via een voorhangprocedure vooraf, middels het kunnen uiten van wensen of bedenkingen (materieel: instemming) op voorhand invloed uitoefenen op besluiten van de Algemene Vergadering (lees: Gedeputeerde Staten). Op welke besluiten dit betrekking heeft, is vastgelegd in bijlage 1B van het governancereglement: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l.
oprichten of ontbinden van een Werkfonds; een voorstel tot het ontbinden van de HFO; verkoop of overdracht van aandelen van een Werkfonds aan derden; overnemen of kopen van aandelen van derden; overdracht van aandelen van deelnemingen van de Provincie aan HFO; vaststellen van een Strategisch Beleidsplan van HFO of een Werkfonds BV; nemen van een Investeringsbesluit waarvan de verplichting van de HFO en/of een Werkfonds groter is dan 15% van Investeringsvolume; Besluiten tot investeringen die afwijken van het Investeringsreglement en/of de Verordening van het betreffende Werkfonds; Besluiten die afwijken van het Provinciaal bezoldigingsbeleid; aangaan of wijzigen van geldleningen o/g en kredietovereenkomsten dan wel uitgifte van schuldbrieven ten laste van de HFO; wijzigen van de Statuten2; het uitbrengen van een stem op aandelen in Werkfondsen die ertoe strekken om goedkeuring te verlenen aan besluiten van Fondsbeheerders waarvan is bepaald dat daarvoor de uiteindelijke goedkeuring door de Algemene Vergadering wordt verleend met toepassing van de Voorhangprocedure.3
2
In het governancereglement kan deze bevoegdheid alleen worden vastgelegd voor de Statuten van de Houdstermaatschappij. Een vergelijkbare bevoegdheid zal ook per Werkfonds BV worden vastgelegd in een directiereglement (zie ook artt. 3.1.4 en 4.11.4 van het Governancereglement). 3 Dit lid regelt dat uw Staten wensen en bedenkingen kunnen uiten ten aanzien van besluiten op Werkfondsniveau waarvan is vastgesteld dat uw Staten hierbij betrokken moeten worden. Deze bevoegdheid wordt later nader uitgewerkt in het directiereglement per werkfonds BV. Statenvoorstel nr. PS/2014/306
9
Daarnaast stellen uw Staten ook een aantal kaders, zoals de Nota verbonden partijen of het provinciaal bezoldigingsbeleid bij deelnemingen vast. De kaders uit deze nota‟s werken via het governancereglement direct door in de besluiten van de Algemene Vergadering en directeur van de Houdstermaatschappij. Naar aanleiding van het eindrapport van het evaluatieonderzoek Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o (PS/2014/235) stellen wij voor om elke vier jaar een moment van reflectie te laten plaatsvinden rond de vaststelling van het Strategisch beleidsplan (SBP) van HFO en haar Werkfondsen BV‟s (zie bijlage II). Dit reflectiemoment maakt onderdeel uit van de cyclus van het Regionaal Economisch Beleid. Ten slotte hebben uw Staten twee mogelijkheden om te zorgen dat er geen verplichtingen meer door de Werkfondsen BV‟s kunnen worden aangegaan. Het betreft hier i) het intrekken van de subsidieverordening, waardoor Werkfondsen BV‟s geen bestuursrechtelijke basis meer hebben voor het verlenen van leningen, ii) het via een begrotingswijziging verminderen van het budget voor de funding van de investeringen van de Werkfondsen BV‟s, waardoor de Werkfondsen BV‟s over geen nieuwe financieringsmiddelen meer kunnen beschikken voor additionele leningen en participaties. Op dat moment zullen de fondsbeheerders alleen nog maar activiteiten uitoefenen ter beheer van reeds uitgezette leningen en participaties. Bij het uitoefenen door uw Staten van deze bevoegdheden moet u wel rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de betrokken partijen, waaronder crediteuren van HFO en de Werkfondsen (zie ook nadere toelichting in bijlage II). § 6 Toekenning bestuursrechtelijke bevoegdheden De Werkfondsen BV‟s hebben ieder een eigen fondsbeheerder, die de eigenlijke beslissingen neemt met betrekking tot de investeringen. Tot de activiteiten van de beheerder behoren het verstrekken van leningen respectievelijk het aangaan van participaties. Het verstrekken van geldleningen is volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een vorm van subsidiëring: de subsidieontvanger ontvangt een subsidiebeschikking, inclusief onderliggende uitvoeringsovereenkomst die moet worden getekend. In deze uitvoeringsovereenkomst zijn de voorwaarden van de lening opgenomen. Er wordt pas geld op verzoek overgemaakt als de uitvoeringsovereenkomst is ondertekend. Terzijde: het aangaan van participaties is een privaatrechtelijke rechtshandeling. Voor zover vanuit de Werkfondsen BV‟s bestuursrechtelijke bevoegdheden worden uitgeoefend zullen wij uw Staten voorstellen deze rechtstreeks toe te kennen (volgens attributie) op basis van provinciale verordeningen ex art. 145 van de Provinciewet.
De rechtstreekse toekenning geniet onze voorkeur omdat de verantwoordelijkheid voor de individueel (per businesscase) te nemen bestuursrechtelijke beslissingen rust bij de Werkfondsen BV‟s. Daarmee geven wij uitdrukking aan de onafhankelijkheidsrespectievelijk deskundigheidsmotieven die ten grondslag liggen aan het uitvoeringsvraagstuk. Daar vindt ook de behandeling van eventueel bezwaar en beroep plaats.
Het toekennen van bevoegdheden via mandaat achten wij minder geschikt omdat het primair is gecreëerd voor, en het meest gebruikelijk is in, hiërarchische relaties, dat wil zeggen binnen de provinciale organisatie. Mandaat is in die zin ingebed in een relatie, die meebrengt dat instructies van ons moeten worden opgevolgd. Mandaat past dan ook niet bij de keuze om de uitvoering op afstand te plaatsen.
Een vergelijking van de positie van uw Staten en ons college in verschillende manieren van bevoegdheidsverdeling ten aanzien van verstrekken van subsidies/leningen is opgenomen in bijlage IX. Als gezegd zal de rechtstreekse toekenning worden geregeld op basis van een provinciale verordening. Hierin worden de kaders, voorwaarden en criteria voor de subsidieverlening (lees: verstrekken van leningen) geregeld. Deze verordening is qua inhoud een combinatie van de Algemene Subsidieverordening (ASV) en het Uitvoeringsbesluit Subsidies (Ubs). De provinciale verordening wordt door uw Staten vastgesteld (en kan ook door uw Staten weer worden gewijzigd of ingetrokken).
10
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
§ 7 Overige aandachtspunten Overwogen alternatieve oplossingsrichtingen Wij hebben voor het voorliggend uitvoeringsvraagstuk verschillende varianten overwogen. Wij hebben de variant van „uitvoering in eigen beheer‟ beoordeeld. Deze variant heeft onze toets der kritiek niet doorstaan: het uitvoeringsvraagstuk vereist juist onafhankelijkheid in de onderscheiden rollen (zie ook het pre-advies van de Rekenkamer: er dient sprake te zijn van een “gezonde afstand”). Bovendien zijn wij qua deskundigheid niet geëquipeerd terwijl Oost NV / PPM Oost als onze vaste uitvoeringsorganisatie voor het regionaal economisch beleid een bewezen track-record geniet op het gebied van fondsmanagement. Het in eigen beheer uitvoeren impliceert een uitbreiding van de ambtelijke organisatie; dat staat haaks op het Hoofdlijnenakkoord en is niet congruent met het Profiel Provincies dat uitgaat van een regierol voor provinciale organisaties. Wij hebben daarnaast een tijdlang gekoerst op de „Gelderse variant‟; zie ook de technische informatiesessie voor uw Staten over de SPV Stork – Hengelo. Deze variant ziet op een fondsenstructuur onder Oost NV / PPM Oost. Bij nadere overpeinzing is deze variant als onvoldoende passend aangemerkt. Wij voorzien te weinig waarborgen voor de bescherming van het provinciaal vermogen, gezien de diepe gelaagdheid en de aanwezigheid van fondsenstructuren van Gelderland en het Rijk. Hier doet zich het risico voor dat bij deelname aan de fiscale eenheid van alle fondsen onder Oost NV / PPM Oost eventuele belastingclaims/verliezen verrekend worden met het resultaat van onze fondsen.Bij faillissement of claims op garanties van andere fondsen kunnen deze verhaald worden ten laste van het vermogen van onze fondsen. Daarbij hebben wij overwogen dat wij de kleinste (minderheids)aandeelhouder in Oost NV / PPM Oost zijn, terwijl wij volledige (100%) zeggenschap willen krijgen en behouden. Uiteindelijk zijn wij uitgekomen op voorliggend Statenvoorstel, een eigen fondsenstructuur. Deze variant toont grote gelijkenissen met de Brabantse variant, met dien verstande dat Brabant ook de (100%) eigen ontwikkelingsmaatschappij heeft willen onderbrengen in de nieuwe fondsenstructuur. Conformiteit Deelnemingenbeleid Voorliggend Statenvoorstel omvat ons voornemen tot het aangaan van een deelneming: de provincie wordt 100% eigenaar van de „Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV‟. Conform het provinciale beleid betreffende deelnemingen (PS/2008/279) hebben wij daartoe de vereiste afweging (conform de „deelnemingenladder‟) gemaakt: zie Bijlage X. Goedkeuring BZK vereist Het aangaan van een deelneming vereist in gevolge art. 158 Provinciewet goedkeuring van BZK, nadat uw Staten via voorliggend Statenvoorstel in de gelegenheid zijn gesteld wensen en bedenkingen te uiten. Deze goedkeuringsvereiste geldt voor de Houdstermaatschappij, niet voor de Werkfondsen BV‟s. De werkfondsen BV‟s worden namelijk niet door de provincie, maar door de Houdstermaatschappij opgericht. Kosten en Fiscale optimalisatie De toegevoegde waarde van de fondsenstructuur is gelegen in de bescherming van het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen. Wij willen „goed huisvader‟ zijn over het vermogen: het beheren en bewaren moet professioneel gebeuren.
De jaarlijkse beheerkosten per Werkfonds BV zullen om en nabij 1.5 – 2.0 % bedragen van het ingelegde vermogen en wordt gedekt vanuit de (rendementen van de) Werkfondsen BV.
De bewaarkosten van de Houdstermaatschappij ramen wij op 0.2 – 0.5 % van het totale ingelegde vermogen. Dat correspondeert met de volgende kostenposten: De De De De De De dekking
kosten voor het bestuur van de Houdstermaatschappij apparaatskosten (w.o. de administratie) kosten voor de beloning RvC kosten voor de accountant kosten voor (ad hoc) advisering geschiedt via doorbelasting naar de Werkfondsen BV.
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
€ € € € €
100.000 75.000 55.000 25.000 25.000
11
De beheer- en bewaarkosten worden derhalve niet opgenomen in de reguliere Kerntakenbegroting van de provincie.
Wij hebben uitwerking gegeven aan de bescherming van het provinciaal vermogen op drie onderdelen, waar onder de vorming van een fiscale eenheid ten behoeve van de Vpb. Voor leningen en participaties geldt dat btw altijd een kostenpost is ongeacht of er wel of geen Holdingstructuur is. Het verstrekken van leningen is een belastingplichtige prestatie, maar vrijgesteld van belasting en op participaties zit geen btw plicht. Bezien wordt of er nadere maatregelen moeten worden getroffen de fondsenstructuur fiscaal te optimaliseren. Dat is geen op zichzelf staand doel: leidend is een slagvaardige en marktgerichte uitvoering, zonder afstand te doen van de democratische legitimatie en controle. Provinciale herkenbaarheid In het kader van de fondsenstructuur zetten wij niet in op de zichtbaarheid van de Houdstermaatschappij als zodanig. De Werkfondsen BV‟s verrichten immers het werk. Dit vormt onomwonden de basis voor de (communicatie)afspraken die wij zullen maken, vergelijkbaar met die zijn gemaakt voor het Energiefonds Overijssel. Wij hechten grote waarde aan de herkenbaarheid van Overijssel in de Werkfondsen BV's. Toekomstperspectief Met de fondsenstructuur introduceren wij een toekomstrobuust instrument voor het Regionaal Economisch Beleid. Wij voorzien dat op termijn, op daartoe passende momenten, alle 100% deelnemingen van de provincie in het economisch domein worden ondergebracht in de Houdstermaatschappij. Bijvoorbeeld de Herstructureringsmaatschappij Overijssel. Overige (minderheids)deelnemingen zullen nader worden bezien op onderbrenging. Tussentijdse evaluatie Wij zullen de fondsenstructuur medio 2017 tussentijds evalueren en uw Staten informeren over de uitkomsten. Daarbij wordt betrokken de vraag of de bescherming van het provinciaal vermogen en de democratische legitimatie adequaat is geborgd.
Conclusie Wij brengen een nieuwe werkwijze ten uitvoer om provinciale middelen als risicokapitaal in te zetten via leningen en participaties in plaats van subsidies zonder terugbetaling. Deze werkwijze is in het achterliggende jaar vastgelegd via kaderstellende Statenvoorstellen: het Innovatiefonds Overijssel, het Breedbandfonds Overijssel en de SPV Stork – Hengelo. De waarde van deze fondsen is gelegen in de structurele impact op de Overijsselse samenleving: met onze publieke middelen bieden wij een basis waardoor ook andere (private) investeerders durven mee te investeren. Dit alles draagt bij aan een gunstig vestigingsklimaat en is van groot belang voor de Overijsselse welvaart en werkgelegenheid. Het uitvoeringsvraagstuk willen wij slagvaardig en marktgericht organiseren, via een zogenaamde „fondsenstructuur‟. In deze fondsenstructuur worden de rollen van investeerder, bewaarder en beheerder vastgelegd; de verankering bestaat uit (de oprichting van) een Houdstermaatschappij en enkele Werkfondsen BV‟s inclusief bijbehorende governance. De toegevoegde waarde van de fondsenstructuur is gelegen in de bescherming van het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen. Tegelijkertijd beoogt de fondsenstructuur de democratische legitimatie en – controle te borgen. Uw Staten worden naast de reguliere momenten in de P&C-cyclus op de in § 5 van dit Statenvoorstel geduide momenten van betrokkenheid/actieve informatieplicht actief bij de uitwerking en uitvoering van de Fondsenstructuur betrokken.
12
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Voorstel Gelet op het voorgaande stellen wij u voor het besluit te nemen, als in concept in bijlage I verwoord. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter, MW. DRS. A.TH.B. BIJLEVELD-SCHOUTEN
secretaris, DHR. MR. H.A. TIMMERMAN
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
13
14
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2014/306 Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 15.04.2014 - kenmerk 2014/0102434 overwegende: 1.
dat een nieuwe werkwijze ten uitvoer wordt gebracht om provinciale middelen als werkkapitaal in te zetten via leningen en participaties, in plaats van subsidies zonder terugbetaling. Deze werkwijze is in het achterliggende jaar vastgelegd via kaderstellende Statenvoorstellen: het Innovatiefonds Overijssel, het Breedbandfonds Overijssel en de SPV Stork – Hengelo;
2.
dat de waarde van deze fondsen is gelegen in de structurele impact op de Overijsselse samenleving: met de publieke middelen wordt een basis geboden waardoor ook andere (private) investeerders durven mee te investeren. Dit alles draagt bij aan een gunstig vestigingsklimaat en is van groot belang voor de Overijsselse welvaart en werkgelegenheid;
3.
dat Gedeputeerde Staten bij diverse gelegenheden hebben aangegeven het uitvoeringsvraagstuk slagvaardig en marktgericht te willen organiseren, via een zogenaamde „fondsenstructuur‟. De toegevoegde waarde van de fondsenstructuur is gelegen in de bescherming van het provinciaal vermogen dat gemoeid is met de fondsen. Tegelijkertijd beoogt de fondsenstructuur de democratische legitimatie en – controle te borgen;
4.
dat Gedeputeerde Staten in deze fondsenstructuur de rollen van investeerder, beheerder en bewaarder eenduidig vastleggen; de verankering bestaat uit (de oprichting van) een Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV en enkele Werkfondsen BV‟s inclusief bijbehorende governance;
5.
dat Provinciale Staten naast de reguliere momenten in de P&C-cyclus op de in het Statenvoorstel geduide momenten van betrokkenheid en actieve informatieplicht actief bij de uitwerking en uitvoering van de Fondsenstructuur betrokken zullen worden.
6.
dat elke vier jaar een moment van reflectie zal plaatsvinden rond de vaststelling van het Strategisch beleidsplan (SBP) van HFO en haar Werkfondsen BV‟s. Het reflectiemoment maakt onderdeel uit van de cyclus van het Regionaal Economisch Beleid.
7.
dat Gedeputeerde Staten via voorliggend Statenvoorstel Provinciale Staten in de gelegenheid stellen desgewenst wensen en bedenkingen te uiten;
besluiten: 1.
in te stemmen met het voorgenomen besluit van Gedeputeerde Staten tot de oprichting van de „Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV‟ (HFO);
2.
te bepalen dat het aangaan of beëindigen van Werkfondsen BV‟s onder de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV separaat aan Provinciale Staten zal worden voorgelegd voor wensen en bedenkingen;
3.
te bepalen dat voor zover vanuit de Werkfondsen BV‟s bestuursrechtelijke bevoegdheden worden uitgeoefend, deze in principe rechtstreeks worden toegekend op basis van provinciale verordeningen die door Provinciale Staten zullen worden vastgesteld.
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
15
4.
te bepalen dat Provinciale Staten ter zake van onderstaande voorgenomen
besluiten tot goedkeuring via de “Voorhangprocedure” in de gelegenheid moeten worden gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken aan Gedeputeerde Staten: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l.
oprichten of ontbinden van een Werkfonds; een voorstel tot het ontbinden van de HFO; verkoop of overdracht van aandelen van een Werkfonds aan derden; overnemen of kopen van aandelen van derden; overdracht van aandelen van deelnemingen van de Provincie aan HFO; vaststellen van een Strategisch Beleidsplan van HFO of een Werkfonds BV; nemen van een Investeringsbesluit waarvan de verplichting van de HFO en/of een Werkfonds groter is dan 15% van Investeringsvolume; Besluiten tot investeringen die afwijken van het Investeringsreglement en/of de Verordening van het betreffende Werkfonds; Besluiten die afwijken van het Provinciaal bezoldigingsbeleid; aangaan of wijzigen van geldleningen o/g en kredietovereenkomsten dan wel uitgifte van schuldbrieven ten laste van de HFO; wijzigen van de Statuten van de HFO en de werkfondsen BV‟s; het uitbrengen van een stem op aandelen in Werkfondsen die ertoe strekken om goedkeuring te verlenen aan besluiten van Fondsbeheerders waarvan is bepaald dat daarvoor de uiteindelijke goedkeuring door de Algemene Vergadering wordt verleend met toepassing van de Voorhangprocedure.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
16
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Bijlage II: Opvolging pre-advies Rekenkamer (PS/2014/203) en evaluatieonderzoek Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o (PS/2014/235) 1. Opvolging pre-advies Rekenkamer Uw Staten hebben de Rekenkamer Oost-Nederland verzocht om u te adviseren over het ambtelijk concept Statenvoorstel (PS/2013/808) Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel . Op 5 februari heeft de Rekenkamer dit advies aan u verstrekt. Deze bijlage laat zien hoe wij opvolging geven aan het advies. Advies 1: Maak het governancereglement en het risicomanagement raamwerk onderdeel van de verdere besluitvorming van de holdingstructuur. Het governancereglement en het raamwerk risicomanagement zijn inmiddels opgesteld en bijgevoegd bij voorliggende Statenvoorstel (Bijlage VI en VII). Deze documenten zijn door ons vastgesteld als voorstel voor de eerste constituerende Algemene Vergadering. Advies 2: Stel per Werkfonds een zo duidelijk mogelijke lijst op met besluiten waarvoor goedkeuring nodig is van HFO, GS of PS en bediscussieer op welke wijze de politieke gevoeligheid daarin al dan niet wordt opgenomen. In het governancereglement zijn in bijlage 1a, bijlage 1b en bijlage 2 de gevraagde besluiten opgenomen. Daarbij geldt, conform de bepaling in het governancereglement (art 3.1.5) dat deze lijst met besluiten ook moet worden overgenomen in de directiereglementen van de Werkfondsen BV‟s. Bij elk Statenvoorstel ter oprichting van een Werkfonds zal ook het directiereglement worden bijgevoegd ter informatie. In het Statenvoorstel zal dan worden aangegeven of naast de lijst vanuit het governancereglement nog aanvullende besluiten zijn opgenomen die voorafgaande goedkeuring vereisen van de Algemene Vergadering van het Werkfonds (lees: directeur/statutair bestuurder HFO) moeten worden voorgelegd. Advies 3: Vraag GS op welke termijn verwacht wordt dat er één geïntegreerde nota verbonden partijen komt. In onze rapportage over de „governance verbonden partijen‟ (PS/2013/719) hebben wij aangekondigd de nota Deelnemingenbeleid Overijssel (PS/2008/279) te actualiseren. Het advies van de auditcommissie bij de Boardletter 2013 (PS/2014/186) ondersteunt deze aankondiging. Wij zullen rond de jaarwisseling met een voorstel komen. Een belangrijke wijziging is het aanpassen van de nota deelnemingenbeleid naar een nota verbonden partijen. Dat betekent concreet een verbreding van de reikwijdte naar tevens openbare lichamen onder de Wgr (in Overijssel: RBT en ADT). Wij beogen uw Staten een actuele handreiking te bieden hoe om te gaan met verbonden partijen, hoe de kaderstellende en controlerende rol kan worden ingevuld en welke mogelijkheden kunnen worden benut voor (bij)sturing. Advies 4: Neem onderdelen van de governancestructuur die gestandaardiseerd kunnen worden op in de kaderstelling van de HFO (en later in de nota verbonden partijen). In haar toelichting noemt de Rekenkamer de volgende onderwerpen om als kaderstellende standaard op te nemen: Organisatiestructuur & governance; Rapportage & verantwoording; Toedeling van bevoegdheden; Beoordeling van noodzaak extra lid RvC. Organisatiestructuur & governance In voorliggend Statenvoorstel wordt een aantal kaders gesteld ten aanzien van de structuur en governance van de holdingstructuur (§2 en §3). Rapportage & verantwoording Ten aanzien van rapportage en verantwoording zijn kaders vastgelegd in de nota Deelnemingenbeleid Overijssel (PS/2008/279) en de Financiële verordening provincie Overijssel 2013 (PS/2013/549; bijvoorbeeld art. 14f). Wij zullen u over de Houdstermaatschappij en de Werkfondsen rapporteren binnen deze kaders. T.a.v. rapportages en het inwinnen van inlichtingen zijn ook bepalingen opgenomen in het governancereglement (artt. 3.1.6, 3.1.7, 4.3.6 en 4.6). Statenvoorstel nr. PS/2014/306
17
Over de wijze van verantwoording willen we ook verwijzen naar de Statenbrief Governance Verbonden Partijen (PS/2013/719). Daarin is de volgende actie opgenomen: Bezien zal worden hoe in het kader van de verantwoordingsfunctie de kwaliteit van de rapportages aan uw Staten over de verbonden partijen verder kan worden verbeterd, met name op het punt van inzicht in de inhoudelijke prestaties die worden geleverd. Daartoe zal de opzet van de Paragraaf Verbonden die in het kader van de jaarlijkse provinciale begroting en jaarrekening wordt opgesteld kritisch tegen het licht worden gehouden. Het lijkt ons gewenst daarbij als uitgangspunt te hanteren, dat de informatie aan uw Staten over de uitkomsten van jaar- cq aandeelhoudersvergaderingen zoveel mogelijk in deze reguliere Planning- en Control documenten wordt verwerkt. Toedeling bevoegdheden en beoordeling noodzaak extra lid RvC Voor de toedeling van bevoegdheden en ten aanzien van de samenstelling van de RvC zijn principes opgenomen in dit Statenvoorstel, te weten attributie respectievelijk drie leden. Het kan zijn dat wij of uw Staten in het kader van een goed toezicht en/of risicobeheersing toch van mening zijn dat gezien de specifieke situatie van het Werkfonds er toch van deze principes moet worden afgeweken. Vandaar dat wij voorstellen om bij de oprichtingsbesluiten toch op deze punten te reflecteren of het principe gewoon toegepast kan worden of dat er sprake is van specifieke situatie die vraagt om af te wijken. Zodat uw Staten ook inzicht heeft in onze afwegingen hieromtrent en dit kan betrekken bij het uitbrengen van wensen en bedenkingen. Advies 5: Zorg dat waar mogelijk bestaande en nieuwe deelnemingen (in het economisch domein) ook onder de HFO wordt gebracht. In het toekomstperspectief hebben wij uitgesproken om alle provinciale 100% deelnemingen in het economisch domein te gaan onderbrengen in de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel. Bijvoorbeeld de Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO). Overige (minderheids)deelnemingen zullen nader worden bezien op onderbrenging. Advies 6: Vraag GS om een juridische check uit te voeren op de (financiële) consequenties van de maatregelen die u in het uiterste geval kunt inzetten. In het Statenvoorstel staat dat „mocht de bijsturing niet of onvoldoende zijn‟, dat u als Staten nog twee maatregelen kunt treffen: -
via een begrotingswijziging de middelen voor de fondsen terug te brengen; en de provinciale verordening in te trekken.
Deze maatregelen moeten worden gezien als „noodrem‟. Uit het juridisch advies (bijlage XII) blijkt dat deze noodmaatregelen juridisch gezien kloppen. Uw Staten kunnen op deze wijze zorgen dat er geen (aanvullende) rechtmatige juridische verplichtingen worden aangegaan door de Werkfondsen BV‟s. U moet echter bij het uitoefenen van uw bevoegdheid tot terugbrengen van de middelen en het intrekken van de verordening wel rekening houden met gerechtvaardigde belangen van de betrokken partijen, waaronder crediteuren van HFO en de Werkfondsen BV‟s. Met andere woorden, u moet wel zorgen dat HFO en de werkfondsen in staat blijven om te voldoen aan lopende verplichtingen. Houdt u geen rekening met deze verplichtingen, dan kan de provincie mogelijk op basis van een bijzondere zorgplicht door crediteuren aansprakelijk worden gesteld voor geleden schade. Echter als aandeelhouder kunnen wij (GS), door ons zicht op de aangegane en voorgenomen investeringsverplichtingen, u over deze verplichtingen informeren, zodat u hiermee rekening kunt houden bij het uitoefenen van uw bevoegdheden. Echter de noodrem zorgt er niet voor dat u op dat moment gelijk alle geïnvesteerde provinciale middelen kunt terugtrekken naar de provincie. Deze middelen kunnen op meerdere manieren terugkomen, onder andere door:
18
door aflossing en rentebetalingen op de leningen. U zult dan de looptijd van de leningen (max. 15-20 jaar) moeten afwachten totdat alle middelen zijn teruggevloeid. In de tussentijd zullen de leningen nog wel beheerd en het provinciale vermogen en de aandelen van de Werkfondsen BV‟s bewaard moeten worden.
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Door verkoop van het leningenpakket, de participaties of door verkoop van de aandelen van een of meerder Werkfondsen BV‟s. U kunt dit snel doen, maar dan zult u moeten accepteren dat de waarde van de leningen en participaties eventueel lager kan zijn dan de boekwaarde respectievelijk dan de verwachte (hogere) opbrengsten van verkoop van de participaties op een later tijdstip. Op een later tijdstip is de kans groter dat bedrijven waarin geparticipeerd wordt zich meer hebben kunnen (door)ontwikkelen en meer (aandeelhouders)waarde hebben kunnen creëren door vergroting van omzet en/of winst van het bedrijf. Mogelijkerwijs kan door onzekerheid over de toekomstige waardeontwikkeling van de leningen en participaties ook de waarde van de Werkfonds BV lager zijn dan op de provinciale balans is opgenomen. Bovendien is het de vraag hoe snel je een pakket (aandelen) kunt verkopen, aangezien er geen actieve markt is (geen beurnotering). Daarmee is de waardering van te verkopen leningen, participaties of werkfondsen BV‟s een lastige opgave, waarvoor maatwerk vereist is. Dit vergt tijd.
Uw Staten kunnen de Werkfondsen BV‟s stoppen met aangaan van nieuwe verplichtingen, maar daarmee lopen de bestaande verplichtingen nog wel door. Daarmee is het aan uw Staten om zelf te beoordelen hoe u de effectiviteit van de noodrem beoordeeld. Advies 7: Neem in de kaderstelling op welke informatie over de HFO en de Werkfondsen in de planning & control-cyclus (waaronder de paragraaf verbonden partijen) moet worden weergegeven. Om uw controlerende taak te kunnen uitvoeren, moeten uw Staten zich adequaat geïnformeerd weten. Wij rapporteren via de reguliere Planning en Control cyclus. Dat wil zeggen bij de Kerntakenbegroting, de Monitor (I en II) en het Jaarverslag. Voor de voeding maken wij gebruik van de periodieke rapportages van het bestuur van de Houdstermaatschappij. U ontvang bovendien het geconsolideerde jaarverslag, alsook de enkelvoudige jaarverslagen van de Houdstermaatschappij en alle Werkfondsen BV‟s. Zodoende hebben uw Staten gedetailleerd zicht op de financiële prestaties, de risico‟s, de mate van revolverendheid, de compliance aan wet- en regelgeving en dergelijke. Wij beschouwen het risicomanagement raamwerk als kaderstellend voor de rapportages van en over de Houdstermaatschappij en haar onderliggende Werkfondsen BV‟s. Advies 8: Vraag GS in de uitwerking van het governancereglement en de bewaar- en beheerovereenkomsten de verschillende functies en taken die daarbij horen helder te definiëren om het risico op rolvermenging te voorkomen. De rollen van investeerder (Algemene Vergadering)en bewaarder (statutair directeur & RvC HFO) zijn beschreven in het governancereglement. Meer specifiek gaat het om de volgende hoofdstukken: Investeerder/Algemene vergadering: Hoofdstuk 3, bijlage 1A en bijlage 1B Bewaarder/directeur HFO: hoofdstuk 4 Bewaarder/RvC HFO: hoofdstuk 5, bijlage 2. De rol van Beheerder/fondsbeheerder Werkfondsen BV‟s zal worden vastgelegd in het directiereglement van het betreffende Werkfonds BV. Dit directiereglement wordt na oprichting van de Werkfonds BV pas vastgesteld. De bewaar- en beheerovereenkomsten zijn nog niet opgesteld. Maar deze zijn volgend/ ondergeschikt aan het governancereglement. In het risico management raamwerk zijn ook de elementen opgenomen die moeten worden vastgelegd in de bewaar- en beheerovereenkomsten ten behoeve van een goede borging van de rollen en ter beheersing van mogelijke risico‟s. Advies 9: Vraag GS naar een onderbouwing van de kosten van de holdingstructuur waarbij tevens de nu nog ontbrekende componenten worden meegenomen. Een nadere onderbouwing van de kosten is opgenomen in het Statenvoorstel (§7, p.11).
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
19
2. Opvolging aanbevelingen evaluatieonderzoek Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o Bij het opstellen van het Statenvoorstel is rekening gehouden met aanbevelingen uit het eindrapport van het evaluatieonderzoek Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o (PS/2014/235). We stellen voor om eens in de 4 jaar een moment van reflectie (aanbeveling 1) in te bouwen rond de vaststelling van het Strategisch beleidsplan (SBP) van HFO en de werkfondsen BV‟s. Dit moment van reflectie start met het ter wensen en bedenkingen aan uw Staten voorleggen van onze Beleidsbrief met instructies voor de directeur HFO ten aanzien van het opstellen van een Strategisch beleidsplan voor HFO en elk van haar werkfondsen BV‟s. Het reflectiemoment wordt afgerond als vier tot zes maanden later de betreffende Strategisch Beleidsplannen (gebundeld) bij uw Staten voorliggen voor kenbaar maken van wensen en bedenkingen (voorhangprocedure). De Strategisch Beleidsplannen zullen vervolgens door ons in de volgende Algemene Vergadering worden vastgesteld (t.a.v. HFO) of voorafgaand goedgekeurd (t.a.v. een Werkfonds BV). Het eerste reflectiemoment ten aanzien van de Houdstermaatschappij en haar (huidige drie) werkfondsen BV‟s zal plaatsvinden in najaar 2018. Nieuwe werkfondsen BV‟s die op een later moment worden opgericht of waarvan de aandelen worden overgedragen aan de Houdstermaatschappij, zullen ook onderdeel zijn/worden van dit reflectiemoment. Daarnaast is in het Statenvoorstel en een aantal van de bijlagen de positie van uw Staten en GS t.a.v. belangrijke besluiten, documenten en informatievoorziening expliciet beschreven. (onderdeel aanbeveling 2: te zorgen voor heldere (proces)afspraken over rolinvulling van GS en PS).Dit wordt beschreven in § 5 (Kaderstellende en controlerende taken Provinciale Staten) van het Statenvoorstel.
20
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Bijlage III
Schematische weergave rollenstructuur bij Werkfondsen
Beheerder
Bewaarder
(Fondsmanager)
(Trust)
FONDSEN Participaties
€
€
Investeerder (Provincie Overijssel)
Leningen
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
21
22
Statenvoorstel nr. PS/2014/360
Bijlage IV
Schematische weergave holdingstructuur
Provincie Overijssel
Holdingstructuur
RvC
100% deelneming Zeggenschap HFO BV onafhankelijk bestuur Sturing
100% deelneming
Statenvoorstel nr. PS/2014/306
100% deelneming
100% deelneming
Innovatiefonds
Breedbandfonds
SPV
Overijssel BV
Overijssel BV
Stork Hengelo
(FB = PPM Oost)
(FB = n.t.b.)
(FB = PPM Oost)
23
OPRICHTING HOUDSTERMAATSCHAPPIJ FONDSEN OVERIJSSEL B.V. 504734 TR/MK
-1-
versie d.d. 3 april. 2014 Op verscheen voor mij, mr. THEODORUS ALEXANDER RITSEMA, notaris, gevestigd te Zwolle: *** te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde van: Mevrouw A.T.B. Bijleveld-Schouten, te dezer zake wonende Luttenbergstraat 2, 8012 EE Zwolle, geboren te * op *, houder van paspoort nummer * (uitgegeven te * op *), * die bij het verlenen van de volmacht handelde in haar hoedanigheid van Commissaris van de Koning ter vertegenwoordiging van de publiekrechtelijke rechtspersoon: DE PROVINCIE OVERIJSSEL, gezeteld te Zwolle, kantoorhoudend Luttenbergstraat 2, 8012 EE Zwolle, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel Oost Nederland onder nummer 51048329 (RSIN nummer 001900328), daarbij handelend ter uitvoering van een besluit van het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel de dato *, waarvan een kopie aan deze akte is gehecht (bijlage 1). De comparante, handelend als gemeld, verklaarde een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op te richten welke wordt geregeerd door de volgende STATUTEN: Artikel 1. NAAM EN ZETEL. 1. De vennootschap draagt de naam: Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. 2. Zij heeft haar zetel te Zwolle. Artikel 2. DOEL. 1. De vennootschap heeft ten doel het: 1. direct en indirect ondersteunen, versterken en verankeren van het economisch klimaat en economisch beleid in de Provincie Overijssel door middel van: a. het investeren in fondsen en/of dochtermaatschappijen van de vennootschap, welke fondsen en/of dochtermaatschappijen vervolgens op hun beurt in andere fondsen investeren, welke op hun beurt weer direct investeren in ondernemingen in de provincie Overijssel; b. het investeren in dochtermaatschappijen van de vennootschap, welke dochtermaatschappijen vervolgens op hun beurt direct investeren in ondernemingen in de provincie Overijssel; c. het investeren in dochtermaatschappijen, welke dochtermaatschappijen vervolgens op hun beurt direct investeren in projecten of met andere rechtspersonen of ondernemingen samenwerken ter zake van projecten, een en ander anders dan hiervoor sub a en b in dit lid bedoeld; 2. al dan niet tezamen met anderen deelnemen in andere ondernemingen en vennootschappen, het geven van adviezen, alsmede het samenwerken met andere vennootschappen of ondernemingen en het
-2zich op enigerlei andere wijze financieel interesseren bij andere vennootschappen en ondernemingen. 2. De vennootschap heeft voorts ten doel het: a. verkrijgen, vervreemden, beheren, (ver)huren, administreren, exploiteren en bezwaren van registergoederen van de vennootschap of met haar in een groep verbonden vennootschappen; b. het verkrijgen, vervreemden, beheren, (ver)huren, administreren, exploiteren en bezwaren van roerende zaken van de vennootschap of met haar in een groep verbonden vennootschappen; c. het voorzien in de behoefte aan financieringsmiddelen van groepsmaatschappijen en anderen; d. het verrichten van alle handelingen, welke in de ruimste zin verband kunnen houden met of bevorderlijk kunnen zijn voor één van de hiervoor omschreven doeleinden. 3. De vennootschap is -voor zover daarop in deze statuten niet een uitzondering is gemaakt- voorts bevoegd tot het meewerken aan de financiering van vennootschappen die met haar in een groep verbonden zijn, haar aandeelhouders en/of derden, het ter leen opnemen en/of ter leen verstrekken van gelden, alsmede het stellen van zekerheden en het zich op andere wijze sterk maken of zich hoofdelijk of anderszins voor of naast anderen verbinden. Artikel 3. KAPITAAL EN AANDELEN. 1. Het kapitaal van de vennootschap bestaat uit één of meerdere aandelen, (elk) met een nominale waarde van tien euro (€ 10,00), en doorlopend genummerd van 1 af. 2. Alle aandelen luiden op naam. 3. Er kunnen geen aandeelbewijzen worden uitgegeven. Artikel 4. BEGRIPSBEPALINGEN. 1. In deze statuten wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders wordt vermeld, verstaan onder: a. de directie: het bestuur in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; b. directeur(en): bestuurder(s) in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; c. de algemene vergadering: de algemene vergadering van aandeelhouders; d. de raad van commissarissen: de raad van commissarissen in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; e. commissaris(sen): commissaris(sen) in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; f. governancereglement: het door het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel vastgestelde reglement inzake taken en bevoegdheden van de algemene vergadering, de directie en de raad van commissarissen als bedoeld in artikel 17 van deze statuten, zoals dat reglement van tijd tot tijd geldt; g. certificaten: certificaten op naam van aandelen in het kapitaal van de vennootschap; h. certificaathouders: houders van certificaten; i. vergadergerechtigden: aandeelhouders, houders van certificaten waaraan vergaderrechten zijn verbonden, stemgerechtigde vruchtgebruikers van aandelen en stemgerechtigde pandhouders van aandelen; j. vergaderrecht: het recht om de algemene vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren;
-3jaarrekening: de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting; l. e-mail: een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht . 2. Onder het begrip: "schriftelijk" wordt in deze statuten tevens begrepen: per telefax of per e-mail. 3. De begrippen zoals gedefinieerd in lid 1 hebben in het enkelvoud dezelfde betekenis als in het meervoud en omgekeerd. Artikel 5. REGISTER 1. De directie houdt ten kantore van de vennootschap een register waarin de volgende gegevens zijn opgenomen: a. de namen en adressen van alle aandeelhouders met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening, alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag; b. de namen en adressen van hen die een recht van vruchtgebruik of een pandrecht op aandelen hebben, met vermelding van de datum waarop zij het recht hebben verkregen en de datum van erkenning of betekening, alsmede met vermelding welke aan de aandelen verbonden rechten hen toekomen; c. de namen en adressen van de houders van certificaten van aandelen waaraan vergaderrecht is verbonden, met vermelding van de datum waarop het vergaderrecht aan het betreffende certificaat is verbonden en de datum van erkenning of betekening; d. de e-mailadressen van de vergadergerechtigden die instemmen met oproeping voor de algemene vergadering door middel van e-mail, zomede de vermelding dat de betreffende vergadergerechtigde met zodanige oproeping heeft ingestemd. e. het van rechtswege ontstane pandrecht op aandelen waarvoor certificaten met vergaderrecht zijn uitgegeven; en f. ieder verleend ontslag van aansprakelijkheid voor nog niet gedane stortingen. Het register wordt regelmatig bijgehouden. Iedere aantekening in het register wordt getekend door een directeur. 2. Zodra door een vergadergerechtigde de instemming met oproeping per email is ingetrokken, wordt de vermelding van het e-mailadres uit het register verwijderd. 3. Aandeelhouders en anderen van wie gegevens ingevolge lid 1 in het register moeten worden opgenomen, verschaffen aan de directie tijdig de nodige gegevens. 4. De directie verstrekt desgevraagd aan een aandeelhouder, een vruchtgebruiker en een houder van een certificaat van een aandeel waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden om niet een uittreksel uit het register met betrekking tot zijn recht op een aandeel of certificaat van een aandeel. Rust op het aandeel een recht van vruchtgebruik, dan vermeldt het uittreksel welke aan de aandelen verbonden rechten hen toekomen. 5. De directie legt het register ten kantore van de vennootschap ter inzage van de vergadergerechtigden. De gegevens van het register omtrent nietvolgestorte aandelen zijn ter inzage van ieder van de vergadergerechtigden; een afschrift of uittreksel van deze gegevens wordt ten hoogste tegen kostprijs verstrekt. 6. Vergadergerechtigden en vruchtgebruikers zonder stemrecht zijn verplicht er k.
-4zorg voor te dragen dat hun woonplaats en adres – daaronder een emailadres begrepen – te allen tijde bij de vennootschap bekend zijn; zij zijn zelf aansprakelijk voor de schade die uit het niet voldoen aan deze verplichting voor hen mocht voortvloeien. 7. Oproepingen, kennisgevingen, verklaringen, verzoeken, opgaven, mededelingen en, in het algemeen, alle berichten die bestemd zijn voor de in het vorige lid bedoelde personen, worden gericht aan de bij de vennootschap bekende adressen als bedoeld in het vorige lid. Artikel 6. AANDELEN BEHORENDE TOT EEN GEMEENSCHAP. 1. Behoren één of meer aandelen of een recht van vruchtgebruik of een pandrecht daarop, dan wel één of meer certificaten of een recht van vruchtgebruik of een pandrecht daarop tot een gemeenschap waarop titel 3:7 Burgerlijk Wetboek van toepassing is, dan kunnen de deelgenoten zich slechts door één persoon tegenover de vennootschap doen vertegenwoordigen. 2. De aanwijzing van een vertegenwoordiger als in lid 1 van dit artikel bedoeld of een wijziging daarvan heeft tegenover de vennootschap eerst effect, zodra haar daarvan -indien de vennootschap zulks verlangt- op deugdelijke wijze is gebleken. Artikel 7. UITGIFTE VAN AANDELEN. VOORKEURSRECHT. 1. Onder uitgifte van aandelen wordt mede begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, alsmede het vervreemden door de vennootschap van aandelen in haar kapitaal die zij zelf houdt, tenzij deze statuten anders bepalen. Onder uitgifte van aandelen wordt niet begrepen het uitgeven van aandelen aan iemand, indien en voor zover deze een voordien reeds verkregen recht tot het nemen van aandelen uitoefent. 2. Uitgifte van aandelen geschiedt door de directie ingevolge een besluit van de algemene vergadering. Voor de uitgifte van aandelen, waaronder niet begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, is vereist een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. 3. Bij het besluit tot uitgifte van aandelen worden de koers en de verdere voorwaarden van uitgifte door de algemene vergadering bepaald. Tevens wordt bepaald of aan het aandeel stemrecht verbonden is. 4. De vennootschap kan bij uitgifte van aandelen geen eigen aandelen nemen. 5. Iedere aandeelhouder heeft bij uitgifte van aandelen een voorkeursrecht naar evenredigheid van het gezamenlijke bedrag van zijn aandelen, onverminderd het hierna in lid 6 bepaalde. Een niet toewijsbaar overschot wordt per aandeel -op een door de directie te bepalen wijze- onder de gegadigde aandeelhouders verloot. Telkens indien en voor zover er van het voorkeursrecht geen gebruik wordt gemaakt, komt het toe aan de overige gegadigde aandeelhouders in evenredigheid van hun bezit aan aandelen. Het voorkeursrecht kan telkens voor een enkele uitgifte worden beperkt of uitgesloten bij besluit van de algemene vergadering. 6. Aandeelhouders hebben geen voorkeursrecht bij uitgifte van aandelen aan werknemers van de vennootschap of van een groepsmaatschappij. 7. De vennootschap kondigt de uitgifte met voorkeursrecht en het tijdvak waarin dat kan worden uitgeoefend schriftelijk aan alle aandeelhouders aan. Het voorkeursrecht kan worden uitgeoefend gedurende ten minste vier
-5weken na de dag van verzending van de aankondiging. 8. Bij het nemen van een aandeel moet daarop het nominale bedrag worden gestort. Bedongen kan worden dat het nominale bedrag of een deel daarvan eerst behoeft te worden gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat de vennootschap het zal hebben opgevraagd. Storting op een aandeel moet in geld geschieden, voor zover niet een andere inbreng is overeengekomen. Storting in geld in een andere geldeenheid dan die waarin het nominale bedrag van de aandelen luidt, kan slechts geschieden met toestemming van de vennootschap. Artikel 8. VERKRIJGING VAN (EIGEN) AANDELEN/CERTIFICATEN. 1. De directie beslist over de verkrijging van aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Verkrijging door de vennootschap van niet-volgestorte aandelen in haar kapitaal is nietig. 2. De vennootschap mag, behalve om niet, geen volgestorte eigen aandelen verkrijgen indien: a. het eigen vermogen van de vennootschap, verminderd met de verkrijgingsprijs, kleiner is dan de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden; of b. de directie weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging van de aandelen niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden; c. geen machtiging tot de verkrijging is verleend door de algemene vergadering of een daartoe door de algemene vergadering aangewezen ander vennootschapsorgaan. 3. Verkrijging van eigen aandelen is niet toegestaan, indien en voor zover door die verkrijging niet ten minste een (1) aandeel met stemrecht door een ander dan de vennootschap of een dochtermaatschappij wordt gehouden. 4. Indien de vennootschap na een verkrijging anders dan om niet, niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de directeuren die dat ten tijde van de verkrijging wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien, jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging is ontstaan met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. Niet verbonden is de directeur die bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de aandelen heeft verkregen en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. De vervreemder van de aandelen die wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden is jegens de vennootschap gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging van zijn aandelen is ontstaan, voor ten hoogste de verkrijgingsprijs van de door hem vervreemde aandelen, met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. De directeuren en de vervreemder zijn niet bevoegd tot verrekening van hun schuld uit hoofde van dit artikel. 5. Ingeval van een verkrijging onder algemene titel door de vennootschap van aandelen als gevolg waarvan de vennootschap samen met haar dochtermaatschappijen alle aandelen houdt, is het bepaalde artikel 2:207a lid 2 Burgerlijk Wetboek van toepassing. 6. Onder het begrip aandelen in dit artikel zijn certificaten daarvan begrepen. Artikel 9. KAPITAALVERMINDERING.
-6De algemene vergadering kan besluiten tot vermindering van het geplaatste kapitaal door intrekking van aandelen of door het bedrag van aandelen bij statutenwijziging te verminderen. In dit besluit moeten de aandelen waarop het besluit betrekking heeft, worden aangewezen en moet de uitvoering van het besluit zijn geregeld. 2. Een besluit tot intrekking kan slechts betreffen aandelen die de vennootschap zelf houdt of waarvan zij de certificaten houdt. In andere gevallen kan slechts tot intrekking worden besloten met instemming van de betrokken aandeelhouders. 3. Vermindering van het nominale bedrag van aandelen zonder terugbetaling en zonder ontheffing van de verplichting tot storting moet naar evenredigheid op alle aandelen van een zelfde soort of aanduiding plaatsvinden. Van het vereiste van evenredigheid mag worden afgeweken met instemming van alle aandeelhouders. 4. Een ontheffing van de verplichting tot volstorting is slechts mogelijk ter uitvoering van een besluit tot vermindering van het bedrag van de aandelen. Zulk een ontheffing, alsmede een terugbetaling die geschiedt ter uitvoering van een besluit tot vermindering van het bedrag van de aandelen, moet naar evenredigheid op alle aandelen geschieden, tenzij voor de uitgifte van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding of nadien met instemming van alle houders van aandelen van de desbetreffende soort of aanduiding in de statuten is bepaald dat ontheffing of terugbetaling kan geschieden uitsluitend op die aandelen; voor die aandelen geldt de eis van evenredigheid. Van het vereiste van evenredigheid mag worden afgeweken met instemming van alle betrokken aandeelhouders. 5. Het bepaalde in artikel 33 leden 2 tot en met 4 is van overeenkomstige toepassing. 6. Op een besluit tot vermindering van het kapitaal met terugbetaling zijn de leden 3 tot en met 8 van artikel 31 van overeenkomstige toepassing. BLOKKERINGSREGELING. Artikel 10A. GOEDKEURING VOOR DE OVERDRACHT VAN AANDELEN. 1. Elke overdracht van aandelen behoeft de goedkeuring van de algemene vergadering. 2. De goedkeuring wordt aan de vennootschap verzocht onder opgave van het aantal aandelen, dat de aandeelhouder -hierna in dit artikel te noemen: de verzoeker- wenst over te dragen en van de naam van degene(n) aan wie hij het aandeel of de aandelen wil overdragen. 3. De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend: a. indien binnen vijfenveertig (45) dagen na het verzoek om goedkeuring geen beslissing ter kennis van de verzoeker is gebracht; b. indien de algemene vergadering niet gelijktijdig met de weigering van de goedkeuring aan de verzoeker opgave doet van een of meer gegadigden, die bereid zijn al de aandelen waarop het verzoek betrekking heeft tegen contante betaling te kopen voor de prijs, vast te stellen in onderling overleg tussen de verzoeker en de gegadigde(n) en bij gebreke daarvan door een onafhankelijke deskundige. Deze deskundige wordt aangewezen door partijen; indien zij omtrent de aanwijzing van de deskundige binnen een maand geen overeenstemming bereiken, geschiedt die aanwijzing door het Nederlands Instituut voor Registervaluators.. 4. De kosten, verbonden aan de prijsvaststelling door de deskundige overeenkomstig lid 3 van dit artikel, komen ten laste van: 1.
-7de verzoeker, indien deze zijn verzoek intrekt; de verzoeker voor de helft en de koper(s) voor de andere helft, indien een of meer aandelen worden gekocht door een of meer aandeelhouders of door een of meer door de algemene vergadering aangewezen personen, in dier voege dat iedere koper in de kosten bijdraagt in verhouding van het aantal door hem gekochte aandelen; c. de vennootschap, indien de aandeelhouders van het aanbod geen gebruik hebben gemaakt. 5. De overdracht kan slechts plaatsvinden binnen drie maanden nadat de goedkeuring is verleend of geacht wordt te zijn verleend. 6. De vennootschap zelf kan alleen maar gegadigde zijn met instemming van de verzoeker. De verzoeker kan voorwaarden verbinden aan zijn instemming. 7. De verzoeker is bevoegd het verzoek in te trekken, mits dit geschiedt binnen een maand, nadat hem is medegedeeld aan welke gegadigde(n) hij de aandelen waarop het verzoek betrekking heeft, kan verkopen en tegen welke prijs. Artikel 10B. VOORKEURSRECHTEN. Het in artikel 10A bepaalde is van overeenkomstige toepassing op overdracht of andere overgang van: a. voorkeursrechten bij uitgifte van aandelen; of b. rechten tot het nemen van aandelen. Artikel 11. LEVERING VAN AANDELEN. Voor de levering van aandelen is vereist een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. Een levering als in de vorige zin bedoeld werkt mede van rechtswege tegenover de vennootschap. Behoudens in het geval dat de vennootschap zelf bij de rechtshandeling partij is, kunnen de aan de desbetreffende aandelen verbonden rechten eerst worden uitgeoefend nadat zij de rechtshandeling overeenkomstig de wet heeft erkend of de akte overeenkomstig de wet aan haar is betekend. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de levering van een certificaat waaraan vergaderrecht is verbonden. Artikel 12. VRUCHTGEBRUIK OP AANDELEN. 1. Op aandelen kan een recht van vruchtgebruik worden gevestigd. 2. De aandeelhouder heeft het stemrecht op aandelen waarop een recht van vruchtgebruik is gevestigd. 3. De vruchtgebruiker heeft geen vergaderrechten. 4. Uit het aandeel voortspruitende rechten, strekkende tot het verkrijgen van aandelen, komen aan de aandeelhouder toe, met dien verstande dat hij de waarde daarvan moet vergoeden aan de vruchtgebruiker, voor zover deze krachtens zijn recht van vruchtgebruik daarop aanspraak heeft. 5. Het bepaalde in artikel 11 vindt overeenkomstige toepassing op de vestiging, de afstand en de levering van een recht van vruchtgebruik op aandelen. Artikel 13. PANDRECHT OP AANDELEN. Op aandelen kan geen pandrecht worden gevestigd. Artikel 14. DIRECTIE EN RAAD VAN COMMISSARISSEN. BESLUITVORMING. 1. De vennootschap wordt bestuurd door een directie, bestaande uit een of meer directeuren, onder toezicht van een raad van commissarissen, bestaande uit tenminste drie personen. 2. Een meerhoofdige directie vergadert zo dikwijls een directeur daarom verzoekt. 3. Een meerhoofdige directie besluit met volstrekte meerderheid van stemmen. a. b.
-8Bij staken van stemmen is de algemene vergadering bevoegd ter zake een besluit te nemen. 4. Indien een directeur direct of indirect een persoonlijk tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap neemt hij geen deel aan de beraadslaging en besluitvorming ter zake binnen de directie. Indien hierdoor geen directiebesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. 5. De directie kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk geschiedt en alle stemgerechtigde directeuren met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. De leden 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing. 6. De directie is zonder goedkeuring van de algemene vergadering, doch na verkregen toestemming van de raad van commissarissen bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 2:204 lid 1 Burgerlijk Wetboek. 7. De directie is zonder opdracht van de algemene vergadering niet bevoegd tot het doen van aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap. Artikel 15. BENOEMING EN BEZOLDIGING VAN DIRECTEUREN EN COMMISSARISSEN. 1. Het aantal directeuren en het aantal commissarissen wordt vastgesteld door de algemene vergadering, voor wat de commissarissen betreft met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, lid 1. 2. Directeuren en commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering. Ook een rechtspersoon kan tot directeur worden benoemd. De algemene vergadering kan één of meer directeuren de titel algemeen directeur verlenen en te allen tijde ontnemen. Commissarissen worden benoemd voor een periode van vier (4) jaar en zijn eenmaal herbenoembaar. 3. Commissaris kan niet zijn een persoon die: a. bestuurder of werknemer van de vennootschap of een groepsmaatschappij van de vennootschap is; b. in de vijf (5) jaar voorafgaande aan de benoeming werknemer of bestuurder van de vennootschap is geweest; c. een persoonlijke financiële vergoeding van de vennootschap of van een aan haar gelieerde vennootschap ontvangt, anders dan de vergoeding die voor de als commissaris verrichte werkzaamheden wordt ontvangen en passend is in de normale uitoefening van bedrijf; d. in het jaar voorafgaande aan de benoeming een belangrijke zakelijke relatie met de vennootschap of een aan haar gelieerde vennootschap heeft gehad. Daaronder worden in ieder geval begrepen het geval dat de commissaris, of een kantoor waarvan hij aandeelhouder, vennoot, medewerker of adviseur is, is opgetreden als adviseur van de vennootschap (consultant, externe accountant, notaris en advocaat) en het geval dat de commissaris bestuurder of medewerker is van een bankinstelling waarmee de vennootschap een duurzame en significante relatie onderhoudt; e. een bestuurslid is van een vennootschap waarin een bestuurslid van de vennootschap waarop hij toezicht houdt commissaris is; f. een aandelenpakket van ten minste 10 procent (10%) in de vennootschap houdt (daarbij meegerekend het aandelenbezit van natuurlijke personen of juridische lichamen die met hem samenwerken op grond van een uitdrukkelijke of stilzwijgende, mondelinge of schriftelijke overeenkomst); g. bestuurder, commissaris of werknemer is bij of anderszins
-9vertegenwoordiger is van een rechtspersoon welke ten minste tien procent (10 %) van de aandelen in de vennootschap houdt, tenzij het gaat om groepsmaatschappijen; h. gedurende de voorgaande twaalf (12) maanden tijdelijk heeft voorzien in het bestuur bij belet en ontstentenis van bestuurders; i. de functie van Commissaris der Koning(in) van de Provincie Overijssel bekleedt, dan wel lid is van Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten van de Provincie Overijssel, dan wel een persoon die in dienst is van de Provincie Overijssel, of een persoon die een functie als in dit onderdeel h bedoeld in de vijf jaren voorafgaand aan de benoeming heeft bekleed. 4. De bezoldiging van de directeuren, hun overige arbeidsvoorwaarden waaronder begrepen een eventueel winstrecht, alsmede de verdere bijzonderheden en voorwaarden omtrent de aanstelling worden vastgesteld door de algemene vergadering. Bij een besluit tot bezoldiging als hiervoor bedoeld neemt de algemene vergadering in acht het door de Provincie Overijssel gehanteerde beloningsbeleid, zoals vastgelegd in de Statenbrief met kenmerk PS/2014/211, danwel zoals vastgelegd in latere op het bezoldigingsbeleid betrekking hebbende besluitvorming. 5. Commissarissen genieten een vergoeding wegens kosten door hen gemaakt. Commissarissen kunnen een bezoldiging genieten, vast te stellen door de algemene vergadering. Artikel 16. SCHORSING EN ONTSLAG. 1. Een directeur en een commissaris kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de algemene vergadering, doch niet dan nadat hij in de gelegenheid is gesteld in de vergadering waarin tot zijn schorsing of ontslag wordt besloten, te worden gehoord, waarbij hij zich door een raadsman kan doen bijstaan of vertegenwoordigen. 2. Een besluit tot schorsing kan door de algemene vergadering worden genomen ongeacht het vertegenwoordigde aandelenkapitaal. Een besluit tot ontslag, anders dan op eigen verzoek, kan door het orgaan dat tot zijn benoeming bevoegd is slechts worden genomen in een vergadering waarin meer dan helft van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. 3. Indien de algemene vergadering niet binnen zes weken na de datum van ingang van de schorsing beslist over de ten aanzien van de geschorste te nemen maatregelen, is deze schorsing vervallen. 4. De raad van commissarissen kan een directeur schorsen. Na een dergelijk besluit roept de raad van commissarissen een algemene vergadering bijeen, welke vergadering zal beslissen over de ten aanzien van de geschorste te nemen maatregelen. Alvorens deze beslissing te nemen, zal de geschorste in de gelegenheid worden gesteld in deze vergadering te worden gehoord. Artikel 17. DIRECTIEREGLEMENT. TAAKVERDELING DIRECTEUREN. 1. De directie kan, met inachtneming van deze statuten en het governancereglement, een reglement opstellen, waarin aangelegenheden betreffend de taakverdeling en werkwijze van de directie worden geregeld. Goedkeuring van de algemene vergadering is nodig voor besluiten van de directie, strekkende tot het vaststellen, wijzigen of opheffen van een directiereglement. Voorts kunnen de directeuren, al dan niet bij reglement, hun werkzaamheden onderling verdelen. Bij gebreke van overeenstemming kan de algemene
- 10 vergadering besluiten met welke taken ieder van de directeuren meer speciaal zal zijn belast. 2. Elke directeur is tegenover de vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de directeur behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere directeuren zijn toebedeeld. Bij de vervulling van hun taak richten de directeuren zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Elke directeur draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Hij is voor het geheel aansprakelijk ter zake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Artikel 18. ONTSTENTENIS OF BELET. 1. Ingeval van ontstentenis of belet van een of meer directeuren zijn de overblijvende directeuren of is de enig overblijvende directeur tijdelijk met het bestuur belast, onverminderd het bepaalde in artikel 14. 2. Ingeval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen zijn de overblijvende commissarissen of is de enig overblijvende commissaris tijdelijk met de uitoefening van de taken van de raad van commissarissen belast, onverminderd het bepaalde in artikel 14. 3. Ingeval van ontstentenis of belet van alle directeuren of van de enig directeur is de raad van commissarissen met het bestuur belast, in welk geval de raad van commissarissen bevoegd is uit of buiten zijn midden een of meer personen aan te wijzen die tijdelijk met het gehele bestuur zullen zijn belast. De beloning van een tijdelijke functionaris zal door de raad van commissarissen worden vastgesteld. 4. Ingeval van ontstentenis of belet van alle commissarissen is de persoon die daartoe door de algemene vergadering is aangewezen tijdelijk met de uitoefening van de taken van de raad van commissarissen belast, als ware hij commissaris. 5. Indien lid 2 van dit artikel toepassing vindt, is de raad van commissarissen verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering bijeen te roepen, teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. 6. Indien lid 3 van dit artikel toepassing vindt, is de daar bedoelde persoon verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering bijeen te roepen, teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. Indien geen persoon als bedoeld in lid 3 is benoemd, is iedere aandeelhouder bevoegd een algemene vergadering bijeen te roepen teneinde de nodige voorzieningen te (doen) treffen. 7. Onder belet wordt in ieder geval verstaan: a. schorsing; b. ziekte; c. onbereikbaarheid, in de gevallen onder b en c bedoeld zonder dat gedurende een termijn van veertien dagen de mogelijkheid van contact tussen de directeur respectievelijk de commissaris en de vennootschap heeft bestaan, tenzij de algemene vergadering in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt. Artikel 19. VERTEGENWOORDIGING. 1. De directie vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt bovendien toe aan iedere directeur afzonderlijk.
- 11 De directie is bevoegd om, onverminderd hetgeen geldt op grond van artikel 20, te besluiten tot het aanstellen van procuratiehouders met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ieder hunner vertegenwoordigt de vennootschap met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. Hun titulatuur wordt door de directie bepaald. 3. Indien alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap worden gehouden door één aandeelhouder, worden, indien deze aandeelhouder tevens de vennootschap vertegenwoordigt, rechtshandelingen van de vennootschap met deze enig aandeelhouder schriftelijk vastgelegd. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op een deelgenoot in een huwelijksgemeenschap of een gemeenschap van geregistreerd partnerschap waartoe de aandelen behoren, maar is niet van toepassing op rechtshandelingen die onder de bedongen voorwaarden tot de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap behoren. Artikel 20. GOEDKEURING VOOR BESLUITEN VAN DE DIRECTIE. AANWIJZINGEN. 1. De algemene vergadering is bevoegd in een door haar vast te stellen en desgewenst door haar te wijzigen reglement te bepalen, welke besluiten van de directie zijn onderworpen aan goedkeuring door de algemene vergadering casu quo de raad van commissarissen. Zodra een reglement als hiervoor bedoeld is vastgesteld dan wel gewijzigd dient van de inhoud van het reglement mededeling te worden gedaan aan de directie. 2. De directie is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. 2.
Artikel 20A. TAAK EN BEVOEGDHEDEN RAAD VAN COMMISSARISSEN. BESLUITVORMING. 1. De raad van commissarissen is belast met het uitoefenen van toezicht op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Hij staat de directie met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. De directie verschaft de raad van commissarissen tijdig de voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijke gegevens. De directie stelt tenminste één keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico's en het beheers- en controlesysteem van de vennootschap. 2. De raad van commissarissen kan bepalen, dat een of meer commissarissen toegang zullen hebben tot alle bedrijfsruimten van de vennootschap en bevoegd zullen zijn inzage te nemen van alle boeken, correspondentie en andere bescheiden en kennis te nemen van alle plaats gehad hebbende handelingen, dan wel een gedeelte van deze bevoegdheden zullen kunnen uitoefenen. 3. De raad van commissarissen kan, op kosten van de vennootschap, adviezen inwinnen van deskundigen op zodanige gebieden als de raad van commissarissen voor een juiste uitoefening van zijn taak wenselijk acht. Voorts kan de raad van commissarissen, met inachtneming van deze statuten, een reglement opstellen waarin zijn taak of de verdeling daarvan
- 12 over de verschillende commissarissen nader zal worden geregeld. 4. De raad van commissarissen benoemt uit zijn midden een voorzitter en benoemt, uit of buiten zijn midden, een secretaris. Voorts kan de raad van commissarissen uit zijn midden een of meer gedelegeerde commissarissen benoemen, die belast zijn met het onderhouden van een meer veelvuldig contact met de directie; van hun bevindingen brengen zij aan de raad van commissarissen verslag uit. De functies van voorzitter van de raad van commissarissen en gedelegeerd commissaris zijn verenigbaar. 5. De raad van commissarissen vergadert, zo dikwijls een van zijn leden daarom verzoekt. Een commissaris kan zich in de vergadering van de raad van commissarissen doen vertegenwoordigen door aan een andere commissaris van de vennootschap een schriftelijke volmacht te verlenen. Een commissaris kan slechts voor één commissaris als gevolmachtigde optreden. 6. De raad van commissarissen besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de voorzitter een doorslaqgevende stem. 7. Behoudens het in lid 8 bepaalde, kan de raad van commissarissen slechts besluiten nemen wanneer de meerderheid van de leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. 8. De raad van commissarissen kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk geschiedt en alle stemgerechtigde commissarissen met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. De leden 6 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing. Een aldus genomen besluit wordt aangetekend in het notulenregister van de raad van commissarissen, dat door de secretaris van die raad wordt gehouden; de bescheiden waaruit van het nemen van een zodanig besluit blijkt, worden bij het notulenregister bewaard. 9. Van het verhandelde in de vergadering van de raad van commissarissen worden notulen gehouden. Deze notulen worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en de secretaris van de vergadering waarin de goedkeuring geschiedt. 10. De directeuren zijn, indien zij daartoe worden uitgenodigd, verplicht de vergaderingen van de raad van commissarissen bij te wonen en aldaar alle door die raad verlangde inlichtingen te verstrekken. 11. Zolang er slechts een commissaris in functie is, heeft deze alle rechten en verplichtingen, bij de wet en bij deze statuten toegekend en opgelegd aan de raad van commissarissen en de voorzitter van de raad van commissarissen. 12. Indien een commissaris direct of indirect een persoonlijk tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap neemt hij geen deel aan de beraadslaging en besluitvorming ter zake binnen de raad van commissarissen. Indien hierdoor door de raad van commissarissen geen besluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering. 13. De raad van commissarissen kan, met inachtneming van deze statuten, een reglement opstellen, waarin aangelegenheden betreffend de taakverdeling en werkwijze van de raad van commissarissen worden geregeld. Het reglement en wijzigingen in het reglement worden ter kennis gebracht van de directie en van de algemene vergadering. Artikel 21. JAARLIJKSE ALGEMENE VERGADERING. 1. Elk jaar wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen twee maanden nadat de directie de jaarrekening van de vennootschap heeft
- 13 opgemaakt. 2. De agenda voor deze vergadering bevat de volgende onderwerpen: a. verslag van de directie omtrent de zaken van de vennootschap in het afgelopen boekjaar en het gevoerde bestuur; b. vaststelling van de jaarrekening; c. bestemming van de winst respectievelijk vaststelling van de wijze waarop een geleden verlies zal worden gedelgd; d. kwijting van de directeuren en van de commissarissen; e. voorzien in eventuele vacatures; f. behandeling van al hetgeen verder in de oproeping tot de algemene vergadering aan de orde zal zijn gesteld. 2. In plaats van een vergadering als bedoeld in lid 1 kunnen besluiten ook worden genomen op de wijze als bedoeld in artikel 28 van deze statuten. Artikel 22. BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERINGEN. 1. Een buitengewone algemene vergadering wordt bijeengeroepen zo dikwijls de directie of een directeur dan wel de raad van commissarissen of een commissaris dit nodig acht, onverminderd het bepaalde in artikel 18. 2 Bovendien is iedere aandeelhouder, met inachtneming van de wet en deze statuten, tot bijeenroeping van een buitengewone algemene vergadering bevoegd, onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen, zonder daartoe de machtiging van de voorzieningenrechter van de rechtbank te behoeven. Artikel 23. PLAATS VAN DE VERGADERINGEN. 1. Algemene vergaderingen worden gehouden in de gemeente waar de vennootschap haar woonplaats heeft. Een besluit tot statutenwijziging waarbij een vergaderplaats buiten Nederland wordt aangewezen, kan slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd en voor zover alle vergadergerechtigden met de statutenwijziging hebben ingestemd. 2. In een elders gehouden algemene vergadering kunnen geldige besluiten slechts worden genomen, indien alle vergadergerechtigden hebben ingestemd met de plaats van vergadering en de directeuren en de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit brengen. Artikel 24. OPROEPING. AGENDA. 1. Behoudens het bepaalde in artikel 22 lid 2 worden vergadergerechtigden tot een algemene vergadering opgeroepen door de directie of door een directeur dan wel door de raad van commissarissen of een commissaris, onverminderd het bepaalde in artikel 18. De oproeping geschiedt per brief dan wel - indien de desbetreffende vergadergerechtigde daarmee heeft ingestemd - per e-mail, niet later dan op de achtste dag voor de dag waarop de vergadering wordt gehouden. Was de oproepingstermijn korter of heeft de oproeping niet of niet op de juiste wijze plaatsgehad, dan kunnen toch wettige besluiten worden genomen, mits alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de directeuren en de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. 2. De oproeping vermeldt de te behandelen onderwerpen, alsmede het tijdstip waarop en de plaats waar de vergadering zal worden gehouden. Mededelingen welke krachtens de wet of de statuten aan de algemene
- 14 vergadering moeten worden gericht, kunnen geschieden door opneming in de oproeping. 3. Voorstellen van degenen die ter vergadering worden opgeroepen, worden op de agenda geplaatst, mits deze voorstellen ten minste zeven dagen voor de uiterste dag van oproeping schriftelijk bij de directie zijn ingediend. 4. Omtrent onderwerpen waarvan de behandeling niet bij de oproeping is aangekondigd met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, kan niet wettig worden besloten, tenzij alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de directeuren en de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming over die onderwerpen in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. Artikel 25. VERGADERRECHT. 1. Iedere vergadergerechtigde is bevoegd, in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, het hem eventueel toekomende stemrecht uit te oefenen in een algemene vergadering en voorts om zich ter vergadering te laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, naar het oordeel van de voorzitter van de vergadering toereikende, volmacht. 2. De directie kan besluiten dat iedere vergadergerechtigde bevoegd is om door middel van een elektronisch communicatiemiddel rechtstreeks kennis te nemen van en/of deel te nemen aan de verhandelingen van de algemene vergadering en om -voor wat betreft de stemgerechtigde vergadergerechtigde- het stemrecht uit te (doen) oefenen. Daartoe is vereist dat de desbetreffende vergadergerechtigde via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd en rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen van de vergadering, aan de beraadslaging en het hem toekomende stemrecht kan uitoefenen. 3. De directie kan voorwaarden verbinden aan het gebruik van het elektronische communicatiemiddel. In de oproeping worden deze voorwaarden genoemd of zal worden vermeld waar deze kunnen worden geraadpleegd. 4. Aan certificaten kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 25 lid 5 vergaderrechten worden verbonden. 5. De algemene vergadering is bevoegd het vergaderrecht aan één of meer certificaten te verbinden of te ontnemen. 6. De directeuren en de commissarissen zijn bevoegd de algemene vergaderingen bij te wonen en hebben als zodanig in de algemene vergaderingen een raadgevende stem. Artikel 26. BESLUITVORMING. 1. Elk aandeel geeft recht op het uitbrengen van één stem. 2. De algemene vergadering besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen, tenzij de wet of deze statuten anders voorschrijven. 3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde, kan een besluit tot statutenwijziging dat een wijziging van lid 1 van dit artikel omvat slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. 4. Het door de voorzitter uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van vorenbedoeld oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de
- 15 rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming. 5. Indien bij een eerste stemming over personen geen volstrekte meerderheid is verkregen, wordt terstond een tweede stemming gehouden. Wordt ook bij de tweede stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een herstemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich verenigden. Komen door gelijkheid van het aantal verworven stemmen meer dan twee personen voor de herstemming in aanmerking, dan zal bij een tussenstemming worden beslist welke twee personen in herstemming komen, respectievelijk wie met de persoon die de meeste stemmen op zich verenigde, in herstemming zal komen. 6 Staken over enig voorstel de stemmen, dan is dit voorstel verworpen. 7. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden geacht niet te zijn uitgebracht. 8. Stemming over zaken geschiedt mondeling, stemming over personen schriftelijk bij gesloten ongetekende briefjes, tenzij de voorzitter in beide gevallen zonder tegenspraak in de vergadering van de zijde der stemgerechtigden een andere wijze van stemmen toelaat. 9. Voor een aandeel dat toebehoort aan de vennootschap of aan een dochtermaatschappij daarvan kan in de algemene vergadering geen stem worden uitgebracht; evenmin voor een aandeel waarvan een van hen de certificaten houdt. Vruchtgebruikers en pandhouders van aandelen die aan de vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen toebehoren, zijn evenwel niet van hun stemrecht uitgesloten, indien het vruchtgebruik of het pandrecht was gevestigd voordat het aandeel aan de vennootschap of een dochtermaatschappij daarvan toebehoorde. De vennootschap of een dochtermaatschappij daarvan kan geen stem uitbrengen voor een aandeel waarop zij een recht van vruchtgebruik of een pandrecht heeft. 10. Waar in deze statuten is bepaald dat de geldigheid van een besluit afhankelijk is van het ter vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal en dit (gedeelte) niet vertegenwoordigd was, kan, voor zover deze statuten niet anders bepalen, een tweede vergadering worden bijeengeroepen waarin het besluit kan worden genomen onafhankelijk van het in deze vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het in die vergadering vertegenwoordigde (gedeelte van het) geplaatste kapitaal. Een oproeping tot een tweede vergadering als hiervoor bedoeld heeft plaats na de eerste vergadering. De tweede vergadering dient binnen dertig dagen na de eerste vergadering te worden gehouden, zulks met inachtneming van het overigens hieromtrent in artikel 24 bepaalde. Artikel 27. LEIDING VAN EEN ALGEMENE VERGADERING. NOTULEN. 1. De leiding van een algemene vergadering berust bij de voorzitter van de raad van commissarissen. Indien deze niet aanwezig is of er de voorkeur aan geeft de vergadering niet voor te zitten, wordt de vergadering geleid door een andere commissaris, die daartoe wordt aangewezen door de ter vergadering aanwezige commissarissen. Indien geen commissaris aanwezig is of indien de aangewezen commissaris(sen) er de voorkeur aan geeft/geven de vergadering niet voor te zitten, wordt de vergadering geleid door de ter vergadering aanwezige
- 16 directeur die het oudst in leeftijd is en bereid is de vergadering voor te zitten. Indien geen directeur aanwezig is of indien de aanwezige directeur(en) er de voorkeur aan geeft/geven de vergadering niet voor te zitten, voorziet de algemene vergadering in de leiding. 2. Van het verhandelde worden, tenzij daarvan een notarieel proces-verbaal wordt opgemaakt, door een door de voorzitter aan te wijzen secretaris notulen gehouden. Die notulen worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en de secretaris van de desbetreffende vergadering, dan wel vastgesteld in een volgende vergadering en alsdan ten blijke van vaststelling door de voorzitter en de secretaris van die volgende vergadering getekend. 3. Zowel de voorzitter van een vergadering als iedere directeur is te allen tijde bevoegd op kosten van de vennootschap opdracht te geven tot het opmaken van een notarieel proces-verbaal. Artikel 28. BESLUITVORMING BUITEN VERGADERING. 1. Besluitvorming van aandeelhouders kan op andere wijze dan in een vergadering geschieden, mits alle vergadergerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. 2. De stemmen worden schriftelijk uitgebracht. 3. De directeuren en de commissarissen worden voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. Artikel 29. BOEKJAAR. JAARREKENING. 1. Het boekjaar van de vennootschap valt samen met het kalenderjaar. 2. Door de directie wordt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar van de vennootschap, behoudens verlenging van deze termijn met maximaal zes maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, een jaarrekening opgemaakt, welke voor de vergadergerechtigden ter inzage wordt gelegd ten kantore van de vennootschap. Binnen deze termijn legt de directie ook het door haar opgestelde jaarverslag over. 3. De jaarrekening wordt ondertekend door de directeuren en de commissarissen. Ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt. 4. De vennootschap zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het jaarverslag en de krachtens artikel 2:392 lid 1 Burgerlijk Wetboek, toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot hun behandeling, te haren kantore aanwezig zijn. Vergadergerechtigden kunnen de stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen. 5. De algemene vergadering stelt de jaarrekening vast. Voorts besluit de algemene vergadering omtrent kwijting van de directie voor het in het afgelopen boekjaar gevoerde bestuur en van de raad van commissarissen ter zake van de hem opgedragen taak, behoudens de wettelijke bepalingen. 6. Ondertekening van de jaarrekening door alle directeuren en alle commissarissen geldt niet als vaststelling in de zin van artikel 2:210 lid 3 Burgerlijk Wetboek. 7. De jaarrekening kan niet worden vastgesteld, indien de algemene vergadering geen kennis heeft kunnen nemen van de verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 30, tenzij onder de overige gegevens een wettige grond wordt medegedeeld waarom de verklaring ontbreekt.
- 17 Indien de jaarrekening gewijzigd wordt vastgesteld, kunnen de vergadergerechtigden daarvan kosteloos een afschrift verkrijgen. 9. Het in dit artikel bepaalde omtrent het jaarverslag en de krachtens artikel 2:392 lid 1 Burgerlijk Wetboek, toe te voegen gegevens blijft buiten toepassing indien artikel 2:396 lid 7 dan wel artikel 2:403 Burgerlijk Wetboek, voor de vennootschap geldt. Artikel 30. ACCOUNTANT. 1. De vennootschap zal aan een accountant als bedoeld in artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek de opdracht verlenen om de door de directie opgemaakte jaarrekening te onderzoeken overeenkomstig lid 3 van dat artikel. 2. Tot het verlenen van de opdracht is de algemene vergadering bevoegd. Gaat deze daartoe niet over, dan is de raad van commissarissen bevoegd of –zo deze ontbreekt of in gebreke blijft- de directie. 3. De aan de accountant verleende opdracht kan worden ingetrokken door de algemene vergadering en door degene die de opdracht heeft verleend. De opdracht kan enkel worden ingetrokken om gegronde redenen met inachtneming van artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek. 4. De accountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan de directie en aan de raad van commissarissen en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Artikel 31. WINST. UITKERINGEN. 1. De algemene vergadering is bevoegd tot bestemming van de winst die door de vaststelling van de jaarrekening is bepaald en tot vaststelling van uitkeringen. 2. De vennootschap kan aan de aandeelhouders en eventuele andere gerechtigden tot uitkeringen slechts uitkeringen doen voor zover het eigen vermogen groter is dan de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden. Voor de vaststelling van het eigen vermogen en de reserves is de laatst vastgestelde jaarrekening bepalend. 3. Een besluit dat strekt tot uitkering heeft geen gevolgen zolang de directie geen goedkeuring heeft verleend. De directie weigert slechts de goedkeuring indien zij weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. 4. Indien de vennootschap na een uitkering niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de directeuren die dat ten tijde van de uitkering wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. 5. Niet verbonden is de directeur die bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de uitkering heeft gedaan en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. 6. Degene die de uitkering ontving terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, is gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan, ieder voor ten hoogste het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. 7. Indien de directeuren de vordering uit hoofde van lid 4 hebben voldaan, geschiedt de in lid 6 bedoelde vergoeding aan de directeuren, naar evenredigheid van het gedeelte dat door ieder van de directeuren is voldaan. 8.
- 18 Ten aanzien van een schuld uit hoofde van lid 4 of lid 6 is de schuldenaar niet bevoegd tot verrekening. 9. Bij de berekening van het bedrag, dat op ieder aandeel zal worden uitgekeerd, komt slechts het nominale bedrag van de aandelen in aanmerking. 10. De vennootschap ontleent aan aandelen die zij in haar kapitaal houdt geen recht op enige uitkering. Zodanig recht kan evenmin worden ontleend aan aandelen waarvoor certificaten zijn toegekend welke de vennootschap houdt, tenzij op de certificaten een recht van vruchtgebruik of een pandrecht rust. Bij de berekening van iedere uitkering tellen de aandelen die de vennootschap in haar kapitaal houdt niet mee, tenzij deze aandelen of de certificaten daarvan belast zijn met een vruchtgebruik of pandrecht ten behoeve van een ander dan de vennootschap. 11. Leden 4 en 6 zijn niet van toepassing op uitkeringen in de vorm van aandelen in het kapitaal van de vennootschap of bijschrijvingen op niet volgestorte aandelen. Artikel 32. DIVIDEND. 1. Dividenden worden veertien dagen na vaststelling ter beschikking gesteld, tenzij de algemene vergadering op voorstel van de directie anders besluit. 2. Dividenden welke vijf jaren na ter beschikkingstelling niet zijn opgeëist, vervallen aan de vennootschap. Artikel 33. STATUTENWIJZIGING EN ONTBINDING. 1. Besluiten tot wijziging van deze statuten, alsmede het besluit tot ontbinding van de vennootschap, worden genomen door de algemene vergadering. 2. Wanneer aan de algemene vergadering een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, zullen degenen die de oproeping doen tegelijkertijd een afschrift van dat voorstel waarin de voorgestelde wijziging woordelijk is opgenomen, ten kantore van de vennootschap neerleggen ter inzage voor iedere vergadergerechtigde tot de afloop van de vergadering. 3. Indien het bepaalde in lid 2 niet is nageleefd, is het bepaalde in artikel 24 lid 4 van toepassing. 4. De vergadergerechtigden moeten in de gelegenheid worden gesteld van de dag der nederlegging tot die der algemene vergadering een afschrift van het voorstel tot statutenwijziging te verkrijgen. Deze afschriften worden kosteloos verstrekt. 5. Een besluit tot statutenwijziging dat specifiek afbreuk doet aan enig recht van houders van aandelen van een bepaalde aanduiding, behoeft, tenzij ten tijde van de toekenning van het recht de bevoegdheid tot wijziging bij die bepaling uitdrukkelijk was voorbehouden, een goedkeurend besluit van deze groep van aandeelhouders, onverminderd het vereiste van instemming waar dit uit de wet voortvloeit. Artikel 34. VEREFFENING. 1. De vennootschap blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dat tot vereffening van haar vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van de ontbonden vennootschap uitgaan moet aan haar naam worden toegevoegd: in liquidatie. 2. Van de ontbinding van de vennootschap dient inschrijving te geschieden in het handelsregister. 3. Tenzij de wet anders bepaalt, treden ter vereffening van het vermogen van de ontbonden vennootschap de directeuren als vereffenaars op. 4. De algemene vergadering stelt bij het nemen van het besluit tot ontbinding van de vennootschap de beloning van de vereffenaars vast. 8.
- 19 De vereffening geschiedt met inachtneming van de wettelijke bepalingen. Tijdens de vereffening blijven deze statuten voor zover mogelijk van kracht, zulks voor wat betreft de raad van commissarissen met dien verstande dat -tenzij de algemene vergadering anders bepaalt- deze ten aanzien van de vereffenaars dezelfde taak heeft als hem voor de ontbinding ten aanzien van de directie was opgedragen. 6. Hetgeen na de voldoening van de schuldeisers is overgebleven van het vermogen van de ontbonden vennootschap, wordt aan de aandeelhouders en eventuele andere rechthebbenden uitgekeerd. 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden vennootschap gedurende de door de wet voorgeschreven termijn berusten onder degene die daartoe schriftelijk door de vereffenaars is aangewezen. Artikel 35. OVERGANGSBEPALING Het eerste boekjaar zal eindigen op eenendertig december van het jaar waarin de vennootschap is opgericht.▐ Dit artikel vervalt tezamen met zijn opschrift zodra het eerste boekjaar is geëindigd. SLOTBEPALINGEN: De comparante, handelend als gemeld, verklaarde tenslotte: I. Voor de eerste maal ***wordt▐ ***worden▐ tot directeur benoemd: *** II. Voor de eerste maal worden tot commisaris benoemd: 1. ***, geboren te *** op ***; 2, ***, geboren te *** op ***; 3. ***, geboren te *** op ***; III. Met het van kracht worden van onderhavige oprichting zijn eenduizend (1.000) aandelen, genummerd 1 tot en met 1.000, geplaatst, zodat het geplaatste kapitaal tienduizend euro (€ 10.000,00) bedraagt. De oprichter neemt alle geplaatste aandelen. IV. Op de datum in het hoofd van deze akte vermeld bedraagt het op ieder geplaatste aandeel gestorte kapitaal nihil; de oprichter en de vennootschap zijn overeengekomen dat op elk door de oprichter genomen aandeel de nominale waarde van dat aandeel eerst hoeft te worden gestort na verloop van *** dagen na de datum in het hoofd van deze akte vermeld. Volmacht Van het bestaan van de volmacht is mij, notaris, genoegzaam gebleken uit een aan deze akte gehecht schriftelijk stuk (bijlage 2). Provinciale Staten Ingevolge artikel 158 lid 2 van de Provinciewet zijn Provinciale Staten van de Provincie Overijssel in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen ten aanzien van het voorgenomen besluit tot oprichting van de onderhavige besloten vennootschap ter kennis van Gedeputeerde Staten te brengen naar aanleiding van het aan hen toegezonden ontwerp van dat besluit, waarvan blijkt uit *, waarvan een kopie aan deze akte is gehecht (bijlage 3). Goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken Van de ingevolge artikel 158 lid 3 van de Provinciewet vereiste goedkeuring van de Minister voor voormeld besluit van het College van Gedeputeerde Staten blijkt uit een besluit van die Minister de dato *; van het desbetreffende ** is een kopie aan deze akte is gehecht (bijlage 4). De comparante is mij, notaris, bekend. Van de verklaringen van de comparante heb ik, notaris, in Zwolle op de datum 5.
- 20 aan het begin van deze akte gemeld deze akte opgemaakt. De zakelijke inhoud van deze akte heb ik medegedeeld en toegelicht aan de comparante. De comparante heeft verklaard voor het tekenen van deze akte kennis te hebben genomen van de inhoud van deze akte en daarmee in te stemmen. Vervolgens heb ik deze akte beperkt voorgelezen en hebben de comparante en ik deze akte onmiddellijk daarna ondertekend.
GOVERNANCEREGLEMENT HOUDSTERMAATSCHAPPIJ FONDSEN OVERIJSSEL B.V.
1
Inhoud Onderdeel A: Vaststelling en reikwijdte reglement
3
Onderdeel B: Reglement
6
1.
Definities
6
2.
Holdingstructuur
9
3.
Provincie – Algemene Vergadering – GS - PS
10
4.
HFO – Directie
12
4.1
Directeur, algemene taken en bevoegdheden
12
4.2
Bilaterale overleggen Directeur en Fondsbeheerders
13
4.3
Vergaderingen van Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering
13
4.4
Besluiten Directie
14
4.5
Funding
15
4.6
(Financiële) verslaggeving
16
4.7
Bezoldiging en verzekering
17
4.8
Tegenstrijdig belang
18
4.9
Nevenfuncties
19
4.10
Vertrouwelijkheid
19
4.11
Diversen
20
5.
HFO - Raad van Commissarissen
21
5.1
Samenstelling, deskundigheid en onafhankelijkheid van de Raad van Commissarissen 21
5.2
Taak van de Raad van Commissarissen
23
5.3
Voorzitter van de Raad van Commissarissen
24
5.4
Vergoeding
24
5.5 Vergaderingen van de Raad van Commissarissen (agenda, telefonisch vergaderen, deelname, notulen)
25
5.6 Besluiten van de Raad van Commissarissen (quorum, stemmen, onderwerpen ter discussie)
26
5.7
Tegenstrijdig belang
27
5.8
Informatie, relatie met de Directeur
27
5.9
Relatie met de Algemene Vergadering
28
6.
Algemene bepalingen
29
6.1
Toepassing
29
6.2
Werking
29
6.3
Wijziging en duur Reglement
29
6.4
Toepasselijk recht
29
Bijlage 1 Lijst van besluiten Directeur die goedkeuring van de Algemene Vergadering behoeven 31 Bijlage 2 Lijst van besluiten Directeur die goedkeuring Raad van Commissarissen behoeven
34
2
ONDERDEEL A: VASTSTELLING EN REIKWIJDTE REGLEMENT 1.
Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. (de “HFO”) is opgericht door de provincie Overijssel (de “Provincie”) met als doel het direct en indirect ondersteunen, versterken en verankeren van het economisch klimaat en economisch beleid in de provincie Overijssel hetgeen de Provincie als een publiek belang beschouwt.
2.
De HFO dient deze doelstellingen onder meer te bereiken door het: i. al
dan
niet
tezamen
met
anderen
deelnemen
in
andere
ondernemingen
en
vennootschappen, samenwerken met andere vennootschappen of ondernemingen, zoals in dit Reglement en de Investeringsreglementen van haar dochtermaatschappijen (de “Werkfondsen”) nader uitgewerkt; ii. verstrekken van financieringen aan de Werkfondsen die vervolgens op hun beurt direct of indirect investeren in doelondernemingen (“Doelondernemingen”) en/of doelprojecten (“Doelprojecten”) in de provincie Overijssel. 3.
Hierbij
staat
steeds
voorop
dat,
alhoewel
is
gekozen
voor
een
privaatrechtelijke
organisatiestructuur, de HFO en de Werkfondsen mede opereren binnen het publieke domein. Dit betekent dat het bestuur en de commissarissen bij de uitvoering van hun taken en bevoegdheden, onder meer in het kader van de besluitvorming, alsmede terzake van de verantwoordingsplicht en informatievoorziening, eveneens rekening dienen te houden met bijzondere wetten en regels die gelden voor personen en vennootschappen die opereren binnen het publieke domein. 4.
Teneinde te verzekeren dat het verstrekken van financieringen door de Provincie aan de HFO en door de HFO aan de Werkfondsen plaatsvindt op een zakelijke grondslag heeft de Provincie erin voorzien dat: i. de doelstellingen en de governance van de HFO en de Werkfondsen, en de voorwaarden voor
het
verstrekken
Directiereglementen
van
en
financieringen
in
diverse
Investeringsreglementen
van
documenten
de
(waaronder
Werkfondsen)
worden
vastgelegd; ii. bij de HFO en haar Werkfondsen professionele bedrijfsvoering en - toezicht worden toegepast,
hetgeen
onder
andere
in
een
Managementovereenkomst
met
de
Fondsbeheerder(s) van de Werkfondsen wordt vastgelegd; iii. de (leden van de) Raad van Commissarissen en de bestuurder (de “Directeur”) van de HFO die door de Provincie worden benoemd, door middel van een open en transparante procedure worden geworven, afspraken over taak, rol en verantwoording in een Managementovereenkomst met de Directeur en in dit Reglement zijn/worden vastgelegd; iv. de vergoeding van de Directeur, de leden van de Raad van Commissarissen Fondsbeheerders
in
overeenstemming
topfunctionarissen
publieke
en
met
semipublieke
de sector
Wet (de
en de
normering
bezoldiging
“Wnt”)
provinciaal
en
bezoldigingsbeleid is en niet prestatie gerelateerd, tenzij dit op grond van wet- en regelgeving (b.v. regels omtrent staatssteun) is vereist; v. de
verantwoordings-
en
informatieplicht
van
de
HFO
en
de
Werkfondsen
in
overeenstemming is met de wettelijke regels uit o.a. de Provinciewet en het daarop gebaseerde provinciaal beleid;
3
vi. de HFO en de Werkfondsen in lijn met het Risico management raamwerk handelen en rapporteren,
waaronder
het
door
de
Werkfondsen
geregeld
opstellen
van
een
risicoanalyse en hierover periodiek gerapporteerd wordt aan de HFO respectievelijk de Provincie. 5.
Bij de vormgeving van de governance binnen de HFO en de Werkfondsen is tevens aandacht besteed aan de geldende normen rond integriteit en behoorlijk bestuur zoals opgenomen in het deelnemingenbeleid van de Provincie (het “Deelnemingenbeleid”). Daardoor wordt van de Directeur, de Fondsbeheerders en de leden van de Raad van Commissarissen voorafgaand aan infunctietreding een Verklaring Omtrent Gedrag en een integriteitsverklaring verlangd.
6.
In dit Reglement worden nader uiteengezet de rollen van en verhoudingen tussen de Provincie, de HFO en de Werkfondsen:
De Provincie is de investeerder en in die hoedanigheid treedt zij op als opdrachtgever voor de HFO en de Werkfondsen BV’s. Tevens verstrekt zij financiële middelen op basis van een eigen gewenste allocatie van investeringen (het investeringsbeleid) ten behoeve van de realisatie van beleidsdoelen/-prestaties: ofwel de Provincie verstrekt middels de HFO en haar Werkfondsen financieringen voor investeringen in Doelondernemingen en/of Doelprojecten.
De HFO is de bewaarder, houdt alle aandelen in de Werkfondsen en ontplooit daarmee samenhangende activiteiten. Dat wil zeggen:
het toezicht houden op en controleren van de Fondsbeheerders inzake de naleving van het investeringsbeleid, de kasstromen en de waardering van investeringen;
het toezicht houden op en controleren van de Fondsbeheerders inzake de naleving van de wettelijke regels en provinciale kaders (bijvoorbeeld het Provinciale bezoldigingsbeleid);
het toezicht houden op en controleren van de Fondsbeheerders inzake de naleving van het Risico management raamwerk voor risicomanagement /-beheer;
het periodiek rapporteren over de gerealiseerde prestaties van de Werkfondsen richting de Provincie;
het financieel consolideren van het totaal van de Werkfondsen BV’s op HFO holdingniveau.
Deze activiteiten geven richting aan, en zijn bepalend voor, de uitoefening van het aandeelhouderschap van de HFO in de Werkfondsen. Vanuit de HFO worden derhalve geen rechtstreekse investeringen in Doelondernemingen en Doelprojecten gedaan. De HFO kan uitsluitend financiële middelen aan de Werkfondsen BV’s verstrekken onder de voorwaarden zoals in dit Reglement, de Directiereglementen Werkfondsen BV’s en Investeringsreglementen van de Werkfondsen BV’s bepaald.
4
De Werkfondsen hebben ieder een eigen Fondsbeheerder, die de eigenlijke investeringsbeslissingen neemt met betrekking tot de beoogde Doelondernemingen en Doelprojecten. Tot de activiteiten van de beheerder behoren o.a.:
het verstrekken van leningen respectievelijk het aangaan van participaties op basis van businesscases conform de Verordeningen c.q. de Investeringsreglementen;
het voeren van de administratie van de investeringen (het portefeuilleheer);
het risicomanagement /-beheer conform het Risico management raamwerk.
5
ONDERDEEL B: REGLEMENT
1.
Definities De navolgende met een hoofdletter aangeduide begrippen hebben in dit Reglement de daarachter vermelde betekenis: Algemene Vergadering: de algemene vergadering van de HFO. Begroting HFO: de individuele begroting van de HFO voor enig boekjaar Begroting Werkfonds: de individuele begroting van een Werkfonds voor enig Boekjaar. Beleidsbrief: de brief waarin de beleidsdoelstellingen voor de Funding voor het voorliggende Boekjaar zijn aangegeven. Bilateraal overleg: het overleg tussen de Directeur en een Fondsbeheerder. Boekjaar: 1 januari tot en met 31 december van enig jaar, overeenkomstig het boekjaar van de Provincie. Deelnemingenbeleid: het deelnemingenbeleid zoals verwoord in het Statenvoorstel nr. PS/2008/279 Deelnemingenbeleid Overijssel met inachtneming van alle wijzigingen en diens opvolgers. Directeur: de door de Algemene Vergadering benoemde statutair bestuurder van de HFO. De Directeur zal in dit Reglement ook wel worden aangeduid als: de “bewaarder”. Directie: het bestuur van de HFO. Directiereglement
Werkfondsen
BV’s:
het
door
de
Algemene
Vergadering
vastgestelde reglement voor ieder van de Werkfondsen BV’s, waarin nadere regels worden gesteld ter zake van de uitoefening van taken en bevoegdheden van de Fondsbeheerders. Doelonderneming: een onderneming waarin het Werkfonds investeert of overweegt te investeren. Doelproject: een project waarin een Werkfonds investeert of overweegt te investeren. Externe Accountant: een Registeraccountant (RA) die overeenkomstig artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek is belast met het onderzoek van de Geconsolideerde Jaarrekening. Financiële Verordening: De door PS vastgestelde Financiële Verordening 2013 (PS/2013/549), of diens opvolger. Fondsbeheerder: een bestuurder van een Werkfonds (de “beheerder”). Funding: een door de Provincie te storten bedrag op de door haar gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van de HFO bovenop het gestorte nominale bedrag van de aandelen (“agiostorting”), dan wel, ter keuze van de Provincie, het verstrekken van een geldlening aan de HFO dan wel een Werkfonds rechtstreeks onder nader overeen te komen voorwaarden
6
Geconsolideerde Begroting: de geconsolideerde begroting van de Holding over enig Boekjaar, tevens vormende een onderdeel van het Jaarplan, waarin onder meer zijn opgenomen: 1. een schatting van de Funding en Investeringen voor het betreffende Boekjaar (onderverdeeld in onderbouwde individuele posten) per Werkfonds; 2. een schatting van de (bedrijfs)kosten van de HFO en haar Werkfondsen; en 3. een kasstroomoverzicht. Geconsolideerde Jaarrekening: de geconsolideerde jaarrekening van de HFO en haar Werkfondsen over enig Boekjaar, bestaande uit een balans en winst- verliesrekening met toelichting en kasstroomoverzicht. Governance: de wijze van besturen, het geheel aan (gedrags)regels, de beschikbare instrumenten, risicomanagement en toezicht, alsmede de bevoegdhedenverdeling binnen de Holding alsmede de relatie met de Provincie en de organen binnen de HFO, zoals met name vastgelegd in dit governancereglement. GS: het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie. HFO: Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V. Holding: de HFO en de Werkfondsen tezamen. Inkoopbeleid: het door de Directeur ten aanzien van de HFO en haar Werkfondsen op te stellen inkoop- en aanbestedingsbeleid, vastgesteld door de Algemene Vergadering. Investeringen: het verstrekken van financiering of het als aandeelhouder participeren door de Werkfondsen aan Doelondernemingen en/of Doelprojecten conform een Investeringsreglement (t.b.v. een participatie) of op basis van een Verordening (t.b.v. verstrekken van een lening). Investeringsreglement: een door de HFO als Algemene Vergadering van een Werkfonds vastgesteld investeringsreglement van een Werkfonds. Investeringsvolume: het door PS vastgestelde maximaal te investeren bedrag per Werkfonds. Jaarplan: een door de Directie voor ieder Boekjaar op te stellen jaarplan, onder meer inhoudende een actualisering en concretisering van het Strategisch Beleidsplan met opgave van doelstellingen, te behalen prestaties/resultaten en acties zoals omschreven in onderdeel A van dit Reglement, inclusief de Geconsolideerde Begroting. Jaarrekening: een individuele jaarrekening van de HFO respectievelijk een Werkfonds over enig Boekjaar, bestaande uit een balans en winst- verliesrekening met toelichting. Managementovereenkomst Werkfondsen: de tussen de Fondsbeheerders en de Werkfondsen te sluiten overeenkomsten van opdracht tot het verrichten van management- en beheerwerkzaamheden. Managementovereenkomst: de tussen de Directeur en de HFO te sluiten overeenkomst van opdracht tot het verrichten van management- en bewaarwerkzaamheden. P&C cyclus van de Provincie: Perspectiefnota, Begroting , voortgangsrapportages en Jaarrekening van de Provincie.
7
Provinciaal/Provinciale bezoldigingsbeleid: het beleid ten aanzien van de beloning van bestuurders en medewerkers van door de Provincie gesubsidieerde instellingen en haar verbonden partijen, zoals vastgesteld in PS/2014/211, of diens opvolger. Provincie: de publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Overijssel (de “investeerder”). PS: de Provinciale Staten van de Provincie. Raad van Commissarissen: de raad van commissarissen van de HFO. Reglement: dit governancereglement. Revolverendheid: geheel of gedeeltelijk terugontvangen Investeringen (inclusief eventuele rendement hierop) opnieuw te gebruiken voor Investeringen, begrenst door het Investeringsvolume en nader uitgewerkt in documenten op Werkfonds niveau. Risicomanagementbeleid: het door de Provincie voor de HFO en haar Werkfondsen vastgestelde beleid ter zake van risicomanagement, inclusief het Risico management raamwerk. Risico management raamwerk: het risico management raamwerk zoals vastgesteld door de Algemene Vergadering. Statuten: de statuten van de HFO zoals die op enig moment van kracht zijn. Strategisch Beleidsplan: het strategisch beleidsplan waarin de verwezenlijking van de missie en de doelstellingen van de HFO en haar Werkfondsen worden uiteengezet overeenkomstig onderdeel A van dit Reglement. Uitvoeringsregeling Treasury: De door GS vastgestelde Uitvoeringsregeling Treasury (kenmerk: 2011/0157929, gepubliceerd in Provinciaal blad nr. 2011/0337411), of diens opvolger. Verordening: de verordening die voor elk Werkfonds afzonderlijk door PS is vastgesteld en op grond waarvan publiekrechtelijke bevoegdheden aan het betreffende Werkfonds worden toegekend. Voorhangprocedure: de procedure ex artikel 167 lid 4 Provinciewet waarbij alvorens GS een besluit nemen PS in de gelegenheid stelt, in lijn met het Deelnemingenbeleid, ten aanzien van dat voorgenomen besluit wensen of bedenkingen kenbaar te maken. Werkfonds: een vennootschap waarvan aandelen door de HFO worden gehouden. WOB: Wet openbaarheid van bestuur (WOB), zoals laatst gewijzigd bij Staatsblad 2009, 384, of diens opvolger. WNT: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) (Staatsblad 2012, 583), of diens opvolger.
8
2.
Holdingstructuur
2.1.1
De Provincie (de “investeerder”) is de enig aandeelhouder van de HFO en de HFO is op haar beurt aandeelhouder van de Werkfondsen. De Directie oefent het bestuur uit over de HFO en de Fondsbeheerders het bestuur over de Werkfondsen.
2.1.2
Bij de HFO is een Raad van Commissarissen ingesteld die de in dit Reglement beschreven toezichtsfunctie uitoefent ten aanzien van de Holding.
2.1.3
De HFO (de “bewaarder”) heeft ten opzichte van haar Werkfondsen een bewaarfunctie, hetgeen onder meer betekent dat zij: a.
aandelen in de Werkfondsen houdt;
b.
goedkeuring dient te verlenen voor bepaalde besluiten van de Fondsbeheerder(s); en
c.
een functie vervult bij de Funding van de Werkfondsen. De Werkfondsen investeren in Doelondernemingen
en
Doelprojecten,
welke
worden
beheerd
door
de
Fondsbeheerders (de “beheerders”). 2.1.4
De Directie, de Raad van Commissarissen en de Fondsbeheerders dienen zich te realiseren dat de Holding een geheel van vennootschappen is, ressorterend onder de Provincie Overijssel als enig aandeelhouder van de HFO, met de daarbij horende publiekrechtelijke
voorschriften
en
verantwoordelijkheden.
Zij
dienen
zich
bij
de
uitoefening van hun taken en bevoegdheden hiervan steeds rekenschap te geven.
9
3.
Provincie – Algemene Vergadering – GS - PS
3.1.1
De Provincie als publiekrechtelijke rechtspersoon en haar organen GS en PS zijn betrokken bij de Holding, namelijk: a. de Provincie als verstrekker van financiële middelen ter zake van de Funding; b. de Provincie als enig aandeelhouder van de HFO, daarmee vormend de Algemene Vergadering; c. GS als orgaan van de Provincie bevoegd is tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaronder het namens de Provincie nemen van besluiten als enig aandeelhouder van de HFO, met dien verstande dat GS de bevoegdheid tot het verrichten van bepaalde handelingen kan mandateren; d. PS als orgaan van de Provincie bevoegd om op grond van de Voorhangprocedure ter zake van goedkeuringsbesluiten als vermeld in Bijlage 1B wensen en bedenkingen aan GS kenbaar te maken en voorts bevoegd tot het vaststellen van verordeningen waaronder de Verordening.
3.1.2
De rol, taak en bevoegdheden van de Provincie ten opzichte van de Holding is geregeld in de Statuten, dit Reglement en als afgeleide daarvan de op te stellen Directiereglementen op Werkfondsniveau, en de Verordening. De belangrijkste bevoegdheden van de Provincie zijn: - benoeming en ontslag Directeur(en); - benoeming en ontslag leden Raad van Commissarissen; - vaststellen van de beloning van de Directeur en leden Raad van Commissarissen; - de vaststelling van de (Geconsolideerde) Jaarrekeningen en Begrotingen van HFO en de werkfondsen; - vaststellen en wijzigen van de Statuten; - vaststellen van de Beleidsbrieven ten behoeve van het opstellen van de Strategische Beleidsplannen en Jaarplannen van HFO en de Werkfondsen; - goedkeuren van het Strategisch Beleidsplan van HFO en elk van de Werkfondsen; - het verlenen van voorafgaande goedkeuring aan de in Bijlage 1A en 1B opgenomen besluiten van de Directie, met dien verstande dat voor goedkeuringsbesluiten zoals opgenomen in Bijlage 1B de Voorhangprocedure dient te worden gevolgd.
3.1.3
De Directie is zich ervan bewust dat voor besluiten van de Provincie in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van de HFO verschillende besluitvormingsprocedures binnen de Provincie gelden, waaronder de Voorhangprocedure. De Directie zal de provinciale besluitvormingsprocedures als vermeld in Bijlage 1A en 1B respecteren en naleven.
3.1.4
De HFO is aandeelhouder van het/de Werkfonds(en). De Directie dient ervoor zorg te dragen dat de in Bijlage 1A en 1B opgenomen besluiten voor zover die betrekking hebben op besluiten van het bestuur van Werkfondsen, ter goedkeuring dienen te worden voorgelegd aan de HFO als enig aandeelhouder van de Werkfondsen. Dit dient nader te worden geregeld in de statuten van de Werkfondsen en de Directiereglementen.
3.1.5
GS informeren PS conform het Deelnemingenbeleid over de financiële prestaties, de risico’s, de mate van revolverendheid, de compliance aan wet- en regelgeving en dergelijke van de Holding. GS doet dit door: - de reguliere Planning en Control cyclus;
10
- middels Statenbrief informatie over de uitkomsten van de Algemene Vergadering; - afschrift van het Geconsolideerde Jaarrekening, de enkelvoudige jaarrekeningen van de HFO en de Werkfondsen, inclusief de verklaring(en) van de Externe Accountant. 3.1.6
GS informeren PS tussentijds per Statenbrief conform het Protocol actieve informatieplicht (PS/203/854) als bijvoorbeeld op essentiële punten is afgeweken van de Governance (voorstellen
voor
strategiewijzigingen,
ingrijpende
wijziging
in
de
Statuten,
het
Reglement, Investeringsreglementen, omvangrijke wijzigingen in de structuur van de deelneming), er zich relevante economische of maatschappelijke/politieke ontwikkelingen en/of belangrijke bestuurlijke wijzigingen hebben voorgedaan.
11
4.
HFO – Directie
4.1
Directeur, algemene taken en bevoegdheden
4.1.1
Een Directeur wordt benoemd op de wijze als bepaald in de Statuten en het benoemingsbesluit. Elke Directeur is volledig zelfstandig en onverkort verantwoordelijk voor nakoming van verplichtingen uit de Statuten en dit Reglement.
4.1.2
De Directeur is belast met het besturen van de HFO hetgeen betekent dat de Directeur onder meer verantwoordelijk is voor: a.
de realisatie van de doelstellingen van de HFO zoals onder meer vastgelegd in de Statuten en onderdeel A van dit Reglement;
b.
de
strategie,
het
(financiële)
beleid
en
de
daaruit
voortvloeiende
resultatenontwikkeling van de HFO en haar Werkfondsen; c.
de inrichting en het (risico-)beheer van de afzonderlijke Werkfondsen.
d.
de (financiële) consolidatie van het totaal van de Werkfondsen op het niveau van de HFO;
e.
het opstellen en vaststellen van de kaders voor de bezwaar- en beroepsprocedure ten behoeve van alle Werkfondsen;
f.
het erop toezien dat de Verordening door de betreffende Werkfondsen op juiste wijze wordt nageleefd en uitgevoerd;
g.
het erop toezien en ervoor zorgdragen dat het Risicomanagementbeleid door de HFO en de Werkfondsen op juiste wijze wordt nageleefd en uitgevoerd;
h.
het opstellen, vaststellen en naleven van een Inkoopbeleid dat voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving en rechtspraak;
i.
het instellen en handhaven van interne procedures ten behoeve van de interne beheersing en de volledigheid en juistheid van de verslaggeving;
j.
het ervoor zorgdragen dat de rapportages mede inzicht bieden in de ontwikkeling van
het
risicoprofiel
van
de
HFO,
de
Werkfondsen,
Doelondernemingen
en
Doelprojecten (risicomanagement) en de continuïteit van de organisatie (o.a. beoordelen solvabiliteit en liquiditeit van de Holding als geheel, alsmede van iedere tot de Holding behorende rechtspersoon afzonderlijk); k.
de
naleving
van
het
Deelnemingenbeleid,
de
Statuten,
dit
Reglement,
Investeringsreglementen, de Verordening, het voor de HFO en haar Werkfondsen geldende Provinciale bezoldigingsbeleid, de bevoegdelijk aan de Directie verleende instructies en alle relevante wet- en regelgeving (waaronder en indien van toepassing de Algemene wet bestuursrecht, aanbestedingswet- en regelgeving en staatssteun). 4.1.3
Bij afwezigheid van een Directeur van meer dan twee maanden is de persoon die daartoe is aangewezen door de Raad van Commissarissen tijdelijk met het bestuur van de HFO belast.
4.1.4
De Directeur vertegenwoordigt de HFO op de wijze als bepaald in de Statuten en voert zijn werkzaamheden uit onder toezicht van de Raad van Commissarissen, doch blijft te allen tijde zelf verantwoordelijk voor zijn functioneren.
12
4.2
Bilaterale overleggen Directeur en Fondsbeheerders
4.2.1
De Directeur vergadert in beginsel drie keer per jaar in een Bilateraal overleg met iedere Fondsbeheerder afzonderlijk, of zoveel vaker als door de Directeur en/of de betreffende Fondsbeheerder wenselijk of noodzakelijk wordt geacht. De planning van de overleggen en het opleveren van de benodigde documenten sluit zoveel mogelijk aan op de P&C cyclus van de Provincie. De concrete oplevermomenten worden in de Beleidsbrief opgenomen.
4.2.2
Bilaterale overleggen kunnen door de Directeur en/of een Fondsbeheerder bijeen worden geroepen.
4.2.3
De Directeur stelt de agenda van een Bilateraal overleg op en zal deze bij voorkeur zeven dagen voor het Bilaterale overleg aan de betreffende Fondsbeheerder toezenden. Een Fondsbeheerder is eveneens gerechtigd agendapunten aan te dragen en zendt deze bij voorkeur zeven dagen voor het Bilateraal overleg aan de Directeur. Ten aanzien van elk agendapunt wordt zoveel mogelijk schriftelijke uitleg verschaft en worden alle relevante stukken bijgevoegd.
4.2.4
Het Bilaterale overleg wordt geleid door de Directeur.
4.2.5
Tijdens het Bilaterale overleg zullen in ieder geval aan de orde komen de (financiële) ontwikkelingen en risicobeheer van het betreffende Werkfonds. Voorts zullen de maandelijkse financiële rapportages van het Werkfonds worden getoetst aan de Begroting en de Geconsolideerde Begroting.
4.2.6
De Directeur en Fondsbeheerder(s) kunnen perso(o)n(en) aanwijzen die de Bilaterale overleggen namens hen kunnen bijwonen.
4.2.7
Omtrent het toelaten tot het Bilaterale overleg van andere personen dan de Directeur en een Fondsbeheerder beslissen de bij het Bilaterale overleg aanwezige Directeur en Fondsbeheerder gezamenlijk.
4.2.8
Van het verhandelde in het Bilaterale overleg wordt een verslag opgemaakt door de Directeur. Het verslag verschaft inzicht in de besluitvorming in het Bilaterale overleg. Het verslag wordt vastgesteld door de Directeur en de betreffende Fondsbeheerder in dezelfde of de eerstvolgende vergadering en vervolgens toegezonden aan de Raad van Commissarissen.
4.3
Vergaderingen van Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering
4.3.1
De voorzitter van de Raad van Commissarissen is het eerste aanspreekpunt voor de Directeur.
4.3.2
De Directeur is verplicht de vergaderingen van de Raad van Commissarissen bij te wonen, indien deze daartoe wordt uitgenodigd.
4.3.3
De Directeur draagt er zorg voor dat de Raad van Commissarissen van alle informatie wordt voorzien die nodig is voor de juiste uitoefening van de taken van de Raad van Commissarissen. Daartoe voert de Directeur regelmatig overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen en, indien zulks noodzakelijk of wenselijk wordt geacht, met de andere leden van de Raad van Commissarissen.
13
4.3.4
De Directeur is verplicht de Algemene Vergadering bij te wonen.
4.3.5
De Directeur draagt zorg voor het opstellen van een voorstel voor de agenda van de Algemene Vergadering en het voorbereiden van de Algemene Vergadering, eventueel in overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen.
4.3.6
De Directeur verschaft de Algemene Vergadering alle relevante informatie die zij behoeft voor de uitoefening van haar bevoegdheden. De Directeur verschaft de Algemene Vergadering ook alle door haar verlangde informatie, tenzij een zwaarwichtig belang van de HFO en/of het betreffende Werkfonds zich daartegen verzet. Indien door de Directeur op een zwaarwichtig belang een beroep wordt gedaan, wordt dit beroep gemotiveerd toegelicht.
4.3.7
Indien de wet, de Statuten of dit Reglement een goedkeuringsrecht aan de Algemene Vergadering en/of Raad van Commissarissen verlenen, of de Algemene Vergadering en/of de Raad van Commissarissen een dergelijk goedkeuringsrecht op andere gronden hebben, licht de Directeur de Raad van Commissarissen en/of Algemene Vergadering minimaal drie weken voor de vergadering waarin het goedkeuringsbesluit zal worden geagendeerd in over alle feiten die relevant zijn voor de te verlenen goedkeuring en verstrekt de voor besluitvorming
benodigde
documenten
c.q.
adviezen.
Ingeval
het
gaat
om
een
Investeringsbesluit geeft de Directeur aan of dit besluit past binnen de Geconsolideerde Begroting en Begroting van het betreffende Werkfonds.
4.4
Besluiten Directie
4.4.1
De Directie is verantwoordelijk voor het nemen van directiebesluiten ten aanzien van de HFO. Aangezien de HFO enig aandeelhouder van de Werkfondsen is, is de Directie daardoor ook verantwoordelijk voor het nemen van aandeelhoudersbesluiten ten aanzien van de Werkfondsen.
4.4.2
De Directie is ervoor verantwoordelijk dat de door de organen van de Provincie te nemen besluiten conform de daarvoor krachtens de wet en binnen de Provincie geldende procedures, en binnen de wettelijke termijnen (vb vaststelling van een Jaarrekening) kunnen worden voorbereid en aan de juiste publiekrechtelijke organen van en eenheden binnen de Provincie worden gericht.
4.4.3
De Directie dient zich ervan te vergewissen of een besluit past binnen de Geconsolideerde Begroting of de begroting van HFO, danwel, indien het besluit betrekking heeft op een Werkfonds, binnen de Begroting van dat Werkfonds.
4.4.4
Voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering is vereist voor besluiten van de Directie als vermeld in Bijlage 1A en 1B. In Bijlage 1A zijn opgenomen de besluiten die door GS namens de Provincie worden genomen, of door een specifiek daarvoor aangewezen persoon namens GS op basis van een daartoe door GS verstrekt mandaat. In Bijlage 1B zijn opgenomen de besluiten die eveneens door GS namens de Provincie worden genomen, doch nadat de Voorhangprocedure is gevolgd. Dit betekent dat GS ter zake van de bedoelde goedkeuringsbesluiten vooraf inlichtingen geven aan PS, in welk geval GS geen goedkeuringsbesluit zal nemen dan nadat PS hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van GS hebben kunnen brengen.
14
4.4.5
Voorafgaande goedkeuring van de Raad van Commissarissen is vereist voor besluiten van de Directie als vermeld in Bijlage 2.
4.4.6
Door splitsing van handelingen kan aan de strekking van het in artikel 4.4.4 en 4.4.5 bepaalde geen afbreuk worden gedaan.
4.4.7
Ingeval op grond van de Statuten, dit Reglement of anderszins voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering of de Raad van Commissarissen vereist is voor een besluit van de Directie, zal de Directie pas overgaan tot het nemen van het bestuursbesluit nadat de benodigde goedkeuringen zijn verkregen. Voor zover het besluit tot een wederpartij is gericht en externe werking heeft, zal de Directie derden bij het handelen namens de HFO wijzen op de interne bevoegdheidsbeperking en deze vertegenwoordigingshandeling slechts mogen verrichten onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van de benodigde voorafgaande goedkeuringen van de Algemene Vergadering en/of Raad van Commissarissen.
4.5
Funding
4.5.1
De Directie dient zich ter zake van de Funding te houden aan de eisen, voorwaarden en procedures zoals vastgelegd in onder meer dit Reglement.
4.5.2
De Geconsolideerde Begroting is leidend voor de omvang van de Investeringen in enig Boekjaar en de daarvoor benodigde Funding. Tegelijkertijd met het ter goedkeuring indienen van het voorstel voor een Geconsolideerde Begroting bij de Algemene Vergadering doet de Directie een voorstel voor Funding. Daartoe dient de Directie de reeds aanwezige vrije liquide middelen bij de Holding in mindering te brengen op het bedrag van de Geconsolideerde Begroting.Zo spoedig mogelijk na het moment van vaststelling van de Geconsolideerde Begroting en bedrag van Funding door de Algemene Vergadering, verstrekt de Provincie het aldus vastgestelde bedrag van Funding aan de HFO.
4.5.3
Ingeval van wijziging van het door PS vastgestelde Investeringsvolume kan dit resulteren in een tussentijdse wijziging van de Geconsolideerde Begroting respectievelijk de Begroting HFO en Begroting Werkfonds(en). Dit kan van invloed zijn op de mogelijkheden tot het doen van Investeringen. In dat kader is mede van belang dat de Directie zich houdt aan de in dit Reglement voorgeschreven besluitvormingsprocedures ter zake van het
doen
van
Investeringen
en
erop
toeziet
dat
ook
de
daarvan
afgeleide
besluitvormingsprocedures die ter zake van Investeringen gelden voor de Werkfondsen worden nageleefd. 4.5.4
Het bepaalde in het vorige lid neemt niet weg dat er desondanks Investeringen kunnen worden gedaan die vallen buiten de Geconsolideerde Begroting respectievelijk de Begroting HFO en Begroting Werkfonds(en). In dat geval dient uiteindelijk de Algemene Vergadering conform het bepaalde in Bijlage 1A een dergelijke Investering voorafgaand goed te keuren. Tegelijk met het verzoek om goedkeuring van het betreffende besluit tot Investering zal op gemotiveerde wijze een verzoek tot Funding aan de Provincie worden gedaan. In het geval de Provincie goedkeuring verleent aan het betreffende besluit tot
15
Investering zal de Provincie tevens zorgdragen voor de daarmee benodigde Funding op de door de Provincie te bepalen wijze. 4.5.5
De Directie dient zich ter bewaring van het provinciaal vermogen bij het uitzetten van middelen die zij bewaart te houden aan dezelfde kaders en regels die gelden voor het uitvoeren van de financieringsfunctie door de Provincie. Deze kaders zijn opgenomen in de provinciale Financiële Verordening en de Uitvoeringsregeling Treasury. In afwijking van deze kaders mag de Directie geen middelen bewaren in de vorm van derivaten. Dit betekent dat alleen middelen mogen worden bewaard op een rekening courant, een spaarrekening of een kortlopende spaardeposito.
4.6
(Financiële) verslaggeving
4.6.1
De financiële verslaggeving van de HFO sluit aan op de P&C cyclus van de Provincie en het Risico management raamwerk.
4.6.2
De Directie zal over de bezoldiging van de Directeur, alsmede over de beloning van de ten behoeve van de HFO werkzame personen op transparante wijze rapporteren en verantwoording afleggen aan de Algemene Vergadering en de Raad van Commissarissen, tenminste één maal per Boekjaar.
4.6.3
De Directeur draagt jaarlijks tijdig zorg voor het opstellen, (intern) rapporteren aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering en het zo nodig publiceren van de Geconsolideerde Jaarrekening, een en ander in overeenstemming met de daaraan gestelde wettelijke en statutaire vereisten en de eisen die krachtens artikel 201 Provinciewet voor de provinciale jaarstukken gelden. In de Geconsolideerde Jaarrekening zal conform het provinciaal beloningsbeleid en/of de WNT ook expliciet de bezoldiging van de Directeur, de leden van de Raad van Commissarissen en Fondsbeheerder(s) gepubliceerd worden.
4.6.4
De Directie biedt jaarlijks vóór 31 maart na afloop van een Boekjaar een Geconsolideerde Jaarrekening, jaarverslag en de daarbij behorende controleverklaring van de Externe Accountant aan de Algemene Vergadering aan. De individuele Jaarrekeningen van de afzonderlijke Werkfondsen worden als bijlage bijgevoegd.
4.6.5
De Directeur rapporteert minimaal drie keer per jaar, en daar waar nodig mede in het licht van de publieke verantwoordingsplicht gewenst ook tussentijds, inhoudelijk over de interne risicobeheersings- en controlesystemen van de HFO en haar Werkfondsen aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering.
4.6.6
De Directeur rapporteert minimaal drie keer per jaar en daar waar nodig mede in het licht van de publieke verantwoordingsplicht gewenst ook tussentijds, aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering over de gerealiseerde Investeringen.
4.6.7
De Directeur zal jaarlijks vóór ieder Boekjaar een Geconsolideerd Begroting opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de Algemene Vergadering. De Begroting HFO en de Begroting van de afzonderlijke Werkfondsen wordt als bijlage bijgevoegd.
4.6.8
Onderdeel van het Geconsolideerde Begroting dient te zijn een liquiditeitsbegroting (kasstroomoverzicht) voor het door de HFO en de Werkfondsen benodigde werkkapitaal.
16
4.6.9
De Directie zal tenminste iedere drie jaren in concept een Strategisch Beleidsplan opstellen en ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering voorleggen. De Raad van Commissarissen brengt een advies uit over het Strategisch Beleidsplan. Dit advies wordt samen met een reactie van de Directie meegestuurd bij de aanbieding van het plan aan de Algemene Vergadering. In dit Strategisch Beleidsplan wordt tevens een omschrijving opgenomen van de door de Directie in die periode te verrichten activiteiten en de prestaties/resultaten die de Directie in die periode wil behalen, om de in het onderdeel A van dit Reglement opgenomen beoogde doelstellingen te bereiken.
4.6.10
De Algemene Vergadering zal jaarlijks een door haar vastgestelde Beleidsbrief aan de Directie sturen. Deze beleidsbrief zal de Directeur gebruiken voor het opstellen van een door de Algemene Vergadering goed te keuren Jaarplan, dat voor elk volgend Boekjaar wordt opgesteld. In dit Jaarplan is in ieder geval een risicoanalyse opgenomenaan de hand van het Risicomanagementbeleid , alsmede eventuele wijzigingen in de jaarlijkse risicoanalyse. Voor het eerste Boekjaar van de HFO zal de Directeur uiterlijk 12 weken na benoeming de eerste Beleidsbrief ontvangen. Uiterlijk 4 weken daarna zal het eerste Jaarplan ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering worden aangeboden. Binnen 4 na ontvangst van de eerste Beleidsbrief zal de Directeur het eerste Strategisch Beleidsplan ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering aanbieden.
4.6.11
Na goedkeuring van het Jaarplan en het Strategisch Beleidsplan zal de Directeur ten behoeve van de P&C Cyclus van de Provincie schriftelijk rapporteren aan de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering omtrent de voortgang, in het bijzonder zal een overzicht worden verstrekt van de Investeringen, realisatiecijfers ten opzichte van de betreffende Begroting(en) en de daarmee gerealiseerde doelstellingen (zoals opgenomen in een Jaarplan en zoals vermeld in onderdeel A van dit Reglement). Deze rapportages moeten mede inzicht bieden in de ontwikkeling van het risicoprofiel van de verbonden partij (risicomanagement) en de continuïteit van de organisatie (o.a. beoordelen solvabiliteit en liquiditeit)
4.6.12
Indien dit door de Algemene Vergadering, Raad van Commissarissen of de Directeur wenselijk
wordt
Geconsolideerde
geacht
(bijvoorbeeld
Begroting,
dreigende
bij
dreigende
vertraging,
overschrijding
veranderende
van
het
omstandigheden,
wenselijkheid van beëindigen van Investering of indien spoedeisende handelingen dienen te worden verricht), zal de Directeur omtrent de Investeringen tussentijds schriftelijk rapporteren. 4.6.13
De Directeur ziet erop toe dat jaarlijks in het jaarverslag van de Werkfondsen verslag wordt gedaan van de wijze waarop door het betreffende Werkfonds – voor zover aan de orde – uitvoering is gegeven aan de Verordening.
4.7
Bezoldiging en verzekering
4.7.1
De bezoldiging van een Directeur en de Fondsbeheerders worden vastgesteld door de Algemene
Vergadering
zal
passen
binnen
de
kaders
van
het
Provinciaal
bezoldigingsbeleid, de WNT en andere relevante wet- en regelgeving.
17
4.7.2
De
HFO
zal
ten
behoeve
van
de
Directeur
en
de
Fondsbeheerders
een
aansprakelijkheidsverzekering afsluiten ter dekking van kosten (voor zover mogelijk) in verband met civielrechtelijke, strafrechtelijke of administratiefrechtelijke procedures waarin zij zijn betrokken vanwege het feit dat zij de Directeur of de Fondsbeheerders van de HFO respectievelijk haar Werkfondsen zijn of waren.
4.8
Tegenstrijdig belang
4.8.1
De Directeur meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang dat van materiële betekenis is of kan zijn voor de HFO en haar Werkfondsen terstond aan de Algemene Vergadering en de voorzitter van de Raad van Commissarissen en verschaft daarover alle relevante informatie. De Algemene Vergadering en de Raad van Commissarissen besluiten ieder voor zich, buiten aanwezigheid van de Directeur, of sprake is van een tegenstrijdig belang. De Algemene Vergadering en de Raad van Commissarissen zullen elkaar alsook de Directeur terstond van hun besluit in kennis stellen.
4.8.2
Een Directeur zal: a.
niet in concurrentie met de HFO en haar Werkfondsen treden;
b.
ten
laste
van
de
HFO
en
haar
Werkfondsen
derden
of
zichzelf
geen
ongerechtvaardigde voordelen verschaffen of verkrijgen; c.
niet zonder goedkeuring van de Algemene Vergadering namens de HFO transacties met derden aangaan, en transacties van de Werkfondsen met derden aangaan, die vanuit andere door de Directeur beheerde fonds(en) een belang in de ruimste zin des woords, al dan niet financieel, hebben of zullen verkrijgen.
4.8.3
Onverminderd het bepaalde in dit artikel zal de Directeur: a.
geen (al dan niet substantiële) schenkingen van de HFO en/of haar Werkfondsen en/of derden gelet op de uitoefening van de functie voor zichzelf, en, voor zover de Directeur een natuurlijk persoon is, voor zijn echtgenote, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad vorderen of aannemen;
b.
geen zakelijke kansen die aan de HFO en haar Werkfondsen toekomen voor zichzelf, en voor zover de Directeur een natuurlijk persoon is, of voor zijn echtgenote, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad benutten.
4.8.4
In het geval de Directeur een natuurlijk persoon is, bestaat een tegenstrijdig belang in elk geval wanneer de HFO en/of een Werkfonds voornemens is een transactie aan te gaan met een echtgenote, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van de betreffende Directeur, dan wel een rechtspersoon: a.
waarin de Directeur persoonlijk al dan niet middellijk een materieel al dan niet financieel belang houdt;
b.
die direct dan wel indirect betrokken is bij een Investering;
c.
waarvan
een
al
dan
niet
middellijk
bestuurslid
of
aandeelhouder
een
familierechtelijke verhouding heeft met de Directeur; of
18
d.
waarbij de Directeur een bestuurs- of toezichthoudende functie vervult;
e.
met wie de Directeur een dienstbetrekking heeft of een aan die rechtspersoon gelieerde rechtspersoon.
4.8.5
Een Directeur neemt niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming over een onderwerp of transactie waarbij hij een tegenstrijdig belang heeft met de HFO en/of een Werkfonds. Bij het ontbreken van een Raad van Commissarissen, wordt het besluit van de Directie genomen door de Algemene Vergadering conform de daartoe geldende wettelijke regeling.
4.8.6
Alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van een Directeur spelen worden overeengekomen onder voorwaarden die gebruikelijk zijn voor marktconforme transacties in de branche waarin de HFO en/of haar Werkfondsen actief zijn. Beslissingen om transacties aan te gaan waarbij tegenstrijdige belangen van dergelijke personen spelen die al dan niet potentieel van materiële betekenis zijn voor de HFO en/of haar Werkfondsen en/of de Directeur behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering en worden schriftelijk vastgelegd.
4.9
Nevenfuncties
4.9.1
De aanvaarding door de Directeur (en ingeval een Directeur een rechtspersoon is de bestuurder(s) van die rechtspersoon) van een bestuurlijke functie dan wel lidmaatschap van een bestuurlijk toezichthoudende functie (zoals lidmaatschap van een bestuurlijk danwel toezichthoudend orgaan) van een rechtspersoon buiten de Holding, behoeft de voorafgaand overleg met de Algemene Vergadering. De Directeur biedt de Algemene Vergadering voldoende tijd om te overleggen alvorens de functie wordt aanvaard.
4.9.2
Andere belangrijke nevenfuncties van de Directeur (en ingeval een Directeur een rechtspersoon is de bestuurder(s) van die rechtspersoon) dienen te worden gemeld aan de Raad van Commissarissen.
4.9.3
De Directeur, ongeacht of deze een natuurlijke persoon dan wel een rechtspersoon is, aanvaardt niet zonder voorafgaand overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen
een
andere
betaalde
functie,
inclusief
van
adviserende
of
toezichthoudende aard.
4.10
Vertrouwelijkheid
4.10.1
Iedere Directeur verbindt zich gedurende de periode waarin hij de HFO bestuurt als ook daarna, op geen enkele wijze aan wie dan ook enige mededeling te doen van gegevens van vertrouwelijke aard betreffende de onderneming van de HFO en haar Werkfondsen, die de Directeur ter kennis is gekomen in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de HFO en/of haar Werkfondsen en waarvan hij weet of dient te weten dat deze vertrouwelijk is, tenzij hij zulks verplicht is bij wet
of krachtens een
provinciale (beleids)regel. 4.10.2
De Directeur realiseert zich dat op het handelen van de HFO en de Werkfondsen tevens de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing kan zijn en dat voor GS en de Commissaris
van
de
Koning
richting
PS
een
Protocol
actieve
informatieplicht
19
(PS/2003/854) geldt. De Directeur voorziet de Algemene Vergadering (en daarmee GS) van relevante informatie die GS evident op basis van dit Protocol gelet op de activiteiten van de Holding aan PS moet/wil melden. 4.10.3
De Directeur stelt voor de Holding een beleid t.a.v. de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) op.
4.11
Diversen
4.11.1
Iedere Directeur verklaart bij aanvaarding van zijn functie schriftelijk aan de HFO en haar Werkfondsen dat hij de inhoud van dit Reglement aanvaardt en daarmee instemt, en verbindt zich jegens de HFO en haar Werkfondsen de bepalingen van dit Reglement te zullen naleven.
4.11.2
Indien een Directeur een rechtspersoon is, rusten de verbintenissen en andere verplichtingen uit hoofde van dit Reglement tevens hoofdelijk op een ieder die ten tijde van het ontstaan daarvan middellijk bestuurder is van de betreffende rechtspersoon. Iedere Directeur ziet erop toe dat hij schriftelijk aan de HFO en de Werkfondsen verklaart de inhoud van dit Reglement te aanvaarden en daarmee in te stemmen en zich jegens de HFO en haar Werkfondsen verbindt de bepalingen van dit Reglement te zullen naleven.
4.11.3
De Directeur kan afwijken van dit Reglement, maar slechts na de daaraan voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Algemene Vergadering. Indien het om moverende redenen niet mogelijk is de schriftelijke goedkeuring vooraf te ontvangen, draagt de Directeur zorg voor het zo spoedig mogelijk informeren van de Algemene Vergadering en het verkrijgen van goedkeuring achteraf.
4.11.4
De Directie zal erop toezien en de Fondsbeheerders zonodig instrueren dat de Directiereglementen zodanig luiden dat zoveel als mogelijk aan het doel en strekking van de bepalingen uit dit Reglement in de Directiereglementen Werkfondsen BV’s wordt voldaan.
20
5.
HFO - Raad van Commissarissen
5.1
Samenstelling,
deskundigheid
en
onafhankelijkheid
van
de
Raad
van
Commissarissen 5.1.1
Er is één Raad van Commissarissen, welke bestaat uit tenminste 3 leden.
5.1.2
De leden van de Raad van Commissarissen worden benoemd door de Algemene Vergadering op de wijze, voor de periode en op voordracht als voorzien in de Statuten. De aanbeveling of voordracht tot (her)benoeming wordt gemotiveerd.
5.1.3
Leden van de Raad van Commissarissen zullen tussentijds aftreden bij onvoldoende functioneren of structurele onverenigbaarheid van belangen, daarbij rekening houdend met de resultaten van de jaarlijkse evaluatie als bedoeld in artikel 5.6.4 van dit Reglement. De leden van de Raad van Commissarissen stellen het eerste jaar van hun benoeming een aftreedschema op dat dient te worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
5.1.4
Leden van de Raad van Commissarissen die tijdelijk voorzien in het bestuur bij belet en ontstentenis van Directeur/Fondsbeheerder treden met inachtneming van het gestelde in artikel 5.1.8 sub g tijdelijk uit de Raad van Commissarissen om de bestuurstaak op zich te nemen.
5.1.5
De Algemene Vergadering stelt een profielschets van de samenstelling van de Raad van Commissarissen op, rekening houdende met de aard van de onderneming, haar werkzaamheden en de gewenste deskundigheid, ervaring en onafhankelijkheid van zijn leden.
5.1.6
De samenstelling van de Raad van Commissarissen zal zodanig zijn dat de combinatie van ervaring, deskundigheid en onafhankelijkheid van zijn leden voldoet aan de profielschets als bedoeld in dit artikel en de Raad van Commissarissen het best in staat stelt zijn diverse verplichtingen jegens de HFO, respectievelijk haar Werkfondsen en andere belanghebbenden (waaronder de Provincie) te voldoen, in overeenstemming met toepasselijke wet- en regelgeving. De Raad van Commissarissen zal een onderlinge taakverdeling opstellen.
5.1.7
Bij de samenstelling van de Raad van Commissarissen moeten de volgende vereisten in acht worden genomen: a.
het bepaalde in artikel 15 lid 3 van de Statuten;
b.
elk van zijn leden moet in staat zijn om de hoofdlijnen van het totale beleid van de HFO en haar Werkfondsen te beoordelen;
c.
elk van zijn leden moet in de in dit artikel bedoelde profielschets passen;
d.
ten minste één van zijn leden moet relevante kennis en ervaring hebben opgedaan op financieel administratief/ accounting terrein;
e.
ten minste één van zijn leden moet relevante kennis en ervaring hebben opgedaan op juridisch terrein;
f.
ten minste één van zijn leden moet relevante kennis en ervaring hebben opgedaan op het gebied van inrichting en risicobeheer in het kader van een holdingstructuur;
g.
ten minste één van zijn leden moet relevante kennis en ervaring hebben opgedaan op het gebied van het openbaar bestuur;
21
h.
de voorzitter van de Raad van Commissarissen dient onafhankelijk te zijn als bedoeld in dit artikel;
i.
de voorzitter van de Raad van Commissarissen mag geen voormalig bestuurder van de HFO of een Werkfonds zijn.
5.1.8
Een lid van de Raad van Commissarissen zal niet als onafhankelijk worden aangemerkt indien hij/zij, dan wel zijn/haar echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad al dan niet tezamen: a.
in de vijf jaar voorafgaande aan de benoeming tot commissaris werknemer of bestuurder van de HFO, een Werkfonds of de Provincie is geweest;
b.
een persoonlijke financiële vergoeding van de HFO of een Werkfonds heeft ontvangen, anders dan de vergoeding die voor de verrichte werkzaamheden als commissaris wordt ontvangen, en voor zover zij niet past in de normale uitoefening van bedrijf;
c.
in het jaar voorgaande aan de benoeming tot commissaris een belangrijke zakelijke relatie met de HFO of een Werkfonds heeft gehad. Daaronder wordt in ieder geval begrepen het geval dat een commissaris, of een kantoor waarvan hij aandeelhouder, vennoot, medewerker of adviseur is, is opgetreden als adviseur van de HFO of haar Werkfonds (o.a. consultant, Externe Accountant, notaris en advocaat) en het geval dat de commissaris bestuurder of medewerker is van een bankinstelling waarmee de HFO en/of haar Werkfondsen een duurzame en significante relatie onderhouden;
d.
bestuurslid is van een vennootschap waarin een bestuurslid van de HFO of haar Werkfondsen (waarop hij toezicht houdt) commissaris is (kruisverbanden);
e.
een aandelenpakket van ten minste tien procent in de HFO, een Werkfonds dan wel een Doelonderneming houdt (daarbij meegerekend het aandelenbezit van natuurlijke personen of juridische lichamen die met hem/haar samenwerken op grond van een uitdrukkelijke juridische of stilzwijgende, mondelinge of schriftelijke overeenkomst);
f.
bestuurder of commissaris is bij, of anderszins vertegenwoordiger is van, een rechtspersoon welke ten minste tien procent van de aandelen in de HFO, een Werkfonds dan wel een Doelonderneming houdt;
g.
gedurende de voorgaande twaalf maanden tijdelijk heeft voorzien in het bestuur bij belet en ontstentenis van een Directeur/Fondsbeheerder.
5.1.9
De Raad van Commissarissen zal in het jaarverslag van de Raad van Commissarissen verklaren dat naar zijn oordeel niet is gehandeld in strijd met dit artikel. Ook zal de Raad van Commissarissen daarin aangeven welke commissarissen om welke redenen eventueel als niet-onafhankelijk worden beschouwd.
5.1.10
Elk lid van de Raad van Commissarissen is verplicht de voorzitter van de Raad van Commissarissen de informatie te verschaffen die nodig is voor de vaststelling, en indien van toepassing, het bijhouden, van zijn/haar leeftijd, beroep, hoofdfunctie, nationaliteit en nevenfuncties voor zover relevant voor de vervulling van de taak als commissaris. De voorzitter ziet erop toe dat deze informatie wordt gepubliceerd in het jaarverslag van de Raad van Commissarissen.
22
5.2
Taak van de Raad van Commissarissen
5.2.1
De taak van de Raad van Commissarissen is het houden van toezicht op de Directie, de Fondsbeheerders en de algemene gang van zaken betreffende de Holding.
5.2.2
De Raad van Commissarissen staat de Directeur en de Fondsbeheerders met raad ter zijde.
5.2.3
De Raad van Commissarissen adviseert de Algemene Vergadering – al dan niet gevraagd – en in overleg met de Directie, over strategische aspecten van de Holding.
5.2.4
De Raad van Commissarissen richt zich bij de vervulling van zijn taak naar het belang van de HFO en haar Werkfondsen; de Raad van Commissarissen weegt daartoe de in aanmerking
komende
belangen
van
de
HFO,
haar
Werkfondsen
en
andere
belanghebbenden (waaronder de Provincie) af. 5.2.5
De Raad van Commissarissen is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn functioneren.
5.2.6
Tot de taak van de Raad van Commissarissen wordt onder meer gerekend: a.
het houden van toezicht en (al dan niet voorafgaande) controle op, en het adviseren van de Directeur omtrent: -
de (wijze en mate van) realisatie van de doelstellingen van de HFO en haar Werkfondsen, zoals o.a. nader uitgewerkt in het Strategisch Beleidsplan en het Jaarplan;
-
de strategie en de risico's verbonden aan de activiteiten van de HFO en haar Werkfondsen;
-
de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;
-
het op verzoek van de Algemene Vergadering toetsen van activiteiten van het bestuur zoals omschreven in dit Reglement en het controleren van de voorbereiding daarvan;
-
het financiële verslaggevingsproces; en
-
de naleving van de statuten, dit Reglement, de Investeringsreglementen, de Verordeningen, de Managementovereenkomsten alsmede wet- en regelgeving;
b.
het ten blijke van instemming mede ondertekenen van de Geconsolideerde Jaarrekening;
c.
het evalueren en beoordelen van het functioneren van de Directeur en de Fondsbeheerders;
d.
het evalueren van het functioneren van Raad van Commissarissen en het evalueren en beoordelen van het functioneren van zijn individuele leden;
e.
het
in
behandeling
nemen
van,
en
beslissen
omtrent,
gemelde
potentiële
tegenstrijdige belangen als bedoeld in artikel 5.7. f.
het besluiten over het verlenen van voorafgaande goedkeuring aan besluiten van de Directeur zoals opgenomen in bijlage 2 van dit Reglement.
5.2.7
De Raad van Commissarissen zal jaarlijks na afloop van ieder Boekjaar een jaarverslag over het functioneren en de werkzaamheden van de Raad van Commissarissen in dat Boekjaar opstellen en aanbieden aan de Algemene Vergadering.
23
5.3
Voorzitter van de Raad van Commissarissen
5.3.1
De Raad van Commissarissen benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. De Raad van Commissarissen kan zelf in de (tijdelijke) vervanging van de voorzitter voorzien. Daarvan zal de Raad van Commissarissen onmiddellijk mededeling doen aan de Directeur, de Fondsbeheerders en de Algemene Vergadering.
5.3.2
De voorzitter: a.
bepaalt de agenda;
b.
leidt de vergaderingen van de Raad van Commissarissen;
c.
ziet toe op het naar behoren functioneren van de Raad van Commissarissen;
d.
draagt zorg voor een adequate informatievoorziening aan de commissarissen;
e.
beheert de planning met betrekking tot besluitvorming;
f.
is namens de Raad van Commissarissen het voornaamste aanspreekpunt voor de Directeur
en
de
Directie
in
zijn
geheel,
de
Algemene
Vergadering
en
de
Fondsbeheerder(s); g.
initieert de evaluatie van het functioneren van de Raad van Commissarissen en van de Directeur; en
h.
beslist omtrent meldingen van potentiële tegenstrijdige belangen als bedoeld in artikel 5.7.
5.4
Vergoeding
5.4.1
De Algemene Vergadering stelt de (hoogte van de) vergoeding (vaste vergoeding, onkosten- en reiskostenvergoeding) van de voorzitter en de overige leden van de Raad van Commissarissen vast. De vergoeding van de leden van de Raad van Commissarissen is niet afhankelijk van de resultaten van de HFO en haar Werkfondsen, maar wel onderworpen
aan
de
Wet
Normering
bezoldiging
topfunctionarissen
publiek
en
semipublieke sector, de daarop gebaseerde regelgeving en/of het daarop gebaseerde beleid, en het Provinciale bezoldigingsbeleid. Indien de commissarissen BTW over hun vergoeding in rekening dienen te brengen, zal HFO dit voldoen. 5.4.2
De
vergoeding
wordt
schriftelijk vastgelegd
en meegedeeld
aan
de
betreffende
commissaris. De toelichting bij de Geconsolideerde Jaarrekening zal in ieder geval de door de wet voorgeschreven informatie over de hoogte en structuur van de bezoldiging van individuele leden van de Raad van Commissarissen bevatten.
5.4.3
De HFO zal ten behoeve van de leden van de Raad van Commissarissen een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten ter dekking van kosten (voor zover mogelijk) in verband met civielrechtelijke, strafrechtelijke of administratiefrechtelijke procedures waarin zij zijn betrokken vanwege het feit dat zij commissaris van de HFO zijn of waren.
24
5.5
Vergaderingen
van
de
Raad
van
Commissarissen
(agenda,
telefonisch
vergaderen, deelname, notulen) 5.5.1
De Raad van Commissarissen vergadert eens per kwartaal en voorts zo vaak als een of meer van zijn leden noodzakelijk acht. Een dergelijk verzoek van een of meer individuele leden dient schriftelijk te geschieden en te worden gericht aan de voorzitter van de Raad van Commissarissen die hierop zal beslissen.
5.5.2
De vergaderingen zullen in de regel worden gehouden ten kantore van de HFO, respectievelijk haar Werkfondsen, maar mogen ook elders plaatsvinden. Vergaderingen kunnen
ook
telefonisch
of
middels
video
conferencing
plaatsvinden,
mits
alle
deelnemende leden elkaar tegelijkertijd kunnen verstaan. 5.5.3
De onderwerpen die betrekking hebben op de HFO en haar Werkfondsen zullen afzonderlijk geagendeerd worden.
5.5.4
Bij frequente afwezigheid wordt het betreffende lid van de Raad van Commissarissen daarop door de voorzitter aangesproken en om uitleg verzocht. Ingeval de voorzitter degene is die frequent afwezig is, zal deze door een ander - door de overige leden van de Raad van Commissarissen aangewezen - lid van de Raad van Commissarissen worden aangesproken
en
Commissarissen
om
uitleg
vermeldt
worden
welke
verzocht.
leden
van
de
Het
verslag
Raad
van
van
de
Raad
Commissarissen
van bij
vergaderingen afwezig zijn geweest. 5.5.5
Tenzij de Raad van Commissarissen anders besluit, zullen de vergaderingen van de Raad van Commissarissen worden bijgewoond door de Directeur, met uitzondering van de vergaderingen die handelen over: a.
de beoordeling van het functioneren van de Directeur, en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden;
b.
de evaluatie van het functioneren van de Raad van Commissarissen en de evaluatie en beoordeling van zijn individuele leden, en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden;
c.
het gewenste profiel, de samenstelling en
competenties van de
Raad van
Commissarissen; d. 5.5.6
de potentiële tegenstrijdige belangen van de Directeur en/of de Fondsbeheerders.
De Externe Accountant van de HFO respectievelijk haar Werkfondsen zal deelnemen aan elke vergadering van de Raad van Commissarissen waarin het onderzoek van de Geconsolideerde Jaarrekening en haar vaststelling, en indien van toepassing, goedkeuring aan de orde worden gesteld. De Externe Accountant ontvangt daartoe de benodigde (agenda)stukken, met indien gewenst door de Externe Accountant voor zijn beoordeling benodigde extra/achtergrond informatie.
5.5.7
Vergaderingen zullen worden bijeengeroepen door de voorzitter van de Raad van Commissarissen. Uitnodiging voor de vergadering geschiedt schriftelijk, minimaal tien dagen voor aanvang van de vergadering onder opgaaf van de agenda.
25
5.5.8
De Raad van Commissarissen zal notulen van de vergadering (doen) opstellen. In de regel zullen deze worden vastgesteld tijdens de eerstvolgende vergadering; indien echter alle leden van de Raad van Commissarissen met de inhoud van de notulen instemmen kan de vaststelling daarvan ook eerder plaatsvinden. De notulen worden ten blijke van hun vaststelling getekend door de voorzitter en secretaris van de vergadering en worden zo spoedig mogelijk aan de andere leden van de Raad van Commissarissen gezonden. Uittreksels van de vastgestelde notulen zullen worden ondertekend door de voorzitter en verstrekt aan de Directeur, de Fondsbeheerders en de Algemene Vergadering.
5.6
Besluiten van de Raad van Commissarissen (quorum, stemmen, onderwerpen ter discussie)
5.6.1
De Raad van Commissarissen besluit in vergadering met volstrekte meerderheid van stemmen. De Raad van Commissarissen kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits het onderwerp in kwestie onder de aandacht van alle leden is gebracht, geen van de leden bezwaar heeft aangetekend tegen deze wijze van besluitvorming en ieder van hen deel heeft genomen aan de besluitvorming, met dien verstande dat leden die een tegenstrijdig belang hebben als bedoeld in artikel
5.7 niet deelnemen aan de
besluitvorming. Het besluit dat op dergelijke wijze is genomen wordt schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de voorzitter, waarbij eventuele schriftelijk ontvangen reacties worden aangehecht. Het nemen van een besluit buiten vergadering dient te worden gemeld in de eerst volgende vergadering van de Raad van Commissarissen. 5.6.2
Indien er sprake is van staking van de stemmen, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
5.6.3
De steeds terugkerende vergaderonderwerpen zijn in ieder geval de bestaande en beoogde Investeringsbesluiten, de financiële resultaten van de HFO en haar Werkfondsen, alsmede belangrijke besluiten waarop de Raad van Commissarissen actie kan/moet nemen zoals doch niet beperkt tot de Strategische Beleidsplan, het Jaarplan en veranderingen daarin en aandacht voor de mate waarin de doelen zoals omschreven in onderdeel A van dit Reglement zijn/worden bereikt.
5.6.4
De Raad van Commissarissen bespreekt ten minste éénmaal in het jaar: a.
het functioneren van de Raad van Commissarissen en dat van zijn individuele leden, en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden;
b.
het
gewenste
profiel,
samenstelling
en
competenties
van
de
Raad
van
Commissarissen; c.
het functioneren van de Directeur en de Fondsbeheerders, en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden;
d.
de beloning en beloningsstructuur van de Directeur en de Fondsbeheerders;
e.
de strategie en de risico's verbonden aan de onderneming.
Van de inhoud van deze besprekingen wordt melding gemaakt in het verslag van de Raad van Commissarissen. De genoemde verslagen, rapportages en evaluaties kunnen op verzoek van de Algemene Vergadering deel uit maken van het Jaarverslag van de HFO.
26
5.7
Tegenstrijdig belang
5.7.1
Een commissaris neemt niet deel aan de discussie en de besluitvorming over een onderwerp of transactie waarbij hij/zij een tegenstrijdig belang met de HFO en/of haar Werkfondsen heeft als bedoeld in dit artikel. Een dergelijke transactie zal uitsluitend mogen worden aangegaan onder ten minste marktconforme voorwaarden die gebruikelijk zijn voor marktconforme transacties in de branche waarin de HFO en/of haar Werkfondsen actief zijn . De besluiten tot het aangaan van zo’n transactie behoeven de goedkeuring van de Algemene Vergadering en worden schriftelijk vastgelegd.
5.7.2
Een tegenstrijdig belang dat van materiële betekenis is voor de HFO en haar Werkfondsen bestaat in ieder geval indien: a.
de HFO en/of een Werkfonds voornemens is een transactie aan te gaan met een rechtspersoon waarin de commissaris persoonlijk een materieel financieel belang onderhoudt;
b.
de HFO en/of een Werkfonds voornemens is een transactie aan te gaan met een rechtspersoon waarvan een lid van de Directie of Raad van Commissarissen een familierechtelijke verhouding heeft met de echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad is van bde commissaris;
c.
de HFO en/of een Werkfonds voornemens is een transactie aan te gaan met een rechtspersoon waarbij de commissaris een bestuurs- of toezichthoudende functie vervult;
d.
de Raad van Commissarissen heeft geoordeeld dat een tegenstrijdig belang bestaat, of geacht wordt te bestaan.
5.7.3
Elk lid van de Raad van Commissarissen (anders dan de voorzitter van de Raad van Commissarissen) meldt ieder potentieel tegenstrijdig belang terstond aan de voorzitter van de Raad van Commissarissen. Elk lid van de Raad van Commissarissen dat een (potentieel) tegenstrijdig belang heeft, verschaft hierover alle relevante informatie aan de voorzitter van de Raad van Commissarissen. In alle gevallen anders dan die genoemd in artikel 5.7.2 sub d zal de Raad van Commissarissen bepalen of een gemeld (potentieel) tegenstrijdig belang een tegenstrijdig belang is op grond waarvan het bepaalde in artikel 5.7.1 geldt.
5.7.4
Indien de voorzitter van de Raad van Commissarissen een (potentieel) tegenstrijdig belang heeft, meldt hij dit terstond aan de
overige leden van de
Raad
van
Commissarissen en verschaft hierover alle relevante informatie. In alle gevallen anders dan die genoemd in artikel 5.7.2 sub d zal de Raad van Commissarissen bepalen of een gemeld (potentieel) tegenstrijdig belang een tegenstrijdig belang is op grond waarvan het bepaalde in artikel 5.7.1 geldt.
5.8
Informatie, relatie met de Directeur
5.8.1
De
Raad
van
Commissarissen
en
zijn
afzonderlijke
leden
hebben
een
eigen
verantwoordelijkheid en de bevoegdheid om van de Directie en de Externe Accountant
27
alle informatie te verlangen die de Raad van Commissarissen behoeft om zijn taak als toezichthoudend orgaan goed te kunnen uitoefenen. 5.8.2
Indien de Raad van Commissarissen dit geboden acht kan hij informatie inwinnen van functionarissen en externe adviseurs van de HFO en haar Werkfondsen. De Directeur stelt hiervoor de nodige middelen ter beschikking. De Raad van Commissarissen kan verlangen dat functionarissen en externe adviseurs van de HFO en haar Werkfondsen bij zijn vergaderingen aanwezig zijn.
5.8.3
De Directeur verschaft de Raad van Commissarissen tijdig (en zo mogelijk schriftelijk) informatie over de feiten en ontwikkelingen aangaande HFO en haar Werkfondsen die de Raad van Commissarissen nodig mocht hebben voor het naar behoren uitoefenen van zijn taak. De Directeur zal er voor zorgdragen dat de Fondsbeheerders vorenbedoelde informatie eveneens aan de Raad van Commissarissen verstrekken.
5.8.4
Onverminderd het bovenstaande, zal de Directeur de Raad van Commissarissen jaarlijks voorzien van het Jaarplan, het Begroting, informatie met betrekking tot de algemene en financiële risico's, en het beheers- en controlesysteem van de HFO en haar Werkfondsen.
5.8.5
Indien een lid van de Raad van Commissarissen de beschikking krijgt over informatie (van een andere bron dan de Directeur of de Raad van Commissarissen) die voor de Raad van Commissarissen nuttig is om diens taken naar behoren uit te oefenen, zal hij deze informatie zo spoedig mogelijk ter beschikking stellen aan de voorzitter van de Raad van Commissarissen. De voorzitter zal vervolgens de gehele Raad van Commissarissen informeren.
5.9
Relatie met de Algemene Vergadering
5.9.1
De Raad van Commissarissen of een door leden van de Raad van Commissarissen hiertoe aangewezen lid is bij de Algemene Vergadering van de HFO, respectievelijk haar Werkfondsen aanwezig, tenzij zij om gegronde redenen verhinderd zijn.
5.9.2
De Raad van Commissarissen verschaft de Algemene Vergadering van de HFO, respectievelijk haar Werkfondsen alle verlangde informatie, tenzij een zwaarwichtig belang van de HFO respectievelijk het betreffende Werkfonds, of een wettelijk voorschrift of rechtsregel zich daartegen verzet. Indien de Raad van Commissarissen zich op een dergelijk zwaarwichtig belang beroept, wordt dit gemotiveerd toegelicht.
28
6.
Algemene bepalingen
6.1
Toepassing
6.1.1
Dit Reglement is een aanvulling op de bepalingen omtrent de HFO, de Directie en Raad van Commissarissen zoals vervat in toepasselijke wet- en regelgeving, en de Statuten.
6.1.2
De ondertekening van dit Reglement betekent instemming met de inhoud van dit Reglement.
6.1.3
De betekenis van een aantal, al dan niet met een hoofdletter geschreven begrippen die in dit Reglement worden gehanteerd, is weergegeven in de definitielijst die is opgenomen in artikel 1.
6.1.4
Behoudens voor zover uit de context anders voortvloeit, geldt in dit Reglement: a.
begrippen
en
uitdrukkingen
waar
aangegeven
in
enkelvoud
hebben
tevens
betrekking op het meervoud en omgekeerd; en b.
woorden en begrippen waar aangegeven in de mannelijke vorm hebben tevens betrekking op de vrouwelijke vorm en omgekeerd; en
c.
een
verwijzing
naar
een
wetsbepaling
geldt
als
verwijzing
naar
zodanige
wetsbepaling met inachtneming van alle wijzigingen, uitbreidingen en vervangende regelgeving daarvan die van tijd tot tijd zullen gelden. 6.1.5
Bijlagen vormen een onlosmakelijk en integraal onderdeel van dit Reglement.
6.1.6
Kopjes van artikelen en andere kopjes in dit Reglement zijn slechts opgenomen ten behoeve van de overzichtelijkheid en vormen geen onderdeel van het Reglement voor interpretatiedoeleinden.
6.2
Werking
6.2.1
Dit Reglement kent geen rechten aan derden toe (en bevat dus geen derdenbedingen), met name geen rechten op Funding.
6.2.2
In geval van onduidelijkheid of verschil van mening over de betekenis van enige bepaling uit dit Reglement is het oordeel van de Algemene Vergadering daaromtrent beslissend.
6.3
Wijziging en duur Reglement
6.3.1
Dit Reglement geldt totdat het door de Algemene Vergadering wordt gewijzigd of ingetrokken.
6.3.2
De Algemene Vergadering is te allen tijde bevoegd dit Reglement te wijzigen. De Directeur kan bij een Algemene Vergadering een voorstel indienen tot wijziging, welk voorstel moet zijn voorzien van een advies van de Raad van Commissarissen.
6.3.3
Bij wijziging van het Reglement bepaalt de Algemene Vergadering de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen.
6.4
Toepasselijk recht
6.4.1
Dit Reglement en de uitleg ervan worden beheerst door Nederlands recht.
29
6.4.2
De bevoegde rechter van de Rechtbank Overijssel, zittingslocatie Zwolle, is exclusief bevoegd om geschillen als gevolg van of in verband met dit Reglement (inclusief geschillen omtrent het bestaan, de geldigheid of de beëindiging van dit Reglement) te beslechten.
6.4.3
Waar dit Reglement niet in overeenstemming is met Nederlands recht, overige toepasselijke Nederlandse of EU regelgeving of de Statuten, prevaleren die laatsten.
6.4.4
Indien een of meer bepalingen van dit Reglement ongeldig zijn of worden, tast dit de geldigheid van de overblijvende bepalingen niet aan. Ongeldige bepalingen kunnen bij schriftelijke goedkeuring van de Algemene Vergadering worden vervangen door geldige bepalingen waarvan de gevolgen, gegeven inhoud en doel van dit Reglement, zoveel mogelijk overeenkomen met de ongeldige bepalingen.
6.4.5
De Provincie neemt door ondertekening van dit Reglement een aandeelhoudersbesluit buiten vergadering als bedoeld in artikel 28 lid 1 van de Statuten van de HFO waardoor de besluiten van de Directie als genoemd in Bijlage 1A en 1B, en Bijlage 2 aan de voorafgaande goedkeuring van respectievelijk de Algemene Vergadering en de Raad van Commissarissen worden onderworpen.
Vastgesteld bij besluit van het College van GS van de Provincie Overijssel d.d. […] in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE OVERIJSSEL (hierna te noemen: “Provincie”), welke heeft gehandeld als enig aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel B.V., statutair gevestigd te Zwolle, kantoorhoudende aan de Luttenbergstraat 2, 8012 EE te Zwolle.
30
BIJLAGE 1
LIJST VAN BESLUITEN DIRECTEUR DIE GOEDKEURING
VAN DE ALGEMENE VERGADERING BEHOEVEN
Voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering is vereist voor besluiten van de Directie strekkende tot het: Bijlage 1A a.
het uitbrengen van een stem op aandelen in Werkfondsen die ertoe strekken om goedkeuring te verlenen aan besluiten van Fondsbeheerders waarvan is bepaald dat daarvoor de uiteindelijke goedkeuring door de Algemene Vergadering wordt verleend;
b.
verkrijgen
of
vervreemden
van
aandelen
in
Werkfondsen,
verminderen
en/of
vermeerderen van het aandelenkapitaal in de Werkfondsen; c.
het maken, wijzigen en beëindigen van afspraken met de Belastingdienst;
d.
het verlenen, wijzigen en intrekken van een volmacht;
e.
het
verstrekken,
intrekken,
beëindigen
of
anderszins
wezenlijk
wijzigen
van
financiering(en) aan dochtermaatschappijen, waaronder de Werkfondsen; f.
vaststellen, wijzigen of afschaffen van het Inkoopbeleid;
g.
verkrijgen, vervreemden, bezwaren, leasen, huren en verhuren en opzeggen van huur van registergoederen, het vestigen, wijzigen en/of afstand doen van beperkte rechten op registergoederen, alsmede het vestigen van (stil) pandrecht op goederen;
h.
oprichten, amoveren, uitbreiden en verbouwen van gebouwen;
i.
vestigen, verplaatsen en opheffen van nevenvestigingen, het uitbreiden van de zaken met een nieuwe tak van bedrijf en het sluiten, anders dan tijdelijk, of het overdragen, in welke zin ook, van het bedrijf of een deel ervan of het aanbrengen van een belangrijke wijziging in de werkzaamheden van de HFO;
j.
door de HFO verlenen van kredieten en het uitlenen van gelden, voorzover het aan eenzelfde persoon ter leen verstrekte bedrag hoger is dan vijfduizend euro (€ 5.000,00);
k.
het hoofdelijk of anderszins naast of voor anderen verbinden van de HFO, waaronder doch niet beperkt tot het aangaan van borgtochten, garantstellingen en overeenkomsten met een soortgelijke strekking;
l.
verlenen, schorsen, ontnemen en wijzigen van de bevoegdheden van een procuratiehouder respectievelijk van diens persoonlijke titulatuur;
m.
verrichten van andere handelingen dan hiervoor vermeld of namens en voor rekening aangaan van een verplichting of geheel van verplichtingen, waarvan het onderwerp een bedrag
of
waarde
overstijgt
van
de
voor
diensten
geldende
Europese
aanbestedingsdrempel, of zoveel meer of minder als door de Algemene Vergadering is vastgesteld, te boven gaat; n.
verkrijgen van zekerheden alsmede het opzeggen of afstand doen van zekerheden;
o.
vaststellen en wijzigen van de Geconsolideerde Begroting en de Geconsolideerde Jaarrekeningen;
31
p.
bestemming van de winst van de Werkfondsen;
q.
het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de HFO met een andere rechtspersoon of vennootschap (waaronder begrepen Werkfondsen);
r.
het wijzigen, verlengen en beëindigen van de Managementovereenkomst, alsmede (i) het vaststellen
van
de
Vergoeding
en
overige
vergoedingen
als
bedoeld
in
de
Managementovereenkomst, (ii) het ter beschikking stellen van personen ter uitvoering van de Opdracht als omschreven in de Managementovereenkomst, (iii) het inschakelen van Onderopdrachtnemers als bedoeld in de Managementovereenkomst en (iv) de overdracht van rechten en verplichtingen uit de Managementovereenkomst; s.
een voorstel tot wijziging van de statuten van een Werkfonds;
t.
doen van aangifte van faillissement en aanvragen van surseance van betaling van de HFO en de Werkfondsen;
u.
het verlenen van een opdracht aan een Fondsbeheerder tot het doen van aangifte van faillissement van een Werkfonds;
v.
het aangaan en wijzigen van een rechtshandeling tussen de HFO enerzijds en een vennootschap of onderneming waarbij een commissaris en/of de Directeur en/of het bestuur van een Werkfonds als bestuurder of commissaris in de zin van de wet is betrokken anderzijds;
w.
vaststellen en wijzigen van het Strategisch Beleidsplan van de HFO en haar Werkfondsen;
x.
verlenen van opdrachten aan adviseur(s) voor een totaalbedrag op jaarbasis groter dan vijftigduizend euro (€ 50.000,--) (totaalbedrag alle adviseurs per jaar);
y.
nemen van besluiten waarbij de Geconsolideerde Begroting, Begroting HFO en/of Begroting Werkfonds in totaal / per daartoe bestemde begrotingspost wordt overschreden;
z.
het aangaan en beëindigen van de opdracht met een Externe Accountant;
aa.
benoemen,
schorsen
en
ontslag
van
Fondsbeheerder(s),
de
benoeming
van
een
Fondsbeheerder geschiedt op basis van een voordracht van de Algemene Vergadering; bb.
vaststellen van een Directiereglement Werkfondsen BV;
cc.
vaststellen van beleid t.a.v. Wet openbaarheid van bestuur (WOB);
32
Bijlage 1B Voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering is eveneens vereist voor de navolgende besluiten van de Directie. Daarbij geldt dat PS ter zake van deze voorgenomen besluiten tot goedkeuring in de gelegenheid moeten worden gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken aan GS (de “Voorhangprocedure”): a.
oprichten of ontbinden van een Werkfonds;
b.
een voorstel tot het ontbinden van de HFO;
c.
verkoop of overdracht van aandelen van een Werkfonds aan derden;
d.
overnemen of kopen van aandelen van derden;
e.
overdracht van aandelen van deelnemingen van de Provincie aan HFO;
f.
vaststellen van een Strategisch Beleidsplan van HFO of een Werkfonds BV;
g.
nemen van een Investeringsbesluit waarvan de verplichting van de HFO en/of een Werkfonds groter is dan 15% van Investeringsvolume;
h.
Besluiten tot investeringen die afwijken van het Investeringsreglement en/of de Verordening van het betreffende Werkfonds;
i.
Besluiten die afwijken van het Provinciaal bezoldigingsbeleid;
j.
aangaan of wijzigen van geldleningen o/g en kredietovereenkomsten dan wel uitgifte van schuldbrieven ten laste van de HFO;
k.
wijzigen van de Statuten;
l.
het uitbrengen van een stem op aandelen in Werkfondsen die ertoe strekken om goedkeuring te verlenen aan besluiten van Fondsbeheerders waarvan is bepaald dat daarvoor de uiteindelijke goedkeuring door de Algemene Vergadering wordt verleend met toepassing van de Voorhangprocedure.
33
BIJLAGE 2 LIJST VAN BESLUITEN DIRECTEUR DIE GOEDKEURING RAAD VAN COMMISSARISSEN BEHOEVEN
Voorafgaande goedkeuring van de Raad van Commissarissen is vereist voor besluiten van de Directie strekkende tot het: a.
voeren van rechtsgedingen, met uitzondering van het nemen van rechtsmaatregelen, die geen uitstel gedogen of van louter conservatoire aard zijn, het opdragen van geschillen aan de beslissing van scheidsmannen en het berusten in rechtsvorderingen, het aangaan van overeenkomsten van bindend advies -een en ander voorzover niet verplicht ingevolge algemene
voorwaarden-,
alsmede
het
aangaan
van
vaststellingsovereenkomsten,
compromissen en akkoorden, met uitzondering van het voeren van bestuursrechtelijke procedures op basis van de Verordening; b.
aangaan
en
salarissen,
beëindiging anders
dan
van
arbeidsovereenkomsten
volgens
gebruikelijk
alsmede
indexeringen
het
verhogen
en/of
van
reguliere
salarisverhogingen; c.
toekennen van tantièmes, gratificaties en/of pensioenrechten anders dan ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst;
d.
ingrijpend wijzigen van de arbeidsomstandigheden van werknemers;
e.
vaststellen van Begrotingen en Jaarrekeningen van de Werkfondsen;
f.
verrichten van andere handelingen dan hiervoor vermeld, daaronder begrepen het doen van investeringen of namens en voor rekening van de HFO aangaan van een verplichting of
geheel
van
verplichtingen,
waarvan
het
onderwerp
een
bedrag
of
waarde
vertegenwoordigt van vijfenzeventig duizend euro (€ 50.000,--) tot de voor diensten geldende Europese aanbestedingsdrempel, of zoveel meer of minder als door de Algemene Vergadering is vastgesteld; g.
het uitbrengen van stem op aandelen in Werkfondsen die ertoe strekken om goedkeuring te verlenen aan besluiten van Fondsbeheerders waarvan het de bedoeling is dat daarvoor de uiteindelijke goedkeuring door de Raad van Commissarissen wordt verleend;
h.
verrichten van handelingen, anders dan hiervoor bedoeld, waardoor de HFO voor langer dan twee jaar wordt gebonden.
34
Risico management raamwerk HFO
Provincie Overijssel
RISICO MANAGEMENT RAAMWERK HFO PROVINCIE OVERIJSSEL
Frank van Hussen Sylvia Temminck Jeroen Boogert 9 april 2014
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Inhoud 1
Overzicht ............................................................................................................................ 3
2
Inleiding ............................................................................................................................. 4
3
4
5
6
2.1
Aanleiding en doelstelling ............................................................................................. 4
2.2
Risicoraamwerk ........................................................................................................... 4
2.3
Risicoanalyse............................................................................................................... 5
2.4
Te raadplegen documentatie ......................................................................................... 5
Risicomanagement cyclus ..................................................................................................... 6 3.1
Inleiding ..................................................................................................................... 6
3.2
Risicomanagementcyclus .............................................................................................. 6
3.3
Risico management op verschillende niveaus .................................................................. 7
3.4
Risico managementraamwerk ........................................................................................ 8
3.5
Relatie met bestaande documenten................................................................................ 9
Organisatie & Governance (O&G) ......................................................................................... 10 4.1
Inleiding ................................................................................................................... 10
4.2
Governance raamwerk ................................................................................................ 10
4.3
Governance............................................................................................................... 11
4.4
Kaders, reglement & beleid ......................................................................................... 13
4.5
Processen ................................................................................................................. 13
4.6
Systemen ................................................................................................................. 14
Maatstaven & Controle (M&C).............................................................................................. 15 5.1
Inleiding ................................................................................................................... 15
5.2
Risico analyse raamwerk............................................................................................. 15
Rapportage en Escalatie (R&E) ............................................................................................ 18 6.1
Inleiding ................................................................................................................... 18
6.2
Rapportage & escalatieraamwerk ................................................................................. 18
6.3
Rapportage grootheden & KPI’s ................................................................................... 20
BIJLAGE
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
1
Overzicht
De provincie Overijssel (hierna: de Provincie) beoogt een fondsenstructuur op te richten. Dit geschiedt middels het inrichten van een houdstermaatschappij, de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel (hierna: HFO). De verschillende Werkfondsen BV’s zullen onder de HFO gehangen worden. De Provincie, HFO en de verschillende Werkfondsen BV’s worden gezamenlijk “fondsstructuur” genoemd. Ten einde de risico’s van een dergelijke structuur op juiste en eenduidige wijze te managen, is verzocht een risico management raamwerk op te stellen. Doel van het risico management raamwerk is een beschrijving van alle elementen waaraan de fondsstructuur moet voldoen ten einde een juist en eenduidig overzicht voor de provincie te creëren van de verantwoordelijkheden, de te verwachten risico’s en maatregelen, en de rapportagelijnen. Op onderdelen van het risico raamwerk is bij HFO al invulling gegeven in diverse documenten (statuten en governancereglement). Bij het daadwerkelijke starten van de activiteiten van de Werkfondsen BV’s zal inhoudelijke invulling gegeven moeten worden aan de elementen waaraan de fondsenstructuur zou moeten voldoen. Er wordt al wel een beschrijving gegeven van deze elementen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de reeds aanwezige documenten. De elementen zijn gerangschikt naar Governance & Organisatie (O&G), Maatstaven & Controle (M&C) en Rapportage & Escalatie (R&E). Elk onderdeel beschrijft een aantal elementen waar aan voldaan moet worden. De elementen kunnen betrekking hebben op de provincie, de HFO of de Werkfondsen BV’s, of een combinatie van dezen. De checklisten met de gedefinieerde elementen per onderdeel (O&G, M&C, R&E) zijn als bijlage bijgevoegd.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
2
Inleiding
2.1
Aanleiding en doelstelling
In het Statenvoorstel (PS/2014/306) wordt voorgesteld dat de Provincie een fondsenstructuur opricht. Deze fondsenstructuur bestaat uit “Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel BV” (hierna: “HFO”) met in eerste instantie drie Werkfondsen BV’s, te weten het Innovatiefonds BV (IFO), het Breedbandfonds BV (BFO) en de SPV Stork-Hengelo BV. Als onderdeel van het Statenvoorstel Fondsenstructuur/Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel wordt nu ook een risicomanagement raamwerk opgesteld. Doelstelling Het risicomanagement raamwerk dient als kader voor de risicoanalyse en (financiële) rapportages die voor de gehele holding (HFO en werkfondsen) uitgevoerd dienen te worden. Het risicomanagement raamwerk past op haar beurt weer binnen de Nota Risicomanagement (PS/2013/873). De (uit te voeren) risicoanalyse zal uiteindelijk uitvloeien in een rapportage gebaseerd op dit risicoraamwerk met de daarbij behorende documentatie op het niveau van de Werkfondsen BV’s, HFO en de Provincie. De risicoanalyse zal worden uitgevoerd op basis van en binnen de kaders van dit document en de daarbij behorende documentatie, welk overzicht verderop is opgenomen. Met als uitgangspunt dat van onderop vanaf de Werkfondsen BV’s naar boven toe de risico’s worden geïnventariseerd en geanalyseerd. Op dit moment zijn er nog geen (finale) documenten aanwezig van de Werkfondsen BV’s aangezien deze nog niet opgericht zijn. Verwijzingen naar documentatie zijn er om de kaders duidelijk te kunnen aangeven. Op het moment van de statenvoorstellen van de Werkfondsen BV’s zullen ook bijbehorende documenten worden opgesteld en dan pas kan er vanaf onderop opgebouwd een risicoanalyse worden opgesteld voor de gehele holdingstructuur. In een risicomanagement raamwerk worden er eisen gesteld in hoeverre beleid, procedures en maatregelen aanwezig zijn om de HFO en Werkfonds gerelateerde risico’s te signaleren, beheersen of mitigeren en te rapporteren, rekening houdend met de organisatie en de governance. Hierbij zal onderscheid dienen te worden gemaakt tussen het risicomanagement op het niveau van de Werkfondsen BV’s, de HFO en de Provincie. Ten behoeve van het risicomanagement is het dus van belang dat er een verbinding wordt gelegd tussen de werkfonds gerelateerde risico’s, de HFO gerelateerde risico’s en de Provincie gerelateerde risico’s en het risicomanagement als geheel. De uiteindelijke conclusies en aanbevelingen zullen resulteren in een rapportagelijn die als verplichting wordt opgelegd aan de fondsstructuur. 2.2
Risicoraamwerk
Ten behoeve van de risicoanalyse wordt een risicoraamwerk opgezet waarin het risicomanagement proces wordt gekoppeld aan de Werkfondsen BV’s, HFO en de Provincie. Hiertoe is het risicomanagement proces opgedeeld in drie onderdelen, te weten Organisatie & Governance (O&G), Maatstaven en Controle (M&C) en Rapportage & Escalatie (R&E).
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Gezien het feit dat het karakter van de Werkfondsen verschillen zal per fonds een onderscheid worden gemaakt aangezien verschillende risico’s van toepassing kunnen zijn. 2.3
Risicoanalyse
Dit risicomanagement raamwerk vormt het kader en bepaalt de richtlijnen voor het opstellen van een risicoanalyse. Bij het uitvoeren van een risicoanalyse zal als broninformatie worden uitgegaan van de aanwezige (concept)documenten (zie overzicht) en aanvullende informatie van bijv. de projectleiders en leden van (eventueel in te stellen/reeds aanwezige) de werkgroepen op de diverse niveaus. 2.4
Te raadplegen documentatie
Ten behoeve van dit risicoraamwerk en de daarop volgende risicoanalyse zal gebruik worden gemaakt van de volgende ontvangen (concept) documenten, onderscheiden naar algemene stukken, HFO stukken en Werkfondsen stukken: Algemeen: -
Statenvoorstel Deelnemingenbeleid Overijssel (PS/2008/279); Staten brief over Governance verbonden partijen (PS/2013/211); Voorstel Protocol actieve informatieplicht van het college van GS en de commissaris van de koningin aan PS (PS/2003/854); Actualisatie financiële kaders 2013 (PS/2013/549); Statenbrief Bezoldigingsbeleid deelnemingen (PS/2014/211); Statenvoorstel Nota Risicomanagement (PS/2013/873); (Concept) Uitvoeringsregels Risicomanagement.
HFO -
Concept statenvoorstel HFO; Met bijlagen: o Akte van oprichting/statuten; o Governancereglement; o Concept profiel RvC; o Beoordeling deelnemingenladder; o Vergelijking positie & bevoegdheden van PS en GS t.a.v. verstrekken van leningen en subsidies; o Overzicht positie + informatievoorziening PS en GS t.a.v. belangrijke besluiten en documenten
Werkfondsen BV’s: -
Statenvoorstel Kaderstelling Innovatiefonds Overijssel (PS/2012/945); Statenvoorstel Investeringsvoorstel Breedbandinfrastructuur (PS/2013/126); Statenvoorstel Verplaatsing Stork Hengelo (PS/2013/184);
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
3 3.1
Risicomanagement cyclus Inleiding
Dit hoofdstuk gaat nader in op de wijze waarop het risico management is ingestoken. Hierbij wordt gekeken naar de risico management cyclus enerzijds (paragraaf 2.2) en de betrokken onderdelen anderzijds (paragraaf 2.3.). 3.2
Risicomanagementcyclus
Het risicomanagement proces bestaat uit een cyclus waarbinnen elke stap volgtijdelijk wordt uitgevoerd. De stappen binnen de risicomanagement cyclus zijn weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 1: risico management cyclus
Hieronder volgt een toelichting op de verschillende onderdelen binnen de risico management cyclus: A. Organisatie & Governance (O&G) Startpunt voor het risicomanagement proces is het vastleggen van de organisatiestructuur en de governance inrichting. Hiertoe behoren onder meer het uitputtend definiëren van alle organen en rollen (functies) en hun taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Daarnaast wordt de mate bepaald waarin de organisatie bereid is risico’s te accepteren gekoppeld aan de activiteiten. In de Nota Risicomanagement is aangegeven wat het huidige standpunt is ten aanzien van de risicobereidheid. Uit de opzet van de O&G dient duidelijk te worden hoe de hiërarchische lijnen en rapportagelijnen zijn uitgezet (zie hiervoor ook rapportage & escalatie R&E).
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
B. Maatstaven & Controle (M&C) Dit onderdeel van de risicomanagement cyclus omvat het identificeren van alle risico’s die relevant zijn en een impact hebben op de organisatie. De vervolgstap hiervan is het inschatten van deze mogelijke impact, door een inschatting te maken van de kans op voorkomen en potentiële gevolgen als een risico zich voordoet. Aan de hand van de kans en de impact worden de risico’s geprioriteerd. In de M&C wordt tevens vastgelegd welke beheersende of mitigerende maatregelen kunnen worden ingezet. C. Rapportage & Escalatie (R&E) Na het vaststellen van de relevante risico’s volgt het in kaart brengen van deze risico’s middels het opstellen van rapportages en derhalve het bepalen of de risico’s binnen de gestelde normen blijven. Bij afwijkingen van de normen dient escalatie plaats te vinden ten behoeve van mitigatie. Tijdens de fase Rapportage & Escalatie worden managementrapportages gebruikt, die van het uitvoerend niveau, via verantwoordingsniveau, naar toezichtniveau gaan ten behoeve van besluitvorming (Bijlage XII bij het statenvoorstel). Hiermee wordt weer de organisatiestructuur en het governance beleid geraakt en daarmee weer bij de start van de cyclus. 3.3
Risico management op verschillende niveaus
Bovenstaande risicomanagement raamwerk zal worden opgesteld ten aanzien van alle relevante niveaus, oftewel zowel de Provincie, als HFO en de drie Werkfondsen B.V.’s die onder HFO worden gebracht1. Hierbij geldt dat, des te hoger een functie in de hiërarchische verhoudingen bevindt, des te ‘generieker’ (op hoger aggregatieniveau) het risicomanagement dient te zijn. Door de structuur op deze wijze vorm te geven, kunnen op eenvoudige wijze in de toekomst nieuwe fondsen worden opgenomen in het risicoraamwerk. Feitelijk kunnen dus drie organisatieniveaus onderscheiden worden, te weten: •
Werkfonds
•
HFO
•
Provincie
De in paragraaf 2.2 uiteengezette risicomanagement cyclus doet zich voor op elk van de bovengenoemde organisatieniveaus. Op dit moment is besloten tot het oprichten van drie Werkfondsen BV’s en wordt in het Statenvoorstel PS/2014/306 voorgesteld deze bij oprichting onder te brengen in de HFO, zijnde: •
Innovatiefonds BV
•
Breedbandfonds BV
•
SPV Stork-Hengelo BV
Doel van de fondsen is het op structurele wijze inzetten van provinciale middelen om vooraf bepaalde, maatschappelijke doelen te realiseren. Een belangrijke financiële voorwaarde van de drie Werkfondsen BV’s is dat het revolverend is. Het provinciaal vermogen moet maximaal beschermd worden. Het risicoraamwerk draagt hier aan bij.
1 Merk op dat beheersing van de verschillende projecten in elk van de fondsen buiten de scope van dit document valt.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
3.4
Risico managementraamwerk
Koppeling van de risico management cyclus aan de verschillende risico managementniveaus resulteert in het hieronder gepresenteerde risicoraamwerk.
PS
A. O&G
GS/AV B. M&C Investeerder: Provincie Overijssel 100% aandeelhouder HFO BV
C. R&E
RvC: HFO 3 werkfondsen
Houderstermaatschappij Fondsen Overijssel BV (Bewaarder)
A. O&G B. M&C
AV
AV
AV
C. R&E
IC (Advies)
A. O&G B. M&C
C. R&E
INNOVATIEFONDS BV (Fondsbeheerder) Doelstellingen
BREEDBANDFONDS BV (Fondsbeheerder) Doelstellingen Key Performance Indicatoren
SPV STORK HENGELO BV (Fondsbeheerder) Doelstellingen
Key Performance Indicatoren
Key Risk Indicatoren
Key Performance Indicatoren
Key Risk Indicatoren
Normen
Key Risk Indicatoren
Normen
Normen
figuur 2: risico managementraamwerk N.B. Het is niet de intentie om met deze figuren de volledige en exacte juridische structuur weer te geven
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
In bovenstaande raamwerk representeren de drie blokken (A, B en C) aan de linkerkant de drie onderdelen van de risicomanagement cyclus als beschreven in paragraaf 3.2. De risicomanagementcyclus is op elk organisatieniveau aanwezig. Met bovenstaande risicoraamwerk als uitgangspunt, kan worden geanalyseerd in hoeverre governance, maatstaf & control- en rapportageprocedures aanwezig en ingericht zijn om de risico’s te mitigeren op fonds, HFO en provinciaal niveau. 3.5
Relatie met bestaande documenten
In de Nota Risicomanagement (Statenvoorstel PS/2013/873) is een risico management model voor de Provincie gepresenteerd. De risicomanagement-cyclus sluit hier op aan met dien verstande dat de onderdelen van het provincie model aan bod komen in de verschillende categorieën van de risico management cyclus. Het onderdeel sturen valt binnen de categorie Organisatie & Governance. De categorie Organisatie & Governance in de cyclus gaat echter verder en omvat naast kaderstelling ook andere aspecten als processen, systemen en governance. Het onderdeel beheersen betreft de categorie Maatstaf & Controle. De onderdelen toezicht en verantwoording worden behandeld in de categorie Rapportage & Escalatie. Onderstaande figuur geeft de samenhang tussen risico management cyclus en het risico management model van de Provincie weer.
Figuur 3: risico management cyclus & risico management model provincie
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
4 4.1
Organisatie & Governance (O&G) Inleiding
Startpunt voor het risicomanagement raamwerk is het vastleggen van de organisatiestructuur en de governance inrichting. Het inrichten van de O&G behoeft op elk niveau (provinciaal, HFO en Werkfondsen) aandacht. Een aantal onderdelen van de O&G heeft een directe relatie met risico management (besluitvormingsprocedures bijvoorbeeld), de andere onderdelen hebben een indirecte relatie tot het risico management. Een goed ingerichte O&G vormt echter de basis van elk risico management. Voor het inrichten van de O&G wordt gebruik gemaakt van het governance raamwerk. 4.2
Governance raamwerk
Ten einde alle onderdelen (de Provincie, HFO, en de verschillende fondsen) op eenduidige wijze te beoordelen op risico, wordt gewerkt met het governance raamwerk. Binnen dit raamwerk worden de volgende categorieën onderscheiden: •
Governance De governance omvat de inrichting van de organisatie en interne besluitvormingsprocessen, de formele communicatielijnen (incl. verantwoording), de taken en verantwoordelijkheden en (interne) adviescommissies.
•
Kader Statuten, reglementen en beleidsdocumenten vormen het kader waarbinnen een organisatie kan en mag opereren.
•
Processen De processen beschrijven de relaties tussen onderdelen, afdelingen en functionarissen. Ze hebben als doel de informatiehuishouding te stroomlijnen. Ze bieden mogelijkheid interne checks en controle in te bouwen.
•
Systemen/ software Systemen en software zijn middelen om de eerder genoemde aspecten (stroomlijnen informatie, interfaces, interne checks en controles) te realiseren. De systemen dienen ingericht te worden zodat ze volledige ondersteuning aan de AO/ IC kunnen bieden.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Onderstaande figuur geeft het governance raamwerk weer, met daarbij een aantal reeds geclassificeerde elementen.
Figuur 4: governance raamwerk
4.3
Governance
Ten einde de verschillende fondsen te managen, dient een governance document opgesteld te worden. Een governance document bevat tenminste: de doelstellingen, de taken & verantwoordelijkheden, de besluitvormingsprocedures en een overzicht van de van de toezichts- en adviesrelaties. De intentie is om een uniform governance document op te stellen voorzien van een specifiek deel per werkfonds. Om dit te realiseren, zal een governance format opgesteld worden. Hieronder volgt een beschrijving van de onderdelen van het governance document. Doelstellingen Elk organisatieniveau (de Provincie, HFO en de verschillende Werkfondsen) kent zijn eigen doelstellingen. Door de doelstellingen scherp te krijgen en vast te leggen, kan de risicoanalyse op het behalen van de doelstellingen gerichter plaatsvinden. De doelstellingen komen terug in de rapportages (zie hoofdstuk 5).
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Toezicht en advies Een Raad van Commissarissen komt er voor HFO en de Werkfondsen BV’s. Het IFO zal gebruik maken van de bestaande investeringscommissie van PPM Oost. Bij definitieve oprichting van het BFO zal duidelijk zijn hoe de inrichting zal zijn. Gezien de activiteit van de SPV Stork (alleen verhuur pand aan Stork) zal geen gebruik worden gemaakt van een investeringscommissie. Er dient een organogram te worden opgesteld met de bij de fondsstructuur betrokken onderdelen, inclusief de toezichts- en adviesrelaties.
Besluitvormingsprocedures De besluitvormingsprocedures van HFO zijn vastgelegd in de statuten en de Governancereglement. De onderlinge verhoudingen binnen en tussen de verschillende entiteiten zullen ook worden vastgelegd in directiereglementen (in het geval van de Werkfondsen BV’s) en/of managementovereenkomsten. De daadwerkelijke investeringen/financieringen zullen worden vastgelegd in investeringsreglement en Verordeningen. Bijlage XII van het statenvoorstel bevat een overzicht van de positie en de informatievoorziening richting PS en GS ten aanzien van belangrijke besluiten en documenten.
Taken & verantwoordelijkheden Bij aanvang van de fondsen dienen per fonds de taken & verantwoordelijkheden vastgelegd te zijn. Taken & verantwoordelijkheden worden in beginsel ingericht naar onderdeel. In bepaalde gevallen kan het ook overzichtelijk zijn om de taken & verantwoordelijkheden naar proces in te richten en per proces aan te geven Onderstaande tabel toont een voorbeeld van een taken & verantwoordelijkheden structuur, indien het ingericht wordt naar onderdeel. Fonds Wie
Taken & verantwoordelijkheden
Proces
Fondsbeheerder
•
Brengt voorstel in de IC
•
Analyseert advies van de IC
•
Keurt voorstellen goed met een maximaal investeringsbedrag < EUR xx
Beoordelen investeringsvoorstel
IC
•
Adviseert al dan niet over te gaan tot investering
Beoordelen investeringsvoorstel
AV
•
Keurt voorstellen goed van een investeringsbedrag > EUR
Beoordelen investeringsvoorstel
Fondsbeheerder
•
Bereidt voorstellen voor
(organisatie)
•
Voert de communicatie met de initiatiefnemer
Beoordelen investeringsvoorstel
Figuur 5: voorbeeld taken & verantwoordelijkheden overzicht (naar onderdeel)
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
4.4
Kaders, reglement & beleid
Bij aanvang van de fondsen, dient duidelijk te zijn welke kaders, reglementen en beleidsnota van toepassing zijn. Kader Het kader regelt de algemene principes, verantwoordelijkheden en procedures. Het kader wordt gevormd door de statuten. In het statenvoorstel (PS/2014/306), de kaderstellende statenvoorstellen van de Werkfondsen BV’s, de nota Deelnemingenbeleid Overijssel en de nota Risicomanagement zijn kaders beschreven. Reglement Voor de HFO is een governancereglement op gesteld. Voor de Werkfondsen BV’s zal een directiereglement worden opgesteld, maar ook een investeringsreglement en een verordening. Deze reglementen geven de regels aan en zijn een nadere uitwerking van de statuten en het statenvoorstel. Beleid Het beleid heeft betrekking op documenten waarin de “spelregels” zijn opgenomen over hoe de activiteiten binnen de organisatie worden ingevuld. Het Kader, Reglement en Beleid worden gevormd door het overzicht aan documenten, welke onder 2.4 is opgenomen en de later nog op te stellen documentatie op Werkfondsniveau. Deze zullen ook middels de daarvoor bestemde overeenkomst aan de verantwoordelijken worden opgelegd. Tevens zullen deze gebruikt worden voor de daadwerkelijke risicoanalyse.
Documenten Type
Toelichting
Betrokken
Stelt vast
Ondertekent
Wijzigt
partijen
• • • • Figuur 6: documentenlijst
4.5
Processen
De keuze om een fondsstructuur in te richten, heeft impact op de provinciale organisatie. Naast de werkzaamheden van het Expertisecentrum Deelnemingen zullen voor de HFO en de Werkfondsen BV’s accounthouders moeten komen. De processen (inclusief procesbeschrijvingen), relaties tussen de verschillende onderdelen/afdelingen en functionarissen en hun rol in het proces zullen goed in kaart moeten worden gebracht. Dit zal onderdeel zijn van de implementatie van de HFO en de Werkfondsen BV’s. De processen, taken en bevoegdheden samen is de Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC).
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
4.6
Systemen
Ten einde de risico management activiteiten te implementeren in de organisatie, dienen de systemen hierop ingericht te worden. Het betreft de systemen op elk niveau (de Provincie, HFO en de Werkfondsen).
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
5 5.1
Maatstaven & Controle (M&C) Inleiding
Het onderdeel maatstaven & control van de risicomanagement cyclus bestaat uit het identificeren en prioriteren van relevante risico’s, het bepalen van de impact en de mogelijke mitigerende maatregelen. Daarnaast dienen de risico’s te worden afgezet tegen de doelstellingen en de mate waarin risico’s geaccepteerd worden. De risico analyse vindt plaats op elk niveau (provinciaal, HFO en fondsen). Voor het uitvoeren van de risico analyse wordt gebruik gemaakt van het risico analyse raamwerk. 5.2
Risico analyse raamwerk
Ten einde alle onderdelen (provincie, HFO, en de verschillende fondsen) op eenduidige wijze te beoordelen op risico wordt gewerkt met een risico analyse raamwerk. Het raamwerk biedt verschillende risico categorieën waaronder de verschillende risico’s kunnen worden geclassificeerd. Risico categorieën kunnen variëren al naar gelang het type risico analyse. De nota risicomanagement onderscheidt risico’s van juridische, financiële, technische, ruimtelijke, politieke & maatschappelijke aard, met de kanttekening dat andere categorieën niet worden uitgesloten. In het raamwerk is geprobeerd zo veel mogelijk aan te sluiten bij de in de Nota Risicomanagement (PS/2013/873) genoemde categorieën. Om het overzicht te bewaken is echter gekozen om de risico’s van politiek, maatschappelijke en ruimtelijke aard onder 1 categorie te scharen (maatschappelijke & politieke risico’s). Daarnaast zijn de technische risico’s breder getrokken en vallen deze nu onder de categorie operationele risico’s. In het raamwerk worden derhalve de volgende risico categorieën onderscheiden: •
Juridische risico’s Bepalend voor de juridische risico’s die worden gelopen is alle aan het toezicht (op fondsen) gerelateerde wet- en regelgeving en overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving waaronder de Europese richtlijnen inzake staatssteun en aanbesteden.
•
Maatschappelijke & politieke risico’s Onder maatschappelijk risico valt het risico van het niet behalen van de gestelde maatschappelijke doelstelling(en) alsmede het risico van onvoldoende draagvlak vanuit de maatschappij (cofinanciers en/of andere samenwerkende of anderszins benodigde partijen) met de daarbij behorende reputatie risico’s.
•
Financiële risico’s Tot financiële risico’s behoren onder meer bedrijfsrisico, marktrisico, liquiditeitsrisico en kredietrisico waarbij het (mogelijk) overschrijden van de maximum investeringsvolume een belangrijk onderdeel is.
•
Operationele risico’s Onder operationele risico’s worden de risico’s geschaard die voortkomen uit het falen of tekortschieten van de eigen organisatiestructuur, hieronder vallen onder meer: interne processen en systemen, menselijke en technische tekortkomingen en (onverwachte) externe gebeurtenissen.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Onderstaande figuur geeft de verschillende risico categorieën weer, waarbij reeds een aantal risico’s is geclassificeerd. Dit betreft een voorzet en behoeft nadere bespreking.
Figuur 7: risico analyse raamwerk
Per Werkfonds, HFO en Provincie dient een risico analyse plaats te vinden. Voor elk van de benoemde risico’s in bovenstaande figuur, en van aanvullende risico’s zal worden onderzocht wat de oorzaak en impact van het risico is. De impact wordt gesplitst in de kans dat het risico zich voordoet en het gevolg. Daarnaast wordt bepaald of er mitigerende maatregelen zijn, en zo ja welke. De risico’s worden op volgorde van prioriteit weergegeven. Er kan gekozen worden om onderscheid te maken tussen kwantificeerbare en niet kwantificeerbare risico’s. In geval van kwantificeerbare risico’s kan vrij makkelijk geprioriteerd worden naar hoogte van het risico. Risico’s worden gekwantificeerd naar geld, kwaliteit en imago. In geval van niet kwantificeerbare risico’s vindt prioritering plaats op basis van oordeel. Er dient tevens te worden aangegeven in welk (governance) document de risico’s zijn vastgelegd en op welke wijze erover gerapporteerd wordt. Hierdoor ontstaat per onderdeel (de Provincie, HFO en per Werkfonds) en per risicocategorie (juridisch, maatschappelijke/ politieke doelstellingen, financieel, operationeel) een risicoanalyse schema.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Hieronder is een voorbeeld weergegeven van zo’n schema voor de categorie juridische risico’s voor de Provincie.
Figuur 8: Risico categorie juridische risico’s, onderdeel provincie
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
6 6.1
Rapportage en Escalatie (R&E) Inleiding
Als laatste onderdeel van de risicomanagement-cyclus dienen de rapportage en escalatie lijnen vastgelegd te worden. Hierbij dienen per rapportagelijn tevens de te rapporteren grootheden vastgelegd te worden evenals de kern prestatie indicatoren (KPI’s). Het vastleggen van de rapportage & escalatielijnen en bijhorende rapportage eisen vindt plaats op elk niveau (provinciaal, HFO en Werkfondsen). Voor het uitvoeren van de risicoanalyse op R&E wordt gebruik gemaakt van het R&E raamwerk. 6.2
Rapportage & escalatieraamwerk
Een rapportage & escalatiestructuur dient inzichtelijk te maken wat de verschillende niveaus binnen een organisatie zijn. Het toont de rapportagelijnen de informatiestromen en accorderingslijnen tussen de verschillende onderdelen. Daarnaast toont het de advieslijnen van de daartoe ingerichte adviescommissies. Het escalatieraamwerk toont vervolgens hoe en naar wie geëscaleerd dient te worden.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Onderstaand figuur toont een voorbeeld van een mogelijk rapportage & escalatieraamwerk voor de HFO structuur.
PS Accorderen
Informeren/ Rapporteren
GS/AV
RvC
HFO
Werkfondsen Fondsbeheerder (IFO) IC
Fondsbeheerder (BFO)
Fondsbeheerder (Stork)
IC
Projecten
Projecten
Projecten
Figuur 9 voorbeeld rapportage & escalatieraamwerk HFO
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
6.3
Rapportage grootheden & KPI’s
De inrichting van de rapportages geschiedt van bovenaf in het raamwerk. De rapportage aan PS zal conform het Deelnemingenbeleid Overijssel worden ingericht. Vervolgens wordt de inrichting van de rapportages aan GS bepaald, vervolgens die aan HFO enzovoort. De inrichting en de frequentie dienen aan te sluiten bij de P&C cyclus van de provincie. Vervolgens worden per fonds de rapportage vereisten opgesteld. Deze dienen zo veel mogelijk op elkaar aan te sluiten maar kennen, vanwege de diversiteit van de fondsen, ook fonds specifieke eisen. Onderstaande figuur geeft een voorbeeld rapportage format voor een Werkfonds. Werkfonds Doelstelling & maatschappelijke opgave • • •
Doelstelling 1 Doelstelling 2 Etc
Rapportage aan PS (frequentie xx per jaar) •
De lijst van KPI’s gerangschikt naar KSF
Rapportage aan GS (frequentie xx per jaar) • •
Lijst van gerapporteerde grootheden + analyse van deze gegevens De lijst van KPI’s gerangschikt naar KSF
Rapportage aan de HFO (frequentie xx per jaar) • •
Lijst van gerapporteerde grootheden + analyse van deze gegevens De lijst van KPI’s gerangschikt naar KSF
Gerapporteerde grootheden • •
Beschikbare middelen in het werkfonds Aantal en omvang van de investeringen van het werkfonds inzichtelijk gemaakt naar de
•
maatschappelijke opgave Etc
KSF
KPI’s
Normen
De mate van uitputting van het werkfonds.
Percentage gerealiseerde maatschappelijk opgave ten opzichte van het procentuele gebruik van het fondsvermogen.
Financieel
KSF
KPI’s van het Innovatiefonds
Zanders
Normen
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
Risicomanagement raamwerk HFO Provincie Overijssel
Maatschap.
De gerealiseerde grootheden van de maatschappelijke opgave in aantallen en vermogen.
Jaar 1: x% Jaar 2: x%
Figuur 10: rapportage format werkfonds (voorbeeld)
Er kan echter gesteld worden dat elk rapportage format als volgt is opgebouwd: • • • • • •
Een overzicht van de doelstellingen en de maatschappelijke opgave De PS rapportage vereisten De GS rapportage vereisten De HFO rapportage vereisten De te rapporteren grootheden De kern prestaties indicatoren (KPI’s) De KPI’s worden gerangschikt naar kritieke succes factoren (KSF-en) en voorzien van een norm.
Zanders
T +31 35 692 89 89
Postbus 221
Brinklaan 134
1400 AE Bussum
1404 GV Bussum
F +31 35 692 89 99 E
[email protected]
BIJLAGE RISICOMANAGEMENT RAAMWERK Checklist organisatie & governance Onderdeel
Organisatieniveau
Type
Type
Toelichting
Voorbeeld
Wie stelt op
Status
Er dient een governance document opgeteld te worden, m.b.t. het governance document geldt: • • • •
Document dient ter overzicht van de in de diverse documenten belegde afspraken Document biedt praktische invulling van de in de diverse documenten belegde afspraken Document is in het beheer van de provincie Onderdelen van het document worden ter beschikking gesteld aan de Werkfondsen BV’s Er dient per fonds een doelstelling beschreven te worden, met daarbij een weergave waar deze belegd is.
Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Doelstelling
HFO: statenvoors tel (PS/2014/3 06) statuten en governance reglement N.v.t.
Provincie
Figuur 2
Provincie
Governance & organisatie Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Governance
Interne advies- en toezichtcommissies
Er dient een organogram te worden opgesteld met de bij de fondsenstructuur betrokken onderdelen, inclusief alle toezicht en adviesrelaties. Er dient een overzicht opgesteld met een overzicht van de besluitvormingsprocedures, met daarbij een overzicht waar deze belegd zijn.
Provincie
Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Besluitvormingsprocedures
Taken & verantwoordelijkheden
Zie organigram Statenvoors tel HFO: statuten en governance reglement
N.v.t.
Er dient een overzicht opgesteld te worden van de taken & verantwoordelijkheden per onderdeel, eventueel ook ingedeeld naar belangrijkste proces.
Werkfondse n BV’s: kaderstellen de statenvoors tellen, bij oprichting in de statuten en directiereglment
Figuur 5
Provincie
Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Werkfondse n BV’s: bij oprichting in de statuten en directiereglment Zal onderdeel uitmaken van de implementatie
Provincies, HFO, Werkfondsen BV’s
Kaders
Kader, reglement & beleid
Provincie Nota bene: de Werkfondsen BV’s zullen ook processen inrichten. Dit valt echter buiten de scope van het risico management van de provincie
Relaties Processen Procesbeschrijvingen
Provincie Nota bene: de Werkfondsen BV’s zullen ook systemen inrichten. Dit valt echter buiten de scope van het risico management van de provincie
Systemen (zoals NARIS)
Diversen
Er dient een overzicht opgesteld te worden van alle onderliggende beleidsstukken, de functie, de betrokken partijen, wie stelt vast, wie ondertekent, wie wijzigt.
Figuur 6
Er dient in kaart gebracht te worden welke processen binnen de provincie aangepast of opgesteld dienen te worden, als gevolg van de HFO. De relaties tussen de verschillende onderdelen/ afdelingen en functionarissen dienen inzichtelijk gemaakt te worden.
Nvt
De in kaart gebrachte processen dienen begeleid te worden door procesbeschrijvingen.
Nvt
Er dient in kaart gebracht te worden welke systemen binnen de provincie dienen te worden aangepast, als gevolg van de HFO. Aspecten die van belang zijn, betreffen: systeemvereisten, fit gap analyse, workarounds/ systeemselectie, functioneel/ technisch ontwerp, implementatie.
Provincie
Zal onderdeel uitmaken van de implementatie
Nvt Provincie
Nvt
Nvt
Provincie
Reeds aanwezig
Checklist maatstaven & controle Onderdeel
Organisatieniveau
Type
Toelichting
Voorbeeld
Wie stelt op
Status
Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Risico analyse raamwerk
Er dient voor elk organisatieniveau een risico analyse raamwerk opgesteld te worden. Hierin dienen de belangrijkste risico’s voor het organisatiedeel benoemd te worden.
Figuur 7
Provincie
Uitgevoerd
Uitvoeren risico analyse
Met het opgestelde risico raamwerk als uitgangspunt, dient voor de provincie, de HFO en de verschillende werkfondsen een risico analyse uitgevoerd te worden. Per gedefinieerd risico dient aangegeven te worden wat de kans en gevolg (impact) zijn, en de hieruit voortvloeiende prioriteit van het risico en wat de mitigerende maatregelen.
Figuur 8
Provincie
Maakt onderdeel uit van de implementatie
Voorbeeld
Wie stelt op
Maatstaven & controle Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Checklist rapportage & escalatie (R&E) Onderdeel
Organisatieniveau
Type
Toelichting Er dient een rapportage & escalatie raamwerk opgesteld te worden, waarin de rapportagelijnen tussen PS, GS, HFO, en de Werkfondsen BV’s inzichtelijk gemaakt zijn
Provincie, HFO, Werkfondsen BV’s
Rapportage & escalatie raamwerk
Governance & organisatie Provincie
Format rapportage PS
Provincie/ HFO
Format rapportage GS
HFO/ Werkfondsen BV’s
Format rapportage HFO
basis ligt in het governance
Figuur 9
Er dient een rapportage format voor PS opgesteld te worden. Dit rapportage format dient verspreid te worden aan de betrokken die de rapportages dienen op te stellen (zie hiervoor rapportage & escalatie raamwerk)
Status
Provincie
reglement van HFO de doorvertaling zal plaatsvinden in de directiereglem enten van de Werkfondsen BV’s
Figuur 10
Provincie
Conform geactualiseerd Nota Verbonden Partijen (verwachting 4e kw. 2014 of 1e kw. 2015)
Er dient een rapportage format voor GS opgesteld te worden. Dit rapportage format dient verspreid te worden aan de betrokkenen die de rapportages dienen op te stellen (zie hiervoor rapportage & escalatie raamwerk)
Figuur 10
HFO
Onderdeel van de implementatie
Er dient een rapportage format voor HFO opgesteld te worden. Dit rapportage format dient verspreid te worden aan de betrokkenen die de rapportages dienen op te stellen (zie hiervoor rapportage & escalatie raamwerk)
Figuur 10
Werkfondsen BV’s
Onderdeel van de implementatie
Bijlage VIII
Profiel Raad van Commissarissen HFO De Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel (HFO) opereert zelfstandig op de markt. De Raad van Commissarissen (RvC) houdt toezicht op de HFO en de onderliggende werkfondsen-BV’s. De RvC is zodanig samengesteld, dat hij zijn taak naar behoren kan vervullen. Complementariteit, onafhankelijkheid, vertrouwen en diversiteit zijn voorwaarden voor een goede taakvervulling door de RvC. De RvC bestaat uit ten minste drie natuurlijke personen, die allen beschikken over:
gedegen kennis van de maatschappelijke functies van de HFO en van de belangen van alle bij de HFO betrokken partijen; het vermogen om de hoofdlijnen van het totale beleid van de HFO te beoordelen en zich een afgewogen en zelfstandig oordeel te vormen over de basisrisico’s die daarbij worden gelopen; specifieke deskundigheid die noodzakelijk is voor de vervulling van hun rol binnen de RvC. De RvC streeft naar een gemengde samenstelling, onder meer met betrekking tot geslacht en leeftijd.
Taak en verantwoordelijkheid RvC De RvC houdt toezicht op het beleid van het Bestuur, de uitvoering daarvan en de algemene gang van zaken binnen de vennootschap en de aan haar verbonden ondernemingen. De RvC staat het Bestuur met RvC en advies ter zijde. De RvC houdt eveneens toezicht op de naleving van de interne procedures die door het Bestuur zijn vastgesteld voor het opstellen van het jaarverslag, de jaarrekening, de kwartaal- en/of half jaarcijfers, het risicomanagement, het integriteitbeleid (waaronder het voldoen aan Europese en nationale regelgeving) en ad hoc financiële informatie. Bij het vervullen van hun taak richten de commissarissen zich op de belangen van HFO. Samenstelling RvC De RvC is samengesteld uit ten minste drie natuurlijke personen. Het aantal wordt vastgesteld door de Vergadering van Aandeelhouders. Tot commissaris kunnen slechts worden benoemd personen die onafhankelijk zijn in de zin van de Statuten. Lid van de RvC kunnen in ieder geval niet zijn (oud-)statenleden van, (oud-)bestuurders van - en/of (oud-)personen in dienst van de aandeelhouder. Kennis, vaardigheden en (internationale) ervaring Voor een juiste vervulling van zijn taken dient de RvC, gespreid over zijn leden te beschikken over kennis, vaardigheden en (internationale) ervaring betreffende:
het functioneren van de private kapitaalmarkt (waaronder venture capital, fondsen) en van bedrijfsfinacieringen in het algemeen;
de financieel-technische aspecten van het risicobeheer die een gedegen beoordeling van risico’s mogelijk maakt,
financiële verslaglegging, interne beheersing en audit die een gedegen toezicht op deze onderwerpen mogelijk maakt.
regionale, nationale en Europese economische ontwikkelingen, meer specifiek rondom (crosssectorale) innovaties in het bedrijfsleven, valorisatie van kennis en het ontwikkelen van businesskansen inclusief verankering van buitenlandse ondernemingen;
alle aspecten van moderne bedrijfsvoering van not-for-profit-organisaties op het grensvlak van overheid en bedrijfsleven (waar onder strategievorming, leidinggeven, ICT, HRM);
het functioneren van regionale, rijks- en Europese overheidorganisaties, alsmede van onderwijs- en kennisinstellingen.
Daarnaast is belangrijk dat commissarissen over een relevant netwerk beschikken en vertrouwd zijn met de kerntaken van HFO en het bedrijfsleven (in Overijssel). Tevens is van belang dat de RvC beschikt over inzicht in de positie van overheidsdeelnemingen in brede zin en in daaraan gerelateerde juridische aangelegenheden. Tenslotte is het noodzakelijk dat in de RvC voldoende ervaring met c.q. deskundigheid op het gebied van toezichtuitoefening in de rol van lid van een RvC van een Nederlandse vennootschap aanwezig is.
Concreet betekent dit dat binnen de RvC ten minste de volgende kwaliteiten aanwezig moeten zijn: - 1. Algemeen management Deze kwaliteit is met name van belang voor het profiel van de voorzitter van de RvC. Hij dient over een uitstekend strategisch inzicht te beschikken en in staat te zijn de reikwijdte van de te nemen beslissingen goed in te schatten. Op basis van zijn brede ervaring en zijn (internationale) netwerk van contacten is hij in staat een controlerende, faciliterende en coachende rol te spelen in het frequente contact met de directie. - 2. Financiële en Auditdeskundigheid Dit aandachtsgebied wordt binnen de RvC ingevuld door een (of meer) commissaris(sen) die ruime ervaring heeft/hebben in een verantwoordelijke financiële functie in het bedrijfsleven en die de wereld van de venture capitalists van binnenuit kent/kennen. - 3. Kennisvalorisatie Het functioneren van HFO op het scheidsvlak van overheid en bedrijfsleven vergt adequate kennis van (crosssectorale) innovatieve ontwikkelingen, clustervorming en valorisatie van kennis (kennis, kunde, kassa). De op dit gebied deskundige commissaris(sen) heeft/hebben op dit aandachtsgebied bij voorkeur een actieve rol (vervuld) en is/zijn tevens bekend met de regionale en (inter)nationale economische ontwikkelingen op dit terrein. - 4. Overheidsorganisaties Een van de commissarissen is goed bekend met de werking en inrichting van overheidsorganisaties op regionaal en nationaal niveau. Hij beschikt over een brede maatschappelijke ervaring en heeft een goed ontwikkeld gevoel voor politieke processen. Ervaring met en kennis van het Europese (financieel-economische) beleid en de regelgeving van de Europese Commissie strekt tot aanbeveling. Persoonlijke kwaliteiten Iedere commissaris dient over de volgende eigenschappen te beschikken:
Hij is een analytisch denker en tot een goede oordeelsvorming in staat; hij is in staat om de hoofdlijnen van het totale beleid van HFO te beoordelen.
Hij beschikt over voldoende tijd om op adequate wijze toezicht te houden op het beleid van de directie en de algemene gang van zaken bij HFO.
Hij is zo nodig bereid door middel van bijscholing zijn kennis die nodig is voor het goed uitoefenen van zijn functie actueel te houden.
Hij is in staat de directie met (een positief kritisch) advies ter zijde te staan bij de voorbereiding en de uitvoering van beleid.
Hij is in staat om ten opzichte van de andere leden van de RvC en de directie onafhankelijk en kritisch te opereren.
Hij is in staat in de uitoefening van zijn toezichthoudende taak aan de hoogste eisen van onafhankelijkheid (geen onverenigbare belangen, posities of relaties) te voldoen. De commissaris dient bij zijn toezichtfunctie iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden.
Hij is in staat om zich te laten leiden door het belang van HFO en de met haar verbonden onderneming(en), zijn taak te vervullen zonder mandaat en zich niet te committeren aan een bepaald deelbelang met voorbijgaan aan andere betrokken belangen.
Hij is in staat om, in overleg met de andere commissarissen, bij ontstentenis van de directie maatregelen te nemen om in de leiding van HFO te voorzien.
Hij is integer en zorgvuldig en heeft een sterk normbesef. Hij is bereid tot het afleggen van (transparante) verantwoording. Hierbij gaat het niet alleen om de aandeelhouders, maar ook meer in het algemeen om maatschappelijke verantwoording.
Voorzitterschap De voorzitter beschikt over zodanige eigenschappen dat hij leiding kan geven aan de RvC en de Vergadering van Aandeelhouders. Hij heeft ervaring als lid/voorzitter van een RvC en/of RvT. Daarnaast is hij in staat een inspirerende coachende rol te vervullen in de relatie met de directie. Hij heeft ook bekendheid met gemeenten en provincie en publiekprivate samenwerkingen. Voor de voorzitter RvC worden de volgende kenmerken van belang geacht:
Vooraanstaan en integer (ex)ondernemer of (ex)bestuurder met voortreffelijke reputatie;
goede kennis van corporate governance en meer specifiek gevoel voor het samenspel tussen aandeelhouders, bestuur en RvC vanuit ieders wettelijke verantwoordelijkheden;
ervaring met het acteren op diverse niveaus in het openbaar bestuur en een goed gevoel voor politieke verhoudingen;
kennis van bestuurlijke besluitvormingsprocessen en scherp strategisch en bedrijfseconomisch inzicht om reikwijdte van genomen beslissingen in te kunnen schatten;
op basis van ervaring en netwerk goed in staat klankbord te zijn voor de directie;
inspirerend en verbindend leider;
visie op regionale en nationale economische ontwikkeling in relatie tot macro-economische trends, kennis van regionale economische ontwikkelingen; relevant (internationaal) netwerk; kennis van alle aspecten van het ondernemingsbeleid (w.o. strategievorming, algemeen management, financiën, business control, marketing en commercie);
in staat om de rol van voorzitter van de RvC op een adequate wijze te vervullen, onder andere door een natuurlijk overwicht, bestuurlijke ervaring en gevoel voor belangentegenstellingen; onpartijdig en onafhankelijk in opstelling en oordeelsvorming; is in staat - indien gewenst - een intermediaire rol te vervullen tussen HFO en haar aandeelhouders en haar participanten.
Individuele profielen Op basis van de gewenste kennis, ervaring en deskundigheden die nodig is om als RvC als geheel toezicht te houden op de werkterreinen van HFO worden individuele profielen opgesteld. Deze profielen bestaan uit een aantal specifieke eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden. Individuele leden van de RvC beschikken over een combinatie van een aantal van deze eisen, dusdanig dat alle werkterreinen van HFO door de voltallige RvC van Commissarissen zijn afgedekt.
Bijlage IX: Vergelijking positie PS/GS in verschillende manieren van bevoegdheidsverdeling t.a.v. verstrekken van subsidies/leningen Vergelijkingspunten Kaders voor bevoegdheid subsidieverlening Kaders voor budgetten & prestaties
Mandaat (Intern) PS stelt Algemene subsidieverordening (ASV) vast
Mandaat (extern) PS stelt Algemene subsidieverordening (ASV) vast
PS neemt investeringsbesluit of stelt begroting vast. Daarmee krijgt GS de beschikking over de middelen.
PS neemt investeringbesluit, daarmee worden prestaties & -indicatoren vastgesteld en de middelen overgebracht naar uitvoeringsreserve KVO. GS kan deze middelen dan toekennen aan de begroting. De prestaties kunnen worden aangepast via wijziging van de begroting.
Als er meer middelen nodig zijn dan in de begroting zijn opgenomen, moet GS aan PS om instemming vragen met de noodzakelijke begrotingswijziging.
Wie geeft bevoegdheid tot subsidieverlening aan uitvoerder?
GS (nadat zij bevoegdheid via ASV van PS heeft gekregen). PS kan deze bevoegdheid terugtrekken door ASV in te trekken, waarna GS geen subsidies meer kan verstrekken.
Als er meer middelen nodig zijn dan in de uitvoeringsreserve KVO,moet GS aan PS om instemming vragen met de noodzakelijke begrotingswijziging.
GS (nadat zij bevoegdheid via ASV van PS heeft gekregen). PS kan deze bevoegdheid terugtrekken door ASV in te trekken.
Attributie (extern) PS stelt specifieke (subsidie)verordening werkfonds vast met kaders voor bevoegdheid van subsidieverlening. PS neemt investeringbesluit, daarmee worden prestaties & -indicatoren vastgesteld en de middelen overgebracht naar uitvoeringsreserve KVO. GS kan deze middelen dan toekennen aan de begroting. De prestaties kunnen worden aangepast via wijziging van de begroting. Zie t.a.v. de wijze van financiering van HFO en de werkfondsen p. 4 van het Statenvoorstel. Als er meer middelen nodig zijn dan in de uitvoeringsreserve KVO, moet GS aan PS om instemming vragen met de noodzakelijke begrotingswijziging. PS (rechtstreeks), via de verordening voor het werkfonds. PS kan deze bevoegdheid terugtrekken door de verordening weer in te trekken. Dan kan het betreffende werkfonds geen subsidie (in de vorm van een lening) meer verlenen.
Pagina 1/4
Bijlage IX: Vergelijking positie PS/GS in verschillende manieren van bevoegdheidsverdeling t.a.v. verstrekken van subsidies/leningen Vergelijkingspunten Instructies (algemeen)
Instructies (specifiek)
Mandaat (Intern) GS stelt UBS vast. Daarnaast neemt GS een mandaatbesluit voor de interne mandaatverlening.
GS kan als mandaatverlener voor specifieke situaties instructies geven.
Mandaat (extern) GS stelt UBS en mandaatregeling vast. Daarnaast kan zij namens de provincie als aandeelhouder nog de inhoud van de statuten en een directie / commissarissenreglement van HFO vaststellen. De directie van HFO is bevoegd namens HFO de inhoud van de statuten en directiereglementen van de werkfondsen vast te stellen. De directie van HFO is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering (GS namens de provincie) op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap (HFO) en de met haar verbonden onderneming. De directie van HFO is bevoegd dergelijke aanwijzingen aan de directies van de werkfondsen te verstrekken. GS kan namens de provincie als aandeelhouder en mandaatverlener voor specifieke situaties instructies aan de directie van HFO geven en de directie van HFO op haar beurt aan de directies van de onderliggende werkfondsen. De directie van HFO is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering (d.i. GS namens de provincie) op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap (d.i. HFO) en de met haar verbonden onderneming. De directie van HFO is bevoegd dergelijke aanwijzingen aan de directies van de werkfondsen te verstrekken.
Attributie (extern) GS stelt namens de provincie als aandeelhouder de inhoud van de statuten van het werkfonds en een directie / commissarissenreglement van HFO vast. De directie van HFO is bevoegd namens HFO de inhoud van de statuten en directiereglementen van de werkfondsen vast te stellen. De directie van HFO is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering (GS namens de provincie) op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap (HFO) en de met haar verbonden onderneming. De directie van HFO is bevoegd dergelijke aanwijzingen aan de directies van de werkfondsen te verstrekken. GS kan namens de provincie als aandeelhouder voor specifieke situaties instructies aan de directie van HFO geven, en de directie van HFO op haar beurt aan de directies van de onderliggende werkfondsen. De directie van HFO is gehouden de aanwijzingen van de algemene vergadering (d.i. GS namens de provincie) op te volgen, tenzij de aanwijzingen in strijd zijn met het belang van de vennootschap (d.i. HFO) en de met haar verbonden onderneming. De directie van HFO is bevoegd dergelijke aanwijzingen aan de directies van de werkfondsen te verstrekken.
Pagina 2/4
Bijlage IX: Vergelijking positie PS/GS in verschillende manieren van bevoegdheidsverdeling t.a.v. verstrekken van subsidies/leningen Vergelijkingspunten Opschaling bij politiek gevoelige besluiten
Mandaat (Intern) In de mandaatregeling is vastgelegd dat bij politiek gevoelige besluiten geen subsidie in de vorm van een lening mag worden verleend zonder dat portefeuillehouder en/of GS hebben ingestemd. In bijzondere gevallen zullen GS besluiten subsidies pas te verlenen na instemming vanuit PS.
Opschaling bij besluiten over grote budgetten
In de mandaatregeling is vastgelegd dat de teamleider Subsidieverlening subsidies mag verlenen, mits er budget beschikbaar is voor het verlenen van de subsidie.
Rapportage
Via P&C en actieve informatieplicht.
Mandaat (extern) In de mandaatregeling is vastgelegd dat bij politiek gevoelige besluiten geen subsidie in de vorm van een lening mag worden verleend zonder dat portefeuillehouder en/of GS hebben ingestemd. In bijzondere gevallen zullen GS besluiten subsidies pas te verlenen na instemming vanuit PS. Ook in de interne reglementen van HFO en de werkfondsen wordt vastgelegd wanneer de aandeelhouder van een werkfonds (d.i. HFO) en de aandeelhouder (d.i. GS namens de provincie) en / of de raad van commissarissen van HFO moeten instemmen met het verlenen van een subsidie in de vorm van een lening. In de mandaatregeling is vastgelegd dat voor elke verleende subsidie in de vorm van een lening de portefeuillehouder Economie (in GS mandaat) moet tekenen voor het financieringsbesluit.
Via P&C, na elke AV, bij elke vaststelling van een jaarrekening (via Statenbrief), via actieve informatieplicht (conform deelnemingenbeleid) en op grond van het bepaalde in reglementen.
Attributie (extern) In de interne reglementen van HFO en de werkfondsen wordt vastgelegd wanneer de aandeelhouder van een werkfonds ( d.i. HFO) en de aandeelhouder (d.i. GS namens de provincie) en /of raad van commissarissen van HFO moeten instemmen met het verlenen van een subsidie in de vorm van een lening.
In de interne reglementen van HFO en de werkfondsen wordt vastgelegd wanneer de aandeelhouder van een werkfonds (HFO) en de aandeelhouder (d.i. GS namens de provincie) en /of de raad van commissarissen van HFO moeten instemmen met het verlenen van een subsidie in de vorm van een lening. Via P&C, na elke AV, bij elke vaststelling van een jaarrekening (via Statenbrief), via actieve informatieplicht (conform deelnemingenbeleid) en op grond van het bepaalde in reglementen.
Pagina 3/4
Bijlage IX: Vergelijking positie PS/GS in verschillende manieren van bevoegdheidsverdeling t.a.v. verstrekken van subsidies/leningen Vergelijkingspunten Aanspreekbaarheid van PS op activiteiten GS
Mandaat (Intern) GS is verantwoordelijk voor subsidieverlening. Daarbinnen is de portefeuillehouder verantwoordelijk voor het inhoudelijk domein waarbinnen de subsidie is verleend als eerste aanspreekbaar.
Mandaat (extern) GS is verantwoordelijk voor subsidieverlening. Daarbinnen is de portefeuillehouder die in GS-mandaat tekent voor besluiten als eerste aanspreekbaar. Daarnaast zal een van de GS-leden HFO in portefeuille krijgen. Zij/hij is aanspreekbaar op HFO en de werkfondsen. Het aandeelhouderschap is integraal onderdeel van de provinciale portefeuille van de gedeputeerde.1
Attributie (extern) De provincie is aandeelhouder van HFO. Eén van de GS-leden zal HFO en de werkfondsen in portefeuille krijgen. Zij/hij is aanspreekbaar op HFO en de werkfondsen. Het aandeelhouderschap is integraal onderdeel van de provinciale portefeuille van de gedeputeerde.1
Bezwaar en beroep
GS is verantwoordelijk voor bezwaar en beroep. GS kan bevoegdheid tot nemen besluit op bezwaar mandateren als het mandaat plaatsvindt aan een ander dan degene die in mandaat besluit in primo (subsidiebesluit) heeft genomen (artikel 10:3 lid 3 Awb). Bij een behandeling in beroep kan GS zich door een interne of externe gemachtigde laten vertegenwoordigen.
GS is verantwoordelijk voor bezwaar en beroep. Het is niet mogelijk om de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op bezwaar toe te kennen aan dezelfde nietondergeschikte die ook het besluit in primo (het subsidiebesluit) heeft genomen. Het is wel mogelijk om de besluitvorming in bezwaar in mandaat uit te besteden aan een andere niet-ondergeschikte of intern te mandateren. Bij een behandeling in beroep kan GS zich door een interne of externe gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Aangezien de bevoegdheid tot subsidieverlening is geattribueerd, zullen de werkfondsen verantwoordelijk zijn voor bezwaar & beroep. Dat maakt dan geen deel meer uit van de bestuursrechtelijke verantwoordelijkheid van de provincie.
1
Het is geen aparte benoeming met aparte verantwoordelijkheid, zoals bijvoorbeeld in een Gemeenschappelijke Regeling.
Pagina 4/4
BIJLAGE X: Beoordeling deelnemingenladder In het Statenvoorstel deelnemingenbeleid Overijssel (PS/2008/279) zijn een aantal richtlijnen opgenomen ten behoeve van het aangaan of behoud van een deelneming. Dit is gevat in onderstaand stroomschema. PS heeft toen aangegeven dat (de stappen uit) onderstaand stroomschema gehanteerd moet worden als leidraad voor de beoordeling.
GS heeft ten aanzien van deze stappen de volgende beoordeling gemaakt. Conformiteit deelnemingenbeleid De voorgestane holdingstructuur waarbij de provincie Overijssel 100% eigenaar wordt van de houdstermaatschappij en onderliggende werkfondsen, past binnen de kaders van het provinciale beleid betreffende deelnemingen (PS/2008/279). Deze afweging heeft plaatsgevonden op het totaal en niet slechts op de houdstermaatschappij daar het totaal passend dient te zijn en niet slechts de houdstermaatschappij dan wel de werkfondsen-BV’s. Afgezet tegen het afwegingskader:
is er sprake van een publiek belang. De houdstermaatschappij en onderliggende werkfondsen zijn dienend aan het publieke belang c.q. het provinciale doel de economische structuurversterking van Overijssel. De kaderstelling Regionaal Economisch Beleid (PS/2012/107) adresseert de uitgangspunten rondom onze inzet: onze middelen zetten we bij voorkeur in via leningen, garanties en participaties, in plaats van subsidies in de klassieke zin (zonder terugbetaling).
is betrokkenheid van andere partijen nodig/wenselijk. Er kan gezien doel en aard van de werkfondsen goed worden samengewerkt met andere marktpartijen. De activiteiten liggen dicht tegen de markt aan en zijn – relatief – risicovol.
Onafhankelijkheid en deskundigheid zijn vereist voor de afweging van businesscases; de provincie kan de activiteiten niet alleen uitvoeren.
vraagt het publiek belang om actieve betrokkenheid van de provincie. De activiteiten zijn mede ingegeven door een nieuwe (terughoudende) realiteit op de private financieringsmarkt. Investeringen van betekenend belang moeten kunnen worden opgeschaald. Gevoegd bij de kasstromen en annex de wetgeving rondom schatkistbankieren en houdbare overheidsfinanciën (wet HOF) zijn directe sturings- en beïnvloedingsmogelijkheden gewenst (directe betrokkenheid van de provincie bij de dagelijkse gang van zaken).
is een juridische entiteit met rechtspersoonlijkheid gewenst/noodzakelijk. Voor de activiteiten – inzet van middelen door leningen en participaties – moeten rechtshandelingen zelfstandig kunnen worden uitgeoefend, moet eigen vermogen worden aangehouden en eigendommen op naam worden gesteld. Daarnaast is de toekomstige heffing van vennootschapsbelasting in de afweging betrokken. Het huidige (vrijstelling) regime voor overheidsbedrijven lijkt met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid onhoudbaar.
heeft de privaatrechtelijke rechtsvorm de voorkeur. Het biedt de mogelijkheid om slagvaardig, efficient en professioneel – als markpartij – op te treden, mede ingegeven vanuit het perspectief dat er afspraken moeten worden gemaakt met private partijen over co-financiering en risicobeheersing. De markt zal er eerder vanuit gaan dat een investering in een project moet renderen. (Voor de dochtervennootschappen / werkfondsen is ook gekozen voor privaatrechtelijke rechtsvormen.)
is het wenselijk voor de mate van zeggenschap deel te nemen in risicodragend vermogen. Inherent is dat de provincie geld kan kwijtraken als de investeringen niet goed verlopen. In het publiek belang dat wordt gediend is dat erkend: de onderliggende activiteiten liggen dicht tegen de markt aan en zijn – relatief – risicovol.
Bijlage XII: Overzicht positie en informatievoorziening PS en GS t.a.v. belangrijke besluiten en documenten Provincie
Besluiten1
PS Strategie, prestaties en informatievoorziening Beleidsbrieven tbv opstellen Wensen en bedenkingen4 Strategisch Beleidsplan HFO BV en Werkfondsen BV’s (1x per 3 jaar) Strategisch beleidsplan HFO BV (1x 3 Voorafgaande goedkeuring jaar) Strategisch beleidsplan Werkfondsen Voorafgaande goedkeuring BV (1x 3 jaar) Beleidsbrief tbv opstellen jaarplan en Geinformeerd via Statenbrief –begroting HFO BV en Werkfondsen BV (jaarlijks, in september) Geconsolideerde Begroting + Geinformeerd via Begroting begroting HFO BV (verbonden partijen) Begroting Werkfondsen BV Geinformeerd via Begroting (verbonden partijen) Geconsolideerde jaarrekening + Geinformeerd via Statenbrief jaarrekening HFO BV Jaarrekening Werkfondsen BV Geinformeerd via Statenbrief Voortgangsrapportages Via monitor I +II (2x per jaar, naast jaarrekening) Maximaal investeringsvolume Actieve informatieplicht5 Uitkomst AV HFO BV Uitkomst AV Werkfondsen BV Regels6 Statuten Governancereglement
Vaststellen Via Statenbrief Via Statenbrief
Directiereglementen Werkfondsen
Wensen en bedenkingen Informatie over ingrijpende wijzigingen via Statenbrief (cf actieve informatieplicht)
Investeringsreglementen Verordening Werkfondsen
Vaststellen
GS3
Directeur HFO2
Fondsbeheerder
Vaststellen
Vaststellen Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Vaststellen
Vaststellen Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Vaststellen Voorafgaande goedkeuring Vaststellen monitor I + II
Vaststellen Vaststellen rapportages HFO BV
Informeren PS
Informeren AV HFO BV
Vaststellen Statenbrief Kennisnemen van verslag AV Werkfonds BV
Vaststellen verslag AV Werkfonds BV
Vaststellen Vaststellen Voorafgaande goedkeuring
Mogelijkheid tot indienen wijzigingsvoorstellen Vaststellen
Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Vaststellen rapportages Werkfondsen Informeren AV Werkfonds
Mogelijkheid tot indienen wijzigingsvoorstellen
1 Het overzicht is gebaseerd op besluiten en documenten die zijn vastgelegd in het governancereglement en beoogd zijn om nog vast te leggen in de directiereglementen die nog per Werkfonds BV (na oprichting) moeten worden vastgesteld. 2 De directeur HFO neemt ook besluiten als Algemene Vergadering van een Werkfonds BV. 3 Gedeputeerde Staten nemen ook besluiten als Algemene Vergadering van de HFO BV. 4 In de Provinciewet is deze procedure en terminologie vastgelegd. In ons Deelnemingenbeleid (PS/2008/279) is vastgelegd dat dit materieel betekent dat uw Staten wordt gevraagd om instemming. 5 In Statenvoorstel is opgenomen: Bijvoorbeeld als (om moverende redenen) op essentiële punten is afgeweken van de governance (voorstellen voor strategiewijzigingen, ingrijpende wijziging in de statuten, het governance-, directie- of investeringsreglement(en), omvangrijke wijzigingen in de structuur van de deelneming), er zich relevante economische of maatschappelijke/politieke ontwikkelingen en/of belangrijke bestuurlijke wijzigingen hebben voorgedaan 6 Het gaat hier om zowel vaststellen alsmede het wijzigen van de regels in onderstaande documenten.
Besluiten1 Benoemingen Directeur HFO BV Leden RvC HFO BV Fondsbeheerders Werkfondsen BV
Provincie PS
GS3
Via Statenbrief informeren Via Statenbrief informeren Via Statenbrief informeren
Benoemen Benoemen Voorafgaande goedkeuring + voordracht
Funding en Investeringen Besluit funding HFO BV door provincie (1x per jaar)
Fundingsbesluit Werkfondsen BV door HFO BV
Investeringen Investeringen die uitgaan boven budget voor Investeringen zoals opgenomen in begroting Werkfonds BV Investeringen die afwijken van Investeringsreglement Investeringen groter dan 15% van het maximale investeringsvolume Bezoldiging Provinciaal bezoldigingsbeleid Bezoldiging directeur HFO
Bezoldiging leden RvC
Bezoldiging fondsbeheerders
Bij verzoek om extra middelen in afwijking van maximaal investeringsvolume wordt begrotingswijziging voorgelegd ter vaststelling.
Vaststellen, op basis van geconsolideerde begroting. Als meer geld nodig dan begroot, extra fundingsbesluit. Voorstel tot verhoging maximaal investeringsvolume
Directeur HFO2
Fondsbeheerder
benoemen
Vaststellen, fundingsverzoek wordt ingediend per (en voorafgaand) aan elk definitief Investeringsbesluit Vaststellen Vaststellen
Voorafgaande goedkeuring wijziging Begroting Werkfonds BV
Voorafgaande goedkeuring
Voorafgaande goedkeuring wijziging Geconsolideerde begroting en Begroting Werkfonds BV Voorafgaande goedkeuring
Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Voorafgaande goedkeuring
Voorafgaande goedkeuring
Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Vaststellen Voorafgaande goedkeuring bij afwijking provinciaal bezoldigingsbeleid Voorafgaande goedkeuring bij afwijking provinciaal bezoldigingsbeleid Voorafgaande goedkeuring bij afwijking provinciaal bezoldigingsbeleid
Vaststellen
Vaststellen
Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Werkfondsen oprichten/opheffen
Wensen en bedenkingen
Voorafgaande goedkeuring
Vaststellen
Aandeelhoudersbesluiten Werkfondsen BV
Wensen en bedenkingen t.a.v. besluiten opgenomen in bijlage 1B directiereglement van een Werkfonds BV
Voorafgaande goedkeuring voor besluiten opgenomen in bijlage 1A directiereglement van een Werkfonds BV
Vaststellen
Statenvoorstel nr.
PS/2013/184
Verplaatsing Stork Hengelo Datum
GS-kenmerk
Inlichtingen bij
12 03 2013
2013/0064775
dhr. C J . Timmer, telefoon 038 499 87 77 e-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten Onderwerp Verplaatsing Stork Hengelo; 7 e wijziging van de Kerntakenbegroting 2013 Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2013/184 (bijgevoegd) II. Taxatierapport Troostwijk (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) III. Advies Lysias (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PSkenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) IV. Advies Bregman (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PSkenmerk en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) V. Budgettaire gevolgen 7e wijziging 2013 (bijgevoegd)
Samenvatting van het voorgestelde besluit Op 12 juli 2 0 1 2 hebben Provinciale Staten van Overijssel ingestemd met het beschikbaar stellen van middelen voor het realiseren van de Laan Hart van Zuid in Hengelo. Om de aanleg van de Laan mogelijk t e maken is het noodzakelijk dat het bedrijf Stork Thermeq (verder te noemen Stork) wordt verplaatst. De verplaatsing zal er toe leiden dat Stork een aantal activiteiten in Hengelo gaat concentreren en leidt er toe dat er ruimte komt voor een verdere uitbreiding van Siemens in Hengelo. Dit geeft een positieve impuls aan de werkgelegenheid in Twente. Bovendien wordt er langs het kanaal een bedrijventerrein geherstructureerd. Stork dient voor de verplaatsing schadeloos te worden gesteld. Voor het schadeloos stellen van Stork wordt gekozen voor een minnelijke schikking, waarbij de bijdrage van provincie Overijssel risicodragend beschikbaar wordt gesteld. Stork zal hiervoor een schadeloosstelling van C 2 1 , 1 miljoen ontvangen, na de bouw van een nieuw pand, wordt het pand overgedragen aan een Special Purpose Vehicle (SPV), beheerd door PPM Oost. Provinciale Staten wordt daarom gevraagd voor het programma Innovatiedrïehoek Twente (t.b.v. investeringsprestatie 9.0.9) een bedrag van C 2 1 , 1 miljoen beschikbaar te stellen vanuit de algemene reserve KvO en deze over te hevelen naar de bestemmingsreserve UKvO. Ook wordt Provinciale Staten gevraagd in te stemmen met de voorgestelde constructie en met de kaders voor de verantwoording door de SPV.
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
e
provincie
^verijssel
Inleiding en probleemstelling Op 12 juli 2012 zijn uw Staten akkoord gegaan met het door u gewijzigde Investeringsvoorstel Innovatiedriehoek Twente (Statenvoorstel nr. PS/2012/318). Met dit besluit heeft u ingestemd met het door ons laten uitwerken van de Special Purpose Vehicle ten bate van de financiering van de verplaatsing van Stork tot een maximaal bedrag van € 21,1 miljoen (inclusief risicoreservering). Met u is afgesproken de definitieve uitwerking in de begroting in het 4 e kwartaal van 2012 aan u voor te leggen. Bijgaand voorstel is een uitwerking van het door u genomen besluit. Het voorstel is later aangezien de uitwerking van de constructie meer tijd heeft gevraagd dan vooraf gepland. Dit is door de portefeuillehouder in december 2012 mondeling medegedeeld tijdens de commissievergadering. Op 12 juli 2012 heeft u ook besloten tot een bijdrage voor van de aanleg van de Laan Hart van Zuid. Voor deze aanleg is de verplaatsing van Stork noodzakelijk. Stork dient hiervoor schadeloos gesteld te worden. Dit kan via een onteigening of een minnelijke schikking. Onze voorkeur gaat uit naar een minnelijke schikking. Hiervoor is de SPV-variant uitgewerkt. Een SPV (Special Purpose Vehicle) is een vennootschap die slechts voor een enkele transactie wordt opgericht en gebruikt. Deze SPV waarbij met risicodragend overheidskapitaal de verplaatsing van Stork wordt gerealiseerd, leidt tot de laagste maatschappelijke kosten en heeft ook de sterke voorkeur van Stork. Via een schadeloosstelling in de vorm van een subsidie worden de middelen aan Stork beschikbaar gesteld, Stork realiseert de verplaatsing en zal na bouw en oplevering het pand overdragen aan de SPV. De SPV zal worden beheerd door PPM Oost. Wij vragen PS voor de verplaatsing van Stork Hengelo een bedrag van € 21,1 miljoen beschikbaar te stellen. Verder vragen wij PS akkoord te gaan met de constructie waarin de provincie door middel van een risicodragende financiering van de verplaatsing van Stork Thermeq faciliteert. Het project komt hiermee in de realisatiefase.
Overwegingen Het belang van de verplaatsing van Stork De door u goedgekeurde uitvoering van de Laan Hart van Zuid kan niet worden gerealiseerd zonder de verplaatsing van Stork. Het tracé voert dwars door een deel van de huidige fabriekspanden. Een alternatief tracé is niet mogelijk, Stork zal moeten worden verplaatst. Het projectbureau Hart van Zuid heeft samen met Stork verkend welke mogelijkheden en wensen er ten aanzien van de verplaatsing zijn. Gekozen is voor een variant waarbij Stork wordt verplaatst naar een bedrijventerrein op de Kanaalzone. Op de Kanaalzone kan Stork zich verder ontwikkelen en groeien. Binnen de diverse vestigingen van Stork is op dit ogenblik een heroriëntatie op gang gekomen waarbij er gestreefd wordt om het aantal vestigingen in Nederland te beperken en te komen tot concentratie in een beperkt aantal hub's. De nieuwe vestiging in de Kanaalzone wordt daarbij gezien als de locatie op het gebied van energietechnologie, mede in samenhang met de vestiging van Siemens in Hart van Zuid. Met deze concentratie zal het aantal arbeidsplaatsen toenemen van 300 tot 550. Door de verplaatsing ontstaat er ook ruimte voor de uitbreiding van de activiteiten van Siemens. Siemens heeft een deel van de opstallen van Stork nodig voor de concentratie van de Europese productie van gasturbines. Stork heeft niet de gehele ruimte in de Kanaalzone nodig. Er bestaat naast Stork nog de mogelijkheid voor vestiging van andere (watergebonden) bedrijvigheid, waarmee in de Kanaalzone potentieel ruimte is voor nog eens 450 arbeidsplaatsen. Wij constateren dan ook dat met de verplaatsing circa 10 ha verouderd bedrijfsterrein in de Kanaalzone geherstructureerd kan worden.
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
Is
Onteigenen of minnelijk schikken De verplaatsing van Stork kan op twee manieren worden gerealiseerd, door middel van onteigening of door middel van een minnelijke schikking. Onze voorkeur gaat uit naar een minnelijke schikking. Wij hebben hiervoor de volgende overwegingen: 1.
2.
Het beperken van de maatschappelijke kosten. a. Door minnelijk te schikken bestaat de kans dat de te betalen vergoeding lager wordt dan onder de door een rechter vast te stellen vergoeding. b. Door minnelijk te schikken kan de SPV-constructie worden uitgewerkt. Via de SPV zal op termijn een deel van provinciale investering, beschikbaar komen voor herinvestering. Het beperken van de doorlooptijd van de procedures. Er zit druk op de verplaatsing. Siemens heeft de vrijkomende panden van Stork per medio 2014 nodig. Dit houdt in dat Stork op dat moment de verplaatsing moet hebben afgerond.
Wij hebben Lysias over dit onderwerp om advies gevraagd (zie bijlage I I I , te raadplegen via SIS). Lysias trekt de volgende conclusie ten aanzien van de risicodragend financiering door de provincie: "Een financieringsbijdrage (participatie) van de provincie aan de verplaatsing van Stork, vormgegeven in een Projectvennootschap die het eigendom van de nieuwbouw op zich neemt, achten wij financieel verantwoord en passend bij een faciliterende rol van de provincie in de regionale ontwikkeling rond Hengelo. Daarvoor is een subsidie a fonds perdu van de provincie niet nodig. Een marktconforme rentevergoeding voor de provincie is binnen de huidige marktomstandigheden haalbaar."Het rapport van Lysias is via het SIS te raadplegen. Overwogen alternatieven voor de financiering Met de keuze voor minnelijke schikking zijn er diverse mogelijkheden voor financiering: Eenmalige schadeloosstelling aan Stork. Door het projectbureau is de mogelijkheid onderzocht om Stork in één keer schadeloos te stellen voor een nieuwe vestiging door middel van een afkoopsom op basis van het huidige afdracht door de werkmaatschappij aan de holding. Door het projectbureau is de hoogte van de afkoopsom begroot op € 20 miljoen. Stork wil niet meewerken aan deze oplossing, omdat zij, gegeven de afspraken met de aandeelhouders en de banken, geen vastgoed op hun balans willen hebben. Dit is dan ook geen reële optie. Private belegger. Door het projectbureau is onderzocht in hoeverre de propositie aantrekkelijk is voor een private belegger. Deze constructie is bijvoorbeeld gekozen voor de nieuwbouw van het kantoorpand van Siemens in Hengelo. De conclusie van het projectbureau is dat, zelfs met een bijdrage van de provincie Overijssel, het geen aantrekkelijke businesscase is voor een private belegger. Dit wordt veroorzaakt door de lange looptijd van het contract, het type bedrijfspand en het relatief lage rendement. SPV. Door het projectbureau Hart van Zuid is onderzocht op welke wijze tegemoet kan worden gekomen de wensen van de verschillende betrokken partijen. Door het projectbureau Hart van Zuid is in opdracht van de samenwerkende partijen in Hart van Zuid een externe deskundige om advies gevraagd. Dit advies (bijlage IV, te raadplegen via SIS) is opgesteld door prof. Dr. Ir. Bregman. De heer Bregman is deeltijd hoogleraar aan de UvA, verbonden aan het Instituut voor Bouwrecht, maar heeft dit stuk op persoonlijke titel opgesteld. In het voorstel beschrijft Bregman verschillende modellen waar langs naar zijn mening kan worden voldaan aan alle belangen van de betrokken. Dit heeft geresulteerd in een voorkeursvariant, waarbij Stork een schadeloosstelling krijgt voor de verplaatsing, opdracht geeft voor de bouw en na realisatie het pand overdraagt aan de SPV, onder het gelijktijdig afsluiten van een huurovereenkomst met Stork voor en periode van 25 jaar. De voorgestelde oplossing is door de accountant van Stork getoetst op conformiteit met IFRS regelgeving. De oplossingsrichting is ook getoetst door de juristen van de provincie en PPM Oost deze wijzen op een mogelijk risico ten aanzien van de aanbesteding van de bouw. In de risicoparagraaf wordt hier nader op ingegaan.
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
De provinciale bijdrage (€ 21,1 min) wordt in één keer vanuit de programmamiddelen voor de Innovatiedriehoek Twente als een schadelloosstelling beschikbaar gesteld en wordt dus ineens vanuit de bestemmingsreserve UKvO beschikbaar gesteld. De facto wordt via de aandelen in de SPV-constructie bij PPM-Oost daarna wel degelijk weer een waarde opgebouwd. Het totaal zal pas bij de liquidatie van de SPV bekend zijn. De provincie beslist dan over de vrijvallende middelen. Dit kan betekenen dat dan een deel terugvloeit naar de provincie. De structuur van de SPV PPM Oost zal de SPV oprichten. De SPV heeft enkel de risicodragende financiering van de verplaatsing van Stork tot doel en heeft een looptijd van 25 jaar. De vergoeding van de kosten van de verplaatsing van Stork bedraagt in totaal € 36,7 miljoen. Waarvan € 31,3 in de SPV wordt ondergebracht. Dit bedrag wordt als volgt gedekt: Bron Schadeloosstelling provincie Overijssel Erfpacht gemeenten Hengelo Subsidie vanuit de GREX Hart van Zuid aan de SPV Eenmalige bijdrage vanuit de GREX Hart van Zuid aanjStork _ _
€ 21,100 € 5,200 € 5,000 € 5,375
Bedrag miljoen miljoen miljoen miljoen „™™_
In de voorwaarden voor de schadeloosstelling wordt opgenomen dat een nieuwe te bouwen pand wordt overgedragen aan de SPV. Naar verwachting zal dit 4 tot 6 maanden na de oplevering plaats vinden. Vanaf dat moment, naar verwachting in februari 2015, gaat een huurcontract tussen de SPV en de Stork Holding in, de moedermaatschappij van Stork Hengelo. De Holding zal tijdens de looptijd van het contract ook garant staan voor de financiële verplichtingen. In het huurcontract worden naast de standaard afspraken, afspraken gemaakt over een aantal bijzondere rechten en plichten voor Stork. - Stork heeft het recht van koop na afloop van het huurcontract (25 jaar). - Bij het tussentijds beëindigen van de bedrijfsactiviteiten dient Stork Holding de SPV schadeloos te stellen. De SPV zal in dat geval geliquideerd worden. De resterende . middelen vervallen naar rato aan de provincie Overijssel en de gemeente Hengelo. - Stork is verantwoordelijk voor alle kosten voor onderhoud (zowel intern, als extern) en alle kosten verbonden aan uitbouw en aanpassingen aan het gebouw. Door dit contract wordt een belangrijk deel van de risico's voor de SPV afgedekt. In de bijlagen is een risicoanalyse van de SPV opgenomen. De SPV ontvangt een huurvergoeding van STORK, ter grootte van € 1,4 miljoen. Hierdoor ontstaat na betaling van erfpachtcanon (€ 0,3 min.), de beheervergoeding en de belastingen (€ 0,42 min.) een resultaat van jaarlijks € 780.000,Het resultaat van de vastgoedexploitatie kan ten gunste worden aangewend voor het opbouwen van een risicovoorziening voor de SPV en het naar rato terugbetaling aan de provincie en de gemeente. Met PPM Oost is afgesproken dat de SPV een reserve groot € 2,4 miljoen op zal bouwen, voor het afdekken van onvoorziene risico's. Het resterende bedrag (€ 0,8 miljoen) wordt toegevoegd aan de reserves van de SPV. Met PPM Oost is afgesproken dat de SPV een reserve groot € 2,4 miljoen op zal bouwen, voor het afdekken van onvoorziene risico's. Na 25 jaar wordt het pand verkocht, wordt de SPV geliquideerd en vloeit het eventueel resterende bedrag terug naar de provincie Overijssel en de gemeente Hengelo naar rato van inbreng. Het projectbureau Hart van Zuid schat de restwaarde op maximaal € 15 miljoen. De feitelijke opbrengst is echter nu niet in te schatten. Een en ander is sterk afhankelijk van de economische situatie op dat moment. De door het projectbureau Hart van Zuid geschatte opbrengst is daarom theoretisch. Over het aanwenden van het positieve resultaat van de vastgoedexploitatie wordt u na 2017 via een brief geïnformeerd.
4
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
De bijdrage van de gemeente Hengelo De gemeente Hengelo is inmiddels eigenaar van de grond en geeft deze grond in erfpacht uit. De canon is conform de door de gemeenteraad vastgestelde regeling en bedraagt 5,75%. De canon wordt betaald vanuit de SPV, met de gemeente Hengelo is afgesproken dat de verplichting tot het betalen van de canon komt te vervallen als Stork onverhoopt niet meer aan de verplichtingen kan voldoen. Daarnaast wordt vanuit de grondexploitatie in totaal ruim € 10 miljoen bijgedragen. Dit wordt gedaan in de vorm van: • Een subsidie van € 5 miljoen aan de SPV. De subsidie heeft een looptijd van 25 jaar en is conform de provinciale voorwaarden • Een vergoeding van € 5,375 miljoen aan Stork ter compensatie van de kosten van de verhuizing (transport en stilstand productie). De positie van Stork Internationale boekhoudregels (IFRS) en de eisen van de banken en de aandeelhouder, maken dat Stork dit gebouw niet op de balans wil hebben. Overigens is dit een beeld dat ook bij andere internationaal opererende bedrijven zichtbaar is. • De aandeelhouder wenst geen balansverlenging (het opnemen van vastgoed op de balans doet dat) aangezien daardoor de solvabiliteit nadelig wordt beinvloed (deze wordt lager). Een lagere solvabiliteit heeft weer een negatief effect op de LTV (loan to value) van Stork en dat is weer een van de criteria waarop de banken Stork beoordelen. • Stork heeft een bankconvenant gesloten en die sluit investeringen en het aangaan van leningen uit. • Stork rapporteert onder IFRS en de IFRS regels zijn strikt voor wat betreft de kwalificatie 'on balance/ off balance' met betrekking tot de huurcontracten. De voorliggende structuur past binnen de verslaggevingsvoorschriftten. De huidige locatie van Stork Hengelo is weliswaar verouderd, maar voldoet, volgens Stork, nog voor de huidige productie en bedrijfsomvang. Stork geeft aan met beperkte investeringen het pand voor de komende jaren operationeel te kunnen houden. Het pand is door Stork volledig afgeschreven. De werkmaatschappij betaalt op dit moment geen huur aan de holding. Wel vindt er een vergoeding aan de holding plaats via een extra dividend. Aan de bedrijfshuisvesting zijn voor Stork dus geen kosten, anders dan de exploitatiekosten verbonden. In de voorgestelde constructie gaat Stork huur betalen. Deze huur kan ten opzichte van de huidige situatie worden beschouwd als investering door Stork. Rol PPM Oost PPM Oost zal de SPV oprichten en beheren. Met PPM Oost wordt op dit moment gesproken over het herinrichten van de structuur in relatie tot het nog op te richten Innovatiefonds. De exacte ophanging van de SPV is hier mede van afhankelijk. De uitwerking van deze structuur en de precieze ophanging van het Innovatiefonds binnen PPM Oost worden op korte termijn aan uw Staten voorgelegd. Via een overeenkomst tussen de provincie Overijssel en PPM Oost worden afspraken gemaakt over aansturing en verantwoording. Hiervoor stellen wij de volgende kaders voor: Rapportage via de aandeelhouderslijn. De provincie beslist over de besteding van het overschot op de balans. Na afwikkeling van de SPV beslist de provincie Overijssel over de besteding van de vrijvallende middelen. De door ons voorgestelde constructie moet nog worden goedgekeurd door directie, Raad van Commissarissen en aandeelhouders van PPM Oost. Constructies zoals de SPV zijn niet nieuw voor PPM Oost. Naast het hoofdfonds, van waaruit de reguliere participaties worden gefinancierd, zijn er deelfondsen voor specifieke doelen. Voorbeelden hiervan zijn
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
Innovatiefonds Oost-Nederland (EFRO-middelen) en Gelderland voor Innovaties (middelen van de provincie Gelderland). Het Overijssels Innovatiefonds zal op een vergelijkbare wijze worden gekoppeld aan PPM Oost en ook het Rijk heeft een innovatiefonds op deze wijze aan PPM Oost verbonden. PPM Oost treedt hier steeds op als beheerder, namens één van de aandeelhouders. De constructies worden zo ingericht dat de risico's, lasten en baten steeds voor rekening van de opdrachtgever zijn. Door de gekozen constructie van de SPV zijn er geen aanvullende risico's voor de provincie Overijssel. In de SPV wordt huur ontvangen. Voor de besteding van deze baten zijn 2 opties: 1. Terugvloeien naar de begroting van de provincie (ca. € 0,8 miljoen per jaar) 2. Storten in het Innovatiefonds PPM Oost geeft aan een sterke voorkeur voor optie 2 te hebben. Wij stellen voor nu nog geen keuze te maken. Immers de eerste 3 jaar wordt een reserve opgebouwd en pas in 2017 kunnen er middelen vanuit de SPV worden vrijgemaakt. Wij stellen voor de keuze aan een volgend college, in overleg met uw Staten, te laten maken. Hiertoe hebben wij een bestuurlijke mijlpaal geformuleerd. Risico's: Staatssteun en aanbesteding Er is sprake van staatssteun, de vraag is of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun. De gemeente Hengelo, PPM Oost en wij hebben deze vraag aan verschillende partijen (Lysias, Troostwijk) voorgelegd. Taxateur Troostwijk heeft onderzocht of de voorgestelde constructie marktconform is (bijlage I I , te raadplegen via SIS). Conclusie van deze onderzoeken is, dat de gekozen oplossing past binnen de staatssteunkaders en er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun. De bouw van het nieuwe pand van Stork wordt gefinancierd met behulp van middelen afkomstig van de overheid. De vraag is dus of de bouw aanbesteed moet worden. Wij gaan hierbij uit van het advies van de heer Bregman. Hij stelt dat er geen aanbesteding noodzakelijk is. Als partner in de PPS Hart van Zuid stelt van Wijnen dat het mede de risico's van de gebiedsontwikkeling loopt en daarom het pand wil bouwen. In de onderliggende overeenkomst van de PPS verplicht de gemeente zich alles in het werk te stellen om dit mogelijk te maken. De door Bregman voorgestelde constructie past hier in. De betrokken partijen hebben wel geëist dat de bouwkosten worden getoetst op marktconformiteit. Hiertoe zal een onafhankelijke expertise worden uitgevoerd. Mocht uit de expertise blijken dat dit niet het geval is, dan zal de aanneemsom hierop worden bijgesteld. Het voornemen tot het aangaan van zowel een erfpachtovereenkomst, als het voornemen van Stork om de eventuele nieuwbouw aan Van Wijnen te gunnen zal conform Europese formats vrijwillig worden gepubliceerd. Op dat moment lopen Stork en van Wijnen het risico dat andere partijen bezwaar kunnen maken tegen de gang van zaken. Voor het starten van een dergelijke gerechtelijke procedure gelden strikte termijnen. Partijen moeten binnen een vastgestelde periode de gerechtelijke procedure starten. Een gerechtelijke procedure heeft mogelijk tot gevolg dat het bouwproces wordt vertraagd en eventueel stil gelegd en dat de opdrachtgever wordt gesommeerd alsnog een aanbestedingsprocedure te volgen, met een vertraging van de verplaatsing tot gevolg en een mogelijke financiële schade voor van Wijnen en Stork. Deze hebben verklaard dat de financiële schade als gevolg van een rechterlijke uitspraak dat toch Europees moet worden aanbesteed, niet verhaald zal worden op provincie en gemeente. Een niet in te schatten risico is de kans of de provincie na verloop van deze periode door derden aansprakelijk zal worden gesteld voor geleden schade als gevolg van de gevolgde procedure, inclusief een mogelijke boete van de NMA. Ten aanzien van deze risico's hebben wij een drietal alternatieven overwogen: 1. De SPV via de provincie
Statenvoorstel nr. PS/2013/184 f.
2. Een bijdrage in eens aan de gemeente Hengelo 3. Het eisen van een aanbestedingsprocedure Wij hebben gekozen voor alternatief 1, het risicoprofiel van deze oplossing is voonde provincie Overijssel hoger. Daar staat tegen over dat de opbrengsten uit de SPV ook terugvj|eien naar de provincie. In de constructie is een aantal beheersmaatregelen getroffen. 1.
Er wordt gekozen voor vrijwillige publicatie'^i'afpwweyje^c^merrferrjl van en erfpachtovereenkomst tussen gemeente Hengelo erT!>Wrt?T£ tot het gunnen van een eventuele bouwopdracht voor een nieuwe fabriek j aan Van Wijnen. 2. Van Stork en van Wijnen wordt gevraagd een verklaring af te geven dat eventuele financiële gevolgen volgend uit juridische procedures ten aanzien van de gevolgde aanbestedingprocedure niet zullen worden verhaald op provincie en gemeente.. 3. In de SPV wordt een risicoreserve opgebouwd, deze is bedoeld door het afdekken van financiële risico's.
Wij zijn van mening dat er hiermee voldoende beheersmaatregelen worden genomen. Wij willen u er wel op wijzen dat eventuele onvoorziene risico's, buiten de SPV, ten laste van het weerstandsvermogen gebracht worden. Wet HOF Daadwerkelijke inwerkingtreding van de wet HOF en het Schatkistbankieren heeft gevolgen voor het investeringsprogramma KvO. Dit kan zich uiten in de omvang en het tempo van het programma en daarmee mogelijk ook voor dit investeringsvoorstel. Voortgang en informeren van PS: bestuurlijke mijlpalen Ook na het beschikbaar stellen van het uitvoeringskrediet (bestemmingsreserve) zullen wij zorgvuldig rapporteren over de voortgang van het programma. Hiervoor voorzien wij de volgende bestuurlijke mijlpalen: Over de projecten in de realisatiefase zal de rapportage over voortgang plaatsvinden via de gewone P&C cyclus, o.a. via de monitor. In 2017 wordt u via een brief geïnformeerd over de voorgestelde aanwending van de baten in de SPV.
Conclusie Op 12 juli 2012 gingen uw Staten akkoord met het geamendeerde investeringsvoorstel Innovatiedriehoek Twente. Hiermee besloot u middelen beschikbaar te stellen voor de realisatie van de Laan Hart van Zuid. Voor de aanleg van de Laan is het noodzakelijk dat Stork Hengelo wordt verplaatst. Met de verplaatsing zal Stork een aantal activiteiten in Hengelo gaan concentreren en wordt ruimte geboden aan Siemens om uit te breiden. De verplaatsing levert daarmee een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Twente. Alles afwegende is een risicodragende financiering van een deel van de verplaatsingskosten voor alle betrokken partijen de meest voordelige. Door een SPV onder te brengen bij PPM Oost wordt er geen nieuwe deelneming gestart en houdt de provincie zicht op het functioneren van de SPV. Via een een overeenkomst tussen de provincie en PPM Oost worden de voorwaarden over verantwoording en de aanwending van het vermogen vastgelegd.
Voorstel Gelet op het voorgaande stellen wij u voor het besluit te nemen, als in concept in bijlage I verwoord. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
secretaris,
/ r ***^* i i
Statenvoorstel nr. PS/2013/184
15
Bijlage I
Ontwerpbesluit
nr.
PS/2013/184
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 12 maart 2013 - kenmerk 2013/0064775 overwegende dat: - de verplaatsing van Stork Hengelo noodzakelijk is voor de realisatie van de Laan Hart van Zuid; - de verplaatsing van Stork Hengelo een impuls geeft aan de werkgelegenheid in Twente; - de verplaatsing bijdraagt aan het realiseren van de provinciale herstructureringsopgave; - de financiering van de verplaatsing van Stork Hengelo via een Special Purpose Vehicle leidt tot de laagste maatschappelijke kosten. besluiten: 1. voor het programma Innovatiedriehoek Twente (t.b.v. investeringsprestatie 9.0.9) een bedrag van € 21,1 miljoen voor de verplaatsing van Stork Hengelo vanuit de reserve Kracht van Overijssel naar de bestemmingsreserve Uitvoering Kracht van Overijssel over te hevelen, conform bijgevoegde begrotingswijziging; 2. in te stemmen met het beschikbaar stellen van 21,1 min. aan Stork onder de voorwaarde dat na realisatie van de nieuwbouw het vastgoed zal worden overgedragen aan de SPV, onder het gelijktijdig aangaan van een huurovereenkomst oor een termijn van 25 jaar; 3. in te stemmen met de kaders voor de verantwoording van de SPV door PPM Oost te weten: - rapportage via de aandeelhouderslijn; - de provincie beslist over de besteding van de overschot op de balans; - na afwikkeling van de SPV beslist de provincie Overijssel over de besteding van de vrijvallende middelen. 4. in te stemmen met de volgende bestuurlijke mijlpalen: - over de projecten in de realisatiefase zal de rapportage over voortgang plaatsvinden via de gewone P&C cyclus, o.a. via de monitor; - in 2017 wordt u via een brief geïnformeerd over de voorgestelde aanwending van de reserves in de SPV.
Zwolle,
Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
g
Statenvoorstel nr.
Bijlage II bij Statenvoorstel nr. PS/2013/184
RAPPORT INZAKE DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN BIJ DE BEDRIJFSVERPLAATSING VAN STORK THERMEQ B.V. VAN LANGELERMAATWEG 12, 7533 JD HENGELO NAAR EEN TERREIN AAN DE KANAALZONE TE HENGELO
RAPPORT INZAKE DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN BIJ DE BEDRIJFSVERPLAATSING VAN STORK THERMEQ B.V. VAN LANGELERMAATWEG 12, 7533 JD HENGELO NAAR EEN TERREIN AAN DE KANAALZONE TE HENGELO
OPDRACHTGEVER Gemeente Hengelo Burgemeester en wethouders Stadsontwikkelingsbedrijf De heer ir. G.W. Locher Postbus 18 7550 AA Hengelo
OPDRACHTNEMER Troostwijk Taxaties B.V. Anderlechtlaan 181 Postbus 9924 1006 AP Amsterdam
RAPPORTNUMMER
:
V13-197205.005
D.D.
:
18 februari 2013
© 2012 Troostwijk Taxaties B.V., Amsterdam, Rel.: 00214794/mp-mms
Essentialia Soort object
: fabriekscomplex
Adres Postcode Plaats Kadastrale aanduiding Perceelgrootte
: : : : :
Zakelijk recht Bruto vloeroppervlak
: eigendom : 17.518 m²
Bijzonderheden
: de schadeloosstelling heeft betrekking op een groter gebied dan het gedeelte dat verkregen zal worden ten behoeve van het aanleggen van de laan Hart van Zuid
Langelermaatweg 12 7533 JD Hengelo gemeente Hengelo (O) D 14953 en 14292 7 ha 74 are 63 ca - 6 are 22 ca; het te vervreemden deel beslaat 37.899 m²
Schadeloosstelling conform de Onteigeningswet
: € 27.330.000,-- + PM
Compensatie
: € 27.360.000,--
Doel van de taxatie
: bepalen of de voorgestelde compensatieregeling leidt tot staatssteun conform de richtlijnen van de Europese commissie
Conclusie
: de voorgestelde compensatieregeling omvat een pakket maatregelen met een waarde die gelijk is aan de schadeloosstelling die verkregen zou zijn in geval tot (minnelijke) onteigening over zou zijn gegaan. Derhalve is er geen sprake van staatssteun.
Taxatiedatum
: 18 februari 2013
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
Inhoudsopgave
01.0
Waardebepaling
1
02.0
Doel van de taxatie
2
03.0
Methode van aanpak
3
04.0
Schadeloosstelling volgens de Onteigeningswet 04.1 Betrokken objecten 04.2 Overwegingen en uitgangspunten bij de schadeloosstellingsraming 04.3 Vermogensschade 04.4 Inkomensschade 04.5 Bijkomende schade 04.6 Schadeloosstelling in conclusie
3 3 6 7 8 9 9
05.0
Waarde van de compensatie 05.1 Bijdrage van de overheid 05.2 Het industriecomplex Algemeen 11 Het registergoed 11 Samenstelling/indeling en oppervlakte 11 Omschrijving van het object 12 05.3 Definitie 05.4 Verschillende uitgangspunten bij het bepalen van de marktwaarde 05.5 Methode 05.6 Disconteringsvoeten, methodologie Disconteringsvoet (standaard huurcontract) 14 Disconteringsvoet (lang contract) en (verhuurde staat) 15 05.7 Marktwaarde (standaard huurcontract) 05.8 Restwaarde (standaard huurcontract) 05.9 Disconteringsvoet bij langdurige verhuur Marktwaarde (lang contract) 18 Disconteringsvoet (irr) 18 05.10 Marktwaarde met als uitgangspunt in verhuurde staat 05.11 Waarde van de compensatie
10 10 11
06.0
Vergelijking en conclusie
21
07.0
Algemene uitgangspunten
22
Bijlagen
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
12 13 14 14 15 17 18 19 20
01.0 Waardebepaling Ondergetekenden, drs. V.C.A.M. Schmutzer MBA, Taxateur van bedrijfsbelangen, alsmede R. den Hartog, Register-Taxateur van onroerende zaken, en F.M. van Wulften, Register Makelaar en Taxateur Machinerieën namens Troostwijk Taxaties B.V., als zodanig aangewezen door de gemeente Hengelo, teneinde te bepalen of er sprake is van staatssteun bij uitvoering van de plannen tot de bedrijfsverplaatsing van Stork Thermeq B.V. Langelermaatweg 12 7533 JD Hengelo verklaren, dat zij na bezichtiging en inspectie op 27 maart 2012 op basis van de in dit rapport omschreven uitgangspunten en omstandigheden hebben gewaardeerd: de schadeloosstelling in geval van onteigening, per heden, op een bedrag van: € 27.330.000,-- + PM alsmede: de contante waarde van de voorgestelde compensatieregeling, per heden, op een bedrag van: € 27.360.000,-Overeenkomstig concluderen wij dat er geen sprake is van staatssteun volgens de geldende regels van de Europese Unie. Aldus gedaan, te goeder trouw, naar beste kennis en wetenschap. Amsterdam, 18 februari 2013
drs. V.C.A.M. Schmutzer MBA Taxateur van bedrijfsbelangen
R. den Hartog RT Register-Taxateur o.z.
F.M. van Wulften RMT Register makelaar en taxateur machinerieën V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
1
02.0 Doel van de taxatie In het plangebied Hart van Zuid is de gemeente Hengelo voornemens een weg te realiseren die het stationsgebied zal verbinden met de snelweg en die als ontsluiting zal fungeren van de zuidelijke stadsuitbreiding. De nieuwe laan is geprojecteerd deels over een terrein met opstallen in eigendom van Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. Ter realisatie van het project zal Stork Thermeq B.V. (verder te noemen Thermeq) dienen te verhuizen naar een nieuwe locatie. Thermeq en Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. zijn beide volle dochters van Stork B.V. (verder te noemen Stork). Voorgesteld wordt Thermeq te verplaatsen naar een terrein gelegen in de kanaalzone. Aan Stork wordt een compensatie geboden deels in de vorm van liquiditeiten en deels door Thermeq huisvesting te bieden tegen gunstige voorwaarden. Dit laatste zal worden gerealiseerd door het nieuwe industriële complex in te brengen in een Special Purpose Vehicle (SPV). De SPV zal het complex verhuren aan Thermeq voor een periode van 25 jaar tegen een vaste huur van € 1.400.000,-. Thermeq zal verantwoordelijk zijn voor het voldoen van alle lasten waaronder de zakelijke lasten en belastingen en alle onderhoud en eventueel noodzakelijke vervangingen. Er is sprake van een triple net huur. De taxatie heeft tot doel te bepalen of de gekozen constructie marktconform is en niet leidt tot staatssteun in de zin van de regels van de Europese Unie.
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
2
03.0 Methode van aanpak Er is geen sprake van staatssteun indien de overheid tot onteigening zou kunnen overgaan, waarbij de schadeloosstelling die de verkoper in geval van onteigening zou ontvangen hoger of gelijk is aan het bedrag van de compensatie. Omdat er sprake is van de realisatie van een bestemmingsplan, gaan wij ervan uit dat aan de eerste voorwaarde voldaan is. Getaxeerd zijn: 1. De hoogte van de schadeloosstelling die aan Stork zou zijn toegekomen indien tot onteigening zou zijn overgegaan. De schadeloosstelling is getaxeerd conform de Onteigeningswet en jurisprudentie. 2. De waarde van de compensatie die door gemeente en provincie aan Stork wordt geleverd. Het voordeel van de lagere toekomstige huisvestingskosten voortkomende uit een vaste triple net huur is bepaald door het verschil te berekenen tussen de door de overheid vergoede investeringssom en de marktwaarde van de onroerende zaak waarbij rekening is gehouden met de huurinkomsten voortkomende uit het voorgenomen huurcontract. Voor het beantwoorden van de vraag of er sprake is van staatssteun zijn de uitkomsten van bovenstaande taxaties met elkaar vergeleken.
04.0 Schadeloosstelling volgens de Onteigeningswet Voor de realisatie van het bestemmingsplan Hart van Zuid zal de gemeente Hengelo de gronden moeten verwerven gelegen aan de Langelermaatweg 12 te Hengelo. Deze gronden zijn eigendom van Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. en in gebruik bij Thermeq. Beide ondernemingen vormen onderdeel van het concern Stork B.V. In geval de gemeente de gronden verwerft door middel van (minnelijke) onteigening, leiden Stork en haar dochterbedrijven aanzienlijke schade. Berekend is de schadeloosstelling overeenkomend met de regels zoals die door de Onteigeningswet en jurisprudentie worden gesteld; dat wil zeggen een volledige vergoeding van de schade zowel naar vermogen als inkomen. 04.1 Betrokken objecten
Bij de berekening van de schadeloosstelling is uitgegaan van een (minnelijke) onteigening van de volgende onroerende zaak: het complex in gebruik als fabriek, bestaande uit diverse opstallen, onder meer een productiehal met kantoorruimten, een opslaghal, werkplaatsen en buitenterrein. Plaatselijk bekend als: Langelermaatweg 12, Hengelo Volgens informatie verstrekt door de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers in Nederland, wordt het object als volgt kadastraal aangeduid: Gemeente Hengelo (O) Hengelo (O)
Sectie
Nummer
D D
Waarvan over te dragen
14953 14292
Grootte
Omschrijving
07 ha 84 a 63 ca 00 ha 06 a 22 ca
Bedrijvigheid (kantoor) erf - tuin Bedrijvigheid (kantoor)
03 ha 78 a 99 ca
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
3
Uit de door het kadaster verstrekte gegevens blijkt dat bovenstaande kadastrale objecten het eigendom zijn van: Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. De te verwerven zaak maakt onderdeel uit van een industrieel complex, eigendom van Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. Thermeq heeft een belangrijk deel van het terrein en opstallen in gebruik die door haar gehuurd worden van Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. Beide vennootschappen zijn onderdeel van dezelfde groep. De bij Thermeq in gebruik zijnde opstallen, die overgedragen dienen te worden, bestaan uit: Omschrijving
Bruto oppervlak
Opslag (nr. 16) 1 bouwlaag Werkplaats (nr. 50) excl. hoogbouw Trafogebouw (nr. 18) Opslag (nr. 15)
12.450 m² 74 m² 1.191 m²
Totaal
13.715 m²
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
4
De bij Thermeq in gebruik zijnde opstallen die niet zullen worden overgedragen en die vrij zullen komen voor verkoop of verhuur bestaan uit: Omschrijving
Bruto oppervlak
Werkplaats (nr. 50 hoogbouw) Waterbassin (nr. 22)
4.460 m² 490 m2
Totaal
4.950 m²
Omschrijving
Bruto oppervlak
Kantoorgebouwen (nr. 3-4) begane grond, 1e- 4e verd. Kantoorgebouwen (nr. 3-4) kelder
5.535 m² 1.224 m2
Totaal
6.759 m²
Bij derden in gebruik zijnde opstallen die zullen worden overgedragen: Omschrijving
Bruto oppervlak
Kantoor (nr. 49) Opslag (nr. 20) 1 bouwlaag Werkplaatsen (nr. 21 H, I, J, A1, A2) één bouwlaag
650 m² 711 m2 2.442 m2
Totaal
3.803 m²
Totaal over te dragen bruto vloeroppervlak 17.518 m².
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
5
04.2 Overwegingen en uitgangspunten bij de schadeloosstellingsraming
- Stork geniet aftrek van voorbelasting (btw). De opstelling is daarom exclusief btw, per waarde-/prijspeildatum maart 2012. - Bij de berekening van de schadeloosstelling is gehandeld conform de regels zoals geldend in het geval van onteigening, met andere woorden: volledige schadeloosstelling zowel naar vermogen als naar inkomen. - Het te onteigenen object is in gebruik bij de eigenaar. Voor het bepalen van de werkelijke waarde is uitgegaan van de marktwaarde bij gelijkblijvende bestemming en gebruik. Zij is berekend via de kostenbenadering en valt daarmee samen met de actuele waarde (vervangingswaarde). - Bij de waardering van de huidige locatie zijn de bodemsaneringskosten gesteld op nihil, omdat geen sprake is van een saneringsurgentie/saneringsbevel. De achterliggende periode leert, dat saneringsinzichten en -technieken met het voortschrijden van de tijd evolueren en saneringskosten aanmerkelijk dalen. Taxateurs zijn geen onderzoeken bekend op grond van welke sanering nodig zou zijn. Mocht alsnog blijken dat er sprake is van bodemverontreiniging, is er door de gewenste herontwikkeling sprake van een “uitgelokte” schadecomponent, welke in de regel niet voor rekening van de onteigende dient te komen. - Bij berekening van de schadeloosstelling is ervan uitgegaan dat het overblijvende aan de markt voor verkoop of verhuur zal worden aangeboden. Hiertoe zullen de gevels en infrastructuur moeten worden aangeheeld. De kosten die hiervoor gemaakt moeten worden komen voor integrale vergoeding in aanmerking. - De minderwaarde van het overblijvende onroerend goed is opgenomen als post in de vermogensschade. Zij is berekend als het verschil tussen de actuele waarde (vervangingswaarde) en de marktwaarde. - Er is sprake van een levensvatbare onderneming. Over de afgelopen drie jaar is gemiddeld een EBITDAR gerealiseerd van circa € 7,5 miljoen. Het bedrijf beschikt over een evenwichtige productportfolio die uitzicht biedt op een continuering van de winstgevendheid in de toekomst. Een redelijk handelend ondernemer zal indien hij de beschikking heeft over de nodige financiering, bereid zijn om de investering te plegen in nieuwe huisvesting zoals begroot. Overeenkomstig zijn wij ervan uitgegaan dat Thermeq zal worden verplaatst naar een vervangende locatie, gelegen in de kanaalzone aan de Wethouder Kampstraat te Hengelo. - Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. en Stork Thermeq B.V. zijn beide volledig eigendom van Stork B.V. zodat er feitelijk sprake is van een eigenaar/gebruiker. Overeenkomstig is voor het bepalen van de inkomensschade uitgegaan van een factor 10. - Bij de opstelling is de eventuele belastingschade opgenomen als PM post.
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
6
04.3 Vermogensschade
De vermogensschade is berekend op grond van de werkelijke waarde. In overeenstemming met de situatie, een incourante onroerende zaak in gecontinueerd gebruik, is deze bepaald middels een kostenbenadering en gelijkgesteld aan de actuele waarde (vervangingswaarde). Gewaardeerd is het gehele vermogen waarover Thermeq thans kan beschikken en dat verlaten wordt vanwege de gedwongen verhuizing. Dit vermogen omvat de door Thermeq gebruikte gebouwen, terreinen, infrastructuur, niet-verhuisbare technische installaties en drie productiemachines die niet zullen worden verhuisd. Tot de technische installaties behoren de bovenloopkranen en de perslucht- en gasinstallaties. Het bassin is meegenomen omdat deze thans dienst doet als waterreservoir voor de productie en na verhuizing geen emplooi meer zal hebben. Op de vermogensschade is de marktwaarde vrij van huur en gebruik in mindering gebracht van de delen die na de onteigening overblijven. De vermogensschade is vermeerderd met de waarde van de gebouwen die verhuurd zijn aan Stork en Intermes en die gelegen zijn op de te onteigenen grond.
Actuele waarde OG over te dragen (15, 16, 18, 50 deels, grond, infra) Actuele waarde techniek (15, 16, 18, 50 deels) Actuele waarde hoge hal (deel 50) Actuele waarde techniek hoge hal (deel 50) Actuele waarde bassin (22) (ex. grond) Actuele waarde 3 te vervangen productiemachines Actuele waarde kantoorgebouwen (3+4)
11.620.000 363.000 2.220.000 130.000 71.000 325.000 3.670.000
Totaal beschikbaar kapitaal Thermeq af: Marktwaarde hoge hal (deel 50) vrij van verhuur en gebruik Marktwaarde techniek hoge hal (deel 50) vrij van verhuur en gebruik Marktwaarde kantoren (3+4) vrij van huur en gebruik
18.399.000
Totaal schadeloostelling vermogenThermeq
13.783.000
Overige Stork gebouwen (20, 21, 49) over te dragen Totaal vermogensschade
1.300.000 91.000 3.225.000
1.940.000 15.723.000
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
7
04.4 Inkomensschade
De totale herinvestering is getaxeerd op € 34.475.500,--. Deze herinvestering is inclusief terrein, gebouwen, technische installaties, te vervangen productiemachines en kantoorinventaris. De aan te trekken financiering is berekend door de investering te verminderen met het uit de onteigening van de activa van Thermeq beschikbaar komend kapitaal. Het jaarlijks gederfde inkomen is berekend door op de rente een voordeel nieuw voor oud in rekening te brengen. Bij het bepalen van de factor nieuw voor oud is rekening gehouden met het feit dat zowel qua ligging als lay-out de nieuwe fabriek logistieke voordelen zal genieten. Rekening is ook te houden met voordelen op het gebied van onderhoud en energiegebruik. Anderzijds zal Thermeq niet meer het voordeel hebben van het feit dat het naastgelegen is aan de productiefaciliteiten van Siemens. Te denken is aan het flexibel gebruiken van elkaars hallen in het licht van het niet gelijkvallen van drukke periodes. Het testen van de branders, hetgeen gebeurt in de stoominstallaties zoals in gebruik op de Langelermaatweg, zal minder efficiënt kunnen geschieden. Op grond van intuïtie en ervaring concluderen wij tot een factor nieuw voor oud van 20%. De verplaatsing betreft een onderneming die het te onteigenen terrein in eigendom heeft. In overeenstemming met vaste jurisprudentie hanteren wij bij de kapitalisatie van het gederfde inkomen een factor 10.
Herinvestering Grond Gebouwen, terreininrichting, techniek Machines en installaties
4.880.000 26.460.500 3.135.000
Totaal investering
34.475.500
Af: beschikbaar kapitaal
18.399.000
Basis te financieren
16.076.500
Rente Voordeel nieuw voor oud
975.844 6,07% 195.169 20%
Te vergoeden rente Factor
780.675 10
Inkomensschade vanwege herinvesteringen
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
7.806.748
8
04.5 Bijkomende schade Stagnatie verlies
2.500.000
Verhuiskosten
798.950
aanheelkosten hoge hal 50 en gebouw 21
PM
aanheelkosten infrastructuur (ringleiding electra etc.)
PM
kosten hypotheek
160.765
Public Relations
20.000
openingsfeest
50.000
kosten deskundigenadvies
270.595
Totaal bijkomende kosten
3.800.310
Aanheelkosten Met betrekking tot het aanhelen van de hoge hal zal door het projectbureau c.q. de gemeente een bedrag ter beschikking worden gesteld. De omvang van deze kosten zal mede bepaald worden door de wensen die bij de gemeente leven ten aanzien van de afwerking en de uitstraling van het gebouw. De exacte hoogte van de kosten waren ten tijde van de taxatie nog niet bekend. Gezien de berekeningswijze, waarbij deze kosten in de onteigeningssfeer geheel voor vergoeding in aanmerking komen, kunnen de vergoede aanheelkosten geen invloed hebben op de uitkomst van de vergelijkingsberekening. Zij verhogen immers de onteigeningsschadeloosstelling en de overeen te komen vergoeding aan Stork in gelijke mate. De aanheelkosten zijn als PM post in de berekening opgenomen. 04.6 Schadeloosstelling in conclusie
Recapitulatie Vermogensschade Inkomensschade Bijkomende kosten Belastingschade
15.723.000 7.806.748 3.800.310 PM
Totaal
27.330.058
In overeenstemming met bovenstaande gegevens en overwegingen concluderen wij tot een schadeloosstelling in overeenstemming met de Onteigeningswet en jurisprudentie ter hoogte van: € 27.330.000,-- + PM
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
9
05.0 Waarde van de compensatie 05.1 Bijdrage van de overheid
De verhuizing van Thermeq alsmede de ten behoeve van het achterblijvende Stork terrein te verrichten werkzaamheden zullen leiden tot aanzienlijke investeringen en kosten. Voorgesteld wordt dat aan Stork/Thermeq de volgende bedragen zullen worden betaald: Verkoop t.b.v. laan Hart van Zuid
€
958.129
Verkoop gronden Thermeq
€
7.665.915
Bijdrage verhuis en stilstandkosten
€
5.375.000
€
13.999.044
Totaal
De gemeente zal aan de kanaalzone een perceel ter grootte van 99.192 m² aankopen van Stork voor een bedrag van € 5.600.000,-. Het perceel zal moeten worden gesaneerd voordat het uitgegeven kan worden als industriegrond. Stork zal aan deze sanering een bedrag bijdragen ter grootte van € 900.000,-. Het perceel is getaxeerd op een marktwaarde van € 7.100.000,- onder veronderstelling van schone grond1. De saneringskosten worden geraamd op € 2.400.000,-. Deze transactie is op zichzelf marktconform en is daarom buiten de vergelijking gehouden. Van bovengenoemd perceel zal de gemeente een bouwrijpe kavel in erfpacht uitgeven aan Stork met een omvang van 43.000 m². De marktwaarde is vastgesteld op € 5.246.000,--, overeen komend met een prijs per m² van € 122,--. De gemeente zal een marktconforme canon in rekening brengen van 5,2%. De canonvoorwaarden zijn in overeenstemming met het grondbeleid van de gemeente. De provincie Overijssel zal een subsidie aan Stork ter beschikking stellen ter hoogte van € 26,1 miljoen. In opdracht en naar specificaties van Stork zal een fabrieks- en kantoren complex worden gesticht. Bij gereedkoming zullen opstallen en erfpachtrecht om niet worden overgedragen aan een special purpose vehicle (SPV) waarvan de aandelen direct of indirect eigendom zijn van de staat. De SPV zal de onroerende zaak verhuren tegen een vaste triple net huur van € 1.400.000,- gedurende een periode van 25 jaar. Gezien bovenstaande constructie verkrijgen de overheden gezamenlijk een onroerende zaak bestaande uit een fabriekscomplex met ondergrond in verhuurde staat. Gezien de aard van de opdracht is het niet van belang te bepalen welke bijdrage ieder van de betrokken overheden en overheidsinstanties levert aan de compensatie van Stork, maar om te bepalen welke compensatie in zijn geheel door de overheden gezamenlijk wordt geleverd. De situatie van Stork/Thermeq als huurder wordt niet beïnvloed door de vraag op welke wijze het eigendom van het complex geregeld is. Bij het bereken van het voordeel dat Stork verkrijgt is daarom in de berekeningen verder uitgegaan van een ongedeeld eigendom van de onroerende zaak door de overheden gezamenlijk. Het voordeel dat Stork uit bovengenoemde constructie verkrijgt staat gelijk aan het verschil tussen de bijdrage die de overheden gezamenlijk aan de stichting van het fabriekscomplex leveren en de marktwaarde van dat complex in verhuurde staat. Relevant is hierbij de marktwaarde vrij op naam omdat sprake is van een levering in de BTW. De bijdrage van de overheid aan de stichtingskosten bedraagt € 31.346.000:
1
Zie cijferbrief d.d. 25 april 2012 onder referentie RdH/197205.001 V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
10
Bijdrage overheid: Grond subsidie bouwkosten Totaal bijdrage aan stichtingskosten
€
5.246.000
€
26.100.000
€
31.346.000
05.2 Het industriecomplex
Getaxeerd is de onroerend zaak die de overheid verkrijgt na realisatie van het bouwplan. Algemeen In onderhavige waardering is ervan uitgegaan dat het bouwplan, zoals ten tijde van de waardering kenbaar gemaakt, gerealiseerd zal worden. Er is van uitgegaan dat het object wordt gebouwd met deugdelijke en onderhoudsarme materialen, een en ander conform bestek en tekeningen. Afwijkingen van het te realiseren bouwplan kunnen van invloed zijn op de afgegeven waarden. In de waardering is geen rekening gehouden met bodemverontreiniging, er zijn dan ook geen saneringskosten in mindering gebracht. Het registergoed Het recht van eigendom van een perceel grond ter grootte van circa 4 hectare 30 are. Plaatselijk bekend als: Wethouder Kampstraat Hengelo (OV) Het getaxeerde object maakt thans nog onderdeel uit van een groter geheel zoals hieronder vermeld. Volgens informatie verstrekt door de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers in Nederland, wordt het object als volgt kadastraal aangeduid: Grootte Gemeente Hengelo (O)
Sectie O
Nummer ha a ca Omschrijving 2474 9 80 18 Bedrijvigheid (kantoor) erf-tuin
Totaal groot
9
80
18
Uit de door het kadaster verstrekte gegevens blijkt dat bovengenoemd object het eigendom is van:Koninklijke Machinefabriek Stork .V., gevestigd te Hengelo. Publiekrechtelijke Beperkingen Er zijn geen publiekrechtelijke beperkingen, enz. (zie tekst kadastraal bericht). Gevestigd zijn zakelijke rechten als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht door N.V. Nederlandse Gasunie Samenstelling/indeling en oppervlakte Aan de hand van informatie verstrekt door opdrachtgever zal het complex na realisatie van het bouwplan zijn samengesteld uit de volgende onderdelen en circa oppervlakten.
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
11
Onderdeel Hal 0 hal 1/7 Hal 8 overkapping Kantoor BG was/kleedruimte Entresol kantoor 1. verd technische ruimte 1. verd kantoor 2 . Verd, archief kantoor 2. verd.
Bruto vloeroppervlak (BVO) Bouwjaar in m² 2014 1.312 13.269 1.582 1.330 224 341 1.144 222 222 1.143
Totaal
20.788
Bron: informatie opdrachtgever
De bovenstaande oppervlakten zijn indicatief berekend en derhalve geen meting conform NEN 2580 van het Nederlands Normalisatie-instituut. De bruto vloeroppervlakte (BVO) van een ruimte of van een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, exclusief gebouwgebonden buitenruimten. Omschrijving van het object Het gewaardeerde betreft het nieuw te ontwikkelen industriële complex ten behoeve van Stork Thermeq. Het betreft een aantal hallen met een hoogte variërend van 10,4 m tot 16,5 m die gebruikt en ingericht zullen worden voor de productie van grote metalen objecten, in het bijzonder onderdelen van stoominstallaties. Een aantal technische installaties vormt onderdeel van het object. In het bijzonder: 1. De luchtbehandeling en afzuiging van de lasplaatsen, 2. De persluchtinstallatie en gasleidingen, 3. De kranen inclusief traverses. De totale investering in technische installaties is begroot op ca. € 2.592.000,-. Met bovenstaande is in de waardering rekening gehouden door een additionele aanvangshuurwaarde op te nemen ter hoogte van 9% van de investering. Het totale terrein omvat 4,3 ha en zal onder meer bestaan uit 10.185 m² verhard terrein ten behoeve van opslag en manouvreren en een parkeerterrein dat plaats zal bieden aan 200 personenwagens. Het complex is gunstig gelegen nabij uitvalswegen en het Twente kanaal. 05.3 Definitie
Marktwaarde ©IVSC 2012/ VS 3.2 RICS Taxatiestandaarden Onder de marktwaarde wordt verstaan: "het geschatte bedrag waartegen vastgoed tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld”. V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
12
05.4 Verschillende uitgangspunten bij het bepalen van de marktwaarde
Gezien de aard van het voorgetelde huurcontract, is het noodzakelijk geweest om het object te taxeren onder verschillende uitgangspunten. Deze worden hieronder gespecificeerd: A. Marktwaarde met als uitgangspunt in verhuurde staat Verder te noemen marktwaarde (verhuurde staat). Het betreft een huurovereenkomst met onder meer de navolgende kenmerken: Het gehuurde
: Het nieuw te bouwen complex onder meer bestaande uit productieruimten en ondersteunende kantoorruimten Huurder : Stork B.V. Huurprijs bij aanvang : € 1.400.000,- per jaar excl. BTW, betaalperiode per kwartaal. Ingangsdatum huurovereenkomst : bij oplevering nieuwbouw Einddatum huurperiode : 25 jaar na datum ingebruikname Verlenging : Is mogelijk tegen marktconforme voorwaarden Opzegtermijn : tussentijds niet mogelijk Index : geen Bijzondere bepalingen : het betreft een triple net overeenkomst. Huurder heeft een eerste recht van koop tegen marktwaarde aan het einde van de huurperiode. Door Stork Topco B.V. zal een concerngarantie worden gegeven voor de verplichtingen uit de overeenkomst. Bron : schets concept overeenkomst verkregen van de opdrachtgever B. Markwaarde met als uitgangspunt verhuur volgens een standaard huurcontract: Verder te noemen Marktwaarde (standaard huurcontract). Het betreft een huurovereenkomst die in de volgende kenmerken verschilt van de marktwaarde in verhuurde staat: Huurprijs bij aanvang Einddatum huurperiode Verlenging Index
: : : :
conform huurwaarde 5 jaar na datum ingebruikname 2 x 5 jaar conform ROZ; CPI (alle huishoudens)
C. Marktwaarde met als uitgangspunt verhuur met een langdurig huurcontract Verder te noemen marktwaarde (lang contract). Het betreft een huurovereenkomst die in de volgende kenmerken verschilt van de marktwaarde in verhuurde staat: Huurprijs bij aanvang Index
: conform huurwaarde : conform ROZ; CPI (alle huishoudens)
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
13
05.5 Methode
De marktwaarde met als uitgangspunt in verhuurde staat is berekend door de netto huurontvangsten en de restwaarde van het object te verdisconteren tegen een marktconform rendement. Uitgegaan is van een niet geïndexeerde triple net huur van € 1.400.000,- en een periode van 25 jaar. De restwaarde is bepaald door de netto markthuur na ommekomen van de overeengekomen huurperiode over de resterende levensduur van het object te verdisconteren tegen een marktconform rendement. Rekening is gehouden met een eindwaarde gerelateerd aan de waarde van de grond en sloopkosten. De restwaarde per einddatum is gewaardeerd op marktwaarde (standaard huurcontract). Teneinde de disconteringsvoet te kunnen bepalen is tevens de marktwaarde bepaald onder de uitgangspunten “standaard huurcontract” en “langdurig huurcontract”. Hierbij is uitgegaan van een BAR kapitalisatiemethode: Uitgangspunt bij de marktwaarde (verkoopwaarde) op basis van de huurwaarde kapitalisatiemethode is de bruto markthuurwaarde van de verhuurbare oppervlakten van het object. De waarde van de onroerende zaak wordt bepaald door kapitalisatie van de bruto en/of netto huurwaarde (bruto huurwaarde verminderd met onroerende zaak gebonden lasten). De huurwaarden worden bepaald door vergelijking van aanbod en/of gerealiseerde transacties met soortgelijke objecten (comparatieve methode) en stoelt op beoordeling van de markt, de locatie en de onroerende zaak zelf en is gebaseerd onder meer op marktomstandigheden (vraag en aanbod), economische omstandigheden (rente, inflatie, enz.), locatie (omgeving, bereikbaarheid, infrastructuur, voorzieningen en ontwikkelingen) en kwaliteit van het object (bouwaard, kwaliteit, staat van onderhoud en gebruiksmogelijkheden). De kapitalisatiefactor is de reciproque van een marktconforme bruto en/of netto rendementseis. Dit rendement is onder meer afhankelijk van beoordeling van de markt, de locatie en de onroerende zaak zelf en is gebaseerd op onder meer dezelfde factoren als hiervoor genoemd. 05.6 Disconteringsvoeten, methodologie
In ondehavige taxatie is vanwege een verschil in risicoprofiel sprake van twee verschillende disconteringsvoeten: 1. Een disconteringsvoet die gehanteerd zal worden in verband met de waardering van het industriecomplex tegen marktwaarde (standaaard huurcontract). 2. Een disconteringsvoet geldend voor het bepalen van de marktwaarde (lang contract) en de marktwaarde (verhuurde staat). Disconteringsvoet (standaard huurcontract) Voor het bepalen van de disconteringsvoet (standaard huurcontract) is aansluiting gezocht bij het Bruto Aanvangs Rendement (BAR) zoals geldt voor het onderhavige bedrijfsobject. De disconteringsvoet behorende bij de marktwaarde (standaard huurcontract), is berekend als het interne rendement dat overeenkomt met een investering gelijk aan de marktwaarde en inkomsten gelijk aan de netto huurwaarde over de gehele levensduur van het object. V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
14
De disconteringsvoet (standaard huurcontract) is gebruikt voor het bepalen van de restwaarde van het complex na het beëindigen van de huurperiode van 25 jaar. Disconteringsvoet (lang contract) en (verhuurde staat) Op grond van eigen onderzoek conluderen wij dat de BAR van bedrijfsobjecten die langdurig verhuurd zijn, 80 basispunten lager ligt dan vergelijkbare objecten die een kortere resterende huurtermijn kennen. De marktwaarde (lang contract) is direct berekend onder toepassing van een BAR die gecorrigeerd is voor de preferentie in de markt voor langdurig verhuurd vastgoed. De disconteringsvoet (lang contract) is aansluitend berekend als het interne rendement dat zou gelden indien het complex verhuurd zou zijn geweest tegen marktconforme voorwaarden, waarbij het complex zou zijn aangekocht tegen de marktwaarde (lang contract). De disconteringsvoet (verhuurde staat) achten wij gelijk aan de disconteringsvoet (lang contract) omdat zij alleen van elkaar verschillen in de hoogte van de aanvangshuur en de wijze waarop omgegaan wordt met indexatie. 05.7 Marktwaarde (standaard huurcontract)
De marktwaarde met als uitgangspunt verhuur volgens een standaard contract, na realisatie van het bouwplan, is getaxeerd op EUR 18.650.000,-- kk Zegge: achttien miljoen zes honderd en vijftig duizend euro Voor een beknopt overzicht van de berekening verwijzen wij naar de in hieronder opgenomen spreadsheet.
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
15
Verkort overzicht waardeberekeningen: na realisatie bouwplan Adres
:
Terrein aan Twente kanaal
Postcode
:
Boekeloseweg
Plaats Markthuur
:
Hengelo
Taxatiedatum : 18 februari 2013 Waardepeildatum : 18 februari 2013 Kenmerk V13 - 197205005 aantal m² v.v.o
Bedrijfscomplex
gemiddelde markthuur in €/m²
Kantoorruimten
4.179
94
bruto markthuur 391.820
Bedrijfsruimten
14.581
55
801.950
Overkappingen
1.582
25
39.553
224
75
Overige ruimten
16.815 233.280
Installaties Subtotaal
20.566
72
200
250
50.000
10.185 20.566
10 79
101.850
% v.d. huur
in €
Parkeerplaatsen buiten Buitenterrein Totaal afgerond Structurele leegstand
0,00%
0
Erfpachtcanon Totaal
0,00%
0
1.483.417
bruto markthuur:
€
1.635.000
bruto markthuur na correctie:
€
1.635.000
netto markthuur:
€
1.488.300
gekapitaliseerde markthuur v.o.n:
€
19.818.182
€
19.818.182
€
18.652.406
Bruto / Netto - berekening % v.d. huur
in €
Vaste lasten (locale belastingen/assurantien)
2,73%
44.700
Onderhoudskosten
6,24%
102.000
Object beheer/servicekosten eigenaar
0,00%
0
Mutatieleegstand-/verhuurkosten
0,00%
0
BTW-correctie
0,00%
0
Totaal exploitatielasten
8,97%
146.700
Kapitalisatie bruto markthuur
(bruto huur/yield)
Bruto AanvangsRendement v.o.n:
8,25%
Kapitalisatie Faktor bruto:
12,1
Netto AanvangsRendement v.o.n:
7,51%
Correctiepost:
huurverschillen / BTW-correctie (contante waarde)
Markthuur leegstand en/of eigen gebruik
1.635.267
Totaal huur-/inkomsten
1.635.267
Berekende bruto marktwaarde na correcties (vrij op naam) Bruto AanvangsRendement v.o.n. (output):
8,25% op markthuur
Verwervingskosten Netto marktwaarde (kosten koper) Marktwaarde k.k. per :
8,3% op huurprijs 1.165.775
6,3% 18-feb-13
8,8% Bar k.k. hw / hp
8,8%
(afgerond): €
18.650.000 © Troostwijk Taxaties BV
De in het model gebruikte gegevens kunnen niet als zelfstandig gegeven worden gebruikt en maken een onlosmakelijk deel uit van het project met bovengenoemd kenmerk
Voor de hieronder volgende berekeningen zijn de volgende parameters van de waardeberekening van belang: BAR kk BAR von Bruto markthuur Netto markthuur Marktwaarde von
: : : : :
8,8% 8,25% € 1.635.000,€ 1.488.300.€ 19.818.182,-
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
16
05.8 Restwaarde (standaard huurcontract)
De marktwaarde (standaard huurcontract) van het complex na een periode van 25 jaar (de restwaarde) is bepaald door de netto markthuur te verdisconteren tegen een reële discontovoet die overeenkomt met de markt. Aansluitend is het gevonden bedrag verhoogd met 2% inflatiecorrectie per jaar.2 De reële discontovoet staat gelijk aan het interne rendement dat verkregen zou worden indien het complex gedurende 40 jaar verhuurd zou worden tegen de markthuur waarbij geabstraheerd wordt van het effect van indexatie. Aangesloten is bij de marktwaarde (standaard huurcontract). Berekend is dat bij een reële disconteringsvoet van 7,16% de contante waarde van de toekomstige netto huurinkomsten en eindopbrengst gelijk is aan de marktwaarde (standaard huurcontract). De reële disconteringsvoet van 7,16% komt derhalve overeen met een BAR kk van 8,8% of een BAR von van 8,25%. Verdiscontering tegen 7,16% van een reële netto huurwaarde van € 1.488.300,-- gedurende 15 jaar en een eindwaarde gelijk aan de grondwaarde, leidt na aftrek van kosten koper tot een waarde kk van € 14.384.048,--. Voorgaand bedrag is reëel, dat wil zeggen onder abstractie van de invloed van inflatie. Om tot een nominaal bedrag te komen, is voornoemde waarde opgerent met een verwachte inflatie van 2% per jaar. Er resulteert een nominale restwaarde van € 23.598.555,Toekomstige waarde Netto huurwaarde
1.488.300
levensduur
40
restwaarde (grond) discontovoet (reëel)
5.246.000 7,16%
marktwaarde (v.o.n.)(2013) waarde na (jaren) kk verwachte inflatie Waarde bij einde huurcontract
19.818.182
0-
19.818.182 25
14.384.048
(reële termen; waardepeildatum 2013)
2,0% 23.598.555
( nominaal, per 2039 -2041)
In overeenstemming met bovenstaande taxeren wij de toekomstige marktwaarde (standaard huurcontract) na een huurperiode van 25 jaar (afgerond) op: EUR 23.600.000,-Zegge drie en twintig miljoen zeshonderd duizend euro Er van uitgaande dat het complex gereed zal komen op een datum gelegen in de jaren 2014 – 2016, betreft het dus de waarde geldende op een moment in de periode 2039 – 2041.
2
Inflatie conform Inflatiescenario IPD/Vastgoedindex: Inflatiescenario oktober 2012 V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
17
05.9 Disconteringsvoet bij langdurige verhuur
Marktwaarde (lang contract) Research uitgevoerd door Troostwijk geeft aan dat er een relatie bestaat tussen het bruto aanvangsrendement en de duur van het huurcontract bij verhuurde bedrijfsruimten. Uit de analyse blijkt dat er een gat van circa 80 basispunten zit tussen de bruto aanvangsrendementen voor bedrijfsruimten met een huurcontract met een looptijd van 10 jaar en langer ten opzichte van die met kortere looptijden. Kortom beleggers accepteren bij een belegging met een huurcontract met een looptijd van 10 jaar of langer een bruto aanvangsrendement dat gemiddeld 80 basispunten lager ligt dan bij kortere looptijden. Uitgaande van een aftrek kosten koper van 6,3%, staat een verschil in de BAR (kk) van 80 basispunten gelijk aan een verschil in de BAR (von) van 75 basispunten. Indien het pand verhuurd zou zijn voor een periode van 25 jaar tegen marktconforme omstandigheden, zou in plaats van een BAR (von) van 8,25% een BAR (von) van 7,5% gehanteerd moeten worden. Dit betekent bij een geïndexeerde bruto huur van € 1.635.000,- een waardestijging van € 19.818.182 (von) naar € 21.808.552 (von). Voornoemde bruto aanvangshuur komt overeen met een netto aanvangshuur van € 1.488.300,--. De marktwaarde met als uitgangspunt verhuur met een langdurig huurcontract, na realisatie van het bouwplan, is getaxeerd (afgerond) op: EUR 21.810.000,-- von Zegge: een en twintig miljoen acht honderd en tien duizend euro Disconteringsvoet (irr) Berekend is wat de internal rate of return is kenmerken: 1. Initiële investering: 2. Jaarlijkse netto huurinkomsten: 3. index jaarlijks tegen: 4. Duur: 5. Eindopbrengst:
van een investering met de volgende € 21.808.552,€ 1.488.300,2% 25 jaar € 23.598.555,-
Berekening leidt tot een internal rate of return van 8,2%. Internal rate of return BAR verschil door lange huur (kk)
0,80%
BAR verschil (von)
0,75%
BAR object
8,25%
BAR aangepast voor contract
7,50%
BAR
7,50%
Huurwaarde Marktwaarde (lang contract) (von) Restwaarde
Kasstroom irr
1.635.000 21.808.552 23.598.555
21.808.552-
1
2
3
1.488.300
1.518.066
1.548.427
8,20% V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
18
4 Etc.
De martkwaarde (verhuurde staat) wordt gekenmerkt door een discontovoet die gelijk is aan het interne rendement kenmerkend voor de marktwaarde (lang contract) omdat in beide gevallen sprake is van een looptijd van de huur van 25 jaar. Wij gaan overeenkomstig bij de berekening van de marktwaarde (verhuurde staat) uit van een discontovoet van 8,2% 05.10 Marktwaarde met als uitgangspunt in verhuurde staat
De marktwaarde (verhuurde staat) is berekend door verdiscontering van de netto huurinkomsten en de restwaarde tegen 8,2%. De netto huur bedraagt € 1.400.000,- niet geïndexeerd gedurende 25 jaar. De restwaarde is hierboven berekend op € 23.600.000,-. Berekening leidt tot een contante waarde gelijk aan € 17.986.381,--. In overeenstemming met bovenstaande taxeren wij de marktwaarde met als uitgangspunt in verhuurde staat, vrij op naam per heden, na realisatie van de bouw (afgerond) op: EUR 17.986.000,-Zegge: zeventien miljoen negenhonderd zesentachtigduizend euro
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
19
05.11 Waarde van de compensatie
De subsidiëring en aansluitende verhuur van het fabriekscomplex tegen een vaste netto huur van € 1,4 miljoen leidt tot een compensatie van de overheid aan Stork / Thermeq van (afgerond) € 13.360.000,--. Grond
5.246.000
Subsidie bouwkosten
26.100.000
Totaal bijdrage door de overheid
31.346.000
af: Marktwaarde complex in verhuurde staat
17.986.381
Bijdrage overheid aan nieuwbouw
13.359.619
Bovenstaande leidt tot de volgende opstelling ten aanzien van de totale door de overheid geleverde compensatie: Compensatie door de overheid aan Stork Verkoop laan HvZ
958.129
Verkoop gronden Thermeq
7.665.915
bijdrage verhuis en stilstandkosten
5.375.000
Verschil stichtingskostenbijdrage en marktwaarde
13.359.619
totaal
27.358.663
Wij taxeren de compensatie die door de overheid aan Stork/Thermeq wordt geleverd op (afgerond): EUR 27.360.000,-. Zegge: zevenentwintig miljoen driehonderd en zestig duizend euro
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
20
06.0 Vergelijking en conclusie De totale door de overheden te verlenen compensatie bedraagt € 27.360.000,-- (afgerond). Indien tot onteigening zou zijn overgegaan, zou aan Stork/Thermeq een schadeloosstelling toekomen ter hoogte van € 27.330.000,--. De schadeloosstelling en de waarde van de compensatie verschillen minder van elkaar dan de schattingsmarge van de taxatie zodat zij geacht mogen worden gelijk te zijn. Nu de schadeloosstelling niet (noemenswaardig) lager is dan de waarde van de compensatie, is er geen sprake van staatssteun conform de regels van de EU. In overeenstemming met de gegevens en overwegingen zoals hierboven gesteld, concluderen wij dat de voorliggende plannen tot verplaatsing van Stork Thermeq B.V. met bijbehorende huurconstructie niet leidt tot staatssteun in de zin van de regels van de Europese Unie.
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
21
07.0 Algemene uitgangspunten Inleiding De beschikbare tijd en het kostenaspect brengen met zich mee dat aan het onderzoek en de rapportage van de taxatie grenzen moeten worden gesteld. Bij de taxatie wordt rekening gehouden met een scala aan (wegings)factoren, informatiebronnen, enz. Slechts een deel van bij de beoordeling betrokken gegevens is in het taxatierapport opgenomen. De beoordeling en de rapportage zijn afgestemd op het doel van de taxatie. De taxateur is gaarne bereid tot het verstrekken van een nadere toelichting aan de opdrachtgever. Algemeen Tenzij in het rapport anders vermeld, gelden onderstaande clausules: 1. De waardering is gebaseerd op visuele inspectie en opname door één of meer deskundigen, rekening houdend met onder meer ligging, bouwaard, bestemming en onderhoudstoestand op het moment van de taxatie. 2. In het kader van de opdracht is dit taxatierapport geen technisch inspectierapport, doch slechts een financiële waardering. Nadrukkelijk is geen sprake van een bouwkundige keuring. Derhalve is geen diepgaand onderzoek gedaan naar de bouwkundige dan wel technische staat van de getaxeerde zaken. Door Troostwijk wordt ervan uitgegaan dat deze zaken naar behoren functioneren. 3. Met eventuele bij visuele inspectie niet zichtbare gebreken kan geen rekening worden gehouden, zodat deze niet in de waardering worden betrokken en Troostwijk daarvoor niet aansprakelijk is. 4. De waardering is mede gebaseerd op door de opdrachtgever of derden verstrekte gegevens. 5. Bij de waardering is ervan uitgegaan dat, tenzij in dit rapport uitdrukkelijk anders vermeld, alle eventueel van overheidswege vereiste goedkeuringen of vergunningen met betrekking tot het getaxeerde aanwezig zijn, respectievelijk kunnen worden verkregen en zonder het maken van extra kosten. 6. Tevens is ervan uitgegaan, dat uit (vorenbedoelde) wetten, maatregelen, regelingen of verordeningen geen bijzondere publiekrechtelijke noch privaatrechtelijke beperkingen voortvloeien, die de waarde van het getaxeerde beïnvloeden. 7. Er is geen rekening gehouden met eventueel te verkrijgen, dan wel te restitueren premies, subsidies of overheidsbijdragen in welke vorm dan ook of hoe ook genoemd, tenzij anders vermeld. 8. Tenzij anders vermeld, is ter zake geen bijzondere informatie ingewonnen en is geen uitgebreid onderzoek verricht naar voorgaande aankomsttitels, waaruit eventuele zakelijke rechten van derden anders dan opgegeven zouden blijken. Er is evenmin onderzoek gedaan naar mogelijke andere rechten van derden uit overeenkomst die op de desbetreffende zaken zouden kunnen rusten. Tevens is er geen uitgebreid planologisch onderzoek gedaan, zodat de in het rapport vermelde gegevens als indicatief beschouwd moeten worden. 9. Tenzij anders vermeld, is bij de waardering geen rekening gehouden met eventueel voor het milieu of de gezondheid schadelijke effecten die bij gebruik van één of meer van de getaxeerde zaken zouden kunnen optreden en die de waarde van de zaken zouden kunnen doen verminderen. 10. De waardering gaat uit van de getaxeerde zaken als één geheel. Indien zaken afzonderlijk of binnen een andere samenstelling zullen worden gewaardeerd, kan de waarde afwijken van de in het rapport vermelde waarde. 11. Troostwijk is tevens niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van gebruik door derden (of van gebruik voor andere doelen dan waarvoor deze zijn opgesteld) van het door Troostwijk opgestelde rapport of akte. 12. Troostwijk aanvaardt met inachtname van het voorgaande ten aanzien van de inhoud van het rapport geen verantwoordelijkheid jegens anderen dan de opdrachtgever. Elke verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor niet originele rapporten wordt door ons nadrukkelijk uitgesloten. 13. Troostwijk zal het rapport niet ter beschikking stellen aan derden, tenzij zulks geschiedt op verzoek van de opdrachtgever dan wel met goedkeuring van de opdrachtgever op een verzoek van Troostwijk. Het op verzoek van de opdrachtgever aan derden ter beschikking stellen van het rapport doet niet af aan het feit dat wij jegens derden geen aansprakelijkheid aanvaarden. 14. Voor zover de taxatie in verband staat met een financieringsaanvraag, garandeert Troostwijk dat zij niet betrokken is bij de daaraan ten grondslag liggende (ver)kooptransactie. Beperking Aansprakelijkheid 1. Behoudens gevallen van opzet of grove schuld aan de zijde van Troostwijk, is Troostwijk niet aansprakelijk en niet gehouden tot enige vergoeding van schade, van welke aard dan ook, waaronder bedrijfsschade, aan roerende of onroerende zaken, dan wel aan personen, zowel bij de opdrachtgever als bij derden. 2. Gelet op de aard, inhoud en strekking van de opdrachten gegeven aan Troostwijk, zal de totale aansprakelijkheid van Troostwijk voor de door de opdrachtgever geleden schade uit hoofde van toerekenbare tekortkoming, onrechtmatige daad of anderszins, in ieder geval zijn gelimiteerd tot tienmaal het bedrag van het aan de desbetreffende opdracht verbonden en door partijen overgekomen honorarium, courtage, taxatieloon of iedere andere beloning, exclusief omzetbelasting en exclusief in verband met de uitvoering van de overeenkomst gemaakte kosten, met dien verstande dat in alle gevallen steeds als maximum zal hebben te gelden het bedrag waarvoor in het desbetreffende geval recht op uitkering bestaat vanwege de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar(s) van Troostwijk. 3. Troostwijk is in geen geval aansprakelijk voor schade die de opdrachtgever lijdt als gevolg van de onderhoudstoestand zelf of later geconstateerde niet zichtbare gebreken. 4. Troostwijk is in geen geval aansprakelijk voor schade die de opdrachtgever lijdt als gevolg van onjuiste inlichtingen of gegevens in het algemeen, hetzij afkomstig van de opdrachtgever, hetzij afkomstig van derden, ongeacht of deze inlichtingen of gegevens in het algemeen in redelijkheid voor juist mochten worden aangenomen. Troostwijk is tevens in geen geval aansprakelijk indien de opdrachtgever informatie van belang voor het waarde-oordeel verzwijgt. 5. Een rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart één jaar na bekend worden van zowel de schade als de vermeende schadeplicht. Tenslotte 1. Troostwijk heeft bij de uitvoering van de overeenkomst de juiste zorg in acht genomen. Troostwijk heeft geheel te goeder trouw en naar beste kennis en wetenschap gehandeld. 2. Dit taxatierapport is uitsluitend bestemd voor de opdrachtgever en daarvan mag niet in enige vorm gebruik worden gemaakt in publicaties, circulaties of voor derden bestemde stukken, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. 3. Op onze overeenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing zoals gedeponeerd bij de KvK te Amsterdam onder nummer 33165249. Deze Algemene Voorwaarden zullen op verzoek kosteloos worden toegezonden. Bovenstaande bepalingen staan tevens vermeld in deze Algemene Voorwaarden. 4. © 2007 Troostwijk Taxaties B.V., Amsterdam, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Dit rapport bevat vertrouwelijke informatie. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopiëren, opnamen of andere manier, zonder daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van Troostwijk Taxaties B.V.
V13-197205.005, Langelermaatweg 12, 7533 JD Hengelo
22
Bijlagen
B.01
Foto's B.02
Kadastraal Plan/Kadastraal Uittreksel B.03
Plattegronden Langelermaatweg 12 B.04
Kadastraal plan kanaalzone B.05
Notitie Analyse BAR bedrijfsruimten B.06
Opstelling actuele waarde techniek en productiemachines B.07
Productportfolio Thermeq
B.01 Foto’s
B.02 Kadastraal Plan/Kadastraal Uittreksel
B.03 Plattegronden Langelermaatweg 12
B.04 Kadastraal plan kanaalzone
B.05 Notitie Analyse BAR bedrijfsruimten Analyse aanvangsrendementen beleggingstransacties bedrijfsruimten 2006-2012 In de analyse zijn alleen bedrijfsruimten met een oppervlakte van 1.000 m² of groter meegenomen. Bij nieuwbouw is een correctie van 6,5% doorgevoerd om de kosten koper mee te nemen. Als eerste is gekeken naar de relatie van de contractduur en de bruto aanvangsrendementen (kosten koper). Uit de analyse blijkt dat er een gat van circa 80 basispunten zit tussen de bruto aanvangsrendementen voor bedrijfsruimten met een huurcontract met een looptijd van 10 jaar en langer ten opzichte van die met kortere looptijden. Kortom beleggers accepteren bij een belegging met een huurcontract met een looptijd van 10 jaar of langer een bruto aanvangsrendement dat gemiddeld 80 basispunten lager ligt dan bij kortere looptijden. Ontwikkeling BAR (k.k.) in de periode 2006-2012, naar looptijd huurcontract 12% 10% 8% > 10 jaar
6%
< 10 jaar 4% 2% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Troostwijk Research
Als tweede is gekeken of er een significant verschil is tussen de aanvangsrendementen voor saleand-lease-back (SLB) transacties en ‘normale’ beleggingstransacties. Uit deze analyse komen geen significante verschillen. Over de gehele periode 2006-2012 lag de BAR bij SLB’s gemiddeld 6 basispunten lager. Gekeken gedurende de periode valt wel op dat het gat tussen de twee soorten beleggingen gedurende de tijd groter wordt. Dit kan enerzijds verklaard worden doordat beleggers het risico voor een SLB lager zijn gaan inschatten, tegelijkertijd nam de looptijd van het huurcontract bij SLB’s gedurende tijd toe: in 2006-2008 gemiddeld 9,2 jaar en in 2009-2012 gemiddeld 11,4 jaar. Ontwikkeling BAR (k.k.) in de periode 2006-2012, naar type transactie
12% 10% 8% SLB
6%
Belegging 4% 2% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Troostwijk Research
Overzicht BAR (k.k) periode 2006-2012 Looptijd huurcontract > 10 jaar < 10 jaar Type transactie* SLB Belegging
Min 0,0608 0,0680
Max 0,1079 0,1291
Gemiddeld 0,0804 0,0887
0,0615 0,0608
0,1250 0,1441
0,0869 0,0875
* Bij zowel SLB als de normale beleggingen zijn ook transacties meegenomen waarvan geen looptijd van het huurcontract bekend was Bron: Troostwijk Research
B.06 Opstelling actuele waarde techniek en productiemachines TECHNIEK HAL 15, 16, 18, 22, 50 deels
1 1
dubbelligger bovenloopkraan, cap. 10 ton, overspanning 25 m dubbelligger bovenloopkraan, cap. 13,5 ton, overspanning 25 m, compleet met 1 roterende traverse, voorzien van 5 magneetsecties (1968)
4 1
kolomwandzwenkkranen, cap. 2 ton/7 m kolomwandzwenkkraan, cap. 2 ton/4,5 m 1 1 1 1 3 16
Abus enkelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 5 ton Abus enkelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 10 ton Abus wandzwenkkraan, ca. 600 cm, cap. 1 ton Abus kettingtakel, cap. 2000 kg Abus enkelligger onderloopkranen, overspanning 12 m, cap. 2 ton Abus enkelligger onderloopkranen, overspanning ca. 12 m, cap. 3 ton en 3,2 ton (1979)
8 1 16 1
Abus enkelligger onderloopkranen, overspanning 6 m, cap. 3,2 ton Abus enkelligger onderloopkraan, overspanning 6 m, cap. 2 ton wandzwenkkranen, uitlading 5 m, met elektrotakel, cap. 2 ton wandzwenkkranen, uitlading 5 m, met elektrotakel, cap. 1 ton
-
circa 60 afnamepunten / verdeelstations van industriële gassen met leidingwerk
1
1
1 1 1 1 1 2
de persluchtinstallatie bestaande uit: Atlas Copco 2-traps snaaraangedreven zuigerluchtcompressor, type AR4, nr. A140056, cap. 25 m³/min/7bar met Siemens motor, cap. 145 kW (T985) Atlas Copco 2-traps snaaraangedreven zuigerluchtcompressor, type ER5, nr. A259054, cap. 25 m³/min/7 bar met Siemens motor, cap. 145 kW (T1291) Mehrer snaaraangedreven 2-traps zuigerregelluchtcompressor, type T2W60, nr. 803, bouwjaar 1990, cap. 125 m³/h, 16 bar Kaeser luchtcompressor type TB 26 (1999) Kooiman stalen verticale persluchttank, cap. 10 m³ Atlas Copco nakoeler Güntner Profile condensor met 3 ventilators centrifugaalpompen met platenwarmtewisselaar en lokaal leidingwerk (kelder)
-
2 1
inclusief lokaal leidingwerk, appendages, meet-, regel- en besturingsapparatuur en ondersteuningsconstructie enkelligger bovenloopkranen, cap. 2 ton, overspanning 12 m enkelligger bovenloopkraan, cap. 3,2 ton, inclusief 2 x 30 m stroomafnamerail
€
363.000
€
130.000
TECHNIEK HOGE HAL deel 50
1 1
Abus dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 10 ton Conrad Stork dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 2 x 40 ton, met cabine (1970)
1
Conrad Stork dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 80/15 ton, met cabine (1968)
1
Conrad Stork dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 15/5 ton
1
Abus dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 15 m, cap. 15/5 ton
1
Abus dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 12 m, cap. 25/5 ton
1
Abus dubbelligger bovenloopkraan, overspanning 12 m, cap. 25/10 ton
TE VERVANGEN PRODUCTIEMACHINES 1 1 1 1 1 4 1 2
de staalstraalinstallatie, werkbreedte ca. 400 cm, bestaande uit: 15 m rollenbaan, breedte ca. 300 cm met elektrische aandrijving Swart onderloopkraan, ca. 1200 cm met 2 Stahl elektrotakels, cap. 5 ton, met hefevenaar gasgestookte voordroogtrommel. ca. 400 x 200 x 200 cm, met 4 branders en 2 bovengeplaatste afvoerventilatoren Berger staalstraalmachine, type 8341, nr. 3/67/121 met 8 turbines bovengeplaatste gritsilo toevoerschroeven transportschroeftransporteur elevatoren
1 1 1 1 3 1 1
1
straalmiddelverwijderingsmachine met borstelwagen afzuiginstallatie met buiten opgestelde 3-delige cycloonfilterkast met ondergebouwde transportschroef separaat opgestelde ventilator elektrisch aangedreven rollenbaan met motor/reductor 20 m rollenbaan, breedte ca. 300 cm, met elektrische aandrijving delen Beckman stuurstroomkast Leroy slijpinstallatie met rollenbaan inclusief bekabeling, kokerwerk enz. (1963)
Fulmina gasgestookte zijlader hardingsoven, type HWG-111-800, nr. 14685/1968, nuttig formaat ca. 12,5 x 6 x 5,80 m, max. temperatuur ca. 800°C, met: 44 gasbranders, verdeeld over 4 zones 1 stalen hefdeur 1 elektro/hydraulische railgeleide beladingswagen 1 rookgasafzuiginstallatie 1 Honeywell besturingskast met recorders 1 Thermokoppel besturing 1 separaat opgesteld hydraulisch aggregaat 1 Kaeser luchtcompressor op druktank inclusief opstelling, werkbordessen, aanleg en toebehoren (T1335) (1968) geconstrueerde elektro/hydraulische verticale platenwals, cap. ca. 3000 x 30 mm, inclusief Unilec elektrotakel, cap. 5 ton, Beckman 2-deurs stuurstroomkast enz. (1963/2002)
€
325.000
B.07 Productportfolio Thermeq
Bijlage III bij Statenvoorstel nr. PS/2013/184
Advies financiering bedrijfsverplaatsing Stork Technical Services
Advies financiering bedrijfsverplaatsing Stork Technical Services (versie 1.1) Provincie Overijssel, Gebiedsontwikkelingstraject Hart van Zuid, Hengelo
Samenstellers: Roelof Balk Melvin Konings. Rob Tutert 17 april 2012
Advies financiering bedrijfsverplaatsing Stork Technical Services
INHOUD
Blz.
Samenvatting ......................................................................................................................... 1 1.
Inleiding ........................................................................................................................ 2
2.
Benadering van de vraagstelling .................................................................................. 3
3.
Financieel perspectief in vier varianten ........................................................................ 4
4.
EU-aspecten en risicobeheer ....................................................................................... 6
5.
Advies en conclusies .................................................................................................. 10
Bijlage 1: Samenstelling Projectteam Lysias ........................................................................ 11 Bijlage 2: Geraadpleegde Literatuur / bronnen .................................................................... 12
Samenvatting
Het Programmabureau Hart van Zuid heeft de hulp ingeroepen van de provincie Overijssel om de verplaatsing van Stork Technical Services mogelijk te maken, noodzakelijk om de ontsluiting van Hart van Zuid tot stand te brengen.
De provincie heeft Lysias Advies gevraagd een advies te geven omtrent de redelijkheid en rechtmatigheid (in termen van EU-regelgeving) van een dergelijke ondersteuning. Lysias heeft een viertal criteria geformuleerd en daar vier varianten tegen afgewogen, met in achtneming van de onderhandelingsresultaten.
Een financieringsbijdrage (participatie) van de provincie aan de verplaatsing van Stork, vormgegeven in een Projectvennootschap die het eigendom van de nieuwbouw op zich neemt, achten wij financieel verantwoord en passend bij een faciliterende rol van de provincie in de regionale ontwikkeling rond Hengelo. Daarvoor is een subsidie a fonds perdu van de provincie niet nodig. Een marktconforme rentevergoeding voor de provincie is binnen de huidige marktomstandigheden haalbaar.
Uit EU-overwegingen en uit beleidsmatige overwegingen raden wij aan te komen tot een marktconforme overeenkomst met Stork. In het bijzonder raden wij af om akkoord te gaan met een eventuele verlaging van de huurvergoeding ten opzichte van de huidige situatie.
Wij twijfelen over de aanname dat de nieuwbouw geen productiviteitsverhoging of kostenverlaging met zich meebrengt. Dat betekent dat de handhaving van de huurvergoeding op de huidige waarde mogelijk een financieel voordeel inhoudt voor Stork. Dit kan gezien worden als een vorm van staatssteun. Hoewel een dergelijke staatsteun geoorloofd kan zijn (bijvoorbeeld vanwege innovatie of milieuoverwegingen), is het toch aan te bevelen elke onduidelijkheid hierover op voorhand weg te nemen. Een zorgvuldige taxatie van de huurwaarde voor het nieuwe gebouw kan daar toe bijdragen. Als de provincie dat wenselijk acht, dient dat in de overeenkomst met Stork nader te worden geregeld.
Aangezien de fundingsrente voor regionale overheden en/of de depositorente op Schatkistbankieren thans lager is dan 4%, kan de voorgestelde variant voor de provincie kostenneutraal ‘rond draaien’. Uitgangspunt is dat rentevergoeding en huur bij aanvang van de overeenkomst voor de gehele periode wordt vastgelegd zodat de provincie daarover geen risico’s loopt. Dat is een marktconforme invulling bij sale & lease back-constructies.
Mocht tussen nu en het moment van besluitvorming de marktrente onverhoopt oplopen tot de genoemde 4%, dan wordt de ruimte om tot een voorziening voor calamiteiten e.d. op te bouwen bijzonder klein. Onder de huidige marktomstandigheden echter is die ruimte voldoende groot. Omdat de huidige marktomstandigheden en tarieven voor deze variant thans gunstig zijn, adviseren wij u om de kernafspraken met Projectbureau en Stork, bij gebleken goedkeuring door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten, zo snel mogelijk vast te leggen.
Tot slot adviseren wij om de precieze formulering van de overeenkomst, in het bijzonder de bepalingen zoals in paragraaf 4 van deze notitie voorgesteld, nauwgezet juridisch te laten controleren.
1
1.
Inleiding
Als onderdeel van de herontwikkeling van het gebied Hart van Zuid te Hengelo, is het wenselijk dat het fabriekscomplex van Stork Technical Services (hierna: Stork) wordt verplaatst. Het huidige fabriekscomplex verhindert de completering van de Laan Hart van Zuid. Deze Laan zal het Centraal Station van Twente verbinden met de aansluiting op de A35 en vormt de centrale ontsluitingsas. In het kader van de ontwikkeling van de A1-zone is deze verbinding aangewezen als “stadsas Hart van Zuid”.
Stork heeft te kennen gegeven zelf, vanuit de eigen bedrijfsvoering, geen aanleiding te voelen tot verhuizen. Toch wil Stork meewerken aan de verplaatsing, gelet op het maatschappelijk belang dat daarmee is gediend. Met de planontwikkeling van de 2e fase Hart van Zuid beoogt de gemeente Hengelo ondermeer te komen tot het realiseren van circa 7500 arbeidsplaatsen in de stationsomgeving. Hart van Zuid maakt deel uit van de Innovatiedriehoek en is daarmee een essentiële schakel in het beleid van de netwerkstad Twente. In de onderhandelingen tussen Stork en het Projectbureau Hart van Zuid is gebleken dat, onder de huidige marktomstandigheden, zonder overheidsfinanciering geen overeenkomst is te bereiken die recht doet aan volledige nadeelcompensatie voor Stork, waarin alle kosten van de verplaatsing worden gedragen. Tegen die achtergrond is de provincie Overijssel gevraagd bij te willen dragen in een financieringsvorm die de verplaatsing mogelijk maakt.
Provincie Overijssel heeft het verzoek in overweging genomen met het oog op het regionale belang van de ontwikkeling van Hart van Zuid. Overijssel heeft Lysias Advies gevraagd om verschillende varianten te beoordelen, mede tegen de achtergrond van Europese regelgeving met betrekking tot 1 staatssteun bij gebiedsontwikkeling
1
In de geaccepteerde offerte van Lysias d.d. 27 februari 2012 zijn de aandachtsvelden als volgt geformuleerd: De integrale aanpak van het gebiedsontwikkelingsvraagstuk en de positionering van de provincie daarin; De juridische aspecten rondom staatssteunproblematiek; De te realiseren financiële constructie voor oplossing van het vraagstuk.
2
2.
Benadering van de vraagstelling
Afwegingscriteria Voor de beantwoording van de vraag of financiële betrokkenheid van de provincie op zijn plaats is en hoe deze evenwichtig kan worden vormgegeven, hebben wij de volgende vier criteria gedefinieerd.
De bijdrage van provincie moet financieel optimaal en verantwoord zijn, de provincie mag niet te veel betalen (economische vraag). De uitwerking moet passend zijn bij een rol op afstand, gericht op tijdelijke facilitering van de (regionale) ontwikkeling van het gebied, en los staan van de bedrijfsmatige ontwikkeling van Stork (beleidsmatige vraag). De bijdrage moet passen binnen de meest actuele EU-regelgeving m.b.t. staatssteun bij gebiedsontwikkeling (juridische vraag). De risico’s en uitvoeringslasten moeten tot een minimum worden beperkt (beheersmatige vraag).
Teamsamenstelling en visie op onderhandelingsresultaat In de teamsamenstelling is gekozen voor een mix van expertise op het gebied van publiekprivate financiering voor ruimtelijke projecten, deskundigheid inzake EU-staatssteun bij gebiedsontwikkeling, alsmede ervaring bij complexe stedelijke en regionale ontwikkelingsvraagstukken. Bijlage 1 licht de teamsamenstelling toe. Wij hebben kennis genomen van het uitgebreide voorwerk dat verricht is door of in opdracht van het Programmabureau Hart van Zuid, en respecteren de onderhandelingsresultaten die tussen partijen bereikt zijn, maar hebben die wel getoetst op basis van onze eigen ervaring en inzichten. Wij stellen vast dat de onderhandelingen in een eindfase zijn gekomen, dat Projectbureau en Stork elkaar zeer dicht genaderd zijn, en dat een definitieve overeenkomst op korte termijn gesloten kan worden. Een spoedige overeenstemming is zowel in het belang van c.q. noodzakelijk voor de tijdige voortgang van de ontwikkeling van Hart van Zuid, als voor een adequaat huisvestingsbeleid van Stork.
3
3. Financieel perspectief in vier varianten Overbrugging vereist Projectbureau en Stork zijn gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat de financiële last van de verplaatsing € 37 miljoen bedraagt. Wij hebben begrepen dat een externe taxatie in 2 gang is gezet om deze conclusie te bevestigen. Het bedrag is als volgt opgebouwd .
grondkosten, aankoop 4,3 ha aan het Twentekanaal: € 5,2 mln; nieuwbouw: € 26,1 mln; verhuis- en verplaatsingskosten, inrichting/inventaris: € 5,7 mln.
De raming van de totale stichtingskosten bedroeg in eerste instantie € 40 miljoen. Stork heeft in december 2011 besloten dat een viertal bedrijven buiten de Stork-organisatie worden geplaatst en derhalve niet meegaan in de bedrijfsverplaatsing. Dit heeft geleid tot een aanpassing van het plan van eisen van het bedrijfsgebouw en tot een neerwaartse bijstelling van de stichtingskostenraming.
Voor de financiering van de totale stichtingskosten stelt het Projectbureau Hart van Zuid een bedrag van € 10 mln beschikbaar. Startpunt is dus een financieringstekort van € 27 miljoen. Voor dekking van dit tekort is een jaarlijkse kasstroom beschikbaar van € 1,4 miljoen, zijnde de huurlasten die Stork thans afdraagt voor het gebruik van het huidige fabriekscomplex. Deze kasstroom volstaat onder de huidige marktomstandigheden niet voor het aantrekken van een vastgoedfinanciering op de kapitaalmarkt. Derhalve zijn vier varianten uitgewerkt en doorgerekend waarbij de provincie Overijssel een bijdrage levert. Drie varianten gaan primair uit van een marktfinanciering, waarbij de provincie het resterende financieringstekort overbrugt door een subsidiebijdrage à fonds perdu, en/of een garantstelling afgeeft over de aan te trekken marktfinanciering. Binnen deze drie varianten is één scenario doorgerekend waarbij Stork Holding zelf eigenaar wordt van de nieuwe fabriek en dat intern doorverhuurt. In de andere twee varianten komt de nieuwbouw in handen van marktpartijen. Bij de vierde variant tenslotte, is gezocht naar een oplossing waarbij de provincie in het geheel geen subsidiebijdrage à fonds perdu verschaft, maar volstaat met een financiering die gedurende circa 25 jaar wordt afgelost uit de huuropbrengsten, alsmede uit de opbrengsten van verkoop van het gebouw aan Stork, aan het eind van de looptijd.
Financiering in plaats van subsidie toereikend en gepast De conclusie is dat bij een marktfinanciering een subsidiebijdrage à fonds perdu van de provincie vereist zal zijn van € 11,4 mln tot € 8,8 mln. In de goedkoopste variant zit bovendien besloten dat de provincie ook nog een garantie afgeeft over € 10 miljoen externe financiering. Indien wordt afgezien van de marktfinanciering bedraagt de beschikbaar te stellen financiering c.q. participatie van de provincie Overijssel € 26,3 miljoen. De jaarlijkse huur-opbrengst van € 1,4 miljoen biedt ruimte voor een rentevergoeding aan de provincie van maximaal circa 4% voor een looptijd van 25 jaar.
2
Alternatieven financiering fabriek Stork Thermec, Intern memo Hart van Zuid d.d. 10 februari 2012. Dit memo bevat de cijfers waarop deze paragraaf is gebaseerd.
4
Bij de huidige fundingsrente voor overheden (2,65% exclusief opslag) c.q. de gederfde opbrengsten bij Schatkistbankieren (van circa 2,72% exclusief opslag) is dat puur vanuit de tarieven gerekend het beste alternatief. Dat deze laatste variant thans zo gunstig uitpakt, hangt direct samen met de huidige marktomstandigheden op de kapitaalmarkt en de feitelijke vermogenspositie van de Nederlandse provincies en de provincie Overijssel in het bijzonder. De rente is historisch gezien laag, maar het verkrijgen van een vastgoedfinanciering is moeilijk en daardoor relatief kostbaar.
De cijfermatige analyse valt duidelijk uit in het voordeel van een tijdelijke financiering door de provincie Overijssel, zonder subsidiebijdrage à fonds perdu. Een keuze voor deze variant is echter pas werkelijk economisch te verkiezen, als de eventuele risico’s die ermee samenhangen beheersbaar zijn (zie ook paragraaf 4 hierna). Teneinde uit te sluiten dat de provincie in een dergelijke oplossing risicodragend of anderszins zou moeten participeren in het bedrijf Stork zelf, is dit vormgegeven en juridisch uitgewerkt op een herkenbare wijze, langs de volgende lijnen:
de nieuwbouw wordt na realisatie ingebracht in een projectvennootschap (Special purpose vehicle, oftewel SPV) met een aan de overheid gelieerde aandeelhouder; de SPV verhuurt langjarig (25 jaar) het vastgoed aan Stork; de provincie Overijssel verstrekt de financiering (€ 26,3 miljoen) aan de SPV tegen een rentetarief van maximaal 4%; de inbreng van het Projectbureau Hart van Zuid is € 10 miljoen; hiervan wordt € 5 miljoen bestemd voor de afkoop van de verhuis- en stilstandskosten en wordt € 5 miljoen ingebracht in de SPV; de SPV wordt na 25 jaar verkocht aan derden dan wel aan Stork; het schuldrestant van de lening wordt afgelost dan wel op nader over een te komen voorwaarden verlengd .
Projectbureau en Stork hebben hun voorkeur uitgesproken voor de SPV-variant, en daarbij de mogelijkheid voorgesteld om de rentevergoeding voor de provincie zo laag mogelijk te houden, zodat de huurvergoeding die Stork moet betalen om het geheel ‘rond te laten draaien’ ook tot een minimum wordt beperkt. Dit laatste element raden wij af, gelet op de consequenties die dit mogelijk zou kunnen hebben bij de staatssteuntoets (zie hierna). Met deze SPV-variant en financiële analyse die daaraan ten grondslag ligt, is ‘de economische vraag’ naar een bijdrage van de provincie die financieel verantwoord is, in beginsel positief te beantwoorden. Door de afzondering van de financieringsopzet in de afzonderlijke projectvennootschap is bereikt dat de provincie niet direct geïnvolveerd raakt in de bedrijfsmatige ontwikkeling van Stork. De financieringsbijdrage heeft dankzij de SPV uitsluitend betrekking op de verplaatsing, waarmee de gewenste ontwikkeling van Hart van Zuid binnen bereik komt. Dat betreft met name het infrastructurele aspect, namelijk het letterlijk maken van ruimte voor de ontsluitingsas Laan Hart van Zuid, als voorwaarde voor de beoogde regionale ontwikkeling. Dat is het antwoord op de ‘beleidsmatige vraag’ naar een passende rol voor de provincie op afstand, gericht op tijdelijke facilitering van de (regionale) ontwikkeling van het gebied. Daarmee is in de kern aan de eerste twee criteria voldaan.
5
4.
EU-aspecten en risicobeheer
De resterende twee criteria voor ons advies betreffen de EU-aspecten (juridische vraag) en de risicobeheersing en uitvoeringslasten (beheersmatige vraag).
In ons eerdere advies Staatssteunanalyse van 14 oktober 2011, hebben wij uiteengezet dat geen sprake zal zijn van staatssteun, indien het geheel aan afspraken kan worden aangemerkt als een marktconforme regeling. Daarbij is nadeelcompensatie voor (in dit geval) Stork toegestaan, binnen de kaders die de nationale wetgever heeft geregeld voor onteigening. De overwegingen om vast te stellen of hier sprake is van een marktconforme overeenkomst binnen de kaders van de wetgeving voor onteigening, spitsen zich toe op de volgende elementen:
de hoogte van de huur voor het nieuwe gebouw; de mate waarin sprake zal zijn van productiviteits- en inkomstenverhogende (of kostprijsverlagende) factoren bij het nieuwe fabrieksgebouw; de prijs en condities waaronder Stork de fabriek aan het eind van de looptijd mag overnemen; de hoogte van de verhuis- en verplaatsingsvergoeding. Dit punt laten wij verder buiten beschouwing omdat wij begrepen hebben dat het Projectbureau dat reeds heeft getoetst.
Een marktconforme huurvergoeding Uit de aard van de productieprocessen die bij Stork worden uitgevoerd volgt – zo hebben wij begrepen van het Projectbureau – dat het nieuwe fabrieksgebouw nauwelijks of geen productiviteitsverhoging mogelijk maakt. De arbeidsomstandigheden zullen kunnen verbeteren, doch dit vertaalt zich naar verwachting niet naar meeropbrengsten of lagere kosten. Omdat daarnaast Stork zelf geen aanleiding ziet tot verhuizing en/of tot het plegen van nieuwbouw, bestaat daarmee ook geen aanleiding tot het verhogen van de huur in de nieuwe situatie. Sterker nog: huurverhoging zou een financieel nadeel inhouden voor Stork, op grond waarvan Stork een compensatie zou kunnen bepleiten. Indien evenwel de huurvergoeding lager zou worden vastgesteld dan thans (bijvoorbeeld omdat de provincie het voordeel van een lage rentelast zou doorgeven aan Stork, zoals geopperd is in paragraaf 6), dan zou de indruk kunnen ontstaan dat Stork per saldo een duidelijk financieel voordeel behaalt uit de financieringsbijdrage die verstrekt wordt door de provincie Overijssel. Dat zou opgevat kunnen worden als staatssteun. In dat geval ligt er een ‘bewijslast’ bij de provincie om aan te tonen dat zo’n staatssteun rechtmatig is. Daarvoor zou wel degelijk een case te maken zijn, bijvoorbeeld op grond van te bereiken maatschappelijke doelen zoals innovatie of milieu. De procedure om dat te toetsen is echter tijdrovend. De urgentie van de situatie en het stadium van onderhandeling tussen Projectbureau en Stork bieden daarvoor nauwelijks ruimte. Daarom raden wij af een lagere huurvergoeding in overweging te nemen.
6
Indien de huurvergoeding inderdaad gelijk wordt gesteld aan de huidige huursom, lijkt Stork geen voordeel te ontvangen. Echter, een nieuw pand zal waarschijnlijk toch ook enige exploitatievoordelen met zich meebrengen, zoals lagere stookkosten, minder verlichtingskosten en wellicht toch een slimmere indeling of logistiek. Voorkomen moet worden dat derden kunnen aantonen dat Stork daarmee (toch) een voordeel ontvangt. Het is dan ook noodzakelijk vooraf heel duidelijk over te zijn over gemaakte afspraken. Het is namelijk buitengewoon lastig achteraf indirecte voordelen alsnog te verdisconteren of alsnog te zoeken naar vormen van rechtmatige staatssteun. Uit staatssteunoptiek hebben betrokken overheden en bedrijven primair maar één duidelijke referentie: de marktconforme huurvergoeding van de betrokken panden. Dat geldt dus voor de huidige werkplek, als voor de toekomstige werkplek. Om discussie hierover te vermijden kan de provincie de wens neerleggen dat een taxateur beide prijzen vaststelt (eventueel in bepaalde marktconforme bandbreedtes). Contractuele afspraken dienen vervolgens binnen die bandbreedtes gemaakt te worden. Dat kan uit staatssteunoptiek tot een noodzakelijke huurverhoging voor Stork leiden. Als het echter onderdeel van de deal is dat Stork nominaal niet meer huur gaat betalen, ontstaat er mogelijk een vorm van staatssteun (aan Stork). Deze hoeft niet direct onrechtmatig te zijn, deze staatssteun zal op eigen merites beoordeeld moeten worden. Mogelijk (waarschijnlijk) is er sprake van energiebesparing of andere maatschappelijke baten, die grond geeft voor een rechtmatige vorm van staatssteun (aan Stork). Dit zal in de uiteindelijke overall deal glashelder moeten zijn. Een laatste punt van overweging bij het vaststellen van de huurvergoeding, is of deze gedurende de gehele looptijd vast moet zijn of geïndexeerd moet worden. Bij een sale & lease back-constructie is een vast huurtarief op zichzelf marktconform indien ook de financieringslasten gedurende de gehele looptijd vast zijn. Dat is in de SPV-constructie inderdaad het geval. Een marktconform kooprecht De prijs waartegen Stork de fabriek aan het eind van de looptijd (na 20 jaar of, bij verlenging, na 25 jaar) kan overnemen, is nog niet in detail uitgewerkt. In grote lijnen wordt een afschrijving voorzien van 2% (levensduur 50 jaar). Verondersteld wordt dat dit een redelijke indicatie geeft van de marktwaarde die geldt aan het eind van de looptijd. Indien echter de marktwaarde tegen die tijd in werkelijkheid hoger zou zijn, dan zou Stork uiteindelijk alsnog een financieel voordeel verkrijgen op basis van dit contract. Om dit risico op voorhand geheel uit te sluiten, zou de provincie een eenzijdig ‘taxatiebeding’ kunnen bepleiten op het eind van de looptijd. Daar staat echter tegenover dat Stork dan ook een recht op taxatie zou kunnen claimen bij een mogelijk lagere waarde. In dat geval loopt de provincie het risico dat Stork het kooprecht uitoefent tegen een prijs die te laag is om de gehele financiering af te lossen. Dit is op zich een contractonderdeel waar iedere projectontwikkelaar tegenaan kan lopen. Een risico dat je ofwel verdisconteert in de prijs en dat marktpartijen (ook) lopen. Als daarvoor dan marktconforme prijzen worden afgesproken, is dat ook vanuit EU-perspectief een marktconforme deal. In dat geval is er geen sprake van staatssteun (als er na 20 jaar een lagere waarde uit het kooprecht rolt door marktontwikkelingen). Wel is er dan sprake
7
van een mogelijk verlies voor de provincie, dit risico dient dan marktconform afgedekt te worden. Inventarisatie en afdekking van risico’s Het onderbrengen van de financiering in een aparte projectvennootschap die eigenaar wordt van het fabriekscomplex, beperkt de betrokkenheid van en risico’s voor de provincie aanzienlijk. Toch zijn er ook in dat geval enkele risico’s denkbaar, die van tevoren met specifieke bepalingen kunnen worden afgedekt of beperkt. De risico’s en de bepalingen om deze af te dekken zijn hieronder in beeld gebracht. Dit is een checklist voor de beoordeling van de uiteindelijk uitgeschreven contract(en).
Zonder nadere bepalingen is de eigenaar verantwoordelijk voor het onderhoud en eventuele aanpassingen die nodig zijn. In het overleg tussen Projectbureau en Stork is reeds afgesproken dat deze verantwoordelijkheid en lasten voor rekening komen van de huurder Stork. Ondanks dergelijke bepalingen is niet geheel uit te sluiten dat bij calamiteiten toch een verantwoordelijkheid bij de eigenbaar blijft. Voor zover die niet zijn te verzekeren (check), is aan te raden daarvoor een voorziening aan te houden in de SPV. Deze voorziening kan worden opgebouwd vanuit het (positieve) verschil tussen de huuropbrengsten en de financieringsrente die de provincie ontvangt. Wij geven in overweging om in de eerste jaren gedurende een bepaalde periode (bijvoorbeeld in jaar 3 t/m 6) af te zien van aflossingen (c.q. een bescheiden dividend uit te keren) om zo’n voorziening te treffen. Een risico voor de SPV is dat Stork om welke reden dan ook de huurovereenkomst zou willen opzeggen. Om dat risico op te vangen is een bepaling voorzien die regelt dat Stork alle schade die daar uit voortvloeit aan de provincie en Projectbureau moet vergoeden. Indien Stork onverhoopt failliet zou gaan, dan stoppen de huurinkomsten. Om dit risico tot een minimum te bepreken, dient Stork de huurovereenkomst op het hoogste (Holding) niveau te garanderen. Ook dit is in het overleg tussen Projectbureau en Stork reeds overeengekomen. Verandering in wetgeving kan leiden tot onvoorziene lasten voor de SPV als eigenaar van het vastgoed. Dit is nooit uit te sluiten. Wel kan de voorziening voor calamiteiten daarvoor eventueel worden aangesproken. Indien Stork aan het eind van de looptijd geen gebruik wenst te maken van het kooprecht, blijft de SPV achter met een vermoedelijk moeilijk te verhuren of te verkopen fabrieksgebouw. In antwoord hierop zal Stork worden verplicht mee te zoeken naar een passende koper of huurder. De mate waarin dit valt af te regelen is nog onderwerp van nader overleg.
Het geheel in ogenschouw nemend lijken de risico’s goed te overzien en in belangrijke mate af te dekken. Financieel-economisch zijn de risico’s in elk geval niet van dien aard of omvang, dat zij aanleiding geven om te keuze voor de SPV-variant boven de andere financieringsvarianten uit paragraaf 3 te heroverwegen.
Beheerkosten binnen de perken De oprichting van een aparte Projectvennootschap / SPV zijn beperkt. In de doorrekening van de varianten is rekening gehouden met € 15.000 organisatiekosten. Dit betreft administratiekosten, beheerkosten, accountantskosten e.d.. Daarnaast zou de SPV toch enige managementaandacht vragen van de provincie. Dit kan echter vermeden worden
8
door het beheer van de SPV onder te brengen bij Ontwikkelingsmaatschappij Oost NV, die daar op toegesneden is. De wijze waarop dit kan geschieden is afhankelijk van de soort arrangementen die de provincie op dit gebied met Oost NV heeft afgesproken. Overwegingen die daar gelden zullen mede bepalend zijn voor de vraag of de financiering van de provincie vorm krijgt in een lening met rentevergoeding of in een participatie met dividend. Wij gaan daar verder in dit advies niet op in.
9
5.
Advies en conclusies
Afrondend komen wij tot de volgende conclusies:
Een financieringsbijdrage van de provincie aan de verplaatsing van Stork in het kader van Hart van Zuid, vormgegeven in een Projectvennootschap, achten wij financieel verantwoord en passend bij een faciliterende rol van de provincie in de regionale ontwikkeling rond Hengelo.
Uit EU-overwegingen en uit beleidsmatige overwegingen raden wij aan te komen tot een marktconforme overeenkomst met Stork. In het bijzonder raden wij af om akkoord te gaan met een eventuele verlaging van de huurvergoeding.
Wij zijn er niet op voorhand van overtuigd dat de nieuwbouw geen productiviteitsverhoging of kostenverlaging met zich meebrengt. Dat betekent dat de handhaving van de huurvergoeding op de huidige waarde mogelijk een financieel voordeel inhoudt voor Stork. Dit wordt mogelijk gemaakt door de relatief goedkope financiering die de provincie vertrekt. Dit kan gezien worden als een vorm van staatssteun. Hoewel een dergelijke staatsteun geoorloofd kan zijn (bijvoorbeeld vanwege innovatie of milieuoverwegingen), is het toch aan te bevelen elke onduidelijkheid hierover op voorhand weg te nemen. Een zorgvuldige taxatie van de huurwaarde voor het nieuwe gebouw kan daar toe bijdragen. Als de provincie dat wenselijk acht, dient dat in de overeenkomst met Stork nader te worden geregeld.
Aangezien de fundingsrente voor regionale overheden en/of de depositorente op Schatkistbankieren thans lager is dan 4%, kan de voorgestelde variant voor de provincie kostenneutraal ‘rond draaien’. Uitgangspunt is dat rentevergoeding en huur bij aanvang van de overeenkomst voor de gehele periode wordt vastgelegd zodat de provincie daarover geen risico’s loopt. Dat is een marktconforme invulling bij sale & lease back-constructies.
Mocht tussen nu en het moment van besluitvorming de marktrente onverhoopt oplopen tot de genoemde 4%, dan wordt de ruimte om tot een voorziening voor calamiteiten e.d. op te bouwen bijzonder klein. Onder de huidige marktomstandigheden echter is die ruimte voldoende groot. Omdat de huidige marktomstandigheden en tarieven voor deze variant thans gunstig zijn, adviseren wij u om de kernafspraken met Projectbureau en Stork, bij gebleken goedkeuring door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten, zo snel mogelijk vast te leggen.
Wij hebben het voorstel niet nader onderzocht op fiscale aspecten. Wij hebben begrepen dat een fiscale toets reeds in de maak is en dat de resultaten daarvan op korte termijn beschikbaar komen.
Tot slot adviseren wij om de precieze formulering van de overeenkomst, in het bijzonder de bepalingen zoals in paragraaf 4 van deze notitie voorgesteld, nauwgezet juridisch te laten controleren.
10
Bijlage 1: Samenstelling Projectteam Lysias Projectleider: Roelof Balk Roelof Balk is specialist in publiek-private financieringen voor ruimtelijke projecten en was in de periode 1995 – 2008 als directeur van het Nationaal Groenfonds verantwoordelijk voor de financiering van verschillende bedrijfsverplaatsingen met provinciale cofinanciering in het kader van de aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur. Daarvoor was hij onder meer werkzaam bij het Ministerie van Financiën, directie Financiële markten. Van 2005 tot 2010 was Roelof directeur van Fondsenbeheer Nederland, onderdeel van de Rabo Vastgoedgroep. In die functie was hij ondermeer nauw betrokken bij herbestemming en financiering van industrieel erfgoed en maatschappelijk vastgoed. Momenteel is Roelof projectdirecteur van de Werkmaatschappij Markermeer-IJmeer, onderdeel van het RijkRegioprogramma Amsterdam–Almere–Markermeer (RRAAM). Dit is een van de meest grootschalige en complexe gebiedsontwkkelingsprojecten in Nederland van dit moment. EU-specialist: Melvin Könings Melvin Könings is bestuurskundige van oorsprong en heeft een ruime nationale en internationale praktijkervaring in de overheid. Melvin was onder meer vier jaar gedetacheerd bij DG Mededinging van de Europese Commissie op het terrein van staatssteun en geldt op dit moment als één van de topspecialisten op dit terrein in Nederland. Zo is hij op dit moment projectleider voor het Ministerie van BZK voor het opstellen van een landelijk staatssteunkader voor gebiedsontwikkeling. Hij was van 2006 tot 2009 tevens wethouder in de gemeente Geldermalsen en lid van het Dagelijks Bestuur van Regio Rivierenland. Hij heeft veel ervaring met het resultaatgericht opereren in complexe omgevingen op het snijvlak van markt en overheid. Ervaren gebiedsontwikkelaar: Rob Tutert Rob Tutert is partner van Lysias. Zijn werkveld richt zich op integrale advisering van complexe gebiedsontwikkelingsopgaven. Hij heeft zich bewezen als gedreven adviseur en project- en procesmanager van complexe ruimtelijke ordeningsvraagstukken, waaronder gebiedsontwikkeling en stedelijke en regionale ontwikkelingsvraagstukken. Met collega’s van Lysias begeleidt hij projectorganisaties zowel in de fase van visie- en conceptontwikkeling als in de fase van planvorming en realisatie. Rob heeft in diverse opgaven leiding gegeven aan omvangrijke projectorganisaties waarin naast ambtelijke organisaties ook externe bureaus zijn aangestuurd. Hij heeft leiding gegeven aan complexe gebiedsontwikkelings-opgaven, zoals de Ede-Oost te Ede en IJsseldelta Zuid in Kampen. Recent was Rob actief in strategische heroriëntaties van gebiedsontwikkelingsprojecten, zoals Belvédère in Maastricht, het stadscentrum van Hoogezand-Sappemeer, en Schuytgraaf in Arnhem. Hij is nu betrokken bij de Spoorzone in Zwolle in opdracht van provincie Overijssel en gemeente Zwolle.
11
Bijlage 2: Geraadpleegde Literatuur / bronnen
Staatssteunanalyse Hart van Zuid, Lysias Advies, 14 oktober 2011; Uitwerking Business Case huurvariant bedrijfsverplaatsing Stork bedrijven, intern document Hart van Zuid, 18 januari 2012; Alternatieven financiering fabriek Stork Thermec, Ben Spelbos, Intern memo HvZ d.d. 10 februari 2012; Bedrijfsverplaatsing Stork Thermec, Stibbe advocaten en notarissen, 28 februari 2012; e Achtergrondinformatie over 2 fase Hart van Zuid, Programmabureau Hart van Zuid, 8 maart 2012; Ministerie van Financiën, Agentschap Generale Thesaurie, overzicht rentestanden Schatkistbankieren d.d. 13-4-2012 (www.dsta.nl/Onderwerpen/Schatkistbankieren); Wallich & Matthes B.V.,overzicht Yieldcurve Euro IRS, 13 april 2012, http://www.wallich.eu/info/infogram.htm. Risicoanalyse huurvariant verplaatsing Stork, Intern memo HvZ d.d. 17 april 2012.
12
Bijlage IV bij Statenvoorstel nr. PS/2013/184
Notitie: Uitwerking van de voorkeursvariant voor publiek-private samenwerking bij de verplaatsing van Stork Technical Services ( STS) te Hengelo
Notitie: Uitwerking van de voorkeursvariant voor publiek-private samenwerking bij de verplaatsing van Stork Technical Services ( STS) te Hengelo Voor: Alle betrokkenen bij het project Van: Bregman Advisering, Arjan Bregman Datum: 5 december 2012 1. Inleiding, vraagstelling en opzet van deze notitie 1.1. Inleiding en vraagstelling Het Projectbureau Hengelo B.V. (hierna het PB), een samenwerkingsverband van de gemeente Hengelo en Van Wijnen, en Stork Technical Services ( STS; hierna ook kortweg Stork) voeren al geruime tijd overleg over de structuur waarop de bedrijfsverplaatsing en de realisatie van een nieuwe productielocatie van Stork vorm en inhoud moet krijgen. Bij de inrichting van de structuur spelen de Provincie Overijssel (hierna de Provincie) en PPM Oost B.V. (hierna PPM Oost) een belangrijke rol. Alle betrokken publieke en private partijen wensen constructief en oplossingsgericht te werken aan een inrichting van de structuur van hun samenwerking die voldoet aan de door partijen daaraan gestelde eisen. Daarbij is voor alle partijen cruciaal dat de samenwerking zoals die wordt aangegaan, aanvaardbaar is vanuit Europeesrechtelijk perspectief. Op 12 oktober 2012 heeft te Amsterdam een overleg plaatsgevonden waaraan werd deelgenomen door alle betrokken publieke en private partijen (met uitzondering van Stork) en hun adviseurs. Als resultaat van deze bespreking heeft ondergetekende de notitie “naar een publiek-private samenwerking bij de verplaatsing van Stork te Hengelo in overeenstemming met het aanbestedingsrecht en de regelgeving op het gebied van staatssteun” d.d. 22 oktober 2012 geschreven en beschikbaar gesteld aan alle publieke en private partijen en hun adviseurs. In de notitie van 22 oktober 2012 is een viertal oplossingsrichtingen getoetst aan de eisen die partijen daaraan stellen. Dit betreft de volgende vier oplossingsrichtingen: 1. Een oplossingrichting, gebaseerd op de samenwerking zoals die is gevisualiseerd op de derde pagina van de rapportage van Fakton ‘PPM-Oost Hengelo – Hart van Zuid, Toets voorgestelde structuur bij de verblijfsverplaatsing Stork: eerste analyse + vervolg oplossingsrichtingen d.d. 9 oktober 2012, maar daarvan afwijkend in die zin dat Stork geen bouwopdracht verleent aan Van Wijnen en van Wijnen een gereed gebouw verkoopt aan SPV Hart van Zuid en zelf gedurende de bouw zorg draagt voor de financiering; 2. Een oplossingrichting, waarbij SPV Hart van Zuid de grond van de gemeente Hengelo in erfpacht uitgegeven krijgt en deze in ondererfpacht uitgeeft aan Stork, waarna Stork aan Van Wijnen opdracht geeft om de fabriek met subsidie van de provincie te bouwen en na realisering door Stork aan de SPV Hart van Zuid voor de ondererfpacht een canon wordt betaald die evenzeer als de huur in de onder 1 genoemde oplossingsrichting van Fakton, kostendekkend is. De looptijd van de ondererfpacht is gelijk aan de huurtermijn in genoemde oplossingsrichting van Fakton; 3. Een oplossingsrichting met inschakeling van een commerciële belegger als gevisualiseerd op pagina van de rapportage van Fakton (Oplossingrichting 3: PPMOost financiert commerciële belegger);
1
4. Een oplossingsrichting waarbij de gemeente Hengelo de grond in erfpacht uitgeeft aan Stork, waarna Stork aan Van Wijnen opdracht geeft om de fabriek met subsidie van de provincie te bouwen en na realisering door Stork het erfpachtrecht aan de SPV Hart van Zuid wordt overgedragen, die vervolgens aan Stork verhuurt onder dezelfde condities als de huur in de onder 1 genoemde oplossingsrichting van Fakton Een oplossingsrichting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. Voor Stork is cruciaal dat de samenwerking leidt tot een off-balance verwerking; 2. Vanuit het oogpunt van Van Wijnen dient de realisatie van het bouwproject plaats te vinden zonder dat een (Europese) aanbesteding plaats vindt en bij voorkeur in bouwteamverband. 3. De inrichting van de publiek-private samenwerking dient zodanig te zijn dat deze in overeenstemming is met het Europese aanbestedingsrecht en met de regelgeving op het gebied van staatssteun. In de notitie van 22 oktober 2012 wordt in het licht van deze drie voorwaarden een voorkeur uitgesproken voor oplossingsrichting 4. Over deze oplossing wordt – samengevat weergegeven - in de notitie van 22 oktober 2012 het volgende opgemerkt: - Voor Stork leidt deze variant tot een off-balance verwerking. Weliswaar staat op de balans van Stork gedurende de bouw formeel een erfpachtrecht, maar dit recht leidt niet tot kapitaalbeslag, omdat de met het erfpachtrecht samenhangende investering in een nieuwe fabriek wordt gedekt uit een bijdrage van de overheid. Daarnaast heeft Stork van meet af aan zicht op beëindiging van de erfpacht na voltooiing van de realisatie; - Vanuit het oogpunt van Van Wijnen is sprake van de afwezigheid van (Europese) aanbesteding en kunnen Stork en Van Wijnen samenwerken in bouwteamverband; - De afwezigheid van een bouwplicht en van het door de overheid stellen van nadere eisen dan langs publiekrechtelijke weg mogelijk zou zijn past bij de rol van de overheid als degene die bedrijfsverplaatsing in het kader van gebiedsontwikkeling vergoedt. Er is derhalve geen sprake van een schijnconstructie. De keuze voor erfpacht onderstreept de opdrachtgeverspositie van Stork: een erfpachter is als zakelijk gerechtigde normaliter ook bevoegd om een opdracht te geven een bouwwerken op de in erfpacht uitgegeven grond te bouwen, zonder dat de overheid daarbij een bouwplicht oplegt of nadere eisen stelt. Op 19 november 2012 is een bestuurlijk overleg tussen de gemeente Hengelo, Stork en Van Wijnen oplossingrichting 4 benoemd als voorkeursvariant. Oplossingsrichting 4 zal in het verdere van deze notitie daarom als zodanig worden aangeduid. Bij alle betrokken partijen is er behoefte om de voorkeursvariant nader uit te werken en daarbij met name inzichtelijk te maken welke risico’s voor welke partijen zijn verbonden aan de keuze van die uitwerking. De onderhavige notitie bevat een dergelijke uitwerking.. 1.3. Opzet van deze notitie De opzet van deze notitie is als volgt. In de volgende paragraaf worden de verschillende te sluiten contracten en te nemen besluiten voor het verstrekken van financiële bijdragen beschreven, voorafgegaan door een korte meer algemene beschouwing. Daarbij wordt – met name vanuit het perspectief van het aanbestedingsrecht en de regelgeving op het gebied van
2
staatssteun, zoals nader uiteengezet in de notitie van 22 oktober 2012 – aangegeven welke inhoud voor genoemde documenten geïndiceerd is. Paragraaf 3 benoemt de risico’s die vanuit aanbestedingsrechtelijk perspectief en gelet op de regelgeving inzake staatssteun met de voorkeursvariant samenhangen. Daarbij wordt aangegeven welke mogelijkheden er zijn om deze risico’s waar mogelijk te elimineren c.q. te verkleinen en welke partij c.q. partijen bepaalde niet volledig te elimineren risico’s op welke wijze kunnen dragen. 2. De verschillende ter uitvoering van de voorkeursvariant te sluiten contracten en te nemen beschikkingen 2.1. Inleiding Voorafgaand aan de duiding van de diverse overeenkomsten en besluiten tot het verstrekken van een financiële bijdrage zal hierna – in aansluiting op het geen daaromtrent door ondergetekende is gesteld in zijn notitie van 22 oktober 2012 – de beoogde samenwerking tussen partijen binnen de voorkeursvariant beknopt worden getypeerd, met als doel het inzicht in de achtergrond waartegen de beoogde samenwerking steeds moet worden gezien aan te scherpen. De beoogde samenwerking tussen partijen is het gevolg van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid in de gemeente Hengelo. Voor de realisering van deze gebiedsontwikkeling zijn de gronden met daarop de huidige fabriek van Stork voor een nieuwe (infrastructurele) bestemming. Er doet zich een goede mogelijkheid voor om het bedrijf van Stork te verplaatsen naar een andere locatie binnen het plan Hart van Zuid. Ingeval van een bedrijfsverplaatsing binnen een gemeente die noodzakelijk is in het kader van een gebiedsontwikkeling is een gebruikelijke werkwijze dat de gemeente ernaar streeft onteigening te voorkomen en het betreffende bedrijf te verplaatsen door de bestaande bedrijfslocatie een te kopen, grond voor een nieuwe locatie uit te geven en de kosten die verplaatsing voor het bedrijf met zich brengt te vergoeden. Ook in het geval van verplaatsing van Stork ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid is dit in de kern de beoogde werkwijze. Het cruciale verschil is dat de vergoeding van de verplaatsingskosten hier niet plaatsvindt door de gemeente in de vorm van een bedrag ineens, maar in de vorm van een financieel arrangement waarin meerdere overheden deelnemen en dat Stork aan het einde van een exploitatietermijn van 25 jaar in een financieel bijna gelijkwaardige positie brengt als wanneer de fabriek van Stork met een gemeentelijke uitkoop zou zijn verplaatst. De ambitie van de gemeente Hengelo is om – samen met andere overheden die het belang van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid evenzeer onderschrijven – de kosten van de verplaatsing van Stork te vergoeden, indien Stork bereid is om daadwerkelijk mee te werken aan verplaatsing. Anders dan meermalen is gesuggereerd, ziet ondergetekende geen reden waarom de betrokken overheden behoefte zouden hebben om zich inhoudelijk verdergaand dan de gebruikelijke publiekrechtelijke regulering met de bouw van de nieuwe fabriek te bemoeien dan het geval zou zijn indien de fabriek met een gemeentelijke bijdrage ineens zou zijn verplaatst. Ook die bemoeienis gaat immers niet verder dan de gebruikelijke publiekrechtelijke regulering. Hierbij moet nadrukkelijk worden aangetekend dat de uitvoering van de beoogde samenwerking afhankelijk is van de instemming van Stork. Dit is niet slechts het geval omdat
3
het hier afspraken in der minne betreft waardoor per definitie instemming van Stork noodzakelijk is, maar ook omdat in casu niet kan worden teruggevallen op een publiekrechtelijk vangnet ten behoeve van grondverwerving. Voor onteigening van de huidige locatie van Stork heeft de gemeente Hengelo namelijk niet voldoende financiële middelen ter beschikking en de andere publieke samenwerkingspartners in de beoogde constructie zijn niet bereid om bij het uitblijven van overeenstemming met Stork de gemeente Hengelo de helpende hand te bieden en een deel van de onteigeningsvergoeding voor hun rekening te nemen. Een volgend aandachtspunt betreft de vraag of Stork in de beoogde samenwerking direct dan wel indirect zal worden verbonden tot het bouwen van de nieuwe fabriek en dat de nakoming van de verplichting om de fabriek te bouwen. Dat is uitdrukkelijk niet het geval. Ook hierbij geldt dat de beoogde samenwerking moet worden bezien als alternatief voor het geval dat de fabriek met een gemeentelijke bijdrage ineens zou zijn verplaatst. Aan die situatie is een bouwplicht wezensvreemd. Bovendien is er - vanuit het perspectief van Stork zoals hiervoor geschetst - geen goede reden aanwezig om een directe of indirecte verplichting om de fabriek te bouwen te accepteren en daarmee de beoogde samenwerking vanuit aanbestedingsrechtelijk perspectief te compliceren. Zoals hiervoor is overwogen zijn de andere partijen afhankelijk van de medewerking van Stork omdat een publiekrechtelijk alternatief voor de beoogde samenwerking om financiële redenen aan overheidszijde ontbreekt. De gedachte dat het moeilijk voorstelbaar is dat de betrokken overheden miljoenen beschikbaar stellen om, feitelijk geheel vrijblijvend, de mogelijkheid te bieden om een gebouw te realiseren dat past binnen de publiekrechtelijke kaders, gaat er derhalve aan voorbij dat het de betrokken overheden aan een publiekrechtelijk alternatief voor de verplaatsing van Stork ontbreekt en daarmee aan onderhandelingsruimte om een bouwplicht of een verdergaande inhoudelijke bemoeienis af te dwingen. Indien de voorwaarden binnen de samenwerking Stork en/of de gemeente niet bevallen – bijvoorbeeld omdat deze leiden tot een verplichting tot Europese aanbesteding - komt er geen samenwerking tot stand. Dat het verstrekken van financiële bijdragen daarbij voor de provincie (en gemeente) het risico zou inhouden dat er wel een bijdrage wordt verstrekt, maar niet wordt gebouwd, is niet het geval. Indien Stork niet besluit om binnen een zekere termijn een fabriek te bouwen, zal de samenwerking worden beëindigd, worden reeds toegezegde financiële bijdragen niet verstrekt en blijft Stork gevestigd op de huidige locatie. 2.2. De koop- en erfpachtovereenkomst gemeente Hengelo-Stork Op grond van deze tussen de gemeente Hengelo en Stork te sluiten overeenkomst worden in de kern de volgende drie hoofdzaken afgesproken: - Verwerving door de gemeente Hengelo van de gronden waarop de huidige fabriek van Stork is gevestigd; - Uitgifte in erfpacht van de gronden waarop Stork een nieuwe fabriek kan bouwen zodra het publiekrechtelijke risico is geëlimineerd althans geminimaliseerd en Stork de beslissing tot het bouwen van de nieuwe fabriek heeft genomen; - Verlening van de gemeentelijke financiële bijdrage ten behoeve van de verplaatsing van de fabriek. Overwegingen Naar de mening van ondergetekende is het – in de onderhavige casus mede gelet op de in paragraaf 2.1. van deze notitie beschreven vragen op het gebied van het aanbestedingsrecht en
4
daarnaast ook staatssteun – belangrijk dat in de overwegingen van deze overeenkomst in elk geval de volgende feiten helder worden verwoord: - Dat onder verantwoordelijkheid van de gemeente Hengelo de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid plaatsvindt; - Dat de gemeente Hengelo bij deze gebiedsontwikkeling samenwerkt met Van Wijnen binnen het projectbureau Hart van Zuid; - Dat volgens het op 3 februari 2009 geactualiseerde Masterplan voor de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid op de locatie waar Stork is gevestigd de aanleg van infrastructurele werken is voorzien; - Dat de gemeente Hengelo om die reden de gronden van Stork wil verwerven; - Dat Stork zijn bedrijfsactiviteiten binnen de gemeente Hengelo wil voorzetten en daarom uitsluitend bereid is om aan verwerving door de gemeente Hengelo van de huidige bedrijfslocatie mee te werken indien door de gemeente aan Stork de gelegenheid wordt geboden om elders binnen Hengelo een nieuwe fabriek te realiseren en aan Stork een financiële bijdrage als vergoeding van de verplaatsingskosten wordt verstrekt; - Dat Stork eind 2012 aan de gemeente Hengelo gronden elders binnen de gemeente heeft verkocht, waarvan een deel in planologisch opzicht geschikt is voor het realiseren van een nieuwe fabriek voor Stork; - Dat het door de gemeente Hengelo verstrekken van een financiële bijdrage ter vergoeding van de verplaatsingskosten van de fabriek van Stork niet mogelijk is binnen de budgettaire mogelijkheden van de gemeente; - Dat de gemeente Hengelo bereid en in staat is om als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten aan Stork een financiële bijdrage van € 5 miljoen te verlenen; - Dat de gemeente, Stork, de provincie Overijssel en PPM Oost overeenstemming hebben bereikt het door de provincie en PPM Oost verstrekken van een zodanig financieel arrangement, dat daarmee de kosten van Stork van de verplaatsing van de fabriek worden gedekt; - Dat dit financiële arrangement hierin bestaat dat door de provincie Overijssel – naast de gemeentelijke bijdrage - aan Stork een financiële bijdrage ter beschikking wordt gesteld aan Stork, indien Stork daadwerkelijk tot het bouwen van de nieuwe fabriek overgaat en dat Stork na oplevering van de fabriek het erfpachtrecht overdraagt aan een onderneming (SPV), zijnde een dochtermaatschappij van PPM Oost, waarbij Stork een huurovereenkomst sluit met de SPV en zich verbindt tot het betalen van een vaste huurprijs gedurende een periode van 25 jaar; - Dat het totale financiële arrangement per saldo leidt tot het verstrekken door de gezamenlijke overheden aan Stork van een bijdrage van € 26,1 miljoen; - Dat in opdracht van de gemeente Hengelo door een van partijen onafhankelijke deskundige (Troostwijk Taxaties B.V.) is vastgesteld dat de bijdrage die door middel van het beoogde financiële arrangement door de verschillende overheden aan Stork wordt verstrekt, lager is dan de schadeloosstelling conform de Onteigeningswet die aan Stork zou moeten worden betaald indien de gemeente Hengelo ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid zou overgaan tot onteigening van de gronden waarop de huidige fabriek van Stork is gevestigd, zodat Stork middels het financiële arrangement geen staatssteun ontvangt; - Dat de gemeente en Stork overeenstemming hebben bereikt over het door de gemeente aan Stork in erfpacht uitgeven van gronden waarop een nieuwe fabriek kan wordne gebouwd;
5
-
Dat Stork, indien Stork daadwerkelijk tot het bouwen van de nieuwe fabriek overgaat, de intentie heeft om met Van Wijnen een overeenkomst te sluiten waarbij Van Wijnen opdracht krijgt om de fabriek te bouwen.
Artikelen In de afspraken die de gemeente en Stork in de koop- en erfpachtovereenkomst maken moet evenzeer het karakter van de beoogde samenwerking tot uitdrukking worden gebracht. Naar ondergetekende meent zal dit in elk geval moeten leiden tot bepalingen met de volgende strekking: Omgevingsvergunning Stork heeft voor het kunnen realiseren van een nieuwe fabriek omgevingsvergunning (ten behoeve van het bouwen) nodig. Naar ondergetekende heeft begrepen zal tijdig sprake zijn van een bestemmingsplan, op basis waarvan omgevingsvergunning ten behoeve van de door Stork gewenste nieuwe fabriek kan worden verleend. Ondergetekende adviseert de betrokken partijen (projectbureau Hart van Zuid en Stork) om in de koop- en erfpachtovereenkomst te bepalen dat Stork uiterlijk binnen een in de overeenkomst te bepalen termijn een ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning zal indienen. Daadwerkelijke gronduitgifte door de gemeente aan Stork De juridische levering van de grond door de gemeente aan Stork middels het passeren van de erfpachtakte zal naar ondergetekende veronderstelt plaatsvinden zodra publiekrechtelijke risico’s zijn geëlimineerd althans zijn geminimaliseerd. Dit betekent dat sprake zal moeten zijn van een onherroepelijke of bruikbare omgevingsvergunning. Daadwerkelijke verkoop door Stork aan de gemeente Zodra de publiekrechtelijke risico’s zijn geëlimineerd c.q. geminimaliseerd kan Stork besluiten om opdracht te geven voor de bouw van de nieuwe fabriek. Indien Stork daartoe daadwerkelijk overgaat en de nieuwe fabriek in bedrijf neemt, zal de grond van de locatie waar Stork thans is gevestigd door Stork aan de gemeente in eigendom worden geleverd. De precieze koppeling tussen het moment van oplevering c.q. in gebruik neming van de nieuwe fabriek en de levering van de gronden van de huidige locatie zal in de overeenkomst worden vastgelegd. Verlening van de gemeentelijke financiële bijdrage Ondergetekende adviseert de daadwerkelijke verstrekking van de gemeentelijke financiële bijdrage van € 5 miljoen, evenals de provinciale financiële bijdrage die in paragraaf 2.3. aan de orde komt, te koppelen aan de ondertekening van de overeenkomst waarbij Stork opdracht geeft tot het bouwen van een nieuwe fabriek. Uitsluitend indien Stork daadwerkelijk tot het bouwen van een nieuwe fabriek besluit, is de financiële bijdrage immers nodig. Beëindiging van de overeenkomst Drie gevallen waarin de koop- en erfpachtovereenkomst wordt beëindigd, er geen nieuwe fabriek wordt gebouwd en Stork gevestigd blijft op de huidige locatie zijn: 1. De omgevingsvergunning wordt niet uiterlijk binnen een in de koop- en erfpachtovereenkomst benoemd moment verleend en onherroepelijk c.q. bruikbaar; 2. De provincie neemt niet uiterlijk voor een bepaalde datum het besluit tot het verstrekken van de financiële bijdrage onder de voorwaarden dat Stork na oplevering van de fabriek het erfpachtrecht over draagt aan een onderneming (SPV), zijnde een dochtermaatschappij van PPM Oost en Stork sluit een huurovereenkomst met de SPV
6
en verbindt zich tot het betalen van een vaste huurprijs gedurende een periode van 25 jaar en 3. Stork ondertekent niet uiterlijk binnen een in de koop- en erfpachtovereenkomst benoemde termijn na het onherroepelijk c.q. bruikbaar worden van de omgevingsvergunning een overeenkomst waarbij Stork opdracht geeft om de fabriek te bouwen. In de onder 1 en 2 bedoelde gevallen vindt geen levering van het erfpachtrecht plaats (en evenmin levering van de eigendom van de huidige locatie van Stork aan de gemeente). Indien de onder 3 bedoelde omstandigheid zich voordoet en levering van het erfpachtrecht reeds heeft plaatsgevonden, zal het erfpachtrecht worden beëindigd. 2.3. De bijdrageverstrekking van de provincie Overijssel Zoals in de vorige paragraaf reeds opgemerkt adviseert ondergetekende de daadwerkelijke verstrekking van ook de provinciale financiële bijdrage van per saldo € 21,1 miljoen, te koppelen aan de ondertekening van de overeenkomst waarbij Stork opdracht geeft tot het bouwen van een nieuwe fabriek. Als argument daarvoor noemde ondergetekende reeds dat, uitsluitend indien Stork daadwerkelijk tot het bouwen van een nieuwe fabriek besluit, de financiële bijdrage nodig is. Het provinciale besluit waarbij de voorwaarden waaronder de financiële bijdrage daadwerkelijk zal worden verstrekt, zal, naar ondergetekende veronderstelt, worden genomen (ruim) voor het moment waarop de gelden beschikbaar kunnen komen. Met het oog op een consistente uitwerking van de voorkeursvariant, is het cruciaal dat in de overwegingen bij genoemde voorwaarden, net zoals in de overwegingen van de koop- en erfpachtovereenkomst, de context van de bijdrage wordt geschetst, waarbij overeenkomst in elk geval de volgende feiten helder worden verwoord: - Dat onder verantwoordelijkheid van de gemeente Hengelo de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid plaatsvindt; - Dat de gemeente Hengelo bij deze gebiedsontwikkeling samenwerkt met Van Wijnen binnen het projectbureau Hart van Zuid; - Dat volgens het op 3 februari 2009 geactualiseerde Masterplan voor de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid op de locatie waar Stork is gevestigd de aanleg van infrastructurele werken is voorzien; - Dat de gemeente Hengelo om die reden de gronden van Stork wil verwerven; - Dat Stork zijn bedrijfsactiviteiten binnen de gemeente Hengelo wil voorzetten en daarom uitsluitend bereid is om aan verwerving door de gemeente Hengelo van de huidige bedrijfslocatie mee te werken indien door de gemeente aan Stork de gelegenheid wordt geboden om elders binnen Hengelo een nieuwe fabriek te realiseren en aan Stork een financiële bijdrage als vergoeding van de verplaatsingskosten wordt verstrekt; - Dat Stork eind 2012 aan de gemeente Hengelo gronden elders binnen de gemeente heeft verkocht, waarvan een deel in planologisch opzicht geschikt is voor het realiseren van een nieuwe fabriek voor Stork; - Dat het door de gemeente Hengelo verstrekken van een financiële bijdrage ter vergoeding van de verplaatsingskosten van de fabriek van Stork niet mogelijk is binnen de budgettaire mogelijkheden van de gemeente; - Dat de gemeente Hengelo bereid en in staat is om als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten aan Stork een financiële bijdrage van € 5 miljoen te verlenen;
7
-
-
-
-
Dat de gemeente, Stork, de provincie Overijssel en PPM Oost overeenstemming hebben bereikt het door de provincie en PPM Oost verstrekken van een zodanig financieel arrangement, dat daarmee de kosten van Stork van de verplaatsing van de fabriek worden gedekt; Dat de gemeente Hengelo en Stork overeenstemming hebben bereikt over een overeenkomst van koop- en erfpacht, op grond waarvan de gemeente Hengelo aan Stork gronden in erfpacht uitgeeft waarop Stork een nieuwe fabriek kan bouwen zodra het publiekrechtelijke risico is geëlimineerd althans geminimaliseerd en Stork de beslissing tot het bouwen van de nieuwe fabriek heeft genomen, blijkend uit een overeenkomst waarbij Stork daadwerkelijk opdracht geeft tot de bouw van de fabriek; Dat in bedoelde koop- en erfpachtovereenkomst tevens is bepaald dat verstrekking van de gemeentelijke bijdrage van € 5 miljoen plaatsvindt zodra de overeenkomst waarbij Stork opdracht geeft tot het bouwen van een nieuwe fabriek is ondertekend; Dat in bedoelde koop- en erfpachtovereenkomst tevens is bepaald dat de gronden waarop de huidige fabriek van Stork is gevestigd na voltooiing en ingebruikneming van de nieuwe fabriek door Stork aan de gemeente Hengelo zullen worden geleverd
Voorwaarden voor de verstrekking van de financiële bijdrage Als voorwaarden voor daadwerkelijke verstrekking van de financiële bijdrage gelden: - Stork draagt na oplevering van de fabriek het erfpachtrecht over aan een onderneming (SPV), zijnde een dochtermaatschappij van PPM Oost; - Stork sluit een huurovereenkomst met de SPV en zich verbindt zich tot het betalen van een vaste huurprijs gedurende een periode van 25 jaar; In het besluit zal worden aangegeven dat de toezegging van de financiële bijdrage vervalt indien de koop- en erfpachtovereenkomst tussen de gemeente Hengelo en Stork wordt beëindigd. Ondergetekende adviseert om in de toelichting bij het besluit waarbij tot het verstrekken van de financiële bijdrage – onder genoemde voorwaarden – wordt besloten nadrukkelijk te vermelden dat dit financiële arrangement, tezamen met de gemeentelijke financiële bijdrage aan Stork, per saldo leidt tot het verstrekken door de gezamenlijke overheden aan Stork van een bijdrage van € 26,1 miljoen en dat in opdracht van de gemeente Hengelo door een van partijen onafhankelijke deskundige (Troostwijk Taxaties B.V.) is vastgesteld dat de bijdrage die door middel van het beoogde financiële arrangement door de verschillende overheden aan Stork wordt verstrekt, lager is dan de schadeloosstelling conform de Onteigeningswet die aan Stork zou moeten worden betaald indien de gemeente Hengelo ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid zou overgaan tot onteigening van de gronden waarop de huidige fabriek van Stork is gevestigd, zodat Stork middels het financiële arrangement geen staatssteun ontvangt. 2.3. De aannemingsovereenkomst Stork-Van Wijnen Deze privaat-private overeenkomst wordt eerst getekend zodra Stork de beslissing om daadwerkelijk een nieuwe fabriek in Hengelo te bouwen heeft genomen. Dat besluit zal vermoedelijk worden genomen zodra de bestemmingsplanprocedure en/of omgevingsvergunningprocedure leidt tot duidelijkheid omtrent de publiekrechtelijke aanvaardbaarheid van de bouw van de nieuwe fabriek. Ook zal de beslissing van Stork naar ondergetekende veronderstelt genomen worden op basis van de inzichten in de markt zoals de aandeelhouders van Stork die in die periode hebben.
8
Stork zal jegens Van Wijnen de eisen waaraan de nieuwe fabriek moet voldoen in of via de overeenkomst vastleggen. Vanzelfsprekend is Stork daarbij gehouden te blijven binnen de aangevraagde omgevingsvergunning. Omdat op het moment dat de overeenkomst tussen Stork en Van Wijnen de voor bouw van de fabriek wordt gesloten de benodigde bijdragen reeds zijn toegezegd, is voor de relatie Stork-Van Wijnen het beschrijven van het financiële arrangement waarmee de bouw van de fabriek mogelijk wordt niet van belang. In juridische zin is Van Wijnen een toevallige aannemer waaraan de private onderneming Stork een opdracht geeft tot de bouw van een fabriek. 2.4. De koopovereenkomst en huurovereenkomst Stork-SPV Stork draagt na oplevering van de fabriek het erfpachtrecht over aan een onderneming (SPV), zijnde een dochtermaatschappij van PPM Oost en Stork sluit een huurovereenkomst met de SPV en zich verbindt zich tot het betalen van een vaste huurprijs gedurende een periode van 25 jaar. Ondertekening van zowel de koopovereenkomst op grond waarvan het erfpachtrecht door Stork aan de SPV wordt over gedragen als de huurovereenkomst kan plaatsvinden zodra Stork de beslissing tot het bouwen van de nieuwe fabriek heeft genomen en de financiële bijdragen voor de bouw van de fabriek door de gemeente en de provincie zijn verstrekt. Met het oog op een consistente uitwerking van de voorkeursvariant, is het cruciaal dat in de overwegingen bij zowel de koopovereenkomst op grond waarvan het erfpachtrecht wordt overgedragen als in de huurovereenkomst - net zoals in de overwegingen van de koop- en erfpachtovereenkomst en in de overwegingen bij het besluiten tot het verstrekken van de financiële bijdrage door de provincie – te schetsen wat de context van de overdracht van het erfpachtrecht is c.q. wat de context is van de huurafspraken, waarbij in de overwegingen bij beide overeenkomsten in elk geval de volgende feiten helder worden verwoord: - Dat onder verantwoordelijkheid van de gemeente Hengelo de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid plaatsvindt; - Dat de gemeente Hengelo bij deze gebiedsontwikkeling samenwerkt met Van Wijnen binnen het projectbureau Hart van Zuid; - Dat volgens het op 3 februari 2009 geactualiseerde Masterplan voor de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid op de locatie waar Stork is gevestigd de aanleg van infrastructurele werken is voorzien; - Dat de gemeente Hengelo om die reden de gronden van Stork wil verwerven; - Dat Stork zijn bedrijfsactiviteiten binnen de gemeente Hengelo wil voorzetten en daarom uitsluitend bereid is om aan verwerving door de gemeente Hengelo van de huidige bedrijfslocatie mee te werken indien door de gemeente aan Stork de gelegenheid wordt geboden om elders binnen Hengelo een nieuwe fabriek te realiseren en aan Stork een financiële bijdrage als vergoeding van de verplaatsingskosten wordt verstrekt; - Dat Stork eind 2012 aan de gemeente Hengelo gronden elders binnen de gemeente heeft verkocht, waarvan een deel in planologisch opzicht geschikt is voor het realiseren van een nieuwe fabriek voor Stork; - Dat het door de gemeente Hengelo verstrekken van een financiële bijdrage ter vergoeding van de verplaatsingskosten van de fabriek van Stork niet mogelijk is binnen de budgettaire mogelijkheden van de gemeente; - Dat de gemeente, Stork, de provincie Overijssel en PPM Oost overeenstemming hebben bereikt het door de provincie en PPM Oost verstrekken van een zodanig
9
-
-
-
-
-
-
-
-
financieel arrangement, dat daarmee de kosten van Stork van de verplaatsing van de fabriek worden gedekt; Dat de gemeente Hengelo en Stork een overeenkomst van koop- en erfpacht hebben gesloten, op grond waarvan de gemeente Hengelo aan Stork gronden in erfpacht heeft uitgegeven en waarop Stork een nieuwe fabriek kan bouwen zodra het publiekrechtelijke risico is geëlimineerd althans geminimaliseerd en Stork de beslissing tot het bouwen van de nieuwe fabriek heeft genomen, blijkend uit een overeenkomst waarbij Stork daadwerkelijk opdracht geeft tot de bouw van de fabriek; Dat inmiddels sprake is van een onherroepelijke c.q. bruikbare omgevingsvergunning voor de bouw van de fabriek; Dat Stork de beslissing tot het bouwen van de nieuwe fabriek heeft genomen, blijkend uit een overeenkomst waarbij Stork daadwerkelijk opdracht geeft tot de bouw van de fabriek; Dat de gemeente Hengelo als onderdeel van dit financiële arrangement aan Stork een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten een financiële bijdrage van € 5 miljoen heeft verleend; Dat de provincie Overijssel als onderdeel van dit financiële arrangement aan Stork een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten een financiële bijdrage van € 21,1 miljoen heeft verleend; Dat, als onderdeel van het financiële arrangement, Stork na oplevering van de fabriek het erfpachtrecht overdraagt aan een onderneming (SPV), zijnde een dochtermaatschappij van PPM Oost, waarbij Stork een huurovereenkomst sluit met de SPV en zich verbindt tot het betalen van een vaste huurprijs gedurende een periode van 25 jaar Dat de gronden waarop de huidige fabriek van Stork is gevestigd na voltooiing en ingebruikneming van de nieuwe fabriek door Stork aan de gemeente Hengelo zullen worden geleverd; Dat het tussen Stork en de betrokken overheden overeengekomen financiële per saldo leidt tot het verstrekken door de gezamenlijke overheden aan Stork van een bijdrage van € 26,1 miljoen; Dat in opdracht van de gemeente Hengelo door een van partijen onafhankelijke deskundige (Troostwijk Taxaties B.V.) is vastgesteld dat de bijdrage die door middel van het beoogde financiële arrangement door de verschillende overheden aan Stork wordt verstrekt, lager is dan de schadeloosstelling conform de Onteigeningswet die aan Stork zou moeten worden betaald indien de gemeente Hengelo ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid zou overgaan tot onteigening van de gronden waarop de huidige fabriek van Stork is gevestigd, zodat Stork middels het financiële arrangement geen staatssteun ontvangt;
Door middel van de gefixeerde huurprijs die gedurende een vooraf vastgestelde periode door Stork aan de SPV wordt betaald vloeit de facto geld terug naar de overheid (die een bijdrage aan Stork verleende voor de bouw van de fabriek). Het lijkt ondergetekende onnodig dit als zodanig te benoemen. Welke eventuele aanvullende (financiële) afspraken tussen de diverse betrokken overheidspartijen worden gemaakt is vanuit het perspectief van Stork en in het licht van de Europese regelgeving ter zake van aanbesteding en staatssteun niet relevant.
10
3. Met de voorkeursvariant samenhangende risico’s 3.1. Risico’s in verband met het aanbestedingsrecht Zoals door ondergetekende in zijn notitie van 22 oktober 2012 en in paragraaf 2.1 van de onderhavige notitie betoogd, is uitvoering van de voorkeursvariant – waarbij geen Europese aanbesteding van de nieuwe fabriek van Stork plaatsvindt - in overeenstemming met het Europese aanbestedingsrecht. Desalniettemin zien bepaalde betrokkenen op dit punt risico’s. Daarbij gaat het met name om het risico dat de voorkeursvariant – ondanks de daarbij gegeven overwegingen – desalniettemin als ‘schijnconstructie’ zal worden aangemerkt en wordt geoordeeld dat Europese aanbesteding had moeten plaatsvinden. Naar ondergetekende meent kan dit aanbestedingsrisico worden geminimaliseerd door te kiezen voor vrijwillige aankondiging van het voornemen tot het sluiten van de overeenkomst in het Publicatieblad voor de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b van De Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden (Wira). Op grond van artikel 10 van de Wira dient een dergelijke bekendmaking tenminste de volgende gegevens te bevatten: a. de naam en contactgegevens van de aanbestedende dienst; b. een beschrijving van het onderwerp van de opdracht; c. een rechtvaardiging van de beslissing om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie; d. de naam en contactgegevens van de onderneming ten gunste van wie de beslissing om een opdracht te gunnen is genomen; e. voor zover van toepassing alle andere informatie die de aanbestedende dienst nuttig acht. Zoals uit de beschrijving van de voorkeursvariant blijkt, zijn daarbij verschillende aanbestedende diensten betrokken. De feitelijke opdracht tot de bouw van de fabriek gegeven door Stork, een private onderneming niet zijnde een aanbestedende dienst als bedoeld in aanbestedingsrichtlijn 2004/18. Een en ander overziend adviseert ondergetekende om de vrijwillige aankondiging te publiceren in verband met en voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van koop- en erfpacht. Daarvoor bestaan naar de mening van ondergetekende de volgende argumenten: - De bouw van de nieuwe fabriek door Stork vindt plaats als rechtstreeks gevolg van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid, waarvoor de gemeente Hengelo de eerstverantwoordelijke aanbestedende dienst is; - De koop- en erfpachtovereenkomst is de enige overeenkomst die de bouw van de nieuwe fabriek juridisch, althans privaatrechtelijk mogelijk maakt; - De koop- en erfpachtovereenkomst bevat een regeling dan wel duiding van alle beoogde publiek-private afspraken, zodat publicatie van de zakelijke inhoud van deze overeenkomst tegelijk publicatie van de zakelijke inhoud van al deze afspraken – inclusief de beoogde opdrachtverlening door Stork aan Van Wijnen - kan inhouden; - De koop- en erfpachtovereenkomst wordt in de tijd als eerste gesloten en publicatie van deze overeenkomst kan derhalve zorgen voor tijdige finale duidelijkheid ten aanzien van de Europeesrechtelijke aanvaardbaarheid van de voorkeursvariant;
11
Bij de verplichte beschrijving van het onderwerp van de opdracht kan nauw worden aangesloten bij de overwegingen in de koop- en erfpachtovereenkomst, ten aanzien van de inhoud waarvan in paragraaf 2.2. van de onderhavige notitie werd geadviseerd. Bij het geven van een rechtvaardiging van de beslissing om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie adviseert ondergetekende de gemeente Hengelo te betogen dat de beoogde publiek-private samenwerking bij de verplaatsing van Stork weliswaar leidt tot een rechtstreeks economisch belang van de overheid bij de realisatie van de fabriek, aangezien de onroerende zaak op enig moment in eigendom komt van de SPV, zijnde een onderneming waarvan de aandelen volledig in handen zijn van overheden, maar dat het achterwege laten van een bouwplicht en het niet stellen van verdergaande eisen dan langs publiekrechtelijke weg kunnen worden gesteld, betekent dat de bouw van de nieuwe fabriek van Stork niet Europees behoeft te worden aanbesteed. Daarbij kan nog worden aangetekend dat deze beperkte bemoeienis van de aanbestedende dienst en van de gemeente aansluit bij rol van de gemeente bij het uitkopen van bedrijven in het kader van gebiedsontwikkeling in het algemeen. In het algemeen worden bedrijfsverplaatsingen immers uitsluitend publiekrechtelijk ingekaderd zonder dat de overheid (gemeente) een bouwplicht oplegt. Annex aan een dergelijke aanpak kan Van Wijnen jegens de andere betrokken partijen voorafgaand aan vrijwillige publicatie van de aankondiging in het Publicatieblad schriftelijk verklaren dat, indien door een rechter op nationaal of Europees niveau wordt uitgesproken dat de voorkeursvariant in strijd is met het Europese aanbestedingsrecht omdat de opdracht tot de bouw van de nieuwe fabriek voor Stork Europees had moeten worden aanbesteed, Van Wijnen in dat geval zal afzien een aanspraak jegens de andere partijen van vergoeding van geleden schade of gederfde winst. Meer in het algemeen lijkt het ondergetekende een verdedigbare lijn dat, indien door een rechter op nationaal of Europees niveau wordt uitgesproken dat de voorkeursvariant in strijd is met het Europese aanbestedingsrecht omdat de opdracht tot de bouw van de nieuwe fabriek voor Stork Europees had moeten worden aanbesteed, iedere partij de eigen kosten en eventuele schade draagt. 3.2. Risico’s in verband met de regelgeving op het gebied van staatssteun Wat betreft het risico van ongeoorloofde staatssteun is naar de mening van ondergetekende cruciaal dat een taxatie van Troostwijk voorligt, waarin alle relevante financiële aspecten van de beoogde samenwerking zijn verdisconteerd. Ondergetekende ziet niet in welk opzicht Troostwijk daarbij geen rekening zou hebben gehouden met bij voorbeeld het feit dat in de nieuwe situatie Stork geen eigenaar, maar huurder wordt van het pand. Ter verkrijging van meerdere zekerheid zouden aan Troostwijk eventueel aanvullende vragen kunnen worden gesteld ter zake van punten waarop bij partijen nog vragen leven. Daarbij tekent ondergetekende aan dat, in het geval dat ooit in rechte zou worden vastgesteld dat toch sprake is van ongeoorloofde staatssteun, Stork het teveel betaalde bedrag dient terug te betalen. Het is derhalve primair Stork die er (financieel) belang bij heeft dat de beoogde uitwerking van voorkeursvariant conform de staatssteunregelgeving is. Naaldwijk, 5 december 2012 Prof. dr. ir. A.G. Bregman
12
Bijlage V: overzicht budgettaire gevolgen van de 7e wijziging van de Kerntakenbegroting 2013 Verplaatsing Stork Hengelo (bedragen x € 1.000) Volgnummer
Kerntaak
Beleidsdoel
Investerings- I/S prestatie
20 9.0.9
I I
Omschrijving Lasten Financiering en algemene dekkingsmiddelen - programmakosten (Reserve Kracht van Overijssel) - programmakosten (Reserve uitvoering Kracht van Overijssel)
21.100 21.100
21.100 LEGENDA nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
kerntaak Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer Milieu en Energie Inrichting landelijk gebied Regionale bereikbaarheid, regionaal OV Regionale Economie Culturele infrastructuur en monumentenzorg Kwaliteit Openbaar Bestuur Sociale infrastructuur, jeugdzorg en overige niet-kerntaken Gebiedsontwikkeling geen kerntaak, wel gegroepeerd 20 Financiering en algemene dekkingsmiddelen
2013 Baten
Lasten:
Saldo
Lasten
2014 Baten
Saldo
Lasten
2015 Baten
Saldo
Lasten
2016 Baten
Saldo
21.100 21.100-
21.100
- = verlaging + = verhoging
Baten:
- = verlaging + = verhoging
Saldo:
- = financiële ruimte neemt af + = financiële ruimte neemt toe
I/S: betreft incidentele lasten & baten (I) of structurele lasten & baten (S) conform uitgangspunten Kerntakenbegroting 2012, paragraaf 4.4.2
Bijlage behorend bij Statenvoorstel PS/2013/184
Pagina 1 van 1