Titelgegevens / Bibliographic Description Titel Auteur(s) In
Willem Teellinck in het licht zijner geschriften (12) / W.J. op 't Hof. Hof, W.J. op 't Documentatieblad Nadere Reformatie, 4 (1980), no. 4, p. 97-103.
Copyright
2007 / W.J. op 't Hof | SSNR | Claves pietatis.
Producent
Claves pietatis / 2007.07.17; versie 1.0
Bron / Source
Onderzoeksarchief / Research Archive Nadere Reformatie
Annotatie(s)
Over: Den volstandigen christen.
Website
Sleutel tot de Nadere Reformatie
Nummer
B98013574
De digitale tekst is vrij beschikbaar voor
The digital text is free for personal use,
persoonlijk gebruik, voor onderzoek en
for research and education. Each user
onderwijs. Respecteer de rechten van de
has to respect the rights of the copyright
rechthebbenden. Commercieel gebruik
holders. Commercial use is prohibited.
is niet toegestaan.
Het 'Onderzoeksarchief Nadere
The 'Research Archive Nadere
Reformatie' bevat digitale documenten
Reformatie' contains digital documents
over het gereformeerd Piëtisme en de
about reformed Pietism and the Nadere
Nadere Reformatie in Nederland tot
Reformatie in the Netherlands until
1800. Het is doorzoekbaar met de
1800. These can be retrieved by
'Bibliografie van het gereformeerd
searching the 'Bibliography of the
Piëtisme in Nederland (BPN)' op de
reformed Pietism in the Netherlands
website 'Sleutel tot de Nadere
(BPN)' database at the 'Sleutel tot de
Reformatie'.
Nadere Reformatie' website.
IV
Jaargang IV nr. 4 - 1980
"97
WILLEM TEELLINCK IN HET LICHT ZIJNER GESCHRIFTEN (12) Den Volstandigen Christen Als het twaalfde werk van Teellinck komt in 1620 uit: Bibliografische notities: 4 ° ; [XII], 141 [31 [IV], 9 1 , [1]; [IV], 54, [2] pp. [I] titelpagina [II] verklaring dat het volgens de kerkorde gedrukt en uitgegeven is [lll-VI] dedicatie van W. Teellinck aan Caspar van Vosbergen, geschreven in Middelburg en gedateerd 3-4-1620 [VII-XH] "Aen den Christelijcken Leser." [XII] "Nota." 1-141 tekst van het eerste tractaat [1-2] inhoudsopgave van het eerste tractaat [I] titelpagina van het tweede tractaat [II] verklaring dat het volgens de kerkorde gedrukt en uitgegeven is [lll-IV] dedicatie van de schrijver aan Josias van Vosbergen, geschreven in Middelburg en gedateerd 1 6 - 6 - 1 6 2 0 1 -91 tekst van het tweede tractaat [1 ] inhoudsopgave van het tweede tractaat [I] titelpagina van het derde tractaat [II] verklaring dat het volgens de kerkorde gedrukt en uitgegeven is [lll-IV] dedicatie van de auteur aan Johannes van Vosbergen, geschreven in Middelburg en gedateerd 18-7-1620 1 -54 tekst van het derde tractaat [1] inhoudsopgave van het derde tractaat
IV-98 Terwijl het in de zeventiende eeuw bij één uitgave gebleven is, hebben er onlangs maar liefst twee uitgaven het licht gezien. Allereerst een fotografische herdruk van de editie uit 1620 in het kader van het Willem Teellinck Fonds: Urk 1978; in de tweede plaats een door J . van der Haar in de hedendaagse spelling overgezette uitgave onder de titel "De standvastige christen": Utrecht 1979. Inhoud "Den Volstandigen Christen" bestaat uit drie afzonderlijk gepagineerde tractaten. In de dedicatie vóór het eerste tractaat schrijft Teellinck dat hij van de familie Van Vosbergen vriendelijkheid ontvangen heeft en dat zijn eigen vader en de vader van Caspar van Vosbergen, die beiden in gelijke voorname dienst van het vaderland gestaan hebben, vrienden waren. In de hierop volgende voorrede merkt hij op dat hij het onderwerp van de volharding der heiligen "met groote s t i c h t i n g h e / ende vorderinghe der Godsalicheyt" heeft willen behandelen. Voorts maakt hij bekend: "Ghelijck w y oock waerlijcken noch veel meer andere stichtelijcke d i n g h e n / die wy ghereet by de hant h e b b e n / hier over souden hebben connen by b r e n g e n / als oock m e d e / over d'andere vier questieuse p o i n t e n / die nu noch al eeniger herten becommeren/ de welcke het oock niet swaer soude v a l l e n / aldus met sonderlinghe stichtinghe selve van d'eenvoudichste/ die voor te s t e l l e n / dan dat wy van ons selven niet gheneghen en z i j n / questieuse pointen te t r a c t e r e n / ende niet dan door sonderlinghe occasie/ ende aen-dringinghe/ ghevallen zijn op de verhandelinghe van dit laetste point van de vijve". Het eerste tractaat opent met de tekst die in dit werk centraal staat, Rom. 8: 38, 39: Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Heere. Uitvoerig wordt deze tekst verklaard en toegepast op het onderhavige leerstuk van de volharding der heiligen. Deze uitspraak van Paulus heeft betrekking op alle ware gelovigen en houdt ook in dat niets ter wereld hen kan brengen tot de zonde van algeheel ongeloof en algehele afval, waartoe volgens de Remonstranten de kinderen Gods kunnen geraken. De volharding is geen vrucht van 's mensen akker, maar komt voort uit de bijzondere liefde Gods in Christus Jezus, waarbij Hij de Zijnen de genade en de kracht verleent om staande te blijven 1 . Vier veel gemaakte tegenwerpingen worden uitgebreid ontzenuwd: 1. David schijnt in de zaak van Uria gescheiden te zijn van de liefde Gods 2. God zegt in Zijn Woord dat als de Zijnen Hem verlaten, Hij dan
IV-99 ook hen zal verlaten 3. in de Schrift leest men van velen dat zij van het geloof zijn afgevallen 4. door de leer van de volharding der heiligen worden alle waarschuwingen die God in de Schrift geeft aan de Zijnen om erop toe te zien dat zij niet van Zijn liefde gescheiden worden, krachteloos gemaakt. In het kader van de eerste tegenwerping wordt gesteld dat het niet onbetamelijk is voor de majesteit Gods als Hij hen die in grove zonden gevallen zijn, nog als Zijn kinderen wil erkennen en dat men niet mag concluderen dat het niet geeft hoezeer een kind van God zondigt2. Er zijn drie soorten van mensen: 1. kinderen der wereld 2. kinderen Gods 3. mensen wier staat twijfelachtig is. Voor elk van deze groepen bergt de leer der volharding der heiligen nuttigheden in zich. Voor de kinderen der wereld zijn het deze: 1. waarschuwing om zich niet tegen Gods volk te keren, omdat het onoverwinnelijk is 2. ontdekking van de dwaasheid om zich bezig te houden met de ijdele aardse dingen, waarbij het betrachten van het deel der kinderen Gods verzuimd wordt 3. opwekking om op te houden met het onder 2 genoemde èn om met alle ernst en ijver de ware wedergeboorte en het ware geloof na te jagen. Tot het laatste komen zij wanneer zij: a. de ijdelheid van alle wereldse dingen en de grote heerlijkheid van de erve der kinderen Gods inzien b. de Heere smeken of Hij hen uit genade wil afbrengen van het wereldse en wil brengen tot het betrachten van het hemelse c. het Woord Gods naarstig horen en lezen, hetwelk het zaad is waardoor men wedergeboren wordt. Hierna gaat de auteur uitvoerig in op de tegenwerping dat als de wedergeboorte Gods werk is, de mens er toch niets aan kan en dus hoeft te doen3. De nuttigheden voor de kinderen Gods zijn: 1. vertroosting vanwege hun zalige en bestendige staat 2. opwekking om de Heere voor Zijn genade te loven en te prijzen 3. vermaning om zich overeenkomstig deze heerlijke staat te gedragen. Teellinck uit de klacht dat velen zich wel voor kinderen Gods uitgeven, maar zich niet als zodanig gedragen. Hij benadrukt dat alle ware kinderen Gods zich benaarstigen om anderen te brengen tot het geestelijk goed. Hiertoe moeten zij met de kinderen der wereld goed en vriendelijk omgaan. Met het oog op de kerkelijke toestand slaakt hij de verzuchting: "Och! gave de goede God/ dat in dese teghenwoordighe zwaricheden/ ende noch duerende droeffenissen onser Kercke/ dit immers toch ter dege wel bedacht werde/ ende dat wy alle ghelijcke met cracht van wel doen/ sochten in te winnen onse teghen partyen/ ende door de voor-ghemelde betrachtinghen ende vriendelijckheden/ hun dede dadelijck bevinden/ ende ghewaer werden/ dat de ware Christelijcke Gereformeerde Leere/ d'alder-lieffelijckste vruchten oock voortbrengt."4. Naast en na de goede en vriendelijke omgang
IV-100 moeten Gods kinderen ook de vriendelijke en heilige aanspraak betrachten. Wederom met het oog op de dogmatische twisten steekt hij de hand in eigen, contraremonstrantse boezem: "Daer wert oock veel gheclaecht over onse weder-parthien/ woude de Heere datter soo grooten reden van daghen niet en w a r e / maer evenwel/ die gansch vriendelijcke betrachtinghen/ die heylighe aen-sprake/ is by velen van d'onse versuymt/ men neemt haestelijck een weer-sien op tegen sijne weder-parthien/ men hout hem daer voor/ datter gheen salve meer aen te strijcken en i s / dat gheen vermaninghen op hem winnen sullen/ eer men ten uyttersten de middelen beproeft heeft om te winnen: dit is soo ghemeen onder de ghemeyne luyden/ dat wy het niet en connen stil zwijghende voor-by g a e n / de goede God gheve/ dat het een-mael ter deghe ghebetert w e r d e / ende dat wy ons veelvoudich daghen gaen veranderen in een heylighe aensprake/ ende sachtmoedighe vermaninghe/ aen die ghene die teghen staen/ beproevende off God t'eenigher tijdt gheliefde te geven/ dat sy van de stricken des duyvels ontgaende/ tot den wille Gods ontwaken mochten/ 2 Tim. 2.26." 5 . Het feit dat veler geestelijke staat twijfelachtig is, wordt veroorzaakt door drie dingen: a. er is tweeërlei geloof: geveinsd en ongeveinsd b. 's mensen hart is erg bedriegelijk c. de duivel is er steeds op uit om 's mensen hart over deze zaak in verwarring te brengen. Voor hen wier staat twijfelachtig is, zijn de nuttigheden: 1. opwekking om niet met hun twijfelachtige staat tevreden te zijn, maar ernaar te staan om zekerheid over hun staat te krijgen 2. waarschuwing om zich niet op valse gronden te bedriegen 3. onderwijzing om hun staat alleen aan de hand van Gods Woord als de enig onfeilbare toetssteen te beproeven en te onderzoeken. Op drie dingen moet men zich onderzoeken 1 .of men de Heere liefheeft; hiervan zijn de kenmerken: a. veel denken aan de Heere b. het zoeken van de gemeenschap Gods c. zich benaarstigen om de Heere te behagen en Zijn wil te doen 2. of men in Christus Jezus is; hiervan zijn de kenmerken: a. een christelijk leven leiden b. troost hebben aan de tegenwoordigheid van Christus c. een heilige droefheid bezitten als men het gevoel van Christus' aanwezigheid mist 3. of men zorg ervoor draagt om zich te hoeden voor de boze6. In de dedicatie vóór het tweede tractaat schrijft Teellinck dat hij dit geschrift aan Josias van Vósbergen opdraagt ter bevestiging van hun oude vriendschap. Dit tweede tractaat zet in met de constatering dat de tegenstand tegen de leer van de volharding der heiligen veelal voortkomt uit opzettelijk gemis van of uit gebrek aan catechisatie. Hieraan wil Teellinck met dit geschrift wat doen. Drie zaken wil hij nader uiteenzetten: 1. wie zij zijn die niet van de liefde Gods
IV-101 gescheiden kunnen worden 2. welke geestelijke genade het is waarvan zij niet zullen vervallen 3. welke de middelen zijn waardoor zij bewaard blijven bij de liefde Gods. Degene die niet van de liefde Gods gescheiden zullen worden, zijn niet allen die zich uitgeven voor kinderen Gods, maar alleen zij die in der waarheid door de wedergeboorte ware kinderen Gods geworden zijn, wat tot uiting komt in de heiligheid van de levenswandel. De leer van de volharding der heiligen opent beslist geen deur tot zorgeloosheid des levens. Er zijn veel genadegaven waarvan de kinderen Gods kunnen vervallen, maar ze kunnen niet gescheiden worden van de zaligmakende genade Gods, die door de auteur uitgewerkt wordt in drie onderdelen: 1. innerlijke vereniging met Christus 2. waar geloof 3. geestelijk leven. Wel kunnen zij ontberen het gevoel van de vereniging, de sterkte des geloofs en de kracht van het geestelijk leven; de zaken op zich echter niet 7 . De middelen waardoor het geestelijk leven onderhouden wordt, zijn: 1. de kracht van het geestelijke leven, die door God bij de wedergeboorte ingestort wordt 2. de geestelijke spijs en drank, bestaande in de goddelijke ordinantiën 3. het weren van het geestelijk vergif, dat is de zonde 4. de zegen Gods 8 . Het grote verschil bij de leer van de volharding der heiligen is dat de Remonstranten zeggen dat God Zijn kinderen bewaart omdat zij zelf volharden en dat de Contraremonstranten leren dat de kinderen Gods volharden omdat God hen bewaart. Vervolgens worden er drie tegenwerpingen tegen de contraremonstrantse opvatting weerlegd: 1. deze leer kweekt zorgeloze mensen 2. deze leer houdt in dat niet Gods kinderen geloven, strijden en volharden, maar dat God dat doet 3. bij deze leer is het ongerijmd dat God de volharding vergeldt met de eeuwige glorie 9 . In zijn opdracht aan Johannes van Vosbergen vóór het derde tractaat meldt de auteur dat ook hier vriendschap de reden van de dedicatie is. Teellinck laat in dit derde tractaat zien dat de leer van de volharding der heiligen in tegenstelling tot de leer van de afval der heiligen dient tot: 1. troost der ware kinderen Gods 2. i n w i n n i n g van de kinderen van de wereld, versterking van de kinderen Gods en onderrichting van hen wier staat twijfelachtig is 3. verbreiding van de ere Gods 10 . Verwijzingen Twee maal wordt er in "Den Volstandigen Christen" verwezen naar Teellincks eerder verschenen "Huys-boecxken": II, p. 6 0 en III, p. 40. Voorts verdedigt de auteur in II, pp. 62-64 de rechtzinnigheid van zijn eerste pennevrucht en vertaling: "Een Dialogue" 1 1 . Op één passage wil ik nog wijzen: "Ende d e r h a l v e n / ofte schoon e e n / ofte een a n d e r e / tot worghens t o e / aen de stake sijn gheloove
IV-102 belijdt/ ende daer in sterven w i l / ende daer na ontcomende door een op-loop/ sijn gheloove over-leeft/ ende een gansch heyloos leven l e y t / ghelijck men sterck praet binnen Rotterdam gheschiedt te zijn" 1 2 . Zou het te ver gezocht zijn hierin een naklank te horen van Teellincks verblijf en werkzaamheid te Rotterdam in 1618 en 1619 13 ? Ik denk het niet. Onderwerp De drie tractaten handelen over één van de grote verschilpunten tussen de Contraremonstranten en Remonstranten: de volharding der heiligen. Wat Teellinck bewogen heeft om een jaar nadat de geschillen op de Synode van Dordrecht in kerkrechtelijke zin beslist waren # dit onderwerp zo uitvoerig te bespreken, blijft onduidelijk. Hij verdedigt dit stuk van de gereformeerde leer tegenover het remonstrantse inzicht van de afval, maar niet minder tegenover de beschuldiging dat het zorgeloze mensen kweekt. Eén van de belangrijkste doelen van dit werk is te laten zien dat de praktijk der godzaligheid door het leerstuk van de volharding der heiligen niet te niet gedaan, maar integendeel bevorderd wordt. Aard Op rustige en resolute wijze oefent Teellinck in "Den Volstandigen Christen" zijn ambt van herder en leraar uit. Als leraar verdedigt hij de leer van de volharding der heiligen door de waarheid ervan uit de Heilige Schrift aan te tonen en allerlei bedenkingen te weerleggen. Als herder wijst hij op de nuttigheden en de doeleinden van deze leer. Uiteenzettende en stichtende gedeelten wisselen elkaar af. In de stichtelijke gedeelten komen veel klachten over naamchristendom voor, waarbij de auteur ook de Contraremonstranten niet ontziet. Voorts gaat hij in deze gedeelten onderscheidend te werk door de mensen in drie groepen te verdelen en elk ervan afzonderlijk te behandelen. In samenhang hiermee wemelt het van oproepen tot zelfonderzoek en van kenmerken die hierbij gebruikt kunnen worden. Hoewel de remonstrantse visie absoluut afgewezen wordt, is de toon eer vrede- dan strijdlievend. Het lezen van dit geschrift wordt bemoeilijkt door langdradigheid en herhalingen. Conclusie Uit Teellincks twaalfde geschrift kunnen de volgende conclusies getrokken worden: 1.Als Teellinck het leergeschil betreffende de volharding der heiligen behandelt, doet hij dit als herder. 2. De stichtelijke gedeelten hebben enerzijds betrekking op de
IV-103 uiterlijke vroomheid (onlosmakelijke band tussen de leer van de volharding der heiligen en de praktijk der godzaligheid) en anderzijds op de innerlijke geloofsoefeningen (zelfonderzoek aan de hand van kenmerken). 3. Als herder werkt hij onderscheidend. 4. Als verdediger van de gereformeerde leer is hij niet eenzijdig. Bij alle veroordelingen van het remonstrantse standpunt keert hij zich ook tegen een verkeerd gedrag van Contraremonstranten jegens hun tegenstanders. 5. Hij is vredelievend.
Noten 1. pp. 1-38. 2. pp. 38-62. 3. pp. 62-85. 4. p. 105. 5. pp. 85-107. Het citaat staat op p. 107. 6. pp. 107-141. 7. pp. 1 -43. 8. pp. 43-60. 9. pp. 60-91. 10. pp. 1-54. 11. Zie hiervoor: Documentatieblad Nadere Reformatie, jg. 1 (1977), pp. 5, 6. 12. I, p. 12. 13. Zie hiervoor: Documentatieblad Nadere Reformatie, jg. 3 (1979), p. 34.