Titelgegevens / Bibliographic Description Titel
Sporen van de Nadere Reformatie in de acta van de Nederduitsch gereformeerde kerk te Rotterdam / J.W. Wind.
Auteur(s) In
Wind, J.W. Documentatieblad Nadere Reformatie, 22 (1998), no. 2 (Najaar), p. 116-122.
Copyright
2006 / J.W. Wind | SSNR | Claves pietatis.
Producent
Claves pietatis / 2007.08.08; versie 1.0
Bron / Source Annotatie(s) Website Nummer
Onderzoeksarchief / Research Archive Nadere Reformatie Samenvatting van doctoraalscriptie Kampen. Sleutel tot de Nadere Reformatie B99000912
De digitale tekst is vrij beschikbaar voor
The digital text is free for personal use,
persoonlijk gebruik, voor onderzoek en
for research and education. Each user
onderwijs. Respecteer de rechten van de
has to respect the rights of the copyright
rechthebbenden. Commercieel gebruik
holders. Commercial use is prohibited.
is niet toegestaan.
Het 'Onderzoeksarchief Nadere
The 'Research Archive Nadere
Reformatie' bevat digitale documenten
Reformatie' contains digital documents
over het gereformeerd Piëtisme en de
about reformed Pietism and the Nadere
Nadere Reformatie in Nederland tot
Reformatie in the Netherlands until
1800. Het is doorzoekbaar met de
1800. These can be retrieved by
'Bibliografie van het gereformeerd
searching the 'Bibliography of the
Piëtisme in Nederland (BPN)' op de
reformed Pietism in the Netherlands
website 'Sleutel tot de Nadere
(BPN)' database at the 'Sleutel tot de
Reformatie'.
Nadere Reformatie' website.
SPOREN VAN DE NADERE REFORMATIE IN DE ACTA VAN DE NEDERDUITSCH GEREFORMEERDE KERK TE ROTTERDAM1 J.W. Wind Ter gelegenheid van de lustrumviering van de Stichting Studie van de Nadere Reformatie onderstreepte WJ. op 't Hof in 1993 het belang van lokaal-historisch onderzoek naar de doorwerking van de Nadere Reformatie2. Belangrijke bronnen om na te gaan of het gedachtengoed van deze vroomheidsbeweging ingang vond in een kerkenraad en haar beleid zijn uiteraard kerkenraadsnotulen. Het lokaal-historisch onderzoek is van belang om een zo goed mogelijk beeld van de Nadere Reformatie te kunnen verkrijgen. Bleven de idealen van de Nadere Reformatie beperkt tot de predikanten of werden zij ook door plaatselijke kerkenraden en gemeenteleden overgenomen? Lokaal-historisch onderzoek In de afgelopen jaren is er al enig lokaal-historisch onderzoek verricht. We kunnen onder andere wijzen op een brede studie van F.A. van Lieburg over de Nadere Reformatie te Utrecht3. J. van Voorst belichtte de Nadere Reformatie in Dordrecht4, terwijl G.H. Leurdijk het Piëtisme in de stad Delft aan de orde stelde5. In al deze publikaties zien we dat er wel degelijk sprake is van een doorwerking van de idealen van de Nadere Reformatie in zowel het kerkelijke als het openbare leven. De vraag is of wij ook sporen van Piëtisme in Rotterdam kunnen aantreffen? Zien wij de idealen van de Nadere Reformatie ook in het kerkenraadsbeleid van de Rotterdamse Gereformeerde Kerk terug? Rotterdam en de Nadere Reformatie In de zeventiende eeuw groeide de stad Rotterdam uit tot een grote haven- en handelsstad van 19.000 tot 45.000 in 1675. Dat betekende dat de Nederduitsch Gereformeerde Kerk ook behoorlijk uitbreidde tot ongeveer 20.000 leden. De Gereformeerde Kerk van Rotterdam telde aan het eind van de zeventiende eeuw vier kerken en één kapel: de Grote of St. Laurenskerk, waarin de gereformeerden / sinds 15 november 1572 drie maal per zondag hun erediensten hielden, de Prinsen-
1 2 3 4 5
J.W. Wind, Een nieuwe Kerck en herte, een locaal-historisch onderzoek naar de doorwerking van de Nadere Reformatie in het kerkenraadsbeleidvan Rotterdam in de jaren 1652-1683, doctoraalscriptie THU-Kampen 1994. W.J. op 't Hof, 'Studie der Nadere Reformatie verleden en toekomst', in: Documentatieblad Nadere Reformatie (=DNR), XVIII (1994), 48. F.A. van Lieburg, De Nadere Reformatie in Utrecht ten tijde van Voetius, sporen in de gereformeerde kerkenraadsactaRotterdam 1989. J. van Voorst, De heylighe leere, verciertmet een heylighen wandel. Een kerkhistorisch onderzoek naar sporen van de Nadere Reformatie in Dordrecht, doctoraal-scriptie THU-Kampen 1991. G. H. Leurdijk, 'Het begin van de Nadere Reformatie in Holland', in: DNR, XI (1987), 1-5; G.H. Leurdijk, 'Arent Cornelisz. van Bleiswijk (1618-1696)', in: T. Brienen e.a., Figuren en thema's van de Nadere Reformatie, I, Kampen 1987, 71-82. Zie ook R. Bisschop, 'Nadere Reformatie en politiek, over de doorwerking van de Nadere Reformatie in Delft', in: DNR, XVII (1993), 112145.
DNR XXII (1998) 116
SPOREN VAN DE NADERE REFORMATIE IN DE ACTA VAN ROTTERDAM
De Rotterdamse Grote ofSt Laurenskerk aan de Rotte
kerk, de Zuiderkerk en de Nieuwe of Oosterkerk. In het midden van de zeventiende eeuw werd de Gereformeerde Kerk door negen predikanten gediend. Er waren niet alleen maar gereformeerde kerken te vinden, maar ook hadden Franssprekende protestanten, die vanwege zware vervolgingen in de Zuidelijke Nederlanden de wijk hadden moeten nemen, hun eigen Waalse Kerk. Daarnaast was er een Engelse en Schotse kerk aanwezig. Verder waren er doopsgezinden, rooms-katholieken en remonstranten. Naast de gevestigde kerken waren er tal van religieuze gemeenschappen te vinden zoals Rijnsburgse collegianten en quakers en tal van solistisch optredende personen zoals de chiliastische schoolmeester en proponent Everhard van Someren, die rond 1674 in Rotterdam optrad6. Je zou kunnen zeggen, dat het geestelijke leven een pluriform karakter droeg. Wat betreft de Nadere Reformatie treffen we tal van sporen in het kerkelijke en publieke leven van Rotterdam aan. In de jaren twintig leende de Rotterdamse gemeente de Zeeuwse predikant Willem Teellinck, die in Zeeland aan de bakermat van de Nadere Reformatie stond. Het is niet ondenkbaar dat deze piëtistische predikant uit Middelburg, die toch in zijn tijd als de meest vooraanstaande vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie gold, zijn invloed uitoefende op het
6
J.R. Callenbach, 'De Nederduitsche Hervormde Kerk', in: J.R. Callenbach, Rotterdam in de loop der eeuwen, II, Rotterdam 1906. DNR XXII (1998) 117
J.W. Wind
geestelijke leven van Rotterdam. We zien in de loop van de gehele zeventiende en achtiende eeuw predikanten behorende tot de Nadere Reformatie in het Rotterdamse college van predikanten zoals Simon Simonides, Jacobus Borstius, Franciscus Ridderus, Jacobus Fruytier, Wilhelmus Eversdijk, Wilhelmus a Brakel en Abraham Hellenbroek. Al deze predikanten lieten in hun Rotterdamse periode veel geschriften na, waarin zij probeerden het geestelijke en zedelijke leven te verbeteren. In hun preken en geschriften drongen zij aan op een diep doorleefd geloofsleven en levensheiliging op persoonlijk, kerkelijk en maatschappelijk vlak. F.A. van Lieburg toonde aan dat de prediking van deze piëtistische predikanten zeker invloed had. Een zekere Hermannus Hermsen (1696-1729), die zich in Rotterdam gevestigd had, vertelt in zijn bekeringsverhaal De uitnemende kracht van Christus' liefde (1757) dat de bevindelijke prediking van Fruytier, A Brakel en Hellenbroek hem tot bekering bracht en dat hij in gezelschappen van vromen werd opgevangen7. Door de aandacht van de kant van predikanten van de Nadere Reformatie voor de 'praktijk der godzaligheid' in de prediking, catechese, zondagsheiliging en levenswandel kun je zeggen dat er zeker sporen van de Nadere Reformatie aanwezig zijn. Zo was het Franciscus Ridderus, die bij de inwijding van de Nieuwe of Oosterkerk op 1 januari 1682 een preek hield over 1 Koningen 5:4-5, waarbij hij de hoogwaardigheidsbekleders tot getrouwheid in de kerkgang maande en alle hoorders een nieuw leven in de vreze des Heeren voorhield: Trage kerckgangers moeten sich schamen voor de oude joden/ die vlijtigh tot den Tempel quamen/ Gij moet leersame en vruchtbare kerckgangers zijn/ ick speculere noch op dese onse nieuwe kercke/ o die naem selve moet u bewegen tot den mensch die ick in t begin over u lieden dede/ het soecken van een nieuw herte8.
Ridderus kwam ook in zijn Rotterdamse periode met een geschrift bestaande uit morgen-, middag- en avondoefeningen om daarmee het geestelijke leven te stimuleren en de omgang met God te verdiepen9. De acta van de Gereformeerde Kerk vermelden dat er gezelschappen waren. De gereformeerde kerkenraad nam een afwijzende houding tegenover de gezelschappen aan, omdat zij in haar ogen schismatisch en dus gevaarlijk waren: 'Is vernomen dat eenige particuliere huysen prediken en geresolveert dat men ernstig daer op sal letten en tegengaen'10. Je kunt zeggen dat er al gedurende de zeventiende eeuw een piëtistische voedingsbodem aanwezig was. In de jaren zeventig hadden zich twee predikanten in Rotterdam gevestigd, die zich in kerkelijk Holland en Zeeland niet onbetuigd hadden gelaten als het gaat om een
7
8 9 10
F.A. van Lieburg, Eswijlerianen in Holland, 1734-1743. Kerk en kerkvolk in strijd over de zielseenzamemeditatiën van Jan Willemsz. Eswijler (circa 1633-1719), Kampen 1989, 34-35; vgl. F.A. van Lieburg, Levens van vromen. Gereformeerd piëtisme in de achtiende eeuw, Kampen 1991. Franciscus Ridderus, Rotterdamse nieuwe kerck ingeweyt op den 1 jan 1682 met een predikatie over 1 Con. 5 vss 4,5., Rotterdam 1682. Franciscus Ridderus, Dagelijckse huys-catechisatie bestaende in: morgenoeffeningen, over de articulen des christelijken geloofs, in middagoefening over de plichten van een christelijk leven, Rotterdam 1681. Gegevens te vinden in de acta van de Nederlandse Hervormde Gemeente te Rotterdam (=AKR), Gemeentearchief te Rotterdam, inventarisnummers 4-7, periode 1650-1698. AKR, 18-10-1684.
DNR XXII (1998) 118
SPOREN VAN DE NADERE REFORMATIE IN DE ACTA VAN ROTTERDAM
krachtdadige reformatie in het kerkelijk leven, namelijk ds. Adriaan de Herder en ds. Jacobus Koelman11. Zij hadden ieder afzonderlijk een conventikel, dat nogal wat belangstelling met name ook van leden uit de Gereformeerde Kerk trok. Hoewel deze gezelschappen door de Rotterdamse kerkenraad afgewezen werden, bleef er toch een onderstroom van kerkleden aanwezig, die naar verbetering van het zedelijke en geestelijke leven zochten. In de acta van 27 september 1672 valt te lezen dat drie broeders uit de gemeente de kerkenraad het voorstel doen om te komen tot reformatie: Reformatie dry broeders, met name Jan Stoffels, Jan Maersman, Adrian Voorstadt versoecke uyt name, gelijck sy seggen van veel lidtmaten (!) deser gemeynte, dat eenmael het verzoek der reformatie met ernst moge ter hand genomen werden, wort goedgevonden haer aen te seggen, dat de kerckenraedt daer in te continueren en dat tot dien eynde sy voor haerself met hare vermaning gebeden de goede werck willen helpen; ende andere uyt welckens naem sy nu versoecken de predicanten ende ouderlingen van hare wetenschap van misbruycken ende gemeynte te willen dienen12. Hieruit valt af te lezen, dat de kerkenraad al bezig was om het zedelijke en geestelijk leven te verbeteren. Je kunt zeggen dat 1670 een omslagpunt in het kerkenraadsbeleid was, waarbij men zich toch meer en meer ging toeleggen op de 'praxis pietatis' in de gemeente. In de acta van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk van Rotterdam valt het één en ander daarover te lezen. Zedelijk leven We zien vooral na 1672 een puriteinse trek in het kerkenraadsbeleid. Men ging zich steeds meer richten op het verbeteren van het zedelijk gedrag van kerkleden, waarbij onderwerpen van het Puritanisme zoals het dansen, de haardracht en de kleding aan de orde kwamen. Zo besloot de Rotterdamse kerkenraad op te treden tegen gemeenteleden, die danspartijen hadden bezocht. De danspartijen waren volgens de broeders van de kerkenraad 'tot grote ergenisse der gemeynte'. De acta van 21 maart 1674 vermelden het volgende: Op het voorgestelde dat verscheyden danserijen Bal en Baletten werden gehouden in dese stadt tot grote ergenisse der gemeynte en ontsteking van Gods brandende toorn over land en kercke in den bedroefde tyden is geresolveert te vernemen by wiens de selve gehouden syn en na bevinding van saken die litmaten ernstig daerover door de predicant van quartier met een ouderling bestraft sullen worden en sig sy schuit bekennen en betering beloven voorts na kerckenraet ordre tegen deselve te procederen13. De kerkenraad ging over tot tuchtmaatregelen, die de synode van Zuid-Holland had voorgesteld. Op 28 maart 1674 moest juffrouw Van Driel bekennen, dat ze 'in haer huys een bael gehouden en haer dochter gedanst had waerover sy en haer dochter bestraft syn beloofden int toekomst niet meer te sullen laten geschieden'. Ook een zekere juffrouw Scrivier en juffrouw Poppe werden vermaand om hun kinderen in het vervolg niet meer te laten dansen of danspartijen te laten organiseren. Op 11
11 12 13
W.P.C. Knuttel, 'Adriaan de Herder', in: Rotterdamschjaarboekje, zesde reeks, II (1918), 1-13. AKR, 27-09-1672. AKR, 21-03-1674. DNRXXII (1998) 119
J.W. Wind
april 1674 besloot de kerkenraad om de synodale maatregelen af te lezen en kerkleden die hadden gedanst, door de wijkpredikant en ouderling te laten vermanen en van het Heilig Avondmaal te weren: Is goetgevonden tegen 't naeste avontmael een actie af te lesen tegen 't dansen en die te executeren sonder aensien van personen om dese acte ex synodi ... in te-stellen sijn gecommitteert D. preses Plancius en fr. van Belle14. Naast het dansen werden ook de kleding en de haardracht door de kerkenraad aan de orde gesteld. Op 7 september besloot de kerkenraad op te treden tegen onzedelijkheid op dit gebied: Alsoo bevonden wort dat vreemde kostumen van kleederen en ergere ontblooting van vrouwen-dogters ledematen der gemeynte alhier seer is doorgebroken heeft de vergadering noodig geoordeelt de sodanige niet alleen open in predicatien maer oock bij alle gelegenheyt int particulier daerover te bestraffen en van het onbehoorlijk diesaengaende te overtuygen met een aenwijsende het ongenoegen des kerckenraets over sulcken ontstichtelijcke dracht; en wanneer geen gemeende betering daerin bespeurt wert, sal dan met verdere resolutie daer tegen voorsien15. We zien hier duidelijk invloed van de Nadere Reformatie in het Rotterdamse kerkenraadsbeleid terugkomen. Het is niet ondenkbaar, dat we hier de invloed van Jacobus Borstius zien. Borstius was een typisch puriteinse prediker, die sterke nadruk legde op het zedelijke vlak van de vroomheid. In zijn vorige standplaats Dordrecht had hij een preek gehouden waarin hij ageerde tegen de lange haardracht door mannen16. In verschillende preken behandelt Borstius onderwerpen zoals de ingetogenheid en de zedelijkheid17. Zondagsheiliging Een ander onderwerp, dat de beweging van de Nadere Reformatie voorstond, was het streven naar zondagsheiliging. Ook de kerkenraad van Rotterdam schonk er aandacht aan. Gedurende een lange periode werd door de kerkenraad opgetreden tegen 'sabbatschennis'. Vaak werden er verzoeken aan de overheid gedaan om de zondagsontheiliging tegen te gaan en publiekelijk de zondag te eerbiedigen. Een keur uit 1657 vermeldt het volgende: Alsoo de heeren schout/ burgemeestern/ ende schepenen der stadt Rotterdam/ dagelijcks bevinden dat den sondagh/ ofte dagh des Heren bij eenige luyden op verscheyden manieren met opentlijcke wercken/ werdt ontheyligt/tot ontstichtinge van veele eenvoudige menschen. soo ist, dat de Heeren voornoemt daer in naer behooren willende voorsien/ gekeurt/ ende geordonneert hebben/ keuren ordonneren/ ende statueren met desen. dat niemandt van wat staet (...) hem vervorderen sal op sondaghen te arbeyden/ kuypen dragen/ tonnen buyten huys te wateren (...) met wagens te rijden (...)/ en alles daer mede sulcks gedaen wert executabel sal sijn op een poene van ses guldens van
14 15 16 17
AKR, 11-04-1674. AKR, 07-09-1672. J. Borstius, De predicatie van 't langhayr, Dordrecht 1645. J. Borstius, Vijftien predicatien over verscheidene texten van de H. schriftuere, behelzende de voornaemste pligten van een christelijk leven: met een verhandeling van het lijden en sterven van onze zaligmakende Jezus Christus, in eenige korte bedenkingen over al die Passie-texten, Amsterdam 1696.
DNR XXII (1998) 120
SPOREN VAN DE NADERE REFORMATIE IN DE ACTA VAN ROTTERDAM twintigh stuyvers.18.
De kerkenraad nam zelf ook maatregelen. Sommige gemeenteleden werden onder censuur geplaatst. Een zekere Clara Contstant werd in 1675 van het Avondmaal afgehouden, omdat ze op de dag des Heeren wijn verkocht had. Hetzelfde gebeurt met Weyntje Hendrix 'die getapt heeft op de rustdagh buyten de Binnenweeghse poort'. De kerkenraad trad nogal streng op tegen juffrouw Hendrix en anderen. Het verzoek om weer toegelaten te worden werd voorlopig niet gehonoreerd vanwege toch wel een 'ergelick leven': Weyntje, NN en Weyntje buyten de binnenweeghse poort waer in actis van den 17 en 24 april en may dese jaers versoecken werd. ten avontmael te gaen doch haer sonde van ergelick en seer aenstotelicke tappen op den dagh des Heeren en van oneenigh en twistingh huyshouden onlangs sijnde geweest met slaan blijven onder censure19. Uit de acta blijkt dat regelmatig verzoeken naar de overheid van de kant van de kerkenraad uitgingen om op te treden tegen zondagsontheiliging. Vooral wanneer het marktkramen die op zondag werden opgesteld, betrof kwam de kerkenraad in actie. In 1683 ageerde hij bijvoorbeeld tegen de verkoop van mosselen op zondag en diende bij de Heer Officier een verzoek in om tegen het openstellen van de jaarmarkt en verkopen van mosselen op zondag op te treden. Op occassie van de aenstaende jaermerckt is hier voorgestelt dat de kerckekramen op de merckt so naesten bij openstaen op de dagh des Heeren als meede dat so menighte van menschen en jongens sigh op dies tijdt laten bevinden ontrent de mosseltrap openbaer kopende mosselen is goedkeuring gevonden op het ernstelick die tweesaacken den Heer Officier voor te stellen en redress daertegen te versoecken20. Kermis en jaarmarkt Een steeds terugkerend punt, dat de kerkenraad aansneed, was de jaarlijkse kermis en jaarmarkt. In de maanden juli en augustus werd evenals in andere Hollandse steden een kermis en jaarmarkt gehouden. In de zeventiende eeuw was de kermis berucht om losbandigheid, vechtpartijen en dronkenschappen. Voor de Zeeuwse predikant Willem Teellinck was de kermis 'een afgodisch feest en onbeschaemdelick in het midden van het licht des evangelies'. De kermis bracht allerlei atracties met zich mee, die de mannen van de Nadere Reformatie als goddeloos verwierpen, bijvoorbeeld goochelarij, waarzeggerij, kwakzalverij en wrede spelletjes met dieren, bijvoorbeeld het ganzentrekken21. De Rotterdamse kerkenraad verzocht de jaarmarkt te verbieden. Vooral de comediespelen waren voor de broeders van de kerkenraad een doorn in het oog. De comedianten waren voor de kerkenraad ergerniswekkend, omdat zij vaak met de christelijke godsdienst de spot dreven. In 1663 was voor de Rotterdamse kerkenraad het toelaatbare overschreden. Degene die de toneelvoorstellingen bezocht, kreeg huisbezoek van de predikant en ouderling en werd ernstig vermaand:
18 19 20 21
'Keur 't ontheyligen van den sondagh', 1657, te vinden in de stedelijke keuren 1683-1716: inv. oud archief van de stad Rotterdam, nr. 496 (Gemeentearchief Rotterdam). AKR, 3-10-1680. AKR, 18-08-1683. Zie S.D. van Veen, Kerkelijk opzicht en tucht in de gereformeerde kerk. Uit onze bloeitijd, schetsen van het leven van onzer vaderen in de XVHe eeuw, Amsterdam 1919. DNR XXII (1998) 121
J.W. Wind Nopende lidtmaten die in commedien, coordedanserijen, goochelspelen souden geweest zijn, is geresolveert: dat ijder predikant met sijn ouderling in sijn quartier sal in visitatie voor 't avontmael ondersoecken wie daer mogte geweest zijn en den selven de grouwelijckheyt van de sonde voordragen, oock aenseggen so sij geen hertelick leetwesen daer van hebben datser dan tot haren troost niet en komen toetreden tot de H. Tafel22.
Conclusie We zien in Rotterdam met name ook in het kerkenraadsbeleid van de Gereformeerde Kerk zeker sporen van de Nadere Reformatie, zoals ten aanzien van de sabbat, het streven naar levensheiliging, de kleding, de haardracht en het bezoek van kermis en jaarmarkten. Of het kwam tot een 'doorbraak' van de Nadere Reformatie is de vraag. We zien in de acta in tegenstelling tot die van de Utrechtse kerkenraad geen afgeronde reformatieprogramma's met bijbehorende strafmaatregelen. De aanzetten door de Rotterdamse kerkenraad genomen om te komen tot reformatie bleven daarvoor te fragmentarisch. Daarbij speelde de overheid te Rotterdam, die toch een libertijns karakter had, een te slappe rol om het theocratisch ideaal te kunnen verwezenlijken. Dit blijkt uit het feit dat er van de kant van de kerkenraad ieder jaar weer bij de overheid op aangedrongen moest worden om kermis en jaarmarkten te verbieden en uitwassen tegen te gaan23. In de acta van de Rotterdamse kerkenraad zijn nog veel meer sporen van de Nadere Reformatie aan te treffen, zoals het optreden tegen dobbelen en kaartspelen en het optreden tegen roomse praktijken. De acta van de zeventiende-eeuwse Rotterdamse Gereformeerde Kerk geven een boeiend beeld van de stad als internationale havenplaats met een breed cultureel en godsdienstig leven. Het zou derhalve aanbeveling verdienen om een bredere studie te maken over het kerkelijk leven van Rotterdam in de zeventiende en achttiende eeuw, om zodoende ook meer zicht te krijgen op de invloed van de Nadere Reformatie in Rotterdam.
22 23
AKR, 12-09-1663. C. Graafland wijst erop dat de ongunstige verhouding tussen kerk en overheid in het algemeen mede debet was aan het mislukken van de verwerkelijking van het theocratisch ideaal van de Nadere Reformatie. Er was teveel kritiek op de overheid als dienaresse Gods, die volgens sommige predikanten van de Nadere Reformatie te slap was in het weren van de valse godsdienst en in het realiseren van een samenleving overeenkomstig de Wet Gods: C. Graafland, 'Kernen en contouren van de Nadere Reformatie', in: T. Brienen e.a., De Nadere Reformatie beschrijvingvan haar voornaamste vertegenwoordigers,'s-Gravenhage 1986, 364.
DNR XXII (1998) 122