Bestuursreglement stichting BOOR (Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam) § 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In dit bestuursreglement wordt verstaan onder: a. bestuursreglement: het bestuursreglement van de Stichting zoals bedoeld in artikel 13.3 van de statuten; b. college van bestuur: het college van bestuur van de Stichting; c. GMR’en: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden van de Stichting; d. algemeen bestuur: het algemeen bestuur (AB) van de Stichting; e. Statuten: de statuten van de Stichting; f. Stichting: De stichting BOOR (Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam). Artikel 2 Inhoud bestuursreglement Het bestuursreglement bevat regels over: a. de taak en werkwijze van het AB; b. de relatie tussen college van bestuur en AB; c. het strategisch beleidsplan; d. de vergaderingen van het AB; e. diverse zaken. Artikel 3 Vaststelling bestuursreglement 1. Het eerste AB stelt binnen drie maanden nadat het AB is benoemd een bestuursreglement vast. 2. Alvorens het bestuursreglement vast te stellen dan wel te wijzigen stelt het AB het college van bestuur in de gelegenheid advies uit te brengen. 3. Het bestuursreglement, alsmede een wijziging daarvan, treedt in werking na goedkeuring door de gemeenteraad van Rotterdam. § 2 Taken van het AB Artikel 4 Taken van het AB Het AB oefent naast de algemene bestuurlijke taken de onderstaande taken uit: a. het werkgeverschap van de leden van het college van bestuur; b. het houden van toezicht; c. het geven van advies; 1
d. het afleggen van verantwoording. Artikel 5 Werkgeverschap 1. Het AB treedt op als werkgever van het college van bestuur. 2. Het AB stelt voor het college van bestuur als geheel, alsmede voor de leden van het college van bestuur een profielschets vast. Het AB toetst periodiek of deze profielschets bijgesteld moet worden. Het voorstel tot vaststelling van de profielschets, alsmede iedere wijziging daarvan wordt om advies voorgelegd aan het college van bestuur en de GMR’en. 3. Het AB stelt – met inachtneming van het advies van het college van bestuur en de GMR’en – een regeling vast voor de werving en selectie van de leden van het college van bestuur. 4. De voorzitter van het AB voert jaarlijks, samen met het lid van het AB met de portefeuille personeelszaken, een beoordelingsgesprek met de afzonderlijke leden van het college van bestuur op basis van een door het AB vastgesteld beoordelingskader en beoordelingsprocedure. 5. Het AB geeft in een bijlage van dit reglement aan welke regelingen voor het college van bestuur van toepassing zijn betreffende de bezoldiging en rechtspositie. 6. De arbeidsvoorwaarden, bezoldiging en kostenvergoeding van leden van het college van bestuur worden, met inachtneming van het door burgemeester en wethouders van Rotterdam vastgestelde bezoldigingsbeleid, vastgesteld door het algemeen bestuur. Artikel 6 Toezicht houden Het AB oefent – met toepassing van de codes Goed Bestuur in het primair onderwijs (van de PO-Raad) en het voortgezet onderwijs (van de VO-Raad) – toezicht uit door: a. het voorafgaand goedkeuren van besluiten van het college van bestuur zoals aangegeven in de statuten; b. het college van bestuur gevraagd en ongevraagd met raad ter zijde te staan; c. het instellen van commissies, zoals bedoeld in artikel 12 van dit bestuursreglement; d. het inwinnen en beoordelen van informatie. Artikel 7 Onderwerpen van toezicht 1. Het toezicht van het AB richt zich op de strategie, de doelen en het beleid van de Stichting. Het AB toetst de beleidsvoornemens en uitkomsten op haalbaarheid en effectiviteit aan de hand van de gestelde doelen. 2. Het AB bespreekt ten minste één maal per jaar: - de invulling van de maatschappelijke taak van de Stichting; - de strategie van de Stichting; - mogelijke risico’s die de scholen lopen; - de risicobeheersing en controlesystemen binnen de Stichting. 3. Het AB bespreekt periodiek – in het kader van zijn taak en bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten en uitoefenen van toezicht – de hoofdlijnen van beleid, zoals bedoeld in artikel 10, derde lid sub b van dit reglement. 4. Het AB toetst of het college van bestuur bij zijn beleid en bij de uitvoering van de bestuurstaken voldoende rekening houdt met de maatschappelijke positie en functie van de Stichting.
2
Artikel 8 Toezichtkader Het AB stelt een toezichtkader op waarin het houden van toezicht op de Stichting nader wordt geregeld. Artikel 9 Relatie gemeente Het AB maakt afspraken met de gemeente Rotterdam over informatievoorziening en overlegvormen met de gemeenteraad in een door de gemeenteraad in overleg met de Stichting vast te stellen toezichtkader met uitwerking. Artikel 10 Strategisch beleidsplan 1. De Stichting kent een strategisch beleidsplan. 2. Het college van bestuur legt binnen een jaar na de benoeming van de leden van het eerste AB een ontwerp strategisch beleidsplan ter goedkeuring aan het AB voor. 3. Het strategisch beleidsplan bevat in ieder geval: a. de missie en doelstellingen van de Stichting; b. de voornemens op hoofdlijnen met betrekking tot het beleid op het terrein van de onderwijskundige ontwikkeling van de scholen, de identiteit van het openbaar onderwijs, passend onderwijs, het personeel, huisvesting en financiën, waaronder de bedrijfsvoering, en meerjarenperspectief; c. de ontwikkeling van het leerlingenbestand in relatie tot de financiële en personele ontwikkeling; en d. de samenwerking met andere onderwijs- en maatschappelijke instellingen. 4. Het college van bestuur draagt er zorg voor dat het vastgestelde strategisch beleidsplan vóór het verstrijken van een periode van vier jaar wordt geëvalueerd en zo nodig wordt bijgesteld. Artikel 11 Informatievoorziening 1. Het AB is verantwoordelijk voor zijn informatievoorziening. 2. Het AB bepaalt over welke informatie het wil beschikken en bespreekt dit met het college van bestuur. Het college van bestuur draagt er zorg voor dat het AB de informatie tijdig ontvangt en handelt bij het verstrekken van informatie aan het AB volgens het uitgangspunt dat het AB niet met informatie wordt overvallen. 3. Het college van bestuur informeert het AB in ieder geval over: a. belangrijke interne en externe ontwikkelingen; b. belangrijke wijzigingen op het terrein van wet- en regelgeving; c. ernstige problemen of conflicten binnen de Stichting waaronder integriteitsschendingen; d. calamiteiten die gemeld zijn bij de gerechtelijke autoriteiten; e. onderwerpen waarover naar verwachting (negatieve en positieve) publiciteit in de media te verwachten is. 4. Het AB kan desgewenst op eigen gezag en wijze informatie bij derden inwinnen en heeft daartoe toegang tot de documenten en voorzieningen van de Stichting. 5. Het AB en het college van bestuur handelen bij het vragen naar en het uitwisselen van informatie vanuit een open en eerlijke houding, die gericht is op de belangen van de Stichting en de door haar in stand gehouden scholen met inachtneming van wederzijds respect voor elkaars rol binnen de Stichting als bestuurder en intern toezichthouder. 6. De leden van het AB hebben bij de uitoefening van hun taak toegang tot het kantoor en de overige gebouwen en terreinen van de stichting. Zij kunnen zich hierbij laten vergezellen door deskundigen. 3
Artikel 12 Commissies 1. Het AB kan commissies instellen bestaande uit leden van het AB en/of externe deskundigen, die onder verantwoordelijkheid van het AB belast kunnen worden met aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het AB behoren. Een commissie is verantwoording schuldig aan het AB. 2. Indien het AB een commissie – zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel – instelt, stelt het AB voor die commissie een reglement vast, dat in ieder geval regels bevat over de samenstelling, taak, werkwijze, bevoegdheden en de instellingsduur van die commissie. Artikel 13 Auditcommissie Het eerste AB stelt binnen drie maanden nadat het AB is benoemd een auditcommissie in. Binnen dezelfde termijn stelt het AB voor deze auditcommissie een reglement vast. Artikel 14 Adviseren 1. Het AB, alsmede ieder lid van het AB afzonderlijk kan fungeren als klankbord voor het college van bestuur door mee te denken en zijn kennis en expertise daartoe ter beschikking te stellen. 2. De voorzitter van het AB treedt op als aanspreekpunt voor het college van bestuur. 3. De voorzitter van het AB en de voorzitter van het college van bestuur overleggen periodiek met elkaar. Artikel 15 Verantwoording Het AB legt jaarlijks in een verslag verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden van het AB, zoals genoemd in de statuten en dit bestuursreglement. Dit verslag maakt deel uit van het jaarverslag van de Stichting. Artikel 16 Deskundigheid Het AB houdt zijn kwaliteit en deskundigheid op peil door middel van deskundigheidsbevordering en vermeldt de activiteiten op dit terrein in het verslag zoals genoemd in artikel 15 van dit bestuursreglement. Artikel 17 Evaluatie 1. Het AB evalueert ten minste één maal per jaar – buiten aanwezigheid van het college van bestuur – het functioneren van het college van bestuur alsmede de relatie tussen AB en college van bestuur. Het AB bespreekt het resultaat van de evaluatie met het college van bestuur. 2. Het AB evalueert ten minste één maal per jaar – buiten aanwezigheid van het college van bestuur – zijn eigen functioneren als toezichthoudend orgaan. Het AB bespreekt het resultaat van de evaluatie met het college van bestuur. 3. Vóór de evaluatie wordt inbreng gevraagd van het college van bestuur. § 3 Vergaderregels Artikel 18 Bijeenroepen vergadering 1. De bijeenroeping van een vergadering van het algemeen bestuur geschiedt door de voorzitter van het algemeen bestuur of ten minste twee van de overige leden van het algemeen bestuur, dan wel namens deze(n) door de secretaris van het algemeen bestuur, 4
en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste zeven dagen. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de termijn van oproeping worden beperkt tot ten minste 24 uur. 2. Indien de oproeping niet schriftelijk is geschied, of onderwerpen aan de orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de oproeping is geschied op een termijn korter dan zeven dagen, is besluitvorming niettemin mogelijk, mits de ter vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur vóór het tijdstip van de vergadering hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten. 3. Vergaderingen van het algemeen bestuur worden gehouden ter plaatse te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept, bij voorkeur binnen de gemeente Rotterdam. Artikel 19 Quorum 1. De vergadering vindt geen doorgang indien niet ten minste vier leden van het AB aanwezig zijn. 2. In geval een vergadering op grond van het eerste lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter binnen 14 dagen een nieuwe vergadering. 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is. Artikel 20 Vertegenwoordiging in vergadering Een lid van het AB kan zich door een ander lid van het AB ter vergadering schriftelijk doen vertegenwoordigen. Eén lid van het AB kan slechts één medelid ter vergadering vertegenwoordigen. Artikel 21 Plaatsvervangend voorzitter Het AB benoemt uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter. Artikel 22 Leiding vergaderingen 1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het AB; bij zijn afwezigheid vervangt de plaatsvervangend voorzitter hem. Indien deze afwezig is, voorziet de vergadering zelf in haar leiding. 2. De voorzitter bepaalt op welke wijze de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden, met dien verstande, dat indien één of meer leden zulks verlangen, stemmingen over personen schriftelijk geschieden. Artikel 23 Bijwonen vergadering 1. De leden van het college van bestuur wonen de vergaderingen van het AB bij. 2 Het AB kan besluiten buiten de aanwezigheid van de leden van het college van bestuur te vergaderen. In dat geval licht het AB de leden van het college van bestuur toe waarom zij daartoe heeft besloten. Artikel 24 Ambtelijk secretaris 1. Het college van bestuur draagt – gehoord het AB – zorg voor de aanstelling van een ambtelijk secretaris, die het AB ondersteunt. 2. Van het verhandelde in de vergaderingen van het AB worden notulen gehouden door de ambtelijk secretaris. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in 5
de eerstvolgende vergadering, door de voorzitter van de vergadering ondertekend en openbaar gemaakt. Artikel 25 Concerncontroller 1. De concerncontroller heeft een onafhankelijke positie. Hij adviseert het algemeen bestuur gevraagd en ongevraagd met betrekking tot de bedrijfsvoering, investeringsplannen en dergelijke in de breedste zin des woords en toetst de bestuursbesluiten in brede zin. 2. De controller is verantwoordelijk voor het maken en uitvoeren van de cyclus van planning en control. 3. De controller signaleert verbeterpunten in de bedrijfsvoering, ontwikkelt, verbetert en bewaakt de administratieve organisatie, de maatregelen voor interne controle en het risicomanagement. 4. De controller is verplicht het algemeen bestuur te informeren indien hij van mening is dat de financiële positie van de Stichting in gevaar komt of als zich onregelmatigheden voordoen en het college van bestuur, ondanks het verzoek van de controller, daarvan geen melding doet aan het algemeen bestuur, dan wel onvoldoende actie onderneemt. 5. Ten minste één maal per jaar vindt overleg plaats tussen het algemeen bestuur en de controller buiten aanwezigheid van het college van bestuur. Artikel 26 Tegenstrijdig belang 1. Wanneer de Stichting een tegenstrijdig belang heeft met een of meer leden van het AB kan het betrokken lid van het AB niet deelnemen aan vergaderingen van en besluitvorming binnen het AB voor zolang het tegenstrijdige belang aanwezig is. 2. Het AB bepaalt met meerderheid van stemmen dat een strijdig belang aanwezig is. 3. Het AB bepaalt met meerderheid van stemmen dat een einde is gekomen aan het strijdige belang. § 4 Diverse zaken Artikel 27 Vergoedingen aan het AB 1. Het AB stelt op voorstel van het college van bestuur een regeling vast voor de uitbetaling van een vacatiegeld en onkostenvergoeding voor de leden van het AB. 2. In het jaarverslag wordt vermeld welke bedragen op grond van de in het eerste lid van dit artikel genoemde regeling in het boekjaar aan ieder lid van het AB zijn uitbetaald. Artikel 28 Rooster van aftreden 1. De leden van het AB treden af overeenkomstig een rooster dat als bijlage aan dit bestuursreglement is toegevoegd. 2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde bijlage bevat in ieder geval: a. de naam van elk lid van het AB; b. het tijdstip waarop het lidmaatschap van het lid is aangevangen; c. het tijdstip waarop het lidmaatschap eindigt; d. de naam van het orgaan binnen de Stichting, dat het desbetreffende lid heeft voorgedragen. 3. In geval een zetel in het AB vacant is, wordt de te benoemen opvolger voorgedragen door het orgaan, zoals bedoeld in lid 2, sub d, van dit artikel.
6
Bijlage bestuursreglement stichting BOOR
Bij artikel 5 Beoordelingsprocedure leden college van bestuur Minimaal een maal per jaar beoordeelt het algemeen bestuur het functioneren van de leden van het college van bestuur. Hiertoe voert de voorzitter van het algemeen bestuur, samen met het lid van het algemeen bestuur met de portefeuille personeelszaken, tevens voorzitter van de remuneratiecommissie, met ieder lid van het college van bestuur afzonderlijk een beoordelingsgesprek. De verslagen van de beoordelingen worden opgenomen in het personeelsdossier van het betrokken lid van het college van bestuur. Bezoldiging en rechtspositie leden college van bestuur Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bepaald bij de beloning van het college van bestuur de CAO bestuurders VO te volgen. Uitgangspunt van deze CAO is dat de inschaling van bestuurders afhankelijk is van het leerlingenaantal. De werkgever bepaalt op basis van een aantal factoren waaronder de werkervaring van de bestuurder en de complexiteit van de opdracht op welke trede van de schaal de werknemer wordt ingeschaald. De maximale bezoldiging volgens de CAO Bestuurders VO past binnen de Wet normering topinkomens die met ingang van 1 januari 2013 van kracht is. (brief B&W aan de gemeenteraad van 17 januari 2013). Bij artikel 8 Het in het bestuursreglement bedoelde toezichtkader is het toezichtkader BOOR dat door de gemeenteraad van Rotterdam is vastgesteld. Bij artikel 27 Bezoldiging leden algemeen bestuur Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam volgt voor het bezoldigingsbeleid van het algemeen bestuur de notitie Honorering Raden van Toezicht van onderwijsinstellingen 2010 van de Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen (VTOI). Voor een instelling met een budget als stichting BOOR geldt een bandbreedte van € 4600 tot € 6900 per jaar. 7
Het college van burgemeester en wethouders heeft voorts conform de richtlijn van de VTOI bepaald dat de bezoldiging van de voorzitter van het algemeen bestuur anderhalf die van de leden is. (brief B&W aan de gemeenteraad van 13 maart 2013).
8