project:
bestemmingsplan Asten woongebied Ommelseweg 2010 Gemeente Asten
status:
ontwerp
datum:
18 mei 2010
projectnummer:
Asten/bp Ommelseweg PS0006
IDN-code:
t_NL.IMRO.0743.BP02010006
auteur:
Rilanna van Nuenen/ Rob Verkooijen
Inhoud
1
Inleiding
1.1 Waarom deze bestemmingsplanherziening 1.2 Noodzaak van de
1
bestemmingsplanherziening 1.3 Ligging en begrenzing van het plangebied
1 2
1.4 Het geldende bestemmingsplan 1.5 Juridische planvorm
3 4
2
Beleidskader Rijk, provincie en gemeente
2.1 Inleiding 2.2 Rijksbeleid
5 5
2.3 Provinciaal beleid 2.4 Gemeentelijk beleid
7 11
3
Huidige situatie
3.1 Inleiding 3.2 De omgeving van het plangebied
23 23
3.3 Het plangebied zelf
24
4 nieuwe ontwikkeling 4.1 Inleiding
26
4.2 De stedenbouwkundige opzet 4.3 De ontsluiting en parkeren
26 29
4.4 Privacy en bezonning
30
5 Sectorale aspecten 5.1 Waterparagraaf
32
5.2 Akoestisch onderzoek 5.3 Archeologisch onderzoek
36 37
5.4 Bodemonderzoek 5.5 Luchtkwaliteit
40 41
5.6 Flora en fauna 5.7 Kabels en leidingen
41 43
5.8 Externe veiligheid
43
6
Haalbaarheid
6.1 Financiële haalbaarheid 6.2 Maatschappelijke haalbaarheid
45 46
6.3 Inspraak bestemmingsplan Asten Woongebieden
46
7
Procedure
7.1 De te volgen procedure 7.2 Watertoets
48 48
7.3 Het vooroverleg met rijk en provincie 7.4 Inspraak
48 49
Bijlage 1: reactie Waterschap Aa en Maas Bijlage 2: reactie instanties Bijlage 3: Nota van inspraakreacties (eindverslag)
1
1
straatnamen
1 Inleiding 1
2
3
1.1 Waarom deze bestemmingsplanherziening? De gemeente Asten is bereid medewerking te verlenen aan de bouw van 16 woningen op de inbreidingslocatie, gelegen tussen de Ommelseweg en de Mercuriusstraat. Op grond van het geldende bestemmingsplan is het realiseren van deze woningen niet mogelijk. Teneinde de bouw van deze woningen mogelijk te maken, is herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. Deze herziening regelt de bouw van 10 seniorenwoningen en 6 vrijstaande wo-
1
Luchtfoto
2
Uitsnede plattegrond
ningen met de daarbij behorende bijgebouwen en de aanleg van de noodzakelijke infrastructuur.
3
Impressie Ommelseweg
1.2 Noodzaak van de bestemmingsplanherziening Deze bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om aan te tonen dat met de voorgenomen ontwikkeling geen onevenredige waarden en belangen geschaad worden. Hierbij is het belangrijk te komen tot een goede stedenbouwkundige invulling in relatie tot de directe omgeving.
1
1
1.3 Ligging en begrenzing van het plangebied Het plangebied ligt binnen de kern Asten. Het betreft het binnenterrein tussen de Ommelseweg en de Mercuriusstraat. De situatie is kadastraal bekend als gemeente Asten sectie G, nummers 4582, 3386, 4247, 4894, 2738, 4634, 4253, 4463 en sectie N, nummer 512. Het plangebied wordt begrenst door de achtertuinen van de woningen die gelegen zijn aan de Ommelse1
kadastrale ondergrond van het plangebied
weg en Mercuriusstraat. De perceelsgrenzen gelden daarbij veelal als grens van het bestemmingsplan. De kadastrale ondergrond van het plangebied is op bovenstaande afbeelding weergegeven.
2
1
1.4 Het geldende bestemmingsplan Het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan: “Liender I, 1982”, -
vastgesteld door de raad d.d. 28 april 1987; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 11
augustus 1987, nummer 87.02226. Op grond van voornoemd plan zijn de volgende bestemmingen van kracht: eengezinshuizen in open bebouwing, klasse 2, met bijbehorende erven; eengezinshuizen in open bebouwing, klasse 3, met bijbehorende erven; garagebedrijf met bijbehorend erf;
1
uitsnede vigerende plankaart “Liender, 1982” met grove plangrens
voor- of zijtuin, open erf. Daarnaast is een klein gedeelte van het plangebied gelegen binnen het bestemmingsplan: “Woongebieden Asten” dat is vastgesteld door de raad d.d. 15 december 2009. De geldende bestemming betreft hier ‘Wonen’. De voorgenomen woningbouwontwikkeling past niet binnen de genoemde bestemmingen met bijbehorende gebruiksvoorschriften.
3
1
1.5 Juridische planvorm Dit bestemmingsplan is een zogenaamd gedetailleerd bestemmingsplan dat de bouw van de nieuwe woningen op deze inbreidingslocatie aan de Ommelsweg mogelijk maakt. De keuze voor “gedetailleerdheid” uit zich vooral in een op perceelsniveau goed uitgewerkte plankaart, waarbij de toekomstige woonbebouwing strak begrenst is door middel van de aangegeven bouw- en bijbouwvlakken.
1
uitsnede nieuwe verbeelding
Op perceelsniveau wordt aangegeven waar de nieuwe woningen met bijbehorende bijgebouwen gebouwd mogen worden. Dit is op een zodanige wijze gedaan dat het belang van de aangrenzende bestaande woningen vooraf is meegewogen. De gemeente Asten streeft naar een uniforme regeling voor alle inwoners binnen de bebouwde gebieden van de gemeente en van de kern Asten. In dat kader zijn de regels zoals opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan “woongebieden Asten” uitgangspunt voor deze bestemmingsplanherziening.
4
2 Beleidskader Rijk, provincie en gemeente 1
2.1 Inleiding Het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente hebben in de loop der jaren diverse beleidsnota’s opgesteld die het ruimtelijke beleid bepalen. Deze beleidsnota’s bevatten de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. De voor deze inbreidingslocatie van belang zijnde beleidsuitgangspunten zijn hierna weergegeven. 2.2 Rijksbeleid Het Rijksbeleid is vervat in: ■ de Nota Ruimte; ■ de Nota Mobiliteit; ■ Nota Wonen: mensen, wensen, wonen (2000); ■ Nota Belvedere; ■ Wet op de Archeologische Monumentenzorg; ■ Natura 2000. Vanuit deze beleidsdocumenten is het voor de kern Asten van belang dat de mogelijkheid geboden wordt om verstedelijking en economische activiteiten te bundelen. Bundeling betekent in deze dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd moet worden. Geconcentreerd wil in deze zeggen, in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. Het planvoornemen sluit hierbij aan gezien het feit, dat het hier deels een open ruimte en deels een herstructureringslocatie tussen de bestaande bebouwing betreft, een inbreidingslocatie dus. Bij de ontsluiting van de inbreidingslocatie gaat de voorkeur natuurlijk uit naar een zo veilig mogelijke verkeersituatie. Binnen de bestemming verkeer dient dan ook voldoende ruimte te worden geboden zodat, daar waar knelpunten ontstaan, de verkeersstructuur zonder veel planologische procedures kan worden aangepast. Dit kan ten dienste zijn voor het gemotoriseerde verkeer, maar ook voor de fietser en wandelaar. Tevens moet voldoende ruimte geboden worden voor parkeervoorzieningen.
5
1
Vanuit de nota Wonen: mensen, wensen wonen ligt de nadruk op het vergroten van de inzetbaarheid van de (bestaande) woningvoorraad. Inbreiding met verschillende soorten woningen is hier een voorbeeld van. Ten aanzien van het rijksbeleid voor cultuurhistorie en archeologie wordt in ieder geval rekening gehouden met: de archeologisch waardevolle gebieden; het historische landschapspatroon: paden, wegen, pleinen, velden, etc.; monumenten en beeldbepalende panden; de informatie uit lokaal onderzoek (heemkundekring). Het plangebied valt niet binnen een cultuurhistorisch waardevol gebied en valt binnen een reeds bebouwde zone. Hier is de grond dusdanig geroerd dat eventuele waarden in de bovengrond niet zijn waar te nemen. Voor het plangebied is een bureauonderzoek en deels een karterend veldonderzoek uitgevoerd. Voor het binnengebied tussen Ommelseweg en Mercuriusstraat dient een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven plaats te vinden. Dit aan de hand van een Programma van Eisen dat door het bevoegd ge-
1
Mensen, wensen, wonen
zag is goedgekeurd. Over de eisen aan dit vervolgonderzoek beslist het bevoegd gezag, in deze de gemeente Asten. Onlangs zijn voor heel Nederland gebieden aangewezen die in het kader van flora en fauna extra aandacht vragen, de zogeheten Natura 2000-gebieden. Het betreft vooralsnog de reeds bekende Vogel- en habitatrichtlijngebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied.
6
1
2.3 Provinciaal beleid Het provinciaal beleid is in hoofdzaak vastgelegd in: ■ de interimstructuurvisie “Brabant in Ontwikkeling” ■ het Streekplan “Brabant in Balans”; ■ het uitwerkingsplan/Regionaal Structuurplan Zuidoost-Brabant; ■ het reconstructieplan De Peel. Daarnaast heeft de provincie in 2008 een bevolkings-
2
en woningbehoeftenprognose opgesteld. Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling Het beleid van de provincie is vastgelegd in de interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling uit 2008. Het bestaande streekplan 2002 vormt hiervoor de basis. Het hoofdbelang van de interimstructuurvisie is zorgvuldig ruimtegebruik. De ruimtelijke visie en het ruimtelijk beleid zijn uiteengezet aan de hand van vijf leidende principes. Deze principes zijn: -
meer aandacht voor de onderste lagen; zuinig ruimtegebruik;
-
concentratie van verstedelijking; zonering van het buitengebied;
-
grensoverschrijdend denken en handelen.
Er moet zuinig omgegaan worden met de ruimte. Groei en spreiding van het stedelijk ruimtebeslag
1
moeten zoveel mogelijk afgeremd worden en nieuwe ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk in geconcen-
2
Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling Streekplan Brabant in Balans
treerde vorm plaatsvinden. Inbreiding, herstructurering en intensivering gelden als uitgangspunt. Bestaande groene en landschappelijke kwaliteiten moeten worden behouden en versterkt. Ontwerp Structuurvisie RO De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De interimstructuurvisie was een eerste stap in de richting. De Structuurvisie is een volgende stap en is in procedure.
7
1
Binnen het ontwerp structuurvisie is het plangebied gelegen in de stedelijke structuur – overig stedelijk gebied. De stedelijke structuur van Noord-Brabant omvat alle grote locaties voor wonen, werken en voorzieningen, zoals steden, dorpen en bedrijventerreinen. De ontwikkeling van werklocaties is belangrijk voor de economische positie van Brabant. Binnen de stedelijke structuur wordt daarvoor ruimte geboden. Het 1
kaart ontwerp structuurvisie
energieneutraal en klimaatbestendig ontwikkelen van woon- en werklocaties is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Binnen de stedelijke structuur is daarnaast ook ruimte nodig voor de decentrale opwekking van energie. De kwaliteit van de openbare en bebouwde ruimte is in toenemende mate een criterium bij het nemen van investeringsbeslissingen, zowel door de burger als door ondernemers. De provincie wil het volgende bereiken: Concentratie van verstedelijking; Zorgvuldig ruimtegebruik; het benutten van kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie; Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;
8
Betere verknoping van stedelijke ontwikkeling aan infrastructuur; Versterking van de kennisinnovatieve economie en economische clusters. In het overig stedelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. Het stedelijk gebied ‘aan de randen’ van de provincie, krijgt te maken met een afnemende groei van de woningbouwbehoefte en op termijn zelfs (een beperkte mate van) krimp. Daarom is het belangrijk om concurrentie tussen gemeenten en regio’s, overproductie en leegstand te voorkomen. Het belang van regionale afspraken neemt daardoor toe. In overleg met de gemeenten worden de regionale verbanden voor wonen en werken bepaald. Die passen in ieder geval binnen de vier regio’s die de provincie onderscheidt en kunnen verschillend van omvang zijn voor de thema’s wonen, werken en voorzieningen. Bij het zoeken naar ruimte voor nieuwe verstedelijking is zorgvuldig ruimtegebruik (toepassing SER-ladder) voorwaarde. Het overig stedelijk gebied bouwt voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van ‘migratiesaldonul’. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen (in het buitengebied). Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda’s voor wonen. De invulling van het plangebied met woningen betreft een kwalitatieve ontwikkeling ten opzichte van de bestaande situatie. Bovendien wordt gebouwd volgens de eigen woningbehoefte (zie 5.4).
9
Verordening ruimte De Verordening ruimte regelt de aanwijzing van bestaand stedelijk gebied door middel van een geometrische plaatsbepaling en verbeelding op kaart. Een bestaand stedelijk gebied is als volgt omschreven: een aangewezen gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies zoals wonen, industriële, logistieke, ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven, groothandel, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, leisurevoorzieningen, stedelijke groenvoorzieningen en stedelijke infrastructuur. De regels van de Verordening ruimte zorgen ervoor, dat eerst in het bestaand stedelijk gebied naar bouwmogelijkheden wordt gezocht, voordat de zoekgebieden mogen worden benut. Het planvoornemen voorziet onder andere in de ontwikkeling van woningen binnen het bestaand bebouwd gebied en voldoet hiermee aan de regels uit de verordening. Streekplan Brabant in Balans Vanuit het streekplan wordt aandacht gevraagd voor de drie navolgende principes: meer aandacht voor de onderste lagen, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking. Inbreiding, zoals onderhavig plan, valt ook binnen het principe zuinig ruimte gebruik. Concentratie van verstedelijking heeft tot gevolg dat in landelijke regio’s, zoals Asten, in het kader van nieuwbouwontwikkelingen slechts bouwmogelijkheden mogen worden geboden voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Uit de ontwikkeling van de woningvoorraad voor de gemeente Asten tussen 2005-2030 blijkt dat de verwachting is dat voor de komende decennia nog zo’n 1290 woningen nodig zijn. Binnen een periode van nu en 10 jaar (2006-2016) bedraagt deze behoefte 785 woningen (uit Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Babant 2008). De realisering van de 16 woningen voorziet voor een zeer beperkt deel in de behoefte. Middels dit bestem-
10
mingsplan worden de woningen juridisch en planologisch mogelijk gemaakt. 2.4 Gemeentelijk beleid Het beleid dat de gemeente nastreeft voor een bestemmingsplan is voornamelijk vastgelegd in: ■ de Avance, toekomstvisie Asten; ■ de woningbouw monitor gemeente Asten periode 2010 tot 2020; ■ Woonvisie inclusief woningbouwprogramma; ■ de welstandsnota; ■ het gemeentelijke (GVVP).
verkeers-
en
vervoersplan
■ Groenstructuurplan Avance, toekomstvisie Asten Het plangebied is in het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) uit de toekomstvisie aangeduid als bebouwingskern. Het gebied valt binnen de hoofdkern van de gemeente Asten. De kern vormt het concentratiegebied voor wonen, werken, winkelen en recreëren. Het gaat dan onder andere om een additioneel programma op het terrein van wonen en werken. De gemeente Asten streeft naar maximale benutting van de inbreidingsmogelijkheden binnen de bebouwde kommen van de verschillende kernen. Het planvoornemen sluit nadrukkelijk op dit beleid aan. De inbreidingslocatie aan de Ommelseweg is als mogelijk nieuwbouwproject in de Avance, toekomstvisie van Asten opgenomen. In de visie is e
sprake van 15 woningen. De 16 kavel van dit planvoornemen betreft een perceel dat buiten het oorspronkelijke plangebied ligt. Woonvisie De gemeente Asten is een gemeente waar het prettig wonen is. De gemeente heeft de ambitie deze positie als aantrekkelijke woongemeente voor alle doelgroepen te behouden en waar mogelijk te versterken in de komende jaren. Om hier invulling aan te geven heeft de gemeente behoefte aan een actueel beleidskader op het terrein van wonen. Daarbij gaat het zowel om beleid voor de gehele gemeente als een perspectief
11
op het wonen in de wijken van Asten en de kernen Heusden en Ommel. Met de Woonvisie heeft de gemeente, samen met andere partijen een goede basis om concrete woonprojecten op te pakken. Om richting te geven aan de ontwikkeling van de gemeente, biedt de Woonvisie belangrijke handvatten. Het geeft een kwantitatieve en kwalitatieve inkleuring aan de woningbouwontwikkeling van de gemeente. Bepaalde groepen dreigen tussen wal en schip te vallen. Zij komen bijvoorbeeld niet aan bod door hoge koopprijzen of er is te beperkte keuzevrijheid in het aanbod. De hoofdkern Asten en de kernen Heusden en Ommel vormen samen de gemeente Asten. De hoofdkern verschilt nogal van de overige dorpen en heeft een centrumdorps karakter, wat zich onder andere uit in omvang en voorzieningenniveau. Het beleid van de provincie Brabant is er in beginsel op gericht om gemeenten te laten bouwen voor de eigen behoefte (zogenaamd migratie is 0). In de woonvisie wordt onderscheidt gemaakt in additionele woningbehoefte, vervangingsbehoefte en wonen ten behoeve van volkshuisvestelijke ambities. Voor de kern Asten komt de totale additionele woningbehoefte voor natuurlijke aanwas komt uit op 475 woningen tot en met 2019. De vervangingsbehoefte omvat 147 woningen en de ambities liggen op 90 woningen. Samen zijn dit ruim 712 woningen, waarvoor de gemeente t/m 2019 voldoende plancapaciteit voor beschikbaar moet stellen. Onderhavig planvoornemen voorziet in een klein gedeelte van deze plancapaciteit. Het planvoornemen wordt in de woonvisie specifiek vernoemd: Naast het herstructureringsplan Bloemenwijk worden er in Asten Noord nog 16 nieuwbouwwoningen gerealiseerd aan de Mercuriusstraat-Ommelseweg.
12
1
Het uitgangspunt van dit plan is het ‘bouwen voor de buurt’. Er is gekozen van een mix aan eengezinswoningen en geschikte zorgwoningen, waardoor senioren kunnen doorstromen en de vrijgekomen woningen weer beschikbaar komen voor doorstromers en starters. Het planvoornemen voldoet dan ook aan het beleid uit de Woonvisie. Woningbouwmonitor Binnen de kern Asten zouden volgens de gemeentelijke woningbouwmonitor tot aan 2020 zo’n 620 (475 additionele woningen en 147 vervangende woningen)
1
Themakaart met gebiedscriteria
woningen gerealiseerd mogen worden. Het onderhavige project wordt in de woningbouwmonitor specifiek vermeld onder de naam: Mercuriusstraat / Ommelseweg. Het project houdt hier in dat 16 woningen worden gerealiseerd die in 2012 opgeleverd moeten worden. Het planvoornemen sluit aan bij de planning van de woningbouwmonitor. Welstandsnota De bouwplannen voor de nieuw te realiseren woningen moeten worden getoetst aan de Welstandnota. In deze nota is de kern Asten verdeeld in tien welstandsthema’s. Aan ieder thema zijn afzonderlijke afwegingscriteria gesteld waaraan een bouwplan moet
13
voldoen. Het gaat daarbij om de ruimtelijke verschijningsvorm en beeldkwaliteit. Op basis van de thema kaart worden voor het plangebied de volgende welstandsthema’s onderscheiden: historische linten Asten; thematische bouw; woningbouw met een individueel karakter. Deze laatste, woningbouw met een individueel karakter, wordt nog verder onderverdeeld in: individuele woningbouw; mengvorm individueel/projectmatig. Het plangebied wordt hier gekenmerkt als mengvorm individueel/projectmatig. Binnen het plangebied zijn geen welstandsvrije zones gelegen. Hierna wordt per thema beschreven wat de invloed hiervan is op het plangebied. Historische linten Asten Het behoud van het karakter van de historische bebouwingslinten, in een lange reeks van jaren opgebouwd, is van belang voor het functioneren en de identiteit van de kern als geheel. Variatie en een geleidelijke verandering in het bebouwingsbeeld is kenmerkend. Vergaande ingrepen in plaatsing, schaal of vormgeving kunnen het gevarieerde bebouwingsbeeld wijzigen in een verbrokkeld beeld. Afwisseling is belangrijk tussen panden uit uiteenlopende periodes. Het beleid is dan ook gericht op behoud en waar nodig, versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Kavel 1 markeert vanuit de Ommelseweg het inbreidingsgebied en zal daarom qua uiterlijk contrasteren met de overige bebouwing aan het bestaande bebouwingslint. De massa en situering passen bij ruimtelijke karakteristiek van de historische lintbebouwing ter plaatse. Thematische bouw Het welstandsbeleid richt zich op het handhaven van de basiskwaliteit die in het oorspronkelijke ontwerp is neergelegd. Het gaat om de handhaving van de stedenbouwkundige opzet en de compositie van het straatbeeld. Daarbij wordt gelet op de contouren van de bouwmassa’s en op de zorgvuldige detaillering van de toevoegingen.
14
Het planvoornemen heeft wat betreft het thema thematische bouw, geen invloed op het straatbeeld. Met het inbreidingsplan wordt beoogd aansluiting te vinden op de bestaande bebouwingsstructuur. De bebouwing op kavel 16 zal aansluiten op de karakteristieken van het bestaande bebouwingslint en de thematische bouw aldaar. Woningbouw met een individueel karakter In dit thema worden de gebieden met zuiver individuele woningbouw behandeld, alsmede gebieden waar individuele woningbouw vermengd is met kleinschalige projectmatige bouw. Het streven van de gemeente Asten is hier gericht op de instandhouding, en waar nodig verbetering, van de ruimtelijke kwaliteit van de individuele woningbouw. Dit met inachtneming van het individuele karakter van de bebouwing. Hoofdzaak is het handhaven van een zekere rust in het straatbeeld. In ruim opgezette gebieden betekent dit vooral aandacht voor het behoud van de openheid van de bebouwingsopzet en aandacht voor het groene karakter van het straatbeeld. In dichter bebouwde gebieden houdt dit uitgangspunt afstemming in op een aantal essentiële bebouwingkenmerken. Het plan voorziet in de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en structuur van het plangebied. Met de bestaande mogelijkheden tot inkijk is rekening gehouden bij de planvorming. Het planvoornemen sluit dan ook aan op dit beleid. Daarnaast zijn in de welstandnota de rijksmonumenten en beeldbepalende panden opgenomen. Binnen het plangebied zijn geen rijksmonumenten of beeldbepalende panden gelegen. Ook voor de aangrenzende bebouwing is dit niet aan de orde.
15
1
Na de inventarisatie van de ruimtelijk-morfologisch samenhangende gebieden en een globale waardebepaling is voor alle gebieden een ruimtelijk ambitieniveau vastgesteld. Dit ambitieniveau bepaalt de aard en de intensiteit waarmee de bouwplannen aan de diverse criteria zullen worden getoetst. Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte kan
1
Welstandsniveau kaart
voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2 )of laag (niveau 3) welstandsniveau vastgesteld worden. Het welstandsniveau dat wordt gehanteerd is gebaseerd op basis van de aanwezige kwaliteit van de bebouwing. Dit niveau is eventueel verhoogd indien het een zogenaamde zichtlocatie betreft. Dat betreft de bebouwing aan de hoofdontsluitingswegen. Het plangebied bevindt zich binnen de welstandsniveau’s 1 en 2. Het plangebied valt slechts voor een klein gedeelte binnen welstandsniveau 1. De historische bebouwing aan de Ommelseweg valt hierbinnen, alsmede de woning aan de Ommelseweg, die aansluit op de thematische bouw. De rest van het plangebied valt binnen welstandsniveau 2.
16
1
Om de niveaus in praktijk te kunnen toepassen is het noodzakelijk de welstandsniveaus te koppelen aan de beoordelingsaspecten van de criteria. Het plan zal volgens het bovenstaand schema worden beoordeeld.
1
tabel welstandsniveaus
Hierin geldt hoe hoger het welstandsniveau hoe strenger de beoordelingsaspecten. GVVP Verder beschikt de gemeente Asten over het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan (GVVP). Het plan is opgenomen in het GVVP. Dit GVVP geeft inzicht in knelpunten en probleemsituaties in de bestaande verkeersstructuur. Het GVVP vormt het kader voor nieuwe ontwikkelingen op verkeers- en vervoersniveau. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen knelpunten of probleemsituaties met betrekking tot de verkeersstructuur. In het GVVP is aangegeven dat het het verkeer op wegen van een zo hoog mogelijke orde wordt afgewikkeld. Ook dient sluipverkeer door
17
woonwijken te worden voorkomen. Vergrijzing is een aandachtspunt bij de bereikbaarheid van voorzieningen door voetgangers; comfort en logische routes zijn van belang. Het plangebied wordt dan ook ontsloten op de Ommelseweg, een weg die onderdeel is van de hoofdontsluitingsstructuur. Vanuit het plangebied loopt een voetpad naar de Mercuriusstraat. Het plangebied is dan ook eenvoudig bereikbaar. Het plan voldoet ruimschoots aan de in het GVVP opgenomen parkeernormen. De openbare parkeerplaatsen zijn zodanig over het plangebied verdeeld dat overlast door geparkeerde voertuigen wordt voorkomen. Groenstructuurplan Het groenstructuurplan heeft betrekking op de bebouwde kom van zowel Asten als Ommel en Heusden en vindt aansluiting op het gemeentelijk landschapsbeleidsplan. De nadruk ligt op een geleidelijke verschuiving van traditioneel groenbeheer naar een groenbeheervorm met een ecologische grondslag. De doelstelling van het groenstructuurplan is het benoemen van de te ontwikkelen hoofdgroenstructuur met een onderscheid in groenvoorzieningen op buurt-, wijk- en dorpsniveau. Voor een overzicht van de groenstructuur wordt een verdeling gemaakt in 11 wijken (incl. Ommel en Heusden). Op wijkkaarten wordt de bestaande en te ontwikkelen groenstructuur weergegeven. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in de Sterrenwijk. De relatie met de hoofdgroenstructuur is in deze wijk gekoppeld aan de verkeersverzamelweg Floralaan en de wijkontsluitingswegen Lienderweg/Ommelseweg. Groenobjecten van grotere omvang liggen aan de rand van de wijk langs de Floralaan (grasstrook), de bomenweide aan de Ommelseweg en de groenstrook in de nieuwbouwlocatie Nobis.
18
1
Bij aandachtspunten en ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in : - hoofdgroenstructuur, - groenstructuur in de wijk, - ecologische structuur. Met betrekking tot onderhavig bestemmingsplan is de bestaande en verder te ontwikkelen hoofdgroenstructuur aan de Ommelseweg van belang. De hoofdgroenstructuur bestaat hier uit een lineaire bomenrij. Het voorste deel van kavel 16, dus de strook die direct grenst aan de Ommelseweg, maakt
1
de sterrenwijk met groenstructuren
onderdeel uit van deze hoofdgroenstructuur. In de huidige situatie is hier een bossage gesitueerd. Deze bossage zal worden verwijderd ten behoeve van de nieuwe woning. Tevens wordt met de vervanging van de bossage de ingang van het plangebied gemarkeerd en ontstaat een duidelijke structuur. Voor deze nieuwe inrichting is met name gekozen om de bestaande (groen)structuur ten zuiden van kavel 16 door te trekken. Dit houdt in dat kavel 16 geen onderdeel meer uitmaakt van de groenstructuur ten noorden van het plangebied. Wanneer ervoor was gekozen om de bestaande bomenrij door te laten lopen zou de ingang van het plangebied een onopvallende
19
ligging krijgen. Dit is echter niet wenselijk met het oog op een duidelijke structuur. Tevens is voor deze inrichting gekozen met het oog op de kwaliteit van de aanwezige bomen. De kwaliteit van de bomen wordt onder het kopje “Bomenbeleid” verder beschreven. Er zijn in het groenstructuurplan geen aandachtspunten en ontwikkelingsmogelijkheden benoemd die specifiek betrekking hebben op het planvoornemen. Ook zijn er in het actieprogramma geen acties opgenomen die van invloed zijn op het planvoornemen. Het planvoornemen heeft dan ook, naast de invloed op de hoofdgroenstructuur” geen invloed op de groenstructuren in de sterrenwijk. Bomenbeleid De “Nota bomenbeleid – basismodule” van de gemeente Asten voorziet onder andere in het behoud en de bescherming van bomen afgestemd op de waarde van de boom. De gemeente Asten erkent de waarde van bomen en beseft dat enkele bomen een bijzonder grote waarde hebben. Daarnaast leeft ook het besef dat een boom waardevoller wordt naarmate zijn leeftijd toeneemt. Daarentegen kan een boom in stedelijke omgeving ook meer conflictsituaties opleveren naarmate hij ouder wordt. Het is daarom van groot belang dat de waarde van bomen wordt vastgelegd en dat bescherming goed wordt geregeld. Asten onderscheidt de volgende niveaus op het gebied van boombescherming: Beschermwaardige bomen Hoofdstructuren Secundaire structuren Tertiaire structuren. Indien een boom, ondanks alle beschermende inspanningen, toch beschadigd raakt, wordt herstel van boom of boomstructuur in gang gezet. Indien mogelijk worden schades verhaald op de schadeveroorzaker.
20
Beschermwaardige bomen De meest bijzondere bomen in Asten dienen extra te worden beschermd. Bijzonder zijn de volgende bomen: Herdenkingsbomen; Beeldbepalende bomen en boomstructuren of bomen en boomstructuren die hiertoe potentie hebben; Bomen die op de landelijke monumentenlijst staan; Bomen en boomstructuren die zeldzaam zijn door sortiment en/of omvang. Bomenstructuur (binnen de bebouwde kom) De waarde van een boom wordt in de eerste plaats bepaald door de leeftijd, kwaliteit, zeldzaamheid e.d. van de boom zelf. De meeste bomen maken echter onderdeel uit van een structuur. Een boom kan onderdeel zijn van een hoofd- of secundaire structuur. Is een boom geen onderdeel van een structuur dan hoort hij bij de tertiaire klasse. Aan de verschillende structuren worden verschillende waarden gehecht en ze hebben hun eigen ontwerpeisen en beschermwaarde. De structuren worden met name bepaald door de stedenbouwkundige opzet. Daarom wordt alleen in de bebouwde kom gesproken over structuren. Zoals eerder beschreven heeft het planvoornemen invloed op de Hoofdgroenstructuur. De bossage ter plaatse van kavel 16 wordt namelijk verwijderd ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning. De bossage zal worden verwijderd middels een op basis van het gemeentelijke beleid verplichte kapvergunning. Daarbij moeten maatregelen die betrekking hebben op het verwijderen van de bossage en die negatieve effecten hebben op broedvogels, zoals het verwijderen van vegetatie en grondwerkzaamheden, buiten het broedseizoen plaatsvinden. Door een bureau met specifieke expertise op het vlak van flora en fauna is een veldonderzoek uitgevoerd (Ecologica BV, kenmerk: P2009/65). Bij het onderzoek zijn geen vaste nesten aangetroffen.
21
Verder zijn de te verwijderen bomen door een erkend bureau getaxeerd. (Cobra boomadviseurs, dossiernr: 56104). Op basis van deze taxatie is de geldelijke waarde van de bomen in de bosschage bepaald. Deze getaxeerde waarde zal door de gemeente worden ingezet ten behoeve van het verbeteren van de groenstructuur in Asten. Uit het rapport van Cobra boomadviseurs blijkt dat het overgrote deel van de bomen in het plangebied een beperkte levensverwachting hefet. Van de 23 bomen hebben 6 bomen een normale conditie, 17 bomen een verminderde conditie en 1 boom een sterk verminderde conditie. Alleen de 6 bomen met een normale conditie hebben een levensverwachting van meer dan 15 jaar.
22
3 Huidige situatie 1
2
3
3.1 Inleiding De huidige situatie is uitgangspunt voor de inrichting van de inbreidingslocatie aan de Ommelseweg. Bij de inrichting van deze locatie is aansluiting gezocht met de aangrenzende bebouwing. Niet zozeer met betrekking tot de typologie maar wel met betrekking tot de schaal. Het plangebied zelf en de omgeving van het plangebied wordt hierna omschreven. 3.2 De omgeving van het plangebied De omgeving van het plangebied is op te splitsen in twee delen, namelijk de bebouwing aan de Ommelseweg en de bebouwing aan de Mercuriusstraat. De
1
impressie plangebied
2
impressie plangebied
Ommelseweg is een uitloper van een historisch lint. De bebouwing, bestaande uit halfvrijstaande en vrij-
3
impressie plangebied
staande woningen, heeft hier een gedifferentieerde verschijningsvorm qua architectuur, bouw-, goothoogte en kapvorm. Aan de Mercuriusstraat bestaat de bebouwing overwegend uit grondgebonden eengezinswoningen. Het betreft bebouwing uit de jaren 1970 en bestaat uit halfvrijstaande en vrijstaande woningen in twee bouwlagen met een kap. In het algemeen zijn het woningen gelegen op ruime en vaak diepe kavels.
23
1
Aan de overzijde van de Ommelseweg is achter de bestaande woonbebouwing het bedrijventerrein Molenakker gelegen. Op dit bedrijventerrein is een grote verscheidenheid aan bedrijven aanwezig. De bebouwing van deze bedrijven bestaat uit loodsen met vaak een kantoorruimte aan de voorzijde. Het bedrijventerrein wordt gekenmerkt door eenduidige bouwvolumes van wisselende schaal, eenvoud in vormgeving en een sobere afwerking. Het materiaalgebruik hier is di-
2
vers. De hoogte van de bedrijfgebouwen achter de Ommelseweg bedraagt overwegend 6 meter. Het open bedrijfsterrein wordt veelal gebruikt voor het parkeren, eventuele groenvoorzieningen en opslag van goederen.
3
Aan de Mercuriusstraat 35 is verder het speelgoedmuseum “De Speeldoos” gevestigd. 3.3 Het plangebied zelf Het plangebied zelf is momenteel deels in gebruik ten behoeve van een garagebedrijf. Dit garagebedrijf wordt middels een insteek ontsloten via de Ommelseweg. Het overige deel van het plangebied ligt braak en wordt door de buurt deels gebruikt als speelveld. De bebouwing van het garagebedrijf bestaat uit een inpandige bedrijfswoning, een werkplaats en de daar-
1
toegangsweg garagebedrijf
2
achterzijde garagebedrijf
3
Toegang binnenterrein via de Mercuriusstraat
bij behorende kantoorruimte. Deze bebouwing heeft een hoogte van ongeveer 6 meter en de bedrijfswoning en kantoor zijn plat afgedekt. Door de ligging op een achterterrein, tussen de aangrenzende woonbebouwing is het garagebedrijf niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Op het braakliggende deel van het plangebied is geen bebouwing aanwezig. Het betreft een open plek tussen de bestaande woonbebouwing, die verder geen functie heeft. Het geheel heeft een groene uitstraling door de aanwezige beplanting.
24
1
2
3
4
5
De achterzijden van de woningen aan de Ommelseweg en de Mercuriusstraat hebben een ongeordende uitstraling. Het braakliggende binnenterrein wordt door enkele aanwonenden gebruikt voor opslag en als ex-
1
tra tuin. Bovendien worden verschillende soorten erfafscheiding gebruikt.
2
hoogteverschil
3
ongeordende achterzijden
4
idem
5
idem
toegang binnenterrein via Mercuriusstraat
25
4 Nieuwe ontwikkeling 1
4.1 Inleiding Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de realise1
nieuwe situatie
ring van 10 seniorenwoningen en 6 vrijstaande woningen aan de Ommelseweg in het noordwesten van de kern Asten. Het planvoornemen wordt hierna beschreven. 4.2 De stedenbouwkundige opzet In de huidige situatie conflicteren de bestaande structuren qua gebruik, schaal en omvang. Op het moment bestaat het gebied uit een garagebedrijf en een groot braakliggend terrein. De functie van het garagebedrijf contrasteert met de omliggende woonfunctie aan de Ommelseweg en de Mercuriusstraat. Het braakliggende terrein heeft op het moment geen functie en heeft een onordelijke uitstraling. Met het planvoornemen wordt beoogd aan te sluiten op het bestaande gebruik in de directe omgeving van het plangebied.
26
1
Invulling van het plangebied met woningen betekent aansluiting op de bestaande structuur van omringende woonomgeving en bovendien een kwaliteitsimpuls. Het planvoornemen bestaat uit 10 seniorenwoningen en 6 vrijstaande woningen. Van de 10 seniorenwoningen zijn er 4 vrijstaand. De overige 6 woningen zijn per twee geschakeld. In het zuiden van het plangebied sluit de eerste seniorenwoning qua schaal en oriëntatie, aan op de historische bebouwingslint aan de Ommelseweg. In het noorden van het plangebied (kavel 16) sluit ook een vrijstaande seniorenwoning aan op het thematische bebouwingscluster ter plaatse. De bestaande bossage zal hier worden verwijderd ten behoeve van de nieuwe woning. Tevens wordt met de vervanging van de bossage de ingang van het plangebied gemarkeerd en ontstaat een duidelijke structuur. 1
Voor deze inrichting is gekozen om de bestaande
impressie geschakelde senoirenwoningen
structuur ten zuiden van kavel 16 door te trekken. Dit houdt in dat het perceel direct grenzend aan de noordzijde van de ingang van het plangebied geen onderdeel meer uitmaakt van de groenstructuur ten noorden van het plangebied. Wanneer ervoor was gekozen om de bestaande bomenrij door te laten lopen zou de ingang van het plangebied een onopvallende ligging krijgen. Dit is echter niet wenselijk met het oog op een duidelijke structuur. De geschakelde seniorenwoningen bestaan uit een laag en een verdieping met een schildkap. De muren van de begane grond zijn opgetrokken uit een lichte gevelsteen of stukwerk.
27
1
2
3
In het plan worden 3 typen vrijstaande seniorenwoningen gerealiseerd. 1 vrijstaande seniorenwoning zal qua karakteristiek en layout aansluiten bij de geschakelde seniorenwoningen. De 2 vrijstaande seniorenwoningen in het zuiden van het plangebied zijn maximaal 7,75 meter hoog. Ze bestaan uit een laag met een kap. De muren zijn hier wederom opgetrokken uit een lichte gevelsteen of stukwerk. De woningen hebben een lessenaarsdak. De vrijstaande woningen op het binnenterrein zijn maximaal 6,5 meter hoog. De muren zijn hier opgetrokken uit een lichte gevelsteen of fijn wit stucwerk. De vrijstaande seniorenwoning aan de Ommelseweg heeft één laag en een kap met een maximale hoogte van 6 meter. De woning sluit aan op de lintbebouwing aan de Ommelseweg. Ook qua kleur- en materiaalge1
impressie vrijstaande senio-
bruik zal de woning op zijn omgeving aansluiten.
renwoning type 1 2
impressie vrijstaande senioren woning type 2
3
impressie vrijstaande woning
De overige vrijstaande woningen worden gerealiseerd in het binnenterrein van het plangebied. De 15 nieuwe woningen van dit inbreidingsplan zullen qua kleur- en materiaalgebruik niet direct op de omgeving aansluiten. Het is mogelijk de woningen hier een eigen identiteit te geven omdat de nieuwe woningen achter de bestaande bebouwing zullen worden gerealiseerd.
28
1
2
3
4.3 De ontsluiting en parkeren De nieuwe woningen worden onder andere ontsloten via de reeds bestaande toegangsweg tot het garagebedrijf. Meer naar het zuiden wordt het binnenterrein ook via 1 nieuwe weg ontsloten. De twee ontsluitingswegen zijn aan elkaar verbonden en vormen een halve cirkel. Het betreft een eenrichtingsweg in de richting noord naar zuid. De woning aan de Ommelseweg 34 zal aan de achterzijde een extra ontsluiting krijgen. Voor voetgangers wordt tevens een ontsluiting op de Mercuriusstraat gecreëerd. Omdat het voetpad afloopt richting de Mercuriusstraat zal ter hoogte van het trottoir van de Mercuriusstraat een voetganger-
1
infrastructuur
Rood: hoofdontsluiting
sluis worden geplaatst. Een plaatselijke snelheidsverlaging van fietsverkeer, skaters etc. is gewenst, zodat
Groen: ontsluiting binnen-
deze tijdig afstappen en niet met een te hoge snelheid op de Mercuriusstaat belanden.
terrein Geel: voetgangers ontsluiting
In het GVVP ia aangegeven dat bij nieuwe ontwikke-
Blauw: openbare parkeerplaatsen
lingen de nieuwe parkeerkencijfers (ASVV2004) moeten worden toegepast. Gezien de toename van het
2
noordelijke toegang toe-
autobezit in de toekomst, luidt het advies uit te gaan van de maximumwaarden. Bij woningen moet voor de
3
zuidelijke toegang toekom-
komstig binnengebied
stige binnengebied
gemeente Asten worden uitgegaan van “weinig stedelijk gebied”. De parkeernorm varieert dan bij woningen van 1,2 tot 2,2 per woning, afhankelijk van het type woning en de ligging van de woning. Voorgesteld wordt bij nieuwe bouwplannen 2,0 parkeerplaatsen
29
per woning als minimum te hanteren. Nieuwe bouwplannen dienen hun parkeerbehoefte in principe binnen de grenzen van het plan op te vangen. Als rekening wordt gehouden met de in het GVVP opgenomen normering, het type woningen (10 seniorenwoningen) en de ligging ten opzichte van het centrum en voorzieningen, kan een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning worden gehanteerd. In het binnengebied worden 15 woningen gerealiseerd waarmee het totaal aan benodigde parkeerplaatsen voor dit deel van het plan op 30 komt. Bezoekers en bewoners van de woning aan de Ommelseweg, die is geprojecteerd naast de noordelijke ontsluiting van het plangebied, zullen waarschijnlijk geen gebruik maken van parkeervoorzieningen in het binnengebied. Bij deze woning wordt een lange inrit gecreëerd voor de garage, zodat op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte voor bewoners en bezoekers. Parkeren op gebiedsontsluitingswegen, zoals de Ommelseweg, is namelijk vanuit het oogpunt van duurzaam veilig niet wenselijk. Het plan voorziet in 15 openbare parkeerplaatsen en 22 parkeerplaatsen op eigen terrein, exclusief garages. Als de CROW/ASVV normering wordt gehanteerd is sprake van 19 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan de norm van twee parkeerplaatsen per woning, die is opgenomen in het GVVP. Een deel van de parkeerplaatsen op eigen terrein is conform ASVV niet of niet volledig meegeteld bij de berekening van de parkeercapaciteit. Voor bezoekers wordt normaliter gerekend met 0,3 parkeerplaats per woning. Voor bezoekers zijn dan ook ruime parkeermogelijkheden in het openbaar gebied. Het plan voldoet daarmee ruim aan de norm. 4.4 Privacy en bezonning De geschakelde seniorenwoningen hebben een hoogte van maximaal 6,5 meter waardoor de bezonning van de bestaande woningen niet in het geding komt. Aan de achterzijde van deze woningen worden op de verdieping geen ramen gerealiseerd. Hiermee wordt de privacy van de bestaande woningen gewaarborgd.
30
Bovendien is de afstand tot de bestaande woningen hier ruim 30 meter waardoor nadelige gevolgen met betrekking tot de bezonning en privacy, worden geminimaliseerd. De maximale bouwhoogte van de vrijstaande seniorenwoningen bedraagt 7,75 meter. Desondanks heeft de lessenaarskap, als gevolg van de afstand en oriëntatie, geen nadelige invloed op de bezonning van de nabijgelegen bestaande woningen. Ook de afstand, hoogte en de oriëntatie van de vrijstaande woningen zijn zodanig dat de privacy en de lichttoetreding van de bestaande woningen gewaarborgd blijven. Voor de vrijstaande woning aan de Ommelseweg geldt dat door de maximale bouwhoogte, de positionering en de oriëntatie, de lichttoetreding en de privacy van de nabijgelegen bestaande woningen gewaarborgd blijft.
31
5 Sectorale aspecten
5.1 Waterparagraaf Infiltratieonderzoek In het kader van de onderhavige bestemmingsplanprocedure is onderzocht of het regenwater geïnfiltreerd kan worden in de bodem. Hiervoor is een infiltratieonderzoek uitgevoerd. In dit infiltratieonderzoek wordt de infiltratiesnelheid in de grond bepaald. Hieruit kan worden berekend of het hemelwater afkomstig van de verharde oppervlakken op een goede manier geïnfiltreerd kan worden in de bodem. De belangrijkste beleidsuitgangspunten in het kader van de watertoets en het duurzaam omgaan met water, zijn: 1. gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater: het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het lokaal verwerken van schoon hemelwater; 2. doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruikinfiltratie-buffering-afvoer”: in aansluiting op het landelijke beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen doorlopen;
“hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer”
3. hydrologisch neutraal bouwen: nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke gemiddelde hoogste grondwaterstand niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden. Onder het hydrologisch neutraal bouwen verstaat het waterschap het infiltreren of bufferen van een bui met een herhalingstijd van 25 jaar. Een bui T=25 houdt in dat minimaal 42,9 mm binnen het plangebied moet worden geïnfiltreerd of gebufferd;
32
1
4. water als kans: water kan een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water (een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door veel mensen gewaardeerd); 5. meervoudig ruimtegebruik: er moet ruimte voor water gecreëerd worden. Door ruimte voor 2 of meer doeleinden te gebruiken is het “verlies” aan m² als gevolg van toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo kan een flauw talud dat ruimte geeft voor buffering van water, gebruikt worden als onderhoudsstrook of voor recreatieve doeleinden;
1
kaartuitsnede waterkansenkaart
6. materiaalgebruik: bij de inrichting, het bouwen en het beheer moeten zo min mogelijk vervuilde stoffen toegevoegd worden aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor materiaalgebruik. Het gebruik van uitlogende of uitspoelbare bouwmaterialen wordt afgeraden. Het waterschap heeft voor het gehele beheersgebied een waterkansenkaart opgesteld. Op deze waterkansenkaart is te zien dat het plangebied binnen een bestaand stedelijk gebied ligt.
33
De gemeente Asten heeft aangegeven zich te houden aan de richtlijnen die het waterschap in het kader van de watertoets stelt. Deze richtlijnen zijn verwerkt in het door de gemeente opgestelde waterplan. Dit betekent onder andere het volgen van de drietrapsstrategie vasthouden, bergen, afvoeren. Het zoveel mogelijk niet-aansluiten van nieuwe verharding heeft de voorkeur. Het hemelwater wordt binnen het plangebied dan geborgen in een retentievoorziening of, waar mogelijk, in de bodem geïnfiltreerd. Daarnaast wil de gemeente dat bij nieuwe ontwikkelingen, zoals het onderhavige plan, een gescheiden rioolstelsel wordt toegepast. Het gescheiden stelsel kan worden aangesloten op het bestaande stelsel van de gemeente. Voor particuliere woningen wordt hergebruik, ook gezien de landelijke ervaring met grijswatersystemen, niet gestimuleerd. In het infiltratieonderzoek wordt geconcludeerd dat de in het veld gemeten infiltratie-snelheid voldoende is om het hemelwater succesvol af te voeren naar de bodem. Dit geldt zowel voor de verticale als de horizontale doorlatendheid van de bodem. Infiltratie kan worden bewerkstelligd door een infiltratievoorziening met voldoende afmeting per woning. Vooral van belang hierbij is het wandoppervlak. Als uitgangspunt van het Waterschap Aa en Maas en de gemeente Asten geldt dat hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden. In onderhavig geval zal het totale verharde oppervlak slechts beperkt toenemen, zodat aan deze eis in elk geval zal worden voldaan. Bij de watertoets is de gemeente uitgegaan van 2462 m² verhard oppervlakte op de kavels, dit is gemiddeld 154 m² per woonhuis, aan verhard oppervlak. Het betreft de daken, oprit en verder verhard oppervlak. De gemeente stelt als eis dat het hemelwater in het plangebied wordt vastgehouden en geïnfiltreerd. Voor het bestaand verhard oppervlak wordt een te bergen capaciteit van ca. 20 mm gehanteerd. Voor het toegevoegde verhard oppervlak wordt een berging van 43 mm gehanteerd.
34
Het openbaar gebied en het eerder genoemde verhard oppervlak op de kavels wordt afgekoppeld op een infiltratievoorziening onder de weg, dat met een overstort wordt aangesloten op het gemengde stelsel in de Ommelseweg. Met het waterschap Aa en Maas is vooroverleg gevoerd en het waterschap heeft aangegeven dat in het plangebied voldoende hemelwater wordt geborgen en geïnfiltreerd conform het bepaalde in de watertoets van het waterschap. Het infiltratieonderzoek is als losse bijlage beschikbaar. (Infiltratieonderzoek 16 nieuwe woningen aan de Ommelseweg te Asten, gemeente Asten, M&A rapportnummer: 28-AOm-wi-v2.) Riolering Het geschieden stelsel dat binnen het plangebied wordt aangelegd zal worden aangesloten op bestaande gemengde stelsel aan de Ommelseweg. Dat stelsel is aangesloten is op het rioolgemaal. Waterinlaatof riooloverstortpunten zijn binnen het plangebied niet aanwezig. Afkoppeling van schoonwatersystemen en berging en infiltratie zal in het plangebied de afvoer van schoon water naar de rioolwaterzuivering en de snelheid van waterafvoer via het oppervlaktewater beperken.
35
1
5.2 Akoestisch onderzoek Voor de bouw van de woningen dient een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. In verband hiermee en de toekomstige bouwaanvragen, dient te worden getoetst aan de eisen in het kader van de Wet geluidshinder (Wgh) en het Bouwbesluit. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de geluidsbelasting op de gevels van de vrijstaande se1
kaartuitsnede Akoestisch onderzoek
niorenwoningen bij de Ommelseweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt ter plaatse van alle overige woningen niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt ter plaatse van geen enkele woning overschreden. Voor de woningen met nummer 1, 2 en 16 nabij de Ommelseweg dient een hogere grenswaarde procedure te worden doorlopen. Door het aanvragen van hogere grenswaarden zijn er tegen de realisatie van de nieuwe woningen verder geen belemmeringen uit akoestisch oogpunt. De binnenwaarde, zoals vereist in het Bouwbesluit, zal gezien de hoogte van de geluidsniveaus op de gevels geen problemen opleveren.
36
1
Het akoestisch onderzoek is als losse bijlage beschikbaar. (Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Nieuwbouwlocatie Ommelseweg te Asten, gemeente Asten, M&A rapportnummer: 27-AOm-srm2-v1.) 5.3 Archeologisch onderzoek Binnen de indicatieve Archeologische waardenkaart valt het plangebied in het gebied zonder gegevens, dus buiten het gebied met een hoge, middelhoge of lage verwachtingswaarde. Er zijn binnen een straal van 50 meter van het plangebied geen archeologische vondsten bekend. Om eventuele archeologische vondsten te lokaliseren of uit te sluiten is een verken-
1
uitsnede Indicatieve waardenkaart
nend archeologisch onderzoek noodzakelijk. In september 2007 is voor het plangebied een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen als volgt worden samengevat. Het onderzoek verdeelt het plangebied in 3 delen. Deelgebied 1 is het noordwestelijk gelegen, kleine deel van het plangebied. Deelgebied 2 is het noordelijk gelegen deel van het grote plangebied. Deelgebied 3 is het zuidelijk gelegen deel van het grote plangebied. Onderstaande figuur is opgenomen ter verduidelijking.
37
1
Vervolgonderzoek noodzakelijk
In het zuidelijke deel van het grote deelgebied zijn diverse fragmenten handgevormd aardewerk uit de ijzertijd tot en met (inheems-) Romeinse periode aangetroffen. Deze fragmenten werden in de A-horizont aangetroffen. Op basis van het aangetroffen schervenmateriaal kan worden gesteld dat het hier gaat om een nederzettingsterrein. De mogelijkheid bestaat dat binnen het plangebied een erf uit de late-ijzertijd of inheems Romeinse periode, is gelegen. Het kan dan gaan om het fenomeen van ‘zwervende erven’. Een directe aanwijzing hiervoor is een onderzoek van 1
boorpunten verkennend archeologisch veldonderzoek met de verdeling in deelgebieden.
RAAP in de directe omgeving van het plangebied waarbij een soortgelijke site is ontdekt. Dergelijke vindplaatsen kunnen een oppervlakte hebben van een aantal hectares en ontstaan doordat de volgende generatie wat verderop ging wonen. Aangezien de bodem niet meer intact is, is het oorspronkelijke maaiveld ook niet bewaarde gebleven. De scherffragmenten in het bovenliggende esdek wijzen daar ook op. Aangezien dergelijke sites getypeerd worden door allerlei kuilen (afvalkuilen, silo’s, paalgaten van woonhuizen of spiekers), die tot in de Chorizont kunnen reiken, kan er nog een deel van het bodemarchief in het plangebied bewaard zijn gebleven.
38
Naar aanleiding van het archeologisch vooronderzoek en de daarover ingewonnen adviezen heeft de gemeente als bevoegd gezag een zogenaamd selectiebesluit genomen. Dit besluit houdt in dat in het kader van de voorgenomen ontwikkeling op basis van het vooronderzoek een archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht en verplicht wordt gesteld. Het onderzoek dient te bestaan uit een proefsleuven onderzoek, gecombineerd met opgraving van de archeologisch relevante en (ter velde) als behoudenswaardig aangemerkte delen. Er wordt uit gegaan van een start van onderzoek als het gehele terrein vrij is van obstakels en bebouwing. Bij de sloop van de bebouwing en de sanering van de verontreinigde delen van het terrein, mag de archeologische ondergrond niet worden aangetast. Als dit niet het geval is zal een en ander moeten gebeuren onder archeologische begeleiding. Gezien het selectiebesluit wordt uitgegaan van behoud ex situ, dus door middel van het opgraven en verwijderen van de archeologische resten. Gezien de aard van de te verwachten archeologische resten en de ruimtelijke context (de omgeving van het plangebied is al bebouwd en vermoedelijk de ondergrond deels verstoord) en de omvang van het plangebied, is het streven naar behoud in situ (ter plaatse in de bodem) geen zinvolle, noch een wenselijke optie. Om de eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen wordt een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen. Middels de regels bij dit bestemmingsplan worden daarmee voorwaarden gegeven voor de bouw van de nieuwe woningen. De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ kan aan de hand van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd wanneer een degelijk onderzoek naar de archeologische waarden ter plaatse heeft plaatsgevonden.
39
5.4 Bodemonderzoek In het kader van onderhavig planvoornemen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit rapport is als losse bijlage verkrijgbaar bij de gemeente Asten. (rapport: Milieutechnisch verkennend bodemonderzoek toegangspad Ommelseweg 44 te Asten, kenmerk: R580206-RH_2) Het onderzoek stelt een sterke verontreiniging met puin gerelateerde zink vast in een deel van het terrein van het voormalige garagebedrijf vast. Het puin zou mogelijk in het toegangspad zijn aangebracht. De aangetoonde concentraties in de grond en in het grondwater ter plaatse overschrijdt de streefwaarde. De onderzoekshypothese “verdachte locatie” blijft hierdoor gelden. De aangetoonde concentratie zink in de grond overschrijdt de tussenwaarde (S+I)/2, waardoor er vanuit de Wet bodembescherming in principe aanleiding is tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De puinbijmengingen en zinkverontreinigingen zijn bij een eerder bodemonderzoek eveneens op het te bebouwen perceel aangetroffen. Een nader onderzoek heeft plaatsgevonden in januari 2008. Het rapport is als losse bijlage verkrijgbaar bij de gemeente Asten. (Rapport: Aanvullend nader onderzoek aan de Ommelseweg 44 te Asten, kenmerk: B580206-RH_4). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ongeveer 50 m³ bodemvolume grond sterk is verontreinigd met zink. Omdat meer dan 25 m³ bodemvolume sterk is verontreinigd met zink, is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Geadviseerd wordt dan ook om het volledige geval in kaart te brengen en te saneren. Pas nadat de bebouwing is gesloopt kan de omvang van de verontreiniging definitief worden ingekaderd. Nadat de bebouwing is gesloopt zal een aanvullend bodemonderzoek worden verricht. Gelijktijdig met de bodemonderzoeken die noodzakelijk zijn in verband met de sloop wordt dan de verontreiniging ingekaderd en op basis van deze gegevens zal een saneringsplan bij de Provincie worden ingediend.
40
5.5 Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit en het besluit NIBM Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Deze nieuw van kracht geworden beperkt de noodzaak van het doen van onderzoek naar de luchtkwaliteit tot die projecten die in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Daarbij wordt gedacht aan woningbouwprojecten met een omvang van 500 woningen (bij één enkel ontsluitingspunt) of 1000 woningen (bij twee gelijkwaardige ontsluitingspunten). Woningbouwprojecten van 16 woningen worden derhalve niet in betekenende mate (NIBM) van invloed geacht op de luchtkwaliteit. Het effect van de plannen op de hoogte van de luchtkwaliteitswaarden in de omgeving van het plan is te verwaarlozen. De concentraties nemen vanwege de plannen niet toe. In die zin is ook van een betekenende verslechtering van de luchtkwaliteit, ten gevolge van deze plannen, in de nabije omgeving van het plangebied, geen sprake. 5.6 Flora en Fauna In verband met de in dit plan voorgenomen nieuwbouw van woningen is een onderzoek naar de natuurwaarden uitgevoerd. Dit onderzoek beschrijft of het voornemen van de wijzigingen consequenties kan hebben voor de in het gebied aanwezige flora en fauna. De inventarisatie die van het gebied is uitgevoerd, toont aan dat in het gebied een aantal beschermde vaatplanten, libellen, sprinkhanen en broedvogelsoorten voor kunnen komen. Op de onderzoekslocatie zelf of in de directe omgeving zijn deze echter niet waargenomen. Ook zijn er geen andere beschermde diersoorten of hun habitat waargenomen op de locatie. De invloed op de natuurwaarden door de bouw van de nieuwe woningen op de percelen kan gezien deze be-
41
vindingen als beperkt worden beschouwd. Er gelden op grond van de inventarisatie geen beperkingen voor het uitvoeren van de nieuwbouw. Het natuurwaardenonderzoek is als losse bijlage beschikbaar. (Natuurwaardenonderzoek Ommelseweg te Asten, gemeente Asten, M&A rapportnummer: 27AOm-nw-v1.) Tevens is er een quickscan Flora- en fauna uitgevoerd. De bevindingen van deze quickscan zijn vastgelegd in de “Notitie Flora- en faunawetonderzoek Mercuriusstraat te Asten” (Ecologica BV, kenmerk: P2009/65). Op basis van de quickscan kan het volgende worden geconcludeerd. Men dient voor aanvang van de werkzaamheden broedgevallen van vogels uit te kunnen sluiten. Wettelijk gezien kan er voor broedvogels binnen het broedseizoen namelijk vrijwel nooit een ontheffing worden verleend. Daarom is het van groot belang met deze dieren rekening te houden. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aanwezig. Buiten de broedtijd zijn er qua vogels dus geen belemmeringen. Wel is het van belang ervoor te waken, dat er zich gedurende de uitvoer van het project geen nieuwe broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen moeten worden uitgevoerd. Voor geen enkele soort(groep) is aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing nodig. Tijdens de uitvoer van de maatregelen dient altijd de zorgplicht in acht worden genomen. Dit houdt in dat er volgens normaal gebruik zorgvuldig gewerkt moet worden, waarbij indien mogelijk verstoring van fauna wordt voorkomen. Actief doden van dieren is altijd verboden.
42
1
5.7 Kabels en leidingen Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse of bovengrondse hoofdtransportleidingen voor elektriciteit of gas gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven, om hun functioneren veilig te stellen. 5.8 Externe veiligheid De gemeente Asten beschikt over een rapport “On-
2
derzoek externe veiligheid” (2007), een “Basisdocument externe veiligheid” (2008), een “Beleidsvisie Externe veiligheid Asten” (2008). In het kader van externe veiligheid staan twee doelstellingen centraal: 1. de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen (het plaatsgevonden risico PR); 2. de bescherming van (groepen in) de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers (het groepsrisico GR). Met het van kracht worden van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is de norm van het plaatsgebonden risico wettelijk vastgelegd. Voor groepsrisico geldt echter geen wettelijk vastgelegde normering. Nieuwe ontwikkelingen en plannen moeten door het bevoegde gezag aan de normstelling/oriënterende waarde worden getoetst.
1
onderzoek externe veiligheid Asten
2
ligging risicovolle bedrijven
Binnen de gemeente Asten zijn 26 risicovolle objecten gelegen. In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gelegen. Bij het PR verdient het aanbeveling te letten op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in het invloedsgebied van de aanwezige risicobronnen komen. Bij GR dient bij toekomstige ontwikkelingen een beperkte of uitgebreide verantwoording te worden doorlopen. In het plangebied zijn geen kwetsbare objecten gelegen die binnen het invloedgebied van een PR of GR vallen.
43
Het planvoornemen wordt niet beïnvloed door veiligheidscontouren van hoogspanningsleidingen. Ook bevinden zich geen leidingen of veiligheidszones van leidingen in het plangebied. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen zijn de A67 en de N297 relevant. De transporten over de A67 overschrijden de ondergrens wat significante risico’s oplevert. Op grond hiervan zijn veiligheidscontouren aanwezig. De afstand van het plangebied naar de A67 is echter ruim 800 meter. Het plangebied wordt dus niet beïnvloed door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A67. Voor de N297 zijn de risico’s verwaarloosbaar. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen 100 meter uit provinciale en gemeentelijke wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt dient onderzocht te worden of verhoging van het GR aanvaardbaar is. Het plangebied ligt niet binnen 100 meter van een weg waarover dergelijk vervoer plaatsvindt. Overige factoren zijn niet van belang voor de gemeente Asten omdat deze niet binnen de gemeente aanwezig zijn. Met betrekking tot de externe veiligheid is wel onderzoek uitgevoerd. Met dit onderzoek is aangetoond dat voor wat betreft externe veiligheid de omgeving geen invloed heeft op het plan en het plan geen invloed heeft op de omgeving. Qua externe veiligheid bestaan er geen planologische bezwaren tegen dit plan. Het onderzoek naar de externe veiligheid is als losse bijlage beschikbaar. (Externe veiligheid Ommelseweg te Asten, gemeente Asten, M&A rapportnummer: 28AOm-ev-v1.)
44
6 Haalbaarheid
6.1 Economische haalbaarheid Door de gemeente Asten zal middels een privaatrechtelijke overeenkomst voor het vaststellen van het bestemmingsplan worden vastgelegd dat de initiatiefnemers in het plangebied 16 nieuwe woningen mogen realiseren. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk omdat is voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 6.12 lid 2 onder a tot en met c van de Wro. De kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is namelijk verzekerd middels een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Asten en de initiatiefnemer. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat de met deze ontwikkeling verband houdende kosten worden geheel gedragen door de beide initiatiefnemers. Daartoe behoren ook de kosten van het bouwrijp maken van de gronden, plankosten en eventuele toe te kennen planschadevergoedingen. De gerealiseerde woningen met hun percelen zullen door de initiatiefnemers aan derden worden verkocht. Tevens is in de overeenkomst opgenomen dat de gemeente Asten, op kosten van de initiatiefnemers, de aanleg van het openbaar gebied realiseert. Het openbaar gebeid zal door de gemeente Asten worden beheerd. Uitzondering hierop wordt gevormd door het noordelijke perceel gelegen aan de Ommelseweg ter hoogte van de Keskesweg. Dit perceel is in eigendom van de gemeente Asten. De kosten van de aanleg van het openbaar gebied ten behoeve van dit perceel, kosten van het bouwrijp maken van dit perceel en eventueel toe te kennen planschade ten gevolge van de woningbouw bestemming op dit perceel zijn voor rekening van de gemeente Asten.
45
6.2 Maatschappelijke haalbaarheid Aangenomen mag worden dat er tegen het plan geen overwegende maatschappelijke bezwaren zullen bestaan, gelet op de omgevingsverbetering en gelet op de ligging van het plangebied. Toch zijn er inspraakreacties binnengekomen van omwonenden. Deze inspraakreacties en de beantwoording van de gemeente zijn opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting. De bouw van de 16 woningen leidt niet tot overwegende planologische bezwaren. Realisering betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied, een intensivering van het stedelijke gebied en een verbreding van woningenaanbod in Asten. 6.3 Inspraak bestemmingsplan Asten Woongebieden Voor het plangebied van het bestemmingsplan ‘Asten Woongebieden’ was in het voorontwerp de bestemming “woondoeleinden uit te werken” opgenomen. Naar aanleiding van de ontvangen inspraakreacties is insprekers het volgende medegedeeld: “De locatie ondergrond Mercuriusstraat-Ommelseweg is één van de (potentiële) woningbouwlocaties van de gemeente. De betreffende woningbouw-ontwikkeling is opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. De planvorming is echter nog in een dusdanig stadium dat de planologische aanvaardbaarheid nog niet is aangetoond en de planontwikkeling bij nader inzien om die reden nog niet in het nieuwe bestemmingsplan kan worden opgenomen. De eerder opgenomen bestemming “woondoeleinden uit te werken” zal komen te vervallen. Deze wordt vervangen door de bestemmingen conform het nu nog geldende bestemmingsplan. Om woningbouw op de locatie mogelijk te maken zal te zijner tijd, nadat de planologische aanvaardbaarheid door de initiatiefnemer is aangetoond, een afzonderlijke planologische procedure gevolgd worden. In dat verband zullen omwonenden geïnformeerd worden en in de gelegenheid gesteld worden om bezwaren tegen de ontwikkeling kenbaar te maken.”
46
Middels dit bestemmingsplan en deze toelichting wordt de planologische aanvaardbaarheid aangetoond. De te doorlopen procedure geeft belanghebbenden de gelegenheid om eventuele bezwaren kenbaar te maken.
47
7 Procedure
7.1 De te volgen procedure De bestemmingsplanherziening doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten: a. Voorbereiding: Vooroverleg met diensten van rijk en provincie Watertoets Inspraak (niet verplicht) b. Ontwerp: 1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan) c. Vaststelling: Vaststelling door de Raad e
2 ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan) d. Beroep: (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan Reactieve aanwijzing Beroep bij Raad van State In het kader van deze procedure is het voor belanghebbenden mogelijk zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld is het de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die in hoogste instantie over het bestemmingsplan beslist. De kringgerechtigden om beroep in te stellen is overigens beperkt. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend, danwel door belanghebbende aan wie niet verweten kan worden dat zij niet tijdig een zienswijze ingediend hebben. 7.2 Watertoets In het kader van de watertoets is het voorontwerp bestemmingsplan ingevolge artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd worden bij het watertoetsloket Aa en Maas. De reactie van het waterschap is opgenomen in bijlage 1. De opmerkingen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
48
7.3 Het vooroverleg met diensten van rijk en provincie Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Dit vooroverleg heeft inmiddels plaatsgevonden. De reacties van de verschillende instanties zijn in bijlage 2 opgenomen. 7.4 Inspraak Ingevolge de inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan Ommelseweg met bijbehorende stukken met ingang van 9 juni 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen op het gemeentehuis van Asten. Vanaf 9 juni 2009 is het voorontwerp bestemmingsplan ook op de gemeentelijke website geplaatst. Gedurende bovengenoemde termijn van terinzagelegging is inspraak verleend aan ingezetenen en belanghebbenden. Tijdens de periode van ter inzagelegging zijn 10 inspraakreacties binnengekomen. Van de inspraakreacties en de beantwoording van de gemeente is een eindverslag gemaakt. Dit eindverslag is opgenomen in bijlage 3.
49
Bijlage 1: reactie Waterschap Aa en Maas
Bijlage 2: reacties instanties
Bijlage 3: Nota van inspraakreacties (eindverslag)
VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN OMMELSEWEG NOTA VAN INSPRAAKREACTIES (eindverslag)
Inleiding Het voorontwerp bestemmingsplan Ommelseweg heeft betrekking op de bouw van 15 woning in het binnengebied gelegen tussen de Ommelseweg en de Mercuriusstraat en één woning gelegen tussen de percelen Ommelseweg 42a en Mercuriusstraat 45. Het bouwplan is in strijd met het geldende bestemmingsplan ‘Liender 1982’. Om het bouwplan planologisch mogelijk te maken wordt het bestemmingsplan gewijzigd. Ingevolge de inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan Ommelseweg met bijbehorende stukken met ingang van 9 juni 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen op het gemeentehuis op de afdeling Publiekszaken tijdens de openingsuren. Gedurende deze periode hebben deze stukken eveneens ter inzage gelegen bij de Openbare Bibliotheek, Kerkstraat 12, waar deze konden worden ingezien op maandag- en vrijdagavond van 17.30 tot 20.30 uur. Vanaf 9 juni 2009 is het voorontwerp bestemmingsplan ook op de gemeentelijke website geplaatst. Gedurende bovengenoemde termijn van terinzagelegging is inspraak verleend aan ingezetenen en belanghebbenden. Schriftelijke inspraakreacties konden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Tevens kon mondeling een zienswijze kenbaar worden gemaakt. Tijdens de periode van ter inzagelegging zijn 10 inspraakreacties binnengekomen. Na deze periode van de inspraak is nog een reactie ontvangen op het voorontwerp bestemmingsplan. Op deze ingebrachte inspraakreacties wordt in deze notitie verder ingegaan. Verdere procedure De inspraakreacties op het voorontwerpbestemmingsplan zullen betrokken worden bij het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Het ontwerp bestemmingsplan wordt gedurende een termijn van 6 weken ter inzage te worden gelegd. Hierbij kan een ieder schriftelijk of mondeling zijn zienswijze over het plan kenbaar maken. Vervolgens zal de raad, eventueel na aanpassingen als gevolg van ingediende zienswijzen, het bestemmingsplan vaststellen. Als gevolg van toepassing van afdeling 3.4 Awb kan tegen het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan geen bezwaar worden ingediend, maar moet rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Via de daarvoor aangewezen kanalen zullen publicaties plaats vinden over de formele beroepsmogelijkheden. Behandeling inspraakreacties Door de volgende personen c.q. instanties zijn inspraakreacties ingediend tijdens de termijn van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan ‘Ommelseweg’: 1. Mevrouw Adriaans-Jansen, bewoner van het pand Ommelseweg 30 te Asten; 2. De familie Van Laarhoven, bewoners van het pand Ommelseweg 42 te Asten; 3. De heer P. van Berkum, bewoner van het pand Ommelseweg 34 te Asten; 4. De heer M. Adriaans, bewoner van het pand Ommelseweg 32 te Asten; 5. De familie Donker-Soons, bewoners van het pand Ommelseweg 40 te Asten; 6. De heer H.W.T.H. van Schaik, bewoner van het pand Ommelseweg 38 te Asten; 7. De familie Timmermans, bewoners van het pand Mercuriusstraat 29a te Asten; 8. De familie Claessens-Van Heugten, bewoners van het pand Ommelseweg 42A te Asten;
-29. Mevrouw M.W.A. van Deursen, bewoner van het pand Ommelseweg 36a te Asten; 10. De familie van der Putten, bewoners van het pand Mercuriusstraat 25 te Asten.
Ruimschoots na afloop van de inspraakperiode is een gezamenlijke reactie ontvangen van A.J. van Erp, Mercuriusstraat 13 en familie Van Rooij, Mercuriusstraat 15. Hoewel deze reactie op het voorontwerp bestemmingsplan Ommelseweg niet tijdig is ontvangen, is deze meegenomen in het eindverslag van de inspraak. In de onderstaande tabel zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een integrale gemeentelijke reactie. De samenvattingen van de inspraakreacties hebben slechts tot doel het vergroten van de leesbaarheid van dit verslag. Bij de beoordeling van de inspraakreacties zijn de volledige brieven met bijlagen en eventuele mondelinge toelichtingen, zoals deze bij de gemeente zijn ingediend, betrokken.
Tabel beantwoording inspraakreacties: Inspraakreactie Mevrouw AdriaansJansen, eigenaar van de woning Ommelseweg 30 te Asten 1. De bouwstijl van de nieuwe woningen is te modern, een traditionele stijl past beter.
2. De bouwmassa en situering van de bouwvlakken nabij de woning Ommelseweg 30 leiden tot een verminderde lichtinval in de aan de noordzijde gelegen keuken en een aantasting van de privacy. Dit leidt tot een waardevermindering van de woning.
Beantwoording inspraakreactie
Het plan is stedenbouwkundig aanvaardbaar. De welstandscommissie heeft geoordeeld dat dit plan passend is. De woningen liggen m.u.v. de woning grenzend aan het perceel van inspreker achter bestaande woningen. Het is dan ook mogelijk om de woningen een eigen identiteit te geven. De woning aan de Ommelseweg naast het perceel Ommelseweg 30 markeert het achterliggende gebied. Een eigen identiteit van het plan sluit aan bij de wens van de gemeente om de diversiteit van het woningaanbod te vergroten. Overigens is de bouwstijl van de woningen niet vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. In de regels is de maximale bouwmassa, plaatsing en situering van de woningen vastgelegd. De gevelopbouw, massavorm, materiaal en kleur zijn aspecten die bij de verlening van de bouwvergunning in het kader van de welstandstoetsing definitief worden beoordeeld. De bouwstijl komt aldus aan de orde bij beoordeling van de bouwaanvragen voor de nieuwe woningen; dit wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. De realisatie van woningbouw op deze locatie past in de omgeving. Het plan grenst aan de noordzijde van het perceel Ommelseweg 30. Op de aan deze zijde gelegen gronden mag in de nieuwe situatie hoofdbebouwing worden gerealiseerd. De nieuw te realiseren woning naast de woning van mevrouw AdriaansJansen ligt in het aangepaste stedenbouwkundig plan zo’n 2,5 meter uit de perceelsgrens en 4,5 meter van de noordelijke zijgevel van de woning. Bijgebouwen zijn in het nieuwe bestemmingsplan ter hoogte van de woning Ommelseweg 30 niet toegestaan binnen genoemde strook van 2,5 meter. Van schaduwwerking c.q. nadelige invloed op de bezonning ten gevolge van het nieuwe bestemming is gezien deze ligging geen sprake. Aan de noordzijde van de woning Ommelseweg 30 is het toetreden van daglicht gewaarborgd. De woning Ommelseweg 30 behoudt in de nieuwe situatie een vrijstaand karakter.
-3De verdichting, die op basis van het nieuwe plan mogelijk is, heeft een aantasting van de privacy en mogelijk een beperking van de daglichtinval tot gevolg. Binnen het stedelijk gebied zijn dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat dit voor omwonenden vervelend is. Het plan is conform het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere plannen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de gemeente. Dit werd door de gemeente onwenselijk geacht. Het verschil in woningdichtheid van het plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het plan ruim van opzet. In het plan worden tien seniorenwoningen gerealiseerd. Het belang van het realiseren van passende woningen voor deze doelgroep wordt groot geacht. Er is sprake van een plan dat planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Dit is onder andere gebleken uit de onderzoeken die zijn uitgevoerd en het overleg dat is gevoerd, waaronder het overleg met de Welstandscommissie. Het college acht de belangen van de eigenaar van het perceel Ommelsweg 30 minder zwaarwegend dan voornoemd algemeen belang. Het college concludeert dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van mevrouw Adriaans-Jansen.
3. Waarom is niet gekozen voor alleen een ontsluiting aan de Mercuriusstraat, gelet op de hoge verkeersintensiteit op de Ommelsweg.
Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden Tweezijdige ontsluiting van het plangebied heeft sterk de voorkeur boven de ontsluiting via een doodlopende straat. Eenrichtingsverkeer geeft ook een rustiger straatbeeld dan tweerichtingsverkeer en is dan ook veiliger. Bovendien is het om stedenbouwkundige redenen niet gewenst om tweerichtingsverkeer te realiseren. De daarvoor noodzakelijke ruimte gaat namelijk ten koste van de woonfunctie. De verwachting is dat bij een aansluiting op de Mercuriusstraat sluipverkeer door het plangebied gaat rijden richting de achterliggende straten. Dit is niet wenselijk en daarom heeft de optie om te ontsluiten via de Ommelseweg de voorkeur. Om deze ontsluiting zo veilig mogelijk te maken is de gemeente voornemens om het eenrichtingsverkeer in het plangebied om te draaien. Hiermee is de uitgang van het plangebied gesitueerd tussen de bestaande woningen met huisnummer 30 en 32 en de komt de ingang van het plangebied naast de bestaande woning met huisnummer 42A. Het gevolg is dat de uitgang op een veiligere locatie is gesitueerd. Er is hier namelijk meer zicht op verkeer rijdend op de Ommelseweg, omdat de Ommelseweg ter hoogte van de Keskesweg een flauwe bocht kent. De Ommelseweg wordt inderdaad gekenmerkt als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Er geldt een snelheidslimiet van 50 kilometer per uur. In de huidige situatie
-4sluiten inritten van de aanliggende woningen aan op deze weg. Een extra inrit en afrit op de Ommelseweg voor ontsluiting van het plangebied zal het karakter van de weg niet veranderen. Op dit moment moet immers al rekening worden gehouden met oprijdend verkeer vanaf de opritten. In de nieuwe situatie moeten bestuurders vanuit het plangebied voorrang verlenen aan bestuurders en voetgangers op de Ommelseweg. Dit sluit aan op de richtlijnen voor een kruising tussen een erftoegangsweg en gebiedsontsluitingsweg. De Ommelseweg is conform landelijke richtlijnen ingericht. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. De keuze voor een separate in – en uitgang en eenrichtingsverkeer en dus een separate in- en uitgang draagt bij aan een goede ontsluiting.
De familie Laarhoven, eigenaar van de woning Ommelseweg 42 te Asten. 1. I.v.m. de privacy in de achtertuin wordt verzocht in het bestemmingsplan te regelen dat aan de achterzijde van de seniorenwoningen geen ramen mogen worden geplaatst op de verdieping.
2. De maximale bouwhoogte van 6,5 meter moet zodanig planologisch worden vastgelegd dat hiervan nimmer kan worden afgeweken.
3. In het geval de bestaande
In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 42. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de woningen aan de Ommelseweg. Gekozen is voor seniorenwoningen met alle voorzieningen op de begane grond. De verdieping biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde die grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Ommelseweg geen raam. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de verkoop van de kavels, die grenzen aan de Ommelseweg en waarop seniorenwoningen worden gerealiseerd, ten behoeve van de bestaande woningen aan de Ommelseweg notarieel vast te laten leggen dat op de verdieping aan de achterzijde geen ramen mogen worden gerealiseerd. In het voorontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale bouwhoogte van de woningen gelegen achter het perceel van inspreker 6,5 meter bedraagt. In het plan is geen ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor vergroting van deze deze maximale hoogte. In de regels behorend bij het plan is slechts opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders met een afwijkingspercentage van maximaal 10% nadere eisen kunnen stellen aan de afmetingen van bouwwerken. Dit is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover het noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld. Zo’n nadere eis kan het college enkel stellen als de noodzaak daartoe aanwezig is. Deze noodzaak moet worden gemotiveerd. Belanghebbenden wordt de mogelijkheid geboden om hun zienswijze omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen. Waar dit nodig is realiseert de ontwikkelaar voor zijn rekening op de perceelsgrens tussen de achtertuinen van de bestaande
erfafscheiding aan de achterzijde van het perceel komt te vervallen wordt verzocht een nieuwe te realiseren op kosten van de ontwikkelaar. 4. Het recht van overpad dat achter de garage van het perceel aan de Ommelseweg 42a loopt en uitkomt op de Ommelseweg dient toegankelijk te blijven na realisatie van de plannen.
-5woningen aan de Ommelseweg en het plangebied een nieuwe erfafscheiding.
De inrit die langs de gehele noordzijde van het perceel Ommelseweg 42a loopt en het achterliggende bedrijfsperceel met bestemming garagebedrijf ontsluit, is een openbare weg. Deze weg wordt in het nieuwe plan gehandhaafd. In het plan wordt eenrichtingsverkeer gerealiseerd. Deze weg vormt de ingang voor gemotoriseerd verkeer. De uitgang wordt gesitueerd aan de zuidzijde van het plangebied tussen de percelen Ommelseweg 30 en 32. De uitweg komt uit op de bestemming verkeer. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat op het perceel waarop de bestemming garagebedrijf rust, de gronden van Van de Moosdijk, geen recht van overpad is gevestigd ten behoeve van het perceel Ommelseweg 42.
De heer P. Van Berkum, eigenaar van de woning Ommelseweg 34 te Asten 1. Een achteringang voor het perceel Ommelseweg 34 wordt gewenst. De daartoe noodzakelijke grondruil dient te worden geformaliseerd voordat het bestemmingsplan is vastgesteld. Verzocht wordt een uit te gaan van een optimale verkaveling voor de diverse percelen. 2. Voorgesteld wordt om de openbare parkeerplaatsen, die in het verlengde liggen van de extra inrit voor het perceel Ommelseweg 34 toe te voegen aan de belendende kavel, zodat deze kavel voldoende ruimte biedt aan de daarop te realiseren woning. In het plan wordt namelijk al voldaan aan de parkeernorm.
In het stedenbouwkundig plan en inrichtingsplan van het openbaar gebied, die de basis vormen voor het ontwerp bestemmingsplan, zal rekening gehouden worden met de wens om voor het perceel Ommelseweg een extra toegang te realiseren via het plangebied. Inspreker heeft met de ontwikkelaar overeenstemming bereikt over de daarvoor benodigde grondruil. In de verkaveling is rekening gehouden met de bruikbaarheid van het perceel Ommelseweg 34 en de aangrenzende kavels in het plangebied.
Bij de start van de planontwikkeling is uitgegaan van een parkeernorm “woning duur, rest bebouwde kom” van minimaal 1,7 en maximaal 2,0 parkeerplaatsen per woning. In het nadien vastgestelde GVVP (gemeentelijke verkeers- en vervoersplan) wordt uitgegaan van minimaal twee parkeerplaatsen per nieuw te realiseren woningen. In het aangepaste plan zijn 15 openbare parkeerplaatsen opgenomen. Het plan voldoet ruim aan bovenstaande normen. Vier openbare parkeerplaatsen grenzen aan de zuidzijde van de “belendende kavel”. Het vervallen van enkele parkeerplaatsen gaat ten koste van de kwaliteit van het plan en de openbare ruimte en zorgt voor een rommelig beeld. Het is niet wenselijk om hier een kavel te vergroten ten koste van het openbaar gebied. Met de aanleg van de openbare parkeerplaatsen wordt bovendien fout parkeren voorkomen en dit is van belang gelet op het smalle profiel van de straat. Overigens zou het vergroten van de kavel geen gevolgen hebben
3. Op de extra inrit wordt een carport gerealiseerd. Deze is niet opgenomen op de plankaart.
4. Zowel de in- als uitrit van de nieuwe weg zal leiden tot potentieel gevaarlijke situaties. Voorgesteld wordt om de Ommelseweg anders in ter richten zodat de maximumsnelheid kan worden afgedwongen.
5. Het grondpeil van de nieuwe woningen dient gelijk te zijn aan die van de woningen aan de Ommelseweg.
6. Voorgesteld wordt om de achter het perceel Ommelseweg 34 gelegen vrijstaande woning anders te situeren, dan wel het in het ontwerp van deze woning opgenomen balkon
-6voor de situering van de daarop geprojecteerde woning. De carport wordt gezien als een bijgebouw. In bestemmingsplannen is geregeld waar bijgebouwen gebouwd mogen worden, alsmede zijn er nadere regels gesteld voor de bouw hiervan (bijvoorbeeld met betrekking tot toegestane hoogte en omvang). Afhankelijk van de ligging op het perceel en de omvang van de carport is hiervoor een bouwvergunning vereist. De voorwaarden waaronder voor de bouw van de carport geen reguliere bouwvergunning is vereist staan beschreven in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken. Opmerking verdient dat medio 2010 met de inwerking treding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het bouwvergunningsvrij wordt uitgebreid. De Ommelseweg wordt gekenmerkt als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Er geldt een snelheidslimiet van 50 kilometer per uur. In de huidige situatie sluiten inritten van de aanliggende woningen aan op deze weg. Een extra in- en afrit op de Ommelseweg voor ontsluiting van het plangebied zal het karakter van de weg niet veranderen. Op dit moment moet immers al rekening worden gehouden met oprijdend verkeer vanaf de opritten. In de nieuwe situatie moeten bestuurders vanuit het plangebied voorrang verlenen aan bestuurders en voetgangers op de Ommelseweg. Dit sluit aan op de richtlijnen voor een kruising tussen een erftoegangsweg en gebiedsontsluitingsweg. De Ommelseweg is conform landelijke richtlijnen ingericht. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. De gemeente heeft het voornemen om het eenrichtingsverkeer in het plangebied om te draaien. Als gevolg hiervan zal de uitgang van het plangebied komen te liggen tussen de bestaande woningen Ommelseweg 30 en 32. De ingang van het plangebied zal dan komen te liggen naast de bestaande woning Ommelseweg 42A. Het gevolg is dat de uitgang op een veiligere locatie is gesitueerd. Er is hier namelijk meer zicht op verkeer rijdend op de Ommelseweg, omdat de Ommelseweg ter hoogte van de Keskesweg een flauwe bocht kent. Het peil van de woningen wordt bepaald op basis van de in het plangebied aan te leggen weg. Het peil van de weg dient nog nader te worden bepaald. De peilen van de aangrenzende tuinen lopen uiteen. Bij het bepalen van het peil van de weg wordt rekening gehouden met het peil van de aangrenzende achtertuinen, de aansluiting van de weg en riolering op de Ommelseweg, de diepte waarop rioolbuizen dienen te worden aangebracht o.a. in relatie tot het grondwater. Hieruit volgt dat het grondpeil van de nieuwe woningen niet gelijk kan zijn aan het peil van de woningen aan de Ommelseweg. Bij het bepalen van de peilhoogte van de weg wordt getracht verschillen in hoogte te beperken en het peil van het hoger gelegen zuidelijk deel van het plangebied te verlagen. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 34. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de woningen aan de Ommelseweg. Deels is gekozen voor seniorenwoningen met alle voorzieningen
op de eerste verdieping en de ramen te laten vervallen.
7. In het voorontwerpplan wordt gesproken van een ‘rommelige uitstraling van het binnenterrein’, dit doet geen recht doet aan het onderhoud dat de buurtvereniging sinds twee jaar pleegt.
De heer M.G.M.
-7op de begane grond. De verdieping van deze woningen biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde, die grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Ommelseweg, geen raam. De vrijstaande woning die grenst aan de zuidoostzijde van het perceel Ommelseweg 34, ligt op ruim 40 meter van de hoofdbebouwing van dit perceel. Dat is een afstand die inzicht in genoemde woning niet of nauwelijks mogelijk maakt. De afstand tot de diepe tuin van het perceel Ommelseweg 40 is minimaal 6 meter. Het is dus juist dat vanuit de nieuw te realiseren woning inkijk kan plaatsvinden in de tuin van het perceel Ommelseweg 34. De verdichting, die op basis van het nieuwe plan mogelijk is, heeft een aantasting van de privacy tot gevolg. Binnen het stedelijk gebied zijn dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat dit voor omwonenden vervelend is. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere stedenbouwkundige ontwerpen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de gemeente. Deze plannen werd door de gemeente niet passend geacht. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang van de omwonenden en het algemeen belang. Het belang van woningbouw op deze locatie wordt echter groter geacht dan de geldende bouwbepalingen van het bestemmingsplan. De gevolgen voor de privacy acht het college acceptabel. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplan bijzondere aandacht te besteden aan de zijgevel op de verdieping om zo de impact op de privacy van omwonenden te minimaliseren. Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. In het voorontwerp wordt gedoeld op de diversiteit, het ontbreken van erfafscheidingen en het gebruik van het perceel door aangrenzende eigenaren o.a. voor opslag. Met de betreffende passage wordt beoogd aan te geven dat het zuidelijk deel van het binnenterrein geen duidelijke ruimtelijke structuur heeft. Op de foto’s is zichtbaar dat het terrein wordt gemaaid.
-8Adriaans, eigenaar van het pand aan de Ommelseweg 32 te Asten 1. De ontsluiting op de Ommelseweg is gevaarlijk, omdat deze weg druk is en de uitrit bij een flauwe bocht ligt die het uitzicht beperkt. Bovendien is deze uitrit smal. Voorgesteld wordt de ingang aan de noordzijde van het plangebied te situeren en de uitgang aan de Mercuriusstraat, Aan de zijde van de Mercuriusstraat is meer ruimte voor een uitrit en geeft de uitrit minder overlast. Ook is de Mercuriusstraat veiliger dan de Ommelseweg. Naast het perceel Ommelseweg 34 kan een nooduitgang worden gesitueerd, waardoor de te realiseren seniorenwoningen meer ruimte hebben. 2. Tussen de percelen Ommelseweg 30 en 32 is weinig ruimte voor een straat en een woning. Dit heeft tot gevolg dat deze woningen erg dicht op het perceel Ommelseweg 30 staan en met de voordeur tegen de nieuwe weg komen.
Bij een aansluiting op de Mercuriusstraat kan sluipverkeer van achterliggende straten door het plangebied gaan rijden. Om dit te voorkomen is al in een vroeg stadium van de planontwikkeling gekozen voor alleen een ontsluiting op de Ommelseweg. Om deze ontsluiting zo veilig mogelijk te maken is de gemeente voornemens om het eenrichtingsverkeer in het plangebied om te draaien. Hiermee is de uitgang van het plangebied gesitueerd tussen de bestaande woningen met huisnummer 30 en 32 en komt de ingang van het plangebied naast de bestaande woning met huisnummer 42A. Het gevolg is dat de uitgang op een veiligere locatie is gesitueerd. Er is hier namelijk meer zicht op verkeer rijdend op de Ommelseweg, omdat de Ommelseweg een flauwe bocht kent. Voor voetgangers wordt vanuit het plangebied een aansluiting op de Mercuriusstraat gerealiseerd. Deze aansluiting ligt in een flauwe bocht waardoor het zicht op het noordelijke deel van de Mercuriusstraat wordt beperkt. Omdat het voetpad afloopt richting de Mercuriusstraat zal ter hoogte van het trottoir van de Mercuriusstraat een voetgangersluis worden geplaatst. Een plaatselijke snelheidsverlaging van fietsverkeer, skaters etc. is gewenst, zodat deze tijdig afstappen en niet met een te hoge snelheid op de Mercuriusstaat belanden. De zijgevel van de woning op het perceel Ommelseweg 32 staat circa 6 meter van de te realiseren weg, die de uitgang vormt. Overigens zou bij een ontsluiting op de Mercuriusstraat de afstand tussen de bestaande woningen aan de Mercuriusstraat en de aan te leggen weg geringer zijn. De situering van de twee seniorenwoningen nabij de Ommelseweg zou inderdaad verbeteren bij een gewijzigde ontsluiting, maar de situering van de vrijstaande woningen verslechtert in dat geval. De nieuw te realiseren seniorenwoningen aan de noordzijde van het perceel Ommelseweg 30 liggen in het aangepaste stedenbouwkundig plan zo’n 2,5 meter uit de perceelsgrens en 4,5 meter van de noordelijke zijgevel van deze woning. De op het zuiden gelegen tuinen van deze seniorenwoningen zijn qua grootte geschikt voor deze doelgroep. De noordelijke gevel van deze woningen is in het aangepaste stedenbouwkundig plan op één meter uit de te realiseren 30 km-weg gelegd. Deze weg wordt zodanig ingericht dat in de praktijk deze snelheid niet wordt gehaald. Gelet op de beperkte verkeersintensiteit van deze weg is de realisatie van de nieuwe woningen op geringe afstand van deze weg akoestisch acceptabel. Binnen de nieuw te realiseren woonbestemming is in relatie tot de te realiseren weg sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dat het plan betrekking heeft op een inbreidingslocatie speelt hierbij een rol. In het bouwplan zijn de voordeuren niet aan de straatzijde geprojecteerd. Het college is van mening dat in het plan de twee voorziene woningen tussen de Ommelseweg 30 en 32 zodanig zijn ingepast in het definitief ontwerp van het stedenbouwkundig plan dat zowel voldoende afstand blijft tot aan de nieuwe weg, alsmede tot aan voornoemde bestaande woningen. Er is sprake van een plan dat planologisch en stedenbouwkundig
3. De nieuwe weg ligt over de gehele diepte van het perceel tegen de perceelsgrens van het perceel Ommelseweg 32. Aan de achterzijde van de tuin komt een extra inrit voor het perceel Ommelseweg 34. Hierdoor wordt het perceel aan drie zijden ingesloten door verkeer. Dit heeft extra geluidsoverlast en stank tot gevolg. Verder leidt dit tot verlies van privacy en waardevermindering van de woning.
4. De twee seniorenwoninge aan de zuidzijde van het perceel Ommelseweg 32 verminderen de privacy, omdat ze te
-9aanvaardbaar is. Dit is onder andere gebleken uit de onderzoeken die zijn uitgevoerd en het overleg dat is gevoerd, waaronder het overleg met de Welstandscommissie. Door de plannen wordt het perceel van inspreker aan de zuidzijde begrensd door een erftoegangsweg met eenrichtingsverkeer. Deze weg zal slechts gebruikt worden als uitrit voor bestemmingsverkeer in het plangebied. De verkeerintensiteit is dan ook beperkt. Uitgaande van kengetallen gebaseerd op gemiddeld aantal voertuigbewegingen per woningtype, per woonmilieu en per werkdag is sprake van maximaal 132 voertuigen die het plangebied verlaten. Hierbij is uitgegaan van louter vrijstaande woningen en is bovendien geen rekening gehouden met de doelgroep senioren. Een geluidsgevoelige bestemming, zoals de woning Ommelseweg 32, die naast een 30 km-weg komt te liggen hoeft in het kader van de Wet geluidhinder niet te worden beoordeeld. Beoordeeld dient te worden of de akoestische gevolgen van de aanleg van de 30 km- weg in het plangebied in het kader van een goede ruimtelijke ordening, vertaald naar het akoestisch klimaat acceptabel zijn. Rekening houdend met het beperkte aantal voertuigbewegingen dat gebruik zal maken van de nieuw aan te leggen 30 km-weg, de al bestaande akoestische situatie in verband met de ligging aan de Ommelseweg, de afstand van de nieuw aan te leggen weg tot de woning Ommelseweg 32 en de inrichting van de aan te leggen 30 km-weg, zijn de akoestische gevolgen en de gevolgen voor de luchtkwaliteit voor het perceel Ommelseweg 32 aanvaardbaar en is geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening. De extra inrit die aan de oostzijde van het perceel wordt gerealiseerd ten behoeve van het perceel Ommelseweg 34 zal alleen worden gebruikt ten behoeve van dit perceel. De inrit heeft geen verkeersbestemming, maar de bestemming wonen, binnen deze bestemming past het gebruik van gronden voor parkeren op eigen erf. Gelet op dit gebruik is geen sprake van een vanuit een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbare situatie. De aanleg van een weg parallel aan de zuidzijde van het perceel Ommelseweg 32 leidt tot een toename van verkeershinder voor dit perceel. In de huidige situatie is al sprake van verkeershinder gelet op de intensiteiten op de Ommelseweg. Verlies van privacy ten gevolge van verkeer zal beperkt zijn als een erfafscheiding wordt gerealiseerd. Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan i.v.m. privacyeen toename van (verkeers-)hinder en een verdergaande aantasting van de situeringswaarde is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. De nieuw te realiseren seniorenwoningen liggen op zo’n 5,5 meter van de perceelsgrens en minimaal 10 meter van de woning Ommelseweg 32. Tussen de perceelsgrens en de nieuw te realiseren woning wordt een weg gerealiseerd. Hinder vanuit de tuinen van de seniorenwoningen zal beperkt zijn. Ten gevolge van de woningen en met name de verdieping kan sprake zijn
dicht op de perceelsgrens staan, ramen hebben in de zijgevels en een balkon en haaks staan op voornoemde woning. De ontwikkelende partijen hebben toegezegd in het bouwplan voor deze woningen op de verdieping aan de noordzijde geen ramen op te nemen
-10van een afname van privacy. Bij seniorenwoningen wordt de verdieping normaliter beperkt gebruikt, omdat alle voorzieningen op de begane grond aanwezig zijn. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 32. Op basis van het bestemmingsplan is vanuit die woningen inzicht in de woning en de tuin van het perceel Ommelseweg 32 mogelijk. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat deze seniorenwoningen op de verdieping geen ramen aan de noordzijde krijgen, die gericht zijn op Ommelseweg 32. Voor de lichttoetreding in de traphal worden glazen bouwstenen gebruikt in de noordelijke gevel. De relatief open ruimte aan de zuid- en oostzijde van het perceel Ommelseweg 32 wordt onderbroken, de beleving van die openheid verdwijnt ten gevolge van het plan. In het bouwplan voor de seniorenwoningen zijn geen balkons opgenomen. De voorgevelrooilijn loopt aan de zijde van de nieuw aan te leggen weg. Dit heeft geen nadelige gevolgen voor de woning Ommelseweg 32, omdat leefruimten in de woningen vooral zijn georiënteerd op de zuid- en westzijde en niet op de noordzijde die dicht bij de weg ligt. De verdichting, die op basis van het nieuwe plan mogelijk is, heeft een aantasting van de privacy tot gevolg. Binnen het stedelijk gebied zijn dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat dit voor omwonenden vervelend is. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere stedenbouwkundige ontwerpen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de gemeente. Deze plannen werd door de gemeente niet passend geacht. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang van de omwonenden en het algemeen belang. Het belang van woningbouw op deze locatie wordt echter groter geacht dan de geldende bouwbepalingen van het bestemmingsplan. De gevolgen voor de privacy acht het college acceptabel. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplan bijzondere aandacht te besteden aan de zijgevel op de verdieping om zo de impact op de privacy van omwonenden te minimaliseren.
De heer C.J.F.A. Donker, eigenaar van het pand Ommelseweg 40 te Asten 1. De maximale bouwhoogte van 6,5 meter voor de seniorenwoningen
In het voorontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale bouwhoogte van de woningen gelegen achter het perceel van inspreker 6,5 meter bedraagt. In het plan is geen ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor vergroting van deze
dient te worden aangehouden. Inspreker wenst dat voor de seniorenwoningen maximale bouwhoogte van 6,5 meter wordt aangehouden.
2. Inspreker wenst dat voor de te bouwen woningen een minimale afstand tot aan de perceelsgrens van 6 meter wordt aangehouden.
3. Verzocht wordt in
-11deze maximale hoogte. In de regels behorend bij het plan is slechts opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders met een afwijkingspercentage van maximaal 10% nadere eisen kunnen stellen aan de afmetingen van bouwwerken. Dit is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover het noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld. Zo’n nadere eis kan het college enkel stellen als de noodzaak daartoe aanwezig is. Deze noodzaak moet worden gemotiveerd. Belanghebbenden wordt de mogelijkheid geboden om hun zienswijze omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen. De nieuw te bouwen woningen mogen slechts worden gebouwd in de in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlakken. De afstand van deze woningen tot aan de woning Ommelseweg 40 van inspreker bedraagt minimaal 35 meter. Dit is een afstand die inzicht in deze woning niet of nauwelijks mogelijk maakt. Het geldende bestemmingsplan voor het perceel dat grenst aan de achtertuin van is ruim. Thans mag bijna tot aan de perceelsgrens van de woningen Ommelseweg 36a tot 42a bebouwing worden opgericht met een maximale goothoogte van 8,40 meter en een bouwhoogte van 10,80 meter. Dit is inclusief vrijstelling. Gezien de hoogte van de seniorenwoningen is de nieuwe planologische situatie niet slechter. Voor het perceel Ommelseweg 40 is zelfs sprake van een voordeel. Daar waar momenteel nog bedrijfsbebouwing tot de voornoemde hoogte kan worden opgericht is er na realisering van het plan, bezien vanuit voornoemd perceel sprake van een bouwhoogte van 6,5 meter. De hoofdbebouwing van de (geschakelde) seniorenwoningen is dan ook vanuit dit perceel aan de Ommelseweg minder hoog en minder massaal dan de thans planologisch toegestane bedrijfsbestemming. In de nieuwe situatie verdwijnt een bedrijfsbestemming, die qua schaal en structuur niet past in de omgeving en in ruimtelijk opzicht een uitstraling heeft die niet aansluit op het karakter van de omgeving. Binnen het stedelijk gebied zijn in een woonomgeving dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat een omwonende de huidige en toekomstige situatie mogelijk anders beoordeelt, niet alleen omdat zij uitgaan van de huidige feitelijke situatie, maar ook omdat individuele beoordeling van de gevolgen van de hinder van een bedrijfsbestemming en woonbestemming anders kan zijn. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang van de omwonenden en het algemeen belang. De afstand tussen de nieuw te realiseren woningen en de woning Ommelseweg 40 is acceptabel. Er is sprake van een plan dat planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en
het bestemmingsplan en / of via een notariële akte als kwalitatieve verplichting vast te leggen dat aan de achterzijde van de seniorenwoningen op de verdieping geen ramen gerealiseerd mogen worden en balkons die uitkijk geven over de tuinen gelegen aan de Ommelseweg.
4. Verzocht wordt voor de te bouwen woningen hetzelfde grondpeil aan te houden als de woningen voor de woningen gelegen op de Ommelseweg.
5. Ten behoeve van het perceel Ommelseweg 40 is een recht van overpad gevestigd dat uitkomt achter de garage van het perceel Ommelseweg 42a. Verzocht wordt de aan te leggen weg zo te in te richten dat deze uitweg van 2,5 meter toegankelijk blijft. 6. Voorafgaand aan de realisatie van de woningen dient i.v.m. de privacy een erfafscheiding
-12waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 40. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de woningen aan de Ommelseweg. Deels is gekozen voor seniorenwoningen met alle voorzieningen op de begane grond. De verdieping van deze woningen biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde, die grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Ommelseweg, geen raam. In het ontwerp van het bestemmingsplan worden de regels zodanig aangepast dat slechts ter hoogte van de eerste verdieping een dakterras kan worden gerealiseerd. In de regels zal worden opgenomen dat binnen het bijbouwvlak geen dakterrassen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplannen bijzondere aandacht te besteden aan de zichtrelaties vanuit de nieuw te realiseren woningen naar de bestaande tuinen en woningen om zo de impact op de privacy van omwonenden te minimaliseren. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de verkoop van de kavels, die grenzen aan de Ommelseweg en waarop seniorenwoningen worden gerealiseerd, ten behoeve van de bestaande woningen aan de Ommelseweg notarieel vast te laten leggen dat op de verdieping aan de achterzijde geen ramen mogen worden gerealiseerd. Het peil van de woningen wordt bepaald op basis van de in het plangebied aan te leggen weg. Het peil van de weg dient nog nader te worden bepaald. De peilen van de aangrenzende tuinen lopen uiteen. Bij het bepalen van het peil van de weg wordt rekening gehouden met het peil van de aangrenzende achtertuinen, de aansluiting van de weg en riolering op de Ommelseweg, de diepte waarop rioolbuizen dienen te worden aangebracht o.a. in relatie tot het grondwater. Hieruit volgt dat het grondpeil van de nieuwe woningen niet gelijk kan zijn aan het peil van de woningen aan de Ommelseweg. Bij het bepalen van de peilhoogte van de weg wordt getracht verschillen in hoogte te beperken. De inrit die langs de gehele noordzijde van het perceel Ommelseweg 42a loopt en het achterliggende bedrijfsperceel met bestemming garagebedrijf ontsluit, is een openbare weg. Deze weg wordt in het nieuwe plan gehandhaafd. In het plan wordt eenrichtingsverkeer gerealiseerd. Deze weg vormt de ingang voor gemotoriseerd verkeer. De uitgang wordt gesitueerd aan de zuidzijde van het plangebied tussen de percelen Ommelseweg 30 en 32. De uitweg komt uit op de bestemming verkeer. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat op het perceel waarop de bestemming garagebedrijf rust (perceel van Van de Moosdijk) geen recht van overpad gevestigd is ten behoeve van het perceel Ommelseweg 42. In het voorontwerp bestemmingsplan is bepaald dat voor erfafscheidingen een maximale hoogte geldt van 2 meter. Een ontheffing voor het overschrijden van deze hoogte is niet opgenomen in het voorontwerp. De hoogte van 2 meter is
met een hoogte van 3 meter te worden gerealiseerd als de coniferenhaag dient te verdwijnen. De kosten hiervan dienen voor de ontwikkelaar dan wel de nieuwe eigenaar te komen.
7. Inspreker wenst voorafgaand aan de gecompenseerd te worden voor de waardedaling van zijn woning.
-13gebaseerd op ruimtelijke (stedenbouwkundige en functionele) overwegingen en strookt met het gemeentelijk beleid ten aanzien van de hoogte van erfafscheidingen. Dit beleid is vastgesteld in het bestemmingsplan Woongebieden Asten d.d. 15 december 2009. Privacy vormt geen valide argument voor het realiseren van een hogere erfafscheiding binnen dit plan. Een hogere erfafscheiding is om ruimtelijke gronden niet aanvaardbaar. De ontwikkelaar heeft aangegeven bereid te zijn om voor zijn rekening een erfafscheiding te realiseren. De ontwikkelaar wordt verzocht om voor de sloop van het bedrijfsgebouw afspraken te maken met de aangrenzende eigenaren met betrekking tot het plaatsen van een erfafscheiding etc. Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
De heer H.W.T.P. van Schaik, eigenaar van de woning Ommelseweg 38 te Asten 1. In de planregels is niet specifiek bepaald dat zelfstandige senioren woningen moeten worden gerealiseerd aangrenzend aan het perceel Ommelseweg 38. Mogelijk dient een aanpassing van het bouwplan plaats te vinden als de verkoop van seniorenwoningen niet naar verwachting verloopt. 2. De realisatie van woningen achter het perceel Ommelseweg 38 heeft nadelige gevolgen voor de privacy, gelet op het zicht vanuit die woningen in de achtertuin, aangezien op basis van het bestemmingsplan ramen gerealiseerd kunnen worden in
In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat een bestemmingsplan in het kader van de uitvoerbaarheid regels kan bevatten met betrekking tot sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap. Dit betreft een limitatieve lijst. Het specifiek bestemmen van de nieuwe woningen als “zelfstandige seniorenwoningen” is aldus niet toegestaan. In de met de ontwikkelaar te sluiten overeenkomst worden o.a. afspraken gemaakt over het woningbouwprogramma en het bouwplan. De gemeente kan nimmer uitsluiten dat een bouwplan moet worden herontwikkeld. In de op 3 augustus 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie 2010 t/m 2019 wordt de behoefte aan passende grondgebonden woningen voor senioren onderbouwd. Een eventuele herontwikkeling voor een andere doelgroep sluit niet aan op de Woonvisie en ligt bovendien niet in de lijn der verwachting gelet op de woningmarkt. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 38. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de woningen aan de Ommelseweg. Gekozen is voor seniorenwoningen met alle voorzieningen op de begane grond. De verdieping van deze woningen biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde, die grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Ommelseweg, geen raam.
de achtergevel en dakterrassen kunnen worden gerealiseerd op de bijbouwen en de woning.
3. De gevolgen voor de privacy kunnen deels worden
-14In het ontwerp van het bestemmingsplan worden de regels zodanig aangepast dat slechts ter hoogte van de eerste verdieping een dakterras kan worden gerealiseerd. In de regels zal worden opgenomen dat binnen het bijbouwvlak geen dakterrassen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplannen bijzondere aandacht te besteden aan de zichtrelaties vanuit de nieuw te realiseren woningen naar de bestaande tuinen en woningen om zo de impact op de privacy van omwonenden te verkleinen. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de verkoop van de kavels, die grenzen aan de Ommelseweg en waarop seniorenwoningen worden gerealiseerd, ten behoeve van de bestaande woningen aan de Ommelseweg notarieel vast te laten leggen dat op de verdieping aan de achterzijde geen ramen mogen worden gerealiseerd. Het realiseren van de woningen heeft een afname van privacy tot gevolg. De in het huidige bestemmingsplan toegestane maximale combinatie van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, waaronder een kantoorfunctie, zou ook een forse inbreuk op de privacy opleveren. In het algemeen genereert een woonfunctie in vergelijking tot een bedrijfsmatige bestemming een meer permanent gebruik. Het plan heeft vanuit het oogpunt van privacy gevolgen voor het perceel Ommelseweg 38. Op basis van het bestemmingsplan is vanuit de te realiseren seniorenwoningen inzicht in de achtertuin van het perceel Ommelseweg 38 mogelijk. Tussen deze woning en de te realiseren woningen ligt een minimale afstand van 40 meter. Binnen het stedelijk gebied zijn herstructureringen zoals het omzetten van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming te verwachten. Het is te begrijpen dat een omwonende de huidige en toekomstige situatie mogelijk anders beoordeelt, niet alleen omdat zij uitgaan van de huidige feitelijke situatie, maar ook omdat de individuele beoordeling van de gevolgen van de hinder van een bedrijfsbestemming en woonbestemming anders kan zijn. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere stedenbouwkundige ontwerpen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de gemeente. Deze plannen werd door de gemeente niet passend geacht. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen de wens van de omwonenden en het algemeen belang. Gelet op het belang van woningbouw op deze locatie en de mogelijkheid om een bedrijfsbestemming in een woonomgeving te saneren wenst het college medewerking te verlenen het voorliggende plan. De gevolgen voor de privacy acht het college acceptabel. Er is sprake van een plan dat planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is. In het voorontwerp bestemmingsplan is bepaald dat voor erfafscheidingen een maximale hoogte geldt van 2 meter. Een ontheffing voor het overschrijden van deze hoogte is niet
ondervangen als een nieuwe erfafscheiding wordt geplaatst. Een nieuwe erfafscheiding dient door de ontwikkelaar te worden betaald.
4. Ten gevolge van de aantasting van de privacy vermindert de waarde van het perceel Ommelseweg 38.
5. De uitrit van de aan te leggen eenrichtingsweg naast het perceel Ommelseweg 42a, is gelet op de ligging in een flauwe bocht, uit verkeersoogpunt onveilig. Voorgesteld wordt de in- en uitrit van de eenrichtingsweg om te draaien.
-15opgenomen in het voorontwerp. De hoogte van 2 meter is gebaseerd op ruimtelijke (stedenbouwkundige en functionele) overwegingen en strookt met het gemeentelijk beleid ten aanzien van de hoogte van erfafscheidingen. Dit beleid is vastgesteld in het bestemmingsplan Woongebieden Asten d.d. 15 december 2009. De ontwikkelaar heeft aangegeven bereid te zijn om voor zijn rekening een erfafscheiding te realiseren. De ontwikkelaar wordt verzocht om voor de sloop van het bedrijfsgebouw afspraken te maken met de aangrenzende eigenaren met betrekking tot het plaatsen van een erfafscheiding en de uitvoering van de werkzaamheden. Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Om de ontsluiting zo veilig mogelijk te maken is de gemeente voornemens om het eenrichtingsverkeer in het plangebied om te draaien. De ingang van het plangebied komt naast de bestaande woning met huisnummer 42A en de uitgang van het plangebied wordt gesitueerd tussen de bestaande woningen met huisnummer 30 en 32. Het gevolg is dat de uitgang op een veiligere locatie is gesitueerd, omdat er zoals inspreker terecht stelt hier meer zicht op het verkeer rijdend op de Ommelseweg is dan ter hoogte van de Keskesweg waar de uitgang in een flauwe bocht zou komen te liggen.
De familie Timmermans, eigenaar van de woning Mercuriusstraat 29a te Asten. 1. De inspraakreacties op het voorontwerp bestemmingsplan Asten Woongebieden zijn niet terug te vinden in het plan.
Voor het plangebied was in het voorontwerp van het bestemmingsplan Asten Woongebieden de bestemming “woondoeleinden uit te werken” opgenomen. Naar aanleiding van de ontvangen inspraakreacties is insprekers het volgende medegedeeld: “De locatie ondergrond MercuriusstraatOmmelseweg is één van de (potentiële) woningbouwlocaties van de gemeente. De betreffende woningbouw-ontwikkeling is opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. De planvorming is echter nog in een dusdanig stadium dat de planologische aanvaardbaarheid nog niet is aangetoond en de planontwikkeling bij nader inzien om die reden nog niet in het nieuwe bestemmingsplan kan worden opgenomen. De eerder opgenomen bestemming “woondoeleinden uit te werken” zal komen te vervallen. Deze wordt vervangen door de bestemmingen conform het nu nog geldende bestemmingsplan. Om woningbouw op de locatie mogelijk te maken zal te zijner tijd, nadat de planologische aanvaardbaarheid door de initiatiefnemer is aangetoond, een afzonderlijke planologische procedure gevolgd worden. In dat verband zullen omwonenden geïnformeerd worden en in de gelegenheid gesteld worden om
2. Aangegeven wordt dat andere locaties binnen Asten geschikter zijn voor woningbouw, omdat woningen op deze locaties geen overlast veroorzaken voor omwonenden. Verzocht wordt de huidige situatie te handhaven.
3. Verzocht wordt om de privacy te waarborgen. Dit kan eventueel door het plaatsen van een erfafscheiding met een hoogte van 3 meter.
4. Het peil van de nieuwe woningen mag niet hoger liggen dan het peil van de woningen aan de Mercuriusstraat o.a. om wateroverlast te voorkomen.
-16bezwaren tegen de ontwikkeling kenbaar te maken.” In de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan wordt Ommelseweg zal bovenstaande informatie worden vermeld. Alhoewel de woonfunctie in de nieuwe situatie ook een bepaalde mate van het aan wonen gerelateerde vormen van overlast tot gevolg heeft, is het verdwijnen van een de bedrijfsfunctie voor de omgeving zonder meer een voordeel. Het realiseren van de in het plan opgenomen woningen heeft een afname van privacy tot gevolg. De in het huidige bestemmingsplan toegestane maximale combinatie van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, waaronder een kantoorfunctie, zou ook een forse inbreuk op de privacy opleveren. In het algemeen genereert een woonfunctie in vergelijking tot een bedrijfsmatige functie een meer permanent gebruik. Het plan heeft vanuit het oogpunt van privacy gevolgen voor het perceel Mercuriusstraat 29a. Op basis van het bestemmingsplan is vanuit de te realiseren seniorenwoningen inzicht in de achtertuin van het perceel Mercuriusstraat 29a mogelijk. Tussen deze woning en de te realiseren woningen ligt een minimale afstand van 35 meter. Binnen het stedelijk gebied zijn herstructureringen zoals het omzetten van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming te verwachten. Het is te begrijpen dat een omwonende de huidige en toekomstige situatie mogelijk anders beoordeelt, niet alleen omdat zij uitgaan van de huidige feitelijke situatie, maar ook omdat de individuele beoordeling van de gevolgen van de hinder van een bedrijfsbestemming en woonbestemming anders kan zijn. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere stedenbouwkundige ontwerpen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de gemeente. Deze plannen werd door de gemeente niet passend geacht. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. In het voorontwerp bestemmingsplan is bepaald dat voor erfafscheidingen een maximale hoogte geldt van 2 meter. Een ontheffing voor het overschrijden van deze hoogte is niet opgenomen in het voorontwerp. De hoogte van 2 meter is gebaseerd op ruimtelijke (stedenbouwkundige en functionele) overwegingen en strookt met het gemeentelijk beleid ten aanzien van de hoogte van erfafscheidingen. Dit beleid is vastgesteld in het bestemmingsplan Woongebieden Asten d.d. 15 december 2009. Het perceel Mercuriusstraat 29a grenst niet rechtstreeks aan het plangebied. Tussen het plangebied en dit perceel ligt een strook grond met een breedte van 5 meter die behoort tot het perceel Mercuriusstraat 27. Het peil van de woningen wordt bepaald op basis van de in het plangebied aan te leggen weg. Het peil van de weg dient nog nader te worden bepaald. De peilen van de aangrenzende tuinen lopen uiteen. Bij het bepalen van het peil van de weg wordt rekening gehouden met het peil van de aangrenzende achtertuinen, de aansluiting van de weg en riolering op de Ommelseweg, de diepte waarop rioolbuizen dienen te worden aangebracht o.a. in relatie tot het
5. Inspreker is bezorgd over de verontreiniging van de ondergrond van garage Van de Moosdijk.
6. Uitgesloten dient te worden dat de seniorenwoningen op de verdieping
-17grondwater. Het peil van de Ommelseweg is hoger dan het peil van de woningen aan de Mercuriusstraat. Hieruit volgt dat het grondpeil van de nieuwe woningen niet gelijk kan zijn aan het peil van de woningen aan de Mercuriusstraat. Bij het bepalen van de peilhoogte van de weg wordt getracht verschillen in hoogte te beperken. In het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat lagere erven het water moeten ontvangen van hoger gelegen erven dat van nature afloopt. De eigenaar van een naburig erf is verplicht de afdekking van zijn gebouwen en werken zodanig in te richten, dat daarvan het water niet op het erf van een ander afloopt. Onder de in het plan aan te leggen weg wordt een infiltratievoorziening gerealiseerd ten behoeve voor de infiltratie van het regenwater dat valt op het verharde oppervlakte binnen het plan, zoals daken. Deze infiltratievoorziening is ten behoeve van de kavels en het openbaar gebied. De infiltratievoorziening heeft een overstort op het gemengd riool van de Ommelseweg. In het kader van onderhavig planvoornemen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Ook onder de bedrijfshal zijn enkele boringen verricht. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat een beperkt deel van het verharde erf sterk is verontreinigd met puin gerelateerde zink. Slechts de bovenlaag is tot op geringe diepte verontreinigd. De verontreiniging is waarschijnlijk het gevolg van het puin dat als oppervlakteverharding gebruikt is voor het erf. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat ongeveer 50 m³ bodemvolume grond sterk is verontreinigd met zink. Omdat meer dan 25 m³ bodemvolume sterk is verontreinigd met zink, is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. De verontreiniging bevindt zicht op het gedeelte van het erf dat aan de noordzijde van de bedrijfshal grenst. De begrenzing van de verontreiniging moet worden vastgesteld en daarna kan deze worden gesaneerd. Gezien de oorzaak van de verontreiniging, het toegepaste verhardingsmateriaal op het erf, bevindt zich deze verontreiniging niet onder het bedrijfspand. Dit kan na de sloop van het bedrijfspand definitief worden vastgesteld. Nadat de bebouwing is gesloopt zal een aanvullend bodemonderzoek worden verricht. Gelijktijdig met de bodemonderzoeken die noodzakelijk zijn in verband met de sloop wordt dan de verontreiniging ingekaderd en op basis van deze gegevens zal een saneringsplan bij de Provincie worden ingediend. Daarnaast zijn lichte verontreinigingen met cadmium en zink in het grondwater aangetoond. Aangezien direct contact met het grondwater niet te verwachten is blijft het risico uit oogpunt van volksgezondheid en milieuhygiëne beperkt. Het is echter raadzaam om geen freatisch grondwater te gebruiken voor consumptieve doeleinden, zoals het besproeien van gewassen en/of drenken van dieren. Met de realisatie van het plan en de bouw van de woningen kan pas worden gestart als de verontreiniging is gesaneerd. In de Woningwet is bepaald dat een aanvraag bouwvergunning moet worden aangehouden zolang de provincie nog niet heeft ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat is vastgesteld dat geen sprake (meer) is van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze
ramen, een dakkapel of balkon hebben. Dit dient geregeld te worden in het bestemmingsplan of in een notariële akte.
7. Voorafgaand aan het plan dienen maatregelen te worden getroffen i.v.m. de waardevermindering van de woning.
-18op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Mercuriusstraat 29a. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de aangrenzende woningen. Gekozen is voor seniorenwoningen met alle voorzieningen op de begane grond. De verdieping van deze woningen biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde, die in het verlengde van de achtertuinen van de woningen Mercuriusstraat 29a ligt geen raam. In het ontwerp van het bestemmingsplan worden de regels zodanig aangepast dat slechts ter hoogte van de eerste verdieping een dakterras kan worden gerealiseerd. In de regels zal worden opgenomen dat binnen het bijbouwvlak geen dakterrassen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplannen bijzondere aandacht te besteden aan de zichtrelaties vanuit de nieuw te realiseren woningen naar de bestaande tuinen en woningen om zo de impact op de privacy van omwonenden te verkleinen. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de verkoop van de kavels, die grenzen aan de achtertuinen aan de Mercuriusstraat en waarop seniorenwoningen worden gerealiseerd, ten behoeve van de bestaande woningen aan de Mercuriusstraat notarieel vast te laten leggen dat op de verdieping aan de achterzijde geen ramen mogen worden gerealiseerd. Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
De familie ClaessensVan Heugten, eigenaar van de woning Ommelseweg 42A te Asten. 1. Verzocht wordt om de in de toelichting van het voorontwerp opgenomen bouwhoogte van de seniorenwoning als maximale bouwhoogte voor deze percelen aan te houden.
In het voorontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale bouwhoogte van de woningen gelegen achter het perceel van inspreker 6,5 meter bedraagt. In het plan is geen ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor vergroting van deze deze maximale hoogte. In de regels behorend bij het plan is slechts opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders met een afwijkingspercentage van maximaal 10% nadere eisen kunnen stellen aan de afmetingen van bouwwerken. Dit is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover het noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld. Zo’n nadere eis kan het college enkel stellen als de noodzaak daartoe aanwezig is. Deze noodzaak moet worden gemotiveerd. Belanghebbenden wordt de mogelijkheid geboden om hun zienswijze omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te
2. In het bestemmingsplan of met een notariële akte dient geregeld te worden dat aan de achterzijde van de vrijstaande seniorenwoning geen ramen worden gerealiseerd die uitkijken over de tuinen aan de Ommelseweg. Dit geldt ook voor een balkon.
3. Als de bestaande erfafscheiding bij de realisatie van de plannen kapot gaat, dient op kosten van de ontwikkelaar een nieuwe erfafscheiding te worden gerealiseerd. 4. Het peil van de ter realiseren woning en dient hetzelfde te zijn als het peil van de woningen aan de Ommelseweg.
5. Verzocht wordt om een aantal oude bomen te handhaven langs de toegang tot het plangebied. Inspreker wenst hierop inspraak te
-19brengen. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 42a. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de woningen aan de Ommelseweg. Gekozen is voor seniorenwoningen met alle voorzieningen op de begane grond. De verdieping van deze woningen biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde, die grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Ommelseweg, geen raam. In het ontwerp van het bestemmingsplan worden de regels zodanig aangepast dat slechts ter hoogte van de eerste verdieping een dakterras kan worden gerealiseerd. In de regels zal worden opgenomen dat binnen het bijbouwvlak geen dakterrassen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplannen bijzondere aandacht te besteden aan de zichtrelaties vanuit de nieuw te realiseren woningen naar de bestaande tuinen en woningen om zo de impact op de privacy van omwonenden te verkleinen. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de verkoop van de kavels, die grenzen aan de achtertuinen aan de Ommelseweg en waarop seniorenwoningen worden gerealiseerd, ten behoeve van de bestaande woningen aan de Ommelseweg notarieel vast te laten leggen dat op de verdieping aan de achterzijde geen ramen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat i.v.m. aangebrachte bijgebouwen op de erfafscheiding geen nieuwe erfafscheiding te kunnen plaatsen aan de achterzijde van het perceel Ommelseweg 42a. De ontwikkelaar wordt verzocht na aanleiding van dit verzoek en zijn standpunt contact op te nemen met inspreker.
Het peil van de woningen wordt bepaald op basis van de in het plangebied aan te leggen weg. Het peil van de weg dient nog nader te worden bepaald. De peilen van de aangrenzende tuinen lopen uiteen. Bij het bepalen van het peil van de weg wordt rekening gehouden met het peil van de aangrenzende achtertuinen, de aansluiting van de weg en riolering op de Ommelseweg, de diepte waarop rioolbuizen dienen te worden aangebracht o.a. in relatie tot het grondwater. Hieruit volgt dat het grondpeil van de nieuwe woningen niet gelijk kan zijn aan het peil van de woningen aan de Ommelseweg. Bij het bepalen van de peilhoogte van de weg wordt getracht verschillen in hoogte te beperken. Op het perceel langs de toegang tot het plangebied aan de noordzijde van de woning Ommelseweg 42a bevindt zich nu een bosschage. Deze gronden zijn lange tijd in gebruik geweest bij de eigenaar van het perceel Mercuriusstraat 45, die dit perceel heeft aangeplant. Op dit perceel bevinden zich 23 bomen met een over het algemeen verminderde levensverwachting. In het verleden is weinig tot geen onderhoud uitgevoerd aan deze
hebben.
6. De uitrit van de garage komt zodanig aan een doorgaande weg te liggen dat er geen zicht is op het passerende verkeer. Dit kan tot gevaarlijke situaties leiden. Het eenrichtingsverkeer heeft tot gevolg dat het niet mogelijk is om de garage in en uit te rijden vanaf het woonhuis. Inspreker geeft aan in de nieuwe situatie zeker 2,5 a 3 meter buiten zijn garage te moeten rijden alvorens hij zicht heeft op het aankomende verkeer. Het enkel plaatsen van een spiegel acht inspreker onvoldoende. Inspreker doet twee voorstellen voor een oplossing: - uitbreiding van zijn garage, waarbij dan een uitgang wordt gemaakt aan de achterkant van zijn perceel; - Plaatsing van een nieuwe garage aan
-20bomen. Van de 23 bomen hebben zes bomen een normale conditie. Slechts deze bomen hebben een levensverwachting van meer dan 15 jaar. Ten gevolge van het realiseren van gebouwen op het perceel en het ten behoeve van de bebouwing te verrichten grondverzet, kunnen deze bomen waarschijnlijk niet worden gehandhaafd. Als na de civieltechnische uitwerking van het plan het definitieve peil van deze kavel is bepaald, is bekend of de gezonde bomen die niet op de plaats van de toekomstige bebouwing staan kunnen worden gehandhaafd. Naast de toegangsweg staat slechts één gezonde boom. Als de gemeente de kavel bouwrijp maakt moet voordat de bomen worden verwijderd op basis van het gemeentelijke beleid hiervoor een kapvergunning worden verleend. Maatregelen die nadelige effecten hebben op broedvogels, zoals het verwijderen van vegetatie en grondwerkzaamheden, moeten buiten het broedseizoen plaatsvinden. Een bureau met specifieke expertise op het vlak van flora en fauna heeft een veldonderzoek uitgevoerd. Bij het onderzoek zijn geen vaste nesten aangetroffen. De geldelijke waarde van de bomen in de bosschage is bepaald. Deze getaxeerde waarde zal door de gemeente worden ingezet ten behoeve van het verbeteren van de groenstructuur in Asten. Om de ontsluiting zo veilig mogelijk te maken is de gemeente voornemens om het eenrichtingsverkeer in het plangebied om te draaien. De ingang van het plangebied komt naast de bestaande woning met huisnummer 42A te liggen en de uitgang van het plangebied wordt gesitueerd tussen de bestaande woningen met huisnummer 30 en 32. In de nieuwe situatie is dus sprake van eenrichtingsverkeer vanaf de Ommelseweg ter hoogte van het perceel van inspreker. In de bestaande situatie is sprake van tweerichtingsverkeer op de weg naast het perceel van inspreker. Deze weg, waarop ook de garage van inspreker wordt ontsloten, ontsluit namelijk het perceel dat aan de achterzijde grenst aan het perceel van inspreker. Dit achterliggende perceel heeft de bestemming garagebedrijf. Op dit moment zijn er geen bedrijfsmatige activiteiten op dit perceel. Gelet op de bestemming kunnen in de huidige situatie al meerdere voertuigen, zowel auto’s als vrachtwagens, in twee richtingen langs de garage rijden. Om het uitzicht vanuit de garage op de straat te verbeteren ten opzichte van de huidige situatie is de gemeente voornemens om een spiegel te plaatsen bij het woonrijp maken van het plangebied. Het uitzicht verslechtert niet in de nieuwe situatie, de situatie wordt overzichtelijk ten gevolge van het eenrichtingsverkeer. Aan de achterzijde van de kavel verbetert het uitzicht door de realisatie van een trottoir. In de nieuwe situatie is geen sprake van een doorgaande weg, maar een erftoegangsweg. Dit is een 30 km-weg met een lage verkeersintensiteit, omdat alleen bestemmingsverkeer voor maximaal 15 woningen gebruik maakt van de weg. In de praktijk zullen auto’s gelet op de inrichting van het openbaar gebied langzaam rijden. In de nieuwe situatie zal inspreker niet meer langs zijn huis naar de Ommelseweg kunnen rijden vanaf de garage, maar dient inspreker de uitgang van het plan tussen de percelen Ommelseweg 30 en 32 te benutten. Het college acht de gevolgen van het plan voor het gebruik van de garage behorende bij het perceel Ommelseweg 42a acceptabel. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen de
de overzijde van het langs Ommelseweg 42A gelegen gemeentepad. Een gedeelte van deze gemeentegrond zou dan –tegen een schappelijke prijs- aan inspreker verkocht moeten worden.
-21wens van de omwonenden en het algemeen belang. De voorstellen van inspreker vormen geen verkeerskundige en stedenbouwkundige verbetering. Gelet op het belang van woningbouw op deze locatie en de mogelijkheid om een bedrijfsbestemming in een woonomgeving te saneren wenst het college medewerking te verlenen aan het voorliggende plan.
Mevrouw M.W.A. van Deursen, eigenaar van de woning Ommelseweg 36a te Asten. 1. Verzocht wordt om de in de toelichting opgenoemde maximale bouwhoogte van 6,5 meter voor de seniorenwoningen als maximale bouwhoogte aan te houden.
2. Verzocht wordt om voor de te bouwen woningen een minimale afstand tot aan de perceelsgrens van 6 meter aan te houden.
In het voorontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale bouwhoogte van de woningen gelegen achter het perceel van inspreker 6,5 meter bedraagt. In het plan is geen ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor vergroting van deze deze maximale hoogte. In de regels behorend bij het plan is slechts opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders met een afwijkingspercentage van maximaal 10% nadere eisen kunnen stellen aan de afmetingen van bouwwerken. Dit is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover het noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld. Zo’n nadere eis kan het college enkel stellen als de noodzaak daartoe aanwezig is. Deze noodzaak moet worden gemotiveerd. Belanghebbenden wordt de mogelijkheid geboden om hun zienswijze omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen aangetoond. De nieuw te bouwen woningen mogen slechts worden gebouwd in de in het plan aangegeven bouwvlakken. De afstand van deze woningen tot aan de woning Ommelseweg 36a van inspreker bedraagt minimaal 35 meter. Dit is een afstand die inzicht in deze woning niet of nauwelijks mogelijk maakt. Het geldende bestemmingsplan voor het perceel dat grenst aan de achtertuin van inspreker is ruim. Thans mag bijna tot aan de perceelsgrens van de woningen Ommelseweg 36a tot 42a bebouwing worden opgericht met een maximale goothoogte van 8,40 meter en een bouwhoogte van 10,80 meter. Dit is inclusief vrijstelling. Gezien de hoogte van de seniorenwoningen is de nieuwe planologische situatie niet slechter. Voor het perceel Ommelseweg 36a is zelfs sprake van een voordeel. Daar waar momenteel nog bedrijfsbebouwing tot de voornoemde hoogte kan worden opgericht is er na realisering van het plan, bezien vanuit voornoemd perceel sprake van een bouwhoogte van 6,5 meter. De hoofdbebouwing van de (geschakelde) seniorenwoningen is dan ook vanuit dit perceel aan de Ommelseweg minder hoog en minder massaal dan de thans planologische mogelijke bedrijfsbestemming. In de nieuwe situatie verdwijnt een bedrijfsbestemming, die qua schaal en structuur niet past in de omgeving. In ruimtelijk opzicht heeft de deze bestemming een uitstraling die niet aansluit op het karakter van de
3. In het bestemmingsplan of met een notariële akte dient geregeld te worden dat aan de achterzijde van de seniorenwoningen geen ramen worden gerealiseerd die uitkijken over de tuinen aan de Ommelseweg. Dit geldt ook voor een balkon.
4. Het peil van de ter realiseren woning en dient hetzelfde te zijn als het peil van de woningen aan de Ommelseweg.
-22woonomgeving. Binnen het stedelijk gebied in een woonomgeving zijn dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat een omwonende de huidige en toekomstige situatie mogelijk anders beoordeelt, omdat wordt uitgegaan van de huidige feitelijke situatie. Ook kunnen de gevolgen van de hinder van een bedrijfsbestemming en woonbestemming anders worden beoordeeld. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang van de omwonenden en het algemeen belang. De afstand tussen de nieuw te realiseren woningen en de woning Ommelseweg 36a is acceptabel. Er is sprake van een plan dat planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Ommelseweg 36a. Binnen het bouwplan is rekening gehouden met de privacy van de woningen aan de Ommelseweg. Gekozen is voor seniorenwoningen met alle voorzieningen op de begane grond. De verdieping van deze woningen biedt slechts extra ruimte en zal in de regel niet intensief worden benut. In de ontwerpen van deze seniorenwoningen zit aan de achterzijde, die grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Ommelseweg, geen raam. In het ontwerp van het bestemmingsplan worden de regels zodanig aangepast dat slechts ter hoogte van de eerste verdieping een dakterras kan worden gerealiseerd. In de regels zal worden opgenomen dat binnen het bijbouwvlak geen dakterrassen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplannen bijzondere aandacht te besteden aan de zichtrelaties vanuit de nieuw te realiseren woningen naar de bestaande tuinen en woningen om zo de impact op de privacy van omwonenden te verkleinen. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de verkoop van de kavels, die grenzen aan de achtertuinen aan de Ommelseweg en waarop seniorenwoningen worden gerealiseerd, ten behoeve van de bestaande woningen aan de Ommelseweg notarieel vast te laten leggen dat op de verdieping aan de achterzijde geen ramen mogen worden gerealiseerd. Het peil van de woningen wordt bepaald op basis van de in het plangebied aan te leggen weg. Het peil van de weg dient nog nader te worden bepaald. De peilen van de aangrenzende tuinen lopen uiteen. Bij het bepalen van het peil van de weg wordt rekening gehouden met het peil van de aangrenzende achtertuinen, de aansluiting van de weg en riolering op de Ommelseweg, de diepte waarop rioolbuizen dienen te worden aangebracht o.a. in relatie tot het grondwater. Hieruit volgt dat het grondpeil van de nieuwe
5. Verzocht wordt om in verband met de privacy voor rekening van de ontwikkelaar en voor de start van de bouw een erfafscheiding met een hoogte van 3 meter te plaatsen.
6. Voorafgaand aan het plan dienen maatregelen te worden getroffen i.v.m. de waardevermindering van de woning.
-23woningen niet gelijk kan zijn aan het peil van de woningen aan de Ommelseweg. Bij het bepalen van de peilhoogte van de weg wordt getracht verschillen in hoogte te beperken. In het voorontwerp bestemmingsplan is bepaald dat voor erfafscheidingen een maximale hoogte geldt van 2 meter. Een ontheffing voor het overschrijden van deze hoogte is niet opgenomen in het voorontwerp. De hoogte van 2 meter is gebaseerd op ruimtelijke (stedenbouwkundige en functionele) overwegingen en strookt met het gemeentelijk beleid ten aanzien van de hoogte van erfafscheidingen. Dit beleid is vastgesteld in het bestemmingsplan Woongebieden Asten d.d. 15 december 2009. De ontwikkelaar heeft aangegeven bereid te zijn om voor zijn rekening een erfafscheiding te realiseren. De ontwikkelaar wordt verzocht om voor de sloop van het bedrijfsgebouw afspraken te maken met de aangrenzende eigenaren met betrekking tot het plaatsen van een erfafscheiding en de uitvoering van de werkzaamheden. Als er sprake is van waardevermindering van de woning als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is het mogelijk om een planschadeclaim in te dienen als het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Voor zover de schade niet redelijkerwijs voor rekening van de eigenaar dient te blijven, moet de gemeente een tegemoetkoming in de schade toekennen. Indienen van een dergelijk verzoek is pas mogelijk nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
De familie Van der Putten, eigenaar van de woning Mercuriusstraat 25 te Asten. 1. Verzocht wordt om duidelijkheid m.b.t. de peilhoogte van de woningen binnen het plangebied.
2. Gevraagd wordt om duidelijkheid m.b.t. de ligging van het voetpad vanuit het plangebied naar de Mercuriusstraat en of een zebrapad wordt gerealiseerd ter hoogte van het voetpad. 3. Gevraagd wordt of de lantaarnpaal die voor de woning staat wordt verplaatst richting
Het peil van de woningen wordt bepaald op basis van de in het plangebied aan te leggen weg. Het peil van de weg dient nog nader te worden bepaald. De peilen van de aangrenzende tuinen lopen uiteen. Bij het bepalen van het peil van de weg wordt rekening gehouden met het peil van de aangrenzende achtertuinen, de aansluiting van de weg en riolering op de Ommelseweg, de diepte waarop rioolbuizen dienen te worden aangebracht o.a. in relatie tot het grondwater. Hieruit volgt dat het grondpeil van de nieuwe woningen niet gelijk kan zijn aan het peil van de woningen aan de Ommelseweg. Bij het bepalen van de peilhoogte van de weg wordt getracht verschillen in hoogte te beperken. Uit de situering op de plankaart van het voorontwerp bestemmingsplan blijkt dat het voetpad vrijwel haaks op de Mercuriusstraat uitkomt. Het geniet niet de voorkeur om een voetgangersoversteekplaats te realiseren over de Mercuriusstraat. Deze straat ligt namelijk in een 30 kilometer per uur zone waar dergelijke oversteekvoorzieningen niet noodzakelijk zijn. Uitzondering hierop is in de omgeving van scholen en in het verlengde van belangrijke looproutes. Beide zijn niet van toepassing op deze locatie. Voor het plan is een inrichtingsplan opgesteld voor het openbaar gebied. De plaatsing van lichtmasten in dit plan is echter slechts indicatief. Pas in het bij het opstellen van het bestek wordt een verlichtingsplan gemaakt. Of de verlichting van de uitgang van het voetpad gecombineerd kan worden met de bestaande
het voetpad. 4. Gelet op de plaatsing van ramen op de verdieping wordt gevraagd om meer duidelijkheid over het exacte ontwerp van de woning die grenst aan de achterzijde van het perceel.
5. Ten gevolge van de geringe afstand tussen de nieuwe woningen aan de achterzijde en de zijkant wordt de privacy aangetast.
-24verlichting aan de Mercuriusstraat is nu nog niet bekend. In een bestemmingsplan kan niet geregeld worden waar wel en waar geen ramen mogen komen. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe woningen gesitueerd op meer dan twee meter afstand van het perceel Mercuriusstraat 25. Binnen het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de belangen van omwonenden. Ter plaatse is gekozen voor vrijstaande woningen zonder kap, met een maximale hoogte van 6,5 meter. In het ontwerp van het bestemmingsplan worden de regels zodanig aangepast dat slechts ter hoogte van de eerste verdieping een dakterras kan worden gerealiseerd. In de regels zal worden opgenomen dat binnen het bijbouwvlak geen dakterrassen mogen worden gerealiseerd. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplannen bijzondere aandacht te besteden aan de zichtrelaties vanuit de nieuw te realiseren woningen naar de bestaande tuinen en woningen om zo de impact op de privacy van omwonenden te verkleinen. De woning aan de achterzijde ligt ruim 5 meter van de perceelsgrens en ruim 20 meter van de woning Mercuriusstraat 25. De woning aan de zijkant ligt zo’n 10 meter van de perceelsgrens en 20 meter van de woning Mercuriusstraat 25. Tussen de voortuin van deze woning en de woning Mercuriusstraat 25 komt een voetpad te liggen. Vanuit de tuin van de woning die grenst aan de achterzijde van het perceel zal sprake zijn van meer hinder dan in de huidige situatie. Door de realisatie van deze woning zal de gebruiksintensiteit van deze gronden toenemen, hoewel de gronden al een woonbestemming hebben en gebruikt mogen worden voor tuin en achtertuin. Gronden in en om de woning worden intensiever en meer permanent gebruikt dan gronden gelegen op een afstand van de woning. Dit geldt niet voor de woning aan de zijkant, omdat deze gronden al intensief als tuin worden benut. Door de voorgenomen bouw van woningen is sprake van een afname van de privacy met name in de tuin, omdat vanuit de verdieping van deze woningen inzicht in met name de tuin van het perceel Mercuriusstraat 25 mogelijk is. De verdichting, die op basis van het nieuwe plan mogelijk is, heeft een aantasting van de privacy tot gevolg. Binnen het stedelijk gebied zijn dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat dit voor omwonenden vervelend is. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere stedenbouwkundige ontwerpen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de gemeente. Deze plannen werd door de gemeente niet passend geacht. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang van de omwonenden en het algemeen belang. Het belang van woningbouw op deze locatie wordt echter groter geacht dan de
6. Verzocht wordt om het bijbouwvlak op het perceel tussen het perceel Mercuriusstraat 25 en het voetpad te vergroten richten de Mercuriusweg. Dan ontstaat meer ruimte om een garage te kunnen plaatsen.
A.J. Van Erp, eigenaar woning Mercuriusstraat 13 en familie Van Rooij eigenaar van de woning Mercuriusstraat 15 1. Momenteel is sprake van een vrij uitzicht vanuit de tuin, dat verdwijnt door de woningen die op basis van het plan kunnen worden gerealiseerd. Een aantal woningen is dicht bij de tuinen gesitueerd, waardoor privacy en het uitzicht ernstig worden geschaad.
-25geldende bouwbepalingen van het bestemmingsplan. De gevolgen voor de privacy acht het college acceptabel. De ontwikkelaar zal worden verzocht om bij de uitwerking van het bouwplan bijzondere aandacht te besteden aan de zijgevels op de verdieping om zo de impact op de privacy van omwonenden te minimaliseren. De grens van het bijbouwvlak aan de zuidzijde van de woning Mercuriusstraat 25 is vastgelegd in het bestemmingsplan Woongebieden Asten. Deze grens bepaald ook de grens van het bijbouwvlak in dit plan. Tussen het voetpad en de woning is voldoende ruimte om een ruime garage te realiseren.
Na afloop van de inspraaktermijn is op 30 december 2009 hebben deze eigenaren gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan Ommelseweg.
De percelen Mercuriusstraat 13 en 15 hebben een achtertuin met een diepte van zo’n 57,5 meter. Het plan grenst aan de noordzijde van het perceel Mercuriusstraat 15. De achtertuinen van twee vrijstaande woningen met een maximale bouwhoogte van 6,5 meter grenzen aan dit perceel. De nieuwe woning, die het dichtst bij de woningen aan de Mercuriusstraat ligt, op een afstand van zo’n 40 meter. De andere woning ligt dicht bij de perceelsgrens, maar grenst aan het einde van de bijna 60 meter diepe achtertuinen. Ten gevolge van het plan wordt de relatief open ruimte aan de noordzijde van de achterste helft van de achtertuinen behorende bij de percelen Mercuriusstraat 13 en 15 onderbroken. De eigenaren zullen een deel van de beleving van die openheid gaan missen. Ten gevolge van de woningen die gerealiseerd worden nabij de achtertuin van het perceel Mercuriusstraat 15 zal in de achterste helft van de achtertuinen van de percelen Mercuriusstraat 13 en 15 sprake zijn van een grotere inbreuk op de privacy. Door de voorgenomen bouw van woningen is sprake van een afname van de privacy met name in een deel van de tuin, omdat vanuit de verdieping van deze woningen inzicht mogelijk is. Met name de achtertuin van de woning Mercuriusstraat 15 ligt dicht bij een nieuw te realisen woning. De verdichting, die op basis van het nieuwe plan mogelijk is, heeft een aantasting van de privacy tot gevolg. Binnen het stedelijk gebied zijn dergelijke ontwikkelingen te verwachten. Het is te begrijpen dat dit voor omwonenden vervelend is. Het plan voldoet aan het inbreidingsbeleid van zowel gemeente als provincie. Uitgangspunt hierbij is zuinig en intensief ruimtegebruik, ofwel de beschikbare ruimte efficiënt gebruiken voor de beoogde woningbouwdoelstelling. In eerste instantie heeft de initiatiefnemer van het plan andere stedenbouwkundige ontwerpen met aanzienlijk hogere dichtheden voorgelegd aan de
-26gemeente. Deze plannen werd door de gemeente niet passend geacht. Het verschil in woningdichtheid van het voorliggende plan en het aangrenzende gebied is acceptabel. Gegeven de grootte van de kavels en het type woningen is het stedenbouwkundig plan ruim van opzet. Bij het plan is rekening gehouden met omwonenden. Door het college dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang van de omwonenden en het algemeen belang. Het belang van woningbouw op deze locatie wordt echter groter geacht dan de geldende bouwbepalingen van het bestemmingsplan. De gevolgen voor de privacy en het uitzicht acht het college acceptabel.
Regels
Inhoud van de regels Hoofdstuk 1: Inleidende regels Artikel 1: Artikel 2:
Begrippen Wijze van meten
1 9
Hoodstuk 2: Bestemmingsregels Artikel 3: Artikel 4:
Verkeer Wonen
11 13
Artikel 5:
Waarde – Archeologie
18
Hoofdstuk 3: Algemene regels Artikel 6: Anti-dubbeltelbepaling
20
Artikel 7: Artikel 8:
20 22
Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels
Artikel 9: Ontheffingsregels Artikel 10: Algemene wijzigingsregels
23 29
Artikel 11: Overige regels
31
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels Artikel 12: Overgangsrecht
33
Artikel 13: Slotregel
34
Bijlage 1 bij de regels: Aan huis gebonden bedrijf en aan huis gebonden beroep
Hoofdstuk 1: Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 In deze regels wordt verstaan onder: 1. plan: het bestemmingsplan “Asten woongebied Ommelseweg 2010” van de gemeente Asten; 2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.0743.BP02010006-OW01 met bijbehorende regels; 3. verbeelding: de kaart Asten woongebied Ommelseweg 2010, met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; 4. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 5. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 6. aan huis gebonden bedrijf: het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder een aan huis gebonden bedrijf worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (in bijlage 1 is een overzicht van aan huis gebonden bedrijven opgenomen);
1
7. aan huis gebonden beroep: een dienstverlenend beroep op aritistiek of academisch/HBO niveau, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie Hieronder wordt verstaan het beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied (in bijlage 1 is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen); 8. ambacht(elijke): het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het als ondergeschikte activiteit verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht; 9. archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden; 10. beeldkwaliteit: de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten; 11. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 12. bebouwingspercentage: een op de verbeelding of in de voorschriften aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2
13. begane grond: de eerste bouwlaag boven het peil; 14. bestaande bebouwing: de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende bouwvergunning is c.q. kan worden gebouwd, tenzij in de voorschriften anders is bepaald; 15. bestaand gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen; 16. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 17. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 18. bijbouw (aangebouwd of vrijstaand): aan- en uitbouw dan wel vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; 19. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 20. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 21. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten; 22. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
3
23. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen respectievelijk bijbouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten; 24. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 25. carport/overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend; 26. cultuurhistorische waarde: de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. ter verduidelijking: daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing. 27. erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt; achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen; zijerf:
4
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen; voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen 28. erker kleine toevoeging van één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas. 29. escortbedrijf: een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning; 30. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 31. gehandicaptenvoorziening: voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn en die bedoeld zijn om de aantoonbare belemmeringen c.q. beperkingen die een persoon in het dagelijks leven ondervindt op het gebied van wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen, op te heffen of te verminderen; 32. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken; 33. huishouden: een verzameling van één of meer personen met een relationele binding die één woonruimte bewoont en een economisch- consumptieve eenheid vormt;
5
34. mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband; ter verduidelijking: mantelzorg is het zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind, of ander familielid. Mantelzorg is geen professionele zorgverlening maar het geven van zorg aan iemand met wie een persoonlijke band aanwezig is. Het betreft niet de alledaagse zorg, voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorg is vaak langdurig en intensief, doch onbetaald. 35. oprit: gedeelte van een perceel bedoeld voor het parkeren of stallen van een voertuig, of voor het bereiken van de bij het huis behorende garage. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg. Onder oprit wordt niet verstaan de voortuin c.q. het voorerf; 36. peil: a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; ter verduidelijking: bij de realisatie van een gebouw is het peil door de gemeente uitgezet waarbij uitgegaan is van een afschot van 1,5 cm per meter gemeten vanaf de weg tot de hoofdtoegang (richtlijn); 37. ruimtelijke kwaliteit: de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte; 38. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
6
seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 39. stedenbouwkundig beeld: ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen; 40. straatmeubilair: verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, vlaggenmasten, informatieborden, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten; 41. verblijfsgebied: gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte; 42. verblijfsruimte: ruimte voor het verblijven van mensen; 43. voorgevel: de gevel die grenst aan de straat met het adres en huisnummer van de woning. 44. voorgevelrooilijn: de bouw- en bijgebouwgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de
7
van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden; 45. weg: een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden; 46. woning: één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen;
8
Artikel 2 Wijze van meten 2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk: tussen de buitenzijde van de gevels, draagconstructies of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de (zij)gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste lengte, breedte en/of diepte; 2. de (bouw)hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouw-onderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 3. de goothoogte van een gebouw: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 4. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 5. de oppervlakte van overkappingen/ carports: het dakvlak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 6. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
9
ter verduidelijking: loggia’s en andere inwendige constructies worden hierin meegerekend. 7. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk; 8. bebouwingspercentage: het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming; 2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, aanduiding ‘bijgebouwen’ of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwen/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.
10
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen; b. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten en infiltratievoorzieningen; c. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut; d. groen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen; e. uitsluitend voetpad inclusief aangrenzend (berm)groen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – voetpad’. Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 11.3. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de onder 3.1. genoemde doeleinden; b. (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering. 3.2.2 Overige regels voor bebouwing Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3,25 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen voor verlichting, waarvan de hoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen.
11
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 7.3.
12
Artikel 4 Wonen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. met de daarbij behorende voorzieningen. Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 11.3. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op de voor “Wonen” aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: a. vrijstaande en geschakelde woningen; b. bijbouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak a. Hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd. b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. c. Per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden gerealiseerd. d. De voorgevel dient voor ten minste voor 70% in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. e. De voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,00 meter te bedragen. f. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ . g. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
13
h. Ter plaatse van de aanduiding ‘nokrichting’ dient de nok loodrecht op de voorgevel van de woning te zijn gelegen. 4.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ a. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. b. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag per bouwperceel, met in acht name van het bepaalde onder c., het oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 90 m² bedragen. c. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag het bouwperceel tot maximaal 50% worden bebouwd. d. De maximale goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,25 meter. 4.2.4
Regels ter plaatse van de aanduiding ‘speci-
fieke bouwaanduiding - 1’ a. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder een carport, worden gebouwd. b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ geldt een bebouwingspercentage van maximaal 50%. c. De maximale goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,25 meter. 4.2.5 Overige regels met betrekking tot bebouwing a. Het bouwvlak c.q. de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van: 1. de bouw van erkers, mits: ■ de breedte maximaal 40% van de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak bedraagt; ■ de diepte van de erker niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
14
■ de hoogte van de erker maximaal de hoogte van de begane grondlaag bedraagt; ■ de afstand tot de bestemming Verkeer of Groen niet minder dan 3,00 meter bedraagt; 2. aansluitende luifels boven de voordeur mits: ■ ■
de diepte niet meer bedraagt dan 1,00 m; de afstand tot de bestemming Verkeer niet
minder dan 3.00 meter bedraagt; 3. de bouw van één carport, met dien verstande dat: ■ de carport minimaal 1,00 meter achter de voorgevel is gelegen; ■ de oppervlakte max. 25 m² buiten het bouwen bijbouwvlak bedraagt; ■ indien de carport is gelegen op de hoek van een hoekperceel de afstand tot de bestemming ‘Verkeer’ minimaal 2,00 meter bedraagt; b. Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,25 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte niet meer dan 1,00 meter mag bedragen of niet meer dan 2,00 meter indien: 1. gelegen 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, uitgezonderd bij de hoek van hoekpercelen, waarvoor geldt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn en 45 graden uit de hoek van de achterliggende woning en; 2. gelegen minimaal 1,00 meter uit de bestemming ‘Verkeer’. c. Ter plaatse van het bouwvlak mag een dakterras opgericht worden, mits het dakterras gerealiseerd wordt op de eerste bouwlaag; d. Per woning dienen minimaal twee parkeerplaatsen gerealiseerd te worden, waarbij minimaal één parkeerplaats ter plaatse van de oprit van de woning is gelegen en bij de woningen aan de Ommelseweg twee parkeerplaatsen ter plaatse van de oprit zijn gelegen.
15
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 7.3. 4.4
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor: a. vergroting van de maximale oppervlakte aan bijbouwen conform het bepaalde in 9.4; b. vergroting van de maximale hoogte van 1,00 meter van erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de bestemming Verkeer, conform het bepaalde in artikel 9.5. 4.5
Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Specifieke gebruiksregels van de gronden Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor: a. parkeren ter plaatse van een oprit; b. groen en/of tuin; c. oppervlakteverhardingen; d. opslag, overeenkomstig het normale toegelaten gebruik. 4.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt verstaan het gebruik van de opstallen: a. voor bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft, behoudens wanneer middels een ontheffing toestemming is verleend voor mantelzorg; b. voor kamerverhuur behoudens wanneer middels een ontheffing toestemming is verleend; c. voor ambachtelijke doeleinden behoudens wanneer middels een ontheffing toestemming is verleend; d. industriële doeleinden; e. als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte; f. voor bedrijfsdoeleinden; g. voor detailhandel; h. voor groothandel; i. voor dienstverlening;
16
j. voor horeca; k. voor kantoren; l. voor recreatie; m. als verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen; n. als seksinrichting of escortbedrijf; o. voor opslag, anders dan in verband met het toegestane gebruik, die valt onder de Wet milieubeheer. 4.6 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor: a. een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf conform het bepaalde in artikel 9.3 b. het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijbouw conform het bepaalde in artikel 9.6.
17
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 5.2
Bouwregels
Op of in de voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van verbouw of nieuwbouw van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte aan bestaande bebouwing met maximaal 100 m² mag worden vergroot. 5.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 5.2 conform het bepaalde in artikel 9.8. 5.4
Aanlegvergunning
a. Het is verboden op of in de tot ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden, voor zover niet bebouwd, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; 2. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook gerekend kan worden diepploegen, woelen, mengen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; 3. het verlagen van het waterpeil; 4. het bouwrijp maken van gronden en het aanbrengen van fundering; 5. het ophogen; 6. het omzetten van grasland in bouwland;
18
7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; 8. het aanleggen van diepwortelende beplantingen, bos of boomgaard; 9. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; 11. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; 12. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere waterlopen; 13. het slopen en verwijderen van bestaande verhardingen en funderingen; 14. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. b. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure. 5.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ verwijderen van de verbeelding conform het bepaalde in artikel 10.3.
19
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 7 Algemene bouwregels 7.1 Ondergronds bouwen 7.1.1 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, tenzij anders is geregeld, de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder bouwwerken (hoofdgebouwen en bijgebouwen); b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²; c. in de voorgevelrooilijn en bij hoekpercelen tevens in de zijdelingse perceelsgrens is ten hoogste één toegang van buitenaf toegestaan met een maximale breedte van 3,50 meter; d. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens; 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen; 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut; 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
20
e. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil; f. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. 7.1.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.2.1 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat: a. de waterhuishouding niet wordt verstoord; b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden. 7.2
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.
21
Artikel 8 Algemene gebruiksregels 8.1 Algemene gebruiksregels van de gronden 8.1.1 Het is verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. 8.1.2 Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 8.1.1, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 8.2 Algemene gebruiksregels van de opstallen 8.2.1 Het is verboden de in het plan begrepen opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. 8.2.2 Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 8.2.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 8.2.3 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 8.2.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting of escortbedrijf.
22
Artikel 9 Ontheffingsregels 9.1 Algemeen Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen conform het bepaalde in 9.2. dan wel conform het bepaalde in 9.3 tot en met 9.9 mits in artikel 3 tot en met artikel 5 hiernaar verwezen wordt. Bij deze ontheffingen dient de procedure zoals onder 9.10 beschreven, gevolgd te worden. 9.2 Algemene regels tot ontheffing 9.2.1 Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan ten aanzien van: a. de bebouwing van niet voor "Wonen" bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een hoogte van niet meer dan 3,25 m en een inhoud van niet meer dan 50 m3; onder de voorwaarden dat: 1. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan; 2. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. 9.2.2 Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de regels binnen de bestemmingen Groen, Verkeer en Wonen van het plan voor: a. de aanleg of aanpassing van parkeer-,weg-, wateren/of groenvoorzieningen; b. het wijzigen van het gebruik van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen; 9.2.3 De in 9.2.2 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend indien: a. voldaan wordt aan het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing van de voorgestane ontwikkeling, waaronder mede wordt begrepen dat uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken moet blijken dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde ontwikkeling;
23
b. er geen sprake is van strijd met het provinciaal of nationaal ruimtelijk beleid; c. er geen sprake is van strijd met relevante wet- en regelgeving; d. een watertoets is uitgevoerd. Deze voorwaarde geldt niet wanneer op voorhand vaststaat dat bij het project geen waterhuishoudkundig relevante aspecten aan de orde zijn; e. deze naar aard en omvang passen binnen de ruimtelijke (stedenbouwkundig en functioneel) uitgangspunten van het bestemmingsplan en de aard, schaal en functie van de kern. 9.3
Ontheffing voor een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of am-
bachtelijk bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat: a. de (bedrijfs)activiteiten zich beperken tot een oppervlakte van maximaal 50 m² onder de voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. de activiteiten uitsluitend door de bewoner uitgevoerd worden; c. de activiteiten qua aard en omvang passen in een woonomgeving waarbij de activiteiten geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving; d. de activiteiten niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer; e. het aan huis gebonden bedrijven betreft zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels of het bedrijfsactiviteiten betreffen van categorie 1bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels, dan wel naar oordeel van Burgemeester en wethouders daarmee vergelijkbare activiteiten;
24
f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik; g. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; h. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. 9.4 Ontheffing voor het overschrijden van de toegestane oppervlakte aan bijbouwen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijbouwen, onder de voorwaarden dat: a. de oppervlakte aan bijgebouwen met niet meer dan 20% wordt overschreden; b. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag het vlak voor niet meer dan 50% worden bebouwd; c. sprake is van een CIZ-indicatie of daarmee vergelijkbare indicatie; d. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond; e. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan; f. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. 9.5 Ontheffing voor het overschrijden van de maximale hoogte van erfafscheidingen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het realiseren van erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 2,00 meter op een afstand van minder dan 1,00 meter uit de bestemming Verkeer of Groen onder de voorwaarden dat: a. de erfafscheiding minimaal 1,00 meter achter de lijn in het verlengde van de feitelijke voorgevel van de woning (gelet op de oriëntatie van de woning en situering van de woning op het perceel) ligt; b. gelet op de situering en/of wijze van uitvoering van de erfafscheiding, geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid ontstaan;
25
c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan; d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; 9.6 Ontheffing voor het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaande bijbouw Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaande bijbouw, onder de voorwaarden dat: a. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden; b. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is; c. er geen zelfstandige woning ontstaat; d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 80 m² bedraagt; e. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning; f. de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving; g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd. 9.7
Ontheffing voor een grotere hoogte van
bouwwerken, geen gebouw zijnde Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een grotere hoogte dan is toegestaan onder de voorwaarden dat: a. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van het aangrenzende bestaande hoofdgebouw; b. het geen erfafscheidingen betreft; c. deze bouwwerken, geen gebouw zijnde, vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering noodzakelijk zijn; d. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord; e. deze bouwwerken, geen gebouw zijnde, zich niet verzetten tegen de omgevingscriteria van de Welstandsnota; f. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
26
g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. 9.8
Ontheffing voor het oprichten van bouwwerken op gronden met de dubbelbestem-
ming Waarde – Archeologie Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bebouwing op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’, onder de voorwaarden dat: a. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming; b. bij het oprichten van bebouwing aan de vergunning de volgende regels verbonden zijn: 1. de aanvrager een archeologisch onderzoek laat uitvoeren door een deskundige/organisatie die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), waarvoor een archeologisch programma van eisen is opgesteld en 2. technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem worden behouden en de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders, niet worden verstoord of; 3. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 4. de verplichting tot het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek, gecombineerd met opgraving van de archeologisch relevante en (ter velde) als behoudenswaardig aangemerkte delen; c. Burgemeester en wethouders deskundig archeologisch advies hebben ingewonnen bij een deskundige/organisatie die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). 9.9 Procedureregeling ontheffing van de bouwregels Bij het verlenen van ontheffing ingevolge de in deze regels opgenomen ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
27
a. de aanvraag of het ontwerp van het ontheffingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie; b. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van de aanvraag of het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aanhuis-bladen die in de gemeente verspreid worden; c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk of mondeling zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders; d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent verlening van ontheffing.
28
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels 10.1 Algemeen Burgemeester en Wethouders kunnen een bestemming wijzigen conform het bepaalde in artikel 10.2. dan wel conform het bepaalde in artikel 10.3. mits in artikel 3 tot en met artikel 5 hiernaar verwezen wordt. Hierbij dient de procedure zoals opgenomen in artikel 3.6 Wro te worden gevolgd. 10.2 Algemene regels tot wijziging 10.2.1 Wijziging in verband met geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken. 10.2.2 Wijziging in verband met verschuiving van het bouwvlak en/of de aanduiding ‘bijgebouwen’ Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van een verschuiving van het bouwvlak en/of de begrenzing van de aanduiding ‘bijgebouwen’ onder de voorwaarden dat: a. het bouwvlak/de aanduiding ‘bijgebouwen’ aan de zijde van de voorgevel verschuift richting de bestemming ‘Verkeer’; b. het bouwvlak/de aanduiding bijgebouwen niet voor de voorgevel van aangrenzende woningen is gelegen; c. de oppervlakte van het bouwvlak niet toeneemt; d. de verschuiving inpasbaar is vanuit het stedenbouwkundig ruimtelijke beeld; e. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; f. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzi-
29
gingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is waarbij ten aanzien van geluid de hoogst toelaatbare geluidbelasting .. dB is; g. de parkeernorm zoals opgenomen in 4.2.4 onder d niet in het geding komt; h. voor het overige aangesloten wordt bij de bouwregels voor het bouwvlak en de aanduiding ‘bijgebouwen’ van onderliggende bestemming. 10.2.3 Wijziging voor het uitbreiden van hoofdgebouwen tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van hoofdgebouwen tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens (vergroting van het bouwvlak richting de zijdelingse perceelsgrens) onder de voorwaarden dat: a. het hoofdgebouw c.q. het bouwvlak aan één zijde minimaal 2,5 meter uit de zijdelingse perceelsgrens is gelegen; b. de diepte van het uit te breiden hoofdgebouw c.q. bouwvlak gelijk is aan de diepte van het aangeduide bouwvlak; c. het bouwvlak maximaal 5 meter in zijdelingse richting mag worden vergroot; d. de uitbreiding inpasbaar is vanuit het stedenbouwkundig ruimtelijke beeld; e. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; f. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is waarbij ten aanzien van geluid de hoogst toelaatbare geluidbelasting .. dB is; g. voor het overige aangesloten wordt bij de bouwregels voor het bouwvlak van onderliggende bestemming.
30
10.3
Wijziging
van
de
dubbelbestemming
‘Waarde – Archeologie’ Burgemeester en Wethouders kunnen de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ in zijn geheel verwijderen c.q. laten vervallen, mits na concreet onderzoek is aangetoond en na advies van een deskundige/organisatie is gebleken dat de noodzaak voor bescherming van de archeologische waarden niet (meer) aanwezig is. Artikel 11 Overige regels 11.1 (Wettelijke) regels Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan. Binnen het plangebied zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening niet van toepassing. 11.2 Gemeentelijke regels Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke beleidsregels dienen deze beleidsregels te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan. 11.2.1 Parkeren Daar waar in de regels wordt verwezen naar de GVVP (Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan), moeten de op het tijdstip van aanvraag van de bouwvergunning geldende parkeernormen worden gehanteerd. 11.3
Voorrangsregeling
11.3.1 Strijdigheid belangen In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven
31
nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
32
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht 12.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
33
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Asten woongebied Ommelseweg 2010’.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Asten van d.d ..............tot vaststelling van het bestemmingsplan Ommelseweg.
Mij bekend, de raadsgriffier der gemeente Asten.
34
Bijlage 1 bij de regels: Aan huis gebonden bedrijf en aan huis gebonden beroep
Bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf valt te denken aan: 1 autorijschool (geen theorie) 2 bloemschikker 3 computerservice (o.a. systeembouw/-analyse) 4 decorateur 5 fietsenreparateur 6 fitness-studio 7 fotograaf 8 goud- en zilversmid 9 glazenwasser 10 hoedenmaker 11 hondentrimmer 12 instrumentenmaker 13 kaarsenmaker 14 kapper 15 klompenmaker 16 koeriersdienst 17 lijstenmaker 18 loodgieter 19 meubelmaker 20 muziekinstrumentenmaker 21 nagelstudio/pedicure 22 pottenbakker 23 prothesemaker 24 reisorganisatie (kleinschalig) 25 reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio’s-tv’s/horloges etc.) 26 schoonheidsspecialist 27 traiteur 28 tv/radio reparateur 29 zadelmaker Deze lijst is niet onuitputtelijk. Echter het uitgangspunt bij deze activiteiten moet zijn dat het woonkarakter niet wezenlijk mag worden aangetast.
Door de kamers van koophandel is de volgende lijst samengesteld van personen die als aan huis gebonden beroepen (vrije beroepsbeoefenaars), gelden. Dit zijn: 1. adviseur 2. advocaat 3. accountant-administratieconsulent 4. alternatieve genezer 5. belastingconsulent 6. bouwkundig architect 7. dierenarts 8. fysiotherapeut 9. gerechtsdeurwaarder 10.huidtherapeut 11.huisarts 12.interieurarchitect 13.juridisch adviseur 14.kunstenaar 15.logopedist 16.makelaar 17.medisch specialist 18.notaris 19.oefentherapeut Cesar/Mensendieck 20.organisatieadviseur 21.orthopedagoog 22.psycholoog 23.redacteur 24.registeraccountant 25.stedenbouwkundige 26.tandarts 27.tandartsspecialist 28.tolk 29.tuin- en landschapsarchitect 30.verloskundige Een beroep dat hier niet op voorkomt, geldt in beginsel niet als ‘aan huis gebonden beroep (vrij beroep)’, tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders aan kan tonen.