project:
bestemmingsplan Geleenbeekdal gemeente Sittard-Geleen
status:
vastgesteld
datum:
8 juli 2009
projectnummer:
Sittard-Geleen PS0001
auteur:
Joop van Kempen
Inhoud
1.
Planherziening noodzaak
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Uniforme bestemmingsregelingen Actuele ontwikkelingen Recente beleidskaders Consistente regeling buitengebied
1 1 2 2
1.5. 1.6.
Plangrens en vigerende bestemmingsplannen Probleemstelling
2 3
2.
Relevante beleidskaders
2.1.
Beleid van Rijk, provincie en gemeente mede sturend Het Geleenbeekdal binnen het POL Landschapsvisie Zuid-Limburg
2.2. 2.3.
4 4 6
2.4. 2.5.
Stimuleringsplan Zuid-Limburg Noord 8 Het Geleenbeekdal binnen Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven 9
2.6.
Stroomgebiedsvisie Limburg
2.7.
Ontwikkeling beekdal Geleenbeek tussen Biesenweg en Keldenaer Actieplan Vrijetijdseconomie Westelijke Mijnstreek
2.8.
2.9. Gemeentelijk mobiliteitsplan 2.10. Gemeentelijke groencriteria
12 14 16 17 18
3.
De bestaande situatie onderzocht
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Onderzoek opgezet conform lagenbenadering Ondergrond, bodem Ondergrond, water Ondergrond, natuur
19 20 21 23
3.5. 3.6. 3.7.
Ondergrond, landschap en cultuurhistorie Infrastructuur Ruimtegebruik, landbouw
26 31 35
3.8.
Ruimtegebruik, recreatie
36
3.9. Ruimtegebruik, overig 3.10. Vrijkomende agrarische bebouwing 3.11. Woningen en woonwagens
36 37 38
4.
Analyse van de mogelijkheden
4.1. 4.2. 4.3.
Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven leidraad Natuur en bos Recreatie en toerisme
39 39 40
4.4. 4.5. 4.6.
Leefbaarheid en welzijn Landbouw Landschap en cultuurhistorie
41 42 43
4.7.
Overige functies
44
5. 5.1. 5.2.
De planvorming Buitengebied van oudsher agrarisch gebruikt 46 Nieuwe economische dragers 47
5.3. 5.4. 5.5.
Beekdallandschap Bestaande bouwtitels woningen Infrastructuur beperkt te verbeteren
48 49 50
5.6.
Plan met conserverend karakter
51
6. 6.1. 6.2.
Milieu-aspecten Geluid Bodem
52 53
6.3. 6.4. 6.5.
Geur Externe veiligheid Bedrijven en milieuzonering
55 56 57
6.6.
Zonering Spoorwegenwet
57
6.7.
Schootsveld – kogelvanger
57
7. 7.1.
Plaats voor water Watertoets
58
7.2. 7.3. 7.4.
Veilig heid en wateroverlast Adequate watervoorziening Natuurlijke watersystemen
58 60 61
7.5.
Waterkwaliteit
62
7.6. 7.7. 7.8. 7.9.
Waterbeleving Grondwater Erosie Overleg waterbeheerder
63 64 64 65
8.
Gemeentelijk beleid
8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
Vastleggen gemeentelijk beleid Juridische opzet Algemene beleidsaspecten Agrarisch met waarden
66 66 67 70
8.5. 8.6.
Agrarisch-Bedrijf Agrarisch-Bedrijf met Toegesneden bestemming
72
8.7.
Bedrijf met Toegesneden bestemming
74
8.8. 8.9. 8.10. 8.11.
Bedrijf-Nutsvoorziening Gemengd-Biesenhof Natuur Sport
74 75 75 76
73
8.12. Verkeer-Railverkeer 8.13. Verkeer-Wegverkeer 8.14. Water-Primair water
76 76 76
8.15. Wonen
77
8.16. 8.17. 8.18. 8.19.
77 77 78 79
Wonen-Woonwagen Archeologie Beekdal Cultuurhistorie
8.20. Ecologie 8.21. Recreatieve ontsluitingsstructuur 8.22. Beschermingszone water
80 81 82
8.23. Erosie
82
9. 9.1. 9.2.
84 85
Haalbaarheid Maatschappelijke haalbaarheid Economische haalbaarheid
10. Procedure 10.1. Vooroverleg
86
10.2. Inspraak
86
10.3. Vaststelling
86
Bijlagen Bijlage 1.: overzicht bestemmingsplannen binne n Geleenbeekdal Bijlage 2.: overzicht archeologische vindplaatsen Bijlage 3.: nota Bestemmingsplan Geleenbeekdal: eindverslag inspraak (22/10/08) Bijlage 4.: vaststellingsbesluit
1
1
u itsned e straatnamenkaart
1. Planherziening noodzaak 1.1.
Uniforme bestemmingsregelingen.
1
De gemeente Sittard-Geleen beschikt voor grote delen van haar buitengebied over een actuele regelgeving, vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Sittard. Daar een uniforme bestemmingsregeling voor het gehele buitengebied uitgangspunt is, zijn planherzieningen voor de resterende delen van het plangebied noodzakelijk. In onderhavige planherziening wordt het deel van het
2
Geleenbeekdal, gelegen ten oosten van Geleen, van een actuele, uniforme bestemmingsregeling voorzien. De bestaande situatie in dit deel van het buitengebied, voornamelijk agrarisch in gebruik maar ook met enig recreatief gebruik en de nodige natuurwaarden, wordt in het plan van een actuele regeling voorzien. Behalve het agrarisch/recreatief gebruik en de natuurwaarden, vragen ook aanwezige zaken als de bebouwingsrand achter het station, het gehucht Daniken, de woonwagenlocaties en de manege om een actualisering van de regelgeving. 1.2. Actuele ontwikkelingen. Binnen dit deel van het Geleenbeekdal is ook de ontwikkeling van het Landschapspark De Graven actueel. De realisering van het landschapspark vraagt hier om mogelijkheden tot meandering en aanleg van (kleinschalige) landschapselementen. Daarnaast is de noodzaak gebleken in het kader van een adequaat waterbeheer, voor de aanleg van enkele waterbuffers. Zowel het waterschap als de gemeen-
1
impressie bu itengebied
2
topografische kaart
te zoeken in het gebied ruimte voor de aanleg van een waterbuffer.
1
1
1.3.
Recente beleidskaders.
De belangrijkste aanknopingspunten voor de planontwikkeling voor het Geleenbeekdal zijn terug te vinden in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) en het Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven. In het POL wordt de beleidsrichting voor het landelijk gebied aangegeven. Deze heeft vooral betrekking op de verweving van diverse functies en ruimtegebrui2
kers in het buitengebied. Binnen Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven staat het beschermen van de kwaliteiten door versterking c.q. herinrichting van het gebied voorop. Het Deelgebiedsplan geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan Geleenbeekdal. Binnen het plan is de beoogde inrichting van het Geleenbeekdal vastgelegd. De visie voor het gebied gaat vooral in op het herstel van het beekdal. 1.4. Consistente regeling buitengebied. Het bestaan van meerdere plannen met afwijkende bestemmingsregelingen voor het buitengebied heeft als juridische consequentie dat sprake is van inconsistentie. De verschillen in de diverse plannen leiden in de praktijk tot een zekere mate van rechtsongelijkheid en tot het moeten voeren van verschillende procedures om, in vergelijkbare situaties, eenzelfde resultaat te bereiken. Een uniforme en consistente bestemmingsregeling in het gehele buitengebied komt hieraan tegemoet.
1 2
imp ressie bu itengeb ied o verzicht vigerend e b estemmingsp lannen
1.5. Plangrens en vigerende bestemmingsplannen. De plangrens voor het bestemmingsplan Geleenbeekdal is vastgelegd aan de hand van een aantal grotere infrastructurele elementen, zoals (spoor)wegen en watergangen. In grote lijnen wordt het plangebied begrensd door de spoorlijn Heerlen-Roermond, de Spaubeeklaan, de Geleenbeek, Daniken en de Beekstraat, uitgezonderd een klein gebied ten noorden van laatst genoemde straat. Voor het gebied zijn momenteel de bestemmingsplannen, zoals weergegeven in bijlage 1, van kracht. Het betreft in totaal 10 verschillende bestemmingsplannen/regelingen, van sterk wisselende ouderdom.
2
1
1.6. Probleemstelling. - Binnen het plangebied vragen zoals in vrijwel elk buitengebied de volgende zaken om aandacht:een actuele inschatting van de continuïteit en ontwikkelingsmogelijkheden voor de aanwezige (agrarische) bedrijfsvoeringen; -
de ontwikkeling van thans nog ontbrekende onder-
-
delen van de ecologische structuur en het veilig stellen van het natuurlijk milieu, voornamelijk bepaald door het Geleenbeekdal; het voorzien in het tekort aan uitloopmogelijkheden
2
1 2
plan grens impressie bu itengebied (gren s met gemeen te Beek)
en het inrichten van het buitengebied ten behoeve van het recreatief medegebruik. Met name in het Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven hebben deze punten reeds de nodige aandacht gehad en is aangegeven op welke wijze in een en ander voorzien kan worden.
3
2. Relevante beleidskaders
1
2
3
P4
P2
2.1.
Beleid van Rijk, provincie en gemeente mede sturend. De gemeente ontwikkelt niet volledig autonoom haar eigen beleid voor het buitengebied. Vanuit de overkoepelende beleidsniveaus zijn reeds diverse uitgangspunten geformuleerd, die van belang zijn voor de beleidsformulering voor het Geleenbeekdal. Van-
1 2
u itsned e POL, p lan kaart uitsnede POL, groene waarden
3
u itsned e POL,
wege het integrale karakter van beide nota’s, is de planherziening in eerste instantie geplaatst in het perspectief van het beleid, zoals beschreven in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) en het Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven. Daarnaast zijn ook de relevante sectorale nota’s in beschouwing genomen.
b lau we waarden:
2.2. Het Geleenbeekdal binnen het POL2006. Binnen het POL maakt het Geleenbeekdal grotendeels onderdeel uit van het perspectief provinciale ontwikkelingszone groen (POG, P2). De provincie streeft ernaar een belangrijk deel van de landbouwgrond binnen dit perspectief om te zetten in natuurgebied of in te zetten voor natuurgericht natuurbeheer.
4
Het Geleenbeekdal is gedeeltelijk ook gelegen binnen het perspectief vitaal landelijk gebied (P4). Binnen dit perspectief zijn vooral landbouwgebieden met een grote variatie aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten gelegen. Bescherming van de aanwezige waarden gaat hier hand in hand met kwaliteitsverbetering van vooral bestaande landbouw- en toeristische bedrijven. Het Geleenbeekdal is onderdeel van de ecologische structuur op provinciaal niveau, als provinciale ontwikkelingszone groen (POG). Binnen deze zones is het beleid gericht op de realisering van nieuwe natuur. Op basis van beheersovereenkomsten dan wel na verwerving en inrichting, ontwikkelen deze gebieden zich tot nieuwe natuurgebieden. De Geleenbeek zelf betreft een beek met een Specifiek Ecologische Functie (SEF), waarbij gestreefd wordt naar het hoogste niveau van ecologische kwaliteit en processen, zoals meandering, vismigratie en natuurlijk oeverbeheer. Delen van het gebied rond de Geleenbeek zijn verder aangeduid als beekdal en laagte buiten het Maasdal. In deze beekdalen komen taakstellingen samen op het gebied van natuurontwikkeling, waterconservering en waterretentie, maar ook aardkundige en cultuurhistorische waarden spelen hier een sturende rol. Er is ruimte voor extensieve functies, zoals natuur, grondgebonden landbouwvormen en extensieve recreatie. Binnen de POG blijft landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen. Niet alle gronden kunnen omgevormd worden tot natuur en veel gebieden kunnen juist dankzij een agrarisch beheer hun kwaliteit behouden. Verder staat het instandhouden van een goede toeristisch-recreatieve structuur voorop. Het Geleenbeekdal maakt ook deel uit van het Nationaal Landschap het Heuvelland. De provincie Limburg wil in het Heuvelland komen tot een meer extensieve vorm van landbouw, met daarnaast ruimte voor vergrote of nieuwe natuurgebieden rond meanderende beken, alsmede tot kleinschalige vormen van toerisme
5
en recreatie. Uitbreiding van de kernen voor wonen en werken wordt beperkt door het (herziene) contourenbeleid. In de Landschapsvisie Zuid-Limburg zijn voorstellen uitgewerkt om de bijzondere kwaliteiten van het ZuidLimburgse landschap te versterken als basis voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Kern van de landschapsvisie is een groen raamwerk, bestaande uit dalen, steile hellingen en beplantingen rondom de dorpen. 2.3.
Landschapsvisie Zuid-Limburg.
In februari 2008 is de landschapsvisie Zuid-Limburg gepresenteerd. De landschapsvisie is een uitwerking van het rijksbeleid op concreet gebiedsniveau, zoveel mogelijk afgestemd op het vigerende POL en met een uitvoeringsgericht karakter. De landschapsvisie omvat een analyse van de kernkwaliteiten van het ZuidLimburgse landschap en hun betekenis voor de inpassing van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie het ontwerp van een landschappelijk raamwerk voor de ontwikkeling van het landschap met concrete inrichtingsvoorstellen als typologische basis voor uitvoeringsplannen. In de landschapsvisie worden vier kernkwaliteiten onderkend: - reliëf: het kenmerkende patroon van relatief hoog gelegen plateaus en terrassen, laag gelegen dalen en tussen liggende meer of minder steile hellingen, ontstaan door de eroderende werking van de Maas en haar zijrivieren; -
cultuurhistorie: de historische landschapsstructuur met een grote rijkdom aan cultuurhistorische landschapselementen: kastelen, buitenplaatsen en watermolens (macht, rijkdom), landbouwhistorische relicten in en rondom de dorpen en gehuchten, relicten van grondstoffenwinning en (weg-)kruisen, kapellen, kerktorens en kloosters (Roomskatholieke kerk);
6
-
afwisseling open-besloten en het groene karakter:
1
de samenhang tussen natuurlijke omstandigheden en occupatie is bepalend voor de afwisseling van zeer open naar besloten en het groene karakter, die het Zuid-Limburgse landschap kenmerken. De landschapsvisie stelt voor de natuurlijke en cultuurhistorische structuur te versterken en de kenmerkende verschillen tussen plateaus en dalen te vergroten door vernatting van de dalbodems, beplanting van de dalassen, uitbreiding van de natuurlijke begroeiing op de steile hellingen en aanleg van dorpsrandbeplantingen. Steile hellingen, dalen en dorpsranden vormen een duurzaam landschappelijk raamwerk, dat het landschap ordent en de cultuurhistorische elementen een samenhangende groene context verschaft. Voor het behoud van de meest kwetsbare kwaliteiten van het landschap zijn criteria voor de locatie en landschappelijke vormgeving van nieuwe ontwikkelingen nodig. Voor de verstedelijking betekent dit: -
-
uitbreiding van de stedelijke bebouwing zoveel mogelijk koppelen aan de bestaande stedelijke concentraties en de hoofdinfrastructuur; waar het rurale karakter van het landschap nog relatief ongestoord is en de dorpen en gehuchten niet door recente groei zijn beïnvloed, nieuwbouw tot het uiterste beperken. 1
Om een goede inpassing van stedelijke nieuwbouw te bevorderen is de vormgeving van de randen onontbeerlijk. Voor de recreatie geldt in zekere zin hetzelfde
Land sch ap svisie, on twerp land schappelijk raamwerk ro nd Geleen beekd al
als voor de verstedelijking. Het verdient aanbeveling de ontwikkeling van kleinschalige verblijfsaccommodatie zo veel mogelijk in bestaande bebouwing te situeren, opgenomen in de dorpsrandbeplanting of binnen de erfbeplanting van solitaire hoeves. Het landschappelijk raamwerk en een zorgvuldig op de kernkwaliteiten afgestemde inpassing van nieuwe functies maken het mogelijk behoud en o ntwikkeling duurzaam te doen samengaan.
7
2.4.
Stimuleringsplan Zuid-Limburg Noord.
In het Stimuleringsplan wordt het Geleenbeekdal tussen hoeve St. Jansgeleen en Abshoven beschreven als zijnde een beekdal grotendeels bestaande uit graslanden aan weerszijden van de beek. Het oorspronkelijke landschap van rond 1810 is grotendeels bewaard gebleven. Zo liggen er hoogstamboomgaarden en een watermolen. Hoewel de Geleenbeek gekanaliseerd is, zijn de oude meanders nog steeds in het landschap te herkennen. Langs de oevers van de Geleenbeek staat Moesdistel. Rond de visvijver liggen enkele droge bloemrijke graslanden. Aan de zuidrand van de visvijver ligt een restant broekbos. Floristisch interessant is de spoorlijn met o.a. Stijve wikke. Een aandachtssoort is de zeggekorfslak, veelal voorkomend in Grote zeggemoeras en open Elzenbroekbos met stagnerend oppervlaktewater en veel Moeraszegge in de ondergroei. De doeltypen voor dit gebied zijn: - elzenbroekbos (bestaand) 2%; - heuvellandbeek (Geleenbeek); -
voedselrijke plassen (bestaand) 10%; droog kruidenrijk grasland; ecologisch waardevolle houtwallen en –singels, watergangen en poelen, hagen en knotbomen, boomgaarden, spoorterreinen en spoorlijnen.
Het natuurgebied Danikerberg (overzijde Geleenbeek, in de gemeente Schinnen) bestaat uit hellingbos, restanten vochtig loofbos langs de Geleenbeek en plaatselijk soortenrijke graslanden. In de graslanden zijn Bremstruwelen en graften aanwezig. De bossen bestaan grotendeels uit loof- en naaldhoutaanplant en Beukenbos. Van de oorspronkelijke oude loofbossen resteren nog slechts enkele kleine delen. De schraalgraslanden zijn een goed biotoop voor de Levendbarende hagedis. Het bos is opvallend rijk aan paddestoelen. De Danikerberg is waardevol gebied voor aan loofbossen gebonden avifauna. De doeltypen, voor zover betreft het plangebied, zijn: -
8
löss- en Heischraal grasland 10% + 10%; heuvellandbeek (Geleenbeek).
1
1
uitsn ed e Deelgeb iedsp lan Land schapsp ark De Graven
2.5.
Het Geleenbeekdal binnen Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven.
In het deelgebiedsplan Landschapspark De Graven is een streefbeeld voor 2020 opgenomen. Voor zover relevant voor het Geleenbeekdal bestaat dit streefbeeld uit de volgende aspecten: -
nadrukkelijk is een evenwicht gevonden met de stedelijke omgeving. Voor de inwoners is een prettige, leefbare omgeving gewaarborgd met de daarbij behorende streekeigen natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en voorraadfuncties zoals rust en ruimte;
9
-
-
de ecologische structuur wordt versterkt in samenhang met het vormgeven van de visueel-ruimtelijke stadsrand; de kwaliteit van de leefomgeving, een gezond leefklimaat, bereikbaarheid en (verkeers)veiligheid, is gegarandeerd. De landbouw heeft zich duidelijk geherpositioneerd en haar economische draagkracht versterkt en vergroot. Het erosieprobleem is opgelost.
Het streefbeeld wordt bereikt aan de hand van lange termijn doelstellingen. Voor het Geleenbeekdal zijn de navolgende doelstellingen relevant. Natuur en bos: - realiseren van een duurzame ecologische structuur. Concreet betekent dit het realiseren van de
-
EHS (ecologische hoofdstructuur, zoals vastgelegd door het Rijk) gebieden; herstellen/realiseren natte en vochtige natuurdoeltypen c.q. hydrologisch gevoelige natuur. Concreet betreft dit het herstellen/realiseren van de gewenste (grond)waterkwaliteit en het herstellen/realiseren van de gewenste grondwaterstand;
-
realiseren Specifiek-Ecologische-Functie beken. Een nader concretisering hiervan betreft het realiseren van de oppervlaktewaterkwaliteit, het realiseren van het gewenste gemeenschapstype binnen het aquatisch ecologisch ecosysteem en het
-
realiseren van de gewenste stroming en inrichting van beken; verminderen/oplossen erosie en wateroverlast c.q. realiseren ruimte voor veerkrachtige watersystemen. De beken worden ontdaan van de hier en daar aanwezige betonnen keurslijven, ze gaan meer meanderen en er zullen volop kansen ontstaan voor nieuwe levensvormen.
Recreatie en toerisme: - realiseren goede ontsluiting van het landelijk gebied voor recreatief verkeer, door het realiseren van de gewenste recreatieve routes voor langzaam verkeer vanaf de woongebieden/stations/-
10
recreatieve doelen en het realiseren van de gewenste structuur voor recreatief toeristisch (gemotoriseerd) verkeer. De nieuwe recreatieve routes worden, daar waar mogelijk, op afstand van bestaande woongebieden geprojecteerd, om de pri-
-
vacy van bewoners niet aan te tasten en overlast te voorkomen; bevorderen recreatief (mede)gebruik van landschappelijk
waardevol
gebied
en
versterken
streekeigen identiteit. Een duurzame ontwikkeling van recreatie en toerisme hangt samen met een waardevol landschap en behoud en herstel van cultuurhistorisch erfgoed; -
stimuleren van voldoende gedifferentieerd en op elkaar afgestemd aanbod van voorzieningen. Concreet betekent dit het behouden en verbeteren van bescheiden vormen van verblijfsrecreatie en het versterken van een voldoende en gedifferentieerd aanbod aan dagrecreatieve voorzieningen.
Leefbaarheid en welzijn: -
ontwikkelen en behouden van streekeigen identiteit van Landschapspark De Graven, door het behouden, herinrichten en beschermen van het open heuvellandschap in het zuidoostelijk deel met daarin het Geleenbeekdal.
Landbouw: - vergroten van neveninkomsten door diversificatie van de landbouw/plattelandsvernieuwing. Daarbij wordt gedacht aan neveninkomsten uit recreatieactiviteiten, streekeigen producten, natuur en landschap, zorgfaciliteiten, schone energie en veilig-
-
heid/waterretentie; optimaliseren van de productieomstandigheden voor de landbouw/plattelandsvernieuwing. Concreet betekent dit het optimaliseren van de landbouwkundige structuur en het voorkomen van droogte en natschade; herstellen kringlopen in agrarisch productiesysteem, door een gezond bodemleven in agrarische percelen.
11
Landschap en Cultuurhistorie: -
verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Concreet heeft dit betrekking op het vergroten van een recreatief aantrekkelijk landschap, het landschappelijk inpassen van gebouwen en objecten, het herstellen van karakteristieke landschappelijke elementen en structuren, behoud en herstel van karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of objecten en het herstel van de uiterlijke
-
verschijningsvorm van landschappelijke waarden; beschermen van aardkundige/archeologische waarden door het voorkomen van verstoring door vergraving.
Voor het plangebied van het Geleenbeekdal zijn de volgende inrichtingsvoorstellen gedaan: -
-
extensief beekdalherstel: herstel van het natuurlijke karakter van het beekdal, met een extensieve inrichting; erfbeplanting: stimuleren van de aanleg van erfbeplanting rond enkele gebouwencomplexen; aanleg bomenrij: aanplanten van bomen langs enkele wegen/paden; fiets-/ruiter-/wandelroutes: aanleg van meerdere routes inclusief voorzieningen.
2.6. Stroomgebiedvisie Limburg. In de Stroomgebiedvisie zijn de Limburgse wateropgaven met bijbehorende oplossingsrichtingen volgens de kwantiteitstrits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ en de kwaliteitstrits ‘schoonhouden-scheiden-schoonmaken’ weergegeven. Waterkwantiteit, vasthouden. Het plangebied is grotendeels aangeduid als gebied waarin brongericht erosiemaatregelen aan de orde zijn. Waterretentie en erosiebestrijding moet hier worden bereikt door verandering in het landgebruik op de hellingen en droge dalen (herbebossing, grasland).
12
1
Waterkwantiteit, bergen. De Geleenbeek is aangeduid als ecologisch her in te richten beek. Hermeandering en extensivering van het onderhoud van deze beek, waarbij ruimte is voor spontane vegetatie-ontwikkeling en de vorming van zandbanken, vormen een natuurlijke manier om de afvoer van water af te remmen. Het dal van de Geleenbeek ter plaatse van het plangebied is aangeduid als zoekgebied voor retentie of waterberging. Waterretentie wordt hier op een natuurlijke wijze vormgegeven door vrije meandering van beken in een verhoogde bedding, waarbij de stroomsnelheid wordt afgeremd en de afvoercapaciteit van
1
Stroomgebiedvisie Limburg uitsn ed e o verzichtskaart
de beken beperkt, waardoor de beken vaker buiten hun oevers zullen treden. Door in de inundatiegebieden tevens een natuurlijke begroeiing te laten ontstaan, neemt de ruwheid van het oppervlak en daarmee het waterremmend effect toe.
13
Maatregelen kunnen ook worden getroffen om het neerslagwater tijdelijk te ‘parkeren’ in erosie- en regenwaterbuffers. Hiermee wordt beoogd de oppervlakkige afstroming rond bebouwde gebieden tijdelijk op te vangen en zodoende wateroverlast in woonkernen te beperken. Waterkwaliteit, schoonhouden. Ten behoeve van de bescherming van de strategische grondwatervoorraden in Zuid-Limburg en ten behoeve van het herstel van de waterkwaliteit van de bronnen en beekbovenlopen dienen maatregelen genomen te worden gericht op de mest- en bestrijdingsmiddelenproblematiek. Voor het plangebied is dit plaatselijk aan de oostzijde van de Geleenbeek aan de orde. 2.7.
Ontwikkeling beekdal Geleenbeek
tussen Biesenweg en Keldenaer. In het kader van Landschapspark de Graven is voor de omgeving “Plinthos”, zijnde het Geleenbeekdal tussen Biesenweg en Beekstraat-Keldenaer, een inrichtingsvisie opgesteld. Doel van de inrichtingsvisie is: - herstel van de Geleenbeek en benutten kansen voor natuurontwikkeling; -
verbeteren van recreatieve gebruiksmogelijkheden; verhogen van de landschappelijke kwaliteit; verbetering van de bereikbaarheid van Plinthos.
Het streefbeeld voor de Geleenbeek bestaat uit een licht slingerende tot meanderende beek, die de historische loop van de beek volgt. Aldus ontstaat een meer natuurlijke beek, met wisselende stroomsnelheden en als gevolg daarvan een grotere variatie in (micro)habitats. Door de historische beekloop te herstellen krijgt de beek zoveel mogelijk haar oude karakteristiek van voor de normalisatie terug. Het kleinschalige karakter wordt teruggebracht door het herstel van kleine landschapselementen.
14
1
De bruikbaarheid van het gebied voor bewoners en recreanten wordt versterkt door het opknappen van de padenstructuur en het ontvlechten van fiets-, wandel-, men- en ruiterroutes. Gekoppeld aan de routes worden recreatieve voorzieningen op een kwalitatief goed
1
In richtingsvisie Ontwikkeling b eekdal Geleenb eek tussen Biesen weg en Keldenaer
peil gebracht. De weg tussen Keldenaer en Plinthos wordt verbeterd met het oog op een toenemend aantal bezoekers. De noordelijke plas bij de visvijver wordt ten behoeve van de meandering deels opgevuld en voorts verondiept en voorzien van natuurvriendelijker oevers. De eigenlijke visvijver blijft intact. Versterking van de horecafunctie aan de routestructuren is hier denkbaar.
15
De manege wordt uitvalsbasis voor ruiters en menners. Enkele nieuwe ruiter- en menroutes worden aangelegd. De kleinschaligheid van het landschap en de inpassing van de manege worden verbeterd door de aanleg van hagen, singels en een hoogstamboomgaard. In het gebied tussen Geleen en Daniken wordt meandering gecombineerd met het terugbrengen van een molentak, vanaf de parkeerplaats aan de Danikerstraat. In het verleden heeft hier een watermolen gestaan en was dit punt eveneens het punt waarop de splitsing in beek en molentak plaatsvond. De aanwezige bebouwing aan Bergstraat staat hier niet toe dat de historische beekloop en loop van de molentak gevolgd wordt. Tussen station en Plinthos wordt een nieuw pad aangelegd. De bereikbaarheid en daarmee de centrale functie van Plinthos voor de recreant wordt daarmee versterkt. 2.8.
Actieplan Vrijetijdseconomie Westelijke Mijnstreek.
Om de Westelijke Mijnstreek, waarvan de gemeente Sittard-Geleen deel uitmaakt, toeristisch op de kaart te krijgen binnen Limburg en de Euregio, zijn vier duidelijke lijnen uitgezet: Lijn één: investeer onverminderd in een goed verzorgde, toegankelijke en'beleefbare' openbare ruimte (landschap, cultuurhistorisch erfgoed). Immers de drukke verkeersaders en de grote industriële complexen zijn zodanig dominant dat alles wat daartussen ligt extra goed verzorgd, beleefbaar en toegankelijk dient te zijn. Lijn twee: leg verbindingen, stem af, werk samen en stimuleer. Door nu sne l verbindingen te leggen, zaken af te stemmen, meer regionaal samen te werken en autonome ontwikkelingen vlot te stimuleren, kan al vrij snel gescoord worden.
16
Lijn drie: gezamenlijke communicatiestrategie voor de regio en -als onderdeel daarvan- de keuze voor een nieuwe naam die de lading dekt en nieuw elan brengt. Lijn vier: pak een vijftal kansrijke product markt combinaties op die economische meerwaarde kunnen genereren en die het in zich hebben om het gebied een (nieuw) smoel te geven en daarmee te laten scoren. Deze lijnen worden thans vertaald in activiteiten en projecten. Voor het Geleenbeekdal van toepassing, wordt daarbij gedacht aan: -
versterking van het landschap en de extensieve toegankelijkheid daarvan; beheer van en toezicht op het buitengebied een belangrijk thema maken (tegengaan zwerfvuil);
-
cultuurhistorisch erfgied beleefbaarder maken door erover te vertellen en er dingen te laten gebeuren; stinuleren van de groei van kleinschalige verblijfsaccommodatie;
-
kleinschalig agrotoerisme stimuleren; sport en gezond bewegen: paardrijden sterker aanzetten, wandelpaden meer laten starten vanaf
-
industrie en industrieel verleden: attractiewaarden en bereikbaarheid Plinthos versterken.
de grote woonwijken;
2.9.
Gemeentelijk mobiliteitsplan.
De op dit moment voor het plangebied vigerende verkeersbeleidsplannen dateren uit de jaren ’90 van de vorige eeuw en zijn dus nog op gesteld door de voormalige gemeente Geleen. Deze plannen fungeren op dit moment niet meer als beleidskader en zullen in de komende jaren successievelijk worden vervangen door nieuwe. Zo zal binnen de gemeente Sittard-Geleen, in navolging van de in 2005 verschenen Nota Mobiliteit en het in het voorjaar van 2006 uitgebrachte provinciaal mobiliteitsplan (PVVP), welke beide eind 2005/begin 2005 verwacht worden, een Gemeentelijk Mobiliteitsplan (GMP) opgesteld dienen te worden. Daarnaast
17
zal er in de regio westelijke mijnstreek, in samenwerking met de gemeenten Stein, Beek en Schinnen, ook een regionaal mobiliteitsplan (RVVP) het licht moeten zien. Het GMP moet gezien worden als een overkoepelende visie op de mobiliteit in de gemeente in de komende jaren, rekening houdend met zowel alle externe en autonome ontwikkeling als met gemeentelijke majeure projecten en ontwikkelingen. Het GMP moet vervolgens in detail uitgewerkt worden in allerlei deelplannen, zoals openbaar vervoerplan, verkeersveiligheidsplan en fietsplan. Het plangebied zal binnen deze deelplannen slechts een bescheiden rol spelen, aangezien het Geleenbeekdal, met uitzondering van de Beekstraat, Biesenweg en enkele B-wegen, geen wegen van betekenis herbergt. 2.10. Gemeentelijke groencriteria. Conform POG en in het kader van Landschapspark de Graven is het beleid voor beekdalbodems gericht op saneren, voorkomen van stadsrandontwikkelingen, ontwikkelen van natuur, versterken van het ecologisch karakter en verbeteren van het recreatief medegebruik. Gelet op de beperkte breedte van de beekdalzone ter plekke en de geringe afstand tot de beek is een extensieve randzone van belang voor de beekdalzone en moet voorkomen worden dat ten gevolge van stedelijke verdichting, de toch al belaste ecologische functie onnodig en zwaarder wordt belast. Op de achterterreien van de woningen aan de Bergstraat dient uitbreiding van opstallen te worden voorkomen. Perceelsbegrenzing door middel van een landschappelijke haag gemengd met bosplantsoen is na te streven. De bomen op de percelen dienen behouden te blijven of vervangen te worden door soorten passend in het beekdal.
18
3. De bestaande situatie onderzocht 3.1.
Onderzoek opgezet conform
1
lagenbenadering. Inzicht in de bestaande situatie en hoe deze vanuit het verleden tot stand is gekomen is essentieel om tot herinrichting en herstel van het gebied te komen. Dit onderzoek moet de bouwstenen leveren voor het inzicht in de actuele en potentiële waarden en kwaliteiten, zoals die momenteel in het Geleenbeekdal aangetroffen worden. Aan de actuele kwaliteiten wordt de
2
benodigde bescherming geboden als te handhaven en verder te verbeteren elementen. De potentiële kwaliteiten moeten worden geïdentificeerd, opdat deze een structurele versterking voor het functioneren van het buitengebied kunnen betekenen. De bestaande toestand is beschreven aan de hand van de lagenbenadering. Deze benadering gaat uit 3
van drie lagen. De onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het grote belang van de onderste laag hangt samen met de lange reproductietijd (feitelijk: de onvervangbaarheid) van deze waarden en systemen. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. Deze laag omvat de belangrijke weg-, spoor- en waterverbindingen. De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie, ook wel de occupatie genoemd. In de lagenbenadering zijn (of zouden in elk geval moeten zijn) de eerste twee lagen sturend en structurerend voor de bovenste laag. Deze lagen bepalen waar en vooral ook op welke wijze ruimtelijke
1
impressie bu itengebied
2
id em
3
id em
ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
19
1
2
3.2. Ondergrond, bodem. Geologie. De huid ige verschijningsvorm van het buitengebied van de gemeente Sittard-Geleen vindt haar oorsprong in geologische en geomorfologische processen zoals die in het Tertiair en Quartair hebben plaatsgevonden. Een en ander heeft geleid tot de aanwezigheid van
1
geomo rfo logische kaart van Nederland , u itgave Stibo ka/RGD
2
een drietal grotere ruimtelijke eenheden in het buitengebied. Dit zijn het laagterras, het middenterras en het hoogterras. Het Geleenbeekdal maakt onderdeel uit van het middenterras, met een hoogteligging van 5060 m +NAP. Het dal ligt aan de voet van de hellingen naar het hoogterras.
bod emkaart van Ned erland, u itgave DLO-
Geomorfologie.
Staring Centrum
Rond de Geleenbeek is sprake van een beekdalbodem (3T2), die vrij vlak is (met een maximum hoogteverschil van 1,5 m). De beekdalbodem is relatief laag gelegen ten opzichte van de omgeving. Aansluitend aan de beekdalbodem is sprake van lösswanden met korte, flauwe hellingen. De hellingen overbruggen hoogteverschillen tussen de 5 en 30 m.
20
Bodem. de bodem van het Geleenbeekdal bestaat ter plaatse uit rivierkleigronden (door meanderende rivieren/beken afgezet), in de vorm van kalkloze poldervaaggronden met lichte zavel (Rn15C). Aan weerszijden van deze gronden is sprake van leemgronden (met grotendeels door de wind aangevoerd materiaal), in de vorm van ooivaaggronden met siltige leem (Ldd6). Nabij het gehucht Daniken is sprake van een ophoging (▲). Bodembeschermingsgebied. het plangebied is niet gelegen binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland. De grens van dit bodembeschermingsgebied ligt juist ten zuiden van het plangebied. 3.3. Ondergrond, water. Grondwatersysteem. Het water ten zuiden van de Feldbissbreuk, waar ook het plangebied is gelegen, is freatisch (slechts één pakket aanwezig). De globale stroomrichting van het grondwater is noordwestelijk. Grote delen van het buitengebied rond Sittard en Geleen zijn infiltratiegebieden, waar het neerslagoverschot in de grond wegzakt en daarmee de grondwatervoorraad aanvult. Een uitzondering hierop vormen de beekdalen en andere lager gelegen gebieden, waar het neerslagoverschot en vaak ook uittredend grondwater (kwel, bronnen) via beken wordt afgevoerd. Het plangebied bestaat voornamelijk uit beekdal, slechts bij de op wat grotere afstand van de Geleenbeek gelegen plangebiedsdelen vindt infiltratie plaats. Grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied is niet gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. In de directe omgeving vindt geen drinkwaterwinning plaats.
21
1
Oppervlaktewatersysteem. Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied van de Maas en op kleinere schaal van de Geleenbeek. De Geleenbeek wordt gevoed door een stelsel van beken en wegwaterlossingen, aangevuld met een stelsel van holle wegen, dat het overtollige water van de plateaus afvoert. Binnen het plangebied zijn echter geen aansluitingen op de Geleenbeek gelegen. Naast de Geleenbeek is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van de (vis)vijver Driepoel. Een onderwerp dat nauw samenhangt met het oppervlaktewatersysteem is het ontstaan van wateroverlast en erosie. Wateroverlast en erosie doen zich met name voor aan de randen van de plateaus bij de afvoer van overtollig water via holle wegen en op de akkers
2
(plasvorming) als gevolg van areale afspoeling. Afhankelijk van de dikte van de vruchtbare bovenlaag betekent afspoeling een aantasting van het producerend vermogen van de bodem, doordat allereerst de vruchtbare bovenlaag wegspoelt. Gelet op de beperkte hoogteverschillen in het plangebied, doen wateroverlast en erosie zich slechts beperkt voor. Alleen aan de voet van de Danikerberg (grondgebied gemeente Schinnen) is sprake van overlast door erosie.
1
opp ervlaktewatersysteem
2
visvijver Driepo el
Ecosysteem. Aan de Geleenbeek is een specifiek ecologische functie (SEF) toegekend. Grenzend aan het dal van de Geleenbeek is ter hoogte van de visvijver sprake van hydrologisch gevoelige natuurgebieden. Regen- en afvalwatersysteem. De nodige afvalwatertransportleidingen en rioolwaterzuiveringsinstallaties (in Hoensbroek en Baakhoven/Susteren) zorgen in Sittard-Geleen voor de afvoer en verwerking van het huis houdelijk en industrieel afvalwater. Binnen het plangebied is daartoe een aantal voorzieningen (gemalen en leidingen daar naartoe) aanwezig.
22
1
Teneinde grondwaterstandverlaging en verdroging tegen te gaan wordt getracht schoon regenwater, dat valt op daken en verhardingen, ter plaatse te bergen en te infiltreren. Waar mogelijk (nieuwe situaties) moeten daartoe infiltratievoorzieningen, zoals greppels, wadi’s of infiltratiekorven, worden getroffen. 3.4.
Ondergrond, natuur.
Ecologische structuur. De natuur is in het onderzoek betrokken om de mogelijkheden te identificeren, die het Geleenbeekdal biedt om de voor flora en fauna relevante ecologische structuur te realiseren. De reeds aanwezige bos- en natuurgebieden dienen daartoe aangevuld te worden met ontbrekende ecologische ontwikkelings- en verbindingszones om te komen tot een sluitend netwerk. Het Geleenbeekdal is ter plaatse van het plangebied gelegen in een ecologische ontwikkelingszone. Ten noorden van de Beekstraat gaat deze over in een ecologische verbindingszone. Beide zijn van belang
1
bestaande natuur
voor het bieden van ruimte aan de fauna voor migratie tussen bos- en natuurgebieden. Ook de bermen en taluds van spoorlijne n vormen hierin een belangrijke schakel. Flora. De rijkdom aan vegetatie is gewoonlijk het grootst in de beekdalen en de aangrenzende hellingen. Flauwe hellingen zijn vaak begroeid met grazige vegetaties en steile hellingen met bos (de Danikerberg, gelegen ten oosten van plangebied). In het Geleenbeekdal is die begroeiing echter nog maar schaars aanwezig. Binnen het gebied zijn wel enkele hoogstamboomgaarden gelegen.
23
Voor de Danikerberg is recent een inventarisatie van flora en fauna uitgevoerd (IVN, 2003). In deze inventarisatie wordt geconcludeerd dat de Danikerberg een zeer gevarieerd, kleinschalig natuurgebied is. Door zijn soortenrijkdom heeft het een aanzienlijke natuurwaarde, daarnaast is het een gewild recreatiegebied (voor de inwoners van met name ook Geleen). Van het geïnventariseerde gebied maakt ook de omgeving Driepoel/Visvijver deel uit. Het overige deel van het plangebied is niet zodanig waardevol geacht, dat dit ook in de inventarisatie is meegenomen. In de omgeving Driepoel/Visvijver zijn in totaal zo’n 145 soorten geïnventariseerd. Daarvan staan er 8 op de Rode Lijst voor Nederland dan wel Limburg, als zijnde zeer zeldzame of sterk achteruitgegane soorten. 5 Soorten zijn beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet. Ter plaatse wordt een ongewenste verruiging geconstateerd, die tot achteruitgang van het aantal soorten heeft geleid. Aangepast beheer is wenselijk (afvoeren snoeihout en maaisel). Afzonderlijk is voor het gehele gebied van de Danikerberg (grondgebied gemeente Schinnen) de aanwezigheid van paddestoelen onderzocht. Geïnventariseerd werden in totaal 55 soorten voorkomende op de Rode Lijst. Fauna. De in het Geleenbeekdal en aangrenzende gebieden aanwezige natuurwaarden op steile en minder steile hellingen zijn waardevol voor zoogdieren, vogels en amfibieën en reptielen. Uit de inventarisatie van het IVN blijkt dat in de omgeving van de Danikerberg: - qua zoogdieren, geen zeldzame soorten worden aangetroffen; - qua vogels, tijdens de laatste inventarisatie 9 op de Rode Lijst voorkomende bedreigde soorten zijn aangetroffen;
24
-
qua amfibieën en reptielen, alleen gegevens voor het gebied rond Plinthos, buiten het plangebied, beschikbaar zijn. Binnen dit gebied zijn enkele beschermde soorten amfibieën en reptielen waargenomen.
Flora- en Faunawet. De natuurwetgeving bestaat uit bescherming van soorten en bescherming van gebieden. De bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en faunawet. Binnen het Geleenbeekdal komen diverse beschermde soorten voor. Echter de consequenties daarvan voor het plan zijn beperkt. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, die effecten hebben voor de beschermde soorten conform de Flora en faunawet. Overigens geldt wel de algemene zorgplicht conform de Flora en faunawet. Deze houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Beschermde gebieden. Het plangebied is grotendeels gelegen in de provinciale ontwikkelingszone groen(POG). Dit betekent dat bij nieuwe activiteiten het ‘ja, mits-regime’ van toepassing is. Bij de realisatie van functies of het doorvoeren van functiewijzigingen moet naar dit beschermingsregime van de POG gekeken worden. Voor bestaande natuurgebieden komt daar nog bij dat de Provinciale Beleidsregel Mitigatie en compensatie natuurwaarden van toepassing is. Ongeveer 250 m stroomopwaarts buiten het plangebied is het Natura2000-gebied Geleenbeek gelegen. In dit gebied is vooral sprake van de aanwezigheid van beekgebonden natuurwaarden. Gelet op het beheerskarakter van het bestemmingsplan heeft dit geen consequenties voor het Natura2000-gebied.
25
1
De in de toekomst mogelijk gestalte te geven meandering en herinrichting van de Geleenbeek zal een positieve invloed hebben op het gebied. 3.5.
Ondergrond, landschap en cultuurhistorie.
Historische ontwikkeling. De historische ontwikkeling van het gebied is beschreven in de inventarisatie van flora en fauna van de Danikerberg (IVN, 2003). De aantrekkingskracht van water en vruchtbare löss heeft al vroeg tot nederzettingen langs de Geleenbeek geleid. Aanvankelijk was de mens vooral jager en visser, hetgeen weinig gevolgen had voor het landschap. De bandkeramiekers die hier ca. 4000 jaar v. Chr. neerstreken, waren landbouwers. Zij zochten het beboste beekdal op0, waar een stuk bos werd gekapt en verbrand om vervolgens als cultuurgrond te worden gebruikt. In de Romeinse tijd, ca. 50 v. Chr. waren de meeste bossen in het beekdal al ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Tot het einde van de 19 e eeuw veranderde er relatief weinig. Enkele grote boerenhoeven langs de Geleenbeek (Sint Jansgeleen, Biesenhof, Ten Eysden) maakten dankbaar gebruik van de vruchtbare grond,
1
Biesenho f
er waren weilanden en hoogstamboomgaarden. Geleen bestond in die tijd slechts uit enkele kernen, die midden in de velden lagen. Er was sprake van een open landbouwgebied, met hier en daar een solitaire boom bij een veldkruis of wegsplitsing. Het water van de Geleenbeek was nog steeds van levensbelang. Behalve voor huishoudelijk gebruik, werd het benut voor het aandrijven van een groot aantal molens (Spaubeek, Sint Jansgeleen, Daniken). Op strategische plaatsen, zoals bij de Biezenhof, Ten Eysden en Daniken waren bruggen aangelegd. Tot ver in de 19 e eeuw liepen de oevers op deze plaatsen geleidelijk omlaag, zodat asverkeer via doorwaadbare plaatsen de beek kon oversteken. Ten behoeve van schapen en koeien, die de beek moeilijk konden doorwaden, werden bruggen aangelegd.
26
1
2 Rijksmonumenten - Biesenhof, Biesenweg 1 - Huize Koekamp, Koekamp 1 (buiten plangebied) - Plintos, Daniken 1 (buiten plangebied)
Potentiële gemeentelijke monumenten - hoeve, Bergstraat 5 - woning, Bergstraat 43 - kazemat, bij Biesenweg 1
e
Sinds het einde van de 19 eeuw hebben in versneld tempo grote veranderingen in het landschap plaatsgevonden. In 1890 werd het dal verstoord door de aanleg van de spoorlijn Heerlen-Sittard. Zand werd tot voor 1940 gewonnen in de groeve dicht bij Ten Eysden. Op diverse plaatsen rondom Plinthos is klei gewonnen voor de productie van baksteen. Met de opkomst van de mijnen rond 1910 was het met het biologisch leven in de Geleenbeek snel gedaan. Het water zag zwart van de koolstof en de beek veranderde in een open riool. De beek werd bedijkt en de bochten werden successievelijk afgesneden. Tot in de jaren '50 van de vorige eeuw waren er nog duidelijke
1 2
Grote Historisch e Atlas overzicht besch ermd e en po tentiële monumen ten
restanten te zien bij de visvijver, de Driepoel en bij boerderij Ten Eysden. De belangrijkste verandering werd echter veroorzaakt door de explosieve groei van de verstedelijking van Geleen in de 20e eeuw. Rond 1950 werd Het Capellerveld ten oosten van de Kluis bebouwd.
27
In de oorlogsjaren werd door de Maurits het oostveld in exploitatie genomen. Het uitgeholde gedeelte werd opgevuld met stenen om de zakking te beperken. Toch zakte de bodem zeker zo’n 2 meter, waardoor ter hoogte van de Driepoel een moeras ontstond, ongeveer ter grootte van de huidige vijvers. In de jaren '60 werd het moeras omgevormd tot visvijver. Het gebied tegenover Ten Eysden, een beekarm met een moerasje, werd bedekt met een 5 meter dikke laag vuilnis. De drassige weiden van Ten Eysden werden ongeveer 2 meter opgehoogd met gronden van elders. Archeologie. Binnen het plangebied zijn een aantal vondstmeldingen en een aantal archeologische vindplaatsen bekend. Het betreft een enkele vindplaats uit de prehistorie en diverse vindplaatsen uit de perioden van de bandkeramiek en de Romeinen. In bijlage 2 is een overzicht van de vindplaatsen opgenomen. Daarnaast is ook de locatie van de Biesenhof interessant. Bronnen vermelden mogelijk bewoning van dit gebied vanaf de 13 e eeuw. Dat betekent dat er oudere voorgangers van de huid ige boerderij in het omliggende gebied in de bodem aanwezig zouden kunnen zijn. Door de vindplaatsen van de bandkeramiek en de ligging in het beekdal aan de voet van een helling, kan dit gebied naast de bekende vindplaatsen, ook nog onbekende gegevens herbergen. Beekdalen zijn bij uitstek geschikt voor activiteiten waarvoor veel water nodig is of voor activiteiten met vuur, die buiten de nederzetting plaatsvinden. Dit zijn de zogenaamde off-site activiteiten, waarbij gedacht kan worden aan plaatsen om potten te bakken en leer te looien.
28
1
Op plaatsen waar vindplaatsen bekend zijn, mag vanuit archeologisch oogpunt de bodem niet verstoord worden. Daarnaast wordt voor het gehele plangebied aanbevolen om, daar waar plannen bestaan om de bodem te verstoren, tijdig aanvullend archeologisch onderzoek uit te laten voeren, opdat in de planvor-
1
arch eo logische waardenkaart gemeen te Sittard-Geleen
ming en –uitvoering de archeologische waarden behouden en beheerd kunnen worden. Historisch waardevolle elementen. Het grondgebruik in het Geleenbeekdal, zoals dat aan het begin va n de 19e eeuw werd aangetroffen, dateert al van voor 1500. Direct langs de Geleenbeek was sprake van grasland, veelal met een verkaveling in grote blokken. Op grotere afstand van de Geleenbeek was sprake van bouwland, gedeeltelijk met een grote
29
1
2
blokverkaveling, gedeeltelijk ook met een gewanddan wel gemengde verkaveling. Het verkavelingpatroon is voor het overgrote deel van het plangebied sedert 1830 weinig veranderd. De van oudsher (deels reeds uit de middeleeuwen) aanwezige wegen in het Geleenbeekdal liggen alle
1
h istorisch e elementen u itgave J. Renes
2
h et oude cultuurlandsch ap u itgave J. Renes
haaks op de Geleenbeek. Nabij de kruising van deze wegen met de beek zijn steeds uitlopers van de oorspronkelijke bebouwingskernen (Geleen en Daniken) dan wel solitaire hoeven (Koekamp, Ten Eijsden, Biezenhof, St. Jansgeleen) gelegen. Aldus is een patroon ontstaan van op regelmatige afstand van elkaar gelegen karakteristieke grote hoeves langs de Geleenbeek. De wegen en de daaraan gelegen locaties van de hoeven hebben dan ook een landschappelijk historische betekenis. Ze volgen nadrukkelijk de natuurlijke gesteldheid van het terrein. Binnen het plangebied is sprake van 1 Rijksmonument. Dit betreft de Biesenhof. Daarnaast zijn 3 karakteristieke panden aanwezig, in de vorm van de panden Bergstraat 5, Bergstraat 43 en de kazemat bij Biesenweg 1.
30
Een belangrijk onderdeel van het landschap vormde
1
in het verleden ook de watermolen die in het gebied lag. De bijbehorende molen- en afslagtak zijn mede bepalend geweest voor het landschap. Een beeldbepalend landschapselement op kleinere schaal betreft de aanwezigheid van 3 lindebomen met wegkruis bij Daniken 23. Andere nog zichtbare cultuurhistorische elementen in het buitengebied zijn enkele hoogstamboomgaarden en enkele poelen. Landschapsbeeld. Het landschapsbeeld van het Geleenbeekdal is grotendeels te typeren als een dalbodem met gras- en bouwland (soms met boomgaard). De dichtheid aan verticale elementen is gering, wel is sprake van enige bebouwing en dijken (Wb2p). Rond de Beekstraat is sprake van stedelijk gebied. Dit betreft een golvend gebied met een landelijk karakter met grote erven en tuinen (AP1). Rond Daniken is sprake van een afgraving (N). De visvijver is aangemerkt als een grindgat (Z3). De begrenzing van de ruimtes in het beekdal bestaat uit begroeiingslijnen en bebouwing, alsmede de dijklichamen van de aanwezige (spoor)wegen. 3.6. Infrastructuur. Hoofdwegenstructuur. De Beekstraat aan de noordzijde van het plangebied en de Spaubeeklaan aan de westzijde maken deel uit van de hoofdwegenstructuur van de gemeente Sittard-Geleen. Genoemde wegen vormen de verbindingen met de kernen Puth respectievelijk Spaubeek. De
1
land sch ap sbeeld, uitgave Fysisch Geografisch en Bodumkundig Labo ratorium UvA
overige wegen binnen het plangebied zijn van ondergeschikt belang en ontsluiten het plangebied (Daniken) of vormen ondergeschikte verbindingen (Biesenweg naar Sweikhuizen). Even ten zuiden van het plangebied is de A 76 gelegen. De Spaubeeklaan kruist de A76 (viaduct). Ter plaatse is wel een afrit aanwezig, maar een oprit ontbreekt. Het uiterste zuidelijke puntje van het plangebied valt binnen de overlegzone (50-100 m), conform het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat.
31
1
spoorlijn
A76
1
hoo fdwegen structuu r en spoorlijn
Gezien de beperkte inbreuk op de 100 m-lijn, het schaalniveau en de bestemming ter plekke heeft Rijkswaterstaat bij schrijven van 21 februari 2006 ingestemd met het niet opnemen van het rooilijnenbeleid in het bestemmingsplan. Ten behoeve van de voorgenomen functiewisseling van de Biesenhof (van agrarisch bedrijf naar ambachtelijke bedrjvigheid en horeca) is, in opdracht van de gemeente Schinnen, een verkeersstudie uitgevoerd naar de gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de Biesenweg, in het bijzonder het kruispunt met de Spaubeeklaan. Geconcludeerd werd dat geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
32
Afzonderlijke fietsvoorzieningen zijn alleen in de vorm
1
van vrijliggende fietspaden langs de Beekstraat en de Spaubeeklaan aanwezig. Op de overige wegen maken gemotoriseerd en fietsverkeer van dezelfde voorzieningen gebruik. Dit verkeer zal voornamelijk recreatief van aard zijn. Enerzijds richting manege en Plinthos, anderzijds over de bewegwijzerde routes van de door het gebied lopende recreatieve fietsroutes en voetpaden naar onder meer de visvijvers en
2
Daniken. Spoorlijn Sittard-Heerlen. Langs en door het plangebied loopt de spoorlijn Sittard-Heerlen. Ter hoogte van het plangebied is het station Geleen Oost gelegen. Het station wordt echter van het plangebied gescheiden door de spoorlijn zelf en is derhalve vanuit het plangebied niet direct bereikbaar. De spoorwegovergangen in het gebied zijn recent volgens het programma verbeteren veiligheid overwegen (PVVO) door ProRail omgebouwd van automatische knipperlichtinstallatie (AKI) tot een met automatische halve overwegbomen (AHOB) beveiligde overweg. Nutsvoorzieningen en leidingen. In het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen en leidingen leggen tengevolge van de externe veiligheids- en milieuaspecten die deze met zich meebrengen, beperkingen op aan het functioneren van bestaand bebouwd gebied en nieuwe ontwikkelingen.
1
Sp aubeeklaan ter h oogte van A76
2
spoo rlijn Sittard -Heerlen
Ter verkrijging van de benodigde informatie over de aanwezige nutsvoorzieningen en leidingen zijn de diverse nutsbedrijven aangeschreven. Uit de aldus verkregen informatie blijken binnen het plangebied de volgende nutsvoorzieningen en leidingen aanwezig: B.V. Nederlandse Gasunie: - hogedruk aardgastransportleidingen Leiding A-630-kr135 en A-578-022: belemmerde strook:
2x5m
33
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6, waar-
1
binnen zich geen kwetsbare bestemmingen mogen bevinden, is gelegen op de leiding. Het plangebied valt hier derhalve gedeeltelijk binnen. Het plan laat echter geen kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 contour toe. Waterschapsbedrijf Limburg, unit Zuiveringsbedrijf Limburg: -
rioolwatertransportleidingen: direct ruimtebeslag: gemalen: gehele perceel bestemmen:
2 x 2,5 m nutsvoorzieningen
Daarnaast ligt in het noordoosten van het plangebied een reservering voor een leidingenstrook. Deze strook is reeds in de Streekplanuitwerking Leidingen (1988) vastgelegd. Aan weerszijden van deze leidingenstrook is een veiligheidsgebied aangeduid met een breedte van 55 m. Hierbinnen gelden beperkingen ten aanzien van mogelijke toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Een klein deel van het plangebied is gelegen binnen de leidingenstrook en het veiligheidsgebied. Waterhuishouding.
1
nutsvoorzien in gen
Binnen het plangebied worden op afzienbare termijn enkele ontwikkelingen op het gebied van de waterhuishouding actueel. Deze voorzien in: - de aanleg van een watergang vanaf de A76 langs
en leid ingen
St. Jansgeleen naar de Geleenbeek, in het kader van de loskoppeling van de Keutelbeek (Cötelbeek) binnen de kern Beek; -
de aanleg van een ondergrondse bergingsvoorzie3
-
ning/opvangbuffer (ca. 2.000 m ) nabij Daniken door het Zuiveringsbedrijf Limburg; de aanleg van een ondergronds bergbezinkbassin/bezinkopvangbuffer (ca. 2.000 m3) ten noorden van de Beekstraat door de gemeente SittardGeleen.
De exacte locaties voor watergang en buffers zijn nog niet bekend. Wel zijn al zoekgebieden afgebakend, waarbinnen realisatie zal moeten plaatsvinden.
34
1
2
3.7. Ruimtegebruik, landbouw. Het plangebied is deels agrarisch in gebruik, als akker- of weiland. Het aantal agrarische bedrijven, gelegen binnen het plangebied, bedraagt 3, te weten een gemengd agrarisch bedrijf aan de Bergstraat 5, een kwekerij met verkoop aan Daniken 12 en een me lkveehouderij aan Daniken 30. Aan de Biesenweg is, naast de Biesenhof, nog een in agrarisch gebruik zijnde schuur gelegen. Eerstgenoemde bedrijven zijn in het kader van de bestemmingsplanvoorbereiding bezocht.
1
agrarisch geb ru ik
2
kwekerij
De bedrijven geven aan de huidige bedrijfsactiviteiten te willen voortzetten. Enige uitbreidingsruimte is gewenst. Bij het gemengd bedrijf om een loods te kunnen herbouwen, die in het recente verleden is gesloopt ten behoeve van de realisering van een onbebouwde zone langs de Geleenbeek. De kwekerij vraagt ruimte om de huidige bedrijfsruimten (kassen) te kunnen herschikken, opdat de bedrijfsvoering geoptimaliseerd kan worden. Het gemengd bedrijf vraagt tevens te bezien wat de mogelijkheden ter plaatse zijn, om na bedrijfsbeëindiging enkele woningen te realiseren.
35
1
3.8.
Ruimtegebruik, recreatie.
Binnen het plangebied is een beperkt aantal recreatieve voorzieningen aanwezig. Dit betreft een manege, een visvijver en een schietinrichting. Daarnaast is een tweetal volkstuinencomplexen aanwezig. De manege is in het kader van de bedrijfsbezoeken eveneens bezocht. De manege geeft aan ten minste op de huidige voet verder te willen gaan, maar daarnaast te willen bekijken of uitbreiding tot de mogelijkheden behoort. Een beperking daarbij vormt de ligging deels in de beschermingszone om de Geleenbeek. Als uitloopgebied voor het aangrenzende stedelijke gebied heeft dit deel van het buitengebied ook een recreatieve medegebruiksfunctie. Bepalend daarvoor zijn de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de wijze waarop het gebied is ontsloten door middel van recreatieve routes. Beperkingen voor deze uitloopfunctie vormen de aanwezigheid van de A76 en de spoorlijn, die slechts op enkele plaatsen gepasseerd kunnen worden. 3.9. Ruimtegebruik, overig. Het plangebied herbergt ook enkele niet-agrarische bedrijven, die zich hier in het verleden hebben geves-
1
man ege Ten Eysden
tigd. Het betreft een dierentehuis aan de St. Jorisstraat. Ook aan dit bedrijf is een bezoek gebracht. Het dierentehuis wil eveneens op de huidige voet verder gaan. Concrete uitbreidingsplannen zijn niet voorhanden. Enige uitbreidingsruimte is echter wel gewenst om in de toekomst aan veranderende eisen ten aanzien van de huisvesting van honden en katten te kunnen blijven voldoen. Daarnaast betreft dit een garagebedrijf aan de Bergstraat 35.
36
1
3.10. Vrijkomende agrarische bebouwing. De Biesenhof wordt al geruime tijd niet meer voor agrarische bedrijfsdoeleinden gebruikt. D.d. 8 juli 2005 is vrijstelling verleend om het complex te gebruiken voor meerdere functies, waaronder: - ambachtelijke nijverheid (kaarsenmakerij en pottenbakkerij, maximaal 200 m2); -
-
een expositie- annex verkoopruimte voor kaarsen, tuin- en woningdecoratiemateriaal (maximaal 600 2 m ); een recreatieruimte/brasserie (maximaal 175 m2) met terras;
-
wonen; expositieruimte op de van een gesloten verharding te voorziene binnenplaats;
-
parkeren (minimaal 25 parkeerplaatsen).
1
sfeerimpressie van de gerestaureerde Biesenhof
Door de functiewijzig ing is niet alleen de restauratie van de monumentale hoeve mogelijk gemaakt, maar heeft de hoeve bovendien een openbaar karakter gekregen. Dit maakt monumentenbeleving door een breder publiek mogelijk. De Biesenhof is gelegen nabij een entree van landschapspark De Graven. Onderdeel van de functiewijziging is tevens de realisering van een laagdrempelige horecagelegenheid voor bezoekers van het nabij gelegen landschapspark.
37
1
3.11. Woningen en woonwagens. Tot slot zijn ook op diverse plaatsen binnen het plangebied burgerwoningen aanwezig. Het merendeel is gelegen in de noordelijke rand, langs Beek- en Bergstraat. Verder herbergt ook het gehucht Daniken een aantal burgerwoningen en zijn twee woonwagenlocaties nabij Daniken (10 standplaatsen) en Biesenhof (5 standplaatsen) aanwezig.
2
Aan de Bergstraat is op een enkele locatie fysiek de ruimte aanwezig om nog een woning toe te voegen. In paragraaf 5.4. wordt hier nader op ingegaan. De bestaande woningen aan Bergstraat en Beekstraat schermen het achterliggende groene gebied deels af. De aanwezige 'open plekken' en onbebouwde perceelsgedeelten bieden echter nog de nodige doorzichten. Om deze doorzichten te behouden is het wenselijk de woningen niet in zijdelingse richting, maar aan de achterzijde uit te breiden (voor zover behoefte aan bestaat). Daarmee wordt voorkomen dat de woningen een scherm om het achterliggende groene gebied gaan vormen.
1
woonwagen locatie Biesen weg
2
ligging woonwagen locaties
38
4. Analyse van de mogelijkheden 4.1. Deelgebiedsplan Landschapspark
1
De Graven leidraad. Sterk bepalend voor het functioneren en de uiterlijke verschijningsvorm van het Geleenbeekdal is het Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven. In dit plan is vanuit de relevante beleidskaders reeds een toekomstig streefbeeld bepaald. Aan de hand van een aantal doelstellingen moet op termijn dit streefbeeld gerealiseerd kunnen worden. In deze analyse worden per sector de doelstellingen en de mogelijkheden, die er in het Geleenbeekdal liggen aan die doelstellingen te kunnen voldoen, op een rij gezet. Overigens staat niet bij voorbaat vast, dat aan de mogelijkheden ook daadwerkelijk invulling zal worden gegeven. Een en ander is mede afhankelijk van de medewerking van derden belanghebbenden (grondei2
genaren) en de beschikbaarheid van de noodzakelijke middelen (gronden, financiën). 4.2.
Natuur en bos.
Natuurwaarden beperkt. De bestaande natuurwaarden in het Geleenbeekdal beperken zich tot enkele groenstroken om de voormalige stortplaats Daniken en om de visvijver Driepoel. Voor het overige is sprake van open, in agrarisch gebruik zijnde percelen, dan wel woon-/bedrijfspercelen. Realiseren duurzame ecologische structuur (EHS). Het Geleenbeekdal maakt als ecologische ontwikkelingszone deel uit van de EHS. Door middel van extensief beekdalherstel kan hieraan invulling gegeven
1
uitsn ed eDeelgeb iedsp lan Landschapsp ark De Graven
2
visvijver Driepo el
worden. Het weer laten meanderen van de Geleenbeek en een meer natuurlijke herinrichting van de aangrenzende oevers worden daartoe voorgestaan. Realiseren natte en vochtige natuurdoeltypen. Realiseren specifiek ecologische functie beken. Door de voorgestane meandering en natuurlijke herinrichting kan in de toekomst invulling gegeven worden aan de specifiek ecologische functie van de Geleenbeek en kunnen mede de voorwaarden geschapen worden voor de te realiseren natte en vochtige natuurdoeltypen (heuvellandbeek, voedselrijke plassen).
39
1
Concrete, toetsbare planvorming hiertoe ontbreekt echter nog. De daarvoor mede noodzakelijke verbetering van de (grond)waterkwaliteit zal door maatregelen op milieugebied gestalte gegeven moeten worden. Verminderen/oplossen erosie en wateroverlast. Realiseren van ruimte voor veerkrachtige watersystemen.
2
De tussen de provincie Limburg en de landbouwsector gemaakte afspraken aangaande erosie, zoals vastgelegd in het convenant “versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast 2000” en de “verordening HPA (Hoofdproductschap voor de akkerbouw) erosiebestrijding landbouwgrond”, zijn ook voor het Geleenbeekdal en aangrenzende gronden (Danikerberg) van toepassing. Het streven is daarmee erosie en wateroverlast te voorkomen. Door eventuele meandering en natuurlijke herinrichting zulle n de lengte/het oppervlak van de Geleenbeek toenemen en de stroomsnelheid afnemen, waardoor het bergend vermogen en daarmee ook de veerkracht groter wordt. 4.3. Recreatie en toerisme. Recreatieve functie reeds aanwezig. Het Geleenbeekdal kent thans reeds een belangrijke
1
(recreatieve) ontsluitin g
2
n ab ij man ege
recreatieve functie. Enerzijds door de aanwezige voorzieningen (manege, visvijver), anderzijds als onderdeel van het uitloopgebied rond de Danikerberg. De uitloopmogelijkheden van Geleen zijn voor een belangrijk deel gelegen in het Geleenbeekdal met aansluitend de Danikerberg.
Ten Eysden
Realiseren goede recreatieve ontsluiting. Het Geleenbeekdal wordt op een aantal plaatsen doorsneden door van oudsher aanwezige wegen en paden. Deze evenwijdig aan elkaar gelegen wegen/paden bieden voldoende mogelijkheden het Geleenbeekdal te doorkruisen en de aangrenzende Danikerberg te bereiken. Ook de aanwezige recreatieve voorzieningen (naast manege en visvijver ook milieueducatief centrum Plintos en een kinderboerderij op Schinnen’s grondgebied) worden hierdoor in vo ldoende mate ontsloten.
40
Een recreatieve noord-zuid verbinding, parallel aan de
1
Geleenbeek onbreekt, maar kan mogelijk in het kader van de meandering en natuurlijke herinrichting ingepast worden. Bevorderen recreatief (mede)gebruik. Versterken streekeigen identiteit. De reeds aanwezige recreatieve (mede)gebruiksmogelijkheden worden nog vergroot door de restaura-
2
tie en nieuwe publieksgerichte functie van de Biesenhof. Aldus ontstaat in het Geleenbeekdal een aaneenschakeling van op regelmatige afstand van elkaar gelegen, door hun verschijningsvorm en/of functie recreatief interessante objecten. In casu betreft dit de van oorsprong in het Geleenbeekdal gelegen watermolens/-boerenhoeven Sint Jansgeleen, De Biesen, Ten Eysden en Abshoven. 4.4. Leefbaarheid en welzijn. Het beekdal verstoord. In het verleden is het oorspronkelijke beekdal diverse malen verstoord. De spoorlijn Sittard-Heerlen werd aangelegd, de beek werd bedijkt en bochten werden successievelijk afgesneden, er vonden afgravingen plaats die vervolgens weer met gebiedsvreemde materialen (stenen, vuilnis) opgevuld werden, moerassen werden omgevormd tot vijvers en er vonden ophogingen plaats. Het streven is de gevolgen hiervan, voor zover deze hebben geleid tot ongewenste situaties, zoveel mogelijk ongedaan te maken.
1
St. Jansgeleen
2
Biesenhof
Ontwikkelen van een streekeigen identiteit. Het ontwikkelen van een streekeigen identiteit vindt vooral zijn grondslag in het terugbrengen van het oorspronkelijke landschap door meandering en een natuurlijke herinrichting van de Geleenbeek. Daarnaast is ook het cultuurhistorisch bebouwingspatroon van boerenhoeven en watermolens aan de Geleenbeek een belangrijk gegeven. De watermolens hebben met hun molen- en afslagtak van oudsher mede de loop van de Geleenbeek bepaald.
41
1
De boerenhoeven markeerden steevast de doorwaadbare plekken en later bruggen over de Geleenbeek. Eventuele meandering en herinrichting zullen op dit gegeven afgestemd moeten worden. Verbreding werkgelegenheid. Een belangrijke vraag die thans voorligt is de vraag naar het meest doelmatig gebruik (opdat de bebou-
2
wing ook in de toekomst rendabel geëxploiteerd kan worden) van bestaande en toekomstige vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Verbreding van de werkgelegenheid, ter compensatie van de afnemende werkgelegenheid in de agrarische sector is gewenst. In dit kader wordt aan bestaande en toekomstige VAB meer dan voorheen gebruikelijk ruimte geboden op het gebied van verblijfsrecreatie, dagrecreatie, horeca, cultuur/educatie, werk en verzorging hulpbehoevenden, voorzieningen voor ouderen, beheer natuur en landschap, alsmede doelmatige bedrijvig heid en dienstverlening. Voorwaarde hierbij is dat dit alles kleinschalig en afgestemd op de maat en schaal van de VAB en de omgeving moet zijn. De effecten van de uit te oefenen activiteiten op de omgeving mogen niet toenemen of zullen zo mogelijk zelfs afnemen. Daarnaast
moet
sprake
zijn
van
ruimtelijke
kwali-
teitsverbetering.
1
kwekerij
2
agrarisch gebied
4.5. Landbouw. Afnemend belang landbouw. Het aantal agrarische bedrijven in het Geleenbeekdal is beperkt. Het merendeel van de in het verleden aanwezige bedrijven is inmiddels beëindigd of heeft een andere functie gekregen. De aanwezige gronden zijn grotendeels nog wel agrarisch in gebruik, als weiland of als bouwland. Door de grote mate van versnippering tengevolge van infrastructuur en bebouwing is daarbij geen sprake (meer) van grootschalige agrarische complexen.
42
Plattelandsvernieuwing.
1
Bij veel agrarische bedrijven is verbreding van de activiteiten noodzaak. Naast de agrarische activiteiten wordt, onder voorwaarden, dan ook een breed scala aan nevenactiviteiten mogelijk gemaakt, zoals bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij,
2
dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen, en culturele activiteiten, zoals natuurcursussen en exposities. Voorwaarde bij verbreding is dat de agrarische activiteiten de hoofdmoot van de activiteiten blijven uitmaken. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de belangen van andere agrarisch bedrijven, de 3
waarden van de onderste laag, de geschiktheid van de infrastructuur (de mogelijke aanhaking aan de recreatieve routestructuur is sturend), de leefbaarheid in de omgeving en milie uaspecten. Optimaliseren van de productieomstandigheden. De ruimte wordt geboden voor grondgebonden agrarische activiteiten, zoals rundveehouderij, fruitteelt, akkerbouw en tuinbouw (vollegrondsgroenteteelt). Nieuwe niet-grondgebonden activiteiten (intensieve veeteelt, glastuinbouw en champignonteelt) worden niet toegelaten (conform het POL). 4.6. Landschap en cultuurhistorie. Stadsrandzone.
1
op en land elijk geb ied
2
Daniken
3
so litaire b oo mb ep lan tin g
Het landschap van het Geleenbeekdal vertoont veel kenmerken van een stadsrandzone. Er is sprake van verrommeling door de situering van een aantal nietbuitengebied gebonden functies in het (recente) verleden. Er is onder meer sprake van voormalige ontgrondingen, voormalige stortplaatsen, nutsvoorzieningen en woonwagenstandplaatsen. Het streven is erop gericht deze zo goed mogelijk in het landschap in te passen.
43
1
Verbeteren landschapskwaliteit. Gestreefd wordt naar verbetering van de kwaliteit van het landschap door versterking van de oorspronkelijke karakteristiek. De Geleenbeek mag daarbij weer meanderen en de oeverzones worden op een natuurlijker wijze heringericht. Daarnaast wordt gestreefd naar een kleinschaliger inrichting van het gehele Geleenbeekdal. Zo wordt rond enkele complexen de aanleg
2
van erfbeplanting gestimuleerd. Langs enkele wegen en paden is boomaanplant gewenst. Zo mogelijk worden oorspronkelijk aanwezige kleine landschapselementen teruggebracht. De restauratie van de Biesenhof draagt bij aan het instandhouden van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en daarmee van de landschapskwaliteit. Beschermen archeologische waarden.
3
Het Geleenbeekdal is relatief rijk aan archeologische waarden. De verwachting is dat nog meer archeologische waarden aanwezig zijn dan thans bekend. Bescherming van deze (potentiële) archeologische waarden is noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat verstoring optreedt door vergraving, dan wel moet de mogelijkheid aanwezig zijn tijdig archeologisch onderzoek uit te voeren.
1
won ingen Beekstraat
2
woonwagens Dan iken
3
woonwagens Steenweg
4.7. Overige functies. Niet-agrarische bedrijven. Binnen het plangebied is een enkel niet-agrarisch bedrijf gelegen, te weten een dierentehuis. Dit nietagrarische bedrijf is in wezen gebiedsvreemd aan het buitengebied. Het bedrijf is echter al gedurende langere op de huidige locatie gelegen. Verplaatsing van het bedrijf is niet aan de orde, zolang dit geen hinder voor de omgeving veroorzaakt. Van gemeentewege bestaan dan ook geen plannen tot verplaatsing naar een bedrijventerrein of sanering van het bedrijf. Wel is een betere landschappelijke inpassing wenselijk. Nutsvoorzieningen. De binnen het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen, in de vorm va n enkele gemalen, blijven gehandhaafd. Hun aanwezigheid is noodzakelijk met het oog
44
op het goed functioneren van de nutsvoorzieningen in groter verband. Woningen en woonwagens. Burgerwoningen en woonwagens zijn eveneens gebiedsvreemd aan het buitengebied. In het Geleenbeekdal worden echter diverse woningen en woonwagens aangetroffen. Niet alleen als afgeleide van de agrarische of bedrijfsfunctie (boerderijwoningen of bedrijfswoningen), doch ook in de vorm van particuliere burgerwoning of woonwagen. Deze situatie is historisch gegroeid. Het aantal in het Geleenbeekdal gelegen burgerwoningen bedraagt circa 49 woningen. Daarnaast zijn 15 woonwagens aanwezig, verdeeld voer 2 woonwagenstandplaatsen. Deze worden allen in hun huidige omvang gehandhaafd. Provincie en gemeente hanteren al zeer geruime tijd het uitgangspunt dat burgerwoningen niet thuis horen in het buitengebied. Aan de bouw van nieuwe woningen wordt daarom zelden medewerking verleend. De gedachte daarachter is dat burgerwoningen, die veelal in de nabijheid van bestaande agrarische bedrijven zitten, voor deze bedrijven in hun bedrijfsvoering extra belemmeringen opleveren. Aan bestaande rechten wordt echter niet getornd; bestaande woningen en woonwagens worden positief bestemd. Om de woningen waar nodig te kunnen aanpassen aan de eisen van deze tijd, zoals in het kader van de levensloopbestendigheid, zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen. Op een tweetal locaties is sprake van vigerende bouwtitels voor in totaal 3 woningen. Van deze bouwtitels is tot op heden geen gebruik gemaakt. Omdat het om vigerende bouwtitels gaat wordt echter toch een mogelijkheid geboden om nog tot realisering van de woningen te komen.
45
5. De planvorming
1
5.1. Buitengebied van oudsher agrarisch gebruikt. Van oudsher is het buitengebied agrarisch in gebruik geweest. Echter in delen van het buitengebied zijn ook natuurwaarden in meerdere of mindere mate behouden gebleven. Al naar gelang de mate van nog aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden, wordt het buitengebied bestemd tot ‘agrarisch (A)’,
2
‘agrarisch met waarden (AW)’, respectievelijk ‘natuur (N)’. Gelet op de ligging in het Geleenbeekdal en de grotendeels nog aanwezige kleinschaligheid van het landschap, alsmede in aansluiting op de bestemming van het aansluitende buitengebied ten noorden van de Beekstraat en in Schinnen, is het plangebied grotendeels tot ‘agrarisch met waarden’ bestemd. Alleen daar waar sprake is van concreet aanwezige natuurwaarden, is het plangebied bestemd tot ‘natuur’. De nog aanwezige agrarische bedrijven aan Bergstraat 5 en Daniken 30 zijn tot ‘agrarisch-bedrijf (A-B)’ bestemd. Mocht in de toekomst bedrijfsbeëindiging aan de orde zijn, dan biedt het plan de mogelijkheid onder voorwaarden de bestemming A-B om te zetten in de bestemming ‘gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing (GD-VAB)’ en daarbinnen tot een doelmatig hergebruik te komen (zie ook volgende paragraaf).
1 2
agrarisch gebied land sch appelijke waarden
De aanwezige kwekerij met tuincentrum krijgt een op de huidige activiteiten toegesneden bestemming ‘agrarisch - bedrijf met toegesneden bestemming (ABT)’. Binnen deze bestemming worden ook de aanwezige detailhandelsactiviteiten (tuincentrum) geregeld. Het feit dat het Geleenbeekdal als ecologische verbindingszone deel uit maakt van de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG), leidt tot het opnemen van een dubbelbestemming ‘waarde-ecologie’, waarbinnen de realisering van nieuwe natuur mogelijk is.
46
1
5.2.
2
3
Nieuwe economische dragers.
De agrarische betekenis van het buitengebied neemt af. Nieuwe functies hebben in het verleden reeds bezit genomen van delen van het buitengebied en zullen dit in de toekomst in toenemende mate gaan doen. In eerste instantie zijn dit vooral recreatieve functies (manege, visvijver) geweest. In de toekomst zijn mogelijk ook andere economische functies gewenst om de waarden van het buitengebied, i.c. de vrijkomende agrarische bebouwing intact te houden. Het meest doelmatig hergebruik is daarbij uitgangspunt. De Biesenhof is een markant voorbeeld van hoe bestaande bebouwing kan worden ingezet ten behoeve van de vestiging van nieuwe economische dragers. De nieuwe functies hebben hier bijgedragen aan het behoud en herstel van het complex en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. In dergelijke gevallen is veelal steeds maatwerk vereist om tot een afgewogen planologisch-juridische regeling te komen. Ter versterking van de recreatieve betekenis van het
1
Biesenhof
2
man ege Ten Eysden
3
won ingen Beekstraat
Geleenbeekdal is ook de dubbelbestemming ‘waarderecreatieve ontsluitingsstructuur’ opgenomen. Binnen deze structuur is met name ondersteuning en versterking van de routegebonden recreatie (uitloopmogelijkheden inwoners Geleen) mogelijk.
47
1
5.3.
Beekdallandschap.
Bepalend voor het landschap in het Geleenbeekdal is de Geleenbeek. De huidige loop van deze beek wordt gestemd tot ‘watergang’. Omdat concrete planvorming voor meandering van de Geleenbeek ontbreekt en derhalve niet duidelijk is aan te geven welke gronden betrokken zullen zijn bij de meandering, zijn de mogelijkheden om tot meandering te komen nog niet in het bestemmingsplan opgenomen. Ter bescherming en zo nodig versterking van de van oudsher aanwezige natte natuurwaarden wordt het differentiatievlak ‘beekdal’ opgenomen. Dit differentiatievlak legt beperkingen op aan bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, gericht op het instandhouden of zo nodig terugbrengen van het oorspronkelijke natte milieu. De van oudsher aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het beekdallandschap worden beschermd door de differentiatievlakken ‘archeologische waarden’ en ‘cultuurhistorische waarden’. Beide vlakken stellen voorwaarden aan de bouwmogelijkheden, zoals die door de onderliggende bestemmingen worden geboden (vooraf archeolo-
1
Geleen beekdal
gisch onderzoek verrichten, intact laten monumentale bebouwing), en leggen beperkingen op aan het uitvoeren van werken of werkzaamheden (aanlegvergunning). In het kader van de bestrijding van erosie en wateroverlast, c.q. de verbetering van de waterhuishoudkundige situatie van het landschap wordt het differentiatievlak ‘erosie’ opgenomen. In aanvulling op provinciaal beleid in deze en afspraken met de agrarische sector legt dit vlak beperkingen op aan het gebruik van de gronden.
48
5.4.
Bestaande bouwtitels woningen.
Op 12 februari 2009 heeft de Raad ten aanzien van het onderwerp “onbenutte bouwtitels” het volgende besloten. Onbenutte bouwtitels worden gehandhaafd, mits: a. geen wettelijke regeling of overheidsbeleid (rijk, provincie, gemeente) zich daartegen verzet; b. de belanghebbende aangeeft de bouwtitel te willen behouden, en; c. uit onderzoek blijkt dat tegen het handhave n van de bouwtitel geen bezwaren bestaan. De voorheen geldende bestemmingsplannen voor het plangebied bevatten de volgende onbenutte bouwtitels: - Bergstraat ongenummerd, naast nummer 5: op grond van de huidige regeling (Bouwverordening)
-
mogen op deze locatie nog twee woningen worden gebouwd; Bergstraat ongenummerd, tussen de nummers 11 en 17: op grond van de huidige regeling (Bouwverordening) mogen op deze locatie nog twee woningen worden gebouwd.
Voor beide locaties hebben de rechthebbenden aangegeven de bouwtitels te willen behouden. Uit benodigde onderzoeken is gebleken dat tegen woningbouw op de betreffende locaties vanuit een goede ruimtelijke ordening geen bezwaar bestaat. De vier bouwtitels zijn dan ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.
49
1
2
5.5. Infrastructuur beperkt te verbeteren. De aanwezige infrastructurele werken (wegen en parkeervoorzieningen, leidingen, nutsvoorzieningen) worden onder de bestemmingen ‘verkeersdoeleinden’, ‘leidingzone ondergrondse leidingen’ respectievelijk ‘nutsvoorzieningen’ gebracht. Uitbreiding van de infrastructuur is voorzien in de vorm van de aanleg van enkele buffervoorzieningen (waterbuffering). Hiervoor zijn zoekgebieden aangeduid, waarbinnen dergelijke voorzieningen via wijziging van de onderliggende bestemming kunnen worden opgericht.
1
Dan iken
2
spoorlijn
50
5.6.
Plan met conserverend karakter.
Per saldo is sprake van een conserverend plan waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Aan de bestaande functies zijn conform de vigerende bestemmingsregeling beperkte uitbreidingsmogelijkheden toegekend. Deze zijn niet van dien aard, dat dit consequenties heeft voor de Flora- en faunawet en het EHS/POG-beleid of de VORm moet worden toegepast.
51
6. Milieu-aspecten
1
6.1. Geluid. Met betrekking tot geluidhinder als gevolg van verkeerslawaai (weg- en railverkeer), industrielawaai en luchtverkeerslawaai doen zich geen noemenswaardige probleemsituaties voor. Het Geleenbeekdal is gelegen binnen het aandachtsgebied van de Beekstraat, Oranjelaan, Nassaustraat, Beatrixlaan en Spaubeeklaan. Genoemde wegen zijn grote doorgaande wegen, waarvan de invloed sterk in het Geleenbeekdal is te merken. Aangezien er echter geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden toegevoegd, hoeft er geen aandacht aan dit aspect besteed te worden. Dit geldt ook voor de Biesenhof. Ten tijde van de gevolgde vrijstellingsprocedure is reeds op het aspect geluid ingegaan. Overigens is door de Raad van de voormalige gemeente Geleen op 5 februari 1998 een geluidniveaukaart vastgesteld. Daarbij is geen zonevrijstelling, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, aangevraagd. Actualisatie van deze geluidniveaukaart voor de gehele gemeente is in voorbereiding. Het Geleenbeekdal is eveneens gelegen binnen het aandachtsgebied van de spoorlijn Heerlen-Roermond. Ook deze heeft een aanzienlijke invloed op het plangebied. Maar omdat geen nieuwe geluidsgevoelige voorzieningen worden toegevoegd hoeft hieraan geen aandacht besteed te worden.
1
spoorweg Sittard -Heerlen
Nabij Geleen-Oost wordt naar aanleiding van het wegen railverkeerslawaai gewerkt aan geluidssanering bij woningen. Dit betreft ook een aantal woningen in het plangebied. Gezien er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden toegevoegd heeft dit verder geen consequenties voor de planvorming. Ook industrie-lawaai is niet van invloed op het plangebied. Het plangebied is gelegen buiten de 50 dB(A) contour van het industrieterrein van DSM (Chemelot). Tot slot is het Geleenbeekdal gelegen buiten de geluidzones van de luchthaven Maastricht Aachen Airport.
52
1
6.2. Bodem. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, die in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. De voorziene aanleg van buffervoorzieningen en meandering kan via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden. Derhalve behoeft thans in het kader van deze planherziening geen bodemonderzoek verricht te worden. Op het moment dat wijziging van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een b uffervoorziening actueel is, zal wel een bodemonderzoek verricht moeten worden. In de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheden zal dit worden vastgelegd.
1
voormalige stortplaats Dan iken
Binnen het plangebied is de voormalige stortplaats Daniken gelegen. De voormalige stortplaats Ten Eijsden ligt oostelijk van het plangebied, aan de overzijde van de Geleenbeek (noordelijke punt binnen het plangebied). De saneringslocatie Stationsstraat (voormalige chemische wasserij) ligt ten westen van het plangebied, aan de overzijde van het spoor. De voormalige stortplaats Daniken wordt momenteel grotendeels gebruikt als weiland en voor een klein deel als woonwagenkamp.
53
1
Voor de voormalige stortplaats Daniken is een Verkennend Onderzoek voormalige Stortplaatsen (VOS) uitgevoerd (Tauw Milieu bv, 1996). Hieruit bleek dat er een verhoogd risico aanwezig was voor de risicofactoren afdeklaag en freatisch grondwater. In vervolg hierop is een Monitoringsplan voor het grondwater opgesteld (Grontmij, 1999). Tot slot is ook een Actualiserend Risico Onderzoek Stortplaatsen (AROS) uitgevoerd (IWACO, 2000). Uit dit AROS blijkt dat er actuele risico’s aanwezig zijn voor de mens en vee als gevolg van een te dunne afdeklaag. Om bovenstaande risico’s weg te nemen, worden de volgende tijdelijke maatregelen aanbevolen: Afdeklaagmens: - afdeklaag ophogen nabij woonwagenkamp; -
2
plaatsen hekwerk en informeren gebruikers en
omwonenenden; Afdeklaagvee: - afdeklaag ophogen ter plaatse van weiland; - opleggen gebruiksbeperking; Grondwater: - monitoring. In deze is de provincie Limburg het bevoegd gezag.
1
voo rmalige stortplaats Ten Eijsd en
2
voo rmalige stal
Eventuele uitvoering van de genoemde maatregelen is afhankelijk van provinciale besluitvorming. Overigens zijn door de gemeente de eigenaren/gebruikers van de betreffende gronden bij schrijven d.d. 25 november 2002 geïnformeerd omtrent de gebruiksbeperkingen. De noordelijke punt van de voormalige stortplaats Ten Eijsden is b innen het plangebied gelegen. Het resterende deel ligt op grondgebied van de gemeente Schinnen. Voor deze voormalige stortplaats is eveneens een VOS uitgevoerd (Tauw Milieu bv, 1996), alsmede is in vervolg daarop een Monitoringsplan voor het grondwater opgesteld (Grontmij, 1999).
54
Wat betreft de stortplaats Ten Eijsden heeft onderzoek ter plaatse en bij bewoners/ eigenaren van de percelen naar voren gebracht dat het gedeelte van de stortplaats op grondgebied van de gemeente SittardGeleen nooit als stort in gebruik is genomen. Ook in het kader van het uitgevoerde VOS zijn alleen boringen verricht op het grondgebied van de gemeente Schinnen. Waarschijnlijk heeft de provincie in het verleden een stortplaats aangewezen, geheel op het grondgebied van de gemeente Schinnen. Deze stortplaats is nooit helemaal volgestort. Ten tijde van de herindeling in 1981 heeft er in het plangebied een grenscorrectie plaatsgevonden. Het meest noordelijke deel van de stortplaats is toen naar de voormalige gemeente Geleen overgegaan. Waarschijnlijk is de overgang tot dit stukje beperkt gebleven, alleen maar omdat de grond niet als stort was gebruikt. 6.3. Geur. De aanwezigheid van in het kader van de Wet milieubeheer vergunningplichtige (agrarische) bedrijven, in de vorm van een gemengd bedrijf en manege, vormt qua geurhinder (stankcirkels) een belasting voor de directe omgeving. Door het ontbreken van gevoelige functies daarbinnen doen zich in de huidige situatie geen problemen voor. Omzetting naar grondgebonden vormen van agrarische bedrijfsvoering moet gelet op het aspect geur bevorderd worden, nieuwvesting van intensieve veehouderijen moet worden tegengegaan. In de voorschriften zal dit moeten worden vastgelegd. Daar geen nieuwe stankgevoelige voorzieningen worden toegevoegd, hoeft aan dit aspect verder geen aandacht geschonken te worden. De aanwezige gemalen van het Waterschapsbedrijf Limburg, unit Zuiveringsbedrijf Limburg, leveren geen stankhinder op. De gemalen zijn geheel gesloten uitgevoerd. Dit zal eveneens het geval zijn bij de nog te realiseren bergingsvoorzieningen.
55
6.4.
Externe veiligheid.
Wat externe veiligheid betreft, is met name gekeken naar transportactiviteiten met gevaarlijke stoffen. Door/langs het plangebied lopen de A76, spoorlijn Sittard-Heerlen en leidingenstrook. Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen, de in dat kader vervaardigde risicoatlassen, de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en de Circulaire zonering langs hogedruk aardgasleidingen, zijn de volgende risico’s aanwezig: A76: - transport gevaarlijke stoffen; -
de intensiteiten van deze transporten zijn niet zodanig dat deze onaanvaardbare risico’s met zich meebrengen, noch voor het plaatsgebonden risico, noch voor het groepsrisico;
Spoorlijn Sittard-Heerlen: - vervoer van gevaarlijke stoffen; - aan deze spoorlijn is in het kader van de Richtlijnen Vervoer Gevaarlijke Stoffen, de categorie 2B toebedeeld; Hogedruk aardgastransportleiding: -
uit de opgave van de NV Nedrlandse Gasunie blijkt dat het plangebied deels binnen de invloedssfeer van de leiding valt; er is echter geen sprake van een onaanvaardbaar groepsrisico of plaatsgebonden risico;
Leidingenstrook: -
reservering voor toekomstige buisleidingen voor
-
vervoer van mogelijk gevaarlijke stoffen; veiligheidsgebied met breedte 55 m aan weerszijde strook.
In het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien, die de aanwezigheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten tot gevolg hebben. Voor de ontwikkeling van de Biesenhof is in het verleden reeds vrijstelling verleend ex artikel 19 WRO. De externe veiligheid heeft geen consequenties voor de planvorming.
56
Mochten nieuwe ontwikkelingen meer recreatieverkeer op de overwegen tot gevolg hebben, dan dienen door initiatiefnemers met behulp van een kwalitatieve risicoanalyse de gevolgen voor de overwegveiligheid onderzocht te worden. 6.5. Bedrijven en milieuzonering. De aanwezige bedrijven kennen conform de brochure Bedrijven en milieuzonering de volgende categorie indeling en bijbehorende indicatieve afstanden: - dierentehuis, categorie 3, afstand 100 m; - garagebedrijf, categorie 2, afstand 30m. De planvorming voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe milieugevoelige functies binnen de genoemde afstanden. De milieuzonering heeft geen consequenties voor de planvorming.
6.6. Zonering Spoorwegenwet. Ten behoeve van een veilige afwikkeling va n het treinverkeer is in de Spoorwegenwet (artikel 19 t/m 21) een aantal bepalingen opgenomen met ruimtelijke consequenties: ten behoeve van een vrij uitzicht naar seinen geldt een bebouwingsvrije zone van: bij een recht baanvak: 8 m; bij de binnenzijde van een boog: 20 m; bij de buitenzijde van een boog: 8 m. binne n de bebouwingsvrije zone mogen geen brandgevaarlijke dakbedekkingen gesitueerd worden of gevaarlijke stoffen worden opgeslagen; binne n 6 m afstand van het baanvak mogen geen ontgravingen plaatsvinden in verband met de veiligheid en stabiliteit van het baanvak. 6.7.
Schootsveld – kogelvanger.
Bij de schietinrichting aan de Bergstraat is een kogelvanger aanwezig. Er is derhalve geen sprake van een schootsveld.
57
7. Plaats voor water
1
7.1.
Watertoets.
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen daarop hebben, maar 2
ook om een vroegtijdig overleg met waterbeheerders. 7.2. Veiligheid en wateroverlast. De doelstelling van het thema veiligheid en wateroverlast is het herstel van veerkrachtige watersystemen. De hierbij gehanteerde toetsingscriteria hebben betrekking op: het voorkomen van afwenteling van hydrologische knelpunten; behoud en ontwikkeling van ruimte voor afvoer en berging in beekdalen, droogdalen, kwelgebieden en depressies. De navolgende ruimtelijke ontwerprichtlijnen dragen bij aan het realiseren van de doelstelling: in beekdalen: -
vermijden van nieuwbouw en infrastructuur;
-
vermijden uitbreiding bebouwing door toevoeging van nie uwe functies, tenzij mogelijkheden voor behoud waterberging; vermijden aantasting oorspronkelijk reliëf;
1
visvijver Driepo el
-
2
Geleen beek
-
vermijden nieuwe vestiging landbouw of uitbreiding bestaande landbouw, tenzij verbetering omgevingskwaliteit bij handhaving retentiecapaciteit;
-
zoeken mogelijkheden voor vergroting van de beschikbare bergingscapaciteit; het beschikbaar maken van gronden voor infiltratievoorzieningen en waterbuffers, op termijn wordt gestreefd naar infiltratie van 50% van het schone hemelwater in bestaand bebouwd gebied; het beperken van de verhardingen (eventueel gebruik open verhardingen); het opnemen van een beschermingszone (aan weerszijden van het watersysteem).
58
In het Geleenbeekdal zal slechts zeer beperkt sprake
1
zijn van uitbreiding van bebouwing of infrastructuur. Er is slechts beperkt bebouwing aanwezig, van uitbreiding zal derhalve ook nauwelijks sprake zijn. Nieuwbouw en nieuwe infrastructuur zijn hier niet voorzien. De in het Geleenbeekdal te realiseren voorzieningen (buffer ten noorden van de St. Jorisstraat, capaciteit 3
2
ca. 2.000 m , ruimtebeslag 120 x 120 m en buffer bij 3
hoofdgemaal Daniken capaciteit ca. 2.000 m , ruimtebeslag 110 x 200 m²) worden in het plan door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De exacte ligging en omvang van deze voorzieningen is thans nog niet bekend. Wel zijn zoekgebieden aangegeven, waarbinnen deze een plaats moeten krijgen. Binnen de zoekgebieden kan de onderliggende bestemming daartoe gewijzigd worden. In het Geleenbeekdal is geen noemenswaardige uitbreiding van de verhardingen voorzien. Mocht uitbreiding toch noodzakelijk zijn, dan zullen bij voorkeur open verhardingen worden gebruikt. Het in het plan opgenomen differentiatievlak beekdal fungeert als een beschermingszone voor de lager gelegen gebieden (beek- en droogdalen). Binnen dit differentiatievlak is (uitbreiding van) bebouwing niet mogelijk en zijn activiteiten die van invloed zijn op de (grond)waterstand aanlegvergunningplichtig.
1
zo ekgebied bergingsvoorzienin g nabij gemaal Daniken
59
1
7.3.
Adequate watervoorziening.
Binnen het thema adequate watervoorziening staat het evenwicht van waterkwantiteit en kwaliteit met het neerslagpatroon en het gebruik van water voor andere functies centraal. De toetsingscriteria hierbij zijn: instandhouden van de handhaafbaarheid van de (natuurlijke) hydrologische randvoorwaarden; verhoging van de waterpeilen in de prioritair verdroogde gebieden, zoals aangeduid in het POL; behoud en herstel van de gewenste hydrologische situatie en vermindering van de ingrepen met negatieve hydrologische effecten in de bufferzones verdroging, zoals aangeduid in het POL. Aan de orde zijn de volgende indicatieve ruimtelijke ontwerprichtlijnen: het bestemmen van functies die passen bij de (natuurlijke) hydrologische randvoorwaarden; het vermijden van bouwactiviteiten in de prioritair verdroogde gebieden en in de daaromheen gelegen bufferzones verdroging. Eén van de uitgangspunten van het bestemmingsplan Geleenbeekdal is het creëren van een duurzaam nieuw evenwicht op basis van de onderste laag, dus ook gebaseerd op de hydrologische randvoorwaarden. 1
verd ro gin gsgevoelige
Binnen het plangebied bevinden zich geen prioritair
gebied en (zwart)
verdroogde gebieden of daaromheen gelegen bufferzones. De wel aanwezige verdrogingsgevoelige gebieden zijn binnen het differentiatievlak beekdal opgenomen, om te voorkomen dat hier een verdere waterstandverlaging optreedt.
60
1
2
3
7.4. Natuurlijke watersystemen. De doelstelling van het thema natuurlijke watersystemen is de inrichting en het beheer van beken met een specifiek ecologische functie op het gewenste ecologische kwaliteitsniveau af te stemmen. Bijbehorende waterhuishoudkundige toetsingscriteria zijn: het waarborgen van voldoende ruimte en o ntwikkelingsmogelijkheden voor watersystemen om aan het streefbeeld te voldoen; de aanduiding van beschermings- en meanderzones en inrichtingszones;
1
oo rspronkelijke lo op
behoud en zo mogelijk toename van het beektraject dat aan de gewenste inrichting voldoet. De volgende indicatieve ruimtelijke ontwerprichtlijnen zijn opgesteld: het bestemmen van een bebouwingsvrije beschermingszone aan weerszijden van beken, alsmede indicatieve inrichtings- en meanderzones;
kadastrale minuut met
Geleen beek 2
Geleen beek
3
kadastrale minuut met oo rspronkelijke lo op Geleen beek
voor beken het handhaven van de oorspronkelijke morfologie en het benutten van kansen voor herinrichting van beektrajecten. Conform opgave van het Waterschap Roer en Overmaas is in dit bestemmingsplan de Geleenbeek positief bestemd en van een beschermingszone voorzien.
61
De voorgestane meandering is qua planvorming nog niet dermate concreet, dat deze al in het plan kan worden opgenomen. 7.5.
Waterkwaliteit.
Het thema waterkwaliteit heeft als doelstelling de kwaliteit van oppervlaktewater en sediment te verbeteren. De hierbij gehanteerde toetsingscriteria betreffen: de belasting van het oppervlaktewater met verontreinigende stoffen neemt af; de waterkwaliteit voldoet aan het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) in 2006 en aan het Verwaarloosbaar Risico (VR) op langere termijn; het benutten van de mogelijkheden voor het terugdringen van (diffuse) belasting van het oppervlaktewater. Voor het realiseren van de doelstelling worden de volgende indicatieve ontwerprichtlijnen gegeven: het toepassen van het pakket duurzaam bouwen, zoals het vermijden van het gebruik van onbehandelde uitlogende bouwmaterialen en straatmeubilair en van met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout, het vermijden van het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen en het afstemmen van de inrichting van nieuwe gebieden op het voorkomen van onkruid, alsmede het voorkomen van bronnen van te veel voedingsstoffen langs wateren (uitwerpselen langs oevers, voeren eenden en vissen). De principes van duurzaam bouwen worden ook door de gemeente Sittard-Geleen onderschreven. Het toepassen van het pakket duurzaam bouwen zal dan ook waar mogelijk worden toegepast dan wel worden gestimuleerd.
62
7.6.
Waterbeleving.
1
Water draagt bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De volgende toetsingscriteria zijn aan de orde: het optimaal benutten van de la ndschappelijke en belevingswaarde van water; het behouden van cultuurhistorische en aardkundige waarden van watersystemen; het waarborgen van een functionele inrichting en beheer van water dat de ecologie van het watersysteem ter plaatse en stroomafwaarts bevordert. Qua indicatieve ruimtelijke ontwerprichtlijn is sprake van: het opheffen van overkluizingen en andere belemmeringen voor de migratie (van vissen); het benutten en zichtbaar maken van beekdalen als waardevolle hoofdlijnen van het landschap; het vermijden van aantasting van het reliëf in beekdalen; het voorkomen van situaties die kunnen le iden tot risico’s voor de volksgezondheid. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het weer zichtbaar maken van de onderste laag, inclusief de oorspronkelijke waterhuishoudkundige situatie. De beekdalen vormen daar een belangrijk onderdeel van. 1
visvijver Driepo el
63
7.7.
Grondwater.
Grondwater krijgt of behoudt voldoende kwaliteit om te dienen als grondstof voor drinkwater. Daartoe zijn de volgende toetsingscriteria actueel: behoud en verbetering van de grondwaterkwaliteit, in het bijzonder in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden; voorkomen van verdere verdroging van hydrologisch gevoelige natuurgebieden. De navolgende ruimtelijke ontwerprichtlijnen dragen bij aan het realiseren van de doelstelling: het bestemmen van functies afstemmen op de hydrologische situatie; het zoeken naar mogelijkheden voor duurzaam grondwaterbeheer, gericht op het langer vasthouden van gebiedseigen water en het tegengaan van schadelijke effecten. Binnen het plangebied is geen waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied aanwezig. Onderdeel van de voorgestane herinrichting van het Geleenbeekdal is vergroting van de bergingscapaciteit, mede met het oog op het langer vasthouden van gebiedseigen water. 7.8. Erosie. De doelstelling aangaande erosie is het terugdringen van bodemerosie en wateroverlast tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Als toetsingscriterium geldt dan ook: vermindering van de bodemerosie en de daarmee gepaard gaande wateroverlast.
64
Belangrijke ruimtelijke ontwerprichtlijnen in deze betreffen: het vermijden van aantasting van graften en holle wegen door grondwerkzaamheden; het vermijden van ontwateringswerkzaamheden in beek- en droogdalen, bronnen en bronzones; het voorkomen van erosiebevorderende functie(invulling) op met name steile hellingen. Het in het plan opgenomen differentiatievlak erosie bevat maatregelen om bodemerosie tegen te gaan. Daarnaast zijn in de afzonderlijke bestemmingen ook bepalingen opgenomen om erosie tegen te gaan, een en ander conform de daarover gemaakte afspraken tussen provincie en de landbouwsector, zoals vastgelegd in het convenant “versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast 2000” en de “verordening HPA (Hoofdproductschap voor de akkerbouw) erosiebestrijding la ndbouwgrond”. 7.9.
Overleg waterbeheerder.
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is het plan ook voorgelegd aan het Watertoetsloket Roer en Overmaas. Bij schrijven van 8 mei 2008 wordt door het Watertoetsloket een positief wateradvies gegeven, onder het voorbehoud dat de Keutelbeek inclusief beschermingszone alsnog op de plankaart wordt aangeduid. In het voorliggende plan is aan het voorbehoud voldaan. Daarnaast zijn het waterschap en zuiveringschap tijdens de voorbereiding van het plan afzonderlijk aangeschreven om hun belangen in het Geleenbeekdal kenbaar te maken. Beide waterbeheerders hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
65
8. Gemeentelijk beleid 8.1.
Vastleggen gemeentelijk beleid.
Dit bestemmingsplan Geleenbeekdal heeft gestalte gekregen door middel van een stapsgewijze benadering. Achtereenvolgens zijn de relevante beleidskaders en de bestaande situatie onderzocht en geanalyseerd naar toekomstige mogelijkheden. Daarmee is bekeken ‘wat er is’ en ‘wat er kan’. Op basis daarvan is een beleidskeuze (keuze uit de geanalyseerde mogelijkheden) gemaakt, resulterend in de planvorming. Daarmee is de vraag beantwoord ‘wat wil de gemeente’. Tot slot moet deze planvorming nog juridisch vastgelegd worden in regels en op plankaart. Een aantal zaken laat zich niet (meer) in de regels en op plankaart vastleggen. Het betreft ander, flankerend beleid dat buiten het kader van de Wro tot stand is gekomen, maar wel consequenties heeft voor het plangebied. Voorheen werd dit beleid vastgelegd in de ‘beschrijving in hoofdlijnen’ bij de regels. Deze is echter komen te vervallen. Om hierin te voorzien is het betreffende beleid in dit hoofdstuk bij elkaar gebracht, opdat het toch als afwegingskader kan dienen bij ontwikkelingen die spelen in het plangebied. 8.2.
Juridische opzet.
De gemeente Sittard-Geleen streeft ernaar, binnen de kwaliteitskaders van dit plan, zoveel mogelijk rechtstreekse gebruiksvormen en bouwtitels in het bestemmingsplan te verankeren. Daartoe is, vaak op perceelsniveau, bezien wat kan en wat niet kan. Aan rechtstreekse toelating worden wel, voor zover nodig, voorwaarden gesteld om te komen tot win-win situaties. Per saldo moet in het Geleenbeekdal sprake zijn van ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Nimmer pretendeert de gemeente met deze rechtstreekse regeling volledig te zijn. De dynamiek in buitengebieden als het Geleenbeekdal kan immers verrassend groot zijn. Wel zijn in de thans voorliggende regeling alle voorzienbare veranderingen in de agrarische sector en voortkomend uit plattelandsvernieuwing, versterking van het toeristisch aanbod en natuur- en landschapsontwikkeling meegenomen. Daar-
66
naast is ook het rijks en provinciale beleid, maar dan toegesneden op het gemeentelijk schaalniveau, in de regeling verwerkt. Alhoewel in wezen het plan een beheersplan is, is er veel dynamiek ingebouwd. De gemeente beoogt met dit plan dus, naast de rechtstreekse mogelijkheden, binnenplanse flexibiliteit te bereiken. Uiteraard ook hier onder de voorwaarde, dat sprake is van win-win situaties, gericht op ruimtelijke kwaliteitsverbetering. 8.3. Algemene beleidsaspecten. Ten aanzien van het plangebied als geheel wordt het volgende beleid gevoerd: 1. de gemeente streeft voor haar buitengebied een hoofdstructuur na gebaseerd op de verweving van de sectoren landbouw, natuur, landschap en recreatief medegebruik, zoals neergelegd in het Landschapspark De Graven. De hierin neergelegde visie zal als uitgangspunt worden genomen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen, het toegestane gebruik en het beheer zullen de effecten ervan op de aanwezige, dan wel nagestreefde waarden steeds per bestemming worden getoetst om de toelaatbaarheid ervan te bepalen. 2. beoogd wordt om binnen het kader van Landschapspark De Graven, tot herinrichting van het buitengebied te komen met als doel het versterken van de functies natuur, bos en recreatie. Medewerking zal verleend worden aan de verdere concretisering voor de toekomstige inrichting van het Geleenbeekdal. Daarbij worden, conform de Structuurschets Landschapspark De Graven, de volgende beleidslijnen gevolgd: - herstel van het natuurlijke karakter van het beek-
dal, met een extensieve inrichting; inpassing van bebouwing en infrastructuur door middel van de aanleg van (erf)beplanting;
-
aanleg
van
fiets-/ruiter-/wandelroutes
inclusief
voorzieningen.
67
3. de wijze waarop de in de toelichting opgenomen resultaten van onderzoek dienen te leiden tot de toekenning van bestemmingen en de toelaatbaarheid van bijbehorende ruimtelijke ontwikkelingen kan als volgt schematisch worden weergegeven: geomorfologische eenheid
ecologische betekenis
bestemming
middenterras
verbindingszone A
hellingen en droogdalen
ontwikkelingszone
AW
beekdalen
natuurgebied
N
het hierbij voorgestane bestemmingsonderscheid zal steeds worden getoetst aan de uitvoerbaarheid in relatie tot de continuïteit van bestaande (agrarische) bedrijfsvoering, concrete dan wel logische ruimtebehoefte van de (agrarische) bedrijven en de sectorale beleidsvorming, zoals opgenomen in de planvorming. 4. bij integrale afweging zal m.b.t. het agrarisch gebruik en de agrarische bedrijven de betekenis van deze sector ten opzichte van de overige vormen van gebruik van nevengeschikt belang beoordeeld worden in het beekdal en op de beekdalhellingen. Dit wordt nagestreefd door continuïteit van bestaande activiteiten, eventueel beperkte bedrijfs-areaalvergroting en ontwikkelingsmogelijkheden voor minder milieu belastende productierichtingen. Hiervan worden uitgesloten volledige omschakeling naar niet-grondgebonden bedrijven, zo als intensieve veehouderij en glastuinbouw, anders dan van beperkte betekenis en omvang. Het agrarisch gebruik dient verder genuanceerd te worden naar natte en droge gebieden (dubbelbestemming: beekdal) en naar de bescherming van aangrenzende natuurwaarden.
68
5. bij integrale afweging zal m.b.t. de natuur de betekenis van deze sector van dominant belang beoordeeld worden voor het beekdal en de beekdalhellingen. Vanuit het agrarisch gebruik zal een bijdrage geleverd moeten worden aan de uitbouw van de ecologische structuur en de ontwikkeling van samenhang tussen natuurgebieden (dubbelbestemming ecologie) en zal, re kening houdende met het bedrijfsbelang, bescherming moeten worden geboden aan de aangrenzende natuurgebieden. 6. bij integrale afweging zal m.b.t. het recreatief medegebruik beoordeeld worden dat deze sector zich gedifferentieerd ontwikkelt in relatie tot het draagvlak van het beekdal. Vergroting van de samenhang tussen bestaande recreatieve voorzieningen, het benutten van eventueel vrijkomende agrarische bebouwing, gebruik van zoveel mogelijk bestaande wegen in agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden en een zo groot mogelijke terughoudendheid in natuurgebied, vormen hierbij de uitgangspunten. 7. bij integrale afweging zal m.b.t. het landschap beoordeeld worden dat in het beekdal en op de aangrenzende hellingen kleine landschapselementen gehandhaafd moeten blijven. Het landschap en/of de landschapsinrichting dient daarbij ter versterking en ondersteuning van de ecologische functie, de bestrijding van de erosie en het behoud van het cultuurhistorisch patroon, alsmede om de overgang van agrarisch gebied naar de bebouwde kom gestalte te geven en de landschappelijke inpassing van infrastructuur, zo nodig middels herstel en/of toevoegingen. 8. de overige belangen in het buitengebied worden beoordeeld vanuit handhaving van de bestaande toestand voor woningen en bedrijven zonder functionele binding aan het buitengebied, met een aan de bestemming gerelateerde ontwikkelingsmogelijkheid van beperkte omvang.
69
9. met dit bestemmingsplan wordt beoogd de relatie te leggen tussen Ruimtelijke Ordening en Milieu, om daarbij met name de ruimtelijke consequenties van de milieuwetgeving en -maatregelen integraal in de afweging te betrekken. 10.met dit bestemmingsplan wordt tevens beoogd de relatie te leggen tussen Ruimtelijke Ordening en Water. In het kader van de watertoets worden, in de afweging ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, direct de consequenties voor de waterhuishouding betrokken. 11.met dit bestemmingsplan wordt mede beoogd om aan de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied invulling te geven. Hiertoe wordt in het plan een aantal bepalingen opgenomen die erin voorzien dat een flexibele ontwikkeling van het buitengebied mogelijk is. Als uitgangspunt voor deze flexibele ontwikkeling geldt voor de agrarische sector: - het mede ten dienste staan van natuur- en land-
schapsontwikkeling; herbenutting van vrijkomende agrarische bebouwing.
De dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied wordt verder tot uitdrukking gebracht in een vergroting van de recreatieve functie van het buitengebied (dubbelbestemming recreatieve ontsluitingsstructuur), mede in relatie tot Landschapspark De Graven. Hierbinnen zijn activiteiten en voorzieningen toegestaan die de recreatieve functie van het buitengebied versterken. 8.4.
Agrarisch met waardenNatuur en landschap. Ten aanzien van de bestemming Agrarisch met Waarden-Natuur en landschap wordt het volgende beleid gevoerd: 1. ten behoeve van het duurzaam agrarisch grondgebruik is het beleid gericht op een meer duurzame en grondgebonden agrarische structuur, waarbij nieuwe bedrijfsontwikkelingen worden toegestaan,
70
mits deze gepaard gaan met een verbetering van de gebiedskwaliteit. Daarbij is van belang de ligging in de POG. Het beleid dienaangaande is overeenkomstig de POL-uitwerking BOM+. 2. ter zake de natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud en herstel van het historisch patroon van verkaveling, ontsluiting en kleinschalige landschapselementen. Behoud van de historische patronen van verkaveling en ontsluiting wordt veiliggesteld door middel van de dubbelbestemming cultuurhistorie. Herstel van kleinschalige landschapselementen wordt mogelijk gemaakt middels de dubbelbestemming ecologie. Instandhouding en ontwikkeling van kleinschalige landschapelementen worden mogelijk gemaakt in het kader van de uitvoering van het landschapspark De Graven of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader. 3. ter zake de buffering (bescherming va n aangrenzende natuurlijke en landschappelijke waarden) wordt gestreefd naar: - terugdringing van de milieueffecten van het agrarische gebruik binnen het kader van de milieuwetgeving, met name door middel van het streven naar extensivering van het gebruik binnen de bestaande agrarische productierichtingen, dan wel omschakeling naar minder milieu belastende agrarische productierichtingen, zoals melkveehouderij, fruitteelt, vollegrondsgroenteteelt en akkerbouw. De mogelijkheden om dit streven gestalte te geven zijn binnen het kader van dit bestemmingsplan be-
perkt; het in beginsel weren van verdere bebouwing op gronden, gelegen binnen de dubbelbestemming ecologie.
4. ter zake de ontsluiting van de afzonderlijke percelen wordt gestreefd naar handhaving van de bestaande wegen. Deze worden qua maatvoering afgestemd op de agrarische functie dan wel de functie van aangrenzende bestemmingen. Waar nodig vanwege
71
de natuurbescherming, worden wegen onttrokken aan het overig gemotoriseerd verkeer. De aanleg van nieuwe wegen wordt niet noodzakelijk geacht en derhalve uitgesloten. 5. ter zake het recreatief medegebruik wordt gestreefd naar uitbreiding va n de paden- en wegenstructuur ten behoeve van het langzaam verkeer, door hernieuwd gebruik van wegen die oorspronkelijk kadastraal bekend waren, en realisering van aanvullende eenvoudige recreatieve voorzieningen. 6. het gebruik van de gronden als kampeerterrein wordt niet toegelaten. 7. ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de verschillende doeleinden binnen deze bestemming geldt dat aan oppervlaktewaterbeheersing en erosiebestrijding prioriteit wordt gegeven boven de andere doeleinden. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in de erosieverordening en de Keur van het waterschap. 8.5. Agrarisch-Bedrijf. Ten aanzien van de bestemming Agrarisch-Bedrijf wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar continuering van de bestaande agrarische bedrijven. Daartoe is de omvang van de toegekende bouwblokken en de daarop aanwezige bouwmogelijkheden afgestemd op de huidige grootte van de agrarische bedrijven met bescheiden uitbreidingsmogelijkheden voor: - het veilig stellen van de bedrijfseconomische conti-
nuïteit; het omschakelen naar minder milie u belastende
-
productietechnieken; het verbeteren van het welzijn van dieren.
De omvang van de bouwblokken is gerelateerd aan de milieuhygiënische ruimte, aanwezig op basis van de vergunning in het kader van de Wet milieubeheer voor de betreffende bedrijven.
72
2. bij omschakeling van productierichting wordt gestreefd naar actualisering van de ruimtelijke voorwaarden vanuit de milieuwetgeving, teneinde het aangrenzende woon- en leefmilieu alsmede de natuur in het algemeen te vrijwaren van een toename van ongewenste invloeden. Het geheel of gedeeltelijk omschakelen naar een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan. 3. gestreefd wordt naar een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de agrarische bebouwing. Het daadwerkelijk voor bebouwing benutten van de uitbreidingsmogelijkheden binnen het toegekende bouwblok is pas mogelijk als aan de regels, zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+, wordt voldaan. Zonodig kunnen daartoe nadere eisen gesteld worden. 4. per volwaardig bedrijf wordt één bedrijfswoning toegestaan, mede te gebruiken ten behoeve van mantelzorg en huisvesting van de rustende boer. De bedrijfswoning mag pas worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering. Een tweede agrarische bedrijfswoning wordt niet toegestaan. 5. het gebruik van de gronden als kampeerterrein wordt niet toegelaten. 8.6.
Agrarisch-Bedrijf met Toegesneden bestemming. Ten aanzien van de bestemming Agrarisch-Bedrijf met Toegesneden bestemming wordt het volgende beleid gevoerd: 1. bedrijven worden voorzien van een bescheiden uitbreidingsmogelijkheid in relatie tot de huidige bedrijfsomvang en het veilig stellen van de bedrijfseconomische continuïteit. 2. gestreefd wordt naar een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de agrarische bebouwing. Het daadwerkelijk voor be-
73
bouwing benutten van de uitbreidingsmogelijkheden binnen het toegekende bouwblok is pas mogelijk als aan de regels, zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+, wordt voldaan. Zonodig kunnen daartoe nadere eisen gesteld worden. 3. per volwaardig bedrijf wordt één bedrijfswoning toegestaan, mede te gebruiken ten behoeve van mantelzorg en huisvesting van de rustende boer. De bedrijfswoning mag pas worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering. Een tweede agrarische bedrijfswoning wordt niet toegestaan. 8.7. Bedrijf met Toegesneden bestemming. Ten aanzien van de bestemming Bedrijf met Toegesneden bestemming wordt het volgende beleid gevoerd: 1. het beleid is gericht op afbouw van bedrijfsactiviteiten in het buitengebied. Bestaande bedrijven en daarmee samenhangende, niet functioneel aan het buitengebied gebonden, activiteiten zullen gehandhaafd worden daar waar financiële overheidsmiddelen ontbreken om verplaatsing naar een bedrijventerrein te realiseren. 2. bestaande bedrijven zullen voorzien worden van een reële uitbreidingsmogelijkheid in relatie tot de huidige bedrijfsomvang en de benodigde ruimte voor economische continuïteit ervan. 8.8.
Bedrijf-Nutsvoorziening.
Ten aanzien van de bestemming BedrijfNutsvoorziening wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande nutsvoorzieningen. Het huidige ruimtebeslag voor bebouwing wordt als het maximaal daarvoor benodigde ruimtebeslag beschouwd.
74
2. de realisering van nieuwe nutsvoorzieningen, zoals bergingsbassins wordt via wijziging van de onderliggende bestemming mogelijk gemaakt.
75
8.9.
Gemengd-Biesenhof.
Ten aanzien van de bestemming Gemengd-Biesenhof wordt het volgende beleid gevoerd: 1. uitvoering wordt gegeven aan de recent verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO. De bestemmingsregeling is afgestemd op de bij de vrijstelling ter plaatse toegestane activiteiten. 8.10. Natuur. Ten aanzien van de bestemming Natuur wordt het volgende beleid gevoerd: 1. ter zake de natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud, herstel, ontwikkeling en versterking van de betreffende waarden in het natuurgebied. Uitvoering van beleid in deze wordt afgestemd op het ter beschikking staande instrumentarium in het kader van de EHS, POG en Landschapspark De Graven, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader. 2. ter zake het extensief recreatief medegebruik wordt gestreefd naar handhaving van de bestaande recreatieve voorzieningen en routes. Kleinschalige nieuwe recreatieve voorzieningen en routes zijn toegestaan voor zover natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen daardoor niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 3. ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de verschillende doeleinden binnen de bestemming geldt dat aan oppervlaktewaterbeheersing en erosiebestrijding prioriteit wordt gegeven boven de andere doeleinden. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in de erosieverordening en de Keur van het waterschap.
76
8.11. Sport. Ten aanzien van de bestemming Sport wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande sportaccommodaties, zoals een manege, inclusief kantine, visvijver, inclusief kantine, en schietinrichting. Het huid ige ruimtebeslag voor bebouwing wordt als het maximaal daarvoor benodigde ruimtebeslag beschouwd. 2. in het kader van de landschappelijke inpassing kunnen, indachtig de POL-uitwerking BOM+, nadere eisen worden gesteld aan de bebouwing en erfafscheidingen. 8.12. Verkeer-Railverkeer. Ten aanzien van de bestemming Verkeer-Railverkeer wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande railverbindingen. Uitbreiding van het bestaande ruimtebeslag is niet aan de orde. 8.13. Verkeer-Wegverkeer. Ten aanzien van de bestemming Verkeer-Wegverkeer wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande verbindingen tussen de diverse kernen en de bestaande ontsluiting van het buitengebied. Zo nodig worden de aanwezige verkeersvoorzieningen verbeterd en aangepast ten behoeve van de verkeersveiligheid en verbetering van het afwikkelingsniveau. 8.14. Water-Primair water. Ten aanzien van de bestemming Water-Primair water wordt het volgende beleid gevoerd: 1. ter zake het ontvangen, bergen en/of lozen dan wel verzinken van het water wordt gestreefd naar een functionele en zo natuurlijk mogelijke wijze van waterbeheer en waterhuishouding. De bestaande primaire wateren (watergangen en wegwaterlossingen) en buf-
77
fervoorzieningen (regenwaterbuffers), in beheer bij het waterschap, worden daartoe gehandhaafd. 8.15. Wonen. Ten aanzien van de bestemming Wonen wordt het volgende beleid gevoerd: 1. de woningen worden voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid in relatie tot een redelijk woonniveau, die qua maatvoering, structuur en stedenbouwkundig beeld afgestemd blijft op de oorspronkelijke, van oudsher aanwezige bebouwing. 2. de uitoefening va n agrarische doeleinden van ondergeschikte betekenis rond de burgerwoningen wordt toegelaten, mits: -
landschappelijke waarden daardoor niet onevenre-
-
dig worden aangetast; deze niet onder het regime van de Wet milieubeheer vallen.
3. het gebruik van de gronden voor kampeermiddelen wordt uitgesloten. 8.16. Wonen-Woonwagen. Ten aanzien van de bestemming Wonen-Woonwagen wordt het volgende beleid gevoerd: 1. de bestaande woonwagenstandplaatsen worden in hun huidige omvang en aantal gehandhaafd.’ 8.17. Archeologie. Ten aanzien van de dubbelbestemming Archeologie wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar het voor de toekomst behouden van de archeologische waarden in de grond (in situ). Daar waar dit niet mogelijk is tengevolge van noodzakelijke bouwactiviteiten binnen het kader van de onderliggende bestemming, zullen binnen archeologisch waardevolle terreinen en terreinen met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals weergegeven op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeen-
78
te Sittard-Geleen of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, voorafgaand aan de bouwactiviteiten de archeologische waarden door middel van onderzoek veilig gesteld moeten worden. 2. binne n de dubbelbestemming heeft, ten aanzien van de onderliggende bestemmingen, het te voeren beleid mede betrekking op het bodemgebruik in relatie tot de bescherming van archeologisch waardevolle terreinen, zoals daar zijn “terreinen van zeer hoge archeologische waarde” en “terreinen van hoge archeologische waarde”. 8.18. Beekdal. Ten aanzien van de dubbelbestemming Beekdal wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar handhaving en bescherming van de beekdalen, de daaraan grenzende hellingen en de daarin optredende kwel- en bronsituaties, als de meest natuurlijke vorm van waterhuishoudingssysteem. Daar waar de meest natuurlijke situatie verloren is gegaan door cultuur- en civieltechnische maatregelen wordt gestreefd naar reconstructie van de oorspronkelijke situatie of compensatie van de verloren gegane kenmerken op andere locaties door de aanleg van nieuwe landschappelijke en natuurlijke elementen. 2. binne n de dubbelbestemming heeft, ten aanzien van de onderliggende bestemmingen, het te voeren beleid mede betrekking op: Agrarisch met Waarden: - het tegengaan van verlaging van de grondwater-
stand; het beschermen van aanwezige waardevolle gras-
-
landvegetaties; het beschermen van bestaande vochtige bronbio-
topen en de daarin aanwezige flora en fauna; Natuur: - het tegengaan van veranderingen in de grondwaterstand; -
het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
79
-
het beschermen van bestaande vochtige bronbio-
topen en de daarin aanwezige flora en fauna; Water-Primair water: - het weren van verdere civieltechnische werken en werkzaamheden, die de natuurlijke situatie teniet kunnen doen, dan wel een negatieve invloed hebben op het oorspronkelijke karakter van het beekdal milieu. 8.19. Cultuurhistorie. Ten aanzien van de dubbelbestemming Cultuurhistorie wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden door het tegengaan van: -
verdere versnippering van historische patronen;
-
handhaving van incidentele objecten zonder enig verband met de oorspronkelijke situatie; toevoeging van nieuwe elementen, anders dan bedoeld als reconstructie van de oorspronkelijke si-
-
tuatie. 2. binnen de dubbelbestemming heeft, ten aanzien van de onderliggende bestemmingen, het te voeren beleid mede betrekking op: Gemengd-Biesenhof en Wonen: - behoud, herstel, aanpassing, verbouwing en reconstructie van de ter plaatse aanwezige bebouwing. Terzake wordt advies ingewonnen bij Monumentenzorg; Agrarisch-Bedrijf: -
behoud, herstel, aanpassing, verbouwing en reconstructie van de ter plaatse aanwezige bebouwing. Terzake wordt advies ingewonnen bij de desbetreffende dienst van de provincie Limburg;
3. op de binnen de dubbelbestemming gelegen beschermde rijksmonumenten, aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet, is tevens het dienaangaande bepaalde uit de Monumentenwet van toepassing.
80
8.20.
Ecologie.
Ten aanzien van de dubbelbestemming Ecologie wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar realisering van een aaneengesloten netwerk van abiotische en biotische elementen ten behoeve van flora en fauna. Uitgangspunt vormt daarbij enerzijds het behoud en de versterking van de bestaande natuurgebieden. Anderzijds wordt gestreefd naar ontwikkeling van samenhang tussen bestaande en nieuwe natuur- en bosgebieden door middel van het aanbrengen van ontbrekende schakels hiertussen. Het uiteindelijke ruimtebeslag van dit netwerk vormt een beperkt deel van het gehele ruimtebeslag van de dubbelbestemming. In deze wordt uitvoering gegeven aan het beleid met betrekking tot de ecologische structuur van Limburg, opgenomen in het POL en Landschapspark De Graven, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader. 2. uitvoering van het betreffende beleid vindt plaats in overleg met belanghebbenden, dan wel door middel van vergunningen. Het beleid wordt mede getoetst aan de agrarische mogelijkheden voor de resterende gronden. 3. binne n de dubbelbestemming heeft, ten aanzien van de onderliggende bestemmingen, het te voeren beleid mede betrekking op: Natuur: - het beheer en behoud van deze gebieden; - het bevorderen van de totstandkoming van natuurgebieden in hun meest natuurlijke vorm; Agrarisch met waarden: - het beschermen van de potentiële natuurlijke waarden en, waar mogelijk, het tot ontwikkeling brengen van de functie binnen de ecologische -
hoofdstructuur; het visueel bufferen van aangrenzende natuurlijke waarden door het niet toelaten van nieuwe bebouwing;
-
het behoud, beheer, herstel of de aanleg van kleinschalige landschapselementen;
81
Water-Primair water: -
het bevorderen van de totstandkoming van de watergangen in hun meest natuurlijke vorm met overeenkomstige waterkwaliteit.
8.21.
Recreatieve ontsluitingsstructuur.
Ten aanzien van de dubbelbestemming Recreatieve ontsluitingsstructuur wordt het volgende beleid gevoerd: 1. gestreefd wordt naar structuur- en kwaliteitsverbetering van de recreatieve functie van het buitengebied. De ontwikkelingsrichting wordt daarbij bepaald door: - het voorzien in de vergroting van het extensief recreatief medegebruik ten behoeve van de stedelijke uitloopbehoefte middels een daarop afgestemde inrichting van het buitengebied voor routegebonden activiteiten, zoals wandel-, fiets-, ruiteren menactiviteiten, en route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en infor-
matievoorzieningen; het meewerken aan de versterking van de recreatieve functie van het buitengebied, zoals nader uitgewerkt in het kader van Landschapspark De Graven, of een daarvoor in de plaats tredende beleidskader;
-
het benutten van de bestaande wegenstructuur voor de geleiding van recreanten naar bestaande recreatiegebieden en startpunten van routegebonden recreatieve activiteiten in de regio.
2. gestreefd wordt naar opvang en geleiding van respectievelijk informatievoorziening aan toeristen en recreanten. Ter plaatse van de dubbelbestemming wordt daartoe de mogelijkheid geboden om opvangpunten, picknick-, uitzicht- en rustplaatsen, informatiepunten, bewegwijzering en/of daarmee gelijk te stellen voorzieningen die het recreatief medegebruik ondersteunen aan te leggen en/of in te richten. Voorwaarden daarbij zijn dat: - het agrarisch gebruik van de gronden niet onevenredig wordt geschaad; -
82
de belangen van natuur en landschap niet onevenredig worden geschaad;
-
het extensieve karakter van het buitengebied gewaarborgd blijft c.q. de recreatief medegebruik ondersteunende voorzieningen landschappelijk worden ingepast, hetzij door afschermende beplanting, hetzij door clustering aan de randen van de kernen.
3. binne n de dubbelbestemming mogen kleinschalige parkeervoorzieningen eerst worden aangelegd en ingericht na het verkrijgen van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders. Vergunning wordt alleen verleend indien de parkeervoorziening landschappelijk wordt ingepast, hetzij door afschermende beplanting, hetzij door clustering aan de rand van een kern. 8.22.
Beschermingszone water.
Ten aanzien van de dubbelbestemming Beschermingszone water wordt het volgende beleid gevoerd: 1. ter zake bescherming, beheer en onderhoud is op de beschermingszones behorende bij de primaire wateren de regelgeving van de Keur van het waterschap van toepassing. 8.23. Erosie. Ten aanzien van de dubbelbestemming Erosie wordt het volgende beleid gevoerd: 1. de gebieden met een agrarische of natuurbestemming vervullen tevens een functie ten behoeve van de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Indien de belangen van deze functie worden bedreigd door bepaald landbouwkundig gebruik of natuurbeheer, geniet de functie ten behoeve van de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast prioriteit en dient het landbouwkundig gebruik en natuurbeheer te worden afgestemd op de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Hierbij mogen de landbouwkundige functie en de natuurfunctie niet meer dan noodzakelijk worden beperkt.
83
2. binnen de dubbelbestemming wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen, opgenomen in het convenant “versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast 2000", of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, alsmede aan de uit dit convenant voortvloeiende Erosieverordening van het Hoofdproductschap voor de akkerbouw (HPA), of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, en de Keur van het Waterschap. 3. gestreefd wordt naar handhaving of totstandkoming van een zodanige inrichting op de betreffende helle nde terreinen, dat gebruik, beheer en exploitatie mede gericht zijn op het bestrijden en voorkomen van bodemerosie en wateroverlast. Daarbij genieten de meer brongerichte teelt- en natuurtechnische maatregelen en/of voorzieningen de voorkeur; civieltechnische voorzieningen worden alleen aangelegd, wanneer teelt- en natuurtechnische voorzieningen niet toereikend zijn.
84
9. Haalbaarheid 9.1.
Maatschappelijke haalbaarheid.
De uitgangspunten voor het beleid, zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan, zijn terug te vinden in eerder vastgestelde beleidsdocumenten, zoals het Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven. Deze stukken zijn destijds uitvoerig besproken dan wel onderwerp van inspraak geweest. Daaruit is een brede instemming met het voorgenomen beleid vanuit de bevolking en de politiek naar voren gekomen. Over de hoofdlijnen van beleid is derhalve in een eerder stadium reeds consensus bereikt. Dit bestemmingsplan vormt de concretisering en detaillering van die hoofdlijnen. Desalniettemin wordt bij het bestemmingsplan, conform de gemeentelijke inspraakverordening, de mogelijkheid tot inspraak geboden. Het bestemmingsplan zal verder de normale bestemmingsplanprocedure doorlopen. Hierbij wordt een ieder in de gelegenheid gesteld op de op voorgestelde ontwikkelingen te reageren en zijn/haar standpunt naar kenbaar te maken.
85
9.2.
Economische haalbaarheid.
De eventuele aanleg van een bergbezinkbassin of bergingsvoorziening zal voor rekening van de desbetreffende leidingbeheerder (waterschap) worden uitgevoerd. Aan het plan zijn voor de gemeente Sittard-Geleen geen directe kosten verbonden. Deze ontstaan wel op het moment dat wordt overgegaan tot de aanleg van de gemeentelijke waterbuffer (na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid). Inzicht in de kosten hiervan ontbreekt vooralsnog, aangenomen mag worden dat van de wijzigingsbevoegdheid pas gebruik wordt gemaakt als de benodigde middelen beschikbaar zijn.
86
10. Procedure 10.1. Vooroverleg. Het voorontwerp bestemmingsplan Geleenbeekdal is aan diverse instanties voor vooroverleg toegezonden. Een aantal van deze instanties heeft op het plan gereageerd. De reacties en het standpunt van het college daarbij zijn weergegeven in de nota Bestemmingsplan Geleenbeekdal: eindverslag inspraak (22/10/08). Genoemde nota is als bijlage 3. opgenomen. 10.2. Inspraak. Het voorontwerp bestemmingsplan Geleenbeekdal heeft ter inzage gelegen vanaf 20 maart tot en met 2 april 2008. Gedurende deze periode is op 27 maart 2008 voor iedereen een inloopmiddag gehouden. Op het plan is schriftelijk gereageerd. Een korte samenvatting van de reacties en het standpunt daarbij van het college is opgenomen in de nota Bestemmingsplan Geleenbeekdal: eindverslag inspraak (22/10/08). Genoemde nota is als bijlage 3. opgenomen. 10.3. Vaststelling. Het ontwerp bestemmingsplan Geleenbeekdal heeft ter inzage gelegen vanaf 26 februari 2009 tot en met 8 april 2009. Gedurende deze periode zijn 7 zienswijzen tegen het plan ingebracht. Een korte samenvatting van de zienswijzen, het standpunt daarbij van het college en de daaruit voortvloeiende wijzig ingen zijn opgenomen in het vaststellingsbesluit. Het vaststellingsbesluit is als bijlage 4. opgenomen.
87
Bijlagen
Bijlage 1.: overzicht vigerende bestemmingsplannen Vigerende bestemmingsplannen binnen Geleenbeekdal: Algemene herziening zuidelijk deel (A) (G15), vastgesteld d.d. 9 november 1971, goedgekeurd d.d. 12 juni 1972; Algemene herziening noordelijk deel (C) (G17), vastgesteld d.d. 15 augustus 1972, goedgekeurd d.d. 29 oktober 1973; Woonwagenkamp Daniken (G24), vastgesteld d.d. 15 september 1977, goedgekeurd d.d. 12 december 1978; Buitengebied 1978 Schinnen (G57), vastgesteld d.d. 22 mei 1978, goedgekeurd d.d. 20 januari 1981; Partiële wijziging Buitengebied 1978 Schinnen (G57), vastgesteld d.d. 30 september 1982, goedgekeurd d.d. 17 januari 1984; Woonwagencentrum Biesenweg (G53), vastgesteld d.d. 23 augustus 1984, goedgekeurd d.d. 15 oktober 1985, besluit ARRS d.d. 13 maart 1986; Woonwagencentrum Biesenweg, fase II (G53), vastgesteld d.d. 22 september 1988, goedgekeurd d.d. 4 april 1989; Algemeen bestemmingsplan Spaubeek (G54), vastgesteld d.d. 7 juni 1950, goedgekeurd d.d. 7 juli 1951; Buitengebied gemeente Sittard(S), vastgesteld d.d. 4 december 2000, goedgekeurd d.d. 3 juli 2001. Daarnaast geldt voor een klein gedeelte van het plangebied dat sprake is van stedenbouwkundige bebouwde kom (G00).
1 S
1
overzich t vigerende bestemmingsp lann en
Bijlage 2.: overzicht archeologische vindplaatsen Archeologische vindplaatsen. Binnen het plangebied, of daar direct aan grenzend, zijn de volgende archeologische vindplaatsen bekend (de nummers corresponderen met de aanduiding op de kaart Bekende archeologische vindplaatsen/onderzoeken en resultaten veldtoets bij de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Sittard-Geleen): 36523 27218 33374
Romeins villacomplex Romeinse nederzetting vondsten uit vroege middeleeuwen, bandkeramiek en Romeins
32554 523 517
nederzetting bandkeramiek vindplaats bankeramiek nederzetting bandkeramiek de Kluis
1397
nederzetting bandkeramiek
32628 42621 27084 131947
nederzetting bandkeramiek vondsten, Romeins en bandkeramiek nederzetting bankeramiek vondsten, prehistorie
131948 vondsten prehistorie 232166 Romeins villacomplex 131939 Romeins villacomplex 8468
Romeins villacomplex, status: te beschermen monument
1
1
uitsn ed e u it Bekend e arch eo lo gische vind plaatsen/ond erzoeken en resultaten veld to ets gemeen te Sittard-Geleen
Bijlage 3.: nota Bestemmingsplan Geleenbeekdal: eindverslag inspraak (20/20/08)
Bijlage 4.: vaststellingsbesluit