Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket. Archeologisch onderzoek bij de renovatie van hotel Vermeer aan de Grote Kerkhof 7-9 project 376 Auteur: Emile Eimermann, met een bijdrage van René Cappers
Status:
Definitief
17-01-2013
Naam:
Datum:
Akkoord Projectleider:
E.Eimermann
17-01-2013
Akkoord Senior-Archeoloog:
E. Mittendorff
17-01-2013
Akkoord Bevoegd Gezag:
B.Vermeulen
17-01-2013
Paraaf:
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) COLOFON © 2013, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur: Emile Eimermann, met een bijdrage van René Cappers Redactie: Emile Mittendorff en Bart Vermeulen Beeldredactie: Emile Eimermann Productie kaartmateriaal en objectfoto’s: Michael van der Wees Productie aardewerktekeningen: Herman Klomps Titel: Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket. Archeologisch onderzoek bij de renovatie van hotel Vermeer aan de Grote Kerkhof 7-9 (project 376). Reeksnaam: Interne Rapportages Archeologie Deventer, nummer 60 Dit rapport is een product van: Archeologie Deventer Gemeente Deventer
Postbus 5000 7400 GC Deventer Nederland Telefoon: (0031)-(0)570-671155 www.deventer.nl
Archeologie Deventer, Januari 2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
Inhoud 1 Inleiding 1.1 Ligging Onderzoeksgebied 1.2 Projectgegevens 1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen 2 Landschappelijk kader 3 Historisch kader en archeologische verwachting 4 Strategie en methode 4.1 Algemene strategie 5 Resultaten van de archeologische begeleiding 5.1 Sporen en structuren 5.1.1 Periode 1: Silo-/voorraadkuil uit de ijzertijd 5.1.2 Periode 2: Sporen uit de middeleeuwen en Nieuwe tijd 5.2 Vondsten 5.2.1 Prehistorische vondsten 5.2.2 Determinatie prehistorische verkoolde plantenresten 5.2.3 Middeleeuwse vondsten 6 Conclusie 7 Literatuur
1 1 1 2 4 5 6 6 9 9 9 10 11 11 15 16 18 19
Archeologie Deventer, Januari 2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
1 Inleiding Voor de restauratie van het pand Grote Kerkhof 7-9 diende de fundering van de 19de-eeuwse voorgevel te worden verbeterd. Hiertoe werd aan de binnenzijde van de panden in de kelder een sleuf met een breedte van 4 m en een maximale diepte van 0,5 m langs de voorgevels gegraven om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren. Daarnaast werd aan de buitenzijde van de achtergevel van Grote Kerkhof 7 een bescheiden liftkoker aangelegd van ca. 2x2 m en werd in de tuin een beperkte ontgraving van maximaal 0,5 m beneden maaiveld uitgevoerd. Aangezien het pand zich in het historische centrum bevindt, was archeologisch onderzoek noodzakelijk. Tijdens een korte waarneming op 26 maart 2011 werd reeds geconstateerd dat het middeleeuwse sporenniveau (uit de 10de-11de eeuw) zich direct onder de huidige keldervloer bevindt en deze archeologische resten door de restauratieplannen bedreigd werden. Vanwege de aard en de betrekkelijk kleine schaal van de werkzaamheden werd dit onderzoek ingestoken als een archeologische begeleiding. In de zomer van 2011 zijn in de kelderruimte een vijftal proefputjes met de hand aangelegd. Op basis hiervan is bepaald om in de voorzijde van de kelderruimte zoveel mogelijk een vlakdekkend onderzoek plaats te laten vinden. (afb. 1.1).
Afb. 1.1 Sfeerfoto van de begeleiding tijdens het plaatsen van de liftschacht.
1.1 Ligging Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied betreft de kelder en de achtertuin van het pand Grote Kerkhof 7-9, gelegen in de binnenstad van Deventer (afb. 1.2).
1.2 Projectgegevens Projectnr. Archeologie Deventer: Gemeente en plaats: Naam onderzoek: Onderzoeksmeldingsnummer: Coördinaten: Bevoegd Gezag: Projectleiding: Duur uitvoering: Determinatie verkoolde plantenresten:
Archeologie Deventer, januari 2013
376 Deventer Grote Kerkhof 7-9 51457 X: 207.441 Y: 473.955 B. Vermeulen Afwisselend D. Kastelein, E. Eimermann en E. Mittendorff In totaal 5 dagen (16 maart 2012, 29 maart, 2 april, 4 april en 16 mei 2012) R.T.J. Cappers (GIA)
1
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) 207400
207600
474200
474200
207200
474000
474000
of rkh e eK ot Gr
IJssel
473800
Legenda 473800
Onderzoeksgebied Kadastrale grenzen Bebouwing 207200
207400
207600
Afb. 1.2 Locatie onderzoeksgebied.
1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen Het uitgevoerde onderzoek had als doel de archeologische resten te documenteren en ex situ veilig te stellen door middel van het archeologisch begeleiden van de ontgravingswerkzaamheden. Voorafgaand aan het onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld, waarin de onderzoeksvragen voor dit onderzoek zijn geformuleerd.1 Deze onderzoeksvragen zijn onderverdeeld in vragen over sporen van middeleeuwse bewoning en vragen m.b.t. de mogelijke aanwezigheid van begravingen rond de Lebuïnuskerk. Tijdens het onderzoek is een kuil uit de ijzertijd aangetroffen, zodat voor de uitwerking enkele vragen ten aanzien van de prehistorische periode zijn toegevoegd.
Sporen van bewoning 1. Zijn in het onderzoeksgebied sporen van houten huizen aanwezig? 2. Zo ja, betreft het hier huizen die zijn gefundeerd op ingegraven palen of gaat het om huizen in vakwerkof houtskeletbouw? 3. Wat is de datering van de sporen? 1
Mittendorff & Vermeulen, 2011.
2
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
4. Zijn er vloerniveaus aanwezig die aan deze huizen kunnen worden gekoppeld? 5. Zijn in het onderzoeksgebied aanwijzingen voor de aanwezigheid van natuurstenen bebouwing op of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied (vergelijk met de waarneming van tufsteenmuurwerk in de kelder van Grote Kerkhof 6)? 6. Welke datering hebben deze muurresten? 7. Zijn er vloerniveaus aanwezig die aan deze natuurstenen bebouwing kunnen worden gekoppeld? 8. Kan op basis van de sporen in de kelders iets worden gezegd over de datering van de vroegste bouwfase (of de oudste kelder) van het pand Grote Kerkhof 7-9? 9. Werd deze huidige bebouwing vanaf het begin in baksteen opgetrokken of is er sprake van een oudere tufstenen kern? 10. Zijn in de kelders nog aanwijzingen aanwezig voor veranderingen in de indeling van de kelders (tussenmuren, oudere keldervloeren)? 11. Zijn er nog sporen aanwezig van de inrichting van de kelders (bijvoorbeeld inpandige beer- of waterputten)? 12. Zo ja, zijn deze putten (globaal) te dateren (zie ook methoden en technieken)? Begravingen 13. Zijn in het onderzoeksgebied menselijke begravingen aanwezig? 14. Zo ja, wat is de oriëntatie van deze graven en sluit deze aan bij die van andere graven in de omgeving (bijvoorbeeld project 076: kelder stadhuis, project 322: Grote Kerkhof Stadsverwarming)? 15. Wat is de datering van de graven? 16. Sluit de datering van de jongste begraving aan bij het veronderstelde einde van de begravingen buiten de laatmiddeleeuwse kerkhofmuur (13de eeuw)? 17. Kan iets worden gezegd over de wijze van bijzetting (bijvoorbeeld in kist, lijkwade of sarcofaag)? 18. Gaat het om volwassenen of zijn er ook kinderen begraven? 19. Kan een uitspraak worden gedaan over de oostelijke begrenzing van het kerkhof? 20. Hoe zag deze begrenzing eruit, bijvoorbeeld een greppel of een muur? Prehistorie (toevoeging gezien de aard van de resultaten) 21. Wat is de aard en datering van de prehistorische vondsten en sporen in de top van de natuurlijke ondergrond? 22. Uit welke plantensoorten bestaan de verkoolde resten uit de silokuil? 23. Is de prehistorische akkerlaag in de top van de natuurlijke ondergrond aanwijsbaar?
Archeologie Deventer, januari 2013
3
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
2 Landschappelijk kader In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (375.000–130.000 jaar geleden), wordt door Scandinavisch landijs het IJsseldalbekken gevormd, waarvan de bodem op de diepste punten op 100 m onder NAP ligt. Als het ijs zich terugtrekt, wordt het IJsseldalbekken voor een deel opgevuld met afzettingen. Tijdens het warme Eem-interglaciaal (130.000–115.000 jaar geleden) en het eerste deel van het daaropvolgende Weichsel-glaciaal (115.000–10.000 jaar geleden) stroomt de Rijn in noordelijke richting door het IJsseldalbekken (de zogenaamde IJsseldalrijn) en worden de grove rivierzanden van de Formatie van Kreftenheye afgezet. De IJsseldalrijn is actief geweest tot 60.000–40.000 jaar geleden. In het koudste en droogste deel van het Weichselien, het Laat-Pleniglaciaal (26.000– 13.000 jaar geleden), worden nat-eolische zanden afgezet, die gekenmerkt worden door een sterke gelaagdheid en die de basis vormen van het reliëf onder de huidige binnenstad. Als gevolg van opeenvolgende sedimentatie en erosie door afwisselend wind en water is een terrassenlandschap ontstaan.2 De nat-eolische sedimenten worden doorsneden door beekdalen. In het laat glaciaal (12.500 – ca 10.000 BP) is over dit terrassenlandschap als gevolg van (vaak lokale) verstuiving in de laatste ijstijd een pakket dekzand (jong dekand) afgezet, zodat kenmerkende ruggen en koppen gevormd werden. In de omgeving van het Grote Kerkhof, ter plaatse van het Burseplein, is sprake van een dergelijke duinkop en deze strekt zich uit tot aan de Assenstraat. In het verloop van de Assenstraat is het hoogteverschil nog goed zichtbaar. Ook de kop ter hoogte van de Noordenberg lijkt uit deze periode te stammen (afb. 2.1). Onder invloed van de steeds verder stijgende zeewaterspiegel en sedimentatie in het Rijndal is het IJsseldal weer gaan fungeren als afvoerkanaal van de Rijn. De exacte datering van deze gebeurtenis is tot op heden punt van discussie. De archeologische data in het IJsseldal lijkt voorlopig te wijzen op een (eventueel geleidelijke) reactivatie van de IJssel in de laat-Romeinse tijd of vroege middeleeuwen.3
Afb. 2.1 Geomorfologie van de binnenstad van Deventer.
2 3
Willemse, Keunen & Van der Veen, in voorbereiding. Mittendorff, in voorbereiding.
4
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
3 Historisch kader en archeologische verwachting4 Het onderzoeksgebied ligt aan de oostzijde van het Grote Kerkhof, ongeveer 20 m ten zuiden van de hoek met de Polstraat. Het gebied rond de Polstraat en de Assenstraat is aantoonbaar een van de oudste kernen van de middeleeuwse stad en de middeleeuwse bewoning gaat hier tenminste terug tot de eerste helft van de 9de eeuw. Het Grote Kerkhof zelf was mogelijk al sinds de 9de eeuw, maar in ieder geval sinds de 10de of 11de eeuw in gebruik als kerkhof van de Lebuïnuskerk. Op dit kerkhof zijn naar schatting in de loop van de eeuwen vele tienduizenden mensen begraven. Tegenwoordig wordt het Grote Kerkhof aan de oostzijde begrensd door de huidige gevellijn, waarvan het pand Grote Kerkhof 7-9 deel uitmaakt. In het verleden zijn echter ook buiten deze begrenzing begravingen aangetroffen, maar hoever de begraafplaats in oostelijke richting doorliep, is echter nog niet geheel duidelijk. Vanaf de totstandkoming van de historisch bekende kerkhofmuur, lijkt het plangebied niet meer tot het kerkhof te behoren. Tijdens waarnemingen in de kelders van het pand Grote Kerkhof 10-11 werd een haardplaats uit de 9de-10de eeuw gevonden. In de kelder van het pand Grote Kerkhof 6 is in 1985 eveneens een klein onderzoek uitgevoerd en werden de resten van tufstenen funderingen en lemen vloerniveaus aangetroffen. De datering van deze sporen is op dit moment echter niet duidelijk, maar het is waarschijnlijk dat deze tussen de 9de en de 13de eeuw gedateerd kunnen worden. Omdat in de kelder van de panden aan weerszijden van het onderzoeksgebied sporen van houten en tufstenen bebouwing zijn aangetroffen, is het waarschijnlijk dat resten van dergelijke bebouwing ook onder de keldervloer in het onderzoeksgebied aanwezig zijn. In de late middeleeuwen en de nieuwe tijd was het onderzoeksgebied in ieder geval bebouwd. Mogelijk bestaat de kern van deze bebouwing uit een oudere kern van tufsteen. De laatmiddeleeuwse bebouwing zal voor het grootste deel in baksteen zijn uitgevoerd. De aanleg van de kelders zal in de late middeleeuwen of de vroege nieuwe tijd tot stand zijn gekomen. Uit deze periode kunnen inpandige water- of beerputten worden verwacht, zoals blijkt uit de vondst van een vijftal van deze putten tijdens het onderzoek in de kelder van het pand Grote Kerkhof 6 in 1985. Vanwege de aanzienlijke diepte van de keldervloer (>2 m onder maaiveld) is het waarschijnlijk dat zich direct onder de vloer het sporenniveau uit de 12de eeuw of ouder bevindt. Het is dus waarschijnlijk dat het onderzoeksgebied tot het bebouwde deel van de nederzetting behoorde. De vraag blijft echter of het ook op enig moment tot het kerkhofterrein heeft behoord en zo ja, of de functie als deel van het kerkhofterrein ouder is dan de verwachte sporen van bebouwing. Hoewel de onderzoeksvragen uit het PvE hier niet verder op ingaan, geldt naast deze middeleeuwse verwachting ook een archeologische verwachting voor het aantreffen van oudere periodes in de top van het oorspronkelijke duin-/ dekzandreliëf, zoals beschreven bij het landschappelijke kader. De diepe ontgraving van de liftschacht reikte tenslotte tot in de top van de natuurlijke ondergrond. De opgraving aan het Burseplein bevat hierover de meeste informatie, waarbij de onderste opgravingsvlakken zijn aangelegd in het laat-glaciale stuifzand (‘jong dekzand’). Soms was daarbij sprake van sterke fosfaatinspoeling vanuit de bovenliggende ophogingslagen. Op een dieper niveau in het (duin-)zandpakket dateren de oudste sporen daar in het laat-mesolithicum.5 In 2009 is een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd. Grote Kerkhof 7 en 8 vormen één pand, met daarin twee woningen. Huisnummer 9 bestaat uit twee zelfstandige gebouwen, die samen weer één woning vormen (Grote Kerkhof 9-links en Grote Kerkhof 9-rechts). Bij alle drie de panden is in zekere mate sprake van nieuwbouw, waarbij wel de funderingen van de middeleeuwse huizen bewaard bleven en, in enkele gevallen, de zijmuren en keldergewelven. Grote Kerkhof 7/8 en 9-links maakten oorspronkelijk deel uit van één middeleeuws huis. In het achterhuis van Grote Kerkhof-9 links bevindt zich een oude, mogelijk middeleeuwse kelder. Het tweede huis Grote Kerkhof 9-rechts bevat bouwkenmerken uit verschillende perioden. In ieder geval is de middeleeuwse kelder nog intact, alsmede de zijmuren, maar waarschijnlijk zijn nog meer elementen tot een vroege bouwfase te rekenen. De kelder bestaat uit een vroeg-14de-eeuwse linker zijmuur met kaarsnissen, een vloer van kloostermoppen en gewelven met gordelbogen die waarschijnlijk in de 15de of 16de eeuw zijn aangebracht. Aan de achterzijde is een kleiner en smaller keldertje aanwezig, waarbij gedacht wordt aan de kelder van een laatmiddeleeuwse achterkamer, die mogelijk ouder is dan de voorkelder.6
4 5 6
Informatie overgenomen uit het PvE: Mittendorff & Vermeulen, 2011. Mittendorff, in voorbereiding. Bloemink & Hemmes, 2009, 5-8.
Archeologie Deventer, januari 2013
5
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
4 Strategie en methode 4.1 Algemene strategie • • • •
Het uitgevoerde onderzoek was ruimtelijk in drie delen op te delen (afb. 4.1): De ontgraving in de twee kelders (werkputten 1 en 2), De aanleg van de liftkoker (werkput 3), De beperkte ontgraving van het achtererf (tot max. een halve meter onder maaiveld) en enkele waarnemingen tijdens inpandige sloopwerkzaamheden.
De beide opgravingsputten in de kelderruimte konden uit veiligheidsoverwegingen niet tot aan de keldermuren aangelegd worden. Bouwsporen waren daarbij niet zichtbaar op de keldermuren, aangezien de pleisterlaag nog aanwezig was. Bouwhistorisch onderzoek was daarbij reeds uitgevoerd.7 Werkput 1 mat ca. 1,50 x 3,75 m en werkput 2 ca. 3,25 x 4 m. Het archeologische vlak lag ongeveer 20 cm onder het huidige vloerniveau. Vanwege de geringe ontgravingsdiepte zijn de sporen over het algemeen genomen verder niet gecoupeerd of afgewerkt. Wel zijn een tweetal boringen gezet om de diepere opbouw tot in het natuurlijke zand vast te kunnen stellen. Bij de aanleg van het vlak is gezocht met de metaaldetector. Vondsten gedaan tijdens deze aanleg zijn zoveel mogelijk aan de sporen gekoppeld waaruit zij afkomstig zijn. Het aangelegde opgravingsvlak in de kelderruimte is gefotografeerd, gedocumenteerd op tekening, beschreven en gewaterpast. Vanwege de beperkte oppervlakte van de liftkoker is alleen het diepste vlak gedocumenteerd (werkput 3). Het vlak had een omvang van ca. 2,30 x 2,10 m. Door het gebruik van een zakbak tijdens het verdiepen kon helaas geen profiel gedocumenteerd worden en kon alleen relevant materiaal uit de onderste meter verzameld worden. De hieronder aanwezige ijzertijdkuil is gecoupeerd en afgewerkt (werkput 3). Van het spoor is de grond zo volledig mogelijk bemonsterd en later binnen gezeefd. De grondmonsters zijn hierbij zowel over een maaswijdte van 2 mm gezeefd als een 10 literdeel over een maaswijdte van 1 mm, teneinde ook kleine verkoolde resten van onkruiden en andere gewassen in te kunnen vangen. Het ontgraven van het achtererf en sloopwerkzaamheden op de begane grond in het pand zijn extensief begeleid (op afroep), waarbij slechts een klein deel van het achtererf schematisch kon worden vastgelegd op tekening.
7
Bloemink en Hemmes, 2009.
6
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
Werkput 4
werkput 3
Werkput 2
Werkput 1
Grote Kerkhof Afb. 4.1 Puttenplan.
Archeologie Deventer, januari 2013
7
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) Spoor
Aantal
Spoor
Aantal
Paalkuil
1
Paalkuil
4
Silokuil
1
Natuurlijke laag
1
Kuil
2
Ophogingslaag
20
Afvalkuil
1
Muur
1
Beerkuil
1
Muurinsteek
1
Recente verstoring
2
Totaal
35
Afb. 5.1 Sporenlijst.
s2 s3
s10
s6
wp2
Pand 7/8 wp1
s29 s26 s25
s20 s21 Locatie kelder/gewelf
Pand 9
Restanten keldertrap Waterput wp3
Restanten kelderfundamenten
Hoofdbebouwing voorafgaand aan verbouwing
0
3
6m
s1
wp4
Silokuil
Beerkuil
Recente verstoring
Muurrestant
Paalkuil
Verdiept tot natuurlijke ondergrond
Afvalkuil/puinkuil
Ophogingslaag
Afb. 5.2 Vlaktekening en overzicht van de verschillende werkputten.
8
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
5 Resultaten van de archeologische begeleiding 5.1 Sporen en structuren In totaal zijn tijdens het onderzoek 35 spoornummers uitgedeeld (afb. 5.1). De spoornummers zijn vooral uitgegeven om de middeleeuwse ophogingslagen te kunnen beschrijven. Daarnaast zijn een aantal kuiltypes aangetroffen (beerkuil, afval-/puinkuil, paalkuil). Speciale aandacht gaat uit naar de prehistorische voorraadkuil aangetroffen op het diepste punt in de liftschacht. Bij de andere werkzaamheden als het uitbreken van de betonnen vloer in het achterhuis en de geringe ontgraving op het achtererf, zijn nog enkele muurresten en een put aangetroffen (afb. 5.2).
5.1.1 Periode 1: Silo-/voorraadkuil uit de ijzertijd De ronde tot iets ovale kuil had in het vlak een diameter van ca. 1 m.8 Hoewel de resterende diepte van het spoor nog slechts 10 cm betrof, was hierin wel een concentratie aan archeologisch materiaal aanwezig. Naast een aantal grote aardewerkfragmenten was een aanzienlijke hoeveelheid verbrande graankorrels en houtskoolbrokken aanwezig. In de zuidelijke zijde van de liftschacht is nog te zien dat een klein deel van het spoor tot buiten de liftschacht doorloopt (afb. 5.3).
Silokuil in het vlak
Dit soort kuilen, met onderin een laag verkoolde graanresten en afgedekt met huisafval in de vorm van aardewerkscherven, worden meestal als siloof voorraadkuilen geïnterpreteerd. Vaak aan de rand van het erf, maar ook wel verder weg langs de rand van een akker of weiland – zelfs tot op enkele honderden meters afstand van het boerenerf –, lagen de kuilen die voornamelijk voor langduriger opslag van gewassen, zoals zaaigraan, werden gebruikt.9 Een goede parallel hiervoor bieden de aangetroffen silokuilen uit de vroege ijzertijd op Colmschate De Scheg (afb 5.4).10 Uit acht van deze vrijwel ronde kuilen zijn onderin de kuil verkoolde resten van emmertarwe, bedekte en naakte gerst, pluimgierst en in mindere mate spelt, haver, huttentut, lijnzaad en eikels gevonden.
De specifieke inhoud van deze voorraadkuilen is bij dit uitgebreide archeologische onderzoek als volgt verklaard: “Voorraadkuilen die vaak werden hergebruikt, konden eerst schoongebrand worden. Dit moest voorkomen dat schimmels en bacteriën die zich al in de kuil bevonden de Coupe onderkant silokuil nieuwe voorraad zouden aantasten en zorgde ervoor dat overmatig aanwezig vocht uit de kuil wegtrok. Graankorrels en andere natuurproducten die tijdens dit ontsmettingsproces nog in de kuil aanwezig waren, konden zo in verkoolde staat in silokuilen achterblijven. Tijdens archeologische opgravingen wordt in de vulling van voorraadkuilen bijna altijd houtskool aangetroffen. Dit bleef na het schoonbranden tijdens de gebruiksperiode Restant onder de zakbak van een voorraadkuil meestal in de directe omgeving aan het oppervlak liggen, waarna het uiteindelijk bij het dichtgooien of geleidelijker dicht raken Afb. 5,3 Silo-/voorraadkuil uit de IJzertijd van de kuil vaak weer in meer of minder grote concentraties in de vulling (spoor 1, werkput 3). belandde. Vanwege de gewenste droge bewaarcondities, werden silokuilen over het algemeen alleen gegraven in gebieden en op terreinen met een lage grondwaterstand. Doordat veel voorraadkuilen na verloop van tijd als afvalkuil werden gebruikt, worden in de vulling hiervan vaak vondsten – veelal in de hoedanigheid van scherven aardewerk – aangetroffen. In de zomermaanden werden silokuilen vaak buiten gebruik gesteld omdat de temperatuur in de kuilen in deze periode regelmatig te hoog opliep om de voorraad goed te kunnen houden. De meest optimale vorm silokuil was relatief diep en had een smalle monding, waardoor een zo klein mogelijk oppervlak lucht- en waterdicht hoefde te worden afgesloten. Het volume van dit soort kuilen zal in eerste instantie zijn bepaald door het volume van de producten die erin moesten worden opgeslagen. Daarnaast was ook de stabiliteit van de zandgrond of ander soort bodem van invloed op de vorm en grootte van silokuilen.”11 8 Spoor 1, werkput 3. 9 Hermsen & Haveman, 2009, 29. 10 Onderzoek uitgevoerd tussen 1984 en 1986 door de toenmalige ROB (tegenwoordig RCE; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). 11 Hermsen & Haveman, 2009, 30. Archeologie Deventer, januari 2013
9
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) Na afloop van het onderzoek is in de kelderruimte (zie onder) een boring gezet, waarbij een prehistorische akkerlaag in de top van het natuurlijke zand aanwezig bleek te zijn. Op verschillende locaties in de binnenstad is een dergelijke prehistorische akkerlaag in de top van de natuurlijke ondergrond aanwezig als aanwijzing voor de prehistorische vestiging op het duincomplex in de binnenstad, zoals bij de grootschalige opgraving op het duin van Burseplein is aangetoond.12
5.1.2 Periode 2: Sporen uit de middeleeuwen en Nieuwe tijd Afb. 5.4 Doorsnede door een silokuil uit de vroege ijzertijd op het terrein van De Scheg in Colmschate met onderin een laag verkoold graan afgedekt door een laag potscherven (uit: Hermsen & Haveman 2009, 29).
Tijdens het ingraven van de zakbak voor de liftschacht kwam bij de waarneming middeleeuws materiaal naar voren in de onderste meter van het ophogingspakket. Vanwege de zakbak konden de vondsten niet aan een profiel gekoppeld worden en geven daarom alleen informatie over de globale ouderdom die tussen de tweede helft van de 9de en de 12de eeuw ligt.
Daarnaast werd na verwijdering van de vloer in de kelderruimte van Grote Kerkhof 7-9 een vlak aangelegd binnen het middeleeuwse ophogingspakket. Het vlak in de beide werkputten bevond zich op ca. 20 cm onder de keldervloer. In werkput 1 waren humeuze ophogingslagen aanwijsbaar met hierin enkele gegraven afval-/puinkuilen13, alsmede een beerkuil14. De beerkuil bevatte in het vlak naast mortelgruis en baksteenpuin tevens een slijpsteen met een holle basis.15 Uit de afvalkuilen kwam alleen een scherf steengoed naar voren (datering 1350-1500, vondstnr. 5). Deze kuilen dateren op basis van de enkele scherf in combinatie met baksteenfragmenten in de late middeleeuwen of nieuwe tijd. Het gebruik van baksteen als bouwmateriaal komt vanaf de 13de eeuw in bescheiden mate voor en wordt vanaf de 14de eeuw wijdverbreid (mede door gemeentelijke verordeningen als gevolg van grote stadsbranden). De middeleeuwse ophogingslagen bevatten een kogelpotfragment en een tweetal Pingsdorfscherven. Ook hierin was baksteengruis aanwezig, zodat deze lagen in de late middeleeuwen dateren, in ieder geval vanaf de 13de eeuw. De kuilen zijn omwille van de geringe ontgravingsdiepte verder niet afgewerkt (afb. 5.5). In werkput 2 werden binnen het ophogingspakket geen baksteenspikkels herkend en in combinatie met de middeleeuwse scherven lijken de lagen hier voornamelijk voor 1200 te dateren. De aardewerkscherven dateren hier tussen de tweede helft van de 9de en de 12de eeuw. De ophogingslagen hadden voor een deel een minder humeus karakter dan in werkput 1. Wel waren in de ophogingslagen verbrande leembrokjes, houtskool en een fosfaatneerslag aanwezig. In het vlak waren
Afb. 5.5 Werkput 1, vlak 1 met ophogingslagen en enkele sporen uit de late middeleeuwen tot Nieuwe tijd.
12 13 14 15
Afb. 5.6 Werkput 2, vlak 1 met ophogingslagen en enkele sporen uit de late middeleeuwen tot Nieuwe tijd.
Mittendorff, in voorb. Sporen 2, 3 en 10. Spoor 6. Vondstnr. 2.
10
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) enkele afval-/puinkuilen16, alsmede een paalkuil17 zichtbaar. De paalkuil had een ronde vorm en een geringe diepte van ca. 14 cm. De paalkuil kan gezien de oversnijding door kuil spoor 20 en de aanwezige middeleeuwse scherven in het spoor waarschijnlijk in de middeleeuwen gedateerd worden (in de vulling waren een Pingsdorf- en een Badorfscherf aanwezig). Kuil spoor 29 bevatte baksteen en mortelfragmenten en wordt oversneden door spoor 26. De stratigrafie van de kuilen geeft hiermee onderling een verschil in tijd aan. Deze kuilen kunnen evenals in werkput 1 vanaf de late middeleeuwen tot nieuwe tijd gedateerd worden. Als recente sporen liep een riool door het vlak met hierbij een bakstenen put (afb. 5.6). Uit de beide boringen in de kelder kwam naar voren dat het middeleeuwse (zandige) ophogingspakket onder het archeologische vlak nog ongeveer 30 cm dik is, waaronder de prehistorische akkerlaag in de top van de natuurlijke ondergrond aanwezig is. Een tweede boring was meer aan de straatkant gezet en hier werd een diepe beerkuil aangesneden. De beerkuil zal door de prehistorische akkerlaag zijn heen gegraven, aangezien onder de kuil alleen de natuurlijk zandopbouw aanwezig was. Op het achterterrein kwam bij de afgraving van de grond een waterput naar voren met hierin enkele loden aan- en afvoerbuizen. Deze loden buizen wijzen op een gebruik tot in de 19de/20ste eeuw, maar de waterput zelf kan reeds enkele eeuwen eerder geslagen zijn. Tegen de achtergevel van het achterhuis kwam daarnaast de aanzet van het keldergewelf naar voren, alsmede de ingang naar de kelder. De vrijgelegde keldermuren bevatten een behoorlijk groot formaat baksteen van 27x14x8 cm, wat kan wijzen op een relatief vroege datering, maar eveneens hergebruikt kan zijn. Bij het wegbreken van de betonnen vloer in het pand Grote Kerkhof 7 kwam nog de bovenzijde van een gewelf met een gat erin tevoorschijn. Bij het uitbreken van de bovenzijde kwamen naast puin enkele dakpanfragmenten naar voren. De waarneming was echter van een te gering karakter om verdere uitspraken te doen en het gat is volgestort met zand. Het is onduidelijk gebleven of het hier om een putconstructie handelde.
5.2 Vondsten 5.2.1 Prehistorische vondsten In totaal werden 78 handgevormde aardewerkscherven uit de silokuil verzameld (zie afb. 5.7). Een viertal potten zijn aanwezig in het schervenmateriaal. De meeste scherven horen bij de onderzijde van een hoge (voorraad-)pot en een schaalvorm. Daarnaast zijn een compleet miniatuurpotje en een rand van een tweede pot met een rechte hals aanwezig (afb. 5.8). Daarnaast is een grote hoeveelheid verkoolde plantenresten aanwezig in de kuil, voornamelijk bestaande uit graankorrels en in mindere mate aarspilfragmenten, peulvruchten, diverse zaden en vruchten aangetroffen van akkeronkruiden en enkele andere gewassen (afb. 5.9 a-c). Tussen het materiaal zijn tevens twee rolsteentjes18 en een verbrand stukje vuursteen aanwezig (gebruikssporen waren verder niet aanwezig). Door aantasting en neerslag van fosfaten vanuit de middeleeuwse ophogingslagen (o.a. bestaande uit mest- en beerlagen) waren de scherven verweerd en voor een deel aan elkaar gekit.19 Zowel op de wanden als op de breukvlakken waren door deze aantasting verkoolde graankorrels en houtskoolbrokken op de scherven vast komen te zitten. De aanwezigheid van verkoolde graankorrels op het breukvlak is een duidelijke aanwijzing dat deze potten reeds gebroken waren op het moment dat de scherven in de kuil werden gegooid. Hieronder wordt het aardewerk nader beschreven, mede aan de hand van enkele typologische opmerkingen gemaakt door aardewerkspecialist I. Hermsen. De hoge pot zal een drieledige vorm hebben gehad, waarbij de onderbuik is besmeten en een stukje van de bodem is afgesprongen, waarschijnlijk door secundaire verhitting. Enkele andere wandscherven vertonen ook sporen van enige secundaire verhitting (verandering van de structuur en kleur). Mogelijk kwam de pot geregeld in aanraking met vuur, zoals afkomstig van de haard of oven. De structuur van de scherven is mede aangetast door de fosfaatneerslag afkomstig van de middeleeuwse ophogingslagen. De open schaalvorm heeft een gelijkmatig-convexe wand met een licht naar binnen getrokken rand. De buitenkant van de schaal is duidelijk geglad en bevat sporen van polijsten. Het miniatuurpotje is vanuit een balletje klei gevormd door met de beide duimen de klei naar binnen te drukken. De wat onregelmatig golvende tot afgevlakte rand lijkt te maken te hebben met dit simpele procedé. Miniatuurpotjes kunnen gebruikt zijn als een soort van zalfpotje of het betrof kinderspeelgoed. De pot kan als voorraadpot hebben gediend en de schaal kan bijvoorbeeld bij het koken of het opdienen van voedsel hebben gefunctioneerd. De klei is met zand en potgruis gemagerd. 16 Sporen 20, 26 en 29. 17 Spoor 21. 18 Een door watertransport of golfwerking goed afgeronde steen. 19 Dit is een bekend verschijnsel bij het aantreffen van prehistorisch aardewerk onder het middeleeuwse woonpakket. Archeologie Deventer, januari 2013
11
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) V.nr.
Spoor Materiaal Specificatie
Datering
N
11
1
IJZ
1
22
0,5
4
IJZV/begin IJZM
1
8
1
24
IJZV/begin IJZM
58
1945
W= 1,11,5
AWH
miniatuur potje, compleet
11
11,12,13
1
AWH
R/W/B, drieledige potvorm
Gewicht (gr)
1
11,12,13
1
AWH
12
1
NST
12
1
VST
11,12,13
HK
11,12,13
Zaden
R/W/B, schaalvorm
IJZV/begin IJZM
17
Dikte Diam. Hoogte Magering (cm) (cm) pot(cm)
B= 1,31,8 1136
3
> 50 cm?
zand zand/ kwarts/ potgruis
verweerd/secundair verhit/ rechte hals
zand/ kwarts/ potgruis
besmijting, secundair verhit, lbr./br.
B = 14
W= 0,81,1
Bijzonderheden
aangetast/verweerd, bodem afgesprongen klei 13
zand/ kwarts/ potgruis
geglad opp./dgr./ lensbodem
1
B= 1,2
B = 13
lichte roetsporen
1
R=1
R = 33
verweerd/aangetast
rolsteen
Preh.
1
12
door hitte kapotgesprongen; zandsteen/granietachtig
Brokken
Preh.
1
8
Verbrand
Preh.
>100
Preh.
ca. 1.500
Afb. 5.7 Vondsttabel met betrekking tot de vondsten afkomstig uit de prehistorische silo-/voorraadkuil (spoor 1, werkput 3).
De schaalvorm en de potfragmenten – met name ook het rechte halsfragment – passen in het aardewerkspectrum bekend van de tweede fase van de vroege ijzertijd tot de eerste fase van de midden ijzertijd (tussen ca. 600/550 en 400 v. Chr.). Voor een vergelijking kan dankbaar gebruik gemaakt worden van de opgestelde typologie over Oss-Ussen in de recent verschenen dissertatie van Van den Broeke.20 De schaal komt hierbij overeen met het Oss-type 3b en het randfragment met rechte hals komt overeen met het Oss-type 73a. De hoge potvorm komt in de buurt van het Oss-type 58. De verschraling bestaande uit matig grof zand in combinatie met potgruis wordt voor deze vroegere periode in de ijzertijd in de omgeving van Deventer vaak aangetroffen.21 Op basis van het ingeworpen gebroken aardewerk kan in de directe nabijheid een woonerf verwacht worden, hoewel silokuilen gezien de informatie uit onder ander Colmschate tevens duidelijk verder van het erf af gelegen kunnen hebben.22 Het graan uit de kuil vormt in ieder geval een directe aanwijzing voor akkerbouw en de aanwezigheid van één tot enkele woonerven op het duin in de binnenstad.23
20 Van den Broeke, 2012. Pers. comm. I. Hermsen: ‘Alleen voor de vroege en begin midden ijzertijd kunnen parallellen getrokken worden met zuidelijk Nederland/N.-Brabant. Voor de latere fasen in de ijzertijd gaat dit niet meer op en zal meer naar de oostelijke en noordelijke regio’s gekeken dienen te worden.’ 21 Van den Broeke, 2012: Schaalvorm type Oss 3b (p. 46 en beschrijving op p. 49), iets naar binnengebogen lange hals: type Oss 73a (p. 77 t/m 83), hoge potvorm mogelijk type Oss 58 (p. 77), maar dan met een iets meer holle bodem. 22 Een dergelijke aardewerkdump ver van het erf afgelegen, zal niet alleen als puur functioneel verklaard kunnen worden. 23 Hermsen & Haveman, 2009, 29-30.
12
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376) Afb. 5.8 Aardewerk uit de vroege-midden ijzertijd afkomstig uit de prehistorische silo-/voorraadkuil (spoor 1, werkput 3).
2CM
2CM
Archeologie Deventer, januari 2013
2CM
13
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
Afb. 5.9a De verkoolde graanresten afkomstig uit de prehistorische silo-/voorraadkuil (spoor 1, werkput 3).
Afb. 5.9b Macroscopische foto van de graanresten afkomstig uit de prehistorische silo-/voorraadkuil (spoor 1, werkput 3).
14
Afb. 5.9c : Houtskoolbrok afkomstig uit de prehistorische silo-/voorraadkuil (spoor 1, werkput 3).
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
5.2.2 Determinatie prehistorische verkoolde plantenresten René Cappers24 In de onderste vulling van de kuil zijn vijftien monsters genomen voor archeobotanisch onderzoek. Deels gaat het hier om ongezeefde monsters van één liter en deels om concentraties van losse zaden. In afb . 5.10 is een overzicht van de aangetroffen plantenresten weergegeven. De aangetroffen planten vertegenwoordigen granen, peulvruchten en akkeronkruiden. De peulvruchten zijn slechts vertegenwoordigd door een klein aantal zaden van de erwt en de tuinboon. De twee meest voorkomende granen zijn gerst en emmer tarwe. Van beide granen zijn ongeveer evenveel graankorrels aangetroffen. Daarnaast zijn van beide granen aarspilfragmenten aanwezig. Het aantal aarspilknopen, de plaats waar de graankorrels op de aarspil bevestigd zijn, verschilt daarentegen behoorlijk. Dit verschil heeft te maken met de fragmentatie tijdens het dorsen. Emmertarwe wordt tijdens het dorsen gefragmenteerd in afzonderlijke aartjes, die elk bestaan uit twee graankorrels, kafdeeltjes en een aarspilfragment. Tijdens het verbranden gaan de fragiele kafdeeltjes verloren en blijven losse graankorrels en aarspilfragmenten over. Wanneer bedekte gerst gedorst wordt, fragmenteren de fragiele kafnaalden, kelkkafjes en aarspilfragmenten. Deze worden daarna makkelijk van de graankorrels gescheiden door zeven en wannen (het in de wind opwerpen en weer laten vallen). Hoewel zowel de aangetroffen gerst als emmer bedekte granen zijn, is het waarschijnlijk dat alleen de emmer ontkaft moest worden voordat er meel van kon worden gemalen. Bij de gerst zit slechts weinig kaf rond de graankorrel en dit wordt tijdens het malen eveneens sterk gefragmenteerd. Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Plantendeel
Totaal
Granen graankorrel Hordeum vulgare ssp. vulgare
Triticum turgidum ssp. dicoccon Triticum cf. aestivum ssp. aestivum
6-Rijïge bedekte gerst
aarspilknoop
7949 59
graankorrel
7462
Emmer
aarspilknoop
1170
Broodtarwe
graankorrel
Erwt
zaad
9
Tuinboon
zaad
1
63
Peulvruchten Pisum Vicia faba Akkeronkruiden graankorrel
357
Oot
basis aartje
9
Melganzenvoet
vrucht
10
Eleocharis palustris
Gewone waterbies
vrucht
1
Fallopia convolvulus
Zwaluwtong
vrucht
1
Avena fatua Chenopodium album
Indeterminant Persicaria lapathifolia Plantago lanceolata Poaceae Polygonum aviculare
onbekend
17
Beklierde duizendknoop
vrucht
5
Smalle weegbree
zaad
2
Gras
vrucht
45
Varkensgras
vrucht
3
Ranunculus repens
Kruipende boterbloem
vrucht
1
Rumex acetosella
Schapenzuring
vrucht
8
Setaria/Panicum
Naaldaar/Gierst
aartje
55
Spergula arvensis
Gewone spurrie
zaad
5
Afb. 5.10 : Determinatietabel van verkoolde plantenresten aangetroffen in de prehistorische silo-/voorraadkuil (spoor 1, werkput 3). 24
Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen.
Archeologie Deventer, januari 2013
15
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
Een klein aantal graankorrels behoort mogelijk toe aan de vrijdorsende broodtarwe. Daarnaast zijn ook een klein aantal vruchten aangetroffen die nog niet met zekerheid op naam gebracht zijn. Het kunnen vruchten van een akkeronkruid zijn (naaldaar) of van gierst. Naast granen en peulvruchten, zijn ook diverse zaden en vruchten aangetroffen van akkeronkruiden. De meeste akkeronkruiden indiceren een droge, zandige bodem. Een uitzondering is de Gewone waterbies, die een vochtige tot natte bodem nodig heeft. Mogelijk heeft deze plant in een greppeltje gegroeid, hoewel het laaggelegen IJsseldal in de omgeving ook een goede voedingsbodem kan zijn geweest (waar toen nog beken doorheen liepen in plaats van de IJssel zelf). Een beducht akkeronkruid is de Oot, een wilde haver die, eenmaal als akkeronkruid gevestigd, lastig uit het geoogste graan te verwijderen is. De vruchten van Oot zitten stevig verpakt in kaf dat een lange kafnaald heeft. Dergelijke grote aartjes zijn daardoor lastig te scheiden tijdens het zeven en wannen.25
5.2.3 Middeleeuwse vondsten In afb. 5.11 is de determinatie van de aangetroffen middeleeuwse vondsten weergegeven. In totaal gaat het om 72 scherven keramiek en een zevental andere vondsten, zoals een metalen slak, twee in elkaar gehaakte ijzeren bevestingsringen, bot en een wetsteen.26 De middeleeuwse vondsten dateren over het algemeen tussen de tweede helft van de 9de en de 12de eeuw en zijn voornamelijk afkomstig uit de diepere lagen van het ophogingspakket uit de liftschacht en in mindere mate uit het aangelegde vlak in de kelderruimte. Hierbij moet worden opgemerkt dat door langdurig grondgebruik en grondverzet in historische binnensteden door opspit ouder te dateren materiaal in jongere bewoningslagen terecht kan komen.
25 Dankwoord: de monsters zijn uitgezocht door R.M. Palfenier-Vegter. 26 Door de geringe informatiewaarde worden de ijzeren ringen, bedoeld ter bevestiging van het een of ander, verder niet geconserveerd en afgestoten.
16
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
Vnr
Spoor
Put
S. ID
Type
Materiaal
Specifiek
Aantal
Datering
Periode
Opmerking
3
2
1
KLP
-
r
-
1
1375-1500
-
-
3
2
1
KLP
-
s2
-
1
1350-1500
-
-
4
1
1
LGO
wand
pi
r5
1
950-1050
-
-
4
1
1
LGO
wand
pi
r5
1
950-1050
sanke4
-
4
1
1
LGO
wand
kp
-
1
LME
-
-
6
21
2
PK
bodem
pi
r6
1
900-950
sanke3
-
6
21
2
PK
wand
pi
r6
1
900-950
-
-
6
21
2
PK
wand
ba
r8
1
850-900
-
-
7
20
2
KL
-
kp
-
1
ME
-
-
7
20
2
KL
-
r
-
1
ME
-
-
7
20
2
KL
wand
kp
g9
2
ME
-
-
7
20
2
KL
wand
r
-
1
1400-1900
-
-
8
25
2
KL
wand
pi
r6
1
900-1100
-
-
8
25
2
KL
wand
paf
g6
2
900-1200
-
-
9
26
2
KLA
wand
pi
r6
3
900-1200
-
-
9
26
2
KLA
wand
kp
kog
1
ME
-
-
9
26
2
KLA
rand
du
kog
1
850-1050
-
-
10
999
3
-
wand
hun
r5
1
885-925
sanke2
-
10
999
3
-
wand
ba
r8
1
800-950
-
-
10
999
3
-
rand
pi
r6
1
900-1050
-
hoge beker
14
999
3
-
wand
pi
pot
15
900-1050
-
-
14
999
3
-
wand
ba
-
4
850-900
-
-
15
999
3
-
wand
rba
-
1
900-1050
-
-
15
999
3
-
wand
pi
r6
6
900-950
-
-
15
999
3
-
wand
paf
-
2
900-1200
-
-
15
999
3
-
bodem
may
-
2
850-900
-
-
16
999
3
-
-
pi
-
10
900-1050
-
-
16
999
3
-
-
ba
-
4
850-900
-
-
17
999
3
-
-
pyp
-
1
1730-1960
-
ovaal
19
999
3
-
wand
kp
-
3
ME
-
-
S. ID
Type
Materiaal
Specifiek
Datering
Periode
Opmerking
Overige vondsten middeleeuwen en Nieuwe tijd Vnr
Spoor
Put
Aantal
2
6
1
KLB
wetsteen
zandsteen
-
1
-
-
hol
3
2
1
KLP
ring
ijzer
-
1
-
-
twee in elkaar gehaakte ringetjes
6
21
2
PK
bot
dierlijk
-
4
-
-
medium sized mammal
17
999
3
-
bot
kies
dierlijk
1
-
-
medium sized mammal
18
999
3
-
bot
tegula
-
1
Romeins
-
-
18
999
3
-
bot
metaalslak
-
1
-
-
Afb. 5.11 : Vondsttabel met betrekking tot vondsten uit de middeleeuwen/Nieuwe tijd.
Archeologie Deventer, januari 2013
17
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
6 Conclusie Ondanks het beperkte karakter van de archeologische begeleiding kon bepaald worden dat sprake is van een intact middeleeuws ophogingspakket met daaronder prehistorische bewoningsresten. Het aantreffen van de onderzijde van een silo-/voorraadkuil uit de vroege tot midden ijzertijd (ca. 600-400 v. Chr.) impliceert dat in de omgeving een woonerf uit de ijzertijd zal hebben gelegen. De boring in de kelder toonde daarbij de akkerlaag aan. Hoewel de specifieke afstand tot het erf niet herleid kon worden, zal deze in ieder geval op het duin tussen de Polstraat en Assenstraat gelegen hebben. Voor de binnenstad is een langdurige prehistorische bewoningsgeschiedenis met overstuivingsfasen in het duin geconstateerd bij de opgraving Burseplein (vanaf het mesolithicum). Beakkering heeft hierbij op verschillende tijdstippen plaatsgehad tussen het laat-neolithicum en de laat-Romeinse periode.27 De voorraadkuil kan in het licht gezien worden van de bewoningsgeschiedenis op dit duin tussen Polstraat en de Assenstraat. Het in deze kuil aangetroffen prehistorische aardewerk bestaat uit delen van een schaalvorm, een hoge (voorraad-)pot, een halsfragment van een tweede pot en een compleet miniatuurpotje. De voorraadkuil zal op basis van het gebroken aardewerk uiteindelijk als afvaldump hebben gefungeerd. Onderin de kuil kwam een behoorlijke hoeveelheid verkoolde graanresten, alsmede houtskoolbrokjes naar voren. De kuil werd waarschijnlijk uitgebrand om zo aantasting van het graan tegen te kunnen gaan voor langdurige opslag en hergebruik. Door deze brandactiviteit had zich daarbij rondom de kuil houtskool verzameld dat bij het dichtgooien waarschijnlijk weer in de kuil terecht is gekomen. Botanisch onderzoek naar de verkoolde resten wees op het gebruik van verschillende graansoorten, alsmede de aanwezigheid van enkele peulvruchten en akkeronkruiden die een aanwijzing vormen voor een voornamelijk droge tot zandige bodem. Mede door het kleinschalige karakter van het onderzoek, alsook het ondiepe karakter van de ontgraving, bieden de sporen geen nader inzicht in de vroegste bouwfase van het pand Grote Kerkhof 7-9.28 Begravingen zijn niet aangetroffen en de onderzoekslocatie lag buiten het laatmiddeleeuwse kerkhof en binnen bebouwd gebied (buiten de kerkhofmuur).29 De mogelijkheid bestaat nog dat in de vroege middeleeuwen op de onderzoekslocatie wel begraven werd, maar dit kon niet nader geverifieerd worden. Binnen de kelder kwamen enkele afval-/puinkuilen naar voren die in de late middeleeuwen tot nieuwe tijd geplaatst kunnen worden. Alleen een enkele aanwezige paalkuil kan daarbij mogelijk iets vroeger gedateerd worden (volle middeleeuwen). Het aardewerk, vooral afkomstig van het ophogingspakket, dateert in de periode van de tweede helft van de 9de tot eind 11de eeuw. Hoewel mogelijk opspit, vormt dit wel een sterke aanwijzing voor bewoning vanaf de vroege middeleeuwen. Een deel van de ophogingslagen bevatte kleine baksteenfragmenten en zal daarom van na 1200 stammen, na de herintroductie van de baksteen als bouwmateriaal. Een ander deel ontbeert duidelijk de kenmerkende baksteenspikkel en kan van voor 1200 dateren. Verbrande aangetroffen leembrokjes kunnen hierbij afkomstig zijn van verschillende lemen constructies, zoals lemen vlechtwerkwanden, maar ook van ovenwanden of vloerdelen.30
27 Beantwoording van de toegevoegde onderzoeksvragen 21 t/m 23. 28 De onderzoeksvragen 1, 2, 4, 6 t/m 12 konden niet of slechts summier beantwoord worden. 29 Beantwoording van de onderzoeksvragen 13 en 15. 30 Beantwoording van onderzoeksvragen 3, 8, 11 en 12. De overige vragen konden niet beantwoord worden vanwege het uiteindelijk beperkte karakter van het onderzoek (beperkter van karakter dan vooraf was voorzien, waardoor meer onderzoeksvragen zijn geformuleerd). Het PvE hield rekening met een grotere en diepere ontgraving van de kelder.
18
Archeologie Deventer,
januari
2013
Verkoold graan uit de ijzertijd en een middeleeuws ophogingspakket (project 376)
7 Literatuur Bloemink, W. & A. Hemnes, 2009 (concept). Grote Kerkhof 7/8 en 9 te Deventer. Bouwhistorische verkenning en waardestelling, Holten. Broeke, P.W., van den, 2012. Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd van Oss-Ussen. Studies naar typochronologie, technologie en herkomst (Proefschrift Universiteit Leiden), Leiden. Hermsen, I., 2007. Een afdaling in het verleden. Archeologisch onderzoek van bewoningsresten uit de prehistorie en Romeinse tijd op het terrein Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 19), Deventer. Hermsen, I. & E. Haveman, 2009. Op het spoor van de Holterweg. Archeologisch en historisch onderzoek van, onder en langs de Holterweg in Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 25), Deventer. Klomp, M., 2002. Archeologisch proefonderzoek op de locatie de Knoop te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 9), Deventer. Mittendorff, E. & B. Vermeulen, 2011. Programma van Eisen Archeologische Begeleiding Grote Kerkhof 7-9, Deventer. Mittendorff, E., in voorbereiding. Opgraving Burseplein (werktitel) (Rapportages Archeologie Deventer 45), Deventer. Vermeulen, B., 2006. Razende mannen en onrustige vrouwen. Archeologisch en historisch onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse nederzetting, een adellijke hofstede en het St. Elisabethsgasthuis te Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 17), Deventer. Willemse, N., L.J. Keunen & S. van der Veen MA, in voorbereiding. … die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn …Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer, RAAPrapportage 2571, Zutphen.
Archeologie Deventer, januari 2013
19