Beleidsplan Fysieke Leefomgeving 2015-2018
Inhoudsopgave
1.Inleiding
1
1.1.Aanleiding
1
1.2.Beleidscyclus
1
1.2.1.
Systematiek
1
1.2.2.
De beleidscyclus in de praktijk
2
2.Ontwikkelingen
4
2.1.Landelijke ontwikkelingen
4
2.2.Lokale ontwikkelingen
5
3.Visie en algemene doelstelling
8
4.Omgevingsanalyse
9
4.1.Omschrijving Oosterhout
9
4.2.Gemeentelijke organisatie
10
4.3.Probleemanalyse
11
4.3.1.
Vergunningverlening
11
4.3.2.
Toezicht en handhaving
13
4.3.3.
Optimalisatie uitvoering
15
4.3.4.
Risicoanalyse en prioriteiten
16
4.3.5.
Capaciteit
17
5.Doelen
18
5.1.Ambitie
18
5.2.Doelen vergunningverlening, toezicht en handhaving
18
6.Uitvoering
20
6.1.Vergunningverlening
20
6.1.1.
Actualisatie vergunningen
21
6.1.2.
Beginselbereidheid
21
6.2.1.
Nalevingsstrategie
22
6.2.2.
Toezichtsstrategie
23
6.2.3.
Handhavings- en sanctiestrategie
24
6.2.Handhaving
21
6.2.4.
Gedoogstrategie en zicht op legalisatie
25
6.2.5.
Overtredingen door (eigen) overheid
25
6.3.Samenwerking en afstemming beleid met andere overheidsorganen
7.Rapportage, evaluatie en monitoring
26
27
7.1.Monitoring
27
7.2.Systematiek verantwoording inzet, prestaties en resultaten
27
1. Inleiding
1.1.
Aanleiding Een professionele kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) is wat de samenleving van de overheid verwacht. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de basis voor een groot deel van de vergunningen in het domein van de 1 fysieke leefomgeving . Dienstverlening door de overheid aan burgers en het bedrijfsleven staat centraal bij deze wet, die een groot aantal (circa 25) vergunningen, ontheffingen en meldingen tot één omgevingsvergunning heeft geïntegreerd. De regelgeving in het Wabo-domein is echter complex. Om de uitvoering van de VTH-taken in het Wabo-domein eenduidiger te maken, zijn door een brede groep praktijkdeskundigen uit gemeenten, provincies en het Rijk kwaliteitscriteria opgesteld. Deze kwaliteitscriteria maken inzichtelijk welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en opdrachtgevers mogen verwachten bij de uitvoering of de invulling van de VTH-taken. De kwaliteitscriteria hebben zowel betrekking op de kwaliteit van de organisatie als de kwaliteit van de medewerkers. De door het Rijk, Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geformuleerde kwaliteitscriteria worden in 2015 ofwel wettelijk verankerd in de Wabo ofwel door gemeenten opgenomen in een gemeentelijke verordening. Het ‘Handhavingsbeleidsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014 gemeente Oosterhout’ gaf invulling aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), die voorschrijven dat het college handhavingsbeleid vaststelt. Met de komst van de kwaliteitscriteria komen er ook eisen ten aanzien van de beleidsvorming op het gebied van vergunningverlening. Eén van de vereisten is een sluitende beleidscyclus. Deze cyclus begint met voorliggend beleidsplan, waarin is omschreven wat onze visie is op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, welke doelen wij ons stellen, welke prioriteiten we daarbij stellen en op welke manier wij invulling geven aan de uitvoering van onze taken. Onder de fysieke leefomgeving worden ook openbare orde en veiligheid (Algemene Plaatselijke Verordening), kleine verkeersovertredingen en Bijzondere Wetten, zoals de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen geschaard. Dit beleidsplan heeft daarom ook op deze onderwerpen betrekking.
1.2.
Beleidscyclus
1.2.1. Systematiek In het Bor en in de kwaliteitscriteria zijn minimumeisen opgenomen waaraan elke professionele handhavings- en vergunningenorganisatie moet voldoen. Deze eisen leiden tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de VTH-taken. Hierdoor wordt een transparante en systematische manier van werken bereikt, waarmee gestuurd kan worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteit en waarover achteraf via het evaluatieverslag verantwoording kan worden afgelegd. De beleidscyclus kan als volgt worden weergegeven:
1
De fysieke leefomgeving behelst onder andere milieu, bouw, ruimtelijke ordening en brandveiligheid.
1
Het systematisch doorlopen van deze cyclus zorgt ervoor dat de handhaving en vergunningverlening steeds doelmatiger kan worden uitgevoerd. 1.2.2. De beleidscyclus in de praktijk In deze paragraaf wordt kort toegelicht hoe wij de beleidscyclus vormgeven en hoe dit beleidsplan is opgebouwd. De reikwijdte van dit beleidsplan wordt in bijlage 1 weergegeven. Strategisch beleidskader: Handhavings- en vergunningenbeleid Het strategisch beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd in voorliggend meerjarig beleidsplan Fysieke Leefomgeving. In dit plan worden eerst in hoofdstuk 2 de landelijke en lokale ontwikkelingen geschetst. In hoofdstuk 3 geven wij vervolgens onze visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving en de daaruit voortvloeiende algemene doelstelling. Alvorens wij deze doelstelling uitwerken in concrete doelen voor de komende jaren, geven wij in hoofdstuk 4 een analyse van onze omgeving. Deze analyse bestaat uit een omschrijving van onze gemeente, van onze organisatie, van onze taken en van de manier waarop wij werken. Hierbij wordt aangegeven welke knelpunten in de huidige uitvoering worden ervaren. Ook wordt via een risicoanalyse een inschatting gemaakt van de kans dat in Oosterhout wetten en regels worden overtreden en wat de impact daarvan is. Uit deze probleemanalyse vloeien de prioriteiten en concrete doelstellingen voor de komende vier jaar voort. Operationeel beleidskader: Strategie en criteria voor uitvoering Het operationeel beleidskader is onderdeel van voorliggend beleidsplan en bevat in hoofdstuk 5 de concrete doelen voor de komende vier jaar. In hoofdstuk 6 geven wij aan hoe wij vanuit onze visie en doelen de komende vier jaar de uitvoering van onze VTH-taken vormgeven. Planning en control: Het borgen van de middelen De doorwerking van de prioriteiten en doelen op de personele en financiële capaciteit vindt plaats in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en wordt geborgd in de begroting. Rapportage en evaluatie: Bijstellen beleid De probleemanalyse, die onderdeel uitmaakt van dit beleidsplan, wordt één keer in de vier jaar opgesteld en bestuurlijk vastgesteld.
2
Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd. Het beleidsplan, de evaluatie en de actualisatie van de probleemanalyse vormen de basis voor het uitvoeringsprogramma. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma geven wij aan wat we dat jaar gaan doen, welke prioriteiten we daarbij stellen en met welke capaciteit we het gaan doen. In het laatste hoofdstuk van dit plan, hoofdstuk 7, geven wij aan hoe wij de resultaten monitoren en hoe wij hierover verantwoording afleggen.
3
2. Ontwikkelingen
2.1.
Landelijke ontwikkelingen Omgevingswet Op het gebied van bouwen en milieu is de belangrijkste ontwikkeling de in voorbereiding zijnde Omgevingswet. Het omgevingsrecht bestaat uit tientallen wetten en honderden regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. En allemaal met hun eigen uitgangspunten, procedures en eisen. De wetgeving is daardoor te ingewikkeld geworden voor de mensen die ermee te maken hebben en krijgen. Het kabinet wil het omgevingsrecht eenvoudiger maken en samenvoegen in één Omgevingswet met als doel, minder regels en eenvoudigere procedures. Door de Omgevingswet wordt het makkelijker om ruimtelijke projecten te realiseren en komt er meer ruimte voor maatwerk. Deze trend van minder en eenvoudigere regels vertaalt zich ook in ons streven naar meer flexibele bestemmingsplannen, waar mogelijk welstandsvrij bouwen en kortere procedures. Op 17 juni 2014 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het wetsvoorstel Omgevingswet naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar verwachting treedt de wet in 2018 in werking. Dit klinkt nog ver weg, maar deze nieuwe wet is ingrijpend en zal de nodige voorbereiding vergen. Omdat de Omgevingswet een meer algemene kaderwet is, moeten bovendien veel beleidszaken en details worden uitgewerkt in algemene maatregelen van bestuur en andere regelingen. Recente wetswijzigingen en (nog te formuleren) wetswijzigingen en wetsvoorstellen binnen dit domein zijn naar analogie van de Omgevingswet geschreven en hebben tot doel minder regels, eenvoudigere regels en kwaliteitsverbetering. Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Een voorbeeld hiervan is de wet Vergunningverlening, toezicht en handhaving (wet VTH). Met de wettelijke verankering van de zogenaamde kwaliteitscriteria beoogt de wetgever de uitvoering van de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) te verbeteren. Met deze wet worden ook de Regionale Uitvoeringsdiensten wettelijk verankerd en daarmee verplicht. Wij nemen deel aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB). Vergunningsvrij bouwen Een ander voorbeeld is vergunningsvrij bouwen. Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt voor de activiteit bouwen onderscheid gemaakt in vergunningsplichtig en vergunningsvrij bouwen. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Bor (Bijlage II) per 1 november 2014 heeft een aanzienlijke verruiming en aanpassing van het vergunningsvrije bouwen plaatsgevonden. De verwachting is dat er hierdoor minder vergunningsaanvragen voor de activiteit bouwen zullen worden gedaan bij de gemeente. Echter zal er meer tijd besteed worden aan informatieverstrekking en het bevestigen of een project inderdaad vergunningsvrij is. Wet kwaliteitsborging voor het bouwen Ook de bouwplantoetsing en het bouwtoezicht is in ontwikkeling. Naar verwachting wordt nog in 2014 het conceptvoorstel voor de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen besproken in de Tweede Kamer. Het doel van deze wet is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument. In de praktijk kan dit betekenen dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten in een aantal gevallen door een marktpartij wordt uitgevoerd. Activiteitenbesluit milieubeheer en activiteitenregeling milieubeheer In de tweede helft van 2015 treedt de vierde tranche van het Activiteitenbesluit in werking. Verschillende vergunningsplichtige groepen bedrijven, zoals ziekenhuizen, gieterijen en
4
asbestverwijderingsbedrijven, komen dan onder het Activiteitenbesluit te vallen. Dit heeft invloed op het aantal te verwachten vergunningsaanvragen en het aantal te verwachten meldingen. Ook gaat een aantal Besluiten en regelingen op in het Activiteitenbesluit. Per bedrijf zal bij aanvang van toezicht bekeken moeten worden welke artikelen voor hen van toepassing zijn. Dit zal bij de eerste controles de nodige tijd vergen. Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij Begin 2014 heeft de provincie Noord-Brabant de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) vastgesteld. De BZV is een uitwerking van de regels van de Verordening ruimte 2014 en is een instrument dat stuurt en stimuleert dat een veehouderij zorgvuldig is en daarmee goed past in haar omgeving. Een veehouder moet een voldoende BZV-score hebben op het moment dat hij zijn bedrijf wil uitbreiden. De BZV raakt de bouwactiviteit, maar de daadwerkelijke toetsing gaat met name over milieuaspecten. Afstemmen tussen de gemeente (bouw) en de OMWB (milieu) is hierbij belangrijk.
2.2.
Lokale ontwikkelingen Flitsvergunning Lokale ontwikkelingen passen in het landelijk beleid en tevens in het coalitieakkoord 2014-2018, Met Oosterhout, voor Oosterhout. Zo zullen wij vanaf 2015 gaan werken met de zogenaamde flitsvergunning. Vergunningsaanvragen voor de activiteit bouwen die qua omvang en complexiteit relatief klein zijn kunnen voor deze snelle verlening in aanmerking komen. Het gaat om bijvoorbeeld erfafscheidingen, uitbouwen, garages, dakkapellen en sloopmeldingen. De flitsvergunning houdt in dat op een ingediende vergunningsaanvraag binnen vijf werkdagen besloten wordt. Dit is mogelijk omdat het bouwwerk of de verbouwing eenvoudig is van aard, de aanvrager relatief weinig gegevens hoeft in te dienen en er slechts een beperkte toetsing vereist is. Dit houdt onder meer in dat de aanvraag niet langs verschillende deskundigen binnen de gemeente hoeft. De verwachting is dat het eerste jaar, 2015, ongeveer 10% van de huidige vergunningaanvragen voor de activiteit bouwen in aanmerking komt voor de flitsvergunning. Milieutoezicht Door de invoer van branchegericht toezicht ontstaan landelijk kennisgroepen. Tankstations zijn hierin een voorloper. De regio Midden- en West Brabant is deelnemer aan deze kennisgroep. Binnen deze kennisgroep wordt kennis gebundeld en wetgeving tegen het licht gehouden. Bij onduidelijkheden wordt hierover in contact getreden met de wetgever. In de regio Midden- en West Brabant wordt een start gemaakt met branchegericht toezicht bij onder ander de branches metaal, kunststof, voedingsmiddelen en horeca. Ook wordt de samenwerking hier gezocht met de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant en de Omgevingsdienst Brabant-Noord voor een Brabant brede aanpak. Bij dit branchegericht toezicht zal het ondernemingsdossier zoveel mogelijk worden gestimuleerd bij de branches en bedrijven. Hiervoor is nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van het ondernemingsdossier. Het ondernemingsdossier is een initiatief van het bedrijfsleven en overheden in opdracht van het ministerie van EZ. Naast branchegericht toezicht is het ook van belang om gebiedsgericht toezicht uit te voeren. Met dien verstande dat de bedrijven die op het programma van branchegericht toezicht staan, buiten beschouwing worden gelaten bij de gebiedsgerichte acties. Bij bedrijventerreinen waar een groot verloop is en regelmatig ruimten te huur of te koop worden aangeboden en bij bedrijfsverzamelgebouwen, wordt de vinger aan de pols gehouden. Op die manier wordt verloedering tegengegaan en ongewenste activiteiten voorkomen dan wel snel beëindigd. Gebiedsgericht toezicht is efficiënt wanneer dit wordt uitgevoerd met handhavingspartners zoals bouwhandhaving, belastingdienst, Inspectie SZW, politie en brandweer.
5
Bouwtoezicht en handhaving De afgelopen jaren hebben we ervaren dat er veel inzet benodigd is op illegale bewoning, handhaving op het Opiumbeleid (henneppanden), klachten en meldingen naar aanleiding van vergunningsvrij bouwen en het onrechtmatig gebruik van bouwwerken. Dit levert in de praktijk knelpunten op ten aanzien van de benodigde inzet op bouwtoezicht. De doorwerking van de prioriteiten en doelen op de personele en financiële capaciteit vindt plaats in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Hierin worden de prioriteiten (lokaal, regionaal en landelijk) uitgewerkt en wordt vervolgens bepaald welke capaciteit benodigd is om onze taken adequaat en dienstverlenend uit te voeren. Handhaving APV De handhavers zijn sinds begin 2014 meer dan voorheen niet alleen zichtbaar in het stadscentrum, maar ook in onder andere woonwijken, op bedrijventerreinen en in het buitengebied om de landelijke en lokale regels uit te leggen en waar nodig bij overtreding hiervan handhavend op te treden. Veiligheid In het Meerjarenplan Integrale Veiligheid 2015-2018 worden de verschillende ontwikkelingen op het gebied van veiligheid geschetst en wordt ingegaan op wat er in deze periode ondernomen gaat worden om de leefbaarheid en veiligheid in Oosterhout en haar kerkdorpen te bevorderen. Wanneer men niet veilig is of zich niet veilig voelt, heeft dit zijn effect op de persoon, groep en leefomgeving. Integraliteit is een kernbegrip binnen het veiligheidsdomein. Gemeenten, politie, justitie, woningstichtingen, belastingdienst, zorg- en welzijnsinstellingen en beveiligingsdiensten werken dagelijks samen om de samenleving veiliger te maken. Integrale veiligheid streeft naar een allesomvattende aanpak die rekening houdt met alle mogelijke factoren die de veiligheid kunnen bedreigen of bevorderen. Hierbij is een aanpak gewenst die proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg nauw op elkaar laat aansluiten. Een veiligheidsbeleid handelt niet enkel incidenten af, maar pakt ook achterliggende trends en problemen aan. De traditionele veiligheidspartners zijn volop in beweging. De brandweerzorg is in operationele zin volledig ondergebracht bij de veiligheidsregio en de politieorganisatie zit in een grote nationalisering. Het gezag blijft bij de burgemeester. Op basis van de huidige ontwikkelingen en de voorliggende planperiodes, worden in het meerjarenplan de volgende prioriteiten voor de jaren 2015-2018 gesteld: • High impact crime: dit zijn met name woninginbraken, overvallen en straatroof • Drugshandel en drugsgebruik • Jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast • Polarisatie en radicalisering • Bestuurlijke integriteit en georganiseerde criminaliteit Daarnaast worden in het Meerjarenplan Integrale Veiligheid nog tal van andere relevante aandachtsgebieden genoemd, waarbij nauw samengewerkt zal worden met de Unit Vergunningen en Handhaving. Bibob De Wet bevordering integriteits beoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft het gemeentebestuur een instrument om zich te beschermen tegen het risico, dat zij onbewust criminele activiteiten, personen of samenwerkingsverbanden faciliteert. Denk hierbij aan het witwassen van zwart geld en het gebruik van crimineel geld in reguliere ondernemingen. De Wet Bibob geeft een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze te kunnen maken en biedt een weigering- en/of intrekkingsgrond, waarop onder andere vergunningen en ontheffingen kunnen worden geweigerd. Binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallen onder andere Drank- en
6
Horecavergunningen, APV-exploitatievergunningen en Wabo-vergunningen (bouwen, wonen en milieu). In 2015 zal in ieder geval de geactualiseerde Bibob-beleidslijn voor Drank- en Horecavergunningen en APV-exploitatievergunningen door ons worden vastgesteld. Tevens wordt onderzocht of het wenselijk is om ook Bibob-beleid vast te stellen voor Wabo bouw- en milieuvergunningen. Hiermee wordt beoogd het faciliteren van criminele samenwerkingsverbanden, witwaspraktijken en het gebruik van middels criminele activiteiten verkregen gelden te voorkomen. De daadwerkelijke Bibob-toets wordt uitgevoerd door een medewerker van de unit Veiligheid van de gemeente, maar de vergunningverleners bouwen en milieu zullen bij vergunningaanvragen en bij actualisaties moeten onderzoeken of een Bibob-toets uitgevoerd moet worden en zij zullen hier ook door de Bibob-coördinator bij betrokken worden.
7
3. Visie en algemene doelstelling “Met Oosterhout, voor Oosterhout”. Deze titel van het coalitieakkoord 2014-2018 vat onze ambitie op het gebied van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit in vier woorden samen. De zorg voor een goede fysieke leefomgeving is niet alleen de verantwoordelijkheid van de (lokale) overheid, maar van iedereen die in Oosterhout woont, verblijft, werkt, onderneemt of recreëert. Mét elkaar dragen we zorg vóór een schoon, heel en veilig, kortom leefbaar Oosterhout. De bescherming van de fysieke leefomgeving staat centraal. Dit willen we niet bereiken via een werende benadering van activiteiten, maar via een continue zorg voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving met ruimte voor ontwikkeling. Regels zijn er niet om ondernemers, burgers en ons als lokale overheid te belemmeren, maar om ons te ondersteunen bij het waarborgen van een schoon en veilig Oosterhout. Vergunningverlening vindt plaats binnen de wettelijke kaders en biedt waar mogelijk alle ruimte voor ondernemerschap van zowel burgers als bedrijven. Hierbij hebben wij als lokale overheid oog voor de verschillende belangen die er binnen onze lokale en regionale samenleving kunnen spelen. Nieuw ruimtelijk beleid wordt ruim geformuleerd, maar daarbij wel getoetst op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en voorzien van objectief toetsbare regels. Bij deze benadering gaan wij uit van vertrouwen. Vertrouwen gaat hand in hand met het nemen van verantwoordelijkheid. Burgers, bedrijven en overheid mogen en moeten van elkaar kunnen verwachten dat zij zich houden aan hetgeen is afgesproken. Daar hoort ook bij dat de gemeente degenen die de regels niet naleven ter verantwoording roept. Handhavend optreden draagt bij aan een gelijk speelveld en doet recht aan het rechtsgevoel van de samenleving dat verlangt dat regels worden nageleefd, dat gegeven vertrouwen niet wordt beschaamd en dat geen onherstelbare inbreuken worden gepleegd op een veilige, schone en gezonde fysieke leefomgeving. Het bieden van ruimte voor ontwikkeling en tegelijkertijd het waarborgen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving is het vertrekpunt bij zowel vergunningverlening, toezicht als handhaving. Het overkoepelende doel van vergunningverlening, toezicht en handhaving is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Langs welke weg wij dit willen bereiken, welke activiteiten wij daartoe ondernemen en welke prioriteiten wij daarbij stellen is uitgewerkt in hoofdstuk 5 en 6. Bij de uitoefening van onze taken en bevoegdheden houden wij rekening met de samenhang van de relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en van de rechtstreeks daarbij betrokken belangen. Ook houden wij rekening met de taken en bevoegdheden van regionale, provinciale dan wel landelijke bestuursorganen. Dit veronderstelt een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, uitgaande van initiatieven en opgaven in de fysieke leefomgeving zelf. Een goede samenwerking met onze partners en voldoende capaciteit om in te spelen op ontwikkelingen is daarbij onontbeerlijk. Hoe wij deze samenwerking vorm geven wordt nader omschreven in hoofdstuk 6. Visie samengevat Het doel van vergunningverlening, toezicht en handhaving is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit: • Vergunningverlening vindt plaats binnen de wettelijke kaders en biedt waar mogelijk alle ruimte voor ondernemerschap van zowel burgers als bedrijven. • De gemeente roept degenen die de regels niet naleven ter verantwoording.
8
4. Omgevingsanalyse
4.1.
Omschrijving Oosterhout Oosterhout ligt in West-Brabant (op de grens met Midden-Brabant) en is een middelgrote gemeente. Er wonen bijna 54.000 inwoners in ruim 23.000 woningen. De gemeente bestaat uit de stad Oosterhout (bijna 48.800 inwoners) en drie kerkdorpen: Den Hout (bijna 1.200 inwoners), Oosteind (bijna 1.300 inwoners) en Dorst (ruim 2.500 inwoners). Oosterhout is gunstig gelegen aan twee autosnelwegen, de A27 en de A59, en is ook per water (Wilhelminakanaal) en goederenspoor bereikbaar. Vandaar dat de gemeente een belangrijke economische functie heeft en ruim 4.300 grote en kleine bedrijven telt. Naast de vele woningen en bedrijfsgebouwen kent Oosterhout ook fraaie historische panden, monumenten en drie rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten, die getuigen van een lange en rijke historie. Het bodemgebruik is als volgt verdeeld (cijfers 2010): Wonen Bedrijvigheid Bos en natuur Recreatie en sport Verkeer Agrarisch gebruik Overig
11% 8% 19% 6% 4% 46% 6%
Het totaal aantal bedrijven is 4.307 (peildatum november 2014). Daarvan hebben 208 bedrijven meer dan twintig arbeidsplaatsen en 32 daarvan meer dan honderd arbeidsplaatsen. De brancheverdeling is als volgt: Landbouw en visserij Industrie/ nutsbedrijven Bouwnijverheid Handel en reparatie Horeca Transport en logistiek Informatie en communicatie Advisering en onderzoek
119 247 396 919 124 113 212 804
Financiële instellingen Overige zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur en overheid Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Verhuur/ handel in onroerend goed Cultuur, sport en recreatie Overige dienstverlening
48 193 5 223 397 39 166 302
Ondernemers in Oosterhout geven aan bereikbaarheid, onderhoud wegen & straten, opruimen zwerfafval, openbare verlichting & veiligheid en toezicht & preventie zeer belangrijk te vinden. Op het gebied van dienstverlening vinden ondernemers afhandelingssnelheid, informatieverstrekking, behulpzaamheid, bereikbaarheid ambtenaren en flexibiliteit belangrijk. In 2012 gaven inwoners van Oosterhout aan tevreden te zijn over zowel hun woning als hun woonomgeving. Drie kwart van de ondervraagden vindt dat de gemeente aandacht heeft voor de leefbaarheid en veiligheid in hun woonbuurt. Het merendeel van de Oosterhouters voelt zich veilig in de gemeente.
9
4.2.
Gemeentelijke organisatie
De Unit Vergunningen en Handhaving valt onder de afdeling Informatie- en Servicecentrum. De afdeling Informatie- en Servicecentrum draagt zorg voor de beleidsontwikkeling, de werkvoorbereiding, de werkuitvoering en de evaluatie gericht op het gebied van: • 1e lijns klantcontact; • Burgerzaken; • Wet op de lijkbezorging; • Wet Maatschappelijke Ondersteuning (individuele verstrekkingen); • De Sociale Zekerheidswetten; • De Algemene Plaatselijke Verordening (APV); • Vergunningaanvragen en meldingen in het kader van het brede omgevingsrecht; en • Toezicht en handhaving van de bepalingen uit het brede omgevingsrecht. Kenmerk van de werkzaamheden van het informatie- en servicecentrum is de directe dienstverlening aan individuele klanten.
10
De Unit Vergunningen & Handhaving wordt net als de Units Burgerzaken & Zorg en Werk & Inkomen ondersteund door de Unit Procesondersteuning. Vanuit deze unit wordt de Unit Vergunningen & Handhaving ondersteund door een beleidsmedewerker, een kwaliteitsmedewerker en door twee juristen. Tevens is binnen de Unit Procesondersteuning de eerste lijn georganiseerd, waar ten behoeve van de units binnen het ISC en ook ten behoeve van andere afdelingen taken rondom telefoon, receptie en administratie worden uitgevoerd. Functies Unit Vergunningen & Handhaving • Unitleider • Senioren • Vergunningverlening bouw • Toezicht en handhaving bouw • Vergunningverlening APV en Bijzondere wetten • Toezicht en handhaving APV en Bijzondere wetten • Evenementencoördinator Totaal
Formatie fte 1,00 3,00 4,54 3,50 4,50 7,00 0,67 24,21
Binnen de Unit Vergunningen & Handhaving vinden unitbrede overleggen plaats en overleggen binnen de verschillende teams. Ook is er iedere twee weken een kwaliteitsoverleg waaraan de unitleider, de senioren bouwen, milieu en APV, de kwaliteitsmedewerker en de beleidsmedewerker deelnemen. Daarnaast zijn er ook afdelingsoverstijgende overleggen, waaronder het wekelijkse Initiatieven Sturings Overleg (ISO). In dit overleg worden plannen, die afwijken van het bestemmingsplan, vraagstukken over vergunningsvrij bouwen, de legaliseringsvraag bij handhavingszaken, nieuw ingediende initiatieven en andere ruimtelijk relevante zaken, besproken. De plantoetsers en handhavers treden in overleg met de disciplines ruimtelijke ordening en stedenbouw over de verdere afhandeling van de voorliggende zaken. Daarnaast vindt op ad hoc basis, naar aanleiding van voorliggende initiatieven, overleg plaats tussen de afdelingen ISC en StO. De lijnen tussen beide afdelingen zijn hierbij kort. De VTH-taken voor de activiteit milieu worden uitgevoerd door de OMWB. Ieder kwartaal is er een accountmanagementoverleg. Daarnaast vindt ook op bestuurlijk niveau overleg met de OMWB plaats, bijvoorbeeld over de BRZO bedrijven. Ook vindt driewekelijks afstemming met de bestuurlijke portefeuillehouders plaats in de vorm van een portefeuillehouders overleg, waaraan de betreffende portefeuillehouder, de betreffende directeur, de afdelingsmanager en de unitleider deelnemen. Op welke manier afstemming plaatsvindt met externe partners is verder uitgewerkt in hoofdstuk 6 en in bijlage 3.
4.3.
Probleemanalyse Een belangrijke eis uit het Bor is het opstellen van een probleemanalyse. Het doel van de probleemanalyse is om conform de kwaliteitscriteria die voortvloeien uit het Bor sturing te geven aan de toezicht- en handhavingsinspanningen. De probleemanalyse vormt dan ook de basis voor het stellen van prioriteiten en het formuleren van doelstellingen voor het beleid en het uiteindelijk vaststellen van de uitvoeringsprogramma’s.
4.3.1. Vergunningverlening De probleemanalyse vergunningverlening geeft een beschrijving van hoe we op dit moment vergunningverlening uitvoeren. Het is een analyse van de complexiteit en aard van de te verwachten vergunningen om op basis hiervan een inschatting te kunnen maken voor de benodigde capaciteit
11
ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit. De probleemanalyse wordt minimaal één keer in de vier jaar door ons opgesteld en jaarlijks via de uitvoeringsprogramma’s geactualiseerd. Deze verplichting vloeit voort uit de kwaliteitscriteria. Taken vergunningverlening De taken op het gebied van vergunningverlening zijn als volgt te beschrijven: • Het toetsen en afhandelen van alle vergunningaanvragen, meldingen en overige vragen om toestemming; • Interne en externe afstemming, advisering over de aanvraag (vooroverleg) en communicatie; • Het verzorgen van klantcontacten die betrekking hebben op genoemde aanvragen of die betrekking hebben op informatie in algemene zin; • Samenstellen dossier VTH; • Het controleren en het actualiseren van vergunningen. Werkwijze en knelpunten Werkprocessen De taken worden uitgevoerd volgens vastgestelde werkprocessen, waarin de processtappen ‘aanvraag compleet’, ‘toetsing’, ‘intern/extern advies’, ‘ontwerpbeschikking’ en uiteindelijk ‘definitieve beschikking’ zijn geborgd. Ook de processen op het gebied van toezicht en handhaving zijn ingericht. Een aantal van deze processen is in 2014 in kaart gebracht en geoptimaliseerd volgens de principes van LEAN; alle verspillingen schrappen en alleen datgene doen dat waarde toevoegt voor de interne of externe klant. Dit past volledig binnen de landelijke en lokale visie. Deze optimalisatie loopt parallel aan de implementatie van de kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria worden ook via onze processen geborgd. Goede dossiervorming, volledige digitalisering en betrouwbare ICT ondersteuning zijn randvoorwaardelijk bij deze optimalisatie. In 2015 worden de overige processen volgens de LEAN principes geoptimaliseerd. Dossiervorming, digitalisatie en ICT ondersteuning Dossiervorming en digitalisatie zijn over de hele linie speerpunten. Volledige, actuele en ‘schone’ dossiers zorgen ervoor dat vergunningverlening, maar ook toezicht én handhaving efficiënt plaats kan vinden. Des te meer waar we integraal willen werken en we in de uitvoering te maken hebben met andere bevoegde gezagen, samenwerkingspartners en uitvoeringsinstanties waar we informatie mee uitwisselen en/ of taken samen mee uitvoeren. Volledige digitalisering en een goede ICT ondersteuning zijn daarbij van grote toegevoegde waarde en soms zelfs onontbeerlijk. In de komende beleidsperiode wordt de dossiervorming, digitalisering en de ICT ondersteuning verder geoptimaliseerd. Termijnen Voor het besluiten op aanvragen hanteren wij als ultieme grens de wettelijke termijnen. In complexe (milieu) dossiers is dit niet in alle gevallen mogelijk. In die situaties wordt hier gemotiveerd van afgeweken ten einde tot een juist en zorgvuldig besluit te komen. In het kader van dienstverlening en een efficiënte uitvoering hebben wij in 2014 voor de activiteit bouwen de flitsvergunning geïntroduceerd. In lijn met onze organisatiebrede visie op dienstverlening, op wat onze burgers en ondernemers van ons vragen, de door ons onderschreven LEAN principes en de ontwikkeling naar digitaal werken, zullen wij ons de komende beleidsperiode verder inspannen om daar waar mogelijk de afhandelingstermijnen in te korten. Aanvragen Vergunningaanvragen zijn met regelmaat niet compleet. Dat komen we met name tegen bij aanvragen van particulieren. Dit resulteert in extra inzet van onze medewerkers en het vertraagt het proces. Eerdere digitaliseringsslagen hebben er met name bij bouw- en milieuaanvragen voor gezorgd dat het percentage van incomplete aanvragen is gedaald. Ook bij APV en Bijzondere
12
wetten is digitaal aanvragen voor verschillende type vergunningen geïntroduceerd. De komende periode wordt dit verder uitgerold. Aantallen bouwen Voor de activiteit bouwen worden in 2015 circa 260 vergunningsaanvragen verwacht. Ten opzichte van de prognose voor 2014 betreft dit een afname van een kleine 15% als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van vergunningsvrij bouwen. We verwachten 180 sloopmeldingen te ontvangen in 2015. Dit zal ongeveer gelijk blijven aan het aantal sloopmeldingen in 2014. Meldingen waarbij sprake is van het verwijderen van asbest maken deel uit van het verplichte basistakenpakket van de omgevingsdiensten. De sloopmeldingen zullen daarom op termijn geheel of gedeeltelijk overgaan naar de omgevingsdienst. Op het gebied van strijdig gebruik met bestemmingsplannen verwachten we in verband met de ontwikkelingen op het gebied van vergunningsvrij bouwen en de uitgebreide mogelijkheden tot ontheffing een stijging ten opzichte van de prognose van 100 voor 2014. Wat betreft reclame (32), brandveilig gebruik (28), aanlegvergunningen (16), kapvergunningen (200) en in- en uitritvergunningen (30) verwachten we ongeveer hetzelfde aantal vergunningen als in 2014. Ongeveer 50% van alle bouwaanvragen wijkt af van het bestemmingsplan. Deze aanvragen worden met alle relevante disciplines binnen de gemeente besproken en getoetst op onder andere stedenbouwkundige aanvaardbaarheid, overlast voor omgeving en gemeentelijk beleid. Het aantal bezwaar- en beroepszaken naar aanleiding van besluiten over aanvragen die afwijken van het bestemmingsplan is minimaal. Aantallen milieu Op basis van een analyse van de afgelopen jaren en ons huidige inrichtingenbestand verwachten wij voor 2015: • 20 vergunningsaanvragen • 4 revisies • 80 meldingen Aantallen APV en bijzondere wetten Omschrijving Vergunning Drank- en Horecawet Ontheffing Drank- en Horecawet Vergunning Wet op de kansspelen Vergunning overige Bijzondere wetten (Luchtvaartwet) Evenementen (inclusief meldingen) Standplaats Inzameling geld of goed Exploitatievergunning Overige vergunningen Totaal
Aantal 30 50 40 8 170 40 45 33 55 471
4.3.2. Toezicht en handhaving Taken en inzet Bouwen In 2014 is ruim 4.000 uur besteed aan toezicht en handhaving. Ongeveer 50% daarvan is besteed aan projecten op het gebied van onrechtmatige bewoning, hennepkwekerijen, recreatieparken en
13
bouwkundige staat vergunningsvrije objecten en aan meldingen. De andere 50% is besteed aan evenementen, sloopmeldingen en toezicht op de bouw. De verwachting voor 2015 is dat 10% van het aantal bouwwerken tijdens het bouwen in meer of mindere mate zal afwijken van de vergunning. Ook bij slopen verwachten we dat in 10% van de gevallen niet volledig conform de vergunning gesloopt zal worden. Daarnaast verwachten we dat 5% van het aantal bouwwerken uitgevoerd zal worden zonder bouwvergunning en 10% van het aantal sloopwerken uitgevoerd zal worden zonder dat daar een melding van is gedaan. Op het gebied van brandveilig gebruik blijkt uit controles dat 80% van het gebruik van bouwwerken afwijkt van de vergunning voor brandveilig gebruik. Het kan dan gaan om hele formele controlepunten die weinig risicovol zijn, maar het kan ook om risicovollere items gaan. Door de crisis in de bouw zien we dat de kwaliteit van bouwwerken meer onder druk staat. Zo worden bijvoorbeeld goedkopere materialen toegepast, wat het risico vergroot op het niet voldoen aan de bouwkundige eisen. Deze ontwikkeling vraagt om meer toezicht tijdens de bouw. Een andere ontwikkeling is dat meer inzet nodig is op het gebied van het sluiten van panden in verband met hennep en op het gebied van onrechtmatige bewoning. Tevens verwachten wij dat de ontwikkelingen op het gebied van vergunningsvrij bouwen leiden tot meer meldingen en repressieve handhaving. Milieu Er zijn verschillende typen bedrijven variërend van laag milieurisico tot hoog milieurisico: • Type A: Dit zijn inrichtingen die onder het zogenaamde lichte regime van het Activiteitenbesluit vallen, omdat minder milieubelastende activiteiten worden uitgevoerd. Deze inrichtingen hoeven bij de oprichting of wijziging geen melding in te dienen bij het bevoegd gezag. Voorbeeld van type A-inrichtingen is bijvoorbeeld kledingdetailhandel. • Type B: Dit zijn inrichtingen die volledig onder het Activiteitenbesluit vallen. Het gaat hierbij om inrichtingen die van vergunningplicht zijn overgeheveld naar de algemene regels. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen B1 (meldingsplichtige inrichtingen die niet onder het landelijk basistakenpakket vallen) en B2 (meldingsplichtige inrichtingen die wel onder het landelijk basistakenpakket vallen). Een voorbeeld van een type B1 inrichting is een cafetaria en een voorbeeld van een type B2 inrichting is een glastuinbouwer. • Type C: Dit zijn inrichtingen die niet volledig onder het Activiteitenbesluit vallen en een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu nodig hebben. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen C1 (reguliere vergunning) en C2 (inrichtingen waarop het RIS = Risico Informatiesysteem of BEVI = Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is). Een voorbeeld van een type C1 inrichting is een alcoholproducent en een voorbeeld van een type C2 inrichting is een LPG tankstation. • Type D: Dit zijn de zwaardere milieubelastende bedrijven waarin onderscheid is gemaakt tussen D1 (IPPC = Integrated Pollution and Prevention Controle, ook wel GPBV = Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging, genoemd) en D2 (BRZO = Besluit Risico’s Zware Ongevallen). Een voorbeeld van een type D1 inrichting is een grote varkenshouderij en een voorbeeld van een type D2 inrichting is een chemisch bedrijf. Hoe hoger het milieurisico, hoe intensiever de controle. Voor het houden van toezicht en reageren op meldingen wordt jaarlijks circa 3.000 uur begroot. In het lage segment vinden relatief meer overtredingen plaats dan in het hoge segment. Over het algemeen betreffen dit de lichtere overtredingen, die op korte termijn te beëindigen zijn en een lage impact hebben. Overtredingen waarbij de burger hinder ervaart zijn het meest zichtbaar. Het gaat hier vooral om overlast van geluid en geur. Overtredingen die niet direct zichtbaar zijn, maar van grote invloed kunnen zijn, komen voort uit regulier toezicht bij de bedrijven. Hier gaat hier vooral om onjuiste
14
opslag van gevaarlijke stoffen en (on)zichtbare emissies dat het nodige risico met zich meebrengt voor omwonenden. APV en Bijzondere wetten Ruim de helft van de capaciteit voor toezicht en handhaving wordt ingezet op toezicht op parkeren, namelijk 6.500 uur. De overige uren zijn verdeeld over de meest voorkomende handhavingstaken, waarbij de meeste uren ingezet worden op naleving van de regelgeving rondom het uitlaten van honden, op naleving van de Drank- en Horecawet en op het toezicht houden tijdens de weekmarkten. Verder wordt een kleine 10% van de beschikbare capaciteit gereserveerd voor het uitvoeren van projecten en het reageren op meldingen. In 2014 zijn alle horecaondernemers met een horecavergunning ouder dan drie jaar door ons benaderd met het verzoek om te controleren of hun vergunning nog actueel is. Als blijkt dat de vergunning niet meer actueel is, omdat bijvoorbeeld de rechtsvorm is gewijzigd of er nieuwe leidinggevenden zijn aangesteld, moet de vergunning gewijzigd worden. In dat geval wordt beoordeeld of ook een toets op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) moet worden uitgevoerd. Deze actualisatieslag zal ook in 2015 nog leiden tot meer aanvragen. Werkwijze en knelpunten Protocollen Naast de knelpunten die reeds bij vergunningverlening zijn omschreven, maar ook voor toezicht en handhaving gelden, geldt voor toezicht nog als specifiek knelpunt dat wij nog niet in alle gevallen bij toezicht gebruik maken van vastgestelde toezichtsprotocollen. Deze worden in 2015 verder ontwikkeld en door ons vastgesteld. 4.3.3. Optimalisatie uitvoering Samenwerking Voor een integrale benadering en een juiste afweging van belangen is samenwerking met zowel andere afdelingen binnen de gemeente als met externe partners zeer belangrijk. De samenwerking met externe partners en de manier waarop hier uitvoering aan wordt gegeven is vaak vastgelegd in convenanten of samenwerkingsovereenkomsten. Hiervoor geldt dat niet alle convenanten actueel zijn. Als dat het geval is, dan wordt het betreffende convenant of de samenwerkingsovereenkomst in de komende beleidsperiode door ons geëvalueerd. Waar de samenwerking toegevoegde waarde heeft wordt de overeenkomst indien nodig herijkt en voortgezet. Hoe en wanneer wij intern samenwerken is niet in alle gevallen in convenanten vastgelegd en vraagt dus om continue alertheid van medewerkers. In de primaire processen van vergunningverlening en handhaving is de samenwerking, als het bijvoorbeeld gaat om een vereist advies van een andere deskundigheid, wel vastgelegd en geborgd middels de procesbeschrijvingen en werkinstructies. Daarnaast zijn er multidisciplinaire overleggen. Samenwerking mag zich echter niet beperken tot de daarvoor aangelegde infrastructuur, omdat de infrastructuur in dat geval altijd tekort schiet. Medewerkers zullen zich dus bij de uitvoering van hun taken steeds af moeten vragen of en zo ja hoe interne en externe belanghebbenden betrokken of geconsulteerd moeten worden. Hier wordt vanuit onze organisatievisie op gestuurd. In een aantal gevallen zijn wij bij de uitvoering van onze taken afhankelijk van adviezen van externen, zoals van de politie of van de brandweer. Alvorens wij deze adviezen overnemen, toetsen wij de kwaliteit van deze adviezen.
15
Medewerkers Voor het realiseren van onze ambities en tevens om te voldoen aan de kwaliteitscriteria, moeten onze medewerkers voldoen aan het opleidingsprofiel van hun functie, moeten zij beschikken over de juiste kennis en kunde en moeten zij competent zijn. Dit is een speerpunt voor de komende beleidsperiode. Bovenstaande probleemanalyse is deels verwerkt in de risicoanalyse, die leidt tot een prioriteitsstelling voor de komende beleidsperiode, en wordt deels omgezet in concrete doelen voor de komende vier jaar.
4.3.4. Risicoanalyse en prioriteiten Alle ongewenste gedragingen van burgers en bedrijven, waaronder ook overheden, die zich kunnen voordoen binnen het domein van de Fysieke Leefomgeving zijn benoemd. Feitelijk gaat het dan om overtredingen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Per ongewenste gedraging is samen met in- en extern betrokkenen beoordeeld hoe groot de kans is dat deze overtreding zich voordoet en hoe groot de impact is als de overtreding zich voordoet. Hieruit komt een bepaalde risicoscore, die in eerste aanzet de indeling in een laag risico, gemiddeld risico of hoog risico bepaalt. Vervolgens is deze initiële indeling getoetst aan de aspecten feitelijk naleefgedrag, klachten/ signalen en lokalen, regionale en landelijke speerpunten. Als bijvoorbeeld blijkt dat een bepaalde overtreding op basis van kans en impact als een laag of gemiddeld risico wordt beoordeeld, maar er veel klachten ten aanzien van deze overtreding zijn of het tegengaan van deze overtreding lokaal, regionaal of landelijk prioriteit heeft, dan kan dat ertoe leiden dat de betreffende overtreding toch ingedeeld wordt als een hoog risico. De resultaten van de door ons uitgevoerde risicoanalyse zijn opgenomen in bijlage 2 en geven de prioriteiten weer voor de komende beleidsperiode. Deze lokale prioriteiten en de landelijke en regionale prioriteiten worden verder uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Prioriteiten bouwen Het gebruik van gebouwen met een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik in strijd met de brandveiligheidsvoorschriften. Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning ten aanzien van de constructieve eisen uit het Bouwbesluit. Het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning. Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning ten aanzien van brandveiligheid. Het niet voldoen aan de eisen ten aanzien van brandveiligheid voor bestaande bouw. Het gebruik van gebouwen zonder een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften. Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, met de beheersverordening, met het exploitatieplan of met het voorbereidingsbesluit. (Illegale bewoning, hennep, detailhandel, beroepen aan huis en webwinkels.) Prioriteiten milieu Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van geluid (horeca). Handelen in strijd met het besluit bodemkwaliteit. Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (agrarisch). Handelen in strijd met het besluit gebruik dierlijke meststoffen. Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (stedelijk (geur)).
16
Het niet of niet tijdig melden van ongewone voorvallen (calamiteiten) en het niet of niet tijdig nemen van maatregelen. Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van externe veiligheid. Prioriteiten APV en Bijzondere wetten Vuurwerk en carbid Uitlaten van honden Zwerfafval Sluitingstijden horeca Het parkeren van grote voertuigen, uitzichtbelemmerende voertuigen en voertuigen met stankverspreidende stoffen. Het parkeren van kampeermiddelen, aanhangers en dergelijke. Overlast van fiets of bromfiets Afvalstoffeninzameling Drugsoverlast Evenementen 4.3.5. Capaciteit Op grond van de landelijke en lokale ontwikkelingen, onze lokale situatie en de probleemanalyse kan een inschatting gemaakt worden van wat er op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving de komende beleidsperiode enerzijds op ons af komt en anderzijds waar wij proactief op in willen zetten. De te verwachten werklast wordt jaarlijks op basis van een actualisatie van de omgevingsanalyse en de evaluatie van het voorgaande jaar in aantallen en te besteden uren concreet gemaakt in onze uitvoeringsprogramma’s. Daarbij worden ook uren gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op meldingen en om in te springen op ontwikkelingen die direct aandacht behoeven. Vervolgens wordt bepaald welke capaciteit benodigd is om onze taken adequaat en dienstverlenend uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteitseisen van de wet VTH. Voor milieu geldt dat de uitvoering is belegd bij de OMWB. De OMWB draagt op grond van het door ons opgestelde jaarlijkse werkprogramma en bijbehorend budget zorg voor voldoende capaciteit om de werkzaamheden uit te voeren. De benodigde financiële middelen voor het realiseren van de doelen en acties uit dit beleidsplan, welke jaarlijks worden geconcretiseerd in het uitvoeringsprogramma, worden in de begroting geborgd. In de meerjarenbegroting 2015-2018 is voor de inzet op bouwen en APV € 1.269.114 geraamd. Voor de OMWB is tot en met 2018 jaarlijks € 920.000 geraamd. Deze kosten worden deels gedekt uit leges voor vergunningverlening bouwen en APV en uit naheffingen.
17
5. Doelen
5.1.
Ambitie Bij vergunningverlening en handhaving staan onze visie en onze centrale doelstelling van voorliggend beleidsplan centraal; 1. Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit; 2. Het bieden van ruimte voor ondernemerschap van zowel burgers als bedrijven; 3. Het ter verantwoording roepen van burgers en ondernemers die de regels niet naleven. Deze visie en centrale doelstelling zijn daarom ook als uitgangspunt genomen bij de totstandkoming van hoofdstuk 6, waarin wij aangeven hoe wij de komende vier jaar onze uitvoering vormgeven. Gelet op de probleemanalyse, hebben wij in de volgende paragraaf, paragraaf 5.2, concrete doelen opgenomen die randvoorwaardelijk zijn voor het succesvol kunnen uitvoeren van dit beleidsplan en voor het realiseren van onze ambities.
5.2.
Doelen vergunningverlening, toezicht en handhaving 1.
2.
Optimalisatie werkprocessen Doel Eind 2015 zijn alle processen in kaart gebracht en geoptimaliseerd, zowel ten aanzien van de LEAN principes als ten aanzien van de borging van de kwaliteitscriteria. Eind 2016 zijn waar mogelijk de termijnen ten aanzien van besluitvorming ingekort. Acties • In kaart brengen huidige situatie • Uitvoeren werklastmeting • Blauwdruk maken van de gewenste situatie • Actualiseren standaard documenten en checklists en vaststellen toetsingsprotocollen • Verbeteren ICT ondersteuning en aansluiting van systemen • (Externe) adviseurs aansluiten op onze systemen • Vaststellen en implementeren gewenste situatie • Evalueren flitsvergunning en mogelijk deze werkwijze, namelijk een zo kort mogelijke afhandelingstermijn, verder uitrollen voor andere typen aanvragen • Uitvoeren steekproeven Optimalisatie dossiers Doel Alle nieuwe en alle geactualiseerde dossiers zijn gedigitaliseerd, voldoen aan de eisen ten aanzien van dossiervorming en zijn niet vervuild. Alle handelingen (bijvoorbeeld uitgevoerde controles) worden juist en volledig in het digitale dossier vastgelegd. Eind 2016 zijn ook de overige bestaande dossiers digitaal, volledig en juist. Acties • Afspraken vastleggen en naleven ten aanzien van dossiervorming • Waar nodig de digitale infrastructuur hier verder op inrichten • ICT ondersteuning en ondersteuning vanuit het cluster Proces en Informatie Management hier op afstemmen. • Via een projectaanpak alle dossier opschonen en digitaliseren voor zover dit niet reeds gerealiseerd is • Het steekproefsgewijs controleren van de kwaliteit van de dossiers
18
3.
4.
5.
6.
7.
Optimalisatie kwaliteit van de aanvragen Doel Eind 2016 is 80% van de aanvragen op het moment van indiening volledig en juist. Acties • In kaart brengen huidige knelpunten per type aanvraag • Ontwikkelen systeem (‘slim’ digitaal aanvraagformulier, voorlichting) om te bewerkstellingen dat de aanvragen op het moment van indiening reeds volledig en juist zijn. • Vaststellen serviceniveau (“niet goed, niet in behandeling” versus “adviseren en helpen”) • Beperken aanvragen voor vergunningsvrije objecten Optimalisatie en formalisatie samenwerkingsverbanden Doel Eind 2015 zijn alle samenwerkingsafspraken met de partners, voor zover dat nog niet het geval is, vastgelegd. Acties • Inventariseren niet reeds vastgelegde samenwerkingsverbanden • Evalueren vastgelegde en niet vastgelegde samenwerkingsverbanden • Waar van toepassing formaliseren, actualiseren dan wel beëindigen samenwerkingsverbanden Optimalisatie kennis- en competentieniveau van medewerkers Doel Eind 2016 is het opleidingsprogramma voor 80% uitgevoerd. Acties • In 2015 afronden EVP (Ervaringsprofiel) traject met als resultaat per medewerker een persoonlijk opleidingsplan • Het volgen van de opleidingen door de medewerkers in 2015 en 2016 Adequaat toetsings- en toezichtsniveau Doel Vanaf uitvoeringsjaar 2015 wordt de toetsing en het toezicht op adequaat niveau uitgevoerd. Acties • Capaciteit afstemmen op de werklast • Toetsings- en toezichtsprotocollen vaststellen Optimale registratie en rapportage Doel Eind 2015 is het systeem van registratie en verantwoording volledig ingericht. Acties • Inventariseren te registreren activiteiten en resultaten • ICT inrichten (query’s ontsluiten via Cognos) • Opstellen format voor rapportages • Implementeren proces registratie en rapportage
19
6. Uitvoering
6.1.
Vergunningverlening Zoals in onze visie weergegeven willen wij binnen de wettelijke kaders alle ruimte bieden voor ondernemerschap van zowel burgers als bedrijven. Dit betekent dat wij, daar waar ons beleid voor sommige aanvragen te eng geformuleerd of onvoldoende actueel is, bereid zijn om over de grenzen van onze eigen beleidskaders heen te denken. Daarbij worden de absolute randvoorwaarden ten aanzien van bijvoorbeeld maatschappelijk welbevinden, veiligheid en milieuaspecten gerespecteerd en worden de verschillende belangen die er lokaal, regionaal en eventueel zelfs landelijk spelen zorgvuldig door ons afgewogen. Dit in lijn met de algemene doelstelling van dit beleid, namelijk het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Deze werkwijze vraagt veel van ons als lokaal bestuur en daar mag ook wat tegenover staan van de initiatiefnemer. Daar waar het gaat om initiatieven van burgers of bedrijven die afwijken van de vigerende beleidskaders ligt er een verantwoordelijkheid bij de initiatiefnemer(s) om deze ideeën voor te leggen aan de maatschappij en om draagvlak voor hun ideeën te creëren. Vanuit de gemeente wordt dit ‘gesprek’ gestimuleerd en gefaciliteerd. Daarnaast worden de uitkomsten door ons getoetst. Algemeen Het beoordelen en beslissen over een vergunning of het afhandelen van een melding verloopt via een (digitaal) werkproces. In dit proces zijn alle benodigde toetsen die door de vergunningverlener dan wel interne of externe deskundigen en/of andere bevoegde gezagen moeten worden uitgevoerd of ter advisering moeten worden voorgelegd geborgd. Afhandeling van de aanvraag gebeurt minimaal binnen de daarvoor wettelijk vastgestelde termijn. Waar mogelijk wordt eerder besloten. Door de optimalisatie van onze processen is dit ook in veel gevallen mogelijk. Een voorbeeld hiervan is de flitsvergunning bij niet complexe bouwaanvragen. Bouwen Om de veiligheid te borgen worden alle bouwaanvragen getoetst aan het Bouwbesluit. Hiervoor wordt een vastgesteld toetsprotocol gebruikt die het mogelijk maakt om bouwplannen relatief eenvoudig, eenduidig en op een vastgesteld adequaat kwaliteitsniveau te toetsen aan het Bouwbesluit. In het toetsprotocol is bepaald met welke diepgang de verschillende type bouwaanvragen aan het Bouwbesluit worden getoetst en door wie de toets moet worden uitgevoerd. Daarbij wordt te allen tijde het voorgeschreven minimale en daarmee nog verantwoorde toetsniveau aangehouden. Bij gecertificeerde bouwaanvragen toetsen wij de geldigheid van het certificaat van de aanvrager. Hierbij toetsen wij in ieder geval op datum certificaat en wij toetsen of de aanvraag binnen het toepassingsgebied van het certificaat past. De uitvoering van de hierboven omschreven toetsen zijn geborgd in het vergunningverleningsproces. Milieu Bedrijven die het milieu belasten hebben een omgevingsvergunning nodig. De aanvraag voor milieu wordt getoetst op best beschikbare technieken, fijnstof, luchtkwaliteit, bodembescherming, geluid, afval beheer, aan de relevante landelijke en Europese wet- en regelgeving en aan lokale beleidsregels. Vanuit het milieubeleid 2010-2016 zijn energiebesparing en duurzaamheid belangrijke speerpunten. Bij vergunningverlening worden energiebesparing en duurzaamheid, voor zover dit al niet in wettelijke kaders en regels geborgd is, gestimuleerd.
20
APV en Bijzonder Wetten De vergunningaanvragen op het gebied van APV en Bijzondere Wetten worden getoetst aan de relevante landelijke wet- en regelgeving en aan de lokale regelgeving en lokale beleidskaders. 6.1.1. Actualisatie vergunningen Het kader voor de uitvoering van de omgevingsvergunning wordt gevormd door Europese, landelijke en lokale wetgeving, regelgeving en beleidsmatige kaders. Wijzigingen in deze kaders, door bijvoorbeeld jurisprudentie of nieuwe inzichten, kan leiden tot de noodzaak om vergunningen te actualiseren. Deze actualisaties worden aan de hand van een prioriteitstelling uitgevoerd. Bij deze prioriteitstelling wordt rekening gehouden met het doel van de vergunning, de prioriteiten zoals gesteld in dit beleidsplan, de frequentie waarmee de betreffende vergunningen ‘regulier’ geactualiseerd worden, het type inrichting dat geactualiseerd moet worden, de eventuele milieuaspecten en het geografische gebied. 6.1.2. Beginselbereidheid In onze gemeente is veel mogelijk. Bestemmingsplannen zijn echter nog vaak vrij gedetailleerd geformuleerd, waardoor bepaalde activiteiten soms niet passen. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit omgevingsrecht, bijlage II, zijn meerdere activiteiten inmiddels vergunningsvrij en zijn de (wettelijke) afwijkingsmogelijkheden aanzienlijk verruimd (artikel 4 Bor). In een groot aantal situaties biedt dit soelaas. Desalniettemin wordt in het licht van meer ruimte voor ondernemerschap en een vermindering en vereenvoudiging van regels gestreefd naar meer flexibele en regelarmere bestemmingsplannen. Vanaf 2015 worden de bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied in Oosterhout en de kerkdorpen geactualiseerd en gedigitaliseerd. Als een aanvraag niet past binnen het van toepassing zijnde bestemmingsplan, wordt de aanvraag in een multidisciplinair overleg besproken en getoetst op de volgende aspecten: 1. Spoedeisendheid 2. Complexiteit 3. Aard van de afwijking 4. Strijdigheid met het ruimtelijke beleidskader (stedenbouwkundige aanvaardbaarheid) 5. Benodigde flexibiliteit 6. Strijdigheid met rijks, provinciale dan wel gemeentelijke verordeningen 7. Overlast voor de omgeving. Bij een positieve uitslag wordt geadviseerd hoe aan de aanvraag verder medewerking kan worden verleend. Dit kan plaatsvinden door aanpassing van het betreffende bestemmingsplan, het toepassen van een uitgebreide afwijkingsprocedure, het toepassen van een wettelijke afwijkingsbevoegdheid voor kruimelgevallen (artikel 4 Bor) en eventueel aanpassing van andere relevante gemeentelijke (beleids)kaders op dit gebied. Indien situaties regelmatig aan de orde komen, worden voor die situaties beleidsregels vastgesteld. Voorbeelden hiervan zijn het Hoekenboek (hoeksituaties bij woningen vragen vaak om een specifieke oplossing), aan huis verbonden beroepen / bedrijven en niet-zelfstandige bewoning van woningen. In lijn met het landelijke beleid en onze ambities, worden (nieuw te formuleren) beleidskaders zo breed mogelijk geformuleerd; Ja, tenzij…
6.2.
Handhaving Zoals in onze visie aangegeven staat de bescherming van de fysieke leefomgeving in dit plan centraal. Mét de samenleving willen wij een schone, veilige en gezonde fysieke leefomgeving bereiken en in stand houden. Dit kunnen wij niet vanuit het gemeentehuis. Daarvoor gaan wij Oosterhout in. Toezichthouders van de gemeente zijn aanwezig tijdens bouwwerkzaamheden,
21
bezoeken milieubedrijven, gaan de wijken in, zijn te vinden bij evenementen en nog op tal van andere plaatsen in Oosterhout om erop toe te zien dat men zich aan de regels houdt. Regels die als doel hebben Oosterhout schoon, heel en veilig te houden. Wanneer de regels niet duidelijk zijn, is de toezichthouder er om de regels uit te leggen. Wanneer de regels overtreden worden, is de toezichthouder er om hier passend tegen op te treden met als doel het opheffen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling. Toezichthouden doen wij niet als overheid alleen; ‘Met Oosterhout, voor Oosterhout’. Op het moment dat iemand zich niet aan de regels houdt, dan kan dat door de samenleving worden opgemerkt. Meldingen hierover kunnen 24 uur per dag zeven dagen per week gedaan worden bij de gemeente. Wij zullen hier te allen tijde passend op reageren. Daarbij wordt rekening gehouden met de urgentie, de impact van het geconstateerde en de in dit plan gestelde prioriteiten. 6.2.1. Nalevingsstrategie
Nalevingsstrategie
Preventiestrategie
Handhavingsstrategie
Toezichtsstrategie
Sanctiestrategie
Gedoogstrategie
Het bevorderen van de naleving van wet- en regelgeving is niet alleen een kwestie van sanctionerend optreden. Zeker als overtredingen ontstaan uit gebrek aan kennis of informatie, is het doelmatiger om te voorkomen dat overtredingen ontstaan. Daarom is het vertrekpunt onze preventiestrategie. Het primaire doel hiervan is om de spontane naleving van wet- en regelgeving te vergroten. Er zijn elf factoren binnen twee categorieën die (spontane) naleving van regels beïnvloeden. Dimensies voor spontane naleving 1. Kennis van de regels (Bekendheid en duidelijkheid) 2. Kosten en baten 3. Mate van acceptatie 4. Normgetrouwheid doelgroep 5. Maatschappelijke controle
Handhavingsdimensies 6. Meldingskans 7. Controlekans 8. Detectiekans 9. Selectiviteit van toezicht 10. Sanctiekans 11. Sanctie-ernst
In die wetenschap wordt de naleving van wet- en regelgeving door ons via drie elkaar opvolgende activiteiten bevorderd. 1. Spontane naleving Spontane naleving wordt bevorderd door goede dienstverlening en goede voorlichting. Waar dit toegevoegde waarde heeft, bijvoorbeeld bij milieuaanvragen, grote bouwprojecten, evenementen en horecavergunningen, zal daarom door de vergunningverlener in contact getreden worden met de aanvrager. Dit kan variëren van één persoonlijk gesprek tot bij complexere aanvragen een intensief traject met meerdere persoonlijke contactmomenten. Tijdens dit gesprek of deze gesprekken worden de plannen van de aanvrager besproken, wordt gekeken wat wel en niet mogelijk is en wordt voorlichting gegeven over de van toepassing zijnde wetgeving, regelgeving en voorschriften.
22
2. Toezicht Met het houden van toezicht geef je als overheid je betrokkenheid aan. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving met als doel nadelige effecten ten aanzien van onder andere het milieu, de fysieke veiligheid en het maatschappelijk welbevinden te voorkomen. De gemeente bevordert dit door zichtbaar aanwezig te zijn en te toetsen of de vergunninghouder deze verantwoordelijkheid ook neemt. Waar kennis blijkt te ontbreken bij de vergunninghouder, kan de toezichthouder de vergunninghouder op dat moment of kort daarna voorlichting geven met als doel naleving te bevorderen. Hoe wij toezicht vorm geven wordt verder uitgewerkt in paragraaf 6.2.2. 3. Handhaving Op het moment dat geconstateerd wordt dat niet aan de wet- en regelgeving wordt voldaan, zal hierop door ons ingegrepen worden met als doel de overtreding te beëindigen, het eventuele nadelige effect ongedaan te maken dan wel te beperken en om herhaling te voorkomen. De manier waarop dit gebeurt, is afhankelijk van de ernst van de overtreding en kan variëren van een eerste waarschuwing eventueel gecombineerd met voorlichting tot in het uiterste geval het stilleggen van een bedrijf en eventueel het ontruimen van een pand. Welke afwegingen wij hierin maken en welke instrumenten wij hiertoe inzetten wordt verder uitgewerkt in paragraaf 6.2.3. 6.2.2. Toezichtsstrategie Bij het houden van toezicht is een prioriteitstelling noodzakelijk. De basis hiervoor is de risicoanalyse zoals deze in bijlage 2 is opgenomen. Daarnaast snijden wij de mate van intensiviteit van het toezicht toe op hetgeen we tijdens het toezicht aantreffen. Particulieren en bedrijven met een goedwillende houding vragen een andere intensiteit dan particulieren en bedrijven met een “moet kunnen” attitude. Ook zijn er particulieren en bedrijven die calculerend gedrag vertonen of in het uiterste geval zelfs crimineel gedrag. De basis van onze toezichtstrategie zijn de periodieke (her)controles. Daarnaast kan er behoefte bestaan om een algemeen inzicht te verkrijgen in het naleefgedrag van een branche of de naleving op een bepaald thema. Daarvoor gebruiken wij als toezichtsinstrumenten quick scans, themacontroles en branchecontroles. Waar mogelijk en wenselijk, zowel vanuit ons perspectief en die van onze partners als vanuit het perspectief van degene die gecontroleerd wordt, voeren wij toezicht integraal uit. Dat wil zeggen dat de controles worden uitgevoerd vanuit verschillende disciplines en met verschillende partners, zodat alle aspecten tegelijkertijd kunnen worden meegenomen. Bijvoorbeeld milieuaspecten, bouwaspecten en brandveiligheid. De bevindingen bij de periodieke (her)controles, quick scans, thema- of branchecontroles kunnen aanleiding geven tot het inzetten van andere vormen van toezicht zoals: • Ketentoezicht, waarbij de toezichthouder een hele keten onderzoekt van bijvoorbeeld de producent van een bepaalde grondstof tot aan de producent van het eindproduct. • Integrale onderzoeken, waarbij alle voorschriften uit de vergunning of van toepassing zijnde regelingen worden gecontroleerd. • Diepte-onderzoeken, waarbij slechts op een gedeelte van de vergunning wordt gecontroleerd, omdat uit bijvoorbeeld een probleemanalyse is gebleken dat daar de meeste risico’s zitten (bijvoorbeeld brandveiligheid bij zorginstellingen). • Administratieve controle, waarbij de administratieve organisatie en interne beheersing van bedrijven in relatie tot bepaalde voorschriften in de vergunning of de van toepassing zijnde regelgeving wordt beoordeeld. • Systeemgericht toezicht, waarbij het toezicht is gericht op het functioneren van de systemen, processen en methoden die de ondernemer heeft om de naleving van wettelijke eisen te borgen en niet gericht is op de feitelijke naleving zelf.
23
Daarnaast voeren wij incidentele controles uit bij klachten of calamiteiten. De controles kunnen aangekondigd uitgevoerd worden of onaangekondigd, afhankelijk van de aard van de controle en wat we met de controle willen bereiken. De controles worden door de toezichthouder, eventueel samen met toezichthouders vanuit andere disciplines, voorbereid. Onderdeel daarvan is het kennisnemen van de bevindingen van vorige controles. Alle bevindingen worden digitaal vastgelegd in de controleverslagen. De bevindingen worden ook ter beschikking gesteld aan de gecontroleerde. Als er naar aanleiding van een bevinding een hersteltermijn wordt gegeven, dan is dit een realistische hersteltermijn en vindt de hercontrole, al dan niet ter plaatse, te allen tijde direct na afloop van de hersteltermijn plaats. De exacte diepgang en frequentie van toezicht wordt per discipline uitgewerkt in protocollen op een zodanige wijze dat een verantwoord niveau van toezicht geborgd is. Deze protocollen worden door ons vastgesteld. Het toezicht wordt uitgevoerd met behulp van checklists. 6.2.3. Handhavings- en sanctiestrategie Als preventieve handhaving middels voorlichting en toezicht niet leidt tot het gewenste naleefgedrag zijn andere maatregelen nodig. In april 2014 is de Landelijke handhavingsstrategie versie 1.7 verschenen. Dit is een instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevinden. Deze strategie is breder toepasbaar dan alleen voor het omgevingsrecht. Eerder vastgestelde landelijke en provinciale strategieën, zoals de strategie Zó handhaven wij in Brabant, zijn in de landelijke handhavingsstrategie geïncorporeerd. Belangrijke uitgangspunten van de Landelijke handhavingsstrategie, die wij onderstrepen zijn: • Afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. • Uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven met passende interventies en vergelijkbare keuzes in vergelijkbare situaties. De strategie werkt op basis van een vijf stappenplan, waarin de afstemming met betrokken bestuursorganen en een goede dossiervorming zijn geborgd: 1. Positionering bevinding in de interventiematrix 2. Bepalen verzwarende aspecten 3. Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is 4. Optreden met de interventiematrix 5. Vastlegging Wij handhaven om onze beleidsdoelstellingen te realiseren en om onze geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit te bevestigen. Zoals in onze visie aangegeven hoort bij het geven van vertrouwen ook dat degene die de regels niet naleven in alle gevallen ter verantwoording worden geroepen. Dit is ook onze expliciete taak als bevoegd gezag. Dit willen wij op een objectieve en transparante wijze doen en de Landelijke handhavingsstrategie is daartoe een goed instrument. Om die reden conformeren wij ons aan de in bijlage 4 opgenomen Landelijke handhavingsstrategie en stellen wij deze als onderdeel van dit beleidsplan ook als zodanig vast. Ten aanzien van de toepassing van deze strategie willen wij benadrukken dat wij alle stappen die in het handhavingstraject worden gezet vastleggen en aan de gecontroleerde bekendmaken. Wij geven invullingen aan onze verantwoordelijkheid door realistische termijnen te stellen en deze te allen tijde te handhaven teneinde de fysieke leefomgeving te beschermen.
24
Handhavings- en sanctiestrategieën die reeds door ons zijn vastgesteld en in lijn zijn met de Landelijke handhavingsstrategie maar een specifiek taakveld beslaan, blijven naast de Landelijke handhavingsstrategie bestaan en worden onverminderd door ons gevolgd. Het gaat dan om de Landelijke handhavingsstrategie Besluit risico’s zware ongevallen (jan. 2013) en het Alcohol- en horecasanctiebeleid Oosterhout (jan. 2014). 6.2.4. Gedoogstrategie en zicht op legalisatie Gedogen Er kunnen omstandigheden zijn die er toe leiden dat wij bij een overtreding tijdelijk afzien van handhaven. Het kan dan gaan om een situatie waarin sprake is van overmacht, er sprake is van een overgangssituatie of als het onmogelijk of zeer onwenselijk is om te handhaven. In dat geval nemen wij daarover een expliciet besluit door middel van een gedoogbeschikking. Om een gelijk speelveld te borgen gaan wij zeer terughoudend om met gedogen. Als wij wel gedogen, doen wij dat voor een zo kort mogelijke periode. In feite geven wij de overtreder dus een hersteltermijn. Binnen die termijn zoekt de overtreder naar mogelijkheden om de overtreding te beëindigen. Wij kunnen hier ondersteuning bij bieden. Bestuursrechtelijk gedogen sluit eventuele strafvervolging door het OM niet uit. Zicht op legalisatie Bij een geconstateerde overtreding wordt allereerst getoetst of legalisatie van de overtreding mogelijk is. Als dit mogelijk is, dan is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Een voorwaarde hiervoor is wel dat legalisatie van de overtreding binnen een overzienbare termijn gerealiseerd moet kunnen worden. Wat een overzienbare termijn is hangt af van de situatie en wordt door ons bij toepassing daarvan goed gemotiveerd. Indien er concreet zicht is op legalisatie van een overtreding, kan overwogen worden om van handhavend optreden af te zien. Er kunnen echter ook maatregelen nodig zijn om de overtreding voor zolang als deze nog niet gelegaliseerd is te beëindigen en de gevolgen weg te nemen of ten minste te beperken. Afhankelijk van de situatie en het risico bij voortduren van de overtredingen, wordt een afweging gemaakt en al dan niet overgegaan tot handhavend optreden. Bij het toepassen van de interventiematrix uit de Landelijke handhavingsstrategie is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid. 6.2.5. Overtredingen door (eigen) overheid Handhaving van een vergunning of een wettelijke norm is voor een andere overheid of met een ander onderdeel van de eigen overheid niet anders dan anders. Ook daar geldt: “afspraak is afspraak”. Nog meer dan bij bedrijven of particulieren geldt de sfeer van algemeen normbesef en de geloofwaardigheid van de normerende overheid. Als binnen onze organisatie overtredingen worden geconstateerd, vindt hierover overleg plaats met de betrokken collega’s en wordt de afdelingsmanager van de afdeling die verantwoordelijk is voor de overtreding en de afdelingsmanager die verantwoordelijk is voor de unit handhaving op de hoogte gesteld. Gezamenlijk wordt een stappenplan met een, gezien onze voorbeeldfunctie, zo kort mogelijk tijdspad uitgezet om de overtreding te legaliseren dan wel te beëindigen. In dit stappenplan wordt ook meegenomen op welke manier herhaling wordt voorkomen. Als er geen stappenplan kan worden overeengekomen of de overtredende afdeling komt de afspraken uit het stappenplan niet na, dan wordt de situatie voorgelegd aan de directie en in uiterste gevallen aan ons college. In dat geval nemen wij een bindend besluit ten aanzien van het stappenplan, dat wordt uitgevoerd door de betrokken afdelingen.
25
6.3.
Samenwerking en afstemming beleid met andere overheidsorganen Samenwerking met andere overheidsinstanties is van groot belang om te komen tot een adequate uitvoering van onze taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Door kennis en informatie te bundelen, te delen en gezamenlijk acties uit te voeren, kan er beter, efficiënter en doeltreffender worden geacteerd. Regionale prioritering, afstemming en gelijke benadering voorkomt ook dat bepaalde problematiek van de ene gemeente verschuift naar een andere gemeente (het zogenaamde “waterbedeffect”). Ook in het kader van dienstverlening richting burgers en ondernemers is een goede afstemming en integrale uitvoering van taken door de overheid aan te bevelen. De komende beleidsperiode optimaliseren en verstevigen wij de huidige samenwerkingsverbanden en sluiten wij onverminderd nieuwe samenwerkingsverbanden daar waar dat voor zowel de overheid als voor burgers en ondernemers toegevoegde waarde heeft. Daar waar een samenwerkingsverband geen toegevoegde waarde meer heeft beëindigen we die. Een inventarisatie van de huidige samenwerkingsverbanden en overkoepelende overlegvormen in opgenomen in bijlage 3.
26
7. Rapportage, evaluatie en monitoring
7.1.
Monitoring Het laatste onderdeel van de beleidscyclus is het monitoren van de zaken die relevant zijn voor de bijsturing van de operationele cyclus of voor de evaluatie van het beleid. De resultaten en effecten van de VTH inspanningen worden gemonitord op basis van vastgestelde indicatoren, welke gedurende het uitvoeringsjaar worden gemeten en ieder kwartaal in een verslag ambtelijk worden vastgelegd. Op basis van deze informatie wordt bepaald in hoeverre de doelstellingen worden behaald of dat er bijgestuurd moet worden. Als blijkt dat het uitvoeringsprogramma moet worden bijgesteld, dan wordt dit aan ons voorgelegd. Tevens wordt periodiek op een systematische wijze een audit uitgevoerd op de relevante VTH processen. Hiermee wordt de kwaliteit van de VTH processen geborgd (getoetst en verbeterd).
7.2.
Systematiek verantwoording inzet, prestaties en resultaten Aan het einde van ieder uitvoeringsjaar wordt het beleid en het uitvoeringsprogramma geëvalueerd. Dit bestaat uit een evaluatie van de uitgevoerde werkzaamheden ten opzichte van de prognoses uit het uitvoeringsprogramma, een evaluatie van de beleidsdoelstellingen en een evaluatie van de interne en externe samenwerking. Op basis hiervan wordt beoordeeld of het beleid moet worden bijgesteld of dat in de uitvoering moet worden bijgestuurd. Het evaluatieverslag wordt door ons vastgesteld en dient als input voor het uitvoeringsprogramma van het volgende uitvoeringsjaar. Zowel het uitvoeringsprogramma als het evaluatieverslag wordt door ons bekend gemaakt aan de gemeenteraad. Om na te gaan hoe de gemeente Oosterhout presteert ten opzichte van andere organisaties, wordt er in 2015 een vergelijkingssystematiek ontwikkeld.
27
Bijlage 1 Reikwijdte beleidsplan Fysieke Leefomgeving Wettelijke en regelgevend kader •
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
•
Wet ruimtelijke ordening
•
Woningwet
•
Monumentenwet (gaat op in de Erfgoedwet)
•
Bouwverordening
•
Brandbeveiligingsverordening
•
Wet milieubeheer
•
Flora- en faunawet
•
Natuurbeschermingswet
•
Wet geluidhinder
•
Wet verontreiniging oppervlaktewater
•
Europese Richtlijn Industriële emissies
•
Lozingenbesluit
•
Afvalstoffenverordening
•
Wet bodembescherming
•
Besluit Bodemkwaliteit
•
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Oosterhout
•
Vuurwerkbesluit
•
Bijzondere wetgeving (Drank- en Horecawet, Wet op de kansspelen, Opiumwet enzovoort)
•
Evenementenbeleid
•
Preventie- en handhavingsplan alcohol
•
Alcohol- en horecasanctiebeleid
•
Meerjarenplan Integrale Veiligheid
•
Beleidskader Bibob
•
Marktverordening
•
Terrassenbeleid
•
Winkeltijdenverordening
•
Milieubeleidsplan gemeente Oosterhout 2010-2016
•
Beleidsregels op grond van artikel 13b Opiumwet gemeente Oosterhout
•
Beleid externe veiligheid
•
Welstandsnota
•
Erfgoedverordening
Gerelateerde beleidskaders
Bijlage 2 Risicoanalyse
Activiteit
Overtreding verbod (ongewenst gedrag)
Kans
Impact
Risico-klasse 1
Risico-klasse 2
Score
Indeling
Fysieke Veiligheid
20
Hoog
15
Hoog
APV
Handelen in strijd met de verordening op het gebied van vuurwerk en carbid.
5
4
Maatschappelijk welbevinden
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van honden.
5
3
Maatschappelijk welbevinden
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van zwerfafval.
5
3
Maatschappelijk welbevinden
Milieu
15
Hoog
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van sluitingstijd horeca.
5
3
Maatschappelijk welbevinden
Bestuurlijk imago
15
Hoog
5
3
Maatschappelijk welbevinden
Fysieke Veiligheid
15
Hoog
5
3
Maatschappelijk Welbevinden
Fysieke Veiligheid
15
Hoog
APV APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van parkeren grote voertuigen, uitzichtbelemmerende voertuigen en voertuigen met stankverspreidende stoffen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van parkeren van kampeermiddelen, aanhangers en dergelijke.
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van overlast van fiets of bromfiets.
5
3
Maatschappelijk welbevinden
15
Hoog
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van natuurlijke behoefte doen.
5
3
Maatschappelijk welbevinden
15
Hoog
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van afvalstoffeninzameling.
5
3
Milieu
Maatschappelijk welbevinden
15
Hoog
APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van het neerzetten van fietsen.
4
3
Maatschappelijk welbevinden
Fysieke Veiligheid
12
Hoog
APV
Handelen in strijd met de bepalingen ter bestrijding van drugsoverlast.
4
3
Maatschappelijk welbevinden
Fysieke Veiligheid
12
Hoog
APV
Handelen zonder of in afwijking van een evenementenvergunning.
4
3
Maatschappelijk welbevinden
Bestuurlijk imago
12
Hoog
Bouwen
Het gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften voor bouwwerken met omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik.
5
4
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
20
Hoog
Bouwen
Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (constructieve eisen uit het Bouwbesluit).
4
4
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
16
Hoog
Bouwen
Het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning.
4
4
Fysieke Veiligheid
Maatschappelijk welbevinden/ gebied
16
Hoog
Bouwen
Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (brandveiligheid uit het Bouwbesluit).
3
4
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
12
Hoog
Bouwen
Het niet voldoen aan de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit (brandveiligheid).
3
4
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
12
Hoog
3
4
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
12
Hoog
4
3
Maatschappelijk Welbevinden
Bestuurlijke Imago/ Gebied
12
Hoog
Bouwen
Bouwen
Het gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften voor bouwwerken zonder omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik (melding). Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, zonder omgevingsvergunning. (Illegale bewoning, hennep, detailhandel, beroepen aan huis en webwinkels.)
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van geluid (horeca).
4
4
Maatschappelijk welbevinden
Milieu/ Bestuurlijk imago
16
Hoog
Milieu
Handelen in strijd met het besluit bodemkwaliteit.
3
5
Milieu
Bestuurlijk imago/ Fysieke veiligheid
15
Hoog
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (agrarisch).
5
3
Milieu
Maatschappelijk welbevinden
15
Hoog
Milieu
Handelen in strijd met het besluit gebruik dierlijke meststoffen.
4
3
Milieu
Maatschappelijk welbevinden
12
Hoog
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (stedelijk (geur)).
3
4
Maatschappelijk welbevinden
Milieu
12
Hoog
Milieu
Ongewone voorvallen (niet (tijdig) melden en niet nemen maatregelen). (Calamiteiten)
2
4
Milieu
Financieeleconomisch 2
8
Hoog
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van externe veiligheid.
2
4
Milieu
Fysieke veiligheid
8
Hoog
APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van winkelwagentjes.
5
2
Maatschappelijk welbevinden
10
Midden
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van parkeren van reclamevoertuigen.
5
2
Maatschappelijk welbevinden
10
Midden
Fysieke Veiligheid
APV
Betaald parkeren (i.c.m. de Naheffingsaanslag parkeerbelasting)
5
2
Financieeleconomische schade
APV
Verkeersovertredingen (o.b.v. de Wet Mulder)
5
2
Fysieke Veiligheid
APV
Handelen in strijd met een aanwijzingsbesluit ten aanzien van het verbod op het verspreiden van gedrukte of geschreven stukken.
3
3
Bouwen
Het plaatsen van reclame-uitingen zonder omgevingsvergunning voor bouwen.
5
Bouwen
Het slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning/ melding (na inwerkingtreding van het nieuwe Bouwbesluit in 2012) met asbest.
Bouwen
10
Midden
Maatschappelijk welbevinden
10
Midden
Maatschappelijk welbevinden
Milieu
9
Midden
2
Maatschappelijk Welbevinden
Gebied
10
Midden
2
5
Milieu/ Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
10
Midden
Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (strijd bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of de algemene regels en aanwijzingen van provincie of Rijk).
3
3
Bestuurlijk Imago
Maatschappelijk Welbevinden/ Gebied
9
Midden
Bouwen
Verbouwen van een monument zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.
3
3
Maatschappelijk Welbevinden
Bestuurlijk Imago
9
Midden
Bouwen
De staat van een monument in strijd met de eisen van bestaande bouw uit het Bouwbesluit.
3
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago/ Maatschappelijk Welbevinden
9
Midden
9
Midden
Milieu
Milieu Milieu
Veranderen inrichting zonder vergunning.
Handelen in strijd met de regels met betrekking tot afvalstoffen (opslaan, illegaal storten/ op bodem brengen, handelen/ over de grens brengen (EVOA) en erkende inzameling). Handelen in strijd met de verplichting tot het voeren van bepaalde aanduidingen op stoffen, preparaten of producten of de verpakking daarvan.
3
3
3
Milieu
Fysieke Veiligheid/ Financieel/ Bestuurlijk imago
3
3
Milieu
Maatschappelijk welbevinden
9
Midden
3
3
Fysieke veiligheid
Milieu/ bestuurlijk imago
9
Midden
Maatschappelijk welbevinden
9
Midden
9
Midden
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (industrie).
3
3
Milieu
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van lozen
3
3
Milieu
Milieu Milieu Milieu APV APV APV APV APV
afvalwater van inrichtingen op de openbare riolering. Handelen in strijd met de verplichting maatregelen te treffen in verband met handelen of nalaten met betrekking tot afvalstoffen. Handelen in strijd met de regeling Europese afvalstoffenlijst. Handelen in strijd met de verplichting tot nakoming saneringsplan. Het niet treffen van maatregelen ten aanzien van energieverbruik. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp.
2
3
Milieu
1 2
4 2
Milieu Milieu
4
2
2
3
Fysieke Veiligheid
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van verboden drankgebruik.
3
2
Maatschappelijk welbevinden
2
3
3
2
Handelen in strijd met de bepalingen ten aanzien van het betreden van een gesloten woning of lokaal. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van plakken en kladden en vervoer plakgereedschap.
Maatschappelijk welbevinden
6
Midden
4 4
Midden Midden
8
Laag
6
Laag
6
Laag
6
Laag
Maatschappelijk welbevinden
6
Laag
6
Laag
6
Laag
6
Laag
6
Laag
APV
Handelen in strijd met verordeningen ten aanzien van handel in horecabedrijven.
2
3
Maatschappelijk welbevinden
APV
Handelen in strijd met verordeningen ten aanzien van ordeverstoring in horecabedrijven.
2
3
Maatschappelijk welbevinden
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van aantasting groenvoorziening door voertuigen.
3
2
Maatschappelijk welbevinden
Maatschappelijk welbevinden
Fysieke Veiligheid
Fysieke Veiligheid/ Maatschappelijk welbevinden
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van crossterreinen.
2
3
Milieu
APV
Handelen zonder of in strijd met ontheffing geluidhinder.
2
3
Maatschappelijk welbevinden
6
Laag
APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van verboden festiviteiten.
2
3
Maatschappelijk welbevinden
6
Laag
APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van overige geluid- en lichthinder.
2
3
Maatschappelijk welbevinden
6
Laag
Milieu
APV
Handelen zonder een melding in het kader van evenementen.
3
2
Maatschappelijk welbevinden
Bestuurlijk imago
6
Laag
APV
Handelen in strijd met het verbod op het verstoren van de orde bij een evenement.
2
3
Bestuurlijk imago
Fysieke Veiligheid
6
Laag
APV
Handelen in strijd met de Wet op de kansspelen.
3
2
Maatschappelijk welbevinden
Bestuurlijk imago
6
Laag
APV
Handelen in strijd met het verbod tot samenscholing.
2
3
Maatschappelijk welbevinden
Fysieke Veiligheid
6
Laag
APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van veiligheid op het ijs.
2
2
Fysieke Veiligheid
4
Laag
2
2
4
Laag
2 2
2 2
4 4
Laag Laag
2
2
4
Laag
2
2
4
Laag
2
2
4
Laag
2
2
4
Laag
2
2
Maatschappelijk welbevinden
4
Laag
2
2
Milieu
4
Laag
4
Laag
APV APV APV APV APV APV APV APV APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van hinderlijk gedrag op openbare plaatsen. Handelen zonder of in strijd met de exploitatievergunning horecabedrijf. Handelen zonder of in strijd met de horecavergunning. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van aanwezigheid in gesloten horecabedrijf. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van regulering paracommerciële rechtspersonen. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van beperkingen voor horecabedrijven. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van ligplaats woonschepen en overige vaartuigen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enzovoort. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van beperking verkeer in natuurgebieden.
Maatschappelijk welbevinden
Fysieke Veiligheid
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van standplaatsen.
2
2
Maatschappelijk welbevinden
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van venten.
2
2
Maatschappelijk welbevinden
4
Laag
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van collecteren.
2
2
Maatschappelijk welbevinden
4
Laag
Milieu
APV
Handelen zonder of in strijd met verordeningen op het gebied van speelautomaten.
2
2
Maatschappelijk welbevinden
APV
Het zonder kennisgeving houden van een betoging.
1
3
APV
Handelen in strijd met een aanwijzingsbesluit ten aanzien van het verbod op het ten gehore brengen van muziek.
1
APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van openen straatkolken.
APV APV APV APV APV APV APV APV APV APV APV
Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van verboden gedrag bij of in gebouwen. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten. Handelen in strijd met de bepalingen ten aanzien van seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van reddingsmiddelen. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van overige geluidhinder door dieren. Handelen in strijd met de verordening op het gebied van afvalstoffen verbranden buiten inrichtingen, anderszins vuur stoken of roken in bossen en natuurterreinen. Handelen in strijd met het verbod tot vermomming op een voor publiek toegankelijke plaats. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van kelderingangen. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van vallende voorwerpen. Handelen in strijd met de bepalingen ten aanzien van recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van hinderlijke of schadelijke dieren, loslopend vee, duiven en bijen.
Bestuurlijk imago
4
Laag
Maatschappelijk welbevinden
3
Laag
3
Maatschappelijk welbevinden
3
Laag
1
3
Maatschappelijk welbevinden
3
Laag
1
3
3
Laag
1
3
3
Laag
1
3
Fysieke Veiligheid
3
Laag
1
3
Fysieke Veiligheid
3
Laag
1
3
Maatschappelijk welbevinden
3
Laag
1
2
Milieu
2
Laag
1
2
2
Laag
1
2
2
Laag
2
Laag
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijk imago
Fysieke Veiligheid
Fysieke Veiligheid
1
2
1
2
2
Laag
2
1
2
Laag
2
Laag
2
Laag
APV
Handelen in strijd met het verbod op happy hours.
1
2
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van parkeren van voertuigen van autobedrijf.
1
2
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijk imago
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van beschadigen van waterstaatswerken.
1
2
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van veiligheid op het water.
1
2
APV
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van overlast aan vaartuigen.
1
APV
Openstellingtijden winkeltijdenwet.
APV APV APV APV APV APV APV APV APV APV APV APV Bouwen Bouwen
2
Laag
Fysieke Veiligheid
2
Laag
2
Fysieke Veiligheid
2
Laag
1
2
Maatschappelijk welbevinden
2
Laag
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van marktstallingen.
1
2
Maatschappelijk welbevinden
2
Laag
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van snuffelmarkten. Handelen in strijd met de verordening op het gebied van verstrooiing van as.
1 1
2 1
2 1
Laag Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
1
1
1
Laag
2
4
Fysieke Veiligheid
Bestuurlijke Imago
8
Laag
4
2
Maatschappelijke Welbevinden
Fysieke Veiligheid
8
Laag
Handelen in strijd met een aanwijzingsbesluit ten aanzien van het verbod als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden. Handelen in strijd met de verordening ten aanzien van voorzieningen voor verkeer en verlichting. Handelen in strijd met de bepalingen ten aanzien van het verschaffen van nachtverblijf. Handelen in strijd met de bepalingen ten aanzien van het betreden van plantsoenen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van autowrakken/defecte voertuigen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van te koop aanbieden van voertuigen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van straatvegen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen. Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van voorwerpen op, in of boven openbaar water. Het niet voldoen aan de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit (constructieve veiligheid). Het slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning/ melding (na inwerkingtreding van het nieuwe Bouwbesluit in 2012).
Financieeleconomische schade
Maatschappelijk Welbevinden
Bouwen
Handelen in strijd met verordeningen op het gebied van het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of op andere openbare plaatsen in strijd met de publieke functie ervan.
4
2
Maatschappelijk Welbevinden
Bouwen
Handelen zonder of in strijd met de velvergunning.
4
2
Bestuurlijke Imago
3
2
Fysieke Veiligheid
3
2
Milieu
Bouwen Bouwen
Het bouwen van een omgevingsvergunningsvrij bouwwerk in strijd met de eisen uit het Bouwbesluit. Het uitvoeren van werkzaamheden of een werk, geen bouwwerk zijnde, zonder omgevingsvergunning op basis van het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
Maatschappelijk Welbevinden
Maatschappelijke Welbevinden
8
Laag
8
Laag
6
Laag
6
Laag
6
Laag
Bouwen
De (slechte) staat van erven en terreinen op basis van het Bouwbesluit 2012.
2
3
Maatschappelijke Welbevinden
Bouwen
Het bouwen van een omgevingsvergunningsvrij bouwwerk met welstandsexces.
2
3
Maatschappelijk Welbevinden
Bestuurlijk Imago/ Gebied
6
Laag
Bouwen
Het niet (op tijd) verwijderen van een bouwwerk met tijdelijke omgevingsvergunning in strijd met bestemmingsplan.
4
1
Gebied
Maatschappelijke Welbevinden
4
Laag
Bouwen
Het niet (op tijd) verwijderen van een bouwwerk met tijdelijke omgevingsvergunning niet in strijd met het bestemmingsplan.
4
1
Gebied
Maatschappelijk Welbevinden/ Gebied
4
Laag
1
3
Maatschappelijk Welbevinden
Bestuurlijke Imago/ Gebied
3
Laag
2
1
Milieu
2
Laag
2
1
Maatschappelijk Welbevinden
Bestuurlijke Imago/ Gebied
2
Laag
1
2
Milieu
Maatschappelijk Welbevinden
2
Laag
Maatschappelijke Welbevinden/ Gebied
2
Laag
1
Laag
Bouwen Bouwen Bouwen Bouwen
De staat van een monument in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand (welstandsexces). Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (energie-eisen uit het Bouwbesluit). Het bouwen van een bouwwerk in strijd met een omgevingsvergunning (strijd welstandseisen). Het uitvoeren van werkzaamheden of een werk, geen bouwwerk zijnde, op basis van het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, in afwijking van een omgevingsvergunning.
Bouwen
Het zonder of in strijd met de vergunning maken dan wel veranderen van een uitweg.
2
1
Bouwen
Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (bruikbaarheidseisen uit het Bouwbesluit).
1
1
Milieu
Oprichten inrichting zonder vergunning.
2
4
Milieu
Milieu
Handelen in strijd met het besluit beheer autowrakken.
2
4
Milieu
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van geluid (industrie).
4
2
Maatschappelijk welbevinden
Milieu
Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van licht (overig).
3
2
Maatschappelijk welbevinden
Milieu
Oprichten/ veranderen inrichting zonder melding activiteitenbesluit. Handelen in strijd met de verplichting tot naleving beperkingen of voorschriften bij ontheffing van regels van AMvB. Het niet treffen van maatregelen/ voorzieningen ten aanzien van licht (glastuinbouw).
4
1
Milieu
2
2
1
4
Maatschappelijk welbevinden
Milieu Milieu
Fysieke Veiligheid/ Financieel/ Bestuurlijk Imago
8
Laag
8
Laag
Milieu
8
Laag
Milieu
6
Laag
4
Laag
4
Laag
4
Laag
Milieu
Milieu Milieu
Mobiel puinbreken zonder melding. Het zonder vergunning verbranden van afvalstoffen.
1 1
2 2
Milieu Milieu
2 2
Laag Laag
Milieu
Het niet treffen van maatregelen ten aanzien van energieverbruik.
2
2
Milieu
4
Laag
Bijlage 3 Overzicht samenwerkingsverbanden en overkoepelde overlegvormen Huidige samenwerkingsverbanden: • Zo handhaven we in Brabant; dit convenant legt Brabant breed vast hoe er handhavend wordt opgetreden en borgt de afstemming met de organen belast met de strafrechtelijke handhaving. Inmiddels is de Landelijke handhavingsstrategie verschenen, welke wij middels onderhavig beleidsplan vaststellen en waarin voornoemd convenant is geïncorporeerd. • Convenant Aanpak van de handhaving van overheidsregelingen bij vrijplaatsen; Het convenant –kort gezegd het convenant “Vrijplaatsen” – is door de gemeenten in de regio, het OM, de politie en de belastingdienst ondertekend en ziet toe op informatieuitwisseling en eventueel gezamenlijk optreden in een concrete handhavingszaak. • Convenant Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC); doelstelling van een RIEC is de deelnemende gemeenten te ondersteunen en te faciliteren bij een bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Informatie wordt eenvoudiger uitgewisseld en samenwerking wordt makkelijker. Het RIEC biedt de mogelijkheid om vanuit verschillende vakdisciplines (straf-, bestuurs- en fiscaalrecht) de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Binnen het RIEC werken gemeenten samen met de politie, het OM, de Douane, de Koninklijke Marechaussee, de belastingdienst, zoals de Sociale Inlichtingen- en 1 Opsporingsdienst (SIOD) , de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische 2 controledienst (FIOD-ECD) , VROM en de provincie Noord-Brabant. • Convenant hennepteelt Zeeland-West-Brabant 2013; de convenantpartners onderkennen de dreigingen die met de illegale hennepteelt gepaard gaan en komen overeen de bedrijfsmatige teelt van cannabis (hennep) producten via een integrale aanpak te voorkomen en te bestrijden en gevaarlijke situaties onmiddellijk te beëindigen. De convenantpartners zijn de 39 gemeenten binnen de eenheid Zeeland - West-Brabant; de Politie Zeeland - West-Brabant het Openbaar Ministerie Zeeland - West-Brabant (hierna: het OM), woningcorporaties en overige verhuurders, gevestigd - dan wel actor -binnen de eenheid Zeeland - West-Brabant; zie ondertekening Delta Netwerkbedrijf B.V.(DNWB) en Enexis B.V. (hierna: de netbeheerder), het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen en de Sociale Verzekeringsbank. • Convenant Integraal Toezicht en Handhaving Onrechtmatige en Onveilige Woonsituaties; dit convenant maakt vrije informatie-uitwisseling voor specifieke handhavingskwesties mogelijk met de belastingdienst en de (vreemdelingen)politie. Daarnaast worden met dit convenant afspraken gemaakt over een eventueel gezamenlijk optreden. Mogelijk dat in de nabije toekomst de samenwerking wordt uitgebreid met opsporingsdiensten, zoals SIOD en FIOD-ECD • Driehoeksoverleg; in het overleg tussen de burgemeester, de politie en het OM is er de mogelijkheid tot het maken van nadere afspraken over onder andere strafrechtelijk optreden, flankerend aan bestuursrechtelijk optreden. • 24-uurs klachtendienst OMWB; de OMWB verzorgt 24 per dag de behandeling van milieuklachten. Hierbij kan gedacht worden aan stank- en geluidoverlast, lucht- en bodemverontreiniging en milieu-incidenten. Hiermee is de gemeente Oosterhout voorzien van een 24-uurs bereikbaarheid en afhandeling van klachten. Uitzondering hierop zijn de klachten op het gebied van bouwen, APV of groenonderhoud. Voor onderdelen van de APV waarvan een 24-uurs bereikbaarheid en afhandeling noodzakelijk is, kan men contact opnemen met de politie. Voor minder urgente zaken als hondenpoep of zwerfvuil moet men tijdens kantooruren contact opnemen met de gemeente. Overtredingen van 1
De SIOD is een onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met als doel de strafrechtelijke handhaving van de wet- en regelgeving op het terrein van werk en inkomen. 2 De FIOD-ECD is een onderdeel van de belastingdienst, met als doel de strafrechtelijke handhaving van onder andere faillissementsfraude, witwassen, economische delicten zoals verboden prijsafspraken of fraude met tarieven.
•
•
•
bouwregelgeving (het fysiek “bouwen”) geschiedt in de regel gedurende de dag, overeenkomend met kantoortijden. Hiervoor is het dan ook niet noodzakelijk om een 24uursbeschikbaarheid te realiseren. Bestuurlijke strafbeschikking; sinds 1 oktober 2010 werkt de gemeente Oosterhout met de bestuurlijke strafbeschikking. De financieel-administratieve afhandeling van de bestuurlijke strafbeschikking wordt gedaan door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Om de operationele samenwerking met het CJIB inzake het doorgeleiden van opgelegde strafbeschikkingen vlot te laten verlopen, is met het CJIB een convenant gesloten. Samen Sterk in het Buitengebied; het project Samen Sterk in het Buitengebied (SSİB) is vanaf 2010 ontwikkeld tot een Brabant-breed gedragen project, waaraan, naast de provincie, 36 gemeenten, de waterschappen, de grote natuurterrein beheerders (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Brabants Landschap), de politie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit deelnemen. Het project is gericht p het verbeteren van de kwaliteit van het buitengebied, door het voorkomen van overtredingen en het vergroten van de pakkans. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het dumpen van afval, het wildcrossen in natuurgebieden, stroperij en illegale lozingen in bodemenoppervlaktewater. Horecapool; op 16 december 2013 zijn de colleges van de elf gemeenten binnen 3 politiedistrict De Baronie een regionale samenwerking aangegaan ten aanzien van toezicht DHW. Ook Gilze-Rijen neemt hieraan deel. Het aangaan van deze samenwerking op basis van een convenant maakt het mogelijk dat toezichthouders van deelnemende gemeenten toezichtstaken kunnen verrichten op elkaars grondgebied. Naast het ondervangen van de kwetsbaarheid, wordt hiermee ook een eenduidigere wijze van toezicht en handhaving nagestreefd binnen de regio. Door de gezamenlijke aanwijzing van toezichthouders beschikt Oosterhout samen met de andere gemeenten over tien bevoegde toezichthouders.
Verder zijn er overkoepelende overlegvormen zoals het: • Horecaoverleg; waarin verschillende disciplines binnen de gemeente vertegenwoordigd zijn en verder de politie en de horecaondernemers vertegenwoordigd zijn. • Evenementenoverleg; waaraan vergunningverleners, APV handhaving, Verkeer, Bouwen, Stedelijke Ontwikkeling, Beheer Openbare Ruimte en een vertegenwoordiging van de brandweer en de politie deelnemen. • Carrousel; een tweewekelijks overleg met belastingdienst, woningbouwvereniging Thuisvester en de politie.
3
Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert.
Bijlage 4 Landelijke Handhavingsstrategie
Landelijke handhavingstrategie Een passende interventie bij iedere bevinding
VERSIE 1.7 24 april 2014
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 1.2 1.3
Achtergrond en aanleiding Beoogde brede werking, doel en positionering Werking, implementatie en monitoring en evaluatie
2. Visie landelijke handhavingstrategie 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Onafhankelijkheid – sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties Professionaliteit en vakmanschap – training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling Betrouwbaarheid – beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen Eenvoud – een passende interventie bij iedere bevinding en hoe daar toe te komen Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatiegestuurd gezamenlijk optreden
3. Realisatie landelijke handhavingstrategie – stappenplan 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is Stap 4 – Optreden met de interventiematrix Stap 5 – Vastlegging
Bijlage 1 Begrippen
Bijlage 2 Toelichting interventies van licht naar zwaar
Versie 1.7, 24 april 2014
1. Inleiding 1.1 Achtergrond en aanleiding Op 11 april 2013 zijn de grondslagen van het nieuwe stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) 1 voor de Wabo bestuurlijk vastgesteld. Het nieuwe stelsel beoogt een robuuste professioneel werkende uitvoeringsstructuur, waarin de Omgevingsdiensten een centrale rol vervullen, die: knelpunten oplost, zoals die onder andere zijn vastgesteld door de Commissie Herziening Handhavingstelsel VROM-regelgeving 2; bijdraagt aan de realisatie van beleidsdoelen in de fysieke leefomgeving (een schoner milieu, natuur en water, veiliger leefomgeving, betere naleving); leidt tot vermindering van de door het bedrijfsleven ervaren regel- en toezichtsdruk en tot een gelijk speelveld voor bedrijven. een heldere rolverdeling regelt en ook eenvoudige en effectieve afstemming tussen het bestuurs- en strafrecht. Het nieuwe VTH-stelsel is in 2013 en wordt gedurende 2014 verder ontwikkeld en geïmplementeerd op drie essentiële onderdelen: 1. generieke condities waaronder het stelsel kan functioneren en waaronder een (verdere) verbetering van de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving kan plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan een infrastructuur voor kennis- en informatieuitwisseling en training en opleiding van handhavers; 2. onderling afgestemd en effectief handelen van alle instanties die een rol hebben in de handhaving van het omgevingsrecht, waaronder het maken van afspraken over de afstemming van landelijke en regionale prioriteiten en het zo effectief mogelijk bestuursen/of strafrechtelijk aanpakken ervan; 3. monitoring, verantwoording en zo nodig bijsturing van het (gezamenlijke) overheidsoptreden in het nieuwe stelsel. De onderhavige landelijke handhavingstrategie is primair uitgewerkt voor onderdeel 2, in de vorm van een instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevindingen. De landelijke handhavingstrategie heeft ook raakvlakken met de onderdelen 1 en 3. Met onderdeel 1 vanwege het uitwisselen van ervaringen met (het toepassen van) de landelijke handhavingstrategie, teneinde de (uitvoering van de) strategie stap voor stap te verbeteren. Met onderdeel 3 vanwege de monitoring en verantwoording van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en de op termijn voorziene evaluatie van het VTH-stelsel en de landelijke handhavingstrategie. Voor het opstellen van de landelijke handhavingstrategie is gebruik gemaakt van bestaande strategieën. Met de toepassing van de landelijke handhavingstrategie komen de bestaande handhavingstrategieën, die daarin goeddeels zijn geïncorporeerd, te vervallen.
1
2
Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de Wabo, Uitvoering met ambitie.nl, Vastgesteld BO 11 april 2013. De Tijd is Rijp, juli 2008.
1
Versie 1.7, 24 april 2014
1.2 Beoogde brede werking, doel en positionering Beoogde brede werking De landelijke handhavingstrategie is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht, en heeft in eerste instantie betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten 3. Toepassing van de landelijke handhavingstrategie leidt tot afgestemd en effectief bestuursen/of strafrechtelijk handelen. Daarom is de landelijke handhavingstrategie breder toepasbaar dan alleen op het omgevingsrecht. Doel De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving. Voor wat het omgevingsrecht betreft ligt de basis van deze verantwoordelijkheid voor het bestuur in diverse bijzondere wetten, de Algemene wet bestuursrecht en in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de zogenoemde beginselplicht tot handhaven 4. Voor het OM ligt de basis van deze verantwoordelijkheid in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie en in de Europese richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht 5. Uitgangspunt is dat bestuur en OM, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het doel van de landelijke handhavingstrategie, voortbouwend op de hiervoor geschetste verantwoordelijkheden van bestuur en OM: uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen, landsbreed door het bestuurlijk bevoegd gezag / de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM. Hiertoe bevat de landelijke handhavingstrategie een duidelijke visie op handhaven (hoofdstuk 2) en een uitgeschreven en geïnstrumenteerde aanpak (hoofdstuk 3). Positionering Handhavinginstanties moeten op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een nalevingstrategie hebben, bevattende een toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. De landelijke handhavingstrategie ondersteunt dit, door één lijn te brengen in hoe instanties reageren op tijdens het toezicht gedane bevindingen. In figuur 1 is de positionering van de landelijke handhavingstrategie weergegeven. De term ‘handhavingstrategie’ drukt uit dat interveniëren breder is dan het opleggen van sancties naar aanleiding van overtredingen. Omdat interveniëren ook tijdens toezicht kan plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van aanspreken en informeren, raakt de landelijke handhavingstrategie in figuur 1 de toezichtstrategie aan. De landelijke handhavingstrategie
3
4 5
Op de publicatiedatum van onderhavig document is hoofdstuk 5 van de Wabo (‘Bestuursrechtelijke handhaving’) voor wat betreft de handhaving van toepassing op de volgende wetten, voor zover dit bij of krachtens deze wetten is bepaald: de Flora- en faunawet, de Monumentenwet 1988, de Natuurbeschermingswet 1998, de Ontgrondingenwet, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet en de Woningwet. De Kernenergiewet en de Wet bescherming Antarctica ontbreken in voornoemde opsomming, omdat de landelijke handhavingstrategie daarop (vooralsnog) niet van toepassing is. Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242. EG richtlijn nr. 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008.
2
Versie 1.7, 24 april 2014
gaat niet over het toezicht als zodanig (prioriteiten, manieren van toezicht houden, en dergelijke). De landelijke handhavingstrategie raakt in figuur 1 ook de gedoogstrategie aan. Dit betekent dat de landelijke handhavingstrategie erkent dat er omstandigheden kunnen zijn om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet 6. Figuur 1 toont tot slot dat er specifieke strategieën, die sporen met de landelijke handhavingstrategie, onder de landelijke handhavingstrategie kunnen hangen voor gebieden (bijvoorbeeld Natura 2000), groepen van normadressaten (BRZO bedrijven) of speciale thema’s. Indien een met de landelijke handhavingstrategie sporende specifieke strategie voorhanden en bestuurlijk vastgesteld is, wordt deze specifieke strategie gevolgd. Reeds onderkend is dat het voor bepaalde domeinen, zoals ‘water’, ‘erfgoed’ en ‘bouwen en wonen’, noodzakelijk kan zijn om spoedig een specifieke, met de landelijke handhavingstrategie sporende, handhavingstrategie te ontwikkelen. Hoe bereiken we naleving en wat is de rol van handhaving? Nalevingstrategie
Hoe houden we toezicht?
Hoe treden we op bij overtredingen?
Wanneer en hoe zien we van handhaven af?
Toezichtstrategie
Sanctiestrategie
Gedoogstrategie
Landelijke handhavingstrategie Passend interveniëren bij iedere tijdens toezicht gedane bevinding
Gebieds-, doelgroep- of themaspecifieke handhavingstrategieën
Figuur 1: Positionering landelijke handhavingstrategie
1.3 Werking, implementatie en monitoring en evaluatie Voor de Wabo en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten 7 is de landelijke handhavingstrategie voor gebruik in het VTH-stelsel opgeleverd aan het Bestuurlijk omgevingsberaad.
6 7
Gedogen in Nederland 25085, nr 2, 1996-1997. Vooralsnog met uitzondering van de Kernenergiewet en de Wet bescherming Antarctica.
3
Versie 1.7, 24 april 2014
Het overnemen en invoeren van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van de VTH kwaliteitscriteria voor Wabo bevoegde overheden 8. Dit waarborgt landelijke eenduidigheid in twee opzichten, te weten: 1. dat iedere bevinding een passende interventie krijgt; en 2. dat het proces om tot een passende interventie te komen overal hetzelfde verloopt. Lokale/regionale bestuurlijke afwegingsruimte zit gezien het voorgaande in keuzes over toezichtprioriteiten en de manier van toezicht houden, maar niet in het toepassen van de landelijke handhavingstrategie. De landelijke handhavingstrategie is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat iedereen volgt om van bevinding naar interventie te komen. Dit onderstreept dat de landelijke handhavingstrategie vooral een instrument is voor uitvoerders. Als stelselverantwoordelijke VTH voor de Wabo, draagt de minister van IenM voor wat betreft het omgevingsrecht zorg voor het monitoren en evalueren van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en het zo nodig voorstellen van maatregelen naar aanleiding hiervan. Alle partijen die met de landelijke handhavingstrategie werken kunnen voorstellen voor maatregelen doen. Besluitvorming over voorgestelde maatregelen vindt voor wat betreft het omgevingsrecht plaats in het Bestuurlijk omgevingsberaad.
8
Paragraaf 5.2.4 Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wabo, Uitvoering met ambitie.nl, 7 september 2012.
4
Versie 1.7, 24 april 2014
2. Visie landelijke handhavingstrategie Als richtinggevende visie zijn de volgende vijf uitgangspunten van het nieuwe VTH-stelsel voor de Wabo voor de handhaving geoperationaliseerd.
2.1 Onafhankelijkheid – sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties Handhavinginstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties is groot. Provincies en gemeenten dragen hier als bevoegd gezag voor de Wabo aan bij, door voor de aan hun Omgevingsdiensten opgedragen taken een duidelijk en ruim mandaat te verstrekken, op grond waarvan de directeur bevoegd is tot het toepassen van bestuursrechtelijke interventies, waaronder sancties.
2.2 Professionaliteit en vakmanschap – training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling Handhavers wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Handhavers bepalen vervolgens welke interventie in het specifieke geval passend is. Dit vereist professionaliteit en vakmanschap. Handhavinginstanties brengen en houden daarom de voor handhaven vereiste 9 kennis en kunde op peil en ondersteunen binnen hun organisaties een cultuur waarin (elkaar aanspreken op) kennis en informatie uitwisselen, samenwerken en handhavers die zich blijven ontwikkelen vanzelfsprekend zijn. Ook uitwisseling van kennis en leerervaringen tussen handhavinginstanties is van groot belang. De landelijke handhavingstrategie op papier is immers het begin, maar waar het vervolgens om gaat is dat alle instanties de papieren strategie op soortgelijke wijze blijven toepassen en daarover met elkaar in contact blijven en leerervaringen en beste praktijken uitwisselen. Anders zullen praktijken ongewild toch weer uit elkaar gaan lopen. Landelijk overleg over de implementatie en uitvoering van de landelijke handhavingstrategie gebeurt tijdens de implementatieperiode voor wat het omgevingrecht betreft in het Implementatieberaad. Regionaal overleg ter zake vindt plaats in (de voorportalen van) het door de provincie geïnitieerde Bestuurlijk Handhavingsoverleg (BHO) van de bevoegde overheden en het Functioneel Parket van het OM.
2.3 Betrouwbaarheid – beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen Handhavinginstanties hebben een beginselplicht tot handhaven 10. Handhavend optreden is zowel eerlijk tegenover normadressaten uit het oogpunt van een gelijk speelveld, als tegenover de maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft. In het VTH-stelsel is de primaire verantwoordingsrelatie die van het bevoegd gezag aan het eigen democratisch controlerend orgaan (bijvoorbeeld Gemeenteraad en Provinciale Staten
9
10
Onder andere voldoen aan de voor het VTH-stelsel voor de Wabo gedefinieerde kwaliteitscriteria. Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242.
5
Versie 1.7, 24 april 2014
in het geval van gemeenten respectievelijk provincies). De toepassing van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van deze verantwoordingsrelatie.
2.4 Eenvoud – een passende interventie bij iedere bevinding en hoe daar toe te komen Met de landelijke handhavingstrategie wordt ingezet op een passende interventie bij iedere bevinding. Handhavers hanteren de landelijke handhavingstrategie bij iedere bevinding en maken daarbij gebruik van de in de strategie opgenomen instrumenten. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren en eenduidig optreden, dat wil zeggen: het in vergelijkbare zaken maken van vergelijkbare keuzes en het op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen van interventies, landsbreed. Een passende interventie wil zeggen dat de interventie, gegeven de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de bevinding en de normadressaat, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de situatie voor de bevinding, naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft daar waar dit passend is of noodzakelijk om de normadressaat tot naleven te bewegen, dan wel de norm te bevestigen. Dit betekent dat twee keuzen noodzakelijk zijn: 1. Hoe wordt er opgetreden: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk, of alleen strafrechtelijk? 2. Welke interventie(s) wordt (worden) ingezet? Ad. 1
Hoe wordt opgetreden is vastgelegd in hoofdstuk 3 van deze landelijke handhavingstrategie. Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en/of het strafrecht conform de landelijke handhavingstrategie noodzakelijk. Ad. 2
De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in hoofdstuk 3 van de landelijke handhavingstrategie opgenomen interventieladder en interventiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie voor de bevinding de eerste prioriteit is.
2.5 Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatiegestuurd gezamenlijk optreden Toezicht houden gebeurt op basis van door bevoegde overheden bestuurlijk vastgestelde handhavingprogramma’s, inclusief financiering en menskracht, die zijn afgestemd met alle bij het omgevingsrecht betrokken instanties. Afgestemde handhavingprogramma’s en de landelijke handhavingstrategie borgen in combinatie dat de overheden planmatig gezamenlijk optreden, bij het toezicht en bij bevindingen die tijdens dat toezicht zijn gedaan 11 . Informatie is voor goede risicoanalyses en daarop gebaseerde handhavingprogramma’s onontbeerlijk.
11
Beperking toezichtlast: naleving bewerkstelligen tegen zo gering mogelijke kosten.
6
Versie 1.7, 24 april 2014
3. Realisatie landelijke handhavingstrategie – stappenplan Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de in hoofdstuk 2 opgenomen visie. Startpunt van het stappenplan is een tijdens het toezicht gedane bevinding.
DE (MOGELIJKE) GEVOLGEN ZIJN:
3.1 Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix
Aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar
Van belang
4
3
Beperkt
2
Vrijwel nihil
1
A Goedwillend: Onbedoeld Proactief
B
C
Moet kunnen: Onverschillig
Calculerend: Bewust belemmerend en/of risico nemend
D Bewust en structureel / Crimineel: Fraude Oplichting Witwassen
GEDRAG VAN DE OVERTREDER Legenda Lichte segmenten. Bestuursrechtelijk optreden is aangewezen.
Middensegmenten. Bestuursrechtelijk, bestuursrechtelijk én strafrechtelijk of strafrechtelijk optreden is aangewezen. Strafrechtelijk optreden komt vooral in beeld, naarmate er (meer) verzwarende aspecten zijn (zoals ‘verkregen financieel voordeel’).
Zware segmenten. Strafrechtelijk optreden is in elk geval aangewezen, terwijl in veel gevallen ook bestuursrechtelijk optreden is aangewezen.
Figuur 2: De interventiematrix
De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in figuur 2 opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert 12 door: (1) het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en (2) het typeren van de normadressaat.
12
Geldt enkel voor bevindingen die een overtreding zijn.
7
Versie 1.7, 24 april 2014
Ad. 1
De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als: 1. vrijwel nihil; of 2. beperkt; of 3. van belang – er is sprake van aanmerkelijk risico dat de bevinding maatschappelijke onrust geeft en/of milieuschade, natuurschade, waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft; of 4. aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar – onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of ernstige milieuschade, ernstige natuurschade, ernstige waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft. Ad. 2
De handhaver typeert de normadressaat als: A. goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen, de bevinding is het gevolg van onbedoeld handelen; of B. onverschillig/reactief, neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, heeft een onverschillige houding, de bevinding en de gevolgen van zijn handelen laten hem koud; of C. is opportunistisch en calculerend, er is sprake van het bewust belemmeren van controlerenden, er is sprake van mogelijkheidsbewustzijn, maar de gevolgen van het handelen worden op de koop toe genomen, bewust risico nemend; of D. bewust en structureel de regels overtredend en/of crimineel of deel uitmakend van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen. Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt. De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op. Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid. Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ 13 bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afziebare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.
13
Gedogen in Nederland 25085, nr 2, 1996-1997.
8
Versie 1.7, 24 april 2014
3.2 Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen: 1. Verkregen financieel voordeel (winst of besparing). De normadressaat heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of financieel voordeel halen was het doel. 2. Status verdachte / voorbeeldfunctie. De normadressaat is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, een certificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie. 3. Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect. Een bestuurlijke boete kan waarschijnlijk niet geïnd worden of is waarschijnlijk door de normadressaat als (bedrijfs)kosten ingecalculeerd. 4. Combinatie met andere relevante delicten. Andere handelingen zijn gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrift, corruptie of witwassen. 5. Medewerking van deskundige derden. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en). 6. Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect. 7. Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.
3.3 Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is
9
Versie 1.7, 24 april 2014
derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd. Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten. In situaties waarin een handhavinginstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde. Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavinginstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavinginstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie. Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen: Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en poging tot omkoping. Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.
3.4 Stap 4 – Optreden met de interventiematrix De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt: 1. De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van deze interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 3.1) heeft gepositioneerd. 2. De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte. In bijlage 2 staan alle interventies eveneens van licht naar zwaar toegelicht. Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavinginstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 3 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.
10
Versie 1.7, 24 april 2014
DE (MOGELIJKE) GEVOLGEN ZIJN:
Aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar
Van belang
Beperkt
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht PV
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Exploitatieverbod / sluiting, schorsen of intrekken vergunning certificaat of erkenning
Bestuursrecht bestraffend Exploitatieverbod / sluiting, schorsen of intrekken vergunning certificaat of erkenning
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD Verscherpt toezicht
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD, Verscherpt toezicht
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht PV
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Exploitatieverbod / sluiting, schorsen of intrekken vergunning certificaat of erkenning
Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek, Waarschuwen
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD, Verscherpt toezicht
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD, Verscherpt toezicht
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht PV
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD, Verscherpt toezicht
Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD
Strafrecht BSBm / PV
Strafrecht PV
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete
Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek Waarschuwen
Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek, Waarschuwen
4
3
2 Bestuursrecht herstellend Aanspreken / informeren
Vrijwel nihil
Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek, Waarschuwen
1 Bestuursrecht herstellend Aanspreken / informeren
A Goedwillend: Onbedoeld Proactief
Bestuursrecht herstellend Aanspreken / informeren
B Moet kunnen: Onverschillig
C Calculerend: Bewust belemmerend en/of risico nemend
GEDRAG VAN DE OVERTREDER
D Bewust en structureel / Crimineel: Fraude Oplichting Witwassen
Figuur 3: De interventiematrix voor het bepalen van de eerste interventie(s) – zie ook bijlage 2
11
Versie 1.7, 24 april 2014
De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende: Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen. In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn. Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavinginstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.
3.5 Stap 5 – Vastlegging De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavinginstantie geldende administratieprocedures en systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.
12
Versie 1.7, 24 april 2014
Bijlage 1 – Begrippen Begrip
Toelichting
Beginselplicht tot handhaven
Uitgangspunt dat het bevoegd gezag verplicht is om op te treden bij een geconstateerde overtreding. De term ‘beginselplicht’ impliceert dat er omstandigheden kunnen zijn om van handhaven en/of het opleggen van een sanctie af te zien. Dit is in het recht geregeld via artikel 5:5 Awb (het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke sanctie op voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond) en artikelen 39 en verder van het Wetboek van strafrecht (strafuitsluitingsgronden). Uit de rechtspraak volgt voorts dat overwogen kan worden van handhaven af te zien als er concreet zicht op legalisatie bestaat, of wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Een overleg onder coördinatie van de provincie waaraan de handhavingpartners deelnemen. Het BHO stelt uitgaande van de landelijke handhavingprioriteiten de regionale / lokale handhavingprioriteiten vast. Centraal bestuurlijk overleg over het stelsel VTH o.l.v de Minister van IenM, gericht op afstemming van de verschillende taken en verantwoordelijkheden. Aan het Bestuurlijk omgevingsberaad doen in ieder geval mee: de ministers van I&M en V&J, drie vertegenwoordigers van de omgevingsdiensten, vertegenwoordigers van de bevoegde overheden en het OM. Een boete die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport. Een strafrechtelijke boete die bij strafbeschikking wordt opgelegd ter afdoening van relatief eenvoudige overtredingen. De gevallen waarin dit instrument kan worden toegepast zijn opgenomen in het Feitenboekje Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten. Waarneming die ten aanzien van een bepaald onderwerp van onderzoek tijdens een inspectie wordt gedaan. Na beoordeling ervan kunnen bevindingen leiden tot de kwalificatie wel/geen overtreding. Specialistisch, landelijk opererend onderdeel van het OM, dat zich toelegt op de bestrijding van complexe fraude en milieucriminaliteit. De fysieke leefomgeving omvat de inrichting van de woonwijk/gemeente inclusief de wegen, parken, industrieterreinen. De kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt deels bepaald door de milieukwaliteit. Een bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven. Het door toezicht bewerkstelligen en zo nodig met toepassing van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke middelen bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd. Op onderkende risico’s en vastgestelde prioriteiten gericht handhavingactiviteitenprogramma, inclusief financiering en capaciteit. Actieve handeling om een geconstateerd probleem op te lossen. Toets om na te gaan of legalisatie van een overtreding mogelijk is. In de Algemene wet bestuursrecht vastgelegd beginsel dat de overheid haar besluiten goed moet motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn.
Bestuurlijk handhavingoverleg Bestuurlijk Omgevingsberaad
Bestuurlijke boete
Bestuurlijke strafbeschikking milieu
Bevinding
Functioneel Parket Fysieke leefomgeving
Gedoogstrategie
Handhaving
Handhavingprogramma Interventie Legalisatietoets Motiveringsbeginsel
13
Versie 1.7, 24 april 2014
Nalevingstrategie
Normadressaat OM Omgevingsdiensten
Rechtsgelijkheid Rechtvaardigingsgrond
Sanctie Sanctiestrategie
Schulduitsluitingsgrond Strafuitsluitingsgronden Strategische milieukamer
Toezicht Toezichtstrategie VTH kwaliteitscriteria
Zorgvuldigheidsbeginsel
Bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd met welke instrumenten naleving wordt gerealiseerd en welke rol handhaving daarbinnen speelt. Een nalevingstrategie bevat in ieder geval een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie. Natuurlijke of rechtspersoon voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt. Openbaar Ministerie. Diensten van provincies en gemeenten voor de uitvoering van de VTHtaken. De Omgevingsdiensten werden eerder ook wel aangeduid als Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Rechtsbeginsel dat bepaalt dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld en ongelijke verschillend naar de mate van het verschil. Omstandigheid die de wederrechtelijkheid van een handeling bij nader inzien wegneemt. Mogelijke reden om uiteindelijk geen sanctie op te leggen. Straf of maatregel die wordt toegepast als rechtsregels worden overschreden. Bestuurlijk vastgesteld document, waarin de basisaanpak voor het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden bij overtredingen is vastgelegd. De sanctiestrategie omvat ten minste: a. een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk – strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde milieunormen; b. een passende reactie op geconstateerde overtredingen; c. een stringentere reactie bij voortduring van de overtreding; d. een regeling voor optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden; e. transparantie over te stellen termijnen voor het opheffen van (standaard)overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor. Omstandigheid die de verwijtbaarheid van een handeling bij nader inzien wegneemt. Mogelijke reden om uiteindelijk geen sanctie op te leggen. Er zijn twee categorieën strafuitsluitingsgronden: rechtvaardigheidsgronden en schulduitsluitingsgronden. Zie aldaar. Overleg tussen het Functioneel Parket van het OM, de inspecteursgeneraal van de ILT, NVWA en de Inspectie SZW, de Nationale Politie, een vertegenwoordiging van de Omgevingsdiensten en het bestuurlijk bevoegd gezag. De SMK stelt de landelijke prioriteiten vast voor de strafrechtelijke handhaving en de afstemming van de strafrechtelijke handhaving op de bestuurlijke handhaving. Het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd. Bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is. Kwaliteitscriteria die inzichtelijk maken welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en opdrachtgevers mogen verwachten bij de uitvoering of de invulling van taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH taken). In de Algemene wet bestuursrecht vastgelegd rechtsbeginsel, dat de overheid een besluit zorgvuldig moet voorbereiden en nemen: correcte handeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming.
14
Versie 1.7, 24 april 2014
Bijlage 2 – Toelichting interventies van licht naar zwaar Bestuursrecht herstellend Aanspreken/informeren Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de normadressaat naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende normadressaten die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen. Waarschuwen – brief met hersteltermijn Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de handhavinginstantie verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn. Bestuurlijk gesprek Een bestuurlijk gesprek met (de leiding van) de normadressaat in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen. Verscherpt toezicht Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de normadressaat. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan. Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven. Last onder dwangsom – LOD Een last onder dwangsom is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat. Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. In het algemeen worden de volgende stappen doorlopen: 1. Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken. Indien niet tijdig hersteld: 2. Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder dwangsom met een hersteltermijn. Indien niet tijdig hersteld: 3. Verbeuren en innen dwangsom. Last onder bestuursdwang – LOB Een last onder bestuursdwang is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij de handhavinginstantie, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat. Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde zorgvuldig te doorlopen stappen als voor de last onder dwangsom. Ook hier kan, bijvoorbeeld in spoedeisende situaties, van deze stappen worden afgeweken:
15
Versie 1.7, 24 april 2014
1. Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken. Indien niet tijdig hersteld: 2. Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder bestuursdwang met een hersteltermijn. Indien niet tijdig hersteld: 3. Uitvoeren bestuursdwang. In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De handhavinginstantie kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de handhavinginstantie zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de handhavinginstantie zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen. Tijdelijk stilleggen Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten of voertuigen als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en van naleving sprake is. Er kan aanleiding zijn om bij tijdelijk stilleggen beleid en/of politiek te informeren. Tijdelijk stilleggen kan onder de LOB vallen. Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport. Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de normadressaat tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM. Schorsen of intrekken vergunning, certificaat of erkenning Als de normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies, zoals een last onder dwangsom. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie die zorgvuldig moet worden voorbereid. Exploitatieverbod, sluiting Voor niet vergunningplichtige normadressaten bestaat de mogelijkheid op basis van de Fraudewet om het bedrijf te sluiten of de exploitatie ervan te verbieden. Ook dit zijn vergaande interventies die zorgvuldig moeten worden voorbereid en waarbij het informeren van beleid en politiek noodzakelijk is. Strafrecht Bestuurlijke strafbeschikking milieu – BSBm De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die daartoe bevoegde handhavinginstanties zonder tussenkomst van het OM kunnen opleggen. Voor feiten uit het zogenoemde ‘Feitenboekje Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu- en Keurfeiten’ wordt een combibon uitgeschreven (geldboete) die ter afdoening wordt gezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De BSBm kan los van (óf óf), parallel met (én én) of volgtijdelijk aan (eerst…dan…) op herstel gerichte interventies worden ingezet. De BSBm is bedoeld voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De ‘Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingbevoegdheid milieu- en keurfeiten’ geeft in paragraaf 2.7 de beleidsvrijheid binnen gestelde grenzen aan en in paragraaf 2.8 de contra-indicaties
16
Versie 1.7, 24 april 2014
voor het uitvaardigen van een BSBm. Als geen BSBm kan worden uitgevaardigd is in veel gevallen overleg met het OM noodzakelijk. Proces-verbaal (PV) BOA’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in deze landelijke handhavingstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.
17