Nota Integrale Handhaving F y s i e k e Leefomgeving
2012-2015 gemeente Leek
1
Voorblad Inhoudsopgave
1 2
1.
3 3 4 5 9 9 9 11 13
2. 3.
4.
5.
6.
7.
8.
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Reikwijdte en doelstelling Samenvatting Uitgangspunten, achtergronden en visie 3.1 Inleiding 3.2 Uitgang spunten 3.3 Programmatisch handhaven: de beleidscyclus 3.4 Vormen van integrale handhaving 3.5 Afstemming met bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingspartners Taken, prioriteiten en rangorden van taken 4.1 Inleiding 4.2 Taken per beleidsveld 4.3 Prioriteiten en rangorde van taken 4.3.1 Vaststellen prioriteiten Nalevingsstrategie 5.1 Inleiding 5.2 Preventiestrategie 5.3 Handhavingsstrategie 5.3.1 De toezicht- en controlestrategie 5.3.2 De sanctiestrategie 5.3.3 De gedoogstrategie Gemeentelijke organisatie, benodigde en beschikbare capaciteit 6.1 Capaciteitsbepaling handhaving 6.1.1 Beschikbare capaciteit 6.1.2 Benodigde capaciteit Monitoring en evaluatie handhavingsresultaten 7.1 Monitoring en registratie 7.2 Verslaglegging en verbeteringen doorvoeren Recente en toekomstige ontwikkelingen 8.1 Landelij k kader 8.2 Omgevingsvergunning 8.3 Besluit algemene regels voor inrichtingen Wet milieubeheer 8.4 Gebruiksbesluit 8.5 Waterwet 8.6 Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) 8.7 Drank- en horecawet 8.8 Regionale Uitvoeringsdiensten
Bijlage 1 Bijlage 2
14 15 15 15 15 15 19 19 19 21 21 28 30 31 32 32 33 34 34 34 35 35 35 36 36 36 37 37 37
Prioritering Handhavingstrategie- en werkwijze W A B O in de provincie Groningen
2
1 Inleiding 1.1 aanleiding
Voor u ligt de nota "Integraal handhavingsbeleid fysieke leefomgeving gemeente Leek 2011 - 2015". Deze nota vervangt de nota Integrale Handhaving Fysieke Leefomgeving gemeente Leek uit 2004. De actualisatie van het handhavingsbeleid is noodzakelijk omdat er op wet- en regelgevinggebied ontwikkelingen zijn doorgevoerd die ook van invloed zijn op de handha¬ ving, zoals: - Introductie van onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op het gebied van handhaving om een geactualiseerde integrale aanpak vraagt; - Het stellen van wettelijke kwaliteitseisen aan toezicht en handhaving om een professioneel niveau te waarborgen (Besluit omgevingsrecht); - Voor steeds meer activiteiten wordt de vergunning- of ontheffingsplicht vervangen door algemene regels, waardoor de toets vooraf plaats maakt voor een toets acht¬ eraf, oftewel een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handha¬ ving; - De komst van de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), die groten¬ deels gevoed dient te worden door waarnemingen van toezichthouders. - De komst van een Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Voor een adequate uitvoering van de handhaving is een structurele en integrale aanpak noodzakelijk. Dat betekent het formuleren van doelen en prioriteiten in de beleidsfase, om vervolgens deze doelen uit te werken van de beleidscontext in een uitvoeringsfase. In deze Nota wordt het handhavingsbeleid voor de komende jaren vastgelegd. Dit beleid zal vervolgens worden uitgewerkt in jaarlijkse uitvoeringsprogramma's. Elk jaar wordt het uitvoeringsprogramma geëvalueerd en indien nodig worden doelen en prioriteiten bijgesteld. Sinds 2005 wordt binnen de gemeente Leek integraal gehandhaafd. Daartoe is het team Toezicht, Controle en Handhaving in het leven geroepen. Om te komen tot een goed werkende integrale handhavingsteam is het van belang de prioriteiten vast te leggen. Hiertoe is de Risicomodule handhaving, die als bijlage bij deze notitie is gevoegd, gehanteerd. Veel gegevens uit deze modules zijn gebruikt in dit integrale handhavingsbeleid. Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010, wordt de overheid gemotiveerd en is deze in staat om klantgerichter te gaan werken. Met het in werking treden van de Wabo maken ondermeer de bouwvergunning, de milieu¬ vergunning en diverse vergunningen op basis van gemeentelijke verordeningen namelijk plaats voor één integrale omgevingsvergunning. Voor de aanvrager heeft dit vele voordelen: één loket voor de indiening, één snelle procedure voor behandeling van de aanvraag, één bevoegd gezag, één besluit, één beroepsgang én een gecoördineerde handhaving. De in¬ voering van de Wabo maakt dat een goede uitwisseling van informatie en afstemming tussen de verschillende vakdisciplines en met andere overheidsorganen noodzakelijk is. Inmiddels zijn, om de professionalisering meer vorm te geven, landelijke kwaliteitseisen opgesteld voor de milieuhandhaving, waaraan de toezicht houdende instanties zich moeten houden. Om hieraan te kunnen voldoen worden regionale uitvoerings diensten (RUD's) opgericht. Inmiddels zijn ook kwaliteitseisen opgesteld voor de andere regelgeving die in de Wabo is geïnte¬ greerd of aangehaakt.
3
1.2 reikwijdte en doelstelling Voor de gemeente Leek omvat het integraal handhavingsbeleid van de fysieke leefomgeving de volgende beleidsvelden: -
Bouwen (Woningwet) R O (Wet ruimtelijke ordening) Milieu (Wet milieubeheer) Brandveiligheid (Gebruiksbesluit) A P V en Bijzondere wetten
Het toezicht op bijvoorbeeld de naleving van de Leerplichtwet valt niet onder handhaving van de fysieke leefomgeving. De gemeente Leek wil ten behoeve van een goede integrale handhaving het programma¬ tisch handhavingsbeleid actualiseren. Door verbeteringen door te voeren, gewijzigde wetge¬ ving te implementeren en samenhangend te handhaven bereiken we dat op een efficiënte wijze de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt behaald. Daarmee wordt ook bewerkstelligd dat een proces van planning en control leidt tot een continue verbetering van de kwaliteit van de integrale handhaving. Het uiteindelijk doel van dit geactualiseerd integraal handhavingsbeleid is om op de ge¬ noemde beleidsterreinen te komen tot een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen. Dit zal gaan leiden tot een situatie waarbij het voor iedereen duidelijk is, hoe de gemeente Leek haar middelen zoveel mogelijk integraal inzet om naleving van de regels te bereiken en/of te bevorderen.
4
2 Samenvatting De gemeente Leek acht naleving van de wet- en regelgeving van groot belang. Burgers en ondernemers moeten met een veilig gevoel kunnen werken, wonen en recreëren in de gemeente. Naleving van de wet- en regelgeving gebeurt niet altijd spontaan. De oorzaak is divers. Burgers of ondernemers zijn soms niet (meer) op de hoogte van de regels, overtre¬ den regels bewust en onbewust, maar zijn het soms ook gewoon niet eens met de regelge¬ ving. In deze nota is de ambitie beschreven en het instrumentarium dat nodig is om deze ambitie meetbaar te maken en uiteindelijk te realiseren.
Uitgangspunten De gemeente voert handhavingstaken uit om te voorkomen dat men gevaar, hinder/overlast en/of schade ondervindt als gevolg van het overtreden van regels van omgevingsrecht. In principe is iedereen zelf verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving. Als iemand deze regels niet naleeft, wordt hij of zij door ons aangesproken op dat gedrag. Dit handhavingsbeleid is bedoeld om een bepaalde basiskwaliteit van de fysieke leefomgeving te waarborgen. Denk daarbij onder meer aan het vergoten van het gevoel van veiligheid en het verminderen van overlast. In de genoemde nota uit 2004 is al een begin gemaakt met het programmatisch handhaven. Deze handhavingsvorm is met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in wetgeving verankerd. De elementen van het programmatisch handhaven zijn vastgelegd in kwaliteitseisen, die in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) zijn opgenomen. Daarbij is het noodzakelijk dat wordt aangegeven op welke wijze en met welke inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving en de gestelde doelen wordt bereikt.
Integrale handhaving Er kan op verschillende manieren integraal worden gehandhaafd. In de afgelopen jaren hebben we in Leek al de nodige ervaring opgedaan met integrale handhaving. Integraal werken is inmiddels een begrip. Inmiddels is vastgesteld dat het onmogelijk is om op ieder vakgebied voldoende wettelijke kennis op te doen zodat alle taken vallend onder de fysieke leefomgeving door één persoon kunnen worden uitgevoerd. Meestal gaan onze toe¬ zichthouders alleen op pad. Zij controleren dan voornamelijk op hun eigen vakgebied, maar kijken daarnaast, al dan niet met behulp van checklisten, ook naar aspecten van andere vakdisciplines. Als zij dan een overtreding op een ander vakgebied constateren, wordt dit gemeld aan de betreffende collega, die vervolgens actie onderneemt ( oog en oor functie). Om de controledruk zo klein mogelijk te houden, gaan, indien mogelijk, toezichthouders van verschillende vakdisciplines op pad om samen controles uit voeren, waarbij ieder dan contro¬ leert vanuit zijn eigen vakgebied. In enkele gevallen gaat een collega van de politie of het waterschap mee.
5
Prioriteiten en capaciteit De afgelopen jaren hebben ons geleerd dat in Leek niet voldoende capaciteit beschikbaar is om alle gemeentelijke handhavingstaken uit te voeren. Bovendien worden steeds meer lan¬ delijke handhavingstaken bij de gemeentes ondergebracht. Daarom moeten keuzes worden gemaakt op welke wijze en met welke intensiteit deze taken worden uitgevoerd voor de be¬ leidsvelden Milieu, Bouwen en RO, Brandveiligheid, A P V en Bijzondere wetten. De medewerkers voeren niet alleen handhavingstaken uit. Zij hebben ook andere taken waarvoor capaciteit nodig is. Het gaat hierbij ondermeer om advisering bij vergunningprocedures, (regionale) projecten, haven- en marktmeester, voorbereiding en uitvoering feestweken, pinkstermarkt- en kermis e.d. Op ambtelijk niveau is een risicoanalyse uitgevoerd, om de risico's die bij de taken op het gebied van de verschillende beleidsvelden spelen, in beeld te brengen. Aan de hand hiervan worden de prioriteiten bepaald van de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken. Deze kunnen jaarlijks worden bijgesteld in het uitvoeringsprogramma.
De
nalevingstrategie
In het hoofdstuk "Nalevingstrategie" staat aangegeven op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt. De gemeente Leek volgt de "handhavingstrategie en werkwijze W A B O in de provincie Groningen". In de strategie en werkwijze staat omschreven hoe en op welke wijze tegen geconsta¬ teerde overtredingen, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk, kan dan wel moet worden opgetreden. De V R O M inspectie heeft onder andere de taak om te toetsen of de gemeentes en provincie conform deze handhavingsstrategie en werkwijze wordt gewerkt. Deze taak (tweede lijns toezicht) is bij de provincie Groningen neergelegd. De nalevingsstrategie is onderverdeeld in preventie en handhaving. Bij de preventie wordt vooral ingezet op goede voorlichting en communicatie over de invulling en uitvoering van dit beleid. De gemeente Leek wil aan burgers, bedrijven en instellingen uitleggen hoe zij denkt over toezicht en handhaving en het evenwicht in verant¬ woordelijkheden tussen de gemeente en burger. Verder moet door het verrichten van contro¬ les duidelijk worden dat de gemeente Leek daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor deze taken neemt en hierover ook publiekelijk verantwoording aflegt. Dit moet leiden tot een beter naleefgedrag. De beschikbare handhavingscapaciteit moet goed worden benut. Het is onmogelijk om alle situaties, verleende vergunningen, ontheffingen en meldingen te controleren. Vandaar dat met behulp van de risicoanalyse een toezichtsstrategie is opgesteld. Bij de taakvelden milieu en brandveiligheid, wordt de capaciteit vooral ingezet op de bedrijven en locatie's met de grootste risico's. Bij de taakvelden Bouwen en RO en A P V en Bijzondere wetten, worden vooral de verleende vergunningen en ontheffingen gecontroleerd. Per risicoklasse is bepaald of en hoe vaak een bepaalde categorie of project wordt gecontroleerd. Met betrekking tot de bestuurlijke handhaving wordt de zogenaamde drie-stappen-strategie gevolgd. De eerste stap houdt in dat wij na een geconstateerde overtreding eerst een waar¬ schuwingsbrief sturen met daarin een hersteltermijn. Als vervolgens na hercontrole blijkt dat de geconstateerde overtreding niet ongedaan is gemaakt, volgt als tweede stap een tweede waarschuwingsbrief met een hersteltermijn, waarin tevens wordt gesteld dat bij niet naleven een bestuurlijke maatregel zal worden opgelegd.
6
Indien ook na het verstrijken van de tweede termijn de overtreding nog niet ongedaan is ge¬ maakt wordt de bestuurlijke maatregel opgelegd. In de meeste gevallen wordt gebruik ge¬ maakt van de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen. Soms is het noodzakelijk om bestuursdwang toe te passen. Het kan noodzakelijk zijn om bij acute veiligheids- of milieurisico's, op kosten van de overtreder, maatregelen te treffen om (de effecten van) de overtreding ongedaan te maken. Bij bouwen zonder of in strijd met een vereiste vergunning wordt vaak een bouwstop opgelegd. Bij het overtreden van kernbepalingen op het gebied van milieu, bouw, R O en brandveilig¬ heid kan ook strafrechtelijk worden gehandhaafd. Dit houdt in dat de politie of een buitenge¬ woon opsporingsambtenaar (BOA), indien daartoe aangewezen, bij een overtreding een pro¬ ces-verbaal op kunnen maken. Binnen het taakveld A P V en bijzondere wetten wordt gebruik gemaakt van de BOA's. Zij kunnen voor bepaalde overlastfeiten een landelijk vastgestelde geldboete (de bestuurlijke strafbeschikking) opleggen . Gemeenten zijn in beginsel verplicht om handhavend op te treden tegen een overtreding van een wettelijk voorschrift. Daarom wordt in de gemeente Leek in principe niet gedoogd. In uitzondelijke gevallen, bijvoorbeeld indien er concreet zicht op legalisatie is, of als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de gemeente redelijkerwijs af zou moeten zien van handhaving, kan een overtreding gedoogd worden. Binnen de gemeente Leek is gedo¬ gen een bevoegdheid waarvan zeer terughoudend gebruik wordt gemaakt. Monitoring Door monitoring en registratie kan een goed oordeel worden gevormd over de resultaten en de effecten van de handhaving. Hierdoor wordt het handhavingproces inzichtelijker. In de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma worden de resultaten van het voor¬ gaande jaar kenbaar gemaakt. Dit kan aanleiding zijn om de aanpak of frequentie in het vol¬ gende uitvoeringsprogramma aan te passen. Andere van belang zijnde invalshoeken of ontwikkelingen, zoals nieuwe inzichten of wijzigin¬ gen in de regelgeving of organisatie, worden gelijk in het nieuwe uitvoeringsprogramma ver¬ werkt , waarbij de risicomodule en capaciteitsmodule nauw worden betrokken.
Verschuiving
van taken
Handhaving staat momenteel op landelijk en gemeentelijk niveau hoog op de politieke agenda. De Rijksoverheid heeft een aantal wetswijzigingen doorgevoerd, waardoor voor een aantal activiteiten niet meer vooraf een vergunning is vereist. Dit beperkt de administratieve last van de burgers en bedrijven. Omdat het Rijk een grotere verantwoordelijkheid toekent aan het handhavingstraject, moet dit op een adequaat niveau worden gehouden. De afgelopen tijd is er diverse nieuwe wet- en regelgeving van kracht geworden, die van invloed is op de handhavingscapaciteit. Denk daarbij onder meer aan de Wabo, de Bor, het Besluit algemene regels voor inrichtingen Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit) en het Be¬ sluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Door deze regelgeving hebben veel bedrijven geen vergunning meer nodig, waardoor een verschuiving van werkzaamheden plaatsvindt van vergunningverlening naar handhaving. De nadruk is nu veel meer komen te liggen opdaadwerkelijk toezicht.
7
Daarnaast is de Waterwet in werking getreden. Deze vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland en zorgt ook voor minder regels en vergunningen.Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is dat gemeente en provincie het be¬ voegde gezag zijn voor alle indirecte lozingen en de waterschappen en Rijkswaterstaat voor alle directe lozingen. De Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld, waarmee de overheid haar dienstverlening wil verbeteren. Wijzigingen in de registratie worden aangedragen door de toezichthouders. Naast een verschuiving van werkzaamheden van vergunningverlening naar handhaving worden steeds meer landelijke overheidstaken bij de gemeente ondergebracht. Medio 2012 zal de toezicht en handhaving van de Drank- en Horecawet overgedragen worden aan de gemeente. Dit zorgt voor een uitbreiding van de gemeentelijke toezichtstaken. De gemeente Leek heeft de handhavingstaken op het gebied van de fysieke leefomgeving bij het team Toezicht, Controle en Handhaving ondergebracht. Toekomstige
ontwikkelingen
Het Rijk heeft besloten dat provincies en gemeenten minimaal de basis-milieutaken over moeten dragen aan regionale uitvoeringsdiensten (Rud's) op veiligheidsregio-niveau. De vorming van deze RUD moet per 1 januari 2013 gestalte krijgen. De gemeente Leek heeft be¬ sloten om alle milieutaken in de RUD onder te gaan brengen. Voor de coördinatie tussen de gemeente ( college en Raad) en de overige W A B O taken zal naar verwachting een "beleidsregiseur" worden aangesteld.
8
3 Uitgangspunten, achtergronden en visie 3.1 inleiding De Wabo is niet alleen gericht op de integrale vergunning maar richt zich ook op de integraliteit en samenhang in het toezicht en de handhaving. Wat betekenen de begrippen toezicht en handhaving? Toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling, activiteit, zaak etc. voldoet aan de gestelde regels en eisen en het vormen van een oordeel daarover. Handhaving is het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en eventueel civielrechtelijke sanctiemiddelen.
Beginselplicht tot handhaven. Het bevoegd gezag heeft een beginselplicht tot handhaven. In artikel 5.2 van de Wabo is opgenomen dat het bevoegd gezag tot taak heeft: -
zorg te dragen voor bestuursrechtelijke handhaving; gegevens met het oog op de uitoefening van die handhavingstaak van belang zijn te verzamelen en te registreren; klachten te behandelen die betrekking hebben op naleving van de in de Wabo ge¬ noemde wetten.
3.2 uitgangspunten Handhaving van regelgeving is geen doel op zich. Door uitvoering te geven aan de gemeentelijke handhavingstaken wordt gestreefd naar: -
het voorkomen en opheffen van gevaar, hinder/overlast en schade voor burgers, be¬ drijven en instanties die het gevolg is van het overtreden van regels van het omgevingsrecht; het voorkomen/opheffen van maatschappelijke gevoelens van angst, ongerustheid en ergernis die gevoed worden door de omstandigheid dat regels van omgevingsrecht overtreden worden; de waarborging van rechtsgelijkheid, waarbij de rechten en plichten van alle betrok kenen duidelijk worden gemaakt;
Zonder de handhaving van regelgeving kan rechtsgelijkheid niet worden gewaarborgd. Met het handhaven van de regels van omgevingsrecht wordt bijgedragen aan een leefbare, veilige en duurzame gemeente met een mooie uitstraling waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven. Het handhavingsbeleid kent een jaarlijks cyclisch proces van evaluatie en bijstelling en is er¬ op gericht om de personele capaciteit voor het uitvoeren van gemeentelijke handhavingsta¬ ken zodanig toe te delen dat op een evenredige wijze de leefbaarheid, bedrijvigheid, omge¬ vingskwaliteiten en zorg voor de mensen en bedrijven in de gemeente optimaal ten goede komen.
9
Algemene uitgangspunten: -
-
inwoners en ondernemers zijn primair zelf verantwoordelijk voor het naleven van wet¬ en regelgeving; slecht gedrag wordt aangepakt. Als blijkt dat een burger, een bedrijf of een instelling regels van omgevingsrecht niet naleeft, wordt deze hierop aangesproken door een medewerker van het team Toezicht, Controle en Handhaving. Eventuele handhavingsactie volgt; de gemeente geeft zelf het goede voorbeeld.
Het handhavingsbeleid is openbaar en transparant. Het gemeentebestuur hoort op een consequente, rechtvaardige en voorspelbare wijze uitvoering te geven aan zijn handhavingstaken. Strategische uitgangspunten: -
het handhavingsbeleid is bedoeld om het woon- en leefklimaat, evenals de ruimtelij¬ ke en landschappelijke kwaliteiten van de gemeente, van ongewenste invloeden te beschermen; het handhavingsbeleid moet ervoor zorgen dat een bepaalde basiskwaliteit van de fy¬ sieke leefomgeving van de gemeente wordt gewaarborgd; het handhavingsbeleid is erop gericht onaanvaardbare veiligheidsrisico's uit te slui¬ ten; het handhavingsbeleid is bedoeld voor het realiseren van een belangrijke mate van integrale veiligheid in de fysieke leefomgeving; het handhavingsbeleid is bedoeld om een halt toe te roepen aan rechtsongelijkheid en ongewenste precedentwerking; het handhavingsbeleid is bedoeld om zo veel mogelijk te voorkomen dat program¬ ma's door informele en niet beleidsmatige toezeggingen worden doorkruist; het handhavingsbeleid is erop gericht normovertredingen te voorkomen en de handhavingslast van het gemeentebestuur zoveel mogelijk te beperken; het handhavingsbeleid is gericht op het verminderen van overlast in de openbare ruimte. Het handhavingsbeleid is bedoeld om het naleefgedrag van burgers en bedrijven te verbeteren met betrekking tot de regels van omgevingsrecht.
Tactische uitgangspunten: -
het toezicht op en de handhaving van de regels, zowel in preventieve als repressieve zin, vindt plaats op basis van een jaarlijks vastgesteld uitvoeringsprogramma; de prioriteiten van de in te zetten handhavingscapaciteit wordt afgestemd op de uitkomsten van ingeschat risico en effect van niet-naleving van regels die overtreden worden; handhaving geschiedt zoveel mogelijk gestandaardiseerd. De gemeente leek handhaaft via een vastgesteld stappenplan; gedogen van overtredingen en het opschorten van handhaving geschiedt uitsluitend bij hoge uitzondering. Er wordt uitsluitend schriftelijk en expliciet gemotiveerd ge doogd.
10
3.3 programmatisch handhaven: de beleidscyclus
De structuur van de dubbele regelgeving geeft het handhavingsbeleid het 'vereiste' cyclische karakter. De dubbele regelkring staat ook wel bekend als de 'BIG-8'. De elementen uit de BIG-8 zijn vastgelegd in de kwaliteitseisen in het Besluit Omgevingsrecht ( Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) en bestaan uit: Handhavingsbeleid (art. 7.2 Bor en art. 10.3 Mor) - gebaseerd op analyse van problemen - geeft inzicht in de prioriteitstelling - gemotiveerd doelen vastleggen en welke activiteiten daarvoor uitgevoerd worden - regelmatig monitoren en zo nodig bijstellen - inzicht in de toezichts- en sanctiestrategie, rapportage en wijze waarop het zichzelf corrigeert - inzicht in de afspraken met de andere partijen, waaronder Politie en Openbaar Mi¬ nisterie - bekendmaken aan gemeenteraad en Provinciale Staten
11
De probleemanalyse in het handhavingsbeleid geeft in ieder geval inzicht in: -
de de de de
gevolgen voor de fysieke leefomgeving van de overtredingen; kansen dat overtredingen zullen plaatsvinden; wijze waarop naleving van de voorschriften wordt bevorderd; voorlichting aan personen die een inrichting drijven.
In de beschrijving van de wijze waarop toezicht op de naleving van wetten worden uitgeoefend, behoort in ieder geval: - de wijze waarop de controle ter plaatse wordt voorbereid en uitgeoefend; - de frequentie waarmee routinematige controlebezoeken worden afgelegd; - de wijze waarop zakelijke gegevens en bescheiden worden gecontroleerd;
Uitvoeringsprogramma (art. 7.3 Bor en art. 10.4 Mor) - jaarlijks programma ter uitvoering van het handhavingsbeleid; - afgestemd met andere handhavingspartners; - bekendmaken aan gemeenteraad en Provinciale Staten; Uitvoeringsorganisatie (art. 7.4 Bor en art. 10.5 Mor) -
organisatie staat borg voor adequate uitvoering van programma; vastleggen van personeelsformatie; functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving; voorkomen van langdurige relatie tussen toezichthouders en controleomgeving;
- voldoende bereikbaar- en beschikbaarheid. Middelen (art 7.5 Bor) - voldoende borging van noodzakelijke middelen in begroting. Monitoring (art. 7.6 Bor en art. 10.6 Mor) - geautomatiseerd systeem; - resultaten en voortgang van uitvoeringsprogramma en doelen bewaken; - gegevensregistratie in kader van handhaving. De gegevensregistratie bevat in ieder geval het aantal: - uitgevoerde controles; - geconstateerde overtredingen; - opgelegde bestuurlijke sancties; - processen-verbaal; - over mogelijke overtredingen ontvangen klachten. Rapportage (art. 7.7 Bor) -
periodieke rapportage over het bereiken van de gestelde doelen; periodieke rapportage over de uitvoering van activiteiten; uitvoering van de afspraken met andere partners; jaarlijkse evaluatie en verslaglegging aan gemeenteraad.
12
3.4 Vormen van handhaving Integrale handhaving, onder te verdelen in toezicht, controle en handhaving, kent de volgende mogelijkheden: 1. 2.
3. 4.
Controleren voor elkaar door middel van één integrale handhaver Toelichting: één deskundig persoon gaat integraal voor meerdere vakdisciplines controleren. Controleren voor elkaar op basis van checklisten Toelichting: één persoon gaat op controle voor zijn eigen vakdiscipline en neemt daarnaast ook één of meer checklisten mee voor andere vakdiscipli¬ nes. Vanuit het handhavingsteam samen een controle uitvoeren Toelichting: een team bestaande uit personen vanuit verschillende vakdiscipli nes gaat gezamenlijk controleren. Signaleren voor elkaar op basis van oog- en oorfunctie Toelichting: één persoon gaat op controle voor zijn eigen vakdiscipline en constateert daarbij een overtreding uit een ander beleidsveld. De constatering wordt gesignaleerd bij de collega van de betreffende vakdiscipline, die vervol¬ gens tot handhaving overgaat.
Ad 1. Controleren voor elkaar door middel van één integrale handhaver Dit is de meest vergaande vorm van integrale handhaving: één toezichthouder is verantwoordelijk voor meerdere vakdisciplines. E e n voordeel is dat de burger of ondernemer slechts met één toezichthouder van doen heeft. Deze integratievorm levert efficiencyvoordeel op(bijvoorbeeld: minder reistijd en minder administratieve handelingen). De haalbaarheid van een integrale handhaver in de meest zuivere vorm is echter twijfelachtig, omdat een aantal vakgebieden, vooral milieu en bouw- en woningtoezicht, zich kenmerken door een hoge mate van specialisatie. Specialist zijn op beide terreinen lijkt nauwelijks mogelijk. Met een behoorlijke investering in (aanvullende) opleidingen is dit wel mogelijk voor controles waarvoor geen al te diepe specialisatie nodig is. In de gemeente Leek wordt er naar gestreefd dat de brandveiligheidsaspecten bij zowel bouw- als milieutoezicht gelijktijdig en door één daartoe opgeleide toezichthouder worden uitgevoerd. Ad 2. Controleren voor elkaar op basis van checklisten E e n minder vergaande vorm van integratie met betrekking tot de functie-inhoud is dat toezichthouders hun ogen aan elkaar uitlenen. E e n toezichthouder milieu, die de naleving van het Activiteitenbesluit controleert, kan relatief eenvoudig op een checklist aantekenen of het aantal gokautomaten wel in overeenstemming is met de vergunning op basis van de Wet op de Kansspelen. Bovendien kan hij ook aantekeningen en foto's maken van eventuele illegale bouwactiviteiten of strijdig gebruik van het bestemmingsplan. Het grondgebied van de gemeente krijgt als het ware een grotere dekkingsgraad doordat meer ogen benut worden. Voor elkaar controleren (op basis van checklisten) levert zodoende efficiencyvoordelen op. Het controleren voor elkaar op basis van checklisten is een vorm van integrale handhaving die in de gemeente Leek bij, met name, branchecontroles wordt toegepast. Daar waar moge¬ lijk wordt dit in de komende jaren verder uitgebreid.
13
Ad 3. Vanuit een integrale samenstelling een controle uitvoeren Tijdens projecten en bij meer gecompliceerde inrichtingen worden medewerkers van ver¬ schillende diciplines samengevoegd. Vervolgens worden samen de controles uitgevoerd. Voordelen van deze vorm van integrale handhaving zijn: - twee zien meer dan één en tegenstrijdige eisen kunnen direct worden gesignaleerd; - in korte tijd kan een totaalbeeld gevormd of de gecontroleerde locatie voldoet aan de eisen; - door gezamenlijke controles wordt de burger of ondernemer minder vaak "lastig ge vallen" door toezichthouders. Controleren op deze wijze is alleen geschikt wanneer de verschillende toezichthouders een gemeenschappelijk handhavingsdoel/object hebben. Deze wijze van controleren is de afgelopen jaren bij meerdere projecten en gecompliceerde inrichtingen toegepast in de gemeente Leek.
Ad 4. Signaleren voor elkaar op basis van oog- en oorfunctie "Signaleren voor elkaar" is de minst vergaande vorm van integrale handhaving en kan dan ook gezien worden als het minimum niveau van integratie. Bij deze vorm van integrale handhaving ligt de nadruk op de signaleringsfunctie van de toezichthouders door middel van het "oog- en oorprincipe" (en dus niet op een inhoudelijke controle). Van de diverse vakdisciplines zijn verschillende toezichthouders actief met controles op hun eigen vakgebied. Daarbij kunnen zij ook overtredingen tegenkomen die niet op hun eigen vakgebied liggen. De toezichthouders moeten op die momenten voor elkaar een signaalfunctie vervullen. Daarmee wordt bedoeld dat als er een overtreding wordt geconstateerd die een ander vakdiscipline betreft, dat ook wordt doorgegeven. Een goede communicatie tussen de verschillende toezichthouders is hierbij van groot belang. Uitgangspunt is in ieder geval dat direct nadat een overtreding op een ander vakgebied is geconstateerd, de toezichthouders elkaar hiervan in kennis stellen, zodat hierop actie ondernomen kan worden. Signaleren voor elkaar op basis van oog- en oorfunctie is een belangrijke vorm van integrale handhaving die op dit moment in de gemeente Leek al een aantal jaren wordt toegepast.
3.5 Afstemming met bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingspartners Bij de jaarlijks vastgestelde doelen moet ook aandacht worden geschonken aan de afstemming op het gebied van handhaving met strafrechtelijke partners van andere bestuursorganen. Elke handhavingspartner heeft zijn eigen bevoegdheden en middelen. Door controles op bepaalde gebieden integraal met andere handhavingspartners uit te voeren, wordt specifieke kennis gebundeld. Het team Toezicht, Controle en Handhaving heeft regelmatig contact met collega's van an¬ dere handhavingsinstanties om afspraken te maken of informatie uit te wisselen (signaal¬ functie).
14
4 Taken, prioriteiten en rangorden van taken
4.1 Inleiding Alvorens gerichte uitvoering te kunnen geven aan de verschillende vergunning -, toezicht- en handhavingstaken, is het noodzakelijk te weten wat de inhoud en omvang is van deze taken. De taken vloeien voort uit het wettelijk kader op basis waarvan de gemeente haar beginselplicht tot handhaven gevolg dient te geven. Dit wettelijk kader wordt bepaald door wetgeving (wetten, verordeningen e.d.), alsmede jurisprudentie en beleid.
4.2 Taken per beleidsveld Op basis van de beschrijving van het wettelijk kader kunnen de uit te voeren taken voor de van toepassing zijnde beleidsvelden worden onderscheiden. In Bijlage 1 van dit beleidsplan zijn de resultaten te zien van de prioriteringssystematiek die door de toezichthouders zijn in¬ gevuld.
4.3 Prioriteiten en rangorde van taken Aangezien de gemeentelijke taken zeer divers en omvangrijk zijn en als gevolg daarvan niet allemaal 100% kunnen worden uitgevoerd binnen de beschikbare capaciteit, moeten keuzes worden gemaakt op welke wijze en met welke intensiteit de taken worden uitgevoerd. Aan de hand van een te bepalen prioriteitenstelling kan voor deze keuzes draagvlak verkregen worden. Om die keuzes weloverwogen te kunnen maken zijn de risico's die bij de taken op het gebied van de betreffende beleidsvelden spelen in beeld gebracht en gewaardeerd door middel van een uitgevoerde risicoanalyse op ambtelijk niveau. Aan de hand van de resultaten van de uitgevoerde risicoanalyse is een rangorde van taken aan te brengen. Deze rangorde geeft de prioritering van de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken aan voor de beleidsvelden: Milieu, Bouwen en RO, Brandveiligheid, A P V en Bijzondere wetten.
4.3.1 Vaststellen prioriteiten Bij het vaststellen van de prioriteiten nemen de risico's een belangrijke plaats in. De gedachte daarbij is dat interne en externe risico's die de gemeente loopt in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht van een onderwerp zullen bepalen. Het benoemen van risico's en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen. Daarbij moet worden onderkend dat ondergeschikte risico's hoog op de politieke agenda kunnen staan omdat maatschappelijke en/of politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken met zo'n grote frequentie tot problemen leiden dat een gestructureerde aanpak om die reden nodig is. Doel van de risicoanalyse is om prioriteiten vast te stellen, op basis waarvan beleid geformuleerd kan worden. Aan de hand van dat beleid zal vervolgens een capaciteitsplanning worden bepaald, alsmede in hoeverre die capaciteit ingezet zal en kan worden.
15
Risicoanalyse Veel gemeenten in Nederland werken inmiddels met de Risicomodule van Oranjewoud. net als veel andere gemeenten in de provincie Groningen heeft Leek er ook voor gekozen om deze variant te gebruiken. Provincie Groningen heeft ons inhoudelijk gesteund bij dit pro¬ ject.
De reikwijdte van de Risicomodule is bepaald vanuit de Wabo. Dat betekent dat met deze Risicomodule wordt voldaan aan de eisen van de Wabo. De methodiek voor de probleemanalyse-prioriteitstelling werkt op basis van de formule:
R (Risico) = E (negatief effect) x K (de kans dat dit effect voorkomt) Het risico ( R ) wordt bepaald door het negatief effect ( E ) vermenigvuldigd met de kans ( K ) dat een overtreding voorkomt (niet-spontane naleving). Het begrip "kans" wordt binnen de Risicomodule weergegeven als "Naleving".
oranjewoud
O bj e ct e n
Risico 1
n
•
E f f e c t e n
N a
'
e v i n g
Fysieke veiligheid
Nalevingstabel
Hinder/leefbaarheid
Ervaringcijfers
Duurzaamheid Volksgezondheid provincie
groningen
16
Het model houdt feitelijk in dat van alle te onderscheiden 'overtredingen' de kans dat er iets gebeurd wordt afgezet tegen de ernst van de gevolgen. Hiervoor wordt een vijfpuntenschaal gehanteerd: Klasse I
Opmaak Z E E R G R O O T RISICO
II
G
III
R
O
O
T
R
I
S
I
C
O
B E P E R K T RISICO
IV
KLEIN RISICO
V
Z E E R KLEIN RISICO
De effecten ingeval wet- en regelgeving niet wordt nageleefd zijn ingedeeld in vier aspecten: - Fysieke veiligheid - Hinder/leefbaarheid - Duurzaamheid - Volksgezondheid P e r beleidsveld (Bouwen en R O , Milieu, Brandveiligheid, A P V en Bijzondere wetten) wordt beoordeeld welk effect het voldoen aan de (gedrags)voorschriften die tot bovengenoemde aspecten behoren heeft. De gemiddelde score van de 4 aspecten ( fysieke veiligheid, hinder/leefbaarheid, duurzaam¬ heid en volksgezondheid) is een indicatie voor het risico, en vormt een belangrijke onder¬ bouwing voor vast te stellen prioriteiten. Ten aanzien van de kans gaat het om de kans op niet spontane naleving van de regels door de burger. De volgende aspecten spelen ( de tafel van 11) daarbij een rol: - Kennis van de regels. Is de wet- en regelgeving bij de doelgroep voldoende bekend en duidelijk? - Kosten-baten. Wat zijn de voor- en nadelen van overtreden of naleven van de regel, uitgedrukt in tijd, geld en moeite? - Mate van acceptatie. Hoe redelijk vindt de doelgroep het beleid en de regelgeving? - Normgetrouwheid. In hoeverre is de doelgroep bereid om zich te conformeren aan het gezag van de overheid? - Informele controle. In hoeverre kan de doelgroep positieve of negatieve reacties op haar gedrag ver¬ wachten van niet-overheidsinstanties? - Informele meldingskans. Hoe groot schat de doelgroep de kans, dat een overtreding die geconstateerd is door anderen dan de overheid, wordt gemeld aan overheidsinstanties? - Controlekans. Hoe groot schat de doelgroep de kans, dat men door de overheid wordt gecontro leerd op het begaan van een overtreding?
17
- Detectiekans. Hoe groot schat de doelgroep de kans, dat tijdens een controle een begane overtre ding wordt geconstateerd? - Selectiviteit. Is er een grotere kans op controle en detectie van een overtreding door selectie van te controleren bedrijven, personen, handelingen of gebieden? - Sanctiekans. Hoe groot acht de doelgroep de kans op een sanctie, als er na een controle een overtreding is geconstateerd? - Sanctie-ernst. Wat is de ernst van de aan de overtreding gekoppelde sanctie en de bijkomende nadelen van de sanctieoplegging?
Risico's van het niet handhaven Wanneer we als gemeente niet handhaven, kan dit bewust illegaal handelen van burgers en bedrijven in de hand werken. Hierdoor ontstaan situaties die een negatief effect kunnen hebben op onze veiligheid en gezondheid en de leefbaarheid van onze omgeving. Het in stand houden van vitale kernen betekent dat we moeten investeren in handhaving. Jurisprudentie heeft uitgewezen dat de gemeente bij grove onzorgvuldigheid/nalatigheid op het gebied van toezicht op en handhaving van veiligheid onrechtmatig gehandeld heeft. De gemeente kan daarmee aansprakelijk worden gesteld voor (letsel)schade. E e n ander risico is dat de gemeente het eigen beleid ondermijnt. Bijvoorbeeld met betrekking tot bestemmingsplannen. De laatste jaren is een aantal bestemmingsplannen herzien en opnieuw vastgesteld. Een aantal is nog in ontwikkeling. In deze plannen worden de door de raad gewenste, ruimtelijke ontwikkelingen vastgelegd. Wanneer de voorschriften van deze plannen niet van het begin af aan worden nageleefd / gehandhaafd, is de kans groot dat ze binnen korte tijd alweer zijn achterhaald en dat de te beschermen waarden (al of niet onomkeerbaar) worden aangetast.
Effecten van goede handhaving Wanneer het toezicht en de handhaving op een juiste manier worden uitgeoefend, heeft dit een preventieve werking. W e voorkomen ongewenste situaties. W e geven er een goede invulling mee aan onze gemeentelijke voorbeeldrol.
18
5 Nalevingstrategie
5.1 Inleiding Het doel van goede handhaving is de naleving van wetten en regels te bevorderen. De nalevingstrategie geeft aan op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt. Hierin worden onderscheiden: de preventiestrategie en de handhavingstrategie. Laatst genoemde strategie wordt onderverdeeld in de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
5.2 Preventiestrategie E r zijn verschillende instrumenten beschikbaar om naleving van de regelgeving te bevorderen. Met de inzet van het instrument "preventiestrategie", waaronder voorlichting & communicatie wordt verstaan, wil de gemeente spontane naleving bevorderen. Voor deze vorm van naleving is het van belang dat de wet- en regelgeving op zichzelf duidelijk is en ook bekend is bij burgers en bedrijven. Het feit dat met de gestelde prioriteiten niet (meer) alles actief gehandhaafd kan worden, vergt een andere instelling van de burger en medewerkers van de gemeente. Informatievoorziening en voorlichting naar de burger zal een bijdrage leveren aan het transparant maken van de gemaakte keuzes. Kortom, de burgers moeten weten wat er van hen wordt verwacht en wat zij van de gemeente kunnen verwachten. De gemeente Leek is van mening dat door middel van goede voorlichting en communicatie van de toezicht- en handhavingstaken draagvlak voor de uitvoering wordt gecreëerd. Met goede voorlichting en communicatie over de invulling en uitvoering van dit beleid wil de gemeente Leek bewerkstelligen dat burgers, bedrijven en instellingen weten welke visie de gemeente heeft op toezicht en handhaving en welke visie de gemeente heeft op het evenwicht in verantwoordelijkheden tussen de gemeente en burger. Ook moet duidelijk zijn dat de gemeente Leek daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor deze taken neemt en over deze verantwoordelijkheid ook publiekelijk verantwoording aflegt.
19
Transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de taken leiden uiteindelijk tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus een beter naleefgedrag. Daarmee wordt geprobeerd een situatie te scheppen, waarin de achterliggen¬ de doelen van wet- en regelgeving, zoals een verbeterde leefbaarheid en (het gevoel van) veiligheid, worden bereikt. Voorlichting en communicatie versterken, naast de daadwerkelijke handhavinginstrumenten, de uitwerking van handhavingacties. Als de uitwerking zichtbaar wordt gemaakt, heeft een uitgevoerde controle niet alleen een positieve invloed op het naleefgedrag van de "gecontroleerde" maar ook op die van de "nietgecontroleerden". Gebeurt dit niet dan gaat de effectversterkende werking snel verloren.
20
5.3 Handhavingstrategie 5.3.1. de toezicht- en controlestrategie Er bestaan verschillende methoden om te controleren of wettelijke bepalingen juist worden nageleefd. Tijdens surveillances kan goed toezicht worden gehouden op algemeen geldende wettelijke bepalingen, zoals onder andere zijn beschreven in de Algemene Plaatselijke Ver¬ ordening. Tijdens surveillances kan ook uitstekend worden toegezien in hoeverre het be¬ stemmingplan en bepalingen in de Woningwet ( met betrekking tot illegale bouw) worden na¬ geleefd. Met het houden van toezicht wordt een globaal beeld gegeven met betrekking tot de fysieke leefomgeving in de gemeente Leek. Dit beeld kan vervolgens verwoord worden in een direc¬ te controle of, na intern overleg, aanpassen van het handhavingsprogramma. Toezicht en controle vindt plaats op basis van verleende vergunningen en ontheffingen, in het kader van projecten, naar aanleiding van meldingen, handhavingsverzoeken, klachten en calamiteiten en door opname van de activiteit in een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Vormen van controle: Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van controle te hanteren. Deze vormen van controle kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden: - periodieke controles, zoals milieucontroles bij bedrijven en brandveiligheidscontroles; - niet-periodieke controles, zoals na afgegeven omgevingsvergunningen en ontheffin¬ gen in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening; - projectmatige controles, zoals gebiedsgerichte of actiegerichte controles. Om effectief en efficient te kunnen handhaven is met betrekking tot elk taakveld een risico¬ analyse uitgevoerd.
21
Periodieke controles Milieu: Tot 1 januari 2009 werden bedrijven met een vaste frequentie gecontroleerd. Afhankelijk van de grootte van de invloed op de omgeving werd een vaste bezoekfrequentie bepaald. Daarbij werd geen rekening gehouden met het naleefgedrag van de bedrijven. Het Activiteitenbesluit, dat sinds 1 januari 2008 van kracht is, zorgt voor een nieuwe indeling in bedrijven. Bedrijven worden onderverdeeld in: - niet-meldingsplichtige bedrijven (type A, o.a. kantoren of schoolgebouwen). Deze bedrijven hoeven bij oprichting of wijzigingen geen melding meer te doen aan de gemeente; - meldingsplichtige bedrijven (type B, o.a. metaal/elektra-industrie). De meeste bedrij ven vallen onder deze categorie. Deze bedrijven vallen geheel onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Type B bedrijven zijn meldingsplichtig; - vergunningplichtige bedrijven (type C). Dit zijn bedrijven die vanwege bepaalde bedrijfsactiviteiten een omgevingsvergunning met betrekking tot het onderdeel milieu nodig hebben. Deze vallen niet helemaal onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit, maar voor een deel van de bedrijfsactiviteiten zijn wel voorschrif ten uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Dit geldt ook voor inrichtingen waarop het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is. Uitzondering zijn de bedrijven die onder de Europese milieuregelgeving vallen (Integrated Pollution Prevention and Control-richtlijn), de zogeheten IPPC-bedrijven. Deze blijven in zijn geheel vergunningplichtig. De IPPC-richtlijn verplicht de EU-lidstaten om emissies naar water, lucht en bodem (inclusief maatregelen voor afvalstoffen) van grote milieuvervuilende bedrijven en van de intensieve veehouderij te reguleren.
In de Risicomodule zijn voor het taakveld Milieu een aantal categorieën van bedrij¬ ven/bedrijfsactiviteiten benoemd die met behulp van dat programma in een risicoklasse zijn ingedeeld. De risicoklasse bepaalt in principe of en hoe vaak een bedrijfscategorie wordt gecontroleerd. Bij nieuwe bedrijven of indien een melding is gedaan met betrekking tot een wijziging binnen de inrichting vindt altijd eerst een opleveringscontrole plaats. De risicoklasse wordt vervol¬ gens definitief vastgesteld. Tevens kan bij een opleveringcontrole vaak nog goed (bij) ge¬ stuurd worden om milieutechnisch "goed" te beginnen. De systematiek zit zodanig in elkaar dat goed naleefgedrag beloond kan worden. Elk jaar worden de gecontroleerde bedrijfscategorieën beoordeeld door hiervan de nalevingstabel en de ervaringcijfers bij te stellen. Dit kan tot gevolg hebben dat de eerstvolgende reguliere integrale controle van een bepaalde bedrijfscategorie eerder of later is. Zoals in hoofdstuk 4 al aangegeven wordt voor de prioritering van de controles een vijfpuntenschaal gehanteerd:
22
Klasse IV en V: De bedrijven/bedrijfscategorieën in deze klasses worden niet meer opgenomen in het reguliere controleprogramma voor wat betreft milieu. Deze worden alleen gecontroleerd als daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld als er een klacht of handhavingsverzoek wordt ingediend. Als bij een controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse IV of V, de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoor¬ deling in Klasse III terechtkomen. De eerstvolgende reguliere controle van de betreffende categorie zal dan als gevolg hiervan over 5 jaar plaatsvinden. Klasse III: De meeste bedrijven/bedrijfsactiviteiten vallen in Klasse III. Daarvan wordt als uitgangspunt gehanteerd dat deze eenmaal in de 5 jaar worden gecontroleerd. Als bij een reguliere controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse III, de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoordeling in Klasse II terechtkomen. De eerstvolgende reguliere controle van het betreffende bedrijf zal dan als gevolg hiervan over 3 jaar plaatsvinden. Als bij een reguliere controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse III, de naleving van de voorschriften wel in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoordeling in Klasse IV terechtkomen. Deze worden dan (voorlopig) alleen gecontroleerd als daartoe aanleiding bestaat. Klasse II: Voor de bedrijven/bedrijfsactiviteiten eenmaal in de 3 jaar worden gecontroleerd.
in deze klasse geldt als uitgangspunt dat deze
Als bij een reguliere controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse II, de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoordeling in Klasse I terechtkomen. De eerstvolgende reguliere controle van het betreffende bedrijf zal dan als gevolg hiervan het volgende jaar plaatsvinden. Als bij een reguliere controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse II, de naleving van de voorschriften wel in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoordeling in Klasse III terechtkomen. De eerstvolgende reguliere controle zal dan als gevolg hiervan over 5 jaar plaatsvinden. Klasse I: Voor de bedrijven/bedrijfsactiviteiten jaarlijks worden gecontroleerd.
in deze klasse geldt als uitgangspunt dat deze
Als bij een reguliere controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse I, de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal aan de reguliere controlefrequentie niets veranderen, maar zullen extra steekproefcontroles worden gehouden. Als bij een reguliere controle blijkt dat bij een bedrijf, ondergebracht in de bedrijfsklasse I, de naleving van de voorschriften wel in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoor¬ deling in Klasse II terechtkomen. De eerstvolgende reguliere controle zal dan als gevolg hiervan over 3 jaar plaatsvinden. IPPC: Voor de zogenaamde IPPC-bedrijven, in de gemeente Leek zijn dat ongeveer 15 bedrijven, geldt dat zij eens in de twee jaar gecontroleerd worden. Ingeval de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal de eerstvolgende reguliere con¬ trole na één jaar weer plaatsvinden.
23
BEVI: Voor de bedrijven vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), in de gemeente Leek zijn dat ongeveer 5 bedrijven, geldt dat zij één keer per jaar gecontroleerd worden. Dit vanwege hun grote invloed op het milieu. Ingeval de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal de eerstvolgende reguliere con¬ trole na een half jaar weer plaatsvinden. S o m s zijn er echter individuele bedrijven die, in tegenstelling tot overige bedrijven, stelcelmatig verzuimen om de voorschriften (goed) na te leven. Deze bedrijven verdienen een speciale aanpak. Het bewuste bedrijf wordt geplaatst op een lijst van zogenaamde probleembedrijven en krijgt een behandeling op maat. In de praktijk betekent dit dat het bedrijf minstens één keer per jaar, zonodig met de politie of een andere handhavingspartner, wordt gecontroleerd. Als na een aantal controles blijkt dat het bedrijf zich weer aan de voorschriften houdt, wordt het bedrijf weer in de klasse opgenomen waartoe het bedrijf behoort.
24
Periodieke controles Brandveiligheid: In de gemeente Leek is de afgelopen jaren een inhaalslag op het gebied van gebruiksver¬ gunningen en gebruiksmeldingen gemaakt. Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit), dat sinds 1 oktober 2008 van kracht is, heeft voor veranderingen gezorgd. Sinds die tijd is er sprake van gebruiksvergunningen en gebruiksmeldingen. De meeste oude vergunningen vallen nu onder het meldingenregime. De vergunningplicht geldt alleen nog voor de "zware" gebruiksfuncties. In de Risicomodule is voor het taakveld Brandveiligheid een aantal gebruiksfuncties benoemd die met behulp van dat programma volgens het Gebruiksbesluit in vier risico/prioriteits klasses zijn ingedeeld. De risico/ prioriteits klasse bepaalt in principe of en hoe vaak een gebruiksfunctie wordt gecontroleerd. Ook deze systematiek zit zodanig in elkaar dat goed naleefgedrag beloond kan worden. Elk jaar worden de gecontroleerde gebruiksfuncties beoordeeld door hiervan de nalevingstabel en de ervaringcijfers bij te stellen. Dit kan tot gevolg hebben dat de eerstvolgende reguliere integrale controle van een bepaalde gebruiksfunctie eerder of later is.
Klasse IV: Klasse III: Klasse II: Klasse I:
De gebruiksfuncties in Klasse IV worden in principe eenmaal in de 5 jaar ge controleerd. De gebruiksfuncties in Klasse III worden, afhankelijk van het gebruik, eenmaal in de 3 of 4 jaar gecontroleerd. Voor de gebruiksfuncties in Klasse II geldt als uitgangspunt dat deze eenmaal in de 2 jaar worden gecontroleerd. Voor de gebruiksfuncties in Klasse I geldt als uitgangspunt dat deze jaarlijks worden gecontroleerd.
Als bij een integrale controle blijkt dat bij een bepaalde gebruiksfunctie de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal deze op basis van bovengenoemde beoordeling in een hogere Klasse terechtkomen. De eerstvolgende reguliere controle zal dan als gevolg hiervan eerder plaatsvinden. Als bij een reguliere integrale controle blijkt dat bij een bepaalde gebruiksfunctie de naleving van de voorschriften wel in orde is, zal deze in een lagere klasse terechtkomen en minder frequent worden gecontroleerd. In sommige gevallen kan het nodig zijn om controles voor een specifiek gebruik op maat te plannen.
25
Niet-periodieke controles Bouwen en RO: In de Risicomodule is voor het taakveld Bouwen en R O een aantal categorieën met vergunningplichtige en vergunningvrije situaties voor de activiteiten bouwen en slopen benoemd. Daarnaast is er ook nog de niet onbelangrijke categorie illegale situaties. Deze categorieën zijn met behulp van het programma in een risicoklasse ingedeeld. Per risicoklasse is bepaald hoe vaak een bepaalde categorie of project wordt gecontroleerd. Elke categorie/project wordt vanaf het moment van aanvang van de activiteit totdat het is voltooid, tijdens een aantal fasen gecontroleerd. Hiertoe wordt de landelijke checklist toege¬ past. Klasse I: Klasse II: Klasse III:
Bij risico klasse I projecten worden tijdens de bouw gemiddeld 5 tot 8 contro¬ les uitgevoerd. Bij risico klasse II projecten worden tijdens de bouw gemiddeld 3 tot 5 controles uitgevoerd. Illegale situaties worden actief opgespoord en en afgerond. Bij risico klasse III projecten wordt steekproefgewijs gecontroleerd.
Als bij een project een uitvoerder betrokken is, die bij andere projecten heeft aangetoond de voorschriften strikt na te leven, zal een aantekening plaatsvinden en zal het project minder frequent worden gecontroleerd. In sommige gevallen kan het nodig zijn om controles voor een specifiek gebouw op maat te plannen.
26
Niet-periodieke controles APV en Bijzondere wetten: Een deel van de controles voor het taakveld A P V en Bijzondere wetten vinden plaats tijdens surveillances door de gemeentelijke BOA 's. Daarnaast worden controles gepland op basis van de verleende vergunningen en ontheffingen. In de risicomatrix is aangegeven welke nadelige effecten plaatsvinden indien geen toezicht wordt gehouden op de met name genoemde activiteiten. Surveillances en controles worden uitgevoerd op basis van de risicomatrix. Zo wordt de meeste tijd besteed aan toezicht, con¬ trole en handhaving van activiteiten, vergunningen en ontheffingen, waarbij de risico het grootst is. Ook worden op basis van de risicomatrix jaarlijks actie-controles gepland, waarbij in een kort tijdsbestek een bedrijftak, al dan niet integraal in samenwerking met andere taakvelden, wordt gecontroleerd. Te denken valt aan de Drank- en Horecawet. Controles voor dit taakveld naar aanleiding van klachten of handhavingsverzoeken worden altijd met voorrang behandeld.
27
5.3.2
de sanctiestrategie
Tegen geconstateerde overtredingen kan zowel bestuursrechtelijk (gemeente als bestuursorgaan) als stafrechtelijk (BOA's of politie/Openbaar Ministerie) worden opgetreden. Sinds 2004 volgt de gemeente Leek de handhavingsstrategie en werkwijze in de provincie Groningen. In 2009 is de stategie en werkwijze geactualiseerd. Ook de nieuwe handhavingsstrategie en werkwijze W A B O in de provincie Groningen wordt door de gemeente Leek ge¬ hanteerd. De strategie en werkwijze geeft naast de nalevings- en toezichtsstrategie een duidelijk beeld over de te voeren sanctiestrategie. Om meer eenheid en duidelijkheid binnen de provincie Groningen te scheppen zijn stappen¬ plannen beschreven. Iedere gemeente die de handhavingsstrategie en werkwijze volgt heeft aangegeven voor welk stappenplan is gekozen. Hierop wordt in het tweede lijns toezicht ge¬ controleerd. Aantal "stappen" 1 2 3
Omschrijving Zonder waarschuwen een bestuurlijke en/of strafrechtelijk instrument inzetten. Eenmaal waarschuwen en termijn stellen. Bij voortdurende overtreding bestuurlijke en/of strafrechtelijk instrument inzetten Informeren over overtreding en termijn stellen. Bij continueren overtreding waarschuwen en termijn stellen. Bij voortdurende overtreding bestuurlijke en/of strafrechtelijk instrument inzetten
Net als de meeste gemeenten in de provincie Groningen heeft de gemeente Leek ervoor ge¬ kozen om het 3 stappenplan te hanteren. Het stappenplan is een richtlijn. Er kunnen zich in¬ cidentele situaties voordoen dat het stappenplan moet worden aangepast.Daarbij moet ge¬ dacht worden aan een situatie waarbij er gevaar is onstaan, onherstelbare schade is toege¬ bracht of indien sprake is van recidive. Bij voortduring van de overtreding heeft de gemeente de mogelijkheid om bestuursrechtelijke maatregelen te nemen. Daarvoor biedt de Algemene Wet Bestuursrecht, en in enkele wetten specifiek genoemd, ons de volgende mogelijkheden. -
opleggen van een last onder dwangsom; opleggen van een last bestuursdwang; opleggen van een bouwstop; het intrekken van een verleende vergunning of ontheffing; het uitschrijven van een bestuurlijke strafbeschikking;
Uitgangspunt is dat de op te leggen bestuurlijke sanctiemaatregel zo veel mogelijk uit een last onder dwangsom bestaat. Dit is een repressief handhavingsinstrument dat met betrekke¬ lijk weinig risico ingezet kan worden om een overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom wordt overeenkomstig de Algemene Wet Bestuursrecht opgesteld, waarbij onder andere de mogelijkheid voor het indienen van een zienswijze, het aangeven van een begun¬ stigingstermijn, en de mogelijkheden voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift duidelijk worden weergegeven.
28
Hoogte dwangsom Wij kennen een ruime mate van beleidsvrijheid bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het stellen van een maximum aan het te verbeuren bedrag. Daarbij hanteren wij de stelregel dat het economisch voordeel dat de overtreder heeft door de overtreding te laten voortduren ruim teniet wordt gedaan. Daarmee wordt de overtreder extra gestimuleerd de overtreding tegen te gaan en of te beëindigen. In bijlage 3 is een tabel opgenomen met een richtlijn voor de hoogte van dwangsommen en begunstigingstermijnen. De richtlijn wordt zoveel mogelijk gehanteerd. Bestuursdwang In gevallen waarin direct optreden noodzakelijk is (bijvoorbeeld bij acute veiligheids- of milieurisico's) of wanneer van een dwangsom geen effect uitgaat (bij een faillissement, maar ook als opgelegde dwangsommen betaald worden en de overtreding gewoon doorgaat), hanteren we bestuursdwang. Ook het opleggen van een bouwstop, indien bijvoorbeeld zon¬ der of in strijd met de bouwvergunningvoorschiften wordt gehandeld, is een vorm van be¬ stuursdwang. Dit kan bijvoorbeeld betekenen het (gedeeltelijk) sluiten van een onderneming of het op kosten van de overtreder treffen van maatregelen om (de effecten van) de overtreding ongedaan te maken. De uitvoering van bestuursdwang is gebonden aan eisen en juridische waarborgen. Handhaving eigen inrichtingen In verband met de voorbeeldfunctie van de overheid is transparantie noodzakelijk. In tegen¬ stelling tot andere bedrijven en inrichtingen wordt geen brief opgesteld, maar wordt door de toezichthouder een rapport van bevindingen opgesteld. Bij het vaststellen van een overtreding geldt ook hier het drie stappenplan. Het mag duidelijk zijn dat een ieder werkzaam bij de gemeente Leek zich ervan bewust is en moet zijn dat overtredingen zo snel mogelijk ongedaan moeten worden gemaakt zodat het inzetten van een bestuurlijk of strafrechtelijk instrument nooit zal voorkomen. Strafrechtelijke handhaving Veel overtredingen waarvoor de gemeente bevoegd gezag is leveren ook een overtreding van de strafwetgeving op. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een strafbaar feit ingevolge de Wet economische delicten (WED). Voor de handhaving op dit rechtsgebied is het Openbaar Ministerie (OM) bevoegd gezag. Zij wordt hierin bijgestaan door politie en ,indien bevoegd, door buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA's). Strafrechtelijke handhaving houdt in het instellen van stafvervolging na het opmaken van een procesverbaal door de politie of BOA's. Nadat een proces-verbaal is opgemaakt, wordt aan de hand van de ernst (en bewijsbaarheid) van de overtreding door het O M een strafrechtelij¬ ke sanctie toegepast. Bestuurlijke strafbeschikking In 2009 heeft de overheid om de aanpak van overlast, onveiligheid en ergenissen in de op¬ enbare ruimte tegen te gaan,de bestuurlijke boete of strafbeschikking in het leven geroepen. Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten te kiezen voor de bestuurlijke strafbeschikking, waarbij de administratieve afhandeling door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) wordt verzorgd.
29
Dit betekent dat buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente Leek voor bepaalde overlastfeiten een strafbeschikking (soort geldboete) uit kunnen schrijven. 5.3.3. de gedoogstrategie In vaste jurisprudentie is bepaald dat de gemeente een beginselplicht tot handhaven heeft. Dit houdt in dat de gemeente niet alleen bevoegd is om tegen een overtreding van een wettelijk voorschrift handhavend op te treden, maar daartoe in beginsel zelfs verplicht is. Bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze beginselplicht vormen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er concreet zicht op legalisatie is, of als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de gemeente redelijkerwijs af zou moeten zien van handhaving. Gedogen is dus slechts in uitzonderingsgevallen aanvaardbaar. Daarom dient van deze bevoegdheid zeer terughoudend gebruik te worden gemaakt. In de handhavingsstrategie en werkwijze Wabo in de provincie Groningen is aangegeven wanneer actief gedogen aan¬ vaardbaar is. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan overgangs- en overmachtsitu¬ aties.
30
6. Gemeentelijke organisatie, benodigde en beschikbare capaciteit De gemeentelijke organisatie kent 5 afdelingen, Ruimtelijke en Maatschappelijke Ontwikkeling; Openbare Werken; Veiligheid, Vergunningverlening en Handhaving; Publiekszaken en Facilitaire Dienstverlening; en Middelen en Bestuursondersteuning. De afdelingen worden aangestuurd door de afdelingsmanagers. Elke afdeling is weer onderverdeeld in teams die worden aangestuurd door teamcoördinato¬ ren. De handhavingstaken voor Bouwen en RO (ruimtelijke ordening), Milieu, Brandveiligheid en A P V en Bijzondere wetten zijn ondergebracht bij het team Toezicht, Controle en Handha¬ ving. Het team Veiligheid, het team Vergunningverlening en het team Toezicht, Controle en Hand¬ having vormen samen de afdeling Veiligheid, Vergunningverlening en Handhaving.
Organisatie Bestuursdienst Gemeente Leek 1 juli 2010
College van burgemeester en wethouders
gemeente Leek
Gemeentesecretaris
Stafadviseur Management en Organisatie
Beleidsonderzoeker/ Stafadviseur
X
x
afdeling Ruimtelijke en Maatschappelijke Ontwikkelingen
afdeling Openbare Werken
afdeling Veiligheid, Vergunningverlening en Handhaving
afdeling Publiekszaken en Facilitaire Dienstverlening
afdeling Middelen en Bestuursondersteuni ng
team Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen
team Beleid
team Beleid
team Burgerzaken
team Bestuurs- en Managementondersteuning
team Maatschappelijke Ontwikkelingen
team Uitvoering
team Brandweer en Rampenbestrijding
team Huishoudelijke Zaken
team Financiële Zaken
team Vergunningen en Ruimtelijke Ordening
team Informatievoorzien ing en Automatisering
team Personeel
team Toezicht, Controle
team Belastingen en Vastgoed
Ondersteuning
cluster Civiel
cluster Groen
cluster Gebouw
Handhaving
31
Organisatie
6.1 Capaciteitsbepaling handhaving Voor het uitvoeren van de handhavingstaken is capaciteit nodig. Om de juiste capaciteit te bepalen moet elk taakveld afzonderlijk worden benaderd. Milieu:
Voor het taakveld milieu blijft het aanbod vrij constant. Uiteraard verdwijnen en ko¬ men en nieuwe inrichtingen, maar het overgrote deel zal blijven bestaan. De controle frequentie is in verhouding tot de beschikbare capaciteit vrij goed in de plannen.
Brandveiligheid: Voor het taakveld brandveiligheid geldt het zelfde als voor het taakveld milieu. Ook hier is het aanbod vrij constant en zal dit ook zo blijven. Ook hier is de controlefre¬ quentie in verhouding tot de beschikbare capaciteit vrij goed in de plannen Bouw en Ruimtelijke Ordening: Voor het taakveld brandveiligheid is de capaciteit mede afhankelijk van het aanbod. Afhankelijk van het aantal verleende bouwvergunningen zal voor de uitvoering van de handhavingstaken meer of minder capaciteit nodig zijn. APV en bijzondere wetten: Voor het taakveld A P V en bijzondere wetten is het aanbod ruim aanwezig. Hier moet een keuze gemaakt worden. De gewenste geprioriteerde handhavingstaken bepalen de benodigde capaciteit.
6.1.1 beschikbare capaciteit
De huidige beschikbare capaciteit bij het team Toezicht, Controle en Handhaving is als volgt onderverdeeld. Taken
Omvang in fte
afhandeling klachten milieu/ RO toezicht/handhaving milieu
0,5
toezicht/handhaving A P V / bijzondere wetten
1,6 ( waarbij ook ondersteuning vergunningverlening) 2,0
toezicht/handhaving brandveiligheid toezicht Bouw/RO
0,3
coördinatie/ beleid team T C H
0,5 6,4
1,5
32
6.1.2 benodigde capaciteit De afgelopen jaren is gebleken dat de beschikbare capaciteit niet toereikend is om alle genoemde taken te laten uitvoeren. Met de veranderde strategie, waarbij meer nadruk wordt gelegd op de (notoire) overtreder, is de verwachting dat de huidige capaciteit voldoende is voor de taakvelden milieu, brandvei¬ ligheid, en bouw en ruimtelijke ordening. Binnen het taakveld A P V / bijzondere wetten is het nalevingsgedrag mede afhankelijk van een effectieve inzet. De ervaring leert ons dat dat met "een beetje van alles" de nalevingsdoelstellingen niet worden gehaald. Meer capaciteit betekent dat meer toezichtstaken binnen het taakveld A P V / bijzondere wetten effectief kunnen worden uitgevoerd. Met de huidige ca¬ paciteit moeten derhalve keuzes gemaakt worden. Met behulp van de risicomodule zijn de prioriteiten vastgesteld. Jaarlijks kunnen de prioriteiten worden aangepast in het jaarpro¬ gramma. Klachten en handhavingsverzoeken worden met voorrang uitgevoerd. Daarnaast voeren de medewerkers nog andere taken uit waarvoor capaciteit nodig is. Het gaat hierbij ondermeer om beleidswerkzaamheden, advisering bij vergunningprocedures en (regionale) projecten. Enkele handhavingsprojecten van de laatste jaren zijn: -
"project horeca", waarbij de horeca en kantines in de avonduren zijn gecontroleerd op de brandveiligheidaspecten, milieu en drank-en horecawetgeving. "het project mestbassins", waarbij werd gecontroleerd of alle mestbassins in de gemeente Leek tijdig voor een nieuwe periode waren goedgekeurd. "het project bewoning buitenlandse werknemers", waarbij is gecontroleerd op de brandveiligheid binnen de panden, en of de bewoners zijn ingeschreven in het bevol¬ kingsregister,
33
7 Monitoring en evaluatie handhavingresultaten 7.1 Monitoring en registratie Om een goed oordeel te kunnen vormen over de resultaten en de effecten van de handhaving is het belangrijk dat er monitoring en registratie plaatsvindt van alle uit te voeren taken (toezicht en handhaving). Door monitoring en registratie wordt handhaving meetbaar. Natuurlijk zeggen deze getallen niet alles over het handhavingproces. Wel maakt dit het handhavingproces inzichtelijk(er) en kunnen handhavingperiodes met elkaar vergeleken worden. Voor het formuleren van indicatoren moeten eerst de doelstellingen bepaald worden. In dit kader kunnen in ieder geval de navolgende doelstellingen worden onderscheiden: - Inputdoelstellingen: - Prestatiedoelstellingen:
- Naleefdoelstellingen:
Hoeveel ruimte is vrijgemaakt / gepland om de beoogde doelen te halen ( Dit heeft betrekking op de inzet van de organisatie) Is de ruimte die is vrijgemaakt om de beoogde doelen te halen ook daadwerkelijk hiervoor gebruikt of zijn er situaties ontstaan waardoor de doelstellingen niet zijn gehaald. ( Dit heeft betrekking op de geleverde prestaties van de organisatie) Hebben de gebruikte middelen ertoe geleid dat betrokkenen de wettelijke voorschriften naleven
De te benoemen indicatoren worden vervolgens, afhankelijk van de gestelde doelen, afgeleid uit het uitvoeringsprogramma en zijn (mede) afhankelijk van de uit te voeren toezichtvormen, zoals beschreven in de toezichtstrategie van dit beleidsplan. 7.2 Verslaglegging en verbeteringen doorvoeren De resultaten van het uitvoeringsprogramma, inzichtelijk gemaakt aan de hand van een monitoring- en registratiesysteem, worden vervolgens opgenomen in een jaarrapportage. Daarnaast worden deze resultaten, waar nodig, ook verwerkt in de risicomodule en capaciteitsmodule. Op grond daarvan kunnen conclusies worden getrokken en indien nodig, kan het eerder vastgestelde beleid (op onderdelen) en de daaraan gekoppelde uitvoerings¬ programma's gemotiveerd worden bijgesteld. Andere van belang zijnde invalshoeken of ontwikkelingen kunnen redenen zijn om het beleid of de programma's bij te stellen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan nieuwe visies en inzichten op het gebied van de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken. Ook kunnen wijzigingen in de regelgeving en aanpassing van de organisatie, redenen zijn om het beleid bij te stellen. De nota is zo algemeen mogelijk opgesteld. Accenten kunnen echter in de loop van de tijd verschuiven. Als gevolg daarvan kunnen in de uitvoeringspro¬ gramma's de doelen concreter worden weergegeven. Daarom is het niet nodig om de be¬ leidsnota gelijktijdig met het uitvoeringsprogramma jaarlijks te herzien. Verbeterpunten ten aanzien van de beleidsnota worden wel geregistreerd, zodat ze periodiek in de nota kunnen worden verwerkt.
34
8 Recente en toekomstige ontwikkelingen 8.1 Landelijk kader Handhaving van wet- en regelgeving staat momenteel op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau hoog op de politieke agenda. Het Rijksbeleid is erop gericht om de primaire verantwoordelijkheid veelal te leggen bij de burgers en bedrijven. Als gevolg hiervan heeft het Rijk een aantal wetswijzigingen doorgevoerd, die ertoe hebben geleid dat voor een aantal activiteiten niet meer vooraf een vergunning is vereist. Dit beperkt de administratieve last van de burgers en bedrijven. Dit betekent echter niet, dat de ambities hierbij tevens worden verlaagd. De insteek is dat de leefbaarheid en de veiligheid veilig moet worden ge¬ steld en moet blijven. Door het toezicht ( het vergunningentraject) vooraf te beperken wordt daarom door de Rijksoverheid een grotere verantwoordelijkheid toegekend aan het handhavingstraject. Alleen door dit op een adequaat niveau te brengen, kunnen de beleidsuitgangs¬ punten worden bereikt.
8.2 Omgevingsvergunning De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) introduceert de omgevingsvergunning en is per 1 oktober 2010 in werking getreden. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht maakt het mogelijk om één omgevingsvergunning aan te vragen voor een 25-tal vergunningen en toestemmingen op het gebied van natuur, milieu, bouwen en ruimte. Het gaat niet alleen om vergunningen die zijn gebaseerd op VROM-wetten (zoals de Wet milieubeheer), maar ook om wetten die onder de verantwoordelijkheid van andere ministeries vallen, zoals de monumentenwet, de natuurbeschermingwet en de flora- en fau¬ nawet. Het betekent de integratie van: -
de milieuvergunning de bouwvergunning de gebruiksvergunning vrijstellingen en (tijdelijke) ontheffingen van voorschriften van bestemmingsplannen vrijstellingen van voorschriften van het Bouwbesluit
Naast de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is er ook het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit Besluit wordt uitwerking gegeven aan een aantal artikelen uit de Wabo. Het Besluit bevat onder meer kwaliteitseisen voor de handhaving van de omgevingsvergunning. De kwaliteitseisen zijn minimumeisen waaraan elke professionele handhavingsorganisatie moet voldoen. De eisen moeten leiden tot een strategisch, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhaving. Handhaving moet plaatsvinden in een cyclisch proces. De kwaliteitseisen beogen verder een transparante en systematische manier van werken. Hierdoor kan gestuurd worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteit. Daarnaast maakt deze werkwijze het mogelijk om achteraf verantwoording af te leggen. Een van de gevolgen van de komst van de Wabo is de verruiming van het zogenaamd vergunningsvrij bouwen. Een voordeel van vergunningvrij bouwen is dat er veel minder vergunningen hoeven te worden aangevraagd en dat gemeenten er preventief geen werk meer aan hebben. Een groot nadeel is dat een gemeente absoluut niet meer weet wat er wordt gebouwd binnen zijn grenzen en zicht verliest op de ontwikkeling van de bebouwde omgeving. Daarnaast geldt dat wanneer een bouwwerk vergunningsvrij is, dit nog wel moet voldoen aan het Bouwbesluit. De gemeente heeft de plicht hierop te controleren. Er vindt dus een verschuiving van werkzaamheden plaats van vergunningverlening naar handhaving. Dit zal ook van invloed zijn op de handhavingscapaciteit.
35
8.3 Besluit algemene regels voor inrichtingen Wet milieubeheer Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Door het van toepassing zijn/worden van deze Algemene Maatregel van Bestuur, hebben veel bedrijven geen vergunning meer nodig, waardoor er veel meer dan voorheen op basis van éénduidige regelgeving gehandhaafd wordt. Omdat in veel gevallen de vergunningplicht of meldingplicht is vervallen, is veel meer de nadruk op daadwerkelijk toezicht komen te lig¬ gen. Dit betekent een verzwaring van de toezichtstaak. 8.4 Gebruiksbesluit Op 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, kortweg genoemd het Gebruiksbesluit, in werking getreden. Het Gebruiksbesluit trekt op landelijk niveau de voorschriften voor het brandveilig gebruik van bouwwerken gelijk (uniformering). In het Gebruiksbesluit wordt veel verwezen naar het Bouwbesluit 2003, omdat daarin ook veel op het gebied van brandveiligheid wordt geregeld. Het ministerie van V R O M wil met de uniformering ook het aantal gebruiksvergunningplichtige bouwwerken fors verminderen (met 80 procent). Dit verlaagt de administratieve lastendruk, maar betekent wel een verzwaring van de toezichtstaak. Ook hier komt de nadruk te liggen op het toezicht. 8.5 Waterwet Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstel¬ lingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland, waaronder de Wet op de waterhuishouding, Grondwaterwet en Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Ook verhuist de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Voor de gebruiker betekent dit vooral minder administratieve handelingen. De waterschappen en Rijkswaterstaat zijn na het in werking treden van de Waterwet het bevoegde gezag voor alle directe lozingen. Gemeente en provincie zijn nu het bevoegde gezag voor alle indirecte lozingen. De vergunning voor indirecte lozingen is onderdeel gaan uitmaken van, respectievelijk geïntegreerd in de omgevingsvergunning die door de gemeente wordt afgegeven. Het waterschap heeft nog wel een aantal bevoegdheden. Dat betreft de adviesbevoegdheid bij de Wabo-vergunningverlening en de toezichthoudende rol bij indirecte lozingen. De gemeente Leek en het waterschap Noorderzijlvest hebben in verband hiermee een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
36
8.6 Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) De B A G is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. Het Kadaster beheert de Landelijke Voorziening B A G en stelt de gegevens beschikbaar aan overheden, bedrijven, instellingen en burgers. Basisregistraties De B A G is een belangrijk onderdeel van het stelsel van basisregistraties. Met dit stelsel verbetert de overheid haar dienstverlening door belangrijke gegevens over onder andere personen, bedrijven en gebouwen binnen de overheid te delen. Over een paar jaar hoeft de overheid daardoor veel gegevens nog maar één keer op te vragen. Dit bespaart burgers en bedrijven tijd en moeite. Ook dragen de basisregistraties bij aan effectievere fraudebestrijding, openbare orde en veiligheid en kostenbesparing. Het systeem is inmiddels geactualiseerd. Daarbij zijn veel gegevens aangedragen door de toezichthouders. Updaten van het systeem is noodzakelijk. Alle wijzigingen moeten telkens worden aangevoerd. Dit geldt met name bij vergunningsvrije bouwwerken. Dit zal de nodige extra handhavingscapaciteit vragen. 8.8 Drank- en horecawet Toezicht en handhaving van de drank- en horecawetgeving ligt primair bij de Voedsel en Wa¬ renautoriteit. Om met name de aanpak van drankge(mis)bruik bij jongeren te verbeteren is een wetswijziging in ontwikkeling om de toezichtstaken op dit gebied onder te brengen bij de gemeenten. Te verwachten is dat de wetswijziging in 2012 in werking treedt. 8.7 Regionale uitvoeringsdiensten Om de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van VROM-regelgeving door de decentrale overheden duurzaam te waarborgen en de fragmentatie in de handhaving tegen te gaan, wil het Rijk de vorming van Regionale Uitvoeringsdiensten op veiligheidsregio-niveau op het gebied van (milieu) vergunningverlening, toezicht en handhaving. De bedoeling is dat provincies en gemeenten in eerste instantie de milieutaken en mogelijk op termijn alle Wabo-taken uitbesteden aan deze regionale uitvoeringsdiensten. Een deel van die taken wordt verplicht bij de uitvoeringsdiensten neergelegd (milieu¬ basistakenpakket), andere taken zijn facultatief onder te brengen. De gemeente Leek gaat alle milieutaken uitbesteden aan de regionale uitvoeringsdienst. Daarbij wordt voorkomen dat binnen de gemeente Leek de milieutaken worden geplitst. Bij de vorming van de regionale uitvoeringsdiensten geldt het principe "mens volgt werk" Voor de meeste VROM-taken die gericht zijn op de fysieke leefomgeving zijn kwaliteitscrite¬ ria ontwikkeld. Die kwaliteitscriteria zullen worden vastgelegd in een besluit of regeling onder de Wabo. Om aan de kwalitietscriteria voor de W A B O taken ( met uitzondering van de milieutaken die bij de regionale uitvoeringsdiensten worden ondergebracht) te kunnen voldoen, wordt met de gemeenten Marum, Grootegast en Zuidhorn actief naar een vorm van samenwerking ge¬ zocht. De regionale uitvoeringsdienst moet per 1 januari 2013 operationeel zijn.
37
Bijlage 1
Prioritering
38
Bijlage 2
Handhavingstrategie- en werkwijze W A B O in de provincie Groningen
39
Risicomodule
provincie groningen
handhaving omgevingsvergunning
Module APV en bijzondere wetten
oranjewoud
Risico
Prioriteitsblokken Klasse
Opmaak
I
Z E E R G R O O T RISICO
II
Van
tot en met
30
50,0
punten
20
30,0
punten
III
B E P E R K T RISICO
10
20,0
punten
IV
KLEIN RISICO
5
10,0
punten
V
Z E E R KLEIN RISICO
0
5,0
punten
Effecten
Naleving
Totaal
Klasse
0
Variabelen
Naleving me
Code
Beschrijving
A32
Kermis organiseren
9,6
4,8
46,2
I
A17
Ontheffing geluidshinder evenementen
7,7
5,5
42,2
I
A62
Weekmarkt
7,4
5,4
40,1
A10
Evenementenvergunning > 500 personen
9,6
3,9
37,1
A08
Evenementenvergunning > 50 - < 500 personen
7,9
4,5
35,6
A07
Evenementenvergunning < 50 personen
6,2
5,4
33,4
A63
Parkeren blauwe zone
5,1
6,5
33,1
A64
Aanlijnplicht honden Nienoord
5,1
6,0
30,6
A39
Optreden straatartiest
4,9
6,0
A20
Vergunningen standplaatsen
5,8
5,0
A05
Vergunning bruikbaarheid van de weg
6,3
4,4
A51
Ontheffing tijdelijk schenken alcoholische dranken
5,7
4,9
A27
Draaiorgel exploiteren
5,4
5,1
A50
Vergunning Drank- en horecawet
5,7
4,3
A35
Reclamemateriaal verspreiden
3,3
6,8
A67
Gesloten verklaring
3,9
5,1
A11
Gevaarlijke honden
3,7
5,3
19,9
III
A68
Storten afval
3,7
5,1
18,9
III
A01
Ventvergunning
3,0
5,5
16,6
III
A16
Vergunning exploiteren sexinrichting\escort
3,6
4,6
16,4
III
A66
Flora /Faunawet/ Visserijwet
3,1
5,0
15,3
III
A47
Ontheffing openstelling winkels
3,0
5,0
15,0
III
A30
Speelautomaten exploiteren
2,3
6,0
13,9
III
A36
Reclame en spandoek plaatsen
2,2
5,8
12,8
III
Blad 1 van 2
Code
Beschrijving
Effecten
Naleving
Totaal
Klasse
A43
Verwijzingsborden, ontheffing
1,7
4,6
7,9
IV
A53
Uitritvergunningen (incl. inritten/duikers)
0,5
0,5
0,3
V
A19
Vergunning inzameling geld of goederen
0,5
0,5
0,3
V
A21
Snuffelmarktvergunning
0,5
0,5
0,3
A24
Avondwinkelopenstelling
0,5
0,5
0,3
A25
Braderie organiseren
0,5
0,5
0,3
A26
Buurthuis of kantine exploiteren
0,5
0,5
0,3
A29
Geluidswagen gebruiken
0,5
0,5
0,3
A34
Loterij organiseren
0,5
0,5
0,3
A40
Terras of uitstalling exploiteren
0,2
0,5
0,1
A41
Textielinzameling
0,2
0,5
0,1
A42
Verkoopdemonstratie in horecagelegenheid organiseren
0,2
0,5
0,1
A37
Sluitingsuur winkels en horecabedrijven
0,2
0,5
0,1
Blad 2 van 2
V
Risicomodule
handhaving omgevingsvergunning
ïfcprovincie
Bouw en RO module Risico
Prioriteitsblokken Klasse
Van
tot en met
I
Opmaak Z E E R G R O O T RISICO
30
40,0
punten
II
G R O O T RISICO
20
30,0
punten
III
B E P E R K T RISICO
10
20,0
punten
IV
K L E I N RISICO
5
10,0
punten
V
Z E E R KLEIN RISICO
0
5,0
punten PI Naleving meetellen
Variabelen Code
Beschrijving
Effecten
Naleving
Totaal
Klasse
B16
Woongebouw (appartementen. kamerverhuur) /zorginstellingen
8,4
4,3
36,1
I
B06
Logies (restaurant. cafe. horeca-bedrijf)
8,3
4,3
35,7
I
B18
Maatschappelijk ( scholen. kinderopvang. sport.)
7,9
4,2
33,2
B01
Illegale sloop asbest
7,8
4,1
32,0
B24
bedrijven > 300.000 Euro
7,5
4,2
31,5
B23
Nieuwbouw woningen
6,9
4,3
B04
Uit en aanbouw > 50.000 Euro
6,9
4,3
B05
Bijgebouw > 50.000 Euro
6,8
4,3
B03
Illegale sloop
6,5
4,2
B09
Illegale bouw
6,4
4,2
B02
Illegale kamerverhuur
4,8
4,3
B10
Sloopvergunning/melding
4,5
4,3
19,4
III
B10
Monumenten vergunning
4,5
4,2
18,9
III
B07
recreatie woningen
4,0
4,3
17,2
III
B12
A a n en uitbouw < 50,000 Euro
3,3
4,7
15,5
III
B12
Bijgebouw < 50.000 Euro
3,3
4,4
14,5
III
B17
Dakkapel
3,0
4,4
13,2
III
B17
Aanleg vergunning
3,0
4,2
12,6
III
B13
Rommel erf
3,0
4,2
12,6
III
B13
Bouwwerken geen gebouw zijnde
3,0
4,1
12,3
III
B15
Illegale reclame
2,5
4,3
10,7
III
Blad 1 van 1
Risicomodule
provincie groningen
handhaving omgevingsvergunning oranjewoud
Brandveiligheid module Risico
Prioriteitsblokken Klasse
Opmaak
I
Z E E R G R O O T RISICO
II
Van
tot en met
35
50,0
punten
30
35,0
punten
III
B E P E R K T RISICO
25
30,0
punten
IV
KLEIN RISICO
20
25,0
punten
V
Z E E R KLEIN RISICO
0
20,0
punten
Effecten
Naleving
Totaal
Klasse
0
Variabelen
Naleving me
Code
Beschrijving
PG001
Bijeenkomstgebouw groot > 250 personen
8,2
5,3
4 3,5
I
PG013
Voortgezet onderwijs
7,9
4,9
3 8,7
I
PG004
Verpleeg- en verzorg huizen
7,8
4,8
3 7,6
PG002
H o r e c a groot > 100
7,6
4,9
3 7,2
PG012
Basisscholen
7,6
4,8
3 6,5
PG007
Peuterspeelzalen
7,4
4,7
PG016
Sporthal, zwembad
7,3
4,5
PG009
Hotels- en logiesgebouwen
7,2
4,6
PG020
Diverse (te)huizen
7,0
4,5
3 1,6
PG014
Buurt- en clubhuizen (kantines)
6,5
4,6
29,9
III
PG005
Industriegebouwen met verhoogd risico ( gev.stoffen/vuurbelasting)
6,4
4,5
28,8
III III
PG008
Evenementen
6,4
4,5
28,8
PG003
Horeca klein < 100
6,1
4,6
28,1
III
PG017
Winkelgebouwen
5,0
5,0
25,0
IV
PG018
Kantoorgebouwen
5,0
4,9
24,5
IV
PG019
Bibliotheek
4,9
4,8
23,3
IV
PG006
Bijeenkomstgebouwen klein < 250 personen
4,8
4,7
22,6
IV
PG025
Niet vergunning- en meldingplichtige gebouwen
4,6
4,8
22,3
IV
Blad 1 van 1
CD
Risicomodule© handhaving omgevingsvergunning
Variabelen Code O59 O44 O39 O68 O18 O53 O49 O46 O69 O31 O67 O24 O09 O48 O41 O06 O45 O40 O14 O70
groningen
oranjewoud
Milieu module Risico
Prioriteitsblokken Klasse I II III IV V
pröYitïeitg
Opmaak Z E E R GROOT RISICO GROOT RISICO B E P E R K T RISICO KLEIN RISICO Z E E R KLEIN RISICO
Van 25 20 15 10 0
tot en met 50,0 25,0 20,0 15,0 10,0
Effecten 6,9 4,6 5,0 4,0 3,9 3,8 3,7 3,7 3,6 3,2 3,2 3,1 2,9 2,9 2,4 2,4 2,3 2,0 2,0 1,8
Naleving 4,6 6,4 5,7 6,2 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,9 6,9 6.9 5,3 5,2 5,5 5.3 5,1 5,1 5,1 5,5
punten punten punten punten punten •
Beschrijving Grote C inrichtingen (Cat IV bedrijven) Opslag Vuurwerk Afleveren LPG Afleveren motorbrandstoffen > 25.000 Metalektro Intensieve veehouderij Landbouw Drukkerij Afleveren motorbrandstoffen < 25.000 Loonbedrijven Mestbassins Motorvoertuigen Horeca, Sport en Recreatie Installaties en Voorzieningen Woon en verblijf Bouw en Hout Akker- en tuinbouw Tandartsen Detailhandel Energie
Blad 1 van 1
Naleving me
Totaal 32,1 29,4 28,3
Klasse I
15,4 15,1 13,2 12,7 11,7 10,4 10,4 10,0
III III IV IV IV IV IV IV