GEMEENTE STAPHORST
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Final versie 04-03-11
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Managementsamenvatting Voor u ligt het beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014. Met dit beleidsplan geeft de gemeente Staphorst invulling aan de wettelijke taak op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) om toezicht- en handhavingsbeleid vast te stellen. Dit beleidsplan vormt daarnaast de eerste uitwerking van het onderwerp ‘handhaving’ uit het coalitieakkoord 2010-2014. Het volgende is hierin opgenomen: “Regels en voorwaarden hebben alleen zin als er ook sprake is van controle en handhaving. Het verkrijgen van draagvlak voor deze taak wordt van groot belang geacht. Burgers dienen op een voorkomende en communicatieve wijze benaderd te worden; afspraken dienen wederzijds te worden nagekomen.” Centraal in de Wabo staat de dienstverlening door de overheid aan burgers en bedrijven. Met de Wabo is een belangrijke stap gezet in de verdere professionalisering en integratie van de handhaving van het gehele omgevingsrecht. Met dit beleidsstuk wordt een eerste belangrijke stap gezet voor alle handhaving- en toezichtstaken binnen de gemeente. Dit plan is de aanzet voor de ontwikkeling van een groeimodel naar en zo breed mogelijk gedragen en afgestemd gecoördineerd toezicht- en handhavingbeleid waarin de gevolgen van de invoering van de Regionale UitvoeringsDiensten en de samenwerkingsverbanden die ontstaan, zullen worden meegenomen. Vanuit de wet- en regelgeving zijn de toezicht- en handhavingopgaven voor de verschillende werkvelden binnen
de
fysieke
leefomgeving
verwoord
waarna
op
basis
van
een
probleemanalyse
een
prioriteitstelling heeft plaatsgevonden. In dit beleidsplan staat wat burgers en bedrijven van de gemeente mogen verwachten ten aanzien van naleving en handhaving maar ook wat de gemeente van haar burgers en bedrijven verwacht. De uitwerking van dit beleidsplan verloopt via het uitvoeringsprogramma, uitvoeringsorganisatie en middelen, monitoring, rapportage en evaluatie van inzet, prestaties en resultaten.
Pagina 2 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Inhoudsopgave
Pagina
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Doel en inhoud handhavingsbeleidsplan Beleidcyclus Kwaliteitscriteria professioneel handhavingsproces
6 6 6 7 8
2 2.1 2.2 2.3
Huidige situatie Algemeen Zelfanalyse Ambitie
10 10 10 11
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.3.1 3.1.3.2 3.1.3.3 3.1.3.4 3.1.3.5 3.1.3.6 3.1.4 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.5
Visie op toezicht en handhaving Begrippen Preventie Inspectie Toezicht Routinematig toezicht Integraal toezicht Aspectcontrole Opleveringscontrole Multidisciplinair toezicht Ad hoc toezicht Handhaving Het begrip multidisciplinair toezicht en handhaving Het belang van toezicht en handhaving Doelstellingen van toezicht en handhaving Strategisch Tactisch Operationeel Beleidsuitgangspunten
12 12 12 12 12 13 13 13 13 13 14 14 14 15 15 15 15 17 18
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
De werkvelden van toezicht en handhaving Bouwen Monumenten Ruimtelijke Ordening Milieu APV Brandweer Flora en fauna en natuur
20 20 21 21 21 22 22 23
Pagina 3 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.4
Programmatisch werken Ambitieniveau en prioritering Probleemanalyse Naleving in de werkvelden Effecten in de werkvelden Prioriteitstelling Bouwen RO Milieu APV Brandweer Jaarlijks de “juiste” prioriteiten stellen
24 24 25 26 26 26 26 29 30 30 31 31
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.6.1 6.7
Naleving van wet- en regelgeving Toezicht op wet- en regelgeving Toezicht Repressief toezicht Tekortkoming ongedaan maken Klachten Sancties Sanctiestrategie ‘eigen overtredingen’ Afweging bestuursrechtelijk/strafrechtelijk instrumentarium
32 32 32 32 33 33 33 34 34
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.4.1 7.4.2 7.5 7.6
Organisatorische succesfactoren handhaving Inleiding Organisatorische condities Wijze van borging financiële en personele middelen Interne en externe afstemming Regionale samenwerkingsafspraken Afstemming met handhavingspartners/bestuursorganen Werkprocessen en protocollen Wijze van kwaliteitsborging
36 36 36 36 37 37 37 37 38
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Monitoring en verantwoording Inleiding Type doelstellingen Indicatoren Verslaglegging
39 39 39 39 40
Pagina 4 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: Transponeringstabel 2: Kwaliteitscriteria Bor versus de huidige situatie 3: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld 4: Staphorster variant 5: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld 6: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld 7: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld 8: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld 9: Toezichtmatrix VBWTN 10: Stappenplan handhavingsstrategie
bouwen ruimtelijke ordening milieu APV brandweer
Pagina 5 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Toezicht en handhaving staat net als dienstverlening regelmatig op de bestuurlijke en politieke agenda van de gemeente Staphorst. Veelal wordt gedacht dat dienstverlening en handhaving met elkaar botsen. Dienstverlening is echter meer dan het geven van antwoord op een klantvraag bij Loket Zes “Ruimte voor wonen en ondernemen” of het verlenen van een toestemming binnen de proceduretijd. Toezicht en handhaving is in al zijn facetten ook een onderdeel van de dienstverlening. Burgers en bedrijven moeten er op kunnen rekenen dat er sprake is van een effectief toezicht op veiligheid en bescherming van mens en natuur binnen de gemeente Staphorst. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) in werking getreden. Deze wet voert de omgevingsvergunning in, één integrale vergunning voor het realiseren van fysieke projecten (bouw, aanleg, gebruik, sloop, milieu). De integrale vergunning moet ook multidisciplinair worden gehandhaafd. In februari ’06 is het handhavingsbeleidsplan “Handhaven met beleid” vastgesteld. Dit handhavingsbeleidsplan is specifiek gericht op de handhaving van bouwregelgeving, ruimtelijke ordening, gebruiksvergunningen en de algemeen plaatselijke verordening (verder: APV). Dit beleidsplan is echter niet meer toegesneden op de huidige situatie en toekomst. De veranderingen op het gebied van wet- en regelgeving vragen om een herziening. De afgelopen jaren is er volop gedebatteerd en nagedacht over de taakverdeling tussen de overheden en verantwoordelijkheden van lokaal bestuur. Eén van de manieren waarop gemeenten nieuwe taken succesvol kunnen verwerken, is door met elkaar samen te werken. De vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) is daar een uitvloeisel van. Een RUD zal/kan uitvoeringstaken van de Gemeente Staphorst overnemen. Echter de gemeente Staphorst houdt haar eigen bevoegdheden. Wijzigingen voor het toezicht- en handhavingsbeleidsplan gemeente Staphorst 2011-2015 worden daarom vooralsnog niet verwacht. De
gemeente
Staphorst
staat
een,
voor
inwoners
en
bedrijven,
herkenbaar
en
transparant
multidisciplinair toezichts- en handhavingsbeleid voor en gaat voor een duidelijke en consequente integrale aanpak.
1.2
Doel en inhoud handhavingsbeleidsplan Het uiteindelijke doel van dit beleidsplan is het bewerkstelligen van een beter naleefgedrag van wetten en regels voor de fysieke leefomgeving. Hiermee worden de daarachter liggende doelstellingen op het gebied van (brand)veiligheid, gezondheid, milieu, leefomgeving en ruimtelijke kwaliteit bereikt. Dit beleidsplan geeft inzicht in de vraag hoe de gemeente Staphorst aankijkt tegen haar toezicht- en handhavingstaken (visie) en beschrijft wat de toezicht- en handhavingsopgaven zijn. Het plan behandelt de methodiek en de prioriteitenstelling met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten. Het plan vormt dan ook de basis voor een programmatische en cyclische uitvoering van toezicht en handhavingstaken in de vorm van een jaarlijks terugkerend toezicht- en handhavingsprogramma. Het leidt tot een vergaand gerationaliseerde, dus efficiënte bedrijfsvoering op handhavingsgebied.
Pagina 6 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
1.3
Beleidcyclus De beleidscyclus van multidisciplinair toezicht en handhaving ziet er als volgt uit. De basis voor gemeentelijk toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving is een beleidsplan. Dit plan wordt voor een periode van 4 jaar door de Gemeenteraad vastgesteld. -
Met inachtneming van het in het plan gestelde en op basis van een probleemverkenning en risicoanalyse worden de toezicht- en handhavingsactiviteiten jaarlijks in een handhavingsprogramma vastgelegd. Het College van burgemeester en wethouders stelt het programma vast.
-
Centraal staat het toewijzen van de noodzakelijke capaciteit en financiële middelen die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen bereiken. Hiertoe worden organisatorische condities gesteld en een systematiek van interne borging ingericht voor de wijze waarop werkzaamheden beheerst kunnen
worden
beleidsevaluatie,
uitgevoerd. de
De
prioriteiten
bouwstenen daaruit,
voor
deze
stap
zijn
doelstellingen
voor
de
de
resultaten
komende
van
de
periode
en
overeenstemming over te voeren strategieën. -
De uitvoering van de activiteiten wordt gemonitord. Op grond hiervan kan het nodig zijn het programma tussentijds -bij management-/bestuursrapportage- bij te stellen.
-
De jaarlijkse evaluatie in het jaarverslag kan aanleiding zijn het beleid te wijzigen, en vormt altijd input
voor
de
opstelling
van
het
volgende
jaarprogramma.
Met
het
jaarverslag
wordt
verantwoording afgelegd aan de Gemeenteraad. De beleidscyclus is navolgend weergegeven in Figuur 1. Figuur 1: beleidscyclus
Pagina 7 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
1.4
Kwaliteitscriteria professioneel handhavingsproces De Wabo is op 1 oktober 2010 in werking getreden. De Wabo beoogt een betere en transparante dienstverlening en stimuleert het multidisciplinair en programmamatig werken (van taakgericht naar probleemgericht vanuit een klantgerichte benadering). Met de Wabo wordt een belangrijke stap gezet in de verdere professionalisering en integratie van de handhaving van het gehele omgevingsrecht. Het Besluit Omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht geven een uitwerking van een aantal artikelen uit de Wabo. Het Besluit Omgevingsrecht (hierna: Bor) en de Ministeriële regeling Omgevingsrecht (hierna: Mor) bevatten onder meer kwaliteitseisen voor handhavingsorganisaties. Deze kwaliteitseisen staan genoemd in hoofdstuk 7 Bor en hoofdstuk 10 Mor. De kwaliteitscriteria zijn minimumeisen waaraan elke professionele handhavingsorganisatie moet voldoen. De criteria moeten leiden tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhaving. De kwaliteitscriteria beogen een transparante en systematische manier van werken en zijn globaal onder te verdelen in een viertal groepen en weergegeven in Tabel 1: 1. doelen en condities; 2. strategie en werkwijze; 3. uitvoering; 4. evaluatie. Tabel 1: kwaliteitscriteria handhaving Doelen en condities
Probleemanalyse Prioriteitstelling en meetbare doelstellingen Borging van personele en financiële middelen Organisatorische condities
Strategie en werkwijze
Nalevingstrategie Toezichtstrategie Sanctiestrategie Gedoogstrategie Interne en externe afstemming Protocollen en werkinstructies Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatieuitwisseling
Uitvoering
Handhavinguitvoeringsprogramma Omvang van de handhavingscapaciteit Kwaliteit van de handhavingscapaciteit Uitvoeringsondersteunende voorzieningen
Evaluatie
Kwaliteitsborging Monitoring Verantwoording van inzet, prestaties en resultaten Vergelijking en auditing
Pagina 8 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Toepassing van de criteria is terug te vinden op drie niveaus: -
(integraal) handhavingsbeleid;
-
(integraal) handhavingprogramma;
-
protocollen (beschrijving van werkprocessen).
Het
onderhavige
handhavingbeleidsplan
vormt
het
eerste
niveau.
Het
programma,
dat
de
handhavingactiviteiten voor een jaar vast legt, is het tweede niveau. De handelwijzen, die de toezichthouders en handhavers bij de uitvoering van hun werkzaamheden dienen te volgen, worden beschreven in protocollen en vormen het derde niveau.
In artikel 7.2 van het Bor zijn de kwaliteitseisen opgenomen waaraan een professioneel handhavingsproces op beleids- en strategisch niveau moet voldoen. Dit beleidsplan is op basis van deze eisen opgesteld. De vertaling van de eisen uit het Bor naar dit plan is weergegeven in de transponeringstabel in Bijlage 1.
Pagina 9 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
2
Huidige situatie
2.1
Algemeen Op basis van de artikelen 5.3 tot en met 5.9 Wabo zijn in het Bor regels gesteld inzake programmatische en onderling afgestemde handhaving. In hoofdstuk 7 Bor zijn de kwaliteitseisen opgenomen ‘Handhaving’. In de Mor zijn specifieke kwaliteitseisen voor het milieu uitgewerkt: deze hebben betrekking op het proces handhaving van de Wabo bij inrichtingen en van de milieuregelgeving (bij inrichtingen maar ook in andere situaties). De basis voor dit handhavingsbeleidsplan is gelegen in art. 7.2, lid 1 Bor: 1. Het bestuursorgaan stelt het handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het bestuursorgaan beziet regelmatig, maar in elk geval naar aanleiding van de evaluatie, bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, of dit beleid moet worden aangepast en past het zonodig aan. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd.
2.2
Zelfanalyse De huidige handhavingsorganisatie is geanalyseerd op basis van de kwaliteitscriteria uit hoofdstuk 7 Bor en de Mor en de uitkomsten zijn verwerkt in Bijlage 2. Hieruit blijkt dat op verschillende niveaus nog niet wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria. Het gaat dan met name om de artikelen 7.2, 7.4 en 7.5 resp. handhavingsbeleid, uitvoeringsorganisatie en borging van de middelen. Artikel 7.2 Handhavingsbeleid 1
zie bovenstaand
3. Het handhavingsbeleid geeft inzicht in: a.
de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid
b.
de methodiek die het bestuursorgaan hanteert om te bepalen of de krachtens het eerste lid
voorgenomen activiteiten; gestelde doelen worden bereikt. Artikel 7.4 Uitvoeringsorganisatie 1. Het bestuursorgaan richt zijn organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 7.2, en het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, gewaarborgd is. Daartoe draagt het bestuursorgaan er in ieder geval zorg voor dat: a.
de personeelsformatie ten behoeve van de handhaving en de bij de onderscheiden functies behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd;
b.
de personen die zijn belast met de voorbereiding van besluiten ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking hebben op activiteiten met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de wet of met de voorbereiding van beslissingen als bedoeld in artikel 8.40a, derde lid, van de Wet milieubeheer of het stellen van voorschriften als bedoeld in artikel 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer niet worden belast met: 1°. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten
Pagina 10 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
bepaalde met betrekking tot een inrichting, en 2°. het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties met betrekking tot een inrichting; c.
een krachtens artikel 5.10 van de wet aangewezen ambtenaar niet voortdurend feitelijk wordt belast met het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde met betrekking tot dezelfde inrichting;
d.
de organisatie van het bestuursorgaan ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar is.
2. Het bestuursorgaan draagt er tevens zorg voor dat: a.
een
beschrijving
van
de
werkprocessen,
de
procedures
en
de
bijbehorende
informatievoorziening inzake het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde en het voorbereiden, geven en uitvoeren van bestuurlijke sancties wordt vastgesteld; b.
de uit te voeren werkzaamheden plaatsvinden overeenkomstig deze beschrijving.
Artikel 7.5 Borging van de middelen Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat: a.
de voor het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen en de voor het uitvoeren van de in dat artikellid bedoelde activiteiten benodigde en beschikbare financiële en personele middelen inzichtelijk worden gemaakt en in de begroting worden gewaarborgd;
b.
de wijze van berekening van de benodigde financiële en personele middelen als bedoeld onder a, inzichtelijk wordt gemaakt;
c.
voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, voldoende benodigde financiële en personele middelen beschikbaar zijn en dat deze middelen zonodig worden aangevuld of het uitvoeringsprogramma zo nodig wordt aangepast.
2.3
Ambitie De gemeente Staphorst wil in de voorgestelde beleidsperiode met dit beleidsplan als basis groeien naar een professionele handhavingorganisatie die voldoet aan de kwaliteitseisen uit de Wabo, het Bor en de Mor.
Pagina 11 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
3
Visie op toezicht en handhaving In dit hoofdstuk worden de begrippen toezicht en handhaving en de integrale aanpak nader beschreven. Na een uiteenzetting over te bereiken doelstellingen, worden de beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving in Staphorst op een rij gezet.
3.1
Begrippen Met toezicht en handhaving wordt bedoeld: -
elke handeling van de gemeente die er op gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen en om in sommige gevallen te bestraffen;
-
een keten van activiteiten bestaande uit: pro-actie, preventie, inspectie, toezicht (signalering), oordeelsvorming en/of opleggen van sancties (handhaving).
3.1.1
Preventie Preventie dient te voorkomen dat strijdigheden ontstaan. Het heeft dan ook een meer adviserend en toelichtend karakter. Het verstrekken van informatie aan personen en instanties over beleid, regelgeving en procedures is een belangrijk onderdeel van preventie. Voorbeelden van preventie zijn: het vooraf toezenden van checklisten, zodat men zich kan voorbereiden. Adviserende brieven betreffende regels die minder goed worden nageleefd. Het motto luidt hier: Je kunt het beter aan de voorkant uitleggen dan aan de achterkant handhavend te moeten optreden.
3.1.2
Inspectie In de vergunning zijn voorwaarden voor uitvoering opgenomen. Bij inspectie vindt controle plaats van activiteiten of werkzaamheden die plaats vinden op basis van een vergunning. Na beëindiging van de activiteiten of na afronding van de werkzaamheden verliest de vergunning zijn werking. Dit is met name aan de orde bij de omgevingsvergunningen bouwen en slopen en omgevingsvergunningen voorheen op grond van de APV.
3.1.3
Toezicht Toezicht is controle op de naleving van wet- en regelgeving (nadat het vergunde is gerealiseerd) zonder dat op voorhand vast staat dat er wet- en regelgeving wordt overtreden. Vormen van toezicht Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren. De vormen van toezicht kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Door het verrassingselement wordt een vollediger beeld verkregen. Het toezicht is onder te verdelen in: 1. Routinematig toezicht 2. Integraal toezicht 3. Aspectcontroles 4. Opleveringscontrole 5. Multidisciplinair toezicht 6. Ad hoc toezicht
Pagina 12 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
De verschillende vormen van toezicht worden volgens werkprotocollen1 uitgevoerd.
3.1.3.1
Routinematig toezicht Routinematig toezicht doelt op de uitvoering van het handhavingsuitvoeringsprogramma, gericht op inzet van personeel en materieel dat als basis dient van de uit te voeren controlebezoeken bij de verschillende omgevingsobjecten. Het routinematige toezicht bestaat uit geplande controles bij omgevingsobjecten. De toezichthouders maken met de contactpersoon van het betreffende object een afspraak over wanneer (binnen een door de toezichthouder aangegeven periode) de controle zal worden uitgevoerd. In een enkel geval zal het voorkomen dat een object dat binnen het routinematige toezicht valt ook zonder afspraak wordt bezocht. Meestal gebeurt dat bij incidenten, klachten of andere signalen.
3.1.3.2
Integraal toezicht Integraal toezicht is een alles omvattende controle van een omgevingsobject. Dit betekent dat alle aspecten worden gecontroleerd. Het betreffen diepgaande controles, die meer capaciteit vergen. Een breed scala aan voorschriften en regels vanuit één specialiteit worden daarbij getoetst. Het zijn controles die vooraf worden gepland, aangekondigd en waarbij vooraf een diepgaand dossieronderzoek noodzakelijk is. De toezichthouders maken met de contactpersoon van het betreffende object een afspraak over wanneer (binnen een door de toezichthouder aangegeven periode) de controle zal worden uitgevoerd.
3.1.3.3
Aspectcontrole Tijdens een aspectcontrole worden 1 of 2 aspecten van het omgevingsobject gecontroleerd. In de meeste gevallen gaat het dan om aspecten die bij niet naleving van de regels het grootste risico vormen voor de omgeving. In principe worden aspectcontroles aangekondigd. Maar ‘veelplegers’ kunnen ook onverwacht bezoek tegemoet zien.
3.1.3.4
Opleveringscontrole Nadat de vergunning is verleend, kan een opleveringscontrole worden uitgevoerd. Deze controle heeft een overdragend en een toelichtend karakter. Feitelijk verlaat het dossier vergunningverlening en wordt overgedragen aan de toezichthouders. Door het dossier over te dragen waar de aanvrager bij is, wordt ook voor de aanvrager duidelijk dat een fase wordt afgerond en dat een nieuwe fase aanbreekt. Een fase waarin hij plichten en rechten heeft. Bij de opleveringscontrole kan preventief worden gehandeld.
3.1.3.5
Multidisciplinair toezicht Het toezicht kan bij grotere objecten (meervoudige vergunning) worden verbreed. Een integrale afstemming is hierbij een aanrader. Samen met andere betrokken disciplines/afdelingen en/of instanties worden vooraf afspraken gemaakt over de aanpak. Daarbij kan het van meerwaarde zijn om de objectactiviteiten in fasen in te delen en overdrachtsmomenten in te bouwen als het toezicht over gaat van de ene discipline naar de andere, bijv. van bouw naar milieu etc.
1
Deze worden in Q1 2011 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Pagina 13 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
3.1.3.6
Ad hoc toezicht Onder ad hoc toezicht worden de zaken verstaan die niet in te plannen zijn, maar waar meestal als gevolg van bijzondere omstandigheden toch de nodige aandacht aan geschonken moet worden. Dit bijvoorbeeld als gevolg van weersomstandigheden, calamiteiten, meldingen, klachten, REO-verzoeken, wijzigingen in de vergunning en dergelijke.
3.1.4
Handhaving Handhaving omvat de (bestuurlijke) oordeelsvorming over bevindingen die tijdens de inspectie en toezicht zijn gedaan, en het -waar nodig en bestuurlijk gewenst- plegen van interventies (maatregelen en sancties) met formeel juridische instrumenten, zoals het toepassen van bestuursdwang, het opleggen van dwangsommen of het strafrechtelijke optreden tegen overtredingen. Toezicht zonder handhaving is zinloos Handhaving omvat de acties en handelingen die worden uitgevoerd vanaf het moment dat wet- en regelgeving wordt overtreden. In hoofdstuk 7 wordt de nalevingstrategie verder behandelend en volgt een beschrijving van het instrumentarium.
3.2
Het begrip multidisciplinair toezicht en handhaving Multidisciplinair toezicht en handhaving is een manier van controles uitvoeren waarbij (meer en beter) wordt samengewerkt tussen de verschillende beleidsvelden binnen de gemeente Staphorst en met externe handhavingspartners. Dit is in onderstaande figuur gevisualiseerd. Figuur 2: multidisciplinair in toezicht en handhaving
Multidisciplinair toezicht en handhaving wil niet per definitie zeggen dat het ene taakveld de taken van een ander taakveld overneemt. Dit zal per taakveld worden bekeken en is afhankelijk van het gewenste kennisniveau, specialisme en ervaring per taakveld. Met multidisciplinair toezicht en handhaving wordt in ieder geval gestreefd naar een hoge mate van interne en externe coördinatie en eenduidigheid. Het toezicht- en handhavingsprogramma houdt rekening met de meest werkbare optie. De maatregelen samen zorgen ervoor dat toezicht en handhaving effectief en multidisciplinair wordt uitgevoerd.
Pagina 14 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
3.3
Het belang van toezicht en handhaving Toezicht en handhaving is van belang om de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te kunnen waarborgen. Rechtsgelijkheid in relatie tot handhaving houdt in dat een gemeente in gelijksoortige situaties gelijksoortige motieven laat gelden. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente een onvoorspelbaar en willekeurig beleid voert. De gemeente heeft belang bij toezicht en handhaving om beoogde doelen te kunnen bereiken zoals bijvoorbeeld een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving. Er zijn vele claims op de toch al schaarse ruimte. Door het uitvoeren van toezicht en uniform handhaven van tekortkomingen kan voorkomen worden dat bijvoorbeeld de kwaliteit van de omgeving achteruit gaat. Consequent handhaven verhoogt de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de gemeente. De wettelijke basis voor toezicht en handhaving wordt gegeven in ruimtelijke en bouwregelgeving, milieuregelgeving, de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten en verordeningen: -
de Wabo; o
de Wet ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen), de Woningwet, het Bouwbesluit, de Bouwverordening, de Brandveiligheidverordening en het Gebruiksbesluit;
3.4
o
de Wet milieubeheer;
o
de Waterwet;
-
de Wet bodembescherming/Besluit bodemkwaliteit,
-
de Algemene Plaatselijke Verordening en op die regelgeving gebaseerde vergunningen;
-
de Afvalstoffenverordening.
Doelstellingen van toezicht en handhaving Met betrekking tot toezicht en handhaving wil de gemeente een aantal doelstellingen bereiken op drie te onderscheiden niveau’s. 1. Strategisch niveau: wat willen we uiteindelijk met handhaving van de regels bereiken? 2. Tactisch niveau: op welke wijze pakken we dat aan? Ofwel: welke instrumenten zetten we in om de strategische doelstellingen te bereiken? 3. Operationeel niveau: welke concrete resultaten willen we met de uitvoering van de toezicht en handhaving van deze regels bereiken?
3.4.1
Strategisch Het strategische beleidsdoel voor toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving voor de diverse beleidsvelden kan worden samengevat door: De gemeente Staphorst wil een veilige, leefbare en duurzame gemeente realiseren waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven
3.4.2
Tactisch De tactische doelstellingen geven antwoord op de vraag op welke wijze het instrument handhaving wordt ingezet om de beleidsdoelen c.q. strategische doelstellingen te bereiken.
Pagina 15 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Uitvoeren van wettelijke taken versus reageren op verzoeken van derden Invulling en uitvoering van de handhavingstaak kan diverse vormen aannemen: -
het adequaat inspelen op ad-hoc signalen van derden op (mogelijke) overtredingen;
-
het vanuit de gemeente op een actieve wijze initiëren van projecten (in samenspraak met andere belanghebbenden) in de gemeente of het vanuit de gemeente op een actieve wijze ondersteunen van projecten van derden;
-
het op een planmatige wijze uitvoeren van de wettelijke toezicht- en handhavingstaken zowel in preventieve als in repressieve zin.
Enerzijds wordt de uitvoering van toezicht- en handhavingstaken gestuurd door inwoners, ondernemers en maatschappelijke instanties, die de mogelijkheid krijgen om problemen te signaleren. De gemeente komt in actie als anderen haar benaderen. Anderzijds heeft de gemeente tot taak autonoom (wettelijke) handhavingstaken uit te voeren volgens een vooraf opgestelde planning: het programmatisch handhaven. In een toezicht- en handhavingprogramma kunnen ook projecten worden opgenomen, die door de gemeente worden geïnitieerd, of door derden, die dan door de gemeente worden ondersteund. In beginsel altijd handhaven Handhaving kan zijn rol als beleidsinstrument alleen dan vervullen als het daadwerkelijk wordt ingezet. Dit leidt tot het formuleren van een beginselplicht om te handhaven. Dit beginsel geldt als uitgangspunt voor het handhaven in Staphorst. Handhaven in evenredigheid Naast de beginselplicht tot handhaving is van belang het evenredigheidsprincipe, dat wil zeggen dat er een evenredigheid dient te bestaan tussen doel en middel. Het evenredigheidsprincipe houdt in dat uitvoering van handhavingstaken wordt gemotiveerd op basis van proportionaliteit en effectiviteit. De noodzaak tot het zoeken naar deze evenredigheid doet zich voor op het niveau van de norm (is deze regel nodig en nuttig), op het niveau van de prioriteitsstelling (verhouding tussen risico en inzet) en op het niveau van de toepassing van handhavingmiddelen bij een geconstateerde normovertreding. De beginselplicht tot handhaving en het evenredigheidsprincipe zijn overigens geen vrijblijvendheid. Jurisprudentie en wetgeving geven aan dat de gemeente concreet vorm en inhoud aan deze begrippen moet geven. Burger is in beginsel zelf verantwoordelijk Centraal uitgangspunt bij toezicht is, dat de burger zelf verantwoordelijk is voor het naleven van regels en vergunningvoorschriften. In heel veel gevallen wordt hieraan voldaan. Op het moment dat dit niet gebeurt, is het aan de gemeente om corrigerend op te treden (handhaven). Preventie vóór handhaven Bij het optreden hoeft niet alleen aan dwangmiddelen te worden gedacht: het kan ook gaan om voorlichting, overreden of waarschuwen. Door vroegtijdig juiste en volledige informatie te verschaffen, kunnen problemen in een later stadium veelal worden voorkomen. De kracht van gemeentelijk toezicht moet liggen in het voorkomen van normovertredingen, waardoor de handhavinglast (inzet van menskracht en middelen) wordt beperkt.
Pagina 16 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Gemeente voert regie Een relevant begrip bij toezicht en handhaving is dat van de gemeentelijke regie. De gemeente moet een gekwalificeerde partner zijn voor andere partijen in de gemeente, een partner die weet waar hij naartoe wil en werkt, die een eigen visie en beleid heeft en initiatieven van anderen daaraan kan toetsen. Bij de regiefunctie speelt integraal werken een hoofdrol. In combinatie met de beginselplicht tot handhaving en het evenredigheidsprincipe komt de regiefunctie vooral tot uitdrukking in de gemotiveerde keuzes die worden gemaakt met betrekking tot aard, omvang en intensiteit van toezicht en handhaving. Het is immers onmogelijk om alle relevante wet- en regelgeving te handhaven; het is onwenselijk om alleen ad-hoc tot actie over te gaan. Toezicht en handhaving op basis van prioriteitenstelling De beleidskeuzes op het gebied van toezicht en handhaving worden jaarlijks verwoord in een bestuurlijk vastgesteld operationeel handhavingprogramma. In dit programma worden op basis van een risicoinventarisatie prioriteiten gesteld. De risico-inventarisatie en prioriteiten zijn gekoppeld aan concrete taakvelden, waarmee bestuur, medewerkers, burgers, e.a. iedere dag te maken hebben. De prioriteiten maken duidelijk wat de gemeente wel doet en tot op welk niveau. Per taakveld worden doelstellingen gesteld en werkwijzen beschreven. Deze beleidsperiode wordt gebruikt om één integraal systeem voor prioritering te gaan inzetten. Bestuurlijke en ambtelijke discipline Een toezicht- en handhavingprogramma moet niet worden doorkruist door informeel overleg en niet voorziene toezeggingen. Dit gaat ten koste van onder meer de rechtsgelijkheid, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de gemeente. Bovendien wordt een precedent geschapen voor andere situaties. Eén en ander vereist een stevige bestuurlijke en ambtelijke discipline ten opzichte van de ingezette beleidslijn. Voorkomen moet worden dat er (juridisch relevante) verwachtingen gewekt worden, die niet binnen het vastgestelde beleid of programma passen. Ten behoeve van de uitvoering wordt het toezicht- en handhavingprogramma genormeerd, dat wil zeggen dat aan de in het programma opgenomen activiteiten kengetallen worden gekoppeld in de zin van uren en aantallen. De keuzes en prioriteiten worden hiermee concreet vertaald naar inspanningen die de gemeente gaat leveren. Het programma maakt duidelijk met welke inzet van middelen de geformuleerde doelstellingen en prioriteiten worden gerealiseerd. Samengevat betekent bovenstaande: De gemeente Staphorst streeft een gerichte, kwalitatief en kwantitatief adequate wijze van uitvoering na van de wettelijke toezicht- en handhavingstaken op het terrein van de fysieke leefomgeving.
3.4.3
Operationeel De tactische doelstellingen zijn beschreven en uitgewerkt in het onderhavige beleidsplan, operationele doelstellingen worden jaarlijks bepaald en opgenomen in het toezicht- en handhavingprogramma. Ze worden hier kort benoemd. Onderscheid kan worden gemaakt in:
Pagina 17 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Inputdoelstellingen Deze hebben betrekking op de inzet van middelen door de organisatie in termen van tijd of geld. De doelstelling geeft het aantal mensuren (fte’s) of de financiële middelen weer, dat gedurende een bepaalde periode zal worden besteed. Bijv. het aantal uren inspectie per vergunning of het aantal uren branchegericht toezicht. Prestatiedoelstellingen Deze hebben betrekking op de te leveren prestaties van de organisatie in termen van het aantal uit te voeren inspecties of controles binnen een bepaalde periode. Deze doelstellingen zijn met name relevant als het gaat om de efficiency van de organisatie in relatie tot de uitvoering van het programma. Realisatie hiervan heeft de organisatie in eigen hand. Naleefdoelstellingen Deze hebben betrekking op het naleefgedrag van objecten onder toezicht. De doelstelling ziet op de mate (%) waarin wettelijke voorschriften op een bepaald moment worden nageleefd. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het aantal overtredingen dat is geconstateerd of sanctietrajecten dat is gevoerd, of het aantal klachten met betrekking tot een bepaald soort overtreding.
Leefomgevingdoelstellingen Deze beschrijven de gewenste kwaliteit van een gebied in relatie tot de zaken waarop toezicht en handhaving zijn gericht, bijv. veilige bouwwerken, geen nieuwe bodemvervuiling, of een bepaalde (minder dan vorig jaar) hoeveelheid zwerfafval. Deze doelstellingen gaan over de effectiviteit van de uitvoering van de handhavingstaken. Voor de realisatie zijn ook derden verantwoordelijk.
3.5
Beleidsuitgangspunten Hieronder volgt een opsomming van de uitgangspunten die aan toezicht en handhaving in Staphorst ten grondslag liggen. Deze uitgangspunten vinden hun uitwerking in dit beleidsplan, het toezicht- en handhavingprogramma en de protocollen, en -zeker zo belangrijk- in de dagelijkse praktijk van toezicht en handhaving. -
De gemeente Staphorst streeft een gerichte, kwalitatief en kwantitatief adequate wijze van uitvoering na van de wettelijke toezicht- en handhavingstaken op het terrein van de fysieke leefomgeving.
-
De kracht van het gemeentelijke toezicht moet liggen in het voorkomen van normovertredingen. Hiermee wordt ook de handhavinglast zoveel mogelijk beperkt.
-
Inwoners en bedrijven zijn primair zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regelgeving
-
De geloofwaardigheid bij burgers en bedrijven bevorderen en zorgen voor een grotere spontane
(voorschriften) en voor de gevolgen van overtredingen. naleving. -
De inwoners en de bedrijven in de gemeente duidelijk maken in woord en daad dat toezicht en handhaving serieus genomen wordt en overtredingen ook feitelijk worden aangepakt.
-
Het voorkomen van precedentwerking. Slecht gedrag aanpakken. Indien een burger regels of wetten overtreedt, dan wordt deze daarop door de gemeente aangesproken.
-
Gedogen van overtredingen en het opschorten van handhaving geschiedt bij uitzondering, expliciet, gemotiveerd en tijdgebonden, volgens landelijke beleidskaders. Pagina 18 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
-
De gemeente Staphorst volgt het in 2010 vastgestelde “Handhaving- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving Overijssel”. (www.seph.nl)
-
Bij overtredingen met acuut gevaar gelijk sanctionerend optreden, bestuurlijk en/of strafrechtelijk.
-
De gemeente moet zelf het goede voorbeeld geven.
-
Actie wordt ondernomen op basis van het ingeschatte risico en wettelijke voorschriften evenals signalen uit de bevolking.
-
Ad hoc handhaving op basis van klachten en verzoeken blijft naast het programmatische toezicht aanwezig, waarbij telkens bij iedere zaak een individuele (bestuurlijke) afweging plaats vindt.
-
Toezicht en handhaving geschieden waar mogelijk multidisciplinair.
-
De gemeente streeft bij toezicht en handhaving naar optimale samenwerking (intern en) met externe partners.
-
De kwaliteitscriteria uit het Bor worden als leidraad gehanteerd voor toezicht en handhaving. (Programmatisch) handhaven vraagt om een stevige bestuurlijke en ambtelijke discipline en bestuurlijke bereidheid tot handhaven.
-
Regelgeving die gehandhaafd moet worden, is actueel en handhaafbaar; maatschappelijke ontwikkelingen krijgen een snelle vertaling; zonodig worden inhaalslagen gemaakt om te komen tot beleid en regelgeving die de effectiviteit en efficiency van toezicht en handhaving vergroten.
-
Er worden voldoende financiële middelen zowel in personele zin als in facilitaire ondersteuning beschikbaar gesteld voor realisering van de gestelde doelen.
Pagina 19 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
4
De werkvelden van toezicht en handhaving Toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving binnen de gemeente Staphorst zoals verwoord in dit beleid, concentreert zich op het vergunningenniveau en wel voor de navolgende kleursporen: -
rode kleurspoor (bouwen, monumenten, brandweer, ruimtelijke ordening);
-
grijze kleurspoor (milieu);
-
paarse kleurspoor (openbare orde en veiligheid);
-
groene kleurspoor (flora- en fauna en natuur).
en alleen voor zover de handhaving van de genoemde kleursporen inrichtings-, object- en locatiegebonden is, zoals bedoeld onder de Wabo. Het accent is gelegd op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, Wet ruimtelijke ordening, Gebruiksbesluit en de Wet milieubeheer. Dit impliceert automatisch dat andere toezicht- en handhavingstaken, niet Wabo-gerelateerd, buiten dit beleidsplan vallen. Het gaat hier dan o.a. over handhaving inzake Drank- en horecawet en evenementen. In de volgende paragrafen worden de algemene toezicht- en handhavingopgaven per werkveld omschreven. De toezichtopgaven die voor alle werkvelden gelden zijn: -
de geloofwaardigheid bij burgers en bedrijven bevorderen en zorgen voor een grotere spontane naleving
-
4.1
het voorkomen van precedentwerking.
Bouwen Nadat een sloop- of bouwvergunning is verleend, wordt gecontroleerd of de vergunninghouder de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en/of beperkingen naleeft. Met andere woorden of de vergunninghouder sloopt/bouwt (laat slopen/bouwen) in overeenstemming met de verleende vergunning. Het betreft het houden van toezicht op de technische staat (constructief, bouwkundig, installatietechnisch, bouwfysisch en hygiëne) en het gebruik van bestaande bouwwerken. Bestaande bouwwerken dienen voor wat betreft hun technische staat, op grond van de Woningwet, te voldoen aan het gestelde in het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit zijn daarvoor voorschriften opgenomen ten aanzien van de onderwerpen veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Daarnaast zijn in de bouwverordening ook regels opgenomen ten aanzien van veilig gebruik met betrekking tot bouwvalligheid en een veilige en hygiënische aansluiting op de nutsvoorzieningen en de riolering. Dit bouwtoezicht is een kerntaak van de gemeente. Daarnaast vallen onder toezicht de taken: -
Inschakelen specialist voor complexe activiteiten en beoordelen toepasbaarheid advies van specialist;
-
behandelen handhavingverzoeken;
-
behandelen woonklachten.
De algemene toezicht- en handhavingopgave voor bouw is: -
het bevorderen van zowel de fysieke als maatschappelijke veiligheid door met toezicht de risico’s op aantasting van de kwaliteit van de leefomgeving, gevaar voor gezondheid en bedreiging van de sociale kwaliteit van leven zo veel mogelijk te beperken.
Pagina 20 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Naast
de
algemene
toezicht-
en
handhavingsopgave
benoemen
we
nog
een
specifieke
handhavingsopgave, nl.: handhaving illegale bouw. Het opsporen van illegale bouwwerken is onder meer gekoppeld aan de Wet BAG. Voor handhaving van illegale bouw wordt een referentiejaar gehanteerd. Alle illegale bouwwerken die de bouwinspecteur opspoort, worden opgepakt vanaf het referentiejaar Ook wordt vanaf het referentiejaar handhavend opgetreden wanneer er een klacht/ handhavingverzoek binnenkomt, het zogenaamde “piep-systeem”. Als referentiejaar hanteren wij 2007, een jaar waarin ‘de gemeente’ op luchtfoto is vastgelegd. Dit referentiejaar geldt voor alle bebouwde kommen binnen de gemeente Staphorst waarbij het gebied “de Streek” en het “buitengebied” worden uitgesloten. In de Streek(beschermd stads- en dorpsgezicht) vindt ook handhaving plaats op illegale bouwwerken van vóór 2007.
4.2
Monumenten Nadat een bouw- en monumentenvergunning voor een Rijks- of Gemeentelijk monument is afgegeven, zullen de monumentspecifieke aspecten worden meegenomen in de reguliere bouwinspecties. Deze worden uitgevoerd vanuit de onder § 4.1 benoemde toezichtopgave.
4.3
Ruimtelijke Ordening Naast het houden van toezicht op de naleving van verleende bouwvergunningen is het belangrijk dat actief illegale activiteiten of situaties worden opgespoord. Hierbij valt te denken aan: a.
gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan;
b.
gebruik van gebouwen zonder gebruiksvergunning of –melding.
Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn de drijfveren voor toezicht ruimtelijke ordening. De algemene toezicht- en handhavingopgave hiervoor is: -
4.4
de aantasting van de kwaliteit van woon-, werk-, en leefomgeving zo veel mogelijk te beperken.
Milieu Nadat een vergunning is verleend dan wel een melding is geaccepteerd, wordt gecontroleerd of de vergunninghouder c.q. melder de vergunning c.q. de relevante Algemene Maatregel van Bestuur en de daaraan verbonden voorschriften en/of beperkingen naleeft. Dit is een kerntaak van de gemeente. Reguleren van indirecte lozingen van afvalwater middels een vergunning/toestemming valt met de inwerkingtreding van de Waterwet onder de werkingssfeer van de Wabo. Dit impliceert dat ook toezicht en handhaving van deze taak valt onder gemeentelijke verantwoordelijkheid. Omdat technischinhoudelijke kennis ontbreekt bij gemeenten is met de waterschappen afgesproken dat toezicht voorlopig door de waterschappen wordt uitgevoerd. Ingeval van handhaving wordt er intensief samengewerkt waarbij de gemeente als bevoegd gezag leidend is voor het proces en het waterschap voor de technische aspecten. Er zijn in Staphorst circa 1.100 inrichtingen geregistreerd die vallen onder de werkingsfeer van de Wabo.
Pagina 21 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Naast het houden van toezicht op de naleving van verleende vergunningen c.q. ingediende meldingen is het belangrijk dat actief illegale activiteiten of situaties worden opgespoord. Te denken valt aan het oprichten en in werking hebben van een inrichting zonder of in afwijking van een vergunning c.q. melding. Maar ook toezicht in geval van calamiteiten kan aan de orde zijn. Toezicht voor het aspect bodem bestaat uit: -
signaaltoezicht gerelateerd bij of krachtens de Wet bodembescherming;
-
ketenbeheer;
-
toezicht en handhaving wet en regelgeving bij of krachtens de Wet bodembescherming;
-
toezicht bij saneringen;
-
beoordelen saneringsverslagen en monitoringsrapportages.
De algemene toezicht- en handhavingopgaven voor milieu zijn: -
veiligheid bevorderen door met toezicht de risico’s op calamiteiten zo veel mogelijk te beperken; de hinder en daarmee de aantasting van de kwaliteit van woon-, werk-, en leefomgeving zo veel mogelijk te beperken. Hinder beperken wordt als een direct merkbaar effect gezien.
4.5
APV Deze toezichtopgave kent een scala aan regels, die zijn neergelegd in de Algemene plaatselijke verordening (APV) en de Afvalstoffenverordening2. Naast taken die voortvloeien uit de APV en de afvalstoffenverordening
maken
ook
toezichthoudende
taken
vanuit
lokaal
beleid
(zoals
het
evenementenbeleid, beleidsnota reclameborden, ketenbeleid, beleidsnotitie afval verbranden en de beleidsnotitie vent- en standplaatsvergunningen) onderdeel uit van de uitvoering. De ketenpartners hebben een belangrijke taak bij het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wetgeving gestelde regels. Nadat een vergunning is verleend, wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of de vergunninghouder de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en/of beperkingen naleeft. Dit is een kerntaak van de gemeente. De controlefrequentie verschilt per vergunning. Naast het houden van toezicht op de naleving van verleende vergunningen is het belangrijk dat actief illegale activiteiten of situaties worden opgespoord c.q. dat er toezicht wordt gehouden op naleving van de gebod- en verbodbepalingen en/of algemeen geldende regels zoals die zijn opgenomen in de APV, de afvalstoffenverordening of de wet. De algemene toezicht- en handhavingopgaven voor APV zijn: -
veiligheid bevorderen door met toezicht de risico’s op calamiteiten zo veel mogelijk te beperken;
-
de hinder en daarmee de aantasting van de kwaliteit van woon- en leefomgeving zo veel mogelijk te beperken. Hinder beperken wordt als een direct merkbaar effect gezien.
4.6
Brandweer De brandweer voert controles uit gedurende de gebruiksduur van bouwwerken en inrichtingen, waaronder infrastructurele objecten, milieuvergunningplichtige inrichtingen of evenementen. Hieronder vallen ook de ca. 100 bedrijven en instellingen die onder het Gebruiksbesluit vallen. De brandweer controleert bouw- en milieuvergunningen met een bovengemiddeld veiligheidsrisico in een vroeg
2
Het merendeel van de bepalingen uit afvalstoffenverordening was voorheen ondergebracht onder de APV. De handhaving op de afvalstoffenverordening
wordt derhalve onder het werkveld APV geplaatst.
Pagina 22 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
stadium met betrekking tot fysieke veiligheidsaspecten en voert actieve controles uit tijdens het bouwproces. De algemene toezicht- en handhavingopgave voor de brandweer is: -
4.7
veiligheid bevorderen door met toezicht de risico’s op calamiteiten zo veel mogelijk te beperken;
Flora en fauna en natuur De doelstelling van de Flora & faunawet (Ffwet) is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. In de wet gaat het om soortenbescherming en niet om de bescherming van individuele planten of dieren. De ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet wordt verleend door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Toezicht en handhaving vindt onder de Wabo op locatieniveau plaats nl. het college van Burgemeester en Wethouders. Daarnaast dient er op toegezien te worden dat er tijdens het broedseizoen geen onrustverstorende handelingen/activiteiten worden verricht. De algemene toezicht- en handhavingopgaven voor flora, fauna en natuur zijn: -
het voorkomen van de aantasting van de flora;
-
het voorkomen van hinder voor fauna.
Pagina 23 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
5
Programmatisch werken Programmatisch toezicht houden en handhaven is het bewust voeren van een toezicht- en handhavingsbeleid.
De
gemeente
Staphorst
heeft
verschillende
autonome
toezicht-
en
handhavingstaken die niet allemaal tegelijkertijd en met eenzelfde intensiteit kunnen worden gehandhaafd. Er moeten prioriteiten worden gesteld. In de systematiek van programmatisch toezien en handhaven worden prioriteiten bepaald op basis van een risicoanalyse. Doel van een probleem- of risicoanalyse is op een objectieve en gewogen manier de specifieke toezicht- en handhavingsrisico’s in beeld te brengen. Door middel van de methodiek van het programmatisch toezien en handhaven worden benodigde capaciteit hiervoor en de daarvoor ter beschikking staande financiële middelen op elkaar afgestemd. De prioriteittoekenning vormt de basis voor het toezicht- en handhavingprogramma dat door het college wordt vastgesteld. Het toezicht- en handhavingprogramma wordt jaarlijks vastgesteld en wordt gekoppeld aan de begroting, waarin de middelen voor realisering van het programma zijn opgenomen. Prioritering op hoofdlijnen werd tot afgelopen jaar via het toezicht- en handhavingprogramma gedaan. Om een betere invulling te geven aan de beleidscyclus fysieke leefomgeving maakt de prioriteitstelling nu deel uit van het beleidsplan toezicht en handhaving. De Gemeenteraad stelt nu voor een periode van 4 jaar beleid vast. Indien zich nieuwe ontwikkelingen aandienen of (onvoorziene) omstandigheden daarom vragen, kan het noodzakelijk zijn de prioriteitstelling aan te passen. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze tot het stellen van prioriteiten is gekomen en wat dat voor de uitvoering van toezicht- en handhavingstaken betekent.
5.1
Ambitieniveau en prioritering De gemeente Staphorst kent de volgende ambities: -
minder regeldruk;
-
kortere doorlooptijd vergunningen;
-
voorkomen van strijdige regels en streven naar praktische uitvoerbare oplossingen;
-
uniform en eenduidig toezicht en handhaving.
Beter presteren voor burgers en bedrijven staat centraal. Onnodige regels en bureaucratie ondermijnen het vertrouwen van burgers en ondernemers in de overheid. Het vervolgens niet (consequent) handhaven van regels versterkt dit effect. Minder en duidelijker regels, consequente handhaving en uniform optreden dragen bij aan meer leefbaarheid (waaronder gezondheid), veiligheid van de fysieke leefomgeving en behoud van de natuurlijke/landschappelijke waarden van het buitengebied. Deze ambities zijn vertaald naar prioritering.
Pagina 24 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
5.2
Probleemanalyse De hoeveelheid handhavingstaken is zo groot dat prioriteiten noodzakelijk zijn om adequate handhaving te bereiken. Het SEPH Overijssel heeft vanuit de werkgroep ‘'Wabo Intern Seph Twente (WIST)' een risicomodule3 beschikbaar gesteld. Met deze risicomodule kunnen voor de werkvelden milieu, bouwen en RO, APV en brandweer op basis van een probleemanalyse de handhavingprioriteiten worden bepaald. De toezichthouders van de gemeente Staphorst voeren met behulp van deze risicomodule voor alle werkvelden de probleemanalyse uit. De probleemanalyse bestaat uit meerdere onderdelen. Er wordt in kaart gebracht wat de kans is op potentiële en feitelijke overtredingen van die regelgeving. Dit wordt in beeld gebracht door middel van een analyse van het naleefgedrag. Daarnaast wordt gekeken wat de effecten van overtredingen voor de fysieke leefomgeving zijn. Op basis hiervan wordt een inschatting gemaakt van de risico´s van overtredingen. De risicomodule hanteert voor het maken van een probleemanalyse-prioriteitstelling de volgende formule. Risico = Kans X Effect Deze formule is een internationaal geaccepteerde en veel gebruikte formule om een adequate inschatting te kunnen maken van de prioriteit van (onder andere) handhavingtaken. Het begrip "kans" wordt binnen de risicomodule weergegeven als "Naleving". Figuur 3: weergave van de Risicomodule©
De onderdelen “Effecten” en “Naleving” zijn door de handhavers (ervaringsdeskundigen) ingevuld. In de onderliggende thema´s (de lichtgrijze balken) zijn allerlei variabelen ingevoerd. Deze variabelen geven uitdrukking aan het desbetreffende thema (bijv. wat is nu Fysieke veiligheid?). Aan de variabelen zijn door de handhavers scores toegekend. De thema's en variabelen worden rekenkundig gewogen, ondermeer door een weegfactor per thema en een weegfactor per variabele vast te stellen. Op basis van een complex stelsel van geautomatiseerde berekeningen komt de totaalscore tot stand. Deze totaalscore bepaalt in feite de prioriteit. Met deze methode worden objectief prioriteiten toegekend aan handhavingstaken. De methodiek is volkomen transparant waardoor exact te herleiden is welke thema's en/of variabelen verantwoordelijk zijn voor een bepaalde score. 3
De Risicomodule© is ontwikkeld door adviesbureau Oranjewoud
Pagina 25 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Voor de werkvelden Bouwen en RO bleek het lastig met de risicomodule te werken. Het werkveld brandweer hanteert nog de PREVAP-systematiek. Voor bouwen is gezocht naar een uitwerking in combinatie met het toezichtprotocol van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. Voor RO is wel zoveel mogelijk aangesloten bij de risico-module maar is een eigen specifieke effectenanalyse opgesteld. Deze beleidsperiode zal gebruikt worden om onderzoek te doen naar de implementatie van een generiek systeem die op een identieke wijze de prioriteitstelling bepaalt.
5.2.1
Naleving in de werkvelden Milieu, Bouwen en RO, APV en Brandweer Het bepalen van de naleving is voor alle werkvelden gelijk en is gebaseerd op de variabelen vermeld in.Figuur 4 .Dat betekent dat er geen verschil is in aantal en soort variabelen. Voor een uitleg van de variabelen “kans” verwijzen we naar bijlage 1 van de handleiding risicomodule©. Figuur 4: variabelen voor bepalen van de kans voor werkvelden
5.2.2
Effecten in de werkvelden Milieu, Bouwen en RO, APV en Brandweer Voor de afzonderlijke werkvelden zijn de effecten en de variabelen voor het bepalen van de effecten opgenomen in de bijlagen 3 tot en met 8.
5.3
Prioriteitstelling Met de risicoanalyse vindt een bepaling plaats van het risico dat een bepaalde overtreding voorkomt op basis van een kans keer effect berekening. Het programma stelt dan de handhavingsopgave met het hoogste risico vooraan. Met behulp van een weging van de parameters ontstaat een bewust besluit over de prioriteitstelling. Per werkveld is onderstaand aangegeven welke afweging in de prioriteitstelling is gemaakt.
5.3.1
Bouwen Prioritering van het werkveld bouwen is ontstaan uit een combinatie van de uitkomsten van de risicomodule en de toezichtmatrix (landelijk vastgestelde minimale diepgang per controle) van de Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland (VBWTN). Deze toezichtmatrix is opgenomen in Bijlage 9. Met de opgedane ervaringen binnen onze gemeente en gewenste toezichtniveau is het standaard
Pagina 26 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
toezichtprotocol aangepast tot de zogenaamde Staphorster variant. Per bouwfase volgt de motivatie voor de keuze. Toetsmoment
Standaard
Staphorst
Motivatie
1
oriënteringsgesprek
A2
A2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
2
uitzetten bouw
B2
B2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
3
uitgraven bouwput
BS
BS
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
4
fundering op staal
B2
B4
Op basis van ervaringen binnen onze gemeente zijn de toetsmomenten 4, 5 en 6 naar het
5
fundering op palen
C2
C4
maximale niveau gebracht. Terugbrengen is mogelijk als ervaringen beter worden.
6
funderingsconstructie
C2
C4
7
riolering
B1
B1
8
begane grond
B2
B2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
9
wanden/kolommen
B2
B2
Bij grote bouwwerken is de diepgang verhoogd.
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
Op
basis
van
uitvoeringsprogramma
wordt
intensiever gecontroleerd op de constructie. 10
stempels/steigers
B2
B2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
11
vloeren en balken
B2
B2
Basisniveau voor toetsmomenten 11, 12 en 13 is conform landelijk niveau m.u.v. categorie 3
12
constructie
gebouwen. Op basis van uitvoeringsprogramma
overige
wordt
verdiepingen
intensiever
gecontroleerd
op
de
constructie. De categorie 2 woningen is naar beneden bijgesteld omdat de uitvoering van
13
dakconstructies
14
dakafwerking
D1
D1
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
15
buitenblad gevel
B1
B1
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
16
gevelopeningen
D1
D2
Ervaringen leren dat er meer toezicht nodig is
vloeren veelal in hout is
op gevels en vergunde situatie 17
nutsvoorzieningen
18
hoogteverschil vloerafscheidingen
en
D1
D1
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
D1
D1
Basisniveau gelijk gehouden met het landelijke niveau. Categorie 2 en 3 gebouwen verhogen naar 3 omdat de veiligheid in deze gebouwen beter moet.
Pagina 27 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Toetsmoment
Standaard
Staphorst
19
D1
D2
ventilatie- en spuicapaciteit
Motivatie Dit toetsmoment is boven gemiddeld vanwege regelmatige
constatering
slechte
uitvoering.
Daarnaast wordt dit steeds belangrijker aspect. 20
brandveiligheid
B2
B2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
21
vluchtmogelijkheid
B2
B2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
22
brandveiligheid
B2
B2
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
23
Bescherming geluid
D1
D1
Gelijk gehouden met het landelijke niveau
DS
D2
24
Bescherming
geluid
van
installaties
In verband met wijzigingen in het Bouwbesluit wordt vooruitgelopen op hoger toetsmoment
25
Wering van vocht
DS
DS
26
Verbrandingslucht/rook
D1
D1
Gelijk gehouden met het landelijke niveau Het basisniveau is gelijk gehouden. De overige accenten zijn naar
beneden bijgesteld. De
installatiewerkzaamheden
worden
correct
uitgevoerd. 27
EP-gerelateerde installaties
DS
D1
Vanwege
doelstellingen
klimaatbeleid
wordt
controle op EPC diepgaander uitgevoerd. 28
Eindcontrole
D1
D1
Gelijk gehouden met het landelijk niveau, bij elk gebouw wordt een eindcontrole uitgevoerd
De controlefrequentie verschilt per bouwvergunning, deze frequenties worden in Bijlage 4 toegelicht. Daarnaast wordt niet elke bouwvergunning volledig gecontroleerd, maar beperkt het toezicht zich tot de kernbepalingen. De diepgang kan indien nodig per project omhoog gebracht worden, bijvoorbeeld bij zeer complexe/grootschalige bouwprojecten. Maar voor het bepalen van de prioriteit hanteren wij in eerste instantie de prioriteitsteling op basis van de risico-analyse. Echter indien er sprake is van gelijktijdigheid van situaties willen wij ons niet beperken tot de in de risico-analyse aangegeven aspecten maar wordt een drietal extra criteria beoordeeld. Op volgorde van belangrijkheid: 1. Risico op persoonlijk letsel: risico’s met een korte duur van effect. Het gaat om instortingsgevaar, brandveiligheid, explosiegevaar. De strategie bij deze risico’s bestaat uit handhaving van strenge normen voor afstand, constructies, inrichting en gebruik van gebouwen en de wijze van opslag, verlading en transport van gevaarlijke stoffen. 2. Risico op schade voor de gezondheid: effecten die op een langere termijn zichtbaar worden en schadelijk zijn voor mens en milieu. Voorbeelden hiervan zijn vervuilde bodems, verzakkingen in constructies, industrieel afval en emissies naar de lucht. 3. Risico voor de kwaliteit van de leefbaarheid: belangen van burgers met effecten op korte termijn. Voorbeelden hiervan zijn terugkerende klachten, overlast en hinder.
Pagina 28 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
RO Voor het bepalen van de prioriteitstelling is gebruik gemaakt van de risicomodule en de specifieke eigen
Bestemmingsplan Buitengebied • splitsen woning o woonbestemming o (agrarische) bedrijfsbestemming • buitenopslag o woonbestemming o agrarisch gebied (met l.w.) ¹ o agr gebied met l&n waarde/bos/natuur ² •
•
•
•
•
bedrijfsmatige activiteiten o woonbestemming o agrarische bedrijfsbestemming o overig permanente bewoning recreatiewoningen o recreatieparken o overig aanlegwerkzaamheden o agrarisch gebied (met l.w.) ¹ o agr. gebied met l&n waarde/bos/natuur ² detailhandel o woonbestemming o (agrarische) bedrijfsbestemming recreatieve activiteiten
Risico
totaalscore
Kans
Imagoschade
Gevaar
bestemmingsplan
Overlast
Strijdigheid met het
Precedentwerking
RO-afweging. De prioriteitstelling is onderstaand weergegeven. Aantasting leefomgeving
5.3.2
2 1
3 2
1 1
3 3
4 4
3 3
16 14
gemiddeld laag
3 3
3 2
2 2
2 3
4 4
3 4
17 18
gemiddeld gemiddeld
4
2
2
3
4
4
19
gemiddeld
3 3
2 2
1 1
3 2
3 3
4 4
16 15
gemiddeld laag
3
2
1
1
2
4
13
laag
3 3
4 3
1 1
5 4
5 5
3 3
21 19
hoog gemiddeld
2
2
1
2
3
5
15
laag
3
2
1
2
3
5
16
gemiddeld
3 2
3 2
1 1
3 3
3 2
4 4
17 14
gemiddeld laag
2
2
1
2
2
3
12
laag
Pagina 29 van 68
Bestemmingsplan Buitengebied • aanleggen/veranderen stegen* • buitenopslag* • bedrijfsmatige* activiteiten • detailhandel* Bestemmingsplannen dorpskernen • bedrijfsmatige activiteiten • detailhandel Bestemmingsplannen bedrijventerreinen • detailhandel • wonen
Risico
totaalscore
Kans
Precedentwerking
Imagoschade
bestemmingsplan
Gevaar
Strijdigheid met het
Overlast
Aantasting leefomgeving
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
3
2
1
2
4
5
17
gemiddeld
3 3 2
2 3 2
2 2 1
2 3 2
3 4 4
5 4 4
17 19 15
gemiddeld gemiddeld laag
3 2
2 2
2 1
2 2
2 2
3 3
14 12
laag laag
2 2
2 1
1 2
2 2
3 2
3 2
13 11
laag laag
* Betreft binnen het gehele plangebied ¹ Bestemmingen agrarisch gebied en agrarisch gebied met landschappelijke waarde ² Bestemmingen agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarde, bos en natuur
5.3.3
Milieu Staphorst kenmerkt zich door een hoge bedrijvigheid met een gemiddelde milieubelasting. Het bedrijvenbestand omvat geen BRZO-bedrijven en slechts enkele RRGS-bedrijven. In het buitengebied van de gemeente zijn een aantal agrarische IPPC-bedrijven gevestigd. In de Streek waar de afstand tussen wonen en werken klein is, zijn naast een kaasfabriek (IPPC-inrichting) nog steeds een groot aantal bedrijven aanwezig die gelinkt zijn aan het agrarische karakter van de gemeente. Dit zijn redenen geweest om voor prioritering geen afweging van de parameters binnen het bedrijvenbestand uit te voeren. De prioritering vindt plaats op basis van de jaarlijks uit te voeren risico-analyse.
5.3.4
APV Voor het bepalen van de prioriteit hanteren wij in eerste instantie de prioriteitsteling op basis van de risico-analyse. De keuze van de parameters en de ervaringen van de afgelopen jaren hebben niet geleid tot een overweging om een weging van de parameters uit te voeren. Echter indien er sprake is van gelijktijdigheid van situaties willen wij ons niet beperken tot de in de risico-analyse aangegeven aspecten maar wordt een drietal extra criteria beoordeeld. Op volgorde van belangrijkheid: 1.
Risico op persoonlijk letsel: risico’s met een korte duur van effect. Het gaat om instortingsgevaar, brandveiligheid, explosiegevaar. De strategie bij deze risico’s bestaat uit handhaving van strenge normen voor afstand, constructies, inrichting en gebruik van gebouwen en de wijze van opslag, verlading en transport van gevaarlijke stoffen.
2.
Risico op schade voor de gezondheid: effecten die op een langere termijn zichtbaar worden en schadelijk zijn voor mens en milieu. Voorbeelden hiervan zijn vervuilde bodems, verzakkingen in constructies, industrieel afval en emissies naar de lucht. Pagina 30 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
3.
Risico voor de kwaliteit van de leefbaarheid: belangen van burgers met effecten op korte termijn. Voorbeelden hiervan zijn terugkerende klachten, overlast en hinder.
5.3.5
Brandweer Voor het werkveld Brandweer wordt de specifieke risicomodule van de Vereniging Bouw en Woning Toezicht gehanteerd met betrekking tot het bouwproces. Voor de bedrijven en instellingen die onder het Gebruiksbesluit vallen wordt het door de NVBR/LNB en het NIFV landelijk ontwikkelde Prevap gebruikt. Tabel 2: de betekenis van de gehanteerde prioriteitsklassen Prioriteitsklasse
Risicofactor
(PREVAP)
Handreiking
Aard risico
Aard actie
Gebruiksbesluit 1
A
Zeer hoog risico
Direct noodzakelijk
2
B
Hoog risico
Noodzakelijk
3
C
Gemiddeld risico
Zeer gewenst
4
D
Beperkt risico
Niet direct noodzakelijk
Bij de indeling van de gebruiksfuncties in prioriteitsklassen zijn criteria gehanteerd als het aantal aanwezigen, de zelfredzaamheid van de aanwezigen, de kans op brand, de frequentie van gebruik van een object. Dit zijn criteria op basis van het gebruik van een gebouw/object. Andere criteria die betrokken kunnen worden zijn bijvoorbeeld bouwaard, bouwhoogte of bouwjaar.
5.4
Jaarlijks de “juiste” prioriteiten stellen Op basis van de Wabo is de aanpak uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) gehanteerd. Deze geeft aan dat handhavingsbeleid van omgevingswetgeving (zoals milieu- en bouwwetgeving) moet zijn gebaseerd op een analyse van de problemen die binnen de gemeente kunnen voorkomen4. Om de juiste prioriteiten te kunnen stellen, wordt de risicomodule jaarlijks geactualiseerd. Dit betekent dat de ervaringscijfers worden meegenomen. Daarnaast kunnen ook nieuwe inzichten en kennis over handhavingsproblemen worden verwerkt (bijstelling scores, naar beneden of naar boven). Met de geactualiseerde risicomodule worden de nieuwe prioriteiten voor de handhaving berekend. Hiermee wordt de handhavingcapaciteit van de afdelingen Bouwen en Milieu, REO en brandweer ingezet op de juiste handhavingtaken.
4
artikel 7.5 lid 2 Bor: Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen
voordoen met betrekking tot de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is opgedragen.
Pagina 31 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
6
Naleving van wet- en regelgeving Het toezicht en de handhaving is er op gericht naleving van de gestelde regels te bewerkstelligen. De daarvoor
beschikbare
middelen
betreffen
primair
de
bestuursrechtelijke
sanctie-instrumenten.
Daarnaast zet het toezicht- en handhavingsteam fysieke leefomgeving ook actief andere instrumenten in zoals voorlichting, communicatie en publiciteit. Voorbeelden hiervan zijn: het communiceren over resultaten en het vooraf bekendmaken van handhavingsprojecten. In hoeverre gestelde regels ook daadwerkelijk worden nageleefd, wordt bepaald door een groot geheel aan factoren.
6.1
Toezicht op wet- en regelgeving Het proces van toezicht tot en met het ongedaan maken van overtredingen bestaat uit een aantal elkaar opvolgende stappen. De te volgen stappen zijn vastgelegd in de “Handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving Overijssel”5. De kaders van toezicht en handhaving worden gesteld in de geldende regels op basis van wetgeving, verleende vergunningen en algemene maatregelen van bestuur. De regering heeft de volgende omschrijving van toezicht gegeven: “Toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren” (zie Kamerstukken II, 2000/2001, 27831, nr.1, blz.7). Toezicht is onderverdeeld in preventief en repressief toezicht. De toezichthouder heeft dus drie taken: informatie verzamelen, een oordeel daarover vormen en zonodig ingrijpen.
6.2
Toezicht Met preventief toezicht worden de planmatige controles bedoeld. Hierbij wordt projectmatig toezicht uitgevoerd zonder dat van te voren bekend is dat de gecontroleerde de regels overtreedt. Dit type controles worden voor het werkveld Milieu en Brandweer cyclisch uitgevoerd. Bij de overige werkvelden heeft dit meer een ad/hoc karakter en is dit afhankelijk van de initiatieven van derden (bijvoorbeeld: bouwaanvragen of evenementen). Voor alle werkvelden bepaalt de risicoanalyse de prioriteit en de daaraan verbonden controlefrequentie. Overigens wordt vergunningverlening ook als vorm van preventief toezicht opgevat.
6.3
Repressief toezicht Repressief toezicht wordt voor een groot gedeelte bepaald door overtredingen, klachten en verzoeken om handhaving. De verhouding van de inzet ten aanzien van preventief en repressief toezicht wordt onder andere bepaald door de aard van de wetgeving. Bij het toezicht op bouwregelgeving en regelgeving met betrekking tot bestemmingsplannen is veelal sprake van repressief toezicht. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de milieuwetgeving. Door strikt de uitgangspunten van handhaving na te leven en uit te dragen, zal naar verwachting het naleefgedrag ten aanzien van deze taakvelden toenemen en navenant ook het aantal klachten, meldingen en verzoeken tot handhaving afnemen.
5
Op 16 februari 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten volgens deze strategie te willen handelen.
Pagina 32 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Uitgangspunt voor toezicht en handhaving is om voor alle werkvelden naar een werkwijze te gaan waarbij vooral preventief toezicht plaatsvindt. Communicatie is een essentieel onderdeel in het preventieve toezicht. Hiervoor is door het Servicepunt Handhaving Overijssel (SEPH) van de provincie Overijssel het project handhavingscommunicatie opgezet. De uitkomsten van dit project worden gebruikt voor het vergroten van de naleving.
6.4
Tekortkoming ongedaan maken Afhankelijk van de geconstateerde tekortkoming na een controle wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld de tekortkoming ongedaan te maken. De verantwoordelijkheid voor het vinden van oplossingen ligt vooral bij de overtreder. In de aanschrijvingen wordt verwezen naar oplossingen en niet gedacht vanuit beperkingen. De toezichthouders moeten ervoor waken niet als adviseurs op te treden. In principe wordt bij elke tekortkoming aan de overtreder de mogelijkheid geboden om zelf de tekortkoming ongedaan te maken. In (zeer) spoedeisende gevallen (acute gevaar of ernstige hinder) wordt van de bovenstaande werkwijze afgeweken. Hier kan direct sanctionerend worden opgetreden en worden overgegaan tot uitvoering van bestuursdwang. Hierbij valt te denken aan het sluiten van een inrichting of het opleggen van een bouwstop.
6.5
Klachten Klachten en meldingen komen ‘multi channel’ bij de gemeente binnen. Na een melding wordt met de melder contact opgenomen door een toezichthouder van het betreffende werkveld. Met de melder worden afspraken gemaakt over de verdere afhandeling van de melding. Klachten worden afgehandeld volgens het protocol klachtafhandeling. Verder is met de provincie Overijssel een samenwerkingsovereenkomst getekend om 24 uur per dag bereikbaar te zijn voor milieuklachten. Buiten kantoortijden wordt de telefoon van de afdeling Bouwen en Milieu doorgeschakeld naar het meldpunt Overijssel. Deze nemen de milieuklacht in behandeling en zullen waarnodig actie ondernemen.
6.6
Sancties In de gemeente Staphorst wordt de “Handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving Overijssel” gevolgd. De basis van deze strategie wordt gevormd door een stappenplan. Het stappenplan geeft aan welke afwegingen worden gemaakt voor het bepalen van de wijze waarop door het college en het OM handhavend optreden bij tekortkomingen. In het stappenplan van de handhavingstrategie (zie Bijlage 10) is de bestuursrechtelijke handhaving als uitgangspunt genomen. Sommige tekortkomingen kunnen beter strafrechtelijk worden gehandhaafd. Hierbij valt te denken aan eenmalige, kortdurende overtredingen of overtredingen met onomkeerbare gevolgen. In dit soort situaties moet een afweging worden gemaakt of de tekortkoming alleen strafrechtelijk worden gehandhaafd of ook worden ondersteund via bestuurrechtelijke handhaving.
Pagina 33 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Met het stappenplan wordt de besluitvorming meer uniform. Dit betekent, echter niet dat het stappenplan altijd gevolgd moet worden6. Er mag gemotiveerd van worden afgeweken, wel moet dit altijd schriftelijk worden vastgelegd. Hierdoor is de afhandeling reproduceerbaar en kan het duidelijk zijn dat er geen sprake is van willekeur. Een beslissing van de handhaver en het bestuur is echter niet vrijblijvend. In het bestuursrecht en/of het strafrecht zal een sanctiestrategie derdenwerking hebben. Dat betekent dat de overtreder of een derde belanghebbende zich kan beroepen op de strategie.
6.6.1
Sanctiestrategie ‘eigen overtredingen’ Voor overtredingen begaan door de gemeente Staphorst wordt eveneens de “Handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving Overijssel” gevolgd.
6.7
Afweging bestuursrechtelijk/strafrechtelijk instrumentarium Het college kan wanneer tot sanctioneren wordt overgegaan een aantal instrumenten inzetten variërend van het opleggen van een dwangsom, het toepassen van bestuursdwang tot het intrekken van (gedeelten van) vergunningen dan wel het sluiten van een inrichting of het opleggen van een bouwstop. Bij Bouwen moet met het bepalen van het juiste instrument worden nagegaan of de overtreding kan worden
gelegaliseerd
met
behulp
van
vergunningverlening
of
door
het
volgen
van
een
ontheffingsprocedure. Toezicht en sanctionering samen worden aangeduid met de term handhaving. Het is van belang dat toezicht waarbij tekortkomingen worden geconstateerd, opgevolgd wordt door sanctionering. Onder sanctionering wordt verstaan: het namens het college aanschrijven van personen en/of inrichtingen waar tekortkomingen van de vergunningen/melding en/of andere regelgeving zijn geconstateerd en het (dreigen tot het) opleggen van sancties. Voor het opleggen van sancties wordt binnen de sector grondgebied de “Handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving Overijssel” gevolgd. Er bestaat de mogelijkheid om voor specifieke gevallen hiervan gemotiveerd af te wijken7. De afstemming van het bestuurs- en strafrecht is altijd één van de belangrijke pijlers geweest van de handhavingsamenwerking. Als gevolg van een herschikking van taken en strategie binnen het Openbaar Ministerie (verder: OM), moet het Functioneel Parket (verder: FP) op een andere wijze invulling geven aan de afstemming tussen bestuurs- en strafrecht. Om toch afspraken te maken tussen OM, opsporingsdiensten
en
de
lokale
overheden,
heeft
het
FP
daarom
op
regionaal
niveau
handhavingarrangementen afgesloten. Deze handhavingarrangementen worden door het FP gezien als een goede manier om op regionale schaal nadere afspraken vast te leggen. Jaarlijks worden de prioriteiten uit het handhavingarrangement vastgesteld. De prioriteiten sluiten aan bij actuele Overijsselse thema’s. Daarnaast komen de prioriteiten als samenwerkingsproject terug in het samenwerkingsprogramma van het Seph. Met de prioriteiten wordt tevens getracht aansluiting te
6
De inherente afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
7
Welke zijn vastgelegd in de “leidraad hoogte dwangsom en begunstigingstermijn”. Deze is op 19-02-2008 geactualiseerd en opnieuw vastgesteld door het
college
Pagina 34 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
vinden met de landelijke handhavingsprioriteiten van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (verder: LOM). De deelnemende partijen van het handhavingarrangement hebben een inspanningsverplichting. Dit betekent dat er voldoende expertise en capaciteit vrij wordt gemaakt voor de vastgesteld prioriteiten. Voor
de
verdere
uitwerking
is
aangesloten
bij
de
gebruikelijke
handelswijze
binnen
de
Bestuursovereenkomst samenwerking handhaving Overijssel 2010-2012 (verder: BOK). Hiermee is ook geborgd dat er ook samengewerkt kan worden met de andere handhavingspartners. In het handhavingsprogramma fysieke leefomgeving worden uren opgenomen voor een dergelijke inzet. Daarnaast zijn voor de werkvelden Milieu en APV buitengewoon opsporingsambtenaren (verder: BOA´s) in dienst. Ook deze medewerkers kunnen strafrechtelijk optreden tegen geconstateerde tekortkomingen binnen deze werkvelden.
Pagina 35 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
7
Organisatorische succesfactoren handhaving
7.1
Inleiding Aan een goede uitvoering van de toezichtopgaven zijn een aantal aspecten verbonden die een kritische succesfactor vormen binnen het toezicht- en handhavingproces. Deze aspecten beperken zich niet tot een bepaald gedeelte van het handhavingproces. Het gaat om samenwerking, communicatie, integraliteit, administratieve organisatie, capaciteit, (verdere) professionalisering handhavers en automatisering. Aan deze aspecten moet blijvend/voortdurend aandacht worden besteed om het handhavingproces te optimaliseren. Ook in het kader van vorming van RUD’s en de samenwerking tussen Dalfsen, Zwartewaterland en Staphorst (verder: DSZ) worden de kritische succesfactoren gebruikt als input voor de waarborging van kwaliteit.
7.2
Organisatorische condities De organisatie dient volgens het Bor zodanig te worden ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma, gewaarborgd is. De onafwendbaarheid van een RUD wordt hierbij meegenomen. De gemeente Staphorst omarmt de ontwikkeling van een netwerkRUD vanuit de visie ‘lokale binding en regionale bundeling’. De kernelementen van de Wabo zijn daarbij leidend: integraliteit en één loket bij het lokale bestuur. De gemeente Staphorst blijft verantwoordelijk voor de Wabo-brede T&H-taken en de eigen werkvoorraad en het bekostigen daarvan. De winst voor de gemeente Staphorst van de netwerkRUD is gelegen in het voldoen aan de kwaliteitseisen, eisen van robuustheid en mogelijkheden voor meer efficiency. Daarnaast is er de toegang tot de expertise, kennis en deskundigheid in de regio. In het kader van de professionalisering van toezicht en handhaving zijn diverse kwaliteitscriteria ten aanzien van de organisatie opgesteld. Om tot een effectieve en efficiënte handhaving te komen, moet zijn voldaan aan een aantal organisatorische randvoorwaarden. De organisatorische regelingen omvatten ten minste: 1. een scheiding tussen vergunningverlening en handhaving op personeelsniveau; 2. een bereikbaarheidsregeling voor buiten kantooruren; 3. het op schrift vastleggen van de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden; 4. vastleggen van de aansturing van buitengewone opsporingsambtenaren; 5. regeling voor het uitbesteden van handhavingstaken. Aan voorwaarde 1 wordt voldaan. Voorwaarde 3 is per 01-03-‘11 gereed. De voorwaarden 2, 4 en 5 worden uitgewerkt in DSZ-verband.
7.3
Wijze van borging financiële en personele middelen Dit beleidsplan impliceert dat de uitvoering van toezicht en handhaving is gekoppeld aan door de raad vastgestelde prioriteiten en doelstellingen. Jaarlijks wordt een toezicht- en handhavingsprogramma vastgesteld. Ieder jaar geeft de beleidsevaluatie aanleiding om het handhavingsbeleid kritisch te bezien en
de
uitvoering,
de
doelstellingen
én
de
beschikbare
middelen
in
het
toezicht-
en
handhavingsprogramma wellicht aan te passen.
Pagina 36 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
De structuur van de begroting moet worden aangepast, zodat de inzet van capaciteit en middelen daadwerkelijk wordt gebaseerd op gemeentelijke prioriteiten en doelstellingen. In de huidige begroting maken handhavingsactiviteiten impliciet onderdeel uit van bijvoorbeeld de producten ‘Bouw- en woningtoezicht’ en ‘Milieuvergunningen en handhaving’ (personeelskosten). De gegevens vanuit de jaarprogramma’s, inclusief urenbegroting, moeten in de begroting een plaats krijgen. Het jaar na vaststelling van het beleidsplan toezicht- en handhaving fysieke leefomgeving is bepalend voor de beoordeling om, na evaluatie, te bezien of aanpassing van het beleid of van de beschikbare middelen voor de uitvoering nodig is. Daarnaast is er structureel aandacht voor de andere componenten van de kritieke massa als opleidingen,
kennis,
ervaring
en
frequentie.
Deze
aspecten
worden
vastgelegd
middels
het
afdelingsplan. Voor de borging van kritieke massa wordt intensief gewerkt in DSZ-verband.
7.4
Interne en externe afstemming De afstemming en uitwisseling van informatie heeft betrekking op alle fasen van het adequaat toezichten handhavingsproces. Deze samenwerking dient uiteraard ook een organisatorische vertaling te krijgen. Overleg tussen de verschillende afdelingen en organisaties geeft naast inzicht in elkaars uitvoeringsprogramma’s (afdelingsplannen) ook de mogelijkheid tot efficiënter werken. Dit kan onder meer door het gezamenlijk uitvoeren van controles.
7.4.1
Regionale samenwerkingsafspraken Eind
2009
hebben
wederom
alle
handhavingspartners
in
Overijssel,
op
basis
van
de
bestuursovereenkomst Samenwerking Handhaving Overijssel (BOK), zich gecommitteerd om samen te werken. Hier gaat het dan vooral om de realisatie van een effectieve en efficiënte handhaving van weten regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving. De bestuursovereenkomst is te vinden op: http://www.seph.nl/over-seph-overijssel/bestuursovereenkomst/. Door het van kracht worden van de Wabo en de verschuiving van de bevoegdheden die dit met zich mee bracht, is een dienstverleningsovereenkomst ondertekend waarin o.a afspraken zijn vastgelegd omtrent het gezamenlijk optreden in het kader van de Wabo. Ook zijn er pragmatische werkafspraken vastgelegd tussen de waterschappen en de gemeente.
7.4.2
Afstemming met handhavingspartners/bestuursorganen Zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau vindt er overleg en afstemming plaats binnen de bestaande overlegstructuren Regionaal ambtelijk handhavingsoverleg IJsselland (verder: RAHO) en de bestuurlijke tegenhanger BRHO. Om voor concrete cases een integrale benadering te waarborgen en als één bevoegd gezag op te treden wordt zes maal per jaar het Lokaal Handhavingsoverleg georganiseerd waarin politie, waterschappen en provincie participeert.
7.5
Werkprocessen en protocollen Voor het borgen van een kwalitatief goede uitvoering wordt de operationele werkwijze vertaald in protocollen, formats, procedurebeschrijvingen en/of werkinstructies. Hierbij kan gedacht worden aan protocollen voor de wijze van uitvoering van:
Pagina 37 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
-
toezicht;
-
behandelen van klachten/meldingen/verzoeken om handhaving;
-
toepassen van de sanctie- en gedoogstrategie;
-
in- en externe afstemming;
-
communicatie, informatiebeheer en informatie-uitwisseling.
In het toezicht- en handhavingsprogramma wordt het vormgeven van de operationele werkwijze verder uitgewerkt.
7.6
Wijze van kwaliteitsborging De juridische kwaliteit van handhaving wordt vaak pas in het eindstadium van een handhavingstraject beoordeeld: door de bezwarencommissie en uiteindelijk de rechtbank. De gemeente Staphorst wil voor juridische
kwaliteitsbewaking
zorgen
om
het
uitvoeringsproces
van
het
toezicht-
en
handhavingsbeleidsplan van een extra waarborg te voorzien. Dit gebeurt door de inzet van een juridisch medewerker van de afdeling Bouwen en Milieu in de diverse trajecten.
Pagina 38 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
8 8.1
Monitoring en verantwoording Inleiding Monitoring is het sluitstuk van de beleidscyclus: beleidsplan, programma, uitvoering en rapportage. Onder monitoring wordt verstaan het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid effect heeft en / of de gestelde doel- en taakstellingen zijn of worden gehaald. Met behulp van vooraf vastgestelde indicatoren kan de effectiviteit van het beleid worden bepaald. De resultaten van de monitoring worden gebruikt bij het opstellen van het volgende toezicht- en handhavingprogramma. Daarnaast kunnen deze resultaten aanleiding vormen om het beleid tussentijds bij te stellen. Het periodiek meten van de voortgang met behulp van indicatoren dient voor: -
het bewaken en bijsturen van de uitvoering van de handhaving; het bewaken van de voortgang van handhavingprocessen die voortvloeien uit de prioriteiten en daaraan gekoppelde doelstellingen;
8.2
-
het maken van managementrapportages voor de eigen organisatie;
-
het informeren van de gemeenteraad en het communiceren met de burgers;
-
het verbeteren van de uitvoering van het handhavingproces.
Type doelstellingen De monitoring heeft expliciet betrekking op vier typen doelstellingen, die in het handhavingprogramma worden gehanteerd, namelijk: -
inputdoelstellingen: deze doelstellingen hebben betrekking op de inzet van de organisatie uitgedrukt in het aantal uren;
-
prestatiedoelstellingen: deze doelstellingen hebben betrekking op de geleverde prestaties van de organisatie uitgedrukt in het aantal uit te voeren of uitgevoerde controles;
-
naleefdoelstellingen: deze
doelstellingen hebben betrekking
op de mate
waarin wettelijke
voorschriften worden nageleefd (op een bepaald moment, door een bepaalde doelgroep); -
leefomgevingdoelstellingen: deze doelstellingen hebben betrekking op de gewenste kwaliteit van de fysieke woon- en leefomgeving.
8.3
Indicatoren De indicatoren zijn afgeleid uit het toezicht- en handhavingprogramma. De gehanteerde systematiek is vooralsnog primair bedoeld om het toezicht- en handhavingproces, de resultaten en de effecten te monitoren. Monitoring vindt in ieder geval plaats op basis van de indicatoren die de gemeente Staphorst heeft geformuleerd naar aanleiding van de input- en prestatiedoelstellingen. De volgende indicatoren op hoofdlijnen zijn benoemd: Vergunninggericht werken: -
het aantal verleende vergunningen per type vergunning;
-
het aantal uitgevoerde inspecties per type vergunning;
-
het aantal uitgevoerde herinspecties per type vergunning;de tijdsbesteding aan inspecties per type vergunning.
Pagina 39 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Objectgericht werken: -
het aantal uitgevoerde controles per type object per categorie;
-
het aantal uitgevoerde hercontroles per type object per categorie;
-
de tijdsbesteding aan controles per type object per categorie;
-
het aantal bezochte objecten (per categorie);
-
de tijdsbesteding aan toezicht objecten.
Gebiedsgericht werken: -
het aantal bezoeken per type gebied;
-
de tijdsbesteding aan toezicht per type gebied.
Preventie: -
het aantal malen dat actief is gepubliceerd in de Staphorster;
-
de tijdsbesteding aan voorlichting.
Overig:
8.4
-
het aantal handhavingprocedures naar type (dwangsom of bestuursdwang);
-
de tijdsbesteding aan de handhavingprocedures;
-
het aantal klachten naar soort;
-
het aantal verzoeken om handhaving;
-
het aantal keren dat naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk is opgetreden (OM);
-
het aantal keren dat door het OM flankerend is opgetreden;
-
de verschillende soorten overtredingen
Verslaglegging Een goede verantwoording is een middel bij uitstek om de effectiviteit en efficiëntie van de uitgevoerde handhaving te kunnen beoordelen. Aangesloten wordt bij de gemeentelijke planning- en controlecyclus. Jaarlijks wordt aan de Raad verantwoording afgelegd met behulp van een jaarverslag. Tussentijds wordt in het kader van de bestuursrapportages (tweemaal per jaar), indien hiertoe aanleiding is vanwege bijvoorbeeld dat de planning niet gehaald wordt, aan het College van burgemeester en wethouders verslag gedaan over de uitvoering. Resultaten kunnen ook aanleiding zijn om het beleid tussentijds bij te stellen of om het uitvoeringsprogramma voor de volgende periode aan te passen. Bij de verslaglegging wordt de Gemeenteraad hierover geadviseerd.
Pagina 40 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 1: Transponeringstabel
Pagina 41 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 2: Kwaliteitscriteria Bor versus de huidige situatie Kwaliteitscriteria Bor
Milieu
Bouwen
Ruimtelijke Ontwikkeling
Brandweer
APV
Ja
Ja
Ja,
Ja
Ja
Prioriteitenstelling Het team handhaving handelt op grond van een prioriteitenstelling die is uitgewerkt in een omschrijving van het doel. Artikel 7.2 lid 3 sub a jo. Artikel 7.2, lid 1, Bor
Ja
Ja
Ja, verdere ontwikkeling gewenst
Ja, op van PREVAP
grond het
Ja
Methodiek Het team handhaving draagt zorg voor een methodiek om te bepalen of de gestelde doelen worden bereikt. Artikel 7.2, lid 3 sub b, Bor
Ja
Ja
Ja, verdere ontwikkeling gewenst
Ja, verdere ontwikkeling gewenst
Ja
Borging personele en financiële middelen Het team handhaving zorgt voor afstemming tussen de bestuurlijk vastgestelde handhavingsdoelen en inzet van de personele en financiële middelen en zorgt voor borging hiervan. Art 7.5 Bor
Ja, - begroting - jaarprog - afdelingsplan
Nee, doelen en personele middelen zijn nog niet in evenwicht
Nee, doelen en personele middelen zijn nog niet in evenwicht
Nee, doelen en personele middelen zijn nog niet in evenwicht
Ja, - begroting - jaarprog - afdelingsplan
Ja, - prov. strategie - huidige beleid
Ja, huidig beleid
Ja, huidig beleid
Ja
In ontwikkeling
Doelen en condities Risico-analyse/probleemanalyse Het team handhaving handelt op basis van een analyse van de problemen, de effecten van niet-naleving en de kansen op niet naleving teneinde sturing te kunnen geven aan haar handhavingsinspanningen Artikel 7.2, lid 2 Bor en art. 10.3 lid 1 Mor
Strategie en werkwijze Nalevingstrategie Het team handhaving handelt op grond van een nalevingstrategie waarin is vastgelegd met welke instrumenten zij naleving wil bereiken Artikel 7.2, lid 4 Bor en art. 10.3, lid 2 Mor
Als basis. Indien met maatwerk realisatie meer draagvlak met betrokkenen heeft
Pagina 42 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Kwaliteitscriteria Bor
Milieu
Bouwen
Ruimtelijke Ontwikkeling
Brandweer
APV
Toezichtstrategie Het team handhaving handelt op grond van een toezichtstrategie, waarin is vastgelegd welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is (rapportage van bevindingen) Artikel 7.2, lid 4 sub a en b, Bor en art. 10.3, lid 3 Mor
Ja, huidige beleid
Ja
Ja
Ja
Ja
Sanctiestrategie Het team handhaving handelt op grond van een sanctiestrategie, waarin de basisaanpak voor het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden bij (eigen) overtredingen is vastgelegd. Artikel 7.2, lid 4 sub c en d, Bor
Ja, huidige beleid
Ja
Ja
Ja
Ja
Gedoogstrategie Het team handhaving handelt op grond van een gedoogstrategie, waarin is vastgelegd in welke situatie en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven. Artikel 7.2, lid 4 sub c, Bor
Ja - prov. strategi e - Huidige beleid
Ja
Ja
Ja
Ja
Interne en externe afstemming Het team handhaving zorgt in de voorbereiding en uitvoering van haar handhavingstaken voor interne en externe afstemming Artikel 7.2, lid 1 en lid 5 Bor en art. 10.3 lid 5 Mor
Ja LHO RAHO Seph projecten
Ja
Ja
Ja
Ja
Protocollen/werkprocessen Het team handhaving handelt op grond van beschreven protocollen voor de voorbereiding en uitvoering van haar taken. Artikel 7.2, lid 2 Bor
Ja
In ontwikkeling
Nee
Ja zie Prevap 2010 en PtPP
Nee
Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatieuitwisseling Het team handhaving handelt op grond van protocollen voor de communicatie, het informatiebeheer en de informatie-uitwisseling van toezichtresultaten, aangekondigde of opgelegde sancties en gedoogbesluiten. Artikel 7.2, lid 2 Bor
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Strategie en werkwijze
Pagina 43 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Kwaliteitscriteria Bor
Milieu
Bouwen
Ruimtelijke Ontwikkeling
Brandweer
APV
Handhavingsuitvoeringsprogramma Het team handhaving handelt op grond van een jaarlijks handhavingsuitvoeringsprogramma dat vertaald is naar de interne organisatie. Artikel 7.3 Bor en art. 10.4 Bor
Ja
Ja
Ja
Ja,
Ja
Adequate uitvoering/uitvoeringsorganisatie Het team handhaving richt de organisatie zo in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma is geborgd. Artikel 7.4 lid 1 sub a Bor en art. 10.5 Mor
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Functiescheiding en roulatie Het team handhaving draagt zorg voor een functiescheiding op persoonsniveau rond inrichtingen en stelt een roulatieschema vast. Artikel 7.4 lid 1 sub b en c, Bor
F: ja R: nee
F. ja R: nee
F: nee R: nee
Ja
Nee
Omvang van de handhavingscapaciteit Het team handhaving beschikt over voldoende personele capaciteit en/of financiële middelen voor de uitvoering van handhavingstaken. Artikel 7.5 lid a en b Bor
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja/Nee, het merendeel van de taken is adhoc
Uitvoeringsondersteunende voorzieningen Het team handhaving beschikt over voldoende kwantitatieve en kwalitatieve voorzieningen en hulpmiddelen die de taakuitvoering informatietechnisch, juridisch en administratief mogelijk maken. Artikel 7.5 lid c Bor
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Bereikbaarheid buiten kantooruren Het team handhaving draagt zorg voor de bereikbaarheid en beschikbaarheid buiten kantooruren. Artikel 7.4, lid 1 sub d Bor
Ja, samenwe r-king met provincie
Nee
Nee
Bereikbaar-heid: Ja
Nee
Uitvoering
Beschikbaarheid: Nee
Pagina 44 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Kwaliteitscriteria Bor
Milieu
Bouwen
Ruimtelijke Ontwikkeling
Brandweer
APV
Monitoring Het team handhaving beschikt over een geautomatiseerd systeem om de resultaten te bewaken en de voortgang van het uitvoeringsprogramma en het bereiken van doelen Artikel 7.6 Bor
Ja: SQUIT XO
Ja
Ja
Ja
Ja
Evaluatie en rapportage Het team handhaving draagt zorg voor een jaarlijkse evaluatie en rapportage of de activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre zij hebben bijgedragen aan het bereiken van de doelen. Artikel 7.7 Bor
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Evaluatie
Pagina 45 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 3: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld bouwen Voor het bepalen van het “effect” bij handhavingstaken bouwen zijn, aan de variabelen vermeld in Figuur 5, scores toegekend. Deze scores zijn navolgend weergegeven. Figuur 5: variabelen voor bepalen effecten voor werkveld bouwen
Variabelen voor het thema fysieke veiligheid Complexheid van de constructie Voor de variabele “Complexiteit van de constructie” wordt gebruik gemaakt van de indeling in gebouwsoort, namelijk: dakkapel, wonen, publiek en bedrijf. Binnen elk van de gebouwsoorten wonen, publiek en bedrijf zijn drie categorieën: 1 t/m 3 afhankelijk van de hoogte van de bouwsom. Een dakkapel heeft een geringe complexiteit en een publiek gebouw heeft in categorie 1 al een grote complexiteit. De categorieën zijn landelijk vastgesteld en worden door ons gehanteerd. Wijziging in gebruik en/of functie Voor de variabele “wijziging in gebruik en/of functie” wordt gebruik gemaakt van de ervaringen binnen de gemeente Staphorst. Er zijn verschillende soorten wijzigingen van gebruik, agrarisch bedrijf in woning of verandering van activiteiten in een bedrijf. In 2009 zijn van een bedrijfsgebouw 2 maal de functies gewijzigd, uitbreiding kantoorgedeelten. Er zijn 20 stuks boerderijen vergund gesplitst. Deze wijzigingen worden altijd aangevraagd en zijn door ons zeer gering ingeschaald. Aantal personen in gebouw Voor de variabele “Aantal personen in gebouw” wordt gebruik gemaakt van de indeling die het Gebruiksbesluit hanteert, zie Tabel 3. In de risicomodule hebben wij drie keuzes gemaakt: zeer gering, gering en enigszins. Er zijn bij ons geen bouwwerken waar permanent meer dan 500 personen verblijven.
Tabel 3: aantal personen vs risico Aantal personen in gebouw Omschrijving risicomodule Zeer gering Gering Enigszins Omvangrijk Zeer omvangrijk
Aantal personen 0 tot 50 50 tot 200 200 tot 500 500 tot 1000 1000 tot 1500
Pagina 46 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Gevaarlijke stoffen bij sloop Voor de variabele “gevaarlijke stoffen bij sloop” is gekeken naar de bedrijven die in Staphorst aanwezig zijn waar gevaarlijke stoffen aanwezig kunnen zijn tijdens sloop. Dit zijn in de gemeente Staphorst vooral asbest, gasflessen e.d. . Deze materialen dienen voor de sloop te worden verwijderd, dit is geen sloop. De asbestverwijdering is door ons gecategoriseerd op “gering”. Er worden niet veel fouten gemaakt maar als er iets niet correct verloopt, moet er wel gelijk actie worden ondernomen, dit kost tijd. Alle overige sloopwerkzaamheden zijn gecategoriseerd op “zeer gering”. Variabelen voor het thema hinder/leefbaarheid Beeldkwaliteit Voor de variabele “beeldkwaliteit” wordt gebruik gemaakt van de criteria in de welstandsnota. Hierin staan per categorie omschreven wat de welstandscriteria zijn. In Tabel 4 zijn de verschillende categorieën ingedeeld en weergegeven. Tabel 4: beeldkwaliteit Beeldkwaliteit Omschrijving risicomodule
Soort bouwwerk/gebied
Zeer gering
Bedrijventerreinen
Gering
Woonwijken
Enigszins
Buitengebied
Omvangrijk
“de Streek
Zeer omvangrijk
Monumenten
Verloedering en sociale onveiligheid Voor de indeling van de variabele “Verloedering en sociale onveiligheid” wordt gebruik gemaakt van de ervaringen binnen onze gemeente. Op het gebied van bouw zijn er weinig panden aanwezig die in vervallen staat zijn. De weinige panden die er zijn, zijn dichtgetimmerd. In Tabel 5 is aangegeven welke gebieden de variabelen beïnvloeden, als een monument in vervallen staat komt is het ernstiger voor de verloedering en sociale onveiligheid in onze gemeente dan in het buitengebied.
Tabel 5: verloedering en sociale veiligheid Verloedering en sociale veiligheid Omschrijving risicomodule
Soort bouwwerk/gebied
Zeer gering
Buitengebied
Gering
Bedrijventerreinen
Enigszins
Woonwijken
Omvangrijk
“de Streek
Zeer omvangrijk
Monumenten
Afval en verstoring De variabele afval en verstoring hebben wij gecategoriseerd in zeer gering, de afval scheiding is gereld in de bouwverordening. Wij controleren op dit moment niet de afvalstromen op de bouwplaats, wanneer
Pagina 47 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
systematisch toezicht gaat plaatsvinden, zal dit opgepakt worden. De variabelen zijn op dit moment niet bekend en kunnen dus ook geen invloed hebben op onze uitkomsten.
Pagina 48 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 4: Staphorster variant De werkwijze van toezicht met de “Staphorster variant” is gericht op het hebben van een efficiënte bedrijfsvoering bij zowel de gemeente als de aangesloten aannemers. De implementatie van deze werkwijze kost tijd en geld. De methode zal zich vooral richten op de volgende prioriteiten voor het bouwtoezicht: veiligheid: brand-, gebruiks- en constructieve veiligheid -
gezondheid: lucht, licht en wering van vocht en geluid
-
milieu: EPC/energiezuinig en duurzaam
Het doel van de methode is het streven naar een lagere toezichtslast doordat de aannemers de verplichting aangaan de kernbepalingen van het bouwbesluit (veiligheid, gezondheid, milieu) na te leven, waardoor een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid. Het bouwen volgens de vergunning en het bouwbesluit is namelijk is verantwoordelijkheid van de aannemer zelf. Met name deze laatste doelstelling is opgenomen om de prioriteit van het gemeentelijk bouwtoezicht te verleggen naar de niet aangesloten aannemers en de zelfbouwers. Het Ministerie VROM heeft een soortgelijke methode van Dalfsen onderzocht en geconstateerd dat de opzet van het gemeentelijke toezicht tijdens de bouw, waarbij deels uitvoering door de aannemer plaatsvindt en deels door de gemeente in combinatie met een gezamenlijke (eind)controle een goede basis vormt voor de invulling van de gemeentelijke toezichtstaak. Van deze methode hebben wij de basis gebruikt en hier onze eigen invulling aan gegeven vandaar de term “Staphorster Variant” Wij gebruiken onze eigen toezichtmatrix. De volgende toezichtmomenten zijn noodzakelijk en leidt tot de toezichtmatrix zoals opgenomen in Figuur 6. Lichte bouwvergunningen Doelstelling
Veilige bouwwerken in overeenstemming met de aanvraag en het Bouwbesluit 2003
Controlemomenten
1
Eindcontrole bij oplevering bouw
Reguliere bouwvergunningen: woningen-verbouw Doelstelling
Controle of uitvoering bouwwerken in overeenstemming is met de aanvraag en de vergunningvoorschriften
Controlemomenten
2
Fundering (wapeningscontrole), eindcontrole bij oplevering bouw
Reguliere bouwvergunnng: woningen-nieuwbouw Doelstelling
Controle of uitvoering bouwwerken in overeenstemming is met de aanvraag en de vergunningvoorschriften
Controlemomenten
3
Uitzetten bouw (grondwerk)/fundering (wapeningscontrole), kap/ruwbouw (constructies), eindcontrole bij oplevering bouw
Pagina 49 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Reguliere bouwvergunning: bijgebouw Doelstelling
Veilige bouwwerken in overeenstemming met de aanvraag en het Bouwbesluit 2003
Controlemomenten
2
Fundering (wapeningscontrole), eindcontrole bij oplevering bouw
Reguliere bouwvergunning: utiliteit-verbouw Doelstelling
Controle of uitvoering bouwwerken in overeenstemming is met de aanvraag en de vergunningvoorschriften
Controlemomenten
3
Fundering (wapeningscontrole), kap/ruwbouw (constructies), eindcontrole bij oplevering bouw
Reguliere bouwvergunning: utiliteit-nieuwbouw Doelstelling
Controle of uitvoering bouwwerken in overeenstemming is met de aanvraag en de vergunningvoorschriften
Controlemomenten
5
Uitzetten
bouw
(grondwerk),
verdiepingsvloeren
fundering
(wapeningscontrole),
(beton/staalconstructies),
kap/ruwbouw
(staalconstructies), eindcontrole bij oplevering bouw Tijdelijke bouwvergunningen Doelstelling
Veilige bouwwerken in overeenstemming met de aanvraag en tijdige beëindiging
Controlemomenten
2
bij plaatsing en na beëindiging activiteiten
Andere bouwwerken Doelstelling Controlemomenten
Veilige bouwwerken in overeenstemming met de aanvraag 2
start bouw/fundering (wapeningscontrole) en eindcontrole bij oplevering bouw
Sloopmeldingen Doelstelling Controlemomenten
Veilige sloop in overeenstemming met sloopvergunning 1
tijdens de sloop
Sloopvergunningen Doelstelling
Controle
uitvoering
sloopactiviteiten
in
overeenstemming
met
sloopvergunning Controlemomenten
2
tijdens en na afloop sloop
Constructieve en brandveiligheidstoets Voor de controle van complexe reguliere bouwvergunningen als utiliteitsbouw, wooncomplexen, zorgcomplexen en scholen aan de brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit evenals de controle van de constructieberekeningen worden uitbesteed aan een constructiebureau. De brandweertoets voor deze bouwwerken wordt namelijk uitgevoerd door de preventisten van de brandweer.
Pagina 50 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Figuur 6: toezichtmatrix
Pagina 51 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 5: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld ruimtelijke ordening Aan de hand van ervaringen binnen de gemeente is allereerst gekozen om de meeste voorkomende strijdigheden met het bestemmingsplan op te nemen. Hierbij is ook een onderverdeling gemaakt tussen de
verschillende
bestemmingsplannen
binnen
de
gemeente
Staphorst.
Voor
het
beschermde
dorpsgezicht is specifiek gekozen om geen onderverdeling binnen de geldende bestemmingen te maken. Dit gelet op het karakter van het beschermde dorpsgezicht. Om tot een goede prioriteitstelling te komen zijn een aantal variabelen voor het bepalen van de effecten binnen het werkveld RO opgenomen. Het gaat hier om de volgende variabelen: -
Aantasting leefomgeving
-
Overlast
-
Gevaar
-
Imagoschade
-
Precedentwerking
-
Kans
Deze variabelen worden navolgend beschreven. Om tot een goede prioriteitstelling te komen wordt aan elke variabele aan de hand van onderstaande tabel per strijdigheid met het bestemmingsplan een score gegeven.
Tabel 6: score variabelen effecten Variabel Omschrijving
Score
Zeer gering
1
Gering
2
Enigszins
3
Omvangrijk
4
Zeer omvangrijk
5
Van belang is dat elke variabele op een duidelijke wijze wordt beschreven. Navolgend is elke variabele omschreven. -
Aantasting leefomgeving Bij aantasting van de leefomgeving gaat het met name om de vraag wat de uitstraling is van de overtreding van de regels van het bestemmingsplan.
-
Overlast De variabel ‘overlast’ houdt verband met de variabele ‘aantasting leefomgeving. Bij overlast dient echter meer de nadruk gelegd te worden op het aspect geluid.
-
Gevaar Deze variabele geeft aan in hoeverre er gevaar optreedt door het overtreden van de regels van het bestemmingsplan.
Pagina 52 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
-
Imagoschade Imagoschade geeft weer in hoeverre het imago van de gemeente geschaad wordt als een regel van het bestemmingsplan niet nageleefd wordt.
-
Precedentwerking Precedentwerking is in deze een belangrijke variabele. Indien het niet naleven van een regel van het bestemmingsplan een precedent schept, zullen andere burgers/bedrijven zich ook niet aan die regel houden. Dit wordt als onwenselijk beschouwd. Ook levert dit aanzienlijk meer werk op om te handhaven.
Voor de prioriteitstelling is in afwijking van de andere werkvelden voor het aspect ‘Naleving’ uit de risicomodule een andere weergave voor de score gebruikt. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, zijn de omschrijvingen bij de scores precies omgekeerd. Hiervoor is gekozen omdat er anders tot een verkeerde prioritering wordt gekomen. Tabel 7: scores variabele naleving Variabel Omschrijving
Score
Zeer omvangrijk
1
Omvangrijk
2
Enigszins
3
Gering
4
Zeer gering
5
Gelet op het feit dat er nog maar enkele jaren actief op het taakveld Ruimtelijke Ordening wordt gehandhaafd is de score bij ‘kans’ meestal hoog. Met het inzetten van een actiever handhavingsbeleid op het werkveld ruimtelijke ordening wordt gepoogd deze kans omlaag te brengen. Prioriteitstelling In de onderstaande tabel zijn de scores ingevuld bij de verschillende strijdigheden met het bestemmingsplan. Deze lijst van strijdigheden met het bestemmingsplan is niet uitputtend bedoeld. De meest voorkomende strijdigheden zijn in deze opgenomen. Het is onmogelijk om alle strijdigheden specifiek te benomen. Indien de scores bij elkaar opgeteld worden komt er een totaalscore uitrollen. Deze totaalscore resulteert uiteindelijk in een risico. Hierbij is het risico in drie eenheden gesplitst: Hoog (≥21), gemiddeld (16 tot 21) en laag (≤15). Vanzelfsprekend ligt de prioriteit wat betreft handhaving bij de strijdigheden met een hoog risico. Op het taakveld ruimtelijke ordening komen soms ook incidenten voor. Wat een dergelijk incident inhoudt kan erg verschillen. Daarom zijn deze incidenten niet in de tabel opgenomen. Per incident wordt bekeken hoe hoog de prioriteit van het betreffende incident is.
Pagina 53 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 6: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld milieu Voor het werkveld milieu wordt jaarlijks een specifieke risicomodule ingevuld. De risicomodule heeft voor het werkveld milieu, volledig unieke variabelen, specifiek voor het bepalen van de “milieueffecten”. In figuur 5 zijn de variabelen voor het bepalen van de “milieueffecten” weergeven. Navolgend zijn de variabelen afzonderlijk besproken en is een toelichting gegeven op de scores die toegekend kunnen worden aan de afzonderlijke variabelen.
Figuur 7: variabelen voor bepalen van effecten voor werkveld milieu
Variabelen voor het thema fysieke veiligheid Gevaarsafstanden VNG Voor de variabele “gevaarsafstanden VNG” wordt gebruik gemaakt van bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG. In bijlage 1 staat een tabel waar per bedrijfsactiviteit een afstand staat vermeld voor gevaar. In de tabel van bijlage 1 worden 11 afstanden gehanteerd voor het aspect gevaar (variërend van 0 m tot 1.500 m). In de risicomodule kunnen voor de vairabele “gevaarsafstand VNG” vijf keuzes worden gemaakt (zeer gering tot zeer omvangrijk). Om per branche de juiste variabele “gevaarsafstanden VNG” toe te kunnen passen, zijn de afstanden uit de tabel van bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG onderverdeeld in de groepen zoals vermeld in Tabel 8.
Tabel 8: gevaarsafstanden VNG Gevaarsafstanden VNG Omschrijving risicomodule
Afstanden in meters uit bijlage 1
Zeer gering Gering
0 tot 30 50 tot 100
Enigszins
200 tot 300
Omvangrijk
500 tot 700
Zeer omvangrijk
1000 tot 1500
Bevi Voor de variabele “bevi” wordt gebruik gemaakt van de indeling in bedrijfsactiviteiten die het Besluit externe veiligheid inrichtingen hanteert. In de risicomodule zijn er twee keuzes mogelijk. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is van toepassing op de bedrijven binnen deze branche of het genoemde besluit is niet van toepassing.
Pagina 54 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Risicoregistratie RIVM Voor de variabele “risicoregistratie RIVM” wordt gebruik gemaakt van de indeling in bedrijfsactiviteiten die het Register Risicosituatie Gevaarlijke Stoffen (RRGS) hanteert. Ook hier zijn in de risicomodule twee keuzes mogelijk. Een bedrijf binnen een bepaalde branche komt voor in het RRGS of niet. Opslag en gebruik gevaarlijke, bodembedreigende en CMR-stoffen Voor de onderverdeling van de variabele “opslag en gebruik gevaarlijke, bodembedreigende en CMRstoffen” zijn diverse ondergrenzen uit PGS 15 en 19, het Activiteitenbesluit en het Besluit externe veiligheid inrichtingen gehanteerd. Op basis van deze richtlijnen en besluiten is de onderverdeling zoals in Tabel 9 is weergeven tot stand gekomen. De gemiddelde hoeveelheid gevaarlijke, bodembedreigende en/of CMR-stoffen in opslag/gebruik is leidend voor de gehele branche. Daarnaast is de grootste opslag of de gebruikssituatie doorslaggevend. Zijn er binnen een bedrijf twee opslagen aanwezig, waar in opslag A totaal 500 kg wordt opgeslagen en in opslag B 600 kg wordt opgeslagen. Dan is opslag B doorslaggevend voor de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke, bodembedreigende en/of CMR-stoffen binnen een bedrijf.
Tabel 9: opslag en gebruik gevaarlijke, bodembedreigende en CMR-stoffen Opslag en gebruik gevaarlijke, bodembedreigende en CMR-stoffen Omschrijving risicomodule
Hoeveelheid gevaarlijke, bodembedreigende en CMR-stoffen in kg/liter
Zeer gering Gering Enigszins Omvangrijk Zeer omvangrijk
0 tot 50 > 50 tot 1.000 > 1.000 tot 5.000 > 5.000 tot 10.000 > 10.000
Variabelen voor het thema hinder/leefbaarheid Geluidafstanden Voor de variabele “geluidsafstanden” wordt gebruik gemaakt van bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG. In bijlage 1 staat een tabel waar per bedrijfsactiviteit een afstand staat vermeld voor geluidhinder. In de tabel van bijlage 1 worden 11 afstanden gehanteerd voor het aspect geluidhinder (variërend van 0 m tot 1.500 m). In de risicomodule kunnen voor de variabele “geluidsafstanden” vijf keuzes worden gemaakt (zeer gering tot zeer omvangrijk). Om een juiste weging aan de variabele “geluidafstanden” toe te kunnen passen, zijn de afstanden uit bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG onderverdeeld in de groepen zoals vermeld in tabel 10.
Pagina 55 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 10: geluidafstanden Geluidafstanden Omschrijving risicomodule
Afstanden in meters uit bijlage 1
Zeer gering
0 tot 30
Gering
50 tot 100
Enigszins
200 tot 300
Omvangrijk
500 tot 700
Zeer omvangrijk
1000 tot 1500
Geurafstanden Voor de variabele “geurafstanden” wordt gebruik gemaakt van bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG. In bijlage 1 staat een tabel waar per bedrijfsactiviteit een afstand staat vermeld voor geurhinder. In de tabel van bijlage 1 worden 11 afstanden gehanteerd voor het aspect geurhinder (variërend van 0 m tot 1.500 m). In de risicomodule kunnen voor de variabele “geurafstanden” vijf keuzes gemaakt worden (zeer gering tot zeer omvangrijk). Om per branche de juiste variabele “geurafstanden” toe te kunnen passen, zijn de afstanden uit bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG onderverdeeld in de groepen zoals vermeld in Tabel 11. Tabel 11: geurafstanden Geurafstanden Omschrijving risicomodule
Afstanden in meters uit bijlage 1
Zeer gering
0 tot 30
Gering
50 tot 100
Enigszins
200 tot 300
Omvangrijk
500 tot 700
Zeer omvangrijk
1000 tot 1500
Energieverbruik Voor de variabele “energieverbruik” wordt de indeling van energieverbruikers volgens artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit gehanteerd. Deze maakt onderscheidt in klein, middel en groot verbruikers. In de risicomodule zijn vijf keuzemogelijkheden voor het invullen van het energieverbruik. Om de indeling zoveel
mogelijke
aan
keuzemogelijkheden
te
laten
gebruikt.
In
sluiten
bij
de
tabel
12
zijn
praktijk, de
worden
ondergrenzen
er
maar
uit
drie
artikel
van
2.15
de
vijf
van
het
Activiteitenbesluit vertaald naar de risicomodule. Ook hier geldt dat het gemiddelde verbruik van elektriciteit en/of aardgasequivalent leidend is voor de gehele branche.
Pagina 56 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 12: energieverbruik Energieverbruik Omschrijving risicomodule
Verbruik elektriciteit en aardgasequivalent < 50.000 kWh of < 25.000 m3
Zeer gering Gering
n.v.t. 50.000 tot 200.000 kWh of 25.000 tot 75.000 m3
Enigszins Omvangrijk
n.v.t. > 200.000 kWh of > 75.000 m3
Zeer omvangrijk
Impact op luchtkwaliteit Voor de variabele “impact op luchtkwaliteit” wordt gebruik gemaakt van bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG. In bijlage 1 staat een tabel waar per bedrijfsactiviteit een afstand staat vermeld voor stof. Omdat stof een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de lucht is, worden de afstanden die vermeld staan in de tabel van bijlage 1 hier toegepast. In de tabel van bijlage 1 worden 11 afstanden gehanteerd voor het aspect stof, (variërend van 0 m tot 1.500 m). In de risicomodule kunnen voor de vairabele “impact op luchtkwaliteit” vijf keuzes worden gemaakt (zeer gering tot zeer omvangrijk). Om per branche de juiste variabele “impact op luchtkwaliteit” toe te kunnen passen, zijn de afstanden uit bijlage 1 van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG onderverdeeld in de groepen zoals vermeld in Tabel 13.
Tabel 13: impact op luchtkwaliteit Impact op luchtkwaliteit Omschrijving risicomodule
Afstanden in meters uit bijlage 1
Zeer gering
0 tot 30
Gering
50 tot 100
Enigszins
200 tot 300
Omvangrijk
500 tot 700
Zeer omvangrijk
1000 tot 1500
Bodemrisico Voor
de
variabele
“bodemrisico”
wordt
gebruik
gemaakt
van
de
Nederlandse
Richtlijn
Bodembescherming (NRB). In hoofdstuk 3 van de NRB staat per bodembedreigende activiteit een basisemissiescore vermeld. De basis-emissiescore is een maat voor het bodemrisico van de activiteit los van de voorzieningen of maatregelen die bij die activiteit zijn of worden getroffen. De basis-emissiescore heeft, afhankelijk van de activiteit, een waarde liggende tussen de 2 tot 5. Voorbeeld: De opslag van diesel in een bovengrondse tank heeft op basis van de NRB een basisemissiescore van 2 daarentegen heeft een opslag van diesel in een ondergrondse tank op basis van de NRB een basis-emissiescore van 4. In Tabel 14 zijn de basis-emissiescores vanuit de NRB vertaald naar de risicomodule. Wanneer binnen de branche geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, wordt aangegeven dat het bodemrisico zeer gering is. Zodra binnen een branche activiteiten plaatsvinden die staan vermeld in paragraaf 3.3 van de NRB, wordt de basis-emissiescore van deze activiteiten ingevuld. Indien binnen een branche meerdere activiteiten plaatsvinden, is de hoogste basis-emissiescore leidend voor de branche. Pagina 57 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 14: bodemrisico Bodemrisico Omschrijving risicomodule
Basisemissiescore uit de NRB
Zeer gering
Geen bodembedreigende activiteiten
Gering
2
Enigszins
3
Omvangrijk
4
Zeer omvangrijk
5
Lozing afvalwater Voor de variabele “lozing afvalwater” wordt gebruik gemaakt van de Kaderrichtlijn water, de vierde nota waterhuishouding, Waterwet, Activiteitenlijst en Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. In deze weten regelgeving zijn stoffen opgenomen die worden ingedeeld in met minder milieurelevante stoffen, milieurelevante stoffen, prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen. Zodra binnen een bepaalde branche activiteiten plaatsvinden waarbij stoffen worden geloosd via het afvalwater die voorkomen op één van deze lijsten wordt dit ingevuld in de risicomodule. Hier geldt dat lozing van de meest vervuilende stof leidend is voor de gehele branche. Wanneer niet duidelijke is of een bepaalde branche stoffen via het afvalwater loost die op de lijst met milieurelevante stoffen, prioritaire stoffen of prioritaire gevaarlijke stoffen staat wordt voor deze branche schatting ingevuld. Impact op de doelmatige werking van de RWZI Voor de variabele “impact op de doelmatige werking van de RWZI“ wordt gebruik gemaakt van de bedrijfsactiviteiten indeling die staat vermeld in Tabel 15. De onderverdeling van bedrijven is gebaseerde op: -
de bedrijfsindeling van het Activiteitenbesluit (type A, B of C);
-
en specifieke bedrijfsactiviteiten die voor komen op in de lijst categorie bedrijfsactiviteiten A of B.
Deze twee aspecten samen bepalen wat de impact is op de doelmatige werking van de RWZI voor een bepaalde branche. Ook hier geldt dat de zwaarste categorie bedrijfsactiviteiten leidend is voor de gehele branche. Lijst A categorie bedrijfsactiviteiten -
bedrijven die afvalstoffen opslaan, behandelen of verwerken;
-
bedrijven die oppervlaktebehandeling van metalen of andere materialen toepassen;
-
(foto)grafische industrie;
-
zeefdrukkerijen;
-
bedrijven die hout impregneren;
-
tank(auto)cleaningbedrijven;
-
bedrijven die personenauto’s deconserveren;
-
motorrevisiebedrijven;
-
champignonteeltbedrijven.
Lijst B categorie bedrijfsactiviteiten -
(petro)chemische industrie;
-
ertsverwerkende industrie;
-
lak-, verf- en drukinktfabrieken; Pagina 58 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
-
leerlooierijen en leerfabrieken;
-
textielverdelingsbedrijven;
-
vatenwasserijen;
-
bedrijven de backinglagen op tapijt aanbrengen;
-
bedrijven die zuurstofbindende stoffen met een jaargemiddlede vervuilingswaarde van 5000 inwonerequivalenten of meer lozen, evenals bedrijven die gemiddeld per jaar meer dan 500 m3 afvalwater per dag lozen.
Tabel 15: impact op de doelmatige werking van de RWZI Impact op de doelmatige werking van de RWZI Omschrijving risicomodule
Bedrijfstype en bedrijfsactiviteiten
Zeer gering
Type A bedrijven
Gering
Type B bedrijven en type C bedrijven (agrarische bedrijven)
Enigszins
Type B (lijst A categorie bedrijfsactiviteiten)
Omvangrijk
Type C (lijst A categorie bedrijfsactiviteiten)
Zeer omvangrijk
Type C (lijst B categorie bedrijfsactiviteiten)
Pagina 59 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 7: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld APV Het werkveld APV is qua toezicht en handhaving volop in ontwikkeling. Voor de prioriteitstelling van het handhavingsprogramma 2010 is voor het eerst gebruik gemaakt van een specifieke risicomodule voor APV. Deze is qua methodiek vergelijkbaar met de overige werkvelden. Echter, de variabelen voor het bepalen van het ‘effect’ verschilt met de andere werkvelden. Ook de toegekende wegingsfactor per variabele is uniek en kan jaarlijks worden bijgesteld. De variabelen zijn in deze bijlage afzonderlijk beschreven en waar mogelijk zijn scores toegekend aan de schaalverdeling
Figuur 8: Variabelen voor bepalen effecten voor werkveld APV
Variabelen voor het thema fysieke veiligheid Aantal personen per activiteit Voor de schaalverdeling van het aantal personen is gedeeltelijk gekeken naar het (nieuwe) evenementenbeleid. Een indicatie om een evenement in te delen als A – evenement is onder andere het aantal bezoekers wat afkomt op het evenement. In het nieuwe evenementenbeleid zal sprake zijn van een indicatie van meer dan 300 bezoekers. Dit aantal wordt ook gebruikt bij de waardering toegekend aan de keuze ‘zeer omvangrijk’. De overige waarden zijn niet gebaseerd op het evenementenbeleid. Er is gekozen om een eigen verdeling te hanteren.
Tabel 16: aantal personen Aantal personen Omschrijving risicomodule
Activiteit heeft invloed op personen
Zeer gering
0 tot 10
Gering
10 tot 20
Enigszins
20 tot 30
Omvangrijk
30 tot 300
Zeer omvangrijk
>300
Aanwezigheid bouwwerken/attracties Voor de aanwezigheid van bouwwerken / attracties is gekozen voor de onderverdeling in type gebied. Zo is de bebouwingsdichtheid in een woonwijk of een centrum groter dan in het buitengebied.
Pagina 60 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 17: aanwezigheid bebouwing Aanwezigheid bouwwerken/attracties Omschrijving risicomodule
Type gebied
Zeer gering
Natuurgebied
Gering
Buitengebied
Enigszins
Sportterrein / evenemententerrein
Omvangrijk
Bedrijventerrein
Zeer omvangrijk
Woonwijk /centrum
Bereikbaarheid en ontvluchting In het ketenbeleid wordt geëist dat de keet de beschikking heeft over meer dan 1 uitgang, er moet minimaal 1 nooduitgang zijn. Bij (grootschalige) evenementen is het van belang dat er meerdere vluchtwegen en nooduitgangen zijn bij calamiteiten. Tevens is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten in het geval van een calamiteit gewaarborgd blijft. De variabele bereikbaarheid en ontvluchting heeft voor de meeste activiteiten vermeld in de APV geen tot zeer beperkte invloed, uitgezonderd de keten en evenementen. Variabelen voor thema hinder / leefbaarheid (Verspreiding) afvalstoffen Gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in de bijlage van de regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen (Europose afvalstoffenlijst, EURAL). Bedrijfsafval is een afvalstroom afkomstig van ondernemingen, niet zijnde een gevaarlijke afvalstof wat voorkomt op de zojuist genoemde regeling. Huishoudelijk afval is een afvalstroom afkomstig van particulieren. De categorie GFT - afval is onder te verdelen in groenteafval, tuinafval en fruitafval en wordt beschouwd als gering.
Tabel 18: afvalstoffen (Verspreiding) afvalstoffen Omschrijving risicomodule
Soort afvalstroom
Zeer gering
Activiteiten waarbij afvalstoffen geen rol spelen
Gering
GFT - afval
Enigszins
Huishoudelijk afval
Omvangrijk
Bedrijfsafval
Zeer omvangrijk
Gevaarlijk afval
Geluidhinder Voor de variabele geluidhinder is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de toegestane geluidsniveaus in het evenementenbeleid. Deze is via de volgende link te vinden: http://www.staphorst.nl/index.php?simaction=content&mediumid=1&pagid=261&fontsize=11&rubriek_i d=703 Vanwege de 5 keuzes die gemaakt kunnen worden in de risicomodule is een verdeling gemaakt op grond van de diverse tabellen uit het evenementenbeleid. Er is een ondergrens van 30 dB(A) vermeld, geluidsniveaus onder de 30 dB(A) zijn niet relevant.
Pagina 61 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 19: geluidhinder Geluidhinder Omschrijving risicomodule
Geluidsniveau in dB(A)
Geluidsniveau in dB(A)
Zeer gering
30 tot 45
Geluid speelt vrijwel geen rol
Gering
45 tot 50
Omroepinstallatie zonder muziek
Enigszins
50 tot 60
Onversterkte muziek (orkest, big band)
Omvangrijk
60 tot 70
Sportevenement
Zeer omvangrijk
> 70
(motorcross,
kampioenwedstrijden) Versterkte muziek (live optreden, Driveshow
Geurhinder Geurhinder komt wat betreft de bepalingen uit de APV niet vaak voor, geurhinder speelt een rol bij de opslag van afvalstoffen, het verbranden van (snoei)afval en eventueel bij evenementen. Echter, de geurhinder bij deze bepalingen is van een dusdanige beperkte aard, dat deze niet te vergelijken valt met de geurhinder wat kan optreden bij bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de bijlage van de publicatie bedrijven en milieuzonering editie 2009 van de VNG. Er is dus gekozen om geen waarden te koppelen aan deze schaalverdeling. Verkeersaantrekkende werking Voor verkeersaantrekkende werking is gekeken naar het type vervoermiddel. Een auto heeft een grotere impact op de openbare ruimte dan een fiets. Voor een auto dienen meer en grotere voorzieningen gerealiseerd te worden (bijvoorbeeld parkeerplaatsen, wegen etc.) dan voor een fiets (fietsenrekken). Taxi en openbaar vervoer neemt geen permanente plaats in, waardoor de impact op de beschikbare ruimte minimaal is en zeer tijdelijk van aard is. Tabel 20: verkeersaantrekkende werking Verkeersaantrekkende werking Omschrijving risicomodule Zeer gering
n.v.t.
Gering
Te voet
Enigszins
Openbaar vervoer, taxi
Omvangrijk
Fietsen
Zeer omvangrijk
Auto
Aantasting leefbaarheid / woongenot Voor de aantasting van de leefbaarheid is gekeken naar de Leefbaarheidsbarometer van het ministerie van VROM. Hierin worden 49 indicatoren genoemd die uiteindelijk leiden tot een totaalscore voor wat betreft de mate van leefbaarheid in een bepaald gebied. Er wordt niet gesproken over overtredingen en de gevolgen die dat kan hebben voor de leefbaarheid. Het is ondoenlijk om deze 49 indicatoren te verwerken en samen te vatten in één tabel. Er wordt voor wat betreft het inschalen van de bepalingen uit de APV binnen deze variabele, een beroep gedaan op het beoordelingsvermogen van de toezichthouder.
Pagina 62 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 8: Uitwerking effecten en variabelen voor het werkveld brandweer In Figuur 9 zijn de variabelen voor het bepalen van de effecten voor het werkveld brandweer weergeven. Deze variabelen worden afzonderlijk besproken en er is een toelichting gegeven op de scores die toegekend kunnen worden aan de afzonderlijke variabelen. Figuur 9: Variabelen voor bepalen effecten voor werkveld brandweer
Variabelen voor het thema fysieke veiligheid Zelfredzaamheid. Voor de variabele zelfstandigheid is gekeken naar de fysieke zelfstandigheid van een persoon om te kunnen vluchten in geval van een calamiteit. Dit kan variëren tot het volledig autonoom zijn tot een bed gebonden personen die afhankelijk zijn van het handelen van anderen om in veiligheid gebracht te worden.
Tabel 21: zelfredzaamheid Zelfredzaamheid Omschrijving risicomodule
het vluchten is afh. van de autonomie v.d. persoon
Zeer gering
volledig in staat om zelfstandig te vluchten
Gering
Gemiddeld mobiel
Enigszins
enigszins verminderd zelfredzaam
Omvangrijk
verminderd zelfredzaam
Zeer omvangrijk
volledig afhankelijk van fysieke hulp om te vluchten
Bereikbaarheid gebouwen Voor de variabele bereikbaarheid is gekeken of een locatie/ terrein vanaf de brandweerkazerne goed bereikbaar
is
via
goede
aanrijroutes.
Aspecten
zoals
vrij
doorgang,
vrije
rijhoogte,
verkeersbelemmerende maatregelen en aantal en plaats van opstelplaatsen spelen hierbij een rol. Tabel 22: bereikbaarheid gebouwen Bereikbaarheid gebouwen Omschrijving risicomodule Zeer gering
ongehinderd en goede opstelplaatsen
Gering
enigszins gehinderd en goede opstelplaatsen
Enigszins
redelijk bereikbaar en aandacht voor opstelplaats nodig
Omvangrijk
slecht bereikbaar en beperkte opstelplaatsen
Zeer omvangrijk
zeer slecht bereikbaar en geen opstelplaatsen
Pagina 63 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Slaapfunctie Voor de variabel slaapfunctie is onderscheid gemaakt wanneer geslapen wordt in de eigen woonomgeving of nachtverblijf in een onbekende omgeving zoals een hotel of pension. Verder is onderscheid gemaakt in het bedrijfsmatig of in het kader van verzorging het verschaffen van een slaapfunctie. Hierbij moet o.a. gedacht worden aan kinderdagverblijven.
Tabel 23: slaapfunctie Slaapfunctie Omschrijving risicomodule Zeer gering
eigen woonomgeving zonder beperking
Gering
eigen woonfunctie met zorg op afstand
Enigszins
Eigen woonfunctie in groeps(zorg)woning
Omvangrijk
bedrijfsmatig of in het kader van verzorging slaapfunctie
Zeer omvangrijk
bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf
Bekendheid gebouwen Voor de variabele bekendheid gebouwen kan maar een beperkte inschatting worden gemaakt. In het algemeen zijn werknemers die zich dagelijks in het zelfde gebouw en in de zelfde werkomgeving bevinden redelijk tot goed bekend met het gebouw. De vraag is of dit ook geldt voor de bijna nooit te gebruiken vluchtroutes. Hierbij is avond en/of nachtgebruik ook een belang. Daarnaast moet specifiek een inschatting worden gemaakt op basis van de gebruiksfunctie en het aantal bezoekers.
Tabel 24: bekendheid gebouwen Bekendheid gebouwen Omschrijving risicomodule Zeer gering
kleinschalige gebouw en beperkt aantal mensen
Gering
Kleinschalig gebouw met alleen werkplekken
Enigszins
Onbekende bezoekers in kleinschalig gebouw
Omvangrijk
Onbekend gebouw groot aantal bezoekers
Zeer omvangrijk
Onbekend groot gebouw met veel publiek
Aantal personen Voor de variabele “Aantal personen” hebben wij aangesloten bij de variabele “Aantal personen in gebouw” zoals onder het werkveld bouwen is weergegeven. Er wordt gebruik gemaakt van de indeling die het Gebruiksbesluit hanteert, zie Tabel 3. In de risicomodule hebben wij drie keuzes gemaakt: zeer gering, gering en enigszins. Er zijn bij ons geen bouwwerken waar permanent meer dan 500 personen verblijven.
Pagina 64 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 25: aantal personen vs risico Aantal personen in gebouw Omschrijving risicomodule
Aantal personen
Zeer gering
0 tot 50
Gering
50 tot 200
Enigszins
200 tot 500
Omvangrijk
500 tot 1000
Zeer omvangrijk
1000 tot 1500
Variabelen voor het thema hinder/leefbaarheid Monumentale waarde Voor de variabele monumentale waarde is gebruik gemaakt van de monumentenlijst. Er is onderscheid gemaakt
naar
karakteristieke
woningen,
monumentale panden
zowel
rijks-
als
gemeentelijke
monumenten. Tabel 26: monumentale waarde Monumentale waarde Omschrijving risicomodule Zeer gering
Gemeentelijk monument en karakteristieke woning overig
Gering
Rijksmonument overig
Enigszins
Karakteristieke woning Streek
Omvangrijk
Gemeentelijke monument Streek
Zeer omvangrijk
Rijksmonument Streek
Gevaarlijke stoffen in het kader van brand Voor de variabele gevaarlijke stoffen in het kader van brand maken wij gebruik van de ADR indeling gekoppeld aan hoeveelheden (ondergrens PGS 15) . Tabel 27: gevaarlijke stoffen in het kader van brand Gevaarlijke stoffen ihk brand Omschrijving risicomodule Zeer gering
Brandgevaarlijke stoffen (ADR 3 en 4) < ondergrens pgs 15
Gering
Brandbare niet milieugevaarlijke stoffen
Enigszins
ADR-klasse 2 stoffen icm brandbare stoffen
Omvangrijk
Brandgevaarlijke stoffen (ADR 3 en 4) > ondergrens pgs 15
Zeer omvangrijk
BEVI- en BRZO-inrichtingen met opslagen (brand)gevaarlijke stoffen
Gevaar voor belendingen Voor deze variabele is gekeken naar afstanden en WBDBO van gebouwen/belendingen. Onderstaand zijn deze weergegeven.
Pagina 65 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Tabel 28: gevaar voor belendingen Gevaar voor belendingen Omschrijving risicomodule Zeer gering
Afstand > 10 m
Gering
WBDBO< 90 minuten
Enigszins
WBDBO< 60 minuten
Omvangrijk
WBDBO< 30 minuten
Zeer omvangrijk
Aangrenzende belendingen
Pagina 66 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 9: Toezichtmatrix VBWTN
Er zijn verschillende diepgangen in toezicht, namelijk: S
-
Steekproef
1
-
Visuele controle
2
-
Beoordeling op hoofdlijnen
3
-
Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details
4
-
Integrale controle van alle onderdelen
En er zijn verschillende tijdstippen wanneer er toezicht plaats vind, namelijk: A
-
vooroverlegpunt
telefonisch gesprek voordat er gestart wordt met bouwen
B
-
uitvoeringspunt
controle tijdens de bouw
C
-
wachtpunt
na controle mag men verder met de bouwwerkzaamheden
D
-
achterafpunt
nadat het bouwonderdeel gereed is, zal de controle plaatsvinden
Voorbeelden: B2 is een uitvoeringspunt wat op hoofdlijnen tijdens het bouwproces wordt gecontroleerd. C3 is een wachtpunt wat op hoofdlijnen en kenmerkende details wordt gecontroleerd terwijl men niet verder mag bouwen. Pas na goedkeuring mag men verder met het bouwproces.
Pagina 67 van 68
Beleidsplan toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Bijlage 10: Stappenplan handhavingsstrategie
Pagina 68 van 68